Professional Documents
Culture Documents
Antwoordmodel - H8 - en - H7 Met Norm
Antwoordmodel - H8 - en - H7 Met Norm
Neptoets.
Opdracht 1
Maak van Hoofdstuk 8 opgave
7, 8, 11 t/m 19, 22, 23, 26, 27, 28, 30 t/m 33, 35, 36, 37, 40, 41, 43, 46
48 t/m 51, 53, 54, 57, 59, 60
Kijk de opgave na met onderstaand model en geef jezelf voor elk goede onderdeel een punt. Deze
punten staan tussen haakjes in de antwoorden geschreven.
Tel alle punten op en bereken je cijfer: (score – 14) : 7
Opdracht 2
Maak van Hoofdstuk 7 opgave
2 t/m 5, 11, 14 t/m 18, 20 t/m 23, 27 t/m 33, 37, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 53, 56, 57, 58, 60, 61, 63
Kijk de opgave na met onderstaand model en geef jezelf voor elk goede onderdeel een punt. Deze
punten staan tussen haakjes in de antwoorden geschreven.
Tel alle punten op en bereken je cijfer: (score – 14) : 8
Hoofdstuk 8: Elektriciteit
8.2 Elektrische energie
7 a Een generator is een heel grote dynamo in een elektriciteitscentrale die bewegingsenergie omzet in
elektrische energie. (1)
b Het wordt aangedreven door stoom (1), verkregen door de verbranding van een brandstof (1) (of eventueel
door wind of stromend water).
8 In een zonnecel.(1)
14 Dit kost even veel, want 0,025 kW x 6 h = 0,15 kWh (1) en 0,075 kW x 2 h = 0,15 kWh (1).
18 Hoogspanningsleidingen staan onder zeer hoge spanning. Er kan veel energie vrijkomen als iets onder
hoogspanning staat. (1)
22 a 1,5 V (1)
b 4,5 V (1)
c 230 V (1)
23 Als je veel batterijen gebruikt zijn oplaadbare batterijen goedkoper (1) en je belast het milieu minder dan met niet-
oplaadbare batterijen. (1)
30 Dat bestaat minimaal uit een spanningsbron, een apparaat en stroomdraden. (1)
2 X (1)
33 a a •b
(1)
36 In de badkamer heb je geen zuiver water, want er is zout en zeep in opgelost. Dat geleidt wel. (1)
40 Het is handig omdat dan bij een storing niet alles uitvalt (1) en je kunt zien waar de storing is. (1)
41 In een douchecel zijn geen stopcontacten en alleen extra beveiligde (dichte) lichtschakelaars. (1)
Nu voor straks (T)HV deel 1 Uitwerkingen Leerboek Hoofdstuk 8: Elektriciteit
53 a De stroom loopt via het metalen frame van de fiets weer terug. (1)
b Sneller fietsen zorgt voor een grotere spanning. Het lampje gaat feller branden en kan zelfs doorbranden. (1)
54 Oorzaken zijn: lege batterijen, verkeerd geplaatste batterijen, een verroest contactje, een gebroken draadje, een
doorgebrand lampje en kortsluiting. (2)
57 a geleider
b isolator
c isolator
d isolator (maar zout water is een geleider)
e (een beetje) geleider
f geleider
g geleider
h isolator (4) per fout min (1)
• 59 Om dit aan te tonen, moet je een lange dunnen koperen draad nemen en een even lange en dunne ijzeren draad.
Maak twee gelijke schakelingen met een batterij, het draad en een lampje. Het lampje in de schakeling met de
koperen draad brandt het felst, omdat koper de elektriciteit beter geleid dan ijzer (2)
Hoofdstuk 7: Kracht
2 a De boksbal wordt ingedeukt en komt gaat omhoog. (1)
b De boksbal vervormen en in beweging brengen. (1)
c Je ziet het effect, de uitwerking van de kracht. (1)
3 Bij een slagboom en een wip houden twee krachten aan weerszijden van het draaipunt elkaar in evenwicht. (1)
14 Dat een kracht van 25 newton wordt voorgesteld door een vector van één centimeter. (1)
15 a Een eenvoudige krachtenschaal, waarbij de vector ruim in het schrift past: 1 cm ≙ 250 N. (1)
b 10 cm (1)
16 a (1)
F
85 N
b De vector is = 3,4 cm lang. (1)
25 N/cm
20 a 34 N (1)
b 5,6 N (1)
c 0,34 N (1)
21 a 0,50 N (1)
b 50 gram. (1)
220 N
22 = 22 kg (1)
10 N/kg
27 De uitrekking hangt af van de grootte van de kracht en de stugheid van de veer (de veer-constante). (2)
28 De veerconstante is F /u. Bij een stugge veer is de veerconstante groot, want je moet een grote kracht uitoefenen
voor een kleine uitrekking. (2)
50 N
(anders opgeschreven: u = x 6,0 cm = 2,5 cm)
120 N
30 a 4,0 N (1)
b 0,6 cm (1)
4,0 N 1,2 N
c veerconstante = F /u = = 2,0 N/cm (of nemen) (1)
2,0 cm 0,6 cm
F 500 N
d Volgens de formule: u = = = 250 cm. (1)
veerconstante 2,0 N/cm
Bij een bepaald gewicht verliest de veer echter zijn veerkracht en gaat de formule niet meer op. Een
uitrekking van 250 cm sowieso niet realistisch. (1)
• 31 Ja, als je de het gewicht Fg van een voorwerp bepaald hebt met een unster kan je massa uitrekenen. Sommige
unsters zijn zelfs voorzien van een schaalverdeling in gram. Dan kun je de massa direct aflezen. (1)
Nu voor straks (T)HV deel 1 Uitwerkingen Leerboek Hoofdstuk 8: Elektriciteit
• 32 Je verdeelt je kracht over de vier veren. Het kost dus 600 N / 4 = 150 N om elke veer 50 cm uit te rekken. Voor
150 N
elke veer geldt: veerconstante = F /u = = 3,0 N/cm. (1)
50 cm
33 a Dan zal het krat gaan kantelen. (1)
b Het krat wordt de lucht in geslingerd want er werkt een netto kracht van 100 N naar boven. (1)
34 a Fres = 10 N + 30 N - 40 N = 0 N (1)
b Fres = 10 N - 30 N + 50 N = 30 N naar rechts (1)
c F1 = -80 N - 30 N - 50 N = - 160 N, dus F1 = 180 N naar links (1)
d F3 = 20 N - 10 N - 30 N = - 20 N, dus F1 = 20 N naar links. (1)
37 a Doordat de resultante van de drie krachten niet gelijk aan nul is. (1)
b F4 = 0 N + 20 N + 50 N - 30 N = 40 N naar rechts (1)
42 Met stuurwiel B zal het draaien lichter gaan, de arm bij stuurwiel B is groter. (1)
b ℓ = 60 cm / 2 = 30 cm (1)
M = F x ℓ = 1000 N x 30 cm = 30 000 Ncm (1)
47 a 20 cm 30 cm
F1 = 60 N F2 = ?
Combinatietang: 9 cm / 1,5 cm = 6 x
Nijptang: 12 cm / 4 cm = 3 x
Draadtang: 15 cm / 3 cm = 5 x
4500 Ncm
57 a M = F x ℓ dus er geldt ook ℓ = M / F = = 15,0 cm
300 N
De steeksleutel moet (minstens) 15 cm lang zijn. (2)
b Het is gemakkelijker om de steeksleutel naar beneden te drukken
omdat je dan je gewicht mee hebt. (1)
•• 61 a Elke kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. (2, fout - 1)
b (1)
150 N 200 N
c (1)
150 N
200 N
d Nee de krachten heffen elkaar nooit geheel op omdat ze een verschillende grootte hebben. (1)
e Nee, wanneer de krachten in de zelfde richting werken is de resultante maximaal 350 N. (1)
f Ja, als de krachten niet precies met elkaar meewerken of tegen elkaar in werken is de resultante tussen 50 N
en 350 N. (1)
•• 63 a 6 m touw. (1)
b Volgens de gulden regel verlies je aan afstand wat je aan kracht wint. Abdel haalt om 3 m te hijsen,
6 m touw in. Dat is twee keer zoveel. Hij hoeft dus slechts de helft van de zwaartekracht uit te
oefenen. (2)