Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 11

1

De Ouwe Waerelt

Historisch tijdschrift
voor
Goeree-Overflakkee

Uitgave van de
Historische vereniging
voor
Goeree-Overflakkee

jaargang 18
nr. 52
maart 2018
2

Colofon
‘De Ouwe Waerelt’ is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee ‘De Motte’.
Dit tijdschrift verschijnt 3 maal per jaar.

Lidmaatschap/abonnement: € 30,00 per jaar.


Losse nummers € 9,95.
Aanmelden: Secretariaat ‘De Motte’, Ring 36, 3241 CR Middelharnis,
tel. 0187-846861
historischeverenigingdemotte@gmail.com
Website: www.demotte.nl

Redactie:
A.J. Diepenhorst (voorzitter)
J.C. Both (secretaris)
P. Heerschap
J. Hoving
E. Lassing-van Gameren
K. van Rixoort

Redactiesecretariaat:
J.C. Both, Ring 36, 3241 CR Middelharnis, tel. 0187-846861
secretaris@demotte.nl

ISSN 1568-5764

Druk: Drukkerij Kranse B.V., Sommelsdijk


Ontwerp: Vakwerk Vormgeving, Dirksland

Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee ‘De Motte’


Opgericht: 22 maart 1969 te Middelharnis.
Kamer van Koophandel nummer 40322315
Doel: Onderzoek naar de historie van Goeree-Overflakkee met behulp van archeologie en bronnenonderzoek.

Bestuur:
A.J. Diepenhorst (voorzitter), Juliana van Stolberglaan 20, 3241 GL Middelharnis
arjendiepenhorst@gmail.com
J.C. Both (secretaris), Ring 36, 3241 CR Middelharnis, tel. 0187-846861
secretaris@demotte.nl
H.C. Bosloper (penningmeester), Van Schendelstraat 7, 3261 SJ Oud-Beijerland, tel. 0186-618815
bertbosloper@gmail.com
S. Olivier, Schoenerkade 76, 2725 ET Zoetermeer, tel. 079-8892142
riasolivier@ziggo.nl
A. Meijs, Stationsweg 3, 3241 EA Middelharnis
alisameijs@outlook.com
J.M. Westdorp, Sperwer 6A, 3245 DK Sommelsdijk
m.westdorp@rgomiddelharnis.nl

Bank:
De Motte, Goeree-Overflakkee
Rabobank
IBAN NL61 RABO 0314 1188 10

Afbeelding omslag:
Drie platbodems uit Romeinse tijd door Mikko Kriek (tekening met toestemming van M. Kriek, BLC-Support en Hazenberg)
1

Van de redactie
Inhoud Lente
Het zonnetje laat zich zo af en toe even voorzichtig zien.
2
Na de laatste weekjes vorst begint het voorjaar nu toch echt te
Goeree in de Romeinse tijd
komen. Het naderen van de lente betekent echter ook dat het
H.C. Bosloper
winterprogramma van de Motte weer bijna voorbij is.
We waren erg blij met de gehouden lezingen en in het bijzonder
met uw interesse. Ieder jaar proberen we weer een aantrekkelijk
programma samen te stellen. Ondertussen zijn we aan het
brainstormen voor het programma van het komende seizoen.
Heeft u suggesties voor boeiende verhalen en sprekers over de
8 geschiedenis en/of archeologie van Goeree-Overflakkee, dan houden
Het raadhuis van Ooltgensplaat we ons van harte aanbevolen!
J.C. Both Achter de schermen zijn we begonnen met de voorbereidingen van
ons naderend jubileum. In 2019 bestaat onze vereniging namelijk
vijftig jaar en we willen dit op gepaste wijze vieren.

Naast onze zichtbare activiteiten wordt er door het bestuur ook


veel onzichtbaar werk verricht. Het penningmeesterschap en het
14 bijhouden van de ledenadministratie zijn daar een goed voorbeeld
Archeologische verkenning Weststraat 22 te Ouddorp van. Momenteel zijn de jaarstukken over het jaar 2017 net gereed
S. Olivier en worden de contributiebedragen over 2018 gecontroleerd.
De meeste leden betalen trouw ieder jaar tijdig hun contributie.
Een enkeling dient zijn/haar betaling nog te verrichten, maar we
gaan ervan uit dat over niet al te lange tijd van een ieder de betaling
hebben ontvangen. Wat ons opvalt is dat veel leden naast de
jaarlijkse contributie ook een extra gift aan ons overmaken.
17 Zonder de betaling van uw contributie, uw vrijwillige giften,
Van oude sluizen, het water dat moet stromen: de bedragen die we ontvangen tijdens de lezingen, de bijdragen van
de uitwatering van Oude-Tonge in de loop der tijd diverse ondernemingen en de gemeentelijke subsidie zouden wij ons
E. Lassing-van Gameren werk nooit kunnen uitoefenen. Om het belangrijke administratieve
werk in de toekomst te kunnen blijven doen, zijn we overigens
dringend op zoek naar iemand die ons komt versterken op het
gebied van de ledenadministratie.

Na de afgelopen themanummers hebben we bewust gekozen voor


een gevarieerd aanbod. Zo is er in deze editie voor ieder wat wils.
22
Namens de redactie wens ik u veel plezier toe bij het lezen en
Quade seijlen (deel 1) De visserij van Middelharnis
bekijken van deze ‘Ouwe Waerelt’.
en de Duinkerker kapers tijdens de Negenjarige Oorlog
en de Spaanse Successieoorlog
M. Jongejan Arjen Diepenhorst

30
Eén scherf maakt een kan of kruik
S. Olivier

31
Een Limoges-gesp uit Ouddorp*
R.P.H. Proos
32
Column

33
Verenigingsnieuws
22

Quade seijlen (deel 1)


De visserij van Middelharnis en de Duinkerker kapers tijdens de Negenjarige Oorlog
en de Spaanse Successieoorlog
Door: M. Jongejan

In De Ouwe Waerelt van april 2017 is uitgebreid beschreven hoezeer de visserij van
Middelharnis te lijden had van Engelse kapers gedurende de Bataafs Franse tijd
(1795-1813). Honderd jaar eerder was ons land samen met Engeland twee keer in oorlog
met Frankrijk. Deze keer waren het Franse kapers die de zee onveilig maakte.
Hoe doorstond de visserij van Middelharnis deze beide oorlogen tussen 1688 en 1713?

Lodewijk XIV, die tussen 1661 en 1715 in Frankrijk aan de macht De oversteek van de vloot naar Engeland
was, koesterde de ambitie om zijn grondgebied uit te breiden tot Begin oktober 1688 lag op de rede van Hellevoetsluis, de
aan de Rijn, ten koste van Duitse gebieden en de Nederlanden. marinebasis van de Admiraliteit van de Maze, de indrukwekkende
Karel II, de koning van Spanje die ook over de Zuidelijke vloot van stadhouder Willem III gereed om de oversteek
Nederlanden heerste, en de Oostenrijkse keizer Leopold I deden naar Engeland te maken. De vloot bestond, naast 48 grote
weinig om weerstand te bieden aan de Franse koning. De strijd om oorlogsschepen en 28 kleinere, ook uit 300 ingehuurde
de machtsbalans in Europa kreeg in 1685 een religieuze dimensie koopvaardijschepen en 60 visserspinken om het leger, dat nodig
met de herroeping door Lodewijk van het uit 1598 daterende Edict was voor de invasie van Engeland, te vervoeren. Drie weken lang
van Nantes. Hiermee kwam een eind aan de godsdienstvrijheid van kon de vloot niet uitvaren vanwege aanhoudende zuidwestenwind.
de hugenoten in Frankrijk. In 1685 kwam in Engeland de katholieke De aanhangers van Willem III in Engeland gingen in gebed voor een
koning Jacobus II aan de macht, die in de jaren erna de positie van gunstige oostenwind, een “protestantse wind”. Pas eind oktober
de katholieken in zijn land versterkte. draaide de wind naar het noordoosten, waarna de vloot op
In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was Willem 29 oktober de zee op ging. De wind veranderde op
III stadhouder. Hij was protestant en gehuwd met Mary Stuart, 30 en 31 oktober in een zuidwesterstorm. De vloot was tijdig
een dochter van de katholieke Engelse koning Jacobus II. De door een “katholieke wind” onderschept. Na het repareren van
Republiek wist zich eerst afzijdig te houden van het Europese de opgelopen schade voeren de schepen op 11 november met
strijdtoneel. Frankrijk probeerde de economie van de Republiek te oostenwind en helder zicht opnieuw uit.1
dwarsbomen met hoge invoertarieven op Nederlandse koopwaar,
waarna de anti-Franse stemming groeide. Vanaf het moment dat
de protestantse godsdienst in het geding kwam nam de bereidheid
om aan de gewapende strijd deel te nemen in de Republiek
toe. De dreiging dat Frankrijk en Engeland, evenals in 1672,
tegen de Republiek samen zouden spannen was groot. Engelse
protestanten deden nadrukkelijk een beroep op Willem en Mary
om hen te steunen. Amsterdamse regenten waren graag bereid
om de economische politiek van de Fransen te breken door middel
van financiering van de invasievloot. In de loop van 1688 kwam
dan ook geld beschikbaar voor de expeditie van Willem III naar
Engeland.

Vloot van Willem III te Hellevoetsluis, 28 oktober 1688. Ets door Daniël Marot. Titelpagina van het ‘Dubbelt Emausje’ van Tannetje Blok.
Collectie Rijksmuseum De eerste druk verscheen rond 1690
23

In totaal zijn ruim vijftienduizend man en meer dan vierduizend


paarden overgezet. De publieke belangstelling voor deze
omvangrijke en zeer kostbare maritieme operatie was voor
toenmalige begrippen enorm. De voorbereidingen zullen ook vanaf
de eilanden Goeree en Overflakkee deels te volgen zijn geweest.
De vissers en de beurtschippers moeten het in ieder geval van nabij
gezien hebben.
Zeer onder de indruk was de Middelharnisse dichteres Tannetje Blok
(1660-1690). Zij schreef “Een Nieuw Lied, gemaakt over het gaan
van onze Hollandsche Vloot na Engeland”, met daarin de passage:
“Zegent den Edelen Vorst Nassou
Met al de Officiers getrou,
En de Soldaten,
Die ’t onzer baten,
Wagen haar Lyf en Leven nou”.2 Schets van de haven van Middelharnis na uitbreiding van 1675.
Uit ‘De Vischafslag van Middelharnis 1597-1856’ door Ulbo J. Mijs.
De invasie van Engeland had tot gevolg dat Jacobus II van de Tekening is gemaakt door de auteur
troon werd gestoten. Hij vluchtte op 28 december en kreeg asiel
in Frankrijk. De machtsovername, die te boek staat als de Glorious om het reglement van de visafslag aan te scherpen. Er werd nog
Revolution, is bezegeld op 23 februari 1689 met de kroning van eens nadrukkelijk bepaald dat ook vis van “buyte visschers” onder
Willem en Mary tot koning en koningin van Engeland. het afslagrecht viel. De ambachtsheren hadden geen mogelijkheid
Voor Lodewijk XIV was de expeditie van Willem III aanleiding om de betreffende vissers sancties op te leggen. Maar tegenover de
om eind november 1688 de oorlog aan de Republiek der Zeven ventjagers hadden ze wel een machtsmiddel. De ventjagers kochten
Verenigde Nederlanden te verklaren. de vis op krediet. Zo konden ze zonder tijd te verliezen met de verse
Het jaar 1688 markeerde voor de Republiek het begin van een waar gelijk doorvaren en betaalden pas als ze een volgende keer
kwart eeuw oorlogvoering, met een onderbreking van slechts weer vis kwamen kopen. Alleen ventjagers “van bekende soliditeit”,
enkele jaren. De oorlogen werden zowel op het land als op zee die al ingeschreven waren bij de visafslag, konden op krediet kopen.
uitgevochten. Op de Noordzee zorgden kapers uit Frankrijk Zaken doen met vissers die het afslagrecht ontdoken, beschadigde
jarenlang voor een onveilige situatie voor de vissersschepen en de de reputatie van de ventjager. Het instrument van kredietverlening
koopvaardijschepen. voorkwam dat vreemde vissers het afslagrecht ontdoken. Het
monopolie op de visafslag in het Goereese Gat bleef tot in de
De visserij van Middelharnis rond 1675 negentiende eeuw gehandhaafd.
De geschreven geschiedenis van de visserij van Middelharnis De Staten van Holland en West-Friesland, het bevoegd orgaan voor
begint met de oprichting van de visafslag in 1598. De afslag was deze zaken, ratificeerden in 1681 de aangepaste keur, omdat er
van groot belang voor de vissers, omdat vraag en aanbod hier bij behoefte was aan een nieuw reglement vanwege “veranderingh van
elkaar gebracht werden. Bij terugkomst in de haven konden ze tijden” en de “aengroeijinge van neringe”. Zij stelden als eis dat de
altijd hun vangst kwijt. De pachtopbrengst van de afslag leverde keur ondertekend moest worden door de “meeste ofte voornaemste
jarenlang voldoende geld op om de haven goed toegankelijk te visschers”. Twintig stuurlieden, van visschuiten behorend tot deze
houden. Dertien stuurlieden ondertekenden de keur (het reglement) categorie, hebben zich op 29 december 1682 aan de nieuwe
op de visafslag in 1598, waar we uit afleiden dat de vissersvloot keur op de visafslag geconfirmeerd.4 Waarschijnlijk waren dit
uit minimaal dertien schepen bestond. De vloot is gedurende de de stuurlieden van de grotere, zeegaande visschuiten die de
zeventiende eeuw gestadig gegroeid; anno 1682 waren er minimaal beugvisserij langs de kusten van de Noordzee bedreven. Zij hadden
twintig schepen. het meeste belang bij de visafslag. Deze schuiten hadden meestal
Door de groei van de vloot bood de oude kaai te weinig ligplaatsen. twee tot vier eigenaren (reders), waaronder de stuurman. Het aantal
Hierbij moet bedacht worden dat niet alleen de vissersvloot, maar bemanningsleden varieerde, het waren er minimaal zeven en op
ook ventjagers en marktschippers de haven van Middelharnis als grotere schuiten twaalf. De schuiten waren voorzien van een bun,
thuishaven hadden. De havenmonding werd in 1675 verbreed en er een afdeling in het ruim van het schip waar het zeewater doorheen
kwam een kostbare kademuur met ligplaatsen langs het Vingerling. stroomde, zodat de vis levend vervoerd kon worden.
Met de vrijgekomen grond is een dijk (Vissersdijk) opgeworpen. De keur vermeldt dat er naast grote schuiten ook kleine schuiten
Aan de oostkant van de haven is in hetzelfde jaar een scheepswerf waren. In de transportakten (verkoopakten) van schuiten uit de
aangelegd door Claes Pieterse.3 jaren 1683 tot 1690 komt vaak de term visschuit voor, maar ook
Op de visafslag van Middelharnis werd overwegend verse de benamingen waterschuit, kromstevenvisschuit, scholschuit
kabeljauw en schelvis verhandeld. De vis ging voor een belangrijk of staalschuit en botschuit.5 De diversiteit aan benamingen laat
deel naar steden in de Zuidelijke Nederlanden als Antwerpen en zien dat de vissers van Middelharnis verschillende soorten visserij
Mechelen. Alle vis die via het Goereese Gat werd aangevoerd, beoefenden: kustvisserij op de Noordzee en in het Goereese Gat,
moest op deze afslag verhandeld worden. Vissers uit andere op de rivier Flakkee, op het Haringvliet en mogelijk ook op de
plaatsen dan Middelharnis vonden het niet altijd vanzelfsprekend Zeeuwse stromen. Er waren schuiten die elke dag af en aan voeren
dat ze in Middelharnis afslagrecht moesten betalen. Naarmate de en schuiten die langer wegbleven. Vishandelaren werden aangeduid
bedrijvigheid toenam kwam het ook vaker voor dat deze vissers het als “ventjagers ofte corders”, dat wil zeggen dat ze vis inkochten
afslagrecht ontdoken en hun vangst rechtstreeks verkochten aan en vervoerden en daarnaast ook zelf visten met een “corde” of
ventjagers. De ambachtsheren van Middelharnis, die bevoegd waren schrobnet, een trechtervormig sleepnet.6 De ventjagersschuiten
om over de afslag te beslissen, zagen zich in 1678 genoodzaakt waren evenals de visschuiten van een bun voorzien.
24

is ingetrokken en opnieuw uitgevaardigd, werd onder meer een


uitzondering gemaakt voor de schuiten van de kleine visserij die
uitvaren om verse vis aan te brengen.8
De Negenjarige Oorlog eindigde op 20 september 1697 met de
Vrede van Rijswijk, De vredesvoorwaarden waren al in 1695
opgesteld, maar het duurde nog tot 1697 voor de vrede tot stand
kwam. Lodewijk XIV erkende Willem III als Koning van Engeland
en Frankrijk moest de veroverde steden in Zuidelijke Nederlanden
aan Spanje teruggeven. De handelsbelemmeringen werden
teruggedraaid.

Duinkerken als kapersnest


Na de verovering van Duinkerken door de Spanjaarden tijdens
de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) ontwikkelde deze haven
zich als kapersnest. De hertog van Parma gaf in 1583 de eerste
kaperbrieven uit en Duinkerken werd versterkt als vesting. Na het
Twaalfjarig Bestand (1609-1621) waren per jaar 229 kaperschepen
actief vanuit Duinkerken, de piek was het jaar 1632 met 350
schepen. Op bevel van de Staten-Generaal waren de kapiteins van
Een scholschuit die zijn korde inhaalt. Uit: ‘Verzameling van vier en tachtig stuks
Hollandsche schepen’ door Gerrit Groenewegen (Rotterdam 1789)
oorlogsschepen vanaf 1587 verplicht om gevangen genomen kapers
over boord te werpen, “het recht van voetspoeling” genoemd.
Totdat de oorlog zich in 1688 aandiende ontwikkelden de visserij De wreedheden op zee werden door deze maatregel over en weer
en de vishandel van Middelharnis zich voorspoedig. Dit blijkt uit zeer in de hand gewerkt. Vanaf 1632 werden de krijgsgevangenen
de uitbreiding van de haven met meer ligplaatsen, de nieuwe over en weer humaner behandeld.9
scheepswerf en een nieuw reglement op de visafslag vanwege de
groeiende nering.
Om losgelden voor de schepelingen te verkrijgen
De Negenjarige Oorlog (1688-1697)
Twee weken na het begin van de expeditie van stadhouder Willem werd op Overflakkee een inzameling gehouden
III naar Engeland verklaarde Lodewijk XIV de oorlog aan de
Republiek. Willem III wist in 1689 en 1690 een grote coalitie
tegen Frankrijk te vormen, bestaande uit onder meer de Republiek, Bovenop het altijd dreigende gevaar van het vergaan van visschuiten
Engeland, Oostenrijk en Spanje. Het belangrijkste doel van de vormde de kaapvaart tijdens de Tachtigjarige Oorlog een groot risico
stadhouder was het indammen van de expansiedrift van Lodewijk voor de vissers. Ook de vissers van Middelharnis kregen met de
XIV. De Franse legers waren tussen 1690 en 1695 in de Zuidelijke Duinkerker kapers te maken. Diverse schepen met opvarenden zijn
Nederlanden succesvol in het veroveren van steden als Bergen en in handen van kapers gevallen. Om losgelden voor de schepelingen
Charleroi, die voorheen in Spaanse handen waren. Op zee lagen te verkrijgen werd op Overflakkee een inzameling gehouden.
de krachtsverhoudingen andersom. De Engelse en Nederlandse De vissers namen het initiatief om een voorziening in het leven te
marines brachten samen een grotere oorlogsvloot op dan Frankrijk. roepen, waaruit de kosten van losgelden betaald konden worden en
De Franse vloot leed in het voorjaar van 1692 een grote nederlaag nabestaanden ondersteund konden worden.
bij Barfleur en La Hougue (bij Cherbourg). Omdat de marine niet Ook reders die hun schepen verloren kregen een tegemoetkoming.
sterk genoeg bleek, kozen de Fransen voor een nieuwe strategie. De ambachtsheren van Middelharnis vaardigden in 1626 een keur
De “guerre d’escadre”, waarbij marineschepen in eskaders uit, waarin bepaald werd dat bij de verkoop van vis per afslag tien
tegen elkaar vochten, werd ingeruild voor de “guerre de course”, cent verzekeringspremie werd geheven. Tussen 1626 en 1637 zijn
de kaapvaart of commissievaart. Kaapvaart was iets anders uit deze voorziening regelmatig uitkeringen gedaan aan reders en
dan piraterij, want het was een legitieme, door de overheid aan nabestaanden. In 1637 begonnen de vissers te morren over
goedgekeurde activiteit. Particulieren kregen van de overheid de hoge lasten. Aangezien de vissers zelf de belanghebbenden
toestemming voor het kapen van vijandelijke schepen. Deze waren, gingen de bestuurders akkoord met het afschaffen van
toestemming of lastgeving heette “commissie”. Het opzetten van deze regeling.10 Duinkerken bleef tot 1658 een Vlaamse stad
speciale kaapvaartrederijen was in de oorlogvoerende landen onder Spaans bestuur. In 1658 is Duinkerken ingenomen door de
een lucratieve bezigheid. In Frankrijk huurden particuliere Fransen. Tijdens de Negenjarige Oorlog lag de focus van Frankrijk
kaapvaartrederijen ook marineschepen in. Officieren van de de eerste jaren op de zeeoorlog met marineschepen. In de loop van
marine van Lodewijk XIV kregen toestemming om onder bepaalde 1692 kwam de nadruk te liggen op de kaapvaart met als doel de
voorwaarden kaapvaartrederijen met marineschepen op te zetten of koopvaardij en de visserij van Engeland en de Republiek zo zwaar
hier aandelen in te nemen. De scheidslijn tussen de Franse marine mogelijk te treffen. Boulogne, Calais en Duinkerken waren de
en de particuliere commissievaart vervaagde hierdoor.7 belangrijkste havens in het noorden van Frankrijk. In het Kanaal en
In verband met de oorlogsomstandigheden verboden de op de Noordzee waren vooral de Duinkerkers actief en in mindere
Staten-Generaal in een plakkaat van 6 januari 1691 alle mate de kapers van Calais. Het aantal kaperschepen lag tussen
scheepvaart, zowel de handelsvaart als de visserij, op straffe van 1688 en 1697 beduidend lager dan in de periode 1620-1640.
het verbeurd verklaren van schepen, viswant, zout en tonnen. In dit Er waren geen honderden maar enkele tientallen Duinkerker kapers
plakkaat, dat gedurende de Negenjarige Oorlog een aantal keren tegelijkertijd actief op de Noordzee.
25

De verhoogde activiteit van de Duinkerker kapers vanaf 1692 is Om de Franse commissievaart te bestrijden was de
terug te zien in het aantal “prijzen” en het aantal “rantsoeneringen” geallieerde marine actief op de Noordzee, het Kanaal, in de
in grafiek 1. Prijzen zijn daadwerkelijk naar Duinkerken opgebrachte Westerscheldemonding en het Maasmondgebied. De eskaders
schepen en rantsoeneringen zijn schepen die door betaling van hadden onder meer als taak om de havens van Duinkerken en
losgeld vrijuit gingen. Rantsoeneren werd meer en meer de regel. Dieppe te blokkeren. Maar de Franse kapers wisten vaak te
Dit had de volgende achtergrond. Duinkerken lag bij de ingang van ontsnappen omdat ze goed op de hoogte waren van de zandbanken
het Kanaal, aan een drukbevaren zeeroute, waar veel geallieerde en de ondiepten voor de Vlaamse kust. Onder de kapers van de
schepen aanwezig waren. Het meevoeren van een waardevolle Republiek waren de Zeeuwen koploper, maar Zeeuwse kapers waren
prijs, bijvoorbeeld een groot koopvaardijschip, naar de haven niet massaal aanwezig op de Noordzee. De meest waardevolle
van Duinkerken was tijdrovend en riskant. Rantsoeneren was Franse buit troffen ze elders aan. Ze brachten 94 procent van hun
eenvoudiger. Het ging als volgt: een schip werd aangehouden, er prijzen op in de Middellandse Zee, de Golf van Biscaje en het
werd met de schipper onderhandeld over het losgeld (het rantsoen) Kanaal. Slechts zes procent van de buit kwam van de Noordzee.13
en een van de bemanningsleden ging aan boord van het kaperschip
als gijzelaar. Deze gijzelaar kwam in de gevangenis van Duinkerken Assurantie van visschuiten
terecht. Na betaling van het losgeld kwam de gijzelaar vrij. Bij de aanvang van de Negenjarige Oorlog was er geen onderlinge
Een kaperschip kon op die manier per dag vele schepen verzekering meer voor de visserij van Middelharnis. De voorziening
aanhouden. Een ander voordeel van rantsoeneren was dat het die in 1626 opgericht was hield in 1637 op te bestaan. Men was
minder gevangenen opleverde dan het prijsnemen en opbrengen aangewezen op andere manieren om de risico’s af te dekken.
van schepen waarbij de hele bemanning vastgezet werd. Het Rond 1600 is in de koopvaardij het verzekeren van schip, lading
bracht minder kosten voor het levensonderhoud van gevangenen en bemanning tegen de gevaren op zee in zwang geraakt. In
met zich mee. In 1691 werd zestig procent van de 95 schepen Amsterdam kwam in 1598 een assurantiekamer tot stand met een
als prijs opgebracht naar de haven van Duinkerken en veertig ordonnantie waarin de regels waren vastgelegd. Middelburg volgde
procent gerantsoeneerd. In 1694 (338 schepen) bestond ruim een in 1600 het Amsterdamse voorbeeld en Rotterdam in 1604.14
kwart uit prijzen en driekwart uit rantsoeneringen. De verhouding Het aanbieden van verzekeringen was in de zeventiende eeuw een
prijzen-rantsoenen was totaal gewijzigd.11 In het geval van de nevenactiviteit van kapitaalkrachtige kooplieden. Zeeuwse reders
vissersschepen met verse vis aan boord was de bederfelijkheid van en reders uit Maassluis en andere steden in het Maasmondgebied
de lading ongetwijfeld ook een overweging om voor rantsoenering te maakten rond 1640 gebruik van Middelburgse assuradeurs om hun
kiezen. hoekers te verzekeren.15
Een kenmerk van de kaapvaart van Duinkerken tijdens de In het Rechterlijk Archief van Middelharnis zijn uit de periode van
Negenjarige Oorlog was, naast de vele rantsoeneringen, ook de de Negenjarige Oorlog diverse documenten bewaard gebleven,
gemiddeld geringe waarde van de opgebrachte prijzen, veelal waaruit blijkt dat de visschuiten verzekerd werden en welke
vissersscheepjes en kustvaarders. Ter vergelijking: kapers uit afspraken er golden. Uit de maanden januari en maart 1691 zijn
Middelburg, Veere, Zierikzee en vooral Vlissingen brachten 856 zeven taxatierapporten met het oog op verzekering bewaard.
prijzen binnen met een waarde van dertien miljoen gulden. Zes schuiten hadden een getaxeerde waarde tussen de zeshonderd
De Duinkerkers maakten 622 schepen buit, waarmee bijna drie en negenhonderd gulden per schuit. De Eendragt was veel meer
miljoen gulden aan inkomsten werd gerealiseerd.12 Het zijn deze waard dan de andere schuiten. De getaxeerde waarde was
karakteristieken en de geografische nabijheid die maakten dat 2.400 gulden. Waarschijnlijk was het een nieuwe schuit en wellicht
de Duinkerkers een groot gevaar vormden voor de vissers van ook een grotere schuit dan de andere zes. De visschuiten werden
Middelharnis, de meest zuidelijk gelegen Hollandse vissersplaats. in 1691 in Rotterdam verzekerd bij Jacob Cudde, assuradeur en
De kaapvaart was, zoals gezegd, een door de overheid koopman. Hij werkte met verschillende tussenpersonen, zoals de
gelegitimeerde en gereguleerde activiteit. In de Republiek, in makelaars Leendert van den Hoeck uit Maassluis en
Engeland en in Frankrijk functioneerden prijsrechtbanken die de N. van Leeuwen, wiens voornaam en woonplaats niet vermeld
rechtmatigheid van prijsnemingen vaststelden. staan. Met deze twee makelaars deden de stuurlieden en reders
uit Middelharnis zaken. De assurantiepremie bedroeg per maand
zes procent van de waarde van de schuit. De stuurlieden betaalden
telkens voor een maand premie aan. De exacte datum van vertrek
werd in Middelharnis aangetekend.16 Een attestatie uit oktober
1691 werpt licht op de praktische gang van zaken. Per reis werd de
assurantie voor vertrek aangemeld bij Tomis Herweijer, koopman,
schipper en een van de schepenen van Middelharnis. De stuurlieden
Gerrit Koning van de Orangienstam en Huibregt Koninck van de
Eendragt hebben op 27 september 1691, alvorens te vertrekken
voor een visreis, de assurantie zoals gebruikelijk aangezegd
bij Tomis Herweijer. Herweijer was niet thuis (hij was in zijn
“ajuinveld” bezig), maar zijn vrouw zou de boodschap overbrengen,
hetgeen ze ook heeft gedaan. Bij thuiskomst heeft hij de assurantie
ingeschreven. Herweijer verklaarde: “dat hij in vorige tijden op het
versoeck van de voorz asseuradeurs altoos soodanige de aensettinge
Grafiek 1. Aantal prijzen en rantsoeneringen Duinkerker kapers 1688-1697 voor verscheijde en diverse der geasseureerde stierluijden heeft
Bron: Villiers, Marine royale, 131.
gedaan, waer mede de asseuradeurs altijt hebben genomen
contentement, sonder anders”.17
26

Deze keer was er kennelijk verschil van mening met de assuradeur, Een dergelijke akte kon dienen als bewijsmateriaal als er een
die – zo blijkt uit een document van december 1691 – wel de conflict zou ontstaan over het uitbetalen van de schade. Men
assurantiepenningen incasseerde, maar geen enkel schriftelijk nam het zekere voor het onzekere omdat het vertrouwen in de
bewijs overlegde. Er waren meer negatieve ervaringen met Jacob assuradeurs een deuk opgelopen had.
Cudde. Aan het eind van het jaar 1691 zijn de grieven nauwkeurig Vooral in de maanden februari tot en met mei 1693, het topjaar
opgetekend. Stuurlieden en reders van negen schuiten deden hun voor de Duinkerkers zoals blijkt uit grafiek 1, hadden de vissers
verhaal over het betalen van assurantiepenningen. Bijvoorbeeld veel te duchten. De Vlaemschen Boer, de Rosbeijer en de Meestoof
Pieter Gerritsz Kas die via collega-stuurman Michiel Stevens de zijn op respectievelijk 14, 20 en 26 februari tijdens de visnering
eerste maand assurantie voor zijn schuit de Oranjeboom bij Cudde in zee door een kaper achtervolgd. Jan van Kakum was met de
voldeed. Vlaemschen Boer zelfs drie keer de klos. Pieter Gerritsz Kas liet nog
“En dat daer op hij, Kas, in zee is gevaren den 23 februarij 1691 en als bijzonderheid optekenen dat de kapers het achtergelaten vistuig
naer t verschijnen van een maent daar naer aan de voorzeide heer meegenomen hadden.
Cudde door ijmande de betalinge laten doen tot vier maanden toe Uit onderstaand overzicht van de schadegevallen van 1692 tot
inkluijs en de laetste vijfde maent heeft hij, Kas, aen de gemelde en met 1694 blijkt dat de vissers de meeste overlast van kapers
heer Jacob Cudde in persoon selfs betaelt, sonder dat hem, Kas, ondervonden tussen half februari en begin mei. De bedragen van de
in de voorzeide vijf maanden ooijt een police [polis] getoont, gehat, schade lopen uiteen van drie gulden tot 115 gulden en zes stuivers
gepresenteert of geëxposeert is”. (dertig cent).
Voor de Oranjeboom, getaxeerd op negenhonderd gulden, is in
vijf maanden tijd 270 gulden aan assurantiepenningen betaald, een stuurman schuit Datum schade gld stuivers
Eck, Floris Dircxs van Den Oliphant 1692-04-05 55
premie van zes procent van de waarde van de schuit per maand. Kakum, Michiel van Doornekroon 1692-04-05 52
De zaak werd niet tot tevredenheid opgelost. Op 10 juli 1692 Kas, Pieter Gerritsz Orangienboom 1692-08-07 60
machtigden de reders van de Eendragt en van de Orangienstam ene Kakum, Jan van Vlaemschen Boer 1693-02-14 59 8
Isaac Le Petiet, om hen te verdedigen in de zaak tegen Jacob Cudde Kalis, Aren Willemsz Rosbeijer 1693-02-20 75 5
Kakum, Steven Willemsz van Meestoof 1693-02-26 37 12
voor de Kamer van het Zeerecht Rotterdam.18 Kakum, Jan van Vlaemschen Boer 1693-03-11 3 0
Mogelijk heeft de ontevredenheid met de Rotterdamse assuradeur Kakum, Jan van Vlaemschen Boer 1693-04-07 28 4
ertoe geleid dat men zijn heil op den duur in Middelburg zocht. Kas, Pieter Gerritsz Orangienboom 1693-04-11 72 1
In 1697 was er althans tenminste een schuit in de Zeeuwse Abeele, Jan Pampiere Mole 1693-04-11 115 6
Cijsje, Aren De Koeije 1693-05-01 61 6
hoofdstad verzekerd: de Pampiere Mole. De reders van deze Cijsje, Aren De Koeije 1693-05-06 6 12
schuit waren in mei 1697 klant bij assuradeur Vleijschhouwer Michiel Stevens Zeereijger 1694-03-10 18 19
in Middelburg, die de uitbetaling van een geleden schade via Jacob Stoffels De Vleermuijs 1694-03-18 57 6
notaris Huijge in Middelburg liet verzorgen. De premie was door
de oorlogsomstandigheden opgelopen tot tien procent per maand. Tabel 1. Veertien schadegevallen, 1692-1694, gemeld door vissers uit
Middelharnis. Rechterlijk Archief Middelharnis, inv, nr. 23, 9 mei-12 mei 1693
Stuurman Jan Arensz Koning schakelde procureur Abraham de en 26 mei 1694; inv. nr. 34, 17 april 1692 en 21 augustus 1692; inv. nr. 35,
Swarte, eveneens in Middelburg, in om een bedrag van negentig 14 juni 1694.
gulden en zes stuivers te innen, dat hij nog van de assuradeur
tegoed had.19 De veertien verklaringen zijn allemaal op dezelfde manier
geformuleerd. Als voorbeeld geven we de inhoud van het
document weer over de schade aan het viswant van de Pampiere
Mole, opgetekend op 10 mei 1693. Voor de dienstdoende
De vissers van Middelharnis werden in schepenen, Cornelis Kaiser en Johannis Trommel, verschenen drie
dat jaar volop met de kapers geconfronteerd bemanningsleden van stuurman Jan Abeele, te weten Jacob Dircxs
van Eck, Jan Cornelisz Wafelbacker en Pieter Leendertsz Koutijser.
Ze verklaarden dat ze op 11 april 1693 in zee bezig waren met de
Schade aan vistuig door vijandige kapers visnering toen ze door een kaper “van daer sijn gejaegt”.
Uit de taxaties en de verklaringen over de assurantie blijkt dat
de visserij in Middelharnis in ieder geval vanaf 1691 beïnvloed
werd door de oorlogsomstandigheden. In 1692 nam de activiteit
van de Duinkerkers toe, zoals in grafiek 1 te zien is. De vissers
van Middelharnis werden in dat jaar volop met de kapers
geconfronteerd.
Op 4 mei 1692 achtervolgden zes kapers de visschuiten de
Oliphant, stuurman Floris Dircxs van Eck, en de Doornekroon,
stuurman Michiel van Kakum. Enkele maanden later was het
Pieter Gerritsz Kas met de Orangienboom. Om aan de vijand te
kunnen ontsnappen moesten de schuiten snel het Goereese Gat
in varen. Ze hadden geen tijd om hun viswant binnen te halen en
zagen zich genoodzaakt het viswant in zee te laten staan. Dit deed
zich in het voorjaar van 1692 drie keer voor, in 1693 negen keer en
in maart 1694 twee keer. De stuurlieden van de schuiten lieten over
de schades een akte opmaken door de schepenen van Middelharnis, De beug. Bovenaan de jonen (drijvers), links het anker, verticaal de bakenlijnen,
horizontaal onderaan de beug- of hoekwantlijnen.
met een specificatie van het verloren gegane tuig.
Uit: ‘De Grootvisscherij op de Noordzee’ door A. Hoogendijk Jz. (Haarlem 1893)
27

Ze waren genoodzaakt hun viswant te verlaten en verloren: zestig gulden gebruikelijk was, geen bijzonder hoog bedrag.21
70 lijnen hoekwant van 24 stuivers per stuk: 91 gulden en In het voorjaar van 1695 zijn nog drie van dergelijke verklaringen
4 stuivers vastgelegd.
25 lijnen hoekwant van 13 stuivers de lijn:16 gulden en 5 stuivers
2 jonen van 36 stuivers per stuk: 3 gulden en 12 stuivers In de winter van 1695-1696 werden de Eendragt en de
2 bakenlijnen van 35 stuivers per stuk: 3 gulden en 10 stuivers Doornekroon voor respectievelijk twee derde en driekwart verzekerd.
10 pond lood aan de jonen: 15 stuivers De Eendragt had inclusief de stuurman Aren Boone negen
Bij elkaar 115 gulden en 6 stuivers.20 volwassen bemanningsleden. Twee of drie jongens meegerekend
bestond de bemanning uit elf of twaalf koppen. De schuit werd
Geen (volledige) assurantie op 3.150 gulden getaxeerd en voor 2.100 gulden verzekerd
Omdat de assuradeurs kennelijk het risico te groot vonden, deed (zijnde twee derde van de waarde) tegen tien procent per maand.
zich vanaf maart 1693 het verschijnsel voor, dat schuiten niet De taxatie viel hoger uit dan de taxatie van 2.400 in 1691,
verzekerd konden worden. Om de visschuiten toch uit te laten varen zodat de dekking hoger was en het risico voor de bemanning
moest een andere oplossing gevonden worden. Bemanningsleden lager. Een creatieve oplossing om het risico voor de bemanning
bleken er veel voor over te hebben om de visnering voort te kunnen te verminderen. Dit akkoord is op 2 november 1695 tussen de
zetten en zelfs persoonlijk risico te willen dragen. bemanning en twee vertegenwoordigers van de portionarissen
Op 4 maart 1693 legde een aantal vissers in Middelharnis een (partenreders-eigenaren) gesloten. Ook voor het eventuele aan
verklaring af dat ze geen verzekering hadden kunnen afsluiten. een kaper te betalen rantsoen stond de bemanning voor een derde
Zes bemanningsleden van de visschuit de Zeeridder verschenen garant, mits het losgeld niet boven de duizend gulden zou komen.
samen met de beide vrouwelijke eigenaren van de schuit, Jannetje De Doornekroon had, inclusief de stuurman Michiel van Kakum,
Jans, huisvrouw van Michiel Stevens, en Maatje Arens, weduwe van acht volwassen bemanningsleden. Ook zij verklaarden, op 5 januari
Jacob Gabriëlsz, voor de schepenen van Middelharnis. 1696, dat ze een kwart van het rantsoen “met de anderen sullen
De opvarenden, “bootsgezellen”, van de Zeeridder verklaarden dat opwinnen”. Aan de kosten van de verzekering betaalde een ieder
ze de visnering voort wilden zetten en dat ze gezamenlijk het risico afhankelijk van zijn aandeel in de besomming. 22
zouden dragen. In de visserij van Middelharnis kenden de vissers Hoewel het aantal schepen dat door Duinkerkers genomen of
geen vaste beloning. Ze voeren “op deel” dat wil zeggen dat de gerantsoeneerd werd ook van 1695 tot en met 1697 hoog was,
beloning van de besomming afhankelijk was van de rang die ze aan zijn er in Middelharnis in deze jaren geen attestaties meer over
boord hadden. De jongens aan boord die het vak nog moesten leren schade aan het want afgelegd. Na januari 1696 zijn er ook
konden in twee of drie stappen opklimmen tot matroos. De jongens geen verklaringen meer over onderlinge akkoorden opgetekend.
kregen een lager percentage van de besomming dan een matroos. Attestaties voor de schepenen van het dorp werden afgelegd als er
De bootsgezellen van de Zeeridder kwamen overeen dat ze met bijzondere omstandigheden waren. Schade aan het want en het
elkaar, ieder voor zijn deel, met de visnering op winst en verlies door betalen van rantsoengelden waren waarschijnlijk onderdeel van de
zouden gaan. Als de schuit door een kaper genomen zou worden, staande praktijk geworden en niet langer bijzonder.
als er losgeld betaald zou moeten worden of als er viswant verloren Opmerkelijk is dat de bedragen die betaald werden als pacht voor
zou gaan droegen ze het verlies, elk naar zijn deel, gezamenlijk. de visafslag vanaf september 1694 omhoog gingen (grafiek 2).
Degenen die het bedrag niet konden opbrengen werden geacht Deze pachtsommen zijn gebaseerd op de te verwachten
hun aandeel in het verlies in de loop van de tijd af te lossen uit de inkomsten voor het komend jaar. De pachter van de visafslag had
behaalde winst. er vertrouwen in dat de visafslag in het seizoen 1694/95 aan
Een jaar later, in maart 1694, zijn zeven vergelijkbare verklaringen afslagrecht meer op zou brengen dan in het seizoen 1693/94.
afgelegd, per keer door vier tot acht volwassen vissers en de De opgaande lijn zette tot en met 1701 door (grafiek 2).
stuurman. Het verschil met de attestatie van de
bemanning van de Zeeridder is dat de schuiten
in 1694 slechts gedeeltelijk verzekerd konden
worden. De bemanning nam het risico voor het
onverzekerde deel gezamenlijk. Toegevoegd
is de bepaling dat degene die vanwege het
rantsoengeld naar het schip van de kaper moet
overgaan een bedrag van vijfentwintig gulden
zal genieten, bovenop zijn deel uit de winst.
In plaats van het schip op te brengen konden
commissievaarders, zoals gezegd, ook een
losgeld vragen. Als de kaper losgeld eiste werd er
met de stuurman onderhandeld over de hoogte
van het bedrag. Nadat overeenstemming was
bereikt moest er een man, meestal de stuurman,
met het kaperschip mee als onderpand.
Pas als het losgeld voldaan was mocht het
bemanningslid naar huis. Voor de ontberingen
in gevangenschap werd hij volgens de afspraken Grafiek 2. Pachtsommen van de visafslag van Middelharnis, 1686-1714. Het pachtjaar begon vanaf 1691
in Middelharnis gecompenseerd met vijfentwintig in de derde week van september. Voor die tijd begon het pachtseizoen in het voorjaar. Bron: Mijs, De
gulden. Vergeleken met de Maassteden, waar vischafslag, 271, bijlage FF.
28

Vissers profiteren mee Er werd een losgeld van 2.550 gulden overeengekomen, waarna
In slechte tijden voor de visserij boorde men noodgedwongen het schip werd vrijgelaten en de stuurman als gijzelaar werd
andere inkomstenbronnen aan. Er is een aanwijzing dat vissers van meegenomen. Op de terugreis werd hetzelfde schip nogmaals ter
Middelharnis tijdens de Tachtigjarige Oorlog vijandelijke schepen hoogte van de Doggersbank genomen en alsnog naar Duinkerken
beroofden. Het dorpsbestuur noteerde in 1638 dat het met de opgebracht.
visnering sober gesteld was en dat het “beroven van de vijanden ter
zee dagelijcx merckelijck meer en meer vermindert”.23 In september Niet in alle gevallen kwamen kaper en stuurman een losgeld
1692 huurde Matthijs Pietersz de schuit de Koeije compleet met overeen. Soms werden vissersschepen als prijs naar Duinkerken
bemanning voor een maand van stuurman Aren Bastiaansz Cijsje, of Calais opgebracht. In 1696 werden bij IJsland drie hoekers
voor een bedrag van achthonderd gulden. De stuurman beloofde uit Maassluis prijs genomen, één hoeker wist aan de kapers te
om Matthijs Pietersz op zee ten dienste te staan en zijn orders te ontsnappen.28
gehoorzamen opdat deze zijn niet nader omschreven “desseijn” Ondanks de herhaalde verboden door de Staten-Generaal bleef
(plan) zou kunnen uitvoeren. Als Matthijs Pietersz zijn plan binnen rantsoenering in de visserij de regel. Het was niet alleen in het
de maand zou realiseren “ende daarbij een prijs bekwaam”, zouden voordeel van de kapers. De vissers behielden hun schip en konden
Cijsje en zijn volk tien procent van de “buit van de genoemde prijs” de visserij gelijk voortzetten en proberen het losgeld spoedig terug te
krijgen. Evenals tijdens de Tachtigjarige Oorlog gingen vissers uit verdienen.
Middelharnis er op uit om vijandelijke schepen te beroven. Of het
Matthijs Pietersz gelukt is om een schip buit te maken vermelden Duinkerkers komen de rivier op
de stukken niet.24 Een geslaagde verovering vond in 1703 plaats; Op 11 april 1695 waagde een Duinkerker het om een boot in
Middelharnisse vissers wisten een Oostendse kaper de haven Wijk aan Zee aan land te brengen met de bedoeling om enige op
binnen te brengen.25 het strand liggende pinken te veroveren. De vissersscheepjes wilden
ze inzetten voor kapingen op de Wadden en om schepen van en
naar Bremen en Hamburg te onderscheppen.
In slechte tijden voor de visserij boorde men “Doch die aanslag mislukte door de dapperheid der visschers
van het genoemde dorp, die, met hunnen leeraar aan het hoofd,
noodgedwongen andere inkomstenbronnen aan tegen de Duinkerkers optrokken, eenige van hen gevangen namen,
en de overige zoo sterk nazettenden dat zij het ternauwernood
ontkwamen”.
Rantsoenering Kaperschepen kwamen in 1695 regelmatig binnen de tonnen
Op 2 juli 1689 hebben de Staten-Generaal een verbod van de zeearmen. Ettelijke Duinkerkers kruisten voor de Maas,
uitgevaardigd om een rantsoen te beloven als een schip in handen een ervan zeilde zelfs in december de rivier op “omtrent een
viel van de vijanden. Het zou de kas van de vijand te veel spekken musketschot” voor Hellevoetsluis.
als ze voor grote aantallen schepen losgeld ontvingen. Een jaar Op 24 februari 1696 vaardigden de Staten-Generaal een plakkaat
later werd hetzelfde plakkaat nog eens uitgevaardigd, nu met de uit tegen de toenemende “stoutigheydt van de Vijandlijcke Kapers”,
toevoeging dat schippers, stuurlieden of reders die schepen of bestaande uit roverijen, plunderingen en gewelddadigheden binnen
goederen lieten rantsoeneren gestraft werden met een boete ter de zeegaten, op de stromen, op de stranden en aan vaste wal.
hoogte van de waarde van de schepen of goederen. De vijanden mochten zonder enige genade met de dood worden
Bovendien zouden de overtreders in het openbaar worden gestraft, tenzij ze door storm het strand op waren gejaagd, zich
gegeseld. De goederen of schepen van eigenaren of reders die overgaven en de wapens aflegden. De doodstraf schrikte de
met rantsoeneren ingestemd hadden zouden verbeurd worden Duinkerkers af om zich in de zeegaten te wagen, vooral nadat in
verklaard.26 In de praktijk werd dit verbod niet nageleefd. Groningen zes kapers doodgeschoten waren die zich op de Eems
Uit de verklaringen over assurantie valt op te maken dat het betalen bevonden. Op 2 maart 1696 vond voor Goedereede een gevecht
van losgeld zodanig tot de normale routine was gaan behoren plaats. Een schip van de Admiraliteit op de Maze dreef een
dat het – tot een bepaald maximum – onderdeel was geworden Duinkerks fregat, dat voor de kust twee vishoekers najaagde, op de
van de onderlinge afspraken tussen bemanningsleden en van de vlucht.29
verzekeringspolissen van de assuradeurs. Over de hoogte van het De Staten-Generaal namen nog een tweede effectieve maatregel.
losgeld voor vissersschepen is summiere informatie beschikbaar. Commissievaarders van de Republiek kregen vanaf 31 mei 1697
In de attestaties van Middelharnis uit deze jaren is maar één een premie als ze Franse kaperschepen opbrachten.
concreet bedrag genoemd: het rantsoen voor de Eendragt mocht Het opbrengen van een oorlogsschip met veertig stuks geschut en
niet meer bedragen dan duizend gulden, dit was het maximum 220 koppen leverde bijvoorbeeld 42.900 gulden aan premie op.30
rantsoen waar de reders voor een derde aan wilden meebetalen. Dit motiveerde Zeeuwse kapers om dichter bij huis actief te worden.
De haringvloot van Enkhuizen leed in het jaar 1691 veel schade: de Zeeuwse commissievaarders brachten tal van kleine kaperschepen
kapers namen 21 buizen en gaven een deel op losgeld vrij. In 1692 op die rond de 1.250 gulden aan premie per stuk opleverden.31
vonden hier hoofdzakelijk rantsoeneringen plaats, waarbij steeds de
stuurman als gijzelaar diende. De kaping van de Pampiere Mole
De rantsoengelden varieerden van duizend gulden tot Het was in deze tijd, de maand mei van het jaar 1697, dat de
2.500 gulden.27 Elf schepen van de IJslandse kabeljauwvisserij visschuit de Pampiere Mole gekaapt werd. De stuurman was
voeren in de zomer van 1690 in een konvooi naar IJsland vergezeld Jan Arensz Koninck. Twee bemanningsleden vertelden het relaas.
van enkele Groenlandvaarders (walvisvaarders). De hoeker van Ze werden tijdens de visnering door de vijand genomen en zijn
stuurman Claes Petersz Snel uit Maassluis is tijdens het vissen bij met de stuurman overgegaan op het schip van de vijand, waar de
IJsland door een Franse commissievaarder genomen. stuurman met de kapitein van het kaperschip een akkoord gesloten
29

heeft over het losgeld. Toen de transactie afgewikkeld was en ze Noten:


terugkeerden op hun schuit ontdekten ze dat de vijand allerlei 1) Arjen van der Kuijl, De glorieuze overtocht. De expeditie van Willem III naar
Engeland in 1688 (Amsterdam 1988)71. Luc Panhuyzen, Oranje tegen de
goederen meegenomen had. Ondanks protesten van de stuurman Zonnekoning. De strijd van Willem III en Lodewijk XIV om Europa (Amsterdam
tegen de kapitein en zijn bemanning kregen ze hun spullen niet 2016) 292-337.
terug. De schade bedroeg negentig gulden en zes stuivers. Behalve 2) Tannetje Blok [Tannetge Kornelis], Een nieuw lied-boekje, genaamd het Dubbelt
voor dertig gulden aan viswant en een kluiffok van 28 gulden Emausje, bestaande in eenige nieuwe liedekens (Terneuzen 1854) 115.
3) Ulbo J. Mijs, De vischafslag van Middelharnis, 1597-1856. Met de
maakten de kapers onder andere een kompas met een drie-uurs desbetreffende ordonnantiën, keuren, ampliatiën, octrooien, contracten, enz.,
glas, een uurglas met een dieplood, een koperen pan en een ketel verzameld uit het archief der gemeente (Sommelsdijk 1894) 10-11, 108-112.
buit.32 Dat de stuurman na twee jaar, op 12 maart 1699, alsnog 4) Mijs, De vischafslag, 23, 26-27, 150-160 (Bijlage E).
het relaas liet optekenen had als reden dat hij de negentig gulden 5) Streekarchief Goeree-Overflakkee (SGO), Rechterlijk Archief Middelharnis (RAM),
inv. nrs. 21-25 en 33-35.
en zes stuivers van de Middelburgse assuradeur nog tegoed had. 6) Mijs, De vischafslag , 155, Bijlage E, art. 6.; SGO, RAM, inv. nr. 35, 23 augustus
Het was een hardnekkig probleem, eind 1702 was de schade nog 1688. Gerrit Pietersz van Tol, “ventjager ende corder”.
steeds niet vergoed.33 7) Johan Francke,‘Utiliteyt voor de gemeene saake’. De Zeeuwse commissievaart en
De kaping van de Pampiere Mole is de laatste gebeurtenis in de haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg 2001) 8,
326-327.
visserij van Middelharnis in het tijdperk van de Negenjarige Oorlog. 8) Groot placaet-boeck (GPB) vervattende de placaten, ordonnantieën ende edicten
Op 20 september 1697 is de oorlog beëindigd met de Vrede van van de Staten Generael der Vereenighde Nederlanden […] deel IV, 235.
Rijswijk. 9) Adri van Vliet,’Foeij ongehoorde daed’ […], Duinkerkers: kapers of zeerovers’
in : Joost Schokkenbroek en Jeroen ter Brugge (red.) Kapers & piraten. Schurken
of helden ? (Rotterdam 2010) 31. A.P. van Vliet, Vissers en kapers. De zeevisserij
NB: in het septembernummer van De Ouwe Waerelt het tweede vanuit het Maasmondgebied en de Duinkerker kaper (ca. 1580-1648) (’s
deel van dit artikel, dan komt de Spaanse Successieoorlog aan de Gravenhage 1994) 105-108, 212-215.
orde 10) Mijs, De vischafslag, 43-46, bijlage D, 143-149; J.C. Both, ‘Middelharnis
tijdens de Tachtigjarige oorlog’, De Ouwe Waerelt 8(2008)22, 38-43.
11) Francke, ‘Utiliteyt voor de gemeene saake’, 328; P. Villiers Marine royale.
Corsaires et trafic dans l’Atlantique de Louis XIV à Louis XVI, tome 1 (Paris 1991)
129-131.
12) Francke, ‘Utiliteyt voor de gemeene saake’, 105, 328-330.
13) Francke, ‘Utiliteyt voor de gemeene saake’ 155.
14) Sabine Christa Go, Marine Insurance in the Netherlands 1600-1870. A
comparative institutional approach (Groningen 2009)95, 289-303.
15) A.P. van Vliet. Vissers in oorlogstijd. De Zeeuwse zeevisserij in de jaren
1568-1648 (Middelburg 2003) 53-54.
16) SGO, RAM, inv. nr. 34, januari-maart 1691.
17) SGO, RAM, inv. nr. 22, 7 oktober 1691en inv.nr.35, 6 juli 1696.
18) SGO, RAM, inv. nr. 34, 10 juli 1692. Het archief van de Rotterdamse Kamer
van Zeerecht uit deze jaren is verloren gegaan.
19) SGO, RAM inv. nr. 35, 12 maart 1699.
20) SGO, RAM inv. nr. 23, 10 mei 1693.
21) Jaap R. Bruijn, Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw (Zutphen
2016) 193.
22) SGO, RAM inv. nr. 22, 4 maart 1693, inv.nr. 23, 21 maart 1694, 21 februari, 1
en 2 mei 1695, 5 januari 1696, inv, nr. 35, 2 november 1695.
23) Both, ‘Middelharnis tijdens de Tachtigjarige oorlog’, 43; Mijs, De vischafslag, 46.
24) SGO, RAM, inv. nr. 34, 24 september 1692.
25) Mijs, De vischafslag, 46.
26) GPB IV, 210-211.
27) Piet Boon, Bouwers van de zee: zeevarenden van het West-Friese platteland, c.
1680 – 1720 (Den Haag 1996) 206, 212.
28) Marie Simon Thomas, Onze IJslandsvaarders in de 17de en 18de eeuw;
bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandsche handel en visscherij (Amsterdam,
1935)171-172.
29) J.C. de Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen, deel 3 (Haarlem
1858-1862 ) 460-466.
30) GPB IV, 216.
31) Francke, ‘Utiliteyt voor de gemeene saake’, 186-187.
32) Een kluiffok was een driehoekig stagzeil. Glazen waren zandlopers die per uur of
per halfuur werden gekeerd.
33) SGO, RAM, inv. nr. 35, 12 maart 1699 en inv.nr. 36, 15 september 1702.

You might also like