Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 128

Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 1

Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken:


de EXACTE datum is Kores

Het laatste avondmaal, Ugolino da Siena (Ugolino di Nerio) 1325–30 –


Robert Lehman Collection, 1975.
Men leert in de leer van de bedelingen dat het joodse volk de volle waarde van het Nieuwe
verbond nog niet heeft meegemaakt. Dat zal voor later zijn, in onze dagen nog, want we leven in
de tijd van het einde leren ze ons. Onder andere daarover gaat mijn antwoord aan een criticus
van onze laatste tekst over de start van de 70 jaarweken. Voor ons is de dood van de Verlosser
sleutel tot alles en niet de toekomst van de joden als volk door God opnieuw uitverkoren. Deze 3
teksten geven hier duidelijkheid over.
Heb.8:13 HSV: “13 Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor
verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.”
Rom.10:4 HSV: “4 Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die
gelooft.” (Zie ook Mat.5:17 / Hand.13:39 / Heb.10:1.)
Col.2:13,14 NBG: “Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en
onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen
kwijtschold, door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 2

bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.”
Leest u ook regelmatig literatuur van en over de leer van de bedelingen, beter gekend als de
leer van het “dispensationalisme”? Dit zijn meestal 7 fasen (of zelfs negen volgens enkelen)
waarin God op verschillende manieren met Zijn schepselen omgaat. Verschillende manieren om
Zijn plannen en doel ten uitvoer te brengen. Dit is één van mijn kritische aantekeningen erbij. Het
zullen er rond de zes of zeven worden, naargelang hoe het verder verloopt. Bedenk wel, we
hebben geen enkel probleem met de scheiding Oud en Nieuw Verbond (Testament). Of dat er nog
een verbond was met Adam en Eva of met Noah. Daar gaat het dus niet om, u zal wel merken
waarover wel!
Lede, 04 jan. 2020

******
Dag X, (ja, ik maak er weer wat van ter publicatie, zodat ik je naam niet publiceer.)

Drie kleuren in wat volgt:


Zwarte tekst van mijzelf (soms ingekleurd om een bepaalde nadruk te leggen)
Rode tekst citaten uit je e-mail
Blauw: vragen van mij aan jou om te beantwoorden: bladzijden 4,7,13,16,19,23,30,56,67,
70,80,85,106. Neen, je hoeft die antwoorden niet aan mij door te sturen. Het is een test of je
wel las wat ik schreef en jouw visie klopt en deze van mij niet.

Is het zo moeilijk om iemands verhaallijn te lezen en dan argumenten ertegen bijeen te


sprokkelen? Ja blijkbaar wel, je doet het niet beter dan Jehovah’s Getuigen: als ze iets van een
vraag krijgen aan de deuren en géén antwoord erop hebben dan komen ze nog eens terug met
een “rijpere broeder” of dan gaan ze het vlug over een andere boeg gooien. Ik zal maar beginnen
met mijn uitleg waarom je niet wil begrijpen wat ik zeg. Ik weet waar het schoentje knelt! Je
ontving mijn tekst van de 70 jaarweken, niet minder dan 150 bladzijden op 29 november en op 1
december kreeg ik al antwoord. Zonder op enig detail in te gaan! Kan ik zo vlug lezen en verstaan?
Jij wel?

Je 1ste citaat: “Nu dan toch even een korte reactie op jouw schrijven. Allereerst een
vooropmerking. Jouw uitleg over het begin van de jaarweken onder Kores en Artaxerces die
waarschijnlijk het bevel van Kores verder uitwerkte deel ik, zoals ook blijkt het mijn betoog. Verder
blijken wij nog even ver te zijn als voorheen.”

Ik heb dit geschreven in mijn tekst:

De vier mogelijke startpunten die gegeven zijn en aanvaard worden, door de commentatoren,
voor het begin van de “de zeventig jaarweken” uit Daniël 9:24-27 zijn de volgende:
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 3

1°) een BEVEL, bestaande uit een proclamatie (‫ ~ קול‬Kol) en geschriften (‫~ מכתב‬
Michtav), van Kores in 538/537 v. Chr. (Ezra 1:1-4 / Jesaja 45:1),
2°) een BEVEL (‫~ טעם‬Taam) van Darius in 520 v. Chr. (Ezra 6:1-12),
3°) een BEVEL (‫~ טעם‬Taam) van Artaxerxes in 457 v. Chr. (Ezra 7:12-26),
4°) een TOELATING (en u leest goed want dit is géén bevel in de Hebreeuwse tekst) van
Artaxerxes aan Nehemiah om de muur rondom Jeruzalem af te werken in 446/445/444 v.
Chr. (Nehemia 2). Als u hier in de plaats van wat er staat TOELATING: dit leest of
interpreteert als “bevel” dan heeft u al een wijziging gedaan die gelijk geschakeld kan
worden als een inlegkunde spitsvondigheid. De koning geeft aan Nehemia “brieven” (
‫ ~ אגרות‬Iggrot) voor een veilige doorgang, door de landen van dat immense wereldrijk.
Nehemia mag wat nodig is:
1°) IN DE STAD JERUZALEM OF ROND DE STAD
2°) EN OOK DE TEMPEL
3°) HERSTELLEN?
Het gaat niet om een totaal nieuwe bouwwerf! Wel een zware opknapbeurt.

Blijkbaar niet genoeg voor jou. De teksten waarom 1,2, en 3 gaan over dezelfde zaak en daar heb
ik alle belangrijke teksten bij gegeven. Heb je ze gelezen? Waarom niet? want ik betwijfel dat! Ik
kan alles niet uitschrijven dan zijn er nog wel tien bladzijden meer in mijn tekst. Dit is de tekst die
dat duidelijk maakt Ezra 6:14: “14 En de oudsten van de Joden bouwden en maakten goede
vorderingen onder de profetie van Haggaï, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo. Ze bouwden
en voltooiden het overeenkomstig het bevel van de God van Israël en overeenkomstig het bevel
van Kores en Darius en Arthahsasta, de koning van Perzië.” Lees daar niet in wat Nehemia later
doet want het is een verklaring over Arthahsasta uit de dagen van Ezra, het is daar dat we de
tekst vinden. Wat Nehemia doet/zal doen is daarbij niet inbegrepen! [De Nederlandse naam is
Arthahsasta, de Griekse vorm hiervan is Artaxerxes.]
Ja het begrip “bevel” staat wel degelijk driemaal in het boek Nehemia maar dat is niet een
bevel van de koning van Perzië aan die man, maar andere bevelen.
Neh.7:2: “En ik gaf BEVEL aan mijn broeder Hanáni, en aan Hanánja, de overste van de
burcht te Jeruzalem, want hij was als een man van getrouwheid, en godvrezend boven ve-
len.”
Neh.13:9: “Voorts gaf ik BEVEL, en zij reinigden de kamers; en ik bracht daar de vaten van
Gods huis weer in, met het spijsoffer en de wierook.”
Neh.13:19: “Het geschiedde nu, toen de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor de
sabbat, dat ik BEVEL gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden
opendoen tot na de sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, opdat er geen
last zou inkomen op de sabbatdag.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 4

Hier Nehemia 2:7-8 Willibrordvertaling geeft aan waarover het gaat: “7 Toen zei ik tot de
koning: 'Als het de koning behaagt moge hij mij brieven meegeven voor de stadhouders
aan de overzijde van de Rivier, zodat zij mij op mijn reis naar Juda doortocht verlenen. 8 En
ook een brief voor Asaf, de koninklijke houtvester, dat hij mij boomstammen moet leveren
om er balken van te maken voor de poorten van de tempelburcht, voor de stadsmuur en
voor een huis voor mijzelf.' Omdat mijn God mij genadig was, voldeed de koning aan mijn
verzoek.” Zo geraakt Nehemia onder begeleiding van een groep soldaten Palestina. Neen
er zijn onder zijn toezicht geen grote werken geweest aan de tempel maar wel aan de
muur en de deuren van de ingangen van de stad. Want Nehemia had dit gehoord van zijn
verwanten “3 Zij zeiden tegen mij: De overgeblevenen, die uit de gevangenschap daar in
het gewest zijn overgebleven, verkeren in grote ellende en in smaad. In de muur van
Jeruzalem zijn bressen geslagen en zijn poorten zijn met vuur verbrand.” (Nehemia 1:3
HSV)

Daarom drie vragen aan jou over die situatie:


Hier is mijn eerste vraag die jij moet oplossen: geef me één tekst of meer dat wat Nehemia doet
onder Artaxerxes van hetzelfde kaliber is als wat in de andere drie staat en gestoeld is op het
Kores decreet?
Hier is een tweede vraag: als je toch start met Kores, zeg je dan ook dat de 70 jaarweken een
symbool van volheid zijn en dus niets te maken heeft met jaren van 365 en een/vierde of een
zogenaamde jaarkalender van 360 dagen? Het is het ene of het andere?
De derde vraag: als je dat gaat baseren op wat Nehemia moest doen en dat doet zoals in de
dispensaties rekenen met een jaar van 360 dagen waar haal je dat? Als het in het vloedverslag
is aangegeven vertel me eens in welke tekst er staat dat 1 jaar aan 360 dagen gelijk is? Of zou
het niet kunnen zijn dat zoals men in die dagen rekende met 12 x 30 dagen (in Babylon
bijvoorbeeld en Egypte) er wel degelijk 365 dagen waren. Maar men rekende 12 x 30 plus om
het te laten overeenkomen, PLUS 5 EXTRA DAGEN?
Als je denkt dat we het moeten hebben over Immanuel Velikovsky, waar de dispensationalisten
dan verwijzen, weet me te zeggen of je dat ook doet? Hij zegt dat voor de vloed een jaar 360
dagen was, maar dat is vanuit zijn stellingen! Zeg je er ja op: dan krijg je van mij ook, enkele
bladzijden kritiek op zijn stellingen!

Als je ooit eens Jesaja 44 de laatste 2 verzen en Jesaja 45:1-13 leest weet me eens te zeggen of
daar de toelating staat behalve een tempel
1°) om in Jeruzalem huizen te bouwen
2°) en een muur rond de stad te zetten? Je weet toch dat Hosea ze verwijt meer met hun eigen
huizen bezig te zijn dan met de tempel. Ik ken er geen enkele maar vergeet niet dat je al mijn
argumenten bijna dynamiteert als je dat kan vinden. Zoek er eens hard naar! Maar toch nog niet
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 5

helemaal in mijn nadeel want je zal er geen vinden. Dus neem een eigen conclusie, in deze aard
van uitleg: “ik heb me wat laten wijsmaken!”

In Ezra 4 lezen we iets over de klacht die, de vijanden meestal Samaritanen, aan koning van
Perzië, voorleggen om de Israëlieten te straffen. Ezra 4:21-24 HSV zegt: “21 Welnu, geef bevel
deze mannen op te laten houden, zodat die stad niet herbouwd wordt, totdat door mij daartoe
het bevel wordt gegeven. 22 Hoed u ervoor om hierin een nalatigheid te begaan. Waarom zou de
schade toenemen ten nadele van de koningen? 23 Zodra het afschrift van de brief van koning
Arthahsasta voorgelezen was voor Rehum, Simsai, de secretaris, en hun ambtgenoten, vertrokken
ze haastig naar Jeruzalem, naar de Joden en lieten hen met kracht en geweld ophouden. 24 Toen
hield het werk aan het huis van God in Jeruzalem op, ja, het hield op tot het tweede regeringsjaar
van Darius, de koning van Perzië.” En in Ezra 5:9,10 het vervolg: “Zij zonden hem een verslag en
daarin was als volgt geschreven: Aan koning Darius, alle welstand! 9. Toen hebben wij aan deze
oudsten gevraagd en hun als volgt gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te herbouwen en
deze muur te voltooien? 10 Verder hebben wij hun ook hun namen gevraagd, om ze u te kennen
te geven, zodat we hierbij de namen opschrijven van de mannen die aan het hoofd van hen
staan.”

Dit is een deel van het antwoord van de koning van Perzië: “11 Ook wordt door mij bevel
gegeven dat van iedereen die dit bevel overtreedt een balk uit zijn huis zal worden uitgerukt,
die zal worden opgericht; daaraan zal hij worden opgehangen. Zijn huis zal hierom tot een
mesthoop gemaakt worden. 12 Moge God, Die Zijn Naam daar heeft doen wonen, elke koning en
elk volk omverwerpen die zijn hand uitstrekt om mijn bevel te overtreden door dit huis van God in
Jeruzalem te schaden. Ik, Darius, heb het bevel gegeven, laat het zorgvuldig uitgevoerd worden.”
Het bevel van deze koning is hetzelfde als wat Kores aan de terugkerende Israëlieten zei op basis
van Jesaja 44:28 Willibrord 1995 waar we lezen dat koning Kores twee bevelen zal geven aan
wie uit de ballingschap komt naar Jeruzalem en let goed op het is een bevel van YaHWeH aan
Kores:
“28 Die over Kores zegt: “Hij is mijn herder,
en alles wat Mij behaagt brengt hij tot stand”,
die over Jeruzalem zegt: “Het zal herbouwd worden”,
en tegen de tempel: “Word opnieuw gevestigd.”

Als je dan met deze opmerking komt: “Verder blijken wij nog even ver te zijn als voorheen” dan is
dat bedroevend en dan bedoel ik voor jou. Dat leert me dat een leerling van de bedelingen voor
weinig Bijbels onderzoek vatbaar is.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 6

Maar ik ga gewoon verder. Je gaat in je bijvoegsel (niet zelf geschreven, dat is duidelijk) mij
vertellen dat het nog voor veel later is. Je zegt: “Als na de 69e jaarweek de Heere Jezus wordt
gekruisigd, zet God de tijdrekening stil. Israël heeft haar Messias verworpen en wordt tijdelijk
terzijde gesteld.” Want zeg je er moet nog wat anders gebeuren volgens Dan.9:24! Wat zegt
Dan.9:24 Wil: “24 Voor je volk en voor je heilige stad is een duur van zeventig weken vastgesteld
om aan de misdaad een eind te maken, om de zonde te doen verdwijnen en om de
ongerechtigheid uit te boeten, om eeuwige gerechtigheid te brengen, om het zegel te drukken op
de openbaringen van de profeten en om het hoogheilige te zalven.” Dat schuif je dan verder naar
de toekomst toe. Kijk eens naar mijn uitleg op de bladzijden 82 en verder van mijn tekst over de
Exacte datum. Weet me te vertellen waar ik een fout maak! Als Jezus dat niet heeft vervuld in al
zijn aspecten dan kan met Pinksteren de Heilige Geest niet komen! En is Zijn koninkrijk niet
gestart!

Dat kan toch niet kloppen wat de bedelingen zeggen: er zijn 70 jaarweken vastgesteld, een brok
geschiedenis genomen uit deze van Israël! En jij gaat dan een breuk maken tussen 69 ste en 70ste. Je
durft nogal wat. Je doet wat de rabbijnen doen: zij maken een breuk tussen de eerste zeven en
dat zeggen ze om te omzeilen dat er toch geen enige verwijzing zou zijn naar Jezus. Zie mijn tekst
over de “atnach” bladzijden 97 en verder.

Kijk dan ook naar bladzijden 100 en verder van mijn vorige tekst waar ik deze inleiding geef.
“Mag ik deze tien punten (het konden er ook 15 geweest zijn) meegeven als een betrouwbaar
getuigenis dat Daniel's 70ste week helemaal niet verwijst naar een “toekomstige verdrukking voor
Israël.”” En néén, Satan heeft nooit een verbond gehad met Israël zie bladzijden 103 en verder.
Hij kan dus niets vernieuwen maar God heeft dat meerdere malen gedaan zie de rest van die
tekst.

De enige basis voor het geloof in een toekomstige zevenjarige periode die de grote verdrukking
genoemd is, leren we uit wat kan worden genoemd: de “uitstel-interpretatie.” De uitleg van de
bedelingen is genoeg bekend: met Palmzondag stopt God de klok voor Israël. Rare uitleg, want
God start ze dan toch wederom op met Pinksteren wanneer hij met Israëlieten een splinternieuw
verbond aangaat. Voor de zoveelste keen, maar ditmaal voor de laatste keer. Nu is het welletjes
geweest. Dit leren wij: dat het niet de bedoeling van Christus was om op Palmzondag naar de
macht te grijpen of koning te worden op dat moment. Jezus is geboren als Messias en heeft de
acclamaties van het ongelovig volk niet nodig om wat te forceren waarvoor Hij niet gekomen is.
Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerd verhaal bij die Palmzondag. Dit zijn
vijf onvervalste redenen waarom de “uitleg volgens de bedeligenleer” fout is.

Dit is de eerste: profetie na profetie moest vervuld worden in die dagen. Ook dit, want Zacharia
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 7

9:9 had het voorspeld.


9 Verheug u zeer, dochter van Sion!
Juich, dochter van Jeruzalem!
Zie, uw Koning zal tot u komen,
rechtvaardig, en Hij is een Heiland,
arm, en rijdend op een ezel,
op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.

Maar toen, op Palmzondag, koning worden was daar geen deel van.

De tweede reden waarom de uitleg van de dispensationalisten verkeerd is over Palmzondag is


deze. Er loopt namelijk nog een ander parallel verhaal in de evangeliën. Dat, van Israël waar men
absoluut geen oren heeft naar de boodschap van Jezus en toch is Hij hun koning, hun priester en
hun profeet. Hun ogen, oren en hart zijn afgesloten, verhard en onbekeerd. Met Pinksteren zal
het veranderen.
Dit is de derde reden: Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor zondaars.
Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerde indruk van die Palmzondag. Hij moet
nog sterven en dat men in de dispensatieleer dat sterven ontkoppeld heeft uit de profetie van de
490 jaar is een kwalijke zaak. Want leren ze niet dat met die zondag de KLOK VOOR ISRAËL IS
GESTOPT. Maar Jezus sterft aldus tussen de 69ste en 70ste week, namelijk 5 dagen nadat men de
Messias heeft verworpen! Dat is een verkeerde uitleg van de profetie: want dan kan het vers 24
niet vervuld worden, dat hangt ergens in het ijle. Dit maakt de berekening van Sir Robert
Anderson, wiens berekeningen de meeste dispensationalisten volgen of nog een jaar minder 444
v. Chr., totaal onmogelijk als interpretatie.
Christus sterft nadat de 69ste week is gestopt (op Palmzondag) maar die dood is zelf niet vervat
in de 70ste week. Is het dan een deel van de profetie?
Waarom zou het sterven van de Verlosser “tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken
en tweeënzestig weken” (Dan.9:25) in de periode van de 70 jaarweken niet vervat zijn? En vijf
dagen later plaatsgrijpen?
De vierde reden waarom er geen overdreven nadruk mag liggen op de betekenis van het
Palmzondagfeest is hoe het evangelie van Johannes dat beschrijft. Palmzondag staat in de vier
evangeliën beschreven en Johannes geeft een theologische reden waarom dat feest niet is
uitgelopen op wat dispensationalisten erin leggen.
De vijfde reden waarom we geen overdreven nadruk mogen leggen op het Palmzondagfeest is
wat er profetisch gezegd is over de Messias en Zijn werk in deze wereld. Dat heeft namelijk niet
slechts met Israël te maken maar ook het offer van Zijn dood voor de NIET-JODEN. Dat vergeet
men in de dispensatieleer te vernoemen. God gaf Zijn zoon voor de wereld en niet alleen maar
Israël.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 8

Kijk hier eens waarom de argumentatie van de bedelingen met Palmzondag een foutieve
interpretatie is van die zaak: ze hebben niet de macht o het recht om Jezus als Messias als
“koning” te maken. Hij is als KONING GEBOREN. God moet voor hun ongeloof de “klok” niet
stoppen, de leer van de bedelingen heeft een verkeerde klok op het oog! Hier Lucas 1:32 met de
woorden van de engel Gabriël over die zaak!

Staten Vertaling © Lutherse Vertaling


32 32
Deze zal groot zijn, en de Zoon des Deze zal groot zijn en een Zoon des
Allerhoogsten genaamd worden; en Allerhoogsten genoemd worden: en
God, de Heere, zal Hem den troon van God de Heer zal hem den troon van
Zijn vader David geven. zijnen vader David geven;

© Leidse Vertaling © NBG


32 32
Deze zal groot zijn en zoon des Deze zal groot zijn en Zoon des
Allerhoogsten genoemd worden; hem Allerhoogsten genoemd worden, en de
zal de Heere God den troon van zijn Here God zal Hem de troon van zijn
vader David geven; vader David geven,

Zijn lijn van afstamming loopt van Abraham naar David de eerste “echte” koning in Israël
(Mat.1:1). De engel Gabriël spreekt over Hem als de toekomstige “koning over het huis van
Jacob” (Luc.1:32,33). Maria profeteert de vervulling van de beloften aan Abraham gegeven en
daar is in een later stadium de ganse wereld bij betrokken (Luc.1:46-56). Zacharias bezingt het
herstel van “het huis van David.” Het “heilige verbond (...) verbond dien Hij (God) zwoer aan
Abraham” zal God gedenken (Luc.1:69,7,72,73). De Magiërs gaan op zoek naar “de koning der
Joden (...) want wij hebben zijn ster gezien” (Mat.2:2). De profeet Simeon ten slotte looft God
wanneer hij de kleine Jezus in zijn armen neemt. Hij heeft nu met eigen ogen “het heil van de
wereld” gezien (Luc.2:29-32), dus de heilbrenger voor de ganse wereld. Nog wat eraan
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 9

toegevoegd met betrekking tot Palmzondag. In het Lucasevangelie is duidelijk gemaakt dat er
twee groepen zijn in dat verhaal: “de schare van volgelingen” van Jezus die Hem als Messias zien
en “de schare van joden” die hem niet willen, met de Farizeeën voorop.
Lucas 19:37: “37 Toen Hij reeds dicht bij de helling van de Olijfberg was gekomen, begon
de hele menigte van de discipelen zich te verblijden en God met luide stem te loven om
alle machtige daden die zij gezien hadden.”
Lucas 19:39: “39 En sommigen van de Farizeeën uit de menigte zeiden tegen Hem:
Meester, bestraf Uw discipelen.”
We mogen dus zeker besluiten dat de leer van de bedelingen over Palmzondag een niet-Bijbels
verhaal verteld.

Kort samengevat: zelfs de dood van Jezus valt buiten de 70 weken, want Hij stierf tussen de
door God ingepaste periode van de gemeente van Christus. Het beeld is: de periode van de
zesennegentig weken loopt van Nehemia tot aan Palmzondag, God stopt zijn klok voor Israël,
Jezus sterft vijf dagen later en dan zal ooit in de toekomst de zeventigste week starten. Dat leert
de Schrift niet, het klinkt “science fiction.” Op de keper beschouwd is Jezus dan niet gestorven
voor Israël maar voor alle gelovigen van alle rassen = de gemeente. En Jezus zal niet meer sterven
ergens voor de 70ste week start of na de 70ste week. Dat is een theologie die niet rechtlijnig is.
Want dan zou met Pinksteren Petrus niet hebben kunnen zeggen Handelingen 2:17: “17 En het
zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw
zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen
zullen dromen dromen.” Ja, toen zijn de laatste dagen begonnen voor Israël en in die tijd tot de
Wederkomst moet elke Israëliet, man of vrouw, zich bekeren. Mag ik er dit nog aan toevoegen uit
de preek van Pinksteren Handelingen 2:33,36: “33 Hij dan, Die door de rechterhand van God
verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort
wat u nu ziet en hoort. (…) 36. Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een
Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.”

Voor mij is dat meer dan duidelijk en overtuigend: Israël moet dat aannemen of ze komen
niet in aanmerking voor het koninkrijk dat Jezus nu gestart heeft. Ja, Jezus zit op Zijn troon en
regeert zegt Handelingen 2:30: “30 Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een

eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de

Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te

zetten.” Er is volgens het Nieuw Testament een geestelijk Israël ONTSTAAN, een geestelijk

Zion en geestelijke Joden (= geestelijke Israëlieten) die met de bekeerde letterlijke Joden één volk
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 10

zijn geworden. De Messias Jezus heeft één kudde, géén twee, VAN GELOVIGEN UIT ALLE RASSEN
EN TALEN zegt Openbaring! Hier enkele teksten; Romeinen 9:6-8 HSV: “6 Ik zeg dit niet alsof het
Woord van God vervallen is, want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. 7 Ook niet
omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Maar: Alleen dat van Izak zal uw
nageslacht genoemd worden. 8 Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar
de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend.” Ook Romeinen 2:28,29 HSV:
“Romeinen 2:28 Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in
het openbaar in het vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is
besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar
uit God.”

Natuurlijk was er een echt aanbod van het koninkrijk, maar dan alleen in de boodschap
dat het niet van deze wereld was. Je kon je er wel al, door bekering, op voorbereiden. En het zou
kortelings opgericht worden. Hier de HSV-tekst.
 Lukas 13:28: “28 Daar zal gejammer zijn en tandengeknars, wanneer u Abraham, Izak en
Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zult zien, maar u buitengeworpen.” Dat
heeft betrekking op dezen die leven in de dagen van Jezus, ”maar u” = de afvallige joden,
worden buitengeworpen als het er is. Dat zegt het vervolg namelijk Lukas 13:29, 30: “29
En daar zullen er komen van oost en west, van noord en zuid, en zij zullen aan tafel gaan in
het Koninkrijk van God. 30 En zie, er zijn laatsten die de eersten zullen zijn en er zijn
eersten die de laatsten zullen zijn.”
 Mat.11:12: “12 En van de dagen van Johannes de Doper af tot nu toe wordt het Koninkrijk
der hemelen geweld aangedaan, en geweldenaars grijpen het.”
 Luc.16:16: “16 De Wet en de Profeten zijn er tot Johannes. Vanaf die tijd wordt het
Koninkrijk van God verkondigd, en ieder doet het geweld aan.”
 Joh.18:36: “36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn
Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan
de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.”
 Joh.18:37: “37 Pilatus dan zei tegen Hem: U bent dus toch een koning? Jezus antwoordde:
U zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben Ik in de wereld
gekomen: om voor de waarheid te getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan
Mijn stem gehoor.”

De allegorie die Paulus gebruikt in Gal.3:26-29 maakt een en ander zeer duidelijk. Hieruit blijkt
dat er met betrekking tot het verbond van de Sinaï een begindatum voor gegeven kan worden en
een einddatum. Die einddatum ligt niet in de toekomst: er is géén herstel van dat verbond te
verwachten. Want God heeft ondertussen een NIEUW VERBOND met Israël gesloten (Jer.31:31-
34). Het begin ligt bij de berg en het einde eindigt op een andere berg, waar de Heer sterft en Hij
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 11

Zijn bloed in hemelse gewesten aan de Vader heeft aangeboden. U leest daarbij Galaten
3:17,19,25 en Hebreeën 8:13.

God heeft een deel van zijn overspelig volk Israël vergeven, gereinigd en als maagd
aangenomen. God heeft met Pinksteren geen nieuwe vrouw tot zich genomen, maar dezelfde in
wedergeboren en geheiligde toestand. En gezien die toestand moet God zich dus niet opnieuw
inmengen met het vroegere afvallige Israël, allen die hoorden tot het overblijfsel van ware
gelovigen zijn toen gezegend. Het enige wat kan geschieden en werkelijk geschiedde is het
volgende: Gods genade werkt zo over het volk Israël dat er velen tot bekering komen. Ze worden
opgenomen in het nieuwe verbond waar er ondertussen geen onderscheid meer is onder de
volkeren. God heeft met: “het huis van Judah en het huis van Israël” een nieuw verbond gesloten
(Heb.8:8 / 9:14,15).

Het NT zegt zondermeer dat met Pinksteren het nieuwe verbond al is begonnen (Mat.26:28 /
Hand.2:36-40). Op die dag gaan een reeks nieuwigheden in voege treden.
a) Een nieuwe wereld begint Mat.9:16,17.
b) Een nieuwe machthebber zit op de troon Mat.28:18-20
c) Een nieuw verbond gaat van kracht Heb.8:6-13.
d) Er is een nieuw priesterschap aangesteld 1 Pet.2:5
Hand.2:42 / Opb.1:6 / 5:10.
e) Er wordt een nieuwe boodschap gepredikt 1 Cor.15:1-4 / Gal.1:6-9.
f) Er is een nieuw fundament gelegd Mat.16:18 / 1 Cor.3:11 / Joh.13:34,35.
g) De onderdanen zijn nieuw Joh.3:3-7 / Gal.4:1-7.
h) De termen van burgerschap zijn nieuw Hand.2:37-41 / Joh.3:5.
i) Een ganse reeks nieuwe geestelijke zegeningen zijn
gegeven aan de onderdanen Eph.1:3 / 1 Pet.2:5.
j) Een nieuwe levensregel gaat in voege Hand.2:42 /
Joh.4:24 / Eph.4:13 / Col.2:6-8 / Jac.1:25.

Ik geef je nog eens mijn lijst mee van de vernieuwingen die God doet om de status van Israël
weer goed te maken. Om te illustreren hoeveel verbonds-vernieuwingen er niet waren in Israël,
hier een lijstje, en dan heb ik de komst van DE GEEST, DE HEILIGE met Pinksteren nog niet daarbij
geteld. God moet vanwege de afvalligheid van Zijn volk opnieuw met hen beginnen: een nieuwe
verbond sluiting dat steeds op de leest geschoeid is van het verbond met Abraham en daar hoort
dan ook de gemeente van Christus bestaande uit joden en heidenen bij.
• VERNIEUWING DOOR JOZUA. Na de verovering van het land is er een vernieuwing van het
verbond te Shechem (Joz.8:30-35 / 24:14-16 / Deut.7:1-8).
• VERNIEUWING DOOR SAMUËL. In 1 Samuël 12 is het woord verbond niet gebruikt maar
alles wat er gebeurd lijkt op een bevestigen van het vroegere verbond van God met Israël. De
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 12

geschiedenis van Israël herhaalde zich (12:8-13). De profeet roept het volk op God te
gehoorzamen (12:14, 20-21) en merkt op dat er consequenties zijn bij eventuele overtreding
(12:15, 25). Waarop het volk toezegt, te doen wat God vraagt (12:22).
• VERNIEUWING ONDER ELIA. 1 Koningen 18 vertelt het verhaal van Elia met de profeten
van de Baäl en Ashera op de berg Carmel. Elia is er het beeld van Mozes. Het altaar bestaat uit 12
stenen, de voorstelling van de 12 stammen (18:31). Veel van wat beschreven staat op de berg
Sinaï (Exodus 24:4) en wat Jozua bij de verovering van Kanaän gedaan heeft (Jozua 4:8-9,20). Elia
beklaagt zich over de zonden van het volk en roept ze op trouw te zijn aan het verbond (1
Kon.19:10). Wie de wet zal verbreken zal door Gods zwaard gestraft worden, een term uit het
verbond (Lev.26:25) en de zwaarden van Hazaël en Jehu (1 Kon.19:17). Wanneer men trouw is
aan het verbond is men ook zeker van de goddelijke aanwezigheid en het wonen in het land (1
Kon.19:18 / Rom.11:2-5).
• VERNIEUWING DOOR JEHOÏDA & JOASH. 2 Kon.11:17-18 beschrijft tweemaal een
verbondsvernieuwing. Het volk en de koning zweren trouw aan God en het volk bevestigd zijn
trouw aan David en zijn opvolgers Athaliah (11:1-3). Daaropvolgende is er een grote kuis in de
tempel. Alles wat aan Baäl-aanbidding doet denken wordt weggedaan en Mattan, de priester van
Baäl verwijdert.
• VERNIEUWING DOOR HEZEKIA. De reformatie onder deze koning is zeer goed beschreven
in 1 Kronieken 29-30. Er is een herstel van de tempel die al vervallen lijkt en een vernieuwing van
de beloften van priesters en levieten. Hij laat de bronzen slang vernietigen want ze was als een
afgodspaal voor velen geworden (Num.21:9 / 2 Kon.18:4). Wanneer de tempeldienst hersteld is
worden alle Israëlieten uitgenodigd naar Jeruzalem te komen om er Pesach te vieren (Deut.16:1-
8), zelfs dezen van het tienstammenrijk zijn uitgenodigd (1 Kron.30:1-12). Het volk reinigt zich van
alle soorten plaatselijke afgoderij (31:1). Door deze handeling van Hezekiah is hij zegevierend ten
oorlog getrokken tegen zijn vijanden (1 Kon.18:7,8).
• VERNIEUWING DOOR JOSIA. Josia was slechts acht toen hij koning werd en begon God te
zoeken (2 Kron.34:3). Toen hij twaalf was reinigde hij Jeruzalem, Juda, Manasse, Ephraïm en
Simeon van de altaren van afgoden (34:4-7). Op zijn achttiende werd het boek van de wet
opnieuw gevonden in de tempel (2 Kon.22:3-10 / 2 Kron.34:14-18). Vanaf die tijd gaat hij op zoek
naar andere afgodische praktijken in het ganse land (2 Kon.23:1-25) en laat het Pesach vieren (2
Kron.35:1-19). Dit was volgens de historicus die Kronieken schreef het grootste Paasfeest ooit
gehouden sinds de dagen van Samuël (2 Kron.35:18).
• VERNIEUWING ONDER EZRA & NEHEMIA. Het lange gebed van verootmoediging door de
Levieten (Neh.9:5-37) doet denken aan Gods genadeverbond met de kinderen van Abraham. In
het gebed is duidelijk onderstreept dat het volk alle voorgaande dingen heeft ondergaan omdat
ze ontrouw waren aan Gods verbond. Het volk gaat hierop in en zal zich in de toekomst houden
aan Gods wetten die Mozes heeft ontvangen (9:38 /10:28-29). Men zal de vreemde vrouwen
uitbannen (10:30 / Exod.34:16) en de Sabbat en de Sabbatsjaren naar de wet onderhouden
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 13

(Neh.10:31 / Exod.23:10-12 / Lev.25:1-7). Men zal zowel de tempel als de levieten in ere houden
en volgens de wet er naar leven (Neh.10:32-39).

De Almachtige beschreef lang van tevoren wat er zou gebeuren als Israël ontrouw zou worden
aan het verbond. Uit Leviticus 26 Willibrordvertaling enkele verzen: “13 Ik ben Jahwe uw God, die
u uit Egypte heb geleid, zodat gij geen slaven meer hoeft te zijn. Ik heb de stangen van uw juk
gebroken en u rechtop doen gaan. 14 Maar als gij Mij niet gehoorzaamt en deze geboden niet
onderhoudt, 15u van mijn wetten niets aantrekt en mijn beslissingen afwijst, als ge mijn geboden
niet onderhoudt en ontrouw wordt aan mijn verbond, 16 weet dan wat Ik met u ga doen. Ellende
breng Ik over u. Tering en brandende koorts ontnemen uw ogen het licht en tasten uw
levenskracht aan. Zaait gij, dan is het voor niets; uw vijanden eten het op. 17 Ikzelf treed tegen u
op, zodat gij valt onder de slagen van uw vijand. Die u haten, heersen over u. Gij slaat op de
vlucht, ook als niemand u achtervolgt. (…) 23 En als ge dan door dit alles nog niet wijzer zijt
geworden en u tegen Mij blijft verzetten, 24 dan zal ook Ik hard tegen u zijn. Ik zal u zevenvoudig
slaan om uw zonden. 25 Het zwaard roep Ik tegen u op om de schending van het verbond te
wreken. Kruipt gij bijeen in uw steden, dan laat Ik de pest op u los, zodat gij in de macht van uw
vijanden valt. 26 En als Ik voor u geen brood op de plank heb, zullen tien vrouwen in een oven
bakken en het brood in porties verdelen. Gij zult wel eten, maar niet genoeg krijgen. 27
Gehoorzaam gij ondanks dat alles nog niet en blijft gij u tegen Mij verzetten, 28 dan blijf Ik in mijn
toorn ook hard tegen u. Zevenvoudig tuchtig Ik u om uw zonden. (…) 36 Die het overleven, sla Ik
in het land van hun vijanden met schrik en beven. Als ze een opwaaiend blad horen ritselen, slaan
zij al op de vlucht als voor het zwaard. Zij vallen neer, ofschoon niemand hen achtervolgd. (…) 40
Dan zullen zij hun schuld en die van hun voorouders bekennen, hoe zij Mij ontrouw zijn geweest
en tegen Mij in zijn gegaan, 41 zodat ook Ik tegen hen ben ingegaan en hen in het land van hun
vijanden gebracht heb. En als hun onbesneden hart zich zo vernedert en zij voor hun schuld
boeten, 42 dan zal Ik weer denken aan mijn verbond met Jakob, denken aan mijn verbond met
Isaak en Abraham, en aan het land. (…) 44 Maar zelfs als zij in het land van hun vijanden zijn, zal
Ik in mijn verachting en afschuw tegenover hen niet zo ver gaan, dat Ik een eind aan hen maak;
dan zou Ik ontrouw zijn aan mijn verbond met hen. Ik ben Jahwe uw God. 45 Ik zal weer denken
aan het verbond met hun voorvaderen, die Ik onder de ogen van de volken uit Egypte heb geleid,
en Ik zal hun God zijn. Ik, Jahwe. 46 Dat zijn de geboden, wetten en onderrichtingen, waardoor
Jahwe door bemiddeling van Mozes de verhouding tussen Hem en de Israëlieten omschreef.”

Is voor jou het Pinksterfeest van Handelingen 2 een nieuwe start voor Israël? Is Joël 2:28:
“Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw
dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen
visioenen zien” op dat moment vervuld of niet? Is ongeveer drie jaar later dat ook niet vervuld
aan de heidenen volgens Hand.10:45: “45 En de gelovigen die van de besnijdenis waren,
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 14

zovelen als er met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat de gave van de Heilige
Geest ook op de heidenen uitgestort werd”, waardoor God Zijn gemeente uitbreidt tot de
heidenen?

Een slotopmerking over het onderwerp van mijn uitleg dat “het koninkrijk van de Vader” = aan
het koninkrijk van de Zoon.” Dat is er gekomen op Gods tijd en niet wat men dacht in de dagen
van Jezus: Romeinen buiten en wij aan de macht! Het komt niet zoals de leer van de bedelingen
zegt = in een 1.000jarig rijk! Kijken we eens naar Daniël 2:44: “44 In de dagen van die koningen
zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te gronde zal
gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal overgaan. Het zal al die andere
koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen, maar zelf zal het voor eeuwig standhouden.” Dit is de
toekomende tijd “zal een koninkrijk oprichten”, waaruit blijkt dat het koninkrijk waar hierover
gesproken wordt niet de “universele heerschappij van God” is of de “natie van Israël” was, want
ze bestonden al. Maar let goed op: dat spreekt over een tijd dat Israël niet langer erkend zou
worden als Gods koninkrijk.

Tijdens zijn prediking tegen het einde van Zijn werk op aarde zei Jezus tot de joden: “43 Daarom
zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat
de vruchten ervan voortbrengt.” (Matthéüs 21:43). Dat laat niets van onduidelijkheid overeind
staan. Hij zegt niet dat het zal worden gegeven aan joden die het beter doen maar zal worden
aan “een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt.” Het begrip volk krijgt een andere
dimensie, het gaat om gelovigen en gezien die komen uit alle rassen en volkeren en talen maar
toch één volk zijn, moet het over hen gaan. Dus de gemeente van de Heer die de vruchten
voortbrengt, krijgt ook de zegening van dat paspoort voor dat rijk in handen. En dit is wat de
context laat zien. Het gaat over de Joden die Gods Zoon hadden verworpen, zoals geleerd in de
gelijkenis van “de heer des huizes” (Mat.21:33-41) en de gelijkenis “van het huwelijksfeest”
(Matthéüs 22: 1-14). Dan om terug te keren naar Daniel 2:44: het koninkrijk van de hemel werd
gepredikt alsof het nabij was door:
Johannes de doper (Matthéüs 3:2).
Jezus (Matthéüs 10:7).
Zijn discipelen (Matthéüs 10:7).

We mogen dus concreet zijn in deze zaak: de gemeente is verlost. Wie Jezus niet heeft
aangenomen, het gros van de joden, blijft in de duisternis. Een citaat uit Steven Paas (Editor),
Israelism and the Place of Christ: Christocentric Interpretation of Biblical Prophecy, LIT Verlag,
2017, en het artikel van Gregory K. Beale Israel’s land in Relation to the New creation, vanaf
blz.60. Een verduidelijking van het Exodus-motief voor de gemeente/kerk van Jezus de Messias.
[Prof Beale is een buitengewoon leerrijk exegeet die ik met veel plezier lees.]
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 15

“Net zoals de Israëlieten “verlost waren” uit de Egyptische slavernij, dus “heiligen” waren
geworden, en toen de stammen “een deel van de erfenis” ontvingen in het beloofde land zo is dus
ook de kerk was “verlost van” (rhyomai + ek \ apolytrosis) een grotere slavernij dan die van
Egypte (“satanische duisternis” skotos) en werden gekwalificeerd ... “voor een aandeel” in een
grotere “erfenis van de heiligen in het licht” (meris + klêros + hagios + phös). Die erfenis was niets
minder dan “het koninkrijk van [Gods] geliefde Zoon” (Kol.1:13).
Wat inspireerde Paulus de toepassing van exodus-beelden op het heil van de kerk? Vermoedelijk
ziet hij het volk van God in Christus als een uittocht zoals Israël uit Egypte, maar op een
geëscaleerde schaal (geestelijk beginnend in dit tijdperk en volbracht met de fysieke opstanding).
Paulus was waarschijnlijk ook op zo'n toepassing gericht vanwege Jesaja' s tweede-exodus-
profetieën, die een deel van dezelfde taal gebruikten en ontwikkelden als de eerste exodus. Elders
in zijn brieven beschouwt Paulus profetieën over Israëls tweede uittocht en herstel naar het land
als het begin van de vervulling in de eerste komst van Christus en in de vorming van de vroegste
christelijke kerken. Bovendien blijkt het bewustzijn van Paulus van restauratiethema's uit het Oude
Testament uit zijn beschrijving van zijn eigen roeping in termen van tweede-exodus taal van Jesaja
42: 7,16 (hierboven vermeld) samen met een formulering die uniek lijkt op Kolossenzen 1:12-14:
“hun ogen openen zodat zij zich van duisternis tot licht en van de heerschappij van Satan tot God
kunnen keren, zodat zij vergeving van zonden en een erfenis kunnen ontvangen onder hen die
geheiligd zijn door geloof in [Christus]” (Hand.26:18 ).” (blz.77)

Je zegt: Ondanks je onderzoekingen waar men zeker over verder kan praten blijft primair mijn
afwijzing van jouw visie hangen op het feit dat je aan Israël geen bijzondere plaats wilt toekennen
in de Messiaanse gemeente bij de terugkeer van Jezus Messias. Te meer omdat de Apostel Paulus
reeds aan het begin van de Efeze brief het geheimenis meedeelde, een geheimenis tot dat
moment nog verborgen, dat God reeds voor de grondlegging der wereld (lees goed voor de
grondlegging der wereld) bepaalde dat vanuit Gods raad vast lag dat Hij Joden en gelovigen uit
de volkeren tot 1 lichaam zou samenvoegen.

In het kort al deze reactie: als mijn onderzoekingen niet kloppen waarom zegt schrijf je die
opmerkingen niet neer. Dan is toch gans je verhaal van bekering van zoveel honderdduizenden
joden in onze dagen verkeerd want jij gelooft niet in de juiste startdatum! Om dat waar te maken
gaf je me voordien enkele teksten van het Oude Testament die voor jou niet vervuld zijn. Wel ik
weet dat van het merendeel van die teksten dat ze vervuld zijn in een geestelijke zin. Ik geloof in
de werkelijkheid van een “geestelijk Zion”, van een “geestelijk Jeruzalem” en van een geestelijk
“Israël.
[Voor die bewijsvoering zie je naar mijn
https://www.scribd.com/document/401472257/Aantekeningen-bij-de-opstanding-de-joden-en-
het-duizendjarig-rijk-2019 en die heb je ook gehad in de versie van 2018.]
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 16

Het enige wat Israël zal krijgen bij de Wederkomst is dat ze terug mogen wonen in dat land
waar hun vaders gewoond hebben. Niets uitzonderlijk want Paulus heeft het er eens over in
Handelingen 17: alle volkeren gaan dan ook naar hun eigen stekje op aarde! Handelingen 17:26:
“En Hij maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen; en
Hij heeft de hun van tevoren toegemeten tijden bepaald, en de grenzen van hun woongebied.”
Dus je bent niet onder de indruk van Bijbelse argumenten: je wil persé nog veel meer uit de kast
halen voor de joden als een aparte groep. Ik weet dat wat je tracht te bewijzen niet waar kan zijn.
Kijk eens naar de begrippen die uitsluitend in het Oude Testament op joden zijn toegepast en in
het Nieuwe Testament op de groep van gelovigen uit alle rassen. Dat zal toch zijn reden hebben!
Ik ga met jou naar een belangrijk begrip kijken dat in het Oude Testament en het Nieuwe
Testament staat. Ik weet, dat jij zegt, dat aangezien God gezworen heeft aan de Messias een
koninkrijk te geven dat dat dan een koninkrijk in Jeruzalem als hoofdstad moet zijn. Neen
absoluut niet, want “eeuwig” heeft wel enkele betekenissen in de Bijbel. Onderscheiding is hier
een must! Stel je voor: dat begrip staat gekoppeld in enkele teksten van het Oude Testament aan
het “verbond” van God met Zijn volk. Wel jammer dan voor jou als je de verkeerde interpretatie
doet dan kan God géén Nieuw Verbond aankondigen. En toch heeft Hij dat gedaan, God kan en
mag dat doen!

“1°) Heb.8:13HSV: “13 Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor
verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te ver-
dwijnen.” (Zie ook Gal.3:24 / Phil.3:3.) Open dat verbond niet opnieuw in een 1.000jarig rijk.

2°) Rom.10:4 HSV: “4 Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die
gelooft.” (Zie ook Mat.5:17 / Hand.13:39 / Heb.10:1.)

3°) Col.2:13,14 NBG: “Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesne-
denheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijt-
schold, door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons
bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.” (Zie ook nog
Col.2:16,17.) Lees het toch goed = het Oude Verbond is weggedaan en vervangen!

Als je hier geen akkoord met mij hebt, zeg dan duidelijk waarom? Met de nodige teksten van
het Nieuwe Testament, daar staat namelijk de laatste uitleg door God van vele zaken van het
Oude Testament!

Er is met de komst en geboorte van de Messias één en ander gewijzigd in de verhoudingen van
het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Stephen C. Barton schreef in Bijbelse
bewoordingen waarom Jezus nu echt naar de wereld moest komen en wat dat heeft
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 17

bewerkstelligt! We citeren hem uit, Johannine Dualism and Contemporary Pluralism, in Richard
Bauckham, Carl Mosser, The Gospel of John and Christian Theology, Eerdmans Publishing, 2008.
Geen voetnoten. [Een buitengewoon boeiend boek. Kleuren door ons toegevoegd.]
“Maar het Johanniaanse dualisme is duidelijk onderscheidend. Dit onderscheidend vermogen ligt
in de herinterpretatie van het leven en het denken in het licht van het geloof: in al het komende
van de Messias, de Zoon van God, het geïncarneerde Woord in de persoon van Jezus.
Zo wordt de kosmische oppositie van hemel en aarde beslissend overbrugd door de neerdaling
van de Zoon des mensen die dient als de ladder waarop de engelen van God opstijgen en afdalen
(zie 1:51) en die opstijgt terug naar de Vader van het kruis waardoor alle mensen zich verenigen
(12:32). Het antropologische pessimisme van een mensheid in de greep van duisternis en
onderworpen aan de bepalende macht van tegengestelde geesten wordt dramatisch uitgedaagd
door een evangelieverhaal waarin één bepaald menselijk wezen, Jezus van Nazareth, in zijn
persoon de heerlijkheid (66 ~ a) van God (zie 1:14; 2:11) en wiens komst het ganse licht van de
schepping is dat in de wereld schijnt en leven brengt. Het ethisch dualisme dat de mensheid
verdeelt in twee kampen - de “zonen van het licht” en “zonen van de duisternis” - waarvan het
bestaan en het lot vooraf zijn bepaald, wordt radicaal gewijzigd door de openbaring van de liefde
van God voor “de wereld” en het aanbod van “eeuwig leven” voor allen die geloven (3:16).
Hieraan gerelateerd is de manier waarop de duivel wordt afgebeeld. Als tegenkracht is de duivel
in geen geval een gelijke kracht: hij is veeleer ondergeschikt aan de kracht van God dat aan het
werk is in Jezus (zie 14: 30) en, in overeenstemming met de soteriologie en “gerealiseerde”
eschatologie van Johannes, wordt de effectieve autoriteit van de duivel zowel beperkt als verkort:
“Nu is het oordeel van deze wereld, nu zal de heerser over deze wereld worden uitgeworpen”
(12:31; 16x1). Ten slotte is de dualistische, toekomstgerichte eschatologie van Qumran en
apocalyptisch in het algemeen grotendeels - hoewel niet helemaal (zie 5: 28-29; 6:39, 40, 44, 53-
58; 12:48) – “ontmythologiseerd” in de richting van het heden.
De prediking van “het koninkrijk van God” wordt omgezet in een nieuwe sleutel, het aanbod van
“eeuwig leven”. Hiervan is het verhaal van de opwekking van Lazarus uit de dood een diepgaande
verkenning, waarvan de focus die openbaring is verleend aan Martha: “Ik ben de opstanding en
het leven; hij die in mij gelooft, hoewel hij sterft, toch zal hij leven, en wie leeft en gelooft in mij zal
nooit sterven” (11: 25-26).”“

Hoe moet een jood of een heiden die zich bekeerd heeft uitkijken naar de Wederkomst.
Volgens Mat.28:20 stopt de prediking van het evangelie met het einde der dagen. De tijd van
genade stopt met de tweede komst volgens 2 Pet.1:19 / 1 Cor.11:26. Met de Wederkomst is het
aantal van gelovigen/heiligen/verlosten compleet (Joh.17:2,24 / Joh.6:39,44 / 1 Cor.15:23). En alle
goddelozen worden bij die zelfde komst veroordeeld (2 Thes.1:7-9 / 2 Pet.3:9,10 / Judas 14,15 /
Opb.1:7). Dat oordeel is gelijk aan het einde van deze wereld volgens Mat.13:40,41,49. Om die
redenen worden gelovigen aangespoord om te volharden tot die dag (1 Pet.4:12,13 / Luc.12:35-
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 18

37 / 19:13 / 1 Cor.1:7,8 / Phil.1:16 / 1:9,10 / 1 Thes.5:9,10 / Col.3:4,5 / Phil.3:20 / 1 Cor.11:26 / 1


Pet.1:13. Van een “uitverkoren joodse groep” zeven jaar voordien weet de Bijbel zelf niets te
vertellen. Het is een aaneengeregen verhaal van zogenaamd geen vervulde zaken uit het Oude
Testament. Men zegt dat er nog één eeuwig “koninkrijk” moet komen voor de joden apart, dat
eeuwig zal dan 1.000jarig zijn. Want God zou een “eeuwig verband/verbond” hebben van de
Messias en het joodse volk. We gaan even kijken wat eeuwig wil zeggen in de Bijbel en dat is niet
wat er in een van Dale woordenboek staat! Dan gaan we het eens bezien vanuit de belofte van de
Messias als zoon van David.

De uitleg van het Nieuwe Testament is hierbij toch doorslaggevend!

We willen in de hiernavolgende tabel wat uitleggen over het begrip “eeuwig” en zijn te
onderscheiden betekenissen. Want het is duidelijk dat wat voor God “eeuwig” is, niet steeds dat
is wat wij mensen eronder verstaan.

Drie betekenissen van eeuwig in de Bijbel

1°) Eeuwig: zonder begin en zonder einde = eindeloos.

Heeft slechts betrekking op:


a) YaHWeH: Ps.90:2 / 93:2 / Jes.40:28
b) Logos: Jes.9:5 / Joh.8:24,58 / Col.2:9 / Joh.1:1
c) Heilige Geest: Heb.9:14 / Mat.28:19 / Hand.9:31

2°) Eeuwig: met begin maar zonder einde.

a) Engelen: Luc.20:36
b) Demonen: Mat.25:41
c) Gelovigen: Mat.25:46 / 1 Cor.15:42,49,52
d) Ongelovigen: Mat.25:46

3°) Eeuwig: met een begin en met een einde.

Ex.21:1-6: Een knecht zal zijn meester “eeuwig” dienen, dat is, zolang de knecht blijft
leven.
Spr.29-14: Een koning regeert “eeuwig”, wat wil zeggen, tot aan zijn dood.
1 Sam.1:22: Samuël zal “eeuwig” in de tempel blijven dat is, zolang Samuël leeft.
Jona 2:1-7: Jona zat een “eeuwigheid” in de vis, maar in werkelijkheid niet méér dan drie
dagen.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 19

Ps.1:4: De aarde staat “eeuwig” maar ze gaat toch eens “voorbij” (Mat.24:35).

We trachten hetzelfde nog eens uit te leggen op een andere manier.


De “Tent der samenkomst” is eeuwig, maar is ondertussen verdwenen en op zijn bestemde tijd
vervangen door een tempel.
Heeft God hier Zijn belofte van “eeuwig” hier niet aangepast of niet?
De tent was:

Ex.27:21: “een altoosdurende inzetting bij de Israëlieten voor hun geslachten”


Lev.24:3: “In de tent der samenkomst zal Aäron die (lamp) voortdurend verzorgen van den
avond tot den morgen”
Het priesterschap van Aäron verbonden aan de werking in die tent is eeuwig (Ex.40:15) maar zal
er in de Nieuwe Hemel en aarde niet meer zijn (Opb.21:22).

Ook de Tempel van Salomo is eeuwig, maar ondertussen verdwenen.


Heeft God Zijn belofte van “eeuwig” hier aangepast of niet? Wie is thans de tempel?

2 Kron.33:7: “in dit huis (...) zal Ik mijn naam vestigen tot in eeuwigheid.” Ofschoon God zelfs
Zijn Naam aan de tempel heeft verbonden is hij niettemin verontreinigd en platgebrand (1
Kron.29:13-16 / 1 Kon.8:15-21 / 9:6-8 / Jer.25:29). En de twee daaropvolgende tempels
ondergingen eveneens afbraak (de tweede) en vernietiging (de derde). En in Jeruzalem zal er
eeuwig woestenij zijn, totdat de Geest over hen (het volk) wordt uitgestort (Jes.32:14,15). De
eeuwige smaad over Israël zal eens opgeheven worden (Jes.54:4).

Met de regelmaat van een klok kan je in het Oude Testament met betrekking tot de dienst
van het volk of de priesters aan YaHWeH een formule vinden als; “in uw geslachten” of “voor uw
geslachten” of “van geslacht tot geslacht” of “voor uw nageslacht.” Dat wijst dus allemaal op
zaken die schijnbaar “eeuwig” zullen volbracht worden. In werkelijkheid zijn al die zaken niet
meer toepasbaar; er is géén tent der samenkomst meer, géén tempel, géén hogepriester en géén
Levieten. Dus gewoon vanuit de werkelijkheid is het thans onmogelijk na te leven, maar ook
omdat ze vervuld zijn in het offer van Christus. Denk dan eens na over het volgende lijstje. Wat
Joden nu doen in meer of mindere mate van offers in deze linker kolom: zij zijn in hun totaliteit
vervuld in Jezus. Zodat we niet moeten poneren dat het ooit opnieuw zal in voege gaan: in een
1.000jarig rijk bijvoorbeeld. Dat is alsof God stappen achteruit zou zetten in Zijn plan.

TEKST ONDERWERP VERVULLLING


Ex.31:16,17 Wekelijkse sabbat Col.2:16
Ex.31:13 Alle sabbatdagen Col.2:16
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 20

Ex.12:17 Feest van ongezuurd brood Wij zijn bevrijd in Christus


Hand.7:35
Lev.6:15-18 / 23:13,14 Spijsoffer Col.2:14
Ex.30:8 Reukoffer in de tent der 2 Cor.5:21
samenkomst
Ex.29:39-42 Dagelijks offer Col.2:14
Ex.30:10 Zondoffer Heb.10:3-10
Ex.30:31 Heilige zalfolie 1 Joh.2:20 / Heb.1:9
Ex.30:10 Jaarlijks zoenoffer Die wet is nu gewijzigd
Heb.7:12
Lev.23:28-31 Verzoendag Heb.9:11-15
Num.15:21 Offer van gerstemaal Heb.8:13-9:4
Num.18:22,23 Dienst van de tent der Heb.10:19-23
samenkomst
Gen.17:10-14 Besnijdenis Gal.5:1-4 / Rom.2:28,29
Lev.23:34-43 Loofhuttenfeest Gal.4:9,10 / Col.2:16
Ex.12:14 Pasen Gal.4:9,10 / Col.2:16
Ex.30:21 Priesterlijke wassingen Want Christus is zondeloos
Joh.1:29
Ex.28:30 Dragen van borstschild Heb.7:11,12
Richt.2:1 / Jes.24:5 Oude Verbond Jer.31:31-34 / Heb.8:7-13

Wanneer “eeuwige” steeds dezelfde betekenis heeft waarom komt er dan een “nieuw
verbond”? Want het oude “eeuwige verbond” wordt afgeschaft en/of vervangen. Daarin is zowel
het Oude Testament als het Nieuwe Testament duidelijk in.

Jer.31:31-34 NBG: “Zie de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis
van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met
hun vaderen gesloten heb (...) Maar dit is het verbond (...) Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen
en die in hun hart schrijven: Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.” God zal
Zijn vrees in hun hart leggen (Jer.32:40). Een “eeuwig verbond dat niet zal vergeten worden”
(Jer.50:4). Over dat Nieuwe Verbond lezen we in Mat.26:28 / Marc.14:24 / Luc.22:20 / 1 Cor.11:25
/ Heb.8:8,10 / 10:16, in de zin dat het al is opgericht.
Jesaja 61:8 HSV: “8 Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik haat roof bij het brandoffer, en Ik zal
geven dat hun werk in waarheid zal zijn en Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten.”
Jeremia 32:40 HSV: “40 Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten, dat Ik Mij van achter hen niet
zal afwenden, opdat Ik hun goeddoe. En Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, zodat zij niet van Mij
afwijken.”
Jeremia 50:5 HSV: “5 Zij zullen vragen naar Sion, hun gezicht gericht op de weg daarheen. Zij
zullen komen en bij de HEERE gevoegd worden met een eeuwig verbond, het zal niet vergeten
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 21

worden.”
Ezechiël 16:60 HSV: “60 Toch zal Ík denken aan Mijn verbond met u in de dagen van uw jeugd. Ik
zal met u een eeuwig verbond maken.”

Jes.55:3 NBG: “Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van
David.” Aan de eerste “echte” koning van Israël heeft YaHWeH een belofte gedaan. Vergelijk
daarbij 2 Sam.7:16 / Ps.89:28 / Jer.33:25,26 / Hand.13:34.
Ezechiël 16:60 HSV: “60 Toch zal Ík denken aan Mijn verbond met u in de dagen van uw jeugd. Ik
zal met u een eeuwig verbond maken.” Men vergelijke bij dat verbond uit de “jeugd” van Israël
bijvoorbeeld Lev.26:42 en Ps.106:45. En dat zal géén verbond zijn met alle Joden, maar met een
gelovige “rest” (Jes.1:9 / Ezech.6:8 / 14:22). Bij die gelovigen heeft God ook nog heidenen
toegevoegd zoals de vergelijking geeft van de olijfboom in Romeinen 11.

Het nieuwe verbond is beloofd én al aangegaan met Israël. De uitdrukking “nieuw


verbond” staat in de volgende schriftuurplaatsen: Mat.26:28 (en de parallelle teksten
Marc.14:24 / Luc.22:20) / 1 Cor.11:25 / 2 Cor.3:6 / Heb.8:8 / 9:15 / 12:24. Andere teksten, die ook
over “een” verbond spreken, moeten hierbij ook in aanmerking genomen worden: Rom.11:22 /
Gal.4:24 / Heb.7:22 / 8:6,10 / 10:16,29 / 13:20. En de teksten die dit verbond voorzeggen in het
OT zijn in volgorde van hun belangrijkheid; Jer.31:31-34 / Jer.24:7 / Ezech.11:19,20 / Jes.45:17.
Alle Joden die in de dagen van de prediking van Jezus en de apostelen luisterden naar dat goede
nieuws zijn ook hersteld in het Nieuwe Verbond (Heb.3:12-15).

En bij dat alles is er ook een nieuwe tempel gekomen en heeft een tempel voor de
toekomst geen enkele zin meer gezien deze feiten in tabelvorm weergegeven.

“Gods tempel” dat is TEKSTEN SEPTUAGINTA HSV WEERGAVE VAN DE TEKST


nu de gemeente van OUDE VERTALING
Jezus TESTAMENT
2 Corinthe 6:16: “16 Exodus 29:45 Exodus 29:45: “45 Ex.29:45: “45 Ik zal dan te
Of welk verband is er En ik zal door de midden van de Israëlieten
tussen de tempel van kinderen van Israël wonen, en Ik zal hun tot een
aangeroepen
God en de afgoden? God zijn.”
worden en ik zal hun
Want u bent de
God zijn.”
tempel van de Leviticus Leviticus 26:12: “12 Lev.26:11: “11 Ik zal Mijn
levende God, zoals 26:11 Dan zal ik onder u tabernakel in uw midden
God gezegd heeft: Ik rondwandelen, en ik plaatsen en Mijn ziel zal niet
zal in hun midden zal uw God zijn, en u
van u walgen.”
zult mijn volk zijn.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 22

wonen en onder hen Jeremiah Jeremia 30:22 staat Jer. 30:22: “22 En u zult Mij tot
wandelen, en Ik zal 30:22 niet in de LXX. een volk zijn en Ík zal u tot een
hun God zijn en zij God zijn.”
zullen Mijn volk zijn.” Jeremiah 31:1 Jeremia 38:1: “1 In Jer.31:1: “1 In die tijd, spreekt
die tijd, zegt de de HEERE , zal Ik al de
Hebreeën 3:6: “6 Heer, zal ik een God geslachten van Israël tot een
Christus echter is zijn voor de familie God zijn, en zíj zullen Mij tot een
getrouw over Zijn van Israël, en zij volk zijn.”
huis als Zoon. Zijn zullen een volk voor
huis zijn wij, als mij worden.”
wij tenminste de Jeremiah Jeremia 39:38: “38 Jer.32:38: “38 Zij zullen Mij tot
vrijmoedigheid en 32:38 En zij zullen een volk een volk zijn, en Ík zal hun tot
voor mij zijn een God zijn.”
de roem van de
(worden), en ik zal
hoop tot het einde
een God voor hen
toe onwrikbaar zijn (worden).”
vasthouden.” Zechariah 8:8 Zacharia 8:8: “8 en Zacharia 8:8: “8 Ik zal hen
ik zal hen leiden en hierheen brengen, zij zullen
1 Corinthe 3:16: laten vestigen in het midden in Jeruzalem wonen. Zij
“16 Weet u niet midden van zullen Mij tot een volk zijn, en Ík
dat u Gods tempel Jeruzalem, en zij zal hun tot een God zijn, in
bent en dat de zullen voor mij een waarheid en in gerechtigheid.”
Geest van God in volk zijn, en ik zal
u woont?” voor hen een God
zijn, in waarheid en
1 Corinthe 6:19: in gerechtigheid.”
“19 Of weet u Ezechiël Ezechiël 36:28: “28 Ez.36:28: “28 U zult wonen in
niet, dat uw 36:28 En u zult wonen op het land dat Ik uw vaderen
lichaam een het land dat ik aan gegeven heb, u zult een volk
tempel is van de uw vaderen heb
voor Mij zijn en Ík zal een God
Heilige Geest, Die gegeven, en u zult
voor u zijn.”
mijn volk zijn en ik
in u is en Die u van
zal uw God zijn.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 23

God hebt Ezechiël Ezechiël 37:23,24: Ez.37:23,24: “23 Dan zullen zij
ontvangen, en dat 37:23,24 “23 opdat zij zich zich niet meer verontreinigen
u niet van uzelf niet meer met hun stinkgoden en met hun
verontreinigen met
bent?” afschuwelijke afgoden en met al
hun afgoden; en ik
hun overtredingen. Ik zal hen
zal hen verlossen
1 Petrus 2:5: “5 van al hun verlossen in al hun
dan wordt u ook overtredingen waar- woongebieden, waar zij
zelf, als levende door zij gezondigd gezondigd hebben, en Ik zal hen
stenen, gebouwd hebben, en zal hen reinigen. Dan zullen zij een volk
toteen geestelijk reinigen; en zij voor Mij zijn en Ík zal een God
zullen voor mij een
huis, toteen heilig voor hen zijn. 24 En Mijn Knecht
volk zijn, en ik, de
priesterschap, om David zal Koning over hen zijn.
Heer, zal voor hen
geestelijke offers een God zijn. 24 En Voor hen allen zal er één Herder
te brengen, die mijn knecht David zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen
God welgevallig zal een prins zijn in wandelen en Mijn
zijn door Jezus het midden van hen; verordeningen in acht nemen en
Christus.” er zal een herder zijn die houden.”
van [hen] allen;
want zij zullen
Eph.2:21: “21 en
wandelen in mijn
op Wie het hele verordeningen, en
gebouw, goed sa- mijn gerichten
mengevoegd, onderhouden en ze
verrijst tot een doen.”
heilige tempel in
de Heere.” Ezechiël Ez.37:26: “26 Ik zal met hen een
37:26 verbond van vrede sluiten. Het
zal een eeuwig verbond met hen
zijn, Ik zal hun een plaats geven
en hen talrijk maken, en Ik zal
Mijn heiligdom in hun midden
zetten tot in eeuwigheid.”

Zou God met het verbinden van Zijn Eeuwigheid hetzelfde willen bedoelen met de
“eeuwigheid” van de tent der samenkomst of de tempel van Salomo of deze van de terugkeer
uit de ballingschap? Waarom wil je me dan verplichten de “eeuwigheid” van het koninkrijk van
Christus in Jeruzalem te zetten aan de Middellandse zee? Geloof je niet dat er een hemels
Jeruzalem is? Dat ligt in dezelfde lijn als deze uitspraak van Jeremia 10:10: “10 De HEERE God is
echter de Waarheid, Hij is de levende God, een eeuwig Koning.” Want als God niet liegt met het
begrip “eeuwig” te gebruiken over de de tent der samenkomst of de tempel van Salomo, dan liegt
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 24

Hij ook niet met Zijn koninkrijk “eeuwig” te noemen en het Hemelse Jeruzalem in gedachten
heeft.

De bewening van Jezus, Ugolino da Siena (Ugolino di Nerio) (Italian, Siena)


Schilderij uit ca. 1325–30 - Robert Lehman Collection, 1975
Ik ga op de vraag die ik aan jou stel ook een antwoord geven:

Hoe moeten we kijken naar het “koningschap” van God en van daaruit naar dat van een
Davidische koning. Dat is een sleutelmoment en wie daar wat van maakt dat er niet staat, gaat
het ook nooit verstaan in de vervulling ervan!

Dit staat in de afscheidsrede van koning David aan zijn volk volgens 1 Kronieken 28:5,6: “5 En
uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij veel zonen gegeven) heeft Hij mijn zoon Salomo

uitgekozen om te zitten op de troon van het koningschap

van de HEERE over Israël. 6 Hij zei tegen mij: Uw zoon Salomo, hij is het die
Mijn huis en Mijn voorhoven zal bouwen. Ja, Ik heb hem voor Mijzelf uitgekozen tot een zoon, en
Ik zal hem tot een Vader zijn.”
Het koningschap dat David of dat één van zijn zonen zou voeren is in werkelijkheid volgens deze
tekst die volgt: “het koningschap van de HEERE.” Maar er is nog meer van dat soort:

2 Kronieken 13:8: “8 En nu denkt u dat u zich sterk kunt maken tegen het

koningschap van de HEERE, dat in de hand

van de zonen van David is.” U begrijpt toch dat daar een
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 25

voorwaarde aan verbonden is: die man moet ook een getrouwe zijn aan Gods
openbaringen! En het gaat over van vader op zoon in het geval van de meeste koningen.
Hier Salomo in 1 Kronieken 29:23: “23 Toen zat Salomo op de troon van de HEERE als
koning in de plaats van zijn vader David, en hij was voorspoedig en heel Israël luisterde
naar hem.” Maar tegen het einde van het leven van Salomo gaat het met hem toch nog
verkeerd. 1 Koningen 2:45: “45 Maar koning Salomo is gezegend, en de troon van David
zal voor het aangezicht van de HEERE voor eeuwig zeker zijn.” En ook dit hoort bij die
gedachte dat God de eigenlijke Heer is van/in het land Israël. 2 Kronieken 9:8: “8 Geloofd
zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, door u als koning voor de HEERE, uw
God, op Zijn troon te zetten! Omdat uw God Israël liefheeft, om het voor eeuwig te doen
standhouden, daarom heeft Hij u als koning over hen aangesteld, om recht en
gerechtigheid te doen.” Woorden van de koningin van Sheba die begrijpt dat Salomo maar
een menselijke zichtbare dienaar is van de onzichtbare echte koning YaHWeH.

Troon van God is wat? = Gods heerschappij over

alles en allen!

Dit staat in de afscheidsrede van koning David aan zijn volk volgens 1 Kronieken 28:5,6, we
herhalen het nog maar eens: “5 En uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij veel zonen
gegeven) heeft Hij mijn zoon Salomo uitgekozen om te zitten op de troon van het koningschap van
de HEERE over Israël. 6 Hij zei tegen mij: Uw zoon Salomo, hij is het die Mijn huis en Mijn
voorhoven zal bouwen. Ja, Ik heb hem voor Mijzelf uitgekozen tot een zoon, en Ik zal hem tot een
Vader zijn.”
 1 Kronieken 29:23: “23 Toen zat Salomo op de troon van de HEERE als koning in de plaats
van zijn vader David, en hij was voorspoedig /en heel Israël luisterde naar hem.”
 Matthéüs 5:34: “34 Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is
de troon van God.”
 Matthéüs 23:22: “22 en wie zweert bij de hemel, die zweert bij de troon van God en bij
Hem Die daarop zit.”

Troon van David is dus wat? [Ingekort wat er vooraf werd gezegd!]

 2 Kronieken 9:8: “8 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, door u
als koning voor de HEERE, uw God, op Zijn troon te zetten! Omdat uw God Israël liefheeft,
om het voor eeuwig te doen standhouden, daarom heeft Hij u als koning over hen
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 26

aangesteld, om recht en gerechtigheid te doen.” De woorden van de koningin van Sheba


spreken profetisch over de toekomst van Gods rijk op aarde. Want Jezus zal méér zijn dan
Salomo!
 2 Kronieken 13:5: “5 Weet u niet dat de HEERE, de God van Israël, voor eeuwig het
koningschap over Israël aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, door een
met zout bekrachtigd verbond?”
 2 Kronieken 13:8: “8 En nu denkt u dat u zich sterk kunt maken tegen het koningschap van
de HEERE, dat in de hand van de zonen van David is.”
 1 Kronieken 29.23: “23 Toen zat Salomo op de troon van de HEERE als koning in de plaats
van zijn vader David, en hij was voorspoedig /en heel Israël luisterde naar hem.”
 Maar ook dit staat er in Psalm 22:28-29: “28 Alle einden der aarde zullen eraan denken en
zich tot de HEERE bekeren: alle geslachten van de heidenvolken zullen zich voor Uw
aangezicht neerbuigen. 29 Want het koningschap is van de HEERE, Hij heerst over de
heidenvolken.” Dus God regeert immer en altijd over allen en de volgende teksten geven
dat ook aan.
 En dit in Psalm 102:23: “23 wanneer de volken tezamen bijeen zullen komen, en de
koninkrijken, om de HEERE te dienen.”.
 En dit in Psalm 103:19: “19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemel gevestigd, Zijn
Koninkrijk heerst over alles.”
 En dit in Psalm 105:13: “13 en zij van volk naar volk zwierven, van het ene koninkrijk naar
het andere volk, 14 liet Hij geen mens toe hen te onderdrukken. Ook bestrafte Hij koningen
omwille van hen en zei: 15 Raak Mijn gezalfden niet aan.”
 En dit in Psalm 135:10-12: “10 Hij versloeg vele volken en doodde machtige koningen: 11
Sihon, de koning van de Amorieten, en Og, de koning van Basan, en al de koninkrijken van
Kanaän. 12 Hun land gaf Hij als erfelijk bezit.”

Nu enkele stappen verder in de geschiedenis van Israël!


1°) Zou de Almachtige God niet weten dat er na de Babylonische gevangenschap geen
“koningen” meer waren die op de troon van David zaten. YaHWeH heeft volgens mij Zijn greep op
Zijn koninklijke majesteit over Israël NIET verloren. Sommigen na die tijd, na de ballingschap,
regeerden in Jeruzalem enkele afstammelingen van David, zonder een troon! Maar anderen
waren ook niet van de stam van David. Het land werd na die Babylonische gevangenschap eerst
bestuurd door Meden en Perzen, later door Grieken en in de dagen van Jezus door Romeinen. En
al die regeerders van Israël werden aangesteld door vreemde heersers. God kwam daar niet aan
te pas in rechtstreekse zin, dan wanneer Jezus op het toneel verscheen. Dus kreeg de belofte van
God aan David géén invulling voor 600 jaar na de val van de stad en de vernietiging van de

tempel. Zou YaHWeH dan liegen als Hij in Psalm 89 laat zeggen: “uw troon
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 27

bouwen van generatie op generatie.” Die onafgebroken lijn van


David moet hier dus wel degelijk geestelijk opgevat worden! God had die “regeerders of
gouverneurs” niet aangesteld. Israël had dus geen echte “koning” in die opeenvolgende periodes:
NA DE TERUGKEER UIT BABYLON! Het begrip “eeuwig koninkrijk” is door God zelf met een andere
betekenis gezien, niet letterlijk maar geestelijk was er niets aan de hand!

2°) Als Jezus er dan is gaat het echt om een afstammeling van David. De engel die de
aankondiging doet aan Maria zegt: “32 Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd
worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.” (Lucas 1:32). Als er dan
staat over dat kind dat zal geboren worden: “Hij zal groot zijn” dan hebben we een verwijzing
naar wat God doet in het Oude Testament. Jes.54:5 zegt namelijk helder en klaar: “5 Want uw
Maker is uw Man, van de legermachten is Zijn Naam, en uw Verlosser is de Heilige van Israël, de
God van heel de aarde zal Hij genoemd worden.” Dat is belangrijk want het is een drie-enige God
die zich openbaarde aan de mensen. Voordat de Logos mens werd was Hij God en na zijn
geboorte als mens: de Gods-mens enige in zijn soort. Met andere woorden weergegeven: die
Logos was God en die was steeds zonder onderbreking de enige “koning” van de hemelen en de
aarde! De menswording is een andere fase in de “openbaring van God aan mensen.” Met het
lezen van deze teksten ga je er wel wat van verstaan: Johannes 1:1-4,14-15,17-18 en Philip.2:5-11.
Matthéüs 1:16: “16 Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie geboren is Jezus, Die
Christus genoemd wordt.” Het zijn dus niet de Sadduceeën, Farizeeën, Zeloten of
Schriftgeleerden die Jezus moesten uitkiezen als hun nieuwe koning. Het waren ook niet Zijn
moeder, de 12 eerste discipelen of de vrouwen die Jezus en de apostelen dienden. Dit is een
goddelijke zaak!

Psalm 132:11: “11 De HEERE heeft David in waarheid gezworen, en Hij zal daar niet van afwijken:
Eén van de vrucht van uw schoot zal Ik op uw troon zetten.” Er zal dus welgeteld ééns een
definitieve komende “koning” zijn die over Israël regeert. Als Psalm 89:37 dan zegt “37 Zijn
nageslacht zal voor eeuwig blijven, zijn troon zal vóór Mij zijn, vast als de zon” heeft dat geen
betrekking op een reeks van de afstammelingen van David! Het gaat bij YaHWeH dan al om die
éné, al vanaf de hof van Eden en de straf die God uitsprak. Deze tekst geeft aan wat we willen
zeggen Heb.1:3: “3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn
zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van
onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechter hand van de
Majesteit in de hoogste hemelen.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 28

3°) De dispensationalisten zijn dus ook vergeten dat er nog andere Psalmen en gedeelten zijn die
niet zo letterlijk te nemen zijn of dat alles met nadruk naar Israël moet verschoven worden. We
geven u Jesaja 9:6 mee en let op wat we inkleuren:

6 Aan de uitbreiding van deze heerschappij


en aan de vrede zal geen einde komen
op de troon van David
en over zijn koninkrijk,
om het te grondvesten
en het te ondersteunen
door recht en gerechtigheid,
van nu aan tot in eeuwigheid.
De na-ijver van de HEERE van de legermachten
zal dit doen.”
Laten we niet moeilijk doen: het gaat om drie zaken:
A°) “de troon van David” =
B°) “zijn koninkrijk” =
C°) “om het te grondvesten” =

 Heb.2:9: “9 maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die voor korte tijd
minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden van de dood, opdat Hij door de
genade van God voor allen de dood zou proeven.”
 Heb.12:2: “2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het
geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis
verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechter hand van de troon van God.”

Het is zondermeer duidelijk dat Jezus niet op Davids letterlijke troon op deze aarde kan zitten.
Dat is duidelijk als we Jeremia 22:29,30 met Matthéüs 1:12 vergelijken.
De aardse troon is er niet meer:

Jeremia 22:28-30: “28 Is deze man, Chonia, een afgedankte, stukgeslagen kruik? Of is hij
een pot waaraan niemand waarde hecht? Waarom zijn hij en zijn nageslacht
weggeslingerd, ja, weggeworpen naar een land dat zij niet kenden? 29 Land, land, land,
hoor het woord van de HEERE! 30 Zo zegt de HEERE: Schrijf deze man in als kinderloos,
een man die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen. Niemand van zijn nageslacht zal
immers voorspoedig zijn, zitten op de troon van David en weer heersen in Juda.”
Matthéüs 1:12: “12 Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonia Sealthiël, Sealthiël
verwekte Zerubbabel.” VAN DEZE Zerubbabel en alle latere gouverneurs van het land, die
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 29

al dan niet afstammelingen van David waren, is nooit gezegd dat ze op de “troon van
David” zitten.

En hetzelfde nog vanuit een andere hoek bekeken! In vervulling van een uitspraak van een
profeet van het Oude Testament lezen we dit in Matthéüs 21:5: “Zeg tegen de dochter van Sion:
Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen dat een jong van
een jukdragende ezelin is.” Let goed op de woorden die er staan: Jezus zal geen oorlog voeren
tegen de Romeinen en Israël zuiveren van heidense invloeden. Hij zal “zachtmoedig” zijn en Zijn
Rijk oprichten zoals het werkelijk was voorspeld. Bij de Hemelvaart van Jezus hebben de
discipelen nog zo een plan in hun hoofd: een rijk op aarde en Jezus koning in het letterlijke
Jeruzalem. Zo zal het niet zijn, zegt ons dat eerste hoofdstuk van Handelingen! Trouwens de Heer
had het aangegeven aan zijn rechters: “35 Pilatus antwoordde: Ben ik soms een Jood? Uw eigen
volk en de overpriesters hebben U aan mij overgeleverd; wat hebt U gedaan? 36 Jezus
antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was,
zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden,
maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier. 37 Pilatus dan zei tegen Hem: U bent dus toch een
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 30

koning? Jezus antwoordde: U zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben
Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft
aan Mijn stem gehoor.” (Johannes 18:35-37) Maar toch heeft men ook deze tekst: “Nathanaël
antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël.”
(Johannes 1:50) En ook deze uitspraak ietsje vroeger van een discipel in vers 46: “46 Filippus vond
Nathanaël en zei tegen hem: Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven
heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.” Vroege discipelen
beseffen dat die Jezus de uiteindelijke profeet is waarover profeten van Mozes aan af geschreven
hadden. Zondermeer ook, “U bent de Koning van Israël” en volgens wat hij geleerd had van de
Rabbijnen zou dat in het heden gebeuren en zou de Messias de vijanden in die periode van zijn
verschijning allen verslaan.

Laat ons niet vergeten dat er in de woorden van de profeten wel een en ander duidelijk is:
bijvoorbeeld de condionaliteit van het navolgen van de wetten van YaHWeH. Wie Gods wetten
niet volgt is al buiten de kring van dezen van “het koninkrijk van God” uitgesloten. Dat is zo voor
het individu maar ook het volk in zijn geheel: er is een groepsverantwoordelijkheid, of niet soms!
Jeremia 17:24,25: “25 Het zal echter gebeuren, als u daadwerkelijk naar Mij zult luisteren, spreekt
de HEERE, door op de sabbatdag geen last door de poorten van deze stad naar binnen te brengen,
en door de sabbatdag te heiligen en daarop geen enkel werk te doen, 25 dat dan koningen en
vorsten, die op de troon van David zitten, door de poorten van deze stad naar binnen zullen
komen, rijdend op wagens en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners
van Jeruzalem. Dan zal deze stad voor eeuwig bewoond blijven.”

We bekijken ook eens de uitdrukking “deze eeuw” en “de volgende” belangrijk in het Nieuwe
Testament. Deze opmerking is daarbij van tel, want heeft ermee te maken. Dit zijn twee teksten
over dat onderwerp:
Matthéüs 12:32: “32 En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem
vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven
worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende.”
2 Corinthe 4:4: “4 Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun
gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van
Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen.”
 Welgeteld in deze eeuw moet de bekering van iedereen zich voltrekken!
 Welgeteld in deze eeuw moet er de plaats gevonden worden voor iedereen, jood of
heiden, wat het antwoord was van Jezus aan de Samaritaanse vrouw Johannes 4:19-
21: “19 De vrouw zei tegen Hem: Heere, ik zie dat U een profeet bent. 20 Onze vaderen
hebben op deze berg aanbeden, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plaats is waar
men moet aanbidden. 21 Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 31

niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.” Dat is duidelijke
taal, of niet soms, een tempel in Jeruzalem is niet nodig om God te aanbidden.
JEZUS IS DE GROTERE DAVID, EN HIJ ALLEEN HEEFT RECHT OP GODS TROON.
EN ZIT ER OOK AL OP EN IS IN FUNCTIE.
Van de stam van David Jes.11:1-5 / Jes.53:2 / Mat.2:23
Jer.23:5-6 / Zach.6:12-13
Deut.18:15: “Een Profeet uit Handelingen 3:22 citaat
Wetgever en spreekbuis voor uw midden, uit uw broeders, van Deut.18:14 Christus
YaHWeH zoals ik, zal de HEERE, uw is die profeet / 7:37 /
God, voor u doen opstaan; Joh.7:7-8 / Col.2:14 /
naar Hem moet u Heb.7:11-12 / 8:13 / 9:15
luisteren.” / Deut.18:18-19 / / 1 Cor.9:21 / Gal.6: 2
Jer 31:31
Koning en priester: een Num.24:15-17 / Jes.9: 6-7 / Heb.1:8 / Mat.2: 2 / Opb.
“Koning met een scepter” en Zach.6:12-13 22:16
“hogepriester”
Strijder die de vijanden van Num.24:17 / Deut.33:11 / Heb.1:13 / Joh.18:36 /
Israël zal verslaan Ps.89:23 Opb.17:14
Tolk / vertolker / vervuller van Dan.12:10 / Eze.37:23 / Hand.4:25-27 citaat van
de wet Ps.2:1: “Waarom woeden de Ps.2.1 Christus regeert nu
heidenvolken en bedenken de / Mar.1:22 / Joh.7:49 /
volken wat zonder inhoud Mat.22:33–34
is?“
Herstel en herbouw van de 2 Sam.7:10-14 / Amos 9:11: Hand.15:16 citaat van
hut/troon van David “Op die dag zal Ik oprichten Amos 9:11 Christus zit op
de vervallen hut van David.” de troon / Johannes
2:19-22 / Mat.26:61 /
Mat.27:40 / Mar.14:58 /
Hand.6:14 / Eph.1:21-
22 / 2:19-22 (het lichaam
van Christus, gemeente)

We geven je ook nog 2 Corinthe 4:4 mee in de Statenvertaling met kanttekeningen. Het zegt er
dit over en wij kleuren enkele belangrijke zaken in. Als je daar niet je akkoord kan aan geven dan
zeggen we zonder dralen dat je niets afweet van wat de Soevereine macht van God is, zowel in
het Oude als Nieuwe Testament duidelijk beschreven. Of wel soms? De macht van God
beknotten en aan satan macht geven die hij niet heeft is een theologie verkondiging met de
pijlers in het zand gebouwd!
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 32

4 In dewelke 8de god dezer eeuw dde zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen
niet 9bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, eDie 10het Beeld Gods
is.
8 Dat is, de satan, die door een rechtvaardig oordeel Gods over de ongelovige
mensen zulke heerschappij verkrijgt, alsof hij een god van hen ware, en dien zij als
hun god dienen. Zie Joh. 12:31. Ef. 2:2; 6:12.
Joh. 12:31 Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld
buitengeworpen worden.
Ef. 2:2 In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den
overste van de macht der lucht, van den geest die nu werkt in de kinderen der
ongehoorzaamheid;
Ef. 6:12 Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de
overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld der duisternis
dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.
d Jes. 6:10. Joh. 12:40.
Jes. 6:10 Maak het hart dezes volks vet en maak hun oren zwaar en sluit hun ogen,
opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta,
noch zich bekere, en Hij het geneze.
Joh. 12:40 Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard; opdat zij met de ogen
niet zien, en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze.
9 Of: schijne, lichte.
e Joh. 14:9. Filipp. 2:6. Kol. 1:15. Hebr. 1:3.
Joh. 14:9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet
gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij:
Toon ons den Vader?
Filipp. 2:6 Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk
te zijn,
Kol. 1:15 Dewelke is het Beeld des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller
creatuur.
Hebr. 1:3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte
Beeld Zijner Zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht,
nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is
gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen,
10 Namelijk niet alleen ten aanzien van Zijn Goddelijke natuur, zijnde het eeuwige
Woord en de Wijsheid des Vaders, maar ook ten aanzien dat Hij is God geopenbaard
in het vlees, door Welken Gods heerlijkheid, rechtvaardigheid, genade, wijsheid en
macht ons in het Evangelie als in een spiegel wordt uitgedrukt. Zie Kol. 1:15. Hebr.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 33

1:3.
Kol. 1:15 Dewelke is het Beeld des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller
creatuur.
Hebr. 1:3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte
Beeld Zijner Zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht,
nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeggebracht heeft, is
gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen,

In de leer van de bedelingen zijn er zaken die nooit goed belicht zijn: wie, wat en wanneer! En
dat is bijvoorbeeld met dit punt al zo: bij God is alles gepland en het zal gebeuren volgens Zijn wil.
Drie teksten die aangeven dat God alles op ZIJN TIJD laat geschieden:
Genesis 1:14: “14 En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om
scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot tekenen, en tot
aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren!”
Handelingen 1:7: “7 En Hij zei tegen hen: Het komt u niet toe de tijden of
gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft.”
Epheziërs 1:9,10: “9 toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in
Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, 10 om in
de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen ,
zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.” Dit laatste spreekt over onze
dispensatie, niet de 1.000 jarige regering.

Bedenk toch, dat het zitten op de troon van Jezus rechtstreeks te maken heeft met Zijn
opstanding uit de doden. Petrus liegt er dus niet om: zodat ik met volle vertrouwen mag zeggen
tegen dezen van de bedelingen: HIJ ZIT VAN TOEN AL REEDS OP DE TROON VAN DAVID!
Zach.6:12,13: “12 en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man
– Zijn Naam is SPRUIT – zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE
bouwen. 13 Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen, Híj zal met majesteit bekleed zijn,
Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Hij zal Priester zijn op Zijn troon /tussen die Beiden
zal vredesberaad plaatsvinden.”
Opb.3:21: “21 Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik
overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.”

Tot slot van dit deel over het koninkrijk teksten,


met één bepaald onderwerp: Jezus regeert nu!
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 34

Teksten waarin duidelijk staat: Jezus zit aan de rechterhand van God als HEERSER
Tekst Citaat Context en betekenis
Lucas 20:42 David zelf zegt namelijk in het boek De prangende vraag die de discipelen
van de psalmen: De Heere heeft voor zichzelf moeten beantwoorden
gezegd tegen mijn Heere: Zit aan is vers 44: “44 David dan noemt Hem
Mijn rechter hand, zijn Heere en hoe kan Hij dan zijn
Zoon zijn?”
Lucas 22:69 Van nu aan zal de Zoon des mensen De Raad van het volk is
gezeten zijn aan de samengekomen om Jezus te
rechter hand van de kracht van veroordelen (vers 66): “70 En zij
God. zeiden allen: Bent U dan de Zoon van
God? En Hij zei tegen hen: U zegt dat
Ik het ben. 71 En zij zeiden: Welk
getuigenis hebben wij nog nodig?
Want wij hebben het zelf uit Zijn
mond gehoord.”
Handelingen Hij dan, Die door de Petrus had in vers 30 al dit gezegd:
2:33 rechter hand van God verhoogd is “30 Aangezien hij een profeet was en
en de belofte van de Heilige Geest wist dat God hem met een eed
ontvangen heeft van de Vader, gezworen had dat Hij uit de vrucht
heeft dit uitgestort wat u nu ziet en van zijn lichaam, voor zover het zijn
hoort. vlees betrof, de Christus zou doen
opstaan om Hem op zijn troon te
zetten.”
Handelingen David is immers niet opgevaren Paulus heeft een hint in 1 Kor.15: 25:
2:34 naar de hemelen, maar hij zegt: De “25 Want Hij moet Koning zijn,
Heere heeft gesproken tot Mijn totdat Hij alle vijanden onder Zijn
Heere: Zit aan Mijn rechter hand, voeten heeft gelegd.” Goed opletten:
hij is koning tijdens die periode over
Zijn volk om het te zegenen en over
Zijn vijanden om hen te verslaan. De
finale van dat tijdperk ervan staat in
Openbaring 19 beschreven.
Handelingen Deze Jezus heeft God door Zijn Petrus verwijst naar Hand.2:4: “4 En
5:31 rechter hand verhoogd tot een zij werden allen vervuld met de
Vorst en Zaligmaker, om Israël Heilige Geest en begonnen te
bekering te geven en vergeving van spreken in andere talen, zoals de
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 35

zonden. Geest hun gaf uit te spreken.” Het


teken dat Jezus Zijn koninkrijk gestart
heeft. We herhalen vers 30b van
Hand.2: ”30b de Christus zou doen
opstaan om Hem op zijn troon te
zetten.” Wat wil dit zeggen? Dat Hij,
Jezus, door Zijn opstanding is
geworden: DE KONING, OP DE
TROON VAN DAVID.
Handelingen Maar hij, vol van de Heilige Geest, Stephanus maakt de Raad duidelijk
7:55 hield zijn ogen naar de hemel dat God in de hemel woont en niet in
gericht en zag de heerlijkheid van Jeruzalem in de tempel! Paulus geeft
God, en Jezus, staande aan de dat ook weer in Hand.17:24: “24 De
rechter hand van God. God Die de wereld gemaakt heeft en
alles wat daarin is, Deze, Die een
Heere van de hemel en van de aarde
is, woont niet in tempels die met
handen gemaakt zijn.”
Handelingen En hij zei: Zie, ik zie de hemelen Stephanus, zal martelaar zijn omdat
7:56 geopend en de Zoon des mensen, hij over Jezus preekt wat de joden
staande aan de rechter hand van niet hebben willen zien! Jezus is de
God. rechterhand van God in de prediking
en het oordeel.
Romeinen Wie is het die verdoemt? Christus is Wij volgen niet een dode koning
8:34 het Die gestorven is, ja wat meer is, maar een levende, die ook onze
Die ook opgewekt is, Die ook aan advocaat is zegt Paulus. Hebr. 7:25:
de rechter hand van God is, Die ook “25 Daarom kan Hij ook volkomen
voor ons pleit. zalig maken wie door Hem tot God
gaan, omdat Hij altijd leeft om voor
hen te pleiten.”
Epheziërs die Hij gewerkt heeft in Christus, De twee volgende verzen maken wat
1:20 toen Hij Hem uit de doden opwekte duidelijk, Jezus is KONING: “21 ver
en aan Zijn rechterhand zette in de boven alle overheid en macht en
hemelse gewesten, kracht en heerschappij en elke naam
die genoemd wordt, niet alleen in
deze wereld, maar ook in de
komende. 22 En Hij heeft alle dingen
aan Zijn voeten onderworpen en
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 36

heeft Hem als hoofd over alle dingen


gegeven aan de gemeente.”
Colossenzen Als u nu met Christus opgewekt De regering die Christus uitoefent is
3:1 bent, zoek dan de dingen die boven niet gecenterd in het letterlijke
zijn, waar Christus is, Die aan de Jeruzalem, aan de Middellandse Zee
rechter hand van God zit. maar in het hemelse Jeruzalem, dat
boven is in de hemelen.
Hebreeën 1:3 Hij, Die de afstraling van Gods Kijk eens naar Col.1:15. De
heerlijkheid is en de afdruk van Zijn eerstgeboren die verlossing bracht
zelfstandigheid, Die alle dingen gaf ons ook volgens Opb.1:6: “6 en
draagt door Zijn krachtig woord, Die ons gemaakt heeft tot koningen
heeft, nadat Hij de reiniging van en priesters voor God en Zijn Vader,
onze zonden door Zichzelf tot stand Hem zij de heerlijkheid en de kracht
had gebracht, Zich gezet aan de in alle eeuwigheid. Amen.” Wij zijn
rechter hand van de Majesteit in de dat nu al samen: alle Messias
hoogste hemelen. belijdende uit welke raciale
achtergrond het moge zijn!
Hebreeën En tegen wie van de engelen heeft Herhalen nog eens Hand.2:30:
1:13 Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn “Aangezien hij een profeet was en
rechter hand, totdat Ik Uw vijanden wist dat God hem met een eed
neergelegd heb als een voetbank gezworen had dat Hij uit de vrucht
voor Uw voeten? van zijn lichaam, voor zover het zijn
vlees betrof, de Christus zou doen
opstaan om Hem op zijn troon te
zetten.” Op zijn troon: dat is deze van
David.
Hebreeën 8:1 De hoofdzaak nu van de dingen “In de hemelse gewesten” zegt
waarover wij spreken, is dit: Zo”n Eph.1:20 om de plaats te bepalen
Hogepriester hebben wij, Eén Die waar dit zich afspeelt. Gelovigen
Zich heeft gezet aan de kunnen dat zien: “9a maar wij zien
rechter hand van de troon van de Jezus met heerlijkheid en eer
Majesteit in de hemelen. gekroond.” Heb.2:9a
Hebreeën maar deze Priester is, nadat Hij één Daarom zei Jezus ook: “18 En Jezus
10:12 slachtoffer voor de zonden geofferd kwam naar hen toe, sprak met hen
had, tot in eeuwigheid gezeten aan en zei: Mij is gegeven alle macht in
de rechter hand van God. hemel en op aarde.” Mat.28:18.
Hebreeën terwijl wij het oog gericht houden Ps.8:7: “7 U doet hem heersen over
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 37

12:2 op Jezus, de Leidsman en Voleinder de werken van Uw handen,


van het geloof. Hij heeft om de U hebt alles onder zijn voeten
vreugde die Hem in het vooruitzicht gelegd.” Het is geen ironie dat Jezus
was gesteld, het kruis verdragen en aan mensen vrijspraak en eeuwig
de schande veracht en zit nu aan de leven aanbiedt. Toch zal Hij ook
rechter hand van de troon van God. rechtvaardig oordelen over hen die
Hem niet willen als Leidsman!
1 Petrus 3:22 Die aan de rechter hand van God is, Heb.2:8: “8 alle dingen hebt U onder
opgevaren naar de hemel, terwijl zijn voeten onderworpen. Want bij
de engelen, machten en krachten het onderwerpen van alle dingen aan
Hem onderworpen zijn. Hem heeft Hij niets uitgezonderd wat
Hem niet onderworpen is. Nu zien wij
echter nog niet dat Hem alle dingen
onderworpen zijn.”

De oorsprong van de illustratie die volgt is ons niet bekend, 3 functies van onze Heer:
lam van verzoening, hogepriester en Leeuw van de stam van David.
Tweemaal gevonden op een USA-site van de Zevende dag Adventisten maar ook bij Pentecostals.

Openbaring 5:5: “5 En een van de ouderlingen zei tegen mij: Huil niet.
Zie, de Leeuw Die uit de stam van Juda is, de Wortel van David,
heeft overwonnen om de boekrol te openen en zijn zeven zegels te verbreken.”

Een illustratie van Paulus om te zeggen: de wet is opgehouden voor de Joden.


Die kan dus niet meer opgewekt worden zodat de joden ze nog eens kunnen vervullen.
Dus kan men niet meer van een nieuwe tempel spreken in de toekomst.
Daar offers brengen is het offer van Christus minimaliseren, Hij heeft de wet vervuld.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 38

Dat heeft ook te maken met het koningschap van Jezus, Zijn wil is wet!

In de brief aan de Galaten heeft Paulus een en ander uitgelegd over het verband tussen
het OT en NT. Het Joodse volk hoeft niet meer onder de regels van het oude verbond verder te
leven. Ook zij staan (althans de gelovigen) onder het nieuwe verbond. Paulus heeft zijn verhaal
onderbouwd met beelden uit het OT, met de typologie van Abraham en Sara en hun twee
kinderen. Het ene kind van de slavin en het andere kind van de belofte. De 430 jaar voordat de
wet kwam tot Israël heeft God in de geschiedenis van Abraham al iets laten zien dat men later
maar zou kunnen verstaan. We nemen die tekst voordat we conclusies er uit trekken.
Galaten 4:21-5:1 zegt (Naardense Vertaling):
“21 Ge moet het me eens zeggen, gij die onder een wet wilt staan: hoort ge de Wet niet? 22 Er
staat immers geschreven dat Abraham twéé zonen had, één uit het dienstmeisje en één uit de
vrije vrouw. 23 Die uit het dienstmeisje is ‘naar het vlees’ voortgebracht, en die uit de vrije vrouw
door de belofte. 24 Deze dingen moeten zinnebeeldig worden verstaan; want de twee vrouwen
zijn twee verbonden; het eerste is afkomstig van de berg Sinaï en brengt knechtschap voort: dat is
Hagar. 25 ‘Hagar’ is de berg Sinaï in Arabië, en die beantwoordt aan het Jeruzalem van nu; want
dat leidt met haar kinderen een dienstknechtelijk bestaan. 26 Maar het Jeruzalem bóven is een
vrije vrouw, en die is onze moeder; 27 er staat immers geschreven: ‘verheug je, onvruchtbare die
niet baart, barst uit en schater, jij die geen weeën kent, want talrijker zijn de kinderen van de
verlatene dan van haar die de man heeft!’ 28 Welnu, gíj, broeders–en–zusters, zijt zoals Isaak
kinderen van belofte! 29 Maar zoals toen degene die ‘naar het vlees’ is voortgebracht hem die
‘naar de Geest’ kwam vervolgde, zo gaat het ook nu. 30 Maar wat zegt de Schrift? ‘Drijf het
dienstmeisje en haar zoon uit; want de zoon van het dienstmeisje zal niet mee–erven met de zoon
van de vrije vrouw!’ 31 Samenvattend, broeders–en–zusters: wij zijn geen kinderen van een
dienstmeisje maar van een vrije vrouw!”

Paulus leest het verhaal van de twee vrouwen van Abraham als de twee verbonden met
christelijke ogen. Het Oude verbond is dat van Ismaël. Izaäk dat voor Gods volk onder het nieuwe
verbond. Voor die vrijheid van de oude wet heeft Christus ons vrijgemaakt. Die hoeft niet meer
wanneer je tot Christus bekeerd bent. Laten we ons niet opnieuw onder een juk van knechtschap
laten komen!
Dit staat er in het verhaal van Paulus:
1) Het oude verbond zou tijdelijk zijn en niet voor eeuwig
2) Hen die onder het oude verbond leven zullen niet erven met degenen onder het nieuwe
verbond
3) Aangezien het nieuwe verbond er is, moeten degene die onder de wet leven uitgedreven
worden indien ze bij de wet blijven.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 39

Wat heeft Christus gedaan; voor mij, voor bekeerde joden en bekeerde heidenen

Romeinen 3:22: “en wel gerechtigheid Gods door het geloof in [Jezus] Christus, voor allen, die
geloven; want er is geen onderscheid.”
Romeinen 3:26: “om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf
rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is.”
Galaten 2:16: “wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar
door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om
gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit
werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden.”
Galaten 2:20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar
Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon
van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.”
Galaten 3:22: “Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het
geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden van hen, die geloven.”
Epheze 3:12: “in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het
geloof in Hem.”
Philippenzen 3:9: “en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten,
maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof.”
Hebreeën 12:2: “Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder
des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de
schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.”
Openbaring 2:13: “Ik weet, waar gij woont, dáár waar de troon des satans is; en gij houdt vast
aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend, ook niet in de dagen van Antipas,
mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd bij u, waar de satan woont.”
Openbaring 14:2 12: “En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als
de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun
citers.”

We moeten zonder tegenstribbelen dit aannemen: “Want Hij is onze vrede, die de twee één
heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft,
doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld
heeft” (Epheziërs 2:14,15). En dit: “Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet
onder de wet” (Galaten 5:18).

Je parafraseert een gedeelte van Epheze in je kritiek. Wel heb je niet gelezen wat ik schreef in
mijn tekst: De zeventig jaarweken, de enige EXACTE-startdatum. Ik ga er wat van citeren hier:
“In Epheze hoofdstuk 1 vers 1 benoemd Paulus de gemeente van Christus (de kerk) = “heiligen.”
Dat is zonder enige twijfel in het Oude Testament een verbondstitel voor het vleselijke Israël
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 40

(Ps.16:3 / 30:4 / 37:28 / 85:8 / 97:10 / 132:9,16 / Dan.7:18,21-22,25,27) en “uitverkoren in Hem.”


Israël was TOEN in die dagen alleen ter wereld “het uitverkoren volk Gods” (Deut.4:37 / 7:6 / 10: 5
/ Ps.135: 4 / Jes.41:8 / 44:1-2 / 66:15 / Ezech.20:5).

De apostel der heidenen gebruikt diezelfde

titel = “heiligen” hier merkwaardig genoeg

dus ook voor niet-joden!


Kijk eens hoe Paulus de nadruk legt op de uitverkiezing van de heidenen in vers 3 en 4: “3
Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle
geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, 4 omdat Hij ons vóór de grondlegging van
de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de
liefde.” De Messias belijdende heidenen zijn zoals ook de Messias belijdende joden van tevoren,
voordat Adam en Eva er waren, in Gods boek van leven geschreven, met naam en toenaam!

In hoofdstuk 1 vers 5 zegt Paulus: “5 Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen
aangenomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn
wil.” In Romeinen 9 verklaart Paulus over het vleselijke Israël, “4 Zij zijn immers Israëlieten; voor
hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de
eredienst en de beloften. 5 Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de
Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!” (Rom.9:4-5).
Vergeet niet de link te leggen tussen beide teksten. Paulus zegt dat Israël “de aanneming tot
kinderen” heeft ontvangen. Dit hoorde tot het geboorterecht van Israël want ze zijn ook,
erfgenamen van het verbond met Abraham. Niettemin verklaart Paulus in Rom.8 HETZELFDE ALS
IN EPH.1: 5 OVER de gemeente (kerk) in Rome “15 Want u hebt niet de Geest van slavernij
ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen
ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader! 16 De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij
kinderen van God zijn. 17 En als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van
God en mede-erfgenamen van Christus; wanneer wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met
Hem verheerlijkt worden.” (Rom.8:15-17). Hij gaat verder met te verklaren dat de gemeente nog
steeds wacht op de volledige voltooiing van de adoptie. Dat zien we meer in het Nieuwe
Testament: het is er al maar nog niet volledig. Paulus geeft aan dat de schepping wacht op “het
openbaar worden van de kinderen van God.” (Rom.8:19b) en “in de verwachting van de
aanneming.” (Rom.8:23). Ze VER-wachtten dat: “wijzelf zuchten in onszelf” met andere woorden
we verwachten dat “gretig af.” De volledige acceptatie zien we nu nog niet, maar ook niet van een
Messias belijdende Jood.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 41

Epheze 1 zegt dat Christus verheven is tot de rechterhand in de hemelse gewesten. In 2:6 zegt
hij duidelijk en onomwonden: “6 en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse
gewesten gezet in Christus Jezus.” En dat staat ook in Col.3:2. In zijn ogen zijn hetgeen
“buitenlanders” meer maar medeburgers van Israël en zijn als een tempel voor God. Dat is
deelhebben aan het hemelse Sion, het nieuwe Jeruzalem. We hebben Christus regerend aan
de rechterhand en volgens Ps.110:1 zetelend op David’ s troon. David’ s troon was in Jeruzalem,
maar die is nu in het hemelse Jeruzalem-Zion waar Christus al is. Wij zijn in die zin ook opgewekt
met Christus in Gods tegenwoordigheid in van de hemelse tempel, wijzelf met Christus zijn de
Tempel. – einde citaat.

Laat ons er nog enkele teksten aan toevoegen = de uitverkoren in het Nieuwe Testament zijn
uitsluitend de gelovigen in de Messias, dus het gros van Israël viel erbuiten. En dat is nu ook nog
zo. Dat staat wel degelijk in de Bijbel van het Nieuwe Verbond: wie in Jezus als de ware Messias
geloofd een is “uitverkoren” van God. Wedergeboren en een kind van God!

Matthéüs 20:16: “16 Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want
velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.”
Johannes 15:16: “16 Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u
ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat
wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam.”
Titus 1:1: “1 Paulus, een dienstknecht van God en een apostel van Jezus Christus,
overeenkomstig het geloof van de uitverkorenen van God en de kennis van de waarheid,
die in overeenstemming met de godsvrucht is.”
1 Petrus 2:9: “9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een
heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou
verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.”

Het mysterie dat de profeten van het Oude Testament niet wisten, werd wel aan de discipelen
van het Nieuwe Testament geopenbaard: heidenen die Jezus aannemen horen er evengoed bij!
 Er moest een grondslag zijn om erop te bouwen, die gelegd werd met het bloed van het
Lam Gods. Matthéüs 26:28: “28 want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond,
dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
 De Koning zou na Zijn dood en Opstanding uit de doden vanuit de hemel een brug
bouwen, tussen God en de mensheid van goede wil.
 Nadat die onfeilbare verbinding was gemaakt tussen de hemel en de aarde zouden Zijn
wetten van kracht worden.
 Ze werden door de Heilige Geest gecommuniceerd naar de aarde en zijn samengebundeld
in het Nieuwe Testament.
 Alle burgers van de nieuwe regering van God met mensen verplichten zich ertoe zich
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 42

vrijwillig te onderwerpen aan de koning Jezus.

God heeft in Zijn verlossingsplan besloten dat joodse gelovigen en heidense gelovige elkaar
aanvullen als Zijn kinderen. De gelovige uit de heidenen en deze gelovige joden zullen dit zijn:

samen “één kudde van de Herder”, Jezus Christus zijn (Johannes 10:16)
samen “leden zijn van één en hetzelfde Lichaam” van Christus (1 Corinthiërs 12:13)
samen “de tempel van God” zijn (2 Corinthiërs 6:16)
samen “erfgenamen in Gods verbondsvolk” zijn (Galaten 3:27-29)
samen “het Israël van God” zijn (Galaten 6:14-16)
samen tot “één nieuwe mens” in Jezus Christus geschapen zijn (Epheze 2:14-18)
beiden “deelgenoten van alle beloften in de Bijbel” zijn (Eph.3:2-6 en 2 Corinthiërs 1:20)
samen “het volk van God” zijn (1 Petrus 2:9-10).

Dus kom me niet wat vertellen dat ik iets niet heb ingeschat. Je zegt dat God “voor de
grondlegging van de wereld” alle gelovigen uit alle rassen als één groep ziet. Ik heb toch nooit iets
anders geleerd. Zeg me eens waar ik het anders zou gezegd hebben. Integendeel je kreeg van mij
al meerdere malen deze tabel: hier nog maar eens bij gevoegd. Maak ook niet de fout alle joden,
gelovigen en ongelovigen zomaar als “kinderen van YaHWeH” te bezien!

GA HIER A.U.B. NIET DOOR MET EEN

SNELTREIN

GEESTELIJK ISRAËL = GEMEENTE


BESCHRIJVING ALS… AFVALLIG ISRAËL = NIET
VAN
(NBG EN SV77) GODS VOLK
CHRISTUS
DE JODEN Ongelovige Israëlieten zijn CHRISTENEN ZIJN GEESTELIJKE
geen echte Judeeërs of JODEN
Israëlieten zijn Judeeërs of
Joden meer
Joden Rom.2:29: “maar híj is een Jood,
Rom.2:28: “Want niet híj is die het in het verborgen is, en
Ezra 5:1: “Maar de profeet
een Jood, die het uiterlijk de (ware) besnijdenis is die van
Haggai, en Zacharia, de zoon
is, en niet dát is het hart, naar de Geest, niet
van Iddo, traden bij de Judee-
besnijdenis, wat uiterlijk, naar de letter. Dan komt zijn lof
ërs die in Juda en Jeruzalem
aan het vlees, geschiedt.” niet van mensen, maar van
woonden, als profeten op in de
God.”
naam van de God van Israël.” Opb.2:9 / Opb.3:9
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 43

Jer.34:8,9 / Zach.8:22,23

Verbond brekende Joden CHRISTENEN ZIJN NU


ISRAEL zijn geen echte Israëlieten
ISRAËL
Israël is Israël Num.15:30,31: “Maar wie
iets met voorbedachten Joh.11:50-52: “en gij beseft niet,
Rom.9:6: “Maar het is niet rade doet, hetzij geboren dat het in uw belang is, dat één
mogelijk, dat het woord Gods Israëliet, hetzij mens sterft voor het volk en
zou vervallen zijn. Want niet vreemdeling, die zal een niet het gehele volk verloren
allen, die van Israël lasteraar van de HERE zijn, gaat. Doch dit zeide hij niet uit
afstammen, zijn Israël.” die zal uit zijn volk worden zichzelf, maar als hogepriester
uitgeroeid, want hij heeft van dat jaar profeteerde hij, dat
Eph.2:12,19: “dat gij te dien
het woord des HEREN Jezus zou sterven voor het volk,
tijde zonder Christus waart,
veracht en zijn gebod en niet alleen voor het volk,
uitgesloten van het burgerrecht
geschonden; die zal zeker maar om ook de verstrooide
Israëls en vreemd aan de
uitgeroeid worden, zijn kinderen Gods bijeen te
verbonden der belofte, zonder
ongerechtigheid is op vergaderen.”
hoop en zonder God in de
hem.”
wereld. …Zo zijt gij dan geen 1 Cor.10:1 / Gal.6:15,16 /
vreemdelingen en bijwoners Volgens Deut.18:19 zal zo
Het ware “Israël van God” zijn al
meer, maar medeburgers der iemand zijn burgerschap
dezen die tot de Messias komen
heiligen en huisgenoten Gods.” met het volk Israël
en Hem belijden. Een echte
verliezen.
besnijdenis is minder van tel dan
Num.15:31 / Hand. 3:23 de geestelijke.

DE GELIEFDEN VAN GOD Ongelovige Israëlieten zijn DE CHRISTENEN ZIJN DE


niet de geliefden van God
Israël is de geliefde van God GELIEFDEN VAN GOD
Lev.26:28,30: “dan zal Ik Mij
Ex.15:13-16: “Gij leiddet in uw Rom.9:25: “gelijk Hij ook bij
met grimmigheid tegen u
goedertierenheid het volk dat Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk
verzetten en Ik, ja Ik, zal u
Gij verlost hebt; Gij leiddet het noemen: mijn-volk, en de niet-
zevenmaal tuchtigen over
door uw kracht naar uw heilige geliefde: geliefde.”
uw zonden, En uw hoogten
woonstede. Volkeren hoorlden
zal Ik verwoesten en uw Eph.5:1: “Weest dan navolgers
het, zij sidderden; beving greep
wierookaltaren uitroeien; Gods, als geliefde kinderen.”
de bewoners van Filistea aan.
Ik zal uw lijken werpen op
Toen verschrikten Edoms Col.3:12: “Doet dan aan, als
de lijken uwer afgoden en
stamhoofden, huivering greep door God uitverkoren heiligen
Ik zal een afkeer van u
Moabs machtigen aan; alle
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 44

hebben.” en geliefden, innerlijke


bewoners van Kanaän
ontferming, goedheid,
sidderden. Ontzetting en schrik Jer.12:8: “Mijn erfdeel was nederigheid, zachtmoedigheid
overviel hen, door uw Mij geworden als een en geduld.”
geweldige arm verstarden zij leeuw in het woud, het had
als een steen, terwijl uw volk, tegen Mij gebruld; daarom 1 Joh.3:1: “Ziet, welk een liefde
HERE, doortrok, uw volk, dat ben Ik het gaan haten.” ons de Vader heeft gegeven, dat
Gij U hebt verworven, wij kinderen Gods genoemd
doortrok.” Jer.16:5 / Hos.9:15 / Amos worden, en wij zijn het (ook).
9:7 / Mat.3:7 / Phil.3:2 / 1 Daarom kent de wereld ons
Deut.33:1-4 / Ezra 3:10,11 Thes.2:14-16 / Titus 1:10 niet, omdat zij Hem niet kent.”

JERUZALEM Het letterlijke Jeruzalem HET HEMELSE JERUZALEM IS DE


(Israël) was meerdere STAD EN MOEDER VAN DE
Jeruzalem is de stad en moeder
malen ontrouw = een hoer GEESTELIJKE ISRAËLIETEN = DE
van Israël
CHRISTENEN
Ps.149:2: “Israël verheuge zich Ezech.16:15,35-41: “Maar
Gal.4:26: “Maar het hemelse
in zijn Maker, laten de kinderen gij hebt op uw schoonheid
Jeruzalem is vrij; en dat is onze
Sions juichen over hun Koning.” vertrouwd en ontucht
moeder.”
gepleegd, trots op uw
Jesaja 51:17,18: “Ontwaak, faam, en gij hebt aan
ontwaak, sta op, Jeruzalem; gij, Heb.12:22: “Maar gij zijt
iedere voorbijganger uw
die uit de hand des HEREN de genaderd tot de berg Sion, tot
ontucht opgedrongen: het
beker zijner grimmigheid hebt de stad van de levende God,
zou voor hem zijn…
gedronken, de kelk der het hemelse Jeruzalem, en tot
Daarom, hoer, hoor het
bedwelming hebt tienduizendtallen van engelen.”
woord des HEREN. Zo zegt
leeggedronken. Van al de de Here HERE: Omdat uw
Opb.3:12 SV77: “Die overwint,
zonen die zij gebaard heeft, eer prijsgegeven en uw
Ik zal hem maken tot een pilaar
was er niemand die haar schaamte ontbloot werd bij
in de tempel Mijns Gods, en hij
geleidde; en van al de zonen uw ontucht met uw
zal niet meer daaruit gaan; en
die zij grootgebracht heeft, was minnaars en met al uw
Ik zal op hem schrijven de
er niemand die haar bij de gruwelijke afgoden, en om
Naam Mijns Gods, en de naam
hand greep.” het bloed uwer zonen die
van de stad Mijns Gods,
gij hun gegeven hebt –
Jesaja 12:6: “Juicht en jubelt, namelijk van het nieuwe
daarom zie, Ik ga al de
inwoners van Sion, want groot Jeruzalem, dat uit de hemel van
minnaars die gij behaagd
in uw midden is de Heilige Mijn God afdaalt, en ook Mijn
hebt, bijeenbrengen, allen
Israëls.” nieuwe Naam.”
die gij hebt liefgehad zowel
Klaagliederen 4:2: “De kinderen als allen van wie gij een
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 45

afkeer gekregen hebt: Ik zal


hen van alle kanten tegen u
bijeenbrengen en Ik zal uw
schaamte voor hen
van Sion, zo kostbaar, eens
ontbloten, zodat zij heel
opwegend tegen gelouterd
uw schaamte zien. Ik zal u
goud, hoe zijn zij geacht als
richten naar wat men met
aarden kruiken, het werk van
overspeelsters en
pottenbakkershanden!”
bloedvergietsters pleegt te
Jesaja 49:18,20,22: “Hef uw doen; Ik zal u maken tot
ogen op naar rondom en zie een voorwerp van bloedige Opb.21:2 SV77: “En ik,
hen allen; zij vergaderen, zij grimmigheid en naijver. Ik Johannes, zag de heilige stad,
komen tot u. Zo waar Ik leef, zal u in hun macht het nieuwe Jeruzalem,
luidt het woord des HEREN, gij overgeven, zij zullen uw neerdalende van God uit de
zult hen allen aandoen als een verhoging neerhalen en uw hemel, toebereid als een bruid,
sieraad, en hen ombinden, verheven plaatsen die voor haar man versierd is.”
zoals een bruid…Ook zullen de slechten, zij zullen u uw
kinderen, van welke gij beroofd klederen uittrekken, uw Opb.21:10: “En hij voerde mij
waart, te uwen aanhoren sieraden wegnemen en u weg in de geest op een grote en
zeggen: De plaats is mij te eng, naakt en bloot doen staan. hoge berg, en hij toonde mij de
maak mij ruimte, dat ik wonen Zij zullen een menigte grote stad, het heilige
kan… Zo zegt de Here HERE: tegen u doen optrekken, Jeruzalem, neerdalende uit de
Zie, Ik zal mijn hand opheffen die u zal stenigen en met hemel van God.”
tot de volken en mijn banier zwaarden neerhouwen, en
omhoog heffen voor de natiën; ook uw huizen met vuur zal
in hun armen zullen zij uw verbranden en gerichten
zonen brengen, en uw dochters aan u voltrekken ten
zullen op de schouder aanschouwen van vele
gedragen worden.” vrouwen. Ik zal u met de
ontucht doen ophouden,
en ook het loon van een
hoer zult gij niet meer
geven.”
DE KINDEREN VAN GOD Verbond brekende Joden CHRISTENEN ZIJN DE KINDEREN
zijn geen echte kinderen VAN GOD
Israëlieten zijn de kinderen van
van God
God Joh.1:12: “Doch allen, die Hem
Deut.32:5: “Verderfelijk aangenomen hebben, hun heeft
Ex.4:22: “Dan zult gij tot Farao
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 46

Hij macht gegeven om kinderen


zeggen: Zo zegt de HERE: Israël
Gods te worden, hun, die in zijn
is mijn eerstgeboren zoon.”
naam geloven.”
Deut.14:1: “Gij zijt kinderen hebben tegen Hem
gehandeld, die zijn zonen Rom.8:14,16: “Want allen, die
van de HERE, uw God; gij zult
niet zijn, maar een door de Geest Gods geleid
uzelf om een dode geen
schandvlek, een verkeerd worden, zijn zonen Gods... Die
insnijdingen toebrengen, noch
en vals geslacht.” Geest getuigt met onze geest,
het haar boven uw voorhoofd
dat wij kinderen Gods zijn.”
wegscheren.” Joh.8:39,42,44
Joh.11:52 / 2 Cor.6:18 /
Jesaja 1:2,4 / Jesaja 63:8 /
Gal.3:26 / Gal.4:5-7 / Phil.2:15 /
Jer.31:9 / Hos.11:1
1 Joh.3:1

DE KUDDE VAN GOD EN VAN Israël was vergeven van de CHRISTENEN ZIJN DE KUDDE
DE MESSIAS valse herders VAN GOD EN VAN DE MESSIAS

Israël is de kudde van God en Joh.10:14,16: “Ik ben de goede


Ezechiël 34:2-7:
van de Messias herder en Ik ken de mijne en de
“Mensenkind, profeteer
mijne kennen Mij … Nog andere
Ps.78:52: “Hij liet zijn volk als tegen de herders van Israël,
schapen heb Ik, die niet van
schapen optrekken, leidde hen profeteer en zeg tot hen,
deze stal zijn; ook die moet Ik
als een kudde door de tot die herders: zo zegt de
leiden en zij zullen naar mijn
woestijn.” Here HERE: wee de herders
stem horen en het zal worden
van Israël, die zichzelf
Jer.31:10: “Hoort het woord des weiden! Moeten de één kudde, één herder.”
HEREN, o volken, verkondigt herders niet de schapen Heb.13:20: “De God nu des
het in verre kustlanden en zegt: weiden? Het vet eet gij,
vredes, die onze Here Jezus, de
Hij, die Israël verstrooide, zal met de wol kleedt gij u, het grote herder der schapen door
het verzamelen en het gemeste slacht gij, maar de het bloed van een eeuwig
behoeden als een herder zijn schapen weidt gij niet; verbond heeft teruggebracht uit
kudde.” zwakke versterkt gij niet, de doden.”
zieke geneest gij niet,
Ezech.34:12,15,16: “zoals een
gewonde verbindt gij niet, 1 Pet.2:25: “Want gij waart
herder naar zijn kudde omziet,
afgedwaalde haalt gij niet dwalende als schapen, maar
wanneer hij te midden van zijn
terug, verlorene zoekt gij thans hebt gij u bekeerd tot de
verspreide schapen is, zo zal Ik
niet, maar gij heerst over herder en hoeder van uw
naar mijn schapen omzien en
hen met hardheid en zielen.”
ze redden uit alle plaatsen
geweldenarij. Zij raken
waar zij verstrooid zijn geraakt 1 Pet.5:2,3: “hoedt de kudde
verstrooid, omdat er geen
op de dag van wolken en Gods, die bij u is, niet
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 47

duisternis…. Ik zelf zal mijn


schapen weiden, Ik zelf zal ze herder is, en worden tot
doen neerliggen, luidt het voedsel voor al het
woord van de Here HERE; … de gedwongen, maar uit vrije
gedierte des velds; zo raken
verlorene zal Ik zoeken en de beweging, naar de wil van God,
zij verstrooid. Mijn schapen
afgedwaalde terughalen; de niet uit schandelijke winzucht,
dwalen rond op alle bergen
gewonde zal Ik verbinden en de en op elke hoge heuvel; maar uit bereidwilligheid, niet
zieke versterken, maar de vette over de gehele aarde zijn als heerschappij voerend over
en krachtige zal Ik verdelgen. Ik hetgeen u ten deel gevallen is,
mijn schapen verstrooid
zal ze weiden zoals het maar als voorbeelden der
zonder dat er iemand is die
behoort.” kudde.”
naar hen vraagt of ze zoekt.
Daarom, gij herders, hoort
Ps.80:1 / Jesaja 40:11 / Jer.23:1-
het woord des HEREN.”
3 / Zach.10:3 / Mic.5:4

HET LAND VAN GOD


CHRISTENEN ZIJN HET LAND
Israël is het land van God VAN GOD

Jer.12:10: “Vele herders hebben 1 Cor.3:9: “Want Gods


mijn wijngaard verwoest, mijn medearbeiders zijn wij; Gods
akker vertrapt, mijn kostelijke akker, Gods bouwwerk zijt gij.”
akker gemaakt tot een woeste
steppe.”

HET HUIS VAN GOD Het afvallige Israël is geen CHRISTENEN ZIJN NU HET HUIS
huis van God meer VAN GOD
Israël is het huis van God
1 Tim.3:15: “Mocht ik nog
Num.12:7: “Niet aldus met mijn
Jer.5:11: “Want volslagen uitblijven, dan weet gij, hoe
knecht Mozes, vertrouwd als
trouweloos handelen tegen men zich behoort te gedragen
hij is in geheel mijn huis.”
Mij het huis van Israël en in het huis Gods, dat is de
het huis van Juda, luidt het gemeente van de levende God,
woord des HEREN. ” een pijler en fundament der
waarheid.”
Joh.8:35: “En de slaaf blijft
niet eeuwig in het huis, de Heb.3:2,5,6: “die getrouw is

zoon blijft er eeuwig.” jegens Hem, die Hem heeft


aangesteld, evenals ook Mozes
getrouw was in [geheel] zijn
huis… Nu was Mozes wel
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 48

getrouw in geheel zijn huis als


dienaar om te getuigen van
hetgeen gesproken zou worden,
… maar Christus als Zoon over
zijn huis. Zijn huis zijn wij,
indien wij de vrijmoedigheid en
de hoop, waarin wij roemen,
[tot het einde onverwrikt]
vasthouden.”

Heb.10:21 / 1 Pet.4:17

Ongelovige Israëlieten zijn


niet het koninkrijk van God CHRISTENEN ZIJN HET
KONINKRIJK VAN GOD
Mat.8:11,12: “Ik zeg u, dat
HET KONINKRIJK VAN GOD Rom.14:17: “Want het
er velen zullen komen van
oost en west en zullen Koninkrijk Gods bestaat niet in
Israël is het koninkrijk van God
aanliggen met Abraham en eten en drinken, maar in
Ex.19:6: “En gij zult Mij een Isaak en Jakob in het rechtvaardigheid, vrede en
koninkrijk van priesters zijn en Koninkrijk der hemelen; blijdschap, door de heilige
een heilig volk. Dit zijn de maar de kinderen van het Geest.”
woorden die gij tot de Koninkrijk zullen 1 Pet.2:9 a: “Gij echter zijt een
Israëlieten spreken zult.” uitgeworpen worden in de uitverkoren geslacht, een
buitenste duisternis; daar koninklijk priesterschap.”
1 Kro.17:14 / 1Kro.28:5
zal het geween zijn en het
tandengeknars.” 1 Cor.4:20 / Col.1:13 / Col.4:11 /
Opb.1:6
Mat.21:43

HET UITVERKOREN VOLK Verbond brekende CHRISTENEN ZIJN NU GODS


Israëlieten zijn niet Gods UITVERKORENEN
De Israëlieten zijn Gods
uitverkorenen
uitverkorenen Col.3:12: “Doet dan aan, als
Deut.31:17: “Te dien dage door God uitverkoren heiligen
Deut.7:7: “Niet, omdat gij
zal mijn toorn tegen hen en geliefden, innerlijke
talrijker waart dan enig ander
ontbranden, Ik zal hen ontferming, goedheid,
volk, heeft de HERE Zich aan u
verlaten en mijn aangezicht nederigheid, zachtmoedigheid
verbonden en u uitverkoren;
voor hen verbergen, zodat en geduld.”
veeleer zijt gij het kleinste van
zij verteerd worden en vele
alle volken.” 1 Pet.2:9: “Gij echter zijt een
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 49

uitverkoren geslacht, een


rampen en benauwdheden
koninklijk priesterschap, een
Deut.10:15: “alleen aan uw hen treffen. Dan zullen zij
heilige natie, een volk (Gode)
vaderen heeft de HERE Zich te dien dage zeggen:
ten eigendom, om de grote
verbonden en alleen hen heeft Hebben die rampen ons
daden te verkondigen van Hem,
Hij liefgehad, en u, hun niet daarom getroffen,
die u uit de duisternis geroepen
nakroost, heeft Hij uit alle omdat onze God niet in ons
heeft tot zijn wonderbaar licht.”
volken uitverkoren, zoals dit midden is?”
heden het geval is.” Eph.4:12: “om de heiligen toe te
2 Kon.17:20 / 2 Kro.25:7 /
rusten tot dienstbetoon, tot
Deut.14:2 / Jesaja 43:20,21 Ps.78:59 / Jer.6:30 / Jer.7:29
opbouw van het lichaam van
/ Jer.14:10
Christus.”

DE BESNEDENEN Verbond brekende Joden CHRISTENEN ZIJN NU DE


zijn als niet besnedenen GEESTELIJK BESNEDENEN
De Israëlieten zijn de
besnedenen Jer.9:25,26: “Zie, de dagen
komen, luidt het woord des
Gen.17:10,13: “Dit is mijn Rom.2:29: “maar híj is een Jood,
HEREN, dat Ik bezoeking zal
verbond, dat gij zult houden die het in het verborgen is, en
doen over alle besnedenen
tussen Mij en u en uw de (ware) besnijdenis is die van
die toch de voorhuid
nageslacht: dat bij u al wat het hart, naar de Geest, niet
hebben; over Egypte en
mannelijk is besneden worde; naar de letter. Dan komt zijn lof
Juda, Edom en de
Wie in uw huis geboren is en niet van mensen, maar van
Ammonieten, Moab en
wie door u voor geld gekocht God.”
allen, die zich het haar
is, moet voorzeker besneden
rondom wegscheren, die in
worden; zo zal mijn verbond in
de woestijn wonen; want
uw vlees zijn tot een eeuwig Phil.3:3: “Want wíj zijn de
alle volkeren zijn
verbond.” besnijdenis, die door de Geest
onbesneden, maar het
gehele huis van Israël Gods Hem dienen, die in
Richt.15:18: “Toen hij hevige
bestaat uit onbesnedenen Christus Jezus roemen en niet
dorst kreeg, riep hij tot de
van hart.” op vlees vertrouwen.”
HERE: Gij hebt door uw knecht
deze grote verlossing Col.2:11: “In Hem zijt gij ook
Rom.2:25,28: “Want
geschonken, en nu moet ik van met een besnijdenis, die geen
besneden te zijn heeft wel
dorst sterven en zal ik in werk van mensenhanden is,
betekenis, indien gij de wet
handen vallen van de besneden door het afleggen
volbrengt, maar indien gij
onbesnedenen!” van het lichaam des vlezes, in
een overtreder van de wet
zijt, is uw besnijdenis tot de besnijdenis van Christus.”
onbesnedenheid
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 50

geworden. …Want niet híj


is een Jood, die het uiterlijk
is, en niet dát is
besnijdenis, wat uiterlijk,
aan het vlees, geschiedt.”

Phil.3:2

Verbond brekende
Israëlieten zijn niet het
Volk van God
HET VOLK VAN GOD CHRISTENEN ZIJN NU VOLK VAN
Hos.1:9: “Toen zeide Hij: GOD
De Israëlieten zijn het Volk van
Noem hem Lo-Ammi, want
God Rom.9:25: “gelijk Hij ook bij
gij zijt mijn volk niet en Ik
Ex.6:7: “En Ik zal u brengen zal de uwe niet zijn.” Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk

naar het land, waarvan Ik noemen: mijn-volk, en de niet-


Jer.5:7-10: “Waarom zou Ik geliefde: geliefde.”
gezworen heb het aan
u vergeven? Uw kinderen
Abraham, Isaak en Jakob te 2 Cor.6:16: “Welke
verlaten Mij en zweren bij
zullen geven, en Ik zal het u gemeenschappelijke grondslag
niet-goden. Toen Ik hen
geven tot een bezitting, Ik, de heeft de tempel Gods met
verzadigd had, pleegden zij
HERE.” afgoden? Wij toch zijn de
echtbreuk, ja, in het
Deut.27:9: “Ook spraken Mozes hoerenhuis zijn zij thuis. tempel van de levende God,

en de levitische priesters tot Geile, rondzwervende gelijk God gesproken heeft: Ik

geheel Israël: Zwijg, Israël, en hengsten zijn het, zij zal onder hen wonen en

luister. Heden zijt gij geworden hinniken ieder naar de wandelen, en Ik zal hun God

tot het volk van de HERE, uw vrouw van zijn naaste. Zou zijn en zij zullen mijn volk zijn.”

God.” Ik hierover geen bezoeking Eph.4:12 / Eph.5:3 / 2


doen, luidt het woord des Thes.1:10 / Titus 2:14
2 Sam.7:23 / Jer.11:4
HEREN, of zou Ik aan een
volk als dit Mij niet
wreken?”

DE PRIESTERS VAN GOD Verbond brekende CHRISTENEN ZIJN NU DE


Israëlieten zijn GEEN PRIESTERS VAN GOD
De Israëlieten zijn de priesters
Priesters van God
van God 1 Pet.2:5,9: “en laat u ook zelf
1 Sam.2:28,30: “En Ik heb als levende stenen gebruiken
Exodus 19:6: “En gij zult Mij
hem uit alle stammen voor de bouw van een
een koninkrijk van priesters zijn
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 51

Israëls Mij tot priester geestelijk huis, om een heilig

verkoren om mijn altaar te priesterschap te vormen, tot

beklimmen, reukwerk te het brengen van geestelijke

ontsteken en de efod te offers, die Gode welgevallig zijn


en een heilig volk. Dit zijn de dragen voor mijn door Jezus Christus. … Gij
woorden die gij tot de aangezicht; aan het huis echter zijt een uitverkoren
Israëlieten spreken zult.” uws vaders heb Ik alle geslacht, een koninklijk

vuuroffers der Israëlieten priesterschap, een heilige natie,


Deut.14:22 SV77: “Want gij zijt
gegeven. …Daarom, luidt een volk (Gode) ten eigendom,
de HEERE, uw God, een heilig
het woord van de HERE, de om de grote daden te
volk; en u heeft de HEERE
God van Israël, Ik heb verkondigen van Hem, die u uit
verkoren, om Hem tot een volk
duidelijk gezegd: uw huis de duisternis geroepen heeft
ten eigendom te zijn, uit al de
en uws vaders huis zullen tot zijn wonderbaar licht.”
volken, die op de aardbodem
zijn.” voor altijd voor mijn Opb.1:6: “en Hij heeft ons tot
aangezicht wandelen, maar een koninkrijk, tot priesters
Deut.26:18: “En de Heere heeft nu luidt het woord des voor zijn God en Vader gemaakt
u heden doen zeggen, dat gij HEREN: dit zij verre van – Hem zij de heerlijkheid en de
Hem tot een volk ten Mij! Want wie Mij eren, zal kracht tot in alle eeuwigheden!
eigendom zult zijn, zoals Hij u Ik eren, maar wie Mij Amen.”
gesproken heeft, en dat gij al versmaden, zullen gering
Zijn geboden zult houden.” geacht worden.” Opb.5:10: “en Gij hebt hen voor
onze God gemaakt tot een
Klaagliederen 4:13,16 / koninkrijk en tot priesters, en
Ezech.44:10,13 / Hos.4:6 / zij zullen als koningen heersen
Mal.2:2,4,8-9 op de aarde.”

HET UITVERKOREN VOLK Verbond brekende CHRISTENEN ZIJN DE


Israëlieten zijn niet de UITVERKORENEN VAN GOD
De Israëlieten zijn de
uitverkorenen van God
uitverkorenen van God Col.3:12: “Doet dan aan, als
Deut.31:17: “Te dien dage door God uitverkoren heiligen
Deut.7:7: “Niet, omdat gij
zal mijn toorn tegen hen en geliefden, innerlijke
talrijker waart dan enig ander
ontbranden, Ik zal hen ontferming, goedheid,
volk, heeft de HERE Zich aan u
verlaten en mijn aangezicht nederigheid, zachtmoedigheid
verbonden en u uitverkoren;
voor hen verbergen, zodat en geduld.”
veeleer zijt gij het kleinste van
zij verteerd worden en vele
alle volken.” 1 Pet.2:9 a: “Gij echter zijt een
rampen en benauwdheden
uitverkoren geslacht, een
Deut.10:15: “alleen aan uw hen treffen. Dan zullen zij
koninklijk priesterschap, een
te dien dage zeggen:
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 52

heilige natie, een volk (Gode)


Hebben die rampen ons ten eigendom.”
vaderen heeft de HERE Zich niet daarom getroffen,
verbonden en alleen hen heeft omdat onze God niet in ons Wanner we een reeks christenen
Hij liefgehad, en u, hun midden is?” vragen wie volgens de Bijbel het
nakroost, heeft Hij uit alle uitverkoren volk is zullen velen
2 Kon.17:20 SV77: “Zo antwoorden: het zijn de Joden.
volken uitverkoren, zoals dit
verwierp de HEERE het Maar dat is heden niet meer het
heden het geval is.”
ganse zaad van Israël, en goede antwoord. Gods volk is
Deut.14:2: “want gij zijt een drukte hen terneder, en gaf vanaf Pinksteren, iedereen die in
volk, dat de HERE, uw God, ze in de hand der rovers, de Messias Jezus zijn geloof
heilig is, en u heeft de HERE totdat Hij hen van Zijn bouwt. De huidige staat Israël is
uitverkoren om Hem een eigen aangezicht weggeworpen géén teken dat het anders zou
volk te zijn uit al de volken, die had.” moeten zijn. In deze tijd is niet
op de aardbodem wonen.” het OT geldend of de traditie en
2 Kro.25:7 / Ps.78:59 /
Jesaja 43:20,21 Jer.6:30 / Jer.7:29 / Jer.14:10 interpretatie van de Talmud de
norm, maar de norm is het
Nieuwe Testament.

DE VROUW (OF BRUID) VAN


GOD Verbond brekende CHRISTENEN ZIJN DE VROUW
Israëlieten zijn geen echte (BRUID) VAN GOD
Israël is DE VROUW (BRUID) van VROUW (BRUID) van God
God 2 Cor.11:2: “Want met een ijver
Jer.3:8: “Maar Ik zag, toen Gods waak ik over u, want ik
Jesaja 54:5,6: “Want uw man is Ik Afkerigheid, Israël, ter heb u verbonden aan één man,
uw Maker, HERE der oorzake van haar om u als een reine maagd voor
heerscharen is zijn naam; en echtbreuk, verstoten en Christus te stellen.”
uw losser is de Heilige Israëls, haar de scheidbrief
God der ganse aarde zal Hij Eph.5:31,32: “Daarom zal een
gegeven had, dat haar
genoemd worden. Want als man [zijn] vader en [zijn]
zuster, Trouweloze, Juda,
een verlaten en diep bedroefde moeder verlaten en zijn vrouw
zich niet liet afschrikken,
vrouw heeft u de HERE aanhangen, en die twee zullen
maar heenging en
geroepen, als een vrouw uit de tot één vlees zijn. Dit
eveneens ontucht
jeugdtijd, nadat zij versmaad geheimenis is groot, doch ik
pleegde.”
werd – zegt uw God. .” spreek met het oog op Christus
Hos.2:2 en [op] de gemeente.”
Jer.2:2 / Ezech.16:32 / Hos.1:2

KINDEREN VAN Verbond brekende CHRISTENEN ZIJN KINDEREN


Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 53

ABRAHAM Israëlieten zijn geen VAN ABRAHAM


KINDEREN van Abraham
De Israëlieten zijn KINDEREN Dat de afstammelingen van de
van Abraham Joh.8:33,34: “Zij Joden als de kinderen van
antwoordden Hem: Wij zijn Abraham mogen genoemd
2 Kro.20:7: “Zijt Gij niet onze
Abrahams nageslacht en worden betwist Paulus niet. Dat
God, die voor het aangezicht
zijn nooit iemands slaven is echter niet het belangrijkste
van uw volk Israël verdreven
geweest; hoe zegt Gij dan: want in Gen.16:16 leren we dat
hebt de inwoners van dit land
gij zult vrij worden? Jezus Abraham nog een andere zoon
en dit voor altijd hebt gegeven
antwoordde hun: had bij Hagar, en nog zes zonen
aan het nakroost van Abraham,
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg volgens Gen.25:1,2, bij Keturah.
uw vriend?”
u, een ieder, die de zonde Maar Isaak, is het kind naar
doet, is een slaaf der Gods belofte en uit hem zal ook
zonde.” de Messias later geboren
Rom 9:6,7: “Maar het is niet worden. Niet elke zoon van
mogelijk, dat het woord Gods Joh.8:39: “Zij antwoordden
Abraham is een kind van de
zou vervallen zijn. Want niet en zeiden tot Hem: Onze
belofte.
allen, die van Israël vader is Abraham. Jezus
afstammen, zijn Israël, en zij zeide tot hen: Indien gij Rom.4:11,16: “En het teken der
zijn ook niet allen kinderen, kinderen van Abraham zijt, besnijdenis ontving hij als het
omdat zij nageslacht van doet dan de werken van zegel der gerechtigheid van dat
Abraham zijn, maar: Door Isaak Abraham.” geloof, dat hij in zijn
zal men van nageslacht van u onbesneden staat bezat. Zo kon
spreken.” hij een vader zijn van alle
onbesneden gelovigen, opdat
Psalm105:6: “gij nakroost van hun [de] gerechtigheid zou
Abraham, zijn knecht, gij worden toegerekend, …
kinderen van Jakob, zijn Daarom is het (alles) uit geloof,
uitverkorenen.” opdat het zou zijn naar genade,
en dus de belofte zou gelden
Jesaja 41:8: “Maar gij, Israël,
voor al het nageslacht, niet
mijn knecht, Jakob, die Ik
alleen voor wie uit de wet,
verkoren heb, nakroost van
maar ook voor wie uit het
mijn vriend Abraham.”
geloof van Abraham zijn, die de
vader van ons allen is.”

Gal.3:7,29: “Gij bemerkt dus,


dat zij, die uit het geloof zijn,
kinderen van Abraham zijn…
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 54

Indien gij nu van Christus zijt,


dan zijt gij zaad van Abraham,
en naar de belofte
erfgenamen.”

Gal.4:23,28,31

HET NIEUWE VERBOND Verbondbrekende HET NIEUWE VERBOND IS MET


Israëlieten zijn geen DE CHRISTENEN AANGEGAAN
Het Nieuwe Verbond zal met
KINDEREN van het nieuwe
Israël aangegaan worden Lucas 22:20: “Evenzo de beker,
verbond
na de maaltijd, zeggende: Deze
Jer.31:31,33: “Zie, de dagen
Omdat God die beker is het nieuwe verbond in
komen, luidt het woord des
verbondsbreuk al voorzag mijn bloed, die voor u
HEREN, dat Ik met het huis van
zien we al zeer vroeg in de uitgegoten wordt.”
Israël en het huis van Juda een
Schrift aanwijzingen van
nieuw verbond sluiten zal. … 1 Cor.11:25: “Evenzo ook de
een nieuw verbond, maar
Maar dít is het verbond, dat Ik beker, nadat de maaltijd
vooral de profeet Jeremia.
met het huis van Israël sluiten afgelopen was, en Hij zeide:
zal na deze dagen, luidt het Deze beker is het nieuwe
Deut.30:6 SV77: “En de
woord des HEREN: Ik zal mijn verbond in mijn bloed, doet dit,
HEERE, uw God, zal uw hart
wet in hun binnenste leggen en zo dikwijls gij die drinkt, tot
besnijden, en het hart van
die in hun hart schrijven, Ik zal mijn gedachtenis.”
uw zaad, om de HEERE, uw
hun tot een God zijn en zij
God, lief te hebben met uw Heb.8:6,8,10: “Nu echter heeft
zullen Mij tot een volk zijn.”
ganse hart en met uw Hij een zoveel verhevener
Ezech.37:26: “Ik zal met hen ganse ziel, opdat gij leeft.” dienst verkregen, als Hij de
een verbond des vredes middelaar is van een beter
Heb.8:8 SV77: “Want hen
sluiten, een eeuwig verbond verbond, waarvan de
berispende, zegt Hij tot
met hen zal het zijn; Ik zal hun rechtskracht op betere beloften
hen: Ziet, de dagen komen,
een plaats geven, hen berust. … Want Hij berispt hen,
spreekt de Heere, en Ik zal
vermeerderen en mijn als Hij zegt: Zie, er komen
over het huis Israëls, en
heiligdom voor eeuwig te dagen, spreekt de Here, dat Ik
over het huis van Juda een
midden van hen stellen.” voor het huis Israëls en het huis
nieuw verbond oprichten.”
Juda een nieuw verbond tot
stand zal brengen, … Want dit is
Jer.24:7 SV77: “En Ik zal hun
het verbond, waarmede Ik Mij
een hart geven om Mij te
verbinden zal aan het huis
kennen, dat Ik de HEERE
Israëls na die dagen, spreekt de
ben; en zij zullen Mij tot
Here: Ik zal mijn wetten in hun
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 55

een volk zijn, en Ik zal hun


tot een God zijn; want zij verstand leggen, en Ik zal die in
zullen zich tot Mij met hun hun harten schrijven, en Ik zal
ganse hart bekeren.” hun tot een God zijn en zij
zullen Mij tot een volk zijn.”
Jer.30:22 SV77: “En gij zult
2 Cor.3:6
Mij tot een volk zijn, en Ik
zal u tot een God zijn.”
EEN OLIJFBOOM CHRISTENEN ZIJN EEN DEEL

Israël is EEN OLIJFBOOOM VAN DE OLIJFBOOOM


Verbond brekende Joden
Jer.11:16: “Een groene olijf, Rom.11:24: “Want indien gij uit
zijn geen vruchtdragende
schoon van prachtige vrucht, de wilde olijf, waartoe gij naar
olijfboom
heeft de HERE u genoemd; uw natuur behoort, weggekapt

onder geluid van groot gedruis Hab.3:17: “Al zou de en tegen uw natuur op de edele

heeft een vuur zijn loof vijgeboom niet bloeien, en olijf geënt zijt, hoeveel te meer

aangestoken en zijn zijn takken er geen opbrengst aan de zullen dezen, naar hun natuur,

verbrand.” wijnstokken zijn, de vrucht op hun eigen olijf geënt

van de olijfboom worden.”


Hos.14:6,7: “Ik zal zijn als de
teleurstellen; al zouden de
dauw voor Israël, hij zal bloeien Joden die géén geloof hebben in
akkers geen spijs
als een lelie, en zijn wortelen Jezus zijn géén deel meer van de
opleveren, de schapen uit
uitstrekken als de Libanon. Zijn edele olijf. Rom 11:20: “Goed!
de kooi verdreven zijn en er Zij zijn om hun ongeloof
loten zullen uitlopen; zijn
geen runderen in de
pracht zal zijn als die van een weggebroken en gij staat door
stallingen zijn.”
olijfboom en zijn geur als die het geloof. Wees niet

van de Libanon.” hoogmoedig, maar vrees!”

DE WIJNGAARD VAN GOD AFVALLIG ISRAËL IS GEEN CHRISTENEN ZIJN DE


WIJNGAARD VAN GOD WIJNGAARD VAN GOD
Israël is de Wijngaard van God
Jes.5:7: “Welnu, de Lucas 20:16: “Hij zal komen en
Jes.1:8: “En de dochter van Sion
wijngaard van de HERE der die pachters ombrengen en de
is achtergebleven als een hut in
heerscharen is het huis wijngaard aan anderen geven.
een wijngaard, als een
Israëls, en de mannen van Maar toen zij dat hoorden,
nachthut in een komkom-
Juda zijn de planten waarin zeiden zij: Dat nooit!”
merveld, als een belegerde
Hij vreugde heeft; Hij ver-
stad.”
wachtte goed bestuur,
Jesaja 5:3-5,7: “Nu dan, maar zie, het was bloed-
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 56

inwoners van Jeruzalem en


mannen van Juda, spreekt toch bestuur; rechtsbetrachting,

recht tussen Mij en mijn maar zie, het was rechts-

wijngaard. Wat was er nog aan verkrachting.”

mijn wijngaard te doen, dat Ik Jezus leert dat het volk Israël “de
In deze tekst is er sprake
er niet aan gedaan heb? zoon van de bezitter van de
van zowel Israël als Juda. Is
Waarom verwachtte Ik, dat hij wijngaard” (Jezus) zal gedood
het hier een Bijbels
goede druiven zou worden door de onderhouders
parallelisme of gaat het om
voortbrengen, en bracht hij van de wijngaard “(de Joden)”.
de 2 stammen en de 10
wilde druiven voort? Nu dan, Ik En de bezitter van de wijngaard
stammen apart? Indien dat
wil u doen weten, wat Ik met geeft het onderhoud van zijn
laatste het geval is dan is
mijn wijngaard ga doen: zijn wijngaard gewoon in handen
wat rechts hiernevens staat
doornhaag wegnemen, opdat van anderen die rechtvaardig
de vervulling van Romeinen
hij verwoest worde; zijn muur genoeg zijn om het te doen = de
9:25,26: zowel Israël = de
doorbreken, opdat hij vertrapt gelovige Joden en de gelovige
heidenen als de Joden = de
worde… Welnu, de wijngaard heidenen. Dat wil zeggen dat de
twee stammen kunnen
van de HERE der heerscharen is wijngaard zijn Israëlitische status
redding ontvangen door
het huis Israëls, en de mannen verloren heeft, het is niet meer
geloof in Christus.
van Juda zijn de planten waarin het volk dat er de baas in is,
Hij vreugde heeft; Hij maar alle gelovigen uit alle
Jer.5:10: “Beklimt zijn
verwachtte goed bestuur, maar volkeren.
wijnbergen en richt ver-
zie, het was bloedbestuur;
woesting aan, doch rekent
rechtsbetrachting, maar zie,
niet voorgoed af; verwij-
het was rechtsverkrachting.”
dert zijn ranken, want zij
Zie ook Jer.12:10 behoren de HERE niet toe.”

Samengevat komt het hierop neer:


Als we zeggen dat op de Pinksterdag dat het koninkrijk der hemelen voor het eerst werd
aangeboden aan de luisteraars van die eerste christenpreek dan zijn we de puntjes op de “i” aan
het zetten. Jezus had de voorspelling gedaan: het patrimonium dat de joden ontvangen hadden
zou gegeven worden aan dat volk dat de “vruchten” van het rijk zou voortbrengen. Als het drama
van de moord op Jezus zich zal voltrekken heeft Jezus nog een laatste avondmaal met hen de 12
apostelen. Een tekst uit zijn preek die avond is Joh.15:6: “6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij
buitengeworpen zoals de rank, en verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur, en zij
worden verbrand.” In Matthéüs 12:33,34 was dat al aangegeven: “33 Stel dat de boom goed is,
dan is ook zijn vrucht goed; of dat de boom slecht is, dan is ook zijn vrucht slecht. Want aan de
vrucht wordt de boom gekend. 34 Adderengebroed! Hoe kunt u goede dingen spreken, terwijl u
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 57

slecht bent? Want uit de overvloed van het hart spreekt de mond.” En het is ook de vervulling
van Jes.55:5: “55 Zie, U zult een volk roepen dat U niet kende, en het volk dat U niet kende, zal
naar U toe snellen, omwille van de HEERE, Uw God, voor de Heilige van Israël, want Hij heeft U
verheerlijkt.”

Met Pinksteren krijgen we de definitieve herbevestiging dat God de “gelovige” Joden niet heeft
verworpen. Ze ontvangen zelfs wat nieuws om te ondersteunen dat het verbond vernieuwd is: de
Heilige Geest. Drieduizend (en méér) door de Geest herboren nieuwe mensen op één dag! EEN
WONDER! Op één dag is de gemeente van het OT overgegaan in een nieuwe relatie tot haar HEER
= EEN NATIONALE WEDERGEBOORTE. Wat was voorzegt in het Oude Testament over herstel, is nu
vervuld: vergeving van zonden (Luc.24:27). God heeft het werk dat Zijn hand begon niet laten
varen! De ongelovige Joden zullen hun straf niet ontlopen met de tweede verwoesting van de
stad, binnen een niet al te lange tijd. De leer van de dispensaties met C. Scofield voorop en zijn
leerlingen hebben dat allemaal niet willen begrijpen.

We geven hier een citaat mee van F. van Deursen, DE VOORZEIDE LEER, Deel IR, Handelingen
van de Apostelen I, 1-14, Buijten & Schipperheijn - Amsterdam – 1999. De reden daartoe is
eenvoudig, wat de Pinksterkerk doet met het herhalen van het Pinsktergebeuren dat doet ook de
leer van de dispensaties: ze gaan in onze dagen God dat nog eens laten vervullen aan de joden.
Droeve theologie is dat die de aard van Gods handelen gaat aanpassen aan een leer van mensen.

“Sommige christenen menen dat het in de loop van de tijd steeds opnieuw “Pinksteren” moet
worden. Ze spreken over de Geest die opnieuw moet gaan waaien en naar ze hopen “ook nu”
weer uitgestort zal worden: “Kom, Schepper-Geest, bezoek uw kerk!”
Nu, dat deed de Heilige Geest, zeven weken na Jezus' opwekking, tien dagen na Jezus'
hemelvaart. Toen kwam Hij Gods kerk bezoeken, als Jezus' blijvende plaatsvervanger. Eens en
voorgoed. En in een mate als nooit tevoren. Johannes de Doper en de Here Jezus hadden zijn
komst een doop of onderdompeling of bad in de Heilige Geest genoemd. Nu, zo gebeurde het ook.
Was Hij vroeger om zo te zeggen druppelsgewijs op Gods gemeente neergedaald, nu werd Hij
over haar uitgestort, als een bandjir, een vloedgolf.
Maar zijn komst was even onherhaalbaar als de geboorte, kruisiging en opstanding van onze
Heiland. Zoals dit eens-voor-altijd geschiede feiten zijn, is ook de neerdaling van Gods Geest onder
de tekenen van orkaangeluid, vurige tongen en vreemde talen een eenmalige gebeurtenis. En
zoals Jezus' verblijf op aarde werd omgeven door een groot aantal eenmalige wondertekenen - er
worden nu immers geen doden meer opgewekt - werd de eenmalige nederdaling van Gods Geest
ook gemarkeerd door de genoemde eenmalige tekenen.
Ook Hand. 8:17,18, 10:44vv en 19:6 melden geen herhaling van zijn komst, maar een uitwerking
en bevestiging daarvan. En zoals wij als christelijke gemeente niet bidden om een herhaling van
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 58

Jezus' geboorte, kruisiging en opstanding, vragen wij evenmin om een nieuwe uitstorting van zijn
Geest. Wij doen wijzer de waarschuwing van de apostel ter harte te nemen: “Blust de (eenmaal
uitgestorte) Geest niet!”, I Tess. 5:19, vgl. Ef. 4:30” (blz.46)

Nu nog even achteruit komen waar ik zei dat de “heiligen” in Epheze een term is voor de
gelovigen in Christus van welk ras ze ook mogen afstammen. Een term ooit in het Oude Testament
geheel exclusief voor joodse “gelovigen.” Er zij nog een pak termen van dien aard die ooit alleen
voor joden gegeven werd door God. Maar die sinds Pinksteren aan alle gelovigen werd gegeven
zonder naar hun afstamming te vragen.

De conclusie van de tabel is in elk geval deze; de kerk = de gemeente = de synagoge van
het OT is = deze uit het NT, want ze hebben dezelfde namen en titels. In deze gemeente van het
Nieuwe Testament oorspronkelijk bestaande uit Joden krijgen gelovigen uit de Heidenen dezelfde
rechten (ook aangepaste plichten!) als de gelovigen uit Israël. Denk daar eens goed over na!

BESCHRIJVING OUD TESTAMENT NIEUW TESTAMENT


“Gods tempel” Ex.29:45 1 Cor.3:16
“kinderen der belofte” Jer.31:31-33 Rom.9:8 (Joden) /
Gal.4:28 (Heidenen)
“zaad van Abraham” Gen.17:7,8 Gal.3:29
“erfgenamen naar de belofte” Deut.29:12,13 Gal.3:29
“Gods uitverkorenen” Lev.20:24,26 Col.3:12
“wij zijn de besnijdenis” Gen.17:12 Phil.3:3
“erfgenamen van het koninkrijk” Jes.62:12 Jac.2:5
“een eigen volk” Deut.4:20 Tit.2:14
“het volk van God” Ex.19:5 Heb.4:9
“een uitverkoren geslacht” Ex.19:5 1 Pet.2:9
“een koninklijk priesterschap” Ex.19:6 1 Pet.2:9
“een heilige natie” Ex.19:6 1 Pet.2:9
“een volk Gode ten eigendom” Ezech.37:23 1 Pet.2:9
“de berg Sion” Ps.2:6 Heb.12:22
“de Stad van de levende God” Ps.48:2 Heb.12:22
“het hemelse Jeruzalem” Joël 2:32 Heb.12:22
“de heilige Stad” Ps.125:1 Opb.21:2
“en Hij heeft ons tot een Ex.19:5,6 Opb.1:6
koninkrijk, tot priesters voor
Zijn God en Vader gemaakt”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 59

Laat me ook nog dit citeren met dezelfde inhoud. J.E. van den Brink schreef een klein boekje,
HET GEESTELIJKE ISRAËL van 95 bladzijden. Jammer, maar uitverkocht, gratis te krijgen op internet
http://www.rhemaprint.nl/boeken_opmaak/pdf/israel.pdf
“Vergeestelijken is noodzakelijk.
Met de verklaring van Jesaja 54 en Zacharia 13:7-14:7 hebben wij voorbeelden trachten te
geven op welke wijze wij de oudtestamentische profetieën moeten interpreteren. De
gebeurtenissen met het volk Israël zijn ons ten voorbeeld, schrijft Paulus in 1 Corinthiërs 10:6. Het
zijn schaduwen van de werkelijkheid, en als God ‘spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij
daarmee het eerste (de schaduw of afbeelding) voor verouderd verklaard. En wat veroudert en
verjaart, is niet ver van de verdwijning’ (Hebreeën 8:13).
Wij behoren het geschrevene in het Oude Testament wel letterlijk op te nemen, maar het niet te
situeren in de natuurlijke, maar in de geestelijke wereld. ‘Vergeestelijken’ is niet iets
ontoelaatbaars, maar juist noodzakelijk om de Schrift te begrijpen. Zo gaat het niet om een
aardse tempel, maar om een hemelse, een geestelijk huis Gods, niet om een aardse hogepriester,
maar om een hemelse. Wie meent dat ooit in het aardse Jeruzalem een stenen tempel zal
verrijzen, waarin Jahweh gediend zal worden door middel van offeranden, die randt daarmee de
persoon van Jezus Christus zelf aan, want Deze was, wat het vlees betreft, uit de stam van Juda en
Hij zou dan zelfs geen hogepriester mogen zijn in zijn eigen tempel. ‘Want Hij, van wie aldus
wordt gesproken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand met het altaar te doen
had’ (Hebreeën 7:13).
Wanneer er nog Joden waren die offers in de tempel brachten, of die deelnamen aan de
ceremoniën, riten of andere voorschriften van het oude verbond, waren zij uitgesloten van de
zegeningen van het nieuwe verbond. Men kan daarom niet in twee verbonden tegelijkertijd leven,
want ‘wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen
eten’ (Hebreeën 13:10).”

Als er nu duidelijk is uitgelegd door de schrijvers van het Nieuwe Testament dat de
belangrijkste formules waarmee de joden in het Oude Testament zijn aangeduid, toegepast zijn
op de gelovigen van Joden en heidenen die de gemeente van Christus vormen, waarom neem je
dat niet zondermeer aan? Want je gaat nog een nieuw Israël uit de onze laatste dagen laten
ontstaan op basis van een verkeerde uitleg van Romeinen 11:26? De “volheid van de heidenen”
en “de volheid van de joden” vallen samen met de Wederkomst van Jezus: geloof je dat of niet?

Je zegt: “Toen ik destijds bij de klaagmuur stond zei mijn neef predikant in Wierden, dat hij de
daar aanwezigen Joden zag als de oudste zoon uit de gelijkenis van de verloren zoon. Geen
verootmoediging, geen buigen voor het Lam dat geslacht is, geen erkenning van de Messias,
reden temeer dat ik daarom sceptisch blijf tegenover christenen die vanwege de messiaanse
toezeggingen elke zending naar Israël toe veronachtzamen. Per slot hebben wij het nieuwe
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 60

testament dat ondanks de liefde Israël niet wil verhelen dat alle Apostelen inclusief Christus
ernstige waarschuwingen zond aan de toenmalige en huidige Israelgeneraties.”

Ik kan dat zomaar lezen maar heb er geen gevoelens bij zoals jij en je neef. De Klaagmuur is al
een verkeerd symbool, goed voor joden die een nieuwe tempel willen. Maar wat moet een
christen daar doen! Als je er kan bidden voor de verlossing van joden dan zou ik het begrijpen!
Ben je vergeten daarbij te denken dat de gemeente van Jezus de Christus nu al de tempel van
God is! De muur IS GEEN DEEL van de tempel, maar een versterkingsmuur na het uitbreiden van
de oppervlakte waar de tempel stond. Weet je dat niet? Grotendeels opgevuld met alle soorten
afval!

Er zijn theologen die zeggen dat de joden onze oudere broer zijn. O.k. maar ga dan niet aan de
haal met onduidelijke zaken. De dispensatieleer vooral, zwaait met de vlag dat Jezus een jood is.
Dat heb ik nooit willen of durven negeren als een BEGIN van de vraag: wie is Jezus? We gaan eens
kijken hé! Johannes 4:20-26: “20 Onze vaderen hebben op deze berg aanbeden, en bij u zegt men
dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden. 21 Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof
Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. 22 U
aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden. 23 Maar
de tijd komt en is er nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid,
want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden. 24 God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten
Hem aanbidden in geest en waarheid. 25 De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt
(Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen. 26
Jezus zei tegen haar: Ik ben het, Die met u spreekt.” Als Jezus dat aan een Samaritaanse gaat
uitleggen stopt Hij niet met te zeggen: “want de zaligheid is uit de Joden.” Je zal me nooit horen
zeggen dat het heil niet langs vroegere joodse vaders en koning David allerlaatst in de schoot van
Jezus werd gelegd. De vrouw zegt te weten dat de Messias komt en dat is al veel. Jezus maakt het
uitdrukkelijker met Zijn antwoord: “Ik ben het, Die met u spreekt.” Het is hier toch ook begrijpelijk
dat er van een nieuwe tempel geen sprake is, maar van een “geestelijke dimensie” in de redding
van de mens! Dus mijn antwoord is: wat doet een Christen aan die muur?

Een citaat, ter verduidelijking, uit Steven Paas (Editor), Israelism and the Place of Christ:
Christocentric Interpretation of Biblical Prophecy, LIT Verlag, 2017, en het artikel van Erik van
Alten over de visie van Calvijn over de verschillen tussen het Oude Testament en het Nieuwe.

“Calvijn zegt dat, als we de bedoeling van Paulus willen begrijpen, we twee dingen moeten op-
merken: dat de Joden en de heidenen gescheiden waren tot een bepaalde tijd, en dat de cere-
monies van de wet tekenen (symbola) van deze scheiding waren geweest.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 61

In de eerste plaats waren de Joden daarom gescheiden van de Heidenen tot een bepaalde tijd. De
Joden waren de eersten die zich bij God voegden vanwege het verbond en werden zo een deel van
zijn gezin en familie. Gedurende een bepaalde periode was de kerk beperkt gebleven tot de Joden,
zodat zij in die periode alleen de titels van dienaren en dienstmaagden van God ontvingen (servi
et ancillae Dei). Het verbond van het eeuwige leven werd vooral met de Joden gesloten; alleen zij,
het zaad van Abraham, waren de heilige erfenis van God. De heidenen daarentegen waren ver
weg en gescheiden van God. Ze werden verbannen (exuhibant) uit zijn koninkrijk. Daarom kan
Calvijn bij meerdere gelegenheden de heidenen 'buitenstaanders' (extranet) of 'vreemden' (alieni)
noemen, zelfs als hij zichzelf er één geweest acht.

Ten tweede wil Calvijn dat zijn lezers opmerken dat de ceremonies van de wet de zichtbare te-
kenen van deze scheiding waren geweest. Met een verwijzing naar Deuteronomium 32:8 bewijst
Calvijn dat de scheiding Gods bedoeling was. Interessant is dat hij in vier verschillende, hoewel
relevante, geschriften dezelfde verwijzing naar Deuteronomium 32 gebruikt - namelijk in zijn
commentaar op Epheziërs 2:14, in een preek over Epheziërs 2:13-15, in hoofdstuk 11.11 van boek
2 van de Instituties (waar Calvijn spreekt over de verschillen tussen het Oude en het Nieuwe Tes-
tament), en in zijn commentaar op Handelingen 10:12.” [Zonder de voetnoten.]

Voor mij persoonlijk is de aanwezigheid van een “christen” aan de muur het verkeerde signaal
geven en dat is hierom. Uit https://en.wikipedia.org/wiki/Western_Wall en door ons vertaald:
“De Westelijke Muur wordt als heilig beschouwd vanwege de verbinding met de Tempelberg.
Vanwege de toegangsbeperkingen van de Tempelberg is de Muur de heiligste plaats waar Joden
mogen bidden, hoewel de heiligste plaats in het Joodse geloof erachter ligt. De originele,
natuurlijke en onregelmatig gevormde Tempelberg werd geleidelijk uitgebreid om aan de
bovenkant een steeds groter tempelcomplex te kunnen bouwen. Dit proces werd afgerond door
Herodes, die de berg omsloot met een bijna rechthoekige set keerwanden, gebouwd om
uitgebreide substructuren en aardvullingen te ondersteunen die nodig zijn om de natuurlijke
heuvel een geometrisch regelmatige vorm te geven”
Een definitie van “keerwand” uit http://www.joostdevree.nl/shtmls/keerwand.shtml :“keerwand
of keermuur is muur om de druk van een hoger gelegen bodem of van het water te weerstaan,
bijvoorbeeld bij heuvel, dam, dijk of talud.

En nog wat over de heiligheid van die plaats uit hetzelfde artikel:
“De vroegste bron die deze specifieke plaats als een plaats van aanbidding noemt, is uit de 16e
eeuw. De vorige locaties die door Joden werden gebruikt om te rouwen om de verwoesting van de
Tempel, in perioden waarin toegang tot de stad hun verboden was, lagen in het oosten, op de
Olijfberg en in de Kidron-vallei eronder. (...) Onder Jordaanse controle werden joden volledig uit
de oude stad verdreven, inclusief de joodse wijk, en joden mochten 19 jaar de oude stad niet
betreden, waardoor het joodse gebed op de plaats van de westelijke muur effectief werd
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 62

verboden. Deze periode eindigde op 10 juni 1967, toen Israël de controle over de site kreeg na de
Zesdaagse Oorlog. Drie dagen nadat de controle over de site van de westelijke muur was
gevestigd, werd de Marokkaanse wijk door de Israëlische autoriteiten platgegooid om ruimte te
creëren voor wat nu het plein van de westelijke muur is.”

Ik moet bij je opmerking over de muur nog wat dieper gaan graven. We maken deze opmerking
met betrekking tot de dispensatieleer die weleens teksten aanhalen uit de apocriefen waar ook
een regering is aangegeven die de Messias als koning heeft maar ook maar een aantal eeuwen
duurt in zijn geheel. Tussen “deze tijd” en de “toekomende eeuw” is er géén tijd méér tussen te
voegen. Daar kan géén duizendjarige regering ingelast worden (Marc.10:30 / 12:45). Déze
“eeuw” komt aan zijn “einde” en wordt dan opgevolgd door de “eeuwigheid” (Mat.24:14 / 28:18-
20 / Marc.16:15,16). Die komende eeuw komt er wanneer? Ik weet het niet, maar wat ik wel
weet is dit en dat is een geruststelling in dit alles! Drie teksten die aangeven dat God alles op
ZIJN TIJD laat geschieden:
Genesis 1:14: “14 En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om
scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot tekenen, en tot
aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren!”
Handelingen 1:7: “7 En Hij zei tegen hen: Het komt u niet toe de tijden of
gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft.”
Epheziërs 1:9,10: “9 toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in
Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, 10 om in
de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen ,
zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.”
Dit laatste spreekt over onze dispensatie, niet de 1.000 jarige regering.

Hoe we ook bepaalde begrippen moeten vertalen of hoe we het ook mogen uitleggen, in elk
geval is Christus “meer dan de tempel” en méér dan een Klaagmuur (Mat.12:6). Het heeft géén
zin te beweren, zoals dispensationalisten doen, dat dit gedeelte van Daniël 9:27 zou verwijzen
naar een nog toekomstige tempel in het millennium, want God gaat niet meer wonen in één
aardse tempel. Hij woont in de gemeente. In tabelvorm ziet de werkelijke vervulling er zo dus uit
vergeleken bij wat de schrijvers van het Nieuwe Testament hierover zeggen. De zwarte tekst is de
Bijbeltekst zoals in de HSV.

Daniël 9:24-27 Hebreeën 1:1-3 Hebreeën 9:26 1 Petrus 1:19,20


“om visioen en profeet“Nadat God voorheen“vanaf de grondlegging“Hij is wel van tevoren
te verzegelen” vele malen en op velevan de wereld” gekend”
wijzen tot de vaderen
gesproken had door de
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 63

profeten”
“tot ons gesproken door
“tot op Messias, dede Zoon Die Hij “maar …
“eenmaal geopenbaard”
Vorst” Erfgenaam gemaakt geopenbaard”
heeft van alles”
“vóór de grondlegging
“Na de tweeënzestig
“bij de voleinding van devan de wereld, maar
weken zal de Messias“in deze laatste dagen”
eeuwen” in de laatste tijden
uitgeroeid worden”
geopenbaard.”
“nadat Hij de reiniging
“maar het zal niet voorvan onze zonden door“door het offer van
“omwille van u”
Hemzelf zijn” Zichzelf tot stand hadZichzelf”
gebracht”
“om de overtreding te
“Zich gezet aan de
beëindigen, de zonden “als van een
rechterhand van de“om de zonde teniet te
te verzegelen, de smetteloos en
Majesteit in de hoogstedoen”
ongerechtigheid te onbevlekt Lam”
hemelen.”
verzoenen”

We hebben dus niet nog eens een andere regering nodig, die duizend jaar duurt, waarin er op
letterlijke tronen zal gezeten zijn en waar geregeerd wordt met het oog alle volkeren te bekeren
tot de Messias. En zo is er maar één toekomende eeuw. In “Het evangelie naar Matthéüs”, deel II,
Callenbach, Nijkerk, 1973, blz.149, zegt J.T. Nielsen: “Daarmee wordt bedoeld - en het vervolg van
de zin bewijst dat - die apocalyptische verwachting die in het jodendom van die tijd leefde,
namelijk dat de wereld in de komende AEON (vgl. Marc. 10: 30 en Luc. 18: 30: in de toekomende
eeuw = en tooi aiooni tooi erchomenooi) zal worden vernieuwd in de tijd van de Messias. De
komende aeon (olam haba) van het jodendom is aangebroken door de komst van Jezus de
Messias. Eenmaal zal de wedergeboorte, d.i. de vernieuwing van de gehele aarde volledig
werkelijkheid worden, wanneer de Messias als de Zoon des mensen op de troon van zijn
heerlijkheid zal zitten. vgl. ook Matth. 20: 21 en 25: 31. Dit gebeuren is verbonden met de
parousia van Jezus in kracht en heerlijkheid, vgl. ook Matth. 26: 64. Bij de vernieuwing van de
aarde zal ook het herstel van Israël plaatsvinden in de glorie van de twaalf stammen, gezuiverd en
gelouterd door het oordeel dat de hemelse Rechter zal uitspreken, bijgestaan door de oudsten van
het volk, vgl. Jes. 3: 14.
Aan de “gij” die Jezus gevolgd zijn, geeft Hij plaats op de twaalf tronen om de twaalf stammen
van Israël te richten. Richten hier in de betekenis van regeren. Zij zijn de stamvaders van het
nieuwe Israël. Evenals in Matth. 10: 5 en 15: 24 gaat het hier om Israël in de betekenis van het
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 64

nieuwe Israël in het volledige aantal van zijn stammen, zoals de joodse verwachting was. De in
deze AEON (olam hazè) verachte discipelen van Jezus, die alles hebben prijsgegeven en Hem
gevolgd zijn, zullen in het eindgericht samen met Jezus als Zoon des mensen het oordeel
uitspreken. Dit is het “loon” dat hun wordt toegezegd” (wij onderlijnen in de tekst).

En nog een andere soort opmerking: een ongelovige jood is niet meer dan een ongelovige
heiden! Johannes 19:10;11: “10 Pilatus dan zei tegen Hem: Spreekt U niet tot mij? Weet U niet
dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten? 11 Jezus antwoordde: U zou geen
enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was; daarom heeft hij die Mij
aan u overgeleverd heeft, een grotere zonde dan u.”
Romeinen 13:1,2: “1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem
gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God
ingesteld, 2 zodat hij die zich verzet tegen het gezag, tegen de instelling van God ingaat, en wie
daartegen ingaan, zullen over zichzelf een oordeel halen.”

Het is de drie-enige God die alles qua macht in bezit heeft en God houdt alle dingen in stand.
Dit is een greep uit honderden teksten. Vergelijk de macht satan die hij heeft over de ongelovigen
nooit met Gods Almacht.
Matthéüs 19:26: “26 Maar Jezus keek hen aan en zei tegen hen: Bij de mensen is dat
onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk.”
Jeremia 32:27: “27 Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees. Zou ook maar iets voor Mij
te wonderlijk zijn?”
Colossenzen 1:17: “17 En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door
Hem.”
Hebreeën 1:3: “3 Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn
zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de
reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de
rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.”

Nu wat over die uitdrukking: “Deze wereld en de toekomstige wereld.” Dat is een taalgebruik
van het Nieuwe Testament voor:
 Dit tijdperk van menselijke geschiedenis dat wordt geplaagd door zorgen maar begrensd
door tijd en ruimte: daar komt later in de toekomst een einde aan (Mar.10:30a / Luc.16:
8 / Luc.18:30a / Mat.20:34 / Eph.1:21a / 1 Tim.1:17 / 2 Tim.4:10 / Tit.2:12 / Mat.13:22 /
Mat.13:39)
 Het tijdperk na het oordeel als onbeperkt in de eeuwigheid (Mar.10:30b / Luc.18:30b /
Jes.20:35 / Eph.1:21b / Heb.6:5)
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 65

Henry Alford”s Greek Testament and Exegetical and Critical Commentary zegt hierover het
volgende: “De uitdrukkingen αἰὼν οὗτος (= ὁ νῦν αἰών, Tit.2:12; 2 Tim.4:10; καιρὸς οὗτος,
Mar.10: 30; αἰὼν τοῦ κόσμου τούτου, Eph.2:2; αἰὼν ἐνεστὼς πονηρός, Gal.1:4) en αἰὼν ἐνεστὼς
πονηρός, Mar.10:30; αἰὼν ἐκεῖνος, Luc.20:35; αἰῶνες ἐπερχόμενοι, Eph.2:7) kwamen veel voor
onder de Joden, en betekenden in het algemeen respectievelijk de tijd vóór en na de komst van de
Messias.” We geven u de teksten niet mee maar je leert wat als je ze toch naleest!

In de “komende wereld” zal het niet zijn wat de leerlingen van de bedelingen leren: een tweede
kans voor velen en uitzicht op totale verlossing tegen het einde van de 1.000 jaar. Integendeel die
“komende eeuw” is ook waar definitief een scheiding is geplaatst van gelovigen en ongelovigen.
Wie in ongeloof sterft zal bij de wederkomst naar “gehenna” verwezen worden. Een plaats met
veel symboliek beschreven maar in werkelijkhied gaat het over de ongelovigen die zijn
afgezonderd van de gelovigen. Kijk eens naar de tabel:

Gehenna is in de Bijbel omschreven als:


Een plaats van gejammer “En werp de onnutte dienaar uit in de buitenste duisternis; daar zal
en tandengeknars gejammer zijn en tandengeknars.”
Matthéüs 25:30
Een plaats van de “Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u sluit
buitenste duisternis. het Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf
Matthéüs 22:13 niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat u er niet
binnengaan.”
Een plaats van “En ook de rijke man stierf en werd begraven. En toen hij in de hel
kwellingen. Lucas 16:23 zijn ogen opsloeg, waar hij in pijn verkeerde, zag hij Abraham van ver
[Dit gaat wellicht om een en Lazarus in zijn schoot.”
parabel over de
geestlijke “hades” =
doods-toestand van
Israël]
Een plaats van “Zij zullen als straf het eeuwig verderf ondergaan, weg van het
eeuwigdurende aangezicht van de Heere en van de heerlijkheid van Zijn macht,”
vernietiging. 2 Thes.1:9
Een plaats waar mensen “Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken,
worden gepijnigd met moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle
vuur en zwavel. leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit
Openbaring 21:8 is de tweede dood.”
Een plaats van maden “En als uw hand u doet struikelen, hak hem dan af; het is beter voor u
die niet sterven. Marcus verminkt het leven in te gaan dan met twee handen heen te gaan in de
in het onuitblusbare vuur,”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 66

9:43
Een plaats waar de brand “En als uw hand u doet struikelen, hak hem dan af; het is beter voor
is niet uitgeblust. Marcus u verminkt het leven in te gaan dan met twee handen heen te gaan
9:43 in de hel, in het onuitblusbare vuur,”
Een plaats met een oven “42 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer
als van vuur. Matthéüs zijn en tandengeknars.”
13:42, 50 “50 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer
zijn en tandengeknars.”
Een plaats waar er geen “En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij
rust. Openbaring 14:11 die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen
rust, evenmin als iemand die het merkteken van zijn naam ontvangt.”
Een plaats die definitief “En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur
een poel van vuur is. geworpen. Dit is de tweede dood.”
Openbaring 20:14
Een plaats van hopeloos “En hij riep en zei: Vader Abraham, ontferm u over mij en stuur
onbevredigde Lazarus naar mij toe en laat hem de top van zijn vinger in het water
verlangens, zoals dorst dopen en mijn tong verkoelen, want ik lijd vreselijk pijn in deze
die onuitblusbaar is vlam.”
Lucas 16:24.
Een plaats van scheiding “Zo zal het bij de voleinding van de wereld zijn: de engelen zullen
bij het laatste oordeel. uitgaan en de slechten uit het midden van de rechtvaardigen
Matthéüs 13:49,50. afzonderen,”
Een plaats gevuld met de “Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken,
laffe, de ongelovige, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle
moordenaars, seksuele leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit
perverselingen, degenen is de tweede dood.”
die de praktijk van
magische kunst, dienaars
van afgoden, en allerlei
soorten leugenaars.
Openbaring 21:8
Een plaats vol demonen “Want als God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard
en gevallen engelen. heeft, maar hen in de hel geworpen en overgegeven heeft aan de
2 Petrus 2:4 ketenen van de duisternis om tot het oordeel bewaard te worden.”
Een plaats waar afvallige “En de engelen die hun oorspronkelijke staat niet hebben bewaard,
engelen gebonden zijn maar hun eigen woonplaats verlaten hebben, heeft Hij voor het
Judas 1:16 oordeel van de grote dag met eeuwige boeien in de duisternis in
verzekerde bewaring gesteld.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 67

In “The Encyclopedia of the Jewish Religion”, edit. R. Werblowsky en G. Wigoder, Phoenix house,
London, 1967, zegt op blz.289 over de wereld van nu en de wereld van de toekomst het volgende.
“Olam ha - zeh” en “Olam ha - ba” (Hebr. “deze wereld”: Eschatologische begrippen die ontstaan
zijn gedurende de periode van de tweede tempel. In den beginne beschreef het woord olam dat
wat tijdelijk was (eeuw) en niet zozeer het ruimtelijke (wereld). Beide termen beschreven
respectievelijk de tegenwoordige eeuw met al zijn tekortkomingen en miseries, en de toekomende
eeuw van de Messias (dikwijls geïdentificeerd met het Koninkrijk van God). Men geloofde dat
zekere grote catastrofen (zoals de dag van het Oordeel en de Opstanding) de Olam ha - zeh zou
afsluiten en overgaan in de Olam ha - ba. Het begrip Olam ha - ba is dus verschillend van dat van
Hemel of Paradijs, dat het verblijf is van de zielen die ons verlaten hebben en die wachten op het
aanbreken van de komende eeuw. Maar dat onderscheid werd niet altijd gemaakt in latere
geschriften en veel Rabbijnse uitspraken over de komende staat van de wereld werden verstaan
als met betrekking tot de komende wereld; bijvoorbeeld het hemelse rijk van de gelukzalige
zielen. Zo o.a. de verklaring in Ber. 17a “De komende wereld is niet zoals deze wereld. In de
komende wereld is er geen eten en drinken of het voortgaan van het bedrijfsleven, van jaloezie of
haat of tweedracht, maar de rechtvaardigen zitten op tronen met kronen op het hoofd en
verlustigen zich in de glans van de Goddelijke Aanwezigheid.” (Vergelijk dit met Opb.20 tot 22.)

Jezus wandelt in de gallerij van de

tempel van Herodes in Jeruzalem (uit 1890), van James Tissot.


Wat doet Jezus zoal in dat heiligdom: genezingen, onderwijs voor de discipelen en Zijn critici,
vooral de clerus een antwoord geven. Mattheüs 21:14,15,23,32: “14 En er kwamen blinden en
kreupelen bij Hem in de tempel en Hij genas hen. 15 Toen de overpriesters en schriftgeleerden de
wonderen zagen die Hij deed, en de kinderen die in de tempel riepen: Hosanna, de Zoon van
David! namen zij Hem dat zeer kwalijk, (…) 23 En toen Hij in de tempel gekomen was, kwamen de
overpriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe, terwijl Hij onderwijs gaf, en zeiden: Met
welke bevoegdheid doet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven? (…) 32 Want
Johannes is bij u gekomen in de weg van de gerechtigheid, en u hebt hem niet geloofd; maar de
tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; en hoewel u dat zag, hebt u later geen berouw
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 68

gehad zodat ook u hem geloofde.” Ze zullen dus niet beseft hebben dit is onze Verlosser. Toch zijn
de joden dezen die de grootste schuld hebben aan de moord op Jezus. Zij hebben Hem
aangeklaagd bij de autoriteieren en op een bepaald moment en zij hebben hem niet willen
vrijpleiten. Pilatus geeft hen nochtans de kans het te doen volgens Johannes 18:39,40: “39 Maar
u hebt de gewoonte dat ik op het Pascha iemand voor u loslaat. Wilt u dan dat ik de Koning van
de Joden voor u loslaat? 40 Zij dan schreeuwden allemaal opnieuw: Niet Deze, maar Barabbas! En
Barabbas was een misdadiger.”

Geestelijke dood betekent dat de mens en God gescheiden zijn, hier enkele voorbeelden. En zo
dood zijn in mijn ogen alle niet Messias-belijdende joden en ook de niet Messias-belijdende
heidenen:
 Genesis 2:17: “17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u
niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.” (Let op: ze zijn niet
fysiek gestorven.)
 Jesaja 59:1: “1 Zie, de hand van de HEERE is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen,
en Zijn oor is niet toegestopt dat het niet zou kunnen horen. 2. Maar uw ongerechtigheden
maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen
zijn, zodat Hij u niet hoort.” Je persoonlijke zonden hebben een scheiding gemaakt tussen
jou en God.
 Lucas 15:24: “24 Want deze, mijn zoon, was dood en is weer levend geworden. En hij was
verloren en is gevonden. En zij begonnen vrolijk te zijn.”
 1 Timotheüs 5:6: “6 Maar zij die haar lusten volgt, is levend dood.”

Laat ons niet vergeten dat de Vader alles gegeven heeft, ook Zijn Zoon, om de scheiding onder
de volkeren die God zelf eerst gewild heeft, ongedaan te maken. Mag ik daarbij dit citeren van F.
van Deursen, waar dat duidelijk is gesteld als resultaat van Gods handelen. Uit zijn DE VOORZEIDE
LEER, Deel IR, Handelingen van de Apostelen I, 1-14, Buijten & Schipperheijn, 1999.
“De scheidsmuur afgebroken
Wij verstaan wat hier gebeurde nu veel gemakkelijker dan zij die er getuige van waren. Zeker, het
was wel Pinksteren, maar hier waren nog uitsluitend Joden aanwezig. De heidenen waren
voorlopig nog niet aan de beurt. Eerst moest het evangelie in Jeruzalem, Judea en Samaria
worden verkondigd. Toch zien wij nu achteraf in dit talenwonder een teken dat de muur tussen
Joden en heidenen door de Here Jezus was afgebroken, Ef. 2:14. Straks zullen de kerkdeuren
worden geopend niet alleen voor Joden uit Frygie, Rome en Kreta, maar ook voor echte Frygiers,
Romeinen en Kretenzen.
De taalbarriere blijkt voor Gods Geest geen verhindering te vormen. Hij is niet gebonden aan het
Hebreeuws, maar zal het Woord van God voortaan ook verkondigen in het Pamfilisch, Elamitisch,
Egyptisch en nu in het Frans, Duits, Engels, Maleis, Zoeloe, enz. Wat een echt
nieuwtestamentische zegen: het Woord van God te mogen bezitten in je moedertaal!
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 69

De apostelen werden door dit talenwonder herinnerd aan Jezus' opdracht: “Ga er op uit en maak
alle volken tot mijn leerlingen”, Mat. 28:18, Hand. 1:8. Het vervolg van het boek zal leren hoeveel
moeite het hun toch nog zou kosten om gelovige heidenen als gelijkgerechtigden in Christus'
gemeente te aanvaarden.” (blz.45)

En ik ga nu nog eens nadruk leggen op iets dat ik al acht, negen of tienmaal omschreven heb!
We gaan het eens hebben over wie overblijft na de oorlog van Armageddon om een nieuwe aarde
te bevolken. Want het is toch dat wat jij leert of niet, samen met alle millennialisten! Dit is wat er
zal gebeuren met de gelovigen! De opstanding is hier niet aan de orde maar zal dat omvatten
want alle gelovigen van zowel het Oude Testament als het Nieuwe testament vormen de bruid
van Jezus. Openbaring 19:7-9: “7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid
geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. 8 En het
is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de
gerechtigheden van de heiligen. 9 En hij zei tegen mij: Schrijf: Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het
avondmaal van de bruiloft van het Lam. En hij zei tegen mij: Dit zijn de waarachtige woorden van
God.”

Dit is hoe de ongelovigen omschreven worden: deze die op de aarde wonen en dat is hoe hun
lot beschreven is. Dit is de lijst van die unieke formule die in het boek Openbaring staat: zij die op
de aarde wonen.

 Openbaring 3:10: “Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u
bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op
de aarde wonen te verzoeken.”

 Openbaring 6:10: “En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige
Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?”
 Openbaring 8:13: “En ik zag en hoorde één engel, die hoog aan de hemel vloog en met een
luide stem riep: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige
bazuinstoten van de drie engelen die nog op de bazuin zullen blazen.”
 Openbaring 11:10: “En zij die op de aarde wonen, zullen zich over hen verblijden, en zullen
feest gaan vieren en elkaar geschenken sturen, omdat deze twee profeten hen die op de
aarde wonen, zo gekweld hadden.”
 Openbaring 13:8: “En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie
de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de
grondlegging van de wereld af.”
 Openbaring 13:14: “En het misleidt hen die op de aarde wonen door middel van de
tekenen die het gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest. En het zegt tegen hen die
op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest dat de wond van het
zwaard had en weer levend werd.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 70

 Openbaring 14:6: “En ik zag een andere engel, die hoog aan de hemel vloog. En hij had het
eeuwige Evangelie, om dat te verkondigen aan hen die op de aarde wonen, en aan elke
natie, stam, taal en volk.”
 Openbaring 17:8: “Het beest dat u gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit de
afgrond en naar het verderf gaan. En zij die op de aarde wonen, van wie niet vanaf de
grondlegging van de wereld de naam geschreven staat in het boek des levens, zullen zich
verwonderen als zij het beest zien, dat was en niet is, hoewel het er toch is.”

Wanneer de gemeente opgenomen is en als bruid naar de hemel gaat voor te voltrekking van
het huwelijk en het feest dat erbij hoort, dan komt onmiddellijk het einde van zij die op de
aarde wonen. De Heer en zijn engelen dalen neer om het ongeloof te straffen en dat omvat
allen die overblijven. Niemand blijft levend over om een 1.000jarig rijk te bevolken. Waarom
geloof je de uitleg niet die Johannes duidelijk beschrijft? Waar komen de inwoners van het
1.000jatig rijk vandaan?

Hier wat er staat te gebeuren met de ongelovigen in het vervolg als de bruid is opgenomen
Openbaring 19:11-13,19-21: “11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die
daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in
gerechtigheid. 12 En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen. Hij
had een Naam, die opgeschreven was, en die niemand kent dan Hijzelf. 13 En Hij was bekleed met
een in bloed gedoopt bovenkleed, en Zijn Naam luidt: Het Woord van God. 19 En ik zag het beest
en de koningen van de aarde en hun legers bijeenverzameld om oorlog te voeren tegen Hem Die
op het paard zat, en tegen Zijn leger. 20 En het beest werd gegrepen, en met hem de valse
profeet, die in zijn tegenwoordigheid de tekenen gedaan had, waardoor hij hen misleid had die
het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbeden hadden. Deze twee
werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt. 21 En de overigen werden
gedood met het zwaard van Hem Die op het paard zat, namelijk het zwaard dat uit Zijn mond
kwam. En alle vogels werden verzadigd met hun vlees.” Dat is het GEHENNA hierboven
besproken!
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 71

Detail van King of Kings and Lord of Lords, Revelation 19:11-16, Jezus is het Lam maar ook de
Heer der Heren. Eén van die buitengewone illustraties van Pat(ricia) Marvenko Smith bij het boek
Openbaring.
Hier gaat Psalm 2 in vervulling: Openbaring 19:15,21: “15 En uit Zijn mond kwam een scherp
zwaard, opdat Hij daarmee de heidenvolken zou slaan. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf.
En Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmige toorn van de almachtige God. … 21 En
de overigen werden gedood met het zwaard van Hem Die op het paard zat, namelijk het zwaard
dat uit Zijn mond kwam. En alle vogels werden verzadigd met hun vlees.”

Dus vertel me niet dat er nog een 1.000jarig rijk moet komen, om zaken te vervullen die Israël
nog niet heeft ontvangen. Dat is een verkeerde voorstelling van Bijbelse gegevens uit het Nieuwe
Testament.
Sinds wanneer is die Jezus dan koning? Hier een reeks teksten daaromtrent en het gaat daar
duidelijk om de start met het Pinksterfeest en de komst ven de Heilige Geest op de 12 apostelen.
Handelingen 2:29-36: “29 Mannenbroeders, het is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit
tegen u te zeggen dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag bij ons is.
30 Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de

vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou
doen opstaan om Hem op zijn troon te
zetten, 31 daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel
niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien. 32 Deze Jezus heeft God
doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn. 33 Hij dan, Die door de rechterhand van God
verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort
wat u nu ziet en hoort. 34 David is immers niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt: De
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 72

Heere heeft gesproken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, 35 totdat Ik Uw vijanden
neergelegd zal hebben als een voetbank voor Uw voeten. 36 Laat dan heel het huis van Israël
zeker weten dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u
gekruisigd hebt.”

Bedenk toch, dat het zitten op de troon van Jezus rechtstreeks te maken heeft met Zijn
opstanding uit de doden. Petrus liegt er dus niet om: zodat ik met volle vertrouwen mag zeggen
tegen dezen van de bedelingen: HIJ ZIT VAN TOEN AL REEDS OP DE TROON VAN DAVID!
Zach.6:12,13: “12 en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man
– Zijn Naam is SPRUIT – zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE
bouwen. 13 Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen, Híj zal met majesteit bekleed zijn,
Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Hij zal Priester zijn op Zijn troon /tussen die Beiden
zal vredesberaad plaatsvinden.”
Opb.3:21: “21 Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik
overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.”

Mag ik ook nog even tussendoor het volgende opmerken! Als Israël een echte zichtbare koning
vraagt aan YaHWeH dan is dat van hunnentwege een aanwijzing dat ze niet genoeg hebben aan
het “geloof” en “zichtbare zaken” achterna streven gelijk de volkeren rondom hen. Kijk eens naar
deze teksten en onthoud dit: boven een zichtbare koning is de Almachtige nog steeds koning
gebleven. Ook als er van alle koningen in Israël maar 4 blijken te zijn die goed doen in God ogen,
van de meer dan 15 die afvallig zijn: ook dan is God nog hun koning!

Hosea 13:9-11: “9 Het is uw verderf, Israël, dat u zich keert tegen Mij, tegen uw hulp! 10
Waar blijft uw koning nu? Hij zou u toch verlossen in al uw steden? En uw richters, tegen
wie u gezegd had: Geef mij een koning en vorsten? 11 In Mijn toorn gaf Ik u een koning, Ik
nam hem weg in Mijn verbolgenheid.”
1 Sam.8:6,7: “6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons leiding te geven, was dit
woord kwalijk in de ogen van Samuel. En Samuel bad tot de HEERE. 7 Maar de HEERE zei
tegen Samuel: Geef gehoor aan de stem van het volk in alles wat zij tegen u zeggen; want
zij hebben ú niet verworpen, maar Míj hebben zij verworpen, dat Ik geen Koning over hen
zou zijn.”
1 Sam.12:12-17: “12 Toen u zag dat Nahas, de koning van de Ammonieten, op u afkwam,
zei u tegen mij: Nee, maar een koning moet over ons regeren – terwijl toch de HEERE, uw
God, uw Koning is. 13 Welnu, zie hier de koning die u gekozen hebt, die u verlangd hebt.
Zie, de HEERE heeft een koning over u aangesteld. 14 Als u dan maar de HEERE vreest,
Hem dient, naar Zijn stem luistert en het bevel van de HEERE niet ongehoorzaam bent!
Dan zal zowel u als de koning die over u regeren zal, veilig zijn, achter de HEERE uw God.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 73

15 Maar wanneer u niet naar de stem van de HEERE luistert, en het bevel van de HEERE
ongehoorzaam bent, dan zal de hand van de HEERE tegen u zijn, zoals tegen uw vaderen.
16 Blijf dan nu staan, en zie het indrukwekkende dat de HEERE voor uw ogen zal doen. 17
Is het vandaag niet de tijd van de tarweoogst? Ik zal tot de HEERE roepen, en Hij zal
donder en regen geven. Besef dan en zie, dat uw kwaad, dat u voor de ogen van de HEERE
gedaan hebt, groot is, omdat u een koning voor u verlangd hebt.”

Als we het mogen samenvatten dan is het dit: Nathan de profeet weet aan David te vertellen
dat de redding van Israël (en ook de wereld) afhangt van wie definitief op Davids troon zit. Stel je
dan nadien de vraag: als Jezus niet op Davids troon was gaan zitten, was verzoening dan mogelijk
geweest! Neen, zegt Hebreeën 8:1,2,6 “1 De hoofdzaak nu van de dingen waarover wij spreken,
is dit: Zo’ n Hogepriester hebben wij, Eén Die Zich heeft gezet aan de rechterhand van de troon
van de Majesteit in de hemelen. 2 Hij is een Dienaar in het heiligdom en in de ware tabernakel,
die de Heere heeft opgericht en niet een mens. 6 Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker
bediening ontvangen, zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere
beloften is vastgelegd.” Daarom heeft ook Petrus dit kunnen zeggen tot allen die naar hem
luisterden op die Pinksterdag: “34 David is immers niet opgevaren naar de hemelen, maar hij
zegt: De Heere heeft gesproken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand.” (Handelingen 2:34)
En van daaruit een stap verder naar Handelingen 15:13-18 nadat al duizenden heidenen zich
hebben bekeerd tot Jezus leren we dat de “tabernakel van David” is opgericht. Christus kwam,
verwekt in de familie van David, troont op Davids troon in de hemel en geeft redding aan allen die
in Hem geloven!

Een citaat in dat verband uit Steven Paas (Editor), Israelism and the Place of Christ:
Christocentric Interpretation of Biblical Prophecy, LIT Verlag, 2017, en het artikel vanaf hoofdstuk
4, Colin Chapman, Christian Interpretation of Ezekiel’s Prophecies, hier blz.113.
“Het verslag van Lucas over het concilie van Jeruzalem in Handelingen 15 geeft een verder
voorbeeld van hoe leiders van de vroege kerk de vervulling van de profetie van het Oude
Testament begrepen. Petrus en Paulus beweren dat de manier waarop de heidenen de
evangelieboodschap hebben ontvangen en de manier waarop God zijn Geest heeft gegeven en
tekenen en wonderen onder hen heeft verricht, zonder twijfel bewijst dat hij bedoelde dat men
werd aanvaard als volwaardig lid van de kerk. Jacobus, die als een soort voorzitter van de Raad
fungeerde, aanvaardde hun argument en vervolgde vervolgens met Amos 9: 11-12 om Petrus en
Paul te steunen. De oorspronkelijke passage in Amos spreekt over het herstel van het volk van
Israël: over het land, het herstel van de "gevallen tent van David", de wederopbouw van de
verwoeste steden en de permanente herbeplanting van de mensen in het land. Wanneer Jacobus
deze passage citeert, probeert hij aan te tonen dat de opname van de heidenen in de kerk een
vervulling is - of liever de vervulling - van de profetieën van Amos.”
Het door Amos beschreven herstel van Israël wordt daarom door Jacobus niet begrepen als iets
dat nog in de toekomst ligt, maar als iets dat al had plaatsgevonden. De opname van de heidenen
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 74

in de kerk is het bewijs dat het herstel van Israël al heeft plaatsgevonden '... dat het overblijfsel
van mensen de Heer kan zoeken, en alle heidenen die mijn naam dragen; Hand.15:1-21).
Als er daarom zulke grote verschillen zijn tussen de terugkeer uit ballingschap en de recente
terugkeer naar het land; als de recente terugkeer niet heeft voldaan aan de voorwaarde in
Deuteronomium 30; als profetieën over terugkeer naar het land niet gemakkelijk kunnen worden
gescheiden van alle profetieën over geestelijke vernieuwing die zijn vervuld bij de eerste komst
van Christus; als Jezus sprak over de toekomstige hut, zei hij niets over het nationale herstel van
het Joodse nut; en als Lucas geloofde dat het herstel van Israël al door Jezus had plaatsgevonden,
is het moeilijk, zo niet onmogelijk om de conclusie te trekken dat een van de profetieën van
Ezechiël over nationaal en geestelijk herstel in de recente terugkeer opnieuw zijn vervuld.
Misschien moeten we ergens anders in de Schrift kijken om ons te helpen de geschiedenis te
begrijpen die zich voor onze ogen heeft afgespeeld.”
Terug maar naar Armageddon! NU mag jij aan de hand van het boek Openbaring me uitleggen
waar het staat dat er levenden overblijven die het millennium kunnen bevolken? Het is toch
daar dat het bewijs er zou moeten staat?

Met een losse pols schrijf je dit bij het verhaal van de muur: “Per slot hebben wij het nieuwe
testament dat ondanks de liefde Israël niet wil verhelen dat alle Apostelen inclusief Christus
ernstige waarschuwingen zond aan de toenmalige en huidige Israelgeneraties.”

Laat ik met dit beginnen, een les uit het Oude Testament aan de joden die met God een
verbond zijn aangegaan op Horeb. Al wie geen aandacht schenkt aan dat het woord van de
getuigenissen van de Almachtige, die loopt van God weg en verliest uiteindelijk de bescherming
van God. Dit zijn enkele teksten die dat aangeven.
 Deuteronomium 32:45,46: “45 Toen Mozes geëindigd had al die woorden tot heel Israël te
spreken, 46 zei hij tegen hen: Neem al de woorden waarmee ik u heden waarschuw, ter
harte, zodat u uw kinderen gebiedt al de woorden van deze wet nauwlettend te houden.”
 2 Koningen 17:15: “15 Ook verwierpen zij Zijn verordeningen en Zijn verbond, dat Hij met
hun vaderen gesloten had, en Zijn getuigenissen, waarmee Hij hen gewaarschuwd had. Zij
gingen de nietige afgoden achterna, zodat zij zelf nietig werden. Ze gingen de
heidenvolken achterna die rondom hen woonden, terwijl de HEERE hun geboden had niet
te doen als zij.”
 Nehemia 9:26,30: “26 Zij zijn echter ongehoorzaam geworden en zijn tegen U in opstand
gekomen, en zij hebben Uw wet verworpen en Uw profeten gedood, die bij hen hebben
getuigd om hen tot U te doen terugkeren. Zo hebben zij grote godslasteringen gepleegd.
30 Vele jaren bent U geduldig geweest ten opzichte van hen, en hebt U hen door Uw Geest
gewaarschuwd, door de dienst van Uw profeten, maar zij namen het niet ter ore. Toen
hebt U hen in de hand van de volken van de landen overgegeven.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 75

Ik denk echter dat je de zwaarte van dat geestelijk overspel van de joden niet goed inschat. Ik
geef je een lijst mee van die man Lucas die géén jood was maar een mooi onderscheid weet te
geven in woorden van zijn Heer en uit preken van Joden later in net boek Handelingen. De Bijbel
geeft in het Nieuwe Testament aan dat de moord op Jezus de verschrikkelijkste van alle zonden
van de joden is! Goed lezen a.u.b.

Er zit nog méér in die lijst! We denken dat het een belangrijk argument is waarom er geen
sprake kan zijn van een nieuwe regeling die God nog zou treffen met een toekomstige Israël. De
Here Jezus, YaHWeH God, presenteerde zich aan Israël als het sluitstuk van Zijn omgaan met dat
volk, maar het is het slotstuk van hun overtredingen geworden. Bekijken we vooreerst de in vele
opzichten gelijkaardige situatie uit de jaren vóór de vernietiging van de eerste tempel in de 6 de
eeuw voor Christus.
 God is het op een bepaald moment moe om maar te blijven vergeven: Jer.15:6,7 HSV: “6
Groten en kleinen zullen sterven in dit land. Zij zullen niet begraven worden. Er zal over
hen geen rouw bedreven worden, men zal het lichaam niet kerven of zich voor hen kaal
maken. 7 Ook zal men geen brood voor hen breken vanwege de rouw, om iemand te
troosten over een gestorvene, en men zal hun niet te drinken geven uit de troostbeker
vanwege iemands vader of vanwege iemands moeder.”
 En ook Jer.23:19,20 SV77 wijst hierop: “19 Zie, een storm van de HEERE, grimmigheid is
uitgegaan, een wervelende storm: op het hoofd van de goddelozen stort hij neer. 20 De
toorn van de HEERE zal zich niet afwenden, tot Hij gedaan en tot Hij tot stand gebracht
heeft de gedachten van Zijn hart. In later tijd zult u dat duidelijk begrijpen.”
 Beslissingen die God neemt in bepaalde omstandigheden zijn niet meer te herroepen: 2
Kon 23:24-27 HSV: “24 Ook deed Josia de dodenbezweerders weg, de waarzeggers, de
afgodsbeeldjes, de stinkgoden en alle afschuwelijke afgoden die in het land van Juda en
in Jeruzalem gezien werden, om zo de woorden van de wet uit te voeren, die
beschreven waren in het boek dat de priester Hilkia in het huis van de HEERE gevonden
had. 25 Vóór hem was er geen koning aan hem gelijk, die zich met heel zijn hart, heel
zijn ziel en met heel zijn kracht tot de HEERE bekeerd had, overeenkomstig de hele wet
van Mozes; en na hem stond zijns gelijke niet op. 26 Toch keerde de HEERE Zich niet af
van Zijn grote, brandende toorn, want Zijn toorn brandde tegen Juda, vanwege al zijn
tergen waarmee Manasse Hem tot toorn verwekt had. 27 De HEERE zei: Ik zal ook Juda
van Mijn aangezicht wegdoen, zoals Ik Israël weggedaan heb. Ik zal deze stad Jeruzalem
verwerpen, die Ik verkozen had, en het huis waarvan Ik gezegd had: Mijn Naam zal daar
zijn.”
 Jer.4:28 HSV: “28 Hierom zal de aarde treuren en de hemel daarboven in zwart gehuld
worden, want Ik heb gesproken, Ik heb het Mij voorgenomen, en Ik zal geen berouw
krijgen en er niet op terugkomen.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 76

En dan de situatie door Jezus beschreven, van Israël bij de eerste komst van Jezus:
 Lucas 17:25 HSV: “25 Eerst moet Hij echter veel lijden en verworpen worden door dit
mensengeslacht.”
 Lucas 7:31,32 HSV: “31 En de Heere zei: Met wie zal Ik dan de mensen van dit geslacht
vergelijken en aan wie zijn zij gelijk? 32 Zij zijn gelijk aan kinderen die op de markt
zitten, en elkaar toeroepen en zeggen: Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld, maar
jullie hebben niet gedanst; wij hebben klaagliederen voor jullie gezongen, maar jullie
hebben niet gehuild.”
 In Lucas 11:29 HSV: “29 Toen de menigte te hoop liep, begon Hij te zeggen: Dit geslacht is
een verdorven geslacht; het verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven
worden dan het teken van de profeet Jona.”
 In Lucas 11:49-51 HSV, zegt Jezus: “49 Daarom heeft de wijsheid van God gezegd: Ik zal
profeten en apostelen naar hen toe zenden, en van hen zullen zij sommigen doden en
anderen vervolgen, 50 opdat van dit geslacht afgeëist wordt het bloed van alle profeten
dat van de grondlegging van de wereld af vergoten is, 51 van het bloed van Abel tot het
bloed van Zacharia, die omgebracht is tussen het altaar en het huis van God. Ja, Ik zeg u,
het zal afgeëist worden van dit geslacht.”
 Luc.19:44 HSV: “44 En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u
verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten, omdat u het
tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend.”
 Luc.23:28 HSV: “28 En Jezus keerde Zich naar hen om en zei: Dochters van Jeruzalem,
huil niet over Mij, maar huil over uzelf en over uw kinderen.”
 Bij de eerste vernietiging van de tempel was er een gelijkaardige situatie als hierboven
zoals Jer.9:17-19 HSV zegt: “17 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Let op en Roep de
klaagvrouwen, dat ze komen, stuur boden naar de kundige vrouwen, dat zij komen, 18
en laten zij zich haasten en over ons een rouwklacht aanheffen, zodat de tranen uit onze
ogen naar beneden stromen, en onze oogleden van water vloeien. 19 Want uit Sion
wordt het geluid van een rouwklacht gehoord: Hoe zijn wij verwoest! Wij schamen ons
diep, omdat wij het land hebben moeten verlaten, omdat zij onze woningen
omvergeworpen hebben.”
 Tien melaatsen worden genezen, maar slechts één is dankbaar volgens Luc.17:16 HSV: “16
En hij wierp zich met het gezicht ter aarde voor Zijn voeten en dankte Hem. En dit was
een Samaritaan.”
 Opb.11:17,18 SV77: “17 en zeiden: Wij danken U, Heere, God de Almachtige, Die is en
Die was en Die komt, omdat U Uw grote kracht ter hand hebt genomen en Koning
geworden bent. 18 En de volken zijn toornig geworden, en Uw toorn is gekomen en
daarmee ook het tijdstip voor de doden om geoordeeld te worden, en om het loon te
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 77

geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en aan de heiligen en aan hen die Uw naam
vrezen, de kleinen en de groten, en om hen te vernietigen die de aarde vernietigden.”

Het Israël uit de dagen van de eerste prediking door de apostelen, is


ofwel een EXTREEM VIJANDIG Israël (zoals blijkt uit de eerste serie
teksten hieronder) ofwel een Israël dat de Messias Jezus omhelst als zijn
enige REDDER EN HEILAND (de tweede serie teksten hieronder).

EERSTE SERIE: Joden als vijanden van God

 Hand.9:29 HSV: “29 En hij sprak vrijmoedig in de Naam van de Heere Jezus; ook sprak en
redetwistte hij met de Griekssprekenden, maar die probeerden hem te doden.”
 Hand.10:39 HSV: “10:39 En wij zijn getuigen van alles wat Hij gedaan heeft, zowel in het
Joodse land als in Jeruzalem. Ze hebben Hem gedood door Hem aan een hout te
hangen.”
 Hand.13:50 HSV: “50 Maar de Joden stookten de godvrezende en aanzienlijke vrouwen
en de voornaamsten van de stad op en ontketenden een vervolging tegen Paulus en
Barnabas, en zij verdreven hen uit hun gebied.”
 Hand.14:2 HSV: “2 Maar de Joden die ongehoorzaam waren, wekten in de zielen van de
heidenen onrust en verbittering tegen de broeders.”
 Hand 14,5 SV77: “5 En toen er een oploop ontstond, zowel van heidenen als van Joden,
met hun leiders, om hen smadelijk te behandelen en te stenigen.”
 Hand.17:1,5,13 SV77: “En door Amfípolis en Apollónia hun weg genomen hebbende,
kwamen zij te Thessaloníca, alwaar een synagoge der Joden was. Maar de Joden, die
ongehoorzaam waren, dit benijdende, namen tot zich enige boze mannen uit de
marktboeven, en maakten, dat het volk te hoop liep, en beroerden de stad; en op het
huis van Jason aanvallende, zochten zij hen tot het volk te brengen. Maar toen de Joden
van Thessaloníca verstonden, dat het Woord Gods ook te Beréa door Paulus verkondigd
werd, kwamen zij ook daar en bewogen de scharen.” Of vers 13 NBG: “kwamen zij ook
daar de scharen opzetten en verontrusten.” Of vers 13 NBV: “het volk opruien en in
verwarring brengen.”
 Hand.20:3,19 HSV: “3 En toen hij daar drie maanden doorgebracht had, en de Joden een
aanslag op hem wilden plegen toen hij op het punt stond naar Syrië te varen, vatte hij
het plan op terug te keren door Macedonië. (…) 19 en de Heere gediend heb met alle
nederigheid en veel tranen, en onder verzoekingen die mij overkomen zijn door de
aanslagen van de Joden.”
 Hand.21:27,28 HSV: “27 Toen de zeven dagen ten einde liepen, zagen de Joden uit Asia
hem in de tempel en brachten heel de menigte in verwarring. Zij sloegen de handen aan
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 78

hem 28 en schreeuwden: Mannen van Israël, kom helpen! Dit is de man die overal
iedereen onderwijs geeft dat indruist tegen het volk, tegen de wet en tegen deze plaats.
Bovendien heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats
ontheiligd.”
 Hand.23:12,13 HSV: “12 En toen het dag geworden was, smeedden enkele Joden een
complot: zij vervloekten zichzelf en zeiden dat zij niet zouden eten en drinken voordat zij
Paulus gedood zouden hebben. 13 Het waren er meer dan veertig die deze
samenzwering beraamden.”
 Hand.24:9 SV77: “En ook de Joden stemden het toe, zeggende, dat deze dingen alzo
waren.”
 Hand.25:2,15,24 SV77: “En de hogepriester, en de voornaamsten der Joden, verschenen
voor hem tegen Paulus en baden hem, (…) Om wiens wil, toen ik te Jeruzalem was, de
overpriesters en de ouderlingen der Joden verschenen, begerende een vonnis tegen
hem; (…) En Festus zeide: Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons hier
tegenwoordig zijt, gij ziet deze, over wie mij de ganse menigte der Joden heeft
aangesproken, beide te Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te
leven.”
 Hand.26:2,21 SV77: “Ik acht mijzelf gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u
zal verantwoorden over alles, waarvan ik door de Joden beschuldigd word; (…) Om deze
zaken hebben mij de Joden in de tempel gegrepen en gepoogd om te brengen.”
 Jer.9:25,26 HSV: “25 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik elke besnedene en
die de voorhuid heeft, zal straffen, namelijk 26 Egypte en Juda, Edom en de
Ammonieten, Moab en allen die kaalgeschoren zijn aan hun slapen, die in de woestijn
wonen. Want alle heidenvolken zijn onbesneden, maar heel het huis van Israël is
onbesneden van hart.”

TWEEDE SERIE: Joden als vrienden en leerlingen van Gods Verlosser


 In Romeinen 1:8 SV77: “Eerst dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw
geloof verkondigd wordt in de gehele wereld.”
 Hand.4:36,37 HSV: “36 En Joses, die door de apostelen ook Barnabas genoemd werd
(wat vertaald betekent: een zoon van vertroosting), een Leviet, afkomstig uit Cyprus, 37
had een akker, verkocht die en bracht het geld en legde het aan de voeten van de
apostelen.”
 Hand.6:7 NBG: “En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam
zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.”
 Hand.12:24 HSV: “24 En het Woord van God verbreidde zich en nam toe.”
 Hand.13:43 HSV: “Handelingen 13:43 En toen de synagoge uitgegaan was, volgden velen
van de Joden en van de godvrezende proselieten Paulus en Barnabas. Die spraken tot
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 79

hen en spoorden hen aan om bij de genade van God te blijven.”


 In Hand.13:49 HSV: “49 En het Woord van de Heere verbreidde zich door heel het land.”
 Hand.14:1 SV77: “En het geschiedde te Ikónium, dat zij te zamen gingen in de synagoge
der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken,
geloofde.”
 Hand.15:5 NBG: “Maar er stonden uit de partij des Farizeeën enigen op, die gelovig
geworden waren. “
 In Hand.19:10 SV77: “10 En dit gebeurde twee jaar lang, zodat allen die in Asia
woonden, het Woord van de Heere Jezus hoorden, zowel Joden als Grieken.”
 Hand.19:17,18,20 HSV: “17 En dit werd bij allen bekend, zowel bij de Joden als bij de
Grieken die in Efeze woonden. En vrees overviel hen allen, en de Naam van de Heere
Jezus werd groot gemaakt. 18 En velen van hen die geloofden, kwamen hun zondige
daden belijden en bekennen. (…) 20 Zo nam het Woord van de Heere met kracht toe en
werd steeds sterker.”
 Hand.21:20 NBG: “En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet
broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn
ijveraars voor de wet.”

Citeer als illustratie van de huidige situatie in het jodendom van Steven Paas (Editor), Israelism
and the Place of Christ: Christocentric Interpretation of Biblical Prophecy, LIT Verlag, 2017:
Bladzijden 30,31: “Vanaf de periode van Mozes waren alleen een minderheid van het fysieke
Israël gehoorzame gelovigen, terwijl de meerderheid afweek van een getrouw en gehoorzaam
begrip van de Wet en de Profeten. Dat veranderde niet in de periode tussen het Oude en het
Nieuwe Testament toen de synagogen de religie van de Joden formaliseerden. In de tijd van Jezus
waren de Messiaanse verwachtingen van de joodse leiders zo corrupt geworden dat ze Jezus niet
als de Messias erkenden en kenden. Na de vernietiging van Jeruzalem en de val van de tweede
Tempel in het jaar 70 n.Chr. Ontwikkelde het jodendom zich van de ware religie die werd gegeven
door Mozes, tot een onafhankelijke afzonderlijke religie. Wat geschreven openbaring betreft,
erkent het alleen de Tenach (Oude Testament). Voor de verklaring van de Tenach verwijst het
jodendom in het algemeen naar de openbaring van de 'mondelinge Thora' waarvan zij beweren
dat deze mondeling door Mozes werd ontvangen als aanvulling op de geschreven wet van God.
De mondelinge inhoud werd doorgegeven door de Tannaim (' onderwijzen door herhaling van de
geleerde dingen'). En ongeveer in het jaar 200 na Christus werd het in schriftelijke vorm
vastgelegd als de Misjna ('leren door herhaling'). In de zesde eeuw werd de Babylonische Talmoed
('instructie') samengesteld en bewerkt. Het bevat de Misjna en de Gemara, een reeks
commentaren van Rabbijnen op de Misjna. De Talmoed heeft duizenden pagina's. In zowel het
klassieke als het moderne Jodendom wordt het herkend als meer gezaghebbend dan de
geschreven Thora en de andere boeken van het Oude Testament.
(…) Op dit punt blijft er echter verwarring, omdat sommige christenen denken dat er in het Oude
Testament en in het Nieuwe Testament regels zijn die eindigen in het postbijbelse Israël en pas op
de tweede plaats in Christus. Dit idee gaat hand in hand met ongekwalificeerde uitspraken over
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 80

de 'joodse wortels van het christendom', waarover tenminste moet worden opgemerkt dat
hoewel het christendom zijn wortels heeft in Mozes en de profeten, het geen wortels heeft in de
joodse traditie die de reikwijdte verwerpt van de Messias Jezus in de geschriften van het Oude
Testament en vervangt het door een religie die tegengesteld is aan de realiteit van Jezus als de
Messias. Daarom is de oproep om terug te keren naar 'de Joodse identiteit van het christendom'
verwarrend. Welke Joodse kenmerken zijn bedoeld? Jezus was een Jood, maar Hij wilde niet dat
Zijn discipelen zich bij de Farizeeën of een van de andere Joodse partijen voegden. Hij bezat de
ware identiteit van een Jood of Israëliet in de zin van Mozes en de Profeten. Het Rabbijnse
Judaïsme wil dit verband tussen Jezus en Mozes zeker niet erkennen. Is het antisemitisch om
hierop te wijzen?”

Je zegt: “Per slot is de bijbel een boek dat met uitzondering van Lucas allen door Joden is
geschreven, is de blijde boodschap door Joden tot de volkeren gekomen, zodat ik het christendom
zie als een vertakking van de Joodse godsdienst die eens weer geheel verzoend zullen worden en
vanuit het geloof ziende op het geheel al vanuit God een feit is.”

Natuurlijk is dat voor God al een feit: Hij schreef het boek des levens jaren geleden! Ik heb
echter wel de indruk dat je dat niet echt gelooft want je wil de Joden nog wat extra geven. Het is
duidelijk dat heidenen in het Nieuwe Testament en vooral bij Paulus een plaats innemen die
gelijkgesteld is aan deze van de Messias belijdende Joden. Je beseft toch dat als God nog een
extra gaat geven aan de joden als de gemeente is opgenomen dat het is alsof men in Echternach
in de stoet gaat: twee stappen vooruit en één achteruit. Bekijk eens deze teksten, hier de HSV, en
ik heb me verzoend met al die uitspraken: ja de heidenen zijn OPGENOMEN IN HET VERHAAL DAT
GOD BEGONNEN IS MET ISRAEL. Let vóóral op het woord “heidenen” in DEZE teksten!!!!!

Rom:1:5: “Door Hem hebben wij genade en het apostelschap ontvangen tot geloofsgehoor-
zaamheid onder alle heidenen, ter wille van Zijn Naam.”
Rom.1:13: “Maar ik wil niet dat u er geen weet van hebt, broeders, dat ik dikwijls het
voornemen had naar u toe te komen om ook onder u enige vrucht te hebben, zoals ook onder
de andere heidenen. Tot nu toe was ik echter verhinderd.”
Rom.3:29: “Of is God alleen de God van Joden? En niet ook van heidenen? Ja, ook van
heidenen.”
Rom.11:11: “Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden?
Volstrekt niet! Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot
jaloersheid te verwekken.”
Rom.11:13: “Want tegen u, de heidenen, zeg ik: Voor zover ik de apostel van de heidenen ben,
maak ik mijn bediening heerlijk.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 81

Rom.11:25: “dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de
heidenen is binnengegaan.”
Rom.15:9: “en opdat de heidenen God zouden verheerlijken vanwege de barmhartigheid, zoals
geschreven staat: Daarom zal ik U belijden onder de heidenen, en Uw Naam lofzingen.”
Rom.15:10: “En verder zegt Hij: Wees vrolijk, heidenen, met Zijn volk!”
Rom.15:11: “Looft, alle gij heidenen, de Here en laten alle volken Hem prijzen.”
Rom.15:12: “En verder zegt Jesaja: De wortel van Isaï zal er zijn en Hij Die opstaat om
heerschappij te voeren over de heidenen, op Hem zullen de heidenen hopen.”
Rom.15:16: “om een dienaar van Jezus Christus te zijn voor de heidenen, door het Evangelie van
God als een priester te dienen, opdat het offer van de heidenen welgevallig zou zijn aan God,
geheiligd door de Heilige Geest.”
Rom.15:18: “Want ik durf het niet aan iets te zeggen wat Christus niet door mij teweeggebracht
heeft, om de heidenen tot gehoorzaamheid te brengen, in woord en daad.”
Rom.16:4: “Zij hebben voor mijn leven hun hals gewaagd. Niet alleen ik ben hun dankbaar,
maar ook alle gemeenten van de heidenen.”
1 Cor.5:1: “Men hoort algemeen dat er hoererij onder u voorkomt, en wel zo'n vorm van
hoererij waarvan zelfs onder de heidenen geen sprake is, namelijk dat iemand de vrouw van
zijn vader heeft.”
Gal.2:14b: “Als u die een Jood bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik,
waarom dwingt u dan de heidenen op de Joodse manier te leven?”
Galaten 3:8: “En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen,
verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden.”
Galaten 3:14: “opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen zou komen, en
opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof.”
Epheze 2:11: “Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die
onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met
de hand gebeurt.”

Laten we duidelijk zijn als we zo een “vernieuwing” DAT BEKEERDE JODEN EN BEKEERDE
HEIDENEN EEN GROEP ZIJN we van Godswege zien dat dit ook met een “nieuw verbond” gepaard
gaat. En daar zal ook een offer voor gebracht worden. Dit zijn enkele gedachten daarbij, zonder al
te veel commentaar, de Bijbel moet dat namelijk bewijzen:
 Mattheüs 26:28: “28 want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat
voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
 2 Korinthe 3:6: “6 Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt om dienaars van het
nieuwe verbond te zijn, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt,
maar de Geest maakt levend.” En deze drie teksten horen hierbij:
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 82

2 Kor.5:18: “18 En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door
Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft.”
Heb.8:6: “6 Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker bediening ontvangen,
zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere
beloften is vastgelegd.”
Heb.8:8: “8 Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt
de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw
verbond zal sluiten”

Hebreeën 12:24: “24 en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed
van de besprenkeling, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel.”

2 Cor.3:6: “6 Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt om dienaars van het nieuwe
verbond te zijn, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest
maakt levend.”

Jeremiah 31:31 had het daarover en zo gaat het met de dood van Christus vervuld worden!

Matthéüs 26:28: “28 want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor
velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.” [De uiteindelijke definitieve vervulling van
wat er eerst was volgens: Ex.24:8: “8 Toen nam Mozes het bloed, sprenkelde het op het
volk en zei: Zie, dit is het bloed van het verbond dat de HEERE met u gesloten heeft op
grond van al die woorden.”]
Marcus 14:24: “24 En Hij zei tegen hen: Dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe
testament, dat voor velen vergoten wordt.” [Voetnoot in de HSV: Testament vs. verbond:
Eerdere edities van de HSV hadden hier verbond. Het Griekse woord diathèkè kan zowel
verbond als testament betekenen. Er zijn echter theologische argumenten, in de lijn van de
keuze van de Statenvertalers, om in het verband van dit vers het accent te laten vallen op
het in oorsprong eenzijdige karakter van Gods verordening.]
Lucas 22:20: “20 Evenzo nam Hij ook de drinkbeker na het gebruiken van de maaltijd en
zei: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.”
1 Corinthe 11:25: “25 Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd,
en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die
drinkt, tot Mijn gedachtenis.”
2 Corinthe 3:6: “6 Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt om dienaars van het nieuwe
verbond te zijn, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest
maakt levend.” [Een duidelijk aanwijzing dat het Oude Verbond is gestopt met de
werkelijkheid van de Nieuwe Middelaar die sterft als een lam, de waarde van verlossing
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 83

voor de gelovigen. De oude dienstbaarheid aan het ras is vervallen bij de intrede =
Wedergeboorte, van de discipel van Jezus.]
Hebreeën 8:6-13: “6 Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker bediening ontvangen,
zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere beloften is
vastgelegd. 7 Immers, als dat eerste verbond onberispelijk geweest was, zou er voor een
tweede geen plaats zijn gezocht. 8 Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen
komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een
nieuw verbond zal sluiten, 9 niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen
gesloten heb, op de dag toen Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte uit te
leiden. Want zij bleven niet in Mijn verbond en Ik heb geen acht meer op hen geslagen,
zegt de Heere. 10 Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die
dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart
schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. 11 En zij zullen
beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heere.
Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen. 12 Want Ik zal wat hun
ongerechtigheden betreft genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist
niet meer denken. 13 En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te
verdwijnen.”
Hebreeën 9:15: “15 En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe testament, opdat, nu de
dood heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste
verbond waren, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen.”
Hebreeën 12:22-24: “22 Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de
levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, 23 tot een
feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen
opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de
rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, 24 en tot de Middelaar van het nieuwe
verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenkeling, dat van betere dingen spreekt dan
dat van Abel.”

Laten we ons niet beetnemen met een argument als dit dat we gelezen hebben: dat hoewel
sommige van de noordelijke tien stammen zich weer bij Juda voegden, het geen hele stam was
die ooit naar dat tweestammenrijk terugkeerde. Dat is een vervalsing van de waarden in deze
zaak. Het is toch duidelijk dat “honderden duizenden joden” die leefden na de gevangenschappen
van Assyrië en Babylon, dat het om bijvoorbeeld nóóit “de ganse stam Juda” was die terugkeerde
naar de schaapstal van YaHWeH. [Denk maar aan de term van de Bijbel van het “overblijfsel” dat
zal gered worden.] Dat zou een vervalsing zijn van de waarheid. En ook met de komst van de
Messias zijn “honderden duizenden joden” niet bij de gelovigen van het Nieuwe Testamentische
Israël toegetreden. Hoeveel uit de huidige joden van afkomst zich tot het nieuwe Jeruzalem zullen
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 84

keren in onze tijd weten we niet. Laat ons Romeinen 11:26 niet verkeerd uitleggen: de
eeuwigheid met God is een zaak van Hem, niet van het huidige Israël, of enkele tienduizenden
Messias-belijdende joden. God bepaald wie de echte jood is! En voor Hem behoren ook gelovige
Messias-belijdende heidenen tot Israël!

Geloof je of niet dat het Nieuwe Verbond in zijn volheid gestart is met Pinksteren? En dat
in deze tijd van genade nog steeds joden aan wie de eerste beloften gedaan zijn en
heidenen aan wie de beloften gedaan aan Abraham gestart zijn enkele jaren na
Pinsteren dat we geen Nieuwe start van een verbond met nog een apart Israël te
verwachten hebben? Waar staat zoiets in het Nieuwe Testament?

Volgens Ezechiël 37:1-14 zal er in de toekomst ook iets dergelijks plaatsvinden. Dan zal de
ontreddering nog groter zijn, want dan is de toestand van het volk als een dal vol dorre
doodsbeenderen, volkomen hopeloos: ″Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen, die
zijn het ganse huis Israëls; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, en onze verwachting is
verloren, wij zijn afgesneden” (Ezech. 37:11). Ook dan zal God ingrijpen en het overblijfsel doen
herleven (Ezech. 37:9). Dan zal het herstel volledig zijn: het land, het volk en de stad Jeruzalem
zullen weer verenigd worden. Zij zullen toetreden tot het nieuwe verbond waarover we lezen in
Jeremia 31. Het is juist dit laatste en definitieve herstel, waar de Heere Daniël inzicht in geeft.”

Hier eerst een opmerking: indien je gelezen had wat ik schreef in mijn laatste tekst dan zou je
opmerking anders klinken. Vanaf bladzijde 26 in mijn tekst begint er dit:
EEN EXTRA ONDERWERP: WIE KWAM TERUG UIT DE BALLINGSCHAP?
DAT HOORT BIJ DEZE OVERDENKINGEN!

X, Je bent niet de enige die daar vragen over heeft, maar de antwoorden zijn echt eenvoudig.
We hoeven dan dit onderwerp geen geweld aan te doen met een leer van de dispensaties.

Daar is duidelijk weerlegd wat je me wil zeggen: er komt nog een herstel van de 12 stammen.
Neen er komt geen herstel het was er al vanaf de terugkeer uit Assyrië en Babylon na de
omroepbrief van koning Kores. Dat is een oproep voor de 12 stammen. Het staat duidelijk in in
Ezra 1:1-3 HSV: “1 In het eerste jaar nu van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE de geest
van Kores op, de koning van Perzië, opdat het woord van de HEERE, dat Hij bij monde van Jeremia
gesproken had, vervuld zou worden om door zijn hele koninkrijk een boodschap te laten gaan, ook
in geschrifte: 2 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE,
de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor
Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. 3 Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort –
zijn God zij met hem – laat hij optrekken naar Jeruzalem, dat in Juda ligt, en laat hij het huis van
de HEERE, de God van Israël, bouwen; Hij is de God Die in Jeruzalem woont.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 85

Het resultaat staat hier in Ezra 1:5 “5 Toen stonden de familiehoofden van Juda en Benjamin, en

de priesters en de Levieten op, allen bij wie God de geest had

opgewekt om op te trekken om het huis van de HEERE te bouwen, Die in


Jeruzalem woont.” In het gezelschap van dezen die terugkeerden waren 223 mannen van Bethel en Ai
(Ezra 2:28) die duidelijk uit het noordelijke deel komen. Bethel dat op de grens van Benjamin lag,
behoorde tot de stam Efraïm en die stad was het centrum van aanbidding van heidense goden
ingesteld door Jerobeam. Als het om de letterlijke stammen gaat zijn de “twaalf stammen” dus geen
verloren stammen.
Het resultaat is ook beschreven in Ezra 7:7 HSV: “7 Ook sommigen van de Israëlieten en
van de priesters, de Levieten, de zangers, de poortwachters en de tempeldienaren trokken in het
zevende jaar van koning Arthahsasta op naar Jeruzalem.” Deze groep Israëlieten = dus uit de 12
stammen keert terug onder leiding van Ezra bestaande uit 1.754 mannen. Hun reis neemt vier
maanden in beslag. Hoeveel vrouwen erbij waren weten we niet. In Ezra 8:27 is vermeld dat ze
meekwamen maar het aantal wordt niet vernoemd. Men mag aannemen ongeveer eenzelfde
aantal en bovendien ook nog hun kinderen. Een bont gezelschap dat bestond uit ongeveer 1800

families, de priesters, de Levieten en de tempelhorigen niet meegerekend. Het waren


‘de kinderen Israëls’ ongeacht uit welke stam. Zij

kwamen uit alle delen van het Assyrische of Babylonische rijk waar ze naar toe gebracht waren.

Bij het herstel van de offerdienst na de ballingschap worden voor alle twaalf stammen offers
gebracht en daar waren bij: “de nakomelingen van Efraïm en Manasse.” We lezen er dit over in 1
Kronieken 9:1-3 HSV: “1 Heel Israël werd in geslachtsregisters ingeschreven, en zie, zij zijn
geschreven in het boek van de koningen van Israël. De Judeeërs werden vanwege hun trouwbreuk
in ballingschap gevoerd naar Babel. 2 De eerste inwoners die zich in hun bezit, in hun steden,
vestigden, waren Israëlieten, de priesters, de Levieten en de tempeldienaren. 3 In Jeruzalem
woonden van de nakomelingen van Juda, van de nakomelingen van Benjamin en van de
nakomelingen van Efraïm en Manasse.” Neen ze worden natuurlijk niet allen genoemd maar wat
zou je aan hebben een lijst van 50.000 en meer? En het is zeker dat er nog van de andere
stammen aanwezig waren, alleen ze konden niet meer bewijzen uit welke stam, hun stamregister
was verloren. Dat is ook duidelijk uit Ezra 6:17: “17 Zij offerden ter inwijding van dit huis van God
honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren en als zondoffer voor heel Israël
twaalf geitenbokken, naar het aantal stammen van Israël.” De “twaalf geitenbokken, ten
zondoffer voor gans Israël” (NBG) geven aan dat er van alle twaalf stammen aanwezig waren in
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 86

de terugkerende of dat er al zoveel getrouwd is onder elkaar dat dit symbolische verwijst naar alle
twaalven. We zien het ook nog eens in Ezra 8:35: “35 Zij die uit de gevangenschap waren
teruggekomen, de ballingen, offerden brandoffers voor de God van Israël: twaalf jonge stieren
voor heel Israël, zesennegentig rammen, zevenenzeventig lammeren, twaalf geitenbokken als
zondoffer; alles als brandoffer voor de HEERE.” Lees a.u.b. wat er staat: de offers zijn voor de 12
stammen = dezen van de stammen van Israël. Lees dit niet als “Juda” maar als wat er duidelijk
vermeld is “Israël.”

En dat verschil is ook duidelijk aangegeven. Kijk a.u.b. goed naar deze teksten uit de profeet
Ezechiël, de man Gods die ons het meeste weet te vertelleen van “herstel” uit de ballingschap.
Hij is het die zowel de term “huis van Israël” gebruikt als “huis van Juda” om dezelfde groep te
beschrijven. We kunnen dus niet spreken van verloren stammen, Ezechiël richt zich tot alle 12
stammen van de aartsvader.

Gebruik van de term “huis van Israël” in Ezechiël


Ezechiël 3:1: “Daarna zei Hij tegen mij: Mensenkind, eet wat u aantreft. Eet deze rol op, ga,
spreek tot het huis van Israël.”
Ezechiël 3:4: “Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, ga, begeef u naar het huis van Israël en spreek
tot hen met Mijn woorden.”
Ezechiël 3:5: “Want u wordt niet gezonden naar een volk met een onbegrijpelijke taal en een
moeilijke spraak, maar naar het huis van Israël”
Ezechiël 3:7: “Maar het huis van Israël wil naar u niet luisteren, omdat zij naar Mij niet willen
luisteren, want heel het huis van Israël heeft een hard voorhoofd en zij zijn hardleers.”
Ezechiël 3:17: “Mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. Wanneer u
uit Mijn mond een woord hoort, moet u hen namens Mij waarschuwen.”

Gebruik van de term “huis van Juda” in Ezechiël


Ezechiël 4:6: “Hebt u dit voltooid, dan moet u vervolgens op uw rechterzij gaan liggen. Dan zult u
veertig dagen de ongerechtigheid van het huis van Juda dragen. Voor elk jaar leg Ik u een dag
op.”
Ezechiël 8:17: “Toen zei Hij tegen mij: Hebt u het gezien, mensenkind? Is er iets geringer voor het
huis van Juda dan deze gruweldaden hier te doen? Ja, zij vervullen het land met geweld. Steeds
opnieuw verwekken zij Mij tot toorn. En zie, zij steken wijnranken in hun neus.”
Ezechiël 25:3: “Zeg tegen de Ammonieten: Luister naar het woord van de Heere HEERE: Zo zegt de
Heere HEERE: Omdat u ‘Haha!’ gezegd hebt over Mijn heiligdom, toen het ontheiligd werd, en
over het land van Israël, toen het verwoest werd, en over het huis van Juda, toen zij in
ballingschap gingen.”
Ezechiël 25:8: “Zo zegt de Heere HEERE: Omdat Moab en Seïr gezegd hebben: Zie, het huis van
Juda is als alle heidenvolken.”
Ezechiël 25:12: “Zo zegt de Heere HEERE: Omdat Edom uit enkel wraakzucht gehandeld heeft
tegen het huis van Juda en zij een zware schuld op zich hebben geladen door zich op hen te
wreken.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 87

Gebruik van de term “huis van Israël” in het Nieuwe Testament = 6 maal
Matthéüs 10:6: “maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.”
Matthéüs 15:24: “Hij antwoordde en zei: Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen
van het huis van Israël.”
Handelingen 2:36: “Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een Heere en
Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.”
Handelingen 7:42 “En God keerde Zich af en gaf hen over om het hemelleger te dienen, zoals er
geschreven is in het boek van de Profeten: Hebt u de veertig jaar in de woestijn ook slachtoffers
en offers aan Mij gebracht, huis van Israël?”
Hebreeën 8:8: “Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere,
dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten.”
Hebreeën 8:10: “Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen,
zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal
hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.”

Gebruik van de term “huis van Juda” in het Nieuwe Testament slechts 1 maal in de vergelijking
met “huis van Israël”

Hebreeën 8:8: “Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere,
dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten.”

U zult waarschijnlijk, zoals men bij de leer van de bedelingen doet, vanuit Deuteronomium 30
redeneren dat er herstel wordt voorzegt aan Israël. Er staat daar echter dat zo een herstel in
functie staat van het onderhouden van de WET VAN MOZES volgens de verzen 8 en 10. Dus
koppel dat niet aan het jaar 1948 of een ander jaar, want ze dienden God niet in die dagen en nu
ook nog niet. Zonder voorafgaand geloof komt er geen herstel! En vergeet niet dat er een
sleuteltekst staat in verband met het herstel in Deuteronomium hoofdstuk 30. Dat is het vers 10
waarover in kringen van het huidige herstel met alle kracht over gezwegen wordt. We lezen daar:
“10 wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent door Zijn geboden en Zijn
verordeningen, die in dit wetboek geschreven zijn, in acht te nemen; wanneer u zich bekeert tot
de HEERE, uw God, met heel uw hart en met heel uw ziel.” (Wij onderlijnen). Het Nieuwe
Testament zegt echter nadrukkelijk in een boek geschreven aan Joden: “13 Als Hij spreekt van een
nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en
wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.” (Heb.8:13). Dat nieuwe verbond is er al gekomen
voor zowel Israël als de gelovigen in Christus uit de volkeren. En in het jaar 70 werd de tempel en
Jeruzalem verwoest zodat de voorspelling van Heb.8:13 ook zichtbaar was voor de buitenwereld.
Verworpen was het toen met de dood van de Heer het voorhangsel van het heilige der heiligen in
de tempel. Dit was een oordeel van God leren we uit Mat.27:51: “51 En zie, het voorhangsel van
de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden; de aarde beefde en de rotsen scheurden.”
Deuteronomium 30 is en kan dus niet meer geldig zijn tenzij God zijn eerste verbond opnieuw
instelt met alles erop en eraan; de tempel, de offeranden, de priesters enz... Door hun verwerping
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 88

van de Messias heeft men het verbond van de Christus verworpen. Wat nog geldig is dit; voor het
individu van joodse afkomt: wanneer je de Messias Jezus aanneemt zal YaHWeH je zegenen!

Een citaat uit Steven Paas (Editor), Israelism and the Place of Christ: Christocentric Interpreta-
tion of Biblical Prophecy, LIT Verlag, 2017, en het artikel vanaf hoofdstuk 4, Colin Chapman,
Christian Interpretation of Ezekiel’s Prophecies, hier blz.109.
“Profetieën over een terugkeer naar het land zijn nauw verbonden - vaak in dezelfde zin - met
profetieën over de geestelijke vernieuwing van de natie. In 34:11-16 is terugkeer naar het land
bijvoorbeeld nauw verbonden met de profetie van Yahweh als de herderskoning die voor zijn volk
zorgt. In 36:33 wordt hervestiging in het land verbonden met reiniging. In 37:12-14 en 39:28-29 is
de ring in het land verbonden met het uitstorten van de Geest. En in 37:21-23 is de terugkeer
verbonden met de hereniging van de natie onder één koning met reiniging en de vernieuwing van
de verbondsrelatie met God.
Als nieuwtestamentische schrijvers Jahweh consequent relateren als de herderskoning, reinigend
van zonde en het geven van de Geest aan het werk van Jezus, is het moeilijk in te zien hoe
beloften over een terugkeer naar het land kunnen worden afgeleid van al deze andere zegeningen
die in deze hoofdstukken worden beschreven en betrekking hebben op de terugkeer van de Joden
naar het land in de recente geschiedenis. Het vereist een onmogelijke operatie om de taal van
terugkeer van alle andere talen te scheiden - over reiniging van zonde, het nieuwe hart, de gave
van de Geest, het verenigen van de natie onder één koning en het vestigen van Gods heiligdom in
het land - en beweren dat de recente terugkeer moet worden gezien als een verdere letterlijke
vervulling van Ezechiëls visie op nationale en geestelijke wedergeboorte.”

Waarom geloof je dat Israël zonder bekering nu al een nieuwe vervulling meemaakt van Gods
beloften? Is Joël 2 niet gestart met Pinksteren?

Wat bedoel je dan met je opmerking dat dit in Daniël zou staan. Doe je wat anderen doen want
het overgrote deel van de dispensationalisten zeggen dat dit een proces is dat begonnen is met
14 mei 1948, want er moet een staat zijn waar dat kan plaatsgrijpen? Of bedoel je dat het voor de
toekomst is? Wel voor mij is dat verleden tijd. Ik ga het me gemakkelijk maken en een stuk citeren
van mijn commentaar op Romeinen 11. Daarvan heb je ooit gezegd het goed te bestuderen en mij
een reactie te schrijven. De twee enige reacties die je schreef goed voor ongeveer één bladzijde
A4 formaat: heb ik je uitgelegd dat je zaak niet vanuit Romeinen vertrekt maar met een omweg er
wat bij zoekt van het Oude Testament. Waarom heeft Paulus dat niet gedaan op de manier die je
me wil doen geloven. Dit is “echt en waarachtig” wat Paulus zegt over Israël: met de heidenen die
zich voegden bij de Messias belijdende joden is de vervulling van het herstel van de 10 stammen
een finale fase ingegaan. Thans is dit nog even waar als deze woorden van Paulus aan de
Romeinen in 15:31: “31 dat ik verlost mag worden van de ongehoorzamen in Judea en dat mijn
dienstbetoon, namelijk dat aan Jeruzalem, de heiligen welgevallig is.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 89

Dat ze zonder geloof hersteld zijn waar zou dat staan in de Bijbel en Daniël? Hoofdstuk en vers.

Ik bedoel dit dat een bepaald gedeelte in Romeinen geen enkele andere uitleg toelaat om nog
te spreken van een toekomstige verzameling van mensen uit Israël (de 10 stammen) om zich bij
de twee andere stammen te voegen.
Romeinen 9:24-29: “24 Hen heeft Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar
ook uit de heidenen. 25 Zoals Hij ook in Hosea zegt: Ik zal Niet-Mijn-volk noemen: Mijn volk, en de
Niet-geliefde: Geliefde. 26 En het zal zijn dat op de plaats waar tegen hen gezegd was: U bent
Niet-Mijn-volk, daar zullen zij kinderen van de levende God genoemd worden. 27 En Jesaja roept
over Israël uit: Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, slechts het
overblijfsel zal behouden worden. 28 Want Hij voltooit een zaak en handelt die af in
gerechtigheid. De Heere immers zal metterdaad Zijn zaak snel afhandelen op de aarde. 29 En
zoals Jesaja van tevoren gezegd heeft: Als de Heere van de legermachten ons geen nageslacht
had overgelaten, zouden wij als Sodom zijn geworden en aan Gomorra gelijkgemaakt zijn
geweest.” Paulus gebruikt zonder zijn ogen te verpinken twee teksten uit het Oude Testament die
over de 10 stammen spreken en geeft aan, met de Goddelijke goedkeuring, want zijn boek staat
in de kanon van de Schrift, dat heidenen die zich bekeren tot de Messias deel van de 10 stammen
zijn. Dus God vraagt aan geen enkele Sefardische jood en Asjkenazijood of Zwartejood uit
Ethiopië: laat eens je papieren van afstamming zien. Iedere afstammeling van de Sefardische of
de Asjkenazische joodse groepen die zich niet zal bekeren voor de Wederkomst is een verloren
ziel voor Gods koninkrijk! Dan heb ik het nog niet over de “zuiverheid” want met alle vervolgingen
en pogroms die de joden hebben ondergaan werden vrouwen verkracht. Dat is niets nieuws en is
door de eeuwen heen bij alle soorten vervolgingen schering en inslag geweest.

Begin van mijn citaat: (De uitleg van David Stern en andere Messias belijdende joden staat er
voorafgaande, wil je het lezen ga naar mijn boek.)
“We zetten hier in contrast met wat David Stern beweerd een gedeelte uit het commentaar van
Romeinen 9 bij van Dr. Peter Pett (Hons-London). Hij is DD en Baptisten predikant op rust en WAS
leraar aan de London School of Theology (voordien London Bible College). Een buitengewoon
Bijbelcommentaar: met hier een leesbaar en overtuigend argument dat hij ons geeft. David Stern
en zijn collega Arnold Fruchtenbaum zeggen namelijk dat telkenmale er over Israël sprake is in het
NT het over het volk gaat waar God een contract mee gemaakt heeft. Dat is echter niet zo en de
conclusie van Peter Pett is: “Het is daarom vrij duidelijk dat de term “Israël” rekbaar is.”

“De Joden en Israël.


Een belangrijk punt dat in gedachten moet worden gehouden bij het bestuderen van deze
hoofdstukken is het gebruik van Paulus voor de termen “Jood” en “Israël.” De term Jood (Joden)
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 90

wordt negen keer gebruikt in de hoofdstukken 1-3, maar komt alleen voor in Rom.9:24, waar
wordt benadrukt dat zowel Joden als heidenen tot de uitverkorenen behoren, en in Rom.10:12
waar het wordt gebruikt in het stereotype idee van “Jood en Grieks” (vergelijk Rom.1:16 / 1
Cor.1:22-24 / Gal.3: 28 / Col.3:11). Het duidt voornamelijk op Joden in tegenstelling tot heidenen,
maar wordt duidelijk gebruikt van “ware Joden”, waaronder gelovige heidenen, in Rom.2:26-29.
In de rest van zijn brieven gebruikt Paul de term vijftien keer.
Aan de andere kant komt de term Israël twaalf keer voor in Romeinen, maar alleen in de
hoofdstukken 9-11, en er moet worden opgemerkt dat er in deze hoofdstukken in feite drie of vier
verschillende betekenissen van de term Israël zijn. De term wordt onweerlegbaar gebruikt:
1) Om de totaliteit van Israël weer te geven (Rom.9:6 / Rom.9:27 / Rom.10:19 /Rom.10:21 /
Rom.11: 1-2 / Rom.11:7 / Rom.11:25).
2) Om het ongelovige Israël af te beelden (Rom.9:4 / Rom.9:31 / Rom.10:1).
3) Om de uitverkorenen in Israël weer te geven (Rom.9:6).
We moeten (should in het Engels, dus met nadruk) ook beweren dat het gebruikt wordt om zowel
Joden als gelovige heidenen (zoals met de term Jood in Rom.2:26-29) in Rom.11:25-26 op te
nemen.
De term Israël verschijnt slechts zeven keer in de rest van zijn andere brieven, waarin hij vijftien
keer over Jood of Joden spreekt. Het verwijst:
 Tweemaal aan “de kinderen van Israël” refererend aan een historische situatie (2 Cor.3:7 /
2 Cor.3:13).
 Eenmaal naar “Israël naar het vlees” (1Cor.10:18), wat suggereert dat er een Israël is dat
niet naar het vlees is.
 Eenmaal naar “het Israël van God” (Gal.6:16), waar het in de context verschijnt om alle
gelovigen te omvatten.
 Eens in Eph.2:12, waar Paulus vervolgens laat zien dat gelovige heidenen erin zijn
verwerkt.
 Twee keer waar Paulus duidelijk maakt dat hij een Israëliet is (2 Cor.11:22 / Philp.3:5.
Het is daarom vrij duidelijk dat de term “Israël” rekbaar is.” [Einde van mijn citaat.]

We citeren uit F. van Deursen, De Voorzeide Leer, Deel I: De Heilige Schrift, Romeinen, Buijten
& Schipperheijn, 2004. Commentaar bij Romeinen 9:25-29
“Hosea: 'Niet mijn volk' wordt Mijn volk'
25 Ik merk in deze gang van zaken de vervulling op van wat Hosea in zijn tijd profeteerde over het
Tienstammenrijk. Dit was toen zo verdorven dat God zich er niet meer over wilde ontfermen en
het verstrooide onder de heidenvolken. Het mocht niet langer zijn volk zijn. De profeet moest dit
symbolisch verkondigen door de naamgeving van zijn kinderen: Lo-Ruchama = Niet geliefde en
LoAmmi = Niet mijn volk, Hos. 1:6,9.
Maar hij mocht ook profeteren dat God zich in de toekomst weer wel over Israël zou ontfermen en
dat Hij dan weer een ontelbaar groot volk zou krijgen. `Tegen Niet geliefde zal Ik zeggen: Wel
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 91

geliefde!', Hos. 2:22. Want God kan een volk dat het bij Hem verdorven heeft, roepen om weer
Gods volk te zijn. Maar dan is dat wel een daad van soevereine genade en een zaak van
vrijmachtige ontferming!
26 Wij zien hoe God deze profetie van Hosea in onze tijd vervult. En wat doet Hij het Goddelijk
royaal! Want Hij ontfermt zich niet alleen over ongehoorzame Joden, maar ook over blinde
heidenen. Ze waren beiden 'Niet mijn volk'. Israël had het recht verloren Gods volk te zijn. En de
heidenen waren het zelfs nooit geweest. Maar zonder onderscheid roept Hij hen thans door het
evangelie op tot de hoge status van “kinderen van de levende God.”
Jesaja: een rest van Israël zal behouden worden
27 Helaas ontmoet ik overal waar ik het evangelie verkondig Joden die weigeren er gehoor aan te
geven. Zij menen dat hun Israëliet-zijn hun op zichzelf reeds heil garandeert en hen vrijwaart van
ondergang. En intussen gaat het heil aan hen voorbij! Ik zei al dat ik daar voortdurend hartzeer
van heb, 9:2. Jesaja profeteerde deze gang van zaken toen hij de smartelijke uitroep liet horen
11): 'Al waren de Israëlieten zo talrijk als het zand van de zee, er zal maar een restant van gered
worden', Jes. 10:22v. In verhouding tot het geheel slechts een minderheid.
28 Want de Here zal korte metten maken en zijn woord op aarde gestand doen. Zowel zijn
dreiging over een goddeloos volk als zijn belofte dat Hij zich over een overblijfsel zal ontfermen.
29 Een hard oordeel: slechts een restant wordt gered? Lees dan wat Jesaja al eerder had gezegd:
Als de Heer van de heerscharen, de almachtige God, niet enige van onze nakomelingen als
`zaaikoren' had achtergelaten, dan had ons volk helemaal geen toekomst meer gehad en waren
wij even radicaal vernietigd als Sodom en Gomorra, Jes.1:9. Het was alleen aan zijn genade te
danken dat er in Israël nog enkelen waren die de HERE vreesden!
Dit geldt thans opnieuw. Johannes de Doper heeft het komende oordeel over Israël aangekondigd,
Mat. 3:7-12. En de Here Jezus voorzei dat de ondergang van Jeruzalem en de tempel nog tijdens
deze generatie zal plaatsvinden, Mat. 24:1-34, Luc. 21:23. Maar God zal in zijn grote genade ook
in onze tijd een rest bewaren die Hem en zijn Messias wel dient, vgl. 11:1-5.”

********
Een ander voorbeeld. In zijn Gnomon zegt Bengel zegt hij hier:
“Dit gevoelen leidt Paulus ertoe om tot de voorstelling te komen met betrekking tot genade, die
open wordt gesteld voor Joden en heidenen; en hij gaat verder met het weerleggen van het
joodse Particularisme, en het verdedigen van de universaliteit van genade. - ὐὐ μόνον ἐξ, niet
alleen van) De gelovige jood wordt niet geroepen op de grond dat hij een jood is, maar hij wordt
geroepen uit de joden. Dit is de wortel van het woord ἐκκλησία. [De brief aan de Efeziërs komt het
meest in het bijzonder overeen met deze hele sectie, evenals met de vermaning, hoofdstuk 14,15,
en daarvan afgeleid-] - ἐξ Ἰουδαίων, van de Joden) Hij behandelt dit in Rom.9:27.-ἐξ ἐθνῶν, van
de heidenen) Hij spreekt hierover in, Rom.9:25, enz.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 92

********
En dit is het commentaar van Frédéric Louis Godet, de Zwitserse theoloog van de 19 de eeuw.
“Het gaat dus om een nieuw volk van uitverkorenen, samengesteld uit het gelovige deel van het
oude Israël en van de gehele menigte gelovige heidenen, die de apostel ziet stijgen naar de
goddelijke oproep om de plaats in te nemen van dat vleselijke Israël; vergelijk Luc.14: 15-24 en
Opb.7: 9 en volgende. Hij kan niet anders dan met een diep gevoel van dankbaarheid denken dat
het door zijn bediening is dat deze rijke uitoefening van genade wordt bewerkstelligd; dat hij zelf
op een bepaalde manier de hand van God is, om uit de massa van de heidenwereld dat veelvoud
van vaten te eren!”

********
Hier het commentaar van Joseph Benson rond 1854.
“Deze woorden worden geciteerd uit twee plaatsen van de profetie van Hosea; (namelijk,
hoofdstuk Rom.1:10; Rom.2:23;) en volgens de samenhang waarin zij daar staan, lijken ze zeer
duidelijk hoofdzakelijk naar Gods doel te verwijzen om de Joden te herstellen tot de voorrechten
van zijn volk, nadat ze een tijdje waren afgewezen door hem; maar niettemin worden zij hier door
de apostel toegepast op de roeping van de heidenen, die zij ongetwijfeld ook zouden willen
opnemen. (Zie de aantekeningen bij die passages van Hosea.) Inderdaad, zoals Dr. Doddridge
terecht opmerkt, kan die grote gebeurtenis, met een zekere waarschijnlijkheid, worden afgeleid,
gedeeltelijk door de tijdelijke afwijzing van de Joden, waarvan deze tekst ook spreekt; (want het
was niet te verbeelden dat God in de wereld geen volk zou hebben;) en deels omdat het in de aard
van de dingen waarschijnlijker was dat hij de heidenen zou aannemen, dan dat hij de Joden zou
herstellen, toen hij ze had neergeworpen omdat ze zo ondankbaar waren, dat ze hem minder
waard waren dan de meest afgodische naties.”

********
We citeren Walford, William. Curæ Romanæ: Notes on the Epistle to the Romans, with a Revised
Translation. Jackson and Walford, 1846.
“Nadat hij in het algemeen gesproken heeft over de personen, die hij beschrijft als “vaten van
genade”, introduceert de apostel een meer specifieke opsomming van hen, volgens de bewoor-
dingen: “wij die Hij heeft geroepen, niet alleen van de Joden, maar ook van de heidenen.” De
bewering van heidenen die bij de Joden werden ingedeeld, als eveneens “de vaten van genade,
was zo tastbaar walgelijk voor joodse hoogmoed en vooroordelen, dat het noodzakelijk was om te
laten zien, door een verwijzing naar de geschriften van de profeten, dat het geen nieuwe doctrine
was, maar al eeuwen geleden werd verkondigd, in de meest expliciete bewoordingen: de profetie
van Hosea, die als eerste is geciteerd, annuleert het expliciete: het goddelijke doel, om heidenen in
de gunst te brengen, en hen het voorrecht te geven om het volk van God te worden.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 93

********
BEET Joseph Agar, 1840-1924, bij vers 26, A commentary on St. Paul's Epistle to the Romans
“Paulus citeert deze woorden, die in de eerste plaats verwijzen naar de tien stammen, als bewijs
dat God, toen Hij mensen riep uit de heidenen om vaten van genade te zijn, handelde volgens de
principes aangekondigd door de profeet Hosea. Heidenen kunnen niet completer zijn,
buitenaardse wezens waarover God verklaarde dat zij niet meer zijn voor Zijn volk noch voorwerp
van Zijn genade zijn. Maar Hosea voorspelde dat God in de komende dagen opnieuw tot de
verstotenen zou spreken en hen Zijn zonen zou noemen. In het Evangelie vindt deze profetie
onverwachte en buitengewone vervulling, een vervulling die breder is dan de belofte, maar
volledig in overeenstemming met Zijn geest. De blijde tijdingen van redding en van ontvangst in
de familie van God, zelfs voor verstotenen, die God, door Hosea, beloofde in de daaropvolgende
dagen te verkondigen. Hij, God, had het feitelijk aangekondigd in het evangelie dat Paulus had
gepredikt.”

********
Brown J., Analytical Exposition of the Epistle of Paul the Apostle to the Romans, R. Carter and
Bros, 1857. Commentaar bij vers 24,25.
“De discussie over "het doel van God volgens de uitverkiezing", kwam in het elfde vers, duidelijk
vervolgd in het 24ste vers; en in de 25ste gaat de apostel terug naar de hoofdlijn van het betoog.
Inderdaad, de woordkeuze scoort om dit aan te geven: “Zoals hij ook zegt.” Dit is niet de manier
waarop een eerste illustratie zou worden geïntroduceerd. Het woord “ook” leidt de geest
natuurlijk terug naar een eerder citaat, gemaakt voor een doel dat de schrijver nog steeds
vervolgt. Het verdient inderdaad onze aandacht, dat in elk geval, als we maar voldoende
aandachtig zijn, ook zal vinden in de geschriften van de apostel, niettegenstaande de connecties
die er in overvloed zijn, zoiets als de lussen en verbindingen in de gordijnen van de tabernakel,
wat duidelijk genoeg intiem is op de manier waarop de verschillende delen van zijn discussie met
elkaar verbonden moeten zijn.
Dit citaat in het 25ste vers en de andere die volgen, is niet bedoeld om te bewijzen dat de afwijzing
van de Joden en de bekering van de Heidenen de onderwerpen waren van de Oudtestamentische
voorspelling. Dit doet hij overvloedig. Maar zij zijn bedoeld om het argument van de apostel te
voltooien, dat God het grote lichaam van de joden uitsluit van de zegeningen en gaven
geschonken door de Messias. Het is geen schending van Gods belofte aan Abraham, Isaak en
Jakob en hun nageslacht. Daarom laat ik de hele zaak met betrekking tot “het voorwendsel van
God’ s verkiezing,” als een onderwerp van latere overweging, en ga verder met de conclusie van
het argument, dat “het woord van God niet zonder zijn nawerking is geworden, in de algemene
afwijzing van het Israëlitisch volk, omdat zij niet allen Israël zijn die van Israël zijn.”

********
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 94

Godwin J. H., The Epistle of the Apostle Paul to Romans, Hodder and Stoughton, 1873. Bij vers
24.
“En de vraag: Waarom toont God geen genade aan allen? is dus beantwoord. Aangezien God ons
de mens iets geeft om over te klagen, is het niet te veel voor alle mensen om hem toe te staan om
zulke gelegenheden en methoden te kiezen die hem het meest wijs en best lijken voor het
manifesteren van zijn karakter, zowel in genade als in oordeel. Aan de grondslag hiervan ligt het
volgende sentiment. De reden waarom God geen genade toont aan iedereen, is dat hij een hoger
object voor ogen heeft dan het welzijn van de mensheid. Namelijk de manifestatie van zijn eigen
karakter; en, in de schuldige staat van het ras, geeft hij er de voorkeur aan, omdat hij is
aangewezen en de voorkeur geeft aan de manifestatie van zijn gaven, die alle mensen gelukkig
maakt.
In het 25e en 26e vers is een citaat uit de profetie van Hosea (hoofdstuk 1:10 en 2:23),
veronderstelde ik, door de apostel een verwijzing naar de heidenen in ver. 24.
De lezer zal natuurlijk de perfecte eenheid van de beschouwde passage in acht nemen; de twee
bezwaren tegen de verwijdering waarvan het is toegewijd, beide voortkomend uit de uitoefening
van de goddelijke soevereiniteit die de apostel betuigt.”

********
Uit: Tholuck A., & Robert M., Exposition of St. Paul’s Epistle to the Romans, Sorin and Ball, 1844.
“Zo neemt de apostel met deze woorden opnieuw zijn positie in vanop de plaats waaruit hij was
vertrokken bij de aanvang van het hoofdstuk, vs. 7, namelijk dat het niet alleen de Joden als
zodanig waren die in het koninkrijk der Messias zouden komen. Maar dat God het recht heeft om

die voorwaarden van genade te bepalen, waaronder alleen bepaalde Joden en de Heidenen
niet minder dan zij, zou toegang moeten krijgen.”

********
Uit: Stuart M., en R. D. C. Robbins, A Commentary on the Epistle to the Romans, W. Draper,
1860.
“(25) de heidenen, die buitenstaanders van God werden geacht, en vreemden waren van het
verbond van Zijn belofte, met hen zal ik een verbondsrelatie met aangaan, en opnemen. Het
citaat is om de zojuist gemaakte bewering te ondersteunen, dat de vaten van genade zowel uit de
heidenen als uit de joden werden gekozen, zonder enig respect voor personen. Het Hebreeuws van
deze passage luidt aldus: ik zal haar liefhebben die niet geliefd was; en ik zal tegen haar zeggen
wie niet mijn volk was, mijn volk zijt gij. "Hos., ii. 23 (25). De Septuaginta geeft het letterlijk en in
dezelfde volgorde weer (...) De apostel heeft de volgorde van de woorden veranderd, en citeert
niet letterlijk maar naar de zin van de tekst.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 95

********
Uit: Stifler James M., The Epistle to the Romans, Fleming H. Revell, 1897. Dit is iemand uit de
hoek van de dispensatie. Zijn commentaar bij vers 25.
“Dat Israël nog steeds geliefd is, wordt bewezen door het algemene beginsel van het koninkrijk,
gebaseerd op het goddelijke karakter, dat de “gaven en aandacht van God zonder berouw zijn.”
Die “gaven” zal hij veel meer voor zijn eigen kinderen bedenken! Afgedaan van de figuurlijke taal,
is de gedachte van Paulus deze: als God sommige heidenen kan weerhouden van hun
afgodenaanbidding en hun grove immoraliteit en hen ertoe kan brengen om de religie van een
andere natie aan te nemen, kan hij niet veel meer "Israël ertoe brengen om hun eigen voorouders
terug aan te nemen. Aanbidding waartoe ze eenmaal gebracht zijn om te zien wat het is, en dat
het van henzelf is, en dat hun onwetende werken het hebben verdraaid? Gods bekwaamheid is
dat Hij zijn onfeilbare liefde jegens Israël heeft.” We moeten wat commentaar geven bij deze
opmerkingen.
Punt 1°) God heeft aan de heidenen alle gaven gegeven die er nodig waren sinds de dood van
Jezus aan het kruis. Je mag niet beweren dat de negen zaken die Paulus in dit gedeelte opnoemt
nog van tel zijn voor zowel joden als heidenen. Neem er moet geen nieuwe openbaring meer
komen nadat het Nieuwe Testament is voltooid. De tempel in Jeruzalem is niet belangrijk meer en
die zal trouwens met de wraak van God over zijn volk ook verdwijnen. Het opnieuw instellen is
God tegenspreken! God heeft ondertussen een nieuw Jeruzalem.
Punt 2°) Deze schrijver doet alsof de joden nog het grootste deel van de Messias gelovigen zijn.
Dat is zeer betwistbaar we zitten hier al in het jaar 56/57 en daar is wat gebeurt in die tussentijd.
En vandaag zijn de verhoudingen tussen gelovigen van joodse oorsprong en deze van de heidenen
enorm. Maximaal wellicht 20.000/50.000 uit de joden en miljoenen van heidense oorsprong. En
toch doet de man er zo minnetjes over.
Punt 3°) Laten doorschemeren dat de joden heden nog naar de leer van hun voorouders moeten
teruggrijpen om Gods zegen te ontvangen is de klok achteruitzetten. Jezus en Hij het alleen is die
centraal moet staan in het herstel van een enkeling of een groter deel van het volk. Stop met
theorie te bouwen op een zanderige grond!

********
Shedd W. G. T.A, Critical and Doctrinal Commentary Upon the Epistle of St. Paul to the Romans,
C. Scribner’s Sons, 1879.
“Vers 24 En ioudaioon] verkiezing is van toepassing op de joden, in overeenstemming met de
vorige bevestiging "dat zij niet allen Israël zijn die van Israël zijn" (ix, G). kai] de uitverkorenen zijn
ook uit de heidenen genomen, evenals van de Joden.
Vers 25 bewijst, uit het Oude Testament, dat vaten van genade uit de heidenen moeten worden
gekozen. De opgave van Hosea ii. 25 is, en is niet precies letterlijk uit het Hebreeuws of uit de
Septuagint vertaald. De volgorde van de bepalingen zijn omgekeerd. In de profetie verwijst de
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 96

verwijzing naar de tien stammen; maar aangezien zij waren uitgesloten van de theocratie, en zo
praktisch heidense waren, beschouwt de apostel hen als het type van de heidenen vanuit een
universeel opzicht ... "”

********
Robinson T., Suggestive Commentary on St. Paul’s Epistle to the Romans, R.D. Dickinson, 1878.
Volume 2
“Allen die aan de oproep van het evangelie gehoor geven, komen tot Christus, ze zijn vaten van
genade. Niet alleen van de Joden te zeggen, de leidende gedachte in de hele sectie. Ook heidenen
zijn vaten van genade, evenals joden.
Gods soevereiniteit in het oproepen van individuen uit beide groepen. De roeping van de heidenen
als zodanig, het bestaan van de Joden. En de Joodse trots is gewond, Lucas 4:25-28. Vandaar
vervolging, 1 Thes.2:15,16.
Heidenen. Naties van de wereld. In die tijd zonk iedereen in afgoderij. Het was Gods doel om uit
hen een volk te nemen voor zijn naam. Handelingen 15:14. De menigte voor de troon uit elke
natie, Openbaring 7:9. Vandaar de opdracht om het Evangelie aan alle naties te prediken,
Mat.28:19.”
********
Het zal u wellicht opgevallen zijn dat we hier grotendeels uit oudere commentaren citeren. Het
spreekt voor zichzelf: de dispensatieleer is maar iets van na de jaren 1830 en had weinig om het
lijf in die dagen. Hun argumentaties zijn langzaamaan complexer en tegenstrijdiger geworden.
Een tweede reden is dat deze commentaren geen royalty’s meer hoeven je kan alles gratis van het
net plukken zonder dat een nazaat van de schrijver verkeerdelijk behandeld kan worden: Je hoeft
niet naar een bibliotheek te lopen. Bijvoorbeeld hier te vinden: https://archive.org/ of hier
https://biblicalstudies.org.uk/blog/biblical-studies-links/commentaries-new-testament/

********
Dit valt daarbuiten maar willen u dit toch meegeven, uit een overtuigende uitleg van Ernst
Kasemann, Lutheraan van het moderne type. Dit is wat hij zegt bij Romeinen 9:24, Commentary
on Romans, Eerdmans, 1994, blz.264:
“In plaats van de vorige beperking hebben we nu een uitbreiding. Beide hebben een kwalitatief en
niet alleen een kwantitatief karakter (...) Het feit dat het relatieve in het algemeen blijft, lijkt het
laatste ondersteund te zijn. Vervolgens "hēmas" (= ons); is nog verrassender. Epheze beschouwt
de vereniging van joden en niet-joodse christenen in de kerk als het eschatologische mysterie als
zodanig en de theologie van Paulus leid ons daar naartoe. De apostel bouwt op zijn minst een pad
naar een dergelijk gezichtsveld. Want "niet alleen van de joden maar ook van de heidenen" zegt
dat de kerk niet te vergelijken is met een joodse of met een heidense samenleving. In continuïteit
met Gods oude volk is dat het ware Israël, terwijl het in antithese voor dit volk het nieuwe volk
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 97

van God is en het nieuwe verbond. In de Joodse zienswijze die nog steeds in Paulus te vinden is,
karakteriseren joden en heidenen de wereld in haar eenheid en tegenspraak. Vandaar dat de kerk,
waarin beiden worden gevonden, meer is dan een religieuze groep of zelfs een volk; het is de
nieuwe wereld. Als de "ex" (= uit) gerelateerd kan worden aan "ekalezen" (= uitgekozen), wordt
deze in feite uit de mensen van de oude aeon (= tijdperk) geroepen. De populaire etymologie van
het begrip “ekklesia” (geroepenen) is filologisch onjuist, maar Bengel vergist zich niet wanneer hij
in deze afleiding de 'roeping van' van de kerk ziet. De citaten die volgen bevestigen voor de
apostel het feit dat de vereniging van joden en heidenen een eschatologische gebeurtenis is.”

Van Anthony T. Hanson, Studies in Paul's Technique and Theology, Eerdmans, 1974, blz.190,
191, geven we dit mee en daar kan ik me goed in vinden.

“Het lijkt zeer waarschijnlijk dat, volgens de mening van Paulus, de getrouwe uitleggers van Gods
wil alles wisten over het overblijfsel en de verblinding. Een ander voorbeeld is Hosea in Rom.9:25
en verder. Paulus wist natuurlijk over de kinderen van Hosea en over zijn gebod van God om met
Gomer te trouwen. Hoewel het mogelijk is om een profeet woorden te bedenken waarvan hij de
betekenis niet begreep, is het moeilijker om zich voor te stellen dat hij acties onder goddelijk bezit
uitvoert waarvan hij de betekenis niet begreep, vooral als die acties inhielden om met een vrouw
te trouwen en door haar kinderen te verwekken. Dit voorbeeld van Hosea is nuttig, omdat het
suggereert dat Paulus de opvatting die we in de Midrash over de Psalmen tegenkwamen niet
goedkeurde dat Mozes en Jesaja alles wisten over de betekenis van hun profetieën, maar dat de
andere schrijvers dat niet deden. Het lijkt waarschijnlijk dat, volgens Paulus, alle geïnspireerde
schrijvers de volledige profetische betekenis kenden van wat ze schreven.
In dit opzicht kunnen we beweren dat Paulus verschilt van de rabbijnen, en ook van enkele van de
latere schrijvers in het Nieuwe Testament. Hij lijkt niet beïnvloed te zijn door wat ik de 'Griekse'
doctrine van inspiratie noemde, volgens dewelke de auteurs van de Schrift waren wat we
vandaag automatische schrijvers zouden noemen. Ze wisten de volledige betekenis van wat ze
schreven. Maar dit betekent natuurlijk op geen enkele manier dat Paulus een moderne doctrine
van inspiratie bezat. Hij was net zo overtuigd als elke rabbijn dat de schrijvers van de Schrift
super-natuurlijk begiftigd waren met kennis van toekomstige gebeurtenissen. Ze waren in zekere
zin christenen voor Christus.”

Douglas J. Moo schrijft hierover in “Bridging Contexts” in de NIV Application Commentary,


New Testament: Romans, Zondervan, 2000, blz.323. De drie zinnen die we inkleuren geven aan
dat er met zekerheid mag gezegd worden de heidenen die “geloven” in Jezus ook tot het zaad van
Abraham behoort. “Jesaja 10:22, geciteerd in Romeinen 9:27, gebruikt het begrip “het zand door
de zee” uit Genesis. En Jesaja 1: 9, geciteerd in Romeinen 9:29, pakt het sleutelwoord
“afstammelingen” (zaad) uit het verhaal van Abraham (zie 4:13,16,18 / 9:7-8). Paulus begon dit
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 98

gedeelte (zie commentaar op 9:7-9) door te bevestigen dat de ware “nakomelingen” van
Abraham door God uit al zijn “kinderen” worden gekozen. Hij eindigt het door te bevestigen dat
de nakomelingen van Abraham ook mensen tellen die niet biologisch verwant zijn voor hem
helemaal. Allen die vertrouwen hebben zijn uiteindelijk de kinderen van Abraham (4:10-12).”

Douglas J. Moo, heeft ook een langere versie op het boek aan de Romeinen: The Epistle to the
Romans, Eerdmans, 1996, blz.613. De ondertitel van het gedeelte is:
[3. God's Calling of a New People: Israel and the Gentiles (9:24-29)]
3. Gods roeping van een Nieuw volk: Israël en de heidenen (9:24-29)
“Maar een potentieel ernstiger voorbeeld van wat willekeurige hermeneutiek van Paulus lijkt te
zijn is zijn toepassing van deze Hosea-teksten op de roeping van heidenen. Want de profeet Hosea
voorspelt een vernieuwing van Gods genade tegenover de opstandige noordelijke stammen van
Israël. Die God verwierp en noemde lo-ruhamah, “niet medelijdend”, en lo-ami, “niet mijn volk”
(de symbolische namen gegeven aan Hosea's kinderen [1:6-9]) worden opnieuw genade getoond
en opnieuw aangenomen als Gods volk. Het probleem verdwijnt als Hosea de heidenen in zijn
profetie opneemt, maar dit is onwaarschijnlijk. Anderen vermijden de moeilijkheid door te
beweren dat Paulus deze passages toepast op de roeping van de Joden in plaats van de heidenen.
Maar de expliciete verwijzing naar Israël in de inleiding tot de Jesaja citaten in vers 27 suggereert
dat Paulus de Hosea citaten ziet als gerelateerd aan de roeping van de heidenen. Anderen denken
dat Paulus een analogie kan impliceren: Gods roeping van heidenen werkt volgens hetzelfde
principe als Gods beloofde vernieuwing van de tien noordelijke stammen. Maar Paulus vereist
meer dan een analogie om vanuit de Schrift rechtvaardiging te bewijzen voor Gods roeping van
heidenen om zijn volk te zijn. Daarom moeten we concluderen dat deze tekst een hermeneutische
veronderstelling weergeeft waarvoor we elders in Paulus en in het NT bewijzen vinden: dat OT-
voorspellingen van een vernieuwd Israël hun vervulling vinden in de kerk. Bovendien kan Paulus’ s
gebruik van deze teksten zijn inspanningen bevorderen om de grenzen tussen de Joden en andere
volkeren die zo fundamenteel waren voor het Joodse denken te doorbreken.” – einde mijn citaat.

We citeren uit F. van Deursen, De Voorzeide Leer, Deel I: De Heilige Schrift, Romeinen,
Buij-ten & Schipperheijn, Amsterdam, 2004.
“Het judaistische contra-evangelie: Christus + Wet
Nu de judaisten. Zeker, zij waren christen geworden en hadden Jezus als de Messias aangenomen.
Maar zij bleven leven volgens de `Wet'. Dat was volgens hen de Schrift en daarvan had iedereen
maar of te blijven. Ook de apostel Paulus. Wat mannen als hij verkondigden, vonden zij vreselijk
en ontzettend lichtvaardig. Deze man ondermijnde alles wat tot dusver voor heilig had gegolden.
Als hij ergens verkondigd had: `Geloof in de Here Jezus, dan zult u behouden worden' (Hand.
16:31), dan kwamen zij achter hem aan en hielden zij de arme pasbekeerde heidenen voor:
'Broeders, zo makkelijk zal het niet gaan!
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 99

Als je je niet naar de zede van Mozes laat besnijden, kun je niet gered worden', Hand. 15:1. Want
zij waren nu wel door het geloof in Messias Jezus in Israël ingelijfd, maar hadden het
inlijvingsteken nog niet ontvangen! Nu moesten zij nog door de besnijdenis van de ongelovige
heidenen onderscheiden worden. Anders was het met hen nog niets gedaan. De judaisten wezen
het met de vinger aan in de Wet van Mozes: `Iedere onbesnedene (—) moet verwijderd worden',
Gen. 17:14.
Zij legden wel de nadruk op de besnijdenis, maar eisten daarmee natuurlijk gehoorzaamheid aan
de hele Wet van Mozes. Ook aan de spijs- en reinigingswetten van Lev. 11-15 en de onderhouding
van het Joodse `kerkelijke jaar' van Lev. 23-25. Paulus noemde deze handelwijze: heidenen
dwingen als Joden te leven, Gal. 2:14. Hij gebruikte daarvoor het Griekse woord joedaidzein.
Vandaar dat wij deze dwaalleraars nu judaisten noemen. Hun farizeese zelfverheffing `wij zijn
Gods uitverkoren volk' hadden zij evenmin afgelegd. Zij gingen nog steeds prat op hun
afstamming van Abraham en zagen niet dat door Christus' werk de Wet als scheidsmuur tussen
Joden en heidenen was neergehaald, Ef. 2:14-16. Zodat onbesnedenen nu ook zonder besnijdenis,
alleen door het geloof in Christus, tot zijn gemeente mochten toetreden.” (blz.21,22)

En dat wat hierboven is beschreven zie ik regelmatig in wat men de huidige Messias-
belijdenden uit het jodendom regelmatig gaat opdringen: sabbath houden met de feesten,
spijswetten houden en de viering van de sabbat op zaterdag. Paulus zou hier ook die term
gebruiken “joedaidzein” vol van joodse gebruiken en wetten van mensen!

En nog iets extra bij je uitleg van de doodsbeenderen. Een uitleg die een ander evangelie
preekt. In dit licht blijkt dat het bij de Bedelingenleer niet alleen om onschuldige eschatologische
theorieën gaat. Het is als het op en afstappen van ene treinhalte voor het joodse volk met
rustpauzes tussenin. Dat tast het hart van het evangelie aan. Deze leer verwerpt de gedachte, dat
God sinds de zondeval slechts één weg tot redding voor het hele menselijke geslacht heeft
vastgesteld: geloof en vertrouwen in de verzoening en de verlossing die Hij heeft bereid in
Christus. Slechts enkele Bijbelse feiten:
Abel bracht een beter offer dan Kaïn. Dat was niet omdat hij rigoureus de wetten van God
volbracht. Er waren er namelijk nog niet zoveel in die dagen, en Asam en Eva zullen hun
eerste zonen wel bijgebracht hebben wat God verlangde, ook na hun val! Van Abel weten
we dat zijn leven en zijn geloof samengingen. Hebreeën 11:4 geeft dat aan: “4 Door het
geloof heeft Abel God een beter offer gebracht dan Kaïn. Daardoor kreeg hij getuigenis dat
hij rechtvaardig was; dit heeft God met het oog op zijn gaven getuigd. En door dit geloof
spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.”
Van Abraham wordt in meerdere teksten gezegd, dat hij door geloof gerechtvaardigd werd
en niet door het navolgen van wetten of eigen verdiensten. Romeinen 4:1-25 (ingekort):
“1 Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze vader, wat het vlees betreft verkregen
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 100

heeft? 2 Immers, als Abraham uit werken gerechtvaardigd is, heeft hij iets om zich op te
beroemen, maar niet bij God. 3 Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en
het is hem tot gerechtigheid gerekend. 4 Aan hem nu die werkt, wordt het loon niet
toegerekend naar genade, maar naar wat men hem verschuldigd is. 9 Geldt deze
zaligspreking nu alleen voor besneden mensen of ook voor onbesneden mensen? Wij
zeggen immers dat aan Abraham het geloof gerekend is tot gerechtigheid. 10 Hoe is het
hem dan toegerekend? Toen hij besneden was of als een onbesnedene? Niet als
besnedene, maar als onbesnedene! 18 En hij heeft tegen alles in gehoopt en geloofd dat
hij een vader van vele volken zou worden, overeenkomstig wat gezegd was: Zo zal uw
nageslacht zijn. 19 En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen
lichaam reeds verstorven was – hij was ongeveer honderd jaar oud – en dat ook de
moederschoot van Sara verstorven was. 20 En hij heeft aan de belofte van God niet
getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf.” Als
Paulus het hier heeft over “onze vader” dat is dat die Abraham die de letterlijke vader is
van de Messias-belijdende Joden en de geestelijke vader van de Messias-belijdende
heidenen.
Ware nakomelingen van Abraham zijn niet zij, die gerechtigheid zoeken door de wet van
Mozes strikt na te volgen; maar zij die uit het geloof zijn. Dus zoals Abraham dat in zijn
dagen uitoefende: liefhebben en vertrouwen hebben in de God van hemel en aarde.
Romeinen 4:13-15 beschrijft het ons op deze wijze: “13 Want niet door de wet is de
belofte aan Abraham of zijn nageslacht gedaan dat hij een erfgenaam van de wereld zou
zijn, maar door de gerechtigheid van het geloof. 14 Immers, als zij die uit de wet zijn,
erfgenamen zijn, is het geloof zonder inhoud geworden en is de belofte tenietgedaan.”
Zowel in het Oude als van het Nieuwe Testament is de kernboodschap: “de rechtvaardige
zal uit (zijn) geloof leven.” Hebreeën 10:38: “38 Maar de rechtvaardige zal uit het geloof
leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.” Habakuk 2:3,4:
“3 Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, aan het einde zal Hij het
werkelijkheid maken. Hij liegt niet. Als Hij uitblijft, verwacht Hem, want Hij komt zeker, Hij
zal niet wegblijven. 4 Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de
rechtvaardige zal door zijn geloof leven.”
Kan niemand gered worden door de wet van Mozes: niet want ze bewerkt toorn leert ons
Romeinen 4:15: “15 De wet brengt immers toorn teweeg, want waar geen wet is, is ook
geen overtreding.”
Bij nader inzicht was dat de visie van vele Joden volgens Galaten 2:15,16: “15 Wij, die van
nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, 16 weten dat een mens niet
gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En
ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit
het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 101

wordt geen vlees gerechtvaardigd.” [Het is mogelijk dat Paulus hier slechts over gelovige
Messias-belijdende joden spreekt maar dat verandert niets aan wat er van tel is: geloof in
een totale overgave aan God.]
Paulus noemt de gedachte dat men door de wet zalig kan worden een “ander evangelie
dat geen evangelie is” (Galaten 1:7: “7 terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die
u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien. 8 Maar zelfs als
wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u
verkondigd hebben, die zij vervloekt.”
Wie een ander evangelie predikt, is vervloekt (Galaten 1:8). Er is maar één evangelie.

Verder vanaf blazdzijde 3 en een half (ik heb je tekst in een A4 omgezet) ga je gewoon iets citeren
dat overgenomen is van ik weet niet wie. Ook dat staat vol met fouten en verkeerde
voorstellingen. Ook iemand die de Bijbel negeert en een theorie aan het opbouwen is.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 102

De man zegt: “In de Bijbel staan vier opdrachten tot herbouw van de tempel en/of van Jeruzalem,
waarvan er twee in aanmerking komen voor het bevel, “van dat het woord uitging”:

Tekst Omschrijving Gevolg


Ezra 1:2 Het bevel van Kores Terugkeer Zerubbabel en
herbouw van de tempel
Neh. 2 De brieven van Artachsasta Terugkeer Nehemia en herbouw
van de tempel
Het bevel van Kores (Ezra 1:2) zou kunnen worden aangemerkt als ′het bevel′”

Wat deze schrijver zegt is gebaseerd op slordig gebruik van termen die in de Bijbel niet allen
hetzelfde zijn. Ga eens terugkijken naar de eerste paragrafen. En met enkel mistige verwijzingen
tracht hij alles aan elkaar te knopen, hij zegt: “Het bevel van Kores (Ezra 1:2) zou kunnen worden
aangemerkt als ′het bevel′”. Schande van de slordigheid en verkeerde inschatting/uitleg van die
tekst. Dat wat Kores gaf aan dezen die terugkeerden was wel degelijk een bevel en de twee
volgende citaten in Ezra 4 en 5 benoemen dat woord van Kores als het “bevel.”

En de man heeft ook een verkeerde kijk op wat het Koninkrijk van God in werkelijkheid is. 2
Kronieken 2:6 geeft ons de woorden van koning Josafat weer en hij en jij zouden daar beter
moeten over nadenken en gewoon aannemen wat er staat. “6 en zei: HEERE, God van onze
vaderen, bent U niet die God Die in de hemel is? Ja, U bent de Heerser over alle koninkrijken van
de heidenvolken. In Uw hand is kracht en sterkte, zodat niemand tegen U kan standhouden.” Zie
jij dat als een domme opmerking?? Nog eentje om goed te leren wat er staat in de Bijbel, God
heerst over allen en alles. Koning Hizkia in Jesaja 37:16: “6 HEERE van de legermachten, God van
Israël, Die tussen de cherubs troont, U bent het, U alleen bent de God van alle koninkrijken van de
aarde, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt.” Zie ook nog deze die je van mij al eens
uitgeschreven gekregen hebt: Psalm 93:1-2 / 95:3-6 / 96:1 / 136: 1-9. DE ENIGE CONCLUSIE =
Eenvoudig gezegd, God is de soevereine heerser van het universum.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 103

De Emmaüsgangers, Schilderij van William Hole (1846–1917)

Het verhaal van de Emmaüsgangers in Lucas 24 is een boeiend verhaal om veel redenen.
Hier iets erover en de twee mannen zijn aan het woord en het eerste vers waarop Jezus
onmiddellijk reageerde: “22 Maar ook hebben sommige vrouwen uit ons midden, die vroeg
in de morgen bij het graf geweest zijn, ons versteld doen staan. 23 En toen zij Zijn lichaam
niet vonden, kwamen ze zeggen dat ze zelfs een verschijning van engelen gezien hadden, die
zeiden dat Hij leeft. 24 En sommigen van hen die bij ons waren, gingen naar het graf en
troffen het ook zo aan als de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen zij niet. 25 En Hij zei
tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten
gesproken hebben! 26 Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? 27
En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem
geschreven was.” Jezus heeft de 2 mannen “wijs” gemaakt in het verstaan van de profetie in
zijn verband, en Lucas 1:33 is zo een belangrijke. We gaan wat dieper graven in die tekst!

Lucas 1:33 in de HSV met de tekstverwijzingen:

33 en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal
geen einde komen.
1 Kron. 22:10 Hij is het die voor Mijn Naam een huis zal bouwen, en hij is het die Mij tot
een zoon zal zijn, en Ik hem tot een Vader. En Ik zal de troon van zijn
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 104

koninkrijk tot in eeuwigheid over Israël bevestigen.


Ps. 45:7 Uw troon, o God, bestaat eeuwig en altijd; de scepter van Uw Koninkrijk is
een scepter van rechtvaardigheid.
Ps. 89:37 Zijn nageslacht zal voor eeuwig blijven, zijn troon zal vóór Mij zijn, vast als
de zon.
Jer. 23:5 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een
rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en
verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde.
Dan. 7:14 Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap, en alle volken,
natiën en talen moesten Hem vereren. Zijn heerschappij is een eeuwige
heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal
niet te gronde gaan.
Dan. 7:27 Maar het koningschap en de heerschappij en de grootheid van de
koninkrijken onder heel de hemel zullen gegeven worden aan het volk van
de heiligen van de Allerhoogste. Zijn koninkrijk zal een eeuwig koninkrijk
zijn, en alles wat heerschappij heeft, zal Hem eren en gehoorzamen.
Micha 4:7 Ik zal wie mank gaat, stellen tot een overblijfsel en wie verdreven was tot
een machtig volk, en de HEERE zal over hen Koning zijn op de berg Sion,
van nu aan tot in eeuwigheid.
Hebr. 1:8 maar tegen de Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, bestaat in alle eeuwigheid.
De scepter van Uw koninkrijk is een scepter van het recht.

Aan de toename van zijn regering en vrede zal er geen einde komen. Dat is al iets dat ons
moet opvallen en dat we gemakkleijk kunnen controleren! Alle andere koninkrijken hebben
hun tijdsperioden gehad of zullen die hebben in de toekomst, maar de kerk = het koninkrijk
van Christus in zijn eerste vorm, zal voor altijd blijven bestaan. Ze zal dat eerst op aarde zijn,
in zijn strijdbare geestelijke vorm, en dan in de hemel, in een triomferende status. Wanneer
wij als lezer van de Bijbel dat zien staan moeten we weten dat het concept “Het koninkrijk
van Christus,” tweevoudig is. Ten eerste, is er Zijn geestelijk koninkrijk, of de heerschappij
van gerechtigheid in de geest van de gelovigen. Ten tweede, Zijn stoffelijk koninkrijk, of de
uiterlijke realisatie van het evangelie voor een later tijdstip. Het “hemels” rijk dat op de aarde
zal nederdalen is voor ons beschreven in Openbaring hoofdstukken 21 en 22. Momenteel, in
onze dagen, hebben Jezus de Christus en zijn discipelen samen een uitoefening van regering
over de wereld: de “gemeente van Jezus” is niet voor niets genoemd als, een koninkrijk van
priesters, profeten en koningen.
 1 Petrus 2:9: “9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap,
een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 105

zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar
licht,
 Opb.1:6: “en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader,
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.
 Opb.5:10: “En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij
zullen als koningen regeren over de aarde.”

De Engelse theoloog Peter Pett (Baptist church) heeft hierover het volgende geschreven in
zijn commentaar op Lucas 1:32. https://www.studylight.org/commentaries/pet.html
“Dit onderscheid verwijdert de moeilijkheid die voortvloeit uit 1 Cor.15:28, waar ons verteld
wordt dat nadat de werelden geoordeeld zijn, Christus het koninkrijk zal overleveren aan God
de Vader; vergeleken met wat Gabriël bij deze gelegenheid tegen Maria en met de andere
gedeelten van de Schrift zei, die bevestigen dat het koninkrijk van onze Heer eeuwig zal zijn.
Zijn tijdelijke koninkrijk, of de bedeling van het evangelie, zal eindigen met de wereld, en is
niet verder te gebruiken. In die periode zal hij ook de wereldregering aan God overleveren,
die aan hem is toevertrouwd voor het welzijn van zijn kerk, nadat hij het einde van zijn komst
heeft volbracht door alle heerschappij neer te leggen, en ook alle autoriteit en macht
tegengesteld aan die van God. Maar zijn geestelijk koninkrijk, of de heerschappij van
gerechtigheid in de geest van redelijke wezens, die hij naar beneden kwam om te vestigen,
zal met hen tot in de eeuwigheid voortgaan; en Jezus zal als leider blijven dienen over de
verloste maatschappij in de hemel. En zulke regeringshandelingen uitvoeren zoals hun
toestand toestaat en de omstandigheden vereisen, hoewel nog steeds in ondergeschiktheid
aan de Vader. Zie 1 Cor.15:28 ….”

^^^^^
Hier dit commentaar van: Lange, John Peter - Commentary on the Holy Scriptures: Critical,
Doctrinal, and Homiletical
“Lucas1:33 (…).
De Zoon van de Allerhoogsten. - Deze naam lijkt hier door de engel te worden gebruikt, niet
in een metafysische, maar in een theocratische betekenis. Het wijst naar de gezalfde Koning,
zo lang voorzegd door de profeten, en voor wie de woorden, in 2 Sam.7:14 / Psalm 2:7 en
Psalm 89:28, dus volledig toegepast zijn. Wat onze overweging verdient is de volgende
observatie van O. von Gerlach: “Het is waardig op te merken, dat de juiste goddelijkheid van
haar zoon niet definitief aan Maria werd geopenbaard: anders hadden noch zij noch Joseph
in een positie kunnen zijn om het kind op te brengen; want de onderwerping, die een
noodzakelijke voorwaarde voor Zijn menselijkheid was, zou alleen maar uiterlijk zijn geweest.
Maar deze belofte, hoewel deze in geen geval de ouderlijke relatie verbrak, zou de eerbiedige
aandacht van de ouders naar het kind leiden. Vanaf het allereerste begin van de incarnatie
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 106

van onze Heer, zien we dat de kennis van Zijn goddelijkheid niet op een externe en
ontzagwekkende manier zou moeten worden gecommuniceerd, maar om gradueel
geopenbaard te worden door Zijn menselijkheid en Zijn werk van verlossing. Maria, die zo
intiem bekend was met het Oude Testament, zal deze profetie de essentie bevatten van de
meest herkenbare Messiaanse beloften: 2 Samuël 7 / Jesaja 9 / Micah 5, etc.

Lucas1:33. Over het huis van Jacob. - De aankondiging van Zijn universele geestelijke
heerschappij zou in deze tijd zelfs nog onbegrijpelijker zijn geweest voor Maria. Het ligt
echter verborgen in de belofte: “Aan zijn koninkrijk zal geen einde komen.” We moeten deze
woorden van de engel niet alleen beschouwen als een aanpassing aan de exclusief Joodse
verwachtingen die toen heersten, betreffende het koninkrijk van de Messias. Redding is echt
van de Joden en zal op een dag terugkeren naar Israël.”

^^^^^
Het commentaar van Heinrich August Wilhelm Meyer”s NT Commentary
“εἰς τοὺς αἰῶνας] uit Jesaja 9:6 / Dan.7:13 en verder de conceptie van een eeuwig
Messiaans koninkrijk (volgens Psalm 110:4) komt ook tot uitdrukking in Joh.12:34; vergelijk
de Rabbijnen in Bertholdt, Christol. blz.156. Het “huis van Jacob” moet niet geïdealiseerd
worden (Olshausen, Bleek en anderen: van het geestelijke Israël); maar de conceptie van het
koninkrijk in onze passage is Joods-nationaal, wat echter de heerschappij over de heidenen
niet uitsluit volgens de profetische voorspelling (“quasi per accessionem,” Grotius).” [Met dit
laatste wil Grotius zeggen dat heidenen opgenomen worden in het Nieuwe Israël = erbij
genomen worden en één geheel zijn!]

^^^^^
Bengel, Johann Albrecht. "Commentary on Luke 1:4". Johann Albrecht Bengel”s Gnomon of
the New Testament. https://www.studylight.org/commentaries/jab/luke-1.html. 1897.

“Luke 1:33. οἶκον ἰακὼβ, het huis van Jacob) Onder dit huis zijn de heidenen vervat, evenals,
ter wille van de illustratie, er zijn onder de benaming van de Rijn, de rivieren die er in
stromen. Maar toch is het het huis zelf [Israël] waarop voornamelijk gezinspeeld wordt,
vooral in deze vroege periode, en in een toespraak tot een Israëlitische vrouw. In dit vroege
stadium van de geschiedenis van het evangelie wordt de vooruitgang ervan in het algemeen
aangeduid: de geestelijke betekenis ligt verborgen onder. Dus Luke 1:68, enz. - βασιλείας, van
zijn koninkrijk) Herhaal, over het huis van David, op de troon van David: Jesaja 9: 7. Wat nog
niet is volbracht, zal worden volbracht.”

^^^^^
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 107

De Zwitser Frédéric Louis Godet zegt hierover:


“Lucas 1:32. οὗτος, Hij) De Messias is duidelijk beschreven, evenals in Lucas 1:68, etc., en ch.
Lucas 2: 30, etc.-μέγας, geweldig) De grootheid van Johannes, beschreven in Lucas 1: 15,
wordt ver overschat door de grootheid van Jezus, die hier wordt beschreven. [Zie Lucas 1: 33,
en comp. Dan.2: 35; Eph.4:10.-V. g.] - Υἱὸς Ὑψίστου κληθήσεται, Hij zal de Zoon van de
Allerhoogste worden genoemd) Jezus, zelfs in een opzicht dat verschilt van Zijn goddelijke
natuur, en van Zijn persoonlijke eenheid met God de Vader, is in zekere zin boven alles
transcendentaal engelen en mensen, de Zoon van de Allerhoogsten, vanwege de
buitengewone aard [rationem, principe van Zijn conceptie en geboorte. - τὸν θρόνον Δαυὶδ
τοῦ πατρὸς αὐτοῦ, de troon van David Zijn vader) Christus werd aan de vaderen beloofd,
vooral om Abraham, als het zaad. Hij werd beloofd door Mozes, een profeet, als de profeet.
Hij werd beloofd aan David, een koning, als de koning. Zelfs het tijdelijke koninkrijk van Israël
was door erfelijk recht eigendom van Jezus Christus. Massecheth Sanhedrin, hoofdstuk 4,
zegt dat Jezus het dichtst bij het koninkrijk is.”

^^^^^
Joseph Benson Methodist schreef hier:
“Het geestelijke Israël, zelfs over allen die het geloof en de gehoorzaamheid van die goede
patriarch navolgen; en van zijn koninkrijk zal geen einde komen - Dus Jesaja 9: 8, van de
toename van zijn regering en vrede zal er geen einde komen. Alle andere koninkrijken hebben
hun perioden gehad of zullen die hebben, maar de kerk van het evangelie, het koninkrijk van
Christus, zal voor altijd blijven bestaan; eerst op aarde, in zijn strijdbare staat, en dan in de
hemel, in een triomferende staat. Zie de opmerkingen over de plaatsen waarnaar wordt
verwezen in de marge. “Het koninkrijk van Christus”, moet de lezer waarnemen, “is
tweevoudig: ten eerste, zijn geestelijk koninkrijk, of de heerschappij van rechtvaardigheid in
de geest van de mens. 2d, Zijn stoffelijk koninkrijk, of de uiterlijke dispensatie van het
evangelie, samen met een uitoefening van regering over de wereld: waardoor alle
gebeurtenissen worden geordend, om het rijk van rechtvaardigheid in de harten van mensen
te bevorderen. Dit onderscheid herleidt de moeilijkheid die voortvloeit uit 1 Cor.15:28, waar
ons verteld wordt, dat nadat de werelden geoordeeld zijn, Christus het koninkrijk zal
overleveren aan God de Vader; vergeleken met wat Gabriël bij deze gelegenheid tegen Maria
en met de andere gedeelten van de Schrift zei, die bevestigen dat het koninkrijk van onze
Heer eeuwig zal zijn. Zijn tijdelijke koninkrijk, of de bedeling van het evangelie, zal eindigen
met de wereld, en is niet verder te gebruiken. In die periode zal hij ook de wereldregering aan
God overleveren, die aan hem is toevertrouwd voor het welzijn van zijn kerk, nadat hij het
einde van zijn komst heeft volbracht door alle heerschappij neer te leggen, en alle autoriteit
en macht tegengesteld aan die van God. Maar zijn geestelijk koninkrijk, of de heerschappij
van gerechtigheid in de geest van redelijke wezens, die hij naar beneden kwam om te
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 108

vestigen, zal met hen tot in de eeuwigheid voortgaan; en Jezus zal als leider blijven dienen
over de verloste maatschappij in de hemel, en zulke regeringshandelingen uitvoeren zoals
hun toestand toestaat en de omstandigheden vereisen, hoewel nog steeds in
ondergeschiktheid aan de Vader. Zie 1 Cor.15:28 en Macknight.”

Zover de herhaling en nu val ik onmiddellijk met de deur in huis en zal later nog één en
ander verder uitwerken. Zo weet u wat ik denk in korte bewoordingen. Ja, er is een verschil
tussen de gemeente van Jezus (de kerk) en de joden. Er is zelfs een groot verschil tussen
joden en joden, onderling. Een jood die zich niet onderwerpt aan de wetten die God aan
Mozes gaf is in werkelijkheid geen echte jood meer: hij is een afvallige! Sterke taal denkt u
wellicht maar zo ziet de Bijbel zelf die verschillen. Ik heb het niet over alle soorten van
overtredingen ook nog beschreven in de Talmoed of in de Mishne Thora van Rambam
bijvoorbeeld. Want dar zijn grote verschillen bij aan te geven maar gaan dan niet doen. We
hebben het over Gods wetten niet de Rabbijnse interpretaties: over één onderwerp en
onderdeel van de wetten heeft de Rabbijnse wet soms vijf uitleggingen. Woorkleiverij is dat.
De wet die God gaf is duidelijk: wie ze overtreden zal heeft geen deel aan hert woord
Israëliet. Hij of zij is dat niet meer en van God verworpen tenzij er bekering komt = omkeer
van zijn levenswandel.

In die oude dagen ging er veelal een steniging mee gepaard, die plaats had buiten de stad,
hier enkele voorbeelden:
 Godslastering (Lev.24:14 vv.),
 afgoderij (Deut.13:10),
 sabbatschennis (Ex.31:14vv.);
 waarzeggerij (Lev.20:27),
 voltrokken aan een ongehoorzame en onverbeterlijk zoon (Deut.21:21),
 als men de trouwbeloften had geschonden bijvoorbeeld een pasgehuwde vrouw die
geen maagd bleek te zijn; overspel door de man en de ondertrouwde vrouw van een
andere man (Deut.22:21-24 / 22:21),
 verkrachting van een ondertrouwde jonge vrouw (Deut.22:24-25),
 als men zich aan het verbannene had vergrepen (Joz.7:25),
 zelfs dieren werden gestenigd: een stier die een mens had gestoten had tot de dood
die moest deze straf ondergaan (Exod.21:28-32).

In een reeks andere gevallen bracht God een straf over het volk of een deel van het volk.

EEN SLOTWOORD:
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 109

Uit Johannes 12 enkele woorden. Het is echt niet hopeloos voor de Messias-belijdende
jood! Ik vraag me weleens af of de dispensationalisten zo een tekst kunnen inschatten. Ze
hebben veel gezien, weinig begrepen en hun eigen visies laten doorwegen in alles wat Jezus
zei en zegt!
Blijvend ongeloof van de Joden

37 Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun

bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in

Hem;
38 opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd dat hij gesproken heeft: Heere, wie
heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard?
39 Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja verder gezegd heeft:
40 Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met de ogen zouden zien
en met het hart inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen.
41 Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak.
42 En toch geloofden ook velen van de leiders in Hem, maar vanwege de Farizeeën beleden
zij het niet, opdat zij niet uit de synagoge geworpen zouden worden.
43 Want zij hadden de eer van de mensen meer lief dan de eer van God.
44 Jezus nu riep en zei: Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Míj maar in Hem Die Mij gezonden
heeft.
45 En wie Mij ziet, ziet Hem Die Mij gezonden heeft.
46 Ik ben een licht, in de wereld gekomen opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de
duisternis blijft.
47 En als iemand Mijn woorden hoort en niet gelooft, veroordeel Ik hem niet, want Ik ben
niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld zalig te maken.
48 Wie Mij verwerpt en Mijn woorden niet aanneemt, heeft iets wat hem
veroordeelt, namelijk het woord dat Ik gesproken heb; dat zal hem veroordelen op de
laatste dag.
49 Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Hijzelf
heeft Mij een gebod gegeven wat Ik zeggen en wat Ik spreken moet.
50 En Ik weet dat Zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zoals de Vader
Mij gezegd heeft.

Leon Morris heeft in zijn commentaar The gospel of Matthew, Eerdmans, 1992 bij deze
Matthéüs 12:32 het volgende geschreven:
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 110

Matthéüs 12:32: “32 En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem
vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven
worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende.”

“Carr merkt op dat de Farizeeën misschien een gewetensvol verschil hadden gemaakt met Jezus
over de naleving van de sabbat, maar “nu hebben ze geen excuus.” Ze maken bezwaar tegen wat
een goede daad was en het toeschreven aan de boze. De context hier dat de daden gedaan door
de Zoon van God in de kracht van de Heilige Geest door die mensen aan Satan toeschrijven is. Dit
maakt het moeilijk om vast te houden, zoals sommigen suggereren, dat de zonde tegen de Geest
post-Pinksterzonde is. Jezus profeteert niet over de toekomst, maar spreekt tot mensen die net
een prachtig werk van de Geest van God aan Satan hebben toegeschreven. In dat goede werk zei
Jezus dat niets minder dan het koninkrijk van God over hen was gekomen, zodat zij weigerden die
goddelijke heerschappij te aanvaarden. Het goede kwaad noemen, zoals ze deden, is het bewijs
van “de leugen in de ziel”, een complete vervorming van waarden. En aangezien de Geest vooral
karakteristiek is voor het nieuwe leven dat Christus biedt, om dat nieuwe leven af te wijzen, is het
als het verwerpen van de Geest, het is jezelf in oppositie stellen met de Geest van God. Mensen
die zo’n standpunt innemen, maken zichzelf onvergeeflijk, door te beweren dat goedheid
satanisch is, zo plaatsen ze zichzelf buiten de mogelijkheid van redding. Uit de ernst van dit alles
dienen we het te verklaren: dat dergelijke mensen niet zullen worden vergeven, noch in dit
tijdperk, noch in dat wat later zal komen. Dit betekent natuurlijk niet dat sommigen van degenen
die in deze wereld niet zijn vergeven op vergeving hopen na de Dood, maar een dergelijke
mogelijkheid wordt niet overwogen. De betekenis is zoiets als “niet in de tijd noch in de
eeuwigheid; nooit!” De godslastering tegen de Geest heeft zowel eeuwige als stoffelijke gevolgen.
Degenen die deze zonde begaan, hebben zich hier en nu van vergeving en van vergeving in de
eeuwigheid afgesneden.”

Je zegt me: “Volgens Ezechiël 37:1-14 zal er in de toekomst ook iets dergelijks plaatsvinden. Dan
zal de ontreddering nog groter zijn, want dan is de toestand van het volk als een dal vol dorre
doodsbeenderen, volkomen hopeloos: ″Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen, die
zijn het ganse huis Israëls; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, en onze verwachting is
verloren, wij zijn afgesneden” (Ezech. 37:11). Ook dan zal God ingrijpen en het overblijfsel doen
herleven (Ezech. 37:9). Dan zal het herstel volledig zijn: het land, het volk en de stad Jeruzalem
zullen weer verenigd worden. Zij zullen toetreden tot het nieuwe verbond waarover we lezen in
Jeremia 31. Het is juist dit laatste en definitieve herstel, waar de Heere Daniël inzicht in geeft.”

Ik start nu met een reeks vragen: normaal komen die aan het eind van mijn uitleg! Geloof je
dan niet dat God dat in de eerste plaats geschreven heeft als een aanmoediging voor al dezen
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 111

die in Assyrië en en Babylon als ballingen waren omdat hun voorouders zodanig Zijn wetten
overtreden hadden, dat een andere oplossing niet kon? Of is God onrechtvaardig in het straffen
van Israël? Heeft God onterecht Israël gestraft toen ze Zijn zoon aan het kruis hebben
vermoord? Is God onrechtvaardig als de huidige Israëlieten er niet beter aan toe zijn? Is God
onrechtvaardig omdat ze sinds de val van de tempel en de stad hun leiders, de Farizeeeën, een
systeem hebben uitegdokterd dat ver staat van de werkelijkheid van de wetten die God aan
Mozes gaf? Je zegt: Het is juist dit laatste en definitieve herstel maar doe eens deze tekst: neem
een Bijbel met verwijzingen en ga eens kijken wanneer en waar en in welk verband het Nieuwe
Testament over de volheid van het volk Israël spreekt? Waar in het Nieuwe Testament staat
het? En waarom is Pinksteren je te min om dat daar toe te geven als de start van het Nieuwe
Israël?

Hier een aanhaling ter overdenking van wat “herstel” in de Bijbel van de leerlingen van
Christus wil zeggen. Een citaat in dat verband uit Steven Paas (Editor), Israelism and the Place of
Christ: Christocentric Interpretation of Biblical Prophecy, LIT Verlag, 2017, en het artikel van Bram
Maljaars, blz.131 over de vervallen hut van David in Amos en Handelingen 15.
“… Amos voedt terecht de verwachting dat het onderwerp van de huidige vervulling van herstel in
het Nieuwe Testament voorkomt, bijvoorbeeld wat Christus zegt over Johannes de Doper in
Matthéüs 17:10-13 en Marcus 9:11-13 (vgl. Mt.11:12-14) laat zien dat het tijdperk van redding in
het Nieuwe Testament hetzelfde is als de tijd van het herstel van alle dingen. Als tweede zou Elia
komen en alle dingen herstellen en herstellen. En hij is gekomen!
Opvallend is dat hier dezelfde terminologie voorkomt als in Handelingen 3:21: het enige verschil is
het gebruik van achtereenvolgens een werkwoord en het afgeleid zelfstandig naamwoord. Zo
herstelde Johannes de Doper - in zijn prediking en zijn aanwijzing naar iemand die 'meer' was dan
hij - alle dingen in hun oorspronkelijke staat. Hij was de voorbode van een volledig nieuwe eon. Op
een andere manier wordt dit door Lucas uitgedrukt wanneer hij in zijn evangelie Jezus’ s plechtige
bevestiging vastlegt: “de wet en de profeten werden tot Johannes verkondigd; sinds die tijd wordt
het goede nieuws van het koninkrijk van God gepredikt en iedereen dwingt zich er een weg in”
(Lucas 16:16).
In overeenstemming met deze gedeelten van de Schrift noemt de auteur van de brief aan de
Hebreeën de huidige Evangeliebedeling de tijd van de “nieuwe orde” (New International Version)
of de tijd van “reformatie” (King James Version) of “herstel” (Heb.9:10). Hij bedoelt dat de
ceremoniële wetten over verschillende soorten giften, offers, eten en drinken, ceremoniële
wassingen en externe voorschriften worden opgelegd, die moeten worden nageleefd tot het
moment van herstel, d.w.z. de tijd van een nieuwe en betere orde. Dan zijn ze allemaal niet langer
nodig.
In het Grieks wordt het hier de καιροῦ διορθώσεως genoemd en dat klinkt heel anders dan de
term Χρόνων ἀποκαταστάσεως in Handelingen 3:21, maar impliceert dezelfde betekenis. Het is de
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 112

tijd die is ontstaan door de verschijning van Christus en zijn heraut Johannes de Doper. Het is ook
de tijd waarin alles zal worden rechtgezet (Gr. ὀρθῶς).
Kennelijk vindt men in het Nieuwe Testament het idee van 'vernieuwing' en een tijd van 'herstel'
niet naast elkaar of achter elkaar; de twee termen hebben namelijk een identieke betekenis.
Overigens is het woord διορθώσεως (in Heb.9:10) duidelijk gerelateerd aan het woord in Amos
9:11 dat door James in Handelingen 15:16 wordt gebruikt: hierna zal ik terugkeren en de
vervallen tent van David herbouwen; zijn ruïnes zal ik herbouwen, en ik zal het “herstellen” (NIV) /
“opzetten” (KJV): ἀνορθώσω; beide Griekse termen zijn afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord
ὀρθῶς.”

Ik kom dus nu dan naar Ezechiël 37 waarnaar je verwijst en dat is toekomst voor jou. Dat gaat
over een droeve periode in het leven van Israël, dus lees hier over de 12 stammen. Het sombere
gedeelte van dit visioen ging in vervulling voor het volk Israël in twee perioden. De symbolische
dood van Israël was al in 720 v.Chr. begonnen met de ballingschap van het tienstammenrijk naar
Assyrië. En ongeveer 130 jaar later, waren de inwoners van Juda, de twee stammen plus Levi aan
de beurt gedeporteerd naar Babylon. God zegt tegen de profeet “Mensenkind, deze beenderen
zijn heel het huis van Israël.” (Ez.37:11) Ze zijn symbolisch gezien in gevangenschap. Deze groep
ballingen zijn dood in het visioen dat Ezechiël te zien krijgt: als de botten van een groep lijken.
Ezechiël ziet niet gewoon botten: zeg maar botten die “en zie, ze waren zeer dor.” Waarschijnlijk
het beeld dat er van Godswege wat moet gebeuren voordat er iets goeds uit die toestand komt
van “dorheid.” Een geestelijke dood die nu voor de stammen van Israël en Juda nu samen ruim
200 jaar duurde. Jeremia 50:33,34 beschrijft die toestand: “33 Zo zegt de HEERE van de
legermachten: De Israëlieten zijn onderdrukt geweest, tezamen met de Judeeërs. Allen die hen
gevangen hadden, hebben hen vastgehouden, zij hebben geweigerd hen los te laten. 34. Maar
hun Verlosser is sterk, HEERE van de legermachten is Zijn Naam. Hij zal hun rechtszaak zeker
voeren, opdat Hij het land tot rust zal brengen, maar de inwoners van Babel doet Hij sidderen.”

Voor ons is in het boek Ezechiël 37 als visioen een metafoor voor het herstel van Israël. De
graven duiden in de eerste plaats de ballingschap van de Israëlieten aan. Bovendien zien we hier
ook het beeld van de wanhoop en de vertwijfeling dat het gevolg is van de vervreemding van hun
stad en tempel. De graven geven de doodse religieuze toestand aan waarin de ballingen zich
bevinden. De boodschap is natuurlijk geschreven voor dezen die toen leefden. Maar dat is voor
velen niet genoeg en zoeken het is een volledige vervulling als alle stammen zullen terugkeren
naar het beloofde land. Voorafgaande aan de Wederkomst van Christus of in een 1.000 jarig rijk,
zeggen ze dan. Dat is voor ons een brug te ver aangezien de teksten van het Oude Testament in
Ezra en Jesaja duidelijk genoeg aangeven dat het werd vervuld in de dagen van koning Kores.

Jesaja 41:25 HSV: “25 IK DOE IEMAND OPSTAAN UIT HET NOORDEN en Hij zal komen: vanwaar de
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 113

zon opkomt zal Hij Mijn Naam aanroepen; Hij zal komen, de machthebbers als leem vertreden en
zoals een pottenbakker klei treedt.”
Jesaja 44:28 HSV: “28 DIE OVER KORES ZEGT: HIJ IS MIJN HERDER, en HIJ ZAL AL MIJN
WELBEHAGEN VOLBRENGEN, door tegen Jeruzalem te zeggen: Word gebouwd, en tegen de
tempel: Word gegrondvest.”

Ezra 1:1-4: “1 In het eerste jaar nu van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE
de geest van Kores op, de koning van Perzië, opdat het woord van de HEERE, dat Hij bij monde
van Jeremia gesproken had, vervuld zou worden om door zijn hele koninkrijk een boodschap te
laten gaan, ook in geschrifte:

2 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van
Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis
de hemel, aan mij gegeven, en
voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. 3 Wie er onder u ook
maar tot al Zijn volk behoort – zijn God zij met hem – laat hij optrekken
naar Jeruzalem, dat in Juda ligt, en laat hij het huis van de HEERE, de God van Israël,
bouwen; Hij is de God Die in Jeruzalem woont. 4 En ieder die achtergebleven is, uit alle plaatsen
waar hij als vreemdeling verblijft, laten zijn plaatsgenoten hem helpen met zilver, met goud, met
allerlei bezittingen en met vee, naast de vrijwillige gave voor het huis van God, Die in Jeruzalem
woont.”

 Jesaja 45:13: “Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik
effen maken; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder
koopprijs en zonder geschenk, zegt de HERE der heerscharen” (NBG). En zo staat het in de
Willibrord van 1995: “Ik heb hem laten opstaan voor de overwinning en al zijn wegen
maak Ik vlak; hij is het die mijn stad zal herbouwen en mijn verbannenen zal laten gaan,
zonder betaling en niet voor loon’, zegt de HEER van de machten.” Volgens de HSV: “Ík heb
Kores doen opstaan in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik rechtmaken. Híj zal Mijn stad
bouwen en hij zal Mijn ballingen vrijlaten, zonder betaling en zonder geschenk, zegt de
HEERE van de legermachten.” DE ENIGE MENSELIJKE BOUWMEESTER VAN DE STAD IN HET
BEGIN WAS KORES, allen die dat werk uitvoeren doen het onder zijn bevel. Een bevel op
last van God die de eigenlijke bouwer is. Maar niet Ezra is de bouwer en niet Nehemia is
de bouwer, dat zijn de werklieden in dienst van God en Kores.
De eerste betekenis was voor de ballingen. Een boodschap van hoop. Er zal een tijd aanbreken
waarin God de zonden niet meer zal toerekenen aan de Israëlieten en Hij weer zal omzien naar
Zijn volk. Het is voor ons duidelijk dat de terugkeer uit de ballingschap geen gedeeltelijke
vervulling van de profetie kan zijn.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 114

Het visioen van de vallei van droge beenderen werd uitgelegd door Ezechiël als een metafoor
voor de terugkeer van Israël uit gevangenschap (37:11-14). Hij schreef dat voor de joden in
gevangenschap in Assyrië en Babylon, vergeet dat niet! God identificeerde de beenderen als “het
hele huis van Israël.” En hij wist dat Israël de hoop had verloren – “Zie, ze zeggen: Onze
beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!” (37:11b). Maar God
beloofde Israël uit hun graven op te wekken (37:12-14). Er zijn hier vier beloften die allemaal
samen worden afgerond:

Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen (37:12).

Ik zal u brengen in het land van Israël. (…) Ik zal u in uw land zetten (37:12,14).

Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, (…) Dan zult u weten dat Ík, de HEERE, dit
gesproken en gedaan heb (37:13,14).

Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen (37:14).

Er is hier natuurlijk een verband met het vorige hoofdstuk Ezechiël 36:26,27: “26 Dan zal Ik u
een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw
lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. 27 Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik
zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze
houdt.”

Als het volk opnieuw de energie heeft om met hun God te leven, moeten ze eerst hun God
erkennen. In de beeldspraak staan de dorre beenderen voor het wanhopige leven waarin het volk
van Israël is beland (Ez.37:11). Als ze God erkennen komt de “opwekking” en dat houdt in dat de
ballingen naar huis willen en mogen terugkeren. Dat ganse gebeuren wordt uitdrukkelijk
voorgesteld als de handeling van God, Hij is het die deze levenskracht geeft. Dit wordt dus
nadrukkelijk als een religieus kader uitgelegd en geplaatst voor de terugkeer naar Jeruzalem en
het land van de aartsvaders.

Sleutelwoorden die hier gebruikt zijn:

Geest (9x): Ezechiël 37:1,5,6,8,9[3x],10,14 [Gods geest (Ezechiël 37:1) schenkt levenskracht aan
degene over wie deze levensgeest komt (Ezechiël 37:5,6,9,10,14).]

Leven (6x) Ezechiël 37:3,5,6,9,10,14

Geestelijke dood betekent dat de mens en God gescheiden zijn, hier enkele voorbeelden:
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 115

Genesis 2:17: “17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u
niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.” (Let op: ze zijn niet
fysiek gestorven.)
Jesaja 59:1: “1 Zie, de hand van de HEERE is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen,
en Zijn oor is niet toegestopt dat het niet zou kunnen horen. 2. Maar uw ongerechtigheden
maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen
zijn, zodat Hij u niet hoort.” Je persoonlijke zonden hebben een scheiding gemaakt tussen
jou en God.
Lucas 15:24: “24 Want deze, mijn zoon, was dood en is weer levend geworden. En hij was
verloren en is gevonden. En zij begonnen vrolijk te zijn.”
1 Timotheüs 5:6: “6 Maar zij die haar lusten volgt, is levend dood.”

Soevereiniteit van God erkennen (3x) Ezechiël 37:6,13,14

In de slotbladzijden hebben we in appendix de profetische tekst van Ezechiël 37 weergegeven


in de oude Statenvertaling met kanttekeningen.

Op deze site spreekt men over gedeelten van stammen die men recent heeft gevonden maar
het Knesset heeft daar veel problemen mee https://israelcnn.com/news/news/20180616-1

We mogen ons niet laten beetnemen met een argument als dit dat we gelezen hebben: dat
hoewel sommige van de noordelijke tien stammen zich weer bij Juda voegden, het geen hele
stam was die ooit naar dat tweestammenrijk terugkeerde. Dat is een vervalsing van de waarden in
deze zaak. Het is toch duidelijk dat “honderden duizenden joden” die leefden in de
gevangenschappen van Assyrië en Babylon, dat het om bijvoorbeeld NOOIT “de ganse stam Juda”
was die terugkeerde naar de schaapstal van YaHWeH. Ja zelfs van deze, belangrijkste stam, zijn er
gebleven in ballingschap, opgegaan in de massa van dezen rondom hen. Dat zou een vervalsing
zijn van de waarheid, dat ze allen naar het land terugkeerden. En ook met de komst van de
Messias zijn “honderden duizenden joden” niet bij de gelovigen van het Nieuwe Testamentische
Israël toegetreden. Hoeveel uit de huidige joden van afkomst zich tot het Nieuwe Jeruzalem
zullen keren in onze tijd weten we ook niet. Laat ons Romeinen 11:26 niet verkeerd uitleggen: de
eeuwigheid met God als individu, niet als ras, is een zaak van Hem. Het is niet de zaak van het
huidige Israël, of enkele tienduizenden Messias-belijdende joden. God bepaald wie de echte jood
is! En die zal geestelijk moeten herboren worden, of zijn we die woorden van Jezus vergeten.
Woorden die Paulus ook in zijn schrijven neerzet.

Johannes 3:6-8: “6 Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is
geest. 7 Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden. 8
De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan
komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 116

Rom.8:5: “5 Immers, zij die naar het vlees zijn, bedenken de dingen van het vlees, maar zij
die naar de Geest zijn, de dingen van de Geest.”

1 Cor.2:14: “14 Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan,
want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk
beoordeeld worden.”

Dat is ook wat er moet gebeuren in die dagen voorafgaande aan de val van de stad en de
vernietiging van de tempel. Israël moet zich vernieuwen van “geest” en “hart.” Vanaf het begin
van de zesde eeuw v. Chr. roept de HEER de immorele Joden op, geen afgoden meer te
aanbidden, en zich te bekeren om gered te worden van de komende catastrofe. Wat gelijk staat
aan het dienen en gehoorzamen om God met "een nieuw hart en geest" wat Jer.24:7 rond 597 v.

Chr.: ook beschrijft: “7 Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben.”

Rond 592 v. Chr.: Ezechiël 11:19: “19 Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in uw
binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit hun vlees wegdoen en hun een hart van vlees
geven.” Ezechiël profeteerde ongeveer 22 jaar en was de zoon van een priester, Buzi. Hij was zelf
ook als priester. Toen Nebukadnezar Jeruzalem in 597 v. Chr. veroverde, was Ezechiël een van de
Judeeërs die naar Babylon in ballingschap werden meegenomen. Zijn eerste profetieën zijn uit
593.Profeet, ergens in de zesde eeuw voor Christus, in dezelfde tijd als Jeremia en Daniël.

Rond 592 v. Chr.: Ezechiël 18:32: “Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende,
spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef!”

Rond 592 v. Chr.: Ez.36:26: “26 Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw
binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees
geven.”

Rond 586 v. Chr Jer.32:39: “39 Ik zal hun één hart en één weg geven om Mij te vrezen, alle
dagen, hun ten goede, en hun kinderen na hen.” Jeremiah profeteerde jaren vanaf ongeveer
Josiah’s reformatie 627 v. Chr. tot juist na de val van de stad in 586 v. Chr. Vooral aanklachten
tegen de priesters, koningen en ook het volk vanwege afvalligheid van de WET VAN Mozes. Ook
woorden van herstel, en God zelf zal het bewerken.

In 520 v. Chr.: Zacharia 7:12: “12 Zij maakten hun hart als diamant, om maar niet te hoeven
luisteren naar de wet en de woorden die de HEERE van de legermachten door Zijn Geest gezonden
had, door de dienst van de vroegere profeten. Daardoor is grote verbolgenheid bij de HEERE van
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 117

de legermachten ontstaan.” De profeet Zacharia is een tijdgenoot van Haggaï, en ze werkten


gedeeltelijk samen. Hij treedt op als profeet van 520 tot 518 v. Chr. Dus in de periode bijna twintig
jaar nadat de eerste groepen Joodse ballingen uit Babel zijn teruggekeerd. De tempel die het
symbool van vrede en welzijn zou moeten zijn, ligt nog steeds in puin. Het in niet meer dan een
vloer waar men een offer kan brengen. Men is wel bezig met zijn eigen huis te bouwen in
Jeruzalem. Volgens de inleiding van het boek Haggaï begon zijn werk in 520 v. Chr. dat is het
tweede regeringsjaar van koning Darius. Volgens hem zijn de slechte omstandigheden van het
volk een gevolg van het feit dat de mensen de tempel nog niet afgewerkt hebben.

We herhalen het nog eens: dat is wat er gebeurde bij de oproep van koning Kores die zo handelt
omdat de Almachtige hem daartoe verkozen heeft. Ezra hoofdstuk 1: “2 Zo zegt Kores, de koning
van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven,
en Hij
is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in
Jeruzalem, dat in Juda ligt. 3 Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk
behoort – zijn God zij met hem – laat hij optrekken naar Jeruzalem, dat in
Juda ligt, en laat hij het huis van de HEERE, de God van Israël, bouwen; Hij is de God Die in
Jeruzalem woont.”

De Almachtige die alles veel beter regelt dan wie ook gaat nog veel verder dan het herstel uit
Babylon in de regeling dat mensen “een nieuwe geest” krijgen. We hebben Pinksteren waar
duizenden joden op één dag herboren worden: in vervulling van Gods belofte volgens Joël. En
enkele jaren later in grote massa heidenen die zich bekeren krijgen dezelfde “geest” die de joden
voordien hadden ontvangen! En de profeet Paulus zegt dat er duidelijk dit gebeurde:
“9:24 Hen heeft Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de
heidenen. 9:25 Zoals Hij ook in Hosea zegt: Ik zal Niet-Mijn-volk noemen: Mijn volk, en de Niet-
geliefde: Geliefde. 9:26 En het zal zijn dat op de plaats waar tegen hen gezegd was: U bent Niet-
Mijn-volk, daar zullen zij kinderen van de levende God genoemd worden. 9:27 En Jesaja roept
over Israël uit: Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, slechts het
overblijfsel zal behouden worden. 9:28 Want Hij voltooit een zaak en handelt die af in
gerechtigheid. De Heere immers zal metterdaad Zijn zaak snel afhandelen op de aarde. 9:29 En
zoals Jesaja van tevoren gezegd heeft: Als de Heere van de hemelse legermachten ons geen
nageslacht had overgelaten, zouden wij als Sodom zijn geworden en aan Gomorra gelijkgemaakt
zijn geweest. 9:30 Wat zullen wij dan zeggen? Dit: dat de heidenen, die geen gerechtigheid
hebben nagejaagd, gerechtigheid verkregen hebben, gerechtigheid echter die uit het geloof is.
9:31 Maar Israël, dat de wet van de gerechtigheid najaagde, is aan de wet van de gerechtigheid
niet toegekomen. 9:32 Waarom niet? Omdat zij die niet uit geloof zochten, maar als uit werken
van de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots, 9:33 zoals geschreven
staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een struikelblok. En: Ieder die in Hem gelooft,
zal niet beschaamd worden.”
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 118

Als je dit met aandacht leest dan is het duidelijk dat God de heidenen ziet als de 10 stammen
van Israël. Die heidenen en die joden die de Messias dienen hebben daarvoor de “geest”
ontvangen. Ze zijn als één en samen kinderen Gods. De God van Israël heeft de heidenen
aangenomen. En Paulus gebruikt een term die zeer joods aanvoelt “overblijfsel” en gebruikt hem
voor de bekering van heidenen. Dus stop met te verkondigen dat God de 12 stammen nog moet
samenbrengen. God heeft het al gedaan. Theoretische beschouwingen en verdraaiingen van
teksten van de dispensatieleer moeten dit aannemen en hun overpeinzingen aan de Schriften
toetsen. Laat je niet beetnemen God zoekt niet naar kwantiteit maar naar kwaliteit. En voor dat
laatste heeft Hijzelf gezorgd.

APPENDIX

Ezechiël 37: 1-15 – Statenvertaling


De vallei der dorre beenderen
1 DE 1hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij uit in den 2geest, en 3zette mij
neder in het midden ener vallei; dezelve nu was vol 4beenderen.
1 Zie Ez. 1 op vers 3.
Ez. 1:3 (kt.) Geschiedde het woord des HEEREN uitdrukkelijk tot Ezechiël, den zoon
van Buzi, den priester, in het land der Chaldeeën, bij de rivier Chebar; en de hand des
HEEREN was daar op hem.
2 Dat is, in een gezicht met optrekking mijns geestes. Anders: zij (de hand des
Heeren) voerde mij uit door den Geest des Heeren.
3 Hebr. deed mij rusten.
4 Versta dorre dode beenderen van verstorven mensen, als volgt. Door dit gezicht
en het volgende teken van twee stukjes hout heeft God willen verzekeren de
vervulling der genadebeloften, die in het voorgaande wijdlopig gedaan zijn, zo van de
lichamelijke verlossing uit Babel, als van de geestelijke door den Messias en de
vergadering der algemene kerk uit Joden en heidenen, hetwelk alles het begrip en
vermogen des mensen te boven ging; om Zijn volk te leren, dat het Hem (als den
almachtigen God) zo licht is zulks alles te volbrengen, als doden op te wekken en
levend te maken (waarvan God hier een levendig patroon tot versterking van het
geloof Zijner kerk voorstelt) en twee stukjes hout samen te voegen.
2 En 5Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan 6geheel rondom; en zie, er waren zeer vele op
den 7grond der vallei; en zie, zij waren zeer dor.
5 Namelijk de Heere; anders mocht de profeet een natuurlijken schrik daarvan
gehad hebben, en gevreesd hebben voor ceremoniële onreinheid.
6 Hebr. rondom rondom.
7 Hebr. aangezicht.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 119

3 En 8Hij zeide tot mij: Mensenkind, 9zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere
HEERE, 10Gij weet het.
8 De Heere.
9 Alsof God zeide: Zouden zij wel kunnen levend worden? Weet gij daartoe enig
natuurlijk, begrijpelijk middel, raad, of vermogen? Dunkt het u wel menselijk
mogelijk te zijn? Vergelijk deze vraag met Joh. 6:5, 6. Anderszins was het artikel van
de toekomstige algemene verrijzenis der doden onder Gods volk bekend en buiten
twijfel. Zie Matth. 22:29, enz. Hebr. 11:13, 14, 35.
10 Alsof de profeet zeide: Ik weet Uw macht wel, maar wat Gij hier nu met deze
beenderen voorhebt, en aan dezelve zult willen doen, dat is U bekend en mij van U
nog niet geopenbaard; anderszins had de profeet in het gemeen het geloof der
vrome voorvaderen; zie Gen. 23 op vers 4; 50 op vers 25. Ex. 13:19. Jes. 26:19, enz.;
zonder hetwelk de gelovigen de ellendigste van alle mensen geweest zouden zijn, 1
Kor. 15:19. Zie wijders Joh. 11:24.
Gen. 23:4 (kt.) Ik ben een vreemdeling en inwoner bij u; geeft mij een erfbegrafenis
bij u, opdat ik mijn dode van voor mijn aangezicht begrave.
Gen. 50:25 (kt.) En Jozef deed de zonen van Israël zweren, zeggende: God zal u
gewisselijk bezoeken; zo zult gij mijn beenderen vanhier opvoeren.
Ex. 13:19 En Mozes nam Jozefs beenderen met zich; want hij had met een zwaren
eed de kinderen Israëls bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzeker bezoeken;
voert dan mijn beenderen met ulieden op vanhier.
Jes. 26:19 Uw doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt
op en juicht, gij die in het stof woont, want Uw dauw zal zijn als een dauw der
moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen.
1 Kor. 15:19 Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn wij de
ellendigste van alle mensen.
Joh. 11:24 Martha zeide tot Hem: Ik weet dat hij opstaan zal in de opstanding ten
laatsten dage.
4 Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, en 11zeg tot hen: Gij dorre beenderen,
hoort des HEEREN woord.
11 Vergelijk deze aanspraak met Ez. 14:17; 36:1, met de aantt. Insgelijks Rom. 4:17.
Ez. 14:17 Of als Ik het zwaard breng over datzelve land, en zeg: Zwaard, ga door,
door dat land, zodat Ik daarvan uitroeie mensen en beesten;
Ez. 36:1 EN gij, mensenkind, profeteer tot de bergen Israëls, en zeg: Gij bergen
Israëls, hoort des HEEREN woord.
Rom. 4:17 (Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld),
voor Hem aan Welken hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt,
en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren.
5 Alzo zegt de Heere HEERE tot deze beenderen: Zie, Ik zal den 12geest in u brengen, en gij zult
levend worden.
12 Dat is, de ziel, in een iegelijk lichaam. Alzo vss. 8, 10. Zie Num. 16 op vers 22.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 120

vers 8 En ik zag, en zie, er werden zenuwen op dezelve, en er kwam vlees op; en Hij
trok een huid boven over hen, maar er was geen geest in hen.
vers 10 En ik profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hen,
en zij werden levend en stonden op hun voeten, een gans zeer groot heir.
Num. 16:22 (kt.) Maar zij vielen op hun aangezichten en zeiden: O God, God der
geesten van alle vlees, een enig man zal gezondigd hebben, en zult Gij U over deze
ganse vergadering grotelijks vertoornen?
6 En Ik zal zenuwen op u 13leggen, en vlees op u doen opkomen, en een huid over u trekken, en
den geest in u geven, en gij zult levend worden; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben.
13 Hebr. geven.
7 Toen profeteerde ik, gelijk mij bevolen was, en er werd een 14geluid als ik profeteerde, en zie,
een 15beroering! En de beenderen naderden, elk been tot 16zijn been.
14 Dit waren tekenen en boden van Gods tegenwoordige majesteit en krachtige
werking, als in het volgende de wind.
15 Of: schudding, beving, beweging. Anders: aardbeving, waarvan het Hebreeuwse
woord veel gebruikt wordt; doch ook van andere beroerten, als Ez. 38:19, 20. Nah.
3:2.
Ez. 38:19 Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: Zo
er niet te dien dage een groot beven zal zijn in het land Israëls!
Ez. 38:20 Zodat van Mijn aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte
des hemels, en het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte dat op het aardrijk
kruipt, en alle mensen die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen
nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen nedervallen, en alle muren
zullen ter aarde nedervallen.
Nah. 3:2 Er is het geklap der zweep, en het geluid van het bolderen der raderen; en
de paarden stampen en de wagens springen op.
16 Zodat de beenderen, die in het leven bij elkander in elk lichaam geweest waren,
in dit gezicht weder samenkwamen, een levendige afbeelding van hetgeen God zal
werken in de opstanding der doden.
8 En ik zag, en zie, er werden zenuwen op dezelve, en er kwam vlees op; en Hij trok een huid
boven over hen, maar er was geen 17geest in hen.
17 Als vers 5.
9 En Hij zeide tot mij: 18Profeteer tot den geest; profeteer, mensenkind, en zeg tot den geest:
Zo zegt de Heere HEERE: Gij geest, kom aan van de vier 19winden en blaas 20in deze gedoden,
opdat zij levend worden.
18 Dat is, verkondig in Mijn Naam dat Ik door Mijn Goddelijke kracht de zielen zal
wederbrengen in deze dode lichamen, enz. Sommigen verstaan door het
woordje geest den wind, en alzo in het volgende van dit vers. Niet dat de wind den
doden het leven of de ziel kan inblazen of geven; maar dat het Gode belieft den wind
te gebruiken tot een voorbode Zijner krachtige werking, om de gelijkheid die er
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 121

enigszins is tussen de werking Gods en de kracht van den wind, en het geblaas van
den wind (waarvan in het volgende) en het geblaas of de adem, die de ziel
voortbrengt in den levende. Vgl. Joh. 20:22. Hand. 2:2, enz.
Joh. 20:22 En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt
den Heiligen Geest.
Hand. 2:2 En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een
geweldigen gedreven wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten.
19 Dat is, van de vier hoeken of delen der wereld. Zie Ez. 5 op vers 10.
Ez. 5:10 (kt.) Daarom zullen de vaders de kinderen eten in het midden van u, en de
kinderen zullen hun vaders eten; en Ik zal gerichten onder u oefenen en zal al uw
overblijfsel in alle winden verstrooien.
20 Of: op, of: blaas deze gedoden aan.
10 En ik profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de 21geest in hen, en zij werden
levend en stonden op hun voeten, een 22gans zeer groot heir.
21 Dat is, ziel, als vers 5.
vers 5 Alzo zegt de Heere HEERE tot deze beenderen: Zie, Ik zal den geest in u
brengen, en gij zult levend worden.
22 Hebr. zeer zeer.
11 Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen, 23die zijn het ganse huis Israëls; zie, zij
zeggen: 24Onze beenderen zijn verdord en onze verwachting is verloren, wij zijn 25afgesneden.
23 Dat is, zij zijn een teken of afbeelding van het huis Israëls, of zij beduiden
datzelve en hun tegenwoordigen staat in Babel.
24 Daar is zo weinig hoop van onze verlossing uit Babel en de wederkomst in ons
land, als er is dat dode, begraven en verrotte mensen en hun verdorde beenderen
weder zouden levend worden. Deze redenen van ongeloof en mistroostigheid waren
de gelegenheid, en geven het oogmerk te kennen, van het voorgaande gezicht.
25 Gelijk takken die afgesneden zijn en van den wortel geen sap kunnen trekken,
moetende dienvolgens vergaan.
12 Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: 26Zie, Ik zal uw graven openen
en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land Israëls.
26 God herhaalt hier summierlijk de lichamelijke en geestelijke beloften die in de
voorgaande hoofdstukken wijdlopig zijn gedaan, gebruikende daartoe figuurlijke
manieren van spreken, die uit het voorgaande gezicht en hun eigen woorden
genomen zijn.
13 En gij zult weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven zal hebben geopend en als Ik u uit
uw graven zal hebben doen opkomen, o Mijn volk.
14 En Ik zal Mijn Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal u in uw land zetten; en gij zult
weten 27dat Ik, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 122

27 Anders: dat Ik de HEERE ben. Ik heb het gesproken, en zal het doen.

Ezechiël 37: 15-28 – Statenvertaling


God zal Juda en Israël herenigen
15 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
16 Gij nu, mensenkind, neem u een 28hout en schrijf daarop: Voor JUDA, en voor de kinderen
Israëls, 29zijn metgezellen; en neem een ander hout en schrijf daarop: Voor JOZEF, het hout van
Efraïm, en van het 30ganse huis Israëls, zijn metgezellen.
28 Een roetje of plat hout. Vgl. Num. 17:2, enz.
Num. 17:2 Spreek tot de kinderen Israëls en neem van hen voor elk vaderlijk huis
één staf van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens
iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf.
29 Versta Benjamin en Levi. Zie 2 Kron. 11:12, 13.
2 Kron. 11:12 En in elke stad rondassen en spiesen, en sterkte ze gans zeer; zo was
Juda en Benjamin zijne.
2 Kron. 11:13 Daartoe de priesters en de Levieten die in het ganse Israël waren,
stelden zich bij hem uit al hun landpalen.
30 Versta de tien stammen, die zich aan Efraïm (als de machtigste) gehouden
hadden en daaronder dikwijls verstaan worden.
17 31Doe gij ze dan naderen, het een tot het ander, tot een enig hout; en zij zullen tot één
worden in uw hand.
31 Dat is, breng ze nabij en tot elkander, dat zij één worden.
18 En wanneer de 32kinderen uws volks tot u zullen spreken, zeggende: Zult gij ons niet te
kennen geven 33wat u deze dingen zijn?
32 Zie Ez. 3 op vers 11.
Ez. 3:11 (kt.) En ga heen, kom tot de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en
spreek tot hen en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE; hetzij dat zij horen zullen, of
hetzij dat zij het laten zullen.
33 Dat is, wat zij beduiden of betekenen, en wat gij daarmede meent, wat daardoor
te verstaan zij. Zie Ez. 24:19.
Ez. 24:19 En het volk zeide tot mij: Zult gij ons niet te kennen geven wat ons deze
dingen zijn, dat gij aldus doet?
19 Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal het 34hout van Jozef, dat in
Efraïms 35hand geweest is, en van de stammen Israëls, zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 123

met hem voegen tot het hout van Juda, en zal hen maken tot een enig hout; en zij zullen 36één
worden in Mijn hand.
34 Dat is, Jozefs nakomelingen, of de Efraïmieten met hun bijgevoegde stammen,
die door dit hout tezamen betekend werden.
35 Dat is, aan de tien stammen, waarvan Efraïm het hoofd tevoren geweest was,
toebehoorde.
36 Gelijk de verdeeldheid en vijandschap tussen Juda en Efraïm (waarvan de
hoofdstad was Samaria) als een afbeelding was van de twee vijandelijke gedeelten
der mensen, namelijk Joden en heidenen, alzo was de vereniging van dezelve een
afbeelding of voorbeeld van de vereniging van de algemene kerk, of van alle
uitverkorenen in de ganse wereld, uit Joden en heidenen, door één Geest en één
geloof, onder één Hoofd, Koning en Zaligmaker, Welke is onze Heere Jezus Christus,
de beloofde Messias. Ofschoon nu enigen van de tien stammen zich met Juda
gevoegd hebben, en alzo tezamen uit Babel zijn opgetogen (1 Kron. 9:3), zo heeft
nochtans de rechte geestelijke vereniging haar aanvang genomen ten tijde van den
Heere Christus en van Zijn apostelen (zie Joh. 4:9, 21, 23, 35, 39, 41. Hand. 2:9, 10,
11; 8:5, 14; 9:31), en is voorts vervolgd onder de Joden, en voornamelijk onder de
heidenen, en zal duren tot aan het einde der wereld, totdat het ganse geestelijke
Israël is beroepen, in Gods hand (dat is, in den Heere Christus, Die in dezen des
Vaders Knecht is, in Wiens hand Hij alles heeft overgegeven, en tot Wien Hij alle
uitverkorenen trekt) in één lichaam of één kerk verenigd en behouden. Zie Matth.
28:19. Hand. 1:8. Rom. 11:25, 26. Ef. 2:13, enz.
1 Kron. 9:3 Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda en van de
kinderen van Benjamin, en van de kinderen van Efraïm en Manasse:
Joh. 4:9 Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een
Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden
houden geen gemeenschap met de Samaritanen.
Joh. 4:21 Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt wanneer gijlieden
noch op dezen berg, noch te Jeruzalem den Vader zult aanbidden.
Joh. 4:23 Maar de ure komt en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader
aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken die
Hem alzo aanbidden.
Joh. 4:35 Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden en dan komt de oogst? Zie,
Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te
oogsten.
Joh. 4:39 En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der
vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles wat ik gedaan heb.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 124

Joh. 4:41 En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil,


Hand. 2:9 Parthers en Meders en Elamieten, en die inwoners zijn van Mesopotámië,
en Judéa, en Cappadócië, Pontus en Azië,
Hand. 2:10 En Frygië, en Pamfylië, Egypte en de delen van Libië, hetwelk bij
Cyréne ligt, en uitlandse Romeinen, beide Joden en Jodengenoten,
Hand. 2:11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken
Gods spreken.
Hand. 8:5 En Filippus kwam af in de stad van Samaría, en predikte hun Christus.
Hand. 8:14 Als nu de apostelen die te Jeruzalem waren, hoorden dat Samaría het
Woord Gods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes;
Hand. 9:31 De gemeenten dan door geheel Judéa en Galiléa en Samaría hadden
vrede, en werden gesticht; en wandelende in de vreze des Heeren en de vertroosting
des Heiligen Geestes, werden vermenigvuldigd.
Matth. 28:19 Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam
des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles
wat Ik u geboden heb.
Hand. 1:8 Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen
zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en
tot aan het uiterste der aarde.
Rom. 11:25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij
(opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël
gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.
Rom. 11:26 En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser
zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob;
Ef. 2:13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden
door het bloed van Christus.
20 De houten nu, op dewelke gij zult geschreven hebben, zullen in uw hand zijn 37voor
hunlieder ogen.
37 Gelijk den profeten dikwijls belast werd, hetgeen hun van God was geopenbaard
het volk alzo levendig en als metterdaad af te beelden en voor ogen te stellen. Vgl.
Jer. 27:2, enz. Ez. 12:3, 4, enz., met de aantt.
Jer. 27:2 Alzo zeide de HEERE tot mij: Maak u banden en jukken, en doe die aan uw
hals.
Ez. 12:3 Daarom, gij mensenkind, maak u gereedschap van vertrekking; en vertrek
bij dag voor hun ogen; en gij zult vertrekken van uw plaats tot een andere plaats
voor hun ogen; misschien zullen zij het merken, hoewel zij een wederspannig huis
zijn.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 125

Ez. 12:4 Gij zult dan uw gereedschap bij dag voor hun ogen uitbrengen, als het
gereedschap dergenen die vertrekken; daarna zult gij in den avond uitgaan voor hun
ogen, gelijk zij uitgaan die vertrekken.
21 Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal de kinderen Israëls 38halen 39uit het
midden der heidenen waarheen zij getogen zijn, en zal hen vergaderen van rondom, en brengen
hen in hun 40land;
38 Als Ez. 36:24.
Ez. 36:24 Want Ik zal u uit de heidenen halen, en zal u uit al de landen vergaderen,
en Ik zal u in uw land brengen.
39 Of: van tussen.
40 Het geestelijk Kanaän, Jeruzalem, den berg Sion, dat is, in Gods kerk, eerst de
strijdende, daarna de triomferende (zie Gal. 4:25, 26. Hebr. 12:22), afgebeeld door
het aardse, waar God de Joden eerst weder inbracht uit Babel.
Gal. 4:25 Want dit, namelijk Hagar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen
met Jeruzalem dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen.
Gal. 4:26 Maar Jeruzalem dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.
Hebr. 12:22 Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion en de stad des levenden Gods,
tot het hemelse Jeruzalem en de vele duizenden der engelen;
22 En Ik zal hen maken tot een enig volk in het land, op de bergen Israëls; en zij zullen allen
tezamen aeen enigen 41Koning tot Koning hebben; en zij zullen niet meer tot twee volken zijn,
noch voortaan meer in twee koninkrijken 42verdeeld zijn.
a Joh. 10:16.
Joh. 10:16 Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik
ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde en één
Herder.
41 Den Messias, onzen Heere Jezus Christus.
42 Hebr. alsof men zeide: gehalveerd zijn.
23 En zij zullen zich niet meer verontreinigen met hun 43drekgoden en met hun 44verfoeiselen
en met 45al hun overtredingen; en Ik zal hen verlossen uit al hun woonplaatsen, in dewelke
zij 46gezondigd hebben, en zal hen reinigen; zo zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot
een God zijn.
43 Zie Lev. 26 op vers 30.
Lev. 26:30 (kt.) En Ik zal uw hoogten verderven en uw zonnebeelden uitroeien en
zal uw dode lichamen op de dode lichamen uwer drekgoden werpen; en Mijn ziel zal
van u walgen.
44 Zie Ez. 20 op vers 7.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 126

Ez. 20:7 (kt.) En Ik zeide tot hen: Een ieder werpe de verfoeiselen zijner ogen weg,
en verontreinigt ulieden niet met de drekgoden van Egypte; Ik, de HEERE, ben uw
God.
45 Of: enige.
46 Namelijk in Babel, Egypte, enz. Zie Jer. 44:8. Ez. 14:3; 20:30, 39, enz.
Jer. 44:8 Tergende Mij door de werken uwer handen, rokende anderen goden in
het land van Egypte, alwaar gij gekomen zijt om daar als vreemdelingen te verkeren;
opdat gij uzelven uitroeit en opdat gij wordt tot een vloek en tot een smaadheid
onder alle volken der aarde?
Ez. 14:3 Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet en
hebben den aanstoot hunner ongerechtigheid recht voor hun aangezichten gesteld;
word Ik dan ernstiglijk van hen gevraagd?
Ez. 20:30 Daarom, zeg tot het huis Israëls: Alzo zegt de Heere HEERE: Zijt gij
verontreinigd geworden in den weg uwer vaderen, en hoereert gij achter hun
verfoeiselen?
Ez. 20:39 En gijlieden, o huis Israëls, alzo zegt de Heere HEERE: Gaat heen, dient een
ieder zijn drekgoden, ook hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt
niet meer Mijn heiligen Naam met uw giften en met uw drekgoden.
24 En bMijn 47Knecht David zal Koning over hen zijn, en zij zullen allen tezamen één 48Herder
hebben; en zij zullen in Mijn rechten wandelen, en Mijn inzettingen bewaren en die doen.
b Jes. 40:11. Jer. 30:9. Ez. 34:23.
Jes. 40:11 Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammekens in Zijn
armen vergaderen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden.
Jer. 30:9 Maar zij zullen dienen den HEERE hun God, en hun Koning David, Dien Ik
hun verwekken zal.
Ez. 34:23 En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen
weiden, namelijk Mijn Knecht David; Die zal hen weiden en Die zal hun tot een
Herder zijn.
47 Zie Ez. 34:23.
Ez. 34:23 En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen
weiden, namelijk Mijn Knecht David; Die zal hen weiden en Die zal hun tot een
Herder zijn.
48 Zie Joh. 10:16.
Joh. 10:16 Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik
ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde en één
Herder.
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 127

25 En zij zullen wonen in het land dat Ik Mijn knecht Jakob gegeven heb, waarin uw vaders
gewoond hebben; ja, daarin zullen zij wonen, zij en hun kinderen en hun kindskinderen tot in
eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal hunlieder Vorst zijn tot in eeuwigheid.
26 En Ik zal een c49verbond des vredes met hen maken; het zal een eeuwig verbond met hen
zijn; en Ik zal hen 50inzetten en zal hen vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn d51heiligdom in het
midden van hen zetten tot in eeuwigheid.
c Ps. 89:4. Ez. 34:25.
Ps. 89:4 Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene, Ik heb Mijn knecht
David gezworen:
Ez. 34:25 En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, en zal het boos gedierte
uit het land doen ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn en slapen in de
wouden.
49 Zie Ez. 34:25.
50 Inbrengen, plaatsen, en doen blijven en beklijven in Mijn kerk. Hebr. geven.
d 2 Kor. 6:16.
2 Kor. 6:16 Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij
zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen
en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
51 Deze manier van spreken is genomen van den staat des Ouden Testaments (als
elders dikwijls), betekenende de genaderijke inwoning Gods onder en in Zijn kerk,
met Zijn Woord, Geest, gunst en zegen. Zie Lev. 26:12. 1 Kor. 3:16. 2 Kor. 6:16. Ef.
2:21, 22. Openb. 21:3.
Lev. 26:12 En Ik zal in het midden van u wandelen en zal u tot een God zijn, en gij
zult Mij tot een volk zijn.
1 Kor. 3:16 Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont?
2 Kor. 6:16 Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij
zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen
en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
Ef. 2:21 Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast
tot een heiligen tempel in den Heere;
Ef. 2:22 Op Welken ook gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in den
Geest.
Openb. 21:3 En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Zie, de
tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn,
en God Zelf zal bij hen en hun God zijn.
27 En Mijn tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot een eGod zijn, en zij zullen Mij tot een
Kritiek bij mijn tekst over de 70 jaarweken en mijn antwoorden 128

volk zijn.
e Ez. 11:20; 14:11.
Ez. 11:20 Opdat zij wandelen in Mijn inzettingen, en Mijn rechten bewaren en
dezelve doen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn.
Ez. 14:11 Opdat het huis Israëls niet meer van achter Mij afdwale, en zij zich niet
meer verontreinigen met al hun overtredingen; alsdan zullen zij Mij tot een volk zijn,
en Ik zal hun tot een God zijn, spreekt de Heere HEERE.
28 En de heidenen zullen weten dat Ik de HEERE ben, Die Israël 52heilig, als Mijn heiligdom in
het midden van hen zal zijn tot in eeuwigheid.
52 Zie Ez. 20:12.
Ez. 20:12 Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken te zijn tussen Mij
en tussen hen, opdat zij zouden weten dat Ik de HEERE ben, Die hen heilig.

Laat ons ook niet doen zoals men in de leer van de bedelingen doet: zaken van Ezechiël zomaar
plakken op het boek Openbaring. Er staan geen letterlijke citaten van het Oude Testament in het
boek Openbaring: maar het staat vol met gedachten die Oud Testamentisch zijn. Steve Moyise,
geeft ook zo een lijst in zijn The Old Testament in the New, An Introduction, Continuum, 2001.
Maar komt onmiddellijk tot deze conclusie: “Wat nog meer verrassend is, is dat Johannes zoveel
geleend heeft van Ezechiël 37-48 en ontkent datgene waar deze hoofdstukken allemaal over
gaan: “Ik zag geen tempel in de stad, want de tempel is de Heer God de Almachtige en het Lam”
(Op.21:22). Dus wanneer Ezechiël spreekt over het meten van de tempel (40:5) en de glorie van
God die de tempel vult (43:2), spreekt Johannes over het meten van de stad (21:15) en de glorie
van God die de stad vult (21:23). Het gebruik van Ezechiël door Johannes bestaat dus zowel uit
opvallende overeenkomsten als uit opmerkelijke verschillen.” (blz.121)

*********

You might also like