Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 15

NHG-Standaard M90

NHG-Standaard Artritis
Janssens HJEM, Lagro HAHM, Van Peet PG, Essentieel voor het stellen van de juiste diag- vrouwen ongeveer 10 per 1.000). In huis-
Gorter KJ, Van der Pas P, Van der Paardt M, nose is allereerst het onderscheid tussen artsgeneeskundige registraties wordt jicht-
Woutersen-Koch H. Huisarts Wet 2009;52(9): artritis en andere oorzaken van gewrichts- artritis niet als een chronische aandoening
439-53. klachten of klachten rond het gewricht. geregistreerd. Daarom is alleen een inci-
Kenmerkend voor artritis of gewrichtsont- dentie te bepalen van het aantal keren dat
Met het verschijnen van deze Standaard steking is pijn, zwelling, warmte, roodheid een huisarts geconsulteerd wordt voor een
vervallen de NHG-Standaarden Reumatoïde en functiebeperking van het gewricht. Als jichtaanval, waarbij één patiënt dus met
Artritis (M41) en Jicht (M72). duidelijk is dat het om artritis gaat, brengt meerdere aanvallen kan bijdragen aan de
de huisarts de differentiaal diagnose verder incidentie. Deze consultatiefrequentie is 2,5
Inleiding in kaart op basis van gegevens uit anam- keer per 1.000 per jaar. Het voorkomen van
De NHG-Standaard Artritis geeft richtlij- nese, lichamelijk en aanvullend onderzoek. jichtartritis neemt toe met de leeftijd.
nen voor de diagnostiek en het beleid bij Essentiële vragen daarbij zijn: De prevalentie van reumatoïde artritis is
volwassen patiënten met inflammatoire – is er sprake van een mono-artritis, of circa 5 patiënten per 1.000 per jaar (man-
gewrichtsaandoeningen van één of meer- van een symmetrische of asymmetrische nen circa 4 per 1.000 per jaar, vrouwen circa
dere gewrichten. Speciale aandacht gaat oligo- of poly-artritis? 5 per 1.000 per jaar), bij een incidentie van
uit naar bacteriële artritis, jichtartritis, reac- – welke gewrichten zijn precies aange- ongeveer 0,3 per 1.000 per jaar. De man/
tieve artritis, reumatoïde artritis en de dif- daan? vrouwverhouding is leeftijdsafhankelijk. Tot
ferentiaal diagnostiek van deze artritiden. – hoe is het beloop in de tijd (acuut, chro- 45 jaar is deze verhouding ongeveer 1:3,
Voor deze artritiden is gekozen omdat zij nisch of recidiverend)? daarna neemt het verschil af.1
het meeste voorkomen of omdat een juiste – zijn er ook extra-articulaire of systemi-
diagnose belangrijke consequenties heeft sche verschijnselen? Pathofysiologie, etiologie, beloop en prognose
voor prognose en beleid. Kenmerkend voor een bacteriële artritis is dat
De uiteindelijke werkdiagnose bepaalt het er een micro-organisme uit de synoviale
Belangrijkste wijzigingen vervolgbeleid. Deze standaard beschrijft de vloeistof kan worden gekweekt. Het micro-
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte basisbehandeling van artritiden (voor jicht-, organisme bereikt het gewricht via de bloed-
van vorige versies van de Standaarden Reu- reactieve en reumatoïde artritis) en de ver- baan of per continuitatem (bijvoorbeeld bij
matoïde Artritis (M41) en Jicht (M72): wijstermijn (bij bacteriële of reumatoïde heelkundige ingrepen of intra-articulaire
– Er is geen bewijs dat met het bepalen van artritis). Ook aspecten van het gebruik van injecties). Het gaat bijna altijd om een
het serum urinezuur voor de diagnostiek anti-rheumatica, voorgeschreven door de mono-artritis met klassieke ontstekingsken-
bij een jichtartritis tot vier weken na de reumatoloog, hebben een plaats in de stan- merken. Veel patiënten krijgen enige uren
aanval gewacht moet worden. daard. voordat de gewrichtssymptomen beginnen
– Orale corticosteroïden zijn op grond van prodromale verschijnselen zoals koorts,
recente nieuwe evidence toegevoegd aan De volgende artritiden worden alleen koude rillingen, misselijkheid en algemene
de behandeling van jichtartritis. Zij zijn besproken in de differentiaal diagnostiek: malaise.
gelijkwaardig aan NSAID’s. – artritiden in het kader van spondylarthro- De meest frequente bacteriële verwekker
– De verwijstermijn bij een klinisch ver- pathieën (zoals M Bechterew (spondylitis van een infectieuze artritis is de Staphylococ-
moeden van reumatoïde artritis is van zes ankylopoëtica) en inflammatoire darm- cus aureus. Een dergelijke bacteriële artritis
naar vier weken teruggebracht, vanwege ziekten (M Crohn/colitis ulcerosa)); komt vooral voor bij patiënten die al ziek
de bewezen effectiviteit van snelle behan- – artritis bij systemische lupus erythema- zijn en kan zeer ongunstig verlopen, met
deling met DMARD’s. todes (SLE); vaak blijvende gewrichtsschade en zelfs
– artritis bij M Sjögren; een aanzienlijke sterfte. Ook de gonokok
Kernboodschappen – artritis bij M Reiter; (Neisseria gonorrhoeae) kan bij bacteriële artri-
– Maak bij patiënten met gewrichtsklach- – artritis psoriatica; tis worden gekweekt. De gedissemineerde
ten op basis van anamnese en lichamelijk – virale artritiden (op basis van rubeola, gonokokkeninfectie, waarbij een artritis kan
onderzoek onderscheid tussen artritis en hepatitis B en humaan parvovirus; optreden, komt vooral voor bij jongvolwas-
andere oorzaken van gewrichtsklachten. – artritis in het kader van flaring bij (beken- senen en gaat meestal samen met tenosy-
– Een (vermoeden van) bacteriële artritis is de) artrose; novitis en dermatitis. Deze infectie kent,
een reden voor spoedverwijzing. – acuut reuma (na een keelinfectie met mits adequaat behandeld, een relatief gun-
– De basisbehandeling van pijn en ontste- groep-A-streptokokken). stig beloop zonder blijvende schade.
king bij alle artritiden (behalve bacteriële
artritis) bestaat uit NSAID’s, met orale Achtergronden Een jichtartritis is een inflammatoire, steriele
corticosteroïden bij jichtartritis als alter- Epidemiologie gewrichtsaandoening, die vaak recidiveert
natief. Alleen voor jichtartritis en reumatoïde artri- en die beschouwd wordt als een systemi-
– Bij een klinisch vermoeden van reuma- tis bestaan specifieke ICPC-codes. Voor sche, metabole aandoening. Jichtartritis
toïde artritis is snelle verwijzing (uiter- andere vormen van artritis zijn daardoor maakt deel uit van de kristalartropathieën,
lijk na vier weken) naar de reumatoloog geen gegevens beschikbaar over het voor- een verzamelnaam voor aandoeningen die
geïndiceerd, vanwege de effectiviteit van komen in de huisartsenpraktijk. het gevolg zijn van intra-articulaire vor-
vroegtijdige behandeling met DMARD’s. De prevalentie van jichtartritis is circa 17 ming en neerslag van kristallen, waardoor
per 1.000 (mannen ongeveer 25 per 1.000, een aseptische artritis ontstaat. Bij jicht-

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 439

H&W 09 09.indb 439 31-07-2009 11:33:23


NHG-Standaard M90

artritis zijn dit natriumuraatkristallen. Hoe basisgewricht van de grote teen (podagra). Reumatoïde artritis is een systemische inflam-
en waarom de natriumuraatkristallen in Minder frequent (5-10%) uit de ziekte zich matoire gewrichtsaandoening. Een chro-
bepaalde gewrichten terecht komen is nog door de vorming van extra-articulaire kris- nische steriele ontsteking van de syno-
grotendeels onbekend.2 Wel is duidelijk taldepots, meestal onderhuids (tophi). via veroorzaakt pijn in en zwelling van de
dat dit bijna altijd samengaat met te hoge Patiënten met jichtartritis kunnen familiair gewrichten en beïnvloedt de hoeveelheid en
urinezuurspiegels in het bloed (hyperurice- belast zijn. Meer dan 50% van de patiënten samenstelling van de synoviale vloeistof in
mie). Velen zien deze hoge spiegels als oor- lijdt aan hypertensie of een cardiovasculai- het gewricht. Verder leidt de ontsteking tot
zaak voor het ontstaan van de uraatkristal- re ziekte en ongeveer 20% heeft een vermin- een verdikking van de synoviale membraan
len. Echter, slechts een kleine minderheid derde nierfunctie. Een causale relatie tus- en schade aan het gewrichtskraakbeen en
van de mensen met hyperuricemie krijgt sen jichtartritis en bepaalde voedings- en het onderliggende bot. Na verloop van tijd
ooit jicht. Verhoogde spiegels van urinezuur genotsmiddelen (zoals purinerijke voeding, ontstaan erosies.
komen onder verschillende fysiologische en alcohol en frisdranken) is nog onvoldoende Reumatoïde artritis berust op een auto-
pathologische condities voor op basis van bewezen.4 immuunproces waarvan de oorzaak onbe-
een veranderende balans van de productie kend is. Vaak is een toename van reuma-
en uitscheiding.3 Een reactieve artritis is een steriele, immuun- factoren te zien (antistoffen tegen het
Bij meer dan 90% van de patiënten manifes- gemedieerde artritis en ontstaat één tot drie Fc-fragment van immunoglobulinen). Deze
teert jichtartritis zich als een acute monoar- weken na een infectie elders in het lichaam. antistoffen zijn echter niet specifiek voor
tritis met klassieke ontstekingssymptomen. Dit gaat meestal om een keelinfectie (post reumatoïde artritis. Ook de aanwezigheid
Bij 50-70% van de patiënten gaat het om het streptokokken reactieve artritis (PSRA)), van antilichamen gericht tegen gecitrulli-
een urogenitale infectie (vooral Chlamydia neerde antigenen (anti-CCP) is geassocieerd
trachomatis) of een gastro-intestinale infectie met reumatoïde artritis.16 Hoewel een zeke-
Inbreng van de patiënt (met name Campylobacter, Salmonella, Shigella re genetisch aanleg aanwezig lijkt, heeft een
De NHG-Standaarden geven richtlijnen voor en Yersinia). In het gewricht is geen levend individuele patiënt met reumatoïde artritis
het handelen van de huisarts; de rol van de micro-organisme aantoonbaar. Het betreft in de familie slechts een kleine kans dat hij
huisarts staat dan ook centraal. Daarbij meestal een mono- of (asymmetrische) de ziekte ook krijgt.5
geldt echter altijd dat factoren van de kant oligo-articulaire artritis van de onderste Reumatoïde artritis treft vooral de kleine
van de patiënt het beleid mede bepalen. Om ledematen. gewrichten van de extremiteiten met een
praktische redenen komt dit uitgangspunt Een reactieve artritis ontstaat door een voorkeur voor de meer distale gewrichten
niet telkens opnieuw in de richtlijn aan de bijzondere wisselwerking tussen enerzijds (metacarpophalangeale (MCP-)gewrichten,
orde, maar wordt het hier expliciet vermeld. de verwekker van een keel-, urogenitale of proximale interphalangeale (PIP-)gewrich-
De huisarts stelt waar mogelijk het beleid gastro-intestinale infectie en anderzijds een ten, pols, elleboog, metatarsophalangeale
vast in samenspraak met de patiënt, met specifieke genetische achtergrond. Hoe- (MTP-)gewrichten, enkel en knie. Een uit-
inachtneming van diens specifieke omstan- wel kweken van synoviaal vocht en weef- zondering vormen de distale interphalan-
digheden en met erkenning van diens eigen sel bij deze aandoening dus negatief zijn, geale (DIP-)gewrichten. Karakteristiek voor
verantwoordelijkheid, waarbij adequate zijn soms zijn wel antigenen van bacteriën beginnende reumatoïde artritis is een sym-
voorlichting een voorwaarde is. aantoonbaar in de gewrichtsvloeistof van metrische ontsteking van de gewrichten van
het aangedane gewricht. Het is nog nauwe- handen en/of voeten.
Afweging door de huisarts lijks bekend hoe een infectie elders in het
Het persoonlijk inzicht van de huisarts is lichaam kan leiden tot deze vorm van artri- De gewrichtsontsteking bij reumatoïde artri-
uiteraard bij alle richtlijnen een belangrijk tis. Waarschijnlijk spelen naast de erfelijke tis gaat bijna altijd gepaard met de klassieke
aspect. Afweging van de relevante facto- factor HLA-B27 ook andere, nog onbekende, symptomen van ontsteking; alleen de rood-
ren in de concrete situatie zal beredeneerd genetische factoren een rol. Een reactieve heid ontbreekt meestal. Naast de gewrichten
afwijken van het hierna beschreven beleid artritis kent over het algemeen een zelflimi- zijn vaak structuren rond de gewrichten aan-
kunnen rechtvaardigen. Dat laat onverlet terend, goedaardig verloop. Acuut reuma gedaan, zoals peesscheden, peesaanhech-
dat deze standaard bedoeld is om te funge- kan gezien worden als een vorm van reactie- tingen en slijmbeurzen. Reumatoïde artritis
ren als maat en houvast. ve artritis die niet geassocieerd is met HLA- is een systemische aandoening waarbij dus
B27. Net als de post streptokokken reactieve ook diverse organen betrokken kunnen zijn:
Delegeren van taken artritis (PSRA) ontstaat acuut reuma na een de huid (reumaknobbels), het hart, de lon-
NHG-Standaarden bevatten richtlijnen voor keelinfectie met β hemolytische streptokok- gen en de ogen. Verder kunnen symptomen
huisartsen. Dit betekent niet dat de huis- ken van groep A. Acuut reuma komt tegen- als koorts, malaise, gewichtsverlies en nor-
arts alle genoemde taken persoonlijk moet woordig echter nog zelden voor. Er zijn mocytaire anemie voorkomen.
verrichten. Sommige taken kunnen worden twee belangrijke verschillen tussen PSRA De ACR-criteria voor reumatoïde artritis6
gedelegeerd aan de praktijkassistente, prak- en acuut reuma: PSRA gaat niet samen met worden vaak gebruikt om tot een diagnose
tijkondersteuner of praktijkverpleegkundige, een carditis, en bij PSRA gaat het om een te komen, hoewel ze oorspronkelijk ontwik-
mits zij worden ondersteund door duidelij- niet-migrerende artritis. keld zijn om reumatoïde artritis te classifi-
ke werkafspraken, waarin wordt vastgelegd Artritiden bij een lymeborreliose en virale ceren voor wetenschappelijk onderzoek.
in welke situaties de huisarts moet worden artritiden (onder andere door rubeola, hepa- Het beloop van reumatoïde artritis verschilt
geraadpleegd en mits de huisarts toeziet op titis B en humaan parvovirus) staan in de lite- per patiënt. Een deel van de patiënten vol-
de kwaliteit. Omdat de feitelijke keuze van ratuur als infectieuze én als reactieve artri- doet na verloop van tijd niet meer aan de
de te delegeren taken sterk afhankelijk is van tiden beschreven. De wetenschappelijke ACR-criteria. De ziekte kan echter ook chro-
de lokale situatie, bevatten de standaarden discussies hierover zijn nog niet gesloten. nisch progressief verlopen met remissies en
daarvoor geen concrete aanbevelingen. In deze standaard is er voor gekozen om ze exacerbaties, die op termijn kunnen leiden
onder de reactieve artritiden in te delen. tot misvormingen en standsafwijkingen van

440 52(9) augustus 2009 Huisarts & Wetenschap

H&W 09 09.indb 440 31-07-2009 11:33:24


NHG-Standaard M90

de aangedane gewrichten, ernstige lichame- • bewegen/rust/belasting (werk/sport); sie; de bewegingsbeperking van


lijke beperkingen en soms rolstoelafhanke- • NSAID-gebruik; de gewrichten heeft een specifiek
lijkheid. Tijdige behandeling met disease • recent gewrichtstrauma of -operatie; patroon;8
modifying antirheumatic drugs (DMARD’s) kan recente intra-articulaire injectie. – Ter differentiatie. Let op de aanwezig-
bij veel patiënten een dergelijk ernstig – Systemische en extra-articulaire ver- heid van:
beloop voorkomen. schijnselen: • een huidinfectie/cellulitis (druk-
• koorts; pijnlijke, rode zwelling van de huid,
Wanneer de artritis op basis van de diag- • gewichtsverlies; gewrichtsfuncties normaal);
nostiek niet geclassificeerd kan worden, • voorafgaande/vergezellende klach- • een bursitis (subcutane, soms fluc-
is er sprake van ongedifferentieerde artritis. Uit ten/ziekten (koorts/griep, keelpijn, tuerende zwelling met roodheid, pijn
gegevens van onder andere ‘vroege artritis diarree, urogenitale klachten (ure- bij bewegen en soms in rust);
poliklinieken’ blijkt dat het grootste deel thritis), oogklachten (uveïtis, con- • een tendo-vaginitis (soms zwelling
van nieuwe artritiden ongedifferentieerd junctivitis), huid/nagelafwijkingen en roodheid, pijn bij actief bewe-
blijft.7 (psoriasis), darmklachten (M Crohn; gingsonderzoek en bewegen tegen
colitis ulcerosa). weerstand);
Richtlijnen Diagnostiek – Co-morbiditeit: M Bechterew, M Crohn/ • knobbels van de DIP’s (noduli van
Een van de belangrijkste doelen van de colitis ulcerosa, psoriasis. Heberden) en PIP’s (noduli van Bou-
diagnostiek bij (een vermoeden van) een – Voorkomen in de familie. chard) aan de handen (deze komen
artritis is het stellen van een juiste (werk) voor bij artrose en worden wel ten
diagnose. Vervolgens bepaalt deze (werk) Lichamelijk onderzoek onrechte voor reumaknobbels aan-
diagnose of de huisarts de behandeling – Algemeen: gezien).
zelf kan inzetten, of dat hij de patiënt voor • start met de pijnlijke gewrichten;
vroegtijdige behandeling moet verwijzen • onderzoek oriënterend ook de niet- Op grond van de bevindingen bij de anam-
naar de specialist. pijnlijke gewrichten; nese en het lichamelijk onderzoek zal de
• vergelijk links en rechts. huisarts vaak al aan een bepaalde artritis
De huisarts stelt op basis van anamnese en Een specifiek overzicht van bevindingen bij denken. Een eerste grove indeling van de
lichamelijk onderzoek vast of er daadwerke- lichamelijk onderzoek per gewricht staat in artritiden, op basis van de hoeveelheid en
lijk sprake is van een artritis en zo ja, welke noot 8. (a-)symmetrie van de aangedane gewrich-
vorm waarschijnlijk is: een bacteriële artritis, – Inspectie. Let op: ten, staat in de figuur 1. Houd hierbij reke-
jichtartritis, reactieve artritis of reumatoïde • roodheid en zwelling; ning met het feit dat een aantal artritiden
artritis. Indien één van deze diagnosen niet • knobbels zoals reumaknobbels (vaste mono-, oligo- of poly-articulair kan begin-
herkend wordt, overweegt de huisarts een subcutane knobbels aan de strekzij- nen. De aandoeningen in de witte blokken
andere artritis, of heroverweegt of er wel de van onderarmen of elleboog) of in het schema komen alleen aan de orde in
sprake is van een artritis. In de beginfase jichttophi (krijtwit doorschemerende het kader van de differentiaal diagnostiek.
van een artritis is een diagnose overigens vaste knobbeltjes op de strekzijde Voor de aandoeningen in de grijze blokken
heel vaak onzeker (voorlopige diagnose). van vingers en tenen, de oorschelp, staat in het schema (op pagina 442) welk
Het tijdsverloop kan hierbij gebruikt wor- de ulnaire zijde van de onderarm of aanvullend onderzoek zinvol kan zijn als
den als diagnosticum, behalve bij een ver- achillespees, de bursa olecrani of de hun aanwezigheid wordt vermoed.
moeden van een bacteriële artritis. bursa prepatellaris).
– Palpatie. Let op: Aanvullend onderzoek
Anamnese • zwelling; onderscheid zwelling van De eerste stap van de diagnostiek is het
1. Vaststellen van een artritis in het alge- het gewrichtskapsel door synovitis onderscheid tussen een artritis in het alge-
meen. Informeer naar: en zwelling van weke delen rondom meen (pijn, zwelling, warmte, (soms) rood-
– De aanwezigheid van gewrichtspijn in het gewricht door palpatie van de heid en beperkte functie van het gewricht)
rust, gewrichtszwelling, warmte, rood- gewrichtsspleet: Bij synovitis voelt en andere oorzaken van gewrichtsklachten.
heid en bewegingsbeperking. men een zachte weerstand; De waarden van de BSE en CRP hebben
2. Gegevensverzameling voor een werkdiag- • pijn bij palpatie van de gewrichts- hierbij een beperkte rol. Verhoging ervan
nose. Informeer naar: spleet;9 wijst in de richting van een inflammatoire
– Bijkomende gewrichtsklachten: • tangentiële drukpijn van MCP- oorzaak van de klachten, maar normale
• stijfheid (duur/moment van optre- gewrichten (pijn bij handen geven) waarden sluiten een actieve ontsteking niet
den); en MTP-gewrichten; uit.10
• de lokalisatie van de klacht; • het temperatuurverschil van een
• om welk(e) gewricht(en) het gaat; gezwollen gewricht met zijn omge- Een vermoeden van een bacteriële artritis (zie
• mono-, oligo- (twee tot vier gewrich- ving; bij eenzijdige artritis kan men bij evaluatie) is reden voor een spoedver-
ten) of poly- (meer dan vier gewrich- de temperatuur links en rechts ver- wijzing naar een reumatoloog of andere
ten) artritis; gelijken. beschikbare klinische specialist van het
• symmetrische/asymmetrische lokali- – Bewegingsonderzoek, actief en passief. bewegingsapparaat (orthopeed of chirurg),
satie. Let op: zonder tijdverlies door diagnostiek bij de
– Het klachtverloop: • pijn; bij artritiden zijn zowel actieve huisarts. De reumatoloog zal een gewrichts-
• duur; als passieve bewegingen pijnlijk. punctie uitvoeren om te beoordelen of
• ontstaan (acuut/geleidelijk); • beperking; over het algemeen is bij het gewricht daadwerkelijk pus bevat, om
• recidivering in de loop van de tijd. een artritis het aangedane gewricht het verkregen synoviaalvocht te kweken en
– Factoren die klachten beïnvloeden: meer beperkt in flexie dan in exten- microscopisch te beoordelen (ook op de

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 441

H&W 09 09.indb 441 31-07-2009 11:33:24


NHG-Standaard M90

Figuur 1 Indeling van artritiden

Artritis

Mono-articulair Oligo- en poly-articulair

Jichtartritis Asymmetrisch Symmetrisch

Bacteriële artritis Reactieve artritis Reumatoïde artritis

Flaring bij artrose Spondylitis ankylopoëtica SLE

Artritis bij M Crohn/CU M Sjögren

Artritis psoriatica

Ongedifferentieerde artritis

aanwezigheid van kristallen). Laboratori- derzoek of een gewrichtspunctie zijn niet gewricht gepaard gaande met koorts en
umonderzoek en röntgenonderzoek door de geïndiceerd. Bij een vermoeden van reac- koude rillingen;
huisarts zijn dan ook niet geïndiceerd bij tieve artritis op basis van een gedissemi- En zeker als daarbij sprake is van:
een vermoeden van bacteriële artritis. neerde lymeborreliose14 wordt geadviseerd – recente gewrichtspenetratie (bijvoor-
de patiënt te verwijzen, gezien de complexe beeld punctie of artrotomie);
Bij een vermoeden van een jichtartritis (zie interpretatie van serologie. – een immuungecompromitteerde patiënt.
bij evaluatie) heeft wat betreft laboratori-
umonderzoek de bepaling van het urine- Laboratoriumonderzoek door de huisarts Overweeg de diagnose jichtartritis als er spra-
zuur aanvullende diagnostische waarde.11 heeft beperkte betekenis bij een vermoeden ke is van:
Het aanvragen ervan hoeft niet direct. Werk van een reumatoïde artritis (zie bij evaluatie). – een acute (binnen één dag ontstaan),
bij voorkeur met de referentiewaarden van Dit is alleen zinvol als de anamnese en het hevig pijnlijke artritis in de voet (met
het eigen laboratorium. Houd bij normale lichamelijk onderzoek serieuze aanleiding name een artritis van het basisgewricht
waarden rekening met een andere artritis geven om aan reumatoïde artritis te den- van de grote teen (podagra)), enkel of
dan jichtartritis, hoewel ook normale uri- ken. Dan kan de positieve uitslag van een knie;
nezuurspiegels voorkomen bij jichtartritis. reumafactortest of anticitrullinetest de diag- – een mono-artritis, soms als onderdeel
Bij een verhoogde waarde is een vermoede- nose verder ondersteunen. Een sterk ver- van een oligo-artritis;
lijke jichtdiagnose waarschijnlijker. Andere moeden op basis van anamnese en licha- – jichttophi (krijtwit doorschemerende
bepalingen zijn niet geïndiceerd. Röntgen- melijk onderzoek alleen is echter al een vaste knobbeltjes op de strekzijde van
onderzoek is niet zinvol voor het stellen van verwijsindicatie. Bovendien sluit een nega- vingers en tenen, de oorschelp, de ulnaire
de diagnose jichtartritis.12 Bij aanhoudende tieve uitslag van een reumafactortest en/of zijde van de onderarm, de achillespees,
twijfel over de diagnose, is onderzoek naar anticitrullinetest reumatoïde artritis niet de bursa olecrani of de bursa prepatel-
de aanwezigheid van uraatkristallen geïn- uit.15, 16 Voor het stellen van de diagnose laris).
diceerd. Verwijs de patiënt bij een volgen- reumatoïde artritis is röntgenonderzoek De diagnose jichtartritis wordt waarschijn-
de aanval tijdens de acute fase voor een door de huisarts niet zinvol.17 Röntgenfoto’s lijker naarmate meer van onderstaande ken-
gewrichtspunctie naar de reumatoloog; het zijn wel belangrijk als uitgangspunt ter merken aanwezig zijn:
punctaat moet direct aansluitend worden beoordeling van de progressie in een later – mannelijk geslacht;
beoordeeld.13 stadium van de aandoening. Verder is vroeg – patiënt van middelbare leeftijd;
ontstane röntgenologische schade geasso- – eerder doorgemaakte vergelijkbare
Bij een vermoeden van een reactieve artritis cieerd met een ongunstig beloop van de (mono-)artritis in met name voet, enkel
(zie bij evaluatie) heeft het vaststellen van aandoening.18 of knie;
de specifieke infectie door laboratoriumon- – hypertensie en/of één of meer cardiovas-
derzoek alleen zin als de primaire infectie Evaluatie culaire ziekten (myocardinfarct, hartfalen,
nog behandeld moet worden, zoals bij een Overweeg de diagnose bacteriële artritis als er CVA/TIA, perifeer arterieel vaatlijden);
chlamydia-infectie of gonorroe; zie NHG- sprake is van: – adipositas;
Standaard Het SOA-consult. Röntgenon- – een artritis van één, meestal groot – verhoogd serumurinezuur;

442 52(9) augustus 2009 Huisarts & Wetenschap

H&W 09 09.indb 442 31-07-2009 11:33:24


NHG-Standaard M90

– complete genezing van de artritis bin- pols of in de handpalm (flexorpezen informatie over artritis en de behandeling
nen drie weken, waarbij geen vermoeden van de vingers), met zwelling en pijn bij ervan. Een overzicht van alle NHG-Patiën-
bestond van een andersoortige artritis. actief en tegen weerstand bewegen). tenbrieven staat op de NHG-website: www.
 Artritiden die specialistische zorg en dus nhg.org, rubriek patiëntenvoorlichting.
Overweeg de diagnose reactieve artritis als er verwijzing vereisen:
sprake is van: – spondylartropathieën: Medicamenteuze behandeling
– een mono- of (asymmetrische) oligo- • spondylitis ankylopoëtica (M Bech- Onafhankelijk van de werkdiagnose en de
artritis, meestal van de onderste extre- terew); specifieke beleidsconsequenties daarvan
miteiten. • artritis psoriatica (huid- en nagelaf- kan de huisarts een eenmaal vastgestelde
Met name als de artritis optreedt: wijkingen); artritis symptomatisch behandelen met
– één tot drie weken na een infectie elders • artritis bij inflammatoire darmziek- orale analgetica.
in het lichaam, meestal een keel-, gastro- ten (ziekte van Crohn/colitis ulce-
intestinale of urogenitale infectie; rosa); – NSAID’s
– bij jongere patiënten. – artritis bij SLE; Start met hoge doseringen ibuprofen (3 dd
En zeldzaam: – artritis bij M Sjögren; 600 mg), naproxen (2 dd 500 mg) of diclo-
– na een tekenbeet (meestal artritis van – artritis bij M Reiter. fenac (3 dd 50 mg). Let bij de keuze voor
de knie, als teken van gedissemineerde een NSAID op eventuele comorbiditeit
lymeborreliose);14 Wanneer de artritis op basis van de dia- (cardiovasculair, gastro-intestinaal), bijwer-
– na onbeschermde seksuele contacten gnostiek niet geclassificeerd kan worden, is kingen en interacties (acetylsalicylzuur), en
(artritis bij hepatitis B, gonorroe, chlamydia, er sprake van ongedifferentieerde artritis. voorgaande reactie(s) op NSAID’s. Soms is
lues); maagbescherming aan te raden. Zie voor
– bij specifieke virale infecties (rubeola, Richtlijnen beleid meer informatie hierover de Farmacothe-
humaan parvovirus); Beleid bij (vermoeden van) een bacteriële artritis rapeutische Richtlijn Pijnbestrijding (www.
– na een tonsillitis met β-hemolytische strep- Verwijs een patiënt met een vermoedelijke nhg.org).
tococcen van groep A (acuut reuma). bacteriële artritis met spoed naar de reu-
matoloog of een andere beschikbare klini- Beleid bij jichtartritis
Overweeg de diagnose reumatoïde artritis19 als sche specialist van het bewegingsapparaat Jichtartritis gaat vaak samen met cardiovas-
er sprake is van: (orthopeed of chirurg) voor een diagnos- culaire aandoeningen.4 Daarom wordt aan-
– een symmetrische artritis (vaak zonder tische punctie en zo nodig intraveneuze geraden om bij patiënten met jichtartritis
roodheid) in drie of meer gewrichten/ antibiotische therapie. In de praktijk blijkt extra te letten op cardiovasculaire risico’s,
gewrichtsgroepen, waarbij vooral de een vermoeden van een bacteriële artritis zoals hypertensie.
MCP-, PIP-, pols- en MTP-gewrichten nog wel eens ongegrond te zijn. Daarom
aangedaan zijn; geeft de werkgroep in overweging om bij de Voorlichting, adviezen en niet-medicamenteuze
– tangentiële drukpijn in MCP’s of MTP’s; verwijzing eveneens te vragen naar de aan- behandeling
– ochtendstijfheid van een half uur of wezigheid van kristallen in het punctaat (als Leg uit dat een jichtaanval wordt veroor-
meer; teken van jichtartritis). zaakt door urinezuurkristallen die neer-
– artritissymptomen die vier weken of lan- slaan in het gewricht. De aanval kan één tot
ger aanhouden; Beleid bij artritis algemeen (met uitzondering van drie weken duren, waarna volledig herstel
– reumaknobbels (vaste subcutane knob- bacteriële artritis) optreedt. Adviseer bij veel pijn enige tijd
bels aan de strekzijde van onderarmen of Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen rust op geleide van de pijn. Ook het koe-
elleboog). Leg de patiënt uit wat een artritis is, len van het gewricht met ijs kan de pijn
bespreek de mogelijke diagnose, het te ver- verlichten. Behandeling van een aanval met
Wanneer geen diagnose mogelijk is, her- wachten beloop (al dan niet na behande- medicijnen vermindert de pijn binnen één
overweegt de huisarts of er wel sprake is van ling). Adviseer rust op geleide van de pijn. tot twee dagen. Van oudsher relateert men
een artritis en denkt de huisarts differenti- Laat de patiënt terugkomen op het spreek- allerlei eet- en drinkgewoonten aan het ont-
aal diagnostisch nog aan een aantal andere uur als er binnen zeven dagen onvoldoende staan van jicht, zoals alcoholgebruik, puri-
opties, zoals: verbetering is. Heroverweeg in die situatie nerijke voedingsmiddelen en koolzuurhou-
 Diagnosen die (in eerste instantie) door de diagnose en plan een nieuwe afspraak dend frisdrankgebruik. Voor een oorzakelijk
de huisarts zelf behandeld kunnen wor- binnen één tot twee weken. Laat de patiënt verband is echter te weinig wetenschappe-
den: deze afspraak alleen annuleren als alle lijk bewijs, waardoor huisartsen niet actief
– flaring in een bekend artrotisch gewricht klachten en symptomen volledig verdwenen wordt aanbevolen adviezen te geven over
(‘artritis bij artrose’);20 zijn. Dring er bij de patiënt op aan om direct het vermijden van deze voedingsmiddelen.4
– pseudojicht of andere vormen van kris- contact op te nemen bij koorts en algemene
talartropathieën;21 malaise. Medicamenteuze behandeling
– huidinfectie/cellulitis (drukpijnlijke, In aansluiting op de gegeven mondelinge Bij de behandeling van een acute jichtartri-
rode zwelling van de huid, normale voorlichting kunt u de patiënt (een van) de tis-aanval kan de huisarts op grond van bij-
gewrichtsfuncties, soms algeheel ziek volgende NHG-Patiëntenbrieven meegeven: werkingen of contra-indicaties kiezen voor
zijn en koorts); Gewrichtsklachten zonder ontstekingsver- behandeling met een NSAID of een corti-
– bursitis (subcutane, fluctuerende zwel- schijnselen, Jicht, Reumatoïde artritis, Ver- costeroïd of, als tweede keus, colchicine.
ling met roodheid, pijn in rust en bij moeden van reumatoïde artritis, Gewrichts- Kies een ander middel als er na drie tot vijf
bewegen; soms in combinatie met een ontsteking door een bacterie en Reactieve dagen geen verbetering is. Heroverweeg de
hallux valgus (‘bunion’); gewrichtsontsteking. Deze brieven zijn geba- diagnose jichtartritis als ook dan de klach-
– tendovaginitis (bijvoorbeeld van de seerd op de NHG-Standaard, en bevatten ten niet verminderen.

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 443

H&W 09 09.indb 443 31-07-2009 11:33:25


NHG-Standaard M90

rapieresultaat is bereikt. Een bevredigend reumatoïde artritis daarom zo snel mogelijk


– NSAID’s of systemische corticosteroï- therapieresultaat is een aanvaardbare aan- naar de reumatoloog.28 De andere artritiden
den22, 23 valsfrequentie of het verdwijnen van jicht- die in deze standaard worden behandeld
Zie voor de behandeling met NSAID’s: Beleid tophi. Een daling van het urinezuur moet zijn meestal na drie weken over; daarom
artritis algemeen, onder Medicamenteuze dan zichtbaar worden. is er voor gekozen om de uiterlijke verwijs-
behandeling. Bij jichtartritis zijn NSAID’s Start met allopurinol 100 mg per dag en termijn bij een vermoeden van reumatoïde
en orale corticosteroïden gelijkwaardige verhoog deze dosis in stappen van 100 mg artritis op vier weken te stellen. Na verwij-
pijnbestrijders. Kies voor corticosteroïden tot een aanvaardbare afname van de aan- zing is de reumatoloog primair verantwoor-
als NSAID’s op voorhand ongewenst zijn valsfrequentie bereikt is. Meestal is één delijk voor de voorlichting en de behande-
vanwege hun bijwerkingen. Geef 1 dd 30-50 dosis van 300 mg per dag voldoende. Als ling van de patiënt.
mg prednisolon gedurende vijf dagen en het behandeleffect uitblijft kan de allopuri-
verleng dit tot tien dagen bij verbetering noldosis desgewenst verder opgevoerd wor- Symptomatische medicamenteuze behandeling
maar onvoldoende herstel. Stap over op den naar 2 maal daags 300 mg. In geval van Voordat de diagnose reumatoïde artritis
colchicine als NSAID’s of corticosteroïden tophi moet de huisarts de dosis sowieso is gesteld kan de patiënt NSAID’s gebrui-
na drie tot vijf dagen geen verbetering ople- opvoeren tot 300 mg, in stappen van 100 mg ken om pijn en stijfheid te verminderen.29
veren. Corticosteroïden alléén geven geen per vier weken. Tophi verdwijnen vervolgens Zie hiervoor Beleid bij artritis algemeen,
verhoogde kans op peptische aandoenin- vaak pas na zes tot twaalf maanden. Bepaal onder Medicamenteuze behandeling. In
gen. Ze kunnen wel een bestaand ulcus voorafgaand aan en tijdens de behande- een stabielere fase (bijvoorbeeld na verbe-
pepticum verergeren of de genezing ervan ling (jaarlijks) de creatinineklaring zodat de tering door instelling op DMARD’s) moet de
vertragen. dosis kan worden aangepast bij een vermin- patiënt de NSAID’s zo mogelijk weer afbou-
derde klaring (maximaal 300 mg per dag bij wen.
– Colchicine een klaring van 50-80 ml/min, maximaal 200
Start met 1 mg en vervolg met twee tot drie mg per dag bij een klaring van 30-50 ml/min Aandachtspunten voor de huisarts bij gebruik van
dd 0,5 mg tot de pijn verdwenen is. Stop en maximaal 100 mg per dag bij een klaring DMARD’s
de behandeling bij maag-darmklachten van 10-30 ml/min). De DMARD’s worden vaak in combina-
(branderig gevoel in de keel, misselijkheid, ties voorgeschreven door de reumatoloog
buikkrampen en diarree), aangezien dit de Bij onbevredigend resultaat of bij onaan- en zijn in te delen in de glucocorticoïden,
eerste tekenen van toxiciteit zijn. Stop even- vaardbare bijwerkingen van allopurinol, conventionele DMARD’s en biologicals.30
eens als de klachten na twee tot drie dagen staakt de huisarts de allopurinol en stapt De DMARD’s methotrexaat, hydroxychloro-
niet verminderd zijn. Geef bij een creatini- over op benzbromaron. Start dagelijks quine, sulfasalazine, ciclosporine en azathi-
neklaring van minder dan 50 ml/min maxi- 50-100 mg, eventueel binnen drie maanden oprine worden regelmatig voor de behande-
maal 0,5 mg per dag.24 op te voeren naar 200 mg (één gift per dag). ling van reumatoïde artritis gebruikt.
Bij een creatinineklaring van minder dan 30 Het gebruik van DMARD’s heeft een aantal
– Intra-articulaire corticosteroïden ml/min of nierstenen in de voorgeschiede- consequenties waar de huisarts ook mee
Bij onvoldoende effect van of contra-indi- nis is benzbromaron gecontra-indiceerd. geconfronteerd kan worden:
caties voor orale behandeling met NSAID’s, Lukt het ook hiermee niet een bevredigend – Bijwerkingen: De meest voorkomende
corticosteroïden of colchicine is een intra- resultaat te bereiken, dan is verwijzing naar bijwerkingen van veel DMARD’s zijn
articulaire injectie van corticosteroïden een reumatoloog aangewezen. maag-darmklachten, leukopenie, trom-
te overwegen. De huisarts kan deze zelf bopenie en leverfunctiestoornissen. Spe-
geven.25 Beleid bij reactieve artritis cifieke bijwerkingen per DMARD staan in
Bij een reactieve artritis volstaan in prin- de tabel in noot 30.
– Urinezuurverlagende therapie26 cipe voorlichting, niet-medicamenteuze – Co-medicatie: Patiënten die methotrexaat
Levenslange urinezuurverlagende medica- adviezen en symptomatische behandeling, gebruiken mogen geen trimethoprim
tie is een optie wanneer de patiënt de aan- tenzij behandeling van de primaire infectie bevattende preparaten gebruiken in ver-
valsfrequentie onaanvaardbaar vindt (meer nog geïndiceerd is zoals bij een chlamydia band met de sterk verhoogde kans op
dan drie keer per jaar wordt wel als norm infectie of gonorroe. Wanneer de reactieve leukopenie. Om bijwerkingen te voorko-
genoemd) of wanneer er tophi zijn vastge- artritis vermoedelijk wordt veroorzaakt door men moeten patiënten die methotrexaat
steld. Bespreek de consequenties goed met een lymeborreliose, verwijst de huisarts de gebruiken 1mg foliumzuur per dag (of
de patiënt. patiënt naar de reumatoloog.14 5-10 mg per week) voorgeschreven krij-
Voordat een urinezuurverlagende behande- gen.
ling start, bepaalt de huisarts het serumu- Beleid bij (vermoeden van) reumatoïde artritits – Zwangerschap/verwekken van nageslacht:
rinezuur om de diagnose te ondersteunen. Reumatoïde artritis is geassocieerd met Met uitzondering van sulfasalazine wordt
Bij aanhoudende twijfel over de diagnose cardiovasculaire aandoeningen.27 Besteed bij alle DMARD’s het verwekken van nage-
(bijvoorbeeld klinische verdenking en een daarom bij patiënten met reumatoïde artri- slacht afgeraden tot en met drie maan-
normaal urinezuur) is een diagnostische tis extra aandacht aan cardiovasculaire risi- den nadat het gebruik is gestopt. Voor
punctie geïndiceerd om de pathognomi- co’s, zoals hypertensie. de minder vaak voorgeschreven DMARD
sche uraatkristallen aan te tonen. leflunomide geldt dit zelfs tot twee jaar
Het therapeutische effect van de (in principe Verwijzing na het staken van het gebruik, tenzij een
levenslange) urinezuurverlagende medica- De prognose van reumatoïde artritis ver- intensieve wash-out met colestyramine
tie kan worden gemonitord. Daarvoor wordt betert aanzienlijk als patiënten zo vroeg wordt toegepast.
aanbevolen om het urinezuur te bepalen: bij mogelijk worden behandeld met disease- – Infectie: Door immunosuppressie ver-
aanvang van de behandeling en daarna om modifying antirheumatic drugs (DMARD’s). Ver- groten DMARD’s de kans op infecties.
de vier weken totdat een bevredigend the- wijs patiënten met een sterk vermoeden op Tijdens het gebruik van TNF-alfa blok-

444 52(9) augustus 2009 Huisarts & Wetenschap

H&W 09 09.indb 444 31-07-2009 11:33:25


NHG-Standaard M90

kerende geneesmiddelen (biologicals) voorzieningen in woon- en/of werkomge- wervel (hoge nekpijn);
worden de symptomen van infecties vaak ving. • zenuwuitval of peesruptuur.
gemaskeerd. Meer specifiek kunnen TNF- – Oefentherapie
alfa blokkerende geneesmiddelen latente Een combinatie van oefentherapie (hoog Totstandkoming
of inactieve tuberculose reactiveren.31 intensief oefenprogramma) en educatie bij In februari 2008 begon een werkgroep bestaande
uit zes huisartsen en een epidemioloog met de
– Griepvaccinatie: patiënten met reuma- patiënten met reumatoïde artritis is effectief. ontwikkeling van de NHG-Standaard Artritis. De
toïde artritis die DMARD’s gebruiken Voor overige fysiotherapeutische behande- werkgroep bestond uit de volgende leden:
Dhr. H.J.E.M. Janssens, huisarts te Tolkamer;
hebben een indicatie voor een griepvac- lingen bestaat onvoldoende evidence.33 Dhr. H.A.H.M. Lagro, huisarts te Nijmegen, Mw.
cinatie (zie NHG-Standaard Influenza en P.G. van Peet, huisarts te Voorhout, Dhr. Dr. K.J.
influenzavaccinatie). – Aanpassingen/hulpmiddelen en voorzie- Gorter, huisarts te Apeldoorn, Mw. P. van der
Pas, huisarts te Schiedam, Dhr. Dr. M. van der
ningen in woon- en/of werkomgeving Paardt, arts en als epidemioloog verbonden aan
Beleid bij tussentijdse exacerbaties De reumaconsulent, de ergotherapeut of het NHG. Er werd geen belangenverstrengeling
Bij tussentijdse exacerbaties kan het ver- de fysiotherapeut adviseert over hulpmid- gemeld. De begeleiding van de werkgroep en
de eindredactie waren in handen van Mw. Dr.
hogen van de dosering van de medicatie delen, aanpassingen en voorzieningen. Dit H. Woutersen-Koch, arts en wetenschappelijk
noodzakelijk zijn. Een alternatief is intra- verschilt per regio. medewerker van de afdeling Richtlijnontwikke-
ling en Wetenschap. Dr. Tj. Wiersma was betrok-
musculaire of intra-articulaire toediening ken als senior-wetenschappelijk medewerker.
van een corticosteroïd om de periode van Verwijzen In februari 2009 werd de ontwerpstandaard voor
verhevigde ziekte-activiteit te overbruggen. Verwijzing van patiënten met artritis is geïn- commentaar naar 50 willekeurig uit het NHG-
ledenbestand gekozen huisartsen gestuurd. Er
Wijzig de medicatie alleen na overleg met diceerd: werden zestien commentaarformulieren retour
de reumatoloog. – bij een sterk vermoeden van reumatoïde ontvangen. Tevens werd commentaar ontvangen
artritis (zie bij evaluatie); van een aantal referenten, te weten A.C. van Loe-
nen, klinisch farmacoloog en hoofdredacteur van
Beleid in de stabiele fase – bij blijvende twijfel over de artritis dia- het Farmacotherapeutisch Kompas, dr. H. van
Patiënten die door de reumatoloog wor- gnose; Weert, hoofdredacteur Huisarts en Wetenschap,
prof.dr. W.J.H.M. van den Bosch, huisarts, dr.
den ingesteld op medicatie met DMARD’s – bij een onbevredigend resultaat van de J.L.P. van Duijnhoven, klinisch chemicus, dr. M.
blijven onder controle van de reumatoloog. behandeling van jichtartritis, ondanks Janssen, reumatoloog, dr. E.H. van de Lisdonk,
Een deel van die controles kan door de het juist doorlopen van de stappen; huisarts, prof.dr. J.W.J. Bijlsma, hoogleraar reu-
matologie, prof.dr. D.M.F.M. van der Heijde, reu-
huisarts worden overgenomen als de reu- – bij een aanhoudende ongedifferentieer- matoloog, dr. M.J. van der Veen, reumatoloog, B.
matoïde artritis in een stabiele fase is, maar de artritis. van den Bemt, ziekenhuisapotheker, K. de Leest,
alleen als hierover duidelijke afspraken met – bij bekende reumatoïde artritis: apotheker en T. Schalekamp, apotheker, namens
de WINAp, dr. H. Philips en P. Koeck namens de
de reumatoloog zijn gemaakt. De huisarts • als de patiënt bijwerkingen of exacer- VZW, M.J.H. Scholte-Voshaar, patiënt. Naams-
verandert doseringen alleen na overleg met baties krijgt tijdens de instelling op vermelding als referent betekent overigens niet
dat een referent de standaard inhoudelijk op
de reumatoloog. medicatie; ieder detail onderschrijft. J.J.M. Delamarre en
De huisarts regelt dan ook de labcontroles • bij heftige pijn en blijvende ontste- E.K.G. Lemaire, huisartsen hebben namens de
die voor de medicatie noodzakelijk zijn. Een kingsverschijnselen ondanks medica- NAS tijdens de commentaarronde beoordeeld
of de ontwerpstandaard antwoord geeft op de
veel gebruikte DMARD is methotrexaat (één tie; vragen uit het herzieningsvoorstel. In mei 2009
keer per week 7,5-25mg per os of intramus- • als er complicaties optreden, zoals werd de standaard becommentarieerd en geau-
culair). Hierbij moeten elke acht tot twaalf deformaties van een gewricht of toriseerd door de NHG-Autorisatiecommissie.
De zoekstrategie die gevolgd werd bij het zoeken
weken het bloedbeeld (hemoglobinegehal- peesluxaties; naar de onderbouwende literatuur is te vinden
te, leukocyten- en trombocytentelling) en • bij extra-articulaire complicaties. bij de webversie van deze standaard. De proce-
dures voor de ontwikkeling van de NHG-Stan-
de leverenzymen (serumtransaminasespie- daarden zijn in te zien in het procedureboek (zie
gels) bepaald worden.32 Aangeraden wordt Redenen om met spoed te verwijzen zijn: www.nhg.org).
om zeer zorgvuldig te zijn bij het overnemen
van herhaalreceptuur van de reumatoloog, – vermoeden van een bacteriële artritis; Noot 1
aangezien fouten met dodelijke afloop zijn – ernstige bijwerkingen van (door reu- Epidemiologie
voorgekomen bij het voorschrijven van matoloog ingezette) medicamenteuze De verschillende artritisvormen staan op ver-
schillende manieren geregistreerd in huisartsin-
methotrexaat door huisartsen. behandeling (leukopenie; pneumonitis); formatiesystemen (bijvoorbeeld als chronische
– bij bekende reumatoïde artritis: ziekte of als een episode). Daardoor zijn inciden-
tie- en prevalentie cijfers moeilijk in onderling
In de stabiele fase kan de huisarts ook • vermoeden van instabiliteit van de verband te presenteren. Reumatoïde artritis is
betrokken raken bij de oefentherapie en bij cervicale wervelkolom met (sub)luxa- een chronische ziekte, waarvoor redelijk zuiver
vragen over aanpassingen/hulpmiddelen en tie van de eerste of tweede cervicale prevalentie- en incidentiecijfers te herleiden zijn:

Tabel 1
Normpraktijk Jichtartritis Reumatoïde artritis
totaal man vrouw totaal man vrouw totaal man vrouw
N % N % N % N % N % N %
0-24 jaar 719 359 360 0 0 0 0 0 0 0 0,0 0 0,0 0 0,0
25-44 jaar 683 325 358 4 0,6 3 1,0 1 0,3 2 0,3 1 0,2 1 0,3
45-64 jaar 639 323 316 17 2,7 15 4,5 3 0,9 3 0,5 1 0,3 2 0,7
>65 jaar 309 135 174 19 6,1 11 8,3 7 4,3 6 1,8 2 1,7 3 1,6
Totaal 2350 1142 1208 40 1,7 29 2,5 11 1,0 11 0,5 4 0,4 6 0,5
Bron: CMR: 1985 – 2006

Patiënten uit een fictieve normpraktijk die op 31-12-2006 ooit één of meerdere artritis-episoden doormaakten in de twintig jaar daarvoor. Getallen gebaseerd op de CMR-
huisartspopulatie. Absolute aantallen (percentage per leeftijdsgroep respectievelijk per totaal). De absolute getallen zijn afrondingen, afgeleid van de percentages.

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 445

H&W 09 09.indb 445 31-07-2009 11:33:25


NHG-Standaard M90

ca. 5 per 1.000 respectievelijk ca. 0,3 per 1.000 aanwezige of verworven, metabool of renaal De matige intake van purinerijke groenten of
per jaar. Voor de andere artritisvormen gaat dit bepaalde condities voor, zoals: oudere leeftijd, eiwitten was niet geassocieerd met een verhoogd
niet op. Zij kennen alleen een episoderegistra- heftige pijn [Andersson 2006], adipositas, alco- risico op jicht.
tie, waarbij een patiënt per jaar met meerdere holgebruik, vitamine-C-suppletie [Huang 2005], Conclusie: Jichtartritis komt in een minderheid
(recidiverende) episoden kan bijdragen aan de diuretica [Pascual 2006], hypertensie, hartfalen van de gevallen familiair voor. Het is een cardio-
jaarincidentie. [Anker 2003] en zeldzame genetische enzymafwij- vasculair geassocieerde aandoening. Het gevon-
In de internationale literatuur wordt herhaalde- kingen zoals de ziekte van Lesch-Nyhan [Janssens den verband tussen voeding- en genotsmiddelen
lijk gemeld dat jicht bij 1 tot 2% van de totale 2003b]. en het ontstaan van jichtartritis is voornamelijk
bevolking voorkomt. Als men ‘het één of meer- Conclusie: Er bestaat een correlatie tussen jicht- gebaseerd op epidemiologisch onderzoek in één
dere keren hebben doorgemaakt van een jichtar- artritis en een hoog serumurinezuur. bronpopulatie, die noch overeenkomt met de
tritis’ als een chronische ziekte beschouwt, levert algemene populatie, noch met een Nederlandse
herberekening van cijfers uit de CMR feitelijk een Noot 4 huisartspopulatie, en op onderzoek waarbij de
vergelijkbare prevalentie op: ca. 17 per 1.000 per Kenmerken en risicofactoren jichtartritis validiteit van de gehanteerde jichtdiagnostiek
jaar. Een vergelijkbare berekening voor de overige De patiëntkenmerken en criteria op basis waar- onbekend is. De werkgroep kiest daarom niet
artritiden binnen de CMR (dus eenmaal een artri- van jichtartritis vastgesteld kan worden zijn nau- voor een actieve aanbeveling aan artsen om
tisincident bepaalt mede de prevalentie) geeft welijks evidence based. De meeste zijn op empi- adviezen te geven over het vermijden van allerlei
een prevalentie van ca. 30 patiënten per 1.000 per rische basis algemeen aanvaard [Zhang 2006b]. voedings- en genotsmiddelen (alcoholgebruik,
jaar met ooit in de afgelopen 20 jaar een ‘overige Net als voor veel andere reumatische ziekten purinerijke voedingsmiddelen, koolzuurhoudend
artritis’ (waaronder artritis bij artrose, reactieve bestaan voor jichtartritis classificatiecriteria, frisdrankgebruik).
artritis en artritis met onbekende oorzaak). opgesteld door het American College of Rheu-
De tabel op pagina 445 is een poging om epide- matology (ACR) [Wallace 1977] voor gebruik in Noot 5
miologische cijfers over in elk geval reumatoïde een onderzoekssetting. Hun nut en validiteit voor Erfelijkheid en reumatoïde artritis
artritis en jichtartritis toch in enig onderling gebruik in de dagelijkse praktijk is onbewezen. De exacte etiologie van reumatoïde artritis is
verband te kunnen presenteren, vertaald naar Onder 120 Nederlandse eerstelijnspatiënten met onbekend, hoewel er verschillende hypothesen
een normpraktijk (schriftelijke mededeling van uraatkristalbewezen jicht bleek 30% een positieve zijn waarin omgevings- en genetische factoren
de Lisdonk). familieanamnese te hebben [Janssens 2008a]. Bij een rol spelen [Aho 2004]. Met betrekking tot
De prevalentie en incidentie van RA in de rest jichtpatiënten met een belaste familie kan zelden erfelijke factoren is het echter niet zo dat fami-
van West-Europa en Noord-Amerika komen glo- een specifiek enzymdefect worden aangetoond. lieleden een belangrijk grotere kans hebben op
baal overeen met die van Nederland. Voor Zuid- Zij verschillen qua klinische kenmerken nauwe- het krijgen van reumatoïde artritis. Over het hele
Europa en het Midden-Oosten liggen deze waar- lijks van niet-familiair belaste jichtpatiënten, leven genomen bedraagt deze kans waarschijnlijk
den gemiddeld genomen een factor twee lager. behalve een wat lagere aanvangsleeftijd, een maar enkele procenten. Een proefschrift over de
Ook voor Afrika gelden een lagere prevalentie en gunstiger lipidenspectrum, en het minder vaak rol van erfelijke factoren bij reumatoïde artritis
incidentie. Deze geografische verschillen wijzen voorkomen van hypertensie en alcoholgebruik schat de kans op het krijgen van reumatoïde
op een associatie met etniciteit [Alamanos 2005]. [Chen 2001]. artritis voor het zestigste levensjaar op ongeveer
Verschillende onderzoeken (waaronder in de 1,5% voor vrouwen en 0,7% voor mannen. Voor
Noot 2 Nederlandse eerste lijn) laten zien dat onder eerstegraadsverwanten (broers, zussen, ouders
Ketenreactie jichtartritis patiënten met jichtartritis hypertensie en cardio- en kinderen) is deze kans ongeveer 5% voor
Als eerste stap tussen intra-articulair neerslaan vasculaire morbiditeit significant vaker voorko- vrouwen en 3% voor mannen. Onder eeneiige
van kristallen en de uiteindelijke jichtartritis men dan onder niet-jichtpatiënten, onafhankelijk tweelingzussen en -broers van patiënten met
vindt fagocytose van de kristallen plaats. De van het diureticumgebruik [Abbott 1988; Jans- reumatoïde artritis zou op hun zestigste jaar
hypothese is dat er na deze fagocytose een pro- sens 2003a; Janssens 2007; Krishnan 2006]. De ongeveer 24% van de vrouwen en 17% van de
inflammatoir cytokine vrijkomt (IL-1 ). Binding ‘bekende’ relatie van diuretica met jicht blijkt zelf mannen ook aan reumatoïde artritis lijden. Naar
van deze interleukine aan een jichtspecifieke niet onafhankelijk, maar lift juist als confounder het mechanisme dat verantwoordelijk is voor
receptor, onder andere aanwezig op synoviale mee met de associatie van jicht met hypertensie de rol van erfelijke factoren wordt momenteel
cellen, zorgt voor activatie van synoviale en en hartvaatziekten [Janssens 2007]. De associatie onderzoek verricht. Al langere tijd wordt de
andere endotheelcellen. Deze geactiveerde cellen tussen jicht en een slechte nierfunctie komt in overerving van reumatoïde artritis in verband
produceren vervolgens chemokinen en inflam- verschillende publicaties naar voren [Petersel gebracht met de HLA-moleculen HLA-DR4 en
matoire mediatoren, die op hun beurt neutro- 2007; Tarng 1995]. De oorzakelijke betekenis van HLA-DR1. Inmiddels wordt gedacht dat de over-
fielen aantrekken met een jichtartritis als gevolg purinerijke voeding (zoals zwezerik, vleesextract, eenkomstige structuur van een deel van deze
[Drenth 2006; Martinon 2006]. nieren, vis, wild en gevogelte), alcohol en fris- moleculen, het HLA-DRB1, hieraan ten grondslag
drank bij het ontstaan van jicht krijgt de laatste ligt [De Vries 2001].
Noot 3 jaren veel aandacht in de populaire en weten- Andere onderzoekers suggereren echter dat
Relatie urinezuur en jicht schappelijke literatuur dankzij de onderzoeken onderzoeken naar de rol van erfelijke factoren bij
Het urinezuur stijgt met de leeftijd. Bij mannen van Choi et al. [Choi 2004; Choi 2008]. Terug- reumatoïde artritis door selectie en inadequate
gebeurt dat langzaam vanaf de puberteit, bij houdendheid met betrekking tot de conclusies verificatie van de diagnose niet vrij zijn van bias
vrouwen is na de menopauze een snellere stij- van deze onderzoeken is op zijn plaats. In al en dat de betekenis van erfelijkheid bij deze
ging te zien. Over het algemeen wordt gesproken deze onderzoeken maakte men namelijk gebruik ziekte wordt overschat. In hun onderzoek onder
van hyperuricemie als het serumurinezuurgehalte van één specifiek cohort (follow-up 12 jaar) dat een tweetal cohorten van in totaal 37.338 Deense
hoger is dan 0,42 mmol/l bij mannen en 0,34 bestond uit ca. 50.000 mannelijke Amerikaanse tweelingen, bleek geen van de dertien monozygo-
mmol/l bij vrouwen vóór de menopauze. Urine- gezondheidswerkers. Het primaire eindpunt was te tweelingen met reumatoïde artritis concordant
zuur is een katabool eindproduct van de ATP- ‘zelf gerapporteerde jicht’, waarbij voldaan moest voor de ziekte en slechts twee van de 36 dizygote
stofwisseling. De uitscheiding ervan gebeurt voor worden aan 6 of meer van 11 ACR-criteria en tweelingen. De bijbehorende 95%-betrouwbaar-
2/3 renaal en voor 1/3 enteraal [Jacobs 1996]. dit eindpunt werd gehaald door 730 patiënten. heidsintervallen bedragen respectievelijk 0-24,7
Het grootste deel (90-95%) wordt weer renaal Beperkingen zijn onder andere de onderrappor- en 1,9-23,7%. Ze concluderen dat erfelijkheid bij
teruggeresorbeerd en metabool gerecycled. tage van ACR-criteria die moeilijk door de patiënt reumatoïde artritis van ondergeschikt belang is
Hyperuricemie ontstaat door een veranderende of de onderzoeker vast te stellen zijn, zoals ‘een [Svendsen 2002].
balans van deze stofwisseling: meer productie unilaterale tarsale gewrichtsaanval’, ‘tophus’, Conclusie: De kans van een individu om reuma-
en/of minder uitscheiding. De prevalentie van ‘hyperuricemie’ en ‘asymetrische gewrichtszwel- toïde artritis te krijgen blijft klein bij familiair
hyperuricemie zonder jichtartritis in de open ling’ en een onbekende diagnostische validiteit voorkomen van deze ziekte.
populatie is 5 tot 8% [Levinson 1993]. Er lijkt een van deze ACR-criteria zelf. In deze onderzoeken
positieve correlatie te bestaan tussen de hoogte vond men een sterk verband tussen de consump- Noot 6
van serumurinezuur en de incidentie van klini- tie van met suiker gezoete frisdrank en fructose ACR-criteria Reumatoïde Artritis
sche jicht, hetgeen blijkt uit verschillende epide- enerzijds, en een verhoogd risico op jicht bij Een simpele test om reumatoïde artritis aan
miologisch onderzoeken [Levinson 1993; Rigby mannen anderzijds. Ook fructoserijke vruchten te tonen of uit te sluiten is niet voor handen.
1994]. Vaak wordt hier een oorzakelijk verband en vruchtensappen verhoogden dit risico. Dieet Daarom berust de vaststelling van reumatoïde
tussen verondersteld, onder andere omdat de frisdranken (light producten) waren niet geasso- artritis op het gecombineerd voorkomen van
oplosbaarheid van serumurinezuur snel afneemt cieerd met een hoger risico. Alcoholgebruik was meerdere kenmerken. De criteria zijn afgeleid van
bij toenemende concentraties [Li-Yu 2001]. De sterk geassocieerd met een verhoogd risico op die van het American College of Rheumatology,
jaarlijkse incidentie van jichtartritis is 5% onder jicht. Het risico varieerde substantieel tussen de voorheen American Rheumatism Association
mannen met een gemiddeld serumurinezuur verschillende soorten alcoholische dranken. Bier geheten. Deze zogenaamde ACR-criteria (zie
hoger dan 0,53 mmol/l, 0,5% bij een serumurine- drinken leidde tot een groter risico dan de con- onderstaande tabel) zijn opgesteld door ervaren
zuurgehalte van 0,42-0,53 mmol/l en 0,1% bij een sumptie van sterke drank, en het (matig) drinken reumatologen die de symptomen van patiënten
serumurinezuurgehalte lager dan 0,42 mmol/l van wijn verhoogde het risico niet. Meer con- met klassieke reumatoïde artritis samenvoegden
[Campion 1987]. Stijging van het serumurinezuur sumptie van vlees en zeevruchten bleken geas- tot een syndroom. Deze herziene criteria uit 1987
zonder het optreden van jichtartritis komt onder socieerd met een verhoogd risico op jicht, terwijl waren vooral bedoeld voor epidemiologisch en
talloze fysiologische en pathologische, genetisch het gebruik van zuivel dit risico juist verlaagde. wetenschappelijk onderzoek, maar worden in de

446 52(9) augustus 2009 Huisarts & Wetenschap

H&W 09 09.indb 446 31-07-2009 11:33:25


NHG-Standaard M90

gnose onwaarschijnlijk en maakt een verhoogd


Tabel 2 De ACR-criteria voor de classificatie van reumatoïde artritis* urinezuur een waarschijnlijke diagnose meer
waarschijnlijk.
1. ochtendstijfheid gedurende minimaal 1 uur†
2. artritis simultaan aanwezig in drie of meer gewrichtsgroepen (links of rechts PIP’s, MCP’s, pols, Noot 12
elleboog, knie, enkel, MTP’s)† X-foto’s bij jichtartritis
3. artritis van ten minste één handgewricht: pols, MCP of PIP† Röntgenafwijkingen zijn voor de diagnose jicht
4. symmetrische artritis† onvoldoende sensitief en specifiek. Bij langduri-
5. subcutane reumanoduli ge gecompliceerde jicht kunnen gewrichtsspleet-
6. reumafactor aantoonbaar versmalling en boterosies zichtbaar worden:
7. radiologische veranderingen (op X-hand/pols of - voorvoet) zogenoemde punched-out lytic lesions. Deze laesies
kunnen jicht doen vermoeden, maar zijn niet spe-
*Wanneer vier van de zeven criteria aanwezig zijn, spreekt men van reumatoïde artritis. cifiek voor jicht [German 1986; Nesher 1994].
† Criteria moeten ten minste zes weken aanwezig zijn.
Noot 13
klinische praktijk óók gebruikt om de diagnose komen en dat de gewrichten in de onderzoeken Gewrichtspunctie
reumatoïde artritis te stellen. Van deze criteria niet gepuncteerd werden. Het aantonen van uraatkristallen door middel
zijn de eerste vier de belangrijkste; deze hebben van een gewrichtspunctie geldt als gouden stan-
betrekking op ochtendstijfheid, aantal, lokalisa- Noot 8 daard voor de diagnose jicht. Voor een maximale
tie en symmetrie van de aangedane gewrichten Bevindingen bij lichamelijk onderzoek bij artri- betrouwbaarheid van deze test moet het prepa-
alsmede de duur van de klachten. Subcutane tis per gewricht raat vers (dezelfde dag) beoordeeld worden met
reumanoduli, reumafactoren en radiologische een polarisatiemicroscoop. Het microscopisch
veranderingen ontbreken in de beginfase van de Noot 9 onderzoek vergt veel ervaring en routine, die in
ziekte vaak. Laatstgenoemde twee zijn vooral van Palpatie gewrichtsspleet/tangentiële drukpijn de huisartsenpraktijk niet haalbaar is [Dieppe
belang voor de prognose. Zonder de eerste vier Pijnlijkheid bij palpatie van de gewrichtsspleet is 1999; Jacobs 1996; Von Essen 1998]. De natrium-
criteria voegen ze niets toe, zodat ze als aanvul- een betrouwbaar kenmerk van ontstekingsactivi- uraatkristallen zijn herkenbaar als spitse ruit- of
lend moeten worden beschouwd. De sensitiviteit teit en correleert goed met de verhoging van het naaldvormige kristallen, die onder een polarisa-
en specificiteit van de criteria tezamen bedragen C-reactieve proteïne (CRP) in het bloed [van der tiemicroscoop typisch dubbelbrekend oplichten
in een klinische populatie respectievelijk 91 en Korst 1990]. [Bacquelaine 1991].
89%, waarbij het klinisch oordeel van experts als De standaard adviseert het punctaat aan te
gouden standaard is genomen [Arnett 1988; Van Noot 10 bieden aan een reumatoloog die hiermee erva-
Leeuwen 1990]. De tabel is ontleend aan een BSE en CRP ring heeft en die bereid is het preparaat direct
leerboek over reumatologie [Bijlsma 2000]. Bij elke vorm van artritis kunnen de BSE en de te beoordelen. Ook de krijtwitte inhoud van een
hoeveelheid leukocyten verhoogd zijn, vooral bij tophus, die louter uit uraatkristallen bestaat, kan
Noot 7 ontstekingen van grotere gewrichten. Leukocy- microscopisch beoordeeld worden nadat wat
Epidemiologie vroege artritis poliklinieken tentelling en differentiatie voegen niets toe aan materiaal verzameld is uit de tophus na punctie
Vier artikelen uit Europese landen beschrijven de diagnoses jicht en bacteriële artritis [Bull of minimale incisie.
onderzoek naar de uiteindelijke diagnosen die 1989].
gesteld werden bij mensen met een vroege artri- De bezinking zal bij reumatoïde artritis in het Noot 14
tis. Van der Horst-Bruinsma et al vroegen huis- algemeen pas verhoogd zijn als diverse grotere Diagnostiek van Lyme artritis
artsen in het affiliatiegebied van een academisch gewrichten ontstoken zijn. De bezinking geldt Lymeborreliose is een infectieziekte, veroorzaakt
ziekenhuis patiënten met een nieuwe artritis met als een goede maat voor de activiteit van reuma- door de spirocheet Borrelia burgdorferi, die wordt
ten minste twee van de volgende kenmerken te toïde artritis en de reactie op medicamenteuze overgedragen door een beet van een besmette
verwijzen: gewrichtspijn, gewrichtszwelling of behandeling. Bepaling van het C-reactieve prote- teek, de Ixodes ricinus. De meest voorkomende
bewegingsbeperking van het gewricht. Patiënten ine heeft geen voordelen. manifestaties op moment van presentatie zijn:
mochten maximaal twee jaar klachten hebben. In een Nederlands onderzoek werd een gemiddel- erythema migrans (77%), neuroborreliose (16%),
De gevonden diagnoses waren: 32% ongedifferen- de BSE van 86 mm na 1 uur waargenomen bij 72 artritis (7%), acrodermatitis chronica atroficans
tieerde artritis; 22% reumatoïde artritis; 16% jicht patiënten met de einddiagnose bacteriële artritis. (3%) en lymfocytoom (3%). Deze cijfers zijn geba-
en 7% reactieve artritis [Van der Horst-Bruinsma In 13% van de gevallen bleek de BSE echter <20 seerd op Zweeds onderzoek bij 1471 patiënten
1998]. Zeidler et al beschrijven de bevindingen [Peters 1992]. In een vergelijkbaar Engels onder- [Berglund 1995]. De verdenking Lyme-artritis is
van hun Duitse vroege synovitis polikliniek. zoek (n=138) werd in 6% van de gevallen zelfs een gerechtvaardigd bij recidiverende kortdurende
Diagnoses werden tijdens het eerste bezoek op BSE <10 gevonden [Weston 1999]. artritisaanvallen met objectieve zwelling van één
klinische gronden gesteld en waren dus expert- Conclusie: Een verhoogde BSE bij een artritis of enkele grote gewrichten, soms overgaand in
diagnoses en niet op criteria gebaseerd. Van de onderscheidt niet naar oorzaak. Bij een normale chronische artritis. Eerst moeten andere oorza-
patiënten had 54% een ongedifferentieerde artri- BSE is de kans op een bacteriële artritis welis- ken van de artritis uitgesloten zijn. Lyme-artritis
tis, 19% reumatoïde artritis en 11% een reactieve waar klein, maar is deze aandoening niet geheel manifesteert zich met name in het kniegewricht
artritis. Het wordt niet duidelijk waarom geen uitgesloten. [Steere 1987]. Het belangrijkste hulpmiddel bij
patiënten met jicht gevonden werden [Zeidler de diagnostiek is het onderzoek naar Borrelia-
2003]. Bij een prospectief populatie-onderzoek Noot 11 antistoffen in het bloed (en, bij verdenking op
naar de jaarlijkse incidentie van vroege artritis Serum urinezuur neuroborreliose, in de liquor cerebrospinalis).
in Zweden werden patiënten met artrose, septi- Rigby en Wood onderzochten de diagnostische Aspecifieke klachten als gewrichtspijn, spierpijn,
sche artritis en kristalartropathieën uitgesloten. waarde van het serumurinezuurgehalte voor het stijfheid of vermoeidheid in combinatie met een
Ingesloten werden patiënten van zestien jaar en aantonen van jicht in een kleine tweedelijnspo- tekenbeet zijn geen indicatie voor het bepalen
ouder met een recente artritis met zwelling van pulatie van nieuwe patiënten (n=59 met jicht en van antistoffen. Bij patiënten met mono- of
ten minste één gewricht. Hier had 36% een onge- n=761 zonder jicht) [Rigby 1994]. Deze interna- oligo-artritis waarbij de knie betrokken is en
differentieerde artritis, 21% reumatoïde artritis tionale onderzoekspopulatie was in diagnostisch waarbij andere oorzaken uitgesloten, wordt aan-
en 25% een reactieve artritis [Soderlin 2002]. opzicht weinig coherent: de jichtdiagnose was bevolen IgG-antistoffen tegen Borrelia burgdor-
Eenzelfde soort incidentie-onderzoek in Finland gebaseerd op het klinische oordeel van de deel- feri te bepalen. Bij patiënten met een mono- of
hanteerde minstens één perifeer gewricht met nemende reumatologen, en niet op basis van de oligo-artritis van andere grote gewrichten dan het
synovitis of tekenen van inflammatie in een ACR-criteria noch op basis van microscopisch kniegewricht geldt dit alleen als er in de anamne-
sacro-iliacaal, glenohumeraal of heupgewricht onderzoek van de gewrichtsvloeistof. De aanwe- se aanwijzingen zijn voor Lymeborreliose, zoals
als inclusiecriteria. Hier werd onder volwassenen zigheid van hyperuricemie had hier een positief een tekenbeet, erythema migrans (EM) of karak-
55% ongedifferentieerde artritis, 13% reumatoïde voorspellende waarde voor jicht van slechts 19%; teristieke neurologische verschijnselen (bijvoor-
artritis, 7% kristalartropathieën en 4% reactieve de afwezigheid van hyperuricemie had een nega- beeld neuritis cranialis en meningoradiculitis).
artritiden gevonden [Savolainen 2003]. tief voorspellende waarde van 96%. Echter, bij al Wanneer de symptomen korter dan 6 tot 8 weken
Conclusie: Door verschillen in basispopulaties, het jichtonderzoek dat we voor deze Standaard bestaan, worden naast IgG ook IgM antistoffen
in- en exclusiecriteria en toegestane klachtduur raadpleegden waarbij het serumurinezuur vast- in het serum bepaald. Duren de symptomen
voor verwijzing/inclusie kunnen de onderzoeken gelegd werd als baselinekenmerk (waaronder ook korter dan 6 tot 8 weken en zijn er geen Borrelia-
niet goed vergeleken worden, maar de grote lijn eerstelijns patiënten met uraatkristal bewezen antistoffen in het serum aantoonbaar (IgG en/of
is dat voornamelijk ongedifferentieerde artritis jicht), blijken patiënten gemiddeld steeds een IgM), dan wordt aanbevolen de serologie na 2 tot
en in aflopende percentages reumatoïde artritis, verhoogd urinezuur te hebben. Verlaagde spie- 4 weken te herhalen [Kwaliteitsinstituut voor de
jicht en reactieve artritiden gediagnosticeerd gels kwamen nauwelijks voor. Gezondheidszorg CBO 2004].
worden naar aanleiding van nieuw gepresen- Conclusie: bij klinische twijfel aan de diagnose Conclusie: Gezien de complexe interpretatie van
teerde artritiden. Bedenk hierbij dat de meeste jichtartritis bij een patiënt met een sterk ver- de serologie kan de huisarts de patiënt hiervoor
patiënten met jichtartritis niet in de specialis- hoogde voorafkans op de diagnose jichtartritris, het beste naar de reumatoloog verwijzen.
tische setting/vroege artritis polikliniek terecht maakt een laag serumurinezuurgehalte de dia-

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 447

H&W 09 09.indb 447 31-07-2009 11:33:26


NHG-Standaard M90

Tabel bij noot 8


Inspectie Palpatie Specifieke bevindingen bij
bewegingsonderzoek
Bovenste extremiteit
algemeen let op roodheid, zwelling, atrofie, let op warmte, zwelling, pijn in het algemeen flexie meer beperkt dan
standsafwijkingen extensie

PIP spoelvormige zwelling pijnlijke gewrichtsspleet en zwelling flexie meer beperkt dan extensie

MCP ruimte tussen de knokkels opgevuld, a. moeilijk te palperen gewrichtsspleet verminderde knijpkracht, niet volledig
later ulnaire deviatie distaal van de knokkel bij geringe flexie kunnen sluiten van de vuist, flexie meer
b. pijn bij ‘handen geven’: tangentiële beperkt dan extensie
drukpijn

pols diffuse zwelling aan de dorsale zijde van pijnlijke gewrichtsspleet aan de dorsale beperking bij flexie en extensie in gelijke
de pols en handrugatrofie intrinsieke zijde juist distaal van de proc. styloïdeus mate
musculatuur, later radiaire deviatie radii en ulnae; warmte en zwelling

elleboog zwelling dorsale zijde; kuiltjes lateraal pijnlijke gewrichtsspleet ter hoogte van flexie meer beperkt dan extensie;
en mediaal van olecranon zijn opgevuld ruimte tussen laterale epicondylus en maar opvallend: éérst (geringe)
het olecranon en zwelling flexiecontractuur

schouder geen informatie (alleen bij langdurige geen informatie, lokale pijn in verminderde exorotatie, in mindere
artritis atrofie van de musculatuur) deltoïdeusgebied is gerefereerde pijn mate beperking van abductie,
endorotatie en anteflexie

Onderste extremiteit
algemeen let op roodheid, zwelling, atrofie, let op warmte, zwelling, pijn in het algemeen flexie meer beperkt dan
standsafwijkingen extensie

MTP/PIP diffuse zwelling van de dorsale zijde van a. tangentiële drukpijn flexie en extensie beperkt
de voorvoet, uiteenwijken (spreidstand) b. MTP- en PIP-gewrichten afzonderlijk
tenen ‘luchtfenomeen’ palperen in licht gebogen stand

enkel circulaire zwelling van onderste en pijnlijke gewrichtsspleet op de wreef en plantairflexie meer beperkt dan extensie
bovenste spronggewricht onder de malleoli; warmte

knie zwelling boven en naast de patella door a. pijnlijke gewrichtsspleet juist boven a. flexie meer beperkt dan extensie
verdikking van synovia en hydrops het tibiaplateau en naast het maar opvallend: éérst (geringe)
ligamentum patellae flexiecontractuur
b. ballottement patella b. bij geringe artritis alleen pijn in de
c. warmte (huidtemperatuur vergelijken uiterste standen
met de temperatuur boven de
quadriceps)

heup geen informatie niet mogelijk beperkte endorotatie en flexie, abductie


minder beperkt

Noot 15 is de voorspellende waarde van een negatieve fungeren. Ze moeten dan ook alleen dan worden
Reumafactor testuitslag onvoldoende om reumatoïde artritis ingezet als op basis van gegevens uit lichamelijk
Reumafactoren kunnen op verschillende manie- met voldoende zekerheid uit te sluiten [Bampton onderzoek, anamnese en beloop van de klachten
ren worden aangetoond. Hoewel de latexfixa- 1985; Pop 1996; Shmerling 1991]. reeds een gerede verdenking op reumatoïde artri-
tietest een relatief simpele en goedkope test is, tis bestaat. Omdat in dat geval verwijzing naar
wordt de reumafactor (RF) test tegenwoordig Noot 16 een reumatoloog toch al aan de orde is, heeft de
doorgaans als geautomatiseerde immunoche- Anticitrulline test anti-CCP-test een beperkte plaats in de diagnos-
mische bepaling uitgevoerd. Deze IgM-RF-test is Het meten van antilichamen tegen gecitrillu- tiek van artritiden in de huisartsenpraktijk.
wat specifieker dan de latexfixatietest; daarom neerd cyclisch peptide (CCP) is een relatief nieu-
kan het zinvol zijn een positieve latexfixatietest we en zeer specifieke test voor de diagnostiek van Noot 17
te laten volgen door deze bepaling. Wanneer de reumatoïde artritis. Het aantonen van anti-CCP- X-foto’s/bot erosies bij reumatoïde artritis
uitslag van de bepaling wordt uitgedrukt in IU/ antilichamen, in het bijzonder als tweede gene- Wanneer het klinisch beeld onvoldoende dui-
ml, dus geijkt op een internationaal referentie- ratie anti-CCP-tests (anti-CCP2-tests) gebruikt delijkheid biedt, kan het aantonen van erosies
preparaat, worden verschillen tussen laboratoria worden, is van prognostisch belang en behulp- uitsluitsel geven. Röntgenologisch onderzoek
onderling onbelangrijk. Bovenstaande geautoma- zaam bij de vroegdiagnostiek van reumatoïde zal in dit geval uitgevoerd worden door de reu-
tiseerde tests geven als regel een kwantitatieve artritis [Gao 2005]. De sensitiviteit van de anti- matoloog. Erosies gelden dan als bewijs voor
uitslag (in plaats van positief/negatief of >25 IU/ CCP-bepaling ligt in verschillende onderzoeken reumatoïde artritis. Afwijkingen aan de voeten,
ml dan wel <25 IU/ml) [Commissie Aanvullende tussen de 50 en 70%; de specificiteit ligt tussen met name aan de MTP-gewrichten, treden eerder
Diagnostiek 2006]. Dit kan zinvol zijn omdat in de 95 en 97% [Girelli 2004; Vallbracht 2004; Van op dan aan de handen en zijn vaak al te zien als
klinisch onderzoek een verband blijkt te bestaan Gaalen 2004; Vossenaar 2004]. er nog weinig klachten zijn. Foto’s van de polsen
tussen (hoge) seropositiviteit aan het begin van In een systematisch review concluderen Avouac geven daarentegen een beter beeld van de alge-
de ziekte en de prognose [Van der Heijde 1988]. et al. op basis van 58 systematisch gezochte, hele ziekteactiviteit [Brook 1977; Scott 1986; Van
Reumafactoren komen ook in de normale popu- geselecteerde en geanalyseerde onderzoeken dat der Heijde 1997].
latie voor. Bij juveniele reumatoïde artritis is de sensitiviteit van de tweede generatie anti-
slechts 10% van de patiënten positief, bij volwas- CCP-tests dicht bij die van de reumafactortest Noot 18
senen stijgt dit tot 70%. Op individueel niveau is ligt. Anti-CCP heeft een hogere specificiteit dan Relatie röntgenologische schade en beloop
de voorspellende waarde gering: een positieve de reumafactortest om reumatoïde artritis van Er is geen goede correlatie tussen het röntgen-
bevinding bewijst reumatoïde artritis niet, en een andere reumatische ziekten te onderscheiden. beeld enerzijds en de klachten en de functionele
negatieve bevinding sluit de aandoening niet uit. Bovendien blijken anti-CCP-antilichamen in hoge capaciteit van de patiënt anderzijds [Pincus 1989;
Bij een voorafkans van 1% op reumatoïde artritis mate de toekomstige ontwikkeling van reuma- Regan-Smith 1989; Wolfe 1991]. Dit geldt met
is de voorspellende waarde van een positieve toïde artritis te kunnen voorspellen, zowel bij name in het begin van de ziekte. Bij een recent
test op reumatoïde artritis (uitslag >20 kIU/l) gezonde personen als in patiënten met een onge- begonnen reumatoïde artritis is de functionele
14%, hetgeen betekent dat zes van de zeven test- differentieerde artritis [Avouac 2006]. De relatief capaciteit primair geassocieerd met de ziekteac-
uitslagen foutpositief zijn. Bij een voorafkans van lage sensitiviteit van zowel de reumafactortest tiviteit, in langer bestaande reumatoïde artritis is
50% is de voorspellende waarde van een posi- als de anti-CCP-testen maken de testen even- de mate van gewrichtsbeschadiging een belang-
tieve uitslag 94%. Bij een nog hogere voorafkans wel ongeschikt om als screeningsinstrument te rijke determinant van de functionele vermogens

448 52(9) augustus 2009 Huisarts & Wetenschap

H&W 09 09.indb 448 31-07-2009 11:33:26


NHG-Standaard M90

van de patiënt [Welsing 2001]. lair beeld dat lijkt op reumatoïde artritis met in totaal 74 patiënten [Janssens 2008b]. Slechts
algemeen ziek zijn en soms ernstige gewrichts- één onderzoek haalde de norm van matige
Noot 19 aantasting. kwaliteit. In dit onderzoek waren 90 patiënten
Vermoeden op reumatoïde artritis – Asymptomatische CPA: De overige 30% van uit de tweede lijn ingesloten met een voor jicht
Emery et al. geven adviezen over de verwijsindi- de calciumpyrofosfaat-artropathieën verloopt verdachte artritis (geen kristaldiagnose). Een
caties voor de huisarts bij vermoeden van een asymptomatisch. combinatie van 30 mg prednisolon (aangevuld
reumatoïde artritis. De adviezen zijn gebaseerd met paracetamol naar behoefte) bleek een verge-
op een systematische literatuursearch naar prog- Chondrocalcinosis is een röntgenologisch lijkbare afname van de pijn tijdens rust en bewe-
nostische factoren uit prospectieve onderzoeken, beeld waarbij depositie van een calciumzout ging te geven als een behandeling met 2 dagen 3
ervaringen met vroege artritis poliklinieken en in hyaliene of fibreus kraakbeen zichtbaar is in dd 50 mg en 3 dagen 3 dd 25 mg indomethacine
consensus onder experts. De conclusie is dat het knieën, polsen of symfyse. In 99% van de geval- in combinatie met een initiële eenmalige intra-
vroeg stellen van de diagnose reumatoïde artritis len van CPA wordt chondrocalcinosis gevonden; musculaire injectie met 75 mg diclofenac [Man
en vroege DMARD-behandeling belangrijk zijn omgekeerd is er bij een aangetoonde chondro- 2007]. Na publicatie van de genoemde Cochrane
voor de patiënt. Bij een patiënt met gewrichts- calcinosis niet altijd sprake van CPA [Joseph review verscheen een kwalitatief goed onder-
klachten wordt een klinische verdenking op 1995; Jacobs 1992]. Chondrocalcinose is meestal zoek, waarin 120 Nederlandse huisartspatiënten
reumatoïde artritis ondersteund door een van de asymptomatisch en komt op latere leeftijd fre- werden geïncludeerd met uraatkristal bewezen
volgende bevindingen: quent voor, gemiddeld bij 8% in de leeftijdsgroep jicht-artritis. Een 5-daagse kuur met 35 mg
– een of meer gezwollen gewrichten, in combi- van 63 jaar en ouder, en iets vaker bij vrouwen prednisolon bleek gelijkwaardig aan 2 dd 500 mg
natie met pijn, stijfheid, warmte, roodheid of dan bij mannen. In de leeftijdsgroep van 85 jaar naproxen wat betreft de afname van de pijn na 90
bewegingsbeperking; en ouder bleek zelfs bij 27 (knie) tot 60% (meer- uur, maar ook wat betreft de mate van de afname
– tangentïele drukpijn van de MCP’s of MTP’s; dere gewrichten beoordeeld) chondrocalcinosis gedurende deze 90 uur [Janssens 2008a]. In alle
– ochtendstijfheid van 30 minuten of meer; aantoonbaar [Agarwal 1993; Felson 1989]. hier genoemde onderzoeken werden geen klini-
– de klachten duren langer dan vier weken sche relevante bijwerkingen gevonden onder de
(ondanks NSAID-behandeling) [Emery 2002]. Bij meer dan drie artritisaanvallen per jaar en met steroïden behandelde patiënten.
twijfel tussen jichtartritis en pseudojichtartritis: Conclusie: Orale prednisolon (of het farmacoki-
Noot 20 vraag een röntgenfoto aan van beide knieën, netisch gelijkwaardige prednison) is een geschikt
Exacerbaties bij artrose polsen of symfyse. De aanwezigheid van chon- alternatief voor de gangbare NSAID-behandeling
Pijnklachten bij artrose treden vaak op in exacer- drocalcinosis op één van de locaties versterkt het bij jichtartritis. Dit middel is in vele gevallen
baties (ook wel ‘flares’ genoemd), die gepaard vermoeden van een pseudojichtartritis. Afwezig- te verkiezen, omdat jichtpatiënten nog al eens
kunnen gaan met toegenomen stijfheid, warmte heid van chondrocalcinosis sluit een pseudo- behept zijn met relatieve en absolute contra-indi-
en hydrops. Dit betreft dan meestal een mono- jichtartritis nagenoeg uit. caties voor NSAID’s (oudere leeftijd, cardiovascu-
artritisbeeld in een bekend artrotisch gewricht. laire belasting, slechtere nierfunctie). Een dosis
Voor artrose pleit de aanwezigheid van benige De diagnose CPA berust op het aantonen van van 1x daags 30-50 mg gedurende minimaal 5 en
verdikkingen aan de gewrichten. Normaal gespro- calciumpyrofosfaatkristallen in gewrichtsvloei- maximaal 10 dagen wordt aanbevolen.
ken (in de situatie zonder artritis) gaat artrose stof. Het ontbreken van chondrocalcinosis sluit
gepaard met kortdurende startstijfheid die niet CPA zo goed als zeker uit. Zelden (in minder dan Noot 24
langer duurt dan 10 minuten. Meestal zijn de 10% van de gevallen) zijn metabole stoornissen Colchicine
handen, voeten, heupen, knieën en wervelko- de oorzaak van de CPA, zoals hyperparathyreo- Colchicine is een geneesmiddel dat al zeer lang
lom aangedaan. Benige verdikking van de DIP- idie en haemochromatosis [Agarwal 1993]. Bij wordt gebruikt bij de behandeling van acute jicht.
gewrichten van de handen (noduli van Heberden) uitgebreide CPA op relatief jonge leeftijd (jonger De werking is niet geheel duidelijk, maar berust
is vrijwel steeds te wijten aan artrose. dan 60 jaar) is het risico op het ontstaan van onder meer op remming van chemotactische fac-
een onderliggende metabole aandoening groter toren die bij de fagocytose van kristallen (jicht-
Noot 21 [Jacobs 1992]. en pseudo-jichtkristallen) worden gevormd.
Calciumpyrofosfaat-artropathieën (waaronder CPA is alleen symptomatisch te behandelen. Er werd slechts één placebo gecontroleerd
pseudojicht) en chondrocalcinose De acute vormen reageren meestal goed op een gerandomiseerd onderzoek (n=43) gevonden
Pseudojicht is net als jichtartritis een kristal- NSAID en in sommige gevallen ook op colchi- naar het pijnstillende effect van colchicine bij
artropathie die echter zelden voorkomt. Pseu- cine. Bij de chronische vorm staat pijnstilling jichtaanvallen: 33% van de patiënten die colchi-
dojicht ontstaat door vorming en neerslag van voorop [Jacobs 1992]. cine kregen, merkte verbetering na 24 uur. Na 48
calciumpyrofosfaatkristallen. De aandoening uur liep dit percentage op naar 66%, vergeleken
behoort daarmee tot de calciumpyrofosfaat- Noot 22 met 33% van de patiënten die placebo kregen.
artropathieën (CPA). NSAID’s bij jicht Hierbij werd hoog gedoseerd: 1 mg bij de start
Er bestaat weinig wetenschappelijk onderzoek Er zijn maar weinig onderzoeken uitgevoerd en daarna elke 2 uur 0,5 mg tot volledig herstel
over CPA. Algemeen wordt de volgende indeling naar het effect van NSAID’s bij acute jicht. In de of toxiciteit optrad [Ahern 1987]. De aanbevolen
gehanteerd [Joseph 1995]: literatuur wordt het pijnreducerende effect alge- dosering is afhankelijk van lichaamsgewicht,
– Pseudojicht: een (sub)acute gewrichtsont- meen aangenomen. In een klein literatuurover- leeftijd en nierfunctie [Emmerson 1996; Gast
steking, verantwoordelijk voor ongeveer 25% zicht werden de uitkomsten van verschillende 1988; Wallace 1988]. Het antimitotische effect en
van de CPA. In circa 90% van de gevallen is er interventie-onderzoeken vergeleken met een de snelle resorptie (0,5-2 uur na inname wordt
sprake van een monoartritis. Pseudojicht heeft historisch cohort waarbij geen medicatie werd de maximale bloedspiegel van colchicine bereikt)
klinisch veel overeenkomsten met jichtartritis, gegeven. Dit overzicht laat zien dat de snelheid verklaren de geringe therapeutische breedte. De
maar verschilt van jicht in de volgende opzich- waarmee de pijn afneemt zeer duidelijk wordt toxiciteit, zich uitend in misselijkheid, buikpijn,
ten: beïnvloed door de medicamenteuze therapie. braken, diarree, myopathie en neuropathie, is
• de aanval begint meestal bij mensen ouder Zonder medicatie is na vijf dagen nog nauwelijks dosisgerelateerd en reversibel, maar kan ook zeer
dan 65 jaar en komt vaker voor bij vrouwen verbetering opgetreden [Arnold 1988]. In twee plotseling ontstaan [Anonymus 1999]. Vooral
dan bij mannen (2:1)[Jacobs 1992]; kleine onderzoeken werd beschreven dat na de gastro-intestinale bezwaren komen vaak
• pseudojicht is minder acuut met minder inname van ibuprofen binnen 24 uur de pijn bij voor (tot 80% bij de vroeger gebruikte dosering
hevige klachten die langer kunnen aanhou- de patiënten grotendeels verdwenen is [Schweitz van 6 mg per dag), vaak al voordat effect op de
den (tot ongeveer twee maanden); 1978], respectievelijk na inname van diclofenac gewrichtsklachten merkbaar is. Maagklachten
• de voorkeurslokalisaties van de artritis zijn binnen 24 uur 50% verminderd is [Werlen 1996]. in de voorgeschiedenis zijn op zichzelf geen
de knie (50%) of de grote gewrichten van de In een dubbelblind equivalentieonderzoek met contra-indicatie; graviditeit en ernstige lever- en
bovenste extremiteit (pols, elleboog, schou- etoricoxib versus indometacine bij 150 patiënten nierfunctie stoornissen (creatinineklaring <50 ml/
der); met acute jicht was de effectiviteit vergelijkbaar min) zijn dat wel. Een relatieve contra-indicatie
• de prognose van een pseudojichtaanval is met de hierboven vermelde onderzoeken, zon- is een oudere leeftijd vanwege een grotere kans
goed, na herstel kunnen patiënten lange der relevant verschil tussen de beide middelen op myopathieën door de afgenomen spiermassa.
tijd symptoomvrij zijn [Beutler 1994]. De [Schumacher, Jr. 2002]. De pijnverlichting begint Een exacte leeftijdsgrens is niet te bepalen
precieze incidentie en prevalentie van pseu- bij een lage dosis van een NSAID later dan bij [Wallace 1991]. Er zijn drie stadia van intoxicatie:
dojicht in de Nederlandse huisartsenprak- een hoge dosis. Daarom worden NSAID’s met een stadium 1 (enkele uren na inname) met buikpijn,
tijk is onbekend, maar de algemene indruk vertraagde afgifte, die na langere tijd een maxi- misselijkheid, bloederige diarree, tekenen van
is dat pseudojicht niet veel voorkomt. male serumspiegel bereiken, niet aangeraden bij leukocytose; stadium 2 (24-72 uur na inname)
– Destructieve calciumpyrofosfaat-artropa- jichtartritis [Arnold 1988]. met levensbedreigende complicaties, coma, ver-
thie: vaak is er sprake van een chronische lammingsverschijnselen, ademhalingsdepressie,
gewrichtsontsteking, waarbij langzaam pro- Noot 23 cardiovasculaire shock en nierbeschadiging na
gressieve degeneratie van de gewrichten kan Orale prednisolon bij acute jicht hypovolemie en stadium 3 (één week na inname)
optreden. Circa 45% van de CPA uit zich als In een systematische Cochrane review konden met leukocytose en haaruitval. De letale dosis
zodanig. De voorkeurslocaties zijn dezelfde slechts drie onderzoeken geïncludeerd worden varieert sterk (voor volwassenen tussen 7 en 65
als bij pseudojicht. In minder dan 5% van de die het (pijnstillend) effect van systemische mg per keer) en is gemiddeld 20 mg [Geneesmid-
gevallen is er sprake van een acuut polyarticu- corticosteroïden bij jichtartritis onderzochten bij del Informatie Centrum 2008]. Erytromycine,

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 449

H&W 09 09.indb 449 31-07-2009 11:33:26


NHG-Standaard M90

claritromycine, verapamil, diltiazem, proteaser- jaar, zo blijkt uit een prospectief observationeel verhoogde prevalentie onvoldoende te kunnen
emmers en mogelijk cimetidine remmen het niet-gerandomiseerd onderzoek. Allopurinol en verklaren [Crowson 2005; Van Doornum 2002].
metabolisme van colchicine en kunnen daardoor benzbromaron zouden in deze niet voor elkaar Anderzijds wordt verondersteld dat bij chroni-
het toxische effect bevorderen. Vermijd daarom onderdoen mits met het middel een optimale sche ziekten zoals reumatoïde artritis niet gere-
de combinatie. Tabletten moeten op een donkere urinezuurspiegel bereikt wordt. Met benzbroma- lateerde aandoeningen niet afdoende worden
plaats worden bewaard [Ahern 1987; Gast 1988; ron wordt die spiegel meestal wel sneller gehaald behandeld [Boers 2004]. Ten slotte is de rol van
Wallace 1974; Wallace 1988]. [Perez-Ruiz 2002]. het chronische ontstekingsproces van reuma-
Er zijn argumenten voor en tegen het gebruik toïde artritis bij het verhoogde cardiovasculaire
Noot 25 van serumurinezuurverlagende middelen. Ze risico nog volop in onderzoek [Ross 1999; Sattar
Intra-articulaire en intramusculaire corticosteroï- moeten in principe levenslang gebruikt worden. 2003].
den bij jichtartritis Het behandeldoel van urinezuurverlaging is
Het effect van een intra-articulaire injectie van het oplossen van uraatkristallen of het voorko- Noot 28
depot glucocorticoïden in vooral knie, elleboog, men van kristalnieuwvorming [Zhang 2006a], DMARD’s
schouder of pols bij bijvoorbeeld reumatoïde waarmee tophusvorming, gewrichtschade en Bij de behandeling van reumatoïde artritis moet
artritis is goed gedocumenteerd. Hoewel de nierstenen voorkomen moeten worden. Ook belang worden gehecht aan vroegbehandeling
wetenschappelijke onderbouwing van intra- moeten jichtrecidieven erdoor verminderen of enerzijds en combinatietherapie anderzijds. In
articulaire corticosteroïden bij acute jichtartritis niet meer optreden. Het niet meer optreden van meerdere onderzoeken bij patiënten met reu-
mager is, bestaat onder reumatologen consensus jichtrecidieven lukt overigens niet vaak, onaf- matoïde artritis is aangetoond dat de effecten
over het nuttige effect in deze situatie, vooral als hankelijk van welke behandeling dan ook. Dit is van DMARD’s het best zijn bij zo vroeg mogelijk
er sprake is van een mono-artritis en het gewricht niet alleen het geval bij onvoldoende verlaagde inzetten van de behandeling [Lard 2001; Nell
om diagnostische redenen toch al aangeprikt urinezuurspiegels, maar ook in bijna een kwart 2004]. De strategie bij de behandeling van reu-
moet worden. Een verschil in effectiviteit tussen van de gevallen waarin de spiegels wél adequaat matoïde artritis bestaat van oudsher uit NSAID’s
intra-articulair, intramusculair en oraal gebruik verlaagd worden [Sarawate 2006]. Houd rekening en al snel een DMARD, meestal in monotherapie.
kan niet voldoende worden onderbouwd. Een met (ernstige) bijwerkingen zoals allergische Klinisch en radiologisch zijn de resultaten echter
intra-articulaire injectie geeft expositie direct in huidreacties, maag-darmstoornissen, lever- beter als vroeg corticosteroïden worden gegeven
het ontstoken gewricht [Gray 1981; Jacobs 1996]. functiestoornissen en leverschade. Deze treden naast methotrexaat [Boers 1997; Goekoop-
Meestal is één injectie voldoende en is er na 12 met name op na langdurig gebruik, en ook door Ruiterman 2005; Landewe 2002]. De effecten
tot 24 uur resultaat. De dosering wordt bepaald interacties met andere geneesmiddelen. Met van mono- versus combinatietherapie zijn als
door de omvang van het aangedane gewricht 300 mg allopurinol per dag (zo nodig opgevoerd eerste bestudeerd in het Combinatietherapie bij
[Conaghan 1994; Emmerson 1996]. Zelden leidt tot 600 mg per dag) wordt in 85% van de geval- Reumatoïde Artritis’ (COBRA) onderzoek. Hierbij
een corticosteroïdinjectie tot een tijdelijke ver- len een urinezuurspiegel bereikt van minder of werd een step-down-overbruggingstherapie,
ergering van de artritis [Schumacher 1996]. In gelijk aan 0,36 mmol/l na ca. vijf maanden. Voor bestaande uit hoge doses prednisolon met een
drie kleine onderzoeken (n<20) werd effect gezien benzbromaron zou dit in 87% van de gevallen zo lage dosering methotrexaat en sulfasalazine
van intramusculaire corticosteroïden (eenmalig zijn. Minder dan 0,30 mmol/l wordt binnen twee vergeleken met sulfasalazine als monotherapie.
betamethason 7 mg of triamcinolonacetonide maanden gehaald door 26% van de patiënten Aangetoond werd dat de combinatietherapie sig-
60 mg) en orale corticosteroïden (startdosis van met een allopurinoldosis van maximaal 300 mg nificant betere effecten had op de ziekteactiviteit.
30-50 mg prednison, in zeven tot tien dagen en door 52% bij een dagelijkse dosis van 100 mg In de praktijk wordt deze therapie echter weinig
afgebouwd) [Alloway 1993; Groff 1990; Werlen benzbromaron. Na opvoeren van de respectieve- ingezet vanwege de complexiteit van de dosering
1996]. Een groot bezwaar is dat deze onderzoe- lijke doses tot dagelijks 600 mg en 200 mg berei- [Boers 1997]. Vervolgens volgde in 2005 het BeSt-
ken bij kleine of ongecontroleerde groepen zijn ken patiënten serumurinezuurconcentraties van onderzoek, waarin diverse strategieën met elkaar
uitgevoerd. 0,27 en 0,28 mmol/l. Een en ander blijkt uit een werden vergeleken. Het betreft een gerandomi-
Conclusie: Hoewel de wetenschappelijk onder- recent,klein gerandomiseerd gecontroleerd open- seerd klinisch multicentrum onderzoek waarin
bouwing miniem is, staat de effectiviteit van label-onderzoek in de Nederlandse tweede lijn 508 patiënten met reumatoïde artritis werden
intra-articulaire corticosteroïden bij jichtartritis waarbij men gebruik maakte van patiënten met geïncludeerd en gerandomiseerd werden over
niet ter discussie en lijkt het overeen te komen een na identificatie van uraatkristallen gestelde vier behandelstrategieën: groep 1 kreeg sequen-
met het effect bij andere synoviale ontstekingen, jichtdiagnose [Reinders 2008a]. De auteurs van tiële monotherapie met een klassieke DMARD,
zoals bij reumatoïde artritis, artrose en schouder- dit onderzoek erkennen dat hun uitkomstmaat groep 2 kreeg een step-up-combinatietherapie,
klachten [Conaghan 1994; Emmerson 1996; Gray (concentratieverlaging van het serumurinezuur) groep 3 kreeg initieel combinatietherapie met
1981; Jacobs 1996; Schumacher 1996]. in feite surrogaat is, maar beschouwen het toch een afbouwschema voor prednison en groep
als een belangrijke parameter voor de klinische 4 kreeg initieel een combinatietherapie van
Noot 26 praktijk, hetgeen door anderen bevestigd wordt methotrexaat met infliximab. Elke drie maanden
Urinezuurverlagende medicatie [Zhang 2006a]. werd de medicamenteuze therapie aangepast
Verrassend genoeg zijn er nauwelijks (lang- Conclusie: Er is nog weinig klinisch relevante met als doel een lage ziekteactiviteit te bereiken.
lopende) klinische trials naar het effect van evidence voor het gebruik van urinezuurverla- De initiële behandeling met prednison (groep
urinezuurverlagende medicatie [Sutaria 2006]. gende medicatie. Toch adviseert de standaard 3) of infliximab (groep 4) resulteerde in sneller
Voor zover ze er wél zijn wordt de concentratie overeenkomstig de algemene medische praktijk functioneel herstel dan sequentiële monothe-
van het serumurinezuur meestal als (surrogaat-) urinezuurverlagende medicatie voor te schrijven rapie (groep 1) of step-up-combinatietherapie
uitkomstmaat gebruikt [Becker 2005; Perez-Ruiz wanneer de aanvalsfrequentie voor de patiënt (groep 2) en ook na een jaar waren de resultaten
1998; Reinders 2008a; Reinders 2008b]. Refere- onaanvaardbaar is (meer dan 3 keer per jaar is in groep 3 en 4 beter [Goekoop-Ruiterman 2005].
rend aan retrospectief observationeel onderzoek hierbij een uitgangspunt) of wanneer de huisarts Conclusie: Reumatoïde artritis met DMARD’s
waarbij de jichtincidentie bestudeerd werd bij één of meerdere tophi heeft vastgesteld. Con- wordt het best behandeld met een strategie die
verschillende urinezuurconcentraties [Campion form de in Nederland geldende beperkte indica- streeft naar snelle significante vermindering van
1987] veronderstelt men dat een medicamenteus tie voor benzbromaron geldt allopurinol als een de ziekteactiviteit, bij voorkeur naar complete
verlaagd serumurinezuur automatisch ook een verantwoord eerste keus middel. remissie. Mits er geen contra-indicaties gelden,
lagere aanvalskans betekent. Eenduidig is dit is de DMARD methotrexaat meestal de eerste
allemaal niet. Uit een aantal onderzoeken valt af Noot 27 keuze, eventueel in combinatie met een over-
te leiden dat met benzbromaron uiteindelijk een CVR en reumatoïde artritis bruggingsschema met glucocorticoïden.
lagere urinezuurspiegel bereikt wordt dan met Het gestandaardiseerde sterftecijfer van reuma-
allopurinol [Perez-Ruiz 2002; Reinders 2008a], toïde artritis is verhoogd en loopt uiteen van 0,87 Noot 29
maar ook dat deze middelen zich daarbij niet tot 3,08. Het gemiddelde gestandaardiseerde NSAID’s bij reumatoïde artritis
onderscheiden wat betreft de aanvalsreductie. sterftecijfer van reumatoïde artritis is 1,7 [Ward Het is aangetoond dat NSAID’s bij patiënten met
Met allopurinol is wereldwijd de meeste ervaring 2001]. Verscheidene onderzoeken schrijven dit reumatoïde artritis effectief zijn ter vermindering
opgedaan. Benzbromaron heeft in Nederland een verhoogde sterftecijfer toe aan een verhoogde van de klachten van pijn en stijfheid. Klinisch
beperkte indicatie, nadat het eerder van de markt sterfte aan hart- en vaatziekten en dan met name relevante verschillen in effectiviteit tussen
werd gehaald in verband mogelijke gezondheids- aan coronaire hartziekten [Levy 2008; Maradit- diverse NSAID’s onderling zijn niet aangetoond.
risico’s. Benzbromaron mag alleen voorgeschre- Kremers 2005b; Maradit-Kremers 2005a; Solo- De klinisch meest relevante bijwerkingen van
ven worden bij contra-indicatie, overgevoeligheid mon 2003]. Recent onderzoek uit Nederland laat NSAID’s betreffen maagschade, en cardiovascu-
of intolerantie voor allopurinol of als met allopu- een OR voor de prevalentie van hart- en vaatziek- laire en renale bijwerkingen. Het is aangetoond
rinol een onvoldoende urinezuurdaling bewerk- ten bij reumatoïde artritis patiënten zien van 2,7 dat de COX-2-selectieve NSAID’s veiliger zijn
stelligd kan worden. (95%-BI: 1,2-5,9) [Van Halm 2008]. voor de maag dan de niet-selectieve NSAID’s
Aanwezigheid van tophi wordt algemeen Het is onbekend welke factoren bijdragen aan [Deeks 2002; Garner 2002], maar niet veiliger dan
beschouwd als een indicatie voor urinezuurver- de verhoogde prevalentie van hart- en vaatziek- de combinatie niet-selectief NSAID met proton-
lagende medicatie. Tophi worden kleiner met ten bij patiënten met reumatoïde artritis. Een pompremmer (zie FTR Pijnbestrijding).
een 0,5 tot 1,5 mm per maand (dit gaat sneller verhoogd voorkomen van bekende cardiovascu-
naarmate de urinezuurspiegel sneller daalt) en laire risicofactoren zoals hypertensie, diabetes, Noot 30
ze verdwijnen na een behandeling van 1 tot 2 dyslipidemie of een verhoogde BMI lijken deze Indeling/soorten en bijwerkingen DMARD’s

450 52(9) augustus 2009 Huisarts & Wetenschap

H&W 09 09.indb 450 31-07-2009 11:33:26


NHG-Standaard M90

De tweedelijns antireumatica en specifieke Tabel bij noot 30 Meest voorkomende bijwerkingen van veel gebruikte DMARD’s
DMARD’s per hoofdgroep zijn:
– Glucocorticoïden: predniso(lo)n, methylpred- Sulfasalazine Maag-darmklachten, hoofdpijn, depressieve gevoelens, huiduitslag,
nisolon-infuus. leukopenie, agranulocytose, leverfunctiestoornissen
– Conventionele DMARD’s: methotrexaat, leflu- Methotrexaat Maag-darmklachten, leukopenie, trombopenie, pneumonitis,
nomide, sulfasalazine, azathioprine, hydro- leverfunctiestoornissen, stomatitis, subcutane noduli
chloroquine, goud, penicillamine. Leflunomide Maag-darmklachten, leverfunctiestoornissen, leukopenie, hypertensie
– Biologicals: Etanercept, infliximab Verhoogde kans op reactivatie van latente of inactieve tuberculose;
• anti-TNF-alfa middelen: etanercept, adali- onduidelijk of de kans op infecties en (op langere termijn) maligniteiten
mumab, infliximab; verhoogd is
• interleukine-1-remmer: L1-RA (anakinra); Goud, d-penicillamine Maag-darmklachten, leukopenie, trombopenie, proteïnurie, stomatitis,
• B-celremmer anti-CD20 (rituximab); dermatitis
• T-celactivatieremmer: anti-CTLA4 (abata- (Hydroxy)chloroquine Retina-afwijkingen bij langdurig hoge dosering, zonlichtintolerantie
cept). Azathioprine Maag-darmklachten, leukopenie, trombopenie, griepachtig beeld,
leverfunctiestoornissen
Noot 31 Ciclosporine Nierfunctieverlies, hypertensie, hypertrichose, tandvleeshypertrofie
TNF-alfa blokkerende geneesmiddelen en Anakinra Reactie op de injectieplaats, hoofdpijn, neutropenie, ernstige infecties
tuberculose Rituximab Acute infusiereacties (jeuk, koorts, koude rillingen), asthenie,
Gebruik van DMARD’s geeft een vergrote kans op buikpijn, dyspepsie, hypercholesterolemie, artralgie, myalgie,
infecties in het algemeen door immunosuppres- spierspasmen, artrose, paresthesie, migraine, allergische en andere
sie. Meer specifiek kunnen TNF-alfa-blokkerende overgevoeligheidsreacties
geneesmiddelen reactivering veroorzaken van Abatacept Hoofdpijn, infecties van de lagere luchtwegen, urineweginfecties, herpes
latente of inactieve tuberculose. Alle patiënten simplex, herpes zoster, rhinitis, hoest, buikpijn, diarree, misselijkheid,
die kandidaat zijn voor een dergelijke behande- dyspepsie, huiduitslag, hypertensie, blozen, vermoeidheid, astenie,
ling moeten daarom door de reumatoloog wor- duizeligheid, leverfunctiestoornissen
den gescreend. De reumatoloog kan de kans op
reactivatie van latente of inactieve tuberculose
reduceren door profylactische behandeling met Reumatoïde Artritis [Kwaliteitsinstituut voor de fysiotherapeutische behandelingen (apparatieve
tuberculostatica, en kan actieve tuberculose Gezondheidszorg CBO 2009]. behandeling met elektrische, elektromagnetische,
voorafgaande aan de TNF-alfa blokkerende thera- mechanische of thermische energie, balneothe-
pie opsporen en behandelen. Noot 33 rapie, massage, passief bewegen van gewrichten
Oefentherapie bij reumatoïde artritis kunnen op basis van de beschikbare evidence
Noot 32 Een combinatie van oefentherapie (hoog intensief niet expliciet aanbevolen worden. Meestal zal de
Controles bij methotrexaat oefenprogramma) en educatie kan bij patiënten reumatoloog de patiënt reeds verwezen hebben
De adviezen met betrekking tot de controles met reumatoïde artritis op basis van de beschik- naar een fysiotherapeut of oefentherapeut [De
bij methotrexaatgebruik zijn gebaseerd op de bare evidence worden aanbevolen. Alle andere Jong 2003; Hurkmans 2008].
CBO-richtlijn Diagnostiek en behandeling van

Literatuurlijst Br J Clin Pharmacol 1988;26:488-9. Brook A, Corbett M. Radiographic changes in


Bij verwijzingen naar NHG-producten: Avouac J, Gossec L, Dougados M. Diagnostic and early rheumatoid disease. Ann Rheum Dis
zie www.nhg.org predictive value of anti-cyclic citrullinated 1977;36:71-3.
protein antibodies in rheumatoid arthritis: a Bull BS, Westengard JC, Farr M, Bacon PA, Meyer
Abbott RD, Brand FN, Kannel WB, Castelli WP. systematic literature review. Ann Rheum Dis PJ, Stuart J. Efficacy of tests used to monitor
Gout and coronary heart disease: the Fram- 2006;65:845-51. rheumatoid arthritis. Lancet 1989;2:965-7.
ingham Study. J Clin Epidemiol 1988;41:237- Bacquelaine D, Badr G, Bartsch P et al. Handboek Campion EW, Glynn RJ, DeLabry LO. Asympto-
42. der technische handelingen in de algemene matic hyperuricemia. Risks and consequenc-
Agarwal AK. Gout and pseudogout. Prim Care geneeskunde: De Nieuwe Huisartsen. 1991. es in the Normative Aging Study. Am J Med
1993;20:839-55. Bampton JL, Cawston TE, Kyle MV, Hazleman BL. 1987;82:421-6.
Ahern MJ, Reid C, Gordon TP, McCredie M, Measurement of rheumatoid factors by an Chen SY, Chen CL, Shen ML, Kamatani N.
Brooks PM, Jones M. Does colchicine work? enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) Clinical features of familial gout and effects
The results of the first controlled study in and comparison with other methods. Ann of probable genetic association between
acute gout. Aust N Z J Med 1987;17:301-4. Rheum Dis 1985;44:13-9. gout and its related disorders. Metabolism
Aho K, Heliovaara M. Risk factors for rheumatoid Becker MA, Schumacher HR, Jr., Wortmann RL, 2001;50:1203-7.
arthritis. Ann Med 2004;36:242-51. MacDonald PA, Palo WA, Eustace D, et al. Choi HK, Atkinson K, Karlson EW, Willett W,
Alamanos Y, Drosos AA. Epidemiology of adult Febuxostat, a novel nonpurine selective Curhan G. Alcohol intake and risk of incident
rheumatoid arthritis. Autoimmun Rev inhibitor of xanthine oxidase: a twenty- gout in men: a prospective study. Lancet
2005;4:130-6. eight-day, multicenter, phase II, randomized, 2004;363:1277-81.
Alloway JA, Moriarty MJ, Hoogland YT, Nashel DJ. double-blind, placebo-controlled, dose- Choi HK, Curhan G. Soft drinks, fructose con-
Comparison of triamcinolone acetonide with response clinical trial examining safety sumption, and the risk of gout in men: pro-
indomethacin in the treatment of acute gouty and efficacy in patients with gout. Arthritis spective cohort study. BMJ 2008;336:309-12.
arthritis. J Rheumatol 1993;20:111-3. Rheum 2005;52:916-23. Commissie Aanvullende Diagnostiek. Diagnos-
Andersson HI, Leden I. Increased serum uric Berglund J, Eitrem R, Ornstein K, Lindberg A, tisch Kompas 2006. Amstelveen: College voor
acid--a marker of non-gouty widespread Ringer A, Elmrud H, et al. An epidemiologic zorgverzekeringen, 2006.
pain? A study of female patients with inflam- study of Lyme disease in southern Sweden. N Conaghan PG, Day RO. Risks and benefits of
matory and non-inflammatory pain. Scand J Engl J Med 1995;333:1319-27. drugs used in the management and preven-
Rheumatol 2006;35:261-7. Beutler A, Schumacher HR, Jr. Gout and ‘pseu- tion of gout. Drug Saf 1994;11:252-8.
Anker SD, Doehner W, Rauchhaus M, Sharma dogout’. When are arthritic symptoms Crowson CS, Nicola PJ, Kremers HM, O’Fallon
R, Francis D, Knosalla C, et al. Uric acid and caused by crystal deposition? Postgrad Med WM, Therneau TM, Jacobsen SJ, et al. How
survival in chronic heart failure: validation 1994;95:103-6. much of the increased incidence of heart
and application in metabolic, functional, Bijlsma JWJ, Voorn ThB. Reumatologie. Houten/ failure in rheumatoid arthritis is attributable
and hemodynamic staging. Circulation Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 2000. to traditional cardiovascular risk factors and
2003;107:1991-7. Boers M, Verhoeven AC, Markusse HM, Van de ischemic heart disease? Arthritis Rheum
Anonymus. Colchicine onofficieel geregistreerd. Laar MA, Westhovens R, Van Denderen JC, 2005;52:3039-44.
Gebu 1999;33:36. et al. Randomised comparison of combined De Jong Z, Munneke M, Zwinderman AH, Kroon
Arnett FC, Edworthy SM, Bloch DA, McShane step-down prednisolone, methotrexate HM, Jansen A, Ronday KH, et al. Is a long-
DJ, Fries JF, Cooper NS, et al. The American and sulphasalazine with sulphasalazine term high-intensity exercise program effective
Rheumatism Association 1987 revised criteria alone in early rheumatoid arthritis. Lancet and safe in patients with rheumatoid arthri-
for the classification of rheumatoid arthritis. 1997;350:309-18. tis? Results of a randomized controlled trial.
Arthritis Rheum 1988;31:315-24. Boers M, Dijkmans B, Gabriel S, Maradit-Kremers Arthritis Rheum 2003;48:2415-24.
Arnold MH, Preston SJ, Buchanan WW. Compari- H, O’Dell J, Pincus T. Making an impact on De Vries N. Genetic aspects of rheumatoid
son of the natural history of untreated acute mortality in rheumatoid arthritis: targeting arthritis. Nijmegen: Katholieke Universiteit
gouty arthritis vs acute gouty arthritis treated cardiovascular comorbidity. Arthritis Rheum Nijmegen, 2001.
with non-steroidal-anti-inflammatory drugs. 2004;50:1734-9. Deeks JJ, Smith LA, Bradley MD. Efficacy, toler-

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 451

H&W 09 09.indb 451 31-07-2009 11:33:27


NHG-Standaard M90

ability, and upper gastrointestinal safety tis: a double-blind, randomised equivalence Perez-Ruiz F, Alonso-Ruiz A, Calabozo M, Herre-
of celecoxib for treatment of osteoarthri- trial. Lancet 2008a;371:1854-60. ro-Beites A, Garcia-Erauskin G, Ruiz-Lucea E.
tis and rheumatoid arthritis: systematic Janssens HJ, Lucassen PL, Van de Laar FA, Jans- Efficacy of allopurinol and benzbromarone
review of randomised controlled trials. BMJ sen M, Van de Lisdonk EH. Systemic corti- for the control of hyperuricaemia. A patho-
2002;325:619. costeroids for acute gout. Cochrane Database genic approach to the treatment of primary
Dieppe P, Swan A. Identification of crystals in Syst Rev 2008b;CD005521. chronic gout. Ann Rheum Dis 1998;57:545-9.
synovial fluid. Ann Rheum Dis 1999;58:261-3. Janssens PMW, De Abreu RA, Hamel BCJ. Een Peters RH, Rasker JJ, Jacobs JW, Prevo RL,
Drenth JP, Van der Meer JW. The inflammasome- patiënt met verhoogd urinezuur en een Karthaus RP. Bacterial arthritis in a district
-a linebacker of innate defense. N Engl J Med geslachtsgebonden overervende ziekte. Ned hospital. Clin Rheumatol 1992;11:351-5.
2006;355:730-2. Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2003b;28:370- Petersel D, Schlesinger N. Treatment of acute
Emery P, Breedveld FC, Dougados M, Kalden JR, 5. gout in hospitalized patients. J Rheumatol
Schiff MH, Smolen JS. Early referral recom- Joseph J, McGrath H. Gout or ‘pseudogout’: how 2007;34:1566-8.
mendation for newly diagnosed rheumatoid to differentiate crystal-induced arthropathies. Pincus T, Callahan LF, Brooks RH, Fuchs HA,
arthritis: evidence based development of a Geriatrics 1995;50:33-9. Olsen NJ, Kaye JJ. Self-report questionnaire
clinical guide. Ann Rheum Dis 2002;61:290-7. Krishnan E, Baker JF, Furst DE, Schumacher HR. scores in rheumatoid arthritis compared with
Emmerson BT. The management of gout. N Engl Gout and the risk of acute myocardial infarc- traditional physical, radiographic, and labora-
J Med 1996;334:445-51. tion. Arthritis Rheum 2006;54:2688-96. tory measures. Ann Intern Med 1989;110:259-
Felson DT, Anderson JJ, Naimark A, Kannel W, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg 66.
Meenan RF. The prevalence of chondrocalci- CBO. Richtlijn Lyme-borreliose. Alphen a/d Pop P. Waarde van aanvullend onderzoek in de
nosis in the elderly and its association with Rijn: Van Zuiden Communications, 2004. huisartspraktijk. Tijdschr Huisartsgeneesk
knee osteoarthritis: the Framingham Study. J Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg 1996;13:411-20.
Rheumatol 1989;16:1241-5. CBO. Diagnostiek en behandeling van reu- Regan-Smith MG, O’Connor GT, Kwoh CK, Brown
Gao IK, Haas-Wohrle A, Mueller KG, Lorenz HM, matoïde artritis. Alphen aan den Rijn: Van LA, Olmstead EM, Burnett JB. Lack of cor-
Fiehn C. Determination of anti-CCP antibod- Zuiden Communications, 2009. relation between the Steinbrocker staging of
ies in patients with suspected rheumatoid Landewe RB, Boers M, Verhoeven AC, Westho- hand radiographs and the functional health
arthritis: does it help to predict the diagnosis vens R, Van de Laar MA, Markusse HM, et al. status of individuals with rheumatoid arthri-
before referral to a rheumatologist? Ann COBRA combination therapy in patients with tis. Arthritis Rheum 1989;32:128-33.
Rheum Dis 2005;64:1516-7. early rheumatoid arthritis: long-term struc- Reinders MK, Haagsma C, Jansen TL, Van Roon
Garner S, Fidan D, Frankish R, Judd M, Shea tural benefits of a brief intervention. Arthritis EN, Delsing J, Van de Laar MA, et al. A ran-
B, Towheed T, et al. Celecoxib for rheuma- Rheum 2002;46:347-56. domised controlled trial on the efficacy and
toid arthritis. Cochrane Database Syst Rev Lard LR, Visser H, Speyer I, Van der Horst- tolerability with dose-escalation of allopuri-
2002;CD003831. Bruinsma IE, Zwinderman AH, Breedveld nol 300-600 mg/day versus benzbromarone
Gast LF, Cats A. Geneesmiddelen tegen jicht. FC, et al. Early versus delayed treatment in 100-200 mg/day in patients with gout. Ann
Ned Tijdschr Geneeskd 1988;132:1827-31. patients with recent-onset rheumatoid arthri- Rheum Dis 2008a.
Geneesmiddel Informatie Centrum. Informa- tis: comparison of two cohorts who received Reinders MK, Van Roon EN, Jansen TL, Delsing
torium medicamentorum 2008. Den Haag: different treatment strategies. Am J Med J, Griep EN, Hoekstra M, et al. Efficacy and
KNMP/WINAp, 2008. 2001;111:446-51. tolerability of urate lowering drugs in gout: a
German DC, Holmes EW. Hyperuricemia and Levinson DJ, Becker MA. Clinical gout and the randomised controlled trial of benzbromar-
gout. Med Clin North Am 1986;70:419-36. pathogenesis of hyperuricemia. In: McCarty one versus probenecid after failure of allopu-
Girelli F, Foschi FG, Bedeschi E, Calderoni V, DJ, Koopman WJ, editors. Arthritis and allied rinol. Ann Rheum Dis 2008b.
Stefanini GF, Martinelli MG. Is Anti Cyclic cit- conditions. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993. Rigby AS, Wood PH. Serum uric acid levels and
rullinated peptide a useful laboratory test for Levy L, Fautrel B, Barnetche T, Schaeverbeke T. gout: what does this herald for the popula-
the diagnosis of rheumatoid arthritis? Allerg Incidence and risk of fatal myocardial infarc- tion? Clin Exp Rheumatol 1994;12:395-400.
Immunol (Paris) 2004;36:127-30. tion and stroke events in rheumatoid arthritis Ross R. Atherosclerosis--an inflammatory dis-
Goekoop-Ruiterman YPM, De Vries-Bouwstra patients. A systematic review of the litera- ease. N Engl J Med 1999;340:115-26.
JK, Allaart CF, Van Zeben D, Kerstens PJSM, ture. Clin Exp Rheumatol 2008;26:673-9. Sarawate CA, Patel PA, Schumacher HR, Yang W,
Hazes JMW, et al. Clinical and radiographic Li-Yu J, Clayburne G, Sieck M, Beutler A, Rull M, Brewer KK, Bakst AW. Serum urate levels and
outcomes of four different treatment strate- Eisner E, et al. Treatment of chronic gout. gout flares: analysis from managed care data.
gies in patients with early rheumatoid arthri- Can we determine when urate stores are J Clin Rheumatol 2006;12:61-5.
tis (the BeSt study): a randomized, controlled depleted enough to prevent attacks of gout? J Sattar N, McCarey DW, Capell H, McInnes IB.
trial. Arthritis Rheum 2005;52:3381-90. Rheumatol 2001;28:577-80. Explaining how “high-grade” systemic inflam-
Gray RG, Tenenbaum J, Gottlieb NL. Local Man CY, Cheung IT, Cameron PA, Rainer TH. mation accelerates vascular risk in rheuma-
corticosteroid injection treatment in rheu- Comparison of oral prednisolone/parace- toid arthritis. Circulation 2003;108:2957-63.
matic disorders. Semin Arthritis Rheum tamol and oral indomethacin/paracetamol Savolainen E, Kaipiainen-Seppanen O, Kroger L,
1981;10:231-54. combination therapy in the treatment of Luosujarvi R. Total incidence and distribution
Groff GD, Franck WA, Raddatz DA. Systemic acute goutlike arthritis: a double-blind, ran- of inflammatory joint diseases in a defined
steroid therapy for acute gout: a clinical trial domized, controlled trial. Ann Emerg Med population: results from the Kuopio 2000
and review of the literature. Semin Arthritis 2007;49:670-7. arthritis survey. J Rheumatol 2003;30:2460-8.
Rheum 1990;19:329-36. Maradit-Kremers H, Crowson CS, Nicola PJ, Ball- Schumacher HR. Crystal-induced arthritis: an
Huang HY, Appel LJ, Choi MJ, Gelber AC, Charle- man KV, Roger VL, Jacobsen SJ, et al. Incre- overview. Am J Med 1996;100:46S-52S.
ston J, Norkus EP, et al. The effects of vitamin ased unrecognized coronary heart disease Schumacher HR, Jr., Boice JA, Daikh DI, Muk-
C supplementation on serum concentrations and sudden deaths in rheumatoid arthritis: hopadhyay S, Malmstrom K, Ng J, et al.
of uric acid: results of a randomized control- a population-based cohort study. Arthritis Randomised double blind trial of etoricoxib
led trial. Arthritis Rheum 2005;52:1843-7. Rheum 2005a;52:402-11. and indometacin in treatment of acute gouty
Hurkmans E, Van der Giesen F, Bloo H. KNGF- Maradit-Kremers H, Nicola PJ, Crowson CS, Ball- arthritis. BMJ 2002;324:1488-92.
richtlijn Reumatoïde Artritis. Ned Tijdschr man KV, Gabriel SE. Cardiovascular death Schweitz MC, Nashel DJ, Alepa FP. Ibuprofen in
Fysiotherapie 2008;118:1-36. in rheumatoid arthritis: a population-based the treatment of acute gouty arthritis. JAMA
Jacobs JW, Bijlsma JW. Calciumpyrofosfaat- study. Arthritis Rheum 2005b;52:722-32. 1978;239:34-5.
artropathie: meer dan chondrocalcinose Martinon F, Glimcher LH. Gout: new insights into Scott DL, Coulton BL, Popert AJ. Long term
en pseudojicht. Ned Tijdschr Geneeskd an old disease. J Clin Invest 2006;116:2073-5. progression of joint damage in rheumatoid
1992;136:119-22. Nell VP, Machold KP, Eberl G, Stamm TA, Uff- arthritis. Ann Rheum Dis 1986;45:373-8.
Jacobs JW, Bijlsma JW. Jicht: de huidige visie op mann M, Smolen JS. Benefit of very early Shmerling RH, Delbanco TL. The rheumatoid fac-
ontstaan, diagnostiek en therapie. Ned Tijd- referral and very early therapy with disease- tor: an analysis of clinical utility. Am J Med
schr Geneeskd 1996;140:187-91. modifying anti-rheumatic drugs in patients 1991;91:528-34.
Janssens HJ, Van de Lisdonk EH, Janssen M, Van with early rheumatoid arthritis. Rheumato- Soderlin MK, Borjesson O, Kautiainen H, Skogh
den Hoogen HJ, Verbeek AL. Jicht niet uitge- logy (Oxford) 2004;43:906-14. T, Leirisalo-Repo M. Annual incidence of
lokt door diuretica in een patiënt-controleon- Nesher G, Moore TL. Clinical presentation and inflammatory joint diseases in a population
derzoek in de huisartspraktijk. Ned Tijdschr treatment of arthritis in the aged. Clin Geriatr based study in southern Sweden. Ann Rheum
Geneeskd 2007;151:472-7. Med 1994;10:659-75. Dis 2002;61:911-5.
Janssens HJ, Van de Lisdonk EH, Bor H, Van den Pascual E, Perdiguero M. Gout, diuretics and the Solomon DH, Karlson EW, Rimm EB, Cannuscio
Hoogen HJ, Janssen M. Gout, just a nasty kidney. Ann Rheum Dis 2006;65:981-2. CC, Mandl LA, Manson JE, et al. Cardiovascu-
event or a cardiovascular signal? A study Perez-Ruiz F, Calabozo M, Pijoan JI, Herrero- lar morbidity and mortality in women diag-
from primary care. Fam Pract 2003a;20:413-6. Beites AM, Ruibal A. Effect of urate-lowering nosed with rheumatoid arthritis. Circulation
Janssens HJ, Janssen M, Van de Lisdonk EH, Van therapy on the velocity of size reduction 2003;107:1303-7.
Riel PL, Van Weel C. Use of oral prednisolone of tophi in chronic gout. Arthritis Rheum Steere AC, Schoen RT, Taylor E. The clinical
or naproxen for the treatment of gout arthri- 2002;47:356-60. evolution of Lyme arthritis. Ann Intern Med

452 52(9) augustus 2009 Huisarts & Wetenschap

H&W 09 09.indb 452 31-07-2009 11:33:27


NHG-Standaard M90

1987;107:725-31. of rheumatoid arthritis? Arthritis Rheum outcomes or different study designs? Arthritis
Sutaria S, Katbamna R, Underwood M. Effective- 2002;46:862-73. Rheum 2001;44:1467-9.
ness of interventions for the treatment of Van Gaalen FA, Linn-Rasker SP, Van Venrooij Welsing PM, Van Gestel AM, Swinkels HL, Kie-
acute and prevention of recurrent gout--a WJ, De Jong BA, Breedveld FC, Verweij CL, meney LA, Van Riel PL. The relationship
systematic review. Rheumatology (Oxford) et al. Autoantibodies to cyclic citrullinated between disease activity, joint destruction,
2006;45:1422-31. peptides predict progression to rheumatoid and functional capacity over the course
Svendsen AJ, Holm NV, Kyvik K, Petersen PH, arthritis in patients with undifferentiated of rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum
Junker P. Relative importance of genetic arthritis: a prospective cohort study. Arthritis 2001;44:2009-17.
effects in rheumatoid arthritis: historical Rheum 2004;50:709-15. Werlen D, Gabay C, Vischer TL. Corticosteroid
cohort study of Danish nationwide twin Van Halm V, Peters MJ, Voskuyl AE, Boers M, therapy for the treatment of acute attacks of
population. BMJ 2002;324:264-6. Lems WF, Visser M, et al. Rheumatoid arthri- crystal-induced arthritis: an effective alterna-
Tarng DC, Lin HY, Shyong ML, Wang JS, Yang WC, tis versus diabetes as a risk factor for cardio- tive to nonsteroidal antiinflammatory drugs.
Huang TP. Renal function in gout patients. vascular disease, a cross sectional study. The Rev Rhum Engl Ed 1996;63:248-54.
Am J Nephrol 1995;15:31-7. CARRE Investigation. Ann Rheum Dis 2008. Weston VC, Jones AC, Bradbury N, Fawthrop F,
Vallbracht I, Rieber J, Oppermann M, Forger F, Van Leeuwen MA, Van Rijswijk MH. Nieuwe crite- Doherty M. Clinical features and outcome of
Siebert U, Helmke K. Diagnostic and clini- ria van de American Rheumatism Association septic arthritis in a single UK Health District
cal value of anti-cyclic citrullinated peptide voor de classificatie van reumatoïde artritis. 1982-1991. Ann Rheum Dis 1999;58:214-9.
antibodies compared with rheumatoid factor Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134:420-2. Wolfe F. Reumatoid arthritis. In: Bellamy N, edi-
isotypes in rheumatoid arthritis. Ann Rheum Von Essen R, Holtta AM, Pikkarainen R. Quality tor. Prognosis in the rheumatic diseases. Dor-
Dis 2004;63:1079-84. control of synovial fluid crystal identification. drecht: Kluwer Academie Publishers, 1991.
Van der Heijde DM, Van Riel PL, Van Rijswijk Ann Rheum Dis 1998;57:107-9. Zeidler H, Merkesdal S, Hulsemann JL. Early
MH, Van de Putte LB. Influence of prognostic Vossenaar ER, Van Venrooij WJ. Citrullinated arthritis and rheumatoid arthritis in Germany.
features on the final outcome in rheumatoid proteins: sparks that may ignite the fire Clin Exp Rheumatol 2003;21:S106-S112.
arthritis: a review of the literature. Semin in rheumatoid arthritis. Arthritis Res Ther Zhang W, Doherty M, Pascual E, Bardin T, Bar-
Arthritis Rheum 1988;17:284-92. 2004;6:107-11. skova V, Conaghan P, et al. EULAR evidence
Van der Heijde DM, Boers M. De waarde van Wallace SL. Colchicine. Semin Arthritis Rheum based recommendations for gout. Part I:
röntgenfoto’s bij reumatoïde artritis. Ned 1974;3:369-81. Diagnosis. Report of a task force of the
Tijdschr Geneeskd 1997;141:1725-30. Wallace SL, Robinson H, Masi AT, Decker JL, Standing Committee for International Clini-
Van der Horst-Bruinsma I, Speyer I, Visser H, McCarty DJ, Yu TF. Preliminary criteria for the cal Studies Including Therapeutics (ESCISIT).
Breedveld FC, Hazes JM. Diagnosis and classification of the acute arthritis of primary Ann Rheum Dis 2006b;65:1301-11.
course of early-onset arthritis: results of gout. Arthritis Rheum 1977;20:895-900. Zhang W, Doherty M, Bardin T, Pascual E, Bar-
a special early arthritis clinic compared Wallace SL, Singer JZ. Therapy in gout. Rheum skova V, Conaghan P, et al. EULAR evidence
to routine patient care. Br J Rheumatol Dis Clin North Am 1988;14:441-57. based recommendations for gout. Part II:
1998;37:1084-8. Wallace SL, Singer JZ, Duncan GJ, Wigley FM, Management. Report of a task force of the
Van der Korst JK. Artritis op de schaal van Ritchie Kuncl RW. Renal function predicts colchicine EULAR Standing Committee for International
oftewel: reumatologie als klinimetrie avant la toxicity: guidelines for the prophylactic use of Clinical Studies Including Therapeutics
lettre. Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134:422-3. colchicine in gout. J Rheumatol 1991;18:264-9. (ESCISIT). Ann Rheum Dis 2006a;65:1312-24.
Van Doornum S, McColl G, Wicks IP. Accelerated Ward MM. Recent improvements in survival in
atherosclerosis: an extraarticular feature patients with rheumatoid arthritis: better

Foto: Hein Janssens

Herfsttijloos (Colchicum autumnale) is de basis voor het medicijn colchine, een medicament tegen jicht.

Rectificatie NHG-Standaard Varices (M30)


Er is een fout opgetreden in het volgnummer van de NHG-Standaard Varices.
In Huisarts en Wetenschap nummer 8 (2009) staat een onjuist volgnummer, namelijk M61.
Dit moet volgnummer M30 zijn. Excuses voor de eventuele verwarring die ontstaan is.

Huisarts & Wetenschap 52(9) augustus 2009 453

H&W 09 09.indb 453 31-07-2009 11:33:27

You might also like