Alfa Romeo 147 PDF

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 579

Alfa Romeo 147 2000-2002

Inhoudsopgave
1 Algemeen
1.1 Inleiding
1.2 Dashboard en instrumentenpaneel
1.3 Identificatieplaatjes
1.4 Adressen
2 Benzinemotoren
2.1 Inleiding
2.2 1,6 L-benzinemotoren
2.2.1 Distributieriem uit- en inbouwen
2.2.2 Cilinderkoppakking vervangen
2.2.3 Cilinderkop reviseren
2.2.4 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
2.2.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
2.2.6 Motorrevisie: krukas en hoofdlagers
2.2.7 Smeersysteem
2.3 2,0 L-benzinemotor
2.3.1 Distributieriem uit- en inbouwen
2.3.2 Cilinderkoppakking vervangen
2.3.3 Cilinderkop reviseren
2.3.4 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
2.3.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
2.3.6 Motorrevisie: krukas, balansassen en hoofdlagers
2.3.7 Smeersysteem
2.4 Plastigage
3 Dieselmotor
3.1 Inleiding
3.2 Klepspeling afstellen
3.3 Distributieriem uit- en inbouwen
3.4 Cilinderkoppakking vervangen
3.5 Cilinderkop reviseren
3.6 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
3.7 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
3.8 Motorrevisie: krukas en hoofdlagers
3.9 Smeersysteem
4 Koelsysteem en verwarming
4.1 Inleiding
4.2 Koelsysteem benzinemotoren
4.2.1 Koelsysteem aftappen en vullen
4.2.2 Expansiereservoir
4.2.3 Koelvloeistofpomp
4.2.4 Thermostaat
4.2.5 Radiateur
4.3 Koelsysteem dieselmotoren
4.3.1 Koelsysteem aftappen en vullen
4.3.2 Expansiereservoir
4.3.3 Koelvloeistofpomp
4.3.4 Thermostaat
4.3.5 Radiateur
4.4 Verwarming en ventilatie
4.4.1 Verwarmings/verdeelunit uit- en inbouwen
4.4.2 Aanjagermotor uit- en inbouwen
4.4.3 Aanjagerweerstand uit- en inbouwen
4.4.4 Pollenfilter uit- en inbouwen
5 Benzine-inspuiting
5.1 Inleiding
5.2 Bosch Motronic ME7.3.1-motormanagementsysteem
5.3 Uitwendige motorcomponenten
5.4 Stationair toerental
5.5 Brandstofsysteem
5.6 Emissieregelsystemen
5.7 Storingsdiagnose
5.8 Controle van het elektronische regelsysteem
5.9 Controle van de componenten
5.10 Componenten uit- en inbouwen
5.11 Elektrische installatie motormanagementsysteem
6 Dieselinspuiting
6.1 Inleiding
6.2 Bosch Common Rail EDC-15C7
6.3 Uitwendige motorcomponenten
6.4 Brandstofsysteem
6.4.1 Aftappen van water uit het brandstoffilter
6.4.2 Filterelement vervangen
6.4.3 Dieselinspuitpomp uit- en inbouwen
6.4.4 Verstuivers uit- en inbouwen
6.4.5 Elektrische brandstofpomp en brandstofniveauzender uit- en inbouwen
6.4.6 Brandstoftank uit- en inbouwen
6.4.7 Lagedrukbrandstofretourcircuit controleren
6.5 Emissieregelsystemen
6.6 Turbocompressor
6.7 Storingsdiagnose
6.8 Controle van het elektronische regelsysteem
6.9 Controle en werking van de componenten
6.10 Componenten uit- en inbouwen
6.11 Elektrische installatie motormanagementsysteem
7 Ontsteking
7.1 Inleiding
7.2 Werking ontstekingssysteem
7.3 Bougies
8 Koppeling
8.1 Inleiding
8.2 Koppeling handgeschakelde modellen
8.2.1 Koppeling uit- en inbouwen
8.2.2 Koppelingshoofdcilinder uit- en inbouwen
8.2.3 Koppelingswerkcilinder uit- en inbouwen
8.2.4 Trillingsdemper uit- en inbouwen
8.2.5 Koppelingssysteem ontluchten
8.3 Koppeling Selespeed-modellen
8.3.1 Elektrohydraulische unit uit- en inbouwen
8.3.2 Koppeling uit- en inbouwen
8.3.3 Elektrohydraulische unit ontluchten
9 Handgeschakelde versnellingbak en differentieel
9.1 Inleiding
9.2 Versnellingsbakolie verversen
9.2.1 Benzinemodellen
9.2.2 Dieselmodellen
9.3 Versnellingsbak uit- en inbouwen
9.3.1 Benzinemodellen
9.3.2 Dieselmodellen
9.4 Versnellingsbak reviseren (C.510.5)
9.4.1 Versnellingsbak uit elkaar nemen
9.4.2 Onderdelen uit elkaar nemen en controleren
9.4.3 Differentieel uit elkaar nemen en in elkaar zetten
9.4.4 Versnellingsbak in elkaar zetten
9.5 Versnellingsbak reviseren (C.530.5)
9.5.1 Versnellingsbak uit elkaar nemen
9.5.2 Onderdelen uit elkaar nemen en controleren
9.5.3 Differentieel uit elkaar nemen en in elkaar zetten
9.5.4 Versnellingsbak in elkaar zetten
9.6 Bedieningsmechanisme versnellingsbak
10 Aandrijfassen
10.1 Inleiding
10.2 Aandrijfassen en tussenas uit- en inbouwen
10.3 Homokinetische koppeling wielzijde uit- en inbouwen
10.4 Homokinetische koppeling differentieelzijde uit- en inbouwen
11 Wielophanging en vering
11.1 Inleiding
11.2 Voorwielophanging
11.2.1 Veerpoot uit- en inbouwen
11.2.2 Fusee met wielnaaf uit- en inbouwen; wiellager vervangen
11.2.3 Onderste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.2.4 Bovenste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.2.5 Subframe uit- en inbouwen
11.3 Achterwielophanging
11.3.1 Veerpoot uit- en inbouwen
11.3.2 Wielnaaf uit- en inbouwen; wiellager vervangen
11.3.3 Voorste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.3.4 Achterste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.3.5 Langsarm uit- en inbouwen
11.4 Wielstanden
11.5 Wielen en banden
12 Stuurinrichting
12.1 Inleiding
12.2 Stuurwiel uit- en inbouwen
12.3 Stuurhuis
12.3.1 Stuurhuis uit- en inbouwen
12.3.2 Stuurhuis uit elkaar nemen en in elkaar zetten
12.4 Stuuras uit- en inbouwen
12.5 Stuurbekrachtigingspomp
12.5.1 Stuurbekrachtigingspomp uit- en inbouwen (benzinemotoren)
12.5.2 Stuurbekrachtigingspomp uit- en inbouwen (dieselmotor)
12.6 Stuurbekrachtiging ontluchten
13 Remmen
13.1 Inleiding
13.2 Hoofdremcilinder met rembekrachtiger uit- en inbouwen
13.3 Onderdrukpomp rembekrachtiger (uitvoeringen met dieselmotor) uit- en
inbouwen
13.4 Voorwielremmen
13.4.1 Remblokken vervangen
13.4.2 Remschijf
13.4.3 Remklauw uit- en inbouwen
13.5 Achterwielremmen
13.5.1 Remblokken vervangen
13.5.2 Remschijf
13.5.3 Remklauw uit- en inbouwen
13.6 Remsysteem ontluchten
13.7 Handrem
13.7.1 Handrem afstellen
13.7.2 Handremkabels uit- en inbouwen
13.8 Antiblokkeerremsysteem (ABS) met EBD
13.8.1 Algemeen
13.8.2 Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid uit- en inbouwen
13.8.3 Wielsensoren uit- en inbouwen
14 Elektrische installatie
14.1 Elektrische schema's
Elektrische Installatie
14.2 Aandrijfriem nevenaggregaten
14.2.1 Aandrijfriem uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.2.2 Aandrijfriem uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.3 Dynamo
14.3.1 Dynamo uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.3.2 Dynamo uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.4 Startmotor
14.4.1 Startmotor uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.4.2 Startmotor uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.5 Zekeringen en relais
14.5.1 Zekeringen en relais in het interieur
14.5.2 Zekeringen en relais in de motorruimte
14.6 Ruitenwissermechanisme
14.6.1 Ruitenwissermechanisme voorzijde uit- en inbouwen
14.6.2 Ruitenwissermotor achterzijde uit- en inbouwen
14.7 Alfa Romeo Code
15 Carrosserie
15.1 Airbagsysteem en gordelspanners
15.1.1 Algemeen
15.1.2 Bestuurdersairbag uit- en inbouwen
15.1.3 Spiraalmechanisme uit- en inbouwen
15.1.4 Passagiersairbag uit- en inbouwen
15.1.5 Airbagregeleenheid uit- en inbouwen
15.1.6 Zij-airbag uit- en inbouwen
15.1.7 Headbag uit- en inbouwen
15.1.8 Storingsdiagnose
15.1.9 Pyrotechnische gordelspanner uit- en inbouwen
15.2 Dashboard en instrumentenpaneel uit- en inbouwen
15.3 Portieren
15.3.1 Voorportier
15.3.2 Achterportier
15.3.3 Achterklep
15.4 Richtmaten
16 Periodiek onderhoud
16.1 Frequent voorkomende controles
16.2 Geprogrammeerd onderhoud
16.2.1 Werkzaamheden na 20.000 km
16.2.2 Werkzaamheden na 40.000 km
16.2.3 Werkzaamheden na 60.000 km
16.2.4 Werkzaamheden na 80.000 km
16.2.5 Werkzaamheden na 100.000 km
16.2.6 Werkzaamheden na 120.000 km
16.2.7 Werkzaamheden na 140.000 km
16.2.8 Werkzaamheden na 160.000 km
16.2.9 Werkzaamheden na 180.000 km
17 Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
17.1 1,6 L-16V-benzinemotoren
17.2 2,0 L-16V-benzinemotor
17.3 1,9 L-dieselmotor
17.4 Overige aanhaalmomenten
18 Revisiematen
18.1 Revisiematen benzinemotoren
18.2 Revisiematen dieselmotor
19 Technische gegevens
19.1 1,6 L-16V-benzinemotor (105 pk)
19.2 1,6 L-16V-benzinemotor (120 pk)
19.3 2,0 L-16V-benzinemotor
19.4 1,9 L-dieselmotor
19.5 Overige technische gegevens
^ 1 Algemeen
Alfa Romeo 147 2000-2002

Dit werk is in feite een beknopt werkplaatshandboek. De importeur, Fiat Auto


Nederland BV, is ons bijzonder behulpzaam geweest om de benodigde gegevens te
verkrijgen, hetgeen wij bijzonder op prijs stellen.

Figuur 1.1: Alfa 147 (3d.)

In het hoofdstuk "Algemeen" vindt u een algemene inleiding, een overzicht van de
autotypes die per model beschreven worden, de lokatie van de identificatieplaatjes en
een overzicht van het dashboard en instrumentenpaneel.

^ 1.1 Inleiding
De eerste officiële foto's van de Alfa 147 verschenen in de zomer van 2000, maar op de
Salon van Parijs dat jaar beleefde dit nieuwe basismodel van Alfa Romeo zijn
publieksintroductie. In maart 2001 volgde de vijfdeurs versie. De Alfa 147 is een auto
die sportiviteit combineert met orginaliteit. Tegelijk roept hij sterke herinneringen op
aan het verleden: de grille en de motorkap met het markante V-profiel verwijzen naar
de schitterende 6C 2500 'Villa d'Este' uit 1949. De Alfa 147 is een sportieve hatchback
met voorwielaandrijving die, binnen een lengte van 4,17 meter, inspeelt op iedere
wens op het gebied van comfort, veiligheid en prestaties. De Alfa 147 is standaard of
als optie leverbaar met een scala aan interactieve elektronische systemen voor het
chassismanagement, zoals ABS met EBD, ASR en VDC/MSR om de auto te corrigeren
wanneer deze zijn grip dreigt te verliezen. Het instrumentenpaneel met sportieve
ronde klokken bevat een multifunctionele display waarop informatie wordt
weergegeven over het functioneren van de auto. Verder zijn de L-versies uitgerust met
een trip-computer en cruise-control. Voor een maximum aan communicatiecomfort is
als optie een info-telematicasysteem leverbaar. Het systeem is in drie verschillende
versies leverbaar. Allemaal bevatten ze een radio/CD-speler met handsfree GSM dual
band-telefoon, een GPS-module en een SOS-toets om voor informatie of hulp
rechtstreeks contact op te nemen met het Contact Centre. De uitgebreidere versies
hebben bovendien een navigatiesysteem. Ook aan de veiligheid van de inzittenden is
ruimschoots gedacht. Beschermbalken in de portieren en verstevigingen die bij een
ongeval voor een gecontroleerde vervormingskarakteristiek zorgen. Als dat nodig is,
zal een elektronische regeleenheid de passieve veiligheidsvoorzieningen activeren,
bestaande uit zes airbags. Het pakket omvat een frontairbag voor zowel de bestuurder
als de voorpassagier (de passagiersairbag kan eventueel buiten werking worden
gesteld), twee in de voorstoelen geïntegreerde zijairbags en twee 'window airbags' die
in een zijdelingse richting de hoofden van de inzittenden beschermen. Allemaal
standaardvoorzieningen, net als de voorste veiligheidsgordels met spanners en
krachtbegrenzers, de samendrukbare stuurkolom en het FPS-brandpreventiesysteem
dat bij een ongeval onmiddellijk de brandstoftoevoer onderbreekt.

Er zijn twee versies van de 1.6 16V Twin Spark-motor leverbaar, met 105 pk of 120
pk. Beide motoren bereiken al bij zo'n 2000 1/min de maximum koppelwaarde. De
sportiefste motor is een 2.0 16V Twin Spark met 110 kW/150 pk en een koppel van 181
Nm. Naast deze drie benzinemotoren is er ook een dieseluitvoering leverbaar. Deze 1,9
L-motor is voorzien van een Garrett variabele turbocompressor en heeft een vermogen
van 81 kW/110 pk. De elektronisch gestuurde directe dieselinspuiting is volgens het
'common rail'-principe. De turbodiesel houdt het brandstofverbruik en de emissies
binnen de perken door optimaal gebruik te maken van de restenergie in de
uitlaatgassen. Verder worden de katalysators en lambdasondes van alle
benzinemotoren bewaakt door een EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) dat
continu de emissieregeling conform de Euro 3-normen controleert.

De 1,6 L-motoren en de 1,9 L-dieselmotor zijn alleen leverbaar met een handschakelde
versnellingsbak. De 2,0 L-uitvoering is naast een handgeschakelde versie ook
leverbaar met een automatische 'Selespeed'-versnellingsbak. Dit systeem is voor het
eerst toegepast bij de Alfa 156. Het automatische 'Selespeed'-systeem is afgeleid van
het systeem dat door Ferrari voor de Formule 1 is ontwikkeld. Het uitgangspunt voor
de ontwikkeling was het laten vervallen van het koppelingspedaal en het
automatiseren van de koppeling en de versnellingsbakbediening. Hiervoor wordt een
elektronische regeleenheid gebruikt die permanent in verbinding staat met de
regeleenheid van het motormanagementsysteem.

De 147 heeft een vier maal gelede onafhankelijke voorwielophanging; aan de


achterzijde zijn de onafhankelijk opgehangen wielen afgeveerd door veerpoten.

De 147 behaalde in 2001 de titel Auto van het Jaar.

Figuur 1.2: Alfa 147 (5d.)

Tabel 1.1: Modellenoverzicht van de Alfa Romeo 147

Modeljaar Modellen
2000 1.6 T.Spark Progression 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Progression 120 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 120 pk (3d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d.)

2001 1.6 T.Spark Progression 105 pk (3d./5d.)


1.6 T.Spark Distinctive 105 pk (3d./5d.)
1.6 T.Spark Progression 120 pk (3d./5d.)
1.6 T.Spark Distinctive 120 pk (3d./5d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d./5d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d./5d.)
1.9 JTD Progression (3d./5d.)
1.9 JTD Distinctive (3d./5d.)

2002 1.6 T.Spark Progression (3d./5d.)


1.6 T.Spark Distinctive (3d./5d.)
1.6 T.Spark Veloce Progression (3d./5d.)
1.6 T.Spark Veloce Distinctive (3d./5d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d./5d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d./5d.)
1.9 JTD Progression (3d./5d.)
1.9 JTD Distinctive (3d./5d.)

Tabel 1.2: Identificatienummers van de Alfa 147 driedeurs (chassiscode ZAR


937.000)

Motortype Motorcode Uitvoeringscode Transmissie


1.6 T.Spark AR37203 937AXA1A 00 5-bak
1.6 T.Spark AR32104 937AXB1A 01 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937AXC1A 03 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937AXC11 02 Selespeed
1.9 JTD 937A2000 937AXD1A 01 5-bak

Tabel 1.3: Identificatienummers van de Alfa 147 vijfdeurs (chassiscode ZAR


937.000)

Motortype Motorcode Uitvoeringscode Transmissie


1.6 T.Spark AR37203 937BXA1A 00 5-bak
1.6 T.Spark AR32104 937BXB1A 01 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937BXC1A 03 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937BXC11 02 Selespeed
1.9 JTD 937A2000 937BXD1A 01 5-bak
^ 1.2 Dashboard en
instrumentenpaneel
Zie figuur 1.3 voor het dashboard en de figuren 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 voor de diverse
uitvoeringen van het instrumentenpaneel van de Alfa 147.

Figuur 1.3: Dashboard


1 Verstelbare zijluchtroosters
2 Vaste luchtroosters voor ontdooien en ontwasemen
3 Hendel voor verlichting en richtingaanwijzers
4 Snelheidsmeter met display voor totaal- en dagkilometerstand plus
koplampinstelling
5 Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
6 Multifunctionele display
7 Koelvloeistoftemperatuurmeter
8 Toerenteller
9 Schakelaar voor ontgrendeling achterklep
10 Pasjeshouder
11 Radiocombinatie
12 Verstelbare centrale luchtroosters
13 Vast bovenste luchtrooster
14 Bekerhouder
15 Mistlampschakelaar
16 Schakelaar van alarmknipperlichten
17 Schakelaar van mistachterlichten
18 Frontairbag voor passagier
19 Dashboardkastje
20 Schakelaar van centrale portiervergrendeling
21 Bedieningsknoppen van airconditioning
22 Asbak
23 Aansteker
24 Temperatuursensor
25 Hendel voor ruitenwissers/sproeiers
26 Contact/stuurslot
27 Claxon
28 Hendel voor stuurwielverstelling
29 Frontairbag voor bestuurder
30 Schakelaars voor terugstellen dagteller, hoogteregeling koplampen en bediening
tripcomputer
31 Hendel voor motorkapontgrendeling

Figuur 1.4: Instrumentenpaneel 1.6 T.Spark Progression 105 pk


A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Digitale display voor tijd/buitentemperatuur
F Toerenteller

Figuur 1.5: Instrumentenpaneel 1.6 T.Spark Distinctive (105 pk), 1.6 T.Spark
Progression/Distinctive (120 pk) en 2.0 T-Spark
A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller

Figuur 1.6: Instrumentenpaneel 2.0 T.Spark Selespeed


A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller

Figuur 1.7: Instrumentenpaneel 1.9 JTD


A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller
^ 1.3 Identificatieplaatjes
In de motorruimte is bovenop de rechterwielkast het carrosserienummer ingeslagen.
Dit bestaat uit de typecode van de auto en het chassisnummer. Het motornummer is
linksachter aan de versnellingsbakzijde op het motorblok ingeslagen.

Figuur 1.8: Diverse identificatie-aanduidingen


1 Verzamelplaatje met identificatiegegevens
2 Carrosserienummer
3 Lakidentificatieplaatje
4 Motornummer

Het verzamelplaatje met identificatiegegevens is in de motorruimte op de bovenste


dwarsbalk van het front aangebracht.

Figuur 1.9: Verzamelplaatje met identificatiegegevens


A Homologatienummer
B Serienummer van de carrosserie (chassisnummer)
C Ruimtes bestemd voor vermelden maximum toelaatbare gewichten
D Ruimtes bestemd voor aanvullende informatie over motortype, uitvoering en
onderdelen
E Rookdichtheid uitlaatgassen (alleen 1.9 JTD)
F Naam van de fabrikant

^ 1.4 Adressen
Fabrikant: Fiat Auto S.p.A., Viale Alfa Romeo, 20020 Arese (Milano), Italië.

Importeur in Nederland: Fiat Auto Nederland B.V., afdeling Alfa Romeo,


Hullenbergweg 1-3, 1101 BW Amsterdam Zuidoost. Tel. 020-3421700. Fax: 020-
3421707.

Invoerder in België: Fiat Auto Belgio S.A. Afdeling Alfa Romeo, Genèvestraat 175,
1140 Brussel. Tel. 02-7026511. Fax: 02-6744511.

Internet: www.alfaromeo.com, www.alfaromeo.nl


^ 2 Benzinemotoren

In het hoofdstuk "Benzinemotoren" vindt u een inleiding waarin ondermeer de


beschreven motoren met motorcodes in tabelvorm staan, reparatie- en
onderhoudsbeschrijvingen als vervanging van de koppakking, distributieriem (of
distributieketting) en stellen van de kleppen, uit- en inbouwbeschrijving van de motor,
revisiebeschrijving van de cilinderkop, revisiebeschrijving van het motorblok en het
smeersysteem. Bij alle beschrijvingen staan de correcte aanhaalmomenten vermeld en
indien nodig, het te gebruiken speciale gereedschap.

^ 2.1 Inleiding
Er worden drie typen viercilinder-benzinemotoren gebruikt voor de Alfa 147. Ze
behoren tot de jongste modulaire motorengeneratie en worden geproduceerd in de
Pratola Serra-fabriek. In alle gevallen betreft het motoren met twee bovenliggende
nokkenassen en vier kleppen per cilinder. De 2,0 L-uitvoeringen zijn bovendien
voorzien van twee contra-roterende balansassen die ervoor zorgen dat motortrillingen
gereduceerd worden. Het gaat in de beschreven gevallen om dwars voorin geplaatste
motoren waarvan de technische gegevens vermeld staan in tabel 2.1. Alle viercilinder-
benzinemotoren hebben een vijfmaal gelagerde krukas, een distributieriem voor de
nokkenasaandrijving, variabele kleptiming en hydraulische klepstoters, waarmee het
controleren en afstellen van de klepspeling is komen te vervallen. De motoren zijn
uitgerust met een motormanagementsysteem dat zowel de inspuiting als de ontsteking
regelt. De 1,6 L-motoren worden behandeld vanaf paragraaf 2.2 en de 2,0 L-motor
vanaf paragraaf 2.3. In verband met technische overeenkomsten tussen de
bovengenoemde motoren wordt waar mogelijk verwezen naar eerdere paragrafen en
figuren.

Tabel 2.1: Overzicht benzinemotoren

Motorcode AR 37203 AR 32104


Motortype DOHC DOHC
Boring (mm) 82,0 82,0
Slag (mm) 75,65 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3 10,3
Brandstof (RON) 95 95
Max.vermogen (kW (pk)) 77 (105) 88 (120)
bij (1/min) 5600 6200
Max.koppel (Nm) 140 146
bij (1/min) 4200 4200
Inspuitsysteem multipoint multipoint
merk Bosch Bosch
type Motronic Motronic
ME7.3.1 ME7.3.1
Katalysator/emissiecode geregeld/E3 geregeld/E3
Ontstekingssysteem elektronisch elektronisch
type transistor transistor
Fiscaal vermogen België 9 9
(pk)

Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max.vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max.koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Inspuitsysteem multipoint
merk Bosch
type Motronic
ME7.3.1
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontstekingssysteem elektronisch
type transistor
Fiscaal vermogen België 11
(pk)

^ 2.2 1,6 L-benzinemotoren


De 1,6 L-benzinemotoren hebben vier cilinders in lijn en worden dwars voorin
geplaatst. De twee bovenliggende nokkenassen, die vier kleppen per cilinder bedienen,
worden door een distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De
krukas is vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens van de motor staan
vermeld in hoofdstuk 19.

^ 2.2.1 Distributieriem uit- en


inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)


Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)
Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)
Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Steun micrometer 1825013000


Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Distributietiminggereedschap:
105 pk-motor (AR37203) 1870797000
120 pk-motor (AR32104) 1870734000
Distributieriemspangereedschap 1822149000
Distributieriem uitbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.
- Verwijder het wiel aan passagierszijde.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkast.
- Verstel de riemspanner met behulp van een sleutel en verwijder de aandrijfriem
voor de hulporganen.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de krukaspoelie.
- Verwijder de dop, draai de bout los en verwijder de vaste spanner voor de
aandrijfriem van de hulporganen.
- Draai de onderste bevestigingsbouten van het distributiedeksel los.
- Draai de bouten en de moer los en verwijder de bescherming voor de aandrijfriem
van de hulporganen.
- Draai de resterende bout los en verwijder het distributiedeksel.
- Verwijder de olievuldop.
- Draai de bouten los en verwijder het bobinedeksel.
- Draai de bouten los en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging zonder de
slangen los te maken.
- Draai de bouten los en verwijder de distributiezijdeksels.
- Verwijder de ontstekingsbobines van de bougies.
- Maak de slangen van het carterventilatiesysteem los van het kleppendeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het kleppendeksel compleet met de pakking.
- Verwijder de bougies van de cilinder nr. 1.
- Monteer speciaal gereedschap Alfa 1825013000 compleet met een klokmicrometer
in het bougiegat van de cilinder nr. 1.
- Draai de krukas aan de bevestigingsmoer van het krukasriemwiel rechtsom (gezien
vanaf distributiezijde) totdat de zuiger van cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde
van de compressieslag staat. Let op! Als de krukas tot voorbij het BDP wordt
gedraaid, draai de krukas dan nooit terug, maar nog twee slagen door totdat de
zuiger van cilinder nr. 1 weer in het BDP staat.
- Draai de moer van de verstelbare riemspanner iets los en verwijder de
distributieriem.

Distributieriem inbouwen en spannen

- Draai de bouten van het inlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het
riemwiel tegen met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1822155000.
- Draai de bout van het uitlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het riemwiel
tegen met behulp van de speciale gereedschappen Alfa 1822156000 en 1822146000.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen. Let op! Merk de nokkenaslagerkappen zodat
deze bij inbouwen op exact dezelfde plaats gemonteerd kunnen worden.
- Breng op de plaatsen van de nokkenaslagerkappen het
distributietiminggereedschap aan en draai de bouten (1b) met een aanhaalmoment
van 10 Nm vast.

Figuur 2.1: Distributietiminggereedschap (1a) voor het op tijd zetten van de


nokkenassen
- Draai voordat de distributieriem wordt omgelegd het in- en
uitlaatnokkenasriemwiel rechtsom tegen het einde van de slag.
- Breng de distributieriem aan via het krukasriemwiel, de vaste geleiderol, het
uitlaatnokkenasriemwiel, het inlaatnokkenasriemwiel, de distributieriemspanner
en het koelvloeistofpompriemwiel. Let hierbij op de juiste draairichting van de
distributieriem die aangegeven staat met een pijl.
- Steek speciaal gereedschap Alfa 1822149000 (1) in de boring van de steun voor de
distributieriemspanner, zie figuur 2.2.

Figuur 2.2: Speciaal spangereedschap aanbrengen


1 Distributieriemspangereedschap (Alfa 1822149000)
2 Bevestigingsmoer distributieriemspanner
- Draai het gereedschap zodat de distributieriem maximaal wordt voorgespannen.
Draai in deze stand de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast.
- Houd daarbij de nokkenasriemwielen tegen met behulp van het speciaal
gereedschap en draai de bevestigingsbout(en) met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwijder het distributietiminggereedschap en breng de nokkenaslagerkappen aan
(let op de zelf aangebrachte merktekens). Zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en zet de zuiger van
cilinder nr. 1 weer in het BDP.
- Steek het gereedschap (2a) in de opening om de verstelbare distributieriemspanner
te fixeren en draai de moer iets los. Draai vervolgens het gereedschap linksom en
zet het verstelbare merkteken (2b) tegenover het vaste merkteken, zie figuur 2.3.

Figuur 2.3: Distributieriem spannen


1b Bevestigingsmoer distributieriemspanner
2a Distributieriemspangereedschap (Alfa 1822149000)
2b Wijzer
2c Vast merkteken
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
- Draai de krukas twee slagen in de normale draairichting totdat de zuiger van
cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde van de compressieslag staat en controleer de
distributieafstelling nogmaals.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.2.2 Cilinderkoppakking vervangen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Sleutel voor kopbouten 1852154000


Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Uitbouwen

Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.1.
- Plaats een geschikte opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
motorkoelsysteem af.
- Bouw de brandstofverdeelbuis met de inspuitventielen uit zoals beschreven in
hoofdstuk 5.
- Maak de luchtafvoerslang los van het luchtfilter.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Verwijder de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter en de
carterventilatieslang.
- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.
- Draai de moer los en maak de massakabel los van het inlaatspruitstuk.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steun voor de
inspuitregeleenheid.
- Maak de steker los van het gasklephuis.
- Maak de voorste steker in de motorkabel los en maak de bedrading los van het
spruitstukhuis.
- Maak de steker van de toerental/BDP-sensor los en maak de bedrading los van het
spruitstukhuis.
- Maak de stekers los van de pingelsensor, lambdasonde en de fasesensor en maak de
bedrading los van het spruitstukhuis.
- Maak de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir.
- Maak de koelvloeistofretourleiding van het expansiereservoir los van de
bevestigingen op het spruitstukhuis.
- Maak de snelkoppeling in de brandstofdampleiding los en maak de leiding los van
de bevestiging op het reservoir van de stuurbekrachtiging.
- Sluit de leidingen van het brandstofdampopvangsysteem met passende pluggen af,
zodat er geen vuil in het systeem kan komen.
- Draai de bouten los en verwijder de inspuitregeleenheid samen met het
gasklephuis.
- Maak de steker los van de benzinedampafsluitklep.
- Maak de terugslagklep los van de onderdrukslang van de rembekrachtiger.
- Draai de bevestigingsklemmen van de moffen aan het inlaatspruitstuk iets los.
- Draai de bouten los, controleer of alle stekers losgenomen zijn en verwijder het
spruitstukhuis.

Figuur 2.4: Spruitstukhuis (1) uitbouwen


1 Bevestigingsklemmen
2a Bouten
2b Spruitstukhuis
- Draai de bouten los en verwijder de steunbeugel voor het reservoir van de
stuurbekrachtiging van het inlaatspruitstuk.
- Verwijder het hitteschild van het inlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsmoer van de oliepeilstokbuis aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de katalysator aan het spruitstuk los.
- Maak de koelvloeistofslangen los die aangegeven staan in figuur 2.5.

Figuur 2.5: Koelvloeistofslangen losmaken


1 Bovenste koelvloeistoftoevoerslang
2 Koelvloeistofslang van de kachelradiateur
3 Koelvloeistofretourslang vanaf kachelradiateur
- Gebruik speciaal gereedschap Alfa 1852154000 en draai de cilinderkopbouten in
omgekeerde aanhaalvolgorde (zie figuur 2.6) los.
- Verwijder de cilinderkop samen met het uitlaatspruitstuk.

Inbouwen

- Verwijder alle pakkingresten van het cilinderkoppasvlak op het motorblok en op de


cilinderkop.
- Controleer de hoogte en vlakheid van de cilinderkop (raadpleeg hoofdstuk 18 voor
de revisiematen).
- Breng een nieuwe 'Astadur'-koppakking aan met het opschrift 'Alto' naar boven
gericht. Let op! Voorkom ieder contact met olie en/of vet.
- Breng de cilinderkop aan op het motorblok.
- Draai de cilinderkopbouten in de juiste volgorde en volgens de aangegeven
procedure in vijf fasen vast, zie figuur 2.6.

Figuur 2.6: Aanhaalvolgorde van de cilinderkopbouten


- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.2.3 Cilinderkop reviseren


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)


Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-
13,2)
Thermostaat 17-21 (1,7-2,1)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 17-21 (1,7-2,1)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Cilinderkop uit elkaar nemen

- Draai de moeren los en verwijder het uitlaatspruitstuk van de cilinderkop.


- Draai de moeren los en verwijder het inlaatspruitstuk.
- Verwijder de pakking.
- Plaats de cilinderkop met behulp van een passende steun in de bankschroef.
- Draai de bouten los en verwijder de thermostaat.
- Verwijder de pakking.
- Verwijder de nokkenasriemwielen met behulp van speciaal gereedschap, zie figuur
2.7.

Figuur 2.7: Nokkenasriemwielen uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Speciaal gereedschap Alfa 182214600
2 Uitlaatnokkenasriemwiel
3a Bevestigingsbout
3b Speciaal gereedschap Alfa 1822155000
4 Inlaatnokkenasriemwiel
- Draai de bout los en verwijder de fasesensor, zie figuur 2.8.

Figuur 2.8: Koelvloeistofpomp en fasesensor uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Fasesensor
2a Bevestigingsbout
2b Koelvloeistofpomp
2c Afdichtring
- Draai de bouten los en verwijder de koelvloeistofpomp.
Nokkenassen uitbouwen en controleren

- Controleer de axiale speling van de nokkenassen met een micrometer.


- Verwijder de voorste nokkenaslagerkap, zie figuur 2.9.

Figuur 2.9: Nokkenassen en lagerkappen


1a Bevestigingsbouten
1b Nokkenaslagerkap
2 Bovenste lagerschaal
3 Nokkenassen
4 Oliekeerringen
5 Onderste lagerschaal
- Verwijder de overige nokkenaslagerkappen en vervolgens de nokkenassen. Merk
vooraf de nokkenaslagerkappen zodat deze bij inbouwen op de juiste plaats
gemonteerd worden.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale speling van de
nokkenaslagers.
- Plaats de nokkenas op V-bokken en meet met behulp van een micrometer de
nokkenasslingering bij de middelste lagertap.
- Als de radiale speling en de asslingering niet aan de specificaties voldoen, moet de
nokkenas worden vervangen door een nieuw exemplaar.
- Bouw de nokkenaslagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de nokkenaslagertapboringen, zie
figuur 2.39.
- Meet de diameter van de nokkenaslagertappen en de lichthoogte.

Klepstoters controleren

- Verwijder de hydraulische klepstoters met behulp van een magneet.


- Controleer de diameter van de klepstoters; te ovale klepstoters moeten worden
vervangen.

Cilinderkop verder uit elkaar nemen en controleren

- Druk met behulp van de klepveertang de klepveer samen en verwijder de klepspieën


uit de schotel, zie figuur 2.10 voor de gereedschapsnummers.

Figuur 2.10: Cilinderkop uit elkaar nemen


1a Klepspieën
1b Steun voor kleppen (Alfa 1820011000)
1c Speciale moer (Alfa 1820049000)
1d Steun (Alfa 1821124000)
1e Huls (Alfa 1821205000)
1f Hefboom (Alfa 1821058000)
2 Bovenste klepveerschotel
3 Klepveren
4 Klep
- Verwijder vervolgens de klepveerschotels, de klepveren en de kleppen. Let op!
Houd alle onderdelen bij elkaar.
- Verwijder de klepsteelafdichtrubbers zoals weergegeven in figuur 2.11. Let op!
Gebruik bij de montage altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.

Figuur 2.11: Klepsteelafdichtrubbers verwijderen


1a Klepsteelafdichtrubber
1b Trekgereedschap (Alfa 1821208000)
2 Onderste klepveerschotel
- Ontkool de klepzittingen en de in- en uitlaatkanalen.
- Controleer de vlakheid van de cilinderkop met behulp van een stalen rei en een
voelermaat in diverse richtingen. Vlak zo nodig de cilinderkop waarbij wel de
minimale verbrandingskamerkophoogte in acht moet worden genomen zoals
weergegeven in figuur 2.12.

Figuur 2.12: Verbrandingskamerhoogte

1 12,8-13,2 mm

- Controleer na het vlakken de inhoud van de verbrandingskamer met behulp van een
maatglas en motorolie.

Kleppen en kleponderdelen

- Reinig de kleppen grondig.


- Controleer elke in- en uitlaatklep op slijtage, beschadigingen en vervormde
klepstelen.
- Controleer de afmetingen van de kleppen.
- Controleer of de veerspanning en de vrije lengte van de klepveren aan de minimum
voorgeschreven waarde voldoet.

Klepgeleiders controleren

- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de


klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.
Klepgeleiders vervangen

- Tik de klepgeleider met stempel Alfa 1821176000 vanaf de verbrandingskamerzijde


uit de cilinderkop, zie figuur 2.13.

Figuur 2.13: Klepgeleider (1a) met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821176000
(1b) uitbouwen
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.

Klepzittingen controleren en vervangen

- Controleer de klepzittingen op beschadigingen.


- Verwijder zo nodig de klepzittingen met behulp van het speciaal gereedschap, zie
figuur 2.14.

Figuur 2.14: Klepzittingen verwijderen


1a Klepzitting
1b Speciaal gereedschap Alfa
- Controleer of de buitendiameter van de te monteren klepzittingen binnen de
tolerantie valt.
- Verwarm de cilinderkop tot 80 °C en monteer de klepzittingen met behulp van het
Alfa speciaal gereedschap.
- Slijp de klepzitting met passend gereedschap, zie figuur 2.15.

Figuur 2.15: Hoeken klepzitting


a 150°
b 90° ±10'
c 30°
L Uitlaat 1,0 mm; inlaat 0,8mm

Cilinderkop in elkaar zetten

- Olie de klepstelen goed in en schuif de kleppen in de geleiders. Let op dat alle


kleppen weer op hun oorspronkelijke plaats worden ingebouwd.
- Monteer nieuwe klepsteelafdichtrubbers. Gebruik zo nodig speciaal gereedschap
Alfa 1821206000.
- Monteer de klepveren, de klepveerschotels en de spietjes met behulp van de
klepveertang.
- Smeer de nokkenassen in met olie en plaats ze in de cilinderkop.
- Monteer de nokkenaslagerkappen (let op de zelf aangebrachte merktekens) en zet
ze met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vernieuw zo nodig de oliekeerringen van de nokkenassen nadat de nokkenassen
zijn ingebouwd. Gebruik passende stempels om de keerringen op de plaats te
drukken.
- In elkaar zetten gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.

^ 2.2.4 Motor met versnellingsbak uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)


Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Snelkoppeling 1870684000

Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Open het deksel, maak de maxi-fuse-houder los van de accu en verplaats de houder
opzij.
- Maak de voedingskabel van de startmotor van de maxi-fuse-houder los.
- Draai de moer van de accubevestiging los en verwijder de accu.
- Draai de moer los en maak de massakabel van de zekeringen- en relaiskast los.
- Kantel de zekeringen- en relaiskast omhoog, maak de stekers los en verwijder de
zekeringen- en relaiskast.
- Maak de kabelbundels los uit de bevestigingen op de accuhouder en verwijder de
accuhouder.
- Maak de massakabel los van de steun aan versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de steker los en maak de kabel van de luchtkwantummeter los van de
bevestiging op de luchtinlaatmof.
- Maak de carterventilatieslang los van de luchtinlaatmof.
- Maak de luchtinlaatmof los van het gasklephuis.
- Verwijder het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de
luchtkwantummeter, nadat deze is losgemaakt van de resonator.
- Verplaats het beschermrubber van de verbindingsnippel in de leiding van de
koppelingactuator en verwijder de borgveer.
- Maak de slang tussen de trillingdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en hang de slang op. Vang de vloeistof van de koppelingsbediening op in
een geschikte opvangbak en sluit de slang met een passende plug af.
- Druk op de ontgrendellippen voor het loskoppelen van de schakelkabel en trek de
kabel naar achteren.
- Verwijder de borgplaatjes en maak de kies- en inschakelkabels los van de
steunbeugel.

Figuur 2.16: Schakelkabels losmaken


1 Schakelkabels
2a Borgplaatjes
2b Steunbeugel
- Maak de stekerverbindingen los die aangegeven staan in figuur 2.17.

Figuur 2.17: Stekerverbindingen losmaken


1 Steker inspuitregeleenheid
2 Voorste steker in motorkabel
3 Steker lambdasonde
- Maak de snelkoppelingen los en verwijder de brandstofdampleiding. Sluit de
brandstofdampslangen af.
- Maak de bouten los en verwijder de reactiestang (distributiezijde), zie figuur 2.18.

Figuur 2.18: Reactiestang uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Bevestigingsbout
1c Reactiestang
- Zuig de olie voor de stuurbekrachtiging uit het reservoir met een zuigpompje.
- Verwijder de olievuldop, draai de bouten los en verwijder het bobinedeksel.
- Monteer de olievuldop weer.
- Maak het brandstofsysteem drukloos met behulp van het speciaal gereedschap Alfa
1870684000 op het ventiel aan de zijkant van de brandstofverdeelleiding.
- Maak de snelkoppeling in de voorste brandstoftoevoerleiding los van de
brandstofverdeelleiding.
- Sluit de voorste brandstoftoevoerleiding met een passende plug af en leg de leiding
opzij.
- Maak de aansluiting van de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir.
- Sluit de losgenomen slangen af om binnendringing van vuil in het systeem te
voorkomen.
- Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Draai de bout los en maak de flens van de toevoer- en retourleidingen los van de
aircocompressor.
- Draai de moer los en maak de flens van de leiding tussen de condensor en de
verbindingsnippel los van de verbindingsnippel.
- Sluit de losgenomen aansluitingen met geschikte pluggen af om binnendringen van
vocht of stof in het systeem te voorkomen.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap de
koelvloeistof af.
- Maak de bovenste koelvloeistoftoevoerslang los van de radiateur en de
koelvloeistofbuis op de koelvloeistofpomp.
- Maak de koelvloeistoftoevoerslang van de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de koelvloeistofretourslang vanaf de kachelradiateur los van de
koelvloeistofbuis op de koelvloeistofpomp.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bevestigingsbouten van de onderste radiateurtraverse aan de carrosserie
los.
- Verwijder de radiateur compleet met de elektroventilateur, de condensor met
bijbehorende leidingen en de onderste traverse. Let op dat de bovenste pen van de
elektroventilateur los is van de bijbehorende steunbeugel.
- Draai de moeren en bouten los en verwijder het hitteschild van het
uitlaatspruitstuk.
- Maak de stekerverbinding van de rechter lambdasonde los en maak de bijbehorende
kabel los uit de bevestigingen, zie figuur 2.19.

Figuur 2.19: Stekerverbinding van de rechter lambdasonde (1) losmaken


- Maak de steker van de linker lambdasonde los en maak de bijbehorende kabel los
uit de bevestigingen.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan de katalysator los.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun van de voorkatalysator aan het
cilinderblok los.
- Draai de bevestigingsbout van de flexibele steun van de voorkatalysator aan het
subframe van de voorwielophanging los.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Maak de retourleiding van de koelleiding naar het reservoir voor de
stuurbekrachtiging los van het reservoir.
- Draai de aansluiting los en maak de toevoerleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Maak de remslangen voor en de kabels van de remblokslijtagesensoren en ABS-
sensoren los van de bijbehorende beugels.
- Draai de moeren los en maak de bovenste wieldraagarmen met behulp van een
geschikte trekker los van de fusees.
- Scheid de aandrijfassen respectievelijk van de flens in het differentieel en van de
tussenas.
- Plaats een hydraulische krik onder de achterste motorsteun en draai de
bevestigingsbout van de achterste motor/baksteun aan het ophangrubber los, zie
figuur 2.20.

Figuur 2.20: Achterste motor/baksteun verwijderen


1 Hydraulische krik
2 Bevestigingsbout
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder deze.
- Monteer hijskettingen zoals aangegeven in figuur 2.21 en ondersteun de
motor/versnellingsbak met een hydraulische werkplaatskraan.

Figuur 2.21: Hijskettingen monteren


- Draai de bevestigingsbouten van de motor/baksteunen aan de versnellingsbakzijde
en aan de distributiezijde aan het ophangrubber los, zie figuur 2.22a en figuur
2.22b.

Figuur 2.22a: Bevestigingsbouten (1) van motor/baksteunen uitbouwen

Figuur 2.22b: Bevestigingsbouten (1) van motor/baksteunen uitbouwen


- Laat de motor/versnellingsbak met de werkplaatskraan op de grond zakken.
- Plaats de motor/versnellingsbak op een geschikte bok.
Inbouwen

- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let daarbij op de


volgende punten:
- Zet alle bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem.
- Vul en ontlucht het systeem van de stuurbekrachtiging.
- Vul en ontlucht het rem- en koppelingssysteem.

^ 2.2.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders


en drijfstangen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23


Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Zuigers en drijfstangen uitbouwen

Zuigers en drijfstangen kunnen bij ingebouwde motor worden uitgebouwd.

- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.


- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.1.
- Bouw de cilinderkop uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.2.
- Plaats een hydraulische krik onder de versnellingsbak.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.

Figuur 2.23: Achterste motor/baksteun en verstevigingsstang uitbouwen


1a Bout (6,8-8,3 Nm)
1b Moer (2,7-3,4 Nm)
1c Verstevigingsstang
2a Bout (6,8-8,3 Nm)
2b Moer (7,2-8,8 Nm)
3 Bout (6,8-8,3 Nm)
4a Bout (7,5-9,2 Nm)
4b Achterste motor/baksteun
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.2.7.
- Verdraai de krukas totdat alle zuigers ongeveer op gelijke hoogte staan en
verwijder de koolaanslag met behulp van een stootkantruimer uit de cilinders.
- Verwijder de olie-aanzuigbuis met zeef.
- Verwijder de drijfstanglagerkappen met de lagerschaalhelften. Let op! De
lagerschaalhelften mogen niet worden verwisseld. Ga na waar merktekens op de
drijfstanglagerkappen, de zuigers en de drijfstangen zijn aangebracht zodat deze
onderdelen later weer op hun oorspronkelijke plaats kunnen worden gemonteerd.
- Duw de zuigers met hun drijfstang naar boven uit de cilinder.
- Verwijder de zuigerveren met behulp van een zuigerverentang. Let op! De derde
zuigerveer of olieschraapveer moet met de hand worden verwijderd.
- Verwijder voorzichtig de koolresten op de zuigerbodem met behulp van een
schraper.
- Verwijder de borgringen van de zuigerpen.
- Verwijder de zuigerpen.
- Maak de zuigerveergroeven met behulp van een oude gebroken zuigerveer schoon.
- Controleer zuigers, cilinders, drijfstangen en zuigerpennen op vervorming en
slijtage.

Zuigerveren controleren

- Controleer de slotspeling door de zuigerveer tot ongeveer 15 mm van de rand in de


cilinderboring te duwen en vervolgens de slotspeling te meten.
- Meet de dikte van de zuigerveren.
- Controleer de hoogtespeling door de speling van de zuigerveren in de groef te
meten.

Zuigers en drijfstangen controleren


- Weeg de zuigers en de drijfstangen uit. Haal zo nodig overtollig materiaal weg op de
plaatsen die aangegeven staan in figuur 2.24.

Figuur 2.24: Plaatsen waar overtollig materiaal kan worden weggenomen


- Bouw de drijfstanglagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de drijfstangvoet, zie figuur 2.42.
- Meet de diameter van de zuigers. Doe dit loodrecht op de zuigerpenboring en 12,5
mm boven het uiteinde van de zuigermantel.
- Controleer de speling tussen de zuiger en de cilinderwand.
- Meet de buitendiameter van de zuigerpen.

Cilinderboring controleren

- Meet de cilinderboring op drie plaatsen en haaks op elkaar. Bepaal de ovaliteit, de


coniciteit en de slijtage van de cilinders. Let op! Bij revisie moeten alle cilinders op
dezelfde maat worden gehoond.

Zuigers en drijfstangen inbouwen

- Smeer de zuigerpen in met olie en breng deze aan in de zuiger en de drijfstang. De


grote uitsparingen in de zuigerbodem moeten naar de inlaatzijde gericht staan.
- Breng de borgringen aan.
- Ga vervolgens op dezelfde wijze bij de overige zuigers en drijfstangen te werk.
- Breng de zuigerveren aan met behulp van de zuigerverentang, zie figuur 2.25. Let
op! Verwissel de topveer en de tweede veer onderling niet en richt de merktekens
die op de zuigerveren zijn aangebracht, naar boven. Breng de derde veer met de
hand aan en zorg ervoor dat daarbij de twee bovenste veren niet beschadigd
worden.

Figuur 2.25: Zuigerveren aanbrengen


1 Borgring
2a Zuigerpen
2b Drijfstang
2c Zuiger
3a Zuigerveer
3b Zuigerverentang
- Verdraai na montage de zuigerveren, zodat de sloten van de veren 120° ten opzichte
van elkaar verdraaid zijn.
- Breng de zuiger en drijfstang in de juiste stand aan met behulp van een
zuigerverenspanband.
- Meet de radiale lagerspeling op met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4)
alvorens tot definitief inbouwen over te gaan. Zet de lagerkap bij het opmeten van
de radiale lagerspeling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast en controleer
één tap per keer.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Smeer de
lagertappen en lagers voor inbouwen in met schone motorolie.

^ 2.2.6 Motorrevisie: krukas en


hoofdlagers
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Vliegwielblokkeergereedschap 1820624000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Krukas uitbouwen

- Bouw de motor/versnellingsbak uit.


- Verwijder de dynamo en de startmotor.
- Verwijder de versnellingsbak, de distributieriem, de cilinderkop en de zuigers met
drijfstangen. Zie de desbetreffende paragrafen.
- Verwijder de drukgroep en de koppelingsplaat.
- Zet het cilinderblok op zijn kop op een werkbank of op een montagestandaard.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap (Alfa 1820624000). Draai de
bevestigingsbout van de krukas los, (let op! linkse draad) en verwijder het
krukasriemwiel, zie figuur 2.26.

Figuur 2.26: Krukasriemwiel uitbouwen


1a Krukasriemwielbout
1b Krukasriemwiel
2a Bout
2b Steun
3 Aansluitstuk koelvloeistofleiding
4 Koelvloeistofleiding
- Verwijder de steun.
- Maak het aansluitstuk en de koelvloeistofleiding los van de warmtewisselaar.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.2.7.
- Verwijder de bevestigingsbouten en neem het voorste krukasdeksel samen met de
aanzuigbuis en het oliefilter van het motorblok, zie figuur 2.27.

Figuur 2.27: Voorste krukasdeksel uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Voorste krukasdeksel
1c Olie-aanzuigbuis
1d Warmtewisselaar
1e Oliefilter
- Draai de bevestigingsbouten van het vliegwiel aan de krukas los en verwijder het
vliegwielblokkeergereedschap en het vliegwiel.
- Verwijder het achterste krukasdeksel.
- Meet de axiale krukasspeling met behulp van een micrometer.
- Verwijder de hoofdlagerkapbouten.
- Verwijder de hoofdlagerkappen en de lagerschalen. Leg ze op volgorde weg, zodat ze
weer op hun oorspronkelijke plaats aangebracht kunnen worden.
- Til voorzichtig de krukas uit het cilinderblok.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tandkrans voor de toerental/BDP-
sensor.
- Maak de oliekanalen in de krukas met perslucht schoon.

Krukas controleren

- Controleer de hoofd- en de drijfstanglagertappen op slijtage en scheurtjes.


- Plaats de krukas in twee geschikte steunen en meet de slingering met behulp van
een micrometer.
- Bouw de hoofdlagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast. Controleer de diameter van de hoofdlagertapboringen, zie figuur 2.28.

Figuur 2.28: Diameter hoofdlagertapboringen controleren


1 Hoofdlagerkap
2 Hoofdlagerkapbout
3 Meetgereedschap
- Controleer of de oliekanalen open zijn.
- Controleer de hoofdlagertappen en de drijfstanglagertappen met behulp van een
micrometer op slingeren en tapsheid, zie het hoofdstuk Revisiematen.
- Controleer de lagerschalen op afgebladderde en/of gesmolten plekken, sporen van
vastlopen en onjuist contact. Vervang zo nodig de defecte lagers.
- Plaats de krukas en lagerschalen in het cilinderblok.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale lagerspeling.
Monteer de lagerkappen met de lagerschalen en draai de lagerkapbouten met het
juiste aanhaalmoment vast. Let op! Tijdens deze meting mag de krukas niet
verdraaid worden. Controleer één tap per keer.
- Verwijder de lagerkappen en lees met de op de verpakking afgedrukte meetschaal
de gemeten speling af.

Krukas inbouwen

- Smeer voor het inbouwen motorolie op hoofd- en drijfstanglagers.


- Houd de krukas zo, dat de drijfstangtappen van de tweede en derde cilinder naar
beneden staan.
- Plaats de krukas in het motorblok.
- Schuif de drijfstangen van de tweede en derde cilinder op de tappen. Breng
vervolgens de drijfstanglagerkappen aan en zet de moeren handvast.
- Draai de krukas rechtsom en herhaal de procedure voor de overige cilinders.
- Breng de hoofdlagerschalen met de axiaallagers en de lagerkappen aan.
- Zet de bouten van de hoofdlagerkappen vast.
- Meet ter controle nogmaals de axiale speling indien de axiale krukaslagers
vervangen zijn.
- Bouw het voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp op het cilinderblok.
Vernieuw zo nodig de oliekeerring met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821247000.
- Bouw het achterste krukasdeksel met ingebouwde oliekeerring in.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.2.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)


Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23
Versnellingsbak aan carterpan 50-60 (5,0-6,0)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Voorste en achterste bouten carterpan 1822145000


Zijbouten carterpan 1822144000
Lemmet 1870718000

Carterpan uitbouwen

- Zet de voorkant van de auto op bokken of zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen.
- Verwijder de krukaspoelie.
- Plaats een opvangbak en tap de motorolie af.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussensassteun los.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan los, zie figuur 2.29.

Figuur 2.29: Bevestigingsbouten (1) van de handgeschakelde versnellingsbak aan de


carterpan losmaken
- Draai de voorste en achterste bouten van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822145000 los, zie figuur 2.30.

Figuur 2.30: Carterpan uitbouwen


1a Voorste bevestigingsbout carterpan
1b Speciaal gereedschap Alfa 1822145000
2a Bevestigingsbout zijkant carterpan
2b Speciaal gereedschap Alfa 1822144000
3 Speciaal gereedschap Alfa 1870718000
4 Carterpan
- Draai de bouten aan de zijkant van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822144000 los.
- Snijd het afdichtmiddel tussen carterpan en cilinderblok met het speciaal
gereedschap Alfa 1870718000 door.
- Verwijder de carterpan.

Carterpan inbouwen

- Maak de pakkingvlakken van het cilinderblok en de carterpan goed schoon.


- Smeer het contactvlak in met siliconenkit.
- Breng de carterpan aan en zet de voorste en achterste bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de zijbouten van de carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussenassteun vast.
- Draai de olie-aftapplug met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul de motor met olie en controleer, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is
gekomen, of de pakking goed afdicht.

Oliepomp uit- en inbouwen

- Tap de motorolie af.


- Verwijder het oliefilter.
- Verdraai de krukas zo dat de zuiger van cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde van
de compressieslag staat.
- Blokkeer het vliegwiel.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.1.
- Verwijder de carterpan, de olie-aanzuigbuis en het voorste krukasdeksel (zie
paragraaf 2.2.6) samen met de oliepomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Oliepomp controleren

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

- Plaats de oliepomp in een bankschroef en verwijder de pakking.


- Draai de vijf bouten los en verwijder het oliepompdeksel, zie figuur 2.31.

Figuur 2.31: Oliepomp in onderdelen


1a Afsluitbout
1b Oliedrukregelklep
2a Bout
2b Oliepompdeksel
3 Binnenste rotor
4 Buitenste rotor
- Verwijder (indien noodzakelijk) de oliekeerring.
- Verwijder de oliedrukregelklep, zie figuur 2.31.
- Maak de oliepomp schoon en controleer de radiale speling tussen het pomphuis en
de buitenste rotor.
- Controleer de axiale speling tussen het pasvlak van het deksel en de bovenzijde van
de tandwielen.

^ 2.3 2,0 L-benzinemotor


De 2,0 L-motor heeft vier cilinders in lijn en wordt dwars voorin geplaatst. De twee
bovenliggende nokkenassen, die vier kleppen per cilinder bedienen, worden door een
distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De motor is voorzien
van twee contra-roterende balansassen die ervoor zorgen dat motortrillingen
gereduceerd worden. De krukas is vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens
van de motor staan vermeld in hoofdstuk 19.

^ 2.3.1 Distributieriem uit- en


inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)
Bevestigingsmoer 8-10 (0,8-1,0)
balansassenriemspanner
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)
Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)
Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Steun micrometer 1825013000


Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Distributietiminggereedschap 1825041000
Distributieriemspangereedschap 1822149000
Balansassenriemspangereedschap 1822154000

Distributieriem uitbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.
- Verwijder het wiel aan passagierszijde.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Bouw de aandrijfriem van de hulporganen uit zoals beschreven in hoofdstuk 14.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de krukaspoelie.
- Verwijder de dop, draai de bout los en verwijder de vaste spanner voor de
aandrijfriem van de hulporganen.
- Draai de bout los en verwijder de verstelbare riemspanner voor de hulporganen.
- Draai de bouten los en verwijder het bovenste distributiedeksel.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Draai de bouten los en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging zonder de
slangen los te maken.
- Draai de bouten los en verwijder het rechter en het linker distributiedeksel, zie
figuur 2.32.

Figuur 2.32: Distributiedeksels uitbouwen


1a Bouten
1b Rechter distributiedeksel
2a Bouten
2b Linker distributiedeksel
- Draai de bouten los en verwijder het onderste distributiedeksel.
- Draai de moer van de verstelbare spanner voor de balansassenriem iets los en
verwijder de balansassenriem, zie figuur 2.33.

Figuur 2.33: Balansassenriem uitbouwen


1 Bevestigingsmoer riemspanner
2 Balansassenriem
- Maak de stekers van de lambdasondes en de voedingssteker van de aircocompressor
los.
- Maak de stekers los van de bobines en maak de kabels los uit de bevestigingen op
het kleppendeksel.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steunplaat voor de bobines.
- Maak de bougiedoppen los van de bougies.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunplaat voor de bobines los, trek de
steunplaat met de bobines omhoog en leg het geheel terzijde.
- Maak de slangen van het carterventilatiesysteem los van het kleppendeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het kleppendeksel compleet met de pakking.
- Verwijder de bougies van cilinder nr. 1.
- Breng een klokmicrometer aan in cilinder nr. 1 met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1825013000 en verdraai de krukas totdat de de zuiger van
cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde van de compressieslag staat. Let op! Als de
krukas tot voorbij het BDP wordt gedraaid, draai de krukas dan nooit terug maar
nog twee slagen door totdat de zuiger van cilinder nr. 1 in BDP staat.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner los om de spanning van
de distributieriem af te halen en verwijder de distributieriem.

Distributieriem inbouwen en spannen

- Draai de bouten van het inlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het
riemwiel tegen met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1822155000.
- Draai de bout van het uitlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het riemwiel
tegen met behulp van de speciale gereedschappen Alfa 1822156000 en 1822146000.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen die aangegeven staan in figuur 2.1. Let op!
Merk de nokkenaslagerkappen zodat ze bij inbouwen op exact dezelfde plaats
gemonteerd worden.
- Breng op de plaatsen van de nokkenaslagerkappen het
distributietiminggereedschap aan en draai de bouten met een aanhaalmoment van
10 Nm vast.
- Draai voordat de distributieriem wordt omgelegd het in- en
uitlaatnokkenasriemwiel rechtsom tegen het einde van de slag.
- Breng de distributieriem aan via het krukasriemwiel, de vaste geleiderol, het
uitlaatnokkenasriemwiel, het inlaatnokkenasriemwiel, de distributieriemspanner
en het koelvloeistofpompriemwiel. Let hierbij op de juiste draairichting van de
distributieriem die aangegeven staat met een pijl.
- Steek speciaal gereedschap Alfa 1822149000 in de boring van de steun voor de
distributieriemspanner, zie figuur 2.2.
- Draai het gereedschap zodat de distributieriem maximaal wordt voorgespannen.
Draai in deze stand de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast.
- Houd daarbij de nokkenasriemwielen tegen met behulp van het speciaal
gereedschap en draai de bevestigingsbout(en) met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwijder het distributietiminggereedschap en breng de nokkenaslagerkappen aan
(let op de zelf aangebrachte merktekens). Zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en zet de zuiger van
cilinder nr. 1 weer in het BDP.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner iets los en zet met behulp
van speciaal gereedschap Alfa 1822149000 het merkteken op de
distributieriemspanner tegenover het vaste merkteken op het cilinderblok, zie
figuur 2.3.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Balansassenriem inbouwen en spannen

- Draai de balansassen zodanig dat de merktekens op de riemwielen tegenover de


ribbels staan, zie figuur 2.34.

Figuur 2.34: Merktekens balansassenriem


1a Merkteken op riemwiel
1b Ribbel
2 Merkteken op krukaspoelie
- Monteer het onderste distributiedeksel en de krukaspoelie tijdelijk en controleer de
stand van alle merktekens (zuiger van cilinder nr. 1 staat in het BDP).
- Leg de balansassenriem om.
- Span de balansassenriem met behulp van speciaal gereedschap 1822154000 totdat
het referentiegat op de riemspanner in het midden van de vertanding staat, zie
figuur 2.35.

Figuur 2.35: Balansassenriem spannen


1a Speciaal gereedschap Alfa 1822154000
1b Referentiegat op riemspanner
2 Bevestigingsmoer balansassenriemspanner
- Zet de bevestigingsmoer van de balansassenriemspanner met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee volledige omwentelingen rechtsom en controleer de
merktekens.

^ 2.3.2 Cilinderkoppakking vervangen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Sleutel voor kopbouten 1852154000


Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Uitbouwen

Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Bouw de accu uit.
- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.
- Verwijder het wiel aan passagierszijde.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3.1.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Maak de stekers van de lambdasondes en de voedingssteker van de aircocompressor
los.
- Maak de stekers los van de bobines en maak de kabels los uit de bevestigingen op
het kleppendeksel.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steunplaat voor de bobines.
- Maak de bougiedoppen los van de bougies.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunplaat voor de bobines los, trek de
steunplaat met de bobines omhoog en leg het geheel terzijde.
- Maak de slangen van het carterventilatiesysteem los van het kleppendeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het kleppendeksel compleet met de pakking.
- Bouw de brandstofverdeelbuis met de inspuitventielen uit zoals beschreven in
hoofdstuk 5.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunbeugel van het spruitstukhuis los, zie
figuur 2.36.

Figuur 2.36: Draai de bevestigingsbouten (1) van de steunbeugel van het


spruitstukhuis los
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter en maak de kabel los van de
bevestiging op de luchtinlaatmof.
- Maak de luchtinlaatmof los van het filter.
- Maak de luchtinlaatmof los van het gasklephuis.
- Verwijder de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter en de
carterventilatieslang.
- Maak de steker van de koelvloeistoftemperatuursensor los.
- Draai de moer los en maak de massakabel los van het inlaatspruitstuk.
- Maak de steker los van het gasklephuis en maak de kabel los van de klem.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steun voor de
inspuitregeleenheid.
- Maak de elektrische aansluitingen los die aangegeven staan in figuur 2.37.

Figuur 2.37: Elektrische aansluitingen losnemen


1 Voorste steker in motorkabel
2 Stekeraansluiting toerental/BDP-sensor
3 Stekeraansluiting pingelsensor
4 Stekeraansluiting lambdasonde
5 Fasesensor
- Maak de steker los van de magneetklep voor de spruitstukverstelling.
- Maak de bedrading los van het spruitstukhuis.
- Maak de snelkoppeling los in de brandstofdampleiding en sluit de
brandstofdampslangen af.
- Maak de brandstofdampleiding los van de bevestiging op het reservoir voor de
stuurbekrachtiging.
- Draai de bouten los en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging zonder de
bijbehorende leidingen los te halen.
- Maak de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir. Sluit de slangen af
zodat er geen vuil in het systeem kan komen.
- Maak de koelvloeistofretourslang van het expansiereservoir los van de
bevestigingen op het spruitstukhuis en verplaats het reservoir.
- Draai de bouten los en verwijder de steun met de inspuitregeleenheid.
- Draai de bouten los en verwijder het gasklephuis.
- Maak de onderdrukslang voor de rembekrachtiger los van het spruitstukhuis.
- Maak de steker los van de benzinedampafsluitklep.
- Draai de bevestigingsklemmen van de moffen aan het inlaatspruitstuk iets los.
- Draai de bouten los, maak de kabels los uit de bevestigingen en verwijder het
spruitstukhuis, zie figuur 2.4.
- Draai de bouten los en verwijder de verbindingsbeugel tussen het inlaatspruitstuk
en de steun op de motor voor de reactiestang.
- Maak de koelvloeistofslangen los die aangegeven staan in figuur 2.38.

Figuur 2.38: Koelvloeistofslangen losmaken


1 Koelvloeistofslang van de kachelradiateur
2 Koelvloeistofretourslang vanaf kachelradiateur
3 Koelvloeistoftoevoerslang voor oliekoeler
4 Bovenste koelvloeistoftoevoerslang
- Verwijder het hitteschild van het inlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbout van de oliepeilstokbuis los en verwijder de complete
oliepeilstokbuis.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan de steunbeugel los.
- Maak de koelvloeistofslang los van de koelvloeistofbuis op de waterpomp.
- Gebruik speciaal gereedschap Alfa 1820277000 en draai de cilinderkopbouten in de
omgekeerde aanhaalvolgorde (zie figuur 2.6) los.
- Verwijder de cilinderkop samen met het uitlaatspruitstuk.

Inbouwen

- Verwijder alle pakkingresten van het cilinderkoppasvlak op het motorblok en op de


cilinderkop.
- Controleer de hoogte en vlakheid van de cilinderkop (raadpleeg hoofdstuk 18 voor
de revisiematen).
- Breng een nieuwe 'Astadur'-koppakking aan met het opschrift 'Alto' naar boven
gericht. Let op! Voorkom ieder contact met olie en/of vet.
- Breng de cilinderkop aan op het motorblok.
- Draai de cilinderkopbouten in de juiste volgorde en volgens de aangegeven
procedure in vier fasen vast, zie figuur 2.6.
- Breng de overige onderdelen aan in de omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.3.3 Cilinderkop reviseren


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)


Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-
13,2)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Cilinderkop uit elkaar nemen

- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.


- Draai de moeren los en verwijder het complete inlaatspruitstuk.
- Verwijder de pakking.
- Draai de bouten los en verwijder de thermostaat.
- Verwijder de pakking.
- Verwijder de nokkenasriemwielen met behulp van speciaal gereedschap, zie figuur
2.7.
- Draai de bout los en verwijder de fasesensor, zie figuur 2.8.
- Draai de bouten los en verwijder de koelvloeistofpomp compleet met de O-ring.

Nokkenassen uitbouwen en controleren

- Controleer de axiale speling van de nokkenassen met een micrometer.


- Verwijder de voorste nokkenaslagerkap, zie figuur 2.9.
- Verwijder de overige nokkenaslagerkappen en vervolgens de nokkenassen. Merk
vooraf de nokkenaslagerkappen zodat deze bij inbouw op de juiste plaats
gemonteerd worden.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale speling van de
nokkenaslagers.
- Plaats de nokkenas op V-bokken en meet met behulp van een micrometer de
nokkenasslingering bij de middelste lagertap.
- Als de radiale speling en de asslingering niet aan de specificaties voldoen, moet de
nokkenas worden vervangen door een nieuw exemplaar.
- Bouw de nokkenaslagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de nokkenaslagertapboringen, zie
figuur 2.39.

Figuur 2.39: Diameter nokkenaslagertapboringen controleren


1 Nokkenaslagerkap
2 Nokkenaslagerkapbout
3 Meetgereedschap
- Meet de diameter van de nokkenaslagertappen en de lichthoogte.

Klepstoters controleren

- Verwijder de hydraulische klepstoters met behulp van een magneet.


- Controleer de diameter van de klepstoters; te ovale klepstoters moeten worden
vervangen.

Cilinderkop verder uit elkaar nemen en controleren

- Druk met behulp van de klepveertang de klepveer samen en verwijder de


klepspieën uit de schotel, zie figuur 2.10 voor de gereedschapsnummers.
- Verwijder vervolgens de klepveerschotels, de klepveren en de kleppen. Let op!
Houd alle onderdelen bij elkaar.
- Verwijder de klepsteelafdichtrubbers zoals weergegeven in figuur 2.11. Let op!
Gebruik bij de montage altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.
- Ontkool de klepzittingen en de in- en uitlaatkanalen.
- Controleer de vlakheid van de cilinderkop met behulp van een stalen rei en een
voelermaat in diverse richtingen. Vlak zo nodig de cilinderkop waarbij wel de
minimale verbrandingskamerhoogte in acht moet worden genomen zoals
weergegeven in figuur 2.12.
- Controleer na het vlakken de inhoud van de verbrandingskamer met behulp van
een maatglas en motorolie.

Kleppen en kleponderdelen

- Reinig de kleppen grondig.


- Controleer elke in- en uitlaatklep op slijtage, beschadigingen en vervormde
klepstelen.
- Controleer de afmetingen van de kleppen.
- Controleer of de veerspanning en de vrije lengte van de klepveren aan de minimum
voorgeschreven waarde voldoet.

Klepgeleiders controleren

- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de


klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.
Klepgeleiders vervangen

- Tik de klepgeleider met stempel Alfa 1821176000 vanaf de verbrandingskamerzijde


uit de cilinderkop, zie figuur 2.13.
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.

Klepzittingen controleren en vervangen

- Controleer de klepzittingen op beschadigingen.


- Verwijder zo nodig de klepzittingen met behulp van het speciaal gereedschap, zie
figuur 2.14.
- Controleer dat de buitendiameter van de te monteren klepzittingen binnen de
tolerantie valt.
- Verwarm de cilinderkop tot 80 °C en monteer de klepzittingen met behulp van het
Alfa speciaal gereedschap.
- Slijp de klepzitting met passend gereedschap, zie figuur 2.15.

Cilinderkop in elkaar zetten

- Olie de klepstelen goed in en schuif de kleppen in de geleiders. Let op dat alle


kleppen weer op hun oorspronkelijke plaats worden ingebouwd.
- Monteer nieuwe klepsteelafdichtrubbers. Gebruik zo nodig speciaal gereedschap
Alfa 1821206000.
- Monteer de klepveren, de klepveerschotels en de spietjes met behulp van de
klepveertang.
- Smeer de nokkenassen in met olie en plaats ze in de cilinderkop.
- Monteer de nokkenaslagerkappen (let op de zelf aangebrachte merktekens) en zet
ze met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vernieuw zo nodig de oliekeerringen van de nokkenassen nadat de nokkenassen
zijn ingebouwd. Gebruik passende stempels om de keerringen op de plaats te
drukken.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.

^ 2.3.4 Motor met versnellingsbak uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Snelkoppeling 1870684000

Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Sluit het diagnose-
apparaat (Examiner) aan. Houd het rempedaal ingetrapt en kies op de Examiner
'Test regeleenheden' en kies het systeem 'Automatische versnellingsbak Marelli
Selespeed'. Ga naar 'Actieve diagnose' en kies 'Accumulator drukloos maken'. Voer
vervolgens de procedure uit die op de Examiner is aangegeven.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Open het deksel, maak de maxi-fusee-houder los van de accu en verplaats de
houder opzij.
- Maak de voedingskabel van de startmotor van de maxi-fuse-houder los.
- Draai de moer van de accubevestiging los en verwijder de accu.
- Draai de moer los en maak de massakabel van de zekeringen- en relaiskast los.
- Kantel de zekeringen- en relaiskast omhoog, maak de stekers los en verwijder de
zekeringen- en relaiskast.
- Maak de kabelbundels los uit de bevestigingen op de accuhouder en verwijder de
accuhouder.
- Maak de massakabel los van de steun aan de versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de steker los en maak de kabel van de luchtkwantummeter los van de
bevestiging op de luchtinlaatmof.
- Maak de carterventilatieslang los van de luchtinlaatmof.
- Maak de luchtinlaatmof los van het gasklephuis.
- Verwijder het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de
luchtkwantummeter, nadat deze is losgemaakt van de resonator.
- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Verwijder de dop van het
oliereservoir voor het elektrohydraulische schakelsysteem en tap het reservoir met
een zuigpompje af.
- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Maak de aansluitingen
van de ektrohydraulische unit los zoals aangegeven in figuur 2.40.

Figuur 2.40: Aansluitingen op hydraulische unit losmaken


1 Slang naar oliereservoir
2a aansluiting
2b Leiding vanaf elektropomp
- Alleen voor uitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak: Verplaats het
beschermrubber van de verbindingsnippel in de leiding van de koppelingsactuator
en verwijder de borgveer.
- Maak de slang tussen de trillingdemper en de koppelingsactuator los van de
actuator en hang de slang op. Vang de vloeistof van de koppelingsbediening op in
een geschikte opvangbak en sluit de slang met een passende plug af.
- Druk op de ontgrendellippen voor het loskoppelen van de schakelkabel en trek de
kabel naar achteren.
- Verwijder de borgplaatjes en maak de kies- en inschakelkabels los van de
steunbeugel, zie figuur 2.16.
- Maak de terugslagklep los van de rembekrachtiger.
- Maak de stekerverbindingen los die aangegeven staan in figuur 2.17.
- Maak de snelkoppelingen los en verwijder de brandstofdampleiding. Sluit de
brandstofdampslangen af.
- Maak de bouten los en verwijder de reactiestang (distributiezijde), zie figuur 2.18.
- Zuig de olie voor de stuurbekrachtiging uit het reservoir met een zuigpompje.
- Verwijder de olievuldop, draai de bouten los en verwijder het bobinedeksel.
- Monteer de olievuldop weer.
- Maak het brandstofsysteem drukloos met behulp van het speciaal gereedschap Alfa
1870684000 op het ventiel op de zijkant van de brandstofverdeelleiding.
- Maak de snelkoppeling in de voorste brandstoftoevoerleiding los van de
brandstofverdeelleiding.
- Sluit de voorste brandstoftoevoerleiding met een passende plug af en leg de leiding
opzij.
- Maak de aansluiting van de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir.
- Sluit de losgenomen slangen af om binnendringen van vuil in het systeem te
voorkomen.
- Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Draai de bout los en maak de flens van de toevoer- en retourleidingen los van de
aircocompressor.
- Draai de moer los en maak de flens van de leiding tussen de condensor en de
verbindingsnippel los van de verbindingsnippel.
- Sluit de losgenomen aansluitingen met geschikte pluggen af om binnendringen van
vocht of stof in het systeem te voorkomen.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap de
koelvloeistof af.
- Maak de bovenste koelvloeistoftoevoerslang los van de radiateur en de
koelvloeistofbuis op de waterpomp.
- Maak de koelvloeistoftoevoerslang van de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de koelvloeistofretourslang vanaf de kachelradiateur los van de
koelvloeistofbuis op de waterpomp.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bevestigingsbouten van de onderste radiateurtraverse aan de carrosserie
los.
- Verwijder de radiateur compleet met de elektroventilateur, de condensor met
bijbehorende leidingen en de onderste traverse. Let op dat de bovenste pen van de
elektroventilateur los is van de bijbehorende steunbeugel.
- Draai de moeren en bouten los en verwijder het hitteschild van het
uitlaatspruitstuk.
- Maak de stekerverbinding van de rechter lambdasonde los en maak de bijbehorende
kabel los uit de bevestigingen, zie figuur 2.19.
- Maak de steker van de linker lambdasonde los en maak de bijbehorende kabel los
uit de bevestigingen.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan de katalysator los.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun van de voorkatalysator aan het
cilinderblok los.
- Draai de bevestigingsbout van de flexibele steun van de voorkatalysator aan het
subframe van de voorwielophanging los.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Maak de retourleiding van de koelleiding naar het reservoir voor de
stuurbekrachtiging los van het reservoir.
- Draai de aansluiting los en maak de toevoerleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Maak de remslangen voor en de kabels van de remblokslijtagesensoren en ABS-
sensoren los van de bijbehorende beugels.
- Draai de moeren los en maak de bovenste wieldraagarmen met behulp van een
geschikte trekker los van de fusees.
- Scheid de aandrijfassen respectievelijk van de flens in het differentieel en van de
tussenas.
- Plaats een hydraulische krik onder de achterste motorsteun en draai de
bevestigingsbout van de achterste motor/baksteun aan het ophangrubber los, zie
figuur 2.20.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder deze.
- Monteer hijskettingen zoals aangegeven in figuur 2.41 en ondersteun de
motor/versnellingsbak met een hydraulische werkplaatskraan.

Figuur 2.41: Hijskettingen monteren


- Draai de bevestigingsbouten van de motor/baksteunen aan de versnellingsbakzijde
en aan de distributiezijde aan het ophangrubber los, zie figuur 2.22a en figuur
2.22b.
- Laat de motor/versnellingsbak met de werkplaatskraan op de grond zakken.
- Plaats de motor/versnellingsbak op een geschikte bok.

Inbouwen

- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let daarbij op de


volgende punten:
- Zet alle bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem.
- Vul en ontlucht het systeem van de stuurbekrachtiging.
- Vul en ontlucht het rem- en koppelingssysteem.
- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Vul en ontlucht de
elektrohydraulische Selespeed-unit.

^ 2.3.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders


en drijfstangen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23


Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Zuigers en drijfstangen uitbouwen

Zuigers en drijfstangen kunnen bij ingebouwde motor worden uitgebouwd.

- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.


- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3.1.
- Bouw de cilinderkop uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3.2.
- Plaats een hydraulische krik onder de versnellingsbak.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.3.7.
- Verdraai de krukas totdat alle zuigers ongeveer op gelijke hoogte staan en
verwijder de koolaanslag uit de cilinders met behulp van een stootkantruimer.
- Verwijder de olie-aanzuigbuis met zeef.
- Verwijder de drijfstanglagerkappen met de lagerschaalhelften. Let op! De
lagerschaalhelften mogen niet worden verwisseld. Ga na waar merktekens op de
drijfstanglagerkappen, de zuigers en de drijfstangen zijn aangebracht zodat deze
onderdelen later weer op hun oorspronkelijke plaats kunnen worden gemonteerd.
- Duw de zuigers met hun drijfstang naar boven uit de cilinder.
- Verwijder de zuigerveren met behulp van een zuigerverentang. Let op! De derde
zuigerveer of olieschraapveer moet met de hand worden verwijderd.
- Verwijder voorzichtig de koolresten op de zuigerbodem met behulp van een
schraper.
- Verwijder de borgringen van de zuigerpen.
- Verwijder de zuigerpen.
- Maak de zuigerveergroeven met behulp van een oude gebroken zuigerveer schoon.
- Controleer zuigers, cilinders, drijfstangen en zuigerpennen op vervorming en
slijtage.

Zuigerveren controleren

- Controleer de slotspeling door de zuigerveer tot ongeveer 15 mm van de rand in de


cilinderboring te duwen en vervolgens de slotspeling te meten.
- Meet de dikte van de zuigerveren.
- Controleer de hoogtespeling door de speling van de zuigerveren in de groef te
meten.

Zuigers en drijfstangen controleren

- Weeg de zuigers en de drijfstangen uit. Haal zo nodig overtollig materiaal weg op de


plaatsen die aangegeven staan in figuur 2.24.
- Bouw de drijfstanglagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de drijfstangvoet, zie figuur 2.42.

Figuur 2.42: Diameter drijfstangvoet controleren


1a Drijfstang
1b Drijfstanglagerkap
1c Drijfstanglagerkapbout
2 Meetgereedschap
- Meet de diameter van de zuigers. Doe dit loodrecht op de zuigerpenboring en 12,5
mm boven het uiteinde van de zuigermantel.
- Controleer de speling tussen de zuiger en de cilinderwand.
- Meet de buitendiameter van de zuigerpen.

Cilinderboring controleren

- Meet de cilinderboring op drie plaatsen en haaks op elkaar. Bepaal de ovaliteit, de


coniciteit en de slijtage van de cilinders. Let op! Bij revisie moeten alle cilinders op
dezelfde maat worden gehoond.

Zuigers en drijfstangen inbouwen

- Smeer de zuigerpen in met olie en breng deze aan in de zuiger en de drijfstang. De


grote uitsparingen in de zuigerbodem moeten naar de inlaatzijde gericht staan.
- Breng de borgringen aan.
- Ga vervolgens op dezelfde wijze te werk bij de overige zuigers en drijfstangen.
- Breng de zuigerveren aan met behulp van de zuigerverentang, zie figuur 2.25. Let
op! Verwissel de topveer en de tweede veer onderling niet en richt de merktekens
die op de zuigerveren zijn aangebracht, naar boven. Breng de derde veer met de
hand aan en zorg ervoor dat daarbij de twee bovenste veren niet beschadigd
worden.
- Verdraai na montage de zuigerveren, zodat de sloten van de veren 120° ten opzichte
van elkaar verdraaid zijn.
- Breng de zuiger en drijfstang in de juiste stand aan met behulp van een
zuigerverenspanband.
- Meet de radiale lagerspeling op met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4)
alvorens tot definitief inbouwen over te gaan. Zet de lagerkap bij het opmeten van
de radiale lagerspeling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast en controleer
één tap per keer.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Smeer de
lagertappen en lagers voor inbouwen in met schone motorolie.

^ 2.3.6 Motorrevisie: krukas,


balansassen en hoofdlagers
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)
Deksels balansassen 8-10 (0,8-1,0)
Balansasriemwiel 45-55 (4,5-
5,5)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring
Uitbouwen balansasriemwielen 1820286000
Vliegwielblokkeergereedschap 1820161001

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Krukas uitbouwen

- Bouw de motor/versnellingsbak uit.


- Verwijder de dynamo en de startmotor.
- Verwijder de versnellingsbak, de balansassenriem, de distributieriem, de
cilinderkop en de zuigers met drijfstangen. Zie de desbetreffende paragrafen.
- Verwijder de drukgroep en de koppelingsplaat.
- Zet het cilinderblok op zijn kop op een werkbank of op een montagestandaard.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap (Alfa 1820161001).
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het aandrijfriemwiel van de
balansassen.
- Draai de bevestigingsbout van de krukas los (Let op! linkse draad) en verwijder het
krukasriemwiel, zie figuur 2.43.

Figuur 2.43: Riemwielen uitbouwen


1a Bevestigingsbout balansassenriemwiel
1b Aandrijfriemwiel balansassen
2a Krukasriemwielbout
2b Krukasriemwiel
3a Bout
3b Steun
4 Aansluitstuk koelvloeistofleiding
5 Koelvloeistofleiding
- Verwijder de steun.
- Maak het aansluitstuk en de koelvloeistofleiding los van de warmtewisselaar.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.3.7.
- Verwijder de bevestigingsbouten en neem het voorste krukasdeksel samen met de
aanzuigbuis en het oliefilter van het motorblok, zie figuur 2.27.
- Draai de bevestigingsbouten van het vliegwiel aan de krukas los en verwijder het
vliegwielblokkeergereedschap en het vliegwiel.
- Verwijder het achterste krukasdeksel.
- Meet de axiale krukasspeling met behulp van een micrometer.
- Verwijder de hoofdlagerkapbouten.
- Verwijder de hoofdlagerkappen en de lagerschalen. Leg ze op volgorde weg, zodat ze
weer op hun oorspronkelijke plaats aangebracht kunnen worden.
- Til voorzichtig de krukas uit het cilinderblok.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tandkrans voor de toerental/BDP-
sensor.
- Maak de oliekanalen in de krukas met perslucht schoon.

Balansassen uit- en inbouwen

- Bouw de balansasriemwielen uit met behulp van speciaal gereedschap Alfa


1820286000, zie figuur 2.44.

Figuur 2.44: Balansasriemwielen uitbouwen


1a Bevestigingsbout balansasriemwiel
1b Speciaal gereedschap Alfa 1820286000
2 Balansasriemwiel
3a Bout
3b Deksel
4a Bout
4b Deksel
5a Moer
5b Riemspanner balansassenriem
- Draai de bouten los en verwijder de deksels die aangegeven staan in figuur 2.44.
- Draai de moer los en verwijder de riemspanner van de balansassenriem.
- Verwijder de afstandsbussen, de O-ringen en de achterste stopplaten, zie figuur
2.45.

Figuur 2.45: Balansassen uitbouwen


1a Afstandsbus
1b O-ring
2 Stopplaat
3a Balansas
3b Achterste lager
3c Drevel
- Tik de balansassen compleet met achterste lager uit de boringen met behulp van
een geschikte drevel.
- Bouw zo nodig het voorste lager uit met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1840206001 (slagtrekker) en Alfa 1820626000 (hulpstuk).
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Krukas controleren

- Controleer de hoofd- en de drijfstanglagertappen op slijtage en scheurtjes.


- Plaats de krukas in twee geschikte steunen en meet de slingering met behulp van
een micrometer.
- Bouw de hoofdlagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast. Controleer de diameter van de hoofdlagertapboringen, zie figuur 2.28.
- Controleer of de oliekanalen open zijn.
- Controleer de hoofdlagertappen en de drijfstanglagertappen met behulp van een
micrometer op slingeren en tapsheid, zie het hoofdstuk Revisiematen.
- Controleer de lagerschalen op afgebladderde en/of gesmolten plekken, sporen van
vastlopen en onjuist contact. Vervang zo nodig de defecte lagers.
- Plaats de krukas en lagerschalen in het cilinderblok.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale lagerspeling.
Monteer de lagerkappen met de lagerschalen en draai de lagerkapbouten met het
juiste aanhaalmoment vast. Let op! Tijdens deze meting mag de krukas niet
verdraaid worden. Controleer één tap per keer.
- Verwijder de lagerkappen en lees met de op de verpakking afgedrukte meetschaal
de gemeten speling af.

Krukas inbouwen

- Smeer voor inbouwen motorolie op hoofd- en drijfstanglagers.


- Houd de krukas zo, dat de drijfstangtappen van de tweede en derde cilinder naar
beneden staan.
- Plaats de krukas in het motorblok.
- Schuif de drijfstangen van de tweede en derde cilinder op de tappen. Breng
vervolgens de drijfstanglagerkappen aan en zet de moeren handvast.
- Draai de krukas rechtsom en herhaal de procedure voor de overige cilinders.
- Breng de hoofdlagerschalen met de axiaallagers en de lagerkappen aan.
- Zet de bouten van de hoofdlagerkappen vast.
- Meet ter controle nogmaals de axiale speling indien de axiale krukaslagers
vervangen zijn.
- Bouw het voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp op het cilinderblok.
Vernieuw zo nodig de oliekeerring met behulp van een geschikte stempel.
- Bouw het achterste krukasdeksel met oliekeerring in en draai de bijbehorende
bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.3.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Vaste riemspanner hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Verstelbare riemspanner hulporganen 23-28 (2,3-2,8)
Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23
Versnellingsbak aan carterpan 50-60 (5,0-6,0)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Voorste en achterste bouten carterpan 1822145000


Zijbouten carterpan 1822144000
Lemmet 1870718000

Carterpan uitbouwen

- Zet de voorkant van de auto op bokken of zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen.
- Verwijder de krukaspoelie.
- Verwijder de dop, draai de bout los en verwijder de vaste spanner voor de
aandrijfriem van de hulporganen.
- Draai de bout los en verwijder de verstelbare riemspanner voor de hulporganen.
- Bouw het bovenste en onderste distributiedeksel uit.
- Plaats een opvangbak en tap de motorolie af.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussensassteun los.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan los, zie figuur 2.29.
- Draai de voorste en achterste bouten van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822145000 los, zie figuur 2.30.
- Draai de bouten aan de zijkant van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822144000 los.
- Snijd het afdichtmiddel tussen carterpan en cilinderblok met het speciaal
gereedschap Alfa 1870718000 door.
- Verwijder de carterpan.

Carterpan inbouwen

- Maak de pakkingvlakken van het cilinderblok en de carterpan goed schoon.


- Smeer het contactvlak in met siliconenkit.
- Breng de carterpan aan en zet de voorste en achterste bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de zijbouten van de carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussenassteun vast.
- Draai de olie-aftapplug met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul de motor met olie en controleer, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is
gekomen, of de pakking goed afdicht.

Oliepomp uitbouwen, controleren en inbouwen

Deze beschrijving komt geheel overeen met hetgeen beschreven staat in paragraaf
2.2.7.

^ 2.4 Plastigage
Het meten van lagerspelingen gaat het beste met 'Plastigage'. Dit is de naam van een
nauwkeurig gekalibreerde kunststofmeetdraad (zie figuur 2.46).

De voorwaarden voor het gebruik van Plastigage zijn:

- Onderdelen vastzetten met het voorgeschreven aanhaalmoment.


- Schone en droge lagertappen en lagerschalen.
- De krukas mag tijdens het meten niet worden gedraaid.
- Het meetpunt moet dichtbij het hoogste of het laagste dode punt van de kruktap
worden gekozen.
- Op de lagerkap mag niet worden geslagen.
- Hoofdlagers worden ieder afzonderlijk gemeten, waarbij de overige lagerkappen
niet mogen zijn gemonteerd.
- Gebruik uitsluitend onbeschadigde bouten voor de lagerkappen.

Figuur 2.46: Lagerspeling meten met Plastigage

Leg een stukje meetdraad op de hoofdlager- of drijfstanglagertap. Breng vervolgens de


bijbehorende lagerkap op zijn plaats en zet deze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Afhankelijk van de lagerspeling wordt de meetdraad meer of
minder samengeperst. Verwijder de lagerkap weer. De breedte van de geplette draad
kan nu met behulp van de op de 'Plastigage'-verpakking afgedrukte schaal worden
gemeten; de lagerspeling kan daarbij rechtstreeks worden afgelezen.

^ 3 Dieselmotor

In het hoofdstuk "Dieselmotoren" vindt u een inleiding waarin ondermeer de


beschreven motoren met motorcodes in tabelvorm staan, reparatie- en
onderhoudsbeschrijvingen als vervanging van de koppakking, distributieriem (of
distributieketting) en stellen van de kleppen, uit- en inbouwbeschrijving van de motor,
revisiebeschrijving van de cilinderkop, revisiebeschrijving van het motorblok en het
smeersysteem. Bij alle beschrijvingen staan de correcte aanhaalmomenten vermeld en
indien nodig, het te gebruiken speciale gereedschap.

^ 3.1 Inleiding
Er wordt één type 'common rail'-dieselmotor gebruikt voor de Alfa 147. Dit is een
viercilinderachtklepper van 1,910 L met enkele bovenliggende nokkenas (OHC),
turbocompressor met tussenkoeler en directe dieselinspuiting. De motor is dwars
voorin geplaatst. De technische gegevens staan vermeld in tabel 3.1. De enkele
bovenliggende nokkenas, die twee kleppen per cilinder bedient, wordt door een
distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De krukas en de
nokkenas zijn beide vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens van de motor
staan vermeld in hoofdstuk 19.
Tabel 3.1: Technische gegevens dieselmotor

Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max.vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max.koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Inspuitpomp radialjet
type Bosch EDC-15C7
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT
2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België 10
(pk)

^ 3.2 Klepspeling afstellen


Technische gegevens

Klepspeling (koud):
inlaat (mm) 0,30 ±0,05
uitlaat (mm) 0,35 ±0,05

Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Kleppendeksel 10 (1,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hefboom 1860443000
Blokkeergereedschap voor klepstoters 1860724001
Punttang universeel
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Maak de twee carterventilatieslangen los van het kleppendeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het kleppendeksel.
- Verdraai de krukas rechtsom tot de nok van de af te stellen klep naar boven wijst
en de onderliggende klep gesloten is.
- Meet de speling tussen de nok en het vulplaatje.
- Als de gemeten waarde niet juist is, moet het vulplaatje worden vervangen. Om het
vulplaatje te verwijderen, moet de klepstoter omlaag worden gedrukt met behulp
van speciaal gereedschap (Alfa 1860443000, zie figuur 3.1) en het
blokkeergereedschap voor de klepstoters (Alfa 1860724001) worden aangebracht.
Plaats dit gereedschap op de rand van de klepstoter, zodat het vulplaatje met een
magneet of punttang kan worden verwijderd.

Figuur 3.1: Klepstoter omlaag drukken met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860443000 en klepstoter naar beneden houden met behulp van speciaal gereedschap
Alfa 1860724001
1 Speciaal gereedschap Alfa 1860443000
2 Speciaal gereedschap Alfa 1860724001
3 Vulplaatjes
- Breng een nieuw vulplaatje met de juiste dikte aan en monteer het vulplaatje, met
de zijde waar de dikte op staat naar beneden.
- Herhaal deze handelingen voor de overige kleppen.
- Breng het kleppendeksel met een nieuwe pakking aan.

^ 3.3 Distributieriem uit- en inbouwen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Krukaspoelie 25 (2,5)
Reactiestang 45-51 (4,5-5,1)
Steunbeugel reactiestang 45-55 (4,5-5,5)
Distributieriemspanner 25 (2,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-
10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Inbouwen distributieriem 1860905000


Blokkeergereedschap voor vliegwiel 1860898000

De distributieriem moet iedere 120.000 km of na een periode van 36 maanden worden


vervangen.

Controleer de toestand van de distributieriem iedere 60.000 km. Vervang de


distributieriem als:

- de distributieriem doordrenkt is met olie of koelvloeistof;


- de distributieriem gescheurd is of beschadigde tanden heeft;
- de distributieriem gerafeld is of er tanden ontbreken.

Vervang ook altijd de distributieriem als deze voor een reparatie is verwijderd.

Distributieriem uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Draai de bouten los en verwijder de reactiestang die aan distributiezijde geplaatst
is.
- Maak de kabel van de fasesensor los van het rechter distributiezijdeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het rechter distributiezijdeksel
- Draai de bouten los en verwijder de steunbeugel voor de reactiestang van het
motorblok.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de inspuitregeleenheid uit de zitting.
- Verwijder het rechtervoorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Bouw de aandrijfriem van de hulporganen uit zoals beschreven in hoofdstuk 14.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de onderste vliegwielbescherming.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap Alfa 1860898000.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de krukaspoelie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het bovenste distributiedeksel.
- Draai met de bout op het krukasriemwiel de krukas totdat de merktekens
tegenover elkaar staan (zuiger cilinder nr. 1 in BDP).
- Draai de bout los en verwijder de vaste riemspanner voor de hulporganen.
- Draai de bouten los en verwijder het onderste distributiedeksel.
- Draai de moer van de verstelbare distributieriemspanner iets los en verwijder de
distributiriem.

Distributieriem inbouwen en spannen

- Verwijder de bevestigingsbout van de oliepomp en monteer in plaats van de bout de


pen van speciaal gereedschap Alfa 1860905000, zie figuur 3.2.

Figuur 3.2: Zuiger van cilinder nr. 1 in BDP zetten


1 Bout oliepomp
2 Distributieriem
3 Pen van speciaal gereedschap Alfa 1860905000
4a Centreernok
4b Opening van speciaal gereedschap
5a Moer
5b Hulpbout
- Leg de distributieriem om het krukasriemwiel.
- Verdraai de krukas zonodig iets, totdat de centreernok op het krukasriemwiel in de
opening van het gereedschap valt.
- Fixeer het gereedschap in deze stand met behulp van een moer en een hulpbout.
- Draai het nokkenasriemwiel rechtsom totdat het merkteken (1) op het
nokkenasriemwiel tegenover het vaste merkteken staat, zie figuur 3.3.

Figuur 3.3: Distributieriem inbouwen


1 Merktekens nokkenasriemwiel
2 Distributieriem
3a Riemspanner
3b Verstelbaar merkteken van riemspanner
4a Verstelbaar merkteken van riemspanner
4b Referentiegat
4c Moer distributieriemspanner
- Breng de distributieriem aan.
- Druk met een schroevendraaier op de lip van de distributieriemspanner en span de
riem maximaal; dat wil zeggen dat het verstelbare merkteken van de riemspanner
tegen de aanslag staat en draai de moer van de riemspanner vast.
- Verwijder het gereedschap voor het afstellen in het BDP.
- Verdraai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en controleer of de
merktekens in lijn staan.
- Draai de bevestigingsmoer van de riemspanner iets los en verlaag de riemspanning
iets totdat het verstelbare merkteken tegenover het referentiegat staat.
- Draai daarna de moer van de riemspanner met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast.

^ 3.4 Cilinderkoppakking vervangen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart
slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

De cilinderkop mag alleen bij koude motor worden uitgebouwd.

- Plaats de auto op een hefbrug en verwijder de voorwielen.


- Verwijder de distributieriem zoals beschreven in paragraaf 3.3.
- Bouw de accu uit.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste radiateurslang los en tap het koelsysteem af.
- Maak de koelvloeistofretourslang en de þretourslang naar de koelvloeistofbuis van
de koelvloeistofpomp los van het expansiereservoir.
- Maak de carterventilatieslangen los van het kleppendeksel.
- Maak de bovenste radiateurslang los van de thermostaat.
- Maak de onderdrukslang los van de onderdrukpomp.
- Maak de bovenste en onderste koelvloeistofslang los van de retourleiding naar de
motoroliekoeler.
- Maak de koelvloeistofslangen los van de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het hitteschild van het
uitlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbout van de verstevigingsbeugel voor de turbocompressor aan
het cilinderblok los.
- Draai de bevestigingsbouten van de olieretourleiding van de turbocompressor los.
- Draai de bevestigingsbouten van de EGR-leiding aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder het uitlaatspruitstuk met
turbocompressor van de pennen op de cilinderkop.
- Open de klem en maak de luchtslang los van het gasklephuis.
- Maak de toevoer- en retourslang naar de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de steker van de koelvloeistoftemperatuursensor los.
- Maak van de bevestigingen van de onderdrukslang de onderdrukslang naar het
onderdrukreservoir en de slang naar de turbocompressor los, zie figuur 3.4.

Figuur 3.4: Slangen en stekerverbindingen losnemen


1 Toevoer- en retourslang kachelradiateur
2 Steker koelvloeistoftemperatuursensor
3a Onderdrukslang naar onderdrukreservoir
3b Slang naar turbocompressor
- Draai de bevestigingsmoeren van de brandstofretourbuis aan het inlaatspruitstuk
los.
- Maak de retourleiding los.
- Verwijder de toevoerleiding van de onderdrukpomp naar de
brandstofverdeelleiding.
- Maak de stekerverbindingen los die aangegeven staan in figuur 3.5.

Figuur 3.5: Stekerverbindingen losnemen


1a Steker elektro-inspuitventiel
1b Steker elektromagnetische koppeling van aircocompressor
1c Steker brandstofdruksensor
1d Steker EGR-magneetklep
1e Steker turbodruksensor
1f Steker fasesensor
2a Bouten
2b Inspuitkabel
- Draai de bevestigingsbouten los en verplaats de inspuitkabel zodat deze geen
belemmering vormt.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het kleppendeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het voorste distributiezijdeksel.
- Verwijder de aanwezige olie uit de verzamelruimten in de cilinderkop met behulp
van een zuigpompje.
- Draai de cilinderkopbouten (1 t/m 10) los in omgekeerde volgorde van de
aanhaalvolgorde die staat aangegeven in figuur 3.8.
- Verwijder de cilinderkopbouten en licht de cilinderkop van het motorblok. Let op!
Wrik nooit met een schroevendraaier of iets dergelijks tussen cilinderkop en
motorblok.
- Verwijder de oude cilinderkoppakking en reinig de pasvlakken van de cilinderkop
en het motorblok.
- Controleer de cilinderkop en meet de hoogte van de cilinderkop (zie figuur 3.6) als
deze gevlakt moet worden.

Figuur 3.6: Minimale hoogte cilinderkop

1 141 mm ±0,15

- Meet met een meetklok hoeveel millimeter de zuigers boven het pakkingvlak van
het motorblok uitsteken. Om de compressieverhouding binnen de tolerantie te
houden, moet een juiste cilinderkoppakking worden gemonteerd.

Tabel 3.2: Cilinderkoppakking bepalen

Uitsteekhoogte van de zuiger Dikte


cilinderkoppakking
0,014-0,104 mm 0,82 mm
0,105-0,205 mm 0,92 mm*
0,206-0,294 mm 1,02 mm**

*Cilinderkoppakking met één kerf aan de buitenrand gemerkt.


**Cilinderkoppakking met twee kerven aan de buitenrand gemerkt.

Figuur 3.7: Cilinderkoppakking met verschillende diktes, aangegeven door kerven


- Breng de nieuwe cilinderkoppakking van het type 'ASTADUR' aan met het
opschrift ALTO naar boven. Plaats de pakking zodanig, dat deze correspondeert
met de centreerstiften en oliekanalen. De ASTADUR-pakking is van een bijzondere
samenstelling, die in de loop van de tijd door polymerisatie uithardt. Om deze
polymerisatie te garanderen, dient de pakking tot het moment van de montage in
de cellofaanverpakking te worden bewaard. Smeer de pakking nooit in met olie of
vet.
- Plaats de cilinderkop op het motorblok.
- Draai de cilinderkopbouten in de juiste volgorde vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment (zie figuur 3.8). Let op! Bij het gebruik van een
cilinderkoppakking van het type ASTADUR is het niet meer noodzakelijk de
cilinderkop na 1000 tot 1500 km na te trekken.

Figuur 3.8: Aanhaalvolgorde cilinderkopbouten


- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 3.5 Cilinderkop reviseren


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)


Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)
Wartels brandstofleidingen:
aan brandstofverdeelbuis 26-32 (2,6-3,2)
aan verstuivers 19-23 (1,9-2,3)
Nokkenaslagerkappen 13-16 (1,3-1,6)
Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)
Verstuiver 26-32 (2,6-3,2)
Gloeibougie 13-16 (1,3-1,6)
Onderdrukpomp rembekrachtiger 21-26 (2,1-2,6)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Fixeren nokkenasriemwiel 1822146000/1822156000


Stempel voor aanbrengen nokkenaskeerring 1821228000
Verwijderen klepsteelafdichtrubbers 1821208000
Geleidehuls voor klepsteelafdichtrubbers 1860814001
Stempel voor aanbrengen klepsteelafdichtrubbers 1821178000
Drevel voor verwijderen klepgeleider 1821053000
Drevel voor aanbrengen klepgeleider 1821254000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Onderdelen cilinderkop uit- en inbouwen

- Bouw de cilinderkop uit, zie paragraaf 3.4.


- Draai de wartels los en verwijder de leidingen tussen de brandstofverdeelleiding en
de verstuivers, zie figuur 3.9. Let op! Gebruik bij montage nieuwe leidingen.

Figuur 3.9: Componenten van cilinderkop nemen


1a Wartelmoer aan verstuiver
1b Wartelmoer aan brandstofverdeelleiding
1c Leiding
2a Moer
2b Brandstofverdeelleiding
2c Brandstofdruksensor
3a Veer
3b Brandstofretourleiding
4a Moer
4b Inlaatspruitstuk
4c EGR-klep
4d Gasklephuis
- Draai de moeren los en verwijder de brandstofverdeelleiding compleet met de
brandstofdruksensor.
- Druk met de hand de veren in, maak de leidingen naar de brandstofretourbuis van
de verstuivers los en verwijder de leiding.
- Draai de moeren los en maak de voedingskabel los van de gloeibougies.
- Maak de koelvloeistofretourslang naar het expansiereservoir los van de
thermostaat.
- Draai de moeren los en verwijder het inlaatspruitstuk met de EGR-klep en het
gasklephuis.
- Draai de bouten los en verwijder de onderdrukpomp compleet met de O-ring, zie
figuur 3.10.

Figuur 3.10: Onderdrukpomp en thermostaat uitbouwen


1a Bout
1b Onderdrukpomp
2a Klem
2b Leiding tussen thermostaat en uitlaatgaskoeler
3a Bout
3b Thermostaat
4 Afdichting
5a Bout
5b Moer
5c Uitlaatgaskoeler
- Draai de klem iets los en maak de leiding tussen thermostaat en uitlaatgaskoeler
los van de uitlaatgaskoeler.
- Draai de bouten los en verwijder de thermostaat met de leiding en de sensor.
- Verwijder de pakking.
- Draai de bout en de moer los en verwijder de uitlaatgaskoeler voor het EGR.
- Verwijder het nokkenasriemwiel met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1822146000 en 1822156000, zie figuur 3.11.

Figuur 3.11: Nokkenasriemwiel, koelvloeistofpomp en fasesensor uitbouwen


1a Bout
1b Speciaal gereedschap Alfa 1822146000/1822156000
2 Nokkenasriemwiel
3a Bouten
3b Fasesensor
4a Bouten
4b Koelvloeistofpomp
- Draai de bouten los en verwijder de fasesensor en de koelvloeistofpomp.
- Draai de moeren los en verwijder de beugels van de verstuivers, zie figuur 3.12.

Figuur 3.12: Verstuivers en gloeibougies uitbouwen


1a Moer
1b Beugel
2a Verstuiver
2b Afdichting
3 Steunplaatje
4 Gloeibougie
- Verwijder de verstuivers compleet met de afdichtingen.
- Verwijder de steunplaatjes voor de beugels van de verstuivers.
- Verwijder de gloeibougies.
- Meet met een micrometer de axiale speling van de nokkenas op.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.
Nokkenas uitbouwen, controleren en inbouwen

- Merk vooraf de nokkenaslagerkappen zodat deze bij inbouwen op de juiste plaats


gemonteerd worden.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen en de olietoevoerleiding voor de nokkenas.
- Verwijder de nokkenas.
- Verwijder de klepstoters met de klepstelplaatjes; houd alles bij elkaar.
- Controleer met een micrometer de diameter van de klepstoters. Vervang de
klepstoters als deze ovaal zijn geworden.
- Controleer de zittingen van de klepstoters in de cilinderkop (diameter
klepstoterboringen). Vervang de cilinderkop als de zittingen te veel ingesleten zijn.
- Reinig alle onderdelen grondig.
- Controleer de nokkenas. De nokken en de nokkenaslagertappen mogen geen
groeven vertonen of zijn ingevreten. Is dit wel het geval, vervang dan de nokkenas.
- Meet met een micrometer de nokkenaslagertappen.
- Meet met een micrometerklok de lichthoogte van de nokken. Vervang de nokkenas
als niet aan de specificaties wordt voldaan.
- Bouw de nokkenaslagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de nokkenaslagertapboringen, zie
figuur 3.13.

Figuur 3.13: Diameter nokkenaslagertapboringen controleren


1a Nokkenaslagerkap
1b Nokkenaslagerkapbout
2 Meetgereedschap
- Voor het meten van de radiale speling met 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) moet de
nokkenas eerst weer tijdelijk worden ingebouwd en daarna weer worden
uitgebouwd.
- Plaats de klepstoters en klepstelplaatjes op hun oorspronkelijke plaats.
- Plaats de nokkenas in de cilinderkop.
- Breng op de pasvlakken op de cilinderkop voor de eerste en de vijfde
nokkenaslagerkap Loctite 573 aan.
- Breng de nokkenaslagerkappen aan en zet deze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Meet de axiale nokkenaslagerspeling.
- Monteer indien nodig een nieuwe oliekeerring met behulp van speciaal gereedschap
Alfa 1821228000.
- Monteer het nokkenasriemwiel en zet de bevestigingsbout met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Controleer de klepspeling en corrigeer deze indien nodig (zie paragraaf 3.2).
- Bouw de cilinderkop in, zie paragraaf 3.4.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Kleppen, klepveren en klepsteelrubbers verwijderen, controleren en
aanbrengen

Bouw de cilinderkop uit en verwijder de nokkenas. Aangeraden wordt de


klepsteelafdichtrubbers altijd te vervangen wanneer de cilinderkop uit elkaar wordt
genomen. Bij het vervangen van de kleppen en/of klepgeleiders is dit zelfs
noodzakelijk.

- Zet de cilinderkop met de verbrandingskamers naar beneden gericht op de


werkbank. Breng eventueel een borgplaat aan.
- Druk de klepveren in met een klepverentang en verwijder de spietjes, de bovenste
klepveerschotels, de klepveren en de kleppen. Houd alle onderdelen bij elkaar zodat
ze weer op de oorspronkelijke plaats kunnen worden aangebracht.
- Verwijder de klepsteelafdichtrubbers zoals weergegeven in figuur 3.14. Let op!
Gebruik bij de montage altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.

Figuur 3.14: Klepsteelafdichtrubbers uitbouwen


1a Klepsteelafdichtrubber
1b Speciaal gereedschap Alfa 1821208000
2 Onderste klepveerschotel
- Verwijder de onderste klepveerschotels.
- Controleer de insteekdiepte van de kleppen met behulp van een klokmicrometer.
Deze moet tussen de 0,1 en 0,5 mm liggen. Slijp zo nodig de klepzittingen zodat de
kleppen de voorgeschreven insteekdiepte hebben.
- Ontkool de klepzittingen en de in- en uitlaatkanalen.
- Reinig de kleppen zorgvuldig.
- Controleer elke in- en uitlaatklep op slijtage, beschadigingen en/of vervormde
klepstelen.
- Controleer de haaksheid van de klepveren met een stalen winkelhaak en een
vlakplaat.
- Meet de vrije hoogte en spanning van iedere veer.
- Vervang de klepveren als niet aan de specificaties wordt voldaan.
- Breng de klepsteelafdichtrubbers aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860814001 en Alfa 1821178000, zie figuur 3.15.

Figuur 3.15: Klepsteelafdichtrubbers aanbrengen


1a Klepsteelafdichtrubber
1b Speciaal gereedschap Alfa 1860814001
1c Speciaal gereedschap Alfa 1821178000
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Klepgeleiders controleren
- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de
klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.

Klepgeleiders vervangen

- Tik de klepgeleider met stempel Alfa 1821053000 vanaf de bovenzijde uit de


cilinderkop, zie figuur 3.16.

Figuur 3.16: Klepgeleider uitbouwen


1a Klepgeleider
1b Speciaal gereedschap Alfa 1821053000
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.

Klepzittingen controleren en vervangen

- Controleer de klepzittingen op beschadigingen.


- Verwijder zo nodig de klepzittingen met behulp van het speciaal gereedschap, zie
figuur 3.17.

Figuur 3.17: Klepzittingen verwijderen


1a Klepzitting
1b Speciaal gereedschap Alfa
- Controleer of de buitendiameter van de te monteren klepzittingen binnen de
tolerantie valt.
- Verwarm de cilinderkop tot 80 °C en monteer de klepzittingen met behulp van het
Alfa speciaal gereedschap.
- Slijp de klepzitting met passend gereedschap, zie figuur 3.18.

Figuur 3.18: Hoeken klepzitting

1 90° ±20'

- Controleer de insteekdiepte van de kleppen met behulp van een klokmicrometer.


Deze moet tussen de 0,1 en 0,5 mm liggen. Slijp zo nodig de klepzittingen zodat de
kleppen de voorgeschreven insteekdiepte hebben.

Cilinderkop in elkaar zetten


- Olie de klepstelen goed in en schuif de kleppen in de geleiders. Let op dat alle
kleppen weer op hun oorspronkelijke plaats worden ingebouwd.
- Monteer altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.
- Monteer de klepveren, de klepveerschotels en de spietjes met behulp van de
klepveertang.
- Smeer de nokkenas in met olie en plaats ze in de cilinderkop.
- Breng op de pasvlakken op de cilinderkop voor de eerste en de vijfde
nokkenaslagerkap Loctite 573 aan.
- Monteer de nokkenaslagerkappen (let op de zelf aangebrachte merktekens) en zet
ze met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vernieuw zo nodig de oliekeerring van de nokkenas nadat de nokkenas is
ingebouwd. Gebruik een passende stempel (Alfa 1821228000) om de keerring op
zijn plaats te drukken.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.

^ 3.6 Motor met versnellingsbak uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbout motorsteun distributiezijde 42-52 (4,2-5,2)


Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motorsteun:
M12 68-83 (6,8-8,3)
M16 108-132 (10,8-13,2)
M8 27-34 (2,7-3,4)
Versteviging achterste motorsteun:
M12 79-97 (7,9-9,7)
M10 45-55 (4,5-5,5)
Reactiestang (distributiezijde) 45-51 (4,5-5,1)
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Steunen aircoleidingen 9-12 (0,9-1,2)
Leidingen op aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug en verwijder de beide voorwielen.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Open de klem en maak de luchtslang los van het gasklephuis.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste radiateurslang los van de buis en de radiateur en verwijder de
slang.
- Maak de bovenste radiateurslang los van de thermostaat en de radiateur en
verwijder de slang.
- Maak de koelvloeistofretourslang en de þtoevoerslang naar de koelvloeistofbuis van
de koelvloeistofpomp los van het koelvloeistofreservoir.
- Maak de toevoer- en retourslang naar de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter, zie figuur 3.19.

Figuur 3.19: Luchtfilterhuis uitbouwen


1 Steker luchtkwantummeter
2a Klem
2b Bevestigingspennen
2c Luchtfilterhuis
- Maak de klem los, maak het luchtfilterhuis los van de aansluiting voor koele lucht
en verwijder het complete luchtfilterhuis.
- Maak de terugslagklep van de onderdrukslang los van de rembekrachtiger.
- Til de borgveer op en maak de olieleiding los van de werkcilinder voor de
hydraulische koppelingbediening, zie figuur 3.20.

Figuur 3.20: Olieleiding en stekerverbindingen losnemen


1a Borgveer
1b Olieleiding
2a Moer
2b Massakabel
3 Moer
4 Steker achteruitrijlichten
- Draai de moer los en maak de massakabel los van de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsmoeren van de demper aan de beugel los.
- Maak de steker op de versnellingsbak van de schakelaar voor de achteruitrijlichten
los.
- Maak de twee kogelkoppen van de schakelkabels los van het mechanisme.
- Draai de bevestigingsmoeren los en plaats de schakelkabels met de steunbeugels zo
dat ze geen belemmering vormen.
- Draai de bevestigingsmoer los, til de voorgloeiregeleenheid op en maak de
aangegeven steker los, zie figuur 3.21.

Figuur 3.21: Steker en brandstofleidingen losnemen


1a Moer
1b Steker
2 Brandstoftoevoerleiding naar de hogedrukpomp
3a Brandstoftoevoerleiding van het brandstoffilter
3b Brandstofretourleiding naar de tank
- Maak de brandstoftoevoerleiding naar de hogedrukpomp los van het brandstoffilter.
- Maak de brandstoftoevoerleiding van het brandstoffilter en de
brandstofretourleiding naar de tank los van de brandstofretourbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de reactiestang (distributiezijde).
- Maak de stekers van de inspuitregeleenheid los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de inspuitregeleenheid uit de zitting.
- Maak de toevoerslang van het reservoir naar de stuurbekrachtigingspomp los.
- Maak de toevoerleiding van de stuurbekrachtigingspomp naar het stuurhuis los
van de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bevestigingsbout los en maak de lage- en hogedrukleiding los van de
compressor, zie figuur 3.22.

Figuur 3.22: Leidingen airconditioning losnemen


1 Bout
2 Lage- en hogedrukleiding
3a Moer
3b Lagedrukleiding
- Draai de bevestigingsmoer los en scheid de twee delen van de lagedrukleiding.
- Draai de bout los en maak de verbindingsleiding met de condensor los van het
vochtfilter.
- Draai de bevestigingsbouten op de condensor los en verwijder de leidingen.
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de radiateur aan de bovenste traverse los.
- Plaats een hydraulische krik onder de onderste traverse.
- Draai de bevestigingsbouten van de onderste traverse los, laat de hydraulische krik
rustig zakken en verwijder de radiateur/elektroventilateur/condensor.
- Maak de luchttoevoerslang van de tussenkoeler los.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen links en rechts los.
- Maak de remslangen, de kabels van de remblokslijtagesensoren en de kabels van de
ABS-sensoren los uit de bevestigingen.
- Draai de moeren los en maak de bovenste wieldraagarmen met behulp van een
geschikte trekker los van de fusees.
- Maak de aandrijfassen links en rechts los uit de bevestigingen.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren los en verwijder de voorste uitlaatpijp.
- Plaats een hydraulische krik onder de carterpan.
- Draai de bevestigingsmoer en þbout los en verwijder de versteviging van de
achterste motorsteun.
- Draai de bevestigingsmoer van de achterste steun aan het ophangrubber los, zie
figuur 3.23.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de achterste motorsteun.

Figuur 3.23: Achterste motorsteun uitbouwen


1 Moer
2a Bouten
2b Achterste motorsteun
- Monteer hijskettingen zoals aangegeven in figuur 3.24 en ondersteun de
motor/versnellingsbak met een hydraulische werkplaatskraan.

Figuur 3.24: Hijskettingen monteren


1a Steunbeugel
1b Haak
2a Steunbeugel
2b Haak
3a Haak
3b Ketting
- Draai de bevestigingsbouten van de motor/baksteunen aan de versnellingsbakzijde
en aan de distributiezijde aan het ophangrubber los, zie figuur 3.25.

Figuur 3.25: Bevestigingsbout (1) van motorsteun aan distributiezijde uitbouwen


- Plaats de motor/versnellingsbak iets omhoog en kantel de versnellingsbak naar
beneden.
- Verdraai het geheel zodat de distributiezijde naar de voorzijde van de auto is
gericht en laat de motor/versnellingsbak met de werkplaatskraan op de grond
zakken.
- Plaats de motor/versnellingsbak op een geschikte bok.

Inbouwen

- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let daarbij op de


volgende punten:
- Zet alle bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem.
- Vul en ontlucht het systeem van de stuurbekrachtiging.
- Vul en ontlucht het rem- en koppelingssysteem.

^ 3.7 Motorrevisie: zuigers, cilinders


en drijfstangen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Zuigers en drijfstangen uitbouwen

Zuigers en drijfstangen kunnen bij ingebouwde motor worden uitgebouwd.

- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 3.3.


- Bouw de cilinderkop uit volgens de methode beschreven in paragraaf 3.4.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Bouw de oliepeilstaafhouder uit.
- Verwijder de tussenas.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 3.9.
- Verdraai de krukas totdat alle zuigers ongeveer op gelijke hoogte staan en
verwijder de koolaanslag met behulp van een stootkantruimer uit de cilinders.
- Verwijder de olie-aanzuigbuis met zeef.
- Verwijder de drijfstanglagerkappen met de lagerschaalhelften. Let op! De
lagerschaalhelften mogen niet worden verwisseld. Ga na waar merktekens op de
drijfstanglagerkappen, de zuigers en de drijfstangen zijn aangebracht zodat deze
onderdelen later weer op hun oorspronkelijke plaats kunnen worden gemonteerd.
- Duw de zuigers met hun drijfstang naar boven uit de cilinder.
- Verwijder de zuigerveren met behulp van een zuigerverentang.
- Verwijder voorzichtig de koolresten op de zuigerbodem met behulp van een
schraper.
- Verwijder de borgringen van de zuigerpen.
- Verwijder de zuigerpen.
- Maak de zuigerveergroeven met behulp van een oude gebroken zuigerveer schoon.
- Controleer zuigers, cilinders, drijfstangen en zuigerpennen op vervorming en
slijtage.

Zuigerveren controleren

- Controleer de slotspeling door de zuigerveer tot ongeveer 15 mm van de rand in de


cilinderboring te duwen en vervolgens de slotspeling te meten.
- Meet de dikte van de zuigerveren.
- Controleer de hoogtespeling door de speling van de zuigerveren in de groef te
meten.

Zuigers en drijfstangen controleren

- Weeg de zuigers en de drijfstangen uit. Haal zo nodig overtollig materiaal weg op de


plaatsen die met pijlen aangegeven staan in figuur 3.26.

Figuur 3.26: Plaatsen waar overtollig materiaal kan worden weggenomen


- Bouw de drijfstanglagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de drijfstangvoet, zie figuur 2.42.
- Meet de diameter van de zuigers. Doe dit loodrecht op de zuigerpenboring en 8 mm
boven het uiteinde van de zuigermantel.
- Controleer de speling tussen de zuiger en de cilinderwand.
- Meet de buitendiameter van de zuigerpen.

Cilinderboring controleren

- Meet de cilinderboring op drie plaatsen en haaks op elkaar. Bepaal de ovaliteit, de


coniciteit en de slijtage van de cilinders. Let op! Bij revisie moeten alle cilinders op
dezelfde maat worden gehoond.
Zuigers en drijfstangen inbouwen

- Smeer de zuigerpen in met olie en breng deze aan in de zuiger en de drijfstang. De


grote uitsparing in de zuigerbodem moet naar de zijde van de drijfstang gericht
staan waar zich het nummer bevindt (inlaatzijde), zie figuur 3.27.

Figuur 3.27: Zuiger inbouwen


1a Nummer
1b Uitsparing in zuigerbodem
- Breng de borgringen aan.
- Ga vervolgens op dezelfde wijze bij de overige zuigers en drijfstangen te werk.
- Breng de zuigerveren aan met behulp van de zuigerverentang.
- Verdraai na montage de zuigerveren, zodat de sloten van de veren 120° ten opzichte
van elkaar verdraaid zijn en niet samenvallen met de zuigerpen.
- Breng de zuiger en drijfstang in de juiste stand met behulp van een
zuigerverenspanband.
- Meet de radiale lagerspeling op met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4)
alvorens tot definitief inbouwen over te gaan. Zet de lagerkap bij het opmeten van
de radiale lagerspeling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast en controleer
één tap per keer.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Smeer de
lagertappen en lagers voor inbouwen in met schone motorolie.

^ 3.8 Motorrevisie: krukas en


hoofdlagers
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Vliegwielbouten* 144-176
(14,4-17,6)
Centrale krukasriemwielbout** 323-357
(32,3-35,7)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Oliedruksensor 27-33 (2,7-
3,3)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Blokkeergereedschap voor vliegwiel 1820624000


Stempel oliekeerring voorste krukasdeksel 1860816000

*Let op, bouten insmeren met Loctite 573

**Let op, linkse schroefdraad niet smeren!

Krukas uitbouwen

- Bouw de motor/versnellingsbak uit.


- Verwijder de dynamo, de aircocompressor (indien aanwezig) en de pomp van de
stuurbekrachtiging met steun.
- Verwijder het uitlaatspruitstuk samen met de turbocompressor.
- Verwijder de versnellingsbak, de distributieriem, de cilinderkop, de carterpan, en
de zuigers met drijfstangen. Zie de desbetreffende paragrafen.
- Verwijder de drukgroep en de koppelingsplaat.
- Zet het cilinderblok op zijn kop op een werkbank of op een montagestandaard.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap (Alfa 1820624000). Draai de
bevestigingsbout van het krukasriemwiel los (Let op! linkse draad) en verwijder
het krukasriemwiel.
- Verwijder het voorste krukasdeksel met de ingebouwde oliepomp.
- Verwijder de vliegwielbouten, blokkeer daarbij het vliegwiel met speciaal
gereedschap (Alfa 1820624000) en verwijder het vliegwiel van de krukas.
- Verwijder het achterste krukasdeksel met de keerring.
- Meet de axiale krukasspeling met behulp van een micrometer.
- Verwijder de hoofdlagerkapbouten.
- Verwijder de hoofdlagerkappen en de lagerschalen. Leg ze op volgorde weg, zodat ze
weer op hun oorspronkelijke plaats aangebracht kunnen worden.
- Til voorzichtig de krukas uit het cilinderblok, zie figuur 3.28.

Figuur 3.28: Krukas uitbouwen


1a Bout
1b Drijfstanglagerkap
2 Lagerschaal
3 Drijfstang
4 Lagerschaal
5a Bout
5b Achterste krukasdeksel (vliegwielzijde)
6a Bout
6b Hoofdlagerkap
7 Lagerschaal
8 Krukas
9a Bout
9b Tandkrans toerentalsensor
10 Lagerschaal
11 Halve drukring
12a Bout
12b Oliesproeier
13a Bout
13b Toerental/fasesensor
14 Oliedrukzender
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tandkrans voor de toerental/BDP-
sensor.
- Maak de oliekanalen in de krukas met perslucht schoon.

Krukas controleren

- Controleer de hoofd- en de drijfstanglagertappen op slijtage en scheurtjes.


- Plaats de krukas in twee geschikte steunen en meet de slingering met behulp van
een micrometer.
- Bouw de hoofdlagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast. Controleer de diameter van de hoofdlagertapboringen, zie figuur 2.28.
- Controleer of de oliekanalen open zijn.
- Controleer de hoofdlagertappen en de drijfstanglagertappen met behulp van een
micrometer op slingeren en tapsheid, zie het hoofdstuk Revisiematen.
- Controleer de lagerschalen op afgebladderde en/of gesmolten plekken, sporen van
vastlopen en onjuist contact. Vervang zo nodig de defecte lagers.
- Plaats de krukas en lagerschalen in het cilinderblok.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale lagerspeling.
Monteer de lagerkappen met de lagerschalen en draai de lagerkapbouten met het
juiste aanhaalmoment vast. Let op! Tijdens deze meting mag de krukas niet
verdraaid worden. Controleer één tap per keer.
- Verwijder de lagerkappen en lees met de op de verpakking afgedrukte meetschaal
de gemeten speling af.

Krukas inbouwen

- Reinig alle onderdelen grondig en blaas de oliekanalen met perslucht door.


- Smeer alle bewegende delen voor montage met motorolie.
- Breng de lagerschalen aan in het cilinderblok. Let erop dat de lagerschalen goed
aansluiten.
- Bij gebruik van de oude lagers deze weer op hun oorspronkelijke plaats
aanbrengen.
- Olie de lagerschalen goed in en plaats vervolgens voorzichtig de krukas.
- Plaats de overige lagerschalen in de lagerkappen en breng ook deze aan.
- Zet de bouten vast met het juiste aanhaalmoment.
- Controleer of de krukas gemakkelijk en zonder zware punten draait.
- Controleer nogmaals de axiale speling indien de axiale krukaslagers (halve
drukringen) vervangen zijn.
- Bouw het achterste krukasdeksel met ingebouwde oliekeerring in.
- Vervang de keerring (gebruik stempel Alfa 1860816000) en vet de keerring van het
voorste krukasdeksel met de oliepomp licht in en breng deze aan, zie figuur 3.29.

Figuur 3.29: Keerring voorste krukasdeksel aanbrengen


1a Oliekeerring
1b Stempel Alfa 1860816000
- Breng de overige onderdelen in omgekeerde volgorde van verwijderen aan, zie de
desbetreffende paragrafen.

^ 3.9 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)


Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)
Carterpan:
M6 7-9 (0,7-0,9)
M8 21-26 (2,1-2,6)
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Tussenas aan steun 25-28 (2,5-2,8)
Aandrijfas aan tussenas 40-52 (4,0-5,2)
Dynamo aan steun 43-53 (4,3-5,3)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Stuurbekrachtigingspompþ en
dynamosteun:
M8 25 (2,5)
M10 50 (5,0)
Motorsteun distributiezijde:
M12 42-52 (4,2-5,2)
M10 42-52 (4,2-5,2)
Oliekoeler op oliepompdeksel 60 (6,0)
Stuurbekrachtigingspomp in zitting 19-23 (1,9-2,3)
Poelie stuurbekrachtigingspomp 6-8 (0,6-0,8)
Verstelbare distributieriemspanner 42-52 (4,2-5,2)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Stempel oliekeerring voorste krukasdeksel 1860816000

Figuur 3.30: Smeersysteem


1 Motorsmering
2 Motorkoeling

Carterpan uitbouwen

- Zet de voorkant van de auto op bokken of zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 3.23.
- Verwijder de oliepeilstokbuis.
- Maak de steker van de toerental/BDP-sensor los.
- Maak de stekers los van de dynamo.
- Verwijder de achterste dynamosteun.
- Draai de moer van het stabilisatorstanggewricht rechts aan de onderste vork los en
verplaats de kabelsteunbeugel voor de ABS-sensor.
- Draai de moer los en maak de spoorstang los van de naafdrager met behulp van een
geschikte trekker.
- Draai de bevestigingsbouten van de rechter aandrijfas aan de tussenas los.
- Draai de bouten los en verwijder de tussenas.
- Draai de bouten los en verwijder de tussenassteun.
- Plaats een opvangbak en tap de motorolie af.
- Plaats een hydraulische krik onder de carterpan.
- Draai de bevestigingsbouten van de carterpan los van de versnellingsbak, zie figuur
3.31.

Figuur 3.31: Carterpan uitbouwen


1 Hydraulische krik
2 Bevestigingsbout aan versnellingsbak
3a Speciaal gereedschap Alfa 1822145000
3b Speciaal gereedschap Alfa 1822144000
3c Voorste bevestigingsbout carterpan
3d Bevestigingsbout zijkant carterpan
4 Speciaal gereedschap Alfa 1870718000
5 Carterpan
- Verwijder de doppen op het vliegwieldeksel en draai met behulp van sepciaal
gereedschap 1822144000 en 1822145000 de bevestigingsbouten voor en achter en
aan de zijkanten van de carterpan los.
- Snijd het afdichtmiddel tussen carterpan en cilinderblok met het speciaal
gereedschap Alfa 1870718000 door.
- Verwijder de carterpan.

Carterpan inbouwen

- Maak de pakkingvlakken van het cilinderblok en de carterpan goed schoon.


- Smeer het contactoppervlak van de carterpan met het cilinderblok in met een
ononderbroken rups vloeibare pakking, waarbij op een goede aansluiting van de
uiteinden moet worden gelet.
- Breng de carterpan aan en zet de bouten kruiselings vast.
- Vul de motor met olie en controleer, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is
gekomen, of de pakking goed afdicht.

Oliepomp uit- en inbouwen


- Verwijder de distributieriem.
- Verwijder de carterpan.
- Verwijder de vaste distributieriemspanner.
- Draai de bevestigingsbouten los en plaats het expansiereservoir opzij.
- Hang de motor aan de bovenzijde op in een takel.
- Verwijder de verstelbare distributieriemspanner.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomppoelie.
- Draai de bevestigingsbouten los en trek de stuurbekrachtigingspomp los van de
bijbehorende steun.
- Verwijder het motoroliefilter.
- Verwijder de bevestigingspen van de oliekoeler aan het voorste oliepompdeksel.
- Verwijder de motorsteun aan de distributiezijde.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomp- en
dynamosteun, zie figuur 3.32.

Figuur 3.32: Stuurbekrachtigingspomp- en dynamosteun uitbouwen


1a Bevestigingsbouten
1b Steun
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het voorste krukasdeksel met de
aanzuigbuis, zie figuur 3.33.

Figuur 3.33: Voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp
1c Olie-aanzuigbuis
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vervang de oude pakkingen door nieuwe.
- Vervang zo nodig de keerring met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860816000. Smeer de lippen van de keerring in.

Oliepomp controleren

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

- Plaats de oliepomp in een bankschroef en verwijder de pakking.


- Draai de vijf bouten los en verwijder het oliepompdeksel, zie figuur 3.34.

Figuur 3.34: Oliepomp in onderdelen


1a Bout
1b Oliepompdeksel
2 Binnenste rotor
3 Buitenste rotor
4a Afsluitbout
4b Oliedrukregelklep
- Verwijder (indien noodzakelijk) de oliekeerring.
- Verwijder de oliedrukregelklep, zie figuur 3.34.
- Maak de oliepomp schoon en controleer de radiale speling tussen het pomphuis en
de buitenste rotor.
- Controleer de axiale speling tussen het pasvlak van het deksel en de bovenzijde van
de tandwielen.

^ 4 Koelsysteem en verwarming

In het hoofdstuk "Koelsysteem en verwarming" vindt u werkzaamheden aan het


koelsysteem als koelvloeistof verversen, het koelsysteem ontluchten, uit- en inbouwen
van de radiateur en het vervangen van de thermostaat of koelvloeistofpomp.
Daarnaast wordt het verwarmings- en ventilatiesysteem (en indien standaard
aanwezig, de airconditioning) beschreven waaronder uit- en inbouwen van de
kachelradiateur en aanjager.

^ 4.1 Inleiding
Benzinemotoren

De Alfa 147 met benzinemotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem
bestaat uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de
distributieriem aangedreven koelvloeistofpomp en een elektrisch bediende ventilateur
(uitvoeringen met airconditioning: twee snelheden) die door de motorregeleenheid via
een relais wordt geschakeld. De regeleenheid van het motormanagementsysteem
regelt de koelventilateur aan de hand van ingangsgrootheden zoals de
koelvloeistoftemperatuur en het airconditioningssignaal. Het koelsysteem van de
benzinemotoren wordt beschreven in paragraaf 4.2.

Figuur 4.1: Koelsysteem benzinemotoren


1 Koelvloeistofpomp
2 Koelvloeistoftemperatuursensor
3 Thermostaat
4 Radiateur
5 Elektroventilateur
6 Expansiereservoir
7 Koelvloeistoftoevoerbuis van koelvloeistofpomp
8 Watergekoelde oliekoeler
9 Kachel

Dieselmotoren

De Alfa 147 met dieselmotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem bestaat
uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de distributieriem
aangedreven koelvloeistofpomp en twee elektrisch bediende ventilateurs (met twee
snelheden) die door de motorregeleenheid via een relais worden geschakeld. Het
koelsysteem van de dieselmotoren wordt beschreven in paragraaf 4.3.

Figuur 4.2: Koelsysteem dieselmotoren


1 Koelvloeistofpomp
2 Koelvloeistoftemperatuursensor
3 Thermostaat
4 Radiateur
5 Elektroventilateur
6 Expansiereservoir
7 Koelvloeistoftoevoerbuis van koelvloeistofpomp
8 Watergekoelde oliekoeler
9 Kachelradiateur
10 Uitlaatgaskoeler voor EGR

Verwarming

Het verwarmingssysteem wordt beschreven in paragraaf 4.4.

^ 4.2 Koelsysteem benzinemotoren

^ 4.2.1 Koelsysteem aftappen en vullen


- Laat de motor afkoelen en verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Maak de onderste koelvloeistofslang aan de radiateur los en vang de uitstromende
koelvloeistof op.
- Maak de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir en blaas met
perslucht in de slang om deze volledig leeg te maken.
- Sluit de koelvloeistofslangen weer aan.
- Open de ontluchting op de radiateur en/of de ontluchting op de toevoerslang van de
kachelradiateur.
- Vul het koelsysteem via het expansiereservoir langzaam met de voorgeschreven
koelvloeistof, waarbij het 'MAX'-merkteken op het reservoir niet mag worden
overschreden.
- Sluit de ontluchtingsnippel op de radiateur zodra er koelvloeistof uitloopt.
- Vervolg het vullen van het koelsysteem totdat de vloeistof uit de ontluchting op de
kacheltoevoerslang stroomt.
- Vul het koelvloeistofniveau bij totdat het niveau op het 'MAX'-merkteken op het
expansiereservoir staat.
- Start de motor en laat deze minstens twee tot drie minuten stationair draaien.
- Vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-merkteken op het expansiereservoir.
- Plaats de dop op het expansiereservoir.
- Breng het motortoerental geleidelijk een aantal keren op circa 4000 1/min.
- Als het niveau daalt tot het 'MIN'- merkteken, draai dan de dop op het
expansiereservoir zeer voorzichtig los en vul koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-
merkteken. Plaats de dop weer.
- Wacht tot de elektroventilateur minstens twee keer is ingeschakeld.
- Zet de motor af en wacht totdat de koelvloeistof is afgekoeld.
- Laat de motor afkoelen en vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX' merkteken
op het expansiereservoir.
- Draai de dop op het expansiereservoir vast.
- Controleer het koelsysteem op eventuele lekkage.

^ 4.2.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen

- Tap het koelsysteem af volgens de methode beschreven in paragraaf 4.2.1 of zuig de


koelvloeistof uit het expansiereservoir met een spuit.
- Maak de slangen aan het expansiereservoir los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het expansiereservoir.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Lektest dop expansiereservoir en koelsysteem

- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.

Figuur 4.3: Koelsysteem op dichtheid controleren


- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 1,08 bar op. Let op! Laat de druk
nooit tot meer dan 1,38 bar oplopen.
- Controleer dat deze druk gehandhaafd blijft.
- Is dat niet het geval, controleer het koelsysteem dan op lekkage aan de
aansluitingen en in de radiateur.

^ 4.2.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Inlaatnokkenasriemwiel 8-10 (0,8-1,0)


Koelvloeistofpomp 23-28 (2,3-2,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Uit/inbouwen nokkenasriemwiel (1.6-16V) 1822146000/1822156000


Uit/inbouwen nokkenasriemwiel (2.0-16V) 1822155000

Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Bouw de distributieriem uit zoals beschreven in hoofdstuk 2.
- Tap het koelsysteem af, zie paragraaf 4.2.1.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het inlaatnokkenasriemwiel.
- Draai de bouten los en verwijder de koelvloeistofpomp compleet met de O-ring, zie
figuur 4.4.
Figuur 4.4: Koelvloeistofpomp uitbouwen
1a Bevestigingsbout
1b Koelvloeistofpomp
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de O-
ring en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem, zie paragraaf 4.2.1.

^ 4.2.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)

Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Maak de kabel van de luchtkwantummeter los van de bevestiging op de
luchtinlaatmof.
- Maak de carterventilatieslang los van de luchtinlaatmof.
- Maak de klemmen los en verwijder de luchtinlaatmof compleet met de
luchtkwantummeter.
- Maak de koelvloeistofslangen en stekeraansluitingen los van de thermostaat, zie
figuur 4.5.

Figuur 4.5: Thermostaat uitbouwen


1 Koelvloeistoftemperatuursensor
2 Koelvloeistoftoevoerslang van kachelradiateur
3 Koelvloeistofretourslang van expansiereservoir
4 Bovenste koelvloeistoftoevoerslang van radiateur
5 Koelvloeistoftoevoerslang van oliekoeler
6a Bout
6b Thermostaat
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de thermostaat.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de
pakking en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem, zie paragraaf 4.2.1.

^ 4.2.5 Radiateur
Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder de accu en de accuhouder uit de motorruimte.
- Maak het complete luchtfilter los van de steunen en de resonator en verwijder het
luchtfilter.
- Maak de bovenste koelvloeistofslang los van de radiateur.
- Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekerverbindingen los en verwijder de
complete elektroventilateur, zie figuur 4.6.

Figuur 4.6: Elektroventilateur uitbouwen


1a Bouten
1b Elektroventilateur
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bouten los en verwijder de luchtgeleider.
- Bevestig de condensor op een geschikte plaats aan de carrosserie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de radiateur.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul en ontlucht het koelsysteem zoals beschreven in paragraaf 4.2.1.

^ 4.3 Koelsysteem dieselmotoren


^ 4.3.1 Koelsysteem aftappen en vullen
- Laat de motor afkoelen en verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Maak de onderste koelvloeistofslang aan de radiateur los en vang de uitstromende
koelvloeistof op.
- Open de ontluchtingen op de radiateur en op de toevoerbuis van de
koelvloeistofpomp.
- Sluit de onderste koelvloeistofafvoerslang weer aan.
- Vul het koelsysteem via het expansiereservoir langzaam met de voorgeschreven
koelvloeistof, waarbij het 'MAX'-merkteken op het reservoir niet mag worden
overschreden.
- Sluit de ontluchtingsnippel op de radiateur zodra er koelvloeistof uitloopt.
- Vervolg het vullen van het koelsysteem totdat de vloeistof uit de ontluchting op de
toevoerbuis van de koelvloeistofpomp stroomt.
- Vul het koelvloeistofniveau bij totdat het niveau op het 'MAX'-merkteken op het
expansiereservoir staat.
- Start de motor en laat deze minstens twee tot drie minuten stationair draaien.
- Vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-merkteken op het expansiereservoir.
- Plaats de dop op het expansiereservoir.
- Breng het motortoerental geleidelijk een aantal keren op circa 3000 1/min.
- Controleer of de koelvloeistof op de juiste wijze in het systeem circuleert door de
verwarming op maximaal verwarmen te zetten en te controleren of er uit de
ventilatieroosters warme lucht komt.
- Als het niveau daalt tot het 'MIN'-merkteken, draai dan de dop op het
expansiereservoir zeer voorzichtig los en vul koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-
merkteken. Plaats de dop weer.
- Wacht tot de elektroventilateur minstens twee keer is ingeschakeld.
- Zet de motor af en wacht totdat de koelvloeistof is afgekoeld.
- Laat de motor afkoelen en vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-merkteken
op het expansiereservoir.
- Draai de dop op het expansiereservoir vast.
- Controleer het koelsysteem op eventuele lekkage.

^ 4.3.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen
- Tap het koelsysteem af volgens de methode beschreven in paragraaf 4.3.1 of zuig de
koelvloeistof uit het expansiereservoir met een spuit.
- Maak de slangen aan het expansiereservoir los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het expansiereservoir.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Lektest dop expansiereservoir en koelsysteem

- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 1,08 bar op. Let op! Laat de druk
nooit tot meer dan 1,38 bar oplopen.
- Controleer dat deze druk gehandhaafd blijft.
- Is dat niet het geval, controleer het koelsysteem dan op lekkage aan de
aansluitingen en in de radiateur.

^ 4.3.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)


Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)
Fasesensor 8-10 (0,8-1,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Uit/inbouwen nokkenasriemwiel 1822146000/1822156000

Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Bouw de distributieriem uit zoals beschreven in hoofdstuk 3.
- Tap het koelsysteem af, zie paragraaf 4.3.1.
- Verwijder het nokkenasriemwiel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het distributiedeksel aan de zijkant.
- Maak de steker van de fasesensor bij de oliepeilstokbuis los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de fasesensor zie figuur 3.11.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de koelvloeistofpomp compleet met de
O-ring, zie figuur 4.7.

Figuur 4.7: Koelvloeistofpomp uitbouwen


1a Bevestigingsbouten
1b Koelvloeistofpomp
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de O-ring
en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.

^ 4.3.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)

Uit- en inbouwen

- Verwijder het isolatiedeksel van de cilinderkop.


- Verwijder de accu en de accuhouder uit de motorruimte.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bevestigingsbouten van de EGR-leiding aan het uitlaatspruitstuk los.
- Open de klem, maak het leidingdeel van de EGR-leiding los en verwijder het
leidingdeel, zie figuur 4.8.

Figuur 4.8: EGR-leiding uitbouwen


1 Bevestigingsbouten
2a Klem
2b Leidingdeel
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Maak de bovenste radiateurslang los van de thermostaat.
- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.
- Maak de overige slangen en leidingen los van de thermostaat, zie figuur 4.9.
Figuur 4.9: Thermostaat uitbouwen
1 Koelvloeistofslang
2a Koelvloeistofslang
2b Koelvloeistofslang
3 Koelvloeistofslang
4a Koelvloeistofslang
4b Koelvloeistofslang
- Draai de bevestigingsbouten van de EGR-leiding aan de EGR-klep los.
- Maak de leiding los uit de verbindingsklem met het middelste leidingdeel onder de
thermostaat en verwijder het achterste deel van de EGR-leiding.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunbeugel voor de EGR-leiding aan de
cilinderkop los.
- Draai de bevestiginsmoer van de EGR-leiding aan het tapeind op de thermostaat
los.
- Draai de bevestigingsbouten van de thermostaat aan de cilinderkop los.
- Verwijder de thermostaat met het middelste deel van de EGR-leiding.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de
pakking en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem, zie paragraaf 4.3.1.

^ 4.3.5 Radiateur
Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder de accu en de accuhouder uit de motorruimte.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Maak de klem los, maak het luchtfilterhuis los van de onderste bevestigingspennen
en de luchtinlaat en verwijder het complete luchtfilterhuis.
- Maak de bovenste koelvloeistofslang los van de radiateur.
- Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekerverbindingen los en verwijder de
complete elektroventilateur, zie figuur 4.6.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bouten los en verwijder de luchtgeleider.
- Bevestig de condensor op een geschikte plaats aan de carrosserie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de radiateur.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul en ontlucht het koelsysteem zoals beschreven in paragraaf 4.3.1.

^ 4.4 Verwarming en ventilatie


Figuur 4.10: Componenten van de verwarming/ventilatie
1 Compressor
2 Poelie met elektromagnetische koppeling
3 Condensor
4 Vochtfilter
5 Viertrapsdrukregelaar
6 Expansieklep
7 Verdamper
8 Lage-drukventiel
9 Hoge-drukventiel
10 Display voor temperatuurinstelling bestuurderszijde
11 Display voor aanjagersnelheid. Aanjagersymbool OFF-opschrift
12 Display voor temperatuurinstelling passagierszijde
13 Draaiknop voor instellen temperatuur bestuurderszijde
14 Draaiknop voor regeling/uitschakeling (OFF) aanjager
15 Draaiknop voor instellen temperatuur passagierszijde

^ 4.4.1 Verwarmings/verdeelunit uit-


en inbouwen
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Benzine-uitvoeringen: Maak de olie-opvangslang los van de mof tussen
luchtkwantummeter en spruitstukhuis. Maak de klemmen los en verwijder de mof
tussen de luchtkwantummeter en het spruitstukhuis.
- Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Draai, onder de motorruimte, de borgklemmen van de koelvloeistoftoevoer- en
þretourslang naar het kachelhuis los, zie figuur 4.11.

Figuur 4.11: Koelvloeistofslangen losnemen


1 Klemmen
2 Koelvloeistofslangen
- Maak de slangen los van de aansluitingen en tap de koelvloeistof af.
- Draai de bevestigingsbout van de leidingen aan de verdamper los.
- Maak de leidingen los van de aansluiting op de verdamper.
- Sluit de losgenomen aansluitingen met geschikte pluggen af om binnendringen van
vocht of stof in het systeem te voorkomen.
- Bouw zowel aan de linker- als aan de rechterzijde de zijkappen van de
middenconsole uit en vervolgens de onderliggende luchtgeleiders.
- Bouw het luchtgeleidingskanaal uit dat onder de middenconsole geplaatst is.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het toegangsdeksel tot de zekeringen.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de verstevigingsbeugel tussen de
steuntraverse van het dashboard en de carrosserie.
- Verwijder de linker instaplijst van de voorportiersponning.
- Verwijder de zekeringenkast/bodycomputer uit het dashboard.
- Bouw het dashboard uit zoals beschreven in hoofdstuk 15.
- Verwijder de bouten en maak de stekerverbindingen los zoals aangegeven in figuur
4.12.

Figuur 4.12: Bouten en stekerverbindingen losnemen


1 Bouten
2 Steunbeugel voor luchtkanaal
3a Steker airconditioning/verwarming
3b Steker airconditioning/verwarming
3c Massa voor klimaatregeling
4 Steker dashboardkabel met airbagregeleenheid
5 Massa-aansluiting voor airbagregeleenheid
6 Bevestigingsbout kachelhuis aan carrosserie
- Draai de bevestigingsbouten van de motorkapontgrendeling los en verplaats de
motorkapontgrendeling opzij.
- Verwijder de bevestigingsbouten, maak de stekerverbindingen los en verplaats de
stuurkolom.
- Verwijder de bouten en maak de kabelborgingen en stekerverbindingen los die
aangegeven staan in figuur 4.13.

Figuur 4.13: Traverse/verwarmingsunit uitbouwen


1 Kabelborgingen
2 Bovenste bouten van traverse
3 Bouten aan zijkant van traverse
4 Traverse/verwarmingsunit
5 Bout
6 Steker
7 Traverse/verwarmingsunit
- Maak eventueel de andere stekers los en verwijder de traverse/verwarmingsunit
met de dashboardkabel.
- Scheid zonodig de verwarmings/verdeelunit van de traverse.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 4.4.2 Aanjagermotor uit- en


inbouwen
- Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel, zie figuur 4.16.
- Draai de schroeven onder het dashboard los die aangegeven staan in figuur 4.14.

Figuur 4.14: Aanjagermotor uitbouwen


1 Steker
2 Bout
3 Aanjagermotor
- Verdraai de aanjagermotor in de richting van de pijl zoals aangegeven in figuur
4.14 en verwijder de aanjagermotor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 4.4.3 Aanjagerweerstand uit- en


inbouwen
- Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel, zie figuur 4.16.
- Neem de stekers los die aangegeven staan in figuur 4.15.

Figuur 4.15: Aanjagerweerstand uitbouwen


1a Steker
1b Steker
2 Bouten
3 Aanjagerweerstand
- Draai de schroeven los en verwijder de aanjagerweerstand.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde uitbouwen.

^ 4.4.4 Pollenfilter uit- en inbouwen


- Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel, zie figuur 4.16.

Figuur 4.16: Kunststof paneel uitbouwen


1 Moeren
2 Kunststof paneel
- Draai de bouten los, maak de borgring los en verwijder het deksel van de
filterelementen, zie figuur 4.17.

Figuur 4.17: Filterelementen uitbouwen


1a Bouten
1b Deksel
1c Borging
2 Filterelementen
- Verwijder de filterelementen.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 5 Benzine-inspuiting

In het hoofdstuk "Benzine-inspuiting" vindt u een beschrijving van het benzine-


inspuitsysteem, de lokatie van de onderdelen, controles van de verschillende
onderdelen, uit- en inbouwbeschrijvingen van de diverse onderdelen, storingsdiagnose
en -codes en meetwaardes. Daarnaast wordt ook het brandstoftoevoersysteem
beschreven, het uit- en inbouwen van de brandstoftank, brandstoffilter en
brandstofpomp.
^ 5.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle benzine-uitvoeringen uitgerust met een Bosch ME7.3.1.-
motormanagementsysteem met multipoint-inspuiting. Het Bosch Motronic ME7.3.1-
systeem met elektronisch bediende gasklep behoort tot de geïntegreerde systemen
waarin de gefaseerde sequentiële inspuiting en ontsteking zijn samengevoegd. De 2,0
L-uitvoeringen beschikken over nokkenasverstelling en inlaatspruitstukverstelling.
Bij de Selespeed-uitvoeringen kan de bedieningsstrategie van de gasklep met behulp
van de CITY-toets op het dashboard worden aangepast aan de rijomstandigheden. De
stand 'CITY' is voor souplesse en rijcomfort en 'Normaal' voor een sportieve rijstijl. De
inschakeling van deze functie is zichtbaar door een brandend lampje op het
instrumentenpaneel.

Veiligheidsmaatregelen

- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Verwijder voor werkzaamheden aan het brandstofsysteem, eerst de druk uit het
systeem door de onderdrukslang van de brandstofdrukregelaar los te nemen en iets
onderdruk op de brandstofdrukregelaar te zetten.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.

^ 5.2 Bosch Motronic ME7.3.1-


motormanagementsysteem
Het Bosch Motronic ME7.3.1-motormanagementsysteem met elektronisch bediende
gasklep behoort tot de geïntegreerde systemen waarin de ontsteking en de gefaseerde
sequentiële elektronisch geregelde inspuiting zijn samengevoegd. De regeleenheid
regelt de luchttoevoer bij stationair toerental met behulp van de elektronisch bediende
gasklep. De regeleenheid kiest de ontstekingsvervroeging zodanig dat de motor
regelmatig draait ongeacht de bedrijfsomstandigheden of de motorbelasting. De
regeleenheid regelt de inspuiting zodanig dat het lucht/brandstofmengsel altijd dicht
bij de stoichiometrische verhouding blijft voor een optimaal rendement van de
conversiereacties in de katalysatoren. De elektronische regeleenheid gebruikt voor een
optimale mengselsamenstelling de informatie die door de volgende componenten in de
vorm van elektrische signalen wordt geleverd:

- luchtkwantummeter en luchttemperatuursensor voor de bepaling van de


hoeveelheid inlaatlucht;
- toerental/BDP-sensor die een wisselspanningssignaal levert waarvan de frequentie
informatie geeft over het motortoerental. Dit signaal wordt door de regeleenheid
ook gebruikt voor herkenning van misfire (ontbreken van ontsteking);
- de gasklepsensor die de stand van het gaspedaal registreert;
- koelvloeistoftemperatuursensor op de thermostaat;
- lambdasondes voor de bepaling van het zuurstofgehalte in het uitlaatgas, waarbij
de achterste lambdasonde ook het rendement van de katalysatoren bepaalt.

Zie figuur 5.1 voor de informatiestromen tussen de regeleenheid en de sensoren en


actuatoren van het motormanagementsysteem enfiguur 5.2 voor de locatie van de
componenten. Figuur 5.3 geeft een schematische weergave van het systeem.

Figuur 5.1: Informatiestromen Bosch Motronic ME7.3.1


1 Elektrische brandstofpomp
2 Aircocompressor
3 Elektroventilateur
4 Lambdasonde na de katalysator
5 City (alleen Selespeed-uitvoeringen)
6 Viertrapsdrukregelaar
7 Rempedaalschakelaar
8 Fasesensor
9 Snelheidsmeter
10 Lambdasondes vóór de voorkatalysatoren
11 Koelvloeistoftemperatuursensor
12 Pingelsensor
13 Toerentalsensor
14 Gaspedaalsensor (potentiometer)
15 Luchtkwantummeter met luchttemperatuursensor
16 Accu
17 Koppelingspedaalschakelaar
18 Gasklephuis
19 CAN-verbinding voor communicatie met ABS/ASR- en automaat-regeleenheid
(alleen Selespeed-uitvoeringen)
20 Alfa-CODE
21 Diagnosesteker
22 Benzinedampafsluitklep
23 Bobines
24 Inspuitwaarschuwingslampje
25 Magneetklep voor inlaatspruitstukverstelling (niet op 1,6 L-uitvoeringen)
26 Toerenteller
27 Nokkenasversteller (niet op 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk)
28 Inspuitventielen

Figuur 5.2: Plaatsing componenten Bosch Motronic ME7.3.1


A30 Bobines
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
B99 Hoofdzekeringenhouder op accu
C10 Massa-aansluiting linksvoor
C15 Massa-aansluiting op dashboard bestuurderszijde
C38 Massa-aansluiting op tunnelconsole
C40 Massa-aansluiting op motor
D04 Verbindingssteker motorbedrading
D49 Steker pedaalstelsel
D97 Kortsluitsteker
E50 Instrumentenpaneel
H01 Start/contactslot
I30 Rempedaalschakelaar
I50 Traagheidsschakelaar
K15 Lambdasonde op rechter voorkatalysator
K16 Lambdasonde op linker voorkatalysator
K17 Lambdasonde achter hoofdkatalysator
K30 Oliedruksensor (onderbreker)
K36 Motortemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerental/BDP-sensor
K47 Fasesensor
K50 Pingelsensor
K55 Gaspedaalsensor
L10 Brandstofdampafsluitklep
L15 Bedieningsmagneetklep spruitstukverstelling (niet op 1,6 L-uitvoeringen)
M01 Bodycomputer
M10 Inspuitregeleenheid
N40 Brandstofpomp/brandstofniveauzender
N70 Inspuitventiel
N75 Actuator op gasklephuis
N76 Actuator nokkenasverstelling (alleen op 2,0 L-uitvoeringen)

Figuur 5.3: Overzicht inspuitsysteem Bosch Motronic ME7.3.1


1 Brandstofpomp
2 Relais
3 Lambdasonde na de katalysator
4 Lambdasonde vóór de katalysator
5 Snelheidsmeter
6 Toerenteller
7 Inspuitwaarschuwingslampje
8 Regeleenheid voor inspuiting/ontsteking
9 Brandstofdampafsluitklep
10 Gasklephuis
11 Verbindingssteker met klimaatregeling
12 Diagnosesteker
13 Verbindingssteker met Alfa-CODE
14 Luchtkwantummeter met luchttemperatuursensor
15 Koelvloeistoftemperatuursensor
16 City-toets (alleen Selespeed-uitvoeringen)
17 Dubbele rempedaalschakelaar
18 Koppelingspedaalschakelaar
19 Gaspedaalsensor (potentiometer)
20 Toerentalsensor
21 Pingelsensor
22 Bobines
23 Fasesensor
24 Nokkenasversteller
25 Inspuitventielen
26 Magneetklep voor spruitstukverstelling (niet op 1,6 L-uitvoeringen)

Het systeem kent de volgende regelstrategieën:

- Zelflerende functie. De regeleenheid voert de zelflerende funtie uit na het


uit/inbouwen of vervangen van de inspuitregeleenheid, het gasklephuis of de
toerentalsensor/tandkrans. De gegevens blijven in het geheugen bewaard bij het
loskoppelen van de accu.
- Zelfaanpassing. Het systeem heeft zelfaanpassing waardoor afwijkingen in de
motorspecificaties als gevolg van ouderdom of slijtage worden geregistreerd en
automatisch worden gecompenseerd. Door de zelfaanpassing worden ook de
onvermijdelijke verschillen gecompenseerd bij het vervangen van de componenten
(een gevolg van productietoleranties). De parameters van de zelfaanpassing worden
niet gewist na het loskoppelen van de accu.
- Zelfdiagnose. Het zelfdiagnoseprogramma in de regeleenheid controleert de
werking van het systeem en geeft eventuele storingen aan via een brandend
waarschuwingslampje (MIL) op het instrumentenpaneel. Dit lampje geeft storingen
in het motormanagement aan die door het EOBD-diagnoseprogramma zijn
gevonden.
- Communicatie met Alfa-CODE-startblokkering. Op het moment dat de
contactsleutel op 'MAR' wordt gedraaid, vraagt de inspuitregeleenheid aan de Alfa-
CODE regeleenheid om de geheime code, zodat de startblokkering kan worden
opgeheven. De communicatie loopt via een bidirectionele seriële verbinding tussen
beide regeleenheden.
- Regeling van de koude start. De inspuitregeleenheid herkent deze situatie en past
de basis-inspuitduur aan op basis van de koelvloeistoftemperatuur,
inlaatluchttemperatuur, accuspanning en motortoerental.
- Controle van de verbranding/lambdasondes.
- Regeling van de nokkenasversteller en spruitstukverstelling (indien gemonteerd).
Voor een optimaal volumetrisch rendement regelt de inspuitregeleenheid de
inlaatkleptiming en de lengte van het inlaatspruitstuk met een keuze uit twee
lengten (kort en lang). Bij toerentallen voor maximum koppel kiest de regeleenheid
voor nokkenasvervroeging (25 graden) en lange inlaatkanalen.
- Pingelen. De regeleenheid kan herkennen of de motor pingelt door verwerking van
het signaal dat door de pingelsensor wordt geleverd.
- Verrijking tijdens acceleratie.
- Inspuitonderbreking tijdens decelereren (cut-off).
- Afvoer van brandstofdampen.
- Maximum toerenbegrenzing. De regeleenheid begrenst het voorgeschreven
maximum toerental door het onderbreken van de stuursignalen naar de
inspuitventielen.
- Regeling van de brandstoftoevoer/elektrische brandstofpomp.
- Communicatie met de klimaatregeling. Om het opgenomen vermogen bij
inschakeling van de aircocompressor te compenseren, vergroot de regeleenheid de
hoeveelheid inlaatlucht om de rij-eigenschappen optimaal te houden.
- Herkenning van de krukasstand. De regeleenheid herkent tijdens iedere
krukasomwenteling welke cilinder in de arbeidsslag is, voor de regeling van de
inspuiting en de ontsteking van de betreffende cilinder
- Regeling van de inspuitduur. De regeleenheid berekent de inspuitduur en bedient
de inspuitventielen op basis van de motorbelasting, accuspanning en
koelvloeistoftemperatuur.
- Regeling van de ontstekingsvervroeging. De regeleenheid kiest de
ontstekingsvervroeging door gebruik te maken van kenvelden en
ingangsparameters als motorbelasting, inlaatluchttemperatuur en
koelvoeistoftemperatuur.
- Regeling van het stationair toerental.
- Bedieningsstrategie van de gasklep/CITY (alleen Selespeed-uitvoeringen). 'CITY'
voor souplesse en rijcomfort, 'Normaal' voor een sportieve rijstijl.
- Bediening van de elektroventilateur. De regeleenheid schakelt op basis van de
motortemperatuur de elektroventilateur op de 1e of de 2e snelheid.
- Communicatie met de regeleenheid voor de automaat (Selespeed-uitvoering). De
communicatie tussen de inspuitregeleenheid en de regeleenheid van de automaat
verloopt via een CAN-aansluiting op beide regeleenheden. Tijdens het
overschakelen (signaal van de automaatregeleenheid) beperkt de
inspuitregeleenheid het motorkoppel door de ontstekingsvervroeging en de
gasklepopening te beperken.

^ 5.3 Uitwendige motorcomponenten


Inlaatluchtcircuit

Het inlaatluchtcircuit bestaat uit diverse componenten die onder de diverse


bedrijfsomstandigheden van de motor de juiste hoeveelheid lucht naar de motor
moeten leiden, zie figuur 5.4.

Figuur 5.4: Inlaatluchtcircuit


1 Luchtingang met resonantiebuis
2 Luchtfilter
3 Luchtkwantummeter
5 Verstelbaar inlaatspruitstuk (niet op 1,6 L-uitvoeringen)

Uitlaatsysteem

Zie figuur 5.5 voor de componenten van het uitlaatsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen
met 105 pk.

Figuur 5.5: Componenten uitlaatsysteem 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk


1 Uitlaatspruitstuk
2 Lambdasonde vóór de katalysator
3 Uitlaatpijp met katalysator
4 Lambdasonde achter de katalysator
5 Middelste uitlaatpijp
6 Achterste uitlaatpijp

Figuur 5.6: Componenten uitlaatsysteem 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk en 2,0 L-


uitvoeringen
1 Uitlaatspruitstuk
2 Lambdasondes vóór de katalysatoren
3 Twee katalysatoren
4 Hoofdkatalysator
5 Lambdasonde achter de hoofdkatalysator
6 Middelste uitlaatpijp
7 Achterste uitlaatpijp

^ 5.4 Stationair toerental


Technische gegevens

Stationair toerental 840


(1/min) ±20
Maximum toerental 6800
(1/min)

Stationair toerental controleren

Voer een complete diagnose uit met de Alfa-tester (Examiner) als het stationair
toerental afwijkt van de gespecificeerde waarde.

^ 5.5 Brandstofsysteem
Technische gegevens

Afgeregelde brandstofdruk (bar)


bij stationair toerental 3,3-3,7
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bouten achterwielophanging 58-72 (5,8-


7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-
9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108
(8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Snelkoppeling 1870684000
Set verloopstukken 1860955003
Set verloopstukken 1860955001
Manometer 1860955000
Uitbouwen brandstofpomp (bevestigingsring) 1821167000

Het brandstofsysteem is 'returnless', dat wil zeggen dat er slechts één leiding tussen
de brandstoftank en de motor loopt. Hierdoor zijn de retourleiding, het brandstoffilter
en de drukregelaar vervallen. De drukregelaar en het brandstoffilter zijn geïntegreerd
in de brandstofpompunit. Hierdoor wordt het risico op brand bij een ongeval en de
emissie van brandstofdamp tot een minimum beperkt. Zie figuur 5.7 voor de
componenten van het brandstofsysteem.

Figuur 5.7: Overzicht van het brandstofsysteem


1 Brandstoftank
2 Brandstofpomp/brandstofniveauzender
3 Brandstofvulpijp
4 Brandstofverdeelleiding
5 Inspuitventielen
6 Brandstofdampafscheider
7 Vlotterklep
8 Actief koolfilter
9 Returnless brandstofsysteem

Afgeregelde brandstofdruk controleren

- Sluit het speciaal gereedschap Alfa 1870684000 aan op de ontluchtingsnippel van de


verdeelleiding en maak het systeem drukloos, zie figuur 5.8.

Figuur 5.8: Afgeregelde brandstofdruk controleren


1 Speciaal gereedschap Alfa 1870684000
2 Brandstoftoevoerleiding
3a Speciaal gereedschap Alfa 1860955003
3b Speciaal gereedschap Alfa 1860955001
3c Speciaal gereedschap Alfa 1860955000
4 Kraan
5 Kraan
6 Kraan
- Maak de brandstoftoevoerleiding los van de brandstofverdeelleiding.
- Monteer de gereedschappen 3a en 3b op gereedschap 3c, zie figuur 5.8.
- Sluit het zo verkregen gereedschap aan tussen de brandstoftoevoerleiding en de
brandstofverdeelleiding.
- Open de kranen 4 en 5 en sluit kraan 6, zie figuur 5.8.
- Laat de motor stationair draaien en controleer of de afgeregelde brandstofdruk
binnen de tolerantie ligt.
- Zet de motor af.
- Maak de gereedschappen los van de brandstoftoevoerleiding en de
brandstofverdeelleiding.
- Sluit de brandstoftoevoerleiding aan op de brandstofverdeelleiding.

Brandstofverdeelbuis en inspuitventielen uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los


van de accu.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Maak het brandstofsysteem drukloos met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1870684000 op het ventiel op de zijkant van de brandstofverdeelleiding.
- Maak de stekers los van de inspuitventielen.
- Maak de steker los van de elektromagneet voor de nokkenasversteller (niet op 1,6
L-uitvoeringen met 105 pk).
- Maak de snelkoppeling in de voorste brandstoftoevoerleiding los van de
brandstofverdeelleiding.
- Maak de voorste brandstoftoevoerleiding los van de bevestiging op het
spruitstukhuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de brandstofverdeelleiding compleet
met de inspuitventielen.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Elektrische brandstofpomp en brandstofniveauzender uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los


van de accu.
- Klap de zitting van de achterbank vanuit het interieur van de auto omhoog en
verplaats de geluidsisolatie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het inspectiedeksel van de
brandstofpompunit.
- Maak de steker los van de brandstofpompunit en de brandstofniveauzender.
- Maak de snelkoppeling in de brandstoftoevoerleiding los van de brandstofpompunit.
- Draai de bevestigingsring van de brandstofpompunit en de tankvlotter los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821167000, zie figuur 5.9.

Figuur 5.9: Brandstofpomp en brandstofniveauzender uitbouwen


1a Bevestigingsring
1b Speciaal gereedschap Alfa 1821167000
2 Brandstofpomp en brandstofniveauzender
- Verwijder de brandstofpomp met de brandstofniveauzender en de O-ring.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Brandstoftank uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los


van de accu.
- Plaats de auto op een tweekolomshefbrug.
- Bouw de brandstofpomp uit zoals hiervoor beschreven.
- Zuig de brandstoftank leeg.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog, draai de afstelbout los en laat de handremhendel
weer zakken.
- Maak de handremkabels los uit de bevestigingsklemmen.
- Bouw het middelste en achterste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de bevestigingen los en verwijder het hitteschild van het middelste deel van
de uitlaat.
- Verwijder het rechter achterwiel.
- Plaats een hydraulische krik onder het subframe van de achterwielophanging zoals
is weergegeven in figuur 5.10.

Figuur 5.10: Hydraulische krik plaatsen


1 Hydraulische krik
2a Bouten
2b Subframe
- Draai de bouten los en laat de achterwielophanging zo ver mogelijk zakken, zie
figuur 5.10.
- Maak de bevestigingsklem los en maak de brandstofvulpijp van de tank los, zie
figuur 5.11.

Figuur 5.11: Brandstoftank uitbouwen


1 Brandstofvulpijp
2 Klem van brandstofretourleiding
3 Snelkoppelingen van brandstofdampleiding
4 Snelkoppeling in brandstoftoevoerleiding
- Maak de klem los en verwijder de retourleiding van de tank.
- Maak de snelkoppelingen van de brandstofdampleiding op de vlotterkleppen los van
de brandstofafscheider.
- Maak de snelkoppeling in de brandstoftoevoerleiding voor de multifunctionele klep
los van het actieve koolfilter.
- Plaats een hydraulische krik met een passende steun onder de brandstoftank.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren van de steunsingels voor de brandstoftank
los.
- Laat de krik zakken en verwijder de brandstoftank.
- Controleer de tank op vervormingen en scheuren en vervang deze indien nodig.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Traagheidsschakelaar

Om de veiligheid van de inzittenden tijdens een ongeval te vergroten is de auto


uitgerust met een traagheidsschakelaar (ook wel veiligheidsschakelaar genoemd). De
schakelaar bevindt zich onderaan de stijl van het linker portier, zie figuur 5.12. De
schakelaar beperkt het brandgevaar (door lekkage van brandstof uit het
brandstofsysteem) door bij een botsing de voeding van de elektrische brandstofpomp te
onderbreken. De massaverbinding kan worden hersteld door de knop bovenop de
schakelaar in te drukken.

Figuur 5.12: Locatie traagheidsschakelaar


1a Bouten
1b Traagheidsschakelaar
1c Stekeraansluiting

^ 5.6 Emissieregelsystemen
De Alfa 147 met benzinemotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een
brandstofdampafzuigsysteem en een emissiesysteem bestaande uit katalysatoren en
lambdasondes. De plaatsing van de diverse delen is ondermeer weergegeven in de
figuren 5.2, 5.5 en 5.6.

Carterventilatiesysteem

Dit systeem beheerst de uitstoot van de carterdampen uit het carter. Deze dampen
bestaan uit een lucht/brandstofmengsel en verbrandingsresten, die langs de
zuigerveren lekken, en uit oliedampen. Het systeem voert de carterdampen af naar
het inlaatsysteem, zie figuur 5.13.

Figuur 5.13: Gesloten carterventilatiesysteem (blow-by)


1a Klemmen
1b Leidingen

Brandstofdampafzuigsysteem

Het brandstofdampafzuigsysteem heeft tot taak om de lichte koolwaterstoffen die in


de brandstoftank ontstaan op te vangen. Hiermee wordt voorkomen dat ze naar de
atmosfeer ontsnappen. Zie figuur 5.7 voor de opbouw van het systeem.

Lambdasondes

Om de uitstoot van HC (koolwaterstoffen), CO (koolmonoxide) en NOx (stikstofoxiden)


te verminderen, worden deze door de katalysatoren geoxideerd en omgezet in stikstof
(N2), kooldioxide (CO2) en water (H2O). Alle benzinemotoren beschikken over het
zogenaamde EOBD-systeem (European On Board Diagnostic). Bij de EOBD-systemen
zijn de lambdasondes, allen van het zelfde type, vóór en achter de katalysatoren
geplaatst. De voorste lambdasonde voert een eerste controle uit (1e kring) op het
verloop van de verbranding. De lambdasonde achter de katalysator wordt gebruikt
voor de diagnose van de katalysatorwerking en voor een fijnafstelling op de eerste
kring. De aanpassing door de 2e kring heeft tot doel om zowel de productietoleranties,
als de trage reactie van de voorste lambdasonde bij veroudering of beschadiging te
compenseren. De motor hoeft tijdens zijn gehele levensduur niet meer te worden
afgesteld. Het CO-volumepercentage kan niet worden afgesteld, maar wordt volledig
geregeld door de motorregeleenheid. Tijdens controles moet het CO-volumepercentage
(na de katalysator) minder dan 0,20 bedragen bij stationair toerental.

^ 5.7 Storingsdiagnose
Diagnose

De auto is voorzien van diverse elektronische regeleenheden met zelfdiagnose. Door op


deze regeleenheden een diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) aan te sluiten,
kunnen de gegevens van de zelfdiagnose (parameters, fouten) worden uitgelezen of
bepaalde actieve diagnoses worden uitgevoerd. In de Alfa 147 is er geen afzonderlijke
diagnosesteker voor elke regeleenheid, maar is er één gezamenlijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-apparatuur
(Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het te testen
systeem kan worden gekozen.

Het motormanagementsysteem beschikt over zelfdiagnose die een eventuele storing


herkent, opslaat en de bestuurder waarschuwt (motorwaarschuwingslampje in
instrumentenpaneel). Bij storingen in een sensor vervangt de regeleenheid de
informatie van de defecte sensor door een waarde die in het geheugen is opgeslagen
(recovery). Op deze wijze kan de motor blijven werken. De informatie over de storing
wordt in een permanent geheugen opgeslagen en de sensor wordt door het systeem
genegeerd, totdat de regeleenheid het sensorsignaal weer als 'normaal' beschouwt.

Geheugen wissen

Voordat de diagnose wordt afgesloten moeten de gegevens in het permanente


geheugen met behulp van de Alfa-tester (Examiner) worden gewist (functie 'actieve
diagnose').

^ 5.8 Controle van het elektronische


regelsysteem
De elektronische regeleenheid is in de motorruimte boven het gasklephuis
gemonteerd, zie stuknummer M10 in figuur 5.2. De circuits van het elektronische
regelsysteem kunnen worden gecontroleerd door het meten van spanning en
weerstand aan de stekerverbindingen. De spanningsmetingen dienen met aangesloten
steker te worden uitgevoerd. Bij weerstandsmetingen zal de steker losgenomen zijn en
worden de weerstandswaarden tussen de aansluitingen van de losgenomen steker
gemeten. Let op!

- Het aansluiten van een volt- of ohmmeter op de regeleenheid met stekerverbinding


ontkoppeld, kan ernstige schade veroorzaken.
- Raak de aansluitingen van de regeleenheid nooit aan.
- Gebruik altijd een voltmeter met een hoge inwendige weerstand (minimaal kilo-
ohm/volt).
- Zorg ervoor dat het contactslot in de 'OFF'-stand staat bij het aansluiten of
ontkoppelen van stekerverbindingen.
Gebruikfiguur 5.14 bij het meten van de spannings- en weerstandswaarden. De
desbetreffende waarden worden niet vermeld in de Alfa-werkplaatsdocumentatie,
maar kunnen eventueel worden vergeleken met de waarden van een andere Alfa 147
met hetzelfde motormanagementsysteem.

Figuur 5.14: Identificatie van de stekerpennen op de motorregeleenheid


A1 Niet aangesloten
A2 Niet aangesloten
A3 Verbinding met Alfa-CODE
A4 Niet aangesloten
A5 Niet aangesloten
A6 Verzoek inschakelen compressor
A7 Voeding potentiometer gaspedaalsensor
A8 Signaal potentiometer 1 gaspedaalsensor
A9 4-trapsdrukregelaar þ inschakeling snelheid 1 van ventilateur
A10 Cruise-control ON/OFF
A11 Niet aangesloten
A12 CAN L-verbinding
A13 Bediening compressorrelais
A14 Niet aangesloten
A15 Directe voeding
A16 Voeding via contactslot, hoofdrelais
A17 Niet aangesloten
A18 Controlelampje Cruise-control
A19 Inspuitwaarschuwingslampje
A20 Inbouwvoorbereiding 'Flash programming'
A21 Niet aangesloten
A22 Brandstofniveausensor
A23 Niet aangesloten
A24 Massa potentiometer 1 gaspedaalsensor
A25 Massa potentiometer 2 gaspedaalsensor
A26 Remlichtschakelaar
A27 Remlichtschakelaar
A28 SPORT-schakelaar
A29 CAN H-verbinding
A30 bediening brandstofpomprelais
A31 Bekrachtiging hoofdrelais
A32 Voeding via contactslot, hoofdrelais
A33 Niet aangesloten
A34 Niet aangesloten
A35 Signaal toerenteller
A36 Niet aangesloten
A37 Niet aangesloten
A38 Niet aangesloten
A39 Niet aangesloten
A40 Signaal potentiometer 2 gaspedaalsensor
A41 4-trapsdrukregelaar þ inschakeling snelheid 2 van ventilateur
A42 Cruise-control Resume
A43 Cruise-control SET+
A44 Signaal snelheidssensor
A45 CAN H-verbinding
A46 Inspuitwaarschuwingslampje
A47 Voeding via contactslot
A48 Voeding via contactslot, hoofdrelais
A49 Niet aangesloten
A50 Bediening ventilateur 1e snelheid
A51 Niet aangesloten
A52 Signaal brandstofverbruik
A53 Diagnose-aansluiting (lijn K)
A54 Signaal luchttemperatuursensor
A55 Niet aangesloten
A56 Voeding potentiometer gaspedaalsensor
A57 Signaal luchtkwantummeter
A58 Cruise-control SET-
A59 Koppelingspedaalschakelaar
A60 Oliedrukschakelaar
A61 CAN L-verbinding
A62 Bediening ventilateur 2e snelheid
A63 Voeding luchtkwantummeter
A64 Niet aangesloten
B1 Massa gasklepactuator
B2 Verwarming lambdasonde (voorkatalysator links)
B3 Bediening inspuitventiel 4
B4 Bediening klep spruitstukverstelling
B5 Bediening benzinedampafsluitklep
B6 Referentiemassa pingelsensor 2
B7 Massa lambdasonde (voorkatalysator links)
B8 Niet aangesloten
B9 Niet aangesloten
B10 Toerental/BDP-sensor
B11 Niet aangesloten
B12 Niet aangesloten
B13 Niet aangesloten
B14 Stuursignaal bobine cilinder 4
B15 Niet aangesloten
B16 Stuursignaal bobine cilinder 1
B17 Voeding gasklepactuator
B18 Niet aangesloten
B19 Bediening inspuitventiel 1
B20 Niet aangesloten
B21 Niet aangesloten
B22 Pingelsensor 1
B23 Signaal lambdasonde (voorkatalysator rechts)
B24 Potentiometer 1 van gasklephuis
B25 Koelvloeistoftemperatuur
B26 Referentiemassa voor sensoren
B27 Niet aangesloten
B28 Signaal lambdasonde (na katalysator)
B29 Niet aangesloten
B30 Stuursignaal bobine cilinder 3
B31 Stuursignaal bobine cilinder 2
B32 Niet aangesloten
B33 Massa gasklepactuator
B34 Verwarming lambdasonde (voorkatalysator rechts)
B35 Bediening inspuitventiel 3
B36 Bediening nokkenasversteller
B37 Niet aangesloten
B38 Niet aangesloten
B39 Signaal lambdasonde (voorkatalysator links)
B40 Potentiometer 2 gasklephuis
B41 Niet aangesloten
B42 Signaal fasesensor
B43 Niet aangesloten
B44 Niet aangesloten
B45 Niet aangesloten
B46 Niet aangesloten
B47 Niet aangesloten
B48 Niet aangesloten
B49 Voeding gasklepactuator
B50 Verwarming lambdasonde (na katalysator)
B51 Voeding van fasesensor
B52 Bediening inspuitventiel 2
B53 Niet aangesloten
B54 Referentiemassa pingelsensor 1
B55 Massa lambdasonde (voorkatalysator rechts)
B56 Niet aangesloten
B57 Niet aangesloten
B58 Voeding potentiometers gasklephuis
B59 Toerental/BDP-sensor
B60 Massa lambdasonde (na katalysator)
B61 Niet aangesloten
B62 Niet aangesloten
B63 Niet aangesloten
B64 Niet aangesloten

^ 5.9 Controle van de componenten


Voor de controle van de diverse componenten van het inspuitsysteem moet een
diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten. De gezamenlijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker is links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast geplaatst. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-
apparatuur (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het
te testen systeem kan worden gekozen.

^ 5.10 Componenten uit- en inbouwen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)


Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)

Gasklephuis

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Maak de olie-opvangslang los van de mof tussen luchtkwantummeter en
spruitstukhuis.
- Maak de klemmen los en verwijder de mof tussen de luchtkwantummeter en het
spruitstukhuis.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Maak de kabelbundel los uit de bevestiging op de steun voor de
inspuitregeleenheid.
- Maak de steker los van het gasklephuis en maak de bijbehorende kabel los.
- Maak de massakabel los van de steun voor de inspuitregeleenheid.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun voor de inspuitregeleenheid los.
- Verwijder de steun compleet met de inspuitregeleenheid.
- Draai de resterende bout los en verwijder het gasklephuis.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde.
- Na vervanging van het gasklephuis moet de zelfaanpassing van de regeleenheid
met behulp van het diagnoseapparaat (Examiner of soortgelijk) worden uitgevoerd.

Schakelklep nokkenasversteller (niet op 1,6 L met 105 pk)

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Maak de steker los van de schakelklep voor de nokkenasversteller, zie figuur 5.15.

Figuur 5.15: Schakelklep voor nokkenasversteller uitbouwen


1 Steker
2a Bout
2b Schakelklep
- Draai de bouten los en verwijder de schakelklep.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Inspuitregeleenheid
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de inspuitregeleenheid, zie figuur
5.16.

Figuur 5.16: Inspuitregeleenheid uitbouwen


1a Moeren
1b Inspuitregeleenheid
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let hierbij op de
volgende punten:
- Het wordt door Alfa Romeo niet aangeraden om regeleenheden tussen auto's uit te
wisselen om de werking ervan te controleren.
- Voordat de regeleenheid wordt vervangen, moet eerst zorgvuldig worden nagegaan
of de regeleenheid defect is. Als een nieuwe regeleenheid op de voedingsspanning
wordt aangesloten, dan wordt de geheime broncode van de Alfa-CODE-regeleenheid
gekopieerd en kan de motorregeleenheid niet meer in andere auto's worden
gebruikt.

Lambdasonde

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Maak de steker van de lambdasonde los.
- Verwijder de lambdasonde uit zijn zitting.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let hierbij op de
volgende punten:
- Zet de lambdasonde met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Gebruik grafietvet (bijvoorbeeld Bosch VS 14016-FT) om het schroefdraad in te
vetten.

Brandstofdampafsluitklep

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Verwijder de brandstofverdeelbuis, zie paragraaf 5.5.
- Verwijder het inlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun voor de brandstofdampafsluitklep los, zie
figuur 5.17.
Figuur 5.17: Brandstofdampafsluitklep uitbouwen
1 Bouten
2 Klemmen
3a Brandstofdampafsluitklep
3b Leiding
- Draai de klemmen los en verwijder de brandstofdampafsluitklep compleet met de
leiding.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 5.11 Elektrische installatie


motormanagementsysteem
Zie figuur 5.18a, figuur 5.18b en figuur 5.18c voor het elektrisch schema van het
motormanagementsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk, figuur 5.19a, figuur
5.19b en figuur 5.19c voor het motormanagementsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen
met 120 pk en figuur 5.20a, figuur 5.20b en figuur 5.20c voor het
motormanagementsysteem van de 2,0 L-uitvoeringen.

Figuur 5.18a: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk

Figuur 5.18b: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk

Figuur 5.18c: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk


A30 Bobine
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
B99 Hoofdzekeringenhouder op accu
C10 Massa-aansluiting linksvoor
C15 Massa op dashboard bestuurderszijde
C38 Massa op tunnelconsole
C40 Massa op motor
D04 Steker voor/motor
D49 Steker pedaalstelsel
D97 Kortsluitsteker
E50 Instrumentenpaneel
H01 Start/contactslot
I30 Rempedaalschakelaar
I50 Traagheidsschakelaar
K15 Lambdasonde op rechter voorkatalysator
K16 Lambdasonde op linker voorkatalysator
K17 Lambdasonde achter hoofdkatalysator
K30 Oliedruksensor
K36 Motortemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerental/BDP-sensor
K47 Fasesensor
K50 Pingelsensor
K55 Gaspedaalsensor
L10 Brandstofdampafsluitklep
L15 Bedieningsmagneetklep spruitstukverstelling
M01 Bodycomputer
M10 Inspuitregeleenheid
N40 Elektrische brandstofpomp en brandstofniveausensor
N70 Inspuitventiel
N75 Gasklepactuator

Figuur 5.19a: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk.

Figuur 5.19b: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk.

Figuur 5.19c: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk.

Legenda componenten zie figuur 5.18a.

Figuur 5.20a: Elektrisch schema 2,0 L-uitvoeringen.

Figuur 5.20b: Elektrisch schema 2,0 L-uitvoeringen.

Figuur 5.20c: Elektrisch schema 2,0 L-uitvoeringen.

Legenda componenten zie figuur 5.18a.

^ 6 Dieselinspuiting
In het hoofdstuk "Diesel-inspuiting" vindt u een beschrijving van het
dieselinspuitsysteem, de lokatie van de onderdelen, controles van de verschillende
onderdelen, uit- en inbouwbeschrijvingen van de diverse onderdelen, storingsdiagnose
en -codes en meetwaardes. Tevens wordt het voorgloeisysteem en (mits aanwezig) de
turbocompressor behandeld. Daarnaast wordt het brandstoftoevoersysteem
beschreven, de uit- en inbouw van de brandstofpomp en verstuivers en (indien
mogelijk) het afstellen van de brandstofpomp.

^ 6.1 Inleiding
De Alfa 147 is leverbaar met één dieseluitvoering. De 1,9 L-turbodieseluitvoering
(motorcode 937A2000) is uitgerust met een direct dieselinspuitsysteem, type Bosch
Common Rail EDC-15C7 met turbocompressor en tussenkoeler (intercooler).

Veiligheidsmaatregelen

- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Zet de brandstofpomp niet in werking als er geen brandstof in de leidingen staat.
- Verwijderen (of aansluiten) van kabels en stekerverbindingen van het
inspuitsysteem (ook testkabels) alleen bij uitgeschakeld contact.
- Bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem moeten ontstekingsbronnen uit de
buurt worden gehouden, moet vonkvorming worden voorkomen en moet uiterst
goed op verontreinigingen worden gelet.
- Lekkages (valse lucht) in het inlaat- en uitlaatsysteem kunnen storingen
veroorzaken.
- Bij alle werkzaamheden in de motorruimte moet erop worden gelet dat de
ventilateur vanzelf kan aanslaan.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.
^ 6.2 Bosch Common Rail EDC-15C7
De Alfa 147 met 1,910 L-turbodieselmotor is voorzien van het Bosch Common Rail
EDC-15C7-inspuitsysteem. Dit hoge-druk direct-inspuitsysteem werd voor het eerst
toegepast in de Alfa 156. Het Common Rail-inspuitsysteem werd oorspronkelijk
ontworpen en ontwikkeld binnen de Fiat-groep met bijdragen van Magneti Marelli,
het Fiat Research Centre en Elasis. Het project werd later overgedragen aan Bosch
voor de laatste fasen van de ontwikkeling en de uiteindelijke productie. In vergelijking
met conventionele inspuitsystemen biedt het Common Rail-systeem niet alleen een
algehele prestatieverbetering, maar zorgt het ook voor een belangrijke verlaging van
het motorgeluid (tot wel 8 dB minder, afhankelijk van de motorsnelheid). De
belangrijkste kenmerken van het Common Rail-systeem zijn:

- de hoge inspuitdruk (tot 1350 bar);


- modulatie van de inspuitdruk tussen 150 en 1350 bar onder alle
bedrijfsomstandigheden van de motor;
- regeling van de inspuitopbrengst tot 100 mm3/cyclus in een toerengebied tussen
100 en 6000 1/min;
- nauwkeurig instelbaar inspuitmoment (zowel vervroeging als inspuitduur). Voor-
inspuiting voordat de zuiger het BDP heeft bereikt, op basis van motortoerental en
motorbelasting, waardoor de druk in de verbrandingskamer minder explosief stijgt
en de geluidsproductie wordt beperkt.

Indien er door de regeleenheid een defect wordt vastgesteld aan bijvoorbeeld een
sensor, vervangt de elektronische regeleenheid de gegevens van de sensor door reeds
in het geheugen opgeslagen gegevens, zodat de motor kan blijven functioneren. De
regeleenheid schakelt dan over naar de zogenaamde 'recovery'-stand. De motor blijft
hierdoor op een acceptabel niveau werken. Tevens wordt de storing opgeslagen in een
permanent geheugen dat via de speciale Alfa tester (Examiner) kan worden
uitgelezen. De regeleenheid neemt de taak van het defecte onderdeel permanent over
en regelt de werking van het onderdeel met bepaalde limitaties. Zie figuur 6.1 voor de
informatiestromen tussen de regeleenheid en de sensoren en actuatoren van het
motormanagementsysteem enfiguur 6.2 voor de locatie van de componenten. Figuur
6.3 geeft een schematische weergave van het systeem.

Figuur 6.1: Informatiestromen Bosch Common Rail EDC-15C7


1 Elektrische opvoerpomp
2 VGT-magneetklep
3 Aircocompressor
4 Magneetklep van EGR
5 Toerenteller
6 Ventilateurs
7 Voorgloeiregeleenheid
8 Gaspedaalsensor
9 Koppelings/rempedaalschakelaar
10 Brandstofdruksensor
11 Luchtkwantummeter
12 Koelvloeistoftemperatuursensor
13 Brandstoftemperatuursensor
14 Cruise control (indien gemonteerd)
15 Turbodruksensor
16 Fasesensor
17 Toerentalsensor
18 Snelheidsmeter
19 Accu
20 Alfa-CODE
21 Diagnosesteker
22 Drukregelaar
23 Verstuivers
24 Voorgloeibougies
25 Magneetklep op gasklephuis
26 Voorgloeicontrolelampje
27 Inspuitwaarschuwingslampje
28 Waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur
29 Waarschuwingslampje water in brandstof

Figuur 6.2: Plaatsing componenten Bosch Common Rail EDC-15C7


A40 Voorgloeibougie
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
C01 Massa-aansluiting accu
D04 Steker voor/motor
I31 Schakelaar op koppelingspedaal
K30 Oliedruksensor
K31 Waterdetectiesensor in brandstoffilter
K36 Koelvloeistoftemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerental/BDP-sensor
K47 Fasesensor
K55 Gaspedaalsensor
K81 Brandstoftemperatuursensor
K82 Turbodruksensor
K83 Brandstofdruksensor
L30 EGR-klep
L36 Magneetklep voor turbodrukvulling
L62 Magneetklep op gasklephuis
M01 Bodycomputer
M10 Inspuitregeleenheid
M15 Voorgloeiregeleenheid
N70 Verstuiver
N77 Brandstofdrukregelaar

Figuur 6.3: Overzicht inspuitsysteem Bosch Common Rail EDC-15C7


1 Elektrische brandstofpomp
2 Voorgloeiregeleenheid
3 Snelheidsmeter
4 Toerenteller
5 Voorgloeicontrolelampje
6 Waarschuwingslampje voor storingen
7 Elektromagnetische modulatorklep (EGR)
8 Elektromagnetische brandstofdrukregelaar
9 Turbodruksensor
10 Brandstoftemperatuursensor
11 Brandstofdruksensor
12 Relais
13 Motorregeleenheid
14 Verstuivers
15 Voorgloeibougies
16 Toerentalsensor
17 Koelvloeistoftemperatuursensor
18 Verbindingssteker met airconditioning
19 Diagnose-aansluiting
20 Verbindingssteker met Alfa-CODE
21 Luchtkwantummeter
22 Fasesensor
23 Gaspedaalsensor
24 Koppelingspedaalschakelaar
25 Rempedaalschakelaar
26 VGT-magneetklep
27 Pneumatische klep op gasklephuis
28 Gasklephuis
29 Onderdrukreservoir
30 Magneetklep voor bediening pneumatische klep op gasklephuis
31 Schoepenactuator voor turbo met variabele geometrie
32 Waarschuwingslampje water in brandstoffilter
33 Cruise control (indien gemonteerd)

De belangrijkste functies van het systeem zijn:

- zelfdiagnose;
- regeling van de hoeveelheid in te spuiten brandstof;
- verbinding met de startblokkering (Alfa-CODE);
- regeling van het inspuitmoment en de voorinspuiting;
- regeling van de turbodruk;
- regeling van het stationair en maximum toerental;
- regeling van de uitlaatgasrecirculatie (EGR);
- regeling van de voorgloei-installatie;
- regeling van de airconditioning;
- bediening van de elektrische opvoerpomp;
- bediening van de elektrische koelventilateurs;
- controle van de brandstoftemperatuur.

^ 6.3 Uitwendige motorcomponenten


Inlaatluchtcircuit

Het inlaatluchtcircuit bestaat uit diverse componenten die onder de diverse


bedrijfsomstandigheden van de motor de juiste hoeveelheid lucht naar de motor
moeten leiden, zie figuur 6.4.

Figuur 6.4: Inlaatluchtcircuit


1 Luchtfilter met resonator
2 Luchtkwantummeter
3 Luchtslang
4 Turbocompressor (Garret GT 225 6V)
5 Luchttussenkoeler (intercooler)
6 Gasklephuis
7 Actuator gasklephuis
8 Inlaatspruitstuk
9 Mof met resonator

Uitlaatsysteem

Zie figuur 6.5 voor de componenten van het uitlaatsysteem.

Figuur 6.5: Componenten uitlaatsysteem


1 Voorste uitlaatpijp
2 Oxidatiekatalysator
3 Flexibel uitlaatdeel
4 Verbindingspijp met demper
5 Einddemper
6 Steun
7 Elastische ring

^ 6.4 Brandstofsysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingssteun brandstoffilter 24 (2,4)


Inspuitpompriemwiel 42-52 (4,2-5,2)
Moeren dieselinspuitpomp 26-32 (2,6-3,2)
Wartelmoeren brandstofleiding (M14) 22 (2,2)
Bevestigingsmoer verstuiver 26-32 (2,6-3,2)
Bouten achterwielophanging 58-72 (5,8-7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Trekker inspuitpompriemwiel 1860954001


Uitbouwen verstuivers 1870739000
Uitbouwen brandstofpomp 1822167000
Figuur 6.6: Overzicht van het brandstofsysteem
1 Brandstoftank
2 Brandstofpomp/brandstofniveauzender
3 Vulpijp
4 Retourleiding
5 Filterelement
6 Waterdetectiesensor in brandstoffilter
7 Radialjet hogedrukpomp
8 Hogedrukleidingen
9 Brandstofverdeelleiding
10 Verstuivers
11 Leidingen van verstuivers naar brandstofretourbuis
12 Brandstofretourbuis
13 Drukregelaar
14 Brandstoftemperatuursensor
15 Brandstofdruksensor
16 Brandstofverwarming
17 Traagheidsschakelaar

^ 6.4.1 Aftappen van water uit het


brandstoffilter
De aanwezigheid van water in het brandstofcircuit kan ernstige schade veroorzaken
aan de onderdelen van het dieselinspuitsysteem. Wanneer zich water in het filter
heeft verzameld kan dat als volgt worden afgetapt:

- Draai de kartelknop onderaan het filter los, tot al het water is afgetapt en er
uitsluitend zuivere brandstof uit het filter stroomt. Zie figuur 6.7.

Figuur 6.7: Water uit brandstoffilter aftappen


1 Filterelement
2 Voorverwarmingselement
3 Thermoschakelaar
4 Kartelknop
- Draai daarna de kartelknop weer vast.
^ 6.4.2 Filterelement vervangen
- Maak de stekeraansluitingen en de brandstofleidingen los van het brandstoffilter,
zie figuur 6.8.

Figuur 6.8: Brandstoffilter uitbouwen


1 Voorste brandstoftoevoerleiding
2 Brandstoftoevoerleiding naar hogedrukpomp
3 Brandstofleiding vanaf brandstofretourbuis
4a Steker
4b Steker
5a Moeren
5b Brandstoffilter
- Draai de moeren los en verwijder het complete filter.
- Plaats het complete brandstoffilter in een bankschroef met beschermende bekken.
- Draai het filterelement los met behulp van een geschikte filtersleutel.
- Smeer wat motorolie op de pakkingring van het nieuwe filterelement en vul daarna
het element met schone brandstof.
- Monteer het nieuwe filterelement en draai deze uitsluitend met handkracht vast tot
de pakkingring de filtersteun raakt.
- Zet het filterelement vervolgens met de filtersleutel vast.
- Let op! Na het vervangen van het filterelement of het leegrijden van de
brandstoftank hoeft het systeem niet te worden ontlucht. Dit gebeurt automatisch
tijdens het starten van de motor.

^ 6.4.3 Dieselinspuitpomp uit- en


inbouwen
- Bouw de distributieriem uit zoals beschreven in paragraaf 3.3.
- Breng twee bouten aan in het inspuitpompriemwiel zodat deze geblokkeerd wordt,
zie figuur 6.9.

Figuur 6.9: Inspuitpompriemwiel blokkeren


1 Bouten
2 Moer
- Draai de moer van het inspuitpompriemwiel los en verwijder de twee hiervoor
aangebrachte bouten.
- Verwijder het inspuitpompriemwiel met behulp van speciaal trekgereedschap Alfa
1860954001.
- Verwijder de leiding tussen de dieselinspuitpomp en de brandstofverdeelleiding.
- Maak de steker los van de brandstofdrukregelaar, zie figuur 6.10.

Figuur 6.10: Dieselinspuitpomp uitbouwen


1 Steker brandstofdrukregelaar
2 Brandstoftoevoerleiding
3 Moer
4 Dieselinspuitpomp
- Maak de brandstoftoevoerleiding los van de pomp.
- Draai de bevestigingsmoeren van de pomp aan de steun los en verwijder de
dieselinspuitpomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Om lekkage bij de aansluitingen te voorkomen moet er een nieuwe leiding tussen de
dieselinspuitpomp en de brandstofverdeelleiding worden gemonteerd.

^ 6.4.4 Verstuivers uit- en inbouwen


- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder alle leidingen van de verdeelleiding naar de verstuivers.
- Maak de stekers los van de verstuivers.
- Draai de bevestigingsmoeren van de borgbeugels voor de verstuivers los, zie figuur
6.11.

Figuur 6.11: Verstuivers uitbouwen


1 Moer
2a Speciaal gereedschap Alfa 1870739000
2b Hefbeugel
2c Hoekige deel
3a Tweede hefbeugel
3b Borgbeugel
4a Moer
4b Verstuiver
- Plaats het gereedschap voor het verwijderen van de verstuivers, waarbij de
hefbeugel onder het hoekige deel van het verstuiver moet worden geplaatst, zie
figuur 6.11.
- Draai de moer van het gereedschap vast en verwijder het complete verstuiver.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde.

^ 6.4.5 Elektrische brandstofpomp en


brandstofniveauzender uit- en
inbouwen
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los
van de accu.
- Klap de zitting van de achterbank vanuit het interieur van de auto omhoog en
verplaats de geluidsisolatie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het inspectiedeksel van de
brandstofpompunit.
- Maak de steker los van de brandstofpompunit en de brandstofniveauzender.
- Maak de snelkoppeling in de brandstoftoevoerleiding en þretourleiding los van de
brandstofpompunit.
- Draai de bevestigingsring van de brandstofpompunit en de tankvlotter los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821167000, zie figuur 5.9.
- Verwijder de brandstofpomp met de brandstofniveauzender en de O-ring.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let erop dat de
merktekens op pomp en tank tegenover elkaar staan.

^ 6.4.6 Brandstoftank uit- en


inbouwen
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los
van de accu.
- Plaats de auto op een tweekolomshefbrug.
- Bouw de brandstofpomp uit zoals hiervoor beschreven.
- Zuig de brandstoftank leeg.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog, draai de afstelbout los en laat de handremhendel
weer zakken.
- Maak de handremkabels los uit de bevestigingsklemmen.
- Bouw het middelste en achterste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de bevestigingen los en verwijder het hitteschild van het middelste deel van
de uitlaat.
- Verwijder het rechter achterwiel.
- Plaats een hydraulische krik onder het subframe van de achterwielophanging zoals
is weergegeven in figuur 5.10.
- Draai de bouten los en laat de achterwielophanging zo ver mogelijk zakken.
- Maak de bevestigingsklemmen los en maak de brandstofvulpijp en de retourleiding
van de tank los, zie figuur 6.12.

Figuur 6.12: Brandstoftank uitbouwen


1 Brandstofvulpijp
2 Klem van brandstofretourleiding
- Plaats een hydraulische krik met een passende steun onder de brandstoftank.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren van de steunsingels voor de brandstoftank
los.
- Laat de krik zakken en verwijder de brandstoftank.
- Controleer de tank op vervormingen en scheuren en vervang deze indien nodig.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 6.4.7
Lagedrukbrandstofretourcircuit
controleren
- Sluit een drukmeter aan op de brandstofretourleiding naar de tank.
- Draai de contactsleutel op de stand 'MAR'.
- Controleer of de drukmeter binnen 30 seconden een druk aangeeft onder 1 bar. Let
op! De brandstofpomp in de tank schakelt na 30 seconden uit.

^ 6.5 Emissieregelsystemen
De Alfa Romeo 147 met dieselmotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een elektronisch geregeld
uitlaatgasrecirculatiesysteem en een emissiesysteem bestaande uit een ongeregelde
oxidatiekatalysator.

Carterventilatiesysteem
De carterventilatie bestaat uit een slang, waarin de dampen uit het cilinderblok
samenkomen, en het kleppendeksel waarin een deel condenseert, zie figuur 6.13.

Figuur 6.13: Carterventilatiesysteem


1 Kleppendeksel
2 Turbocompressor
3 Geribbelde mof
4 Olie-opvangslang
5 Carterventilatieslang

Via de carterventilatieslang wordt de resterende damp afgevoerd naar de


luchttoevoermoef voor de turbocompressor. In het kleppendeksel is een regelklep
gemonteerd, die bestaat uit een veer en een membraan en die problemen met de
aanzuiging moet voorkomen. Als de onderdruk onder het kleppendeksel een bepaalde
limiet overschrijdt, dan verplaatst het membraan omlaag en wordt het kanaal vanaf
het cilinderblok afgesloten.

Elektronisch geregeld uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR)

Het uitlaatgasrecirculatiesysteem wordt geregeld door de elektronische


inspuitregeleenheid (EDC-15C7), zie figuur 6.14.

Figuur 6.14: Uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR)


1 EGR-klep
2 Inspuitregeleenheid
3 Warmtewisselaar
4 Uitlaatspruitstuk
5 Gasklephuis

Het uitlaatgasrecirculatiesysteem voert een gedeelte (5-15%) van het uitlaatgas terug
naar het inlaatspruitstuk onder bepaalde bedrijfsomstandigheden van de motor. Het
uitlaatgas vermindert de piektemperatuur van de thermodynamische cyclus in de
verbrandingskamer. Op deze manier wordt de vorming van stikstofoxiden (NOx)
verminderd. De EGR-klep wordt bediend door de inspuitregeleenheid en heeft tot taak
om het uitlaatgas van het uitlaatspruitstuk terug te leiden naar het inlaatsysteem van
de motor. Een warmtewisselaar zorgt voor een gedeeltelijke koeling van het
uitlaatgas, waardoor het volumetrisch rendement van de motor stijgt.

Oxidatiekatalysator

De oxidatiekatalysator is een systeem, dat gebruikt wordt om achteraf de CO, de HC


en de partikels in het uitlaatgas om te zetten in kooldioxide (CO2) en waterdamp
(H2O). De cilindervormige katalysator heeft een honingraatvormige keramische kern
bekleed met een dunne platinalaag, die een katalytische werking heeft (zie figuur
6.15). Als het uitlaatgas door de openingen in het binnenwerk wordt geleid, versnelt
de katalysator het ontledingsproces van de schadelijke gassen. De oxidatie van het
HC, CO en de partikels vindt in de katalysator plaats bij temperaturen tussen 200 en
350 °C. Boven de 350 °C begint de zwavel in de dieselbrandstof te ontleden, waardoor
zwaveloxide en zwaveltrioxide ontstaan.

Figuur 6.15: Oxidatiekatalysator


1 Keramische kern
2 Platinalaag

^ 6.6 Turbocompressor
De turbocompressor met variabele geometrie is op het uitlaatspruitstuk gemonteerd
en verbetert het volumetrisch rendement van de motor. De werking van de
turbocompressor met variabele geometrie wordt geregeld door de regeleenheid via de
VGT-magneetklep, zie figuur 6.16.

Figuur 6.16: Werking turbosysteem 1,9 JTD-motor


1 Inspuitregeleenheid
2 VGT-magneetklep
3 Onderdrukreservoir
4 Actuator voor verstelling leidschoepen
5 Turbocompressor

Dankzij dit type turbo:

- wordt het rendement van de turbine vergroot bij lage motortoerentallen;


- kan bij hoge motortoerentallen en de daarbij behorende hoge snelheid van het
uitlaatgas de turbodruk worden begrensd.

Door het verstellen van de uitlaatgasstroom ten opzichte van de turbineschoepen:

- wordt het koppel vergroot bij lage toerentallen;


- wordt het vermogen vergroot bij hoge toerentallen.

Door de tussenkoeler wordt een betere cilindervulling en daardoor hoger specifiek


vermogen bereikt. Bovendien vermindert de uitstoot van schadelijke stoffen (met
name stikstofoxide) en neemt de thermische belasting van de motor door een verlaging
van de procestemperatuur af.
^ 6.7 Storingsdiagnose
Diagnose

De auto is voorzien van diverse elektronische regeleenheden met zelfdiagnose. Door op


deze regeleenheden een diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) aan te sluiten,
kunnen de gegevens van de zelfdiagnose (parameters, fouten) worden uigelezen of
bepaalde actieve diagnoses worden uitgevoerd. In de Alfa 147 is er geen afzonderlijke
diagnosesteker voor elke regeleenheid, maar is er één gezamelijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-apparatuur
(Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het te testen
systeem kan worden gekozen.

Het motormanagementsysteem beschikt over zelfdiagnose die een eventuele storing


herkent, opslaat en de bestuurder waarschuwt (motorwaarschuwingslampje in
instrumentenpaneel). Bij storingen in een sensor vervangt de regeleenheid de
informatie van de defecte sensor door een waarde die in het geheugen is opgeslagen
(recovery). Op deze wijze kan de motor blijven werken. De informatie over de storing
wordt in een permanent geheugen opgeslagen en de sensor wordt door het systeem
genegeerd, totdat de regeleenheid het sensorsignaal weer als 'normaal' beschouwt.

Geheugen wissen

Voordat de diagnose wordt afgesloten moeten de gegevens in het permanente


geheugen met behulp van de Alfa-tester (Examiner) worden gewist (functie 'actieve
diagnose').

^ 6.8 Controle van het elektronische


regelsysteem
De elektronische regeleenheid is in de motorruimte gemonteerd, zie stuknummer M10
in figuur 6.2. De circuits van het elektronische regelsysteem kunnen worden
gecontroleerd door het meten van spanning en weerstand aan de stekerverbindingen.
De spanningsmetingen dienen met aangesloten steker te worden uitgevoerd. Bij
weerstandsmetingen zal de steker losgenomen zijn en worden de weerstandswaarden
tussen de aansluitingen van de losgenomen steker gemeten. Let op!
- Het aansluiten van een volt- of ohmmeter op de regeleenheid met de
stekerverbinding ontkoppeld, kan ernstige schade veroorzaken.
- Raak de aansluitingen van de regeleenheid nooit aan.
- Gebruik altijd een voltmeter met een hoge inwendige weerstand (minimaal kilo-
ohm/volt).
- Zorg ervoor dat het contactslot in de 'OFF'-stand staat bij het aansluiten of
ontkoppelen van stekerverbindingen.

Gebruikfiguur 6.17 bij het meten van de spannings- en weerstandswaarden. De


desbetreffende waarden worden niet vermeld in de Alfa Romeo-
werkplaatsdocumentatie, maar kunnen eventueel worden vergeleken met de waarden
van een andere Alfa 147 met hetzelfde motormanagementsysteem.

Figuur 6.17: Identificatie van de stekerpennen op de inspuitregeleenheid


1 Massa
2 Massa
3 Massa
4 Voeding actuatoren
5 Voeding verstuivers/regeleenheid
6 Niet aangesloten
7 Niet aangesloten
8 Niet aangesloten
9 CAN-verbinding fast FL
10 CAN-verbinding fast FH
11 Alfa-CODE
12 Niet aangesloten
13 Relais inspuiting
14 Niet aangesloten
15 Actuator voor magneetklep smoorklep voor nadieseldemping
16 EGR-actuator
17 Actuator VGT-magneetklep
18 Aircorelais
19 Inschakelverzoek elektroventilateur 2e snelheid
20 Inschakelverzoek elektroventilateur 1e snelheid
21 Inspuitwaarschuwingslampje
22 Inschakeling voorgloeibougies
23 Relais brandstoffilterverwarming
24 Relais elektrische brandstofpomp
25 Niet aangesloten
26 Niet aangesloten
27 Niet aangesloten
28 C-CAN L
29 C-CAN H
30 Niet aangesloten
31 Niet aangesloten
32 Niet aangesloten
33 Niet aangesloten
34 Niet aangesloten
35 Niet aangesloten
36 Niet aangesloten
37 Niet aangesloten
38 Niet aangesloten
39 Niet aangesloten
40 Niet aangesloten
41 Niet aangesloten
42 Niet aangesloten
43 Niet aangesloten
44 Niet aangesloten
45 Niet aangesloten
46 Niet aangesloten
47 Niet aangesloten
48 Lijn K
49 Niet aangesloten
50 Niet aangesloten
51 Viertrapsdrukregelaar ON
52 Drietrapsdrukregelaar ON
53 Cruise-control
54 Signaal remschakelaar (losgelaten)
55 Cruise-control
56 Cruise-control
57 Cruise-control
58 Sleutelstrategie
59 Signaal remschakelaar (ingetrapt)
60 Verzoek inschakelen airconditioning
61 Koppelingspedaalschakelaar
62 Diagnose voorgloei-installatie
63 Niet aangesloten
64 Niet aangesloten
65 Niet aangesloten
66 Niet aangesloten
67 Niet aangesloten
68 Niet aangesloten
69 Niet aangesloten
70 Niet aangesloten
71 Niet aangesloten
72 Niet aangesloten
73 Niet aangesloten
74 Niet aangesloten
75 Niet aangesloten
76 Massa gaspedaalsensor 1
77 Signaal gaspedaalsensor 1
78 Voeding gaspedaalsensor 1
79 Massa gaspedaalsensor 2
80 Signaal gaspedaalsensor 2
81 Voeding gaspedaalsensor 2
82 Brandstoftemperatuursensor þ pen 1
83 Brandstoftemperatuursensor þ pen 2
84 Koelvloeistoftemperatuursensor þ pen 1
85 Koelvloeistoftemperatuursensor þ pen 2
86 Luchtkwantummeter þ pen 1
87 Niet aangesloten
88 Luchtkwantummeter þ pen 3
89 Luchtkwantummeter þ pen 5
90 Brandstofdruksensor þ pen 3
91 Brandstofdruksensor þ pen 2
92 Brandstofdruksensor þ pen 1
93 Turbodruksensor þ pen 1
94 Turbodruksensor þ pen 3
95 Turbodruksensor þ pen 2
96 Niet aangesloten
97 Luchtkwantummeter þ pen 4
98 Oliedrukschakelaar
99 Toerentalsensor þ pen 1
100 Toerentalsensor þ pen 2
101 Niet aangesloten
102 Fasesensor þ pen 1
103 Fasesensor þ pen 2
104 Fasesensor þ pen 3
105 Swirl position feedback
106 Niet aangesloten
107 Niet aangesloten
108 Brandstofdrukregelaar
109 Brandstofdrukregelaar
110 Niet aangesloten
111 Niet aangesloten
112 Niet aangesloten
113 Niet aangesloten
114 Stuursignaal verstuiver 4
115 Niet aangesloten
116 Niet aangesloten
117 Voeding verstuivers 1-2
118 Voeding verstuivers 3-4
119 Stuursignaal verstuiver 1
120 Stuursignaal verstuiver 2
121 Stuursignaal verstuiver 3

^ 6.9 Controle en werking van de


componenten
Voor de controle van de diverse componenten van het inspuitsysteem moet een
diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten. De gezamenlijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker is links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast geplaatst. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-
apparatuur (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het
te testen systeem kan worden gekozen.

Koelvloeistoftemperatuursensor

Deze sensor is op het thermostaathuis gemonteerd en meet de


koelvloeistoftemperatuur via een dubbele NTC-weerstand met een negatieve
temperatuurcoëfficiënt. De NTC-weerstand levert zowel een signaal aan de
inspuitregeleenheid als aan de koelvloeistoftemperatuurmeter en het
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel. De weerstand van de sensor neemt
af bij het stijgen van de koelvloeistoftemperatuur. De weerstand is niet lineair; de
weerstand neemt bij hogere temperaturen sneller af dan bij lage temperaturen.

Toerental/BDP-sensor

Deze sensor is bij een tandkrans op de krukas gemonteerd. De regeleenheid gebruikt


het signaal van de toerental/BDP-sensor voor de bepaling van het motortoerental en
de bepaling van de krukasstand. Voor een juist signaal moet de afstand (luchtspleet)
tussen het uiteinde van de sensor en de tanden op de tandkrans liggen tussen 0,8-1,5
mm. Deze afstand is niet afstelbaar. Bij een afwijkende afstand moeten de conditie
van de sensor, de sensorsteun en de tandkrans worden gecontroleerd.

Fasesensor

Deze sensor is op de cilinderkop achter het nokkenasriemwiel aangebracht. Op het


nokkenasriemwiel is een opening aangebracht, waardoor de fasesensor de fase van de
motor kan herkennen. De inspuitregeleenheid gebruikt het signaal van de fasesensor
voor het onderscheid tussen BDP in de compressieslag en de uitlaatslag.

Turbodruksensor

Deze sensor is gemonteerd op het spruitstukhuis. Het signaal wordt door de


inspuitregeleenheid gebruikt voor de regeling van de inspuitdruk en de inspuitduur.
Zie figuur 6.18 voor de aansluitingen.

Figuur 6.18: Aansluitingen turbodruksensor


1 +5V vanaf inspuitregeleenheid
2 Massa
3 Signaal

Luchtkwantummeter met ingebouwde luchttemperatuursensor

De luchtkwantummeter is op het inlaatspruitstuk geplaatst. De


luchttemperatuursensor is in de luchtkwantummeter ingebouwd. De
luchtkwantummeter kan niet uit elkaar worden genomen.

Brandstoftemperatuursensor

Deze sensor is ingebouwd in de brandstofvoorverwarming en meet de


brandstoftemperatuur via een NTC-weerstand met een negatieve
temperatuurcoëfficiënt. De weerstand van de sensor neemt af bij het stijgen van de
koelvloeistoftemperatuur. De weerstand is niet lineair; de weerstand neemt bij hogere
temperaturen sneller af dan bij lage temperaturen.

Brandstofdruksensor
De brandstofdruksensor is op de brandstofverdeelleiding gemonteerd en meet de druk
in de verdeelleiding. De regeleenheid gebruikt het signaal als feedback tijdens de
regeling van de brandstofdruk en de inspuitduur.

Gaspedaalsensor

De gaspedaalsensor bestaat uit een huis dat via een flens op de pedaalsteun is
gemonteerd. In het huis zijn axiaal op een as twee potentiometers aangesloten (een
hoofd- en een beveiligingspotentiometer). Bovendien zijn er twee veren gemonteerd;
één om de benodigde weerstand aan het gaspedaal te geven en één om de sensor in
ruststand terug te drukken als het gaspedaal wordt losgelaten. De regeleenheid
verwerkt het elektrische signaal van beide potentiometers tot informatie over de
gaspedaalstand. De informatie over de gaspedaalstand wordt verwerkt in combinatie
met de informatie over het motortoerental om de inspuitduur en de inspuitdruk te
regelen.

Gloeibougies

- Meet de inwendige weerstand aan de gloeibougies. Die moet 0,6 ohm bedragen.

^ 6.10 Componenten uit- en inbouwen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 21-26 (2,1-2,6)


Koelvloeistofbuis 8-10 (0,8-1,0)
Koelvloeistoftemperatuursensor 20 (2,0)

Turbocompressor uit- en inbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Open de klem van de onderste radiateurslang en tap de koelvloeistof af.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorste uitlaatpijp aan de verbindingsmof
tussen turbocompressor en uitlaatsrpuitstuk los.
- Draai de bevestigingsbout van de verstevigingsbeugel aan het motorblok los.
- Draai de klem los en maak de luchttoevoerslang tussen turbocompressor en
tussenkoeler los.
- Draai de klem iets los en maak de luchttoevoerslang los van de turbocompressor.
- Maak de onderdrukleiding los van de actuator van de turboverstelling.
- Draai de bouten los en verwijder de olieretourleiding van de turbocompressor.
- Draai de aansluiting los en maak de olietoevoerleiding los van de turbocompressor.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbouten los en maak de EGR-toevoerleiding naar de EGR-klep
los van het uitlaatspruitstuk.
- Maak de koelvloeistofslangen los van de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsmoeren van het uitlaatspruitstuk aan de cilinderkop los.
- Verwijder de turbocompressor met het uitlaatspruitstuk en de verbindingsmof met
de uitlaat via de onderzijde van de auto, zie figuur 6.19.

Figuur 6.19: Turbocompressor uitbouwen


1 Moer
2a Turbocompressor
2b Uitlaatspruitstuk
2c Verbindingsmof
3 Uitlaatspruitstukpakking
- Verwijder de uitlaatspruitstukpakking van de tapeinden op de cilinderkop.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Koelvloeistoftemperatuursensor

- Bouw de accu uit.


- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.
- Verwijder de koelvloeistoftemperatuursensor, zie figuur 6.20.

Figuur 6.20: Koelvloeistoftemperatuursensor uitbouwen


1 Steker
2 Koelvloeistoftemperatuursensor
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Luchtkwantummeter

- Bouw de accu uit.


- Open de bevestigingsklemmen en verwijder de mof tussen het luchtfilter en de
luchtkwantummeter.
- Maak de luchtkwantummeter los van de onderliggende mof.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Verwijder de luchtkwantummeter, zie figuur 6.21.
Figuur 6.21: Luchtkwantummeter uitbouwen
1a Bevestigingsklemmen
1b Mof
2 Mof
3 Steker
4 Luchtkwantummeter
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 6.11 Elektrische installatie


motormanagementsysteem
Zie figuur 6.22a, figuur 6.22b en figuur 6.22c voor het elektrische schema van het
motormanagementsysteem.

Figuur 6.22a: Elektrisch schema Bosch Common Rail EDC-15C7

Figuur 6.22b: Elektrisch schema Bosch Common Rail EDC-15C7

Figuur 6.22c: Elektrisch schema Bosch Common Rail EDC-15C7


A40 Voorgloeibougies
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
C01 Massa-aansluiting accu
D04 Steker voor - motor
E50 Instrumentenpaneel
H1 Contactslot
I31 Schakelaar op koppelingspedaal
K30 Oliedruksensor
K31 Waterdetectiesensor in brandstoffilter
K36 Koelvloeistoftemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerentalsensor
K47 Fasesensor
K55 Gaspedaalsensor
K81 Brandstoftemperatuursensor
K82 Turbodruksensor
K83 Brandstofdruksensor
L30 EGR-mageneetklep
L36 Magneetklep voor turbodrukregeling
L62 Magneetklep op gasklephuis
M01 Body computer
M10 Motorregeleenheid
M15 Voorgloeiregeleenheid
N70 Verstuiver
N77 Brandstofdrukregelaar

^ 7 Ontsteking

In het hoofdstuk "Ontsteking" vindt u een beschrijving van het ontstekingssysteem,


het controleren van het ontstekingstijdstip, controles van de verschillende onderdelen
en het uit- en inbouwen van de verschillende onderdelen.

^ 7.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle benzine-uitvoeringen voorzien van een elektronische ontsteking
die samen met de benzine-inspuiting door het motormanagementsysteem geregeld
wordt. De elektronische motorregeleenheid krijgt hiervoor van verschillende sensoren
informatie en berekent aan de hand van deze waarden telkens het optimale
ontstekingsmoment. Het ontstekingstijdstip kan niet worden afgesteld. Gebruik bij
dit hoofdstuk tevens hoofdstuk 5 voor de plaatsing en controle van de diverse
componenten.

^ 7.2 Werking ontstekingssysteem


De bekrachtigingsmodules voor de verdelerloze statische ontsteking zijn ingebouwd in
de regeleenheid. Elke bougie beschikt over een eigen bobine. In de regeleenheid is een
kenveldentabel opgeslagen, waarin voor elke cilinder aan het eind van de
compressieslag de optimale ontstekingsvervroeging op basis van het motortoerental en
de motorbelasting is opgeslagen. De regeleenheid corrigeert de ontstekingsvervroeging
in hoofdzaak op basis van:
- koelvloeistoftemperatuur;
- inlaatluchttemperatuur;
- eventueel pingelen;
- gasklepstand (gasklepsensor).

De regeleenheid gebruikt de volgende informatie voor het aansturen van de


afzonderlijke bobines:

- luchtkwantummeter en luchttemperatuursensor voor de bepaling de hoeveelheid


inlaatlucht;
- toerental/BDP-sensor die een wisselspanningssignaal levert waarvan de frequentie
informatie levert over het motortoerental;
- de pingelsensor (op de achterzijde van het cilinderblok tussen de 2e en 3e cilinder)
voor herkenning per cilinder van pingelen en aanpassing van de
ontstekingsvervroeging;
- gasklepsensor voor herkenning van de motorbelasting;
- fasesensor.

^ 7.3 Bougies
Technische gegevens

1.6 T.Spark 105 pk:


Elektrodenafstand centraal geplaatste bougies in mm:
NGK BKUR6ETB 0,6-0,7
Elektrodenafstand zijdelings geplaatste bougies in mm:
NGK CR7ECK 0,6-0,7
1.6 T.Spark 120 pk en 2.0 T.Spark:
Elektrodenafstand centraal geplaatste bougies in mm:
NGK BKR6EKPA 0,6-0,7
Elektrodenafstand zijdelings geplaatste bougies in mm:
NGK PMR7A 0,6-0,7
Ontstekingsvolgorde (alle uitvoeringen) 1-3-4-2

Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Centraal geplaatste bougies (M14) 23-28


(2,3-
2,8)
Zijdelings geplaatste bougie (M10) 10-13
(1,0-
1,3)
- Controleer de elektroden op slijtage en vervang de bougie zodra de middenelektrode
rond begint af te slijten.
- Controleer de isolator op barsten en vervang in dat geval de bougie.
- Controleer de elektrodenafstand.
- Breng altijd bougies van de juiste warmtegraad aan en zet ze na het afstellen van
de elektrodenafstand met het juiste aanhaalmoment vast.
- Controleer de bougiekabels op barsten en andere beschadigingen en ga na of ze
goed contact maken.

^ 8 Koppeling

In het hoofdstuk "Koppeling" vindt u een beschrijving van de koppeling, het uit- en
inbouwen van de koppeling en het uit- en inbouwen van de overige koppelingsdelen.

^ 8.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle uitvoeringen voorzien van een enkelvoudige
drogeplaatkoppeling. De koppeling wordt op alle uitvoeringen, behalve de Selespeed-
uitvoeringen, hydraulisch via een ringwerkcilinder (CSC-systeem) bediend. Bij auto's
met Selespeed-versnellingsbak is het koppelingspedaal vervallen en wordt de
koppeling automatisch bediend door een elektrohydraulische unit die ook het kiezen
en inschakelen van de versnellingen regelt. Zie figuur 8.1 voor de schematische
opbouw en bediening van de koppeling in handgeschakelde uitvoeringen enfiguur 8.2
voor de opbouw en bediening van de koppeling in Selespeed-uitvoeringen.

Figuur 8.1: Koppeling handgeschakelde uitvoeringen


1 Koppelingsplaat met drukgroep
2 Trillingsdemper
3 Ringwerkcilinder
4 Leiding
5 Hoofdcilinder
6 Vloeistofreservoir
Figuur 8.2: Koppeling Selespeed-uitvoeringen
1 Koppelingsarm
2 Koppelingsvork
3 Druklager
4 Koppelingsplaat
5 Elektrohydraulische unit

^ 8.2 Koppeling handgeschakelde


modellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)


Koppelingshoofdcilinder 18-24 (1,8-2,4)
Koppelingswerkcilinder 10 (1,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Vliegwielblokkeergereedschap 18060161001
Centreerdoorn 1870447001
Ontluchtgereedschap 1806097001

^ 8.2.1 Koppeling uit- en inbouwen


- Bouw de versnellingsbak uit zoals beschreven in hoofdstuk 9.
- Markeer de positie van de drukgroep ten opzichte van het vliegwiel indien de
drukgroep opnieuw gebruikt wordt.
- Monteer speciaal gereedschap Alfa 1860161001 om het vliegwiel te blokkeren.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de drukgroep met de koppelingsplaat.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Centreer de
koppelingsplaat met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1870447001.
^ 8.2.2 Koppelingshoofdcilinder uit- en
inbouwen
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Zuig het reservoir voor de koppelings/remvloeistof leeg.
- Bouw de ABS-regeleenheid/aggregaat en de bevestigingssteun uit.
- Bouw de complete rembekrachtiger met de hoofdremcilinder uit, zoals beschreven
in hoofdstuk 13.
- Verwijder de borging en maak de drukstift van de hoofdcilinder los van het
koppelingspedaal, zie figuur 8.3.

Figuur 8.3: Drukstift van hoofdcilinder losmaken


1a Borging
1b Drukstift
- Verwijder de borging en maak de toevoerleiding los van de hoofdcilinder, zie figuur
8.4.

Figuur 8.4: Hoofdcilinder uitbouwen


1a Borging
1b Toevoerleiding
2a Klem
2b Leiding koppelingsreservoir
3a Moeren
3b Hoofdcilinder
- Maak de klem los en maak de leiding van het koppelingsreservoir los van de
hoofdcilinder.
- Draai de moeren los en verwijder de hoofdcilinder.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde. Vul en ontlucht het koppelingssysteem
zoals beschreven in paragraaf 8.2.5.

^ 8.2.3 Koppelingswerkcilinder uit- en


inbouwen
- Bouw de versnellingsbak uit zoals beschreven in hoofdstuk 9.
- Maak de toevoerslang los van de werkcilinder.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de werkcilinder.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde. Vul en ontlucht het koppelingssysteem
zoals beschreven in paragraaf 8.2.5.

^ 8.2.4 Trillingsdemper uit- en


inbouwen
- Verwijder het linker voorwiel.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Verwijder de beschermdop op de ontluchtingsnippel van de remtang linksvoor.
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel van de
remtang.
- Bedien het rempedaal totdat het rem/koppelingsreservoir volledig leeg is.
- Draai de verbindingsnippel van de toevoerleiding naar de hoofdcilinder aan de zijde
van de trillingsdemper los.
- Verplaats het beschermrubber van de verbindingsnippel in de leiding van de
koppelingswerkcilinder zo ver als nodig is opzij.
- Verwijder de borgveer van de leiding op het actuatorhuis volledig.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingswerkcilinder los van de
werkcilinder en hang de slang op.
- Draai de moeren los en verwijder de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de leidingen, zie figuur 8.5.

Figuur 8.5: Trillingsdemper uitbouwen


1a Moeren
1b Trillingsdemper
1c Leidingen

^ 8.2.5 Koppelingssysteem ontluchten


- Sluit speciaal gereedschap Alfa 1806097001 aan op het
koppelings/remvloeistofreservoir, zie figuur 8.6.

Figuur 8.6: Ontluchtingsgereedschap aansluiten


1 Speciaal gereedschap Alfa 1806097001
2 Beschermdeksel
3 Opvangsysteem (slang en reservoir)
4a Borgveer
4b Leiding
5 Kraan
- Open het beschermdeksel en sluit het opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de
wartel van de werkcilinder, zoals aangegeven in figuur 8.6.
- Til de borgveer op tot de eerste stand en verwijder de leiding zo ver als nodig is om
de ontluchtingsopening te openen.
- Open de kraan van het vloeistofreservoir langzaam.
- Wacht tot alle lucht uit de koppelingbediening is gestroomd.
- Plaats de leiding geheel in de zitting op de werkcilinder en maak de borgveer vast.
- Sluit het beschermdeksel en verwijder het ontluchtingsgereedschap.
- Controleer of de koppeling goed ontkoppelt en aangrijpt tijdens het schakelen.
- Controleer het niveau van de rem/koppelingsvloeistof in het reservoir en vul
zonodig bij.

^ 8.3 Koppeling Selespeed-modellen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bedieningsas aan hydraulische unit 27-33 (2,7-3,3)


Plug kiesmechanisme 13-17 (1,3-1,7)
Motor/baksteun versnellingsbakzijde 88 (8,8)
Plug bovenzijde bedieningsas 50-60 (5,0-6,0)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M6) 13-17 (1,3-1,7)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M8) 13-17 (1,3-1,7)
Contramoer drukstift koppelingbediening 5-7 (0,5-0,7)
Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Blokkeergereedschap schakelmechanisme 1870753001


Blokkeergereedschap koppelingscilinder 1870753002
Vliegwielblokkeergereedschap 1860161001
Centreerdoorn 1870447001
^ 8.3.1 Elektrohydraulische unit uit-
en inbouwen
Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Sluit een diagnose-apparaat (Examiner) aan.
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Voer de procedure uit die op de Examiner is aangegeven en maak het systeem
drukloos.
- Plaats de versnellingsbak in de neutraalstand.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Verwijder het linker voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de linker wielkuipbescherming.
- Verwijder de dop van het oliereservoir voor het elektrohydraulische schakelsysteem
en tap het reservoir met een zuigpompje af.
- Maak de slang naar het oliereservoir los van de elektrohydraulische unit.
- Draai de aansluiting los en maak de leiding vanaf de elektropomp los van de
elektrohydraulische unit.
- Draai de aansluiting los en maak de leiding vanaf de elektropomp los van de
elektrohydraulische unit.
- Maak de steker van de toerentalsensor op de uitgaande as los.
- Draai de bevestigingsbout van de hydraulische unit van het elektrohydraulische
schakelmechanisme en de koppeling los, zie figuur 8.7. Let op! De bout kan
vanwege onvoldoende ruimte niet worden verwijderd; houd hem daarom zover
mogelijk uit het boutgat getrokken.

Figuur 8.7: Bevestigingsbout elektrohydraulische unit verwijderen


1 Bevestigingsbout
2a Plug
2b Speciaal gereedschap Alfa 1870753001
- Verwijder de plug en monteer speciaal gereedschap Alfa 1870753001 in de
bovenzijde van de zitting voor de bedieningsas, zodat het schakelmechanisme in de
hydraulische unit wordt geblokkeerd. Controleer of het gereedschap volledig tegen
de aanslag aansluit.
- Draai de plug en de bevestigingsbout van de bedieningsas aan de hydraulische unit
los, zie figuur 8.8. Let op! Deze bout heeft een speciale behandeling ondergaan en
kan niet opnieuw worden gebruikt.

Figuur 8.8: Plug en bout verwijderen


1a Plug
1b Bout
- Verwijder de hoes en monteer speciaal gereedschap Alfa 1870753002 voor de
plunjer in de koppelingscilinder.
- Draai de bevestigingsbouten van de hydraulische unit aan de versnellingsbak los.
Let op! De bouten hebben een speciale behandeling ondergaan en kunnen niet
opnieuw worden gebruikt.
- Plaats een hydraulische krik onder de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber aan de
versnellingsbakzijde zover mogelijk los. Dit is noodzakelijk om de hydraulische unit
van de versnellingsbak te verwijderen.
- Verwijder de hydraulische krik.
- Maak de steker los van inschakelmagneetklep 1, zie figuur 8.9.

Figuur 8.9: Elektrohydraulische unit verwijderen


1 Steker
2 Elektrohydraulische unit
- Maak de stekerverbinding los en verwijder de hydraulische unit met de kabelbundel
van de versnellingsbak.

Inbouwen

- Verwijder eventueel vuil van de schroefdraad op de versnellingsbakas en/of de


zitting van de hydraulische unit.
- Controleer met de hand of de versnellingsbakas vrij in de zitting kan schuiven en
breng vet aan op het uiteinde van de as.
- Plaats de hydraulische unit met de kabelbundel in de zitting, totdat de onderzijde
van de unit in contact staat met het versnellingsbakhuis.
- Verwijder bij montage van een nieuwe elektrohydraulische unit de plug en het
gereedschap dat door Alfa Romeo is gemonteerd om de bedieningsas in de
elektrohydraulische unit te fixeren. Vervang dit gereedschap door speciaal
gereedschap Alfa 1870753001. Let op! Dit moet worden uitgevoerd na montage van
de hydraulische unit op de versnellingsbak.
- Sluit de steker aan op de inschakelmagneetklep 1 (zie figuur 8.9.
- Draai nieuwe bouten en de bevestigingsbout van de hydraulische unit handvast.
- Draai een nieuwe bevestigingsbout van de bedieningsas aan de hydraulische unit
met het juiste aanhaalmoment vast.
- Draai de bovenliggende plug met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber aan de
versnellingsbakzijde met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Verwijder het speciaal gereedschap Alfa 1870753001 uit de bovenzijde van de
zitting voor de bedieningsas en monteer de plug en zet deze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbouten van de hydraulische unit aan de versnellingsbak met
het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Smeer de zitting voor de drukstift op de koppelingsvork met Tutela MRM2.
- Stel de drukstift van de koppelingbediening af. Hef speling op door de drukstift
tegen de zitting op de hefboom te zetten en nog drie slagen in de richting van de
hefboom te draaien. Draai de contramoer met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast.
- Verwijder het blokkeergereedschap voor de drukstift van de koppelingbediening en
monteer de stofhoes.
- Sluit de steker aan op de sensor voor de uitgaande as.
- Sluit de leiding vanaf de elektropomp aan op de elektrohydraulische unit en draai
de bijbehorende aansluiting vast.
- Sluit de slang van de hydraulische unit naar het oliereservoir aan op de
hydraulische unit.
- Vul en ontlucht de elektrohydraulische Selespeed-unit zoals beschreven in
paragraaf 8.3.3.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Sluit het diagnose-apparaat (Examiner) aan.
- Kies op de Examiner 'Actieve diagnose' en kies 'Zelfafstelling eindcontrole' en voer
de procedure uit die op de Examiner is aangegeven.

^ 8.3.2 Koppeling uit- en inbouwen


- Bouw de elektrohydraulische unit uit zoals beschreven in paragraaf 8.3.1.
- Bouw de versnellingsbak uit zoals beschreven in hoofdstuk 9.
- Markeer de positie van de drukgroep ten opzichte van het vliegwiel indien de
drukgroep opnieuw gebruikt wordt.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de drukgroep met de koppelingsplaat.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Centreer de
koppelingsplaat met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1870447001.

^ 8.3.3 Elektrohydraulische unit


ontluchten
- Vul het Selespeed-systeem met de voorgeschreven oliesoort (Tutela car CS Speed)
tot aan het MAX-merkteken op de vast met de dop verbonden peilstok.
- Bouw de accu uit.
- Voed de auto met een hulpaccu.
- Draai de ontluchtingsbout op de hydraulische unit op het schakelmechanisme iets
los, zie figuur 8.10.

Figuur 8.10: Hydraulische unit ontluchten

1 Ontluchtingsbout

- Schakel de elektropomp gedurende 20 seconden in om alle lucht te verwijderen.


- Draai de ontluchtingsbout weer vast.
- Controleer het olieniveau van het Selespeed-systeem bij een auto op een vlakke
ondergrond en met koude en stilstaande motor.
- Draai de contactsleutel in de stand 'MAR'.
- Verwijder de dop van het voorraadtankje en controleer of het niveau het MAX-
merkteken op de peilstok bereikt. Vul zonodig olie bij.
- Draai de contactsleutel in de stand 'STOP'.
- Sluit het diagnose-apparaat (Examiner) aan.
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Kies op de Examiner 'Test regeleenheden' en kies het systeem 'Automatische
versnellingsbak Marelli Selespeed'. Ga naar 'Actieve diagnose' en kies 'Koppeling
ontluchten'. Voer vervolgens de procedure uit die op de Examiner is aangegeven.

^ 9 Handgeschakelde versnellingbak
en differentieel

In het hoofdstuk "Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel" vindt u een


overzicht van de toegepaste versnellingsbakken, een beschrijving van het uit- en
inbouwen van de versnellingsbak, het uit elkaar nemen en in elkaar zetten van de
versnellingsbak en het uit- en inbouwen van het schakelbedieningsmechanisme.

^ 9.1 Inleiding
De Alfa 147 is in handgeschakelde uitvoering voorzien van een vijfversnellingsbak met
geïntegreerd differentieel. Er worden twee typen gebruikt, zie tabel 9.1 en tabel 9.2,
die onderling kunnen verschillen qua overbrengingsverhoudingen. De versnellingsbak
van het type C.510 wordt beschreven in paragraaf 9.4 en de versnellingsbak van het
type C.530 in paragraaf 9.5. De technische gegevens van de versnellingsbakken zijn
vermeld in hoofdstuk 19.

Tabel 9.1: Overzicht versnellingsbakken benzinemotoren

Motor (L) 1.6 105 pk 1.6 120 pk 2.0*


Versnellingsbaktype C.510.5 C.510.5 C.510.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,909 3,909 3,545
2e-versnelling 2,238 2,238 2,238
3e-versnelling 1,520 1,520 1,520
4e-versnelling 1,156 1,156 1,156
5e-versnelling 0,971 0,919 0,919
achteruitversnelling 3,909 3,909 3,909
Eindoverbrenging 3,714 4,067 3,866

*2.0/2.0 Selespeed.

Tabel 9.2: Overzicht versnellingsbak dieselmotor

Motor (L) 1.9


Versnellingsbaktype C.530.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,800
2e-versnelling 2,235
3e-versnelling 1,360
4e-versnelling 0,971
5e-versnelling 0,763
achteruitversnelling 3,545
Eindoverbrenging 3,353

^ 9.2 Versnellingsbakolie verversen


^ 9.2.1 Benzinemodellen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Vulplug/aftapplug 29-43 (2,9-4,3)

Voorgeschreven oliepeil (mm)

Zie figuur 9.1.

Oliepeil controleren

- Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.


- Controleer het oliepeil via de vulopening van de versnellingsbak, zie figuur 9.1.

Figuur 9.1: Oliepeil controleren

1 Vulopening

- De olie moet tegen de onderkant van de vulopening staan. Vul zo nodig bij.

Versnellingsbakolie verversen

- Verwijder de vulplug.
- Draai de aftapplug los en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftapplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de vulplug,
zie figuur 9.1.
- Draai de vulplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.

^ 9.2.2 Dieselmodellen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Aftapplug 16-26 (1,6-2,6)

Voorgeschreven oliepeil (mm)

Zie figuur 9.2.

Oliepeil controleren
- Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
- Controleer het oliepeil via de peilstok van de versnellingsbak, zie figuur 9.2.

Figuur 9.2: Oliepeil controleren


1 Peilstok
2 Aftappluggen
- De olie moet ter hoogte van het merkteken op de peilstok staan. Vul zo nodig bij via
de peilstokopening.

Versnellingsbakolie verversen

- Verwijder de peilstok.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de aftappluggen los (zie figuur 9.2) en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftappluggen weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de
peilstokopening, zie figuur 9.2.
- Breng de beschermplaat onder de motorruimte weer aan.

^ 9.3 Versnellingsbak uit- en


inbouwen

^ 9.3.1 Benzinemodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Steun versnellingsbakzijde 45-55 (4,5-5,5)


Versnellingsbakhuis (M8) 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbak aan cilinderblok (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Versnellingsbak aan carterpan (M10) 50-60 (5,0-6,0)
Startmotor aan versnellingsbak 24-30 (2,4-3,0)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Moer achterste motor/baksteun (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Ophangrubber achterste motor/baksteun 32-39 (3,2-3,9)
(M8)
Verstevigingsstang (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Verstevigingsstang (M8) 24 (2,4)
Stabilisatorstanggewrichten 41-50 (4,1-5,0)
Onderste wieldraagarm aan fusee 86-95 (8,6-9,5)
Schokdempervork aan onderste 108-132 (10,8-13,2)
wieldraagarm
Aandrijfas aan flens 35-43 (3,5-4,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de massakabel los van de steun aan de versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Bouw het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter uit.
- Alleen Selespeed-uitvoeringen: Bouw de elektrohydraulische unit uit zoals
beschreven in paragraaf 8.3.1. Draai na het uitbouwen van de unit de
bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Verwijder de ontgrendellippen en maak de schakelkabels los van de steunbeugel.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer twee passende beugels voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.3.

Figuur 9.3: Beugels monteren

1 Beugels
- Monteer de speciale gereedschappen zoals aangegeven in figuur 9.4.

Figuur 9.4: Traverse aanbrengen


1a Traverse (1820581000)
1b Steunblokken (1870650000)
2a Traverse (1860851000)
2b Verticale steun (1870748000)
2c Trekstangen
- Draai de twee bovenste bevestigingsbouten van het versnellingsbakhuis aan de
motor los.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de onderste wieldraagarmen van de
voorwielophanging aan de fusees los.
- Draai de bevestigingsbouten van de schokdempervorken aan de onderste
wieldraagarmen iets los.
- Maak de onderste wieldraagarmen met behulp van een geschikte trekker los van de
fusees.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten van de
voorwielophanging los van de schokdempervorken.
- Verwijder het voorste uitlaatgedeelte.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoer los en verwijder de achterste motor/baksteun
compleet met het ophangrubber.
- Draai de voorste bouten en moeren van de versnellingspooksteun los en vang de
vulplaten op, zie figuur 9.5.

Figuur 9.5: Versnellingspooksteun losmaken


1a Voorste bouten
1b Voorste moeren
2 Vulplaten
3 Achterste bouten
4 Versnellingspooksteun
- Draai de achterste bevestigingsbouten iets los en laat de voorzijde van de
versnellingspooksteun zo ver als nodig is zakken.
- Ondersteun het subframe met een hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de achterste bevestigingsbouten en de bevestigingsbouten aan de zijkant van
het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de bevestigingsbout los en verwijder de leiding voor de stuurbekrachtiging
van het subframe.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder het subframe compleet
met de onderste wieldraagarmen en de stabilisatorstang.
- Draai de aftapplug los en tap de olie af uit de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tussenas en het stofdeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verplaats de startmotor. Hang de startmotor
buiten werkbereik op.
- Verwijder de vliegwielbescherming.
- Draai de bevestigingsbouten van de versnellingsbak aan de carterpan los.
- Draai de bevestigingsbout van de versnellingsbak aan het cilinderblok los.
- Ondersteun de versnellingsbak met een geschikte hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de motor/baksteun aan de
versnellingsbakzijde compleet met het ophangrubber.
- Verschuif de hydraulische krik zodat de versnellingsbak vrijkomt en laat de krik
vervolgens langzaam zakken.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 9.3.2 Dieselmodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Steun versnellingsbakzijde 50 (5,0)


Versnellingsbak aan carterpan:
M12-bouten 80 (8,0)
M10-bouten 55 (5,5)
M12-moeren 80 (8,0)
Startmotor aan versnellingsbak 27 (2,7)
Tussenas (M6) 8 (0,8)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M16) 108-132 (10,8-13,2)
Moer verstevigingsstang (M12) 79-97 (7,9-9,7)
Bout verstevigingsstang (M10) 45-55 (4,5-5,5)
Stabilisatorstanggewrichten 41-50 (4,1-5,0)
Onderste wieldraagarm aan fusee 86-95 (8,6-9,5)
Schokdempervork aan onderste 108-132 (10,8-13,2)
wieldraagarm
Aandrijfas aan flens 35-43 (3,5-4,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de klemmen en de stekerverbinding los en verwijder het complete
luchtfilterhuis.
- Draai de bevestigingsmoer van de steunbeugel voor de turbodrukregelklep los en
verplaats de steunbeugel compleet met de klep zodat deze geen hindernis vormen.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Maak de massakabel los van de versnellingsbak.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de twee kogelkoppen van de schakelkabels los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en plaats de schakelkabels compleet met de
steunbeugel opzij.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer een passende beugel voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.6.

Figuur 9.6: Traverse monteren


1 Beugel
2a Traverse (1820581000)
2b Steunblokken (1870650000)
3a Traverse (1860851000)
3b Verticale steun (1870748000)
3c Trekstangen
- Draai de twee bovenste bevestigingsbouten van het versnellingsbakhuis aan de
motor los.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de onderste wieldraagarmen van de
voorwielophanging aan de naafdragers los.
- Draai de bevestigingsbouten van de schokdempervorken aan de onderste
wieldraagarmen iets los.
- Maak de onderste wieldraagarmen met behulp van een geschikte trekker los van de
fusees.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten van de
voorwielophanging los van de schokdempervorken.
- Draai de bout en de moer los en verwijder verstevigingsstang van de achterste
motor/baksteun.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoer los en verwijder de achterste motor/baksteun
compleet met het ophangrubber.
- Verwijder het voorste uitlaatgedeelte met de katalysator.
- Draai de voorste bouten en moeren van de versnellingspooksteun los en vang de
vulplaten op, zie figuur 9.5.
- Draai de achterste bevestigingsbouten iets los en laat de voorzijde van de
versnellingspooksteun zo ver als nodig is zakken.
- Ondersteun het subframe met een hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de achterste bevestigingsbouten en de bevestigingsbouten aan de zijkant van
het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de bevestigingsbout los en verwijder de leiding voor de stuurbekrachtiging
van het subframe.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder het subframe compleet
met de onderste wieldraagarmen en de stabilisatorstang.
- Maak de klemmen los en verwijder de luchtslang tussen turbocompressor en
tussenkoeler.
- Draai de aftapplug los en tap de olie af uit de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tussenas en het stofdeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verplaats de startmotor. Hang de startmotor
buiten werkbereik op.
- Verwijder de vliegwielbescherming.
- Draai de bevestigingsbouten van de versnellingsbak aan de carterpan los.
- Draai de bevestigingsbout van de versnellingsbak aan het cilinderblok iets los.
- Ondersteun de versnellingsbak met een geschikte hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbout van het ophangrubber van de motor/baksteun aan de
versnellingsbakzijde los.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren los en verwijder de motor/baksteun van de
versnellingsbak.
- Draai de overige bevestigingsbouten van de versnellingsbak aan het cilinderblok en
carterpan los.
- Verschuif de hydraulische krik zodat de versnellingsbak vrijkomt en laat de krik
vervolgens langzaam zakken.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 9.4 Versnellingsbak reviseren


(C.510.5)

^ 9.4.1 Versnellingsbak uit elkaar


nemen
Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagestandaard 1820146000
Flens 1820229000
Slagtrekker 1821161000

Figuur 9.7: Versnellingsbak C.510.5


1 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel
2 Ingaande en uitgaande as
3 Huizen en deksels
4 Differentieel

Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.

- Maak de rubber afdichting los, draai de bouten los en verwijder de


koppelingsactuator.
- Plaats de versnellingsbak zo mogelijk op montagestandaard Alfa 1820146000.
- Draai de bouten los en verwijder het achterste deksel.
- Verwijder met behulp van een trekker met hulpstuk de differentieelflens. Let op!
De borgring van de aandrijfasflens moet na demontage worden vervangen.
- Maak de borging van de moer op de ingaande en op de uitgaande as ongedaan.
- Blokkeer de assen door de 5e-versnelling en een andere versnelling gelijktijdig in te
schakelen.
- Verwijder de bevestigingsbout van de schakelvork van de 5e-versnelling, draai de
moeren op de assen los en plaats de schakelvork weer in de neutraalstand.
- Verwijder de moeren op de assen en bouw de onderdelen van de 5e-versnelling en
de tussenplaat uit, zie figuur 9.8.

Figuur 9.8: 5e-versnelling uitbouwen


1 Borgmoeren van assen
2 Schakelvork met schakelmof
3a Flens
3b Synchronaaf
4 Voorsynchronisatieblokje
5 Synchroniseerring
6 Gewelfde ring
7 Aandrijftandwiel 5e-versnelling
8 Naaldlager
9 Bus
10 Vulring
11 Aangedreven tandwiel 5e-versnelling
12a Bevestigingsbout opsluitplaat
12b Opsluitplaat
- Verwijder de borgveerringen van de achterste lagers.
- Draai de pluggen van het arreteermechanisme van de schakelstangen los.
- Draai de bevestigingsbout van de as voor de achteruit los.
- Draai de schakelaar voor de achteruitrijlichten los.
- Draai de bouten los en verwijder de flens van het differentieel compleet met de
keerring, O-ring en de vulring.
- Draai de bouten los en verwijder de steun voor het schakelmechanisme.
- Draai de bouten van het tandwielhuis aan het vliegwielhuis los, zie figuur 9.9.

Figuur 9.9: Versnellingsbak demonteren


1 Bevestigingsbouten huishelften
2 Selectiehefboom
3 Versnellingsbakhuis
- Plaats de selectiehefboom omlaag.
- Verwijder het tandwielhuis door twee schroevendraaiers als hefboom in de daarvoor
bestemde uitsparingen te steken.
- Draai de bouten los en verwijder de schakelvorksteun voor de achteruit, zie figuur
9.10.

Figuur 9.10: Hulptandwiel voor de achteruit verwijderen


1a Bouten
1b Schakelvorksteun
2 Bout
3a Schakelvork 3e/4e-versnelling
3b Hulptandwiel voor achteruit
- Draai de bout van de schakelvork voor de 3e/4e-versnelling los.
- Til de schakelvork voor de 3e/4e-versnelling iets op en verwijder het hulptandwiel
voor de achteruit.
- Draai de bout van de schakelvork voor de 1e/2e-versnelling los, zie figuur 9.11.

Figuur 9.11: Schakelstangen verwijderen


1a Bout
2a Schakelstang
2b Schakelvork
3a Schakelstang 3e/4e-versnelling
3b Beveiligingsblokje
4a Schakelstang 5e-versnelling/achteruit
4b Schakelvork 3e/4e-versnelling
5 Beveiligingsblokjes
- Verwijder de schakelstang voor de 1e/2e-versnelling met de bijbehorende
schakelvork. Als de schakelstang weerstand biedt tegen het uittrekken, moeten de
andere stangen worden bewogen om de blokjes te kunnen verplaatsen.
- Monteer de schakelstang voor de 3e/4e-versnelling en verwijder gelijktijdig de
schakelstang van de 5e-versnelling/achteruit en de schakelvork van de 3e/4e-
versnelling.
- Verwijder de twee beveiligingsblokjes.
- Verwijder gelijktijdig de complete in- en uitgaande assen, zie figuur 9.12.

Figuur 9.12: In- en uitgaande as verwijderen


1 In- en uitgaande as
2 Differentieel
3 Voorste lager voor uitgaande as
4 Magneet
- Verwijder het differentieel.
- Verwijder de magneet en eventuele metaalresten.
^ 9.4.2 Onderdelen uit elkaar nemen
en controleren
Huishelften controleren

- Controleer de draagvlakken van bedieningsstangen en lagers op slijtage of


scheuren. Controleer de contactvlakken op oneffenheden. Indien deze klein zijn,
kunnen ze met een fijne vijl worden verwijderd.
- Controleer de huishelften op olielekkage. Vervang indien nodig de oliekeerringen.
- Controleer de koppelingsas op overmatige speling. Vervang indien nodig de
lagerbussen.
- Controleer de schakelstangen op vervorming, slijtage en overmatige speling.
- Controleer de schakelvorken op vervorming en slijtage aan de contactvlakken met
de schakelringen.

Ingaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten

Uit elkaar nemen

- Verwijder achtereenvolgens het achterste lager, het vulstuk, het aandrijftandwiel


van de 4e-versnelling, het naaldlager, de bus, de schakelmof van de 3e/4e-
versnelling, de voorsynchronisatieblokjes, de synchroniseerring van de 4e-
versnelling, de synchronaaf voor de schakelmof van de 3e/4e-versnelling, de
synchroniseerring van de 3e-versnelling, het aandrijftandwiel voor de 3e-versnelling
met behulp van een hydraulische pers en speciaal gereedschap Alfa 1820024000 en
1820017000, zie figuur 9.13.

Figuur 9.13: Ingaande as in onderdelen


1a Achterste lager
1b Vulstuk
1c Aandrijftandwiel 4e-versnelling
1d Naaldlager
1e Bus
1f Schakelmof 3e/4e-versnelling
1g Voorsynchronisatieblokjes
1h Synchroniseerring 4e-versnelling
1i Synchronaaf voor schakelmof 3e/4e-versnelling
1l Synchroniseerring 3e-versnelling
1m Aandrijftandwiel 3e-versnelling
1n Speciaal gereedschap Alfa 1820024000
1o Speciaal gereedschap Alfa 1820017000
2 Naaldlager
- Verwijder het naaldlager voor het aandrijftandwiel van de 3e-versnelling.

Voorste lager van ingaande as vervangen

- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1820022000.
- Monteer een nieuw lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1870659000 en 1820022000.

Onderdelen controleren

- Controleer de vertandingen op beschadiging en overmatige slijtage en de binnenste


loopvlakken op vreetsporen of overmatige slijtage.
- Controleer de synchronaven en schakelmoffen op beschadiging, overmatige speling
en slijtage. Controleer de vertandingen aan de binnenzijde op overmatige slijtage.
- Controleer de synchroniseerringen op onrondheid aan de binnenzijde.
- Controleer het achterste lager op groeven in de buitenste ring en aan de kogels en
op sporen van warmlopen of overmatige slijtage.
- Controleer de tandwielen op beschadiging en overmatige slijtage.

In elkaar zetten

- Smeer alle onderdelen vóór de montage ruimschoots in met schone


versnellingsbakolie van de voorgeschreven soort.
- Span de ingaande as in een bankschroef.
- Breng het naaldlager voor het aandrijftandwiel van de 3e-versnelling aan.
- Plaats het aandrijftandwiel voor de 3e-versnelling.
- Plaats achtereenvolgens de synchroniseerring voor de 3e-versnelling, de
synchronaaf voor de 3e/4e-versnelling en de schakelmof voor de 3e/4e-versnelling.
- Plaats de voorsynchronisatieblokjes in de zittingen op de synchronaaf voor de
schakelmof.
- Plaats de synchroniseerring voor de 4e-versnelling.
- Monteer de bus van de 4e-versnelling, het naaldlager van de 4e-versnelling en het
aandrijftandwiel van de 4e-versnelling met behulp van een hydraulische pers en
speciaal gereedschap Alfa 1820022000.
- Plaats het vulstuk en monteer het achterste lager met behulp van een hydraulische
pers en een passende stempel.

Uitgaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten


Uit elkaar nemen

- Verwijder het achterste lager, het aangedreven tandwiel van de 4e-versnelling en


het vulstuk tussen de 3e/4e-versnelling met behulp van een hydraulische pers en de
speciale gereedschappen Alfa 1820047002 en 1870675000.
- Verplaats de schakelmof van de 1e/2e-versnelling en achteruit omlaag.
- Verwijder het aangedreven tandwiel van de 3e-versnelling en de 2e-versnelling met
behulp van een hydraulische pers en de speciale gereedschappen 1820047002 en
1870676000.
- Verwijder de synchroniseerringen voor de 2e-versnelling, zie figuur 9.14.

Figuur 9.14: Synchroniseerringen en schakelmof verwijderen


1 Synchroniseerringen 2e-versnelling
2 Naaldlager
3 Schakelmof 1e/2e-versnelling
4 Voorsynchronisatieblokjes
- Verwijder het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling.
- Verwijder de schakelmof van de 1e/2e-versnelling en de achteruit.
- Verwijder de voorsynchronisatieblokjes.
- Verwijder de borgveerring van de synchronaaf van de 1e/2e-versnelling en de
achteruit met een punttang. Let op! Gebruik bij de montage een nieuwe
borgveerring.
- Verwijder de synchronaaf voor de 1e/2e-versnelling en de achteruit, de
synchroniseerringen van de 1e-versnelling en het aangedreven tandwiel van de 1e-
versnelling met behulp van een hydraulische pers en de speciale gereedschappen
Alfa 1820047002 en 1870676000, zie figuur 9.15.

Figuur 9.15: Synchroniseerringen en tandwiel van 1e-versnelling verwijderen


1a Synchronaaf 1e/2e-versnelling en achteruit
1b Synchroniseerringen 1e-versnelling
1c Aangedreven tandwiel van 1e-versnelling
1d Speciaal gereedschap Alfa 1820047002
1e Speciaal gereedschap Alfa 1870676000
2 Naaldlager
- Verwijder het naaldlager.

Binnenste loopring voorste lager vervangen

De binnenste loopring van het voorste lager op de uitgaande as kan niet worden
verwijderd. Vervang deze zonodig samen met de uitgaande as.

Onderdelen controleren
- Controleer de vertandingen op beschadiging en overmatige slijtage en de binnenste
loopvlakken op vreetsporen of overmatige slijtage.
- Controleer de synchronaven en schakelmoffen op beschadiging, overmatige speling
en slijtage. Controleer de vertandingen aan de binnenzijde op overmatige slijtage.
- Controleer de synchroniseerringen op onrondheid aan de binnenzijde.
- Controleer het achterste lager op groeven in de buitenste ring en aan de kogels en
op sporen van warmlopen of overmatige slijtage.
- Controleer de tandwielen op beschadiging en overmatige slijtage.

In elkaar zetten

- Smeer alle onderdelen vóór de montage ruimschoots met schone versnellingsbakolie


van de voorgeschreven soort.
- Span de uitgaande as in een bankschroef.
- Monteer het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 1e-versnelling.
- Plaats het aangedreven tandwiel van de 1e-versnelling.
- Plaats de drie synchroniseerringen voor de 1e-versnelling en let op de passing van
de vertandingen.
- Monteer de synchronaaf voor de 1e/2e-versnelling met behulp van een hydraulische
pers en de speciale gereedschappen Alfa 1820022000 en 1821092000. Pas de
vertandingen in elkaar.
- Monteer een nieuwe borgveerring voor de synchronaaf van de 1e/2e-versnelling.
- Monteer de schakelmof voor de 1e/2e-versnelling en de achteruit.
- Plaats de voorsynchronisatieblokjes in de zittingen op de synchronaaf voor de
schakelmof van de 1e/2e-versnelling en de achteruit.
- Monteer het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling.
- Plaats de drie synchroniseerringen voor de 2e-versnelling en let op de passing van
de vertandingen.
- Plaats het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling.
- Monteer het aangedreven tandwiel voor de 3e-versnelling met behulp van een
hydraulische pers en de speciale gereedschappen Alfa 1820022000 en 1870658000.
- Plaats de afstandsbus en monteer het aangedreven tandwiel voor de 4e-versnelling
met behulp van een hydraulische pers en de speciale gereedschappen Alfa
1820022000 en 1870659000.
- Monteer het achterste lager met behulp van een hydraulische pers en de speciale
gereedschappen 1820022000 en 1870659000.

^ 9.4.3 Differentieel uit elkaar nemen


en in elkaar zetten
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Kroonwiel 79-97 (7,9-9,7)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Trekker 1840005200
Klemmen 1840005103
Montagehulpstuk 1821062000

Uit elkaar nemen

- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005200 en 1840005103.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker (dit tandwiel is wel gemonteerd, maar wordt niet gebruikt).
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Verwijder de satellietenas met behulp van een passende pendrijver. Let op! Bij
deze bewerking wordt de veerbus doorgesneden.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.16 uit.

Figuur 9.16: Differentieel in onderdelen


1a Satellietenas
1b Veerbus
2a Satellieten
2b Drukringen
3 Planeetwielen

Onderdelen controleren

- Controleer de lagers op groeven, sporen van warmlopen of overmatige slijtage.


- Controleer het kroonwiel op beschadiging of overmatige slijtage. Let op! Indien het
kroonwiel wordt vervangen, moet ook de ingaande versnellingsbakas worden
vervangen.
- Controleer de satellietenas op vreetsporen, overmatige speling of slijtage.
- Controleer de satelliet- en planeetwielen op beschadiging of slijtage aan de
contactvlakken.
- Controleer de drukringen op beschadiging of slijtage aan de contactvlakken.
- Controleer het differentieelhuis op scheuren of slijtagesporen aan de
contactvlakken.

In elkaar zetten
- Plaats de planeetwielen.
- Monteer de satellieten met de bijbehorende drukringen.
- Monteer de satellietenas met behulp van een passende pendrijver.
- Monteer met een passende pendrijver een nieuwe veerbus voor borging van de
satellietenas.
- Controleer met behulp van een schroevendraaier de juiste passing tussen de
planeetwielen en de satellieten, waarbij ze zonder speling en met een lichte
weerstand moeten draaien.
- Monteer het kroonwiel, waarbij op de eerder aangebrachte merktekens moet
worden gelet en draai de bijbehorende bouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwarm het aandrijftandwiel van de kilometerteller geleidelijk tot een
temperatuur van 100-120 °C alvorens het in te bouwen.
- Monteer de lagers met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821062000.

^ 9.4.4 Versnellingsbak in elkaar


zetten
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Selectiehefboom 23-28 (2,3-2,8)


Schakelvork 1e/2e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Schakelvork 3e/4e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Steunbeugel voor schakelvork van achteruit 9-11 (0,9-1,1)
Koppelingshuis aan versnellingsbakhuis 23-28 (2,3-2,8)
As van achteruit 31-37 (3,1-3,7)
Opsluitplaat achterste lagers 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakassen 106-130 (10,6-13,0)
Schakelvork 5e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Achterdeksel 23-28 (2,3-2,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagestandaard 1820146000
Steun voor micrometer 1820085000
- Monteer de selectiehefboom en draai de bijbehorende bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Monteer de schakelvinger in het tandwielhuis, monteer de veerbus en draai de
bijbehorende bout vast, zie figuur 9.17.

Figuur 9.17: Schakelvinger monteren


1a Schakelvinger
1b Veerbus
1c Bout
- Monteer met behulp van een passende stempel een nieuwe oliekeerring in het
vliegwielhuis aan de motorzijde.
- Monteer de magneet in het versnellingsbakhuis.
- Monteer het voorste lager van de uitgaande as.
- Plaats het complete differentieel in het versnellingsbakhuis.
- Plaats gelijktijdig de complete in- en uitgaande assen in het huis.
- Monteer de beveiligingsblokjes in de zittingen, zie figuur 9.18.

Figuur 9.18: Onderdelen monteren


1 Beveiligingsblokjes
2 Hulptandwiel voor achteruit
3 Schakelstang voor de 5e-versnelling/achteruit
4a Schakelvork voor de 3e/4e-versnelling
4b Schakelstang
4c Beveiligingsblokje
5a Schakelstang voor de 1e/2e-versnelling
5b Schakelvork voor de 1e/2e-versnelling
6a Bout
6b Bout
- Monteer het hulptandwiel voor de achteruit en controleer of de vertanding op het
tandwiel naar beneden gericht is.
- Monteer de schakelstang voor de 5e-versnelling/achteruit.
- Monteer de schakelvork voor de 3e/4e-versnelling en de bijbehorende schakelstang.
Monteer het beveiligingsblokje in de schakelstang voordat de schakelstang in de
zitting wordt gemonteerd.
- Monteer de schakelstang voor de 1e/2e-versnelling met de bijbehorende
schakelvork.
- Draai de bouten van de schakelvorken voor de 1e/2e-versnelling en de 3e/4e-
versnelling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Monteer de schakelvorksteun voor de achteruit en draai de bijbehorende bouten
met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Zet alle schakelvorken in de vrij-stand.
- Breng Loctite 573 aan op de pasvlakken tussen het tandwielhuis en het
vliegwielhuis.
- Monteer het tandwielhuis aan het vliegwielhuis. Houd de selectiehefboom omhoog
en controleer of de schakelvinger in de schakelvork van de 3e/4e-versnelling valt.
- Draai de bevestigingsbouten van het tandwielhuis met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Monteer de steunbeugel van het schakelmechanisme.
- Plaats de schakelaar voor het achteruitrijlicht in de zitting en draai deze vast.
- Draai de bout voor de as van de achteruit met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast.
- Draai de pluggen van het arreteermechanisme van de schakelstangen vast.
- Monteer de borgveerringen voor de achterste lagers op de in- en uitgaande as. Zet
de openingen in de borgveerringen tegenover elkaar om de montage te
vergemakkelijken.
- Breng Loctite 573 aan op de pasvlakken tussen het tandwielhuis en de opsluitplaat
voor de achterste lagers van de in- en uitgaande as.
- Monteer de opsluitplaat voor de achterste lagers en draai de bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Plaats de schakelmof voor de 5e-versnelling in een bankschroef. Monteer de
schakelvork zodanig dat de conische zijde aan dezelfde zijde zit als het conische
gedeelte van de schakelmof en druk de schakelvork tegen de zijde met de dunste
diameter. Druk de schakelvork met de hand volledig over de schakelvork en
controleer of de schakelmof vrij in de schakelvork kan draaien.
- Plaats het aangedreven tandwiel van de 5e-versnelling.
- Bouw de overige onderdelen van de 5e-versnelling in zoals aangegeven in figuur
9.8.
- Draai nieuwe borgmoeren op de in- en uitgaande as en zet deze met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bout van de schakelvork voor de 5e-versnelling met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Breng Loctite 573 aan op de pasvlakken tussen de opsluitplaat voor de achterste
lagers en het achterste deksel.
- Plaats het achterste deksel en draai de bevestigingsbouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Drijf met een passende stempel de buitenste loopring van het achterste
differentieellager aan.
- Plaats het gereedschap compleet met klokmicrometer op het differentieeloppervlak
en zet de klokmicrometer met een voorspanning van 1 mm op nul, zie figuur 9.19.

Figuur 9.19: Lagervoorspanning controleren


1 Speciaal gereedschap Alfa 1820085000
1a Speciaal gereedschap Alfa 1820085000
1b Differentieelflens
- Plaats het gereedschap compleet met de klokmicrometer op de differentieelflens en
meet het verschil.
- Bereken de dikte 'S' van de vulring door aan het gemeten verschil 0,12 mm toe te
voegen (0,12 mm komt overeen met de voorgeschreven voorspanning van de
differentieellagers).
- Plaats één of twee vulringen voor de lagervoorspanning met een dikte die gelijk is
aan de berekende dikte (of de eerst leverbare dikte daarboven) in de zitting.
- Plaats een nieuwe oliekeerring in de differentieelflens met behulp van een
geschikte stempel.
- Monteer de differentieelflens en draai de bevestigingsbouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Plaats de linker aandrijfasflens in het differentieel.
- Herstel de afdichtpasta en plaats de koppelingsactuator.

^ 9.5 Versnellingsbak reviseren


(C.530.5)

^ 9.5.1 Versnellingsbak uit elkaar


nemen
Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagestandaard 1820146000
Flens 1847017004
Slagtrekker 1840206001

Figuur 9.20: Versnellingsbak C.530.5


1 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel
2 Ingaande en uitgaande as
3 Huizen en deksels
4 Differentieel

Figuur 9.21: Dwarsdoorsnede versnellingsbak C.530.5


1 Ingaande as
2 Aandrijftandwiel 5e-versnelling
3 Aandrijftandwiel 4e-versnelling
4 Aandrijftandwiel 3e-versnelling
5 Aandrijftandwiel 2e-versnelling
6 Aandrijftandwiel 1e-versnelling
7 Aandrijftandwiel achteruit
8 Uitgaande as
9 Satellietwielen
10 Planeetwielen
11 Kroonwiel
12 Aandrijftandwiel snelheidsmeter
13 Versnellingsbakhuis
14 Koppelingshuis
15 Differentieelhuis

Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.

- Draai de bouten los en verwijder de koppelingsactuator.


- Plaats de versnellingsbak zo mogelijk op montagestandaard Alfa 1820146000.
- Verwijder de linker aandrijfasflens met behulp van een geschikte trekker.
- Draai de bouten los en verwijder de flenzen compleet met de keerringen van het
differentieel.
- Verwijder de vulring.
- Draai de bouten los en verwijder de steun van het differentieelhuis.
- Verwijder het differentieel.
- Verwijder de buitenste loopringen van de differentieellagers.
- Verwijder de magneet.
- Draai de bout voor de as van de achteruit los.
- Draai de bouten los en verwijder het versnellingsbakhuis. Let op! Het
versnellingsbakhuis is met vloeibare pakking aan het koppelingshuis gemonteerd.
Scheid de twee delen met een kunststof hamer.
- Draai de bouten los en verwijder de schakelstang voor de 5e-versnelling van de
schakelvork en de schakelvinger van de 5e-versnelling, zie figuur 9.22.

Figuur 9.22: Schakelstang 5e-versnelling verwijderen


1a Bout
1b Bout
2a Schakelstang
2b Schakelvork
2c Schakelvinger
3 Schakelvork
- Verwijder gelijktijdig de complete ingaande as, uitgaande as, as voor de achteruit en
de schakelvorken, zie figuur 9.23.

Figuur 9.23: Inhoud versnellingsbak (1) verwijderen


- Verwijder de koppelingsvork voor de bediening van het druklager.
- Verwijder zo nodig de buitenste lagerbus van de koppelingsvork.
- Verwijder zo nodig de binnenste lagerbus van de koppelingsvork.
- Draai de bouten los en verwijder het deksel van de ingaande as.
- Verwijder de buitenste loopring van het achterste lager van de ingaande as met
behulp van een geschikte slagtrekker.
- Verwijder de vulring voor de ingaande as.
- Verwijder het smeerkanaal.
- Verwijder de buitenste loopring voor het achterste lager van de uitgaande as met
behulp van een geschikte slagtrekker.
- Verwijder de vulring voor de uitgaande as.

^ 9.5.2 Onderdelen uit elkaar nemen


en controleren
Speciaal gereedschap (Alfa)

Plaat 1874290000
Halve ringen 1870675000
Reactieblok 1870660000
Steun voor halve ringen 1846017001
Halve ringen 1870676000
Halve ringen 1846001001

Huishelften controleren

- Controleer de draagvlakken van bedieningsstangen en lagers op slijtage of


scheuren. Controleer de contactvlakken op oneffenheden. Indien deze klein zijn,
kunnen ze met een fijne vijl worden verwijderd.
- Controleer de huishelften op olielekkage. Vervang indien nodig de oliekeerringen.
- Controleer de koppelingsas op overmatige speling. Vervang indien nodig de
lagerbussen.
- Controleer de schakelstangen op vervorming, slijtage en overmatige speling.
- Controleer de schakelvorken op vervorming en slijtage aan de contactvlakken met
de schakelringen.

Uitgaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten

- Controleer op drie punten of de speling tussen de tanden op de tandwielen en de


contactvlakken van de synchroniseerringen binnen de tolerantie ligt (0,8 mm).
Vervang zo nodig de versleten synchroniseerring.
- Vervang het achterste lager, het aangedreven tandwiel van de 5e-versnelling, het
aangedreven tandwiel van de 4e-versnelling en het vulstuk met behulp van een
hydraulische pers, een plaat met halve ringen en een passend stempel, zie figuur
9.24.

Figuur 9.24: Uitgaande as uit elkaar nemen


1a Achterste lager
1b Aangedreven tandwiel 5e-versnelling
1c Aangedreven tandwiel 4e-versnelling
1d Vulstuk
1e Speciaal gereedschap Alfa 1874290000
1f Speciaal gereedschap Alfa 1870675000
1g Stempel
- Verwijder het aangedreven tandwiel van de 3e- en 2e-versnelling met behulp van
een hydraulische pers, plaat en halve ringen.
- Verwijder het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling, zie
figuur 9.25.

Figuur 9.25: Uitgaande as uit elkaar nemen


1 Naaldlager
2 Triple conus-synchronisatie 2e-versnelling
3a Schakelmof 1e-/2e-versnelling en achteruit
3b Veer
3c Rol
- Verwijder de triple conus-synchronisatie van de 2e-versnelling.
- Verwijder de schakelmof van de 1e- en 2e-versnelling en achteruit met de
bijbehorende veren en rollen.
- Verwijder de borgveerring met behulp van een passende tang. Gebruik bij montage
een nieuwe borgveerring.
- Verwijder de synchronaaf voor de 1e- en 2e-versnelling en de achteruit, de triple
conus synchronisatie van de 1e-versnelling, het aangedreven tandwiel van de 1e-
versnelling met behulp van een hydraulische pers, zie figuur 9.26.

Figuur 9.26: Uitgaande as uit elkaar nemen


1a Synchronaaf 1e- en 2e-versnelling en achteruit
1b Triple conus synchronisatie 1e-versnelling
1c Aangedreven tandwiel 1e-versnelling
1d Speciaal gereedschap 1874290000
1e Speciaal gereedschap Alfa 1870675000
2 Naaldlager
- Verwijder het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 1e-versnelling.
- Verwijder de borgveerring met behulp van een passende tang. Gebruik bij montage
een nieuwe borgveerring.
- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers, een passende
plaat en een reactieblok (speciaal gereedschap Alfa 1870660000) met daarin de
buitenste loopring van het desbetreffende lager.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. Let hierbij
op de volgende punten:
- Smeer de lagers voor montage in met geschikte olie.
- Bepaal na het monteren van het voorste lager op de uitgaande as de groefbreedte
voor de te monteren borgveerring.
- Monteer een nieuwe borgveerring voor het voorste lager. De dikte van de
borgveerring moet worden gekozen op basis van de meting van de groefbreedte. De
borgveerringen zijn verkrijgbaar in de volgende dikten: 1,975 mm, 2,020 mm, 2,065
mm.
- Verwarm voor montage het aangedreven tandwiel van de 4e-versnelling tot 120 °C.

Ingaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten

- Controleer op drie punten of de speling tussen de tanden op de tandwielen en de


contactvlakken van de synchroniseerringen binnen de tolerantie ligt (0,8 mm).
Vervang zo nodig de versleten synchroniseerring.
- Verwijder het achterste lager, de borgflens, de schakelmof voor de 5e-versnelling, de
synchronaaf van de 5e-versnelling met de bijbehorende veren en rollen, de
synchroniseerring van de 5e-versnelling en het aangedreven tandwiel van de 5e-
versnelling, zie figuur 9.27.

Figuur 9.27: Ingaande as uit elkaar nemen


1a Achterste lager
1b Borgflens
1c Schakelmof 5e-versnelling
1d Synchronaaf 5e-versnelling
1e Veer
1f Rol
1g Synchroniseerring 5e-versnelling
1h Aangedreven tandwiel 5e-versnelling
1i Speciaal gereedschap Alfa 18746017001
1l Speciaal gereedschap Alfa 1870676000
1m Passend stempel
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.28.

Figuur 9.28: Ingaande as uit elkaar nemen


1 Naaldlager voor aandrijftandwiel 5e-versnelling
2 Opsluitring
3 Halve drukringen
4 Aandrijftandwiel voor 4e-versnelling
5 Naaldlager voor aandrijftandwiel 4e-versnelling
6 Vulstuk
7 Synchroniseerring 4e-versnelling
8a Schakelmof 3e- en 4e-versnelling
8b Veer
8c Rol
- Verwijder de borgveerring met behulp van een passende tang. Gebruik bij de
montage een nieuwe borgveerring.
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.29.

Figuur 9.29: Ingaande as uit elkaar nemen


1a Synchronaaf 3e- en 4e-versnelling
1b Dubbel conus-synchronisatie van 3e-versnelling
1c Aandrijftandwiel voor 3e-versnelling
1d Speciaal gereedschap Alfa 1846017001
1e Speciaal gereedschap Alfa 1870675000
2 Naaldlager aandrijftandwiel 3e-versnelling
- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers en de speciale
gereedschappen 1846017001 en 1846001001.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. Smeer de
lagers voor montage in met geschikte olie.

As voor de achteruit uit elkaar nemen en in elkaar zetten

- Verwijder het complete aandrijftandwiel met de synchronisatie van de as voor de


achteruit.
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.30.

Figuur 9.30: As van achteruit uit elkaar nemen


1 Borgveerring
2 Synchronisatie voor de achteruit
3a Veer
3b Aandrijftandwiel voor de achteruit
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.31.

Figuur 9.31: As van achteruit uit elkaar nemen


1 O-ring
2 Spie
3a Naaldlager
3b Bus
4 Aangedreven tandwiel voor de achteruit
5 Naaldlager
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. Plaats een
nieuwe O-ring in de zitting en smeer de lagers voor montage in met geschikte olie.

^ 9.5.3 Differentieel uit elkaar nemen


en in elkaar zetten
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Kroonwiel 81-99 (8,1-9,9)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Trekker 1840005001
Klemmen 1840005301

Uit elkaar nemen

- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005001 en 1840005301.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker.
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Scheid de differentieelhuishelften met behulp van een passende pendrijver.
- Verwijder de vulring, het lager en het planeetwiel.
- Verwijder de borgspie met een passende pendrijver uit de satellietenas.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.32 uit.
Figuur 9.32: Differentieel in onderdelen
1 Satellietenas
2a Satellieten
2b Drukringen
3 Planeetwiel
4 Lager
5 Vulring

Onderdelen controleren

- Controleer de lagers op groeven, sporen van warmlopen of overmatige slijtage.


- Controleer het kroonwiel op beschadiging of overmatige slijtage. Let op! Indien het
kroonwiel wordt vervangen, moet ook de ingaande versnellingsbakas worden
vervangen.
- Controleer de satellietenas op vreetsporen, overmatige speling of slijtage.
- Controleer de satelliet- en planeetwielen op beschadiging of slijtage aan de
contactvlakken.
- Controleer de drukringen op beschadiging of slijtage aan de contactvlakken.
- Controleer het differentieelhuis op scheuren of slijtagesporen aan de
contactvlakken.

In elkaar zetten

- Plaats de vulring in de voorste differentieelhuishelft.


- Monteer het lager en het planeetwiel.
- Plaats de satellietwielen en de bijbehorende drukringen en monteer de satellietenas
met behulp van een passende pendrijver.
- Monteer de borgspie in de satellietenas met behulp van een passende pendrijver.
- Plaats de voorste huishelft voor het differentieel op een referentievlak, zie figuur
9.33.

Figuur 9.33: Axiale speling meten


1 Voorste huishelft
2 Kaliber
3a Magneetvoet
3b Klokmicrometer
- Monteer het kaliber op de voorste huishelft van het differentieel.
- Plaats een magneetvoet met een klokmicrometer en breng de meetstift met een
voorspanning van 1 mm in contact met het gereedschap.
- Draai en verplaats het gereedschap axiaal en controleer of de axiale speling binnen
de voorgeschreven tolerantie van 0,2 mm ligt.
- Bij een speling buiten de tolerantie moet de vulring door een vulring met de juiste
dikte worden vervangen.
- Draai het gereedschap een complete slag en controleer of de axiale speling binnen
de voorgeschreven tolerantie ligt. De minimum tolerantie van de axiale speling is
0,1 mm.
- Plaats het planeetwiel, het lager en de vulring in de zitting van de achterste
huishelft.
- Plaats het kroonwiel en draai de bijbehorende bouten voorlopig vast.
- Meet op dezelfde wijze de axiale speling en controleer of de speling binnen de
tolerantie ligt.
- Vervang indien nodig de vulring dor een vulring met de juiste dikte.
- Draai de bouten van het kroonwiel met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Plaats het aandrijftandwiel voor de kilometerteller en het achterste lager met
behulp van een hydraulische pers, een passende plaat en een geschikt hulpstuk.

^ 9.5.4 Versnellingsbak in elkaar


zetten
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bout schakelstang 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)


Bout schakelvork 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)
Bouten versnellingsbakhuis (M9) 29-36 (2,9-3,6)
Bout achteruitas (M10) 43-53 (4,3-5,3)
Differentieelhuis aan versnellingsbakhuis:
M10-bouten 43-53 (4,3-5,3)
M8-bouten 21-26 (2,1-2,6)
Flensen op differentieel 21-26 (2,1-2,6)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Kalibers 1870648000
Referentietraverse 1870649000
Plaat 1870647000
Dop 1870652000
- In elkaar zetten van de versnellingsbak gebeurt in omgekeerde volgorde van uit
elkaar nemen. Let daarbij op de volgende punten:
- Monteer gelijktijdig de in- en uitgaande as in hun zitting.
- Bij vervanging van één of meer van de volgende onderdelen: ingaande as,
vliegwielhuis, versnellingsbakhuis, voorste lager van ingaande as, achterste lagers,
synchronaaf van de 5e-versnelling, uitgaande as, aangedreven tandwielen van 3e,
4e of 5e-versnelling, moet de dikte van de vulringen voor de voorspanning van de
lagers voor de ingaande as en de uitgaande as als volgt worden bepaald.
- Bepaal de dikte van de vulringen bij het vervangen van de complete uitgaande as,
achterste lager van secundaire as, aangdreven tandwielen van 3e, 4e en 5e-
versnelling als volgt:
- Plaats twee kalibers (speciaal gereedschap Alfa 1870648000) in de zittingen voor de
achterste lagers in het versnellingsbakhuis.
- Plaats een referentietraverse (speciaal gereedschap Alfa 1870649000) op het
versnellingsbakhuis.
- Breng de twee cilinders van de kalibers (zonder te forceren) met behulp van een
schroevendraaier via de twee gaten in contact met de onderzijde van de
referentietraverse. Blokkeer de twee cilinders met behulp van de bijbehorende
bouten.
- Verwijder de referentietraverse en de kalibers uit het versnellingsbakhuis en plaats
de twee kalibers op speciaal gereedschap Alfa 1870647000.
- Bevestig aan het gereedschap voor controle van de lagervoorspanning: het vulstuk,
de aanslagschijf en de centreerbus, zoals aangegeven in figuur 9.34.

Figuur 9.34: Meetopstelling voor bepalen van lagervoorspanning


1a Speciaal gereedschap 1870647000
1b Bouten
1c Vulstuk
1d Aanslagschijf
1e Centreerbus
- Koppel de zo verkregen steun voor bepaling van de lagervoorspanning aan de
grondplaat met daarop de kalibers.
- Sluit het gereedschap aan op perslucht met een overdruk van 0,5 bar om de twee
actuatoren in contact te brengen met de kalibers.
- Monteer twee klokmicrometers op het gereedschap en zet ze met een voorspanning
van 3 mm op nul (zie referentie X in het rekenvoorbeeld voor de vulringdikte).
- Verwijder de steun voor bepaling van de lagervoorspanning van de bijbehorende
grondplaat met de kalibers.
- Verwijder de aanslagschijf.
- Plaats de steun voor bepaling van de lagervoorspanning op het versnellingsbakhuis
en draai de bouten vast.
- Sluit het gereedschap aan op perslucht en verhoog de druk tot 4 bar.
- Draai de ingaande as en de uitgaande as met behulp van speciaal gereedschap
1870652000 en een passende slinger, zie figuur 9.35.

Figuur 9.35: In- en uitgaande as draaien


1 Meetopstelling
2 Perslucht
3a Speciaal gereedschap Alfa 1870652000
3b Slinger
- Lees op de twee klokmicrometers de verplaatsingen van de uitgaande as en de
ingaande as af (zie referentie Y in het rekenvoorbeeld voor de vulringdikte).
- Verhoog de meting van verplaatsing X - Y van de uitgaande as met 0,15 mm om de
juiste dikte van de vulring te bereiken.
- Verlaag de meting van verplaatsing X þ Y van de ingaande as met 0,10 mm om de
juiste dikte van de vulring te bereiken.
- Verwijder het gereedschap voor bepaling van de lagervoorspanning van het
versnellingsbakhuis.
- Monteer vulringen van de berekende dikte en bouw alle overige onderdelen in
omgekeerde volgorde van het uitbouwen in.
- Monteer de pakkingvlakken met behulp van een geschikt afdichtmiddel (Loctite
510).
- Zet de diverse onderdelen met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Ga voor het inbouwen van het differentieel als volgt te werk:
- Plaats het speciaal gereedschap compleet met klokmicrometer op het
differentieeloppervlak aan de motorzijde en zet de klokmicrometer met een
voorspanning van 1 mm op 0, zie figuur 9.36.

Figuur 9.36: Afstand bepalen

1 Speciaal gereedschap Alfa 1820085000

- Plaats het speciaal gereedschap compleet met klokmicrometer op de


differentieelflens en meet het verschil, zie figuur 9.37.

Figuur 9.37: Afstand bepalen

1 Speciaal gereedschap Alfa 1820085000

- Bereken de dikte van de vulring door aan het gemeten verschil 0,12 toe te voegen.
Let op! Deze waarde (0,12 mm) komt overeen met de voorgeschreven voorspanning
van de differentieellagers.
- Plaats een vulring (of vulringen) voor de lagervoorspanning met een dikte die gelijk
is aan de berekende dikte (of de eerst leverbare dikte daarboven) in de zitting.
^ 9.6 Bedieningsmechanisme
versnellingsbak
Zie figuur 9.38 voor het toegepaste bedieningsmechanisme van de beide
handgeschakelde versnellingsbaktypen.

Figuur 9.38: Bedieningsmechanisme versnellingsbak

^ 10 Aandrijfassen

In het hoofdstuk "Aandrijfassen" vindt u een uit- en inbouwbeschrijving van de


aandrijfassen, een beschrijving van het vervangen van de homokinetische koppeling
en het vervangen van de stofhoes.

^ 10.1 Inleiding
De aandrijfassen van de Alfa 147 zijn van gelijke lengte met aan weerszijden een
homokinetische koppeling. Aan de rechterzijde wordt een tussenas tussen differentieel
en aandrijfas toegepast met een lagering op het cilinderblok. Op de linker aandrijfas is
een balansmassa gemonteerd die bijdraagt aan de demping van trillingen.

Figuur 10.1: Aandrijfassen


1 Linker aandrijfas
2 Rechter aandrijfas
3 Homokinetische koppelingen
4 Schuifkoppelingen
5 Balansmassa
6 Tussenas

^ 10.2 Aandrijfassen en tussenas uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)


Onderste verbindingsvork:
aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
aan onderste wieldraagarm 108-132 (10,8-13,2)
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Aandrijfas aan differentieel of tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Naafmoer (M24):
fase 1 67-74 (6,7-7,4)
fase 2 +62° verderdraaien
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Aandrijfassen

Let op! Beschreven wordt de methode voor de linkeraandrijfas. De methode voor de


rechteraandrijfas is vergelijkbaar.

- Zet de auto op een hefbrug.


- Verwijder het voorwiel.
- Maak de twee borgkepen los en draai de naafmoer van de aandrijfas los.
- Maak de remslang los van de steunbeugel.
- Maak de stabilisatorstanggewrichten los van de schokdempervork.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de schokdemper.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de onderste wieldraagarm.
- Maak de bovenste wieldraagarm los van de fusee.
- Verwijder de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper en de onderste
wieldraagarm.
- Draai aan linkerzijde de bevestigingsbouten van de aandrijfas aan het differentieel
los en trek de as van de differentieelflens.
- Trek de aandrijfas uit de naaf en neem deze onder de auto vandaan.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Gebruik een nieuwe naafmoer en borg deze op de manier die aangegeven staat in
figuur 10.2.

Figuur 10.2: Naafmoer borgen

Tussenas
- Bouw de rechteraandrijfas uit op dezelfde manier als hiervoor beschreven.
- Maak de tussenas van het tussenaslager los, trek de tussenas uit het differentieel
en neem hem onder de auto vandaan, zie figuur 10.3.

Figuur 10.3: Tussenas uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Tussenas
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 10.3 Homokinetische koppeling


wielzijde uit- en inbouwen
Speciaal gereedschap (Alfa)

Slagtrekker 1821161000
Hulpstuk 1821165000
- Span de aandrijfas in een bankschroef.
- Verwijder de klembanden van de hoes en trek de hoes naar achteren.
- Maak de borgveerring van de homokinetische koppeling zo ver mogelijk open, zie
figuur 10.4.

Figuur 10.4: Homokinetische koppeling uitbouwen


1 Borgveerring
2a Homokinetische koppeling aan wielzijde
2b Speciaal gereedschap Alfa 1821161000
2c Speciaal gereedschap Alfa 1821165000
- Trek de koppeling met behulp van een slagtrekker en hulpstuk van de aandrijfas.
- Ontvet de onderdelen van de koppeling en controleer of de kogels en
kogelloopvlakken geen sporen van slijtage of scheuren vertonen.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.
- Breng een nieuwe stofhoes en borgveerring op de aandrijfas aan.
- Plaats de koppeling op de aandrijfas en tik hem met een kunststofhamer op zijn
plaats.
- Vul de stofhoes met het voorgeschreven vet (Tutela MRM2).
- Breng de binnenste en de buitenste hoesklem met behulp van een tang op de
aandrijfas aan.
^ 10.4 Homokinetische koppeling
differentieelzijde uit- en inbouwen
Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagehulpstuk 1860770000

- Span de aandrijfas in een bankschroef.


- Verwijder de klembanden van de hoes en trek de hoes naar achteren.
- Verwijder het deksel van de homokinetische koppeling aan de differentieelzijde met
behulp van een passende pendrijver.
- Verwijder de borgveerring, zie figuur 10.5.

Figuur 10.5: Homokinetische koppeling uitbouwen


1 Deksel
2 Borgveerring
- Verwijder de homokinetische koppeling aan de differentieelzijde met behulp van
een geschikte stempel.
- Ontvet de onderdelen van de koppeling en controleer of de kogels en
kogelloopvlakken geen sporen van slijtage of scheuren vertonen.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.
- Breng een nieuwe stofhoes op de aandrijfas aan.
- Monteer een nieuwe borgveerring.
- Plaats de homokinetische koppeling in de zitting met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1860770000.
- Plaats de borgveerring van de homokinetische koppeling in de zitting en monteer
het deksel.
- Vul de stofhoes met het voorgeschreven vet (Tutela MRM2).
- Breng de binnenste en de buitenste hoesklem met behulp van een tang op de
aandrijfas aan.

^ 11 Wielophanging en vering

In het hoofdstuk "Wielophanging en vering" vindt u een beschrijving van de


toegepaste wielophanging, uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende
componenten van de wielophanging, een tabel met de wieluitlijngegevens en een
overzicht van de toegepaste wielen en banden.

^ 11.1 Inleiding
De voorwielophanging van de Alfa 147 bestaat uit een geometrisch ontwikkeld
'parallellogram' dat wordt gevormd door een gietijzeren onderste draagarm, een stalen
veerpoot en een lichtmetalen bovenste draagarm. De co-axiale veerpoot is door middel
van een elastische steun aan de opbouw bevestigd en door middel van een
lichtmetalen vork aan de onderste draagarm. Om redenen van ruimte en structurele
stijfheid is de bovenste arm scharnierend verbonden aan een aluminium 'coquille' (aan
de opbouw verankerd) die als steun fungeert voor de bovenste verbinding van de
veerpoot. De achterwielophanging bestaat uit een speciaal op het gebied van geometrie
en constructiedetails ontwikkeld MacPherson-schema. De constructie bestaat uit een
veerpoot, twee dwarse draagarmen die zijn gemaakt uit geperst staalplaat en een
langsarm. De dwarse draagarmen hebben verschillende lengtes om een geringe
besturing te produceren als gevolg van een elastokinematisch effect. Zowel voor en
achter wordt gebruik gemaakt van een subframe en een stabilisatorstang.

Figuur 11.1: Wielophanging Alfa 147


1 Voorwielophanging
2 Achterwielophanging

^ 11.2 Voorwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Naafmoer (M24):
fase 1 67-74 (6,7-7,4)
fase 2 +62° verderdraaien
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Stabilisatorstang aan subframe 36-44 (3,6-4,4)
Spoorstangkogelmoer 45-55 (4,5-5,5)
Schokdempervork aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
Onderste bevestigingsbout schokdempervork 108-132 (10,8-13,2)
Moer bovenste draagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Bovenste bevestigingsmoeren veerpoot 42-52 (4,2-5,2)
Fuseekogelmoer 86-95 (8,6-9,5)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Toerentalsensor van ABS 7-9 (0,7-0,9)
Remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
Bevestigingsbouten voorwiellager 76-84 (7,6-8,4)
Bevestigingsbouten onderste wieldraagarm 71-79 (7,1-7,9)
(M10)
Bevestigingsmoeren bovenste wieldraagarm 42-52 (4,2-5,2)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Moer achterste motor/baksteun (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Ophangrubber achterste motor/baksteun (M8) 32-39 (3,2-3,9)
Verstevigingsstang (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Verstevigingsstang (M8) 24 (2,4)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Stempel 1870631000
Montagehulpstuk 1870225002

Figuur 11.2: Voorwielophanging in onderdelen


1 Veerpoot
2 Bovenste draagarm
3 Stabilisatorstang
4 Subframe
5 Fusee
6 Wielnaaf
7 Schokdempervork
8 Onderste draagarm

^ 11.2.1 Veerpoot uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder het voorwiel.
- Maak de remslang los van de steunbeugel.
- Draai de moer los en maak de stabilisatorstanggewrichten los van de vork.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de schokdemper.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
voor en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de onderste wieldraagarm.
- Verwijder de moer en maak de bovenste draagarm los van de fusee met behulp van
geschikt drukgereedschap.
- Verwijder de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper en de onderste
wieldraagarm.
- Draai de bovenste bevestigingsmoeren los en verwijder de veerpoot.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.

^ 11.2.2 Fusee met wielnaaf uit- en


inbouwen; wiellager vervangen
Fusee uit- en inbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Verwijder het voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Maak de twee borgkepen los en draai de naafmoer van de aandrijfas los.
- Maak de remslang los van de steunbeugel.
- Draai de bouten los en verplaats de remklauwhouder met de remtang zonder de
slang los te maken.
- Draai de bout los, maak de bedrading los uit de bevestigingen en plaats de
toerentalsensor bij het voorwiel opzij.
- Draai de pen los en verwijder de remschijf.
- Maak de spoorstangkogelmoer los en druk de spoorstang uit de fusee met behulp
van geschikt drukgereedschap.
- Verwijder de moer en maak de bovenste draagarm los van de fusee met behulp van
geschikt drukgereedschap.
- Draai de bevestigingsmoer los en maak de onderste wieldraagarm los van de fusee,
zie figuur 11.3. Verwijder de fusee compleet met wielnaaf.

Figuur 11.3: Fusee uitbouwen


1a Moer
1b Drukgereedschap
2 Fusee
3 Wielnaaf
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Borg de naafmoer zoals
weergegeven in figuur 10.2.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.

Wiellager uit- en inbouwen

- Bouw de fusee uit zoals hiervoor beschreven.


- Verwijder de wielnaaf compleet met de binnenste lagerloopring van de wielnaaf met
behulp van een hydraulische pers en speciaal gereedschap Alfa 1870631000, zie
figuur 11.4.

Figuur 11.4: Wielnaaf uitbouwen


1a Wielnaaf
1b Speciaal gereedschap Alfa 1870631000
- Plaats de fusee in een bankschroef met beschermde bekken.
- Draai de bouten los en verwijder de flens met de buitenste loopring en de lagerkooi
van de naaf.
- Plaats de voorwielnaaf in een bankschroef met beschermde bekken.
- Verwijder de stofkeerring van de wielnaaf.
- Verwijder de lagerloopring met behulp van geschikt trekgereedschap, zie figuur
11.5.

Figuur 11.5: Lagerloopring verwijderen


1 Stofkeerring
2a Trekker
2b Afstandsstuk
2c Binnenste loopring
- Plaats een nieuw lager in de fusee en draai de bouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Plaats de naaf in de zitting met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1870225002.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 11.2.3 Onderste wieldraagarm uit- en


inbouwen
- Bouw de fusee uit zoals beschreven in paragraaf 11.2.2.
- Bouw de schokdempervork uit zoals beschreven in paragraaf 11.2.1.
- Maak de bouten los die aangegeven staan in figuur 11.6 en verwijder de onderste
wieldraagarm.

Figuur 11.6: Onderste wieldraagarm uitbouwen


1 Bouten
2a Bouten
2b Onderste wieldraagarm
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.

^ 11.2.4 Bovenste wieldraagarm uit- en


inbouwen
- Bouw de veerpoot uit zoals beschreven in paragraaf 11.2.1.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de bovenste draagarm, zie figuur
11.7.

Figuur 11.7: Bovenste draagarm uitbouwen


1a Bevestigingsmoeren
1b Bovenste draagarm
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 11.2.5 Subframe uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder bij benzine-uitvoeringen het bobinedeksel en bij dieseluitvoeringen het
geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Draai de moeren los en verwijder de motorkapvergrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Uitvoeringen met benzinemotor: Monteer passende beugels voor het veilig
ondersteunen van de motor/versnellingsbak en monteer het speciaal gereedschap
met de steunblokken, zie figuur 9.4.
- Uitvoeringen met dieselmotor: Monteer passende beugels voor het veilig
ondersteunen van de motor/versnellingsbak en monteer het speciaal gereedschap
met de steunblokken, zie figuur 9.6.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten van de
voorwielophanging los van de schokdempervorken.
- Draai de bevestigingsbouten van de schokdempervorken aan de onderste
wieldraagarmen los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de onderste wieldraagarmen van de
voorwielophanging aan de fusees los.
- Maak met behulp van een geschikte trekker de onderste wieldraagarmen los van de
fusees.
- Draai de voorste bouten en moeren van de versnellingspooksteun los en vang de
vulplaten op, zie figuur 9.5.
- Draai de achterste bevestigingsbouten iets los en laat de voorzijde van de
versnellingspooksteun zo ver als nodig is zakken.
- Ondersteun het subframe met een hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de achterste bevestigingsbouten en de bevestigingsbouten aan de zijkant van
het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de bevestigingsbout los en verwijder de leiding voor de stuurbekrachtiging
van het subframe.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder het subframe compleet
met de onderste wieldraagarmen en de stabilisatorstang, zie figuur 11.8.

Figuur 11.8: Subframe uitbouwen


1a Subframe
1b Wieldraagarmen
1c Stabilisatorstang
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Controleer de wieluitlijning.

^ 11.3 Achterwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bovenste bevestigingsmoer veerpoot 73-77 (7,3-7,7)


Onderste bevestigingsbouten veerpoot 111-135 (11,1-13,5)
Stabilisatorstanggewricht aan schokdemper 41-50 (4,1-5,0)
Subframe aan carrosserie 58-72 (5,8-7,2)
Naafmoer (M24) 304-336 (30,4-33,6)
Wieldraagarmen aan subframe (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Langsarm aan carrosserie (M10) 59-72 (5,9-7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Sleutel 1860973000
De/montagehulpstuk achterwielnaaf 1870665000

Figuur 11.9: Achterwielophanging in onderdelen


1 Veerpoot
2 Langsarm
3 Torsiestabilisator
4 Subframe
5 Voorste wieldraagarm
6 Achterste wieldraagarm

^ 11.3.1 Veerpoot uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel los van de accu.
- Verwijder het achterwiel.
- Draai de bevestigingsmoer van het stabilisatorstanggewricht aan de veerpoot los.
- Maak de remslang van de remtang los uit de bevestiging op de schokdemper.
- Draai de bout los, verwijder de toerentalsensor uit de zitting en maak de
bijbehorende kabel los uit de bevestigingen op de schokdemper.
- Maak de bevestigingsbouten van de veerpoot los van de naafdrager, zie figuur
11.10.

Figuur 11.10: Veerpoot uitbouwen


1 Bout en moer
2 Bout en moer
3 Vulstuk
4a Bouten
4b Remtang
- Draai de bouten los, verplaats de remtang opzij en hang de remtang op.
- Til in de bagageruimte het bekledingdeel op en verwijder de toegangsdop op de
bovenste schokdemperbevestiging.
- Draai de bovenste bevestigingsmoer van de veerpoot los met behulp van speciaal
gereedschap 1860973000, zie figuur 11.11.

Figuur 11.11: Bovenste bevestigingsmoer losdraaien


1 Bekledingdeel
2a Moer
2b Speciaal gereedschap Alfa 1860973000
3 Plaat
- Verwijder de veerpoot.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.

^ 11.3.2 Wielnaaf uit- en inbouwen;


wiellager vervangen
Wielnaaf uit- en inbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Verwijder het achterwiel.
- Bouw de remschijf uit zoals beschreven in hoofdstuk 13.
- Neem de elektrische aansluiting van de ABS-sensor los.
- Verwijder de naafdop.
- Maak de twee borgkepen los en draai de naafmoer van de wielnaaf los.
- Verwijder de achterwielnaaf compleet met het wiellager zoals staat aangegeven in
figuur 11.12.

Figuur 11.12: Wielnaaf uitbouwen


1a Achterwielnaaf
1b Trekker

Wiellager uit- en inbouwen

- Bouw de wielnaaf uit zoals hiervoor beschreven.


- Draai de bout los en verwijder de spatplaat.
- Verwijder de buitenste lagerloopring met behulp van geschikt trekgereedschap, zie
figuur 11.13.

Figuur 11.13: Lagerloopring verwijderen


1a Lagerloopring
1b Trekker

Wielnaaf en wiellager inbouwen

- Monteer de wielnaaf compleet met wiellager op de manier die aangegeven staat in


figuur 11.14.

Figuur 11.14: Wielnaaf en wiellager inbouwen


1a Wielnaaf met wiellager
1b Speciaal gereedschap Alfa 1870665000
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Zet de naafmoer met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast en borg deze zoals weergegeven in figuur 10.2.

^ 11.3.3 Voorste wieldraagarm uit- en


inbouwen
- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder het achterwiel.
- Draai de bout van de draagarm in lengterichting van de achterwielophanging aan
de naafdrager los.
- Draai de moer los en trek de bout zo ver mogelijk terug om de voorste wieldraagarm
los te maken van de schokdemper.
- Draai de bevestigingsmoer van de voorste wieldraagarm van de
achterwielophanging aan het subframe los, zie figuur 11.15.

Figuur 11.15: Voorste wieldraagarm uitbouwen


1 Moer
2 Bevestigingsbouten subframe
3 Voorste wieldraagarm
- Draai de bevestigingsbouten van het subframe van de achterwielophanging aan de
carrosserie los en laat het zo ver als nodig is zakken.
- Verwijder de bevestigingsbout en verwijder de voorste wieldraagarm.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde.
- Controleer de wieluitlijning.
^ 11.3.4 Achterste wieldraagarm uit-
en inbouwen
Deze beschrijving komt vrijwel overeen met hetgeen beschreven staat in paragraaf
11.3.3.

^ 11.3.5 Langsarm uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder het achterwiel.
- Maak de bevestigingsmoer van de langsarm aan de naafdrager los.
- Maak de bevestigingsbouten waarmee de langsarm aan de carrosserie bevestigd is
los en verwijder de langsarm.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 11.4 Wielstanden
- Plaats de auto voor het controleren van de wielstanden op een horizontale, vlakke
vloer.
- De banden moeten in gelijke mate gesleten zijn en de juiste spanning hebben, zie
paragraaf 11.5.
- De onderdelen van de wielophanging en de stuurinrichting mogen geen overmatige
slijtage vertonen.
- De wiellagers moeten in goede staat zijn.
- Controleer de afstand tussen B en A zoals is weergegeven in figuur 11.16. Die
waarde moet 48 mm bedragen en geldt voor alle uitvoeringen.

Figuur 11.16: Afstand B-A bepalen


- Controleer de afstand tussen C en D zoals is weergegeven in figuur 11.17. Deze
waarde geldt voor alle uitvoeringen en bedraagt 13 mm.

Figuur 11.17: Afstand D-C bepalen


Tabel 11.1: Wielstanden vooras

Sporing (mm): -2,00 ±1


Wielvlucht (camber)*: -0°50' ±20'
Fuseelangshelling (caster)*: 3°00' ±30'

Tabel 11.2: Wielstanden achteras

Sporing (mm): 3,27 ±1


Wielvlucht (camber)*: -0°56' ±20'

*Niet afstelbaar.

^ 11.5 Wielen en banden


Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt onregelmatige slijtage.

- Controleer de bandenspanning (zie tabel 11.3) regelmatig en als de banden koud


zijn.
- Controleer regelmatig de profieldiepte van de banden.
- Enkele soorten banden zijn voorzien van een slijtage-indicator die zichtbaar wordt
als het profiel van de band is afgesleten. Zodra dit het geval is, moet de band
worden vervangen.
- Controleer de banden uitwendig op eventuele scheuren en breuken.
- Indien zich onregelmatige slijtage van de banden voordoet, dient deze zo spoedig
mogelijk te worden weggenomen. Mogelijke oorzaken hiervan kunnen zijn: een
verkeerde sporing, onbalans, te grote speling van ophanging of besturing, verkeerd
gestelde remmen en dergelijke.
- De banden niet kruiselings verwisselen!

Tabel 11.3: Bandenspanning

Uitvoering Bandmaat Velgmaat Bandenspanning


gemiddeld vol
voor/achter voor/achter
1.6 TS Progression 185/65 R15 6Jx15 2,2 2,5
88H
1.6 TS Distinctive 195/60 R15 6,5Jx15 2,2 2,5
88V
2.0 TS Distinctive 205/55 R16 6,5Jx16 2,2 2,5
91W
2.0 TS Selespeed 205/55 R16 6,5Jx16 2,2 2,5
91W
1.9 JTD Progression 185/65 R15 6Jx15 2,2 2,5
88H
1.9 JTD Distinctive 195/60 R15 6,5Jx15 2,2 2,5
88V

Noodreservewiel 125/80 R15 4Jx15 4,2 4,2


95M

^ 12 Stuurinrichting

In het hoofdstuk "Stuurinrichting" vindt u een beschrijving van de toegepaste


stuurinrichting, uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende componenten van
de stuurinrichting zoals het stuurwiel (incl. de airbag), de stuurkolom, de
stuurbekrachtigingspomp en het stuurhuis.

^ 12.1 Inleiding
De Alfa 147 is uitgerust met een bekrachtigde stuurinrichting van het tandheugel-en-
rondsel-type. De stuurkolom (energie-absorberend) is zowel verticaal als axiaal
verstelbaar en bestaat uit twee delen met een kruiskoppeling in het midden en is via
een kruiskoppeling met de rondselas van het stuurhuis verbonden. De
stuurbekrachtigingspomp wordt via de aandrijfriem van de nevenaggregaten (zie
hoofdstuk 14) aangedreven. De beschrijving van de airbagsystemen is opgenomen in
hoofdstuk 15 (Carrosserie). Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is
altijd de veiligheidsmaatregelen in acht die opgenomen zijn in hoofdstuk 15.

Figuur 12.1: Overzicht stuurinrichting


1 Onderste stuuras
2 Bovenste stuuras
3 Magnesium steun
4 Stuurwiel
5 Bekrachtigd stuurhuis
6 Koelleiding
7 Stuurbekrachtigingspomp
8 Reservoir van de stuurbekrachtiging

^ 12.2 Stuurwiel uit- en inbouwen


Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Stuurwielmoer 50 (5,0)

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Zet het stuur in de rechtuitstand.
- Bouw de bestuurdersairbag uit zoals beschreven in hoofdstuk 15.
- Neem de steker van de claxons los.
- Draai de moer los en verwijder het stuurwiel, zie figuur 12.2.

Figuur 12.2: Stuurwiel uitbouwen


1a Moer
1b Stuurwiel
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Centreer het stuurwiel, met de wielen in de rechtuitstand, alvorens de
bevestigingsmoer met het voorgeschreven aanhaalmoment vast te draaien.

^ 12.3 Stuurhuis
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Stabilisatorstanggewrichten 41-50 (4,1-5,0)


Subframebouten (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframebouten (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Bevestigingsbouten stuurhuis (M14) 117-143 (11,7-14,3)
Banjobout toevoerleiding (M14) 36-44 (3,6-4,4)
Banjobout retouraansluiting (M12) 27-33 (2,7-3,3)
Spoorstangkogelmoer 32-39 (3,2-3,9)
Contramoeren spoorstangeinden 45-55 (4,5-5,5)
Stuuras aan rondselas 25 (2,5)

^ 12.3.1 Stuurhuis uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug met de wielen in de rechtuitstand.
- Zuig het vloeistofreservoir met behulp van een zuigpompje leeg.
- Bouw de accu met de accuhouder uit.
- Maak de bevestigingsbout van de onderste kruiskoppeling (verbinding onderste
stuuras met de rondselas van het stuurhuis) los en neem de kruiskoppeling van de
rondselas. Let op! Deze bout mag niet opnieuw worden gebruikt.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de hitteschilden en bouw het voorste uitlaatgedeelte uit.
- Maak de spoorstangkogelmoer los en druk de spoorstang uit de fusee met behulp
van geschikt drukgereedschap.
- Draai de aansluiting los en maak de toevoerleiding vanaf de
stuurbekrachtigingspomp los van het stuurhuis, zie figuur 12.3.

Figuur 12.3: Leidingen losnemen


1a Aansluiting
1b Toevoerleiding
2a Aansluiting
2b Retourleiding
2c Klem
3 Klemband
4a Moer
4b Beugel
- Draai de aansluiting los en maak de retourleiding tussen stuurhuis en koelleiding
los van het stuurhuis en verwijder de leiding uit de klem.
- Maak de toevoerleiding van de pomp naar het stuurhuis los van de klembanden op
het stuurhuis.
- Draai de moer los en verwijder de beugel van het stuurhuis.
- Bouw de achterste motor/baksteun en de verstevigingsstang uit.
- Plaats een hydraulische krik onder het subframe.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de bevestigingsbouten van het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten los van de
schokdempervorken.
- Maak de bouten en moeren los die aangegeven staan in figuur 12.4.

Figuur 12.4: Bouten en moeren losnemen


1a Bouten
1b Moeren
2 Vulplaten
3 Bouten
4 Versnellingspooksteun
- Laat de versnellingspooksteun aan de voorzijde zakken.
- Maak de stuurbekrachtigingsleidingen los van het subframe.
- Laat de hydraulische krik met het subframe zo ver mogelijk zakken en verwijder
het stuurhuis via de linker voorwielkuip.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Gebruik een nieuwe bout voor de bevestiging van de stuuras aan de rondselas.
- Vul het vloeistofreservoir van de stuurbekrachtiging met de voorgeschreven
vloeistof en ontlucht het systeem zoals beschreven in paragraaf 12.6.
- Controleer de leidingen en wartelbouten op lekkage.

^ 12.3.2 Stuurhuis uit elkaar nemen en


in elkaar zetten
- Draai de contramoeren van de spoorstangeinden los.
- Draai het spoorstangeind van de spoorstang los.
- Maak de klemmen los en verwijder de rubberbalgen.
- Controleer of de spoorstangkogels niet beschadigd of versleten zijn en of er tijdens
het draaien geen speling of zware punten voelbaar zijn.
- Controleer of de spoorstangeinden niet beschadigd of vervormd zijn.
- Controleer de rubberbalgen op beschadigingen.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.
- Smeer het contactvlak tussen de rubberbalg en de spoorstang met siliconenvet.

^ 12.4 Stuuras uit- en inbouwen


- Zet het stuurwiel in de rechtuitstand.
- Bouw het stuurwiel met airbag uit zoals beschreven in paragraaf 12.2.
- Bouw de spiraalkabel van de airbag uit zoals beschreven in hoofdstuk 15.
- Verwijder de afdekklep voor de zekeringenkast in het dashboard.
- Bouw de onderste en bovenste stuurkolomkap uit.
- Maak de klem van de stuurkolomschakelaar en de stekers los en verwijder de
stuurkolomschakelaar, zie figuur 12.5.

Figuur 12.5: Stuurkolomschakelaar uitbouwen


1 Bevestigingsklem
2a Steker spiraalmechanisme
2b Steker stuurkolomschakelaar
2c Steker stuurkolomschakelaar
2d Steker stuurkolomschakelaar
3 Stuurkolomschakelaar
- Draai de bout los en maak de onderste stuuras los van het stuurhuisrondsel. Let
op! Deze bout mag niet opnieuw worden gebruikt.
- Maak de steker los van de stuurhoeksensor (alleen uitvoeringen met VDC).
- Maak de overige stekerverbindingen los.
- Draai de bouten los en verwijder de steun met de stuurassen, zie figuur 12.6.

Figuur 12.6: Stuuras uitbouwen


1 Steker
2a Bouten
2b Steun met stuurassen
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 12.5 Stuurbekrachtigingspomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Stuurbekrachtigingspomp 19-25 (1,9-2,5)


Bovenste bout van dynamo 43-53 (4,3-5,3)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (benzine) 36-44 (3,6-4,4)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (diesel) 50 (5,0)
Poelie stuurbekrachtigingspomp 25 (2,5)
^ 12.5.1 Stuurbekrachtigingspomp uit-
en inbouwen (benzinemotoren)
- Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel van de accu los.
- Verwijder de aandrijfriem van de nevenaggregaten, zie hoofdstuk 14.
- Bouw de reactiestang aan distributiezijde uit, zie hoofdstuk 2.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bouten los en verwijder de poelie van de stuurbekrachtigingspomp, zie
figuur 12.7.

Figuur 12.7: Poelie uitbouwen


1a Bouten
1b Poelie
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Zuig het vloeistofreservoir met behulp van een zuigpompje leeg.
- Draai de bevestigingsbouten van het vloeistofreservoir los.
- Maak de toevoer- en retourleidingen los en verwijder het reservoir van de
stuurbekrachtiging.
- Maak het mechanisme van de actuator voor de spruitstukverstelling los en
verwijder de actuator voor de spruitstukverstelling (alleen bij uitvoeringen met
spruitstukverstelling).
- Maak de toevoerleiding van het reservoir naar de stuurbekrachtigingspomp los van
de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de aansluiting los en maak de hogedrukleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de dynamo los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de achterste steunbeugel voor de
dynamo, zie figuur 12.8.

Figuur 12.8: Achterste steunbeugel voor dynamo uitbouwen


1a Bouten
1b Steunbeugel
- Draai de bout los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Ontlucht het systeem
zoals beschreven in paragraaf 12.6.
^ 12.5.2 Stuurbekrachtigingspomp uit-
en inbouwen (dieselmotor)
- Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel van de accu los.
- Verwijder de aandrijfriem van de nevenaggregaten, zie hoofdstuk 14.
- Bouw de reactiestang aan distributiezijde uit, zie hoofdstuk 3.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bouten los en verwijder de poelie van de stuurbekrachtigingspomp.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel op de cilinderkop.
- Zuig het vloeistofreservoir met behulp van een zuigpompje leeg.
- Draai de onderste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Maak de stekerverbindingen en klemmen los die aangegeven staan in figuur 12.9.

Figuur 12.9: Stekerverbindingen en klemmen losnemen


1 Steker dieselinspuitregeleenheid
2 Steker voorste motorbekabeling
3a Steker aircocompressor
3b Klem
4a Kabelbundel
4b Klem
- Maak de borging van de steker van de fasesensor los en maak de steker los.
- Draai de bovenste bevestigingsbout los en verwijder de oliepeilstokbuis.
- Maak de toevoerleiding van het reservoir naar de stuurbekrachtigingspomp los van
de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de aansluiting los en maak de hogedrukleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bout los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de dynamo los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de achterste steunbeugel voor de
dynamo, zie figuur 12.10.

Figuur 12.10: Achterste steunbeugel voor dynamo uitbouwen


1 Moer
2a Bout
2b Steunbeugel
- Draai de bouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Zet de diverse bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Ontlucht het systeem zoals beschreven in paragraaf 12.6.

^ 12.6 Stuurbekrachtiging ontluchten


Wanneer de leidingen van de stuurbekrachtiging losgenomen zijn geweest, moet het
systeem worden ontlucht.

- Draai het stuurwiel 4 of 5 keer volledig van rechts naar links en terug met de
wielen van de grond en niet draaiende motor.
- Controleer het niveau in het reservoir en vul zonodig bij.
- Start de motor en draai het stuurwiel 4 of 5 keer van rechts naar links en terug.
- Vul indien nodig olie in het reservoir bij.

^ 13 Remmen

In het hoofdstuk "Remmen" vindt u een beschrijving van het toegepaste remsysteem
en uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende componenten van het
remsysteem zoals de remblokken, de remklauw, de remschijf of remtrommel, de
hoofdremcilinder, de rembekrachtiger en de handremkabel. Daarnaast worden enkele
revisies en controles aan het remsysteem beschreven, en het ontluchten ervan. Verder
wordt het antiblokkeerremsysteem (ABS) beschreven, uit- en inbouw van diverse
componenten van het antiblokkeerremsysteem en diagnose met storingscodes.

^ 13.1 Inleiding
Het remsysteem van de Alfa 147 bestaat uit twee diagnonaal gescheiden remcircuits.
Een circuit werkt op één voorwiel en één achterwiel, bijvoorbeeld rechtsvoor met
linksachter. Hierdoor blijven bij een defect in één van de circuits de remmen aan beide
zijden van de auto werken, waardoor de stabiliteit gehandhaafd blijft. Alle
uitvoeringen zijn voorzien van geventileerde schijfremmen voor, met uitzondering van
de 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk. Deze zijn voorzien van massieve remschijven. Aan
de achterzijde zijn alle uitvoeringen voorzien van massieve remschijven. Alle
uitvoeringen zijn uitgerust met het 4-kanaals Bosch 5.7-antiblokkeerremsysteem met
vier actieve sensoren en elektronische remdrukverdeling (EBD), dat ervoor zorgt dat
de remkracht, afhankelijk van de asbelastingen, in de juiste verhouding over de voor-
en achteras verdeeld wordt. Het belangrijkste kenmerk van de actieve sensoren is dat
het signaal direct door de sensor wordt bewerkt en niet eerst naar de regeleenheid
wordt gestuurd. Het signaal heeft hierdoor direct invloed op het systeem. Afhankelijk
van de uitvoering is het systeem voorzien van elektronische regelingen, zoals ASR
(antidoorslipregeling van de aangedreven wielen), en/of VDC (dynamische
stabiliteitregeling van de auto). Alle uitvoeringen zijn voorzien van een
rembekrachtiger met een diameter van 10þ. Deze rembekrachtiger wordt bij de
dieselmodellen door een onderdrukpomp van onderdruk voorzien. De remblokslijtage
wordt elektronisch gecontroleerd door middel van sensoren en de handrem werkt op de
achterwielen. De technische gegevens staan vermeld in hoofdstuk 19.

Figuur 13.1: Overzicht remsysteem


1 Remschijven
2 Hydraulisch remsysteem
3 ABS
4 ASR/VDC
5 Handrem

^ 13.2 Hoofdremcilinder met


rembekrachtiger uit- en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Rembekrachtiger aan pedaalsteun 21-29 (2,1-2,9)


Wartelmoer remleiding 13-15 (1,3-1,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Verwijder het linker voorwiel.
- Verwijder de beschermdop op de ontluchtingsnippel van de remklauw.
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel en
bedien het rempedaal totdat het rem/koppelingsreservoir volledig leeg is.
- Bouw het elektrohydraulische aggregaat van het antiblokkeerremsysteem uit zoals
beschreven in paragraaf 13.8.2.
- Bouw de houder van het aggregaat uit.
- Draai de wartelmoeren van de remleidingen aan de hoofdremcilinder los, zie figuur
13.2.

Figuur 13.2: Hoofdremcilinder uitbouwen


1a Wartelmoeren remleidingen
2 Steker rem/koppelingsvloeistofniveausensor
3a Bout
3b Rem/koppelingsvloeistofreservoir
- Maak de steker los van de rem/koppelingsvloeistofniveausensor.
- Draai de bouten los en verplaats het rem/koppelingsvloeistofreservoir opzij.
- Maak de terugslagklep los van de rembekrachtiger.
- Maak de leiding tussen het ABS-aggregaat en de rem rechtsvoor los uit de
bevestigingsklem.
- Maak in het interieur de doppen los en verplaats de bekleding.
- Maak met behulp van de bevestigingsveren de hoofdremcilinder los van het pedaal,
zie figuur 13.3.

Figuur 13.3: Pedaalstelsel


1a Bevestigingsveren
1b Hoofdremcilinder
- Draai de bevestigingsmoeren van de rembekrachtiger/hoofdremcilinder aan de
pedaalsteun los.
- Verwijder de hoofdremcilinder met rembekrachtiger uit de motorruimte.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Ontlucht het remsysteem volgens de methode beschreven in paragraaf 13.6 en vul
het reservoir met nieuwe remvloeistof bij.

^ 13.3 Onderdrukpomp
rembekrachtiger (uitvoeringen met
dieselmotor) uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Onderdrukpomp 21-26 (2,1-2,6)

- Bouw de accu uit.


- Maak de bevestigingsklem los van de mof aan de luchttoevoerslang naar de
turbocompressor.
- Maak de klem los en maak de onderdrukslang los van de onderdrukpomp.
- Draai de bouten los en verwijder de onderdrukpomp compleet met de O-ring, zie
figuur 13.4.

Figuur 13.4: Onderdrukpomp uitbouwen


1a Bout
1b Onderdrukpomp
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 13.4 Voorwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten remklauw (M12) 117 (11,7)


Bevestigingsbouten remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
(M12)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Wartelmoer remslang 13-15 (1,3-1,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

^ 13.4.1 Remblokken vervangen


De remblokken moeten worden vervangen zodra de slijtagelimiet is bereikt. Let op!
Vervang altijd de remblokken aan beide zijden gelijktijdig.

- Verwijder de voorwielen.
- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.
- Verwijder de bevestigingsveer van de voorremklauw, zie figuur 13.5.

Figuur 13.5: Remblokken vervangen


1 Borgveer
2 Steker remblokslijtagesensor
3a Beschermdop
3b Bevestigingsbout remklauw
3c Remklauw
4 Remblokken
- Verwijder de beschermdoppen, draai de bevestigingsbouten uit de remklauw en
neem deze uit de remklauwhouder.
- Neem de remblokken uit de remklauw. Let op! Het rempedaal mag niet worden
ingedrukt wanneer de remblokken zijn verwijderd.
- Verwijder vuil, stof en eventuele roest.
- Breng een dun laagje kopervet op de achterzijde van de remblokken aan.
- Tap met behulp van een zuigpompje wat remvloeistof uit het reservoir af en druk de
remzuiger met behulp van een hamersteel terug in de cilinder. Let erop dat het
remvloeistofreservoir niet overstroomt.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Trap het rempedaal enkele malen in zodat de remblokken zich kunnen zetten.
- Controleer het remvloeistofniveau en vul dit indien nodig bij.

^ 13.4.2 Remschijf
Controleren

- Meet de slingering van de remschijf met behulp van een klokmicrometer op 2 mm


van de buitenrand van de remschijf.
- Controleer de dikte van de remschijf en vervang de remschijf indien de minimaal
toelaatbare dikte is bereikt.
- Controleer het oppervlak van de remschijf op vervorming of diepe groeven. Indien
nodig mag de remschijf worden afgedraaid.

Uit- en inbouwen

- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.


- Verwijder de borgveer, zie figuur 13.5.
- Bouw de remklauw uit zoals beschreven in paragraaf 13.4.3.
- Draai de bevestigingsbouten van de remklauwhouder los en verwijder de
remklauwhouder.
- Draai de bevestigingsbouten van de remschijf los en verwijder de remschijf.
Gebruik hierbij zo nodig een geschikte trekker.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Verwijder eventuele roestvorming zodat de remschijf precies evenwijdig aan het
pasvlak van de naaf wordt gemonteerd.
^ 13.4.3 Remklauw uit- en inbouwen
- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.
- Verwijder de borgveer, zie figuur 13.5.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en maak de remklauw los van de
houder. Let op! Laat de remklauw niet aan de slang hangen maar ondersteun deze.
- Knijp de remslang af met een geschikte tang (bijvoorbeeld griptang), draai de
wartelmoer van de remslang aan de remklauw los en verwijder de remklauw.

Controleren

- Reinig de onderdelen in schone remvloeistof, spiritus of in een oplossing van water


waaraan Fiat LDC-oplosmiddel is toegevoegd.
- Controleer de remzuiger en de boring in de remklauw op krassen, roestvorming of
vreetsporen. Vervang indien nodig de complete remklauw.
- Controleer of de ontluchtingsnippel niet verstopt is.
- Controleer de remslang op verdikkingen of barsten en vervang hem indien nodig.
Let op! Het verdient in dat geval aanbeveling ook de remslang aan de andere zijde
te vervangen.

In elkaar zetten en inbouwen

- In elkaar zetten en inbouwen van de remklauw gebeurt in omgekeerde volgorde van


uitbouwen en uit elkaar nemen.
- Smeer de onderdelen voor montage met remvloeistof in.
- Vul het remvloeistofreservoir met nieuwe remvloeistof, ontlucht het remsysteem
volgens de methode beschreven in paragraaf 13.6 en vul indien nodig nog nieuwe
remvloeistof bij.

^ 13.5 Achterwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten remklauw (M10) 48-52 (4,8-5,2)


Bevestigingsbouten remklauwhouder 45-55 (4,5-5,5)
(M10)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Schokdemper aan naafdrager 111-135 (11,1-13,5)
Wartelmoer remslang 13-15 (1,3-1,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Terugdrukken remzuigers 1822108000

^ 13.5.1 Remblokken vervangen


De remblokken moeten worden vervangen zodra de slijtagelimiet is bereikt. Let op!
Vervang altijd de remblokken aan beide zijden gelijktijdig.

- Verwijder de achterwielen.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog en draai de stelmoer van de handremkabel iets los.
- Maak de handremkabel los van de remklauw.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en neem deze uit de
remklauwhouder, zie figuur 13.6.

Figuur 13.6: Remblokken vervangen


1a Bevestigingsbout remklauw
1b Remklauw
2 Remblokken
- Neem de remblokken uit de remklauw. Let op! Het rempedaal mag niet worden
ingedrukt wanneer de remblokken zijn verwijderd.
- Verwijder vuil, stof en eventuele roest.
- Breng een dun laagje kopervet aan op de achterzijde van de remblokken.
- Tap met behulp van een zuigpompje wat remvloeistof uit het reservoir af en druk de
remzuiger met behulp van een hamersteel terug in de cilinder. Let erop dat het
remvloeistofreservoir niet overstroomt.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Druk de zuigers van de achterremklauwen terug met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822108000
- Trap het rempedaal enkele malen in zodat de remblokken zich kunnen zetten.
- Controleer het remvloeistofniveau en vul dit indien nodig bij.
- Stel de handremkabel af.
^ 13.5.2 Remschijf
Controleren

- Meet de slingering van de remschijf met behulp van een klokmicrometer op 2 mm


van de buitenrand van de remschijf.
- Controleer de dikte van de remschijf en vervang de remschijf indien de minimaal
toelaatbare dikte is bereikt.
- Controleer het oppervlak van de remschijf op vervorming of diepe groeven. Indien
nodig mag de remschijf worden afgedraaid.

Uit- en inbouwen

- Bouw de remklauw uit zoals beschreven in paragraaf 13.5.1.


- Draai de moer los en verplaats de voorste wieldraagarm van de
achterwielophanging zo ver als nodig is. Hierdoor kan de onderste bevestigingsbout
van de remklauwhouder bereikt worden.
- Draai de bevestigingsbouten van de remklauwhouder los en verwijder de
remklauwhouder.
- Draai de bevestigingsbouten van de remschijf los en verwijder de remschijf.
Gebruik hierbij zo nodig een geschikte trekker.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Verwijder eventuele roestvorming zodat de remschijf precies evenwijdig aan het
pasvlak van de naaf wordt gemonteerd.

^ 13.5.3 Remklauw uit- en inbouwen


- Verwijder de achterwielen.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog en draai de stelmoer van de handremkabel iets los.
- Maak de handremkabel los van de remklauw.
- Maak de remslang tussen de remklauw en remleiding los aan de zijde van de
leiding.
- Verwijder de borging en maak de remslang los uit de steunbeugel.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en neem deze uit de
remklauwhouder, zie figuur 13.6.

Controleren
- Reinig de onderdelen in schone remvloeistof, spiritus of in een oplossing van water
waaraan Fiat LDC-oplosmiddel is toegevoegd.
- Controleer de remzuiger en de boring in de remklauw op krassen, roestvorming of
vreetsporen. Vervang indien nodig de complete remklauw.
- Controleer of de ontluchtingsnippel niet verstopt is.
- Controleer de remslang op verdikkingen of barsten en vervang hem indien nodig.
Let op! Het verdient in dat geval aanbeveling ook de remslang aan de andere zijde
te vervangen.

In elkaar zetten en inbouwen

- In elkaar zetten en inbouwen van de remklauw gebeurt in omgekeerde volgorde van


uitbouwen en uit elkaar nemen.
- Smeer de onderdelen voor montage in met remvloeistof.
- Vul het remvloeistofreservoir met nieuwe remvloeistof, ontlucht het remsysteem
volgens de methode beschreven in paragraaf 13.6 en vul indien nodig nieuwe
remvloeistof bij.
- Stel de handremkabel af.

^ 13.6 Remsysteem ontluchten


- Controleer of het remvloeistofreservoir tot aan het 'MAX'-merkteken gevuld is. Vul
indien nodig remvloeistof bij.
- Sluit speciaal gereedschap Alfa 1806097000 aan op het
rem/koppelingsvloeistofreservoir, zie figuur 13.7.

Figuur 13.7: Ontluchtingsgereedschap aansluiten


1 Speciaal gereedschap Alfa 1806097000
2 Beschermkap ontluchtingsnippel
3 Slang
4 Ontluchtingsnippel
5 Kraan
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel van de
remklauw.
- Open de ontluchtingsnippel op de remklauw.
- Open de kraan (stuknummer 5 in figuur 13.7) langzaam.
- Wacht tot de lucht uit het hydraulische systeem is verdwenen.
- Sluit de ontluchtingsnippel op de remklauw.
- Voer deze procedure op alle remklauwen uit.
- Verwijder het opvangsysteem en het speciaal gereedschap.
- Controleer of het rempedaal hard aanvoelt.

^ 13.7 Handrem

^ 13.7.1 Handrem afstellen


Let op! De handrem is zelfstellend. Handmatig afstellen dient dan ook uitsluitend te
gebeuren na het uitbouwen of vervangen van de remblokken, de handremkabels of de
remklauwen. Ga als volgt te werk:

- Verwijder de hoes van de handremhendel.


- Maak de handremkabels aan de remklauwen los en druk het rempedaal ten minste
tienmaal krachtig in.
- Sluit de handremkabels op de remklauwen aan.
- Trek de handremhendel drie klikken op de tandsector aan.
- Draai de stelmoer met een steeksleutel vast totdat de achterremmen geblokkeerd
worden, zie figuur 13.8.

Figuur 13.8: Handrem afstellen


1a Handremhendel
1b Stelmoer
- Controleer bij losgezette handremhendel of de achterwielen niet meer geblokkeerd
zijn.

^ 13.7.2 Handremkabels uit- en


inbouwen
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Draai de stelmoer van de handremhendel iets los (zie figuur 13.8).
- Verwijder de borging en maak de handremkabel los, zie figuur 13.9.

Figuur 13.9: Handremkabel uitbouwen


1a Borging
1b Handremkabel
2 Bevestigingen
3 Handremkabel aan remklauw
- Maak de handremkabel los van de tussenliggende bevestigingen.
- Maak de handremkabel los van de achterremklauw en verwijder de kabel.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Stel de handremhendel, na inbouwen van de kabels, af volgens de methode
beschreven in paragraaf 13.7.1.

^ 13.8 Antiblokkeerremsysteem (ABS)


met EBD

^ 13.8.1 Algemeen
Alle uitvoeringen van de Alfa 147 zijn voorzien van het Bosch 5.7 ABS/EBD. Het ABS
is parallel aan het hydraulische remsysteem aangebracht, zodat bij een storing altijd
geremd kan worden. Met het ABS is het EBD (Electronic Brake force Distribution)
geïntegreerd. Hierdoor is geen remdrukregelaar op de achterremmen aanwezig. De
Bosch ABS 5.7-regeleenheid wordt ook wel het verdeelpunt remmen (NFR) genoemd
en is leverbaar in drie uitvoeringen:

- ABS 5.7 met EBD;


- ABS 5.7 met EBD en ASR/MSR (regeling van de aandrijving);
- ABS 5.7 met EBD en VDC (regeling van de voertuigdynamiek).

In het ABS met VDC is het ASR/MSR geïntegreerd. In het ASR is ook de TC
(tractieregeling) opgenomen.

De kabelbundel van het ABS is geïntegreerd met de motorkabelbundel. De


regeleenheid van het ABS met EBD is voorzien van een andere steker dan de
regeleenheid met ASR en VDC. De regeleenheid ontvangt en verzendt informatie via
het C-CAN netwerk en ondersteunt de volgende functies:

- directe ontvangst van het toerentalsignaal, verwerking en verzending via C-CAN


netwerk voor de kilometerteller;
- verzending via aparte verbinding van snelheidssignaal (VSO) aan bodycomputer
(gebruikt bij storing van C-CAN netwerk);
- directe ontvangst va het signaal van de normaal geopende remlichtschakelaar bij
ABS, ASR en normaal gesloten schakelaar bij VDC;
- regeling van de ABS-, ASR-, EBD- en VDC-lampjes via het C-CAN netwerk en
ontvangst feedback over werking lampjes van het instrumentenpaneel;
- zelfdiagnose via directe verbinding (lijn K).

De belangrijkste onderdelen van het ABS zijn:

- een elektrohydraulisch aggregaat bestaande uit een elektronische regeleenheid, een


aggregaat die de remdruk naar de remklauwen moduleert met behulp van acht
magneetkleppen (twee per wiel) en een terugvoerpomp in een dubbel circuit;
- vier actieve magneto-elektrische sensoren die het toerental van de wielen meten
(één per voorwiel en één per achterwiel);
- een rempedaalschakelaar waarmee wordt aangegeven dat er geremd wordt;
- een waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel dat de goede werking (als het
uitgaat na de controle) of een storing (als het blijft branden) aangeeft.

De elektronische regeleenheid verwerkt de van de actieve sensoren en de


remlichtschakelaar afkomstige signalen en signaleert met behulp van de software in
de regeleenheid, het (de) wiel(en) die dreigen te blokkeren. De regeleenheid moduleert
vervolgens de remdruk op de voorwielen afzonderlijk en de achterwielen gezamelijk.
Als het ABS werkt, blijft het ingeschakeld tot een snelheid van 2,7 km/h. Hieronder
wordt het uitgeschakeld, zodat de auto tot stilstand kan worden gebracht. Telkens als
het start/contactslot wordt ingeschakeld, voert de regeleenheid een controle uit van de
magneetkleppen en de pompmotor. De regeleenheid voert ook nog een test uit van de
sensoren als de snelheid hoger is geworden dan 12 km/h. Het ABS wordt als
component van het C-CAN-netwerk herkend door de bodycomputer als voor het eerst
het start/contactslot wordt ingeschakeld.

De EBD-functie regelt de verdeling van de remkracht tussen de voor- en achteras,


waarbij de mechanische remdrukregelaar is vervallen, en:

- werkt alleen op de remklauwen achter;


- verbetert de verdeling van de remkracht;
- werkt optimaal ongeacht de beladingsgraad (statisch of dynamisch), de
bedrijfsomstandigheden (rechtuit rijden of in bochten) of de onderhoudstoestand
van de auto (banden, remmen, versleten wielophanging);
- heeft een optimale regelkarakteristiek.

Bij een storing in het EBD gaan het ABS-waarschuwingslampje en het lampje voor te
laag remvloeistofniveau/aangetrokken handrem gelijktijdig branden. Onder deze
omstandigheden moet zeer voorzichtig met de auto naar de dichtstbijzijnde dealer
worden gereden om het systeem te laten controleren.
Met behulp van de Alfa-tester (Examiner) kan de regeleenheid van het ABS worden
uitgelezen. Het elektrohydraulische aggregaat kan niet worden gerepareerd. Als een
storing wordt vastgesteld, moet het aggregaat worden vervangen. Het aggregaat wordt
gevuld met remvloeistof DOT 4 afgeleverd. Het remsysteem moet op dezelfde wijze
worden ontlucht als een traditioneel remsysteem. Houd bij het werken aan
antiblokkeerremsystemen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

- voordat laswerkzaamheden met een elektrisch lasapparaat worden uitgevoerd,


moet de multisteker van de elektronische regeleenheid worden losgenomen;
- bij het aansluiten van de accu moet er op worden gelet dat de accuklemmen goed
worden vastgedraaid;
- voordat het elektrohydraulisch aggregaat wordt uitgebouwd moet de massakabel
van de accu worden losgenomen;
- nadat het elektrohydraulisch aggregaat, de toerentalsensor, de regeleenheid of de
bedrading zijn vervangen moet het gehele ABS met de Alfa-tester worden
gecontroleerd;
- de luchtspleet tussen de toerentalsensor en de tandkrans is niet afstelbaar omdat
voor dit doel geen vulringen leverbaar zijn. Als een waarde buiten de tolerantie
gevonden wordt, moeten de sensor en de tandkrans worden gecontroleerd;
- na alle werkzaamheden aan het hydraulisch circuit van het ABS of het remsysteem
moet het systeem worden bijgevuld met remvloeistof DOT4 en worden ontlucht.
Verder moet de afdichting van alle verbindingen worden gecontroleerd;
- controleer of de leidingen nergens in contact komen met de carrosserie, zodat
beschadigingen worden voorkomen en geen geluiden het interieur kunnen bereiken
tijdens de werking van het ABS;
- na het losnemen en/of verwijderen van remleidingen moet na het aansluiten het
ABS op lekkage worden gecontroleerd;
- vul het circuit nooit met minerale olie omdat dan alle afdichtingen worden
beschadigd. Indien toch per ongeluk met minerale olie wordt bijgevuld moeten de
volgende onderdelen worden vervangen: elektrohydraulisch aggregaat,
hoofdremcilinder en remklauwen;
- na elke reparatie aan het elektrisch systeem, verband houdend met het
antiblokkeerremsysteem of de toerentalsensoren, of na demontage of vervanging
van bepaalde mechanische onderdelen (bijvoorbeeld schokdempers, homokinetische
koppelingen, aandrijfassen en wielnaven) is het noodzakelijk om een korte proefrit
te maken bestaande uit de volgende onderdelen:
1) geef de auto een snelheid van 12 km/h en handhaaf deze snelheid, zonder
remmen, gedurende 20 seconden, om zo de elektronische regeleenheid de controle
van de sensoren en het opsporen van eventuele fouten, losse contacten, verkeerde
aansluitingen te laten uitvoeren, ofwel eventuele gebreken aan een tandkrans op te
sporen;
2) hierna, als het waarschuwingslampje voor storingen in het systeem niet is gaan
branden, wordt de snelheid opgevoerd tot 50 à 60 km/h gedurende 10 minuten,
waarbij de remmen normaal gebruikt kunnen worden, maar waarbij echter bruusk
remmen moet worden vermeden. Deze fase geeft aan de elektronische regeleenheid
de mogelijkheid om een eventueel afwijkende tandkrans op te sporen.

^ 13.8.2 Elektrohydraulisch aggregaat


met regeleenheid uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Wartelmoeren remleidingen 13-15 (1,3-1,5)

- Bouw de accu en de accuhouder uit.


- Verwijder het linker voorwiel.
- Verwijder de beschermdop op de ontluchtingsnippel van de remklauw.
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel en
bedien het rempedaal totdat het rem/koppelingsreservoir volledig leeg is.
- Maak de steker los van de rem/koppelingsvloeistofniveausensor.
- Maak de multisteker los van de regeleenheid op het elektrohydraulische aggregaat,
zie figuur 13.10.

Figuur 13.10: Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid uitbouwen


1 Steker
2a Wartelmoeren remleidingen
2b Wartelmoeren remleidingen
2c Remleidingen
3a Wartelmoeren remleidingen
3b Remleidingen
4 Klem
- Maak de steker los van de druksensor voor het VDC-systeem (indien gemonteerd).
- Maak de wartelmoeren van de remleidingen los van het aggregaat.
- Verwijder de borgingen en verwijder het elektrohydraulisch aggregaat met
regeleenheid, zie figuur 13.11.

Figuur 13.11: Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid uitbouwen


1a Borging
1b Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Ontlucht het remsysteem zoals beschreven in paragraaf 13.6.
^ 13.8.3 Wielsensoren uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Wielsensor 7-9 (0,7-0,9)


Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Voorwielen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder het voorwiel.
- Verwijder de wielkuipbescherming.
- Maak de steker van de wielsensor los, zie figuur 13.12.

Figuur 13.12: Wielsensor (voor) uitbouwen


1 Steker
2 Rubber bescherming
- Maak zo ver als nodig is de rubber bescherming aan de zijkant van de motorruimte
los.
- Maak de kabel van de toerentalsensor los uit de bevestigingen.
- Draai de bout los en verwijder de wielsensor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Achterwielen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder het achterwiel.
- Verwijder de wielkuipbescherming.
- Maak de steker van de wielsensor onder de achterbank los, zie figuur 13.13.

Figuur 13.13: Wielsensor (achter) uitbouwen

1 Steker

- Maak de kabel voor de toerentalsensor op het achterwiel los uit de bevestigingen.


- Draai de bout los en verwijder de wielsensor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
^ 14 Elektrische installatie

In het hoofdstuk "Elektrische installatie" vindt u elektrische schema's van de


toegepaste motormanagementsystemen (allen in dezelfde stijl getekend) en een
overzicht van de zekeringen en relais. Ook opgenomen zijn uit- en
inbouwbeschrijvingen van de startmotor, dynamo en ruitenwissermotor.

^ 14.1 Elektrische schema's


Uitklapschema's

Lettercodes voor het elektrotechnisch werkingsschema van de Alfa 147 2001-

A Achterzijde
AB Airbag 119-C, 122-A
ABS Antiblokkeerremsysteem 140-A
A/C Airconditioning 131-A
AC Accu 8-B
ADU Antidiefstalunit 76-V, 76-T
AI Alarmknipperlichtinstallatie 50-E
AJ Aanjager 130-F, 128-B
ANT Antenne 97-T
AT Automatische transmissie 113-A
ATEL Autotelefoon 107-P
AUL Achteruitrijlicht 50-L, 50-J
AV Achterruitverwarming 95-A
BAK Brandstofafslagklep 179-D, 169-D, 161-D
BC Boordcomputer 30-M, 39-A
BD Brandstofdruk 187-G
BDP Bovenste dode punt 188-I, 178-K, 169-K, 160-J
BF Brandstoffilter 182-B
BK Brandstofklep 174-Q
BO Bobine 173-C t/m 173-E, 164-C t/m 164-E, 155-G
t/m 155-J
BP Brandstofpomp 150-W, 146-W
BRV Bagageruimte vergrendeling 129-T, 76-Y, 76-X, 76-Q
BTP Brandstoftemperatuur 182-C
BV Binnenverlichting 58-C, 58-A
C Condensator
CC Cruisecontrol 121-O
CL Claxon 114-X, 112-X, 114-W
CM Compressor 131-M
CTS Contactslot 4-E
CU Controle-unit
D Diode
DI Diesel
DKV Dashboardkastje verlichting 132-R, 130-R
DL Dimlicht 59-M, 59-G
DRZE Draadzekering
DS Diagnosesteker 35-O
DY Dynamo 15-A
EX Extra
GB Gloeibougies 179-R, 178-R
GHS Gierhoeksensor 143-G
GK Gasklep 182-G, 169-V, 169-M, 161-K
GL Grootlicht 59-K, 59-I
GP Gaspedaal 187-J, 172-J, 163-M
GSP Gordelspanner 125-E, 125-D
HB Headbag 125-I, 125-G
HZE Hoofdzekering
IP Instrumentenpaneel 22-V, 30-A
ISV Inspuitventiel(en) 174-R t/m 174-U, 174-F t/m 174-H, 165-F
t/m 165-H, 156-K t/m 156-M
K Klep
KA Kast
KH Keuzehendel 145-B
KP Koppeling 174-P, 145-L, 152-L, 109-F, 121-V
KPV Kentekenplaatverlichting 59-U, 59-T, 59-S, 59-O, 59-K, 59-I, 49-A
KSP Koplampsproeiers 113-A
KT Koelvloeistoftemperatuur 187-C
KV Koelventilateur 150-T, 148-T
L Links
LA Linksachter
LAS Lambda-sonde 178-H, 178-F, 178-E, 169-H, 169-F, 169-E,
160-G, 160-E
LHM Luchthoeveelheidsmeter 181-H, 163-V, 163-J
LL Leeslamp 129-W, 129-V
LMK Luchtmengklep 134-F
LSE Letselsensor 89-J, 89-D, 64-K, 64-F
LSP Luidspreker 107-B t/m 107-N
LTR Luchttoevoerregeling 134-C
LUV Luchtverdeling 134-I
MAL Mistachterlicht 50-R
MIC Microfoon 97-V
ML Mistlamp (voor) 59-L, 59-H, 49-L
MR Motorregeling 185-A, 176-N, 176-A, 167-Q, 167-A, 158-Q,
158-A
MT Motortemperatuur 179-J, 170-J, 161-H
O Opnemer
OAB Ontsteker airbag 125-L, 125-J, 125-F, 125-C
OD Oliedruk 182-K, 164-T, 161-T, 161-B
OPD Opendak 85-R, 85-O
P Druk (pressure)
PC Portiercontact 51-V, 49-U, 51-T, 49-S
PSE Pingelsensor 155-V, 155-O
PV Portiervergrendeling 76-O, 76-L, 76-C, 76-A
R Rechts
RAD Radio 102-A, 95-I, 93-I
RAW Richtingaanwijzer 59-V t/m 59-Y, 59-R, 59-Q
RE Regen 76-G
REG Regelunit
REL Relais
RL Remlicht 59-S, 59-P, 50-I
RM Raammechanisme (motor) 88-L, 89-H, 88-F, 89-B, 85-B, 66-M, 64-J, 64-
H, 70-B
RP Rempedaal 50-G
RSP Ruitensproeier (pomp) 79-R, 67-Y, 70-X
RWM Ruitenwissermotor 110-I, 112-E, 112-B
S Schakelaar
SA Sigarettenaansteker 112-U
SE Sensor
SM Startmotor 1-A
SPV Spiegelverstelling 66-S, 66-O
SS Stuurschakelaar
STU Stuur
STVW Stoelverwarming 94-F, 94-C
SV Startvergrendeling
T Temperatuur
TC Traction Control 145-Q, 139-R
TEL Telefoon 97-T, 97-P
TT Toerental 187-A, 161-U, 156-N, 145-N
TU Turbo 187-E, 182-F
UGR Uitlaatgasrecirculatie 182-F
UIT Uit
V Voorzijde
VES Verdeelsteker 140-P, 144-K, 138-B, 132-T, 122-T, 122-S,
104-H, 104-C, 95-M, 85-E, 73-I, 73-F, 68-V,
70-U, 66-C, 66-A
VGO Veiligheidsgordel 131-Y
VL Verlichting 58-R, 58-O, 58-J, 58-F
VN Versnelling 145-J, 145-H, 152-I t/m 152-K
VW Verwarming
W Weerstand
WS Wielsensor 142-B t/m 142-F
ZE Zekering
ZO Zoemer 152-G

Draadkleuren voor het elektrotechnisch werkingsschema van de Alfa 147


2001-

1 Zwart
2 Wit
3 Oranje
4 Rood
5 Paars/violet/lila
6 Groen
7 Geel
8 Bruin
9 Blauw
A Grijs
B Violet
C Lichtblauw

N.B.

12 is dan zwart/wit

64 is dan groen/rood

enz.

^ Elektrische Installatie
Elektrisch schema 1

Elektrisch schema 2

Elektrisch schema 3

Elektrisch schema 4

Elektrisch schema 5

Elektrisch schema 6

Elektrisch schema 7

Elektrisch schema 8

Elektrisch schema 9

Elektrisch schema 10

Elektrisch schema 11
^ 14.2 Aandrijfriem nevenaggregaten
De aandrijfriem van de nevenaggregaten mag geen sporen van slijtage (barsten,
rafels, insnijdingen) en droge of verharde delen (waardoor de grip minder wordt)
vertonen. Als de riem niet in goede conditie is, moet deze worden vervangen. Voorkom
dat de riem in contact komt met olie of oplosmiddelen, waardoor het rubber minder
elastisch wordt en de grip wordt beperkt.

^ 14.2.1 Aandrijfriem uit- en inbouwen


(benzinemotoren)
- Zet de auto op een hefbrug, maak de massakabel van de accu los en verwijder het
rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Draai de bouten en de moer los en verwijder de bescherming voor de aandrijfriem
van de hulporganen.
- Verstel de riemspanner met behulp van een sleutel en verwijder de aandrijfriem
voor de hulporganen, zie figuur 14.1.

Figuur 14.1: Aandrijfriem hulporganen uitbouwen (benzinemotoren)


1a Riemspanner
1b Aandrijfriem
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. De veer van de
riemspanner stelt na enige krukasomwentelingen de juiste riemspanning in.

^ 14.2.2 Aandrijfriem uit- en inbouwen


(dieselmotor)
- Zet de auto op een hefbrug, maak de massakabel van de accu los en verwijder het
rechtervoorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verstel de riemspanner met behulp van een sleutel en verwijder de aandrijfriem
voor de hulporganen, zie figuur 14.2.

Figuur 14.2: Aandrijfriem hulporganen uitbouwen (dieselmotor)


1 Riemspanner
2 Aandrijfriem
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. De veer van de
riemspanner stelt na enige krukasomwentelingen de juiste riemspanning in.

^ 14.3 Dynamo
^ 14.3.1 Dynamo uit- en inbouwen
(benzinemotoren)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten dynamo 50 (5,0)

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen zoals beschreven in paragraaf
14.2.1.
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Bouw de onderste verbindingsvork van de schokdemper aan de onderste
wieldraagarm uit, zie hoofdstuk 11.
- Bouw de tussenas uit, zie paragraaf 10.2.
- Maak de steker los van de oliedrukschakelaar.
- Draai de bouten los, maak de kabels los en verwijder de steunbeugel voor het
verstelbare inlaatspruitstuk (alleen bij 2,0 L-uitvoeringen).
- Draai de moeren los en maak de stekers los van de dynamo, zie figuur 14.3.

Figuur 14.3: Dynamo uitbouwen


1 Stekers
2 Bovenste bevestigingsbout
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de dynamo los.
- Draai de bouten los en verwijder de achterste dynamosteun, zie figuur 12.8.
- Draai de bout los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw de achterste motor/baksteun uit.
- Draai de onderste bout los en verwijder de dynamo.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.3.2 Dynamo uit- en inbouwen


(dieselmotor)
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten dynamo:
M10 43-53 (4,3-5,3)
M12 60-74 (6,0-7,4)
- Zet de auto op een hefbrug.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen zoals beschreven in paragraaf
14.2.2.
- Draai de onderste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de reactiestang aan de distributiezijde.
- Maak de stekers los die aangegeven staan in figuur 12.9.
- Maak de bevestiging los en maak de steker los van de fasesensor.
- Verwijder de oliepeilstok.
- Draai de bovenste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Maak de kabelbundel los uit de klemmen en verwijder de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw de achterste steun van de dynamo uit, zie figuur 12.10.
- Maak de stekers los van de brandstofvoorverwarming en de
brandstoftemperatuursensor.
- Maak de brandstofleidingen los van het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en verwijder het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en maak de stekers los van de dynamo.
- Draai de onderste bevestigingsbout van de dynamo los en verwijder de dynamo.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.4 Startmotor
^ 14.4.1 Startmotor uit- en inbouwen
(benzinemotoren)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten startmotor 24-30 (2,4-3,0)

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de moeren los en verwijder de stekers van de startmotor, zie figuur 14.4.

Figuur 14.4: Startmotor uitbouwen (benzinemotoren)


1a Moeren
1b Stekers
2a Bouten
2b Startmotor
- Draai de bouten los en verwijder de startmotor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.4.2 Startmotor uit- en inbouwen


(dieselmotor)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten startmotor 27 (2,7)

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de moeren los en verwijder de stekers van de startmotor.
- Draai de bouten los en verwijder de startmotor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
^ 14.5 Zekeringen en relais

^ 14.5.1 Zekeringen en relais in het


interieur
De zekeringen van de belangrijkste stroomverbruikers zijn ondergebracht in de
centrale zekeringenkast links van de stuurkolom onder het dashboard. Zie figuur 14.5
voor de zekeringen en relais in het interieur.

Figuur 14.5: Overzicht centrale zekeringenkast


A Borgingen
B Klep
F12 Dimlicht rechts (10 A)
F13 Dimlicht links, koplampverstelling (10 A)
F31 Airconditioning, spoel relais verwarming (7,5 A)
F32 Voeding vanaf contactslot +30, Selespeed versnellingsbak (10 A)
F33 Ruitbediening linksachter (20 A)
F34 Ruitbediening rechtsachter (20 A)
F35 Achteruitrijlicht, bediening cruise control, verlichting bedieningsorganen
klimaatregeling (7,5 A)
F36 Regeleenheid eventuele aanhanger (10 A)
F37 Remlicht, instrumentenpaneel (10 A)
F38 Portiervergrendeling (20 A)
F39 Airconditioning, autoradio, navigatiesysteem, services +30, bewegingssensoren,
diagnosesteker EOBD, inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, regeleenheid
bestuurdersportier, regeleenheid bagageruimte (15 A)
F40 Achterruitverwarming (30 A)
F41 Spiegelverwarming, verwarmde ruitensproeiermonden (7,5 A)
F42 VDC-sensor, stuurhoeksensor, ABS-regeleenheid (7,5 A)
F43 Ruitensproeier voor/achter (30 A)
F44 Aansteker (20 A)
F45 Elektrische stoelverwarming (15 A)
F46 Opendak (15 A)
F47 Voeding regeleenheid bestuurdersportier (20 A)
F48 Voeding regeleenheid passagiersportier (20 A)
F49 Services secundair, verlichting bedieningsorganen (7,5 A)
F50 Airbag-regeleenheid
F51 Selespeed versnellingsbak (7,5 A)
F52 Achterruitenwisser (15 A)
F53 Waarschuwingsknipperlichten, +30 richtingaanwijzers, instrumentenpaneel (10
A)
F60 Achterklepontgrendeling (25 A)
F61 Bose-systeem (15 A)
F62 Bose-systeem (15 A)
F63 Opendak (20 A)

^ 14.5.2 Zekeringen en relais in de


motorruimte
De hoofdzekeringen bevinden zich in de motorruimte. De zekeringen bevinden zich in
een zekeringenkast naast de accu en een zekeringenkast op de pluspool van de accu.
Zie figuur 14.6 voor de zekeringenkast naast de accu enfiguur 14.7 voor de
zekeringenkast op de pluspool van de accu.

Figuur 14.6: Zekeringenkast naast accu


F01 MAXI FUSE Voorgloei-installatie dieselmotor (50 A)
F02 MAXI FUSE Zekeringenkast op dashboard (50 A)
F03 MAXI FUSE Pomp Selespeed-versnellingsbak (30 A)
F04 MAXI FUSE ABS-regeleenheid (50 A)
F05 MAXI FUSE Aanjager (40 A)
F06 MAXI FUSE Elektroventilateur 1e snelheid benzine/dieselmotoren (30 A)
F07 MAXI FUSE Elektroventilateur 2e snelheid benzine/dieselmotoren (30 A)
F08 Hulpverwarming (30 A)
F09 Koplampsproeiers (20 A)
F10 Claxon (15 A)
F11 -
F14 Grootlicht rechts (10 A)
F15 Grootlicht links (10 A)
F16 Elektronische inspuiting (7,5 A)
F17 Services primair (elektronische inspuiting) (7,5 A)
F18 Services secundair (elektronische inspuiting), +30 regeleenheid
motormanagementsysteem (15 A)
F19 Aircocompressor (7,5 A)
F20 Verwarmd brandstoffilter dieselmotor (20 A)
F21 Brandstofpomp, bobines (15 A)
F22 Inspuitventielen benzine/verstuivers dieselmotoren (15 A)
F23 -
F30 Mistlamp (15 A)

Figuur 14.7: Zekeringenkast op de pluspool van de accu


F70 MEGA FUSE Regeleenheid motorruimte benzine/dieselmotoren (125 A)
F71 MAXI FUSE Regeleenheid dashboard (70 A)
F72 MAXI FUSE Hulpverwarming (50 A)
F73 MAXI FUSE Start/contactslot (30 A)

^ 14.6 Ruitenwissermechanisme

^ 14.6.1 Ruitenwissermechanisme
voorzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Ruitenwissermotor 10 (1,0)
Wisserarm 20 (2,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Thermisch mes 1823015000

- Open de motorkap.
- Kantel de sierdoppen van de ruitenwisserarmen omhoog en draai de moeren los.
- Verwijder de ruitenwisserarmen.
- Verwijder de deksels, draai de bouten los en maak de inwendige borgingen los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1823015000, zie figuur 14.8.
Figuur 14.8: Paraventbekleding uitbouwen
1 Deksels
2 Bouten
3 Borgingen
4a Linker paraventbekleding
4b Rechter paraventbekleding
- Verwijder de linker en vervolgens de rechter paraventbekleding.
- Maak de voedingssteker los, zie figuur 14.9.

Figuur 14.9: Ruitenwissermechanisme voorzijde uitbouwen


1 Steker
2 Bouten
3 Ruitenwissermechanisme
- Draai de bouten los en verwijder het complete ruitenwissermechanisme uit de auto.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.6.2 Ruitenwissermotor
achterzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Wisserarm 8 (0,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Thermisch mes 1823015000

- Kantel de sierdop van de ruitenwisserarm omhoog en draai de moer los.


- Verwijder de ruitenwisserarm.
- Open de achterklep.
- Draai de bevestigingsbouten los en maak het paneel los van de borgingen met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1823015000, zie figuur 14.10.

Figuur 14.10: Paneel uitbouwen


1 Bouten
2a Paneel
2b Borgingen
- Maak de ruitensproeierslang los.
- Maak de voedingssteker los van de ruitenwissermotor, zie figuur 14.11.

Figuur 14.11: Ruitenwissermotor achterzijde uitbouwen


1 Ruitensproeierslang
2 Voedingssteker
3 Bouten
4 Ruitenwissermotor
- Draai de bouten los en verwijder de ruitenwissermotor uit de achterklep.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.7 Alfa Romeo Code


Om de bescherming tegen diefstalpogingen te verhogen is de Alfa 147 voorzien van een
elektronisch motorblokkeersysteem dat Alfa Romeo Code wordt genoemd. Dit systeem
wordt automatisch ingeschakeld als de contactsleutel uit het contactslot wordt
verwijderd. De Alfa Romeo Code bestaat uit vijf belangrijke delen (naast de body
computer die als regeleenheid dient):

- C-CAN voor de verbinding met de body computer van de inspuitregeleenheid;


- bidirectionele seriële verbinding voor Recovery (Lijn W);
- twee tot acht elektronische sleutels met een transponder met de geheime code;
- een antenne die de code in de transponder van de sleutel leest;
- de inspuitregeleenheid.

De Alfa Romeo Code staat de regeling van de motorwerking door de


inspuitregeleenheid toe via een gecodificeerde verbinding tussen de body computer en
de inspuitregeleenheid tijdens de fase voor het starten. Bij ingeschakeld contactslot
zendt de inspuitregeleenheid een verzoek om de code naar de body computer, die
alleen antwoord als, via de antenne, een bekende elektronische sleutel in het
contactslot is herkend. Als de geheime code geldig is, dan gaat de inspuitregeleenheid
verder met de gebruikelijke functies van de motorregeling, waardoor de motor kan
worden gestart. De inspuitregeleenheid kan de geheime code alleen met een speciale
procedure opslaan. De werking van de Alfa Romeo Code vindt plaats ook als de andere
functies van de body computer niet juist werken. Nadat een bekende transponder is
herkend, schakelt Alfa Romeo Code een eventueel diefstalalarm uit.

Als de regeleenheid van de Alfa Romeo Code de via de contactsleutel gezonden code
niet herkent (CODE-lampje op het instrumentenpaneel brandt constant), kan een
noodstart worden uitgevoerd met de code die op de CODE-card vermeld staat. Op de
CODE-card zijn twee code's aangegeven, de noodcode (electronic code) en de
mechanical code van de sleutels. Met behulp van de noodcode kan de auto met behulp
van de Alfa-tester (Examiner) worden gestart of (in noodsituaties) met het gaspedaal.
De noodcode wordt ook gebruikt bij de diagnose van het systeem en bij andere
werkzaamheden met de Examiner. Veel van deze werkzaamheden (bijvoorbeeld
'Opslaan van sleutels') zijn uitsluitend uitvoerbaar na het invoeren van deze code.

Met de noodstartprocedure kan de motor worden gestart als er een probleem is met de
CODE-startblokkering (code defect, sleutel onbruikbaar enz.). Met het gaspedaal kan
de noodcode naar de inspuitregeleenheid worden overgebracht via het van de gasklep
afkomstige signaal. Voer hiervoor de volgende werkzaamheden uit:

1 Lees de 5-cijferige electronic code op de CODE-card.


2 Zet de contactsleutel in stand 'MAR', trap het gaspedaal in en houd het ingedrukt.
Het inspuitwaarschuwingslampje gaat circa 8 seconden branden.
3 Laat het gaspedaal los zodra het inspuitwaarschuwingslampje dooft. Als het
gaspedaal wordt losgelaten begint het lampje te knipperen.
4 Trap nadat het lampje net zo vaak geknipperd heeft als het eerste cijfer van de
code op de CODE-card het gaspedaal geheel in en houd het ingedrukt. Het
inspuitwaarschuwingslampje brandt opnieuw 4 seconden en dooft vervolgens om
aan te geven dat het eerste cijfer is ontvangen.
5 Als het lampje dooft, laat dan het gaspedaal los. Het inspuitwaarschuwingslampje
begint opnieuw te knipperen.
6 Trap nadat het lampje net zo vaak geknipperd heeft als het tweede cijfer het
gaspedaal in; het lampje brandt 4 seconden om aan te geven dat het tweede cijfer
is ontvangen.
7 Herhaal deze werkzaamheden voor de andere cijfers van de noodcode.
8 Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal ingetrapt. Het
inspuitwaarschuwingslampje gaat 4 seconden branden. Laat het gaspedaal los
zodra het inspuitwaarschuwingslampje is gedoofd.
9 Als het inspuitwaarschuwingslampje ongeveer 4 seconden snel gaat knipperen, is
de procedure op de juiste wijze uitgevoerd.
10 Start de motor door de contactsleutel van de stand 'MAR' in de stand 'AVV',
zonder de sleutel in de stand 'STOP' te plaatsen.
11 Als het inspuitwaarschuwingslampje blijft branden, draai dan de contactsleutel in
de stand 'STOP' en herhaal deze procedure vanaf punt 1. Let op! Bij elke volgende
startpoging van de motor moet deze noodstartprocedure worden herhaald.

^ 15 Carrosserie
In het hoofdstuk "Carrosserie" vindt u de richtmaten van de bodemplaat en de
carrosserie en uit- en inbouwbeschrijvingen van het portierruitmechanisme, het
dashboard en instrumentenpaneel. Daarnaast wordt het airbagsysteem beschreven,
diagnose ervan en het uit- en inbouwen van diverse componenten van het
airbagsysteem.

^ 15.1 Airbagsysteem en
gordelspanners

^ 15.1.1 Algemeen
De Alfa 147 is standaard voorzien van een bestuurders- en passagiersairbag, twee in
de voorstoelen geïntegreerde zij-airbags en twee 'window'-bags (headbags). Zie figuur
15.1 voor de onderdelen van het systeem.

Figuur 15.1: Onderdelen airbagsysteem en gordelspanners


1 Elektronische regeleenheid
2 Airbagmodule passagierszijde
3 Blokkeerschakelaar (sleutelschakelaar) passagiersairbag
4 Gordelspanner passagierszijde
5 Side-airbag passagierszijde
6 Satellietsensor voor flankbotsingen
7 Headbag passagierszijde
8 Headbag bestuurderszijde
9 Side-airbag bestuurderszijde
10 Satellietsensor voor flankbotsingen
11 Gordelspanner bestuurderszijde
12 Airbag-waarschuwingslampje
13 Waarschuwingslampje uitgeschakelde passagiersairbag
14 Airbagmodule bestuurderszijde
15 Spiraalmechanisme (Clock Spring)
16 Diagnosesteker

Bij auto's die met een airbag aan passagierszijde zijn uitgerust, is de rechter voorstoel
voorzien van een sensor die de aanwezigheid van een persoon (of een voorwerp boven
een bepaald gewicht) op deze stoel vaststelt en aan de hand hiervan de airbag in
actieve toestand houdt. Wanneer de sensor constateert dat er gedurende een bepaalde
periode (circa 30 seconden) géén persoon op de rechtervoorstoel aanwezig is, zal de
airbag aan passagierszijde automatisch worden gedeactiveerd. De airbag aan
passagierszijde kan met behulp van de contactsleutel via de airbagschakelaar aan de
rechterzijkant van het dashboard uitgeschakeld worden.

De elektronische regeleenheid bewaakt het hele systeem, waarbij alle componenten


worden gecontroleerd en waardoor zonodig de airbags worden geactiveerd. De
regeleenheid wordt gevoed met de accuspanning (12 V) bij ingeschakeld contactslot.
De regeleenheid kan echter ook nog een fractie van een seconde werken nadat de
voedingsspanning onderbroken is, bijvoorbeeld na een botsing waarbij de accu is
beschadigd. Dit is mogelijk omdat in de regeleenheid een condensator is opgenomen
die wordt opgeladen, zodat de regeleenheid normaal blijft werken en het
ontstekingscommando opgewekt kan worden. De pijl op de sticker op de regeleenheid
moet in de rijrichting van de auto wijzen, zie figuur 15.6. Dit is uiterst belangrijk
omdat de werking van de vertragingssensoren hiervan afhankelijk is.

Het spiraalmechanisme wordt op de stuurkolomschakelaar gemonteerd en zorgt voor


de elektrische verbinding met de airbag in het stuurwiel. Het spiraalmechanisme
bestaat uit een behuizing waaruit twee kabels komen. Eén kabel dient voor de
verbinding met de airbag en de andere voor de verbinding met de claxonschakelaar.
Het spiraalmechanisme voorkomt dat de aansluitkabels van de op het stuurwiel
gemonteerde airbagmodule breken als gevolg van de stuurwielverdraaiing. Het
systeem is gemonteerd op de stuurkolomschakelaar en bestaat uit twee plaatjes,
waarvan de onderste op de stuurkolomschakelaar is bevestigd en de bovenste vast met
het stuurwiel is verbonden. Tussen de twee plaatjes zijn de verbindingskabels van de
module en de claxonschakelaars in een spiraalvorm gewonden, zodat de bewegingen
van het stuurwiel gevolgd kunnen worden. Het spiraalmechanisme blokkeert
automatisch als het stuurwiel wordt losgemaakt. Als het bovenste plaatje niet meer
met het stuurwiel verbonden is, wordt hierdoor voorkomen dat het spiraalmechanisme
op- of afwikkelt, waardoor de bedrading zou kunnen beschadigen. Tijdens de montage
van het stuurwiel wordt de blokkering van het mechanisme automatisch opgeheven.
Let bij het werken aan het spiraalmechanisme op de volgende zaken:

_ Let er bij het uitbouwen/inbouwen van het spiraalmechanisme op dat het


mechanisme in dezelfde stand wordt ingebouwd.
_ Als om welke reden dan ook het bovenste plaatje van het mechanisme is verdraaid
ten opzichte van het onderste plaatje en de stand tijdens het verwijderen niet meer
bekend is, moet het spiraalmechanisme worden vervangen.
_ Het spiraalmechanisme moet worden gemonteerd met de voorwielen in de
rechtuitstand. Dit is de stand waarin het nieuwe onderdeel wordt geleverd. Het
nieuwe mechanisme wordt geblokkeerd met een veiligheidslip. Deze lip moet
worden verwijderd tijdens het monteren van het stuurwiel.

Let op! Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is altijd de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht.
_ Koppel voor werkzaamheden aan het airbagsysteem altijd beide accuklemmen los
en isoleer deze polen zorgvuldig. Zet het contact tevens in de 'STOP'-stand.
_ Wacht na het loskoppelen van de accuklemmen ten minste 10 minuten alvorens
met de werkzaamheden te beginnen.
_ Leg een nieuwe of verwijderde airbag altijd met de beklede zijde naar boven in een
metalen kast die afgesloten kan worden.
_ Werkzaamheden aan het airbagsysteem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
juist opgeleide personen.
_ Neem een airbagmodule nooit uit elkaar.
_ Gebruik nooit onderdelen van het airbagsysteem van een andere auto. Altijd
vervangen door nieuwe onderdelen.
_ De elektronische regeleenheid moet altijd worden vervangen na een ongeval
waarbij de airbags zijn ingeschakeld.
_ Gebruik bij het werken aan airbagsystemen een beschermende bril en
handschoenen.
_ Controleer na het uitvoeren van werkzaamheden aan het airbagsysteem de werking
ervan met behulp van de Alfa-tester (Examiner).
_ Controleer als het airbagsysteem is geactiveerd, gedeeltelijk geactiveerd of niet
geactiveerd is de volgende componenten: stuurkolom, stuurkolomsteunen, kabels en
stekerverbindingen, deel waaraan de regeleenheid en de modules zijn bevestigd,
spiraalmechanisme dashboard.
_ Let op! De bedrading van het airbag- en gordelspannersysteem is in de kleur geel
uitgevoerd.
_ Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 85 °C wordt geplaatst.

^ 15.1.2 Bestuurdersairbag uit- en


inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Draai de bevestigingsbouten van de airbag aan de achterzijde van het stuurwiel los.
_ Verplaats de airbagmodule en maak met behulp van een schroevendraaier de
veiligheidsborging los, zie figuur 15.2.

Figuur 15.2: Bestuurdersairbag uitbouwen


1 Airbagmodule
2 Veiligheidsborging
3 Steker
_ Maak de steker los.
_ Berg de airbag na uitbouwen op met de beklede zijde naar boven gekeerd.
_ Inbouwen van de bestuurdersairbag gebeurt in omgekeerde volgorde van
uitbouwen. Let hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe airbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Verwijder het verwijderbare gedeelte van de sticker op de nieuwe module
en bewaar dit samen met de gegevens van de auto (model, kenteken,
chassisnummer) en het serienummer van de oude module in een dossier. Bij de
nieuwe module wordt een nieuwe sticker geleverd die op de sticker moet worden
geplakt die reeds in de auto aanwezig is. Perforeer de sticker bij de maand die
precies 10 jaar na de montagedatum van de module ligt.
_ Zet de bouten vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.3 Spiraalmechanisme uit- en


inbouwen
Uitbouwen

_ Zet de voorwielen exact in de rechtuitstand.


_ Bouw de bestuurdersairbag uit zoals beschreven in paragraaf 15.1.2.
_ Bouw het stuurwiel uit zoals beschreven in paragraaf 12.2.
_ Bouw de onderste en bovenste stuurkolomkap uit.
_ Neem de steker los die aangegeven staat in figuur 15.3.

Figuur 15.3: Spiraalmechanisme uitbouwen


1 Schroeven
2 Steker
3 Spiraalmechanisme

_ Draai de schroeven los en verwijder het spiraalmechanisme. Let op! Het


spiraalmechanisme is voorzien van een veiligheidsblokkering die automatisch inklikt
als het stuurwiel is verwijderd. Voorkom iedere verdraaiing. Als om een willekeurige
reden de bovenste plaat van het spiraalmechanisme ten opzichte van de onderste
verdraait en de oorspronkelijke stand niet kan worden herleid, moet het
spiraalmechanisme absoluut vervangen worden.
Inbouwen

_ Controleer of de voorwielen exact in de rechtuitstand staan. Dit is belangrijk omdat


het spiraalmechanisme in deze positie moet worden ingebouwd.
_ Plaats het spiraalmechanisme in de zitting en draai de bijbehorende schroeven
vast.
_ Verwijder (bij een nieuw spiraalmechanisme) de veiligheidslip.
_ Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Controleer na de
werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de Alfa-tester
(Examiner).

^ 15.1.4 Passagiersairbag uit- en


inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Bouw de klep van het dashboardkastje uit.
_ Draai de bevestigingsbouten van het dashboardkastje los, maak de stekers los en
verwijder het dashboardkastje.
_ Verwijder de afdekking uit het dashboard door de beveiligingspennen te breken en
de bovenste borgingen los te maken, zie figuur 15.4.

Figuur 15.4: Airbag passagierszijde uitbouwen


1a Beveiligingspennen
1b Borgingen
2 Bouten
3 Afdekking
_ Draai in het dashboardkastje de bevestigingsbouten van de band van het deksel los
en verwijder de afdekking.
_ Draai de bevestigingsmoeren van de airbagmodule los.
_ Verplaats de airbagmodule iets en maak met behulp van een schroevendraaier de
veiligheidsborging van de steker los, zie figuur 15.5.

Figuur 15.5: Airbagmodule uitbouwen


1 Veiligheidsborging
2 Steker
3 Airbagmodule
_ Verwijder de airbagmodule uit het dashboard.
_ Berg de airbag na uitbouwen met de beklede zijde naar boven gekeerd op.
_ Inbouwen van de passagiersairbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Let hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe airbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Verwijder het verwijderbare gedeelte van de sticker op de nieuwe module
en bewaar dit samen met de gegevens van de auto (model, kenteken,
chassisnummer) en het serienummer van de oude module in een dossier. Bij de
nieuwe module wordt een nieuwe sticker geleverd die op de sticker moet worden
geplakt die reeds in de auto aanwezig is. Perforeer de sticker bij de maand die
precies 10 jaar na de montagedatum van de module ligt.
_ Zet de bouten vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.5 Airbagregeleenheid uit- en


inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Schuif de rechter voorstoel volledig naar achteren, maak de borgdoppen los en
verwijder het rechter zijpaneel uit de middenconsole.
_ Maak de stekers los die aangegeven staan in figuur 15.6.
_ Draai de bouten los en verwijder de airbagregeleenheid.

Figuur 15.6: Airbagregeleenheid uitbouwen


1a Steker
1b Steker
2 Bouten
3 Regeleenheid
_ Inbouwen van de passagiersairbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Let hierbij op de volgende punten:
_ Stoot of schud de regeleenheid niet.
_ Sluit de stekers nooit op de regeleenheid aan voordat deze op de juiste wijze is
bevestigd.
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Bij vervanging van de regeleenheid moet het verwijderbare gedeelte van de sticker
op de nieuwe regeleenheid worden verwijderd en samen met de gegevens van de
auto (model, kenteken, chassisnummer) en het serienummer van de oude
regeleenheid in een dossier worden bewaard.
_ Plaats de regeleenheid en controleer of de pijl op de bovenzijde van de regeleenheid
in de rijrichting wijst.
_ Zet de bouten vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.6 Zij-airbag uit- en inbouwen


_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekers los en verwijder de voorstoel.
_ Verwijder de lendesteunverstelling van de voorstoel.
_ Verwijder de rugleuningbekleding van de voorstoel.
_ Draai de bevestigingsmoeren van de airbagmodule aan het stoelframe los, zie
figuur 15.7.

Figuur 15.7: Zij-airbag uitbouwen


1 Moeren
2 Airbagmodule
3a Beveiligingsborging
3b Borging
3c Steker
_ Plaats de beveiligingsborging omhoog en maak de steker los.
_ Berg de airbagmodule na uitbouwen op met het deksel naar boven gekeerd.
_ Inbouwen van de zij-airbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let
hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe airbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Plaats een kopie van de sticker in een dossier, waarin ook de gegevens van
de auto (model, kenteken, chassisnummer) en het serienummer van de oude module
is opgenomen. Breng het verwijderbare deel van de sticker aan op de onderzijde van
de stoel, waarop reeds de stickers van de stoel, de rugleuningbekleding en de
airbagkabel zijn aangebracht.
_ Door de kracht van een eventuele botsing kan het stoelframe zijn vervormd.
Controleer visueel of het stoelframe geen vervormingen of scheuren vertoont.
_ Zet de bouten van de airbagmodule vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.7 Headbag uit- en inbouwen


_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Bouw de hemelbekleding uit.
_ Maak de steker los, zie figuur 15.8.

Figuur 15.8: Headbag uitbouwen


1 Steker
2 Bouten
3 Oprolautomaat
_ Draai de bevestigingsbouten van de achterste buis los.
_ Verplaats de oprolautomaat van de veiligheidsgordel achter.
_ Draai de overige bevestigingsbouten van de headbag los en verwijder de headbag.
_ Inbouwen van de headbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let
hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe headbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Verwijder het verwijderbare gedeelte van de sticker op de nieuwe module
en bewaar dit samen met de gegevens van de auto (model, kenteken,
chassisnummer) en het serienummer van de oude module in een dossier. Bij de
nieuwe module wordt een sticker geleverd die op de sticker moet worden geplakt
die reeds in de auto aanwezig is. Perforeer de sticker bij de maand die precies 10
jaar na de montagedatum van de module ligt.
_ Zet de bouten van de headbagmodule vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Zet de bout van de oprolautomaat van de veiligheidsgordel vast met een
aanhaalmoment van 40 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).
^ 15.1.8 Storingsdiagnose
Tijdens het rijden met de auto voert de regeleenheid doorlopend een zelfdiagnose van
het systeem uit en worden eventuele storingen opgeslagen. Als een storing wordt
gevonden gaat het waarschuwingslampje voor storingen in het airbagsysteem
(stuknummer 12 in figuur 15.1) op het instrumentenpaneel branden. Na het starten
gaat het waarschuwingslampje ongeveer 4 seconden branden (testfase) en dooft
vervolgens. Als het lampje niet gaat branden of niet dooft na 4 seconden, dan is een
storing gevonden in het airbagsysteem. Ook het inschakelen van het systeem als
gevolg van een botsing boven een bepaalde drempelwaarde wordt door de regeleenheid
opgeslagen. Met behulp van de Alfa-tester kan het geheugen van de regeleenheid
worden uitgelezen en gewist (nadat de storing is verholpen). Let op! Na een botsing
waarbij het systeem is ingeschakeld kan het geheugen van de regeleenheid niet meer
gewist worden. In dat geval moet de regeleenheid worden vervangen.

^ 15.1.9 Pyrotechnische gordelspanner


uit- en inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Verwijder de bekleding van de portierdorpel en vervolgens die van de middenstijl.
_ Verwijder de zitting van de achterbank.
_ Maak de sierlijst los, draai de moer los (bij inbouwen vastzetten met 40 Nm) en
maak de gordel los van de middenstijl
_ Draai de moer los, maak de pen los en verwijder de veiligheidsgordel, zie figuur
15.9.

Figuur 15.9: Gordelspanner uitbouwen


1 Moer
2 Bout
3 Steker
4 Bout (40 Nm)
5 Veiligheidsgordel met gordelspanner
_ Maak de steker los van de gordelspanner.
_ Draai de onderste bevestigingsbout los en verwijder de veiligheidsgordel met de
gordelspanner.
_ Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester.

^ 15.2 Dashboard en
instrumentenpaneel uit- en inbouwen
Dashboard uit- en inbouwen

_ Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel van de accu los.


_ Schuif de voorstoelen volledig naar achteren, maak de borgdoppen los en verwijder
de zijpanelen uit de middenconsole.
_ Verwijder de hoes van de handremhendel en de versnellingspook.
_ Maak de steker los, zie figuur 15.10.

Figuur 15.10: Middenconsole uitbouwen


1 Steker
2 Dopjes
3 Bouten van armsteun
4 Bouten van middenconsole
5 Middenconsole
_ Verwijder de dopjes en de bevestigingsbouten en verwijder de middenconsole
compleet met de armsteun.
_ Plaats de gereedschappen voor het verwijderen van de autoradio, zie figuur 15.11.

Figuur 15.11: Autoradio uitbouwen

1 Gereedschappen

_ Maak de stekers los en verwijder de autoradio.


_ Maak de borgingen via de sleufgaten aan de bovenzijde los en verwijder de cassette-
unit op het dashboard.
_ Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekers los en verwijder de regeleenheid
met draaiknoppen en toetsen voor de klimaatregeling.
_ Open het rechter voorportier en bouw de schakelaar voor uitschakeling van de
airbag aan de passagierszijde uit.
_ Verwijder aan de linkerzijde van het dashboard het afdekklepje voor de
zekeringenkast.
_ Bouw de bestuurdersairbag uit, zoals beschreven in paragraaf 15.1.2.
_ Zet het stuurwiel in de rechtuitstand.
_ Maak de steker van de claxon los, draai de moer los en verwijder het stuurwiel.
_ Bouw het spiraalmechanisme uit zoals beschreven in paragraaf 15.1.3.
_ Zet het stuurwiel in de laagste stand en tot tegen de aanslag naar achteren.
_ Draai de bouten los en verplaats het instrumentenpaneel naar voren, zie figuur
15.12.

Figuur 15.12: Instrumentenpaneel uitbouwen

1 Bouten

_ Maak de stekers los en verwijder het instrumentenpaneel.


_ Verwijder de borgingen (aan de zijde van het luchtrooster) van het
schakelaarpaneel voor de bediening van de koplampverstelling.
_ Maak de steker los en verwijder het schakelaarpaneel.
_ Maak de zonnesensor (midden op dashboard) los uit de borgingen, maak de steker
los en verwijder de sensor.
_ Maak de borgingen los en verwijder de uitstroomopening, zie figuur 15.13.

Figuur 15.13: Uitstroomopening voor ontwaseming voorruit uitbouwen


1 Borgingen
2 Uitstroomopening
_ Bouw de passagiersairbag uit zoals beschreven in paragraaf 15.1.4.
_ Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel.
_ Draai de bevestigingsbouten van de dashboardbekleding los, zie figuur 15.14.
_ Verwijder de antenne voor de Alfa Romeo Code van het start/contactslot.

Figuur 15.14: Dashboard uitbouwen


1 Bouten
2 Antenne voor Alfa Romeo Code
3 Dashboard
_ Verwijder het dashboard uit de auto met behulp van een tweede persoon.
_ Inbouwen van het dashboard gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 15.3 Portieren
^ 15.3.1 Voorportier
Zie figuur 15.15 voor het voorportier in onderdelen.

Figuur 15.15: Voorportier in onderdelen


1 Portierframe
2 Buitenste waterkering
3 Buitenspiegel
4 Buitenspiegel
5 Stelmotor
6 Kap in carrosseriekleur
7 Hoekbekleding
8 Portiervanger
9 Luidspreker voor
10 Geleidegoot van zakruit
11 Ruit
12 Ruitrubber met antiletselsensor
13 Voorste ruitgeleider
14 Achterste ruitgeleider
15 Ruitmechanisme
16 Sierlijst van binnenhandgreep
17 Tweeter voor
18 Toetsen van ruitbediening en regeleenheid
19 Portierpaneel
20 Dorpelverlichting
21 Anticondensfolie
22 Onderste rubber
23 Antikraakpaneel
24 Binnenontgrendeling
25 Trekstang van binnenontgrendeling
26 Portierslot
27 Verbindingsstang handgreep/slot
28 Verbindingsstang slotcilinder/slot
29 Buitenhandgreep
30 Slotcilinder van portierslot
31 Portierstijlbekleding
^ 15.3.2 Achterportier
Zie figuur 15.16 voor het achterportier in onderdelen.

Figuur 15.16: Achterportier in onderdelen


1 Portierframe
2 Stijlbekleding
3 Binnenontgrendeling
4 Portiervanger
5 Luidspreker achter
6 Portierstijlbekleding
7 Ruitrubber
8 Voorste ruitgeleider
9 Ruitmechanisme
10 Ruit
11 Achterste ruitgeleider
12 Tweeter achter
13 Sierlijst van binnenhandgreep
14 Toets voor ruitbediening
15 Asbak
16 Portierbekleding
17 Anticondensfolie
18 Onderste rubber
19 Kabelbundel
20 Antikraakpaneel
21 Trekstang van binnenontgrendeling
22 Portierslot
23 Verbindingsstang handgreep/slot
24 Buitenhandgreep

^ 15.3.3 Achterklep
Zie figuur 15.17 voor het achterklep in onderdelen.

Figuur 15.17: Achterklep in onderdelen


1 Achterklep
2 Achterklepslot
3 Ruitenwissermotor
4 Wisserarm
5 Telescoopsteun
6 Achterklepscharnier
7 Onderste bekleding
8 Zij/bovenste bekleding
9 Derde remlicht
10 Binnenste achterlichtunit

^ 15.4 Richtmaten
Zie figuur 15.18 tot en metfiguur 15.25 voor de richtmaten van de carrosserie. Alle
waarden zijn aangegeven in mm, met een tolerantie van 2 mm.

Figuur 15.18: Controleschema van de bodemplaat

De diagonale maten B-F/C-E of A-E/B-D moeten gelijk zijn

Figuur 15.19: Richtmaten bodemplaat

Figuur 15.20: Richtmaten voorruitsponning

Figuur 15.21: Richtmaten achterklepsponning

Figuur 15.22: Richtmaten ruimte tussen middenstijlen

Figuur 15.23: Richtmaten portiersponning 3-deursuitvoering

Figuur 15.24: Richtmaten voorportiersponning 5-deursuitvoering

Figuur 15.25: Richtmaten achterportiersponning

^ 16 Periodiek onderhoud
In het hoofdstuk "Onderhoud" zijn de onderhoudschema's opgenomen en, indien van
toepassing, terugstellen van de service-intervalindicatie.

^ 16.1 Frequent voorkomende


controles
Om een optimale bedrijfszekerheid van de auto te kunnen waarborgen, verdient het
aanbeveling enige onderdelen die aan meer slijtage onderhevig zijn op geregelde tijden
te controleren.

- Controleer iedere 1000 km of voor aanvang van een lange rit de conditie en
spanning van de banden (ook het reservewiel), controleer het koelvloeistofniveau,
het niveau van de stuurbekrachtigingsvloeistof, het rem/koppelingsvloeistofniveau
en het niveau van de ruitensproeiervloeistof en vul zonodig bij.
- Controleer iedere 3000 km of voor de aanvang van een lange rit het peil van de
motorolie en vul zonodig bij.
- Het verdient aanbeveling om aan het begin van de winter de conditie van de accu te
controleren.

^ 16.2 Geprogrammeerd onderhoud

^ 16.2.1 Werkzaamheden na 20.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel, enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen, enz.).
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.2 Werkzaamheden na 40.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.)
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.3 Werkzaamheden na 60.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer de conditie van de distributieriem.
- Vervang de distributieriem en verstelbare veerspanner bij de T.Spark 16V-motoren
(of elke 3 jaar).
- Vervang de bougies bij de 1.6 T.Spark 16V-motoren met 105 pk.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).
- Ververs de remvloeistof (of elke 2 jaar).

^ 16.2.4 Werkzaamheden na 80.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen, enz.).
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Controleer het benzinedampopvangsysteem (bij benzinemotoren).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het olieniveau in de handgeschakelde versnellingsbak en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.5 Werkzaamheden na 100.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Vervang de bougies bij 2.0 T.Spark 16V-motoren en de 1.6 T.Spark 16V-motoren
met 120 pk.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.6 Werkzaamheden na 120.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Vervang de distributieriem en verstelbare veerspanner (of elke 3 jaar).
- Vervang de getande aandrijfriem voor de balansassen (2.0 T.Spark-uitvoeringen).
- Vervang de Poly-V-aandrijfriem.
- Vervang de bougies bij de 1.6 T.Spark 16V-motoren met 105 pk.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).
- Ververs de remvloeistof (of elke 2 jaar).

^ 16.2.7 Werkzaamheden na 140.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).
^ 16.2.8 Werkzaamheden na 160.000
km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.)
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Controleer het benzinedampopvangsysteem (bij benzinemotoren).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het olieniveau in de handgeschakelde versnellingsbak en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.9 Werkzaamheden na 180.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.)
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.)
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer de conditie van de distributieriem.
- Vervang de distributieriem en verstelbare veerspanner bij de T.Spark 16V-motoren
(of elke 3 jaar).
- Vervang de bougies bij de 1.6 T.Spark 16V-motoren met 105 pk.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).
- Ververs de remvloeistof (of elke 2 jaar).

^ 17 Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Let op! Zie ook de diverse figuren waarin aanhaalmomenten vermeld zijn.

In het hoofdstuk "Aanhaalmomenten" vindt u een overzicht van alle opgenomen


aanhaalmomenten uit de overige hoofdstukken.

^ 17.1 1,6 L-16V-benzinemotoren


Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)
Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)

Nokkenasriemwiel:

inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)


uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)

Bougies:

M14 23-28 (2,3-2,8)


M10 10-13 (1,0-1,3)

Cilinderkopbouten:

fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 17-21 (1,7-2,1)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Drijfstanglagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +60° verderdraaien

Hoofdlagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +100° verderdraaien
Vliegwiel 144-176 (14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231 (20,9-23,1)
Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)

Carterpan:

M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)

^ 17.2 2,0 L-16V-benzinemotor


Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)
Bevestigingsmoer balansassenriemspanner 8-10 (0,8-1,0)

Nokkenasriemwiel:

inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)


uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)
Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)

Bougies:

M14 23-28 (2,3-2,8)


M10 10-13 (1,0-1,3)

Cilinderkopbouten:

fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)

Drijfstanglagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +60° verderdraaien
Hoofdlagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +100° verderdraaien
Vliegwiel 144-176 (14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231 (20,9-23,1)
Deksels balansassen 8-10 (0,8-1,0)
Balansasriemwiel 45-55 (4,5-5,5)
Olieaftapplug 18-22 (1,8-2,2)

Carterpan:

M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Vaste riemspanner hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Verstelbare riemspanner hulporganen 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)

^ 17.3 1,9 L-dieselmotor


Kleppendeksel 10 (1,0)
Krukaspoelie 25 (2,5)
Distributieriemspanner 25 (2,5)

Cilinderkopbouten:

fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)
Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)
Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 21-26 (2,1-2,6)
Koelvloeistoftemperatuursensor 20 (2,0)
Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)
Fasesensor 8-10 (0,8-1,0)

Wartels brandstofleidingen:

aan brandstofverdeelbuis 26-32 (2,6-3,2)


aan verstuivers 19-23 (1,9-2,3)
Nokkenaslagerkappen 13-16 (1,3-1,6)
Verstuiver 26-32 (2,6-3,2)
Gloeibougie 13-16 (1,3-1,6)
Onderdrukpomp rembekrachtiger 21-26 (2,1-2,6)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)

Achterste motorsteun:

M12 68-83 (6,8-8,3)


M16 108-132 (10,8-13,2)
M8 27-34 (2,7-3,4)

Versteviging achterste motorsteun:

M12 79-97 (7,9-9,7)


M10 45-55 (4,5-5,5)
Reactiestang (distributiezijde) 45-51 (4,5-5,1)
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Steunen aircoleidingen 9-12 (0,9-1,2)
Leidingen op aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)

Hoofdlagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +100° verderdraaien

Drijfstanglagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +60° verderdraaien
Vliegwielbouten 144-176 (14,4-17,6)
Centrale krukasriemwielbout 323-357 (32,3-35,7)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Oliedruksensor 27-33 (2,7-3,3)
Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)

Carterpan:

M6 7-9 (0,7-0,9)
M8 21-26 (2,1-2,6)

Stuurbekrachtigingspompþ en dynamosteun:

M8 25 (2,5)
M10 50 (5,0)

Motorsteun distributiezijde:

M12 42-52 (4,2-5,2)


M10 42-52 (4,2-5,2)
Oliekoeler op oliepompdeksel 60 (6,0)
Stuurbekrachtigingspomp in zitting 19-23 (1,9-2,3)
Poelie stuurbekrachtigingspomp 6-8 (0,6-0,8)
Verstelbare distributieriemspanner 42-52 (4,2-5,2)
Bevestigingssteun brandstoffilter 24 (2,4)
Inspuitpompriemwiel 42-52 (4,2-5,2)
Moeren dieselinspuitpomp 26-32 (2,6-3,2)
Wartelmoeren brandstofleiding (M14) 22 (2,2)
Bevestigingsmoer verstuiver 26-32 (2,6-3,2)

^ 17.4 Overige aanhaalmomenten


Koppeling (handgeschakelde modellen)

Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)


Koppelingshoofdcilinder 18-24 (1,8-2,4)
Koppelingswerkcilinder 10 (1,0)

Koppeling (Selespeed-modellen)

Bedieningsas aan hydraulische unit 27-33 (2,7-3,3)


Plug kiesmechanisme 13-17 (1,3-1,7)
Plug bovenzijde bedieningsas 50-60 (5,0-6,0)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M6) 13-17 (1,3-1,7)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M8) 13-17 (1,3-1,7)
Contramoer drukstift koppelingbediening 5-7 (0,5-0,7)
Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)

Versnellingsbak (C.510.5)

Vulplug/aftapplug 29-43 (2,9-4,3)


Kroonwiel 79-97 (7,9-9,7)
Selectiehefboom 23-28 (2,3-2,8)
Schakelvork 1e/2e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Schakelvork 3e/4e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Steunbeugel voor schakelvork van achteruit 9-11 (0,9-1,1)
As van achteruit 31-37 (3,1-3,7)
Opsluitplaat achterste lagers 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakassen 106-130 (10,6-13,0)
Schakelvork 5e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Achterdeksel 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakhuis (M8) 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbak aan cilinderblok (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Versnellingsbak aan carterpan (M10) 50-60 (5,0-6,0)
Versnellingsbak (C.530.5)

Aftapplug 16-26 (1,6-2,6)


Kroonwiel 81-99 (8,1-9,9)
Bout schakelstang 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)
Bout schakelvork 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)
Bouten versnellingsbakhuis (M9) 29-36 (2,9-3,6)
Bout achteruitas (M10) 43-53 (4,3-5,3)

Differentieelhuis aan versnellingsbakhuis:

M10-bouten 43-53 (4,3-5,3)


M8-bouten 21-26 (2,1-2,6)

Versnellingsbak aan carterpan:

M12-bouten 80 (8,0)
M10-bouten 55 (5,5)
M12-moeren 80 (8,0)

Voorwielophanging en aandrijfassen

Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)

Onderste verbindingsvork:

aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)


aan onderste wieldraagarm 108-132 (10,8-13,2)
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)

Naafmoer (M24):

fase 1 67-74 (6,7-7,4)


fase 2 +62° verderdraaien
Stabilisatorstang aan subframe 36-44 (3,6-4,4)
Spoorstangkogelmoer 45-55 (4,5-5,5)
Bovenste bevestigingsmoeren veerpoot 42-52 (4,2-5,2)
Fuseekogelmoer 86-95 (8,6-9,5)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Toerentalsensor van ABS 7-9 (0,7-0,9)
Remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
Bevestigingsbouten voorwiellager 76-84 (7,6-8,4)
Bevestigingsbouten onderste wieldraagarm (M10) 71-79 (7,1-7,9)
Bevestigingsmoeren bovenste wieldraagarm 42-52 (4,2-5,2)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Achterwielophanging

Bovenste bevestigingsmoer veerpoot 73-77 (7,3-7,7)


Onderste bevestigingsbouten veerpoot 111-135 (11,1-13,5)
Stabilisatorstanggewricht aan schokdemper 41-50 (4,1-5,0)
Subframe aan carrosserie 58-72 (5,8-7,2)
Naafmoer (M24) 304-336 (30,4-33,6)
Wieldraagarmen aan subframe (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Langsarm aan carrosserie (M10) 59-72 (5,9-7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Stuurinrichting

Stuurwielmoer 50 (5,0)
Bevestigingsbouten stuurhuis (M14) 117-143 (11,7-14,3)
Banjobout toevoerleiding (M14) 36-44 (3,6-4,4)
Banjobout retouraansluiting (M12) 27-33 (2,7-3,3)
Spoorstangkogelmoer 32-39 (3,2-3,9)
Contramoeren spoorstangeinden 45-55 (4,5-5,5)
Stuuras aan rondselas 25 (2,5)
Stuurbekrachtigingspomp 19-25 (1,9-2,5)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (benzine) 36-44 (3,6-4,4)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (diesel) 50 (5,0)
Riemwiel stuurbekrachtigingspomp 25 (2,5)

Remsysteem

Rembekrachtiger aan pedaalsteun 21-29 (2,1-2,9)


Wartelmoer remleiding 13-15 (1,3-1,5)
Onderdrukpomp (dieselmodellen) 21-26 (2,1-2,6)
Bevestigingsbouten remklauw (voor, M12) 117 (11,7)
Bevestigingsbouten remklauwhouder (voor, M12) 111-123 (11,1-12,3)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Wartelmoer remslang 13-15 (1,3-1,5)
Bevestigingsbouten remklauw (achter, M10) 48-52 (4,8-5,2)
Bevestigingsbouten remklauwhouder (achter, M10) 45-55 (4,5-5,5)
Wielsensor 7-9 (0,7-0,9)

Elektrische installatie

Bevestigingsbouten dynamo (benzinemodellen) 50 (5,0)

Bevestigingsbouten dynamo (dieselmodellen):

M10 43-53 (4,3-5,3)


M12 60-74 (6,0-7,4)
Bevestigingsbouten startmotor (benzinemodellen) 24-30 (2,4-3,0)
Bevestigingsbouten startmotor (dieselmodellen) 27 (2,7)
Ruitenwissermotor 10 (1,0)
Wisserarm (voor) 20 (2,0)
Wisserarm (achter) 8 (0,8)

^ 18 Revisiematen
Voor zover niet anders vermeld, worden alle revisiematen in millimeters gegeven.

In het hoofdstuk "Revisiematen" vindt u per beschreven motor een overzicht van de
revisiematen. Behandeld worden ondermeer de cilinderkop, de in- en uitlaatklep, de
nokkenas, de zuiger en cilinder, de zuigerveren, de krukas en drijfstang, de oliepomp
en het vliegwiel.

^ 18.1 Revisiematen benzinemotoren


Cilinderkop
Diameter nokkenaslagerboringen 26,045-26,070
Klepstoterboring 33,000-33,025
Diameter klepzittingen
inlaat 35,135-35,150
uitlaat 29,142-29,157
Klepzittinghoek (onderaan) 90° ±10'
Klepzittingbreedte
inlaat 0,8
uitlaat 1,0
Vlakheidstolerantie maximaal 0,1
Minimale hoogte verbrandingskamer 12,8-13,2

Klepgeleiders

Binnendiameter 7,022-7,040
Buitendiameter 13,010-13,030
overmaat buitendiameter 0,20

Kleppen

Klepsteeldiameter
inlaat 6,975-6,990
uitlaat 6,960-6,975

Klepveren

Vrije hoogte
buitenste klepveer 46
binnenste klepveer 39
Lengte binnenste klepveer
bij 96-106 N 29,5
bij 201-221 N 20
Lengte buitenste klepveer
bij 271-294 N 34
bij 485-524 N 24,5

Nokkenas

Diameter lagertappen 26,000-26,015


Noklichthoogte (inlaat) 9,5
Noklichthoogte (uitlaat) 9,5
Lagerspeling (axiaal) 0,10-0,23

Klepstoterbussen

Klepstoterdiameter 32,959-32,975
Klepstelwijze hydraulisch

Cilinderblok

Diameter cilinderboringen (1.6-16V)


klasse A 82,000-82,010
klasse B 82,010-82,020
klasse C 82,020-82,030
Diameter cilinderboringen (2.0-16V)
klasse A 83,000-83,010
klasse B 83,010-83,020
klasse C 83,020-83,030
Diameter hoofdlagerboringen 56,705-56,718
Coniciteit cilinderboring minder dan 0,010
Onrondheid cilinderboring minder dan 0,005
Vervorming pasvlak cilinderkop minder dan 0,1
Overmaat cilinders 0,1

Zuigers

Afstand vanaf onderzijde zuiger 12,5


voor meten van zuigerdiameter
Zuigerdiameter (1.6-16V)
klasse A 81,952-81,962
klasse B 81,960-81,970
klasse C 81,968-81,978
Zuigerdiameter (2.0-16V)
klasse A 82,952-82,962
klasse B 82,959-82,971
klasse C 82,969-82,978
Massaverschil tussen zuigers ±5 gram
Diameter zuigerpen 19,996-20,000
Hoogtespeling zuigerveren in groeven
boven 0,030-0,070
midden 0,020-0,055
onder 0,020-0,055
Zuigerslotspeling in cilinder
boven 0,25-0,50
midden 0,30-0,50
onder 0,25-0,45

Drijfstangen

Boringdiameter drijfstangvoet
1.6-16V 51,354-51,366
2.0-16V 53,897-53,909
Boringdiameter drijfstangkop 20,006-20,012
Massaverschil tussen drijfstangen minder dan 5
gram
Dikte drijfstanglagers (1.6-16V)
klasse A 1,536-1,540
klasse B 1,539-1,543
klasse C 1,542-1,546
Dikte drijfstanglagers (2.0-16V)
klasse A 1,527-1,531
klasse B 1,530-1,534
klasse C 1,533-1,537

Krukas

Hoofdlagertapdiameter
klasse A 52,994-53,000
klasse B 52,988-52,994
klasse C 52,982-52,988
ondermaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter (1.6-16V)
klasse A 48,238-48,240
klasse B 48,230-48,232
klasse C 48,226-48,230
ondermaat 0,127
Drijfstanglagertapdiameter (2.0-16V)
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
ondermaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221

Oliepomp

Max. speling tussen tandwiel en


pomphuisdeksel 0,080-0,186
Max. speling tussen bovenzijde
tandwielen en pomphuisdeksel 0,025-0,070
Veer van overdrukklep
veerhoogte bij 64-72 N 36

^ 18.2 Revisiematen dieselmotor


Cilinderkop

Diameter nokkenaslagerboringen 26,045-26,070


Klepstoterboring 37,000-37,025
Diameter klepzittingen
inlaat 36,135-36,150
uitlaat 35,142-35,157
Klepzittinghoek (onderaan) 90° ±20'
Insteekdiepte kleppen 0,1-0,5
Cilinderkophoogte 141 ±0,15
Vlakheidstolerantie maximaal 0,1

Klepgeleiders

Binnendiameter 8,022-8,040
Buitendiameter 14,010-14,030
overmaat buitendiameter 0,05/0,10/0,25

Kleppen
Klepsteeldiameter
inlaat 7,974-7,992
uitlaat 7,974-7,992

Klepveren

Vrije hoogte 53,9


Lengte klepveer
bij 367-396 N 36
bij 560-610 N 26,5

Nokkenas

Diameter lagertappen 26,000-26,015


Noklichthoogte
inlaat 8,5
uitlaat 8,5
Lagerspeling (axiaal) 0,10-0,23

Klepstoters

Klepstoterdiameter 36,975-36,995
Klepstelwijze vulplaatjes

Cilinderblok

Diameter cilinderboringen
klasse A 82,000-82,010
klasse B 82,010-82,020
klasse C 82,020-82,030
Diameter hoofdlagerboringen 63,691-63,732
Coniciteit cilinderboring minder dan
0,005
Onrondheid cilinderboring minder dan
0,05
Vervorming pasvlak cilinderkop minder dan
0,1
Overmaat cilinders 0,1

Zuigers
Afstand vanaf onderzijde zuiger 8
voor meten van zuigerdiameter
Zuigerdiameter
klasse A 81,783-81,797
klasse B 81,793-81,807
klasse C 81,803-81,817
Massaverschil tussen zuigers ±5 gram
Diameter zuigerpen 25,982-25,998
Diameter zuigerpenboring 25,999-26,004
Hoogtespeling zuigerveren in groeven
boven 0,020-0,060
midden 0,020-0,060
onder 0,030-0,065
Zuigerslotspeling in cilinder
boven 0,25-0,40
midden 0,25-0,50
onder 0,25-0,50

Drijfstangen

Boringdiameter drijfstangvoet 53,883-53,923


Boringdiameter drijfstangkop 20,006-20,012
Massaverschil tussen drijfstangen ±2,5 gram
Dikte drijfstanglagers
klasse A 1,527-1,531
klasse B 1,530-1,534
klasse C 1,533-1,537

Krukas

Hoofdlagertapdiameter
klasse A 59,994-60,000
klasse B 59,988-59,994
klasse C 59,982-59,988
overmaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
overmaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221

Oliepomp

Max. speling tussen tandwiel en


pomphuisdeksel 0,080-0,186
Max. speling tussen bovenzijde
tandwielen en pomphuisdeksel 0,025-0,070
Veer van overdrukklep
veerhoogte bij 117,3-125,1 N 35

^ 19 Technische gegevens

In het hoofdstuk "Technische gegevens" vindt u per beschreven motor de technische


gegevens als "motor algemeen", "smeersysteem", "koelsysteem", "brandstofsysteem" en
"ontstekingssysteem". Ook bevat dit hoofdstuk de technische gegevens van de
koppeling, handgeschakelde versnellingsbak, de automatische transmissie en de
remmen.

^ 19.1 1,6 L-16V-benzinemotor (105 pk)


Motor

Motorcode AR 37203
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 77 (105)
bij (1/min) 5600
Max. koppel (Nm) 140
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API SJ (ACEA A3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 1,0-1,5
4000 1/min 3,5-4,5

Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 6,8
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Type Bosch Motronic ME7.3.1


Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Maximum toerental (1/min) 6800
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Voorgeschreven brandstof Euro loodvrij (95 RON)
Brandstofpomp elektrisch in brandstoftank
Afgeregelde brandstofdruk
(bar) bij stationair toerental 3,3-3,7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
Inlaatluchttemperatuursensor
type NTC
positie in luchtkwantummeter

Ontsteking

Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKUR6ETB
zijdelings (M10) NGK CR7ECK
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7

^ 19.2 1,6 L-16V-benzinemotor (120 pk)


Motor

Motorcode AR 32104
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 88 (120)
bij (1/min) 6200
Max. koppel (Nm) 146
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API SJ (ACEA A3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 1,0-1,5
4000 1/min 3,5-4,5

Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 7,0
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Type Bosch Motronic ME7.3.1


Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Maximum toerental (1/min) 6800
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Voorgeschreven brandstof Euro loodvrij (95 RON)
Brandstofpomp elektrisch in brandstoftank
Afgeregelde brandstofdruk
(bar) bij stationair toerental 3,3-3,7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
Inlaatluchttemperatuursensor
type NTC
positie in luchtkwantummeter

Ontsteking

Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7

^ 19.3 2,0 L-16V-benzinemotor


Motor

Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max. koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 11

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API SJ (ACEA A3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 1,0-1,5
4000 1/min 3,5-4,5

Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 7,2
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Type Bosch Motronic ME7.3.1


Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Maximum toerental (1/min) 6800
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Voorgeschreven brandstof Euro loodvrij (95 RON)
Brandstofpomp elektrisch in brandstoftank
Afgeregelde brandstofdruk
(bar) bij stationair toerental 3,3-3,7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
Inlaatluchttemperatuursensor
type NTC
positie in luchtkwantummeter

Ontsteking

Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7

^ 19.4 1,9 L-dieselmotor


Motor

Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max. vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max. koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Klepspeling koud (mm)
inlaat 0,30 ±0,05
uitlaat 0,35 ±0,05
Inspuitpomp radialjet
merk en type Bosch EDC-15C7 (commonrail)
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT 2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België (pk) 10

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API CD (ACEA B3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 0,6-0,7
4000 1/min 2,5-3,0

Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 7,2
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Merk en type inspuitpomp Bosch EDC-15C7 (commonrail)


Draairichting rechtsom (vanaf distributiezijde)
Inspuitvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Max. toerental (1/min) 5400
Inspuitmoment elektronisch geregeld
Uitgangsdruk inspuitpomp maximaal 1350
(bar)
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
weerstand gloeibougies (ohm) 0,6

^ 19.5 Overige technische gegevens


Koppeling

Type enkelvoudige drogeplaatkoppeling


met diafragmaveer
Bediening hydraulisch d.m.v. ringcilinder
Werking druktype
Buitendiameter koppelingsplaat
(mm)
1.6-16V 215
2.0-16V 230
1.9-JTD 235
Binnendiameter koppelingsplaat
(mm)
1.6-16V 145
2.0-16V 155
1.9-JTD 155
Druk diafragmaveer (daN)
1.6-16V 500
2.0-16V 600
1.9-JTD -
Handgeschakelde versnellingsbak benzinemotoren

Motor (L) 1.6 105 pk 1.6 120 pk 2.0


Versnellingsbaktype C.510.5 C.510.5 C.510.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,909 3,909 3,545
2e-versnelling 2,238 2,238 2,238
3e-versnelling 1,520 1,520 1,520
4e-versnelling 1,156 1,156 1,156
5e-versnelling 0,971 0,919 0,919
achteruitversnelling 3,909 3,909 3,909
Eindoverbrenging 3,714 4,067 3,866
Inhoud (L) 2,01 2,01 2,01
Oliekwaliteit API-GL5
Olieviscositeit SAE 75W-90
Aanbevolen type Tutela ZC75 Synth.

Selespeed-versnellingsbak 2,0 L-benzinemotor

Versnellingsbaktype C.510.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,545
2e-versnelling 2,238
3e-versnelling 1,520
4e-versnelling 1,156
5e-versnelling 0,919
achteruitversnelling 3,909
Eindoverbrenging 3,866
Inhoud (L) 2,01
Oliekwaliteit API-GL5
Olieviscositeit SAE 75W-90
Aanbevolen type Tutela ZC75 Synth.
Selespeed-unit
inhoud (L) 0,6
oliekwaliteit ATF Dexron III
aanbevolen type Tutela CS Speed
Handgeschakelde versnellingsbak dieselmotor

Motor (L) 1.9


Versnellingsbaktype C.530.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,800
2e-versnelling 2,235
3e-versnelling 1,360
4e-versnelling 0,971
5e-versnelling 0,763
achteruitversnelling 3,545
Eindoverbrenging 3,353
Inhoud (L) 2,01
Oliekwaliteit API-GL5
Olieviscositeit SAE 75W90
Aanbevolen type Tutela ZC75 Synth

Wielophanging

Type
voor onafhankelijk met dubbele
draagarmen,
veerpoten en stabilisatorstang
achter onafhankelijk met twee dwarse
draagarmen,
een langsarm, MacPherson-
veerpoten en
stabilisatorstang

Wielstanden zie tabel 11.1 en tabel 11.2

Bandenspanning zie tabel 11.3

Vet homokineten Tutela MRM2

Stuurinrichting

Type tandheugel-en-rondsel,
bekrachtigd
Aantal stuurwielomwentelingen 2,2
Minimum draaicirkel (m) 11,5
Overbrengingsverhouding
in mm/omwenteling 68
Diameter tandheugel (mm) 28
Diameter spoorstangen (mm) 14,5
Oliekwaliteit Dexron II
Aanbevolen type Tutela GI/A
Inhoud (L) 1,2

Remmen

Remvloeistofkwaliteit DOT 4 (SAE J1703F)


Aanbevolen type Alfa Romeo Brake Fluid Super
Inhoud (L) 0,52
Onderdruk aan rembekrachtiger minimaal 0,6
in bar (dieselmodellen)
ABS Bosch 5.7
Diameter rembekrachtiger (mm) 10"
Handrem vast bij 3e-tand

Voorwielremmen (massieve schijven)

Diameter (mm) 281


Diameter remcilinder (mm) 54
Dikte massief (mm) 15
Afdraaien toegestaan tot (mm) 13,5
Minimaal toegestane dikte (mm) 13,2

Voorwielremmen (geventileerde schijven)

Diameter (mm) 284


Diameter remcilinder (mm) 54
Dikte massief (mm) 22
Afdraaien toegestaan tot (mm) 20,5
Minimaal toegestane dikte (mm) 20,2

Achterwielremmen (schijven)

Diameter (mm) 251


Diameter remcilinder (mm) 38
Dikte massief (mm) 9,8-10,2
Afdraaien toegestaan tot (mm) 9,35
Minimaal toegestane dikte (mm) 9,0

Elektrische installatie

Startmotor

1.6-16V 12 V-1,1 kW
2.0-16V 12 V-1,1 kW
1.9-JTD 12 V-2,0 kW
Merk Bosch
Typecode
benzinemodellen EMB 31.00
dieselmodellen EMB 38.02
Draairichting rechtsom
Aantal polen 6
Bekrachtiging permanent
Rondsel met vrijloop
Axiale speling ankeras 1,15 ±0,45

Dynamo

Merk Magneti Marelli


Typecode
1.6-16V EGM 69.59
2.0-16V EGM 98.02 of KCB 2
1.9-JTD EGM 96.21
Spanning (V) 14
Nominale laadstroom (A)
(1800-6000 1/min)
1.6-16V 55-100
2.0-16V EGM 98.02 70-120
2.0-16V KCB 2 55-105
1.9-JTD 55-105
Draairichting rechtsom
Max. toegestane stroomsterkte
tussen D+ en massa (A)
1.6-16V 0,5
2.0-16V EGM 98.02 1,0
2.0-16V KCB 2 0,5
1.9-JTD 0,5
Ontstoringscondensator (þF) 2,2
Weerstand in rotorwikkeling
tussen collectorringen (ohm)
bij 20 °C
1.6-16V 2,6 ±5%
2.0-16V EGM 98.02 1,85 ±5%
2.0-16V KCB 2 2,0 ±10%
1.9-JTD 2,0 ±10%

Accu

1.6-16V 12 V-50 Ah-250 A


2.0-16V 12 V-60 Ah-320 A
1.9 JTD 12 V-60 Ah-320 A

Afmetingen (mm)

Alfa 147 3-deurs

Uitvoering 1.6-16V 2.0-16V 1.9-JTD


Lengte 4170 4170 4170
Breedte 1729 1729 1729
Hoogte 1442 1421 1442
Wielbasis 2546 2546 2546
Spoorbreedte(*)
voor 1518/1509 1509 1518/1509
achter 1502/1494 1494 1502/1494

Alfa 147 5-deurs

Uitvoering 1.6-16V 2.0-16V 1.9-JTD


Lengte 4170 4170 4170
Breedte 1729 1729 1729
Hoogte 1442 1421 1442
Wielbasis 2546 2546 2546
Spoorbreedte*
voor 1518/1509 1509 1518/1509
achter 1502/1494 1494 1502/1494

*Maat afhankelijk van gemonteerd type velg/band.

Alfa Romeo 147 2000-2002


Inhoudsopgave
1 Algemeen
1.1 Inleiding
1.2 Dashboard en instrumentenpaneel
1.3 Identificatieplaatjes
1.4 Adressen
2 Benzinemotoren
2.1 Inleiding
2.2 1,6 L-benzinemotoren
2.2.1 Distributieriem uit- en inbouwen
2.2.2 Cilinderkoppakking vervangen
2.2.3 Cilinderkop reviseren
2.2.4 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
2.2.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
2.2.6 Motorrevisie: krukas en hoofdlagers
2.2.7 Smeersysteem
2.3 2,0 L-benzinemotor
2.3.1 Distributieriem uit- en inbouwen
2.3.2 Cilinderkoppakking vervangen
2.3.3 Cilinderkop reviseren
2.3.4 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
2.3.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
2.3.6 Motorrevisie: krukas, balansassen en hoofdlagers
2.3.7 Smeersysteem
2.4 Plastigage
3 Dieselmotor
3.1 Inleiding
3.2 Klepspeling afstellen
3.3 Distributieriem uit- en inbouwen
3.4 Cilinderkoppakking vervangen
3.5 Cilinderkop reviseren
3.6 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
3.7 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
3.8 Motorrevisie: krukas en hoofdlagers
3.9 Smeersysteem
4 Koelsysteem en verwarming
4.1 Inleiding
4.2 Koelsysteem benzinemotoren
4.2.1 Koelsysteem aftappen en vullen
4.2.2 Expansiereservoir
4.2.3 Koelvloeistofpomp
4.2.4 Thermostaat
4.2.5 Radiateur
4.3 Koelsysteem dieselmotoren
4.3.1 Koelsysteem aftappen en vullen
4.3.2 Expansiereservoir
4.3.3 Koelvloeistofpomp
4.3.4 Thermostaat
4.3.5 Radiateur
4.4 Verwarming en ventilatie
4.4.1 Verwarmings/verdeelunit uit- en inbouwen
4.4.2 Aanjagermotor uit- en inbouwen
4.4.3 Aanjagerweerstand uit- en inbouwen
4.4.4 Pollenfilter uit- en inbouwen
5 Benzine-inspuiting
5.1 Inleiding
5.2 Bosch Motronic ME7.3.1-motormanagementsysteem
5.3 Uitwendige motorcomponenten
5.4 Stationair toerental
5.5 Brandstofsysteem
5.6 Emissieregelsystemen
5.7 Storingsdiagnose
5.8 Controle van het elektronische regelsysteem
5.9 Controle van de componenten
5.10 Componenten uit- en inbouwen
5.11 Elektrische installatie motormanagementsysteem
6 Dieselinspuiting
6.1 Inleiding
6.2 Bosch Common Rail EDC-15C7
6.3 Uitwendige motorcomponenten
6.4 Brandstofsysteem
6.4.1 Aftappen van water uit het brandstoffilter
6.4.2 Filterelement vervangen
6.4.3 Dieselinspuitpomp uit- en inbouwen
6.4.4 Verstuivers uit- en inbouwen
6.4.5 Elektrische brandstofpomp en brandstofniveauzender uit- en inbouwen
6.4.6 Brandstoftank uit- en inbouwen
6.4.7 Lagedrukbrandstofretourcircuit controleren
6.5 Emissieregelsystemen
6.6 Turbocompressor
6.7 Storingsdiagnose
6.8 Controle van het elektronische regelsysteem
6.9 Controle en werking van de componenten
6.10 Componenten uit- en inbouwen
6.11 Elektrische installatie motormanagementsysteem
7 Ontsteking
7.1 Inleiding
7.2 Werking ontstekingssysteem
7.3 Bougies
8 Koppeling
8.1 Inleiding
8.2 Koppeling handgeschakelde modellen
8.2.1 Koppeling uit- en inbouwen
8.2.2 Koppelingshoofdcilinder uit- en inbouwen
8.2.3 Koppelingswerkcilinder uit- en inbouwen
8.2.4 Trillingsdemper uit- en inbouwen
8.2.5 Koppelingssysteem ontluchten
8.3 Koppeling Selespeed-modellen
8.3.1 Elektrohydraulische unit uit- en inbouwen
8.3.2 Koppeling uit- en inbouwen
8.3.3 Elektrohydraulische unit ontluchten
9 Handgeschakelde versnellingbak en differentieel
9.1 Inleiding
9.2 Versnellingsbakolie verversen
9.2.1 Benzinemodellen
9.2.2 Dieselmodellen
9.3 Versnellingsbak uit- en inbouwen
9.3.1 Benzinemodellen
9.3.2 Dieselmodellen
9.4 Versnellingsbak reviseren (C.510.5)
9.4.1 Versnellingsbak uit elkaar nemen
9.4.2 Onderdelen uit elkaar nemen en controleren
9.4.3 Differentieel uit elkaar nemen en in elkaar zetten
9.4.4 Versnellingsbak in elkaar zetten
9.5 Versnellingsbak reviseren (C.530.5)
9.5.1 Versnellingsbak uit elkaar nemen
9.5.2 Onderdelen uit elkaar nemen en controleren
9.5.3 Differentieel uit elkaar nemen en in elkaar zetten
9.5.4 Versnellingsbak in elkaar zetten
9.6 Bedieningsmechanisme versnellingsbak
10 Aandrijfassen
10.1 Inleiding
10.2 Aandrijfassen en tussenas uit- en inbouwen
10.3 Homokinetische koppeling wielzijde uit- en inbouwen
10.4 Homokinetische koppeling differentieelzijde uit- en inbouwen
11 Wielophanging en vering
11.1 Inleiding
11.2 Voorwielophanging
11.2.1 Veerpoot uit- en inbouwen
11.2.2 Fusee met wielnaaf uit- en inbouwen; wiellager vervangen
11.2.3 Onderste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.2.4 Bovenste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.2.5 Subframe uit- en inbouwen
11.3 Achterwielophanging
11.3.1 Veerpoot uit- en inbouwen
11.3.2 Wielnaaf uit- en inbouwen; wiellager vervangen
11.3.3 Voorste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.3.4 Achterste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.3.5 Langsarm uit- en inbouwen
11.4 Wielstanden
11.5 Wielen en banden
12 Stuurinrichting
12.1 Inleiding
12.2 Stuurwiel uit- en inbouwen
12.3 Stuurhuis
12.3.1 Stuurhuis uit- en inbouwen
12.3.2 Stuurhuis uit elkaar nemen en in elkaar zetten
12.4 Stuuras uit- en inbouwen
12.5 Stuurbekrachtigingspomp
12.5.1 Stuurbekrachtigingspomp uit- en inbouwen (benzinemotoren)
12.5.2 Stuurbekrachtigingspomp uit- en inbouwen (dieselmotor)
12.6 Stuurbekrachtiging ontluchten
13 Remmen
13.1 Inleiding
13.2 Hoofdremcilinder met rembekrachtiger uit- en inbouwen
13.3 Onderdrukpomp rembekrachtiger (uitvoeringen met dieselmotor) uit- en
inbouwen
13.4 Voorwielremmen
13.4.1 Remblokken vervangen
13.4.2 Remschijf
13.4.3 Remklauw uit- en inbouwen
13.5 Achterwielremmen
13.5.1 Remblokken vervangen
13.5.2 Remschijf
13.5.3 Remklauw uit- en inbouwen
13.6 Remsysteem ontluchten
13.7 Handrem
13.7.1 Handrem afstellen
13.7.2 Handremkabels uit- en inbouwen
13.8 Antiblokkeerremsysteem (ABS) met EBD
13.8.1 Algemeen
13.8.2 Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid uit- en inbouwen
13.8.3 Wielsensoren uit- en inbouwen
14 Elektrische installatie
14.1 Elektrische schema's
Elektrische Installatie
14.2 Aandrijfriem nevenaggregaten
14.2.1 Aandrijfriem uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.2.2 Aandrijfriem uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.3 Dynamo
14.3.1 Dynamo uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.3.2 Dynamo uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.4 Startmotor
14.4.1 Startmotor uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.4.2 Startmotor uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.5 Zekeringen en relais
14.5.1 Zekeringen en relais in het interieur
14.5.2 Zekeringen en relais in de motorruimte
14.6 Ruitenwissermechanisme
14.6.1 Ruitenwissermechanisme voorzijde uit- en inbouwen
14.6.2 Ruitenwissermotor achterzijde uit- en inbouwen
14.7 Alfa Romeo Code
15 Carrosserie
15.1 Airbagsysteem en gordelspanners
15.1.1 Algemeen
15.1.2 Bestuurdersairbag uit- en inbouwen
15.1.3 Spiraalmechanisme uit- en inbouwen
15.1.4 Passagiersairbag uit- en inbouwen
15.1.5 Airbagregeleenheid uit- en inbouwen
15.1.6 Zij-airbag uit- en inbouwen
15.1.7 Headbag uit- en inbouwen
15.1.8 Storingsdiagnose
15.1.9 Pyrotechnische gordelspanner uit- en inbouwen
15.2 Dashboard en instrumentenpaneel uit- en inbouwen
15.3 Portieren
15.3.1 Voorportier
15.3.2 Achterportier
15.3.3 Achterklep
15.4 Richtmaten
16 Periodiek onderhoud
16.1 Frequent voorkomende controles
16.2 Geprogrammeerd onderhoud
16.2.1 Werkzaamheden na 20.000 km
16.2.2 Werkzaamheden na 40.000 km
16.2.3 Werkzaamheden na 60.000 km
16.2.4 Werkzaamheden na 80.000 km
16.2.5 Werkzaamheden na 100.000 km
16.2.6 Werkzaamheden na 120.000 km
16.2.7 Werkzaamheden na 140.000 km
16.2.8 Werkzaamheden na 160.000 km
16.2.9 Werkzaamheden na 180.000 km
17 Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
17.1 1,6 L-16V-benzinemotoren
17.2 2,0 L-16V-benzinemotor
17.3 1,9 L-dieselmotor
17.4 Overige aanhaalmomenten
18 Revisiematen
18.1 Revisiematen benzinemotoren
18.2 Revisiematen dieselmotor
19 Technische gegevens
19.1 1,6 L-16V-benzinemotor (105 pk)
19.2 1,6 L-16V-benzinemotor (120 pk)
19.3 2,0 L-16V-benzinemotor
19.4 1,9 L-dieselmotor
19.5 Overige technische gegevens

^ 1 Algemeen
Alfa Romeo 147 2000-2002

Dit werk is in feite een beknopt werkplaatshandboek. De importeur, Fiat Auto


Nederland BV, is ons bijzonder behulpzaam geweest om de benodigde gegevens te
verkrijgen, hetgeen wij bijzonder op prijs stellen.

Figuur 1.1: Alfa 147 (3d.)

In het hoofdstuk "Algemeen" vindt u een algemene inleiding, een overzicht van de
autotypes die per model beschreven worden, de lokatie van de identificatieplaatjes en
een overzicht van het dashboard en instrumentenpaneel.

^ 1.1 Inleiding
De eerste officiële foto's van de Alfa 147 verschenen in de zomer van 2000, maar op de
Salon van Parijs dat jaar beleefde dit nieuwe basismodel van Alfa Romeo zijn
publieksintroductie. In maart 2001 volgde de vijfdeurs versie. De Alfa 147 is een auto
die sportiviteit combineert met orginaliteit. Tegelijk roept hij sterke herinneringen op
aan het verleden: de grille en de motorkap met het markante V-profiel verwijzen naar
de schitterende 6C 2500 'Villa d'Este' uit 1949. De Alfa 147 is een sportieve hatchback
met voorwielaandrijving die, binnen een lengte van 4,17 meter, inspeelt op iedere
wens op het gebied van comfort, veiligheid en prestaties. De Alfa 147 is standaard of
als optie leverbaar met een scala aan interactieve elektronische systemen voor het
chassismanagement, zoals ABS met EBD, ASR en VDC/MSR om de auto te corrigeren
wanneer deze zijn grip dreigt te verliezen. Het instrumentenpaneel met sportieve
ronde klokken bevat een multifunctionele display waarop informatie wordt
weergegeven over het functioneren van de auto. Verder zijn de L-versies uitgerust met
een trip-computer en cruise-control. Voor een maximum aan communicatiecomfort is
als optie een info-telematicasysteem leverbaar. Het systeem is in drie verschillende
versies leverbaar. Allemaal bevatten ze een radio/CD-speler met handsfree GSM dual
band-telefoon, een GPS-module en een SOS-toets om voor informatie of hulp
rechtstreeks contact op te nemen met het Contact Centre. De uitgebreidere versies
hebben bovendien een navigatiesysteem. Ook aan de veiligheid van de inzittenden is
ruimschoots gedacht. Beschermbalken in de portieren en verstevigingen die bij een
ongeval voor een gecontroleerde vervormingskarakteristiek zorgen. Als dat nodig is,
zal een elektronische regeleenheid de passieve veiligheidsvoorzieningen activeren,
bestaande uit zes airbags. Het pakket omvat een frontairbag voor zowel de bestuurder
als de voorpassagier (de passagiersairbag kan eventueel buiten werking worden
gesteld), twee in de voorstoelen geïntegreerde zijairbags en twee 'window airbags' die
in een zijdelingse richting de hoofden van de inzittenden beschermen. Allemaal
standaardvoorzieningen, net als de voorste veiligheidsgordels met spanners en
krachtbegrenzers, de samendrukbare stuurkolom en het FPS-brandpreventiesysteem
dat bij een ongeval onmiddellijk de brandstoftoevoer onderbreekt.

Er zijn twee versies van de 1.6 16V Twin Spark-motor leverbaar, met 105 pk of 120
pk. Beide motoren bereiken al bij zo'n 2000 1/min de maximum koppelwaarde. De
sportiefste motor is een 2.0 16V Twin Spark met 110 kW/150 pk en een koppel van 181
Nm. Naast deze drie benzinemotoren is er ook een dieseluitvoering leverbaar. Deze 1,9
L-motor is voorzien van een Garrett variabele turbocompressor en heeft een vermogen
van 81 kW/110 pk. De elektronisch gestuurde directe dieselinspuiting is volgens het
'common rail'-principe. De turbodiesel houdt het brandstofverbruik en de emissies
binnen de perken door optimaal gebruik te maken van de restenergie in de
uitlaatgassen. Verder worden de katalysators en lambdasondes van alle
benzinemotoren bewaakt door een EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) dat
continu de emissieregeling conform de Euro 3-normen controleert.

De 1,6 L-motoren en de 1,9 L-dieselmotor zijn alleen leverbaar met een handschakelde
versnellingsbak. De 2,0 L-uitvoering is naast een handgeschakelde versie ook
leverbaar met een automatische 'Selespeed'-versnellingsbak. Dit systeem is voor het
eerst toegepast bij de Alfa 156. Het automatische 'Selespeed'-systeem is afgeleid van
het systeem dat door Ferrari voor de Formule 1 is ontwikkeld. Het uitgangspunt voor
de ontwikkeling was het laten vervallen van het koppelingspedaal en het
automatiseren van de koppeling en de versnellingsbakbediening. Hiervoor wordt een
elektronische regeleenheid gebruikt die permanent in verbinding staat met de
regeleenheid van het motormanagementsysteem.

De 147 heeft een vier maal gelede onafhankelijke voorwielophanging; aan de


achterzijde zijn de onafhankelijk opgehangen wielen afgeveerd door veerpoten.

De 147 behaalde in 2001 de titel Auto van het Jaar.

Figuur 1.2: Alfa 147 (5d.)

Tabel 1.1: Modellenoverzicht van de Alfa Romeo 147

Modeljaar Modellen
2000 1.6 T.Spark Progression 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Progression 120 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 120 pk (3d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d.)

2001 1.6 T.Spark Progression 105 pk (3d./5d.)


1.6 T.Spark Distinctive 105 pk (3d./5d.)
1.6 T.Spark Progression 120 pk (3d./5d.)
1.6 T.Spark Distinctive 120 pk (3d./5d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d./5d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d./5d.)
1.9 JTD Progression (3d./5d.)
1.9 JTD Distinctive (3d./5d.)

2002 1.6 T.Spark Progression (3d./5d.)


1.6 T.Spark Distinctive (3d./5d.)
1.6 T.Spark Veloce Progression (3d./5d.)
1.6 T.Spark Veloce Distinctive (3d./5d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d./5d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d./5d.)
1.9 JTD Progression (3d./5d.)
1.9 JTD Distinctive (3d./5d.)

Tabel 1.2: Identificatienummers van de Alfa 147 driedeurs (chassiscode ZAR


937.000)

Motortype Motorcode Uitvoeringscode Transmissie


1.6 T.Spark AR37203 937AXA1A 00 5-bak
1.6 T.Spark AR32104 937AXB1A 01 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937AXC1A 03 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937AXC11 02 Selespeed
1.9 JTD 937A2000 937AXD1A 01 5-bak

Tabel 1.3: Identificatienummers van de Alfa 147 vijfdeurs (chassiscode ZAR


937.000)

Motortype Motorcode Uitvoeringscode Transmissie


1.6 T.Spark AR37203 937BXA1A 00 5-bak
1.6 T.Spark AR32104 937BXB1A 01 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937BXC1A 03 5-bak
2.0 T.Spark AR32310 937BXC11 02 Selespeed
1.9 JTD 937A2000 937BXD1A 01 5-bak

^ 1.2 Dashboard en
instrumentenpaneel
Zie figuur 1.3 voor het dashboard en de figuren 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 voor de diverse
uitvoeringen van het instrumentenpaneel van de Alfa 147.

Figuur 1.3: Dashboard


1 Verstelbare zijluchtroosters
2 Vaste luchtroosters voor ontdooien en ontwasemen
3 Hendel voor verlichting en richtingaanwijzers
4 Snelheidsmeter met display voor totaal- en dagkilometerstand plus
koplampinstelling
5 Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
6 Multifunctionele display
7 Koelvloeistoftemperatuurmeter
8 Toerenteller
9 Schakelaar voor ontgrendeling achterklep
10 Pasjeshouder
11 Radiocombinatie
12 Verstelbare centrale luchtroosters
13 Vast bovenste luchtrooster
14 Bekerhouder
15 Mistlampschakelaar
16 Schakelaar van alarmknipperlichten
17 Schakelaar van mistachterlichten
18 Frontairbag voor passagier
19 Dashboardkastje
20 Schakelaar van centrale portiervergrendeling
21 Bedieningsknoppen van airconditioning
22 Asbak
23 Aansteker
24 Temperatuursensor
25 Hendel voor ruitenwissers/sproeiers
26 Contact/stuurslot
27 Claxon
28 Hendel voor stuurwielverstelling
29 Frontairbag voor bestuurder
30 Schakelaars voor terugstellen dagteller, hoogteregeling koplampen en bediening
tripcomputer
31 Hendel voor motorkapontgrendeling

Figuur 1.4: Instrumentenpaneel 1.6 T.Spark Progression 105 pk


A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Digitale display voor tijd/buitentemperatuur
F Toerenteller

Figuur 1.5: Instrumentenpaneel 1.6 T.Spark Distinctive (105 pk), 1.6 T.Spark
Progression/Distinctive (120 pk) en 2.0 T-Spark
A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller

Figuur 1.6: Instrumentenpaneel 2.0 T.Spark Selespeed


A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller

Figuur 1.7: Instrumentenpaneel 1.9 JTD


A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller

^ 1.3 Identificatieplaatjes
In de motorruimte is bovenop de rechterwielkast het carrosserienummer ingeslagen.
Dit bestaat uit de typecode van de auto en het chassisnummer. Het motornummer is
linksachter aan de versnellingsbakzijde op het motorblok ingeslagen.

Figuur 1.8: Diverse identificatie-aanduidingen


1 Verzamelplaatje met identificatiegegevens
2 Carrosserienummer
3 Lakidentificatieplaatje
4 Motornummer

Het verzamelplaatje met identificatiegegevens is in de motorruimte op de bovenste


dwarsbalk van het front aangebracht.

Figuur 1.9: Verzamelplaatje met identificatiegegevens


A Homologatienummer
B Serienummer van de carrosserie (chassisnummer)
C Ruimtes bestemd voor vermelden maximum toelaatbare gewichten
D Ruimtes bestemd voor aanvullende informatie over motortype, uitvoering en
onderdelen
E Rookdichtheid uitlaatgassen (alleen 1.9 JTD)
F Naam van de fabrikant

^ 1.4 Adressen
Fabrikant: Fiat Auto S.p.A., Viale Alfa Romeo, 20020 Arese (Milano), Italië.

Importeur in Nederland: Fiat Auto Nederland B.V., afdeling Alfa Romeo,


Hullenbergweg 1-3, 1101 BW Amsterdam Zuidoost. Tel. 020-3421700. Fax: 020-
3421707.
Invoerder in België: Fiat Auto Belgio S.A. Afdeling Alfa Romeo, Genèvestraat 175,
1140 Brussel. Tel. 02-7026511. Fax: 02-6744511.

Internet: www.alfaromeo.com, www.alfaromeo.nl

^ 2 Benzinemotoren

In het hoofdstuk "Benzinemotoren" vindt u een inleiding waarin ondermeer de


beschreven motoren met motorcodes in tabelvorm staan, reparatie- en
onderhoudsbeschrijvingen als vervanging van de koppakking, distributieriem (of
distributieketting) en stellen van de kleppen, uit- en inbouwbeschrijving van de motor,
revisiebeschrijving van de cilinderkop, revisiebeschrijving van het motorblok en het
smeersysteem. Bij alle beschrijvingen staan de correcte aanhaalmomenten vermeld en
indien nodig, het te gebruiken speciale gereedschap.

^ 2.1 Inleiding
Er worden drie typen viercilinder-benzinemotoren gebruikt voor de Alfa 147. Ze
behoren tot de jongste modulaire motorengeneratie en worden geproduceerd in de
Pratola Serra-fabriek. In alle gevallen betreft het motoren met twee bovenliggende
nokkenassen en vier kleppen per cilinder. De 2,0 L-uitvoeringen zijn bovendien
voorzien van twee contra-roterende balansassen die ervoor zorgen dat motortrillingen
gereduceerd worden. Het gaat in de beschreven gevallen om dwars voorin geplaatste
motoren waarvan de technische gegevens vermeld staan in tabel 2.1. Alle viercilinder-
benzinemotoren hebben een vijfmaal gelagerde krukas, een distributieriem voor de
nokkenasaandrijving, variabele kleptiming en hydraulische klepstoters, waarmee het
controleren en afstellen van de klepspeling is komen te vervallen. De motoren zijn
uitgerust met een motormanagementsysteem dat zowel de inspuiting als de ontsteking
regelt. De 1,6 L-motoren worden behandeld vanaf paragraaf 2.2 en de 2,0 L-motor
vanaf paragraaf 2.3. In verband met technische overeenkomsten tussen de
bovengenoemde motoren wordt waar mogelijk verwezen naar eerdere paragrafen en
figuren.

Tabel 2.1: Overzicht benzinemotoren

Motorcode AR 37203 AR 32104


Motortype DOHC DOHC
Boring (mm) 82,0 82,0
Slag (mm) 75,65 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3 10,3
Brandstof (RON) 95 95
Max.vermogen (kW (pk)) 77 (105) 88 (120)
bij (1/min) 5600 6200
Max.koppel (Nm) 140 146
bij (1/min) 4200 4200
Inspuitsysteem multipoint multipoint
merk Bosch Bosch
type Motronic Motronic
ME7.3.1 ME7.3.1
Katalysator/emissiecode geregeld/E3 geregeld/E3
Ontstekingssysteem elektronisch elektronisch
type transistor transistor
Fiscaal vermogen België 9 9
(pk)

Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max.vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max.koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Inspuitsysteem multipoint
merk Bosch
type Motronic
ME7.3.1
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontstekingssysteem elektronisch
type transistor
Fiscaal vermogen België 11
(pk)
^ 2.2 1,6 L-benzinemotoren
De 1,6 L-benzinemotoren hebben vier cilinders in lijn en worden dwars voorin
geplaatst. De twee bovenliggende nokkenassen, die vier kleppen per cilinder bedienen,
worden door een distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De
krukas is vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens van de motor staan
vermeld in hoofdstuk 19.

^ 2.2.1 Distributieriem uit- en


inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)


Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)
Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)
Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Steun micrometer 1825013000


Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Distributietiminggereedschap:
105 pk-motor (AR37203) 1870797000
120 pk-motor (AR32104) 1870734000
Distributieriemspangereedschap 1822149000

Distributieriem uitbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.
- Verwijder het wiel aan passagierszijde.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkast.
- Verstel de riemspanner met behulp van een sleutel en verwijder de aandrijfriem
voor de hulporganen.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de krukaspoelie.
- Verwijder de dop, draai de bout los en verwijder de vaste spanner voor de
aandrijfriem van de hulporganen.
- Draai de onderste bevestigingsbouten van het distributiedeksel los.
- Draai de bouten en de moer los en verwijder de bescherming voor de aandrijfriem
van de hulporganen.
- Draai de resterende bout los en verwijder het distributiedeksel.
- Verwijder de olievuldop.
- Draai de bouten los en verwijder het bobinedeksel.
- Draai de bouten los en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging zonder de
slangen los te maken.
- Draai de bouten los en verwijder de distributiezijdeksels.
- Verwijder de ontstekingsbobines van de bougies.
- Maak de slangen van het carterventilatiesysteem los van het kleppendeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het kleppendeksel compleet met de pakking.
- Verwijder de bougies van de cilinder nr. 1.
- Monteer speciaal gereedschap Alfa 1825013000 compleet met een klokmicrometer
in het bougiegat van de cilinder nr. 1.
- Draai de krukas aan de bevestigingsmoer van het krukasriemwiel rechtsom (gezien
vanaf distributiezijde) totdat de zuiger van cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde
van de compressieslag staat. Let op! Als de krukas tot voorbij het BDP wordt
gedraaid, draai de krukas dan nooit terug, maar nog twee slagen door totdat de
zuiger van cilinder nr. 1 weer in het BDP staat.
- Draai de moer van de verstelbare riemspanner iets los en verwijder de
distributieriem.

Distributieriem inbouwen en spannen


- Draai de bouten van het inlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het
riemwiel tegen met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1822155000.
- Draai de bout van het uitlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het riemwiel
tegen met behulp van de speciale gereedschappen Alfa 1822156000 en 1822146000.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen. Let op! Merk de nokkenaslagerkappen zodat
deze bij inbouwen op exact dezelfde plaats gemonteerd kunnen worden.
- Breng op de plaatsen van de nokkenaslagerkappen het
distributietiminggereedschap aan en draai de bouten (1b) met een aanhaalmoment
van 10 Nm vast.

Figuur 2.1: Distributietiminggereedschap (1a) voor het op tijd zetten van de


nokkenassen
- Draai voordat de distributieriem wordt omgelegd het in- en
uitlaatnokkenasriemwiel rechtsom tegen het einde van de slag.
- Breng de distributieriem aan via het krukasriemwiel, de vaste geleiderol, het
uitlaatnokkenasriemwiel, het inlaatnokkenasriemwiel, de distributieriemspanner
en het koelvloeistofpompriemwiel. Let hierbij op de juiste draairichting van de
distributieriem die aangegeven staat met een pijl.
- Steek speciaal gereedschap Alfa 1822149000 (1) in de boring van de steun voor de
distributieriemspanner, zie figuur 2.2.

Figuur 2.2: Speciaal spangereedschap aanbrengen


1 Distributieriemspangereedschap (Alfa 1822149000)
2 Bevestigingsmoer distributieriemspanner
- Draai het gereedschap zodat de distributieriem maximaal wordt voorgespannen.
Draai in deze stand de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast.
- Houd daarbij de nokkenasriemwielen tegen met behulp van het speciaal
gereedschap en draai de bevestigingsbout(en) met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwijder het distributietiminggereedschap en breng de nokkenaslagerkappen aan
(let op de zelf aangebrachte merktekens). Zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en zet de zuiger van
cilinder nr. 1 weer in het BDP.
- Steek het gereedschap (2a) in de opening om de verstelbare distributieriemspanner
te fixeren en draai de moer iets los. Draai vervolgens het gereedschap linksom en
zet het verstelbare merkteken (2b) tegenover het vaste merkteken, zie figuur 2.3.

Figuur 2.3: Distributieriem spannen


1b Bevestigingsmoer distributieriemspanner
2a Distributieriemspangereedschap (Alfa 1822149000)
2b Wijzer
2c Vast merkteken
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
- Draai de krukas twee slagen in de normale draairichting totdat de zuiger van
cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde van de compressieslag staat en controleer de
distributieafstelling nogmaals.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.2.2 Cilinderkoppakking vervangen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Sleutel voor kopbouten 1852154000


Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Uitbouwen

Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.1.
- Plaats een geschikte opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
motorkoelsysteem af.
- Bouw de brandstofverdeelbuis met de inspuitventielen uit zoals beschreven in
hoofdstuk 5.
- Maak de luchtafvoerslang los van het luchtfilter.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Verwijder de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter en de
carterventilatieslang.
- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.
- Draai de moer los en maak de massakabel los van het inlaatspruitstuk.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steun voor de
inspuitregeleenheid.
- Maak de steker los van het gasklephuis.
- Maak de voorste steker in de motorkabel los en maak de bedrading los van het
spruitstukhuis.
- Maak de steker van de toerental/BDP-sensor los en maak de bedrading los van het
spruitstukhuis.
- Maak de stekers los van de pingelsensor, lambdasonde en de fasesensor en maak de
bedrading los van het spruitstukhuis.
- Maak de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir.
- Maak de koelvloeistofretourleiding van het expansiereservoir los van de
bevestigingen op het spruitstukhuis.
- Maak de snelkoppeling in de brandstofdampleiding los en maak de leiding los van
de bevestiging op het reservoir van de stuurbekrachtiging.
- Sluit de leidingen van het brandstofdampopvangsysteem met passende pluggen af,
zodat er geen vuil in het systeem kan komen.
- Draai de bouten los en verwijder de inspuitregeleenheid samen met het
gasklephuis.
- Maak de steker los van de benzinedampafsluitklep.
- Maak de terugslagklep los van de onderdrukslang van de rembekrachtiger.
- Draai de bevestigingsklemmen van de moffen aan het inlaatspruitstuk iets los.
- Draai de bouten los, controleer of alle stekers losgenomen zijn en verwijder het
spruitstukhuis.

Figuur 2.4: Spruitstukhuis (1) uitbouwen


1 Bevestigingsklemmen
2a Bouten
2b Spruitstukhuis
- Draai de bouten los en verwijder de steunbeugel voor het reservoir van de
stuurbekrachtiging van het inlaatspruitstuk.
- Verwijder het hitteschild van het inlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsmoer van de oliepeilstokbuis aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de katalysator aan het spruitstuk los.
- Maak de koelvloeistofslangen los die aangegeven staan in figuur 2.5.
Figuur 2.5: Koelvloeistofslangen losmaken
1 Bovenste koelvloeistoftoevoerslang
2 Koelvloeistofslang van de kachelradiateur
3 Koelvloeistofretourslang vanaf kachelradiateur
- Gebruik speciaal gereedschap Alfa 1852154000 en draai de cilinderkopbouten in
omgekeerde aanhaalvolgorde (zie figuur 2.6) los.
- Verwijder de cilinderkop samen met het uitlaatspruitstuk.

Inbouwen

- Verwijder alle pakkingresten van het cilinderkoppasvlak op het motorblok en op de


cilinderkop.
- Controleer de hoogte en vlakheid van de cilinderkop (raadpleeg hoofdstuk 18 voor
de revisiematen).
- Breng een nieuwe 'Astadur'-koppakking aan met het opschrift 'Alto' naar boven
gericht. Let op! Voorkom ieder contact met olie en/of vet.
- Breng de cilinderkop aan op het motorblok.
- Draai de cilinderkopbouten in de juiste volgorde en volgens de aangegeven
procedure in vijf fasen vast, zie figuur 2.6.

Figuur 2.6: Aanhaalvolgorde van de cilinderkopbouten


- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.2.3 Cilinderkop reviseren


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)


Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-
13,2)
Thermostaat 17-21 (1,7-2,1)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 17-21 (1,7-2,1)
Speciaal gereedschap (Alfa)

Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Cilinderkop uit elkaar nemen

- Draai de moeren los en verwijder het uitlaatspruitstuk van de cilinderkop.


- Draai de moeren los en verwijder het inlaatspruitstuk.
- Verwijder de pakking.
- Plaats de cilinderkop met behulp van een passende steun in de bankschroef.
- Draai de bouten los en verwijder de thermostaat.
- Verwijder de pakking.
- Verwijder de nokkenasriemwielen met behulp van speciaal gereedschap, zie figuur
2.7.

Figuur 2.7: Nokkenasriemwielen uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Speciaal gereedschap Alfa 182214600
2 Uitlaatnokkenasriemwiel
3a Bevestigingsbout
3b Speciaal gereedschap Alfa 1822155000
4 Inlaatnokkenasriemwiel
- Draai de bout los en verwijder de fasesensor, zie figuur 2.8.

Figuur 2.8: Koelvloeistofpomp en fasesensor uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Fasesensor
2a Bevestigingsbout
2b Koelvloeistofpomp
2c Afdichtring
- Draai de bouten los en verwijder de koelvloeistofpomp.

Nokkenassen uitbouwen en controleren

- Controleer de axiale speling van de nokkenassen met een micrometer.


- Verwijder de voorste nokkenaslagerkap, zie figuur 2.9.

Figuur 2.9: Nokkenassen en lagerkappen


1a Bevestigingsbouten
1b Nokkenaslagerkap
2 Bovenste lagerschaal
3 Nokkenassen
4 Oliekeerringen
5 Onderste lagerschaal
- Verwijder de overige nokkenaslagerkappen en vervolgens de nokkenassen. Merk
vooraf de nokkenaslagerkappen zodat deze bij inbouwen op de juiste plaats
gemonteerd worden.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale speling van de
nokkenaslagers.
- Plaats de nokkenas op V-bokken en meet met behulp van een micrometer de
nokkenasslingering bij de middelste lagertap.
- Als de radiale speling en de asslingering niet aan de specificaties voldoen, moet de
nokkenas worden vervangen door een nieuw exemplaar.
- Bouw de nokkenaslagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de nokkenaslagertapboringen, zie
figuur 2.39.
- Meet de diameter van de nokkenaslagertappen en de lichthoogte.

Klepstoters controleren

- Verwijder de hydraulische klepstoters met behulp van een magneet.


- Controleer de diameter van de klepstoters; te ovale klepstoters moeten worden
vervangen.

Cilinderkop verder uit elkaar nemen en controleren

- Druk met behulp van de klepveertang de klepveer samen en verwijder de klepspieën


uit de schotel, zie figuur 2.10 voor de gereedschapsnummers.

Figuur 2.10: Cilinderkop uit elkaar nemen


1a Klepspieën
1b Steun voor kleppen (Alfa 1820011000)
1c Speciale moer (Alfa 1820049000)
1d Steun (Alfa 1821124000)
1e Huls (Alfa 1821205000)
1f Hefboom (Alfa 1821058000)
2 Bovenste klepveerschotel
3 Klepveren
4 Klep
- Verwijder vervolgens de klepveerschotels, de klepveren en de kleppen. Let op!
Houd alle onderdelen bij elkaar.
- Verwijder de klepsteelafdichtrubbers zoals weergegeven in figuur 2.11. Let op!
Gebruik bij de montage altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.

Figuur 2.11: Klepsteelafdichtrubbers verwijderen


1a Klepsteelafdichtrubber
1b Trekgereedschap (Alfa 1821208000)
2 Onderste klepveerschotel
- Ontkool de klepzittingen en de in- en uitlaatkanalen.
- Controleer de vlakheid van de cilinderkop met behulp van een stalen rei en een
voelermaat in diverse richtingen. Vlak zo nodig de cilinderkop waarbij wel de
minimale verbrandingskamerkophoogte in acht moet worden genomen zoals
weergegeven in figuur 2.12.

Figuur 2.12: Verbrandingskamerhoogte

1 12,8-13,2 mm

- Controleer na het vlakken de inhoud van de verbrandingskamer met behulp van een
maatglas en motorolie.

Kleppen en kleponderdelen

- Reinig de kleppen grondig.


- Controleer elke in- en uitlaatklep op slijtage, beschadigingen en vervormde
klepstelen.
- Controleer de afmetingen van de kleppen.
- Controleer of de veerspanning en de vrije lengte van de klepveren aan de minimum
voorgeschreven waarde voldoet.

Klepgeleiders controleren
- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de
klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.

Klepgeleiders vervangen

- Tik de klepgeleider met stempel Alfa 1821176000 vanaf de verbrandingskamerzijde


uit de cilinderkop, zie figuur 2.13.

Figuur 2.13: Klepgeleider (1a) met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821176000
(1b) uitbouwen
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.

Klepzittingen controleren en vervangen

- Controleer de klepzittingen op beschadigingen.


- Verwijder zo nodig de klepzittingen met behulp van het speciaal gereedschap, zie
figuur 2.14.

Figuur 2.14: Klepzittingen verwijderen


1a Klepzitting
1b Speciaal gereedschap Alfa
- Controleer of de buitendiameter van de te monteren klepzittingen binnen de
tolerantie valt.
- Verwarm de cilinderkop tot 80 °C en monteer de klepzittingen met behulp van het
Alfa speciaal gereedschap.
- Slijp de klepzitting met passend gereedschap, zie figuur 2.15.

Figuur 2.15: Hoeken klepzitting


a 150°
b 90° ±10'
c 30°
L Uitlaat 1,0 mm; inlaat 0,8mm

Cilinderkop in elkaar zetten

- Olie de klepstelen goed in en schuif de kleppen in de geleiders. Let op dat alle


kleppen weer op hun oorspronkelijke plaats worden ingebouwd.
- Monteer nieuwe klepsteelafdichtrubbers. Gebruik zo nodig speciaal gereedschap
Alfa 1821206000.
- Monteer de klepveren, de klepveerschotels en de spietjes met behulp van de
klepveertang.
- Smeer de nokkenassen in met olie en plaats ze in de cilinderkop.
- Monteer de nokkenaslagerkappen (let op de zelf aangebrachte merktekens) en zet
ze met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vernieuw zo nodig de oliekeerringen van de nokkenassen nadat de nokkenassen
zijn ingebouwd. Gebruik passende stempels om de keerringen op de plaats te
drukken.
- In elkaar zetten gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.

^ 2.2.4 Motor met versnellingsbak uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)


Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Snelkoppeling 1870684000

Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Open het deksel, maak de maxi-fuse-houder los van de accu en verplaats de houder
opzij.
- Maak de voedingskabel van de startmotor van de maxi-fuse-houder los.
- Draai de moer van de accubevestiging los en verwijder de accu.
- Draai de moer los en maak de massakabel van de zekeringen- en relaiskast los.
- Kantel de zekeringen- en relaiskast omhoog, maak de stekers los en verwijder de
zekeringen- en relaiskast.
- Maak de kabelbundels los uit de bevestigingen op de accuhouder en verwijder de
accuhouder.
- Maak de massakabel los van de steun aan versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de steker los en maak de kabel van de luchtkwantummeter los van de
bevestiging op de luchtinlaatmof.
- Maak de carterventilatieslang los van de luchtinlaatmof.
- Maak de luchtinlaatmof los van het gasklephuis.
- Verwijder het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de
luchtkwantummeter, nadat deze is losgemaakt van de resonator.
- Verplaats het beschermrubber van de verbindingsnippel in de leiding van de
koppelingactuator en verwijder de borgveer.
- Maak de slang tussen de trillingdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en hang de slang op. Vang de vloeistof van de koppelingsbediening op in
een geschikte opvangbak en sluit de slang met een passende plug af.
- Druk op de ontgrendellippen voor het loskoppelen van de schakelkabel en trek de
kabel naar achteren.
- Verwijder de borgplaatjes en maak de kies- en inschakelkabels los van de
steunbeugel.

Figuur 2.16: Schakelkabels losmaken


1 Schakelkabels
2a Borgplaatjes
2b Steunbeugel
- Maak de stekerverbindingen los die aangegeven staan in figuur 2.17.

Figuur 2.17: Stekerverbindingen losmaken


1 Steker inspuitregeleenheid
2 Voorste steker in motorkabel
3 Steker lambdasonde
- Maak de snelkoppelingen los en verwijder de brandstofdampleiding. Sluit de
brandstofdampslangen af.
- Maak de bouten los en verwijder de reactiestang (distributiezijde), zie figuur 2.18.

Figuur 2.18: Reactiestang uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Bevestigingsbout
1c Reactiestang
- Zuig de olie voor de stuurbekrachtiging uit het reservoir met een zuigpompje.
- Verwijder de olievuldop, draai de bouten los en verwijder het bobinedeksel.
- Monteer de olievuldop weer.
- Maak het brandstofsysteem drukloos met behulp van het speciaal gereedschap Alfa
1870684000 op het ventiel aan de zijkant van de brandstofverdeelleiding.
- Maak de snelkoppeling in de voorste brandstoftoevoerleiding los van de
brandstofverdeelleiding.
- Sluit de voorste brandstoftoevoerleiding met een passende plug af en leg de leiding
opzij.
- Maak de aansluiting van de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir.
- Sluit de losgenomen slangen af om binnendringing van vuil in het systeem te
voorkomen.
- Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Draai de bout los en maak de flens van de toevoer- en retourleidingen los van de
aircocompressor.
- Draai de moer los en maak de flens van de leiding tussen de condensor en de
verbindingsnippel los van de verbindingsnippel.
- Sluit de losgenomen aansluitingen met geschikte pluggen af om binnendringen van
vocht of stof in het systeem te voorkomen.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap de
koelvloeistof af.
- Maak de bovenste koelvloeistoftoevoerslang los van de radiateur en de
koelvloeistofbuis op de koelvloeistofpomp.
- Maak de koelvloeistoftoevoerslang van de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de koelvloeistofretourslang vanaf de kachelradiateur los van de
koelvloeistofbuis op de koelvloeistofpomp.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bevestigingsbouten van de onderste radiateurtraverse aan de carrosserie
los.
- Verwijder de radiateur compleet met de elektroventilateur, de condensor met
bijbehorende leidingen en de onderste traverse. Let op dat de bovenste pen van de
elektroventilateur los is van de bijbehorende steunbeugel.
- Draai de moeren en bouten los en verwijder het hitteschild van het
uitlaatspruitstuk.
- Maak de stekerverbinding van de rechter lambdasonde los en maak de bijbehorende
kabel los uit de bevestigingen, zie figuur 2.19.

Figuur 2.19: Stekerverbinding van de rechter lambdasonde (1) losmaken


- Maak de steker van de linker lambdasonde los en maak de bijbehorende kabel los
uit de bevestigingen.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan de katalysator los.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun van de voorkatalysator aan het
cilinderblok los.
- Draai de bevestigingsbout van de flexibele steun van de voorkatalysator aan het
subframe van de voorwielophanging los.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Maak de retourleiding van de koelleiding naar het reservoir voor de
stuurbekrachtiging los van het reservoir.
- Draai de aansluiting los en maak de toevoerleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Maak de remslangen voor en de kabels van de remblokslijtagesensoren en ABS-
sensoren los van de bijbehorende beugels.
- Draai de moeren los en maak de bovenste wieldraagarmen met behulp van een
geschikte trekker los van de fusees.
- Scheid de aandrijfassen respectievelijk van de flens in het differentieel en van de
tussenas.
- Plaats een hydraulische krik onder de achterste motorsteun en draai de
bevestigingsbout van de achterste motor/baksteun aan het ophangrubber los, zie
figuur 2.20.

Figuur 2.20: Achterste motor/baksteun verwijderen


1 Hydraulische krik
2 Bevestigingsbout
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder deze.
- Monteer hijskettingen zoals aangegeven in figuur 2.21 en ondersteun de
motor/versnellingsbak met een hydraulische werkplaatskraan.

Figuur 2.21: Hijskettingen monteren


- Draai de bevestigingsbouten van de motor/baksteunen aan de versnellingsbakzijde
en aan de distributiezijde aan het ophangrubber los, zie figuur 2.22a en figuur
2.22b.
Figuur 2.22a: Bevestigingsbouten (1) van motor/baksteunen uitbouwen

Figuur 2.22b: Bevestigingsbouten (1) van motor/baksteunen uitbouwen


- Laat de motor/versnellingsbak met de werkplaatskraan op de grond zakken.
- Plaats de motor/versnellingsbak op een geschikte bok.

Inbouwen

- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let daarbij op de


volgende punten:
- Zet alle bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem.
- Vul en ontlucht het systeem van de stuurbekrachtiging.
- Vul en ontlucht het rem- en koppelingssysteem.

^ 2.2.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders


en drijfstangen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23


Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Zuigers en drijfstangen uitbouwen

Zuigers en drijfstangen kunnen bij ingebouwde motor worden uitgebouwd.

- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.


- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.1.
- Bouw de cilinderkop uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.2.
- Plaats een hydraulische krik onder de versnellingsbak.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.

Figuur 2.23: Achterste motor/baksteun en verstevigingsstang uitbouwen


1a Bout (6,8-8,3 Nm)
1b Moer (2,7-3,4 Nm)
1c Verstevigingsstang
2a Bout (6,8-8,3 Nm)
2b Moer (7,2-8,8 Nm)
3 Bout (6,8-8,3 Nm)
4a Bout (7,5-9,2 Nm)
4b Achterste motor/baksteun
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.2.7.
- Verdraai de krukas totdat alle zuigers ongeveer op gelijke hoogte staan en
verwijder de koolaanslag met behulp van een stootkantruimer uit de cilinders.
- Verwijder de olie-aanzuigbuis met zeef.
- Verwijder de drijfstanglagerkappen met de lagerschaalhelften. Let op! De
lagerschaalhelften mogen niet worden verwisseld. Ga na waar merktekens op de
drijfstanglagerkappen, de zuigers en de drijfstangen zijn aangebracht zodat deze
onderdelen later weer op hun oorspronkelijke plaats kunnen worden gemonteerd.
- Duw de zuigers met hun drijfstang naar boven uit de cilinder.
- Verwijder de zuigerveren met behulp van een zuigerverentang. Let op! De derde
zuigerveer of olieschraapveer moet met de hand worden verwijderd.
- Verwijder voorzichtig de koolresten op de zuigerbodem met behulp van een
schraper.
- Verwijder de borgringen van de zuigerpen.
- Verwijder de zuigerpen.
- Maak de zuigerveergroeven met behulp van een oude gebroken zuigerveer schoon.
- Controleer zuigers, cilinders, drijfstangen en zuigerpennen op vervorming en
slijtage.

Zuigerveren controleren

- Controleer de slotspeling door de zuigerveer tot ongeveer 15 mm van de rand in de


cilinderboring te duwen en vervolgens de slotspeling te meten.
- Meet de dikte van de zuigerveren.
- Controleer de hoogtespeling door de speling van de zuigerveren in de groef te
meten.

Zuigers en drijfstangen controleren

- Weeg de zuigers en de drijfstangen uit. Haal zo nodig overtollig materiaal weg op de


plaatsen die aangegeven staan in figuur 2.24.

Figuur 2.24: Plaatsen waar overtollig materiaal kan worden weggenomen


- Bouw de drijfstanglagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de drijfstangvoet, zie figuur 2.42.
- Meet de diameter van de zuigers. Doe dit loodrecht op de zuigerpenboring en 12,5
mm boven het uiteinde van de zuigermantel.
- Controleer de speling tussen de zuiger en de cilinderwand.
- Meet de buitendiameter van de zuigerpen.

Cilinderboring controleren

- Meet de cilinderboring op drie plaatsen en haaks op elkaar. Bepaal de ovaliteit, de


coniciteit en de slijtage van de cilinders. Let op! Bij revisie moeten alle cilinders op
dezelfde maat worden gehoond.

Zuigers en drijfstangen inbouwen

- Smeer de zuigerpen in met olie en breng deze aan in de zuiger en de drijfstang. De


grote uitsparingen in de zuigerbodem moeten naar de inlaatzijde gericht staan.
- Breng de borgringen aan.
- Ga vervolgens op dezelfde wijze bij de overige zuigers en drijfstangen te werk.
- Breng de zuigerveren aan met behulp van de zuigerverentang, zie figuur 2.25. Let
op! Verwissel de topveer en de tweede veer onderling niet en richt de merktekens
die op de zuigerveren zijn aangebracht, naar boven. Breng de derde veer met de
hand aan en zorg ervoor dat daarbij de twee bovenste veren niet beschadigd
worden.

Figuur 2.25: Zuigerveren aanbrengen


1 Borgring
2a Zuigerpen
2b Drijfstang
2c Zuiger
3a Zuigerveer
3b Zuigerverentang
- Verdraai na montage de zuigerveren, zodat de sloten van de veren 120° ten opzichte
van elkaar verdraaid zijn.
- Breng de zuiger en drijfstang in de juiste stand aan met behulp van een
zuigerverenspanband.
- Meet de radiale lagerspeling op met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4)
alvorens tot definitief inbouwen over te gaan. Zet de lagerkap bij het opmeten van
de radiale lagerspeling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast en controleer
één tap per keer.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Smeer de
lagertappen en lagers voor inbouwen in met schone motorolie.

^ 2.2.6 Motorrevisie: krukas en


hoofdlagers
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Vliegwielblokkeergereedschap 1820624000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Krukas uitbouwen
- Bouw de motor/versnellingsbak uit.
- Verwijder de dynamo en de startmotor.
- Verwijder de versnellingsbak, de distributieriem, de cilinderkop en de zuigers met
drijfstangen. Zie de desbetreffende paragrafen.
- Verwijder de drukgroep en de koppelingsplaat.
- Zet het cilinderblok op zijn kop op een werkbank of op een montagestandaard.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap (Alfa 1820624000). Draai de
bevestigingsbout van de krukas los, (let op! linkse draad) en verwijder het
krukasriemwiel, zie figuur 2.26.

Figuur 2.26: Krukasriemwiel uitbouwen


1a Krukasriemwielbout
1b Krukasriemwiel
2a Bout
2b Steun
3 Aansluitstuk koelvloeistofleiding
4 Koelvloeistofleiding
- Verwijder de steun.
- Maak het aansluitstuk en de koelvloeistofleiding los van de warmtewisselaar.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.2.7.
- Verwijder de bevestigingsbouten en neem het voorste krukasdeksel samen met de
aanzuigbuis en het oliefilter van het motorblok, zie figuur 2.27.

Figuur 2.27: Voorste krukasdeksel uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Voorste krukasdeksel
1c Olie-aanzuigbuis
1d Warmtewisselaar
1e Oliefilter
- Draai de bevestigingsbouten van het vliegwiel aan de krukas los en verwijder het
vliegwielblokkeergereedschap en het vliegwiel.
- Verwijder het achterste krukasdeksel.
- Meet de axiale krukasspeling met behulp van een micrometer.
- Verwijder de hoofdlagerkapbouten.
- Verwijder de hoofdlagerkappen en de lagerschalen. Leg ze op volgorde weg, zodat ze
weer op hun oorspronkelijke plaats aangebracht kunnen worden.
- Til voorzichtig de krukas uit het cilinderblok.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tandkrans voor de toerental/BDP-
sensor.
- Maak de oliekanalen in de krukas met perslucht schoon.
Krukas controleren

- Controleer de hoofd- en de drijfstanglagertappen op slijtage en scheurtjes.


- Plaats de krukas in twee geschikte steunen en meet de slingering met behulp van
een micrometer.
- Bouw de hoofdlagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast. Controleer de diameter van de hoofdlagertapboringen, zie figuur 2.28.

Figuur 2.28: Diameter hoofdlagertapboringen controleren


1 Hoofdlagerkap
2 Hoofdlagerkapbout
3 Meetgereedschap
- Controleer of de oliekanalen open zijn.
- Controleer de hoofdlagertappen en de drijfstanglagertappen met behulp van een
micrometer op slingeren en tapsheid, zie het hoofdstuk Revisiematen.
- Controleer de lagerschalen op afgebladderde en/of gesmolten plekken, sporen van
vastlopen en onjuist contact. Vervang zo nodig de defecte lagers.
- Plaats de krukas en lagerschalen in het cilinderblok.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale lagerspeling.
Monteer de lagerkappen met de lagerschalen en draai de lagerkapbouten met het
juiste aanhaalmoment vast. Let op! Tijdens deze meting mag de krukas niet
verdraaid worden. Controleer één tap per keer.
- Verwijder de lagerkappen en lees met de op de verpakking afgedrukte meetschaal
de gemeten speling af.

Krukas inbouwen

- Smeer voor het inbouwen motorolie op hoofd- en drijfstanglagers.


- Houd de krukas zo, dat de drijfstangtappen van de tweede en derde cilinder naar
beneden staan.
- Plaats de krukas in het motorblok.
- Schuif de drijfstangen van de tweede en derde cilinder op de tappen. Breng
vervolgens de drijfstanglagerkappen aan en zet de moeren handvast.
- Draai de krukas rechtsom en herhaal de procedure voor de overige cilinders.
- Breng de hoofdlagerschalen met de axiaallagers en de lagerkappen aan.
- Zet de bouten van de hoofdlagerkappen vast.
- Meet ter controle nogmaals de axiale speling indien de axiale krukaslagers
vervangen zijn.
- Bouw het voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp op het cilinderblok.
Vernieuw zo nodig de oliekeerring met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821247000.
- Bouw het achterste krukasdeksel met ingebouwde oliekeerring in.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.2.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)


Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23
Versnellingsbak aan carterpan 50-60 (5,0-6,0)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Voorste en achterste bouten carterpan 1822145000


Zijbouten carterpan 1822144000
Lemmet 1870718000

Carterpan uitbouwen

- Zet de voorkant van de auto op bokken of zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen.
- Verwijder de krukaspoelie.
- Plaats een opvangbak en tap de motorolie af.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussensassteun los.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan los, zie figuur 2.29.

Figuur 2.29: Bevestigingsbouten (1) van de handgeschakelde versnellingsbak aan de


carterpan losmaken
- Draai de voorste en achterste bouten van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822145000 los, zie figuur 2.30.

Figuur 2.30: Carterpan uitbouwen


1a Voorste bevestigingsbout carterpan
1b Speciaal gereedschap Alfa 1822145000
2a Bevestigingsbout zijkant carterpan
2b Speciaal gereedschap Alfa 1822144000
3 Speciaal gereedschap Alfa 1870718000
4 Carterpan
- Draai de bouten aan de zijkant van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822144000 los.
- Snijd het afdichtmiddel tussen carterpan en cilinderblok met het speciaal
gereedschap Alfa 1870718000 door.
- Verwijder de carterpan.

Carterpan inbouwen

- Maak de pakkingvlakken van het cilinderblok en de carterpan goed schoon.


- Smeer het contactvlak in met siliconenkit.
- Breng de carterpan aan en zet de voorste en achterste bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de zijbouten van de carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussenassteun vast.
- Draai de olie-aftapplug met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul de motor met olie en controleer, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is
gekomen, of de pakking goed afdicht.

Oliepomp uit- en inbouwen

- Tap de motorolie af.


- Verwijder het oliefilter.
- Verdraai de krukas zo dat de zuiger van cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde van
de compressieslag staat.
- Blokkeer het vliegwiel.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.2.1.
- Verwijder de carterpan, de olie-aanzuigbuis en het voorste krukasdeksel (zie
paragraaf 2.2.6) samen met de oliepomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Oliepomp controleren

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

- Plaats de oliepomp in een bankschroef en verwijder de pakking.


- Draai de vijf bouten los en verwijder het oliepompdeksel, zie figuur 2.31.

Figuur 2.31: Oliepomp in onderdelen


1a Afsluitbout
1b Oliedrukregelklep
2a Bout
2b Oliepompdeksel
3 Binnenste rotor
4 Buitenste rotor
- Verwijder (indien noodzakelijk) de oliekeerring.
- Verwijder de oliedrukregelklep, zie figuur 2.31.
- Maak de oliepomp schoon en controleer de radiale speling tussen het pomphuis en
de buitenste rotor.
- Controleer de axiale speling tussen het pasvlak van het deksel en de bovenzijde van
de tandwielen.

^ 2.3 2,0 L-benzinemotor


De 2,0 L-motor heeft vier cilinders in lijn en wordt dwars voorin geplaatst. De twee
bovenliggende nokkenassen, die vier kleppen per cilinder bedienen, worden door een
distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De motor is voorzien
van twee contra-roterende balansassen die ervoor zorgen dat motortrillingen
gereduceerd worden. De krukas is vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens
van de motor staan vermeld in hoofdstuk 19.
^ 2.3.1 Distributieriem uit- en
inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)


Bevestigingsmoer 8-10 (0,8-1,0)
balansassenriemspanner
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)
Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)
Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Steun micrometer 1825013000


Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Distributietiminggereedschap 1825041000
Distributieriemspangereedschap 1822149000
Balansassenriemspangereedschap 1822154000

Distributieriem uitbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.
- Verwijder het wiel aan passagierszijde.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Bouw de aandrijfriem van de hulporganen uit zoals beschreven in hoofdstuk 14.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de krukaspoelie.
- Verwijder de dop, draai de bout los en verwijder de vaste spanner voor de
aandrijfriem van de hulporganen.
- Draai de bout los en verwijder de verstelbare riemspanner voor de hulporganen.
- Draai de bouten los en verwijder het bovenste distributiedeksel.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Draai de bouten los en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging zonder de
slangen los te maken.
- Draai de bouten los en verwijder het rechter en het linker distributiedeksel, zie
figuur 2.32.

Figuur 2.32: Distributiedeksels uitbouwen


1a Bouten
1b Rechter distributiedeksel
2a Bouten
2b Linker distributiedeksel
- Draai de bouten los en verwijder het onderste distributiedeksel.
- Draai de moer van de verstelbare spanner voor de balansassenriem iets los en
verwijder de balansassenriem, zie figuur 2.33.

Figuur 2.33: Balansassenriem uitbouwen


1 Bevestigingsmoer riemspanner
2 Balansassenriem
- Maak de stekers van de lambdasondes en de voedingssteker van de aircocompressor
los.
- Maak de stekers los van de bobines en maak de kabels los uit de bevestigingen op
het kleppendeksel.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steunplaat voor de bobines.
- Maak de bougiedoppen los van de bougies.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunplaat voor de bobines los, trek de
steunplaat met de bobines omhoog en leg het geheel terzijde.
- Maak de slangen van het carterventilatiesysteem los van het kleppendeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het kleppendeksel compleet met de pakking.
- Verwijder de bougies van cilinder nr. 1.
- Breng een klokmicrometer aan in cilinder nr. 1 met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1825013000 en verdraai de krukas totdat de de zuiger van
cilinder nr. 1 in het BDP aan het einde van de compressieslag staat. Let op! Als de
krukas tot voorbij het BDP wordt gedraaid, draai de krukas dan nooit terug maar
nog twee slagen door totdat de zuiger van cilinder nr. 1 in BDP staat.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner los om de spanning van
de distributieriem af te halen en verwijder de distributieriem.

Distributieriem inbouwen en spannen

- Draai de bouten van het inlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het
riemwiel tegen met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1822155000.
- Draai de bout van het uitlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het riemwiel
tegen met behulp van de speciale gereedschappen Alfa 1822156000 en 1822146000.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen die aangegeven staan in figuur 2.1. Let op!
Merk de nokkenaslagerkappen zodat ze bij inbouwen op exact dezelfde plaats
gemonteerd worden.
- Breng op de plaatsen van de nokkenaslagerkappen het
distributietiminggereedschap aan en draai de bouten met een aanhaalmoment van
10 Nm vast.
- Draai voordat de distributieriem wordt omgelegd het in- en
uitlaatnokkenasriemwiel rechtsom tegen het einde van de slag.
- Breng de distributieriem aan via het krukasriemwiel, de vaste geleiderol, het
uitlaatnokkenasriemwiel, het inlaatnokkenasriemwiel, de distributieriemspanner
en het koelvloeistofpompriemwiel. Let hierbij op de juiste draairichting van de
distributieriem die aangegeven staat met een pijl.
- Steek speciaal gereedschap Alfa 1822149000 in de boring van de steun voor de
distributieriemspanner, zie figuur 2.2.
- Draai het gereedschap zodat de distributieriem maximaal wordt voorgespannen.
Draai in deze stand de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast.
- Houd daarbij de nokkenasriemwielen tegen met behulp van het speciaal
gereedschap en draai de bevestigingsbout(en) met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwijder het distributietiminggereedschap en breng de nokkenaslagerkappen aan
(let op de zelf aangebrachte merktekens). Zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en zet de zuiger van
cilinder nr. 1 weer in het BDP.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner iets los en zet met behulp
van speciaal gereedschap Alfa 1822149000 het merkteken op de
distributieriemspanner tegenover het vaste merkteken op het cilinderblok, zie
figuur 2.3.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Balansassenriem inbouwen en spannen


- Draai de balansassen zodanig dat de merktekens op de riemwielen tegenover de
ribbels staan, zie figuur 2.34.

Figuur 2.34: Merktekens balansassenriem


1a Merkteken op riemwiel
1b Ribbel
2 Merkteken op krukaspoelie
- Monteer het onderste distributiedeksel en de krukaspoelie tijdelijk en controleer de
stand van alle merktekens (zuiger van cilinder nr. 1 staat in het BDP).
- Leg de balansassenriem om.
- Span de balansassenriem met behulp van speciaal gereedschap 1822154000 totdat
het referentiegat op de riemspanner in het midden van de vertanding staat, zie
figuur 2.35.

Figuur 2.35: Balansassenriem spannen


1a Speciaal gereedschap Alfa 1822154000
1b Referentiegat op riemspanner
2 Bevestigingsmoer balansassenriemspanner
- Zet de bevestigingsmoer van de balansassenriemspanner met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee volledige omwentelingen rechtsom en controleer de
merktekens.

^ 2.3.2 Cilinderkoppakking vervangen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)

Speciaal gereedschap (Alfa)


Sleutel voor kopbouten 1852154000
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Uitbouwen

Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Bouw de accu uit.
- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.
- Verwijder het wiel aan passagierszijde.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3.1.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Maak de stekers van de lambdasondes en de voedingssteker van de aircocompressor
los.
- Maak de stekers los van de bobines en maak de kabels los uit de bevestigingen op
het kleppendeksel.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steunplaat voor de bobines.
- Maak de bougiedoppen los van de bougies.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunplaat voor de bobines los, trek de
steunplaat met de bobines omhoog en leg het geheel terzijde.
- Maak de slangen van het carterventilatiesysteem los van het kleppendeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het kleppendeksel compleet met de pakking.
- Bouw de brandstofverdeelbuis met de inspuitventielen uit zoals beschreven in
hoofdstuk 5.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunbeugel van het spruitstukhuis los, zie
figuur 2.36.

Figuur 2.36: Draai de bevestigingsbouten (1) van de steunbeugel van het


spruitstukhuis los
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter en maak de kabel los van de
bevestiging op de luchtinlaatmof.
- Maak de luchtinlaatmof los van het filter.
- Maak de luchtinlaatmof los van het gasklephuis.
- Verwijder de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter en de
carterventilatieslang.
- Maak de steker van de koelvloeistoftemperatuursensor los.
- Draai de moer los en maak de massakabel los van het inlaatspruitstuk.
- Maak de steker los van het gasklephuis en maak de kabel los van de klem.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steun voor de
inspuitregeleenheid.
- Maak de elektrische aansluitingen los die aangegeven staan in figuur 2.37.

Figuur 2.37: Elektrische aansluitingen losnemen


1 Voorste steker in motorkabel
2 Stekeraansluiting toerental/BDP-sensor
3 Stekeraansluiting pingelsensor
4 Stekeraansluiting lambdasonde
5 Fasesensor
- Maak de steker los van de magneetklep voor de spruitstukverstelling.
- Maak de bedrading los van het spruitstukhuis.
- Maak de snelkoppeling los in de brandstofdampleiding en sluit de
brandstofdampslangen af.
- Maak de brandstofdampleiding los van de bevestiging op het reservoir voor de
stuurbekrachtiging.
- Draai de bouten los en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging zonder de
bijbehorende leidingen los te halen.
- Maak de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir. Sluit de slangen af
zodat er geen vuil in het systeem kan komen.
- Maak de koelvloeistofretourslang van het expansiereservoir los van de
bevestigingen op het spruitstukhuis en verplaats het reservoir.
- Draai de bouten los en verwijder de steun met de inspuitregeleenheid.
- Draai de bouten los en verwijder het gasklephuis.
- Maak de onderdrukslang voor de rembekrachtiger los van het spruitstukhuis.
- Maak de steker los van de benzinedampafsluitklep.
- Draai de bevestigingsklemmen van de moffen aan het inlaatspruitstuk iets los.
- Draai de bouten los, maak de kabels los uit de bevestigingen en verwijder het
spruitstukhuis, zie figuur 2.4.
- Draai de bouten los en verwijder de verbindingsbeugel tussen het inlaatspruitstuk
en de steun op de motor voor de reactiestang.
- Maak de koelvloeistofslangen los die aangegeven staan in figuur 2.38.

Figuur 2.38: Koelvloeistofslangen losmaken


1 Koelvloeistofslang van de kachelradiateur
2 Koelvloeistofretourslang vanaf kachelradiateur
3 Koelvloeistoftoevoerslang voor oliekoeler
4 Bovenste koelvloeistoftoevoerslang
- Verwijder het hitteschild van het inlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbout van de oliepeilstokbuis los en verwijder de complete
oliepeilstokbuis.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan de steunbeugel los.
- Maak de koelvloeistofslang los van de koelvloeistofbuis op de waterpomp.
- Gebruik speciaal gereedschap Alfa 1820277000 en draai de cilinderkopbouten in de
omgekeerde aanhaalvolgorde (zie figuur 2.6) los.
- Verwijder de cilinderkop samen met het uitlaatspruitstuk.

Inbouwen

- Verwijder alle pakkingresten van het cilinderkoppasvlak op het motorblok en op de


cilinderkop.
- Controleer de hoogte en vlakheid van de cilinderkop (raadpleeg hoofdstuk 18 voor
de revisiematen).
- Breng een nieuwe 'Astadur'-koppakking aan met het opschrift 'Alto' naar boven
gericht. Let op! Voorkom ieder contact met olie en/of vet.
- Breng de cilinderkop aan op het motorblok.
- Draai de cilinderkopbouten in de juiste volgorde en volgens de aangegeven
procedure in vier fasen vast, zie figuur 2.6.
- Breng de overige onderdelen aan in de omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.3.3 Cilinderkop reviseren


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)


Bougies:
M14 23-28 (2,3-2,8)
M10 10-13 (1,0-1,3)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Nokkenasriemwiel:
inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)
uitlaatzijde 108-132 (10,8-
13,2)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Cilinderkop uit elkaar nemen

- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.


- Draai de moeren los en verwijder het complete inlaatspruitstuk.
- Verwijder de pakking.
- Draai de bouten los en verwijder de thermostaat.
- Verwijder de pakking.
- Verwijder de nokkenasriemwielen met behulp van speciaal gereedschap, zie figuur
2.7.
- Draai de bout los en verwijder de fasesensor, zie figuur 2.8.
- Draai de bouten los en verwijder de koelvloeistofpomp compleet met de O-ring.

Nokkenassen uitbouwen en controleren

- Controleer de axiale speling van de nokkenassen met een micrometer.


- Verwijder de voorste nokkenaslagerkap, zie figuur 2.9.
- Verwijder de overige nokkenaslagerkappen en vervolgens de nokkenassen. Merk
vooraf de nokkenaslagerkappen zodat deze bij inbouw op de juiste plaats
gemonteerd worden.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale speling van de
nokkenaslagers.
- Plaats de nokkenas op V-bokken en meet met behulp van een micrometer de
nokkenasslingering bij de middelste lagertap.
- Als de radiale speling en de asslingering niet aan de specificaties voldoen, moet de
nokkenas worden vervangen door een nieuw exemplaar.
- Bouw de nokkenaslagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de nokkenaslagertapboringen, zie
figuur 2.39.

Figuur 2.39: Diameter nokkenaslagertapboringen controleren


1 Nokkenaslagerkap
2 Nokkenaslagerkapbout
3 Meetgereedschap
- Meet de diameter van de nokkenaslagertappen en de lichthoogte.

Klepstoters controleren

- Verwijder de hydraulische klepstoters met behulp van een magneet.


- Controleer de diameter van de klepstoters; te ovale klepstoters moeten worden
vervangen.

Cilinderkop verder uit elkaar nemen en controleren

- Druk met behulp van de klepveertang de klepveer samen en verwijder de


klepspieën uit de schotel, zie figuur 2.10 voor de gereedschapsnummers.
- Verwijder vervolgens de klepveerschotels, de klepveren en de kleppen. Let op!
Houd alle onderdelen bij elkaar.
- Verwijder de klepsteelafdichtrubbers zoals weergegeven in figuur 2.11. Let op!
Gebruik bij de montage altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.
- Ontkool de klepzittingen en de in- en uitlaatkanalen.
- Controleer de vlakheid van de cilinderkop met behulp van een stalen rei en een
voelermaat in diverse richtingen. Vlak zo nodig de cilinderkop waarbij wel de
minimale verbrandingskamerhoogte in acht moet worden genomen zoals
weergegeven in figuur 2.12.
- Controleer na het vlakken de inhoud van de verbrandingskamer met behulp van
een maatglas en motorolie.

Kleppen en kleponderdelen

- Reinig de kleppen grondig.


- Controleer elke in- en uitlaatklep op slijtage, beschadigingen en vervormde
klepstelen.
- Controleer de afmetingen van de kleppen.
- Controleer of de veerspanning en de vrije lengte van de klepveren aan de minimum
voorgeschreven waarde voldoet.

Klepgeleiders controleren

- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de


klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.

Klepgeleiders vervangen

- Tik de klepgeleider met stempel Alfa 1821176000 vanaf de verbrandingskamerzijde


uit de cilinderkop, zie figuur 2.13.
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.

Klepzittingen controleren en vervangen

- Controleer de klepzittingen op beschadigingen.


- Verwijder zo nodig de klepzittingen met behulp van het speciaal gereedschap, zie
figuur 2.14.
- Controleer dat de buitendiameter van de te monteren klepzittingen binnen de
tolerantie valt.
- Verwarm de cilinderkop tot 80 °C en monteer de klepzittingen met behulp van het
Alfa speciaal gereedschap.
- Slijp de klepzitting met passend gereedschap, zie figuur 2.15.

Cilinderkop in elkaar zetten

- Olie de klepstelen goed in en schuif de kleppen in de geleiders. Let op dat alle


kleppen weer op hun oorspronkelijke plaats worden ingebouwd.
- Monteer nieuwe klepsteelafdichtrubbers. Gebruik zo nodig speciaal gereedschap
Alfa 1821206000.
- Monteer de klepveren, de klepveerschotels en de spietjes met behulp van de
klepveertang.
- Smeer de nokkenassen in met olie en plaats ze in de cilinderkop.
- Monteer de nokkenaslagerkappen (let op de zelf aangebrachte merktekens) en zet
ze met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vernieuw zo nodig de oliekeerringen van de nokkenassen nadat de nokkenassen
zijn ingebouwd. Gebruik passende stempels om de keerringen op de plaats te
drukken.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.

^ 2.3.4 Motor met versnellingsbak uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)


Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Snelkoppeling 1870684000

Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Sluit het diagnose-
apparaat (Examiner) aan. Houd het rempedaal ingetrapt en kies op de Examiner
'Test regeleenheden' en kies het systeem 'Automatische versnellingsbak Marelli
Selespeed'. Ga naar 'Actieve diagnose' en kies 'Accumulator drukloos maken'. Voer
vervolgens de procedure uit die op de Examiner is aangegeven.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Open het deksel, maak de maxi-fusee-houder los van de accu en verplaats de
houder opzij.
- Maak de voedingskabel van de startmotor van de maxi-fuse-houder los.
- Draai de moer van de accubevestiging los en verwijder de accu.
- Draai de moer los en maak de massakabel van de zekeringen- en relaiskast los.
- Kantel de zekeringen- en relaiskast omhoog, maak de stekers los en verwijder de
zekeringen- en relaiskast.
- Maak de kabelbundels los uit de bevestigingen op de accuhouder en verwijder de
accuhouder.
- Maak de massakabel los van de steun aan de versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de steker los en maak de kabel van de luchtkwantummeter los van de
bevestiging op de luchtinlaatmof.
- Maak de carterventilatieslang los van de luchtinlaatmof.
- Maak de luchtinlaatmof los van het gasklephuis.
- Verwijder het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de
luchtkwantummeter, nadat deze is losgemaakt van de resonator.
- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Verwijder de dop van het
oliereservoir voor het elektrohydraulische schakelsysteem en tap het reservoir met
een zuigpompje af.
- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Maak de aansluitingen
van de ektrohydraulische unit los zoals aangegeven in figuur 2.40.

Figuur 2.40: Aansluitingen op hydraulische unit losmaken


1 Slang naar oliereservoir
2a aansluiting
2b Leiding vanaf elektropomp
- Alleen voor uitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak: Verplaats het
beschermrubber van de verbindingsnippel in de leiding van de koppelingsactuator
en verwijder de borgveer.
- Maak de slang tussen de trillingdemper en de koppelingsactuator los van de
actuator en hang de slang op. Vang de vloeistof van de koppelingsbediening op in
een geschikte opvangbak en sluit de slang met een passende plug af.
- Druk op de ontgrendellippen voor het loskoppelen van de schakelkabel en trek de
kabel naar achteren.
- Verwijder de borgplaatjes en maak de kies- en inschakelkabels los van de
steunbeugel, zie figuur 2.16.
- Maak de terugslagklep los van de rembekrachtiger.
- Maak de stekerverbindingen los die aangegeven staan in figuur 2.17.
- Maak de snelkoppelingen los en verwijder de brandstofdampleiding. Sluit de
brandstofdampslangen af.
- Maak de bouten los en verwijder de reactiestang (distributiezijde), zie figuur 2.18.
- Zuig de olie voor de stuurbekrachtiging uit het reservoir met een zuigpompje.
- Verwijder de olievuldop, draai de bouten los en verwijder het bobinedeksel.
- Monteer de olievuldop weer.
- Maak het brandstofsysteem drukloos met behulp van het speciaal gereedschap Alfa
1870684000 op het ventiel op de zijkant van de brandstofverdeelleiding.
- Maak de snelkoppeling in de voorste brandstoftoevoerleiding los van de
brandstofverdeelleiding.
- Sluit de voorste brandstoftoevoerleiding met een passende plug af en leg de leiding
opzij.
- Maak de aansluiting van de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir.
- Sluit de losgenomen slangen af om binnendringen van vuil in het systeem te
voorkomen.
- Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Draai de bout los en maak de flens van de toevoer- en retourleidingen los van de
aircocompressor.
- Draai de moer los en maak de flens van de leiding tussen de condensor en de
verbindingsnippel los van de verbindingsnippel.
- Sluit de losgenomen aansluitingen met geschikte pluggen af om binnendringen van
vocht of stof in het systeem te voorkomen.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap de
koelvloeistof af.
- Maak de bovenste koelvloeistoftoevoerslang los van de radiateur en de
koelvloeistofbuis op de waterpomp.
- Maak de koelvloeistoftoevoerslang van de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de koelvloeistofretourslang vanaf de kachelradiateur los van de
koelvloeistofbuis op de waterpomp.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bevestigingsbouten van de onderste radiateurtraverse aan de carrosserie
los.
- Verwijder de radiateur compleet met de elektroventilateur, de condensor met
bijbehorende leidingen en de onderste traverse. Let op dat de bovenste pen van de
elektroventilateur los is van de bijbehorende steunbeugel.
- Draai de moeren en bouten los en verwijder het hitteschild van het
uitlaatspruitstuk.
- Maak de stekerverbinding van de rechter lambdasonde los en maak de bijbehorende
kabel los uit de bevestigingen, zie figuur 2.19.
- Maak de steker van de linker lambdasonde los en maak de bijbehorende kabel los
uit de bevestigingen.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorkatalysator aan de katalysator los.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun van de voorkatalysator aan het
cilinderblok los.
- Draai de bevestigingsbout van de flexibele steun van de voorkatalysator aan het
subframe van de voorwielophanging los.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Maak de retourleiding van de koelleiding naar het reservoir voor de
stuurbekrachtiging los van het reservoir.
- Draai de aansluiting los en maak de toevoerleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Maak de remslangen voor en de kabels van de remblokslijtagesensoren en ABS-
sensoren los van de bijbehorende beugels.
- Draai de moeren los en maak de bovenste wieldraagarmen met behulp van een
geschikte trekker los van de fusees.
- Scheid de aandrijfassen respectievelijk van de flens in het differentieel en van de
tussenas.
- Plaats een hydraulische krik onder de achterste motorsteun en draai de
bevestigingsbout van de achterste motor/baksteun aan het ophangrubber los, zie
figuur 2.20.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder deze.
- Monteer hijskettingen zoals aangegeven in figuur 2.41 en ondersteun de
motor/versnellingsbak met een hydraulische werkplaatskraan.

Figuur 2.41: Hijskettingen monteren


- Draai de bevestigingsbouten van de motor/baksteunen aan de versnellingsbakzijde
en aan de distributiezijde aan het ophangrubber los, zie figuur 2.22a en figuur
2.22b.
- Laat de motor/versnellingsbak met de werkplaatskraan op de grond zakken.
- Plaats de motor/versnellingsbak op een geschikte bok.

Inbouwen

- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let daarbij op de


volgende punten:
- Zet alle bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem.
- Vul en ontlucht het systeem van de stuurbekrachtiging.
- Vul en ontlucht het rem- en koppelingssysteem.
- Alleen voor uitvoeringen met Selespeed versnellingsbak: Vul en ontlucht de
elektrohydraulische Selespeed-unit.

^ 2.3.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders


en drijfstangen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23


Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Zuigers en drijfstangen uitbouwen

Zuigers en drijfstangen kunnen bij ingebouwde motor worden uitgebouwd.

- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.


- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de voorkatalysator compleet met de lambdasondes en de bijbehorende
afdichtingen.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3.1.
- Bouw de cilinderkop uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3.2.
- Plaats een hydraulische krik onder de versnellingsbak.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.3.7.
- Verdraai de krukas totdat alle zuigers ongeveer op gelijke hoogte staan en
verwijder de koolaanslag uit de cilinders met behulp van een stootkantruimer.
- Verwijder de olie-aanzuigbuis met zeef.
- Verwijder de drijfstanglagerkappen met de lagerschaalhelften. Let op! De
lagerschaalhelften mogen niet worden verwisseld. Ga na waar merktekens op de
drijfstanglagerkappen, de zuigers en de drijfstangen zijn aangebracht zodat deze
onderdelen later weer op hun oorspronkelijke plaats kunnen worden gemonteerd.
- Duw de zuigers met hun drijfstang naar boven uit de cilinder.
- Verwijder de zuigerveren met behulp van een zuigerverentang. Let op! De derde
zuigerveer of olieschraapveer moet met de hand worden verwijderd.
- Verwijder voorzichtig de koolresten op de zuigerbodem met behulp van een
schraper.
- Verwijder de borgringen van de zuigerpen.
- Verwijder de zuigerpen.
- Maak de zuigerveergroeven met behulp van een oude gebroken zuigerveer schoon.
- Controleer zuigers, cilinders, drijfstangen en zuigerpennen op vervorming en
slijtage.

Zuigerveren controleren

- Controleer de slotspeling door de zuigerveer tot ongeveer 15 mm van de rand in de


cilinderboring te duwen en vervolgens de slotspeling te meten.
- Meet de dikte van de zuigerveren.
- Controleer de hoogtespeling door de speling van de zuigerveren in de groef te
meten.

Zuigers en drijfstangen controleren

- Weeg de zuigers en de drijfstangen uit. Haal zo nodig overtollig materiaal weg op de


plaatsen die aangegeven staan in figuur 2.24.
- Bouw de drijfstanglagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de drijfstangvoet, zie figuur 2.42.

Figuur 2.42: Diameter drijfstangvoet controleren


1a Drijfstang
1b Drijfstanglagerkap
1c Drijfstanglagerkapbout
2 Meetgereedschap
- Meet de diameter van de zuigers. Doe dit loodrecht op de zuigerpenboring en 12,5
mm boven het uiteinde van de zuigermantel.
- Controleer de speling tussen de zuiger en de cilinderwand.
- Meet de buitendiameter van de zuigerpen.
Cilinderboring controleren

- Meet de cilinderboring op drie plaatsen en haaks op elkaar. Bepaal de ovaliteit, de


coniciteit en de slijtage van de cilinders. Let op! Bij revisie moeten alle cilinders op
dezelfde maat worden gehoond.

Zuigers en drijfstangen inbouwen

- Smeer de zuigerpen in met olie en breng deze aan in de zuiger en de drijfstang. De


grote uitsparingen in de zuigerbodem moeten naar de inlaatzijde gericht staan.
- Breng de borgringen aan.
- Ga vervolgens op dezelfde wijze te werk bij de overige zuigers en drijfstangen.
- Breng de zuigerveren aan met behulp van de zuigerverentang, zie figuur 2.25. Let
op! Verwissel de topveer en de tweede veer onderling niet en richt de merktekens
die op de zuigerveren zijn aangebracht, naar boven. Breng de derde veer met de
hand aan en zorg ervoor dat daarbij de twee bovenste veren niet beschadigd
worden.
- Verdraai na montage de zuigerveren, zodat de sloten van de veren 120° ten opzichte
van elkaar verdraaid zijn.
- Breng de zuiger en drijfstang in de juiste stand aan met behulp van een
zuigerverenspanband.
- Meet de radiale lagerspeling op met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4)
alvorens tot definitief inbouwen over te gaan. Zet de lagerkap bij het opmeten van
de radiale lagerspeling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast en controleer
één tap per keer.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Smeer de
lagertappen en lagers voor inbouwen in met schone motorolie.

^ 2.3.6 Motorrevisie: krukas,


balansassen en hoofdlagers
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)
Deksels balansassen 8-10 (0,8-1,0)
Balansasriemwiel 45-55 (4,5-
5,5)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring
Uitbouwen balansasriemwielen 1820286000
Vliegwielblokkeergereedschap 1820161001

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Krukas uitbouwen

- Bouw de motor/versnellingsbak uit.


- Verwijder de dynamo en de startmotor.
- Verwijder de versnellingsbak, de balansassenriem, de distributieriem, de
cilinderkop en de zuigers met drijfstangen. Zie de desbetreffende paragrafen.
- Verwijder de drukgroep en de koppelingsplaat.
- Zet het cilinderblok op zijn kop op een werkbank of op een montagestandaard.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap (Alfa 1820161001).
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het aandrijfriemwiel van de
balansassen.
- Draai de bevestigingsbout van de krukas los (Let op! linkse draad) en verwijder het
krukasriemwiel, zie figuur 2.43.

Figuur 2.43: Riemwielen uitbouwen


1a Bevestigingsbout balansassenriemwiel
1b Aandrijfriemwiel balansassen
2a Krukasriemwielbout
2b Krukasriemwiel
3a Bout
3b Steun
4 Aansluitstuk koelvloeistofleiding
5 Koelvloeistofleiding
- Verwijder de steun.
- Maak het aansluitstuk en de koelvloeistofleiding los van de warmtewisselaar.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 2.3.7.
- Verwijder de bevestigingsbouten en neem het voorste krukasdeksel samen met de
aanzuigbuis en het oliefilter van het motorblok, zie figuur 2.27.
- Draai de bevestigingsbouten van het vliegwiel aan de krukas los en verwijder het
vliegwielblokkeergereedschap en het vliegwiel.
- Verwijder het achterste krukasdeksel.
- Meet de axiale krukasspeling met behulp van een micrometer.
- Verwijder de hoofdlagerkapbouten.
- Verwijder de hoofdlagerkappen en de lagerschalen. Leg ze op volgorde weg, zodat ze
weer op hun oorspronkelijke plaats aangebracht kunnen worden.
- Til voorzichtig de krukas uit het cilinderblok.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tandkrans voor de toerental/BDP-
sensor.
- Maak de oliekanalen in de krukas met perslucht schoon.

Balansassen uit- en inbouwen

- Bouw de balansasriemwielen uit met behulp van speciaal gereedschap Alfa


1820286000, zie figuur 2.44.

Figuur 2.44: Balansasriemwielen uitbouwen


1a Bevestigingsbout balansasriemwiel
1b Speciaal gereedschap Alfa 1820286000
2 Balansasriemwiel
3a Bout
3b Deksel
4a Bout
4b Deksel
5a Moer
5b Riemspanner balansassenriem
- Draai de bouten los en verwijder de deksels die aangegeven staan in figuur 2.44.
- Draai de moer los en verwijder de riemspanner van de balansassenriem.
- Verwijder de afstandsbussen, de O-ringen en de achterste stopplaten, zie figuur
2.45.

Figuur 2.45: Balansassen uitbouwen


1a Afstandsbus
1b O-ring
2 Stopplaat
3a Balansas
3b Achterste lager
3c Drevel
- Tik de balansassen compleet met achterste lager uit de boringen met behulp van
een geschikte drevel.
- Bouw zo nodig het voorste lager uit met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1840206001 (slagtrekker) en Alfa 1820626000 (hulpstuk).
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Krukas controleren

- Controleer de hoofd- en de drijfstanglagertappen op slijtage en scheurtjes.


- Plaats de krukas in twee geschikte steunen en meet de slingering met behulp van
een micrometer.
- Bouw de hoofdlagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast. Controleer de diameter van de hoofdlagertapboringen, zie figuur 2.28.
- Controleer of de oliekanalen open zijn.
- Controleer de hoofdlagertappen en de drijfstanglagertappen met behulp van een
micrometer op slingeren en tapsheid, zie het hoofdstuk Revisiematen.
- Controleer de lagerschalen op afgebladderde en/of gesmolten plekken, sporen van
vastlopen en onjuist contact. Vervang zo nodig de defecte lagers.
- Plaats de krukas en lagerschalen in het cilinderblok.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale lagerspeling.
Monteer de lagerkappen met de lagerschalen en draai de lagerkapbouten met het
juiste aanhaalmoment vast. Let op! Tijdens deze meting mag de krukas niet
verdraaid worden. Controleer één tap per keer.
- Verwijder de lagerkappen en lees met de op de verpakking afgedrukte meetschaal
de gemeten speling af.

Krukas inbouwen

- Smeer voor inbouwen motorolie op hoofd- en drijfstanglagers.


- Houd de krukas zo, dat de drijfstangtappen van de tweede en derde cilinder naar
beneden staan.
- Plaats de krukas in het motorblok.
- Schuif de drijfstangen van de tweede en derde cilinder op de tappen. Breng
vervolgens de drijfstanglagerkappen aan en zet de moeren handvast.
- Draai de krukas rechtsom en herhaal de procedure voor de overige cilinders.
- Breng de hoofdlagerschalen met de axiaallagers en de lagerkappen aan.
- Zet de bouten van de hoofdlagerkappen vast.
- Meet ter controle nogmaals de axiale speling indien de axiale krukaslagers
vervangen zijn.
- Bouw het voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp op het cilinderblok.
Vernieuw zo nodig de oliekeerring met behulp van een geschikte stempel.
- Bouw het achterste krukasdeksel met oliekeerring in en draai de bijbehorende
bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 2.3.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)


Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Vaste riemspanner hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Verstelbare riemspanner hulporganen 23-28 (2,3-2,8)
Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23
Versnellingsbak aan carterpan 50-60 (5,0-6,0)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Voorste en achterste bouten carterpan 1822145000


Zijbouten carterpan 1822144000
Lemmet 1870718000

Carterpan uitbouwen

- Zet de voorkant van de auto op bokken of zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 2.23.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen.
- Verwijder de krukaspoelie.
- Verwijder de dop, draai de bout los en verwijder de vaste spanner voor de
aandrijfriem van de hulporganen.
- Draai de bout los en verwijder de verstelbare riemspanner voor de hulporganen.
- Bouw het bovenste en onderste distributiedeksel uit.
- Plaats een opvangbak en tap de motorolie af.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussensassteun los.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan los, zie figuur 2.29.
- Draai de voorste en achterste bouten van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822145000 los, zie figuur 2.30.
- Draai de bouten aan de zijkant van de carterpan met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822144000 los.
- Snijd het afdichtmiddel tussen carterpan en cilinderblok met het speciaal
gereedschap Alfa 1870718000 door.
- Verwijder de carterpan.

Carterpan inbouwen

- Maak de pakkingvlakken van het cilinderblok en de carterpan goed schoon.


- Smeer het contactvlak in met siliconenkit.
- Breng de carterpan aan en zet de voorste en achterste bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de zijbouten van de carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbouten van de handgeschakelde versnellingsbak aan de
carterpan met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbout van de carterpan aan de tussenassteun vast.
- Draai de olie-aftapplug met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul de motor met olie en controleer, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is
gekomen, of de pakking goed afdicht.

Oliepomp uitbouwen, controleren en inbouwen


Deze beschrijving komt geheel overeen met hetgeen beschreven staat in paragraaf
2.2.7.

^ 2.4 Plastigage
Het meten van lagerspelingen gaat het beste met 'Plastigage'. Dit is de naam van een
nauwkeurig gekalibreerde kunststofmeetdraad (zie figuur 2.46).

De voorwaarden voor het gebruik van Plastigage zijn:

- Onderdelen vastzetten met het voorgeschreven aanhaalmoment.


- Schone en droge lagertappen en lagerschalen.
- De krukas mag tijdens het meten niet worden gedraaid.
- Het meetpunt moet dichtbij het hoogste of het laagste dode punt van de kruktap
worden gekozen.
- Op de lagerkap mag niet worden geslagen.
- Hoofdlagers worden ieder afzonderlijk gemeten, waarbij de overige lagerkappen
niet mogen zijn gemonteerd.
- Gebruik uitsluitend onbeschadigde bouten voor de lagerkappen.

Figuur 2.46: Lagerspeling meten met Plastigage

Leg een stukje meetdraad op de hoofdlager- of drijfstanglagertap. Breng vervolgens de


bijbehorende lagerkap op zijn plaats en zet deze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Afhankelijk van de lagerspeling wordt de meetdraad meer of
minder samengeperst. Verwijder de lagerkap weer. De breedte van de geplette draad
kan nu met behulp van de op de 'Plastigage'-verpakking afgedrukte schaal worden
gemeten; de lagerspeling kan daarbij rechtstreeks worden afgelezen.

^ 3 Dieselmotor

In het hoofdstuk "Dieselmotoren" vindt u een inleiding waarin ondermeer de


beschreven motoren met motorcodes in tabelvorm staan, reparatie- en
onderhoudsbeschrijvingen als vervanging van de koppakking, distributieriem (of
distributieketting) en stellen van de kleppen, uit- en inbouwbeschrijving van de motor,
revisiebeschrijving van de cilinderkop, revisiebeschrijving van het motorblok en het
smeersysteem. Bij alle beschrijvingen staan de correcte aanhaalmomenten vermeld en
indien nodig, het te gebruiken speciale gereedschap.

^ 3.1 Inleiding
Er wordt één type 'common rail'-dieselmotor gebruikt voor de Alfa 147. Dit is een
viercilinderachtklepper van 1,910 L met enkele bovenliggende nokkenas (OHC),
turbocompressor met tussenkoeler en directe dieselinspuiting. De motor is dwars
voorin geplaatst. De technische gegevens staan vermeld in tabel 3.1. De enkele
bovenliggende nokkenas, die twee kleppen per cilinder bedient, wordt door een
distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De krukas en de
nokkenas zijn beide vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens van de motor
staan vermeld in hoofdstuk 19.

Tabel 3.1: Technische gegevens dieselmotor

Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max.vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max.koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Inspuitpomp radialjet
type Bosch EDC-15C7
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT
2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België 10
(pk)

^ 3.2 Klepspeling afstellen


Technische gegevens

Klepspeling (koud):
inlaat (mm) 0,30 ±0,05
uitlaat (mm) 0,35 ±0,05

Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Kleppendeksel 10 (1,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hefboom 1860443000
Blokkeergereedschap voor klepstoters 1860724001
Punttang universeel
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Maak de twee carterventilatieslangen los van het kleppendeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het kleppendeksel.
- Verdraai de krukas rechtsom tot de nok van de af te stellen klep naar boven wijst
en de onderliggende klep gesloten is.
- Meet de speling tussen de nok en het vulplaatje.
- Als de gemeten waarde niet juist is, moet het vulplaatje worden vervangen. Om het
vulplaatje te verwijderen, moet de klepstoter omlaag worden gedrukt met behulp
van speciaal gereedschap (Alfa 1860443000, zie figuur 3.1) en het
blokkeergereedschap voor de klepstoters (Alfa 1860724001) worden aangebracht.
Plaats dit gereedschap op de rand van de klepstoter, zodat het vulplaatje met een
magneet of punttang kan worden verwijderd.

Figuur 3.1: Klepstoter omlaag drukken met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860443000 en klepstoter naar beneden houden met behulp van speciaal gereedschap
Alfa 1860724001
1 Speciaal gereedschap Alfa 1860443000
2 Speciaal gereedschap Alfa 1860724001
3 Vulplaatjes
- Breng een nieuw vulplaatje met de juiste dikte aan en monteer het vulplaatje, met
de zijde waar de dikte op staat naar beneden.
- Herhaal deze handelingen voor de overige kleppen.
- Breng het kleppendeksel met een nieuwe pakking aan.

^ 3.3 Distributieriem uit- en inbouwen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Krukaspoelie 25 (2,5)
Reactiestang 45-51 (4,5-5,1)
Steunbeugel reactiestang 45-55 (4,5-5,5)
Distributieriemspanner 25 (2,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-
10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Inbouwen distributieriem 1860905000


Blokkeergereedschap voor vliegwiel 1860898000

De distributieriem moet iedere 120.000 km of na een periode van 36 maanden worden


vervangen.

Controleer de toestand van de distributieriem iedere 60.000 km. Vervang de


distributieriem als:

- de distributieriem doordrenkt is met olie of koelvloeistof;


- de distributieriem gescheurd is of beschadigde tanden heeft;
- de distributieriem gerafeld is of er tanden ontbreken.

Vervang ook altijd de distributieriem als deze voor een reparatie is verwijderd.

Distributieriem uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Draai de bouten los en verwijder de reactiestang die aan distributiezijde geplaatst
is.
- Maak de kabel van de fasesensor los van het rechter distributiezijdeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het rechter distributiezijdeksel
- Draai de bouten los en verwijder de steunbeugel voor de reactiestang van het
motorblok.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de inspuitregeleenheid uit de zitting.
- Verwijder het rechtervoorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Bouw de aandrijfriem van de hulporganen uit zoals beschreven in hoofdstuk 14.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de onderste vliegwielbescherming.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap Alfa 1860898000.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de krukaspoelie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het bovenste distributiedeksel.
- Draai met de bout op het krukasriemwiel de krukas totdat de merktekens
tegenover elkaar staan (zuiger cilinder nr. 1 in BDP).
- Draai de bout los en verwijder de vaste riemspanner voor de hulporganen.
- Draai de bouten los en verwijder het onderste distributiedeksel.
- Draai de moer van de verstelbare distributieriemspanner iets los en verwijder de
distributiriem.

Distributieriem inbouwen en spannen

- Verwijder de bevestigingsbout van de oliepomp en monteer in plaats van de bout de


pen van speciaal gereedschap Alfa 1860905000, zie figuur 3.2.

Figuur 3.2: Zuiger van cilinder nr. 1 in BDP zetten


1 Bout oliepomp
2 Distributieriem
3 Pen van speciaal gereedschap Alfa 1860905000
4a Centreernok
4b Opening van speciaal gereedschap
5a Moer
5b Hulpbout
- Leg de distributieriem om het krukasriemwiel.
- Verdraai de krukas zonodig iets, totdat de centreernok op het krukasriemwiel in de
opening van het gereedschap valt.
- Fixeer het gereedschap in deze stand met behulp van een moer en een hulpbout.
- Draai het nokkenasriemwiel rechtsom totdat het merkteken (1) op het
nokkenasriemwiel tegenover het vaste merkteken staat, zie figuur 3.3.

Figuur 3.3: Distributieriem inbouwen


1 Merktekens nokkenasriemwiel
2 Distributieriem
3a Riemspanner
3b Verstelbaar merkteken van riemspanner
4a Verstelbaar merkteken van riemspanner
4b Referentiegat
4c Moer distributieriemspanner
- Breng de distributieriem aan.
- Druk met een schroevendraaier op de lip van de distributieriemspanner en span de
riem maximaal; dat wil zeggen dat het verstelbare merkteken van de riemspanner
tegen de aanslag staat en draai de moer van de riemspanner vast.
- Verwijder het gereedschap voor het afstellen in het BDP.
- Verdraai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en controleer of de
merktekens in lijn staan.
- Draai de bevestigingsmoer van de riemspanner iets los en verlaag de riemspanning
iets totdat het verstelbare merkteken tegenover het referentiegat staat.
- Draai daarna de moer van de riemspanner met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast.

^ 3.4 Cilinderkoppakking vervangen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart
slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

De cilinderkop mag alleen bij koude motor worden uitgebouwd.

- Plaats de auto op een hefbrug en verwijder de voorwielen.


- Verwijder de distributieriem zoals beschreven in paragraaf 3.3.
- Bouw de accu uit.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste radiateurslang los en tap het koelsysteem af.
- Maak de koelvloeistofretourslang en de þretourslang naar de koelvloeistofbuis van
de koelvloeistofpomp los van het expansiereservoir.
- Maak de carterventilatieslangen los van het kleppendeksel.
- Maak de bovenste radiateurslang los van de thermostaat.
- Maak de onderdrukslang los van de onderdrukpomp.
- Maak de bovenste en onderste koelvloeistofslang los van de retourleiding naar de
motoroliekoeler.
- Maak de koelvloeistofslangen los van de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het hitteschild van het
uitlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbout van de verstevigingsbeugel voor de turbocompressor aan
het cilinderblok los.
- Draai de bevestigingsbouten van de olieretourleiding van de turbocompressor los.
- Draai de bevestigingsbouten van de EGR-leiding aan het uitlaatspruitstuk los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder het uitlaatspruitstuk met
turbocompressor van de pennen op de cilinderkop.
- Open de klem en maak de luchtslang los van het gasklephuis.
- Maak de toevoer- en retourslang naar de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de steker van de koelvloeistoftemperatuursensor los.
- Maak van de bevestigingen van de onderdrukslang de onderdrukslang naar het
onderdrukreservoir en de slang naar de turbocompressor los, zie figuur 3.4.

Figuur 3.4: Slangen en stekerverbindingen losnemen


1 Toevoer- en retourslang kachelradiateur
2 Steker koelvloeistoftemperatuursensor
3a Onderdrukslang naar onderdrukreservoir
3b Slang naar turbocompressor
- Draai de bevestigingsmoeren van de brandstofretourbuis aan het inlaatspruitstuk
los.
- Maak de retourleiding los.
- Verwijder de toevoerleiding van de onderdrukpomp naar de
brandstofverdeelleiding.
- Maak de stekerverbindingen los die aangegeven staan in figuur 3.5.

Figuur 3.5: Stekerverbindingen losnemen


1a Steker elektro-inspuitventiel
1b Steker elektromagnetische koppeling van aircocompressor
1c Steker brandstofdruksensor
1d Steker EGR-magneetklep
1e Steker turbodruksensor
1f Steker fasesensor
2a Bouten
2b Inspuitkabel
- Draai de bevestigingsbouten los en verplaats de inspuitkabel zodat deze geen
belemmering vormt.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het kleppendeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het voorste distributiezijdeksel.
- Verwijder de aanwezige olie uit de verzamelruimten in de cilinderkop met behulp
van een zuigpompje.
- Draai de cilinderkopbouten (1 t/m 10) los in omgekeerde volgorde van de
aanhaalvolgorde die staat aangegeven in figuur 3.8.
- Verwijder de cilinderkopbouten en licht de cilinderkop van het motorblok. Let op!
Wrik nooit met een schroevendraaier of iets dergelijks tussen cilinderkop en
motorblok.
- Verwijder de oude cilinderkoppakking en reinig de pasvlakken van de cilinderkop
en het motorblok.
- Controleer de cilinderkop en meet de hoogte van de cilinderkop (zie figuur 3.6) als
deze gevlakt moet worden.
Figuur 3.6: Minimale hoogte cilinderkop

1 141 mm ±0,15

- Meet met een meetklok hoeveel millimeter de zuigers boven het pakkingvlak van
het motorblok uitsteken. Om de compressieverhouding binnen de tolerantie te
houden, moet een juiste cilinderkoppakking worden gemonteerd.

Tabel 3.2: Cilinderkoppakking bepalen

Uitsteekhoogte van de zuiger Dikte


cilinderkoppakking
0,014-0,104 mm 0,82 mm
0,105-0,205 mm 0,92 mm*
0,206-0,294 mm 1,02 mm**

*Cilinderkoppakking met één kerf aan de buitenrand gemerkt.

**Cilinderkoppakking met twee kerven aan de buitenrand gemerkt.

Figuur 3.7: Cilinderkoppakking met verschillende diktes, aangegeven door kerven


- Breng de nieuwe cilinderkoppakking van het type 'ASTADUR' aan met het
opschrift ALTO naar boven. Plaats de pakking zodanig, dat deze correspondeert
met de centreerstiften en oliekanalen. De ASTADUR-pakking is van een bijzondere
samenstelling, die in de loop van de tijd door polymerisatie uithardt. Om deze
polymerisatie te garanderen, dient de pakking tot het moment van de montage in
de cellofaanverpakking te worden bewaard. Smeer de pakking nooit in met olie of
vet.
- Plaats de cilinderkop op het motorblok.
- Draai de cilinderkopbouten in de juiste volgorde vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment (zie figuur 3.8). Let op! Bij het gebruik van een
cilinderkoppakking van het type ASTADUR is het niet meer noodzakelijk de
cilinderkop na 1000 tot 1500 km na te trekken.

Figuur 3.8: Aanhaalvolgorde cilinderkopbouten


- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 3.5 Cilinderkop reviseren


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)
Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)
Wartels brandstofleidingen:
aan brandstofverdeelbuis 26-32 (2,6-3,2)
aan verstuivers 19-23 (1,9-2,3)
Nokkenaslagerkappen 13-16 (1,3-1,6)
Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)
Verstuiver 26-32 (2,6-3,2)
Gloeibougie 13-16 (1,3-1,6)
Onderdrukpomp rembekrachtiger 21-26 (2,1-2,6)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Fixeren nokkenasriemwiel 1822146000/1822156000


Stempel voor aanbrengen nokkenaskeerring 1821228000
Verwijderen klepsteelafdichtrubbers 1821208000
Geleidehuls voor klepsteelafdichtrubbers 1860814001
Stempel voor aanbrengen klepsteelafdichtrubbers 1821178000
Drevel voor verwijderen klepgeleider 1821053000
Drevel voor aanbrengen klepgeleider 1821254000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Onderdelen cilinderkop uit- en inbouwen

- Bouw de cilinderkop uit, zie paragraaf 3.4.


- Draai de wartels los en verwijder de leidingen tussen de brandstofverdeelleiding en
de verstuivers, zie figuur 3.9. Let op! Gebruik bij montage nieuwe leidingen.

Figuur 3.9: Componenten van cilinderkop nemen


1a Wartelmoer aan verstuiver
1b Wartelmoer aan brandstofverdeelleiding
1c Leiding
2a Moer
2b Brandstofverdeelleiding
2c Brandstofdruksensor
3a Veer
3b Brandstofretourleiding
4a Moer
4b Inlaatspruitstuk
4c EGR-klep
4d Gasklephuis
- Draai de moeren los en verwijder de brandstofverdeelleiding compleet met de
brandstofdruksensor.
- Druk met de hand de veren in, maak de leidingen naar de brandstofretourbuis van
de verstuivers los en verwijder de leiding.
- Draai de moeren los en maak de voedingskabel los van de gloeibougies.
- Maak de koelvloeistofretourslang naar het expansiereservoir los van de
thermostaat.
- Draai de moeren los en verwijder het inlaatspruitstuk met de EGR-klep en het
gasklephuis.
- Draai de bouten los en verwijder de onderdrukpomp compleet met de O-ring, zie
figuur 3.10.

Figuur 3.10: Onderdrukpomp en thermostaat uitbouwen


1a Bout
1b Onderdrukpomp
2a Klem
2b Leiding tussen thermostaat en uitlaatgaskoeler
3a Bout
3b Thermostaat
4 Afdichting
5a Bout
5b Moer
5c Uitlaatgaskoeler
- Draai de klem iets los en maak de leiding tussen thermostaat en uitlaatgaskoeler
los van de uitlaatgaskoeler.
- Draai de bouten los en verwijder de thermostaat met de leiding en de sensor.
- Verwijder de pakking.
- Draai de bout en de moer los en verwijder de uitlaatgaskoeler voor het EGR.
- Verwijder het nokkenasriemwiel met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1822146000 en 1822156000, zie figuur 3.11.

Figuur 3.11: Nokkenasriemwiel, koelvloeistofpomp en fasesensor uitbouwen


1a Bout
1b Speciaal gereedschap Alfa 1822146000/1822156000
2 Nokkenasriemwiel
3a Bouten
3b Fasesensor
4a Bouten
4b Koelvloeistofpomp
- Draai de bouten los en verwijder de fasesensor en de koelvloeistofpomp.
- Draai de moeren los en verwijder de beugels van de verstuivers, zie figuur 3.12.

Figuur 3.12: Verstuivers en gloeibougies uitbouwen


1a Moer
1b Beugel
2a Verstuiver
2b Afdichting
3 Steunplaatje
4 Gloeibougie
- Verwijder de verstuivers compleet met de afdichtingen.
- Verwijder de steunplaatjes voor de beugels van de verstuivers.
- Verwijder de gloeibougies.
- Meet met een micrometer de axiale speling van de nokkenas op.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.

Nokkenas uitbouwen, controleren en inbouwen

- Merk vooraf de nokkenaslagerkappen zodat deze bij inbouwen op de juiste plaats


gemonteerd worden.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen en de olietoevoerleiding voor de nokkenas.
- Verwijder de nokkenas.
- Verwijder de klepstoters met de klepstelplaatjes; houd alles bij elkaar.
- Controleer met een micrometer de diameter van de klepstoters. Vervang de
klepstoters als deze ovaal zijn geworden.
- Controleer de zittingen van de klepstoters in de cilinderkop (diameter
klepstoterboringen). Vervang de cilinderkop als de zittingen te veel ingesleten zijn.
- Reinig alle onderdelen grondig.
- Controleer de nokkenas. De nokken en de nokkenaslagertappen mogen geen
groeven vertonen of zijn ingevreten. Is dit wel het geval, vervang dan de nokkenas.
- Meet met een micrometer de nokkenaslagertappen.
- Meet met een micrometerklok de lichthoogte van de nokken. Vervang de nokkenas
als niet aan de specificaties wordt voldaan.
- Bouw de nokkenaslagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de nokkenaslagertapboringen, zie
figuur 3.13.

Figuur 3.13: Diameter nokkenaslagertapboringen controleren


1a Nokkenaslagerkap
1b Nokkenaslagerkapbout
2 Meetgereedschap
- Voor het meten van de radiale speling met 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) moet de
nokkenas eerst weer tijdelijk worden ingebouwd en daarna weer worden
uitgebouwd.
- Plaats de klepstoters en klepstelplaatjes op hun oorspronkelijke plaats.
- Plaats de nokkenas in de cilinderkop.
- Breng op de pasvlakken op de cilinderkop voor de eerste en de vijfde
nokkenaslagerkap Loctite 573 aan.
- Breng de nokkenaslagerkappen aan en zet deze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Meet de axiale nokkenaslagerspeling.
- Monteer indien nodig een nieuwe oliekeerring met behulp van speciaal gereedschap
Alfa 1821228000.
- Monteer het nokkenasriemwiel en zet de bevestigingsbout met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Controleer de klepspeling en corrigeer deze indien nodig (zie paragraaf 3.2).
- Bouw de cilinderkop in, zie paragraaf 3.4.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Kleppen, klepveren en klepsteelrubbers verwijderen, controleren en


aanbrengen

Bouw de cilinderkop uit en verwijder de nokkenas. Aangeraden wordt de


klepsteelafdichtrubbers altijd te vervangen wanneer de cilinderkop uit elkaar wordt
genomen. Bij het vervangen van de kleppen en/of klepgeleiders is dit zelfs
noodzakelijk.

- Zet de cilinderkop met de verbrandingskamers naar beneden gericht op de


werkbank. Breng eventueel een borgplaat aan.
- Druk de klepveren in met een klepverentang en verwijder de spietjes, de bovenste
klepveerschotels, de klepveren en de kleppen. Houd alle onderdelen bij elkaar zodat
ze weer op de oorspronkelijke plaats kunnen worden aangebracht.
- Verwijder de klepsteelafdichtrubbers zoals weergegeven in figuur 3.14. Let op!
Gebruik bij de montage altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.

Figuur 3.14: Klepsteelafdichtrubbers uitbouwen


1a Klepsteelafdichtrubber
1b Speciaal gereedschap Alfa 1821208000
2 Onderste klepveerschotel
- Verwijder de onderste klepveerschotels.
- Controleer de insteekdiepte van de kleppen met behulp van een klokmicrometer.
Deze moet tussen de 0,1 en 0,5 mm liggen. Slijp zo nodig de klepzittingen zodat de
kleppen de voorgeschreven insteekdiepte hebben.
- Ontkool de klepzittingen en de in- en uitlaatkanalen.
- Reinig de kleppen zorgvuldig.
- Controleer elke in- en uitlaatklep op slijtage, beschadigingen en/of vervormde
klepstelen.
- Controleer de haaksheid van de klepveren met een stalen winkelhaak en een
vlakplaat.
- Meet de vrije hoogte en spanning van iedere veer.
- Vervang de klepveren als niet aan de specificaties wordt voldaan.
- Breng de klepsteelafdichtrubbers aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860814001 en Alfa 1821178000, zie figuur 3.15.

Figuur 3.15: Klepsteelafdichtrubbers aanbrengen


1a Klepsteelafdichtrubber
1b Speciaal gereedschap Alfa 1860814001
1c Speciaal gereedschap Alfa 1821178000
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Klepgeleiders controleren

- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de


klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.

Klepgeleiders vervangen

- Tik de klepgeleider met stempel Alfa 1821053000 vanaf de bovenzijde uit de


cilinderkop, zie figuur 3.16.

Figuur 3.16: Klepgeleider uitbouwen


1a Klepgeleider
1b Speciaal gereedschap Alfa 1821053000
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.

Klepzittingen controleren en vervangen

- Controleer de klepzittingen op beschadigingen.


- Verwijder zo nodig de klepzittingen met behulp van het speciaal gereedschap, zie
figuur 3.17.
Figuur 3.17: Klepzittingen verwijderen
1a Klepzitting
1b Speciaal gereedschap Alfa
- Controleer of de buitendiameter van de te monteren klepzittingen binnen de
tolerantie valt.
- Verwarm de cilinderkop tot 80 °C en monteer de klepzittingen met behulp van het
Alfa speciaal gereedschap.
- Slijp de klepzitting met passend gereedschap, zie figuur 3.18.

Figuur 3.18: Hoeken klepzitting

1 90° ±20'

- Controleer de insteekdiepte van de kleppen met behulp van een klokmicrometer.


Deze moet tussen de 0,1 en 0,5 mm liggen. Slijp zo nodig de klepzittingen zodat de
kleppen de voorgeschreven insteekdiepte hebben.

Cilinderkop in elkaar zetten

- Olie de klepstelen goed in en schuif de kleppen in de geleiders. Let op dat alle


kleppen weer op hun oorspronkelijke plaats worden ingebouwd.
- Monteer altijd nieuwe klepsteelafdichtrubbers.
- Monteer de klepveren, de klepveerschotels en de spietjes met behulp van de
klepveertang.
- Smeer de nokkenas in met olie en plaats ze in de cilinderkop.
- Breng op de pasvlakken op de cilinderkop voor de eerste en de vijfde
nokkenaslagerkap Loctite 573 aan.
- Monteer de nokkenaslagerkappen (let op de zelf aangebrachte merktekens) en zet
ze met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vernieuw zo nodig de oliekeerring van de nokkenas nadat de nokkenas is
ingebouwd. Gebruik een passende stempel (Alfa 1821228000) om de keerring op
zijn plaats te drukken.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.

^ 3.6 Motor met versnellingsbak uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbout motorsteun distributiezijde 42-52 (4,2-5,2)


Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motorsteun:
M12 68-83 (6,8-8,3)
M16 108-132 (10,8-13,2)
M8 27-34 (2,7-3,4)
Versteviging achterste motorsteun:
M12 79-97 (7,9-9,7)
M10 45-55 (4,5-5,5)
Reactiestang (distributiezijde) 45-51 (4,5-5,1)
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Steunen aircoleidingen 9-12 (0,9-1,2)
Leidingen op aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug en verwijder de beide voorwielen.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Open de klem en maak de luchtslang los van het gasklephuis.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste radiateurslang los van de buis en de radiateur en verwijder de
slang.
- Maak de bovenste radiateurslang los van de thermostaat en de radiateur en
verwijder de slang.
- Maak de koelvloeistofretourslang en de þtoevoerslang naar de koelvloeistofbuis van
de koelvloeistofpomp los van het koelvloeistofreservoir.
- Maak de toevoer- en retourslang naar de kachelradiateur los van de thermostaat.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter, zie figuur 3.19.

Figuur 3.19: Luchtfilterhuis uitbouwen


1 Steker luchtkwantummeter
2a Klem
2b Bevestigingspennen
2c Luchtfilterhuis
- Maak de klem los, maak het luchtfilterhuis los van de aansluiting voor koele lucht
en verwijder het complete luchtfilterhuis.
- Maak de terugslagklep van de onderdrukslang los van de rembekrachtiger.
- Til de borgveer op en maak de olieleiding los van de werkcilinder voor de
hydraulische koppelingbediening, zie figuur 3.20.

Figuur 3.20: Olieleiding en stekerverbindingen losnemen


1a Borgveer
1b Olieleiding
2a Moer
2b Massakabel
3 Moer
4 Steker achteruitrijlichten
- Draai de moer los en maak de massakabel los van de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsmoeren van de demper aan de beugel los.
- Maak de steker op de versnellingsbak van de schakelaar voor de achteruitrijlichten
los.
- Maak de twee kogelkoppen van de schakelkabels los van het mechanisme.
- Draai de bevestigingsmoeren los en plaats de schakelkabels met de steunbeugels zo
dat ze geen belemmering vormen.
- Draai de bevestigingsmoer los, til de voorgloeiregeleenheid op en maak de
aangegeven steker los, zie figuur 3.21.

Figuur 3.21: Steker en brandstofleidingen losnemen


1a Moer
1b Steker
2 Brandstoftoevoerleiding naar de hogedrukpomp
3a Brandstoftoevoerleiding van het brandstoffilter
3b Brandstofretourleiding naar de tank
- Maak de brandstoftoevoerleiding naar de hogedrukpomp los van het brandstoffilter.
- Maak de brandstoftoevoerleiding van het brandstoffilter en de
brandstofretourleiding naar de tank los van de brandstofretourbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de reactiestang (distributiezijde).
- Maak de stekers van de inspuitregeleenheid los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de inspuitregeleenheid uit de zitting.
- Maak de toevoerslang van het reservoir naar de stuurbekrachtigingspomp los.
- Maak de toevoerleiding van de stuurbekrachtigingspomp naar het stuurhuis los
van de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bevestigingsbout los en maak de lage- en hogedrukleiding los van de
compressor, zie figuur 3.22.

Figuur 3.22: Leidingen airconditioning losnemen


1 Bout
2 Lage- en hogedrukleiding
3a Moer
3b Lagedrukleiding
- Draai de bevestigingsmoer los en scheid de twee delen van de lagedrukleiding.
- Draai de bout los en maak de verbindingsleiding met de condensor los van het
vochtfilter.
- Draai de bevestigingsbouten op de condensor los en verwijder de leidingen.
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de radiateur aan de bovenste traverse los.
- Plaats een hydraulische krik onder de onderste traverse.
- Draai de bevestigingsbouten van de onderste traverse los, laat de hydraulische krik
rustig zakken en verwijder de radiateur/elektroventilateur/condensor.
- Maak de luchttoevoerslang van de tussenkoeler los.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen links en rechts los.
- Maak de remslangen, de kabels van de remblokslijtagesensoren en de kabels van de
ABS-sensoren los uit de bevestigingen.
- Draai de moeren los en maak de bovenste wieldraagarmen met behulp van een
geschikte trekker los van de fusees.
- Maak de aandrijfassen links en rechts los uit de bevestigingen.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren los en verwijder de voorste uitlaatpijp.
- Plaats een hydraulische krik onder de carterpan.
- Draai de bevestigingsmoer en þbout los en verwijder de versteviging van de
achterste motorsteun.
- Draai de bevestigingsmoer van de achterste steun aan het ophangrubber los, zie
figuur 3.23.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de achterste motorsteun.

Figuur 3.23: Achterste motorsteun uitbouwen


1 Moer
2a Bouten
2b Achterste motorsteun
- Monteer hijskettingen zoals aangegeven in figuur 3.24 en ondersteun de
motor/versnellingsbak met een hydraulische werkplaatskraan.

Figuur 3.24: Hijskettingen monteren


1a Steunbeugel
1b Haak
2a Steunbeugel
2b Haak
3a Haak
3b Ketting
- Draai de bevestigingsbouten van de motor/baksteunen aan de versnellingsbakzijde
en aan de distributiezijde aan het ophangrubber los, zie figuur 3.25.

Figuur 3.25: Bevestigingsbout (1) van motorsteun aan distributiezijde uitbouwen


- Plaats de motor/versnellingsbak iets omhoog en kantel de versnellingsbak naar
beneden.
- Verdraai het geheel zodat de distributiezijde naar de voorzijde van de auto is
gericht en laat de motor/versnellingsbak met de werkplaatskraan op de grond
zakken.
- Plaats de motor/versnellingsbak op een geschikte bok.

Inbouwen

- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let daarbij op de


volgende punten:
- Zet alle bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem.
- Vul en ontlucht het systeem van de stuurbekrachtiging.
- Vul en ontlucht het rem- en koppelingssysteem.

^ 3.7 Motorrevisie: zuigers, cilinders


en drijfstangen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

Zuigers en drijfstangen uitbouwen

Zuigers en drijfstangen kunnen bij ingebouwde motor worden uitgebouwd.

- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 3.3.


- Bouw de cilinderkop uit volgens de methode beschreven in paragraaf 3.4.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Bouw de oliepeilstaafhouder uit.
- Verwijder de tussenas.
- Verwijder de carterpan zoals beschreven in paragraaf 3.9.
- Verdraai de krukas totdat alle zuigers ongeveer op gelijke hoogte staan en
verwijder de koolaanslag met behulp van een stootkantruimer uit de cilinders.
- Verwijder de olie-aanzuigbuis met zeef.
- Verwijder de drijfstanglagerkappen met de lagerschaalhelften. Let op! De
lagerschaalhelften mogen niet worden verwisseld. Ga na waar merktekens op de
drijfstanglagerkappen, de zuigers en de drijfstangen zijn aangebracht zodat deze
onderdelen later weer op hun oorspronkelijke plaats kunnen worden gemonteerd.
- Duw de zuigers met hun drijfstang naar boven uit de cilinder.
- Verwijder de zuigerveren met behulp van een zuigerverentang.
- Verwijder voorzichtig de koolresten op de zuigerbodem met behulp van een
schraper.
- Verwijder de borgringen van de zuigerpen.
- Verwijder de zuigerpen.
- Maak de zuigerveergroeven met behulp van een oude gebroken zuigerveer schoon.
- Controleer zuigers, cilinders, drijfstangen en zuigerpennen op vervorming en
slijtage.

Zuigerveren controleren

- Controleer de slotspeling door de zuigerveer tot ongeveer 15 mm van de rand in de


cilinderboring te duwen en vervolgens de slotspeling te meten.
- Meet de dikte van de zuigerveren.
- Controleer de hoogtespeling door de speling van de zuigerveren in de groef te
meten.

Zuigers en drijfstangen controleren

- Weeg de zuigers en de drijfstangen uit. Haal zo nodig overtollig materiaal weg op de


plaatsen die met pijlen aangegeven staan in figuur 3.26.

Figuur 3.26: Plaatsen waar overtollig materiaal kan worden weggenomen


- Bouw de drijfstanglagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast. Controleer de diameter van de drijfstangvoet, zie figuur 2.42.
- Meet de diameter van de zuigers. Doe dit loodrecht op de zuigerpenboring en 8 mm
boven het uiteinde van de zuigermantel.
- Controleer de speling tussen de zuiger en de cilinderwand.
- Meet de buitendiameter van de zuigerpen.

Cilinderboring controleren

- Meet de cilinderboring op drie plaatsen en haaks op elkaar. Bepaal de ovaliteit, de


coniciteit en de slijtage van de cilinders. Let op! Bij revisie moeten alle cilinders op
dezelfde maat worden gehoond.

Zuigers en drijfstangen inbouwen

- Smeer de zuigerpen in met olie en breng deze aan in de zuiger en de drijfstang. De


grote uitsparing in de zuigerbodem moet naar de zijde van de drijfstang gericht
staan waar zich het nummer bevindt (inlaatzijde), zie figuur 3.27.

Figuur 3.27: Zuiger inbouwen


1a Nummer
1b Uitsparing in zuigerbodem
- Breng de borgringen aan.
- Ga vervolgens op dezelfde wijze bij de overige zuigers en drijfstangen te werk.
- Breng de zuigerveren aan met behulp van de zuigerverentang.
- Verdraai na montage de zuigerveren, zodat de sloten van de veren 120° ten opzichte
van elkaar verdraaid zijn en niet samenvallen met de zuigerpen.
- Breng de zuiger en drijfstang in de juiste stand met behulp van een
zuigerverenspanband.
- Meet de radiale lagerspeling op met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4)
alvorens tot definitief inbouwen over te gaan. Zet de lagerkap bij het opmeten van
de radiale lagerspeling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast en controleer
één tap per keer.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Smeer de
lagertappen en lagers voor inbouwen in met schone motorolie.
^ 3.8 Motorrevisie: krukas en
hoofdlagers
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Vliegwielbouten* 144-176
(14,4-17,6)
Centrale krukasriemwielbout** 323-357
(32,3-35,7)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Oliedruksensor 27-33 (2,7-
3,3)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Blokkeergereedschap voor vliegwiel 1820624000


Stempel oliekeerring voorste krukasdeksel 1860816000

*Let op, bouten insmeren met Loctite 573

**Let op, linkse schroefdraad niet smeren!

Krukas uitbouwen

- Bouw de motor/versnellingsbak uit.


- Verwijder de dynamo, de aircocompressor (indien aanwezig) en de pomp van de
stuurbekrachtiging met steun.
- Verwijder het uitlaatspruitstuk samen met de turbocompressor.
- Verwijder de versnellingsbak, de distributieriem, de cilinderkop, de carterpan, en
de zuigers met drijfstangen. Zie de desbetreffende paragrafen.
- Verwijder de drukgroep en de koppelingsplaat.
- Zet het cilinderblok op zijn kop op een werkbank of op een montagestandaard.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap (Alfa 1820624000). Draai de
bevestigingsbout van het krukasriemwiel los (Let op! linkse draad) en verwijder
het krukasriemwiel.
- Verwijder het voorste krukasdeksel met de ingebouwde oliepomp.
- Verwijder de vliegwielbouten, blokkeer daarbij het vliegwiel met speciaal
gereedschap (Alfa 1820624000) en verwijder het vliegwiel van de krukas.
- Verwijder het achterste krukasdeksel met de keerring.
- Meet de axiale krukasspeling met behulp van een micrometer.
- Verwijder de hoofdlagerkapbouten.
- Verwijder de hoofdlagerkappen en de lagerschalen. Leg ze op volgorde weg, zodat ze
weer op hun oorspronkelijke plaats aangebracht kunnen worden.
- Til voorzichtig de krukas uit het cilinderblok, zie figuur 3.28.

Figuur 3.28: Krukas uitbouwen


1a Bout
1b Drijfstanglagerkap
2 Lagerschaal
3 Drijfstang
4 Lagerschaal
5a Bout
5b Achterste krukasdeksel (vliegwielzijde)
6a Bout
6b Hoofdlagerkap
7 Lagerschaal
8 Krukas
9a Bout
9b Tandkrans toerentalsensor
10 Lagerschaal
11 Halve drukring
12a Bout
12b Oliesproeier
13a Bout
13b Toerental/fasesensor
14 Oliedrukzender
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tandkrans voor de toerental/BDP-
sensor.
- Maak de oliekanalen in de krukas met perslucht schoon.

Krukas controleren

- Controleer de hoofd- en de drijfstanglagertappen op slijtage en scheurtjes.


- Plaats de krukas in twee geschikte steunen en meet de slingering met behulp van
een micrometer.
- Bouw de hoofdlagerkappen in en zet ze met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast. Controleer de diameter van de hoofdlagertapboringen, zie figuur 2.28.
- Controleer of de oliekanalen open zijn.
- Controleer de hoofdlagertappen en de drijfstanglagertappen met behulp van een
micrometer op slingeren en tapsheid, zie het hoofdstuk Revisiematen.
- Controleer de lagerschalen op afgebladderde en/of gesmolten plekken, sporen van
vastlopen en onjuist contact. Vervang zo nodig de defecte lagers.
- Plaats de krukas en lagerschalen in het cilinderblok.
- Meet met behulp van 'Plastigage' (zie paragraaf 2.4) de radiale lagerspeling.
Monteer de lagerkappen met de lagerschalen en draai de lagerkapbouten met het
juiste aanhaalmoment vast. Let op! Tijdens deze meting mag de krukas niet
verdraaid worden. Controleer één tap per keer.
- Verwijder de lagerkappen en lees met de op de verpakking afgedrukte meetschaal
de gemeten speling af.

Krukas inbouwen

- Reinig alle onderdelen grondig en blaas de oliekanalen met perslucht door.


- Smeer alle bewegende delen voor montage met motorolie.
- Breng de lagerschalen aan in het cilinderblok. Let erop dat de lagerschalen goed
aansluiten.
- Bij gebruik van de oude lagers deze weer op hun oorspronkelijke plaats
aanbrengen.
- Olie de lagerschalen goed in en plaats vervolgens voorzichtig de krukas.
- Plaats de overige lagerschalen in de lagerkappen en breng ook deze aan.
- Zet de bouten vast met het juiste aanhaalmoment.
- Controleer of de krukas gemakkelijk en zonder zware punten draait.
- Controleer nogmaals de axiale speling indien de axiale krukaslagers (halve
drukringen) vervangen zijn.
- Bouw het achterste krukasdeksel met ingebouwde oliekeerring in.
- Vervang de keerring (gebruik stempel Alfa 1860816000) en vet de keerring van het
voorste krukasdeksel met de oliepomp licht in en breng deze aan, zie figuur 3.29.

Figuur 3.29: Keerring voorste krukasdeksel aanbrengen


1a Oliekeerring
1b Stempel Alfa 1860816000
- Breng de overige onderdelen in omgekeerde volgorde van verwijderen aan, zie de
desbetreffende paragrafen.

^ 3.9 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)


Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)
Carterpan:
M6 7-9 (0,7-0,9)
M8 21-26 (2,1-2,6)
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Tussenas aan steun 25-28 (2,5-2,8)
Aandrijfas aan tussenas 40-52 (4,0-5,2)
Dynamo aan steun 43-53 (4,3-5,3)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Stuurbekrachtigingspompþ en
dynamosteun:
M8 25 (2,5)
M10 50 (5,0)
Motorsteun distributiezijde:
M12 42-52 (4,2-5,2)
M10 42-52 (4,2-5,2)
Oliekoeler op oliepompdeksel 60 (6,0)
Stuurbekrachtigingspomp in zitting 19-23 (1,9-2,3)
Poelie stuurbekrachtigingspomp 6-8 (0,6-0,8)
Verstelbare distributieriemspanner 42-52 (4,2-5,2)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Stempel oliekeerring voorste krukasdeksel 1860816000

Figuur 3.30: Smeersysteem


1 Motorsmering
2 Motorkoeling

Carterpan uitbouwen

- Zet de voorkant van de auto op bokken of zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Verwijder het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen.
- Verwijder de bouten en moeren en neem de verstevigingsstang en de achterste
motor/baksteun weg, zie figuur 3.23.
- Verwijder de oliepeilstokbuis.
- Maak de steker van de toerental/BDP-sensor los.
- Maak de stekers los van de dynamo.
- Verwijder de achterste dynamosteun.
- Draai de moer van het stabilisatorstanggewricht rechts aan de onderste vork los en
verplaats de kabelsteunbeugel voor de ABS-sensor.
- Draai de moer los en maak de spoorstang los van de naafdrager met behulp van een
geschikte trekker.
- Draai de bevestigingsbouten van de rechter aandrijfas aan de tussenas los.
- Draai de bouten los en verwijder de tussenas.
- Draai de bouten los en verwijder de tussenassteun.
- Plaats een opvangbak en tap de motorolie af.
- Plaats een hydraulische krik onder de carterpan.
- Draai de bevestigingsbouten van de carterpan los van de versnellingsbak, zie figuur
3.31.

Figuur 3.31: Carterpan uitbouwen


1 Hydraulische krik
2 Bevestigingsbout aan versnellingsbak
3a Speciaal gereedschap Alfa 1822145000
3b Speciaal gereedschap Alfa 1822144000
3c Voorste bevestigingsbout carterpan
3d Bevestigingsbout zijkant carterpan
4 Speciaal gereedschap Alfa 1870718000
5 Carterpan
- Verwijder de doppen op het vliegwieldeksel en draai met behulp van sepciaal
gereedschap 1822144000 en 1822145000 de bevestigingsbouten voor en achter en
aan de zijkanten van de carterpan los.
- Snijd het afdichtmiddel tussen carterpan en cilinderblok met het speciaal
gereedschap Alfa 1870718000 door.
- Verwijder de carterpan.

Carterpan inbouwen

- Maak de pakkingvlakken van het cilinderblok en de carterpan goed schoon.


- Smeer het contactoppervlak van de carterpan met het cilinderblok in met een
ononderbroken rups vloeibare pakking, waarbij op een goede aansluiting van de
uiteinden moet worden gelet.
- Breng de carterpan aan en zet de bouten kruiselings vast.
- Vul de motor met olie en controleer, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is
gekomen, of de pakking goed afdicht.

Oliepomp uit- en inbouwen

- Verwijder de distributieriem.
- Verwijder de carterpan.
- Verwijder de vaste distributieriemspanner.
- Draai de bevestigingsbouten los en plaats het expansiereservoir opzij.
- Hang de motor aan de bovenzijde op in een takel.
- Verwijder de verstelbare distributieriemspanner.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomppoelie.
- Draai de bevestigingsbouten los en trek de stuurbekrachtigingspomp los van de
bijbehorende steun.
- Verwijder het motoroliefilter.
- Verwijder de bevestigingspen van de oliekoeler aan het voorste oliepompdeksel.
- Verwijder de motorsteun aan de distributiezijde.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomp- en
dynamosteun, zie figuur 3.32.

Figuur 3.32: Stuurbekrachtigingspomp- en dynamosteun uitbouwen


1a Bevestigingsbouten
1b Steun
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het voorste krukasdeksel met de
aanzuigbuis, zie figuur 3.33.

Figuur 3.33: Voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Voorste krukasdeksel met ingebouwde oliepomp
1c Olie-aanzuigbuis
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vervang de oude pakkingen door nieuwe.
- Vervang zo nodig de keerring met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860816000. Smeer de lippen van de keerring in.

Oliepomp controleren

Let op! De revisiematen staan vermeld in hoofdstuk 18.

- Plaats de oliepomp in een bankschroef en verwijder de pakking.


- Draai de vijf bouten los en verwijder het oliepompdeksel, zie figuur 3.34.

Figuur 3.34: Oliepomp in onderdelen


1a Bout
1b Oliepompdeksel
2 Binnenste rotor
3 Buitenste rotor
4a Afsluitbout
4b Oliedrukregelklep
- Verwijder (indien noodzakelijk) de oliekeerring.
- Verwijder de oliedrukregelklep, zie figuur 3.34.
- Maak de oliepomp schoon en controleer de radiale speling tussen het pomphuis en
de buitenste rotor.
- Controleer de axiale speling tussen het pasvlak van het deksel en de bovenzijde van
de tandwielen.

^ 4 Koelsysteem en verwarming

In het hoofdstuk "Koelsysteem en verwarming" vindt u werkzaamheden aan het


koelsysteem als koelvloeistof verversen, het koelsysteem ontluchten, uit- en inbouwen
van de radiateur en het vervangen van de thermostaat of koelvloeistofpomp.
Daarnaast wordt het verwarmings- en ventilatiesysteem (en indien standaard
aanwezig, de airconditioning) beschreven waaronder uit- en inbouwen van de
kachelradiateur en aanjager.
^ 4.1 Inleiding
Benzinemotoren

De Alfa 147 met benzinemotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem
bestaat uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de
distributieriem aangedreven koelvloeistofpomp en een elektrisch bediende ventilateur
(uitvoeringen met airconditioning: twee snelheden) die door de motorregeleenheid via
een relais wordt geschakeld. De regeleenheid van het motormanagementsysteem
regelt de koelventilateur aan de hand van ingangsgrootheden zoals de
koelvloeistoftemperatuur en het airconditioningssignaal. Het koelsysteem van de
benzinemotoren wordt beschreven in paragraaf 4.2.

Figuur 4.1: Koelsysteem benzinemotoren


1 Koelvloeistofpomp
2 Koelvloeistoftemperatuursensor
3 Thermostaat
4 Radiateur
5 Elektroventilateur
6 Expansiereservoir
7 Koelvloeistoftoevoerbuis van koelvloeistofpomp
8 Watergekoelde oliekoeler
9 Kachel

Dieselmotoren

De Alfa 147 met dieselmotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem bestaat
uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de distributieriem
aangedreven koelvloeistofpomp en twee elektrisch bediende ventilateurs (met twee
snelheden) die door de motorregeleenheid via een relais worden geschakeld. Het
koelsysteem van de dieselmotoren wordt beschreven in paragraaf 4.3.

Figuur 4.2: Koelsysteem dieselmotoren


1 Koelvloeistofpomp
2 Koelvloeistoftemperatuursensor
3 Thermostaat
4 Radiateur
5 Elektroventilateur
6 Expansiereservoir
7 Koelvloeistoftoevoerbuis van koelvloeistofpomp
8 Watergekoelde oliekoeler
9 Kachelradiateur
10 Uitlaatgaskoeler voor EGR

Verwarming

Het verwarmingssysteem wordt beschreven in paragraaf 4.4.

^ 4.2 Koelsysteem benzinemotoren

^ 4.2.1 Koelsysteem aftappen en vullen


- Laat de motor afkoelen en verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Maak de onderste koelvloeistofslang aan de radiateur los en vang de uitstromende
koelvloeistof op.
- Maak de koelvloeistofretourslang los van het expansiereservoir en blaas met
perslucht in de slang om deze volledig leeg te maken.
- Sluit de koelvloeistofslangen weer aan.
- Open de ontluchting op de radiateur en/of de ontluchting op de toevoerslang van de
kachelradiateur.
- Vul het koelsysteem via het expansiereservoir langzaam met de voorgeschreven
koelvloeistof, waarbij het 'MAX'-merkteken op het reservoir niet mag worden
overschreden.
- Sluit de ontluchtingsnippel op de radiateur zodra er koelvloeistof uitloopt.
- Vervolg het vullen van het koelsysteem totdat de vloeistof uit de ontluchting op de
kacheltoevoerslang stroomt.
- Vul het koelvloeistofniveau bij totdat het niveau op het 'MAX'-merkteken op het
expansiereservoir staat.
- Start de motor en laat deze minstens twee tot drie minuten stationair draaien.
- Vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-merkteken op het expansiereservoir.
- Plaats de dop op het expansiereservoir.
- Breng het motortoerental geleidelijk een aantal keren op circa 4000 1/min.
- Als het niveau daalt tot het 'MIN'- merkteken, draai dan de dop op het
expansiereservoir zeer voorzichtig los en vul koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-
merkteken. Plaats de dop weer.
- Wacht tot de elektroventilateur minstens twee keer is ingeschakeld.
- Zet de motor af en wacht totdat de koelvloeistof is afgekoeld.
- Laat de motor afkoelen en vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX' merkteken
op het expansiereservoir.
- Draai de dop op het expansiereservoir vast.
- Controleer het koelsysteem op eventuele lekkage.

^ 4.2.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen

- Tap het koelsysteem af volgens de methode beschreven in paragraaf 4.2.1 of zuig de


koelvloeistof uit het expansiereservoir met een spuit.
- Maak de slangen aan het expansiereservoir los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het expansiereservoir.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Lektest dop expansiereservoir en koelsysteem

- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.

Figuur 4.3: Koelsysteem op dichtheid controleren


- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 1,08 bar op. Let op! Laat de druk
nooit tot meer dan 1,38 bar oplopen.
- Controleer dat deze druk gehandhaafd blijft.
- Is dat niet het geval, controleer het koelsysteem dan op lekkage aan de
aansluitingen en in de radiateur.

^ 4.2.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Inlaatnokkenasriemwiel 8-10 (0,8-1,0)
Koelvloeistofpomp 23-28 (2,3-2,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Uit/inbouwen nokkenasriemwiel (1.6-16V) 1822146000/1822156000


Uit/inbouwen nokkenasriemwiel (2.0-16V) 1822155000

Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Bouw de distributieriem uit zoals beschreven in hoofdstuk 2.
- Tap het koelsysteem af, zie paragraaf 4.2.1.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het inlaatnokkenasriemwiel.
- Draai de bouten los en verwijder de koelvloeistofpomp compleet met de O-ring, zie
figuur 4.4.

Figuur 4.4: Koelvloeistofpomp uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Koelvloeistofpomp
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de O-
ring en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem, zie paragraaf 4.2.1.

^ 4.2.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)

Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Maak de kabel van de luchtkwantummeter los van de bevestiging op de
luchtinlaatmof.
- Maak de carterventilatieslang los van de luchtinlaatmof.
- Maak de klemmen los en verwijder de luchtinlaatmof compleet met de
luchtkwantummeter.
- Maak de koelvloeistofslangen en stekeraansluitingen los van de thermostaat, zie
figuur 4.5.

Figuur 4.5: Thermostaat uitbouwen


1 Koelvloeistoftemperatuursensor
2 Koelvloeistoftoevoerslang van kachelradiateur
3 Koelvloeistofretourslang van expansiereservoir
4 Bovenste koelvloeistoftoevoerslang van radiateur
5 Koelvloeistoftoevoerslang van oliekoeler
6a Bout
6b Thermostaat
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de thermostaat.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de
pakking en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem, zie paragraaf 4.2.1.

^ 4.2.5 Radiateur
Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder de accu en de accuhouder uit de motorruimte.
- Maak het complete luchtfilter los van de steunen en de resonator en verwijder het
luchtfilter.
- Maak de bovenste koelvloeistofslang los van de radiateur.
- Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekerverbindingen los en verwijder de
complete elektroventilateur, zie figuur 4.6.

Figuur 4.6: Elektroventilateur uitbouwen


1a Bouten
1b Elektroventilateur
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bouten los en verwijder de luchtgeleider.
- Bevestig de condensor op een geschikte plaats aan de carrosserie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de radiateur.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul en ontlucht het koelsysteem zoals beschreven in paragraaf 4.2.1.

^ 4.3 Koelsysteem dieselmotoren

^ 4.3.1 Koelsysteem aftappen en vullen


- Laat de motor afkoelen en verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Maak de onderste koelvloeistofslang aan de radiateur los en vang de uitstromende
koelvloeistof op.
- Open de ontluchtingen op de radiateur en op de toevoerbuis van de
koelvloeistofpomp.
- Sluit de onderste koelvloeistofafvoerslang weer aan.
- Vul het koelsysteem via het expansiereservoir langzaam met de voorgeschreven
koelvloeistof, waarbij het 'MAX'-merkteken op het reservoir niet mag worden
overschreden.
- Sluit de ontluchtingsnippel op de radiateur zodra er koelvloeistof uitloopt.
- Vervolg het vullen van het koelsysteem totdat de vloeistof uit de ontluchting op de
toevoerbuis van de koelvloeistofpomp stroomt.
- Vul het koelvloeistofniveau bij totdat het niveau op het 'MAX'-merkteken op het
expansiereservoir staat.
- Start de motor en laat deze minstens twee tot drie minuten stationair draaien.
- Vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-merkteken op het expansiereservoir.
- Plaats de dop op het expansiereservoir.
- Breng het motortoerental geleidelijk een aantal keren op circa 3000 1/min.
- Controleer of de koelvloeistof op de juiste wijze in het systeem circuleert door de
verwarming op maximaal verwarmen te zetten en te controleren of er uit de
ventilatieroosters warme lucht komt.
- Als het niveau daalt tot het 'MIN'-merkteken, draai dan de dop op het
expansiereservoir zeer voorzichtig los en vul koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-
merkteken. Plaats de dop weer.
- Wacht tot de elektroventilateur minstens twee keer is ingeschakeld.
- Zet de motor af en wacht totdat de koelvloeistof is afgekoeld.
- Laat de motor afkoelen en vul zonodig koelvloeistof bij tot aan het 'MAX'-merkteken
op het expansiereservoir.
- Draai de dop op het expansiereservoir vast.
- Controleer het koelsysteem op eventuele lekkage.

^ 4.3.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen

- Tap het koelsysteem af volgens de methode beschreven in paragraaf 4.3.1 of zuig de


koelvloeistof uit het expansiereservoir met een spuit.
- Maak de slangen aan het expansiereservoir los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het expansiereservoir.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Lektest dop expansiereservoir en koelsysteem

- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 1,08 bar op. Let op! Laat de druk
nooit tot meer dan 1,38 bar oplopen.
- Controleer dat deze druk gehandhaafd blijft.
- Is dat niet het geval, controleer het koelsysteem dan op lekkage aan de
aansluitingen en in de radiateur.

^ 4.3.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)


Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)
Fasesensor 8-10 (0,8-1,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Uit/inbouwen nokkenasriemwiel 1822146000/1822156000

Uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Bouw de distributieriem uit zoals beschreven in hoofdstuk 3.
- Tap het koelsysteem af, zie paragraaf 4.3.1.
- Verwijder het nokkenasriemwiel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het distributiedeksel aan de zijkant.
- Maak de steker van de fasesensor bij de oliepeilstokbuis los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de fasesensor zie figuur 3.11.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de koelvloeistofpomp compleet met de
O-ring, zie figuur 4.7.

Figuur 4.7: Koelvloeistofpomp uitbouwen


1a Bevestigingsbouten
1b Koelvloeistofpomp
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de O-ring
en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.

^ 4.3.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)

Uit- en inbouwen

- Verwijder het isolatiedeksel van de cilinderkop.


- Verwijder de accu en de accuhouder uit de motorruimte.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bevestigingsbouten van de EGR-leiding aan het uitlaatspruitstuk los.
- Open de klem, maak het leidingdeel van de EGR-leiding los en verwijder het
leidingdeel, zie figuur 4.8.

Figuur 4.8: EGR-leiding uitbouwen


1 Bevestigingsbouten
2a Klem
2b Leidingdeel
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Maak de bovenste radiateurslang los van de thermostaat.
- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.
- Maak de overige slangen en leidingen los van de thermostaat, zie figuur 4.9.

Figuur 4.9: Thermostaat uitbouwen


1 Koelvloeistofslang
2a Koelvloeistofslang
2b Koelvloeistofslang
3 Koelvloeistofslang
4a Koelvloeistofslang
4b Koelvloeistofslang
- Draai de bevestigingsbouten van de EGR-leiding aan de EGR-klep los.
- Maak de leiding los uit de verbindingsklem met het middelste leidingdeel onder de
thermostaat en verwijder het achterste deel van de EGR-leiding.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunbeugel voor de EGR-leiding aan de
cilinderkop los.
- Draai de bevestiginsmoer van de EGR-leiding aan het tapeind op de thermostaat
los.
- Draai de bevestigingsbouten van de thermostaat aan de cilinderkop los.
- Verwijder de thermostaat met het middelste deel van de EGR-leiding.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Vernieuw altijd de
pakking en zet de bouten met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Vul en ontlucht het koelsysteem, zie paragraaf 4.3.1.

^ 4.3.5 Radiateur
Uit- en inbouwen
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder de accu en de accuhouder uit de motorruimte.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Maak de klem los, maak het luchtfilterhuis los van de onderste bevestigingspennen
en de luchtinlaat en verwijder het complete luchtfilterhuis.
- Maak de bovenste koelvloeistofslang los van de radiateur.
- Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekerverbindingen los en verwijder de
complete elektroventilateur, zie figuur 4.6.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bouten los en verwijder de luchtgeleider.
- Bevestig de condensor op een geschikte plaats aan de carrosserie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de radiateur.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul en ontlucht het koelsysteem zoals beschreven in paragraaf 4.3.1.

^ 4.4 Verwarming en ventilatie


Figuur 4.10: Componenten van de verwarming/ventilatie
1 Compressor
2 Poelie met elektromagnetische koppeling
3 Condensor
4 Vochtfilter
5 Viertrapsdrukregelaar
6 Expansieklep
7 Verdamper
8 Lage-drukventiel
9 Hoge-drukventiel
10 Display voor temperatuurinstelling bestuurderszijde
11 Display voor aanjagersnelheid. Aanjagersymbool OFF-opschrift
12 Display voor temperatuurinstelling passagierszijde
13 Draaiknop voor instellen temperatuur bestuurderszijde
14 Draaiknop voor regeling/uitschakeling (OFF) aanjager
15 Draaiknop voor instellen temperatuur passagierszijde

^ 4.4.1 Verwarmings/verdeelunit uit-


en inbouwen
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Benzine-uitvoeringen: Maak de olie-opvangslang los van de mof tussen
luchtkwantummeter en spruitstukhuis. Maak de klemmen los en verwijder de mof
tussen de luchtkwantummeter en het spruitstukhuis.
- Tap het koelmiddel van de airconditioning af.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Draai, onder de motorruimte, de borgklemmen van de koelvloeistoftoevoer- en
þretourslang naar het kachelhuis los, zie figuur 4.11.

Figuur 4.11: Koelvloeistofslangen losnemen


1 Klemmen
2 Koelvloeistofslangen
- Maak de slangen los van de aansluitingen en tap de koelvloeistof af.
- Draai de bevestigingsbout van de leidingen aan de verdamper los.
- Maak de leidingen los van de aansluiting op de verdamper.
- Sluit de losgenomen aansluitingen met geschikte pluggen af om binnendringen van
vocht of stof in het systeem te voorkomen.
- Bouw zowel aan de linker- als aan de rechterzijde de zijkappen van de
middenconsole uit en vervolgens de onderliggende luchtgeleiders.
- Bouw het luchtgeleidingskanaal uit dat onder de middenconsole geplaatst is.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het toegangsdeksel tot de zekeringen.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de verstevigingsbeugel tussen de
steuntraverse van het dashboard en de carrosserie.
- Verwijder de linker instaplijst van de voorportiersponning.
- Verwijder de zekeringenkast/bodycomputer uit het dashboard.
- Bouw het dashboard uit zoals beschreven in hoofdstuk 15.
- Verwijder de bouten en maak de stekerverbindingen los zoals aangegeven in figuur
4.12.

Figuur 4.12: Bouten en stekerverbindingen losnemen


1 Bouten
2 Steunbeugel voor luchtkanaal
3a Steker airconditioning/verwarming
3b Steker airconditioning/verwarming
3c Massa voor klimaatregeling
4 Steker dashboardkabel met airbagregeleenheid
5 Massa-aansluiting voor airbagregeleenheid
6 Bevestigingsbout kachelhuis aan carrosserie
- Draai de bevestigingsbouten van de motorkapontgrendeling los en verplaats de
motorkapontgrendeling opzij.
- Verwijder de bevestigingsbouten, maak de stekerverbindingen los en verplaats de
stuurkolom.
- Verwijder de bouten en maak de kabelborgingen en stekerverbindingen los die
aangegeven staan in figuur 4.13.

Figuur 4.13: Traverse/verwarmingsunit uitbouwen


1 Kabelborgingen
2 Bovenste bouten van traverse
3 Bouten aan zijkant van traverse
4 Traverse/verwarmingsunit
5 Bout
6 Steker
7 Traverse/verwarmingsunit
- Maak eventueel de andere stekers los en verwijder de traverse/verwarmingsunit
met de dashboardkabel.
- Scheid zonodig de verwarmings/verdeelunit van de traverse.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 4.4.2 Aanjagermotor uit- en


inbouwen
- Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel, zie figuur 4.16.
- Draai de schroeven onder het dashboard los die aangegeven staan in figuur 4.14.

Figuur 4.14: Aanjagermotor uitbouwen


1 Steker
2 Bout
3 Aanjagermotor
- Verdraai de aanjagermotor in de richting van de pijl zoals aangegeven in figuur
4.14 en verwijder de aanjagermotor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 4.4.3 Aanjagerweerstand uit- en


inbouwen
- Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel, zie figuur 4.16.
- Neem de stekers los die aangegeven staan in figuur 4.15.

Figuur 4.15: Aanjagerweerstand uitbouwen


1a Steker
1b Steker
2 Bouten
3 Aanjagerweerstand
- Draai de schroeven los en verwijder de aanjagerweerstand.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde uitbouwen.

^ 4.4.4 Pollenfilter uit- en inbouwen


- Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel, zie figuur 4.16.

Figuur 4.16: Kunststof paneel uitbouwen


1 Moeren
2 Kunststof paneel
- Draai de bouten los, maak de borgring los en verwijder het deksel van de
filterelementen, zie figuur 4.17.

Figuur 4.17: Filterelementen uitbouwen


1a Bouten
1b Deksel
1c Borging
2 Filterelementen
- Verwijder de filterelementen.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 5 Benzine-inspuiting

In het hoofdstuk "Benzine-inspuiting" vindt u een beschrijving van het benzine-


inspuitsysteem, de lokatie van de onderdelen, controles van de verschillende
onderdelen, uit- en inbouwbeschrijvingen van de diverse onderdelen, storingsdiagnose
en -codes en meetwaardes. Daarnaast wordt ook het brandstoftoevoersysteem
beschreven, het uit- en inbouwen van de brandstoftank, brandstoffilter en
brandstofpomp.

^ 5.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle benzine-uitvoeringen uitgerust met een Bosch ME7.3.1.-
motormanagementsysteem met multipoint-inspuiting. Het Bosch Motronic ME7.3.1-
systeem met elektronisch bediende gasklep behoort tot de geïntegreerde systemen
waarin de gefaseerde sequentiële inspuiting en ontsteking zijn samengevoegd. De 2,0
L-uitvoeringen beschikken over nokkenasverstelling en inlaatspruitstukverstelling.
Bij de Selespeed-uitvoeringen kan de bedieningsstrategie van de gasklep met behulp
van de CITY-toets op het dashboard worden aangepast aan de rijomstandigheden. De
stand 'CITY' is voor souplesse en rijcomfort en 'Normaal' voor een sportieve rijstijl. De
inschakeling van deze functie is zichtbaar door een brandend lampje op het
instrumentenpaneel.

Veiligheidsmaatregelen

- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Verwijder voor werkzaamheden aan het brandstofsysteem, eerst de druk uit het
systeem door de onderdrukslang van de brandstofdrukregelaar los te nemen en iets
onderdruk op de brandstofdrukregelaar te zetten.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.

^ 5.2 Bosch Motronic ME7.3.1-


motormanagementsysteem
Het Bosch Motronic ME7.3.1-motormanagementsysteem met elektronisch bediende
gasklep behoort tot de geïntegreerde systemen waarin de ontsteking en de gefaseerde
sequentiële elektronisch geregelde inspuiting zijn samengevoegd. De regeleenheid
regelt de luchttoevoer bij stationair toerental met behulp van de elektronisch bediende
gasklep. De regeleenheid kiest de ontstekingsvervroeging zodanig dat de motor
regelmatig draait ongeacht de bedrijfsomstandigheden of de motorbelasting. De
regeleenheid regelt de inspuiting zodanig dat het lucht/brandstofmengsel altijd dicht
bij de stoichiometrische verhouding blijft voor een optimaal rendement van de
conversiereacties in de katalysatoren. De elektronische regeleenheid gebruikt voor een
optimale mengselsamenstelling de informatie die door de volgende componenten in de
vorm van elektrische signalen wordt geleverd:

- luchtkwantummeter en luchttemperatuursensor voor de bepaling van de


hoeveelheid inlaatlucht;
- toerental/BDP-sensor die een wisselspanningssignaal levert waarvan de frequentie
informatie geeft over het motortoerental. Dit signaal wordt door de regeleenheid
ook gebruikt voor herkenning van misfire (ontbreken van ontsteking);
- de gasklepsensor die de stand van het gaspedaal registreert;
- koelvloeistoftemperatuursensor op de thermostaat;
- lambdasondes voor de bepaling van het zuurstofgehalte in het uitlaatgas, waarbij
de achterste lambdasonde ook het rendement van de katalysatoren bepaalt.

Zie figuur 5.1 voor de informatiestromen tussen de regeleenheid en de sensoren en


actuatoren van het motormanagementsysteem enfiguur 5.2 voor de locatie van de
componenten. Figuur 5.3 geeft een schematische weergave van het systeem.

Figuur 5.1: Informatiestromen Bosch Motronic ME7.3.1


1 Elektrische brandstofpomp
2 Aircocompressor
3 Elektroventilateur
4 Lambdasonde na de katalysator
5 City (alleen Selespeed-uitvoeringen)
6 Viertrapsdrukregelaar
7 Rempedaalschakelaar
8 Fasesensor
9 Snelheidsmeter
10 Lambdasondes vóór de voorkatalysatoren
11 Koelvloeistoftemperatuursensor
12 Pingelsensor
13 Toerentalsensor
14 Gaspedaalsensor (potentiometer)
15 Luchtkwantummeter met luchttemperatuursensor
16 Accu
17 Koppelingspedaalschakelaar
18 Gasklephuis
19 CAN-verbinding voor communicatie met ABS/ASR- en automaat-regeleenheid
(alleen Selespeed-uitvoeringen)
20 Alfa-CODE
21 Diagnosesteker
22 Benzinedampafsluitklep
23 Bobines
24 Inspuitwaarschuwingslampje
25 Magneetklep voor inlaatspruitstukverstelling (niet op 1,6 L-uitvoeringen)
26 Toerenteller
27 Nokkenasversteller (niet op 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk)
28 Inspuitventielen

Figuur 5.2: Plaatsing componenten Bosch Motronic ME7.3.1


A30 Bobines
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
B99 Hoofdzekeringenhouder op accu
C10 Massa-aansluiting linksvoor
C15 Massa-aansluiting op dashboard bestuurderszijde
C38 Massa-aansluiting op tunnelconsole
C40 Massa-aansluiting op motor
D04 Verbindingssteker motorbedrading
D49 Steker pedaalstelsel
D97 Kortsluitsteker
E50 Instrumentenpaneel
H01 Start/contactslot
I30 Rempedaalschakelaar
I50 Traagheidsschakelaar
K15 Lambdasonde op rechter voorkatalysator
K16 Lambdasonde op linker voorkatalysator
K17 Lambdasonde achter hoofdkatalysator
K30 Oliedruksensor (onderbreker)
K36 Motortemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerental/BDP-sensor
K47 Fasesensor
K50 Pingelsensor
K55 Gaspedaalsensor
L10 Brandstofdampafsluitklep
L15 Bedieningsmagneetklep spruitstukverstelling (niet op 1,6 L-uitvoeringen)
M01 Bodycomputer
M10 Inspuitregeleenheid
N40 Brandstofpomp/brandstofniveauzender
N70 Inspuitventiel
N75 Actuator op gasklephuis
N76 Actuator nokkenasverstelling (alleen op 2,0 L-uitvoeringen)

Figuur 5.3: Overzicht inspuitsysteem Bosch Motronic ME7.3.1


1 Brandstofpomp
2 Relais
3 Lambdasonde na de katalysator
4 Lambdasonde vóór de katalysator
5 Snelheidsmeter
6 Toerenteller
7 Inspuitwaarschuwingslampje
8 Regeleenheid voor inspuiting/ontsteking
9 Brandstofdampafsluitklep
10 Gasklephuis
11 Verbindingssteker met klimaatregeling
12 Diagnosesteker
13 Verbindingssteker met Alfa-CODE
14 Luchtkwantummeter met luchttemperatuursensor
15 Koelvloeistoftemperatuursensor
16 City-toets (alleen Selespeed-uitvoeringen)
17 Dubbele rempedaalschakelaar
18 Koppelingspedaalschakelaar
19 Gaspedaalsensor (potentiometer)
20 Toerentalsensor
21 Pingelsensor
22 Bobines
23 Fasesensor
24 Nokkenasversteller
25 Inspuitventielen
26 Magneetklep voor spruitstukverstelling (niet op 1,6 L-uitvoeringen)

Het systeem kent de volgende regelstrategieën:

- Zelflerende functie. De regeleenheid voert de zelflerende funtie uit na het


uit/inbouwen of vervangen van de inspuitregeleenheid, het gasklephuis of de
toerentalsensor/tandkrans. De gegevens blijven in het geheugen bewaard bij het
loskoppelen van de accu.
- Zelfaanpassing. Het systeem heeft zelfaanpassing waardoor afwijkingen in de
motorspecificaties als gevolg van ouderdom of slijtage worden geregistreerd en
automatisch worden gecompenseerd. Door de zelfaanpassing worden ook de
onvermijdelijke verschillen gecompenseerd bij het vervangen van de componenten
(een gevolg van productietoleranties). De parameters van de zelfaanpassing worden
niet gewist na het loskoppelen van de accu.
- Zelfdiagnose. Het zelfdiagnoseprogramma in de regeleenheid controleert de
werking van het systeem en geeft eventuele storingen aan via een brandend
waarschuwingslampje (MIL) op het instrumentenpaneel. Dit lampje geeft storingen
in het motormanagement aan die door het EOBD-diagnoseprogramma zijn
gevonden.
- Communicatie met Alfa-CODE-startblokkering. Op het moment dat de
contactsleutel op 'MAR' wordt gedraaid, vraagt de inspuitregeleenheid aan de Alfa-
CODE regeleenheid om de geheime code, zodat de startblokkering kan worden
opgeheven. De communicatie loopt via een bidirectionele seriële verbinding tussen
beide regeleenheden.
- Regeling van de koude start. De inspuitregeleenheid herkent deze situatie en past
de basis-inspuitduur aan op basis van de koelvloeistoftemperatuur,
inlaatluchttemperatuur, accuspanning en motortoerental.
- Controle van de verbranding/lambdasondes.
- Regeling van de nokkenasversteller en spruitstukverstelling (indien gemonteerd).
Voor een optimaal volumetrisch rendement regelt de inspuitregeleenheid de
inlaatkleptiming en de lengte van het inlaatspruitstuk met een keuze uit twee
lengten (kort en lang). Bij toerentallen voor maximum koppel kiest de regeleenheid
voor nokkenasvervroeging (25 graden) en lange inlaatkanalen.
- Pingelen. De regeleenheid kan herkennen of de motor pingelt door verwerking van
het signaal dat door de pingelsensor wordt geleverd.
- Verrijking tijdens acceleratie.
- Inspuitonderbreking tijdens decelereren (cut-off).
- Afvoer van brandstofdampen.
- Maximum toerenbegrenzing. De regeleenheid begrenst het voorgeschreven
maximum toerental door het onderbreken van de stuursignalen naar de
inspuitventielen.
- Regeling van de brandstoftoevoer/elektrische brandstofpomp.
- Communicatie met de klimaatregeling. Om het opgenomen vermogen bij
inschakeling van de aircocompressor te compenseren, vergroot de regeleenheid de
hoeveelheid inlaatlucht om de rij-eigenschappen optimaal te houden.
- Herkenning van de krukasstand. De regeleenheid herkent tijdens iedere
krukasomwenteling welke cilinder in de arbeidsslag is, voor de regeling van de
inspuiting en de ontsteking van de betreffende cilinder
- Regeling van de inspuitduur. De regeleenheid berekent de inspuitduur en bedient
de inspuitventielen op basis van de motorbelasting, accuspanning en
koelvloeistoftemperatuur.
- Regeling van de ontstekingsvervroeging. De regeleenheid kiest de
ontstekingsvervroeging door gebruik te maken van kenvelden en
ingangsparameters als motorbelasting, inlaatluchttemperatuur en
koelvoeistoftemperatuur.
- Regeling van het stationair toerental.
- Bedieningsstrategie van de gasklep/CITY (alleen Selespeed-uitvoeringen). 'CITY'
voor souplesse en rijcomfort, 'Normaal' voor een sportieve rijstijl.
- Bediening van de elektroventilateur. De regeleenheid schakelt op basis van de
motortemperatuur de elektroventilateur op de 1e of de 2e snelheid.
- Communicatie met de regeleenheid voor de automaat (Selespeed-uitvoering). De
communicatie tussen de inspuitregeleenheid en de regeleenheid van de automaat
verloopt via een CAN-aansluiting op beide regeleenheden. Tijdens het
overschakelen (signaal van de automaatregeleenheid) beperkt de
inspuitregeleenheid het motorkoppel door de ontstekingsvervroeging en de
gasklepopening te beperken.

^ 5.3 Uitwendige motorcomponenten


Inlaatluchtcircuit
Het inlaatluchtcircuit bestaat uit diverse componenten die onder de diverse
bedrijfsomstandigheden van de motor de juiste hoeveelheid lucht naar de motor
moeten leiden, zie figuur 5.4.

Figuur 5.4: Inlaatluchtcircuit


1 Luchtingang met resonantiebuis
2 Luchtfilter
3 Luchtkwantummeter
5 Verstelbaar inlaatspruitstuk (niet op 1,6 L-uitvoeringen)

Uitlaatsysteem

Zie figuur 5.5 voor de componenten van het uitlaatsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen
met 105 pk.

Figuur 5.5: Componenten uitlaatsysteem 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk


1 Uitlaatspruitstuk
2 Lambdasonde vóór de katalysator
3 Uitlaatpijp met katalysator
4 Lambdasonde achter de katalysator
5 Middelste uitlaatpijp
6 Achterste uitlaatpijp

Figuur 5.6: Componenten uitlaatsysteem 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk en 2,0 L-


uitvoeringen
1 Uitlaatspruitstuk
2 Lambdasondes vóór de katalysatoren
3 Twee katalysatoren
4 Hoofdkatalysator
5 Lambdasonde achter de hoofdkatalysator
6 Middelste uitlaatpijp
7 Achterste uitlaatpijp

^ 5.4 Stationair toerental


Technische gegevens
Stationair toerental 840
(1/min) ±20
Maximum toerental 6800
(1/min)

Stationair toerental controleren

Voer een complete diagnose uit met de Alfa-tester (Examiner) als het stationair
toerental afwijkt van de gespecificeerde waarde.

^ 5.5 Brandstofsysteem
Technische gegevens

Afgeregelde brandstofdruk (bar)


bij stationair toerental 3,3-3,7

Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bouten achterwielophanging 58-72 (5,8-


7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-
9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108
(8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Snelkoppeling 1870684000
Set verloopstukken 1860955003
Set verloopstukken 1860955001
Manometer 1860955000
Uitbouwen brandstofpomp (bevestigingsring) 1821167000

Het brandstofsysteem is 'returnless', dat wil zeggen dat er slechts één leiding tussen
de brandstoftank en de motor loopt. Hierdoor zijn de retourleiding, het brandstoffilter
en de drukregelaar vervallen. De drukregelaar en het brandstoffilter zijn geïntegreerd
in de brandstofpompunit. Hierdoor wordt het risico op brand bij een ongeval en de
emissie van brandstofdamp tot een minimum beperkt. Zie figuur 5.7 voor de
componenten van het brandstofsysteem.
Figuur 5.7: Overzicht van het brandstofsysteem
1 Brandstoftank
2 Brandstofpomp/brandstofniveauzender
3 Brandstofvulpijp
4 Brandstofverdeelleiding
5 Inspuitventielen
6 Brandstofdampafscheider
7 Vlotterklep
8 Actief koolfilter
9 Returnless brandstofsysteem

Afgeregelde brandstofdruk controleren

- Sluit het speciaal gereedschap Alfa 1870684000 aan op de ontluchtingsnippel van de


verdeelleiding en maak het systeem drukloos, zie figuur 5.8.

Figuur 5.8: Afgeregelde brandstofdruk controleren


1 Speciaal gereedschap Alfa 1870684000
2 Brandstoftoevoerleiding
3a Speciaal gereedschap Alfa 1860955003
3b Speciaal gereedschap Alfa 1860955001
3c Speciaal gereedschap Alfa 1860955000
4 Kraan
5 Kraan
6 Kraan
- Maak de brandstoftoevoerleiding los van de brandstofverdeelleiding.
- Monteer de gereedschappen 3a en 3b op gereedschap 3c, zie figuur 5.8.
- Sluit het zo verkregen gereedschap aan tussen de brandstoftoevoerleiding en de
brandstofverdeelleiding.
- Open de kranen 4 en 5 en sluit kraan 6, zie figuur 5.8.
- Laat de motor stationair draaien en controleer of de afgeregelde brandstofdruk
binnen de tolerantie ligt.
- Zet de motor af.
- Maak de gereedschappen los van de brandstoftoevoerleiding en de
brandstofverdeelleiding.
- Sluit de brandstoftoevoerleiding aan op de brandstofverdeelleiding.

Brandstofverdeelbuis en inspuitventielen uit- en inbouwen


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los
van de accu.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Maak het brandstofsysteem drukloos met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1870684000 op het ventiel op de zijkant van de brandstofverdeelleiding.
- Maak de stekers los van de inspuitventielen.
- Maak de steker los van de elektromagneet voor de nokkenasversteller (niet op 1,6
L-uitvoeringen met 105 pk).
- Maak de snelkoppeling in de voorste brandstoftoevoerleiding los van de
brandstofverdeelleiding.
- Maak de voorste brandstoftoevoerleiding los van de bevestiging op het
spruitstukhuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de brandstofverdeelleiding compleet
met de inspuitventielen.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Elektrische brandstofpomp en brandstofniveauzender uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los


van de accu.
- Klap de zitting van de achterbank vanuit het interieur van de auto omhoog en
verplaats de geluidsisolatie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het inspectiedeksel van de
brandstofpompunit.
- Maak de steker los van de brandstofpompunit en de brandstofniveauzender.
- Maak de snelkoppeling in de brandstoftoevoerleiding los van de brandstofpompunit.
- Draai de bevestigingsring van de brandstofpompunit en de tankvlotter los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821167000, zie figuur 5.9.

Figuur 5.9: Brandstofpomp en brandstofniveauzender uitbouwen


1a Bevestigingsring
1b Speciaal gereedschap Alfa 1821167000
2 Brandstofpomp en brandstofniveauzender
- Verwijder de brandstofpomp met de brandstofniveauzender en de O-ring.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Brandstoftank uit- en inbouwen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los


van de accu.
- Plaats de auto op een tweekolomshefbrug.
- Bouw de brandstofpomp uit zoals hiervoor beschreven.
- Zuig de brandstoftank leeg.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog, draai de afstelbout los en laat de handremhendel
weer zakken.
- Maak de handremkabels los uit de bevestigingsklemmen.
- Bouw het middelste en achterste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de bevestigingen los en verwijder het hitteschild van het middelste deel van
de uitlaat.
- Verwijder het rechter achterwiel.
- Plaats een hydraulische krik onder het subframe van de achterwielophanging zoals
is weergegeven in figuur 5.10.

Figuur 5.10: Hydraulische krik plaatsen


1 Hydraulische krik
2a Bouten
2b Subframe
- Draai de bouten los en laat de achterwielophanging zo ver mogelijk zakken, zie
figuur 5.10.
- Maak de bevestigingsklem los en maak de brandstofvulpijp van de tank los, zie
figuur 5.11.

Figuur 5.11: Brandstoftank uitbouwen


1 Brandstofvulpijp
2 Klem van brandstofretourleiding
3 Snelkoppelingen van brandstofdampleiding
4 Snelkoppeling in brandstoftoevoerleiding
- Maak de klem los en verwijder de retourleiding van de tank.
- Maak de snelkoppelingen van de brandstofdampleiding op de vlotterkleppen los van
de brandstofafscheider.
- Maak de snelkoppeling in de brandstoftoevoerleiding voor de multifunctionele klep
los van het actieve koolfilter.
- Plaats een hydraulische krik met een passende steun onder de brandstoftank.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren van de steunsingels voor de brandstoftank
los.
- Laat de krik zakken en verwijder de brandstoftank.
- Controleer de tank op vervormingen en scheuren en vervang deze indien nodig.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Traagheidsschakelaar
Om de veiligheid van de inzittenden tijdens een ongeval te vergroten is de auto
uitgerust met een traagheidsschakelaar (ook wel veiligheidsschakelaar genoemd). De
schakelaar bevindt zich onderaan de stijl van het linker portier, zie figuur 5.12. De
schakelaar beperkt het brandgevaar (door lekkage van brandstof uit het
brandstofsysteem) door bij een botsing de voeding van de elektrische brandstofpomp te
onderbreken. De massaverbinding kan worden hersteld door de knop bovenop de
schakelaar in te drukken.

Figuur 5.12: Locatie traagheidsschakelaar


1a Bouten
1b Traagheidsschakelaar
1c Stekeraansluiting

^ 5.6 Emissieregelsystemen
De Alfa 147 met benzinemotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een
brandstofdampafzuigsysteem en een emissiesysteem bestaande uit katalysatoren en
lambdasondes. De plaatsing van de diverse delen is ondermeer weergegeven in de
figuren 5.2, 5.5 en 5.6.

Carterventilatiesysteem

Dit systeem beheerst de uitstoot van de carterdampen uit het carter. Deze dampen
bestaan uit een lucht/brandstofmengsel en verbrandingsresten, die langs de
zuigerveren lekken, en uit oliedampen. Het systeem voert de carterdampen af naar
het inlaatsysteem, zie figuur 5.13.

Figuur 5.13: Gesloten carterventilatiesysteem (blow-by)


1a Klemmen
1b Leidingen

Brandstofdampafzuigsysteem

Het brandstofdampafzuigsysteem heeft tot taak om de lichte koolwaterstoffen die in


de brandstoftank ontstaan op te vangen. Hiermee wordt voorkomen dat ze naar de
atmosfeer ontsnappen. Zie figuur 5.7 voor de opbouw van het systeem.

Lambdasondes

Om de uitstoot van HC (koolwaterstoffen), CO (koolmonoxide) en NOx (stikstofoxiden)


te verminderen, worden deze door de katalysatoren geoxideerd en omgezet in stikstof
(N2), kooldioxide (CO2) en water (H2O). Alle benzinemotoren beschikken over het
zogenaamde EOBD-systeem (European On Board Diagnostic). Bij de EOBD-systemen
zijn de lambdasondes, allen van het zelfde type, vóór en achter de katalysatoren
geplaatst. De voorste lambdasonde voert een eerste controle uit (1e kring) op het
verloop van de verbranding. De lambdasonde achter de katalysator wordt gebruikt
voor de diagnose van de katalysatorwerking en voor een fijnafstelling op de eerste
kring. De aanpassing door de 2e kring heeft tot doel om zowel de productietoleranties,
als de trage reactie van de voorste lambdasonde bij veroudering of beschadiging te
compenseren. De motor hoeft tijdens zijn gehele levensduur niet meer te worden
afgesteld. Het CO-volumepercentage kan niet worden afgesteld, maar wordt volledig
geregeld door de motorregeleenheid. Tijdens controles moet het CO-volumepercentage
(na de katalysator) minder dan 0,20 bedragen bij stationair toerental.

^ 5.7 Storingsdiagnose
Diagnose

De auto is voorzien van diverse elektronische regeleenheden met zelfdiagnose. Door op


deze regeleenheden een diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) aan te sluiten,
kunnen de gegevens van de zelfdiagnose (parameters, fouten) worden uitgelezen of
bepaalde actieve diagnoses worden uitgevoerd. In de Alfa 147 is er geen afzonderlijke
diagnosesteker voor elke regeleenheid, maar is er één gezamenlijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-apparatuur
(Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het te testen
systeem kan worden gekozen.

Het motormanagementsysteem beschikt over zelfdiagnose die een eventuele storing


herkent, opslaat en de bestuurder waarschuwt (motorwaarschuwingslampje in
instrumentenpaneel). Bij storingen in een sensor vervangt de regeleenheid de
informatie van de defecte sensor door een waarde die in het geheugen is opgeslagen
(recovery). Op deze wijze kan de motor blijven werken. De informatie over de storing
wordt in een permanent geheugen opgeslagen en de sensor wordt door het systeem
genegeerd, totdat de regeleenheid het sensorsignaal weer als 'normaal' beschouwt.

Geheugen wissen

Voordat de diagnose wordt afgesloten moeten de gegevens in het permanente


geheugen met behulp van de Alfa-tester (Examiner) worden gewist (functie 'actieve
diagnose').
^ 5.8 Controle van het elektronische
regelsysteem
De elektronische regeleenheid is in de motorruimte boven het gasklephuis
gemonteerd, zie stuknummer M10 in figuur 5.2. De circuits van het elektronische
regelsysteem kunnen worden gecontroleerd door het meten van spanning en
weerstand aan de stekerverbindingen. De spanningsmetingen dienen met aangesloten
steker te worden uitgevoerd. Bij weerstandsmetingen zal de steker losgenomen zijn en
worden de weerstandswaarden tussen de aansluitingen van de losgenomen steker
gemeten. Let op!

- Het aansluiten van een volt- of ohmmeter op de regeleenheid met stekerverbinding


ontkoppeld, kan ernstige schade veroorzaken.
- Raak de aansluitingen van de regeleenheid nooit aan.
- Gebruik altijd een voltmeter met een hoge inwendige weerstand (minimaal kilo-
ohm/volt).
- Zorg ervoor dat het contactslot in de 'OFF'-stand staat bij het aansluiten of
ontkoppelen van stekerverbindingen.

Gebruikfiguur 5.14 bij het meten van de spannings- en weerstandswaarden. De


desbetreffende waarden worden niet vermeld in de Alfa-werkplaatsdocumentatie,
maar kunnen eventueel worden vergeleken met de waarden van een andere Alfa 147
met hetzelfde motormanagementsysteem.

Figuur 5.14: Identificatie van de stekerpennen op de motorregeleenheid


A1 Niet aangesloten
A2 Niet aangesloten
A3 Verbinding met Alfa-CODE
A4 Niet aangesloten
A5 Niet aangesloten
A6 Verzoek inschakelen compressor
A7 Voeding potentiometer gaspedaalsensor
A8 Signaal potentiometer 1 gaspedaalsensor
A9 4-trapsdrukregelaar þ inschakeling snelheid 1 van ventilateur
A10 Cruise-control ON/OFF
A11 Niet aangesloten
A12 CAN L-verbinding
A13 Bediening compressorrelais
A14 Niet aangesloten
A15 Directe voeding
A16 Voeding via contactslot, hoofdrelais
A17 Niet aangesloten
A18 Controlelampje Cruise-control
A19 Inspuitwaarschuwingslampje
A20 Inbouwvoorbereiding 'Flash programming'
A21 Niet aangesloten
A22 Brandstofniveausensor
A23 Niet aangesloten
A24 Massa potentiometer 1 gaspedaalsensor
A25 Massa potentiometer 2 gaspedaalsensor
A26 Remlichtschakelaar
A27 Remlichtschakelaar
A28 SPORT-schakelaar
A29 CAN H-verbinding
A30 bediening brandstofpomprelais
A31 Bekrachtiging hoofdrelais
A32 Voeding via contactslot, hoofdrelais
A33 Niet aangesloten
A34 Niet aangesloten
A35 Signaal toerenteller
A36 Niet aangesloten
A37 Niet aangesloten
A38 Niet aangesloten
A39 Niet aangesloten
A40 Signaal potentiometer 2 gaspedaalsensor
A41 4-trapsdrukregelaar þ inschakeling snelheid 2 van ventilateur
A42 Cruise-control Resume
A43 Cruise-control SET+
A44 Signaal snelheidssensor
A45 CAN H-verbinding
A46 Inspuitwaarschuwingslampje
A47 Voeding via contactslot
A48 Voeding via contactslot, hoofdrelais
A49 Niet aangesloten
A50 Bediening ventilateur 1e snelheid
A51 Niet aangesloten
A52 Signaal brandstofverbruik
A53 Diagnose-aansluiting (lijn K)
A54 Signaal luchttemperatuursensor
A55 Niet aangesloten
A56 Voeding potentiometer gaspedaalsensor
A57 Signaal luchtkwantummeter
A58 Cruise-control SET-
A59 Koppelingspedaalschakelaar
A60 Oliedrukschakelaar
A61 CAN L-verbinding
A62 Bediening ventilateur 2e snelheid
A63 Voeding luchtkwantummeter
A64 Niet aangesloten
B1 Massa gasklepactuator
B2 Verwarming lambdasonde (voorkatalysator links)
B3 Bediening inspuitventiel 4
B4 Bediening klep spruitstukverstelling
B5 Bediening benzinedampafsluitklep
B6 Referentiemassa pingelsensor 2
B7 Massa lambdasonde (voorkatalysator links)
B8 Niet aangesloten
B9 Niet aangesloten
B10 Toerental/BDP-sensor
B11 Niet aangesloten
B12 Niet aangesloten
B13 Niet aangesloten
B14 Stuursignaal bobine cilinder 4
B15 Niet aangesloten
B16 Stuursignaal bobine cilinder 1
B17 Voeding gasklepactuator
B18 Niet aangesloten
B19 Bediening inspuitventiel 1
B20 Niet aangesloten
B21 Niet aangesloten
B22 Pingelsensor 1
B23 Signaal lambdasonde (voorkatalysator rechts)
B24 Potentiometer 1 van gasklephuis
B25 Koelvloeistoftemperatuur
B26 Referentiemassa voor sensoren
B27 Niet aangesloten
B28 Signaal lambdasonde (na katalysator)
B29 Niet aangesloten
B30 Stuursignaal bobine cilinder 3
B31 Stuursignaal bobine cilinder 2
B32 Niet aangesloten
B33 Massa gasklepactuator
B34 Verwarming lambdasonde (voorkatalysator rechts)
B35 Bediening inspuitventiel 3
B36 Bediening nokkenasversteller
B37 Niet aangesloten
B38 Niet aangesloten
B39 Signaal lambdasonde (voorkatalysator links)
B40 Potentiometer 2 gasklephuis
B41 Niet aangesloten
B42 Signaal fasesensor
B43 Niet aangesloten
B44 Niet aangesloten
B45 Niet aangesloten
B46 Niet aangesloten
B47 Niet aangesloten
B48 Niet aangesloten
B49 Voeding gasklepactuator
B50 Verwarming lambdasonde (na katalysator)
B51 Voeding van fasesensor
B52 Bediening inspuitventiel 2
B53 Niet aangesloten
B54 Referentiemassa pingelsensor 1
B55 Massa lambdasonde (voorkatalysator rechts)
B56 Niet aangesloten
B57 Niet aangesloten
B58 Voeding potentiometers gasklephuis
B59 Toerental/BDP-sensor
B60 Massa lambdasonde (na katalysator)
B61 Niet aangesloten
B62 Niet aangesloten
B63 Niet aangesloten
B64 Niet aangesloten
^ 5.9 Controle van de componenten
Voor de controle van de diverse componenten van het inspuitsysteem moet een
diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten. De gezamenlijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker is links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast geplaatst. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-
apparatuur (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het
te testen systeem kan worden gekozen.

^ 5.10 Componenten uit- en inbouwen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)


Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)

Gasklephuis

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Maak de olie-opvangslang los van de mof tussen luchtkwantummeter en
spruitstukhuis.
- Maak de klemmen los en verwijder de mof tussen de luchtkwantummeter en het
spruitstukhuis.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Maak de kabelbundel los uit de bevestiging op de steun voor de
inspuitregeleenheid.
- Maak de steker los van het gasklephuis en maak de bijbehorende kabel los.
- Maak de massakabel los van de steun voor de inspuitregeleenheid.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun voor de inspuitregeleenheid los.
- Verwijder de steun compleet met de inspuitregeleenheid.
- Draai de resterende bout los en verwijder het gasklephuis.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde.
- Na vervanging van het gasklephuis moet de zelfaanpassing van de regeleenheid
met behulp van het diagnoseapparaat (Examiner of soortgelijk) worden uitgevoerd.

Schakelklep nokkenasversteller (niet op 1,6 L met 105 pk)

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Maak de steker los van de schakelklep voor de nokkenasversteller, zie figuur 5.15.

Figuur 5.15: Schakelklep voor nokkenasversteller uitbouwen


1 Steker
2a Bout
2b Schakelklep
- Draai de bouten los en verwijder de schakelklep.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Inspuitregeleenheid

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de inspuitregeleenheid, zie figuur
5.16.

Figuur 5.16: Inspuitregeleenheid uitbouwen


1a Moeren
1b Inspuitregeleenheid
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let hierbij op de
volgende punten:
- Het wordt door Alfa Romeo niet aangeraden om regeleenheden tussen auto's uit te
wisselen om de werking ervan te controleren.
- Voordat de regeleenheid wordt vervangen, moet eerst zorgvuldig worden nagegaan
of de regeleenheid defect is. Als een nieuwe regeleenheid op de voedingsspanning
wordt aangesloten, dan wordt de geheime broncode van de Alfa-CODE-regeleenheid
gekopieerd en kan de motorregeleenheid niet meer in andere auto's worden
gebruikt.

Lambdasonde

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Maak de steker van de lambdasonde los.
- Verwijder de lambdasonde uit zijn zitting.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let hierbij op de
volgende punten:
- Zet de lambdasonde met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Gebruik grafietvet (bijvoorbeeld Bosch VS 14016-FT) om het schroefdraad in te
vetten.

Brandstofdampafsluitklep

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Verwijder de brandstofverdeelbuis, zie paragraaf 5.5.
- Verwijder het inlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbouten van de steun voor de brandstofdampafsluitklep los, zie
figuur 5.17.

Figuur 5.17: Brandstofdampafsluitklep uitbouwen


1 Bouten
2 Klemmen
3a Brandstofdampafsluitklep
3b Leiding
- Draai de klemmen los en verwijder de brandstofdampafsluitklep compleet met de
leiding.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 5.11 Elektrische installatie


motormanagementsysteem
Zie figuur 5.18a, figuur 5.18b en figuur 5.18c voor het elektrisch schema van het
motormanagementsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk, figuur 5.19a, figuur
5.19b en figuur 5.19c voor het motormanagementsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen
met 120 pk en figuur 5.20a, figuur 5.20b en figuur 5.20c voor het
motormanagementsysteem van de 2,0 L-uitvoeringen.

Figuur 5.18a: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk


Figuur 5.18b: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk

Figuur 5.18c: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk


A30 Bobine
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
B99 Hoofdzekeringenhouder op accu
C10 Massa-aansluiting linksvoor
C15 Massa op dashboard bestuurderszijde
C38 Massa op tunnelconsole
C40 Massa op motor
D04 Steker voor/motor
D49 Steker pedaalstelsel
D97 Kortsluitsteker
E50 Instrumentenpaneel
H01 Start/contactslot
I30 Rempedaalschakelaar
I50 Traagheidsschakelaar
K15 Lambdasonde op rechter voorkatalysator
K16 Lambdasonde op linker voorkatalysator
K17 Lambdasonde achter hoofdkatalysator
K30 Oliedruksensor
K36 Motortemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerental/BDP-sensor
K47 Fasesensor
K50 Pingelsensor
K55 Gaspedaalsensor
L10 Brandstofdampafsluitklep
L15 Bedieningsmagneetklep spruitstukverstelling
M01 Bodycomputer
M10 Inspuitregeleenheid
N40 Elektrische brandstofpomp en brandstofniveausensor
N70 Inspuitventiel
N75 Gasklepactuator

Figuur 5.19a: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk.

Figuur 5.19b: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk.


Figuur 5.19c: Elektrisch schema 1,6 L-uitvoeringen met 120 pk.

Legenda componenten zie figuur 5.18a.

Figuur 5.20a: Elektrisch schema 2,0 L-uitvoeringen.

Figuur 5.20b: Elektrisch schema 2,0 L-uitvoeringen.

Figuur 5.20c: Elektrisch schema 2,0 L-uitvoeringen.

Legenda componenten zie figuur 5.18a.

^ 6 Dieselinspuiting

In het hoofdstuk "Diesel-inspuiting" vindt u een beschrijving van het


dieselinspuitsysteem, de lokatie van de onderdelen, controles van de verschillende
onderdelen, uit- en inbouwbeschrijvingen van de diverse onderdelen, storingsdiagnose
en -codes en meetwaardes. Tevens wordt het voorgloeisysteem en (mits aanwezig) de
turbocompressor behandeld. Daarnaast wordt het brandstoftoevoersysteem
beschreven, de uit- en inbouw van de brandstofpomp en verstuivers en (indien
mogelijk) het afstellen van de brandstofpomp.

^ 6.1 Inleiding
De Alfa 147 is leverbaar met één dieseluitvoering. De 1,9 L-turbodieseluitvoering
(motorcode 937A2000) is uitgerust met een direct dieselinspuitsysteem, type Bosch
Common Rail EDC-15C7 met turbocompressor en tussenkoeler (intercooler).

Veiligheidsmaatregelen

- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Zet de brandstofpomp niet in werking als er geen brandstof in de leidingen staat.
- Verwijderen (of aansluiten) van kabels en stekerverbindingen van het
inspuitsysteem (ook testkabels) alleen bij uitgeschakeld contact.
- Bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem moeten ontstekingsbronnen uit de
buurt worden gehouden, moet vonkvorming worden voorkomen en moet uiterst
goed op verontreinigingen worden gelet.
- Lekkages (valse lucht) in het inlaat- en uitlaatsysteem kunnen storingen
veroorzaken.
- Bij alle werkzaamheden in de motorruimte moet erop worden gelet dat de
ventilateur vanzelf kan aanslaan.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.

^ 6.2 Bosch Common Rail EDC-15C7


De Alfa 147 met 1,910 L-turbodieselmotor is voorzien van het Bosch Common Rail
EDC-15C7-inspuitsysteem. Dit hoge-druk direct-inspuitsysteem werd voor het eerst
toegepast in de Alfa 156. Het Common Rail-inspuitsysteem werd oorspronkelijk
ontworpen en ontwikkeld binnen de Fiat-groep met bijdragen van Magneti Marelli,
het Fiat Research Centre en Elasis. Het project werd later overgedragen aan Bosch
voor de laatste fasen van de ontwikkeling en de uiteindelijke productie. In vergelijking
met conventionele inspuitsystemen biedt het Common Rail-systeem niet alleen een
algehele prestatieverbetering, maar zorgt het ook voor een belangrijke verlaging van
het motorgeluid (tot wel 8 dB minder, afhankelijk van de motorsnelheid). De
belangrijkste kenmerken van het Common Rail-systeem zijn:

- de hoge inspuitdruk (tot 1350 bar);


- modulatie van de inspuitdruk tussen 150 en 1350 bar onder alle
bedrijfsomstandigheden van de motor;
- regeling van de inspuitopbrengst tot 100 mm3/cyclus in een toerengebied tussen
100 en 6000 1/min;
- nauwkeurig instelbaar inspuitmoment (zowel vervroeging als inspuitduur). Voor-
inspuiting voordat de zuiger het BDP heeft bereikt, op basis van motortoerental en
motorbelasting, waardoor de druk in de verbrandingskamer minder explosief stijgt
en de geluidsproductie wordt beperkt.

Indien er door de regeleenheid een defect wordt vastgesteld aan bijvoorbeeld een
sensor, vervangt de elektronische regeleenheid de gegevens van de sensor door reeds
in het geheugen opgeslagen gegevens, zodat de motor kan blijven functioneren. De
regeleenheid schakelt dan over naar de zogenaamde 'recovery'-stand. De motor blijft
hierdoor op een acceptabel niveau werken. Tevens wordt de storing opgeslagen in een
permanent geheugen dat via de speciale Alfa tester (Examiner) kan worden
uitgelezen. De regeleenheid neemt de taak van het defecte onderdeel permanent over
en regelt de werking van het onderdeel met bepaalde limitaties. Zie figuur 6.1 voor de
informatiestromen tussen de regeleenheid en de sensoren en actuatoren van het
motormanagementsysteem enfiguur 6.2 voor de locatie van de componenten. Figuur
6.3 geeft een schematische weergave van het systeem.

Figuur 6.1: Informatiestromen Bosch Common Rail EDC-15C7


1 Elektrische opvoerpomp
2 VGT-magneetklep
3 Aircocompressor
4 Magneetklep van EGR
5 Toerenteller
6 Ventilateurs
7 Voorgloeiregeleenheid
8 Gaspedaalsensor
9 Koppelings/rempedaalschakelaar
10 Brandstofdruksensor
11 Luchtkwantummeter
12 Koelvloeistoftemperatuursensor
13 Brandstoftemperatuursensor
14 Cruise control (indien gemonteerd)
15 Turbodruksensor
16 Fasesensor
17 Toerentalsensor
18 Snelheidsmeter
19 Accu
20 Alfa-CODE
21 Diagnosesteker
22 Drukregelaar
23 Verstuivers
24 Voorgloeibougies
25 Magneetklep op gasklephuis
26 Voorgloeicontrolelampje
27 Inspuitwaarschuwingslampje
28 Waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur
29 Waarschuwingslampje water in brandstof

Figuur 6.2: Plaatsing componenten Bosch Common Rail EDC-15C7


A40 Voorgloeibougie
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
C01 Massa-aansluiting accu
D04 Steker voor/motor
I31 Schakelaar op koppelingspedaal
K30 Oliedruksensor
K31 Waterdetectiesensor in brandstoffilter
K36 Koelvloeistoftemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerental/BDP-sensor
K47 Fasesensor
K55 Gaspedaalsensor
K81 Brandstoftemperatuursensor
K82 Turbodruksensor
K83 Brandstofdruksensor
L30 EGR-klep
L36 Magneetklep voor turbodrukvulling
L62 Magneetklep op gasklephuis
M01 Bodycomputer
M10 Inspuitregeleenheid
M15 Voorgloeiregeleenheid
N70 Verstuiver
N77 Brandstofdrukregelaar

Figuur 6.3: Overzicht inspuitsysteem Bosch Common Rail EDC-15C7


1 Elektrische brandstofpomp
2 Voorgloeiregeleenheid
3 Snelheidsmeter
4 Toerenteller
5 Voorgloeicontrolelampje
6 Waarschuwingslampje voor storingen
7 Elektromagnetische modulatorklep (EGR)
8 Elektromagnetische brandstofdrukregelaar
9 Turbodruksensor
10 Brandstoftemperatuursensor
11 Brandstofdruksensor
12 Relais
13 Motorregeleenheid
14 Verstuivers
15 Voorgloeibougies
16 Toerentalsensor
17 Koelvloeistoftemperatuursensor
18 Verbindingssteker met airconditioning
19 Diagnose-aansluiting
20 Verbindingssteker met Alfa-CODE
21 Luchtkwantummeter
22 Fasesensor
23 Gaspedaalsensor
24 Koppelingspedaalschakelaar
25 Rempedaalschakelaar
26 VGT-magneetklep
27 Pneumatische klep op gasklephuis
28 Gasklephuis
29 Onderdrukreservoir
30 Magneetklep voor bediening pneumatische klep op gasklephuis
31 Schoepenactuator voor turbo met variabele geometrie
32 Waarschuwingslampje water in brandstoffilter
33 Cruise control (indien gemonteerd)

De belangrijkste functies van het systeem zijn:

- zelfdiagnose;
- regeling van de hoeveelheid in te spuiten brandstof;
- verbinding met de startblokkering (Alfa-CODE);
- regeling van het inspuitmoment en de voorinspuiting;
- regeling van de turbodruk;
- regeling van het stationair en maximum toerental;
- regeling van de uitlaatgasrecirculatie (EGR);
- regeling van de voorgloei-installatie;
- regeling van de airconditioning;
- bediening van de elektrische opvoerpomp;
- bediening van de elektrische koelventilateurs;
- controle van de brandstoftemperatuur.
^ 6.3 Uitwendige motorcomponenten
Inlaatluchtcircuit

Het inlaatluchtcircuit bestaat uit diverse componenten die onder de diverse


bedrijfsomstandigheden van de motor de juiste hoeveelheid lucht naar de motor
moeten leiden, zie figuur 6.4.

Figuur 6.4: Inlaatluchtcircuit


1 Luchtfilter met resonator
2 Luchtkwantummeter
3 Luchtslang
4 Turbocompressor (Garret GT 225 6V)
5 Luchttussenkoeler (intercooler)
6 Gasklephuis
7 Actuator gasklephuis
8 Inlaatspruitstuk
9 Mof met resonator

Uitlaatsysteem

Zie figuur 6.5 voor de componenten van het uitlaatsysteem.

Figuur 6.5: Componenten uitlaatsysteem


1 Voorste uitlaatpijp
2 Oxidatiekatalysator
3 Flexibel uitlaatdeel
4 Verbindingspijp met demper
5 Einddemper
6 Steun
7 Elastische ring

^ 6.4 Brandstofsysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Bevestigingssteun brandstoffilter 24 (2,4)
Inspuitpompriemwiel 42-52 (4,2-5,2)
Moeren dieselinspuitpomp 26-32 (2,6-3,2)
Wartelmoeren brandstofleiding (M14) 22 (2,2)
Bevestigingsmoer verstuiver 26-32 (2,6-3,2)
Bouten achterwielophanging 58-72 (5,8-7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Trekker inspuitpompriemwiel 1860954001


Uitbouwen verstuivers 1870739000
Uitbouwen brandstofpomp 1822167000

Figuur 6.6: Overzicht van het brandstofsysteem


1 Brandstoftank
2 Brandstofpomp/brandstofniveauzender
3 Vulpijp
4 Retourleiding
5 Filterelement
6 Waterdetectiesensor in brandstoffilter
7 Radialjet hogedrukpomp
8 Hogedrukleidingen
9 Brandstofverdeelleiding
10 Verstuivers
11 Leidingen van verstuivers naar brandstofretourbuis
12 Brandstofretourbuis
13 Drukregelaar
14 Brandstoftemperatuursensor
15 Brandstofdruksensor
16 Brandstofverwarming
17 Traagheidsschakelaar

^ 6.4.1 Aftappen van water uit het


brandstoffilter
De aanwezigheid van water in het brandstofcircuit kan ernstige schade veroorzaken
aan de onderdelen van het dieselinspuitsysteem. Wanneer zich water in het filter
heeft verzameld kan dat als volgt worden afgetapt:

- Draai de kartelknop onderaan het filter los, tot al het water is afgetapt en er
uitsluitend zuivere brandstof uit het filter stroomt. Zie figuur 6.7.

Figuur 6.7: Water uit brandstoffilter aftappen


1 Filterelement
2 Voorverwarmingselement
3 Thermoschakelaar
4 Kartelknop
- Draai daarna de kartelknop weer vast.

^ 6.4.2 Filterelement vervangen


- Maak de stekeraansluitingen en de brandstofleidingen los van het brandstoffilter,
zie figuur 6.8.

Figuur 6.8: Brandstoffilter uitbouwen


1 Voorste brandstoftoevoerleiding
2 Brandstoftoevoerleiding naar hogedrukpomp
3 Brandstofleiding vanaf brandstofretourbuis
4a Steker
4b Steker
5a Moeren
5b Brandstoffilter
- Draai de moeren los en verwijder het complete filter.
- Plaats het complete brandstoffilter in een bankschroef met beschermende bekken.
- Draai het filterelement los met behulp van een geschikte filtersleutel.
- Smeer wat motorolie op de pakkingring van het nieuwe filterelement en vul daarna
het element met schone brandstof.
- Monteer het nieuwe filterelement en draai deze uitsluitend met handkracht vast tot
de pakkingring de filtersteun raakt.
- Zet het filterelement vervolgens met de filtersleutel vast.
- Let op! Na het vervangen van het filterelement of het leegrijden van de
brandstoftank hoeft het systeem niet te worden ontlucht. Dit gebeurt automatisch
tijdens het starten van de motor.
^ 6.4.3 Dieselinspuitpomp uit- en
inbouwen
- Bouw de distributieriem uit zoals beschreven in paragraaf 3.3.
- Breng twee bouten aan in het inspuitpompriemwiel zodat deze geblokkeerd wordt,
zie figuur 6.9.

Figuur 6.9: Inspuitpompriemwiel blokkeren


1 Bouten
2 Moer
- Draai de moer van het inspuitpompriemwiel los en verwijder de twee hiervoor
aangebrachte bouten.
- Verwijder het inspuitpompriemwiel met behulp van speciaal trekgereedschap Alfa
1860954001.
- Verwijder de leiding tussen de dieselinspuitpomp en de brandstofverdeelleiding.
- Maak de steker los van de brandstofdrukregelaar, zie figuur 6.10.

Figuur 6.10: Dieselinspuitpomp uitbouwen


1 Steker brandstofdrukregelaar
2 Brandstoftoevoerleiding
3 Moer
4 Dieselinspuitpomp
- Maak de brandstoftoevoerleiding los van de pomp.
- Draai de bevestigingsmoeren van de pomp aan de steun los en verwijder de
dieselinspuitpomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Om lekkage bij de aansluitingen te voorkomen moet er een nieuwe leiding tussen de
dieselinspuitpomp en de brandstofverdeelleiding worden gemonteerd.

^ 6.4.4 Verstuivers uit- en inbouwen


- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder alle leidingen van de verdeelleiding naar de verstuivers.
- Maak de stekers los van de verstuivers.
- Draai de bevestigingsmoeren van de borgbeugels voor de verstuivers los, zie figuur
6.11.
Figuur 6.11: Verstuivers uitbouwen
1 Moer
2a Speciaal gereedschap Alfa 1870739000
2b Hefbeugel
2c Hoekige deel
3a Tweede hefbeugel
3b Borgbeugel
4a Moer
4b Verstuiver
- Plaats het gereedschap voor het verwijderen van de verstuivers, waarbij de
hefbeugel onder het hoekige deel van het verstuiver moet worden geplaatst, zie
figuur 6.11.
- Draai de moer van het gereedschap vast en verwijder het complete verstuiver.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde.

^ 6.4.5 Elektrische brandstofpomp en


brandstofniveauzender uit- en
inbouwen
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los
van de accu.
- Klap de zitting van de achterbank vanuit het interieur van de auto omhoog en
verplaats de geluidsisolatie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het inspectiedeksel van de
brandstofpompunit.
- Maak de steker los van de brandstofpompunit en de brandstofniveauzender.
- Maak de snelkoppeling in de brandstoftoevoerleiding en þretourleiding los van de
brandstofpompunit.
- Draai de bevestigingsring van de brandstofpompunit en de tankvlotter los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821167000, zie figuur 5.9.
- Verwijder de brandstofpomp met de brandstofniveauzender en de O-ring.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let erop dat de
merktekens op pomp en tank tegenover elkaar staan.
^ 6.4.6 Brandstoftank uit- en
inbouwen
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel los
van de accu.
- Plaats de auto op een tweekolomshefbrug.
- Bouw de brandstofpomp uit zoals hiervoor beschreven.
- Zuig de brandstoftank leeg.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog, draai de afstelbout los en laat de handremhendel
weer zakken.
- Maak de handremkabels los uit de bevestigingsklemmen.
- Bouw het middelste en achterste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de bevestigingen los en verwijder het hitteschild van het middelste deel van
de uitlaat.
- Verwijder het rechter achterwiel.
- Plaats een hydraulische krik onder het subframe van de achterwielophanging zoals
is weergegeven in figuur 5.10.
- Draai de bouten los en laat de achterwielophanging zo ver mogelijk zakken.
- Maak de bevestigingsklemmen los en maak de brandstofvulpijp en de retourleiding
van de tank los, zie figuur 6.12.

Figuur 6.12: Brandstoftank uitbouwen


1 Brandstofvulpijp
2 Klem van brandstofretourleiding
- Plaats een hydraulische krik met een passende steun onder de brandstoftank.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren van de steunsingels voor de brandstoftank
los.
- Laat de krik zakken en verwijder de brandstoftank.
- Controleer de tank op vervormingen en scheuren en vervang deze indien nodig.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 6.4.7
Lagedrukbrandstofretourcircuit
controleren
- Sluit een drukmeter aan op de brandstofretourleiding naar de tank.
- Draai de contactsleutel op de stand 'MAR'.
- Controleer of de drukmeter binnen 30 seconden een druk aangeeft onder 1 bar. Let
op! De brandstofpomp in de tank schakelt na 30 seconden uit.

^ 6.5 Emissieregelsystemen
De Alfa Romeo 147 met dieselmotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een elektronisch geregeld
uitlaatgasrecirculatiesysteem en een emissiesysteem bestaande uit een ongeregelde
oxidatiekatalysator.

Carterventilatiesysteem

De carterventilatie bestaat uit een slang, waarin de dampen uit het cilinderblok
samenkomen, en het kleppendeksel waarin een deel condenseert, zie figuur 6.13.

Figuur 6.13: Carterventilatiesysteem


1 Kleppendeksel
2 Turbocompressor
3 Geribbelde mof
4 Olie-opvangslang
5 Carterventilatieslang

Via de carterventilatieslang wordt de resterende damp afgevoerd naar de


luchttoevoermoef voor de turbocompressor. In het kleppendeksel is een regelklep
gemonteerd, die bestaat uit een veer en een membraan en die problemen met de
aanzuiging moet voorkomen. Als de onderdruk onder het kleppendeksel een bepaalde
limiet overschrijdt, dan verplaatst het membraan omlaag en wordt het kanaal vanaf
het cilinderblok afgesloten.

Elektronisch geregeld uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR)

Het uitlaatgasrecirculatiesysteem wordt geregeld door de elektronische


inspuitregeleenheid (EDC-15C7), zie figuur 6.14.

Figuur 6.14: Uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR)


1 EGR-klep
2 Inspuitregeleenheid
3 Warmtewisselaar
4 Uitlaatspruitstuk
5 Gasklephuis

Het uitlaatgasrecirculatiesysteem voert een gedeelte (5-15%) van het uitlaatgas terug
naar het inlaatspruitstuk onder bepaalde bedrijfsomstandigheden van de motor. Het
uitlaatgas vermindert de piektemperatuur van de thermodynamische cyclus in de
verbrandingskamer. Op deze manier wordt de vorming van stikstofoxiden (NOx)
verminderd. De EGR-klep wordt bediend door de inspuitregeleenheid en heeft tot taak
om het uitlaatgas van het uitlaatspruitstuk terug te leiden naar het inlaatsysteem van
de motor. Een warmtewisselaar zorgt voor een gedeeltelijke koeling van het
uitlaatgas, waardoor het volumetrisch rendement van de motor stijgt.

Oxidatiekatalysator

De oxidatiekatalysator is een systeem, dat gebruikt wordt om achteraf de CO, de HC


en de partikels in het uitlaatgas om te zetten in kooldioxide (CO2) en waterdamp
(H2O). De cilindervormige katalysator heeft een honingraatvormige keramische kern
bekleed met een dunne platinalaag, die een katalytische werking heeft (zie figuur
6.15). Als het uitlaatgas door de openingen in het binnenwerk wordt geleid, versnelt
de katalysator het ontledingsproces van de schadelijke gassen. De oxidatie van het
HC, CO en de partikels vindt in de katalysator plaats bij temperaturen tussen 200 en
350 °C. Boven de 350 °C begint de zwavel in de dieselbrandstof te ontleden, waardoor
zwaveloxide en zwaveltrioxide ontstaan.

Figuur 6.15: Oxidatiekatalysator


1 Keramische kern
2 Platinalaag

^ 6.6 Turbocompressor
De turbocompressor met variabele geometrie is op het uitlaatspruitstuk gemonteerd
en verbetert het volumetrisch rendement van de motor. De werking van de
turbocompressor met variabele geometrie wordt geregeld door de regeleenheid via de
VGT-magneetklep, zie figuur 6.16.

Figuur 6.16: Werking turbosysteem 1,9 JTD-motor


1 Inspuitregeleenheid
2 VGT-magneetklep
3 Onderdrukreservoir
4 Actuator voor verstelling leidschoepen
5 Turbocompressor
Dankzij dit type turbo:

- wordt het rendement van de turbine vergroot bij lage motortoerentallen;


- kan bij hoge motortoerentallen en de daarbij behorende hoge snelheid van het
uitlaatgas de turbodruk worden begrensd.

Door het verstellen van de uitlaatgasstroom ten opzichte van de turbineschoepen:

- wordt het koppel vergroot bij lage toerentallen;


- wordt het vermogen vergroot bij hoge toerentallen.

Door de tussenkoeler wordt een betere cilindervulling en daardoor hoger specifiek


vermogen bereikt. Bovendien vermindert de uitstoot van schadelijke stoffen (met
name stikstofoxide) en neemt de thermische belasting van de motor door een verlaging
van de procestemperatuur af.

^ 6.7 Storingsdiagnose
Diagnose

De auto is voorzien van diverse elektronische regeleenheden met zelfdiagnose. Door op


deze regeleenheden een diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) aan te sluiten,
kunnen de gegevens van de zelfdiagnose (parameters, fouten) worden uigelezen of
bepaalde actieve diagnoses worden uitgevoerd. In de Alfa 147 is er geen afzonderlijke
diagnosesteker voor elke regeleenheid, maar is er één gezamelijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-apparatuur
(Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het te testen
systeem kan worden gekozen.

Het motormanagementsysteem beschikt over zelfdiagnose die een eventuele storing


herkent, opslaat en de bestuurder waarschuwt (motorwaarschuwingslampje in
instrumentenpaneel). Bij storingen in een sensor vervangt de regeleenheid de
informatie van de defecte sensor door een waarde die in het geheugen is opgeslagen
(recovery). Op deze wijze kan de motor blijven werken. De informatie over de storing
wordt in een permanent geheugen opgeslagen en de sensor wordt door het systeem
genegeerd, totdat de regeleenheid het sensorsignaal weer als 'normaal' beschouwt.

Geheugen wissen

Voordat de diagnose wordt afgesloten moeten de gegevens in het permanente


geheugen met behulp van de Alfa-tester (Examiner) worden gewist (functie 'actieve
diagnose').
^ 6.8 Controle van het elektronische
regelsysteem
De elektronische regeleenheid is in de motorruimte gemonteerd, zie stuknummer M10
in figuur 6.2. De circuits van het elektronische regelsysteem kunnen worden
gecontroleerd door het meten van spanning en weerstand aan de stekerverbindingen.
De spanningsmetingen dienen met aangesloten steker te worden uitgevoerd. Bij
weerstandsmetingen zal de steker losgenomen zijn en worden de weerstandswaarden
tussen de aansluitingen van de losgenomen steker gemeten. Let op!

- Het aansluiten van een volt- of ohmmeter op de regeleenheid met de


stekerverbinding ontkoppeld, kan ernstige schade veroorzaken.
- Raak de aansluitingen van de regeleenheid nooit aan.
- Gebruik altijd een voltmeter met een hoge inwendige weerstand (minimaal kilo-
ohm/volt).
- Zorg ervoor dat het contactslot in de 'OFF'-stand staat bij het aansluiten of
ontkoppelen van stekerverbindingen.

Gebruikfiguur 6.17 bij het meten van de spannings- en weerstandswaarden. De


desbetreffende waarden worden niet vermeld in de Alfa Romeo-
werkplaatsdocumentatie, maar kunnen eventueel worden vergeleken met de waarden
van een andere Alfa 147 met hetzelfde motormanagementsysteem.

Figuur 6.17: Identificatie van de stekerpennen op de inspuitregeleenheid


1 Massa
2 Massa
3 Massa
4 Voeding actuatoren
5 Voeding verstuivers/regeleenheid
6 Niet aangesloten
7 Niet aangesloten
8 Niet aangesloten
9 CAN-verbinding fast FL
10 CAN-verbinding fast FH
11 Alfa-CODE
12 Niet aangesloten
13 Relais inspuiting
14 Niet aangesloten
15 Actuator voor magneetklep smoorklep voor nadieseldemping
16 EGR-actuator
17 Actuator VGT-magneetklep
18 Aircorelais
19 Inschakelverzoek elektroventilateur 2e snelheid
20 Inschakelverzoek elektroventilateur 1e snelheid
21 Inspuitwaarschuwingslampje
22 Inschakeling voorgloeibougies
23 Relais brandstoffilterverwarming
24 Relais elektrische brandstofpomp
25 Niet aangesloten
26 Niet aangesloten
27 Niet aangesloten
28 C-CAN L
29 C-CAN H
30 Niet aangesloten
31 Niet aangesloten
32 Niet aangesloten
33 Niet aangesloten
34 Niet aangesloten
35 Niet aangesloten
36 Niet aangesloten
37 Niet aangesloten
38 Niet aangesloten
39 Niet aangesloten
40 Niet aangesloten
41 Niet aangesloten
42 Niet aangesloten
43 Niet aangesloten
44 Niet aangesloten
45 Niet aangesloten
46 Niet aangesloten
47 Niet aangesloten
48 Lijn K
49 Niet aangesloten
50 Niet aangesloten
51 Viertrapsdrukregelaar ON
52 Drietrapsdrukregelaar ON
53 Cruise-control
54 Signaal remschakelaar (losgelaten)
55 Cruise-control
56 Cruise-control
57 Cruise-control
58 Sleutelstrategie
59 Signaal remschakelaar (ingetrapt)
60 Verzoek inschakelen airconditioning
61 Koppelingspedaalschakelaar
62 Diagnose voorgloei-installatie
63 Niet aangesloten
64 Niet aangesloten
65 Niet aangesloten
66 Niet aangesloten
67 Niet aangesloten
68 Niet aangesloten
69 Niet aangesloten
70 Niet aangesloten
71 Niet aangesloten
72 Niet aangesloten
73 Niet aangesloten
74 Niet aangesloten
75 Niet aangesloten
76 Massa gaspedaalsensor 1
77 Signaal gaspedaalsensor 1
78 Voeding gaspedaalsensor 1
79 Massa gaspedaalsensor 2
80 Signaal gaspedaalsensor 2
81 Voeding gaspedaalsensor 2
82 Brandstoftemperatuursensor þ pen 1
83 Brandstoftemperatuursensor þ pen 2
84 Koelvloeistoftemperatuursensor þ pen 1
85 Koelvloeistoftemperatuursensor þ pen 2
86 Luchtkwantummeter þ pen 1
87 Niet aangesloten
88 Luchtkwantummeter þ pen 3
89 Luchtkwantummeter þ pen 5
90 Brandstofdruksensor þ pen 3
91 Brandstofdruksensor þ pen 2
92 Brandstofdruksensor þ pen 1
93 Turbodruksensor þ pen 1
94 Turbodruksensor þ pen 3
95 Turbodruksensor þ pen 2
96 Niet aangesloten
97 Luchtkwantummeter þ pen 4
98 Oliedrukschakelaar
99 Toerentalsensor þ pen 1
100 Toerentalsensor þ pen 2
101 Niet aangesloten
102 Fasesensor þ pen 1
103 Fasesensor þ pen 2
104 Fasesensor þ pen 3
105 Swirl position feedback
106 Niet aangesloten
107 Niet aangesloten
108 Brandstofdrukregelaar
109 Brandstofdrukregelaar
110 Niet aangesloten
111 Niet aangesloten
112 Niet aangesloten
113 Niet aangesloten
114 Stuursignaal verstuiver 4
115 Niet aangesloten
116 Niet aangesloten
117 Voeding verstuivers 1-2
118 Voeding verstuivers 3-4
119 Stuursignaal verstuiver 1
120 Stuursignaal verstuiver 2
121 Stuursignaal verstuiver 3

^ 6.9 Controle en werking van de


componenten
Voor de controle van de diverse componenten van het inspuitsysteem moet een
diagnose-apparaat (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten. De gezamenlijke en
gestandaardiseerde 16-polige diagnosesteker is links in het dashboard boven de
zekeringen- en relaiskast geplaatst. Hierop kan via een verloopsteker de diagnose-
apparatuur (Examiner of soortgelijk) worden aangesloten, waarna softwarematig het
te testen systeem kan worden gekozen.

Koelvloeistoftemperatuursensor

Deze sensor is op het thermostaathuis gemonteerd en meet de


koelvloeistoftemperatuur via een dubbele NTC-weerstand met een negatieve
temperatuurcoëfficiënt. De NTC-weerstand levert zowel een signaal aan de
inspuitregeleenheid als aan de koelvloeistoftemperatuurmeter en het
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel. De weerstand van de sensor neemt
af bij het stijgen van de koelvloeistoftemperatuur. De weerstand is niet lineair; de
weerstand neemt bij hogere temperaturen sneller af dan bij lage temperaturen.

Toerental/BDP-sensor

Deze sensor is bij een tandkrans op de krukas gemonteerd. De regeleenheid gebruikt


het signaal van de toerental/BDP-sensor voor de bepaling van het motortoerental en
de bepaling van de krukasstand. Voor een juist signaal moet de afstand (luchtspleet)
tussen het uiteinde van de sensor en de tanden op de tandkrans liggen tussen 0,8-1,5
mm. Deze afstand is niet afstelbaar. Bij een afwijkende afstand moeten de conditie
van de sensor, de sensorsteun en de tandkrans worden gecontroleerd.

Fasesensor

Deze sensor is op de cilinderkop achter het nokkenasriemwiel aangebracht. Op het


nokkenasriemwiel is een opening aangebracht, waardoor de fasesensor de fase van de
motor kan herkennen. De inspuitregeleenheid gebruikt het signaal van de fasesensor
voor het onderscheid tussen BDP in de compressieslag en de uitlaatslag.

Turbodruksensor

Deze sensor is gemonteerd op het spruitstukhuis. Het signaal wordt door de


inspuitregeleenheid gebruikt voor de regeling van de inspuitdruk en de inspuitduur.
Zie figuur 6.18 voor de aansluitingen.

Figuur 6.18: Aansluitingen turbodruksensor


1 +5V vanaf inspuitregeleenheid
2 Massa
3 Signaal

Luchtkwantummeter met ingebouwde luchttemperatuursensor


De luchtkwantummeter is op het inlaatspruitstuk geplaatst. De
luchttemperatuursensor is in de luchtkwantummeter ingebouwd. De
luchtkwantummeter kan niet uit elkaar worden genomen.

Brandstoftemperatuursensor

Deze sensor is ingebouwd in de brandstofvoorverwarming en meet de


brandstoftemperatuur via een NTC-weerstand met een negatieve
temperatuurcoëfficiënt. De weerstand van de sensor neemt af bij het stijgen van de
koelvloeistoftemperatuur. De weerstand is niet lineair; de weerstand neemt bij hogere
temperaturen sneller af dan bij lage temperaturen.

Brandstofdruksensor

De brandstofdruksensor is op de brandstofverdeelleiding gemonteerd en meet de druk


in de verdeelleiding. De regeleenheid gebruikt het signaal als feedback tijdens de
regeling van de brandstofdruk en de inspuitduur.

Gaspedaalsensor

De gaspedaalsensor bestaat uit een huis dat via een flens op de pedaalsteun is
gemonteerd. In het huis zijn axiaal op een as twee potentiometers aangesloten (een
hoofd- en een beveiligingspotentiometer). Bovendien zijn er twee veren gemonteerd;
één om de benodigde weerstand aan het gaspedaal te geven en één om de sensor in
ruststand terug te drukken als het gaspedaal wordt losgelaten. De regeleenheid
verwerkt het elektrische signaal van beide potentiometers tot informatie over de
gaspedaalstand. De informatie over de gaspedaalstand wordt verwerkt in combinatie
met de informatie over het motortoerental om de inspuitduur en de inspuitdruk te
regelen.

Gloeibougies

- Meet de inwendige weerstand aan de gloeibougies. Die moet 0,6 ohm bedragen.

^ 6.10 Componenten uit- en inbouwen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 21-26 (2,1-2,6)


Koelvloeistofbuis 8-10 (0,8-1,0)
Koelvloeistoftemperatuursensor 20 (2,0)

Turbocompressor uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Open de klem van de onderste radiateurslang en tap de koelvloeistof af.
- Draai de bevestigingsmoeren van de voorste uitlaatpijp aan de verbindingsmof
tussen turbocompressor en uitlaatsrpuitstuk los.
- Draai de bevestigingsbout van de verstevigingsbeugel aan het motorblok los.
- Draai de klem los en maak de luchttoevoerslang tussen turbocompressor en
tussenkoeler los.
- Draai de klem iets los en maak de luchttoevoerslang los van de turbocompressor.
- Maak de onderdrukleiding los van de actuator van de turboverstelling.
- Draai de bouten los en verwijder de olieretourleiding van de turbocompressor.
- Draai de aansluiting los en maak de olietoevoerleiding los van de turbocompressor.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder het hitteschild voor het uitlaatspruitstuk.
- Draai de bevestigingsbouten los en maak de EGR-toevoerleiding naar de EGR-klep
los van het uitlaatspruitstuk.
- Maak de koelvloeistofslangen los van de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de koelvloeistofbuis.
- Draai de bevestigingsmoeren van het uitlaatspruitstuk aan de cilinderkop los.
- Verwijder de turbocompressor met het uitlaatspruitstuk en de verbindingsmof met
de uitlaat via de onderzijde van de auto, zie figuur 6.19.

Figuur 6.19: Turbocompressor uitbouwen


1 Moer
2a Turbocompressor
2b Uitlaatspruitstuk
2c Verbindingsmof
3 Uitlaatspruitstukpakking
- Verwijder de uitlaatspruitstukpakking van de tapeinden op de cilinderkop.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Koelvloeistoftemperatuursensor

- Bouw de accu uit.


- Maak de steker los van de koelvloeistoftemperatuursensor.
- Verwijder de koelvloeistoftemperatuursensor, zie figuur 6.20.

Figuur 6.20: Koelvloeistoftemperatuursensor uitbouwen


1 Steker
2 Koelvloeistoftemperatuursensor
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Luchtkwantummeter

- Bouw de accu uit.


- Open de bevestigingsklemmen en verwijder de mof tussen het luchtfilter en de
luchtkwantummeter.
- Maak de luchtkwantummeter los van de onderliggende mof.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Verwijder de luchtkwantummeter, zie figuur 6.21.

Figuur 6.21: Luchtkwantummeter uitbouwen


1a Bevestigingsklemmen
1b Mof
2 Mof
3 Steker
4 Luchtkwantummeter
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 6.11 Elektrische installatie


motormanagementsysteem
Zie figuur 6.22a, figuur 6.22b en figuur 6.22c voor het elektrische schema van het
motormanagementsysteem.

Figuur 6.22a: Elektrisch schema Bosch Common Rail EDC-15C7

Figuur 6.22b: Elektrisch schema Bosch Common Rail EDC-15C7

Figuur 6.22c: Elektrisch schema Bosch Common Rail EDC-15C7


A40 Voorgloeibougies
B01 Zekeringen- en relaiskast in motorruimte
B02 Zekeringen- en relaiskast onder dashboard
C01 Massa-aansluiting accu
D04 Steker voor - motor
E50 Instrumentenpaneel
H1 Contactslot
I31 Schakelaar op koppelingspedaal
K30 Oliedruksensor
K31 Waterdetectiesensor in brandstoffilter
K36 Koelvloeistoftemperatuurzender
K41 Luchtkwantummeter
K46 Toerentalsensor
K47 Fasesensor
K55 Gaspedaalsensor
K81 Brandstoftemperatuursensor
K82 Turbodruksensor
K83 Brandstofdruksensor
L30 EGR-mageneetklep
L36 Magneetklep voor turbodrukregeling
L62 Magneetklep op gasklephuis
M01 Body computer
M10 Motorregeleenheid
M15 Voorgloeiregeleenheid
N70 Verstuiver
N77 Brandstofdrukregelaar

^ 7 Ontsteking

In het hoofdstuk "Ontsteking" vindt u een beschrijving van het ontstekingssysteem,


het controleren van het ontstekingstijdstip, controles van de verschillende onderdelen
en het uit- en inbouwen van de verschillende onderdelen.

^ 7.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle benzine-uitvoeringen voorzien van een elektronische ontsteking
die samen met de benzine-inspuiting door het motormanagementsysteem geregeld
wordt. De elektronische motorregeleenheid krijgt hiervoor van verschillende sensoren
informatie en berekent aan de hand van deze waarden telkens het optimale
ontstekingsmoment. Het ontstekingstijdstip kan niet worden afgesteld. Gebruik bij
dit hoofdstuk tevens hoofdstuk 5 voor de plaatsing en controle van de diverse
componenten.
^ 7.2 Werking ontstekingssysteem
De bekrachtigingsmodules voor de verdelerloze statische ontsteking zijn ingebouwd in
de regeleenheid. Elke bougie beschikt over een eigen bobine. In de regeleenheid is een
kenveldentabel opgeslagen, waarin voor elke cilinder aan het eind van de
compressieslag de optimale ontstekingsvervroeging op basis van het motortoerental en
de motorbelasting is opgeslagen. De regeleenheid corrigeert de ontstekingsvervroeging
in hoofdzaak op basis van:

- koelvloeistoftemperatuur;
- inlaatluchttemperatuur;
- eventueel pingelen;
- gasklepstand (gasklepsensor).

De regeleenheid gebruikt de volgende informatie voor het aansturen van de


afzonderlijke bobines:

- luchtkwantummeter en luchttemperatuursensor voor de bepaling de hoeveelheid


inlaatlucht;
- toerental/BDP-sensor die een wisselspanningssignaal levert waarvan de frequentie
informatie levert over het motortoerental;
- de pingelsensor (op de achterzijde van het cilinderblok tussen de 2e en 3e cilinder)
voor herkenning per cilinder van pingelen en aanpassing van de
ontstekingsvervroeging;
- gasklepsensor voor herkenning van de motorbelasting;
- fasesensor.

^ 7.3 Bougies
Technische gegevens

1.6 T.Spark 105 pk:


Elektrodenafstand centraal geplaatste bougies in mm:
NGK BKUR6ETB 0,6-0,7
Elektrodenafstand zijdelings geplaatste bougies in mm:
NGK CR7ECK 0,6-0,7
1.6 T.Spark 120 pk en 2.0 T.Spark:
Elektrodenafstand centraal geplaatste bougies in mm:
NGK BKR6EKPA 0,6-0,7
Elektrodenafstand zijdelings geplaatste bougies in mm:
NGK PMR7A 0,6-0,7
Ontstekingsvolgorde (alle uitvoeringen) 1-3-4-2

Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Centraal geplaatste bougies (M14) 23-28


(2,3-
2,8)
Zijdelings geplaatste bougie (M10) 10-13
(1,0-
1,3)
- Controleer de elektroden op slijtage en vervang de bougie zodra de middenelektrode
rond begint af te slijten.
- Controleer de isolator op barsten en vervang in dat geval de bougie.
- Controleer de elektrodenafstand.
- Breng altijd bougies van de juiste warmtegraad aan en zet ze na het afstellen van
de elektrodenafstand met het juiste aanhaalmoment vast.
- Controleer de bougiekabels op barsten en andere beschadigingen en ga na of ze
goed contact maken.

^ 8 Koppeling

In het hoofdstuk "Koppeling" vindt u een beschrijving van de koppeling, het uit- en
inbouwen van de koppeling en het uit- en inbouwen van de overige koppelingsdelen.

^ 8.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle uitvoeringen voorzien van een enkelvoudige
drogeplaatkoppeling. De koppeling wordt op alle uitvoeringen, behalve de Selespeed-
uitvoeringen, hydraulisch via een ringwerkcilinder (CSC-systeem) bediend. Bij auto's
met Selespeed-versnellingsbak is het koppelingspedaal vervallen en wordt de
koppeling automatisch bediend door een elektrohydraulische unit die ook het kiezen
en inschakelen van de versnellingen regelt. Zie figuur 8.1 voor de schematische
opbouw en bediening van de koppeling in handgeschakelde uitvoeringen enfiguur 8.2
voor de opbouw en bediening van de koppeling in Selespeed-uitvoeringen.

Figuur 8.1: Koppeling handgeschakelde uitvoeringen


1 Koppelingsplaat met drukgroep
2 Trillingsdemper
3 Ringwerkcilinder
4 Leiding
5 Hoofdcilinder
6 Vloeistofreservoir

Figuur 8.2: Koppeling Selespeed-uitvoeringen


1 Koppelingsarm
2 Koppelingsvork
3 Druklager
4 Koppelingsplaat
5 Elektrohydraulische unit

^ 8.2 Koppeling handgeschakelde


modellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)


Koppelingshoofdcilinder 18-24 (1,8-2,4)
Koppelingswerkcilinder 10 (1,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Vliegwielblokkeergereedschap 18060161001
Centreerdoorn 1870447001
Ontluchtgereedschap 1806097001

^ 8.2.1 Koppeling uit- en inbouwen


- Bouw de versnellingsbak uit zoals beschreven in hoofdstuk 9.
- Markeer de positie van de drukgroep ten opzichte van het vliegwiel indien de
drukgroep opnieuw gebruikt wordt.
- Monteer speciaal gereedschap Alfa 1860161001 om het vliegwiel te blokkeren.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de drukgroep met de koppelingsplaat.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Centreer de
koppelingsplaat met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1870447001.

^ 8.2.2 Koppelingshoofdcilinder uit- en


inbouwen
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Zuig het reservoir voor de koppelings/remvloeistof leeg.
- Bouw de ABS-regeleenheid/aggregaat en de bevestigingssteun uit.
- Bouw de complete rembekrachtiger met de hoofdremcilinder uit, zoals beschreven
in hoofdstuk 13.
- Verwijder de borging en maak de drukstift van de hoofdcilinder los van het
koppelingspedaal, zie figuur 8.3.

Figuur 8.3: Drukstift van hoofdcilinder losmaken


1a Borging
1b Drukstift
- Verwijder de borging en maak de toevoerleiding los van de hoofdcilinder, zie figuur
8.4.

Figuur 8.4: Hoofdcilinder uitbouwen


1a Borging
1b Toevoerleiding
2a Klem
2b Leiding koppelingsreservoir
3a Moeren
3b Hoofdcilinder
- Maak de klem los en maak de leiding van het koppelingsreservoir los van de
hoofdcilinder.
- Draai de moeren los en verwijder de hoofdcilinder.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde. Vul en ontlucht het koppelingssysteem
zoals beschreven in paragraaf 8.2.5.
^ 8.2.3 Koppelingswerkcilinder uit- en
inbouwen
- Bouw de versnellingsbak uit zoals beschreven in hoofdstuk 9.
- Maak de toevoerslang los van de werkcilinder.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de werkcilinder.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde. Vul en ontlucht het koppelingssysteem
zoals beschreven in paragraaf 8.2.5.

^ 8.2.4 Trillingsdemper uit- en


inbouwen
- Verwijder het linker voorwiel.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Verwijder de beschermdop op de ontluchtingsnippel van de remtang linksvoor.
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel van de
remtang.
- Bedien het rempedaal totdat het rem/koppelingsreservoir volledig leeg is.
- Draai de verbindingsnippel van de toevoerleiding naar de hoofdcilinder aan de zijde
van de trillingsdemper los.
- Verplaats het beschermrubber van de verbindingsnippel in de leiding van de
koppelingswerkcilinder zo ver als nodig is opzij.
- Verwijder de borgveer van de leiding op het actuatorhuis volledig.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingswerkcilinder los van de
werkcilinder en hang de slang op.
- Draai de moeren los en verwijder de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de leidingen, zie figuur 8.5.

Figuur 8.5: Trillingsdemper uitbouwen


1a Moeren
1b Trillingsdemper
1c Leidingen
^ 8.2.5 Koppelingssysteem ontluchten
- Sluit speciaal gereedschap Alfa 1806097001 aan op het
koppelings/remvloeistofreservoir, zie figuur 8.6.

Figuur 8.6: Ontluchtingsgereedschap aansluiten


1 Speciaal gereedschap Alfa 1806097001
2 Beschermdeksel
3 Opvangsysteem (slang en reservoir)
4a Borgveer
4b Leiding
5 Kraan
- Open het beschermdeksel en sluit het opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de
wartel van de werkcilinder, zoals aangegeven in figuur 8.6.
- Til de borgveer op tot de eerste stand en verwijder de leiding zo ver als nodig is om
de ontluchtingsopening te openen.
- Open de kraan van het vloeistofreservoir langzaam.
- Wacht tot alle lucht uit de koppelingbediening is gestroomd.
- Plaats de leiding geheel in de zitting op de werkcilinder en maak de borgveer vast.
- Sluit het beschermdeksel en verwijder het ontluchtingsgereedschap.
- Controleer of de koppeling goed ontkoppelt en aangrijpt tijdens het schakelen.
- Controleer het niveau van de rem/koppelingsvloeistof in het reservoir en vul
zonodig bij.

^ 8.3 Koppeling Selespeed-modellen


Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bedieningsas aan hydraulische unit 27-33 (2,7-3,3)


Plug kiesmechanisme 13-17 (1,3-1,7)
Motor/baksteun versnellingsbakzijde 88 (8,8)
Plug bovenzijde bedieningsas 50-60 (5,0-6,0)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M6) 13-17 (1,3-1,7)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M8) 13-17 (1,3-1,7)
Contramoer drukstift koppelingbediening 5-7 (0,5-0,7)
Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)

Speciaal gereedschap (Alfa)


Blokkeergereedschap schakelmechanisme 1870753001
Blokkeergereedschap koppelingscilinder 1870753002
Vliegwielblokkeergereedschap 1860161001
Centreerdoorn 1870447001

^ 8.3.1 Elektrohydraulische unit uit-


en inbouwen
Uitbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Sluit een diagnose-apparaat (Examiner) aan.
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Voer de procedure uit die op de Examiner is aangegeven en maak het systeem
drukloos.
- Plaats de versnellingsbak in de neutraalstand.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Verwijder het linker voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de linker wielkuipbescherming.
- Verwijder de dop van het oliereservoir voor het elektrohydraulische schakelsysteem
en tap het reservoir met een zuigpompje af.
- Maak de slang naar het oliereservoir los van de elektrohydraulische unit.
- Draai de aansluiting los en maak de leiding vanaf de elektropomp los van de
elektrohydraulische unit.
- Draai de aansluiting los en maak de leiding vanaf de elektropomp los van de
elektrohydraulische unit.
- Maak de steker van de toerentalsensor op de uitgaande as los.
- Draai de bevestigingsbout van de hydraulische unit van het elektrohydraulische
schakelmechanisme en de koppeling los, zie figuur 8.7. Let op! De bout kan
vanwege onvoldoende ruimte niet worden verwijderd; houd hem daarom zover
mogelijk uit het boutgat getrokken.

Figuur 8.7: Bevestigingsbout elektrohydraulische unit verwijderen


1 Bevestigingsbout
2a Plug
2b Speciaal gereedschap Alfa 1870753001
- Verwijder de plug en monteer speciaal gereedschap Alfa 1870753001 in de
bovenzijde van de zitting voor de bedieningsas, zodat het schakelmechanisme in de
hydraulische unit wordt geblokkeerd. Controleer of het gereedschap volledig tegen
de aanslag aansluit.
- Draai de plug en de bevestigingsbout van de bedieningsas aan de hydraulische unit
los, zie figuur 8.8. Let op! Deze bout heeft een speciale behandeling ondergaan en
kan niet opnieuw worden gebruikt.

Figuur 8.8: Plug en bout verwijderen


1a Plug
1b Bout
- Verwijder de hoes en monteer speciaal gereedschap Alfa 1870753002 voor de
plunjer in de koppelingscilinder.
- Draai de bevestigingsbouten van de hydraulische unit aan de versnellingsbak los.
Let op! De bouten hebben een speciale behandeling ondergaan en kunnen niet
opnieuw worden gebruikt.
- Plaats een hydraulische krik onder de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber aan de
versnellingsbakzijde zover mogelijk los. Dit is noodzakelijk om de hydraulische unit
van de versnellingsbak te verwijderen.
- Verwijder de hydraulische krik.
- Maak de steker los van inschakelmagneetklep 1, zie figuur 8.9.

Figuur 8.9: Elektrohydraulische unit verwijderen


1 Steker
2 Elektrohydraulische unit
- Maak de stekerverbinding los en verwijder de hydraulische unit met de kabelbundel
van de versnellingsbak.

Inbouwen

- Verwijder eventueel vuil van de schroefdraad op de versnellingsbakas en/of de


zitting van de hydraulische unit.
- Controleer met de hand of de versnellingsbakas vrij in de zitting kan schuiven en
breng vet aan op het uiteinde van de as.
- Plaats de hydraulische unit met de kabelbundel in de zitting, totdat de onderzijde
van de unit in contact staat met het versnellingsbakhuis.
- Verwijder bij montage van een nieuwe elektrohydraulische unit de plug en het
gereedschap dat door Alfa Romeo is gemonteerd om de bedieningsas in de
elektrohydraulische unit te fixeren. Vervang dit gereedschap door speciaal
gereedschap Alfa 1870753001. Let op! Dit moet worden uitgevoerd na montage van
de hydraulische unit op de versnellingsbak.
- Sluit de steker aan op de inschakelmagneetklep 1 (zie figuur 8.9.
- Draai nieuwe bouten en de bevestigingsbout van de hydraulische unit handvast.
- Draai een nieuwe bevestigingsbout van de bedieningsas aan de hydraulische unit
met het juiste aanhaalmoment vast.
- Draai de bovenliggende plug met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber aan de
versnellingsbakzijde met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Verwijder het speciaal gereedschap Alfa 1870753001 uit de bovenzijde van de
zitting voor de bedieningsas en monteer de plug en zet deze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de bevestigingsbouten van de hydraulische unit aan de versnellingsbak met
het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Smeer de zitting voor de drukstift op de koppelingsvork met Tutela MRM2.
- Stel de drukstift van de koppelingbediening af. Hef speling op door de drukstift
tegen de zitting op de hefboom te zetten en nog drie slagen in de richting van de
hefboom te draaien. Draai de contramoer met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast.
- Verwijder het blokkeergereedschap voor de drukstift van de koppelingbediening en
monteer de stofhoes.
- Sluit de steker aan op de sensor voor de uitgaande as.
- Sluit de leiding vanaf de elektropomp aan op de elektrohydraulische unit en draai
de bijbehorende aansluiting vast.
- Sluit de slang van de hydraulische unit naar het oliereservoir aan op de
hydraulische unit.
- Vul en ontlucht de elektrohydraulische Selespeed-unit zoals beschreven in
paragraaf 8.3.3.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Sluit het diagnose-apparaat (Examiner) aan.
- Kies op de Examiner 'Actieve diagnose' en kies 'Zelfafstelling eindcontrole' en voer
de procedure uit die op de Examiner is aangegeven.

^ 8.3.2 Koppeling uit- en inbouwen


- Bouw de elektrohydraulische unit uit zoals beschreven in paragraaf 8.3.1.
- Bouw de versnellingsbak uit zoals beschreven in hoofdstuk 9.
- Markeer de positie van de drukgroep ten opzichte van het vliegwiel indien de
drukgroep opnieuw gebruikt wordt.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de drukgroep met de koppelingsplaat.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Centreer de
koppelingsplaat met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1870447001.
^ 8.3.3 Elektrohydraulische unit
ontluchten
- Vul het Selespeed-systeem met de voorgeschreven oliesoort (Tutela car CS Speed)
tot aan het MAX-merkteken op de vast met de dop verbonden peilstok.
- Bouw de accu uit.
- Voed de auto met een hulpaccu.
- Draai de ontluchtingsbout op de hydraulische unit op het schakelmechanisme iets
los, zie figuur 8.10.

Figuur 8.10: Hydraulische unit ontluchten

1 Ontluchtingsbout

- Schakel de elektropomp gedurende 20 seconden in om alle lucht te verwijderen.


- Draai de ontluchtingsbout weer vast.
- Controleer het olieniveau van het Selespeed-systeem bij een auto op een vlakke
ondergrond en met koude en stilstaande motor.
- Draai de contactsleutel in de stand 'MAR'.
- Verwijder de dop van het voorraadtankje en controleer of het niveau het MAX-
merkteken op de peilstok bereikt. Vul zonodig olie bij.
- Draai de contactsleutel in de stand 'STOP'.
- Sluit het diagnose-apparaat (Examiner) aan.
- Houd het rempedaal ingetrapt.
- Kies op de Examiner 'Test regeleenheden' en kies het systeem 'Automatische
versnellingsbak Marelli Selespeed'. Ga naar 'Actieve diagnose' en kies 'Koppeling
ontluchten'. Voer vervolgens de procedure uit die op de Examiner is aangegeven.

^ 9 Handgeschakelde versnellingbak
en differentieel
In het hoofdstuk "Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel" vindt u een
overzicht van de toegepaste versnellingsbakken, een beschrijving van het uit- en
inbouwen van de versnellingsbak, het uit elkaar nemen en in elkaar zetten van de
versnellingsbak en het uit- en inbouwen van het schakelbedieningsmechanisme.

^ 9.1 Inleiding
De Alfa 147 is in handgeschakelde uitvoering voorzien van een vijfversnellingsbak met
geïntegreerd differentieel. Er worden twee typen gebruikt, zie tabel 9.1 en tabel 9.2,
die onderling kunnen verschillen qua overbrengingsverhoudingen. De versnellingsbak
van het type C.510 wordt beschreven in paragraaf 9.4 en de versnellingsbak van het
type C.530 in paragraaf 9.5. De technische gegevens van de versnellingsbakken zijn
vermeld in hoofdstuk 19.

Tabel 9.1: Overzicht versnellingsbakken benzinemotoren

Motor (L) 1.6 105 pk 1.6 120 pk 2.0*


Versnellingsbaktype C.510.5 C.510.5 C.510.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,909 3,909 3,545
2e-versnelling 2,238 2,238 2,238
3e-versnelling 1,520 1,520 1,520
4e-versnelling 1,156 1,156 1,156
5e-versnelling 0,971 0,919 0,919
achteruitversnelling 3,909 3,909 3,909
Eindoverbrenging 3,714 4,067 3,866

*2.0/2.0 Selespeed.

Tabel 9.2: Overzicht versnellingsbak dieselmotor

Motor (L) 1.9


Versnellingsbaktype C.530.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,800
2e-versnelling 2,235
3e-versnelling 1,360
4e-versnelling 0,971
5e-versnelling 0,763
achteruitversnelling 3,545
Eindoverbrenging 3,353

^ 9.2 Versnellingsbakolie verversen

^ 9.2.1 Benzinemodellen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Vulplug/aftapplug 29-43 (2,9-4,3)

Voorgeschreven oliepeil (mm)

Zie figuur 9.1.

Oliepeil controleren

- Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.


- Controleer het oliepeil via de vulopening van de versnellingsbak, zie figuur 9.1.

Figuur 9.1: Oliepeil controleren

1 Vulopening

- De olie moet tegen de onderkant van de vulopening staan. Vul zo nodig bij.

Versnellingsbakolie verversen

- Verwijder de vulplug.
- Draai de aftapplug los en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftapplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de vulplug,
zie figuur 9.1.
- Draai de vulplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
^ 9.2.2 Dieselmodellen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Aftapplug 16-26 (1,6-2,6)

Voorgeschreven oliepeil (mm)

Zie figuur 9.2.

Oliepeil controleren

- Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.


- Controleer het oliepeil via de peilstok van de versnellingsbak, zie figuur 9.2.

Figuur 9.2: Oliepeil controleren


1 Peilstok
2 Aftappluggen
- De olie moet ter hoogte van het merkteken op de peilstok staan. Vul zo nodig bij via
de peilstokopening.

Versnellingsbakolie verversen

- Verwijder de peilstok.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de aftappluggen los (zie figuur 9.2) en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftappluggen weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de
peilstokopening, zie figuur 9.2.
- Breng de beschermplaat onder de motorruimte weer aan.

^ 9.3 Versnellingsbak uit- en


inbouwen

^ 9.3.1 Benzinemodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Steun versnellingsbakzijde 45-55 (4,5-5,5)


Versnellingsbakhuis (M8) 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbak aan cilinderblok (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Versnellingsbak aan carterpan (M10) 50-60 (5,0-6,0)
Startmotor aan versnellingsbak 24-30 (2,4-3,0)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Moer achterste motor/baksteun (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Ophangrubber achterste motor/baksteun 32-39 (3,2-3,9)
(M8)
Verstevigingsstang (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Verstevigingsstang (M8) 24 (2,4)
Stabilisatorstanggewrichten 41-50 (4,1-5,0)
Onderste wieldraagarm aan fusee 86-95 (8,6-9,5)
Schokdempervork aan onderste 108-132 (10,8-13,2)
wieldraagarm
Aandrijfas aan flens 35-43 (3,5-4,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de massakabel los van de steun aan de versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Bouw het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter uit.
- Alleen Selespeed-uitvoeringen: Bouw de elektrohydraulische unit uit zoals
beschreven in paragraaf 8.3.1. Draai na het uitbouwen van de unit de
bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Verwijder de ontgrendellippen en maak de schakelkabels los van de steunbeugel.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer twee passende beugels voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.3.

Figuur 9.3: Beugels monteren

1 Beugels

- Monteer de speciale gereedschappen zoals aangegeven in figuur 9.4.

Figuur 9.4: Traverse aanbrengen


1a Traverse (1820581000)
1b Steunblokken (1870650000)
2a Traverse (1860851000)
2b Verticale steun (1870748000)
2c Trekstangen
- Draai de twee bovenste bevestigingsbouten van het versnellingsbakhuis aan de
motor los.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de onderste wieldraagarmen van de
voorwielophanging aan de fusees los.
- Draai de bevestigingsbouten van de schokdempervorken aan de onderste
wieldraagarmen iets los.
- Maak de onderste wieldraagarmen met behulp van een geschikte trekker los van de
fusees.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten van de
voorwielophanging los van de schokdempervorken.
- Verwijder het voorste uitlaatgedeelte.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoer los en verwijder de achterste motor/baksteun
compleet met het ophangrubber.
- Draai de voorste bouten en moeren van de versnellingspooksteun los en vang de
vulplaten op, zie figuur 9.5.
Figuur 9.5: Versnellingspooksteun losmaken
1a Voorste bouten
1b Voorste moeren
2 Vulplaten
3 Achterste bouten
4 Versnellingspooksteun
- Draai de achterste bevestigingsbouten iets los en laat de voorzijde van de
versnellingspooksteun zo ver als nodig is zakken.
- Ondersteun het subframe met een hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de achterste bevestigingsbouten en de bevestigingsbouten aan de zijkant van
het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de bevestigingsbout los en verwijder de leiding voor de stuurbekrachtiging
van het subframe.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder het subframe compleet
met de onderste wieldraagarmen en de stabilisatorstang.
- Draai de aftapplug los en tap de olie af uit de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tussenas en het stofdeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verplaats de startmotor. Hang de startmotor
buiten werkbereik op.
- Verwijder de vliegwielbescherming.
- Draai de bevestigingsbouten van de versnellingsbak aan de carterpan los.
- Draai de bevestigingsbout van de versnellingsbak aan het cilinderblok los.
- Ondersteun de versnellingsbak met een geschikte hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de motor/baksteun aan de
versnellingsbakzijde compleet met het ophangrubber.
- Verschuif de hydraulische krik zodat de versnellingsbak vrijkomt en laat de krik
vervolgens langzaam zakken.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 9.3.2 Dieselmodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Steun versnellingsbakzijde 50 (5,0)


Versnellingsbak aan carterpan:
M12-bouten 80 (8,0)
M10-bouten 55 (5,5)
M12-moeren 80 (8,0)
Startmotor aan versnellingsbak 27 (2,7)
Tussenas (M6) 8 (0,8)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M16) 108-132 (10,8-13,2)
Moer verstevigingsstang (M12) 79-97 (7,9-9,7)
Bout verstevigingsstang (M10) 45-55 (4,5-5,5)
Stabilisatorstanggewrichten 41-50 (4,1-5,0)
Onderste wieldraagarm aan fusee 86-95 (8,6-9,5)
Schokdempervork aan onderste 108-132 (10,8-13,2)
wieldraagarm
Aandrijfas aan flens 35-43 (3,5-4,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de klemmen en de stekerverbinding los en verwijder het complete
luchtfilterhuis.
- Draai de bevestigingsmoer van de steunbeugel voor de turbodrukregelklep los en
verplaats de steunbeugel compleet met de klep zodat deze geen hindernis vormen.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Maak de massakabel los van de versnellingsbak.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de twee kogelkoppen van de schakelkabels los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en plaats de schakelkabels compleet met de
steunbeugel opzij.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer een passende beugel voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.6.

Figuur 9.6: Traverse monteren


1 Beugel
2a Traverse (1820581000)
2b Steunblokken (1870650000)
3a Traverse (1860851000)
3b Verticale steun (1870748000)
3c Trekstangen
- Draai de twee bovenste bevestigingsbouten van het versnellingsbakhuis aan de
motor los.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding uit de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bevestigingsbouten van de aandrijfassen aan de flens/tussenas los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de onderste wieldraagarmen van de
voorwielophanging aan de naafdragers los.
- Draai de bevestigingsbouten van de schokdempervorken aan de onderste
wieldraagarmen iets los.
- Maak de onderste wieldraagarmen met behulp van een geschikte trekker los van de
fusees.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten van de
voorwielophanging los van de schokdempervorken.
- Draai de bout en de moer los en verwijder verstevigingsstang van de achterste
motor/baksteun.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoer los en verwijder de achterste motor/baksteun
compleet met het ophangrubber.
- Verwijder het voorste uitlaatgedeelte met de katalysator.
- Draai de voorste bouten en moeren van de versnellingspooksteun los en vang de
vulplaten op, zie figuur 9.5.
- Draai de achterste bevestigingsbouten iets los en laat de voorzijde van de
versnellingspooksteun zo ver als nodig is zakken.
- Ondersteun het subframe met een hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de achterste bevestigingsbouten en de bevestigingsbouten aan de zijkant van
het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de bevestigingsbout los en verwijder de leiding voor de stuurbekrachtiging
van het subframe.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder het subframe compleet
met de onderste wieldraagarmen en de stabilisatorstang.
- Maak de klemmen los en verwijder de luchtslang tussen turbocompressor en
tussenkoeler.
- Draai de aftapplug los en tap de olie af uit de versnellingsbak.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de tussenas en het stofdeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verplaats de startmotor. Hang de startmotor
buiten werkbereik op.
- Verwijder de vliegwielbescherming.
- Draai de bevestigingsbouten van de versnellingsbak aan de carterpan los.
- Draai de bevestigingsbout van de versnellingsbak aan het cilinderblok iets los.
- Ondersteun de versnellingsbak met een geschikte hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbout van het ophangrubber van de motor/baksteun aan de
versnellingsbakzijde los.
- Draai de bevestigingsbouten en þmoeren los en verwijder de motor/baksteun van de
versnellingsbak.
- Draai de overige bevestigingsbouten van de versnellingsbak aan het cilinderblok en
carterpan los.
- Verschuif de hydraulische krik zodat de versnellingsbak vrijkomt en laat de krik
vervolgens langzaam zakken.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 9.4 Versnellingsbak reviseren


(C.510.5)

^ 9.4.1 Versnellingsbak uit elkaar


nemen
Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagestandaard 1820146000
Flens 1820229000
Slagtrekker 1821161000

Figuur 9.7: Versnellingsbak C.510.5


1 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel
2 Ingaande en uitgaande as
3 Huizen en deksels
4 Differentieel

Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.

- Maak de rubber afdichting los, draai de bouten los en verwijder de


koppelingsactuator.
- Plaats de versnellingsbak zo mogelijk op montagestandaard Alfa 1820146000.
- Draai de bouten los en verwijder het achterste deksel.
- Verwijder met behulp van een trekker met hulpstuk de differentieelflens. Let op!
De borgring van de aandrijfasflens moet na demontage worden vervangen.
- Maak de borging van de moer op de ingaande en op de uitgaande as ongedaan.
- Blokkeer de assen door de 5e-versnelling en een andere versnelling gelijktijdig in te
schakelen.
- Verwijder de bevestigingsbout van de schakelvork van de 5e-versnelling, draai de
moeren op de assen los en plaats de schakelvork weer in de neutraalstand.
- Verwijder de moeren op de assen en bouw de onderdelen van de 5e-versnelling en
de tussenplaat uit, zie figuur 9.8.

Figuur 9.8: 5e-versnelling uitbouwen


1 Borgmoeren van assen
2 Schakelvork met schakelmof
3a Flens
3b Synchronaaf
4 Voorsynchronisatieblokje
5 Synchroniseerring
6 Gewelfde ring
7 Aandrijftandwiel 5e-versnelling
8 Naaldlager
9 Bus
10 Vulring
11 Aangedreven tandwiel 5e-versnelling
12a Bevestigingsbout opsluitplaat
12b Opsluitplaat
- Verwijder de borgveerringen van de achterste lagers.
- Draai de pluggen van het arreteermechanisme van de schakelstangen los.
- Draai de bevestigingsbout van de as voor de achteruit los.
- Draai de schakelaar voor de achteruitrijlichten los.
- Draai de bouten los en verwijder de flens van het differentieel compleet met de
keerring, O-ring en de vulring.
- Draai de bouten los en verwijder de steun voor het schakelmechanisme.
- Draai de bouten van het tandwielhuis aan het vliegwielhuis los, zie figuur 9.9.

Figuur 9.9: Versnellingsbak demonteren


1 Bevestigingsbouten huishelften
2 Selectiehefboom
3 Versnellingsbakhuis
- Plaats de selectiehefboom omlaag.
- Verwijder het tandwielhuis door twee schroevendraaiers als hefboom in de daarvoor
bestemde uitsparingen te steken.
- Draai de bouten los en verwijder de schakelvorksteun voor de achteruit, zie figuur
9.10.

Figuur 9.10: Hulptandwiel voor de achteruit verwijderen


1a Bouten
1b Schakelvorksteun
2 Bout
3a Schakelvork 3e/4e-versnelling
3b Hulptandwiel voor achteruit
- Draai de bout van de schakelvork voor de 3e/4e-versnelling los.
- Til de schakelvork voor de 3e/4e-versnelling iets op en verwijder het hulptandwiel
voor de achteruit.
- Draai de bout van de schakelvork voor de 1e/2e-versnelling los, zie figuur 9.11.

Figuur 9.11: Schakelstangen verwijderen


1a Bout
2a Schakelstang
2b Schakelvork
3a Schakelstang 3e/4e-versnelling
3b Beveiligingsblokje
4a Schakelstang 5e-versnelling/achteruit
4b Schakelvork 3e/4e-versnelling
5 Beveiligingsblokjes
- Verwijder de schakelstang voor de 1e/2e-versnelling met de bijbehorende
schakelvork. Als de schakelstang weerstand biedt tegen het uittrekken, moeten de
andere stangen worden bewogen om de blokjes te kunnen verplaatsen.
- Monteer de schakelstang voor de 3e/4e-versnelling en verwijder gelijktijdig de
schakelstang van de 5e-versnelling/achteruit en de schakelvork van de 3e/4e-
versnelling.
- Verwijder de twee beveiligingsblokjes.
- Verwijder gelijktijdig de complete in- en uitgaande assen, zie figuur 9.12.

Figuur 9.12: In- en uitgaande as verwijderen


1 In- en uitgaande as
2 Differentieel
3 Voorste lager voor uitgaande as
4 Magneet
- Verwijder het differentieel.
- Verwijder de magneet en eventuele metaalresten.

^ 9.4.2 Onderdelen uit elkaar nemen


en controleren
Huishelften controleren

- Controleer de draagvlakken van bedieningsstangen en lagers op slijtage of


scheuren. Controleer de contactvlakken op oneffenheden. Indien deze klein zijn,
kunnen ze met een fijne vijl worden verwijderd.
- Controleer de huishelften op olielekkage. Vervang indien nodig de oliekeerringen.
- Controleer de koppelingsas op overmatige speling. Vervang indien nodig de
lagerbussen.
- Controleer de schakelstangen op vervorming, slijtage en overmatige speling.
- Controleer de schakelvorken op vervorming en slijtage aan de contactvlakken met
de schakelringen.

Ingaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten

Uit elkaar nemen

- Verwijder achtereenvolgens het achterste lager, het vulstuk, het aandrijftandwiel


van de 4e-versnelling, het naaldlager, de bus, de schakelmof van de 3e/4e-
versnelling, de voorsynchronisatieblokjes, de synchroniseerring van de 4e-
versnelling, de synchronaaf voor de schakelmof van de 3e/4e-versnelling, de
synchroniseerring van de 3e-versnelling, het aandrijftandwiel voor de 3e-versnelling
met behulp van een hydraulische pers en speciaal gereedschap Alfa 1820024000 en
1820017000, zie figuur 9.13.

Figuur 9.13: Ingaande as in onderdelen


1a Achterste lager
1b Vulstuk
1c Aandrijftandwiel 4e-versnelling
1d Naaldlager
1e Bus
1f Schakelmof 3e/4e-versnelling
1g Voorsynchronisatieblokjes
1h Synchroniseerring 4e-versnelling
1i Synchronaaf voor schakelmof 3e/4e-versnelling
1l Synchroniseerring 3e-versnelling
1m Aandrijftandwiel 3e-versnelling
1n Speciaal gereedschap Alfa 1820024000
1o Speciaal gereedschap Alfa 1820017000
2 Naaldlager
- Verwijder het naaldlager voor het aandrijftandwiel van de 3e-versnelling.

Voorste lager van ingaande as vervangen

- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1820022000.
- Monteer een nieuw lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1870659000 en 1820022000.

Onderdelen controleren

- Controleer de vertandingen op beschadiging en overmatige slijtage en de binnenste


loopvlakken op vreetsporen of overmatige slijtage.
- Controleer de synchronaven en schakelmoffen op beschadiging, overmatige speling
en slijtage. Controleer de vertandingen aan de binnenzijde op overmatige slijtage.
- Controleer de synchroniseerringen op onrondheid aan de binnenzijde.
- Controleer het achterste lager op groeven in de buitenste ring en aan de kogels en
op sporen van warmlopen of overmatige slijtage.
- Controleer de tandwielen op beschadiging en overmatige slijtage.

In elkaar zetten
- Smeer alle onderdelen vóór de montage ruimschoots in met schone
versnellingsbakolie van de voorgeschreven soort.
- Span de ingaande as in een bankschroef.
- Breng het naaldlager voor het aandrijftandwiel van de 3e-versnelling aan.
- Plaats het aandrijftandwiel voor de 3e-versnelling.
- Plaats achtereenvolgens de synchroniseerring voor de 3e-versnelling, de
synchronaaf voor de 3e/4e-versnelling en de schakelmof voor de 3e/4e-versnelling.
- Plaats de voorsynchronisatieblokjes in de zittingen op de synchronaaf voor de
schakelmof.
- Plaats de synchroniseerring voor de 4e-versnelling.
- Monteer de bus van de 4e-versnelling, het naaldlager van de 4e-versnelling en het
aandrijftandwiel van de 4e-versnelling met behulp van een hydraulische pers en
speciaal gereedschap Alfa 1820022000.
- Plaats het vulstuk en monteer het achterste lager met behulp van een hydraulische
pers en een passende stempel.

Uitgaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten

Uit elkaar nemen

- Verwijder het achterste lager, het aangedreven tandwiel van de 4e-versnelling en


het vulstuk tussen de 3e/4e-versnelling met behulp van een hydraulische pers en de
speciale gereedschappen Alfa 1820047002 en 1870675000.
- Verplaats de schakelmof van de 1e/2e-versnelling en achteruit omlaag.
- Verwijder het aangedreven tandwiel van de 3e-versnelling en de 2e-versnelling met
behulp van een hydraulische pers en de speciale gereedschappen 1820047002 en
1870676000.
- Verwijder de synchroniseerringen voor de 2e-versnelling, zie figuur 9.14.

Figuur 9.14: Synchroniseerringen en schakelmof verwijderen


1 Synchroniseerringen 2e-versnelling
2 Naaldlager
3 Schakelmof 1e/2e-versnelling
4 Voorsynchronisatieblokjes
- Verwijder het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling.
- Verwijder de schakelmof van de 1e/2e-versnelling en de achteruit.
- Verwijder de voorsynchronisatieblokjes.
- Verwijder de borgveerring van de synchronaaf van de 1e/2e-versnelling en de
achteruit met een punttang. Let op! Gebruik bij de montage een nieuwe
borgveerring.
- Verwijder de synchronaaf voor de 1e/2e-versnelling en de achteruit, de
synchroniseerringen van de 1e-versnelling en het aangedreven tandwiel van de 1e-
versnelling met behulp van een hydraulische pers en de speciale gereedschappen
Alfa 1820047002 en 1870676000, zie figuur 9.15.

Figuur 9.15: Synchroniseerringen en tandwiel van 1e-versnelling verwijderen


1a Synchronaaf 1e/2e-versnelling en achteruit
1b Synchroniseerringen 1e-versnelling
1c Aangedreven tandwiel van 1e-versnelling
1d Speciaal gereedschap Alfa 1820047002
1e Speciaal gereedschap Alfa 1870676000
2 Naaldlager
- Verwijder het naaldlager.

Binnenste loopring voorste lager vervangen

De binnenste loopring van het voorste lager op de uitgaande as kan niet worden
verwijderd. Vervang deze zonodig samen met de uitgaande as.

Onderdelen controleren

- Controleer de vertandingen op beschadiging en overmatige slijtage en de binnenste


loopvlakken op vreetsporen of overmatige slijtage.
- Controleer de synchronaven en schakelmoffen op beschadiging, overmatige speling
en slijtage. Controleer de vertandingen aan de binnenzijde op overmatige slijtage.
- Controleer de synchroniseerringen op onrondheid aan de binnenzijde.
- Controleer het achterste lager op groeven in de buitenste ring en aan de kogels en
op sporen van warmlopen of overmatige slijtage.
- Controleer de tandwielen op beschadiging en overmatige slijtage.

In elkaar zetten

- Smeer alle onderdelen vóór de montage ruimschoots met schone versnellingsbakolie


van de voorgeschreven soort.
- Span de uitgaande as in een bankschroef.
- Monteer het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 1e-versnelling.
- Plaats het aangedreven tandwiel van de 1e-versnelling.
- Plaats de drie synchroniseerringen voor de 1e-versnelling en let op de passing van
de vertandingen.
- Monteer de synchronaaf voor de 1e/2e-versnelling met behulp van een hydraulische
pers en de speciale gereedschappen Alfa 1820022000 en 1821092000. Pas de
vertandingen in elkaar.
- Monteer een nieuwe borgveerring voor de synchronaaf van de 1e/2e-versnelling.
- Monteer de schakelmof voor de 1e/2e-versnelling en de achteruit.
- Plaats de voorsynchronisatieblokjes in de zittingen op de synchronaaf voor de
schakelmof van de 1e/2e-versnelling en de achteruit.
- Monteer het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling.
- Plaats de drie synchroniseerringen voor de 2e-versnelling en let op de passing van
de vertandingen.
- Plaats het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling.
- Monteer het aangedreven tandwiel voor de 3e-versnelling met behulp van een
hydraulische pers en de speciale gereedschappen Alfa 1820022000 en 1870658000.
- Plaats de afstandsbus en monteer het aangedreven tandwiel voor de 4e-versnelling
met behulp van een hydraulische pers en de speciale gereedschappen Alfa
1820022000 en 1870659000.
- Monteer het achterste lager met behulp van een hydraulische pers en de speciale
gereedschappen 1820022000 en 1870659000.

^ 9.4.3 Differentieel uit elkaar nemen


en in elkaar zetten
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Kroonwiel 79-97 (7,9-9,7)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Trekker 1840005200
Klemmen 1840005103
Montagehulpstuk 1821062000

Uit elkaar nemen

- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005200 en 1840005103.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker (dit tandwiel is wel gemonteerd, maar wordt niet gebruikt).
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Verwijder de satellietenas met behulp van een passende pendrijver. Let op! Bij
deze bewerking wordt de veerbus doorgesneden.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.16 uit.

Figuur 9.16: Differentieel in onderdelen


1a Satellietenas
1b Veerbus
2a Satellieten
2b Drukringen
3 Planeetwielen

Onderdelen controleren

- Controleer de lagers op groeven, sporen van warmlopen of overmatige slijtage.


- Controleer het kroonwiel op beschadiging of overmatige slijtage. Let op! Indien het
kroonwiel wordt vervangen, moet ook de ingaande versnellingsbakas worden
vervangen.
- Controleer de satellietenas op vreetsporen, overmatige speling of slijtage.
- Controleer de satelliet- en planeetwielen op beschadiging of slijtage aan de
contactvlakken.
- Controleer de drukringen op beschadiging of slijtage aan de contactvlakken.
- Controleer het differentieelhuis op scheuren of slijtagesporen aan de
contactvlakken.

In elkaar zetten

- Plaats de planeetwielen.
- Monteer de satellieten met de bijbehorende drukringen.
- Monteer de satellietenas met behulp van een passende pendrijver.
- Monteer met een passende pendrijver een nieuwe veerbus voor borging van de
satellietenas.
- Controleer met behulp van een schroevendraaier de juiste passing tussen de
planeetwielen en de satellieten, waarbij ze zonder speling en met een lichte
weerstand moeten draaien.
- Monteer het kroonwiel, waarbij op de eerder aangebrachte merktekens moet
worden gelet en draai de bijbehorende bouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwarm het aandrijftandwiel van de kilometerteller geleidelijk tot een
temperatuur van 100-120 °C alvorens het in te bouwen.
- Monteer de lagers met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821062000.

^ 9.4.4 Versnellingsbak in elkaar


zetten
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Selectiehefboom 23-28 (2,3-2,8)


Schakelvork 1e/2e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Schakelvork 3e/4e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Steunbeugel voor schakelvork van achteruit 9-11 (0,9-1,1)
Koppelingshuis aan versnellingsbakhuis 23-28 (2,3-2,8)
As van achteruit 31-37 (3,1-3,7)
Opsluitplaat achterste lagers 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakassen 106-130 (10,6-13,0)
Schakelvork 5e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Achterdeksel 23-28 (2,3-2,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagestandaard 1820146000
Steun voor micrometer 1820085000
- Monteer de selectiehefboom en draai de bijbehorende bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Monteer de schakelvinger in het tandwielhuis, monteer de veerbus en draai de
bijbehorende bout vast, zie figuur 9.17.

Figuur 9.17: Schakelvinger monteren


1a Schakelvinger
1b Veerbus
1c Bout
- Monteer met behulp van een passende stempel een nieuwe oliekeerring in het
vliegwielhuis aan de motorzijde.
- Monteer de magneet in het versnellingsbakhuis.
- Monteer het voorste lager van de uitgaande as.
- Plaats het complete differentieel in het versnellingsbakhuis.
- Plaats gelijktijdig de complete in- en uitgaande assen in het huis.
- Monteer de beveiligingsblokjes in de zittingen, zie figuur 9.18.

Figuur 9.18: Onderdelen monteren


1 Beveiligingsblokjes
2 Hulptandwiel voor achteruit
3 Schakelstang voor de 5e-versnelling/achteruit
4a Schakelvork voor de 3e/4e-versnelling
4b Schakelstang
4c Beveiligingsblokje
5a Schakelstang voor de 1e/2e-versnelling
5b Schakelvork voor de 1e/2e-versnelling
6a Bout
6b Bout
- Monteer het hulptandwiel voor de achteruit en controleer of de vertanding op het
tandwiel naar beneden gericht is.
- Monteer de schakelstang voor de 5e-versnelling/achteruit.
- Monteer de schakelvork voor de 3e/4e-versnelling en de bijbehorende schakelstang.
Monteer het beveiligingsblokje in de schakelstang voordat de schakelstang in de
zitting wordt gemonteerd.
- Monteer de schakelstang voor de 1e/2e-versnelling met de bijbehorende
schakelvork.
- Draai de bouten van de schakelvorken voor de 1e/2e-versnelling en de 3e/4e-
versnelling met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Monteer de schakelvorksteun voor de achteruit en draai de bijbehorende bouten
met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Zet alle schakelvorken in de vrij-stand.
- Breng Loctite 573 aan op de pasvlakken tussen het tandwielhuis en het
vliegwielhuis.
- Monteer het tandwielhuis aan het vliegwielhuis. Houd de selectiehefboom omhoog
en controleer of de schakelvinger in de schakelvork van de 3e/4e-versnelling valt.
- Draai de bevestigingsbouten van het tandwielhuis met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Monteer de steunbeugel van het schakelmechanisme.
- Plaats de schakelaar voor het achteruitrijlicht in de zitting en draai deze vast.
- Draai de bout voor de as van de achteruit met het voorgeschreven aanhaalmoment
vast.
- Draai de pluggen van het arreteermechanisme van de schakelstangen vast.
- Monteer de borgveerringen voor de achterste lagers op de in- en uitgaande as. Zet
de openingen in de borgveerringen tegenover elkaar om de montage te
vergemakkelijken.
- Breng Loctite 573 aan op de pasvlakken tussen het tandwielhuis en de opsluitplaat
voor de achterste lagers van de in- en uitgaande as.
- Monteer de opsluitplaat voor de achterste lagers en draai de bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Plaats de schakelmof voor de 5e-versnelling in een bankschroef. Monteer de
schakelvork zodanig dat de conische zijde aan dezelfde zijde zit als het conische
gedeelte van de schakelmof en druk de schakelvork tegen de zijde met de dunste
diameter. Druk de schakelvork met de hand volledig over de schakelvork en
controleer of de schakelmof vrij in de schakelvork kan draaien.
- Plaats het aangedreven tandwiel van de 5e-versnelling.
- Bouw de overige onderdelen van de 5e-versnelling in zoals aangegeven in figuur
9.8.
- Draai nieuwe borgmoeren op de in- en uitgaande as en zet deze met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Draai de bout van de schakelvork voor de 5e-versnelling met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Breng Loctite 573 aan op de pasvlakken tussen de opsluitplaat voor de achterste
lagers en het achterste deksel.
- Plaats het achterste deksel en draai de bevestigingsbouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Drijf met een passende stempel de buitenste loopring van het achterste
differentieellager aan.
- Plaats het gereedschap compleet met klokmicrometer op het differentieeloppervlak
en zet de klokmicrometer met een voorspanning van 1 mm op nul, zie figuur 9.19.

Figuur 9.19: Lagervoorspanning controleren


1 Speciaal gereedschap Alfa 1820085000
1a Speciaal gereedschap Alfa 1820085000
1b Differentieelflens
- Plaats het gereedschap compleet met de klokmicrometer op de differentieelflens en
meet het verschil.
- Bereken de dikte 'S' van de vulring door aan het gemeten verschil 0,12 mm toe te
voegen (0,12 mm komt overeen met de voorgeschreven voorspanning van de
differentieellagers).
- Plaats één of twee vulringen voor de lagervoorspanning met een dikte die gelijk is
aan de berekende dikte (of de eerst leverbare dikte daarboven) in de zitting.
- Plaats een nieuwe oliekeerring in de differentieelflens met behulp van een
geschikte stempel.
- Monteer de differentieelflens en draai de bevestigingsbouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Plaats de linker aandrijfasflens in het differentieel.
- Herstel de afdichtpasta en plaats de koppelingsactuator.

^ 9.5 Versnellingsbak reviseren


(C.530.5)
^ 9.5.1 Versnellingsbak uit elkaar
nemen
Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagestandaard 1820146000
Flens 1847017004
Slagtrekker 1840206001

Figuur 9.20: Versnellingsbak C.530.5


1 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel
2 Ingaande en uitgaande as
3 Huizen en deksels
4 Differentieel

Figuur 9.21: Dwarsdoorsnede versnellingsbak C.530.5


1 Ingaande as
2 Aandrijftandwiel 5e-versnelling
3 Aandrijftandwiel 4e-versnelling
4 Aandrijftandwiel 3e-versnelling
5 Aandrijftandwiel 2e-versnelling
6 Aandrijftandwiel 1e-versnelling
7 Aandrijftandwiel achteruit
8 Uitgaande as
9 Satellietwielen
10 Planeetwielen
11 Kroonwiel
12 Aandrijftandwiel snelheidsmeter
13 Versnellingsbakhuis
14 Koppelingshuis
15 Differentieelhuis

Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.

- Draai de bouten los en verwijder de koppelingsactuator.


- Plaats de versnellingsbak zo mogelijk op montagestandaard Alfa 1820146000.
- Verwijder de linker aandrijfasflens met behulp van een geschikte trekker.
- Draai de bouten los en verwijder de flenzen compleet met de keerringen van het
differentieel.
- Verwijder de vulring.
- Draai de bouten los en verwijder de steun van het differentieelhuis.
- Verwijder het differentieel.
- Verwijder de buitenste loopringen van de differentieellagers.
- Verwijder de magneet.
- Draai de bout voor de as van de achteruit los.
- Draai de bouten los en verwijder het versnellingsbakhuis. Let op! Het
versnellingsbakhuis is met vloeibare pakking aan het koppelingshuis gemonteerd.
Scheid de twee delen met een kunststof hamer.
- Draai de bouten los en verwijder de schakelstang voor de 5e-versnelling van de
schakelvork en de schakelvinger van de 5e-versnelling, zie figuur 9.22.

Figuur 9.22: Schakelstang 5e-versnelling verwijderen


1a Bout
1b Bout
2a Schakelstang
2b Schakelvork
2c Schakelvinger
3 Schakelvork
- Verwijder gelijktijdig de complete ingaande as, uitgaande as, as voor de achteruit en
de schakelvorken, zie figuur 9.23.

Figuur 9.23: Inhoud versnellingsbak (1) verwijderen


- Verwijder de koppelingsvork voor de bediening van het druklager.
- Verwijder zo nodig de buitenste lagerbus van de koppelingsvork.
- Verwijder zo nodig de binnenste lagerbus van de koppelingsvork.
- Draai de bouten los en verwijder het deksel van de ingaande as.
- Verwijder de buitenste loopring van het achterste lager van de ingaande as met
behulp van een geschikte slagtrekker.
- Verwijder de vulring voor de ingaande as.
- Verwijder het smeerkanaal.
- Verwijder de buitenste loopring voor het achterste lager van de uitgaande as met
behulp van een geschikte slagtrekker.
- Verwijder de vulring voor de uitgaande as.
^ 9.5.2 Onderdelen uit elkaar nemen
en controleren
Speciaal gereedschap (Alfa)

Plaat 1874290000
Halve ringen 1870675000
Reactieblok 1870660000
Steun voor halve ringen 1846017001
Halve ringen 1870676000
Halve ringen 1846001001

Huishelften controleren

- Controleer de draagvlakken van bedieningsstangen en lagers op slijtage of


scheuren. Controleer de contactvlakken op oneffenheden. Indien deze klein zijn,
kunnen ze met een fijne vijl worden verwijderd.
- Controleer de huishelften op olielekkage. Vervang indien nodig de oliekeerringen.
- Controleer de koppelingsas op overmatige speling. Vervang indien nodig de
lagerbussen.
- Controleer de schakelstangen op vervorming, slijtage en overmatige speling.
- Controleer de schakelvorken op vervorming en slijtage aan de contactvlakken met
de schakelringen.

Uitgaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten

- Controleer op drie punten of de speling tussen de tanden op de tandwielen en de


contactvlakken van de synchroniseerringen binnen de tolerantie ligt (0,8 mm).
Vervang zo nodig de versleten synchroniseerring.
- Vervang het achterste lager, het aangedreven tandwiel van de 5e-versnelling, het
aangedreven tandwiel van de 4e-versnelling en het vulstuk met behulp van een
hydraulische pers, een plaat met halve ringen en een passend stempel, zie figuur
9.24.

Figuur 9.24: Uitgaande as uit elkaar nemen


1a Achterste lager
1b Aangedreven tandwiel 5e-versnelling
1c Aangedreven tandwiel 4e-versnelling
1d Vulstuk
1e Speciaal gereedschap Alfa 1874290000
1f Speciaal gereedschap Alfa 1870675000
1g Stempel
- Verwijder het aangedreven tandwiel van de 3e- en 2e-versnelling met behulp van
een hydraulische pers, plaat en halve ringen.
- Verwijder het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 2e-versnelling, zie
figuur 9.25.

Figuur 9.25: Uitgaande as uit elkaar nemen


1 Naaldlager
2 Triple conus-synchronisatie 2e-versnelling
3a Schakelmof 1e-/2e-versnelling en achteruit
3b Veer
3c Rol
- Verwijder de triple conus-synchronisatie van de 2e-versnelling.
- Verwijder de schakelmof van de 1e- en 2e-versnelling en achteruit met de
bijbehorende veren en rollen.
- Verwijder de borgveerring met behulp van een passende tang. Gebruik bij montage
een nieuwe borgveerring.
- Verwijder de synchronaaf voor de 1e- en 2e-versnelling en de achteruit, de triple
conus synchronisatie van de 1e-versnelling, het aangedreven tandwiel van de 1e-
versnelling met behulp van een hydraulische pers, zie figuur 9.26.

Figuur 9.26: Uitgaande as uit elkaar nemen


1a Synchronaaf 1e- en 2e-versnelling en achteruit
1b Triple conus synchronisatie 1e-versnelling
1c Aangedreven tandwiel 1e-versnelling
1d Speciaal gereedschap 1874290000
1e Speciaal gereedschap Alfa 1870675000
2 Naaldlager
- Verwijder het naaldlager voor het aangedreven tandwiel van de 1e-versnelling.
- Verwijder de borgveerring met behulp van een passende tang. Gebruik bij montage
een nieuwe borgveerring.
- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers, een passende
plaat en een reactieblok (speciaal gereedschap Alfa 1870660000) met daarin de
buitenste loopring van het desbetreffende lager.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. Let hierbij
op de volgende punten:
- Smeer de lagers voor montage in met geschikte olie.
- Bepaal na het monteren van het voorste lager op de uitgaande as de groefbreedte
voor de te monteren borgveerring.
- Monteer een nieuwe borgveerring voor het voorste lager. De dikte van de
borgveerring moet worden gekozen op basis van de meting van de groefbreedte. De
borgveerringen zijn verkrijgbaar in de volgende dikten: 1,975 mm, 2,020 mm, 2,065
mm.
- Verwarm voor montage het aangedreven tandwiel van de 4e-versnelling tot 120 °C.

Ingaande as uit elkaar nemen en in elkaar zetten

- Controleer op drie punten of de speling tussen de tanden op de tandwielen en de


contactvlakken van de synchroniseerringen binnen de tolerantie ligt (0,8 mm).
Vervang zo nodig de versleten synchroniseerring.
- Verwijder het achterste lager, de borgflens, de schakelmof voor de 5e-versnelling, de
synchronaaf van de 5e-versnelling met de bijbehorende veren en rollen, de
synchroniseerring van de 5e-versnelling en het aangedreven tandwiel van de 5e-
versnelling, zie figuur 9.27.

Figuur 9.27: Ingaande as uit elkaar nemen


1a Achterste lager
1b Borgflens
1c Schakelmof 5e-versnelling
1d Synchronaaf 5e-versnelling
1e Veer
1f Rol
1g Synchroniseerring 5e-versnelling
1h Aangedreven tandwiel 5e-versnelling
1i Speciaal gereedschap Alfa 18746017001
1l Speciaal gereedschap Alfa 1870676000
1m Passend stempel
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.28.

Figuur 9.28: Ingaande as uit elkaar nemen


1 Naaldlager voor aandrijftandwiel 5e-versnelling
2 Opsluitring
3 Halve drukringen
4 Aandrijftandwiel voor 4e-versnelling
5 Naaldlager voor aandrijftandwiel 4e-versnelling
6 Vulstuk
7 Synchroniseerring 4e-versnelling
8a Schakelmof 3e- en 4e-versnelling
8b Veer
8c Rol
- Verwijder de borgveerring met behulp van een passende tang. Gebruik bij de
montage een nieuwe borgveerring.
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.29.

Figuur 9.29: Ingaande as uit elkaar nemen


1a Synchronaaf 3e- en 4e-versnelling
1b Dubbel conus-synchronisatie van 3e-versnelling
1c Aandrijftandwiel voor 3e-versnelling
1d Speciaal gereedschap Alfa 1846017001
1e Speciaal gereedschap Alfa 1870675000
2 Naaldlager aandrijftandwiel 3e-versnelling
- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers en de speciale
gereedschappen 1846017001 en 1846001001.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. Smeer de
lagers voor montage in met geschikte olie.

As voor de achteruit uit elkaar nemen en in elkaar zetten

- Verwijder het complete aandrijftandwiel met de synchronisatie van de as voor de


achteruit.
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.30.

Figuur 9.30: As van achteruit uit elkaar nemen


1 Borgveerring
2 Synchronisatie voor de achteruit
3a Veer
3b Aandrijftandwiel voor de achteruit
- Verwijder de onderdelen die aangegeven staan in figuur 9.31.

Figuur 9.31: As van achteruit uit elkaar nemen


1 O-ring
2 Spie
3a Naaldlager
3b Bus
4 Aangedreven tandwiel voor de achteruit
5 Naaldlager
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen. Plaats een
nieuwe O-ring in de zitting en smeer de lagers voor montage in met geschikte olie.
^ 9.5.3 Differentieel uit elkaar nemen
en in elkaar zetten
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Kroonwiel 81-99 (8,1-9,9)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Trekker 1840005001
Klemmen 1840005301

Uit elkaar nemen

- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005001 en 1840005301.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker.
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Scheid de differentieelhuishelften met behulp van een passende pendrijver.
- Verwijder de vulring, het lager en het planeetwiel.
- Verwijder de borgspie met een passende pendrijver uit de satellietenas.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.32 uit.

Figuur 9.32: Differentieel in onderdelen


1 Satellietenas
2a Satellieten
2b Drukringen
3 Planeetwiel
4 Lager
5 Vulring

Onderdelen controleren

- Controleer de lagers op groeven, sporen van warmlopen of overmatige slijtage.


- Controleer het kroonwiel op beschadiging of overmatige slijtage. Let op! Indien het
kroonwiel wordt vervangen, moet ook de ingaande versnellingsbakas worden
vervangen.
- Controleer de satellietenas op vreetsporen, overmatige speling of slijtage.
- Controleer de satelliet- en planeetwielen op beschadiging of slijtage aan de
contactvlakken.
- Controleer de drukringen op beschadiging of slijtage aan de contactvlakken.
- Controleer het differentieelhuis op scheuren of slijtagesporen aan de
contactvlakken.

In elkaar zetten

- Plaats de vulring in de voorste differentieelhuishelft.


- Monteer het lager en het planeetwiel.
- Plaats de satellietwielen en de bijbehorende drukringen en monteer de satellietenas
met behulp van een passende pendrijver.
- Monteer de borgspie in de satellietenas met behulp van een passende pendrijver.
- Plaats de voorste huishelft voor het differentieel op een referentievlak, zie figuur
9.33.

Figuur 9.33: Axiale speling meten


1 Voorste huishelft
2 Kaliber
3a Magneetvoet
3b Klokmicrometer
- Monteer het kaliber op de voorste huishelft van het differentieel.
- Plaats een magneetvoet met een klokmicrometer en breng de meetstift met een
voorspanning van 1 mm in contact met het gereedschap.
- Draai en verplaats het gereedschap axiaal en controleer of de axiale speling binnen
de voorgeschreven tolerantie van 0,2 mm ligt.
- Bij een speling buiten de tolerantie moet de vulring door een vulring met de juiste
dikte worden vervangen.
- Draai het gereedschap een complete slag en controleer of de axiale speling binnen
de voorgeschreven tolerantie ligt. De minimum tolerantie van de axiale speling is
0,1 mm.
- Plaats het planeetwiel, het lager en de vulring in de zitting van de achterste
huishelft.
- Plaats het kroonwiel en draai de bijbehorende bouten voorlopig vast.
- Meet op dezelfde wijze de axiale speling en controleer of de speling binnen de
tolerantie ligt.
- Vervang indien nodig de vulring dor een vulring met de juiste dikte.
- Draai de bouten van het kroonwiel met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Plaats het aandrijftandwiel voor de kilometerteller en het achterste lager met
behulp van een hydraulische pers, een passende plaat en een geschikt hulpstuk.
^ 9.5.4 Versnellingsbak in elkaar
zetten
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bout schakelstang 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)


Bout schakelvork 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)
Bouten versnellingsbakhuis (M9) 29-36 (2,9-3,6)
Bout achteruitas (M10) 43-53 (4,3-5,3)
Differentieelhuis aan versnellingsbakhuis:
M10-bouten 43-53 (4,3-5,3)
M8-bouten 21-26 (2,1-2,6)
Flensen op differentieel 21-26 (2,1-2,6)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Kalibers 1870648000
Referentietraverse 1870649000
Plaat 1870647000
Dop 1870652000
- In elkaar zetten van de versnellingsbak gebeurt in omgekeerde volgorde van uit
elkaar nemen. Let daarbij op de volgende punten:
- Monteer gelijktijdig de in- en uitgaande as in hun zitting.
- Bij vervanging van één of meer van de volgende onderdelen: ingaande as,
vliegwielhuis, versnellingsbakhuis, voorste lager van ingaande as, achterste lagers,
synchronaaf van de 5e-versnelling, uitgaande as, aangedreven tandwielen van 3e,
4e of 5e-versnelling, moet de dikte van de vulringen voor de voorspanning van de
lagers voor de ingaande as en de uitgaande as als volgt worden bepaald.
- Bepaal de dikte van de vulringen bij het vervangen van de complete uitgaande as,
achterste lager van secundaire as, aangdreven tandwielen van 3e, 4e en 5e-
versnelling als volgt:
- Plaats twee kalibers (speciaal gereedschap Alfa 1870648000) in de zittingen voor de
achterste lagers in het versnellingsbakhuis.
- Plaats een referentietraverse (speciaal gereedschap Alfa 1870649000) op het
versnellingsbakhuis.
- Breng de twee cilinders van de kalibers (zonder te forceren) met behulp van een
schroevendraaier via de twee gaten in contact met de onderzijde van de
referentietraverse. Blokkeer de twee cilinders met behulp van de bijbehorende
bouten.
- Verwijder de referentietraverse en de kalibers uit het versnellingsbakhuis en plaats
de twee kalibers op speciaal gereedschap Alfa 1870647000.
- Bevestig aan het gereedschap voor controle van de lagervoorspanning: het vulstuk,
de aanslagschijf en de centreerbus, zoals aangegeven in figuur 9.34.

Figuur 9.34: Meetopstelling voor bepalen van lagervoorspanning


1a Speciaal gereedschap 1870647000
1b Bouten
1c Vulstuk
1d Aanslagschijf
1e Centreerbus
- Koppel de zo verkregen steun voor bepaling van de lagervoorspanning aan de
grondplaat met daarop de kalibers.
- Sluit het gereedschap aan op perslucht met een overdruk van 0,5 bar om de twee
actuatoren in contact te brengen met de kalibers.
- Monteer twee klokmicrometers op het gereedschap en zet ze met een voorspanning
van 3 mm op nul (zie referentie X in het rekenvoorbeeld voor de vulringdikte).
- Verwijder de steun voor bepaling van de lagervoorspanning van de bijbehorende
grondplaat met de kalibers.
- Verwijder de aanslagschijf.
- Plaats de steun voor bepaling van de lagervoorspanning op het versnellingsbakhuis
en draai de bouten vast.
- Sluit het gereedschap aan op perslucht en verhoog de druk tot 4 bar.
- Draai de ingaande as en de uitgaande as met behulp van speciaal gereedschap
1870652000 en een passende slinger, zie figuur 9.35.

Figuur 9.35: In- en uitgaande as draaien


1 Meetopstelling
2 Perslucht
3a Speciaal gereedschap Alfa 1870652000
3b Slinger
- Lees op de twee klokmicrometers de verplaatsingen van de uitgaande as en de
ingaande as af (zie referentie Y in het rekenvoorbeeld voor de vulringdikte).
- Verhoog de meting van verplaatsing X - Y van de uitgaande as met 0,15 mm om de
juiste dikte van de vulring te bereiken.
- Verlaag de meting van verplaatsing X þ Y van de ingaande as met 0,10 mm om de
juiste dikte van de vulring te bereiken.
- Verwijder het gereedschap voor bepaling van de lagervoorspanning van het
versnellingsbakhuis.
- Monteer vulringen van de berekende dikte en bouw alle overige onderdelen in
omgekeerde volgorde van het uitbouwen in.
- Monteer de pakkingvlakken met behulp van een geschikt afdichtmiddel (Loctite
510).
- Zet de diverse onderdelen met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Ga voor het inbouwen van het differentieel als volgt te werk:
- Plaats het speciaal gereedschap compleet met klokmicrometer op het
differentieeloppervlak aan de motorzijde en zet de klokmicrometer met een
voorspanning van 1 mm op 0, zie figuur 9.36.

Figuur 9.36: Afstand bepalen

1 Speciaal gereedschap Alfa 1820085000

- Plaats het speciaal gereedschap compleet met klokmicrometer op de


differentieelflens en meet het verschil, zie figuur 9.37.

Figuur 9.37: Afstand bepalen

1 Speciaal gereedschap Alfa 1820085000

- Bereken de dikte van de vulring door aan het gemeten verschil 0,12 toe te voegen.
Let op! Deze waarde (0,12 mm) komt overeen met de voorgeschreven voorspanning
van de differentieellagers.
- Plaats een vulring (of vulringen) voor de lagervoorspanning met een dikte die gelijk
is aan de berekende dikte (of de eerst leverbare dikte daarboven) in de zitting.

^ 9.6 Bedieningsmechanisme
versnellingsbak
Zie figuur 9.38 voor het toegepaste bedieningsmechanisme van de beide
handgeschakelde versnellingsbaktypen.

Figuur 9.38: Bedieningsmechanisme versnellingsbak

^ 10 Aandrijfassen
In het hoofdstuk "Aandrijfassen" vindt u een uit- en inbouwbeschrijving van de
aandrijfassen, een beschrijving van het vervangen van de homokinetische koppeling
en het vervangen van de stofhoes.

^ 10.1 Inleiding
De aandrijfassen van de Alfa 147 zijn van gelijke lengte met aan weerszijden een
homokinetische koppeling. Aan de rechterzijde wordt een tussenas tussen differentieel
en aandrijfas toegepast met een lagering op het cilinderblok. Op de linker aandrijfas is
een balansmassa gemonteerd die bijdraagt aan de demping van trillingen.

Figuur 10.1: Aandrijfassen


1 Linker aandrijfas
2 Rechter aandrijfas
3 Homokinetische koppelingen
4 Schuifkoppelingen
5 Balansmassa
6 Tussenas

^ 10.2 Aandrijfassen en tussenas uit-


en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)


Onderste verbindingsvork:
aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
aan onderste wieldraagarm 108-132 (10,8-13,2)
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Aandrijfas aan differentieel of tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Naafmoer (M24):
fase 1 67-74 (6,7-7,4)
fase 2 +62° verderdraaien
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Aandrijfassen
Let op! Beschreven wordt de methode voor de linkeraandrijfas. De methode voor de
rechteraandrijfas is vergelijkbaar.

- Zet de auto op een hefbrug.


- Verwijder het voorwiel.
- Maak de twee borgkepen los en draai de naafmoer van de aandrijfas los.
- Maak de remslang los van de steunbeugel.
- Maak de stabilisatorstanggewrichten los van de schokdempervork.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de schokdemper.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de onderste wieldraagarm.
- Maak de bovenste wieldraagarm los van de fusee.
- Verwijder de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper en de onderste
wieldraagarm.
- Draai aan linkerzijde de bevestigingsbouten van de aandrijfas aan het differentieel
los en trek de as van de differentieelflens.
- Trek de aandrijfas uit de naaf en neem deze onder de auto vandaan.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Gebruik een nieuwe naafmoer en borg deze op de manier die aangegeven staat in
figuur 10.2.

Figuur 10.2: Naafmoer borgen

Tussenas

- Bouw de rechteraandrijfas uit op dezelfde manier als hiervoor beschreven.


- Maak de tussenas van het tussenaslager los, trek de tussenas uit het differentieel
en neem hem onder de auto vandaan, zie figuur 10.3.

Figuur 10.3: Tussenas uitbouwen


1a Bevestigingsbout
1b Tussenas
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 10.3 Homokinetische koppeling


wielzijde uit- en inbouwen
Speciaal gereedschap (Alfa)
Slagtrekker 1821161000
Hulpstuk 1821165000
- Span de aandrijfas in een bankschroef.
- Verwijder de klembanden van de hoes en trek de hoes naar achteren.
- Maak de borgveerring van de homokinetische koppeling zo ver mogelijk open, zie
figuur 10.4.

Figuur 10.4: Homokinetische koppeling uitbouwen


1 Borgveerring
2a Homokinetische koppeling aan wielzijde
2b Speciaal gereedschap Alfa 1821161000
2c Speciaal gereedschap Alfa 1821165000
- Trek de koppeling met behulp van een slagtrekker en hulpstuk van de aandrijfas.
- Ontvet de onderdelen van de koppeling en controleer of de kogels en
kogelloopvlakken geen sporen van slijtage of scheuren vertonen.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.
- Breng een nieuwe stofhoes en borgveerring op de aandrijfas aan.
- Plaats de koppeling op de aandrijfas en tik hem met een kunststofhamer op zijn
plaats.
- Vul de stofhoes met het voorgeschreven vet (Tutela MRM2).
- Breng de binnenste en de buitenste hoesklem met behulp van een tang op de
aandrijfas aan.

^ 10.4 Homokinetische koppeling


differentieelzijde uit- en inbouwen
Speciaal gereedschap (Alfa)

Montagehulpstuk 1860770000

- Span de aandrijfas in een bankschroef.


- Verwijder de klembanden van de hoes en trek de hoes naar achteren.
- Verwijder het deksel van de homokinetische koppeling aan de differentieelzijde met
behulp van een passende pendrijver.
- Verwijder de borgveerring, zie figuur 10.5.

Figuur 10.5: Homokinetische koppeling uitbouwen


1 Deksel
2 Borgveerring
- Verwijder de homokinetische koppeling aan de differentieelzijde met behulp van
een geschikte stempel.
- Ontvet de onderdelen van de koppeling en controleer of de kogels en
kogelloopvlakken geen sporen van slijtage of scheuren vertonen.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.
- Breng een nieuwe stofhoes op de aandrijfas aan.
- Monteer een nieuwe borgveerring.
- Plaats de homokinetische koppeling in de zitting met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1860770000.
- Plaats de borgveerring van de homokinetische koppeling in de zitting en monteer
het deksel.
- Vul de stofhoes met het voorgeschreven vet (Tutela MRM2).
- Breng de binnenste en de buitenste hoesklem met behulp van een tang op de
aandrijfas aan.

^ 11 Wielophanging en vering

In het hoofdstuk "Wielophanging en vering" vindt u een beschrijving van de


toegepaste wielophanging, uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende
componenten van de wielophanging, een tabel met de wieluitlijngegevens en een
overzicht van de toegepaste wielen en banden.

^ 11.1 Inleiding
De voorwielophanging van de Alfa 147 bestaat uit een geometrisch ontwikkeld
'parallellogram' dat wordt gevormd door een gietijzeren onderste draagarm, een stalen
veerpoot en een lichtmetalen bovenste draagarm. De co-axiale veerpoot is door middel
van een elastische steun aan de opbouw bevestigd en door middel van een
lichtmetalen vork aan de onderste draagarm. Om redenen van ruimte en structurele
stijfheid is de bovenste arm scharnierend verbonden aan een aluminium 'coquille' (aan
de opbouw verankerd) die als steun fungeert voor de bovenste verbinding van de
veerpoot. De achterwielophanging bestaat uit een speciaal op het gebied van geometrie
en constructiedetails ontwikkeld MacPherson-schema. De constructie bestaat uit een
veerpoot, twee dwarse draagarmen die zijn gemaakt uit geperst staalplaat en een
langsarm. De dwarse draagarmen hebben verschillende lengtes om een geringe
besturing te produceren als gevolg van een elastokinematisch effect. Zowel voor en
achter wordt gebruik gemaakt van een subframe en een stabilisatorstang.
Figuur 11.1: Wielophanging Alfa 147
1 Voorwielophanging
2 Achterwielophanging

^ 11.2 Voorwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Naafmoer (M24):
fase 1 67-74 (6,7-7,4)
fase 2 +62° verderdraaien
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Stabilisatorstang aan subframe 36-44 (3,6-4,4)
Spoorstangkogelmoer 45-55 (4,5-5,5)
Schokdempervork aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
Onderste bevestigingsbout schokdempervork 108-132 (10,8-13,2)
Moer bovenste draagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Bovenste bevestigingsmoeren veerpoot 42-52 (4,2-5,2)
Fuseekogelmoer 86-95 (8,6-9,5)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Toerentalsensor van ABS 7-9 (0,7-0,9)
Remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
Bevestigingsbouten voorwiellager 76-84 (7,6-8,4)
Bevestigingsbouten onderste wieldraagarm 71-79 (7,1-7,9)
(M10)
Bevestigingsmoeren bovenste wieldraagarm 42-52 (4,2-5,2)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Moer achterste motor/baksteun (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Ophangrubber achterste motor/baksteun (M8) 32-39 (3,2-3,9)
Verstevigingsstang (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Verstevigingsstang (M8) 24 (2,4)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)
Speciaal gereedschap (Alfa)

Stempel 1870631000
Montagehulpstuk 1870225002

Figuur 11.2: Voorwielophanging in onderdelen


1 Veerpoot
2 Bovenste draagarm
3 Stabilisatorstang
4 Subframe
5 Fusee
6 Wielnaaf
7 Schokdempervork
8 Onderste draagarm

^ 11.2.1 Veerpoot uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder het voorwiel.
- Maak de remslang los van de steunbeugel.
- Draai de moer los en maak de stabilisatorstanggewrichten los van de vork.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de schokdemper.
- Draai de bevestigingsbout van de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper
voor en de onderste wieldraagarm los aan de zijde van de onderste wieldraagarm.
- Verwijder de moer en maak de bovenste draagarm los van de fusee met behulp van
geschikt drukgereedschap.
- Verwijder de onderste verbindingsvork tussen de schokdemper en de onderste
wieldraagarm.
- Draai de bovenste bevestigingsmoeren los en verwijder de veerpoot.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.

^ 11.2.2 Fusee met wielnaaf uit- en


inbouwen; wiellager vervangen
Fusee uit- en inbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Verwijder het voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Maak de twee borgkepen los en draai de naafmoer van de aandrijfas los.
- Maak de remslang los van de steunbeugel.
- Draai de bouten los en verplaats de remklauwhouder met de remtang zonder de
slang los te maken.
- Draai de bout los, maak de bedrading los uit de bevestigingen en plaats de
toerentalsensor bij het voorwiel opzij.
- Draai de pen los en verwijder de remschijf.
- Maak de spoorstangkogelmoer los en druk de spoorstang uit de fusee met behulp
van geschikt drukgereedschap.
- Verwijder de moer en maak de bovenste draagarm los van de fusee met behulp van
geschikt drukgereedschap.
- Draai de bevestigingsmoer los en maak de onderste wieldraagarm los van de fusee,
zie figuur 11.3. Verwijder de fusee compleet met wielnaaf.

Figuur 11.3: Fusee uitbouwen


1a Moer
1b Drukgereedschap
2 Fusee
3 Wielnaaf
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Borg de naafmoer zoals
weergegeven in figuur 10.2.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.

Wiellager uit- en inbouwen

- Bouw de fusee uit zoals hiervoor beschreven.


- Verwijder de wielnaaf compleet met de binnenste lagerloopring van de wielnaaf met
behulp van een hydraulische pers en speciaal gereedschap Alfa 1870631000, zie
figuur 11.4.

Figuur 11.4: Wielnaaf uitbouwen


1a Wielnaaf
1b Speciaal gereedschap Alfa 1870631000
- Plaats de fusee in een bankschroef met beschermde bekken.
- Draai de bouten los en verwijder de flens met de buitenste loopring en de lagerkooi
van de naaf.
- Plaats de voorwielnaaf in een bankschroef met beschermde bekken.
- Verwijder de stofkeerring van de wielnaaf.
- Verwijder de lagerloopring met behulp van geschikt trekgereedschap, zie figuur
11.5.

Figuur 11.5: Lagerloopring verwijderen


1 Stofkeerring
2a Trekker
2b Afstandsstuk
2c Binnenste loopring
- Plaats een nieuw lager in de fusee en draai de bouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Plaats de naaf in de zitting met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1870225002.
- Inbouwen gebeurt verder in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 11.2.3 Onderste wieldraagarm uit- en


inbouwen
- Bouw de fusee uit zoals beschreven in paragraaf 11.2.2.
- Bouw de schokdempervork uit zoals beschreven in paragraaf 11.2.1.
- Maak de bouten los die aangegeven staan in figuur 11.6 en verwijder de onderste
wieldraagarm.

Figuur 11.6: Onderste wieldraagarm uitbouwen


1 Bouten
2a Bouten
2b Onderste wieldraagarm
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.

^ 11.2.4 Bovenste wieldraagarm uit- en


inbouwen
- Bouw de veerpoot uit zoals beschreven in paragraaf 11.2.1.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de bovenste draagarm, zie figuur
11.7.

Figuur 11.7: Bovenste draagarm uitbouwen


1a Bevestigingsmoeren
1b Bovenste draagarm
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 11.2.5 Subframe uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder bij benzine-uitvoeringen het bobinedeksel en bij dieseluitvoeringen het
geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Draai de moeren los en verwijder de motorkapvergrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Uitvoeringen met benzinemotor: Monteer passende beugels voor het veilig
ondersteunen van de motor/versnellingsbak en monteer het speciaal gereedschap
met de steunblokken, zie figuur 9.4.
- Uitvoeringen met dieselmotor: Monteer passende beugels voor het veilig
ondersteunen van de motor/versnellingsbak en monteer het speciaal gereedschap
met de steunblokken, zie figuur 9.6.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten van de
voorwielophanging los van de schokdempervorken.
- Draai de bevestigingsbouten van de schokdempervorken aan de onderste
wieldraagarmen los.
- Draai de bevestigingsmoeren van de onderste wieldraagarmen van de
voorwielophanging aan de fusees los.
- Maak met behulp van een geschikte trekker de onderste wieldraagarmen los van de
fusees.
- Draai de voorste bouten en moeren van de versnellingspooksteun los en vang de
vulplaten op, zie figuur 9.5.
- Draai de achterste bevestigingsbouten iets los en laat de voorzijde van de
versnellingspooksteun zo ver als nodig is zakken.
- Ondersteun het subframe met een hydraulische krik.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de achterste bevestigingsbouten en de bevestigingsbouten aan de zijkant van
het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de bevestigingsbout los en verwijder de leiding voor de stuurbekrachtiging
van het subframe.
- Laat de hydraulische krik langzaam zakken en verwijder het subframe compleet
met de onderste wieldraagarmen en de stabilisatorstang, zie figuur 11.8.

Figuur 11.8: Subframe uitbouwen


1a Subframe
1b Wieldraagarmen
1c Stabilisatorstang
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Controleer de wieluitlijning.

^ 11.3 Achterwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bovenste bevestigingsmoer veerpoot 73-77 (7,3-7,7)


Onderste bevestigingsbouten veerpoot 111-135 (11,1-13,5)
Stabilisatorstanggewricht aan schokdemper 41-50 (4,1-5,0)
Subframe aan carrosserie 58-72 (5,8-7,2)
Naafmoer (M24) 304-336 (30,4-33,6)
Wieldraagarmen aan subframe (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Langsarm aan carrosserie (M10) 59-72 (5,9-7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Sleutel 1860973000
De/montagehulpstuk achterwielnaaf 1870665000

Figuur 11.9: Achterwielophanging in onderdelen


1 Veerpoot
2 Langsarm
3 Torsiestabilisator
4 Subframe
5 Voorste wieldraagarm
6 Achterste wieldraagarm

^ 11.3.1 Veerpoot uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel los van de accu.
- Verwijder het achterwiel.
- Draai de bevestigingsmoer van het stabilisatorstanggewricht aan de veerpoot los.
- Maak de remslang van de remtang los uit de bevestiging op de schokdemper.
- Draai de bout los, verwijder de toerentalsensor uit de zitting en maak de
bijbehorende kabel los uit de bevestigingen op de schokdemper.
- Maak de bevestigingsbouten van de veerpoot los van de naafdrager, zie figuur
11.10.

Figuur 11.10: Veerpoot uitbouwen


1 Bout en moer
2 Bout en moer
3 Vulstuk
4a Bouten
4b Remtang
- Draai de bouten los, verplaats de remtang opzij en hang de remtang op.
- Til in de bagageruimte het bekledingdeel op en verwijder de toegangsdop op de
bovenste schokdemperbevestiging.
- Draai de bovenste bevestigingsmoer van de veerpoot los met behulp van speciaal
gereedschap 1860973000, zie figuur 11.11.

Figuur 11.11: Bovenste bevestigingsmoer losdraaien


1 Bekledingdeel
2a Moer
2b Speciaal gereedschap Alfa 1860973000
3 Plaat
- Verwijder de veerpoot.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Het verdient aanbeveling de wieluitlijning te controleren, zie paragraaf 11.4.
^ 11.3.2 Wielnaaf uit- en inbouwen;
wiellager vervangen
Wielnaaf uit- en inbouwen

- Zet de auto op een hefbrug.


- Verwijder het achterwiel.
- Bouw de remschijf uit zoals beschreven in hoofdstuk 13.
- Neem de elektrische aansluiting van de ABS-sensor los.
- Verwijder de naafdop.
- Maak de twee borgkepen los en draai de naafmoer van de wielnaaf los.
- Verwijder de achterwielnaaf compleet met het wiellager zoals staat aangegeven in
figuur 11.12.

Figuur 11.12: Wielnaaf uitbouwen


1a Achterwielnaaf
1b Trekker

Wiellager uit- en inbouwen

- Bouw de wielnaaf uit zoals hiervoor beschreven.


- Draai de bout los en verwijder de spatplaat.
- Verwijder de buitenste lagerloopring met behulp van geschikt trekgereedschap, zie
figuur 11.13.

Figuur 11.13: Lagerloopring verwijderen


1a Lagerloopring
1b Trekker

Wielnaaf en wiellager inbouwen

- Monteer de wielnaaf compleet met wiellager op de manier die aangegeven staat in


figuur 11.14.

Figuur 11.14: Wielnaaf en wiellager inbouwen


1a Wielnaaf met wiellager
1b Speciaal gereedschap Alfa 1870665000
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Zet de naafmoer met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast en borg deze zoals weergegeven in figuur 10.2.
^ 11.3.3 Voorste wieldraagarm uit- en
inbouwen
- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder het achterwiel.
- Draai de bout van de draagarm in lengterichting van de achterwielophanging aan
de naafdrager los.
- Draai de moer los en trek de bout zo ver mogelijk terug om de voorste wieldraagarm
los te maken van de schokdemper.
- Draai de bevestigingsmoer van de voorste wieldraagarm van de
achterwielophanging aan het subframe los, zie figuur 11.15.

Figuur 11.15: Voorste wieldraagarm uitbouwen


1 Moer
2 Bevestigingsbouten subframe
3 Voorste wieldraagarm
- Draai de bevestigingsbouten van het subframe van de achterwielophanging aan de
carrosserie los en laat het zo ver als nodig is zakken.
- Verwijder de bevestigingsbout en verwijder de voorste wieldraagarm.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde.
- Controleer de wieluitlijning.

^ 11.3.4 Achterste wieldraagarm uit-


en inbouwen
Deze beschrijving komt vrijwel overeen met hetgeen beschreven staat in paragraaf
11.3.3.

^ 11.3.5 Langsarm uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug.
- Verwijder het achterwiel.
- Maak de bevestigingsmoer van de langsarm aan de naafdrager los.
- Maak de bevestigingsbouten waarmee de langsarm aan de carrosserie bevestigd is
los en verwijder de langsarm.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 11.4 Wielstanden
- Plaats de auto voor het controleren van de wielstanden op een horizontale, vlakke
vloer.
- De banden moeten in gelijke mate gesleten zijn en de juiste spanning hebben, zie
paragraaf 11.5.
- De onderdelen van de wielophanging en de stuurinrichting mogen geen overmatige
slijtage vertonen.
- De wiellagers moeten in goede staat zijn.
- Controleer de afstand tussen B en A zoals is weergegeven in figuur 11.16. Die
waarde moet 48 mm bedragen en geldt voor alle uitvoeringen.

Figuur 11.16: Afstand B-A bepalen


- Controleer de afstand tussen C en D zoals is weergegeven in figuur 11.17. Deze
waarde geldt voor alle uitvoeringen en bedraagt 13 mm.

Figuur 11.17: Afstand D-C bepalen

Tabel 11.1: Wielstanden vooras

Sporing (mm): -2,00 ±1


Wielvlucht (camber)*: -0°50' ±20'
Fuseelangshelling (caster)*: 3°00' ±30'

Tabel 11.2: Wielstanden achteras

Sporing (mm): 3,27 ±1


Wielvlucht (camber)*: -0°56' ±20'

*Niet afstelbaar.

^ 11.5 Wielen en banden


Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt onregelmatige slijtage.
- Controleer de bandenspanning (zie tabel 11.3) regelmatig en als de banden koud
zijn.
- Controleer regelmatig de profieldiepte van de banden.
- Enkele soorten banden zijn voorzien van een slijtage-indicator die zichtbaar wordt
als het profiel van de band is afgesleten. Zodra dit het geval is, moet de band
worden vervangen.
- Controleer de banden uitwendig op eventuele scheuren en breuken.
- Indien zich onregelmatige slijtage van de banden voordoet, dient deze zo spoedig
mogelijk te worden weggenomen. Mogelijke oorzaken hiervan kunnen zijn: een
verkeerde sporing, onbalans, te grote speling van ophanging of besturing, verkeerd
gestelde remmen en dergelijke.
- De banden niet kruiselings verwisselen!

Tabel 11.3: Bandenspanning

Uitvoering Bandmaat Velgmaat Bandenspanning


gemiddeld vol
voor/achter voor/achter
1.6 TS Progression 185/65 R15 6Jx15 2,2 2,5
88H
1.6 TS Distinctive 195/60 R15 6,5Jx15 2,2 2,5
88V
2.0 TS Distinctive 205/55 R16 6,5Jx16 2,2 2,5
91W
2.0 TS Selespeed 205/55 R16 6,5Jx16 2,2 2,5
91W
1.9 JTD Progression 185/65 R15 6Jx15 2,2 2,5
88H
1.9 JTD Distinctive 195/60 R15 6,5Jx15 2,2 2,5
88V

Noodreservewiel 125/80 R15 4Jx15 4,2 4,2


95M

^ 12 Stuurinrichting
In het hoofdstuk "Stuurinrichting" vindt u een beschrijving van de toegepaste
stuurinrichting, uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende componenten van
de stuurinrichting zoals het stuurwiel (incl. de airbag), de stuurkolom, de
stuurbekrachtigingspomp en het stuurhuis.

^ 12.1 Inleiding
De Alfa 147 is uitgerust met een bekrachtigde stuurinrichting van het tandheugel-en-
rondsel-type. De stuurkolom (energie-absorberend) is zowel verticaal als axiaal
verstelbaar en bestaat uit twee delen met een kruiskoppeling in het midden en is via
een kruiskoppeling met de rondselas van het stuurhuis verbonden. De
stuurbekrachtigingspomp wordt via de aandrijfriem van de nevenaggregaten (zie
hoofdstuk 14) aangedreven. De beschrijving van de airbagsystemen is opgenomen in
hoofdstuk 15 (Carrosserie). Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is
altijd de veiligheidsmaatregelen in acht die opgenomen zijn in hoofdstuk 15.

Figuur 12.1: Overzicht stuurinrichting


1 Onderste stuuras
2 Bovenste stuuras
3 Magnesium steun
4 Stuurwiel
5 Bekrachtigd stuurhuis
6 Koelleiding
7 Stuurbekrachtigingspomp
8 Reservoir van de stuurbekrachtiging

^ 12.2 Stuurwiel uit- en inbouwen


Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Stuurwielmoer 50 (5,0)

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Zet het stuur in de rechtuitstand.
- Bouw de bestuurdersairbag uit zoals beschreven in hoofdstuk 15.
- Neem de steker van de claxons los.
- Draai de moer los en verwijder het stuurwiel, zie figuur 12.2.

Figuur 12.2: Stuurwiel uitbouwen


1a Moer
1b Stuurwiel
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Centreer het stuurwiel, met de wielen in de rechtuitstand, alvorens de
bevestigingsmoer met het voorgeschreven aanhaalmoment vast te draaien.

^ 12.3 Stuurhuis
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Stabilisatorstanggewrichten 41-50 (4,1-5,0)


Subframebouten (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframebouten (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Bevestigingsbouten stuurhuis (M14) 117-143 (11,7-14,3)
Banjobout toevoerleiding (M14) 36-44 (3,6-4,4)
Banjobout retouraansluiting (M12) 27-33 (2,7-3,3)
Spoorstangkogelmoer 32-39 (3,2-3,9)
Contramoeren spoorstangeinden 45-55 (4,5-5,5)
Stuuras aan rondselas 25 (2,5)

^ 12.3.1 Stuurhuis uit- en inbouwen


- Zet de auto op een hefbrug met de wielen in de rechtuitstand.
- Zuig het vloeistofreservoir met behulp van een zuigpompje leeg.
- Bouw de accu met de accuhouder uit.
- Maak de bevestigingsbout van de onderste kruiskoppeling (verbinding onderste
stuuras met de rondselas van het stuurhuis) los en neem de kruiskoppeling van de
rondselas. Let op! Deze bout mag niet opnieuw worden gebruikt.
- Verwijder de beide voorwielen.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkasten.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de hitteschilden en bouw het voorste uitlaatgedeelte uit.
- Maak de spoorstangkogelmoer los en druk de spoorstang uit de fusee met behulp
van geschikt drukgereedschap.
- Draai de aansluiting los en maak de toevoerleiding vanaf de
stuurbekrachtigingspomp los van het stuurhuis, zie figuur 12.3.
Figuur 12.3: Leidingen losnemen
1a Aansluiting
1b Toevoerleiding
2a Aansluiting
2b Retourleiding
2c Klem
3 Klemband
4a Moer
4b Beugel
- Draai de aansluiting los en maak de retourleiding tussen stuurhuis en koelleiding
los van het stuurhuis en verwijder de leiding uit de klem.
- Maak de toevoerleiding van de pomp naar het stuurhuis los van de klembanden op
het stuurhuis.
- Draai de moer los en verwijder de beugel van het stuurhuis.
- Bouw de achterste motor/baksteun en de verstevigingsstang uit.
- Plaats een hydraulische krik onder het subframe.
- Draai de bevestigingsbouten van het stuurhuis aan het subframe los.
- Draai de bevestigingsbouten van het subframe aan de carrosserie los.
- Draai de moeren los en maak de stabilisatorstanggewrichten los van de
schokdempervorken.
- Maak de bouten en moeren los die aangegeven staan in figuur 12.4.

Figuur 12.4: Bouten en moeren losnemen


1a Bouten
1b Moeren
2 Vulplaten
3 Bouten
4 Versnellingspooksteun
- Laat de versnellingspooksteun aan de voorzijde zakken.
- Maak de stuurbekrachtigingsleidingen los van het subframe.
- Laat de hydraulische krik met het subframe zo ver mogelijk zakken en verwijder
het stuurhuis via de linker voorwielkuip.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Gebruik een nieuwe bout voor de bevestiging van de stuuras aan de rondselas.
- Vul het vloeistofreservoir van de stuurbekrachtiging met de voorgeschreven
vloeistof en ontlucht het systeem zoals beschreven in paragraaf 12.6.
- Controleer de leidingen en wartelbouten op lekkage.
^ 12.3.2 Stuurhuis uit elkaar nemen en
in elkaar zetten
- Draai de contramoeren van de spoorstangeinden los.
- Draai het spoorstangeind van de spoorstang los.
- Maak de klemmen los en verwijder de rubberbalgen.
- Controleer of de spoorstangkogels niet beschadigd of versleten zijn en of er tijdens
het draaien geen speling of zware punten voelbaar zijn.
- Controleer of de spoorstangeinden niet beschadigd of vervormd zijn.
- Controleer de rubberbalgen op beschadigingen.
- In elkaar zetten gebeurt in omgekeerde volgorde van uit elkaar nemen.
- Smeer het contactvlak tussen de rubberbalg en de spoorstang met siliconenvet.

^ 12.4 Stuuras uit- en inbouwen


- Zet het stuurwiel in de rechtuitstand.
- Bouw het stuurwiel met airbag uit zoals beschreven in paragraaf 12.2.
- Bouw de spiraalkabel van de airbag uit zoals beschreven in hoofdstuk 15.
- Verwijder de afdekklep voor de zekeringenkast in het dashboard.
- Bouw de onderste en bovenste stuurkolomkap uit.
- Maak de klem van de stuurkolomschakelaar en de stekers los en verwijder de
stuurkolomschakelaar, zie figuur 12.5.

Figuur 12.5: Stuurkolomschakelaar uitbouwen


1 Bevestigingsklem
2a Steker spiraalmechanisme
2b Steker stuurkolomschakelaar
2c Steker stuurkolomschakelaar
2d Steker stuurkolomschakelaar
3 Stuurkolomschakelaar
- Draai de bout los en maak de onderste stuuras los van het stuurhuisrondsel. Let
op! Deze bout mag niet opnieuw worden gebruikt.
- Maak de steker los van de stuurhoeksensor (alleen uitvoeringen met VDC).
- Maak de overige stekerverbindingen los.
- Draai de bouten los en verwijder de steun met de stuurassen, zie figuur 12.6.
Figuur 12.6: Stuuras uitbouwen
1 Steker
2a Bouten
2b Steun met stuurassen
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 12.5 Stuurbekrachtigingspomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Stuurbekrachtigingspomp 19-25 (1,9-2,5)


Bovenste bout van dynamo 43-53 (4,3-5,3)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (benzine) 36-44 (3,6-4,4)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (diesel) 50 (5,0)
Poelie stuurbekrachtigingspomp 25 (2,5)

^ 12.5.1 Stuurbekrachtigingspomp uit-


en inbouwen (benzinemotoren)
- Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel van de accu los.
- Verwijder de aandrijfriem van de nevenaggregaten, zie hoofdstuk 14.
- Bouw de reactiestang aan distributiezijde uit, zie hoofdstuk 2.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bouten los en verwijder de poelie van de stuurbekrachtigingspomp, zie
figuur 12.7.

Figuur 12.7: Poelie uitbouwen


1a Bouten
1b Poelie
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Zuig het vloeistofreservoir met behulp van een zuigpompje leeg.
- Draai de bevestigingsbouten van het vloeistofreservoir los.
- Maak de toevoer- en retourleidingen los en verwijder het reservoir van de
stuurbekrachtiging.
- Maak het mechanisme van de actuator voor de spruitstukverstelling los en
verwijder de actuator voor de spruitstukverstelling (alleen bij uitvoeringen met
spruitstukverstelling).
- Maak de toevoerleiding van het reservoir naar de stuurbekrachtigingspomp los van
de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de aansluiting los en maak de hogedrukleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de dynamo los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de achterste steunbeugel voor de
dynamo, zie figuur 12.8.

Figuur 12.8: Achterste steunbeugel voor dynamo uitbouwen


1a Bouten
1b Steunbeugel
- Draai de bout los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Ontlucht het systeem
zoals beschreven in paragraaf 12.6.

^ 12.5.2 Stuurbekrachtigingspomp uit-


en inbouwen (dieselmotor)
- Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel van de accu los.
- Verwijder de aandrijfriem van de nevenaggregaten, zie hoofdstuk 14.
- Bouw de reactiestang aan distributiezijde uit, zie hoofdstuk 3.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkast.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de bouten los en verwijder de poelie van de stuurbekrachtigingspomp.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel op de cilinderkop.
- Zuig het vloeistofreservoir met behulp van een zuigpompje leeg.
- Draai de onderste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Maak de stekerverbindingen en klemmen los die aangegeven staan in figuur 12.9.

Figuur 12.9: Stekerverbindingen en klemmen losnemen


1 Steker dieselinspuitregeleenheid
2 Steker voorste motorbekabeling
3a Steker aircocompressor
3b Klem
4a Kabelbundel
4b Klem
- Maak de borging van de steker van de fasesensor los en maak de steker los.
- Draai de bovenste bevestigingsbout los en verwijder de oliepeilstokbuis.
- Maak de toevoerleiding van het reservoir naar de stuurbekrachtigingspomp los van
de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de aansluiting los en maak de hogedrukleiding naar het stuurhuis los van de
stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bout los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de dynamo los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de achterste steunbeugel voor de
dynamo, zie figuur 12.10.

Figuur 12.10: Achterste steunbeugel voor dynamo uitbouwen


1 Moer
2a Bout
2b Steunbeugel
- Draai de bouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomp.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Zet de diverse bouten en moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Ontlucht het systeem zoals beschreven in paragraaf 12.6.

^ 12.6 Stuurbekrachtiging ontluchten


Wanneer de leidingen van de stuurbekrachtiging losgenomen zijn geweest, moet het
systeem worden ontlucht.

- Draai het stuurwiel 4 of 5 keer volledig van rechts naar links en terug met de
wielen van de grond en niet draaiende motor.
- Controleer het niveau in het reservoir en vul zonodig bij.
- Start de motor en draai het stuurwiel 4 of 5 keer van rechts naar links en terug.
- Vul indien nodig olie in het reservoir bij.
^ 13 Remmen

In het hoofdstuk "Remmen" vindt u een beschrijving van het toegepaste remsysteem
en uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende componenten van het
remsysteem zoals de remblokken, de remklauw, de remschijf of remtrommel, de
hoofdremcilinder, de rembekrachtiger en de handremkabel. Daarnaast worden enkele
revisies en controles aan het remsysteem beschreven, en het ontluchten ervan. Verder
wordt het antiblokkeerremsysteem (ABS) beschreven, uit- en inbouw van diverse
componenten van het antiblokkeerremsysteem en diagnose met storingscodes.

^ 13.1 Inleiding
Het remsysteem van de Alfa 147 bestaat uit twee diagnonaal gescheiden remcircuits.
Een circuit werkt op één voorwiel en één achterwiel, bijvoorbeeld rechtsvoor met
linksachter. Hierdoor blijven bij een defect in één van de circuits de remmen aan beide
zijden van de auto werken, waardoor de stabiliteit gehandhaafd blijft. Alle
uitvoeringen zijn voorzien van geventileerde schijfremmen voor, met uitzondering van
de 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk. Deze zijn voorzien van massieve remschijven. Aan
de achterzijde zijn alle uitvoeringen voorzien van massieve remschijven. Alle
uitvoeringen zijn uitgerust met het 4-kanaals Bosch 5.7-antiblokkeerremsysteem met
vier actieve sensoren en elektronische remdrukverdeling (EBD), dat ervoor zorgt dat
de remkracht, afhankelijk van de asbelastingen, in de juiste verhouding over de voor-
en achteras verdeeld wordt. Het belangrijkste kenmerk van de actieve sensoren is dat
het signaal direct door de sensor wordt bewerkt en niet eerst naar de regeleenheid
wordt gestuurd. Het signaal heeft hierdoor direct invloed op het systeem. Afhankelijk
van de uitvoering is het systeem voorzien van elektronische regelingen, zoals ASR
(antidoorslipregeling van de aangedreven wielen), en/of VDC (dynamische
stabiliteitregeling van de auto). Alle uitvoeringen zijn voorzien van een
rembekrachtiger met een diameter van 10þ. Deze rembekrachtiger wordt bij de
dieselmodellen door een onderdrukpomp van onderdruk voorzien. De remblokslijtage
wordt elektronisch gecontroleerd door middel van sensoren en de handrem werkt op de
achterwielen. De technische gegevens staan vermeld in hoofdstuk 19.

Figuur 13.1: Overzicht remsysteem


1 Remschijven
2 Hydraulisch remsysteem
3 ABS
4 ASR/VDC
5 Handrem
^ 13.2 Hoofdremcilinder met
rembekrachtiger uit- en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Rembekrachtiger aan pedaalsteun 21-29 (2,1-2,9)


Wartelmoer remleiding 13-15 (1,3-1,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Verwijder het linker voorwiel.
- Verwijder de beschermdop op de ontluchtingsnippel van de remklauw.
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel en
bedien het rempedaal totdat het rem/koppelingsreservoir volledig leeg is.
- Bouw het elektrohydraulische aggregaat van het antiblokkeerremsysteem uit zoals
beschreven in paragraaf 13.8.2.
- Bouw de houder van het aggregaat uit.
- Draai de wartelmoeren van de remleidingen aan de hoofdremcilinder los, zie figuur
13.2.

Figuur 13.2: Hoofdremcilinder uitbouwen


1a Wartelmoeren remleidingen
2 Steker rem/koppelingsvloeistofniveausensor
3a Bout
3b Rem/koppelingsvloeistofreservoir
- Maak de steker los van de rem/koppelingsvloeistofniveausensor.
- Draai de bouten los en verplaats het rem/koppelingsvloeistofreservoir opzij.
- Maak de terugslagklep los van de rembekrachtiger.
- Maak de leiding tussen het ABS-aggregaat en de rem rechtsvoor los uit de
bevestigingsklem.
- Maak in het interieur de doppen los en verplaats de bekleding.
- Maak met behulp van de bevestigingsveren de hoofdremcilinder los van het pedaal,
zie figuur 13.3.

Figuur 13.3: Pedaalstelsel


1a Bevestigingsveren
1b Hoofdremcilinder
- Draai de bevestigingsmoeren van de rembekrachtiger/hoofdremcilinder aan de
pedaalsteun los.
- Verwijder de hoofdremcilinder met rembekrachtiger uit de motorruimte.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Ontlucht het remsysteem volgens de methode beschreven in paragraaf 13.6 en vul
het reservoir met nieuwe remvloeistof bij.

^ 13.3 Onderdrukpomp
rembekrachtiger (uitvoeringen met
dieselmotor) uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Onderdrukpomp 21-26 (2,1-2,6)

- Bouw de accu uit.


- Maak de bevestigingsklem los van de mof aan de luchttoevoerslang naar de
turbocompressor.
- Maak de klem los en maak de onderdrukslang los van de onderdrukpomp.
- Draai de bouten los en verwijder de onderdrukpomp compleet met de O-ring, zie
figuur 13.4.

Figuur 13.4: Onderdrukpomp uitbouwen


1a Bout
1b Onderdrukpomp
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 13.4 Voorwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten remklauw (M12) 117 (11,7)


Bevestigingsbouten remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
(M12)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Wartelmoer remslang 13-15 (1,3-1,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

^ 13.4.1 Remblokken vervangen


De remblokken moeten worden vervangen zodra de slijtagelimiet is bereikt. Let op!
Vervang altijd de remblokken aan beide zijden gelijktijdig.

- Verwijder de voorwielen.
- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.
- Verwijder de bevestigingsveer van de voorremklauw, zie figuur 13.5.

Figuur 13.5: Remblokken vervangen


1 Borgveer
2 Steker remblokslijtagesensor
3a Beschermdop
3b Bevestigingsbout remklauw
3c Remklauw
4 Remblokken
- Verwijder de beschermdoppen, draai de bevestigingsbouten uit de remklauw en
neem deze uit de remklauwhouder.
- Neem de remblokken uit de remklauw. Let op! Het rempedaal mag niet worden
ingedrukt wanneer de remblokken zijn verwijderd.
- Verwijder vuil, stof en eventuele roest.
- Breng een dun laagje kopervet op de achterzijde van de remblokken aan.
- Tap met behulp van een zuigpompje wat remvloeistof uit het reservoir af en druk de
remzuiger met behulp van een hamersteel terug in de cilinder. Let erop dat het
remvloeistofreservoir niet overstroomt.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Trap het rempedaal enkele malen in zodat de remblokken zich kunnen zetten.
- Controleer het remvloeistofniveau en vul dit indien nodig bij.

^ 13.4.2 Remschijf
Controleren
- Meet de slingering van de remschijf met behulp van een klokmicrometer op 2 mm
van de buitenrand van de remschijf.
- Controleer de dikte van de remschijf en vervang de remschijf indien de minimaal
toelaatbare dikte is bereikt.
- Controleer het oppervlak van de remschijf op vervorming of diepe groeven. Indien
nodig mag de remschijf worden afgedraaid.

Uit- en inbouwen

- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.


- Verwijder de borgveer, zie figuur 13.5.
- Bouw de remklauw uit zoals beschreven in paragraaf 13.4.3.
- Draai de bevestigingsbouten van de remklauwhouder los en verwijder de
remklauwhouder.
- Draai de bevestigingsbouten van de remschijf los en verwijder de remschijf.
Gebruik hierbij zo nodig een geschikte trekker.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Verwijder eventuele roestvorming zodat de remschijf precies evenwijdig aan het
pasvlak van de naaf wordt gemonteerd.

^ 13.4.3 Remklauw uit- en inbouwen


- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.
- Verwijder de borgveer, zie figuur 13.5.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en maak de remklauw los van de
houder. Let op! Laat de remklauw niet aan de slang hangen maar ondersteun deze.
- Knijp de remslang af met een geschikte tang (bijvoorbeeld griptang), draai de
wartelmoer van de remslang aan de remklauw los en verwijder de remklauw.

Controleren

- Reinig de onderdelen in schone remvloeistof, spiritus of in een oplossing van water


waaraan Fiat LDC-oplosmiddel is toegevoegd.
- Controleer de remzuiger en de boring in de remklauw op krassen, roestvorming of
vreetsporen. Vervang indien nodig de complete remklauw.
- Controleer of de ontluchtingsnippel niet verstopt is.
- Controleer de remslang op verdikkingen of barsten en vervang hem indien nodig.
Let op! Het verdient in dat geval aanbeveling ook de remslang aan de andere zijde
te vervangen.
In elkaar zetten en inbouwen

- In elkaar zetten en inbouwen van de remklauw gebeurt in omgekeerde volgorde van


uitbouwen en uit elkaar nemen.
- Smeer de onderdelen voor montage met remvloeistof in.
- Vul het remvloeistofreservoir met nieuwe remvloeistof, ontlucht het remsysteem
volgens de methode beschreven in paragraaf 13.6 en vul indien nodig nog nieuwe
remvloeistof bij.

^ 13.5 Achterwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten remklauw (M10) 48-52 (4,8-5,2)


Bevestigingsbouten remklauwhouder 45-55 (4,5-5,5)
(M10)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Schokdemper aan naafdrager 111-135 (11,1-13,5)
Wartelmoer remslang 13-15 (1,3-1,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Terugdrukken remzuigers 1822108000

^ 13.5.1 Remblokken vervangen


De remblokken moeten worden vervangen zodra de slijtagelimiet is bereikt. Let op!
Vervang altijd de remblokken aan beide zijden gelijktijdig.

- Verwijder de achterwielen.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog en draai de stelmoer van de handremkabel iets los.
- Maak de handremkabel los van de remklauw.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en neem deze uit de
remklauwhouder, zie figuur 13.6.
Figuur 13.6: Remblokken vervangen
1a Bevestigingsbout remklauw
1b Remklauw
2 Remblokken
- Neem de remblokken uit de remklauw. Let op! Het rempedaal mag niet worden
ingedrukt wanneer de remblokken zijn verwijderd.
- Verwijder vuil, stof en eventuele roest.
- Breng een dun laagje kopervet aan op de achterzijde van de remblokken.
- Tap met behulp van een zuigpompje wat remvloeistof uit het reservoir af en druk de
remzuiger met behulp van een hamersteel terug in de cilinder. Let erop dat het
remvloeistofreservoir niet overstroomt.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Druk de zuigers van de achterremklauwen terug met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822108000
- Trap het rempedaal enkele malen in zodat de remblokken zich kunnen zetten.
- Controleer het remvloeistofniveau en vul dit indien nodig bij.
- Stel de handremkabel af.

^ 13.5.2 Remschijf
Controleren

- Meet de slingering van de remschijf met behulp van een klokmicrometer op 2 mm


van de buitenrand van de remschijf.
- Controleer de dikte van de remschijf en vervang de remschijf indien de minimaal
toelaatbare dikte is bereikt.
- Controleer het oppervlak van de remschijf op vervorming of diepe groeven. Indien
nodig mag de remschijf worden afgedraaid.

Uit- en inbouwen

- Bouw de remklauw uit zoals beschreven in paragraaf 13.5.1.


- Draai de moer los en verplaats de voorste wieldraagarm van de
achterwielophanging zo ver als nodig is. Hierdoor kan de onderste bevestigingsbout
van de remklauwhouder bereikt worden.
- Draai de bevestigingsbouten van de remklauwhouder los en verwijder de
remklauwhouder.
- Draai de bevestigingsbouten van de remschijf los en verwijder de remschijf.
Gebruik hierbij zo nodig een geschikte trekker.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Verwijder eventuele roestvorming zodat de remschijf precies evenwijdig aan het
pasvlak van de naaf wordt gemonteerd.

^ 13.5.3 Remklauw uit- en inbouwen


- Verwijder de achterwielen.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog en draai de stelmoer van de handremkabel iets los.
- Maak de handremkabel los van de remklauw.
- Maak de remslang tussen de remklauw en remleiding los aan de zijde van de
leiding.
- Verwijder de borging en maak de remslang los uit de steunbeugel.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en neem deze uit de
remklauwhouder, zie figuur 13.6.

Controleren

- Reinig de onderdelen in schone remvloeistof, spiritus of in een oplossing van water


waaraan Fiat LDC-oplosmiddel is toegevoegd.
- Controleer de remzuiger en de boring in de remklauw op krassen, roestvorming of
vreetsporen. Vervang indien nodig de complete remklauw.
- Controleer of de ontluchtingsnippel niet verstopt is.
- Controleer de remslang op verdikkingen of barsten en vervang hem indien nodig.
Let op! Het verdient in dat geval aanbeveling ook de remslang aan de andere zijde
te vervangen.

In elkaar zetten en inbouwen

- In elkaar zetten en inbouwen van de remklauw gebeurt in omgekeerde volgorde van


uitbouwen en uit elkaar nemen.
- Smeer de onderdelen voor montage in met remvloeistof.
- Vul het remvloeistofreservoir met nieuwe remvloeistof, ontlucht het remsysteem
volgens de methode beschreven in paragraaf 13.6 en vul indien nodig nieuwe
remvloeistof bij.
- Stel de handremkabel af.

^ 13.6 Remsysteem ontluchten


- Controleer of het remvloeistofreservoir tot aan het 'MAX'-merkteken gevuld is. Vul
indien nodig remvloeistof bij.
- Sluit speciaal gereedschap Alfa 1806097000 aan op het
rem/koppelingsvloeistofreservoir, zie figuur 13.7.

Figuur 13.7: Ontluchtingsgereedschap aansluiten


1 Speciaal gereedschap Alfa 1806097000
2 Beschermkap ontluchtingsnippel
3 Slang
4 Ontluchtingsnippel
5 Kraan
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel van de
remklauw.
- Open de ontluchtingsnippel op de remklauw.
- Open de kraan (stuknummer 5 in figuur 13.7) langzaam.
- Wacht tot de lucht uit het hydraulische systeem is verdwenen.
- Sluit de ontluchtingsnippel op de remklauw.
- Voer deze procedure op alle remklauwen uit.
- Verwijder het opvangsysteem en het speciaal gereedschap.
- Controleer of het rempedaal hard aanvoelt.

^ 13.7 Handrem

^ 13.7.1 Handrem afstellen


Let op! De handrem is zelfstellend. Handmatig afstellen dient dan ook uitsluitend te
gebeuren na het uitbouwen of vervangen van de remblokken, de handremkabels of de
remklauwen. Ga als volgt te werk:

- Verwijder de hoes van de handremhendel.


- Maak de handremkabels aan de remklauwen los en druk het rempedaal ten minste
tienmaal krachtig in.
- Sluit de handremkabels op de remklauwen aan.
- Trek de handremhendel drie klikken op de tandsector aan.
- Draai de stelmoer met een steeksleutel vast totdat de achterremmen geblokkeerd
worden, zie figuur 13.8.
Figuur 13.8: Handrem afstellen
1a Handremhendel
1b Stelmoer
- Controleer bij losgezette handremhendel of de achterwielen niet meer geblokkeerd
zijn.

^ 13.7.2 Handremkabels uit- en


inbouwen
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Draai de stelmoer van de handremhendel iets los (zie figuur 13.8).
- Verwijder de borging en maak de handremkabel los, zie figuur 13.9.

Figuur 13.9: Handremkabel uitbouwen


1a Borging
1b Handremkabel
2 Bevestigingen
3 Handremkabel aan remklauw
- Maak de handremkabel los van de tussenliggende bevestigingen.
- Maak de handremkabel los van de achterremklauw en verwijder de kabel.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Stel de handremhendel, na inbouwen van de kabels, af volgens de methode
beschreven in paragraaf 13.7.1.

^ 13.8 Antiblokkeerremsysteem (ABS)


met EBD

^ 13.8.1 Algemeen
Alle uitvoeringen van de Alfa 147 zijn voorzien van het Bosch 5.7 ABS/EBD. Het ABS
is parallel aan het hydraulische remsysteem aangebracht, zodat bij een storing altijd
geremd kan worden. Met het ABS is het EBD (Electronic Brake force Distribution)
geïntegreerd. Hierdoor is geen remdrukregelaar op de achterremmen aanwezig. De
Bosch ABS 5.7-regeleenheid wordt ook wel het verdeelpunt remmen (NFR) genoemd
en is leverbaar in drie uitvoeringen:

- ABS 5.7 met EBD;


- ABS 5.7 met EBD en ASR/MSR (regeling van de aandrijving);
- ABS 5.7 met EBD en VDC (regeling van de voertuigdynamiek).

In het ABS met VDC is het ASR/MSR geïntegreerd. In het ASR is ook de TC
(tractieregeling) opgenomen.

De kabelbundel van het ABS is geïntegreerd met de motorkabelbundel. De


regeleenheid van het ABS met EBD is voorzien van een andere steker dan de
regeleenheid met ASR en VDC. De regeleenheid ontvangt en verzendt informatie via
het C-CAN netwerk en ondersteunt de volgende functies:

- directe ontvangst van het toerentalsignaal, verwerking en verzending via C-CAN


netwerk voor de kilometerteller;
- verzending via aparte verbinding van snelheidssignaal (VSO) aan bodycomputer
(gebruikt bij storing van C-CAN netwerk);
- directe ontvangst va het signaal van de normaal geopende remlichtschakelaar bij
ABS, ASR en normaal gesloten schakelaar bij VDC;
- regeling van de ABS-, ASR-, EBD- en VDC-lampjes via het C-CAN netwerk en
ontvangst feedback over werking lampjes van het instrumentenpaneel;
- zelfdiagnose via directe verbinding (lijn K).

De belangrijkste onderdelen van het ABS zijn:

- een elektrohydraulisch aggregaat bestaande uit een elektronische regeleenheid, een


aggregaat die de remdruk naar de remklauwen moduleert met behulp van acht
magneetkleppen (twee per wiel) en een terugvoerpomp in een dubbel circuit;
- vier actieve magneto-elektrische sensoren die het toerental van de wielen meten
(één per voorwiel en één per achterwiel);
- een rempedaalschakelaar waarmee wordt aangegeven dat er geremd wordt;
- een waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel dat de goede werking (als het
uitgaat na de controle) of een storing (als het blijft branden) aangeeft.

De elektronische regeleenheid verwerkt de van de actieve sensoren en de


remlichtschakelaar afkomstige signalen en signaleert met behulp van de software in
de regeleenheid, het (de) wiel(en) die dreigen te blokkeren. De regeleenheid moduleert
vervolgens de remdruk op de voorwielen afzonderlijk en de achterwielen gezamelijk.
Als het ABS werkt, blijft het ingeschakeld tot een snelheid van 2,7 km/h. Hieronder
wordt het uitgeschakeld, zodat de auto tot stilstand kan worden gebracht. Telkens als
het start/contactslot wordt ingeschakeld, voert de regeleenheid een controle uit van de
magneetkleppen en de pompmotor. De regeleenheid voert ook nog een test uit van de
sensoren als de snelheid hoger is geworden dan 12 km/h. Het ABS wordt als
component van het C-CAN-netwerk herkend door de bodycomputer als voor het eerst
het start/contactslot wordt ingeschakeld.

De EBD-functie regelt de verdeling van de remkracht tussen de voor- en achteras,


waarbij de mechanische remdrukregelaar is vervallen, en:

- werkt alleen op de remklauwen achter;


- verbetert de verdeling van de remkracht;
- werkt optimaal ongeacht de beladingsgraad (statisch of dynamisch), de
bedrijfsomstandigheden (rechtuit rijden of in bochten) of de onderhoudstoestand
van de auto (banden, remmen, versleten wielophanging);
- heeft een optimale regelkarakteristiek.

Bij een storing in het EBD gaan het ABS-waarschuwingslampje en het lampje voor te
laag remvloeistofniveau/aangetrokken handrem gelijktijdig branden. Onder deze
omstandigheden moet zeer voorzichtig met de auto naar de dichtstbijzijnde dealer
worden gereden om het systeem te laten controleren.

Met behulp van de Alfa-tester (Examiner) kan de regeleenheid van het ABS worden
uitgelezen. Het elektrohydraulische aggregaat kan niet worden gerepareerd. Als een
storing wordt vastgesteld, moet het aggregaat worden vervangen. Het aggregaat wordt
gevuld met remvloeistof DOT 4 afgeleverd. Het remsysteem moet op dezelfde wijze
worden ontlucht als een traditioneel remsysteem. Houd bij het werken aan
antiblokkeerremsystemen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

- voordat laswerkzaamheden met een elektrisch lasapparaat worden uitgevoerd,


moet de multisteker van de elektronische regeleenheid worden losgenomen;
- bij het aansluiten van de accu moet er op worden gelet dat de accuklemmen goed
worden vastgedraaid;
- voordat het elektrohydraulisch aggregaat wordt uitgebouwd moet de massakabel
van de accu worden losgenomen;
- nadat het elektrohydraulisch aggregaat, de toerentalsensor, de regeleenheid of de
bedrading zijn vervangen moet het gehele ABS met de Alfa-tester worden
gecontroleerd;
- de luchtspleet tussen de toerentalsensor en de tandkrans is niet afstelbaar omdat
voor dit doel geen vulringen leverbaar zijn. Als een waarde buiten de tolerantie
gevonden wordt, moeten de sensor en de tandkrans worden gecontroleerd;
- na alle werkzaamheden aan het hydraulisch circuit van het ABS of het remsysteem
moet het systeem worden bijgevuld met remvloeistof DOT4 en worden ontlucht.
Verder moet de afdichting van alle verbindingen worden gecontroleerd;
- controleer of de leidingen nergens in contact komen met de carrosserie, zodat
beschadigingen worden voorkomen en geen geluiden het interieur kunnen bereiken
tijdens de werking van het ABS;
- na het losnemen en/of verwijderen van remleidingen moet na het aansluiten het
ABS op lekkage worden gecontroleerd;
- vul het circuit nooit met minerale olie omdat dan alle afdichtingen worden
beschadigd. Indien toch per ongeluk met minerale olie wordt bijgevuld moeten de
volgende onderdelen worden vervangen: elektrohydraulisch aggregaat,
hoofdremcilinder en remklauwen;
- na elke reparatie aan het elektrisch systeem, verband houdend met het
antiblokkeerremsysteem of de toerentalsensoren, of na demontage of vervanging
van bepaalde mechanische onderdelen (bijvoorbeeld schokdempers, homokinetische
koppelingen, aandrijfassen en wielnaven) is het noodzakelijk om een korte proefrit
te maken bestaande uit de volgende onderdelen:
1) geef de auto een snelheid van 12 km/h en handhaaf deze snelheid, zonder
remmen, gedurende 20 seconden, om zo de elektronische regeleenheid de controle
van de sensoren en het opsporen van eventuele fouten, losse contacten, verkeerde
aansluitingen te laten uitvoeren, ofwel eventuele gebreken aan een tandkrans op te
sporen;
2) hierna, als het waarschuwingslampje voor storingen in het systeem niet is gaan
branden, wordt de snelheid opgevoerd tot 50 à 60 km/h gedurende 10 minuten,
waarbij de remmen normaal gebruikt kunnen worden, maar waarbij echter bruusk
remmen moet worden vermeden. Deze fase geeft aan de elektronische regeleenheid
de mogelijkheid om een eventueel afwijkende tandkrans op te sporen.

^ 13.8.2 Elektrohydraulisch aggregaat


met regeleenheid uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Wartelmoeren remleidingen 13-15 (1,3-1,5)

- Bouw de accu en de accuhouder uit.


- Verwijder het linker voorwiel.
- Verwijder de beschermdop op de ontluchtingsnippel van de remklauw.
- Sluit een opvangsysteem (slang en reservoir) aan op de ontluchtingsnippel en
bedien het rempedaal totdat het rem/koppelingsreservoir volledig leeg is.
- Maak de steker los van de rem/koppelingsvloeistofniveausensor.
- Maak de multisteker los van de regeleenheid op het elektrohydraulische aggregaat,
zie figuur 13.10.

Figuur 13.10: Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid uitbouwen


1 Steker
2a Wartelmoeren remleidingen
2b Wartelmoeren remleidingen
2c Remleidingen
3a Wartelmoeren remleidingen
3b Remleidingen
4 Klem
- Maak de steker los van de druksensor voor het VDC-systeem (indien gemonteerd).
- Maak de wartelmoeren van de remleidingen los van het aggregaat.
- Verwijder de borgingen en verwijder het elektrohydraulisch aggregaat met
regeleenheid, zie figuur 13.11.

Figuur 13.11: Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid uitbouwen


1a Borging
1b Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Ontlucht het remsysteem zoals beschreven in paragraaf 13.6.

^ 13.8.3 Wielsensoren uit- en inbouwen


Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Wielsensor 7-9 (0,7-0,9)


Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Voorwielen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder het voorwiel.
- Verwijder de wielkuipbescherming.
- Maak de steker van de wielsensor los, zie figuur 13.12.

Figuur 13.12: Wielsensor (voor) uitbouwen


1 Steker
2 Rubber bescherming
- Maak zo ver als nodig is de rubber bescherming aan de zijkant van de motorruimte
los.
- Maak de kabel van de toerentalsensor los uit de bevestigingen.
- Draai de bout los en verwijder de wielsensor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Achterwielen

- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel


van de accu los.
- Verwijder het achterwiel.
- Verwijder de wielkuipbescherming.
- Maak de steker van de wielsensor onder de achterbank los, zie figuur 13.13.

Figuur 13.13: Wielsensor (achter) uitbouwen

1 Steker

- Maak de kabel voor de toerentalsensor op het achterwiel los uit de bevestigingen.


- Draai de bout los en verwijder de wielsensor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14 Elektrische installatie

In het hoofdstuk "Elektrische installatie" vindt u elektrische schema's van de


toegepaste motormanagementsystemen (allen in dezelfde stijl getekend) en een
overzicht van de zekeringen en relais. Ook opgenomen zijn uit- en
inbouwbeschrijvingen van de startmotor, dynamo en ruitenwissermotor.

^ 14.1 Elektrische schema's


Uitklapschema's

Lettercodes voor het elektrotechnisch werkingsschema van de Alfa 147 2001-

A Achterzijde
AB Airbag 119-C, 122-A
ABS Antiblokkeerremsysteem 140-A
A/C Airconditioning 131-A
AC Accu 8-B
ADU Antidiefstalunit 76-V, 76-T
AI Alarmknipperlichtinstallatie 50-E
AJ Aanjager 130-F, 128-B
ANT Antenne 97-T
AT Automatische transmissie 113-A
ATEL Autotelefoon 107-P
AUL Achteruitrijlicht 50-L, 50-J
AV Achterruitverwarming 95-A
BAK Brandstofafslagklep 179-D, 169-D, 161-D
BC Boordcomputer 30-M, 39-A
BD Brandstofdruk 187-G
BDP Bovenste dode punt 188-I, 178-K, 169-K, 160-J
BF Brandstoffilter 182-B
BK Brandstofklep 174-Q
BO Bobine 173-C t/m 173-E, 164-C t/m 164-E, 155-G
t/m 155-J
BP Brandstofpomp 150-W, 146-W
BRV Bagageruimte vergrendeling 129-T, 76-Y, 76-X, 76-Q
BTP Brandstoftemperatuur 182-C
BV Binnenverlichting 58-C, 58-A
C Condensator
CC Cruisecontrol 121-O
CL Claxon 114-X, 112-X, 114-W
CM Compressor 131-M
CTS Contactslot 4-E
CU Controle-unit
D Diode
DI Diesel
DKV Dashboardkastje verlichting 132-R, 130-R
DL Dimlicht 59-M, 59-G
DRZE Draadzekering
DS Diagnosesteker 35-O
DY Dynamo 15-A
EX Extra
GB Gloeibougies 179-R, 178-R
GHS Gierhoeksensor 143-G
GK Gasklep 182-G, 169-V, 169-M, 161-K
GL Grootlicht 59-K, 59-I
GP Gaspedaal 187-J, 172-J, 163-M
GSP Gordelspanner 125-E, 125-D
HB Headbag 125-I, 125-G
HZE Hoofdzekering
IP Instrumentenpaneel 22-V, 30-A
ISV Inspuitventiel(en) 174-R t/m 174-U, 174-F t/m 174-H, 165-F
t/m 165-H, 156-K t/m 156-M
K Klep
KA Kast
KH Keuzehendel 145-B
KP Koppeling 174-P, 145-L, 152-L, 109-F, 121-V
KPV Kentekenplaatverlichting 59-U, 59-T, 59-S, 59-O, 59-K, 59-I, 49-A
KSP Koplampsproeiers 113-A
KT Koelvloeistoftemperatuur 187-C
KV Koelventilateur 150-T, 148-T
L Links
LA Linksachter
LAS Lambda-sonde 178-H, 178-F, 178-E, 169-H, 169-F, 169-E,
160-G, 160-E
LHM Luchthoeveelheidsmeter 181-H, 163-V, 163-J
LL Leeslamp 129-W, 129-V
LMK Luchtmengklep 134-F
LSE Letselsensor 89-J, 89-D, 64-K, 64-F
LSP Luidspreker 107-B t/m 107-N
LTR Luchttoevoerregeling 134-C
LUV Luchtverdeling 134-I
MAL Mistachterlicht 50-R
MIC Microfoon 97-V
ML Mistlamp (voor) 59-L, 59-H, 49-L
MR Motorregeling 185-A, 176-N, 176-A, 167-Q, 167-A, 158-Q,
158-A
MT Motortemperatuur 179-J, 170-J, 161-H
O Opnemer
OAB Ontsteker airbag 125-L, 125-J, 125-F, 125-C
OD Oliedruk 182-K, 164-T, 161-T, 161-B
OPD Opendak 85-R, 85-O
P Druk (pressure)
PC Portiercontact 51-V, 49-U, 51-T, 49-S
PSE Pingelsensor 155-V, 155-O
PV Portiervergrendeling 76-O, 76-L, 76-C, 76-A
R Rechts
RAD Radio 102-A, 95-I, 93-I
RAW Richtingaanwijzer 59-V t/m 59-Y, 59-R, 59-Q
RE Regen 76-G
REG Regelunit
REL Relais
RL Remlicht 59-S, 59-P, 50-I
RM Raammechanisme (motor) 88-L, 89-H, 88-F, 89-B, 85-B, 66-M, 64-J, 64-
H, 70-B
RP Rempedaal 50-G
RSP Ruitensproeier (pomp) 79-R, 67-Y, 70-X
RWM Ruitenwissermotor 110-I, 112-E, 112-B
S Schakelaar
SA Sigarettenaansteker 112-U
SE Sensor
SM Startmotor 1-A
SPV Spiegelverstelling 66-S, 66-O
SS Stuurschakelaar
STU Stuur
STVW Stoelverwarming 94-F, 94-C
SV Startvergrendeling
T Temperatuur
TC Traction Control 145-Q, 139-R
TEL Telefoon 97-T, 97-P
TT Toerental 187-A, 161-U, 156-N, 145-N
TU Turbo 187-E, 182-F
UGR Uitlaatgasrecirculatie 182-F
UIT Uit
V Voorzijde
VES Verdeelsteker 140-P, 144-K, 138-B, 132-T, 122-T, 122-S,
104-H, 104-C, 95-M, 85-E, 73-I, 73-F, 68-V,
70-U, 66-C, 66-A
VGO Veiligheidsgordel 131-Y
VL Verlichting 58-R, 58-O, 58-J, 58-F
VN Versnelling 145-J, 145-H, 152-I t/m 152-K
VW Verwarming
W Weerstand
WS Wielsensor 142-B t/m 142-F
ZE Zekering
ZO Zoemer 152-G

Draadkleuren voor het elektrotechnisch werkingsschema van de Alfa 147


2001-

1 Zwart
2 Wit
3 Oranje
4 Rood
5 Paars/violet/lila
6 Groen
7 Geel
8 Bruin
9 Blauw
A Grijs
B Violet
C Lichtblauw

N.B.

12 is dan zwart/wit

64 is dan groen/rood

enz.

^ Elektrische Installatie
Elektrisch schema 1

Elektrisch schema 2

Elektrisch schema 3

Elektrisch schema 4
Elektrisch schema 5

Elektrisch schema 6

Elektrisch schema 7

Elektrisch schema 8

Elektrisch schema 9

Elektrisch schema 10

Elektrisch schema 11
^ 14.2 Aandrijfriem nevenaggregaten
De aandrijfriem van de nevenaggregaten mag geen sporen van slijtage (barsten,
rafels, insnijdingen) en droge of verharde delen (waardoor de grip minder wordt)
vertonen. Als de riem niet in goede conditie is, moet deze worden vervangen. Voorkom
dat de riem in contact komt met olie of oplosmiddelen, waardoor het rubber minder
elastisch wordt en de grip wordt beperkt.

^ 14.2.1 Aandrijfriem uit- en inbouwen


(benzinemotoren)
- Zet de auto op een hefbrug, maak de massakabel van de accu los en verwijder het
rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Draai de bouten en de moer los en verwijder de bescherming voor de aandrijfriem
van de hulporganen.
- Verstel de riemspanner met behulp van een sleutel en verwijder de aandrijfriem
voor de hulporganen, zie figuur 14.1.

Figuur 14.1: Aandrijfriem hulporganen uitbouwen (benzinemotoren)


1a Riemspanner
1b Aandrijfriem
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. De veer van de
riemspanner stelt na enige krukasomwentelingen de juiste riemspanning in.

^ 14.2.2 Aandrijfriem uit- en inbouwen


(dieselmotor)
- Zet de auto op een hefbrug, maak de massakabel van de accu los en verwijder het
rechtervoorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verstel de riemspanner met behulp van een sleutel en verwijder de aandrijfriem
voor de hulporganen, zie figuur 14.2.

Figuur 14.2: Aandrijfriem hulporganen uitbouwen (dieselmotor)


1 Riemspanner
2 Aandrijfriem
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. De veer van de
riemspanner stelt na enige krukasomwentelingen de juiste riemspanning in.

^ 14.3 Dynamo

^ 14.3.1 Dynamo uit- en inbouwen


(benzinemotoren)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten dynamo 50 (5,0)

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen zoals beschreven in paragraaf
14.2.1.
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Bouw de onderste verbindingsvork van de schokdemper aan de onderste
wieldraagarm uit, zie hoofdstuk 11.
- Bouw de tussenas uit, zie paragraaf 10.2.
- Maak de steker los van de oliedrukschakelaar.
- Draai de bouten los, maak de kabels los en verwijder de steunbeugel voor het
verstelbare inlaatspruitstuk (alleen bij 2,0 L-uitvoeringen).
- Draai de moeren los en maak de stekers los van de dynamo, zie figuur 14.3.
Figuur 14.3: Dynamo uitbouwen
1 Stekers
2 Bovenste bevestigingsbout
- Draai de bovenste bevestigingsbout van de dynamo los.
- Draai de bouten los en verwijder de achterste dynamosteun, zie figuur 12.8.
- Draai de bout los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw de achterste motor/baksteun uit.
- Draai de onderste bout los en verwijder de dynamo.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.3.2 Dynamo uit- en inbouwen


(dieselmotor)
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten dynamo:
M10 43-53 (4,3-5,3)
M12 60-74 (6,0-7,4)
- Zet de auto op een hefbrug.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen zoals beschreven in paragraaf
14.2.2.
- Draai de onderste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de reactiestang aan de distributiezijde.
- Maak de stekers los die aangegeven staan in figuur 12.9.
- Maak de bevestiging los en maak de steker los van de fasesensor.
- Verwijder de oliepeilstok.
- Draai de bovenste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Maak de kabelbundel los uit de klemmen en verwijder de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw de achterste steun van de dynamo uit, zie figuur 12.10.
- Maak de stekers los van de brandstofvoorverwarming en de
brandstoftemperatuursensor.
- Maak de brandstofleidingen los van het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en verwijder het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en maak de stekers los van de dynamo.
- Draai de onderste bevestigingsbout van de dynamo los en verwijder de dynamo.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.4 Startmotor

^ 14.4.1 Startmotor uit- en inbouwen


(benzinemotoren)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten startmotor 24-30 (2,4-3,0)

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Bouw het voorste gedeelte van het uitlaatsysteem uit.
- Draai de moeren los en verwijder de stekers van de startmotor, zie figuur 14.4.

Figuur 14.4: Startmotor uitbouwen (benzinemotoren)


1a Moeren
1b Stekers
2a Bouten
2b Startmotor
- Draai de bouten los en verwijder de startmotor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
^ 14.4.2 Startmotor uit- en inbouwen
(dieselmotor)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Bevestigingsbouten startmotor 27 (2,7)

- Zet de auto op een hefbrug.


- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de moeren los en verwijder de stekers van de startmotor.
- Draai de bouten los en verwijder de startmotor.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.5 Zekeringen en relais

^ 14.5.1 Zekeringen en relais in het


interieur
De zekeringen van de belangrijkste stroomverbruikers zijn ondergebracht in de
centrale zekeringenkast links van de stuurkolom onder het dashboard. Zie figuur 14.5
voor de zekeringen en relais in het interieur.

Figuur 14.5: Overzicht centrale zekeringenkast


A Borgingen
B Klep
F12 Dimlicht rechts (10 A)
F13 Dimlicht links, koplampverstelling (10 A)
F31 Airconditioning, spoel relais verwarming (7,5 A)
F32 Voeding vanaf contactslot +30, Selespeed versnellingsbak (10 A)
F33 Ruitbediening linksachter (20 A)
F34 Ruitbediening rechtsachter (20 A)
F35 Achteruitrijlicht, bediening cruise control, verlichting bedieningsorganen
klimaatregeling (7,5 A)
F36 Regeleenheid eventuele aanhanger (10 A)
F37 Remlicht, instrumentenpaneel (10 A)
F38 Portiervergrendeling (20 A)
F39 Airconditioning, autoradio, navigatiesysteem, services +30, bewegingssensoren,
diagnosesteker EOBD, inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, regeleenheid
bestuurdersportier, regeleenheid bagageruimte (15 A)
F40 Achterruitverwarming (30 A)
F41 Spiegelverwarming, verwarmde ruitensproeiermonden (7,5 A)
F42 VDC-sensor, stuurhoeksensor, ABS-regeleenheid (7,5 A)
F43 Ruitensproeier voor/achter (30 A)
F44 Aansteker (20 A)
F45 Elektrische stoelverwarming (15 A)
F46 Opendak (15 A)
F47 Voeding regeleenheid bestuurdersportier (20 A)
F48 Voeding regeleenheid passagiersportier (20 A)
F49 Services secundair, verlichting bedieningsorganen (7,5 A)
F50 Airbag-regeleenheid
F51 Selespeed versnellingsbak (7,5 A)
F52 Achterruitenwisser (15 A)
F53 Waarschuwingsknipperlichten, +30 richtingaanwijzers, instrumentenpaneel (10
A)
F60 Achterklepontgrendeling (25 A)
F61 Bose-systeem (15 A)
F62 Bose-systeem (15 A)
F63 Opendak (20 A)

^ 14.5.2 Zekeringen en relais in de


motorruimte
De hoofdzekeringen bevinden zich in de motorruimte. De zekeringen bevinden zich in
een zekeringenkast naast de accu en een zekeringenkast op de pluspool van de accu.
Zie figuur 14.6 voor de zekeringenkast naast de accu enfiguur 14.7 voor de
zekeringenkast op de pluspool van de accu.
Figuur 14.6: Zekeringenkast naast accu
F01 MAXI FUSE Voorgloei-installatie dieselmotor (50 A)
F02 MAXI FUSE Zekeringenkast op dashboard (50 A)
F03 MAXI FUSE Pomp Selespeed-versnellingsbak (30 A)
F04 MAXI FUSE ABS-regeleenheid (50 A)
F05 MAXI FUSE Aanjager (40 A)
F06 MAXI FUSE Elektroventilateur 1e snelheid benzine/dieselmotoren (30 A)
F07 MAXI FUSE Elektroventilateur 2e snelheid benzine/dieselmotoren (30 A)
F08 Hulpverwarming (30 A)
F09 Koplampsproeiers (20 A)
F10 Claxon (15 A)
F11 -
F14 Grootlicht rechts (10 A)
F15 Grootlicht links (10 A)
F16 Elektronische inspuiting (7,5 A)
F17 Services primair (elektronische inspuiting) (7,5 A)
F18 Services secundair (elektronische inspuiting), +30 regeleenheid
motormanagementsysteem (15 A)
F19 Aircocompressor (7,5 A)
F20 Verwarmd brandstoffilter dieselmotor (20 A)
F21 Brandstofpomp, bobines (15 A)
F22 Inspuitventielen benzine/verstuivers dieselmotoren (15 A)
F23 -
F30 Mistlamp (15 A)

Figuur 14.7: Zekeringenkast op de pluspool van de accu


F70 MEGA FUSE Regeleenheid motorruimte benzine/dieselmotoren (125 A)
F71 MAXI FUSE Regeleenheid dashboard (70 A)
F72 MAXI FUSE Hulpverwarming (50 A)
F73 MAXI FUSE Start/contactslot (30 A)

^ 14.6 Ruitenwissermechanisme
^ 14.6.1 Ruitenwissermechanisme
voorzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)

Ruitenwissermotor 10 (1,0)
Wisserarm 20 (2,0)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Thermisch mes 1823015000

- Open de motorkap.
- Kantel de sierdoppen van de ruitenwisserarmen omhoog en draai de moeren los.
- Verwijder de ruitenwisserarmen.
- Verwijder de deksels, draai de bouten los en maak de inwendige borgingen los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1823015000, zie figuur 14.8.

Figuur 14.8: Paraventbekleding uitbouwen


1 Deksels
2 Bouten
3 Borgingen
4a Linker paraventbekleding
4b Rechter paraventbekleding
- Verwijder de linker en vervolgens de rechter paraventbekleding.
- Maak de voedingssteker los, zie figuur 14.9.

Figuur 14.9: Ruitenwissermechanisme voorzijde uitbouwen


1 Steker
2 Bouten
3 Ruitenwissermechanisme
- Draai de bouten los en verwijder het complete ruitenwissermechanisme uit de auto.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.6.2 Ruitenwissermotor
achterzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)

Wisserarm 8 (0,8)

Speciaal gereedschap (Alfa)

Thermisch mes 1823015000

- Kantel de sierdop van de ruitenwisserarm omhoog en draai de moer los.


- Verwijder de ruitenwisserarm.
- Open de achterklep.
- Draai de bevestigingsbouten los en maak het paneel los van de borgingen met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1823015000, zie figuur 14.10.

Figuur 14.10: Paneel uitbouwen


1 Bouten
2a Paneel
2b Borgingen
- Maak de ruitensproeierslang los.
- Maak de voedingssteker los van de ruitenwissermotor, zie figuur 14.11.

Figuur 14.11: Ruitenwissermotor achterzijde uitbouwen


1 Ruitensproeierslang
2 Voedingssteker
3 Bouten
4 Ruitenwissermotor
- Draai de bouten los en verwijder de ruitenwissermotor uit de achterklep.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 14.7 Alfa Romeo Code


Om de bescherming tegen diefstalpogingen te verhogen is de Alfa 147 voorzien van een
elektronisch motorblokkeersysteem dat Alfa Romeo Code wordt genoemd. Dit systeem
wordt automatisch ingeschakeld als de contactsleutel uit het contactslot wordt
verwijderd. De Alfa Romeo Code bestaat uit vijf belangrijke delen (naast de body
computer die als regeleenheid dient):

- C-CAN voor de verbinding met de body computer van de inspuitregeleenheid;


- bidirectionele seriële verbinding voor Recovery (Lijn W);
- twee tot acht elektronische sleutels met een transponder met de geheime code;
- een antenne die de code in de transponder van de sleutel leest;
- de inspuitregeleenheid.

De Alfa Romeo Code staat de regeling van de motorwerking door de


inspuitregeleenheid toe via een gecodificeerde verbinding tussen de body computer en
de inspuitregeleenheid tijdens de fase voor het starten. Bij ingeschakeld contactslot
zendt de inspuitregeleenheid een verzoek om de code naar de body computer, die
alleen antwoord als, via de antenne, een bekende elektronische sleutel in het
contactslot is herkend. Als de geheime code geldig is, dan gaat de inspuitregeleenheid
verder met de gebruikelijke functies van de motorregeling, waardoor de motor kan
worden gestart. De inspuitregeleenheid kan de geheime code alleen met een speciale
procedure opslaan. De werking van de Alfa Romeo Code vindt plaats ook als de andere
functies van de body computer niet juist werken. Nadat een bekende transponder is
herkend, schakelt Alfa Romeo Code een eventueel diefstalalarm uit.

Als de regeleenheid van de Alfa Romeo Code de via de contactsleutel gezonden code
niet herkent (CODE-lampje op het instrumentenpaneel brandt constant), kan een
noodstart worden uitgevoerd met de code die op de CODE-card vermeld staat. Op de
CODE-card zijn twee code's aangegeven, de noodcode (electronic code) en de
mechanical code van de sleutels. Met behulp van de noodcode kan de auto met behulp
van de Alfa-tester (Examiner) worden gestart of (in noodsituaties) met het gaspedaal.
De noodcode wordt ook gebruikt bij de diagnose van het systeem en bij andere
werkzaamheden met de Examiner. Veel van deze werkzaamheden (bijvoorbeeld
'Opslaan van sleutels') zijn uitsluitend uitvoerbaar na het invoeren van deze code.

Met de noodstartprocedure kan de motor worden gestart als er een probleem is met de
CODE-startblokkering (code defect, sleutel onbruikbaar enz.). Met het gaspedaal kan
de noodcode naar de inspuitregeleenheid worden overgebracht via het van de gasklep
afkomstige signaal. Voer hiervoor de volgende werkzaamheden uit:

1 Lees de 5-cijferige electronic code op de CODE-card.


2 Zet de contactsleutel in stand 'MAR', trap het gaspedaal in en houd het ingedrukt.
Het inspuitwaarschuwingslampje gaat circa 8 seconden branden.
3 Laat het gaspedaal los zodra het inspuitwaarschuwingslampje dooft. Als het
gaspedaal wordt losgelaten begint het lampje te knipperen.
4 Trap nadat het lampje net zo vaak geknipperd heeft als het eerste cijfer van de
code op de CODE-card het gaspedaal geheel in en houd het ingedrukt. Het
inspuitwaarschuwingslampje brandt opnieuw 4 seconden en dooft vervolgens om
aan te geven dat het eerste cijfer is ontvangen.
5 Als het lampje dooft, laat dan het gaspedaal los. Het inspuitwaarschuwingslampje
begint opnieuw te knipperen.
6 Trap nadat het lampje net zo vaak geknipperd heeft als het tweede cijfer het
gaspedaal in; het lampje brandt 4 seconden om aan te geven dat het tweede cijfer
is ontvangen.
7 Herhaal deze werkzaamheden voor de andere cijfers van de noodcode.
8 Houd bij het laatste cijfer het gaspedaal ingetrapt. Het
inspuitwaarschuwingslampje gaat 4 seconden branden. Laat het gaspedaal los
zodra het inspuitwaarschuwingslampje is gedoofd.
9 Als het inspuitwaarschuwingslampje ongeveer 4 seconden snel gaat knipperen, is
de procedure op de juiste wijze uitgevoerd.
10 Start de motor door de contactsleutel van de stand 'MAR' in de stand 'AVV',
zonder de sleutel in de stand 'STOP' te plaatsen.
11 Als het inspuitwaarschuwingslampje blijft branden, draai dan de contactsleutel in
de stand 'STOP' en herhaal deze procedure vanaf punt 1. Let op! Bij elke volgende
startpoging van de motor moet deze noodstartprocedure worden herhaald.

^ 15 Carrosserie

In het hoofdstuk "Carrosserie" vindt u de richtmaten van de bodemplaat en de


carrosserie en uit- en inbouwbeschrijvingen van het portierruitmechanisme, het
dashboard en instrumentenpaneel. Daarnaast wordt het airbagsysteem beschreven,
diagnose ervan en het uit- en inbouwen van diverse componenten van het
airbagsysteem.

^ 15.1 Airbagsysteem en
gordelspanners

^ 15.1.1 Algemeen
De Alfa 147 is standaard voorzien van een bestuurders- en passagiersairbag, twee in
de voorstoelen geïntegreerde zij-airbags en twee 'window'-bags (headbags). Zie figuur
15.1 voor de onderdelen van het systeem.

Figuur 15.1: Onderdelen airbagsysteem en gordelspanners


1 Elektronische regeleenheid
2 Airbagmodule passagierszijde
3 Blokkeerschakelaar (sleutelschakelaar) passagiersairbag
4 Gordelspanner passagierszijde
5 Side-airbag passagierszijde
6 Satellietsensor voor flankbotsingen
7 Headbag passagierszijde
8 Headbag bestuurderszijde
9 Side-airbag bestuurderszijde
10 Satellietsensor voor flankbotsingen
11 Gordelspanner bestuurderszijde
12 Airbag-waarschuwingslampje
13 Waarschuwingslampje uitgeschakelde passagiersairbag
14 Airbagmodule bestuurderszijde
15 Spiraalmechanisme (Clock Spring)
16 Diagnosesteker

Bij auto's die met een airbag aan passagierszijde zijn uitgerust, is de rechter voorstoel
voorzien van een sensor die de aanwezigheid van een persoon (of een voorwerp boven
een bepaald gewicht) op deze stoel vaststelt en aan de hand hiervan de airbag in
actieve toestand houdt. Wanneer de sensor constateert dat er gedurende een bepaalde
periode (circa 30 seconden) géén persoon op de rechtervoorstoel aanwezig is, zal de
airbag aan passagierszijde automatisch worden gedeactiveerd. De airbag aan
passagierszijde kan met behulp van de contactsleutel via de airbagschakelaar aan de
rechterzijkant van het dashboard uitgeschakeld worden.

De elektronische regeleenheid bewaakt het hele systeem, waarbij alle componenten


worden gecontroleerd en waardoor zonodig de airbags worden geactiveerd. De
regeleenheid wordt gevoed met de accuspanning (12 V) bij ingeschakeld contactslot.
De regeleenheid kan echter ook nog een fractie van een seconde werken nadat de
voedingsspanning onderbroken is, bijvoorbeeld na een botsing waarbij de accu is
beschadigd. Dit is mogelijk omdat in de regeleenheid een condensator is opgenomen
die wordt opgeladen, zodat de regeleenheid normaal blijft werken en het
ontstekingscommando opgewekt kan worden. De pijl op de sticker op de regeleenheid
moet in de rijrichting van de auto wijzen, zie figuur 15.6. Dit is uiterst belangrijk
omdat de werking van de vertragingssensoren hiervan afhankelijk is.

Het spiraalmechanisme wordt op de stuurkolomschakelaar gemonteerd en zorgt voor


de elektrische verbinding met de airbag in het stuurwiel. Het spiraalmechanisme
bestaat uit een behuizing waaruit twee kabels komen. Eén kabel dient voor de
verbinding met de airbag en de andere voor de verbinding met de claxonschakelaar.
Het spiraalmechanisme voorkomt dat de aansluitkabels van de op het stuurwiel
gemonteerde airbagmodule breken als gevolg van de stuurwielverdraaiing. Het
systeem is gemonteerd op de stuurkolomschakelaar en bestaat uit twee plaatjes,
waarvan de onderste op de stuurkolomschakelaar is bevestigd en de bovenste vast met
het stuurwiel is verbonden. Tussen de twee plaatjes zijn de verbindingskabels van de
module en de claxonschakelaars in een spiraalvorm gewonden, zodat de bewegingen
van het stuurwiel gevolgd kunnen worden. Het spiraalmechanisme blokkeert
automatisch als het stuurwiel wordt losgemaakt. Als het bovenste plaatje niet meer
met het stuurwiel verbonden is, wordt hierdoor voorkomen dat het spiraalmechanisme
op- of afwikkelt, waardoor de bedrading zou kunnen beschadigen. Tijdens de montage
van het stuurwiel wordt de blokkering van het mechanisme automatisch opgeheven.
Let bij het werken aan het spiraalmechanisme op de volgende zaken:

_ Let er bij het uitbouwen/inbouwen van het spiraalmechanisme op dat het


mechanisme in dezelfde stand wordt ingebouwd.
_ Als om welke reden dan ook het bovenste plaatje van het mechanisme is verdraaid
ten opzichte van het onderste plaatje en de stand tijdens het verwijderen niet meer
bekend is, moet het spiraalmechanisme worden vervangen.
_ Het spiraalmechanisme moet worden gemonteerd met de voorwielen in de
rechtuitstand. Dit is de stand waarin het nieuwe onderdeel wordt geleverd. Het
nieuwe mechanisme wordt geblokkeerd met een veiligheidslip. Deze lip moet
worden verwijderd tijdens het monteren van het stuurwiel.

Let op! Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is altijd de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht.

_ Koppel voor werkzaamheden aan het airbagsysteem altijd beide accuklemmen los
en isoleer deze polen zorgvuldig. Zet het contact tevens in de 'STOP'-stand.
_ Wacht na het loskoppelen van de accuklemmen ten minste 10 minuten alvorens
met de werkzaamheden te beginnen.
_ Leg een nieuwe of verwijderde airbag altijd met de beklede zijde naar boven in een
metalen kast die afgesloten kan worden.
_ Werkzaamheden aan het airbagsysteem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
juist opgeleide personen.
_ Neem een airbagmodule nooit uit elkaar.
_ Gebruik nooit onderdelen van het airbagsysteem van een andere auto. Altijd
vervangen door nieuwe onderdelen.
_ De elektronische regeleenheid moet altijd worden vervangen na een ongeval
waarbij de airbags zijn ingeschakeld.
_ Gebruik bij het werken aan airbagsystemen een beschermende bril en
handschoenen.
_ Controleer na het uitvoeren van werkzaamheden aan het airbagsysteem de werking
ervan met behulp van de Alfa-tester (Examiner).
_ Controleer als het airbagsysteem is geactiveerd, gedeeltelijk geactiveerd of niet
geactiveerd is de volgende componenten: stuurkolom, stuurkolomsteunen, kabels en
stekerverbindingen, deel waaraan de regeleenheid en de modules zijn bevestigd,
spiraalmechanisme dashboard.
_ Let op! De bedrading van het airbag- en gordelspannersysteem is in de kleur geel
uitgevoerd.
_ Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 85 °C wordt geplaatst.
^ 15.1.2 Bestuurdersairbag uit- en
inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Draai de bevestigingsbouten van de airbag aan de achterzijde van het stuurwiel los.
_ Verplaats de airbagmodule en maak met behulp van een schroevendraaier de
veiligheidsborging los, zie figuur 15.2.

Figuur 15.2: Bestuurdersairbag uitbouwen


1 Airbagmodule
2 Veiligheidsborging
3 Steker
_ Maak de steker los.
_ Berg de airbag na uitbouwen op met de beklede zijde naar boven gekeerd.
_ Inbouwen van de bestuurdersairbag gebeurt in omgekeerde volgorde van
uitbouwen. Let hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe airbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Verwijder het verwijderbare gedeelte van de sticker op de nieuwe module
en bewaar dit samen met de gegevens van de auto (model, kenteken,
chassisnummer) en het serienummer van de oude module in een dossier. Bij de
nieuwe module wordt een nieuwe sticker geleverd die op de sticker moet worden
geplakt die reeds in de auto aanwezig is. Perforeer de sticker bij de maand die
precies 10 jaar na de montagedatum van de module ligt.
_ Zet de bouten vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.3 Spiraalmechanisme uit- en


inbouwen
Uitbouwen
_ Zet de voorwielen exact in de rechtuitstand.
_ Bouw de bestuurdersairbag uit zoals beschreven in paragraaf 15.1.2.
_ Bouw het stuurwiel uit zoals beschreven in paragraaf 12.2.
_ Bouw de onderste en bovenste stuurkolomkap uit.
_ Neem de steker los die aangegeven staat in figuur 15.3.

Figuur 15.3: Spiraalmechanisme uitbouwen


1 Schroeven
2 Steker
3 Spiraalmechanisme

_ Draai de schroeven los en verwijder het spiraalmechanisme. Let op! Het


spiraalmechanisme is voorzien van een veiligheidsblokkering die automatisch inklikt
als het stuurwiel is verwijderd. Voorkom iedere verdraaiing. Als om een willekeurige
reden de bovenste plaat van het spiraalmechanisme ten opzichte van de onderste
verdraait en de oorspronkelijke stand niet kan worden herleid, moet het
spiraalmechanisme absoluut vervangen worden.

Inbouwen

_ Controleer of de voorwielen exact in de rechtuitstand staan. Dit is belangrijk omdat


het spiraalmechanisme in deze positie moet worden ingebouwd.
_ Plaats het spiraalmechanisme in de zitting en draai de bijbehorende schroeven
vast.
_ Verwijder (bij een nieuw spiraalmechanisme) de veiligheidslip.
_ Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Controleer na de
werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de Alfa-tester
(Examiner).

^ 15.1.4 Passagiersairbag uit- en


inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Bouw de klep van het dashboardkastje uit.
_ Draai de bevestigingsbouten van het dashboardkastje los, maak de stekers los en
verwijder het dashboardkastje.
_ Verwijder de afdekking uit het dashboard door de beveiligingspennen te breken en
de bovenste borgingen los te maken, zie figuur 15.4.
Figuur 15.4: Airbag passagierszijde uitbouwen
1a Beveiligingspennen
1b Borgingen
2 Bouten
3 Afdekking
_ Draai in het dashboardkastje de bevestigingsbouten van de band van het deksel los
en verwijder de afdekking.
_ Draai de bevestigingsmoeren van de airbagmodule los.
_ Verplaats de airbagmodule iets en maak met behulp van een schroevendraaier de
veiligheidsborging van de steker los, zie figuur 15.5.

Figuur 15.5: Airbagmodule uitbouwen


1 Veiligheidsborging
2 Steker
3 Airbagmodule
_ Verwijder de airbagmodule uit het dashboard.
_ Berg de airbag na uitbouwen met de beklede zijde naar boven gekeerd op.
_ Inbouwen van de passagiersairbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Let hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe airbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Verwijder het verwijderbare gedeelte van de sticker op de nieuwe module
en bewaar dit samen met de gegevens van de auto (model, kenteken,
chassisnummer) en het serienummer van de oude module in een dossier. Bij de
nieuwe module wordt een nieuwe sticker geleverd die op de sticker moet worden
geplakt die reeds in de auto aanwezig is. Perforeer de sticker bij de maand die
precies 10 jaar na de montagedatum van de module ligt.
_ Zet de bouten vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.5 Airbagregeleenheid uit- en


inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Schuif de rechter voorstoel volledig naar achteren, maak de borgdoppen los en
verwijder het rechter zijpaneel uit de middenconsole.
_ Maak de stekers los die aangegeven staan in figuur 15.6.
_ Draai de bouten los en verwijder de airbagregeleenheid.

Figuur 15.6: Airbagregeleenheid uitbouwen


1a Steker
1b Steker
2 Bouten
3 Regeleenheid
_ Inbouwen van de passagiersairbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Let hierbij op de volgende punten:
_ Stoot of schud de regeleenheid niet.
_ Sluit de stekers nooit op de regeleenheid aan voordat deze op de juiste wijze is
bevestigd.
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Bij vervanging van de regeleenheid moet het verwijderbare gedeelte van de sticker
op de nieuwe regeleenheid worden verwijderd en samen met de gegevens van de
auto (model, kenteken, chassisnummer) en het serienummer van de oude
regeleenheid in een dossier worden bewaard.
_ Plaats de regeleenheid en controleer of de pijl op de bovenzijde van de regeleenheid
in de rijrichting wijst.
_ Zet de bouten vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.6 Zij-airbag uit- en inbouwen


_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekers los en verwijder de voorstoel.
_ Verwijder de lendesteunverstelling van de voorstoel.
_ Verwijder de rugleuningbekleding van de voorstoel.
_ Draai de bevestigingsmoeren van de airbagmodule aan het stoelframe los, zie
figuur 15.7.

Figuur 15.7: Zij-airbag uitbouwen


1 Moeren
2 Airbagmodule
3a Beveiligingsborging
3b Borging
3c Steker
_ Plaats de beveiligingsborging omhoog en maak de steker los.
_ Berg de airbagmodule na uitbouwen op met het deksel naar boven gekeerd.
_ Inbouwen van de zij-airbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let
hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe airbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Plaats een kopie van de sticker in een dossier, waarin ook de gegevens van
de auto (model, kenteken, chassisnummer) en het serienummer van de oude module
is opgenomen. Breng het verwijderbare deel van de sticker aan op de onderzijde van
de stoel, waarop reeds de stickers van de stoel, de rugleuningbekleding en de
airbagkabel zijn aangebracht.
_ Door de kracht van een eventuele botsing kan het stoelframe zijn vervormd.
Controleer visueel of het stoelframe geen vervormingen of scheuren vertoont.
_ Zet de bouten van de airbagmodule vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.7 Headbag uit- en inbouwen


_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Bouw de hemelbekleding uit.
_ Maak de steker los, zie figuur 15.8.

Figuur 15.8: Headbag uitbouwen


1 Steker
2 Bouten
3 Oprolautomaat
_ Draai de bevestigingsbouten van de achterste buis los.
_ Verplaats de oprolautomaat van de veiligheidsgordel achter.
_ Draai de overige bevestigingsbouten van de headbag los en verwijder de headbag.
_ Inbouwen van de headbag gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen. Let
hierbij op de volgende punten:
_ Controleer of de accu nog is losgekoppeld.
_ Als een nieuwe headbagmodule wordt gemonteerd, plaats dan de bijbehorende
sticker. Verwijder het verwijderbare gedeelte van de sticker op de nieuwe module
en bewaar dit samen met de gegevens van de auto (model, kenteken,
chassisnummer) en het serienummer van de oude module in een dossier. Bij de
nieuwe module wordt een sticker geleverd die op de sticker moet worden geplakt
die reeds in de auto aanwezig is. Perforeer de sticker bij de maand die precies 10
jaar na de montagedatum van de module ligt.
_ Zet de bouten van de headbagmodule vast met een aanhaalmoment van 8 Nm.
_ Zet de bout van de oprolautomaat van de veiligheidsgordel vast met een
aanhaalmoment van 40 Nm.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester (Examiner).

^ 15.1.8 Storingsdiagnose
Tijdens het rijden met de auto voert de regeleenheid doorlopend een zelfdiagnose van
het systeem uit en worden eventuele storingen opgeslagen. Als een storing wordt
gevonden gaat het waarschuwingslampje voor storingen in het airbagsysteem
(stuknummer 12 in figuur 15.1) op het instrumentenpaneel branden. Na het starten
gaat het waarschuwingslampje ongeveer 4 seconden branden (testfase) en dooft
vervolgens. Als het lampje niet gaat branden of niet dooft na 4 seconden, dan is een
storing gevonden in het airbagsysteem. Ook het inschakelen van het systeem als
gevolg van een botsing boven een bepaalde drempelwaarde wordt door de regeleenheid
opgeslagen. Met behulp van de Alfa-tester kan het geheugen van de regeleenheid
worden uitgelezen en gewist (nadat de storing is verholpen). Let op! Na een botsing
waarbij het systeem is ingeschakeld kan het geheugen van de regeleenheid niet meer
gewist worden. In dat geval moet de regeleenheid worden vervangen.

^ 15.1.9 Pyrotechnische gordelspanner


uit- en inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de 'STOP'-stand en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Verwijder de bekleding van de portierdorpel en vervolgens die van de middenstijl.
_ Verwijder de zitting van de achterbank.
_ Maak de sierlijst los, draai de moer los (bij inbouwen vastzetten met 40 Nm) en
maak de gordel los van de middenstijl
_ Draai de moer los, maak de pen los en verwijder de veiligheidsgordel, zie figuur
15.9.

Figuur 15.9: Gordelspanner uitbouwen


1 Moer
2 Bout
3 Steker
4 Bout (40 Nm)
5 Veiligheidsgordel met gordelspanner
_ Maak de steker los van de gordelspanner.
_ Draai de onderste bevestigingsbout los en verwijder de veiligheidsgordel met de
gordelspanner.
_ Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
_ Sluit de accu pas weer aan als alle werkzaamheden voltooid zijn.
_ Controleer na de werkzaamheden de werking van het systeem met behulp van de
Alfa-tester.

^ 15.2 Dashboard en
instrumentenpaneel uit- en inbouwen
Dashboard uit- en inbouwen

_ Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en maak de massakabel van de accu los.


_ Schuif de voorstoelen volledig naar achteren, maak de borgdoppen los en verwijder
de zijpanelen uit de middenconsole.
_ Verwijder de hoes van de handremhendel en de versnellingspook.
_ Maak de steker los, zie figuur 15.10.

Figuur 15.10: Middenconsole uitbouwen


1 Steker
2 Dopjes
3 Bouten van armsteun
4 Bouten van middenconsole
5 Middenconsole
_ Verwijder de dopjes en de bevestigingsbouten en verwijder de middenconsole
compleet met de armsteun.
_ Plaats de gereedschappen voor het verwijderen van de autoradio, zie figuur 15.11.

Figuur 15.11: Autoradio uitbouwen

1 Gereedschappen

_ Maak de stekers los en verwijder de autoradio.


_ Maak de borgingen via de sleufgaten aan de bovenzijde los en verwijder de cassette-
unit op het dashboard.
_ Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekers los en verwijder de regeleenheid
met draaiknoppen en toetsen voor de klimaatregeling.
_ Open het rechter voorportier en bouw de schakelaar voor uitschakeling van de
airbag aan de passagierszijde uit.
_ Verwijder aan de linkerzijde van het dashboard het afdekklepje voor de
zekeringenkast.
_ Bouw de bestuurdersairbag uit, zoals beschreven in paragraaf 15.1.2.
_ Zet het stuurwiel in de rechtuitstand.
_ Maak de steker van de claxon los, draai de moer los en verwijder het stuurwiel.
_ Bouw het spiraalmechanisme uit zoals beschreven in paragraaf 15.1.3.
_ Zet het stuurwiel in de laagste stand en tot tegen de aanslag naar achteren.
_ Draai de bouten los en verplaats het instrumentenpaneel naar voren, zie figuur
15.12.

Figuur 15.12: Instrumentenpaneel uitbouwen

1 Bouten

_ Maak de stekers los en verwijder het instrumentenpaneel.


_ Verwijder de borgingen (aan de zijde van het luchtrooster) van het
schakelaarpaneel voor de bediening van de koplampverstelling.
_ Maak de steker los en verwijder het schakelaarpaneel.
_ Maak de zonnesensor (midden op dashboard) los uit de borgingen, maak de steker
los en verwijder de sensor.
_ Maak de borgingen los en verwijder de uitstroomopening, zie figuur 15.13.

Figuur 15.13: Uitstroomopening voor ontwaseming voorruit uitbouwen


1 Borgingen
2 Uitstroomopening
_ Bouw de passagiersairbag uit zoals beschreven in paragraaf 15.1.4.
_ Draai rechts onder het dashboard de bevestigingsmoeren los en verwijder het
paneel.
_ Draai de bevestigingsbouten van de dashboardbekleding los, zie figuur 15.14.
_ Verwijder de antenne voor de Alfa Romeo Code van het start/contactslot.

Figuur 15.14: Dashboard uitbouwen


1 Bouten
2 Antenne voor Alfa Romeo Code
3 Dashboard
_ Verwijder het dashboard uit de auto met behulp van een tweede persoon.
_ Inbouwen van het dashboard gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

^ 15.3 Portieren

^ 15.3.1 Voorportier
Zie figuur 15.15 voor het voorportier in onderdelen.

Figuur 15.15: Voorportier in onderdelen


1 Portierframe
2 Buitenste waterkering
3 Buitenspiegel
4 Buitenspiegel
5 Stelmotor
6 Kap in carrosseriekleur
7 Hoekbekleding
8 Portiervanger
9 Luidspreker voor
10 Geleidegoot van zakruit
11 Ruit
12 Ruitrubber met antiletselsensor
13 Voorste ruitgeleider
14 Achterste ruitgeleider
15 Ruitmechanisme
16 Sierlijst van binnenhandgreep
17 Tweeter voor
18 Toetsen van ruitbediening en regeleenheid
19 Portierpaneel
20 Dorpelverlichting
21 Anticondensfolie
22 Onderste rubber
23 Antikraakpaneel
24 Binnenontgrendeling
25 Trekstang van binnenontgrendeling
26 Portierslot
27 Verbindingsstang handgreep/slot
28 Verbindingsstang slotcilinder/slot
29 Buitenhandgreep
30 Slotcilinder van portierslot
31 Portierstijlbekleding

^ 15.3.2 Achterportier
Zie figuur 15.16 voor het achterportier in onderdelen.

Figuur 15.16: Achterportier in onderdelen


1 Portierframe
2 Stijlbekleding
3 Binnenontgrendeling
4 Portiervanger
5 Luidspreker achter
6 Portierstijlbekleding
7 Ruitrubber
8 Voorste ruitgeleider
9 Ruitmechanisme
10 Ruit
11 Achterste ruitgeleider
12 Tweeter achter
13 Sierlijst van binnenhandgreep
14 Toets voor ruitbediening
15 Asbak
16 Portierbekleding
17 Anticondensfolie
18 Onderste rubber
19 Kabelbundel
20 Antikraakpaneel
21 Trekstang van binnenontgrendeling
22 Portierslot
23 Verbindingsstang handgreep/slot
24 Buitenhandgreep

^ 15.3.3 Achterklep
Zie figuur 15.17 voor het achterklep in onderdelen.

Figuur 15.17: Achterklep in onderdelen


1 Achterklep
2 Achterklepslot
3 Ruitenwissermotor
4 Wisserarm
5 Telescoopsteun
6 Achterklepscharnier
7 Onderste bekleding
8 Zij/bovenste bekleding
9 Derde remlicht
10 Binnenste achterlichtunit

^ 15.4 Richtmaten
Zie figuur 15.18 tot en metfiguur 15.25 voor de richtmaten van de carrosserie. Alle
waarden zijn aangegeven in mm, met een tolerantie van 2 mm.

Figuur 15.18: Controleschema van de bodemplaat

De diagonale maten B-F/C-E of A-E/B-D moeten gelijk zijn


Figuur 15.19: Richtmaten bodemplaat

Figuur 15.20: Richtmaten voorruitsponning

Figuur 15.21: Richtmaten achterklepsponning

Figuur 15.22: Richtmaten ruimte tussen middenstijlen

Figuur 15.23: Richtmaten portiersponning 3-deursuitvoering

Figuur 15.24: Richtmaten voorportiersponning 5-deursuitvoering

Figuur 15.25: Richtmaten achterportiersponning

^ 16 Periodiek onderhoud

In het hoofdstuk "Onderhoud" zijn de onderhoudschema's opgenomen en, indien van


toepassing, terugstellen van de service-intervalindicatie.

^ 16.1 Frequent voorkomende


controles
Om een optimale bedrijfszekerheid van de auto te kunnen waarborgen, verdient het
aanbeveling enige onderdelen die aan meer slijtage onderhevig zijn op geregelde tijden
te controleren.

- Controleer iedere 1000 km of voor aanvang van een lange rit de conditie en
spanning van de banden (ook het reservewiel), controleer het koelvloeistofniveau,
het niveau van de stuurbekrachtigingsvloeistof, het rem/koppelingsvloeistofniveau
en het niveau van de ruitensproeiervloeistof en vul zonodig bij.
- Controleer iedere 3000 km of voor de aanvang van een lange rit het peil van de
motorolie en vul zonodig bij.
- Het verdient aanbeveling om aan het begin van de winter de conditie van de accu te
controleren.
^ 16.2 Geprogrammeerd onderhoud

^ 16.2.1 Werkzaamheden na 20.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel, enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen, enz.).
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.2 Werkzaamheden na 40.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.)
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.3 Werkzaamheden na 60.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer de conditie van de distributieriem.
- Vervang de distributieriem en verstelbare veerspanner bij de T.Spark 16V-motoren
(of elke 3 jaar).
- Vervang de bougies bij de 1.6 T.Spark 16V-motoren met 105 pk.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).
- Ververs de remvloeistof (of elke 2 jaar).

^ 16.2.4 Werkzaamheden na 80.000 km


- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen, enz.).
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Controleer het benzinedampopvangsysteem (bij benzinemotoren).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het olieniveau in de handgeschakelde versnellingsbak en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.5 Werkzaamheden na 100.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Vervang de bougies bij 2.0 T.Spark 16V-motoren en de 1.6 T.Spark 16V-motoren
met 120 pk.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.6 Werkzaamheden na 120.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Vervang de distributieriem en verstelbare veerspanner (of elke 3 jaar).
- Vervang de getande aandrijfriem voor de balansassen (2.0 T.Spark-uitvoeringen).
- Vervang de Poly-V-aandrijfriem.
- Vervang de bougies bij de 1.6 T.Spark 16V-motoren met 105 pk.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).
- Ververs de remvloeistof (of elke 2 jaar).

^ 16.2.7 Werkzaamheden na 140.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.8 Werkzaamheden na 160.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.).
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de achterzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.)
- Controleer de conditie van de diverse aandrijfriemen.
- Controleer de klepspeling en stel deze indien nodig af (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de slag van de handrem en stel deze indien nodig af.
- Controleer de uitlaatgasemissie/roetuitstoot (JTD-uitvoeringen).
- Controleer het benzinedampopvangsysteem (bij benzinemotoren).
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Vervang het luchtfilter (benzine-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer het motormanagementsysteem met behulp van de diagnosesteker.
- Controleer het olieniveau in de handgeschakelde versnellingsbak en vul zonodig bij.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).

^ 16.2.9 Werkzaamheden na 180.000


km
- Controleer de conditie, slijtage en spanning van de banden.
- Controleer de werking van de verlichting (koplampen/achterlichten,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte-, interieur-,
dashboardkastjeverlichting en lampjes op instrumentenpaneel enz.)
- Controleer de werking van de ruitenwissers/sproeiers voor en achter, stel indien
nodig de sproeiers af.
- Controleer de stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor en achter.
- Controleer de conditie en slijtage van de remblokken aan de voorzijde.
- Controleer de buitenzijde van de carrosserie en de bodemplaatbescherming.
- Controleer de conditie van de uitlaat.
- Controleer de conditie van de brandstof- en remleidingen.
- Controleer de conditie van de rubber delen (hoezen, balgen en bussen enz.)
- Vervang het brandstoffilter en het luchtfilter (JTD-uitvoeringen).
- Controleer de vloeistofniveaus (koelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers,
stuurbekrachtiging, accu enz.) en vul zonodig bij.
- Controleer de conditie van de distributieriem.
- Vervang de distributieriem en verstelbare veerspanner bij de T.Spark 16V-motoren
(of elke 3 jaar).
- Vervang de bougies bij de 1.6 T.Spark 16V-motoren met 105 pk.
- Controleer het oliepeil van de automatische Selespeed-versnellingsbak en vul
zonodig bij (Selespeed-uitvoeringen).
- Vervang het antipollenfilter (of jaarlijks).
- Ververs de motorolie en vervang het oliefilter (of jaarlijks).
- Ververs de remvloeistof (of elke 2 jaar).
^ 17 Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Let op! Zie ook de diverse figuren waarin aanhaalmomenten vermeld zijn.

In het hoofdstuk "Aanhaalmomenten" vindt u een overzicht van alle opgenomen


aanhaalmomenten uit de overige hoofdstukken.

^ 17.1 1,6 L-16V-benzinemotoren


Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)
Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)

Nokkenasriemwiel:

inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)


uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)

Bougies:

M14 23-28 (2,3-2,8)


M10 10-13 (1,0-1,3)

Cilinderkopbouten:

fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 17-21 (1,7-2,1)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)

Drijfstanglagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +60° verderdraaien

Hoofdlagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +100° verderdraaien
Vliegwiel 144-176 (14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231 (20,9-23,1)
Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)

Carterpan:

M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)

^ 17.2 2,0 L-16V-benzinemotor


Bevestigingsmoer distributieriemspanner 23-28 (2,3-2,8)
Bevestigingsmoer balansassenriemspanner 8-10 (0,8-1,0)

Nokkenasriemwiel:

inlaatzijde 8-10 (0,8-1,0)


uitlaatzijde 108-132 (10,8-13,2)
Nokkenaslagerkappen 14-17 (1,4-1,7)
Kleppendeksel 8-10 (0,8-1,0)
Vaste riemspanner voor hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Krukaspoelie 23-28 (2,3-2,8)

Bougies:

M14 23-28 (2,3-2,8)


M10 10-13 (1,0-1,3)

Cilinderkopbouten:

fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)

Drijfstanglagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +60° verderdraaien

Hoofdlagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +100° verderdraaien
Vliegwiel 144-176 (14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231 (20,9-23,1)
Deksels balansassen 8-10 (0,8-1,0)
Balansasriemwiel 45-55 (4,5-5,5)
Olieaftapplug 18-22 (1,8-2,2)

Carterpan:

M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Vaste riemspanner hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Verstelbare riemspanner hulporganen 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)

^ 17.3 1,9 L-dieselmotor


Kleppendeksel 10 (1,0)
Krukaspoelie 25 (2,5)
Distributieriemspanner 25 (2,5)

Cilinderkopbouten:

fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)
Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)
Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 21-26 (2,1-2,6)
Koelvloeistoftemperatuursensor 20 (2,0)
Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)
Fasesensor 8-10 (0,8-1,0)

Wartels brandstofleidingen:

aan brandstofverdeelbuis 26-32 (2,6-3,2)


aan verstuivers 19-23 (1,9-2,3)
Nokkenaslagerkappen 13-16 (1,3-1,6)
Verstuiver 26-32 (2,6-3,2)
Gloeibougie 13-16 (1,3-1,6)
Onderdrukpomp rembekrachtiger 21-26 (2,1-2,6)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)

Achterste motorsteun:

M12 68-83 (6,8-8,3)


M16 108-132 (10,8-13,2)
M8 27-34 (2,7-3,4)

Versteviging achterste motorsteun:

M12 79-97 (7,9-9,7)


M10 45-55 (4,5-5,5)
Reactiestang (distributiezijde) 45-51 (4,5-5,1)
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Steunen aircoleidingen 9-12 (0,9-1,2)
Leidingen op aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)

Hoofdlagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +100° verderdraaien

Drijfstanglagerkappen:

fase 1 24-26 (2,4-2,6)


fase 2 +60° verderdraaien
Vliegwielbouten 144-176 (14,4-17,6)
Centrale krukasriemwielbout 323-357 (32,3-35,7)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Oliedruksensor 27-33 (2,7-3,3)
Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)

Carterpan:

M6 7-9 (0,7-0,9)
M8 21-26 (2,1-2,6)
Stuurbekrachtigingspompþ en dynamosteun:

M8 25 (2,5)
M10 50 (5,0)

Motorsteun distributiezijde:

M12 42-52 (4,2-5,2)


M10 42-52 (4,2-5,2)
Oliekoeler op oliepompdeksel 60 (6,0)
Stuurbekrachtigingspomp in zitting 19-23 (1,9-2,3)
Poelie stuurbekrachtigingspomp 6-8 (0,6-0,8)
Verstelbare distributieriemspanner 42-52 (4,2-5,2)
Bevestigingssteun brandstoffilter 24 (2,4)
Inspuitpompriemwiel 42-52 (4,2-5,2)
Moeren dieselinspuitpomp 26-32 (2,6-3,2)
Wartelmoeren brandstofleiding (M14) 22 (2,2)
Bevestigingsmoer verstuiver 26-32 (2,6-3,2)

^ 17.4 Overige aanhaalmomenten


Koppeling (handgeschakelde modellen)

Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)


Koppelingshoofdcilinder 18-24 (1,8-2,4)
Koppelingswerkcilinder 10 (1,0)

Koppeling (Selespeed-modellen)

Bedieningsas aan hydraulische unit 27-33 (2,7-3,3)


Plug kiesmechanisme 13-17 (1,3-1,7)
Plug bovenzijde bedieningsas 50-60 (5,0-6,0)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M6) 13-17 (1,3-1,7)
Hydraulische unit aan versnellingsbak (M8) 13-17 (1,3-1,7)
Contramoer drukstift koppelingbediening 5-7 (0,5-0,7)
Bevestigingsbouten drukgroep 25-31 (2,5-3,1)

Versnellingsbak (C.510.5)
Vulplug/aftapplug 29-43 (2,9-4,3)
Kroonwiel 79-97 (7,9-9,7)
Selectiehefboom 23-28 (2,3-2,8)
Schakelvork 1e/2e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Schakelvork 3e/4e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Steunbeugel voor schakelvork van achteruit 9-11 (0,9-1,1)
As van achteruit 31-37 (3,1-3,7)
Opsluitplaat achterste lagers 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakassen 106-130 (10,6-13,0)
Schakelvork 5e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Achterdeksel 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakhuis (M8) 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbak aan cilinderblok (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Versnellingsbak aan carterpan (M10) 50-60 (5,0-6,0)

Versnellingsbak (C.530.5)

Aftapplug 16-26 (1,6-2,6)


Kroonwiel 81-99 (8,1-9,9)
Bout schakelstang 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)
Bout schakelvork 5e-versnelling (M8) 21-26 (2,1-2,6)
Bouten versnellingsbakhuis (M9) 29-36 (2,9-3,6)
Bout achteruitas (M10) 43-53 (4,3-5,3)

Differentieelhuis aan versnellingsbakhuis:

M10-bouten 43-53 (4,3-5,3)


M8-bouten 21-26 (2,1-2,6)

Versnellingsbak aan carterpan:

M12-bouten 80 (8,0)
M10-bouten 55 (5,5)
M12-moeren 80 (8,0)

Voorwielophanging en aandrijfassen

Bovenste wieldraagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)

Onderste verbindingsvork:
aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
aan onderste wieldraagarm 108-132 (10,8-13,2)
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)

Naafmoer (M24):

fase 1 67-74 (6,7-7,4)


fase 2 +62° verderdraaien
Stabilisatorstang aan subframe 36-44 (3,6-4,4)
Spoorstangkogelmoer 45-55 (4,5-5,5)
Bovenste bevestigingsmoeren veerpoot 42-52 (4,2-5,2)
Fuseekogelmoer 86-95 (8,6-9,5)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Toerentalsensor van ABS 7-9 (0,7-0,9)
Remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
Bevestigingsbouten voorwiellager 76-84 (7,6-8,4)
Bevestigingsbouten onderste wieldraagarm (M10) 71-79 (7,1-7,9)
Bevestigingsmoeren bovenste wieldraagarm 42-52 (4,2-5,2)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Achterwielophanging

Bovenste bevestigingsmoer veerpoot 73-77 (7,3-7,7)


Onderste bevestigingsbouten veerpoot 111-135 (11,1-13,5)
Stabilisatorstanggewricht aan schokdemper 41-50 (4,1-5,0)
Subframe aan carrosserie 58-72 (5,8-7,2)
Naafmoer (M24) 304-336 (30,4-33,6)
Wieldraagarmen aan subframe (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Langsarm aan carrosserie (M10) 59-72 (5,9-7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)

Stuurinrichting

Stuurwielmoer 50 (5,0)
Bevestigingsbouten stuurhuis (M14) 117-143 (11,7-14,3)
Banjobout toevoerleiding (M14) 36-44 (3,6-4,4)
Banjobout retouraansluiting (M12) 27-33 (2,7-3,3)
Spoorstangkogelmoer 32-39 (3,2-3,9)
Contramoeren spoorstangeinden 45-55 (4,5-5,5)
Stuuras aan rondselas 25 (2,5)
Stuurbekrachtigingspomp 19-25 (1,9-2,5)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (benzine) 36-44 (3,6-4,4)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (diesel) 50 (5,0)
Riemwiel stuurbekrachtigingspomp 25 (2,5)

Remsysteem

Rembekrachtiger aan pedaalsteun 21-29 (2,1-2,9)


Wartelmoer remleiding 13-15 (1,3-1,5)
Onderdrukpomp (dieselmodellen) 21-26 (2,1-2,6)
Bevestigingsbouten remklauw (voor, M12) 117 (11,7)
Bevestigingsbouten remklauwhouder (voor, M12) 111-123 (11,1-12,3)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Wartelmoer remslang 13-15 (1,3-1,5)
Bevestigingsbouten remklauw (achter, M10) 48-52 (4,8-5,2)
Bevestigingsbouten remklauwhouder (achter, M10) 45-55 (4,5-5,5)
Wielsensor 7-9 (0,7-0,9)

Elektrische installatie

Bevestigingsbouten dynamo (benzinemodellen) 50 (5,0)

Bevestigingsbouten dynamo (dieselmodellen):

M10 43-53 (4,3-5,3)


M12 60-74 (6,0-7,4)
Bevestigingsbouten startmotor (benzinemodellen) 24-30 (2,4-3,0)
Bevestigingsbouten startmotor (dieselmodellen) 27 (2,7)
Ruitenwissermotor 10 (1,0)
Wisserarm (voor) 20 (2,0)
Wisserarm (achter) 8 (0,8)
^ 18 Revisiematen
Voor zover niet anders vermeld, worden alle revisiematen in millimeters gegeven.

In het hoofdstuk "Revisiematen" vindt u per beschreven motor een overzicht van de
revisiematen. Behandeld worden ondermeer de cilinderkop, de in- en uitlaatklep, de
nokkenas, de zuiger en cilinder, de zuigerveren, de krukas en drijfstang, de oliepomp
en het vliegwiel.

^ 18.1 Revisiematen benzinemotoren


Cilinderkop

Diameter nokkenaslagerboringen 26,045-26,070


Klepstoterboring 33,000-33,025
Diameter klepzittingen
inlaat 35,135-35,150
uitlaat 29,142-29,157
Klepzittinghoek (onderaan) 90° ±10'
Klepzittingbreedte
inlaat 0,8
uitlaat 1,0
Vlakheidstolerantie maximaal 0,1
Minimale hoogte verbrandingskamer 12,8-13,2

Klepgeleiders

Binnendiameter 7,022-7,040
Buitendiameter 13,010-13,030
overmaat buitendiameter 0,20

Kleppen

Klepsteeldiameter
inlaat 6,975-6,990
uitlaat 6,960-6,975

Klepveren

Vrije hoogte
buitenste klepveer 46
binnenste klepveer 39
Lengte binnenste klepveer
bij 96-106 N 29,5
bij 201-221 N 20
Lengte buitenste klepveer
bij 271-294 N 34
bij 485-524 N 24,5

Nokkenas

Diameter lagertappen 26,000-26,015


Noklichthoogte (inlaat) 9,5
Noklichthoogte (uitlaat) 9,5
Lagerspeling (axiaal) 0,10-0,23

Klepstoterbussen

Klepstoterdiameter 32,959-32,975
Klepstelwijze hydraulisch

Cilinderblok

Diameter cilinderboringen (1.6-16V)


klasse A 82,000-82,010
klasse B 82,010-82,020
klasse C 82,020-82,030
Diameter cilinderboringen (2.0-16V)
klasse A 83,000-83,010
klasse B 83,010-83,020
klasse C 83,020-83,030
Diameter hoofdlagerboringen 56,705-56,718
Coniciteit cilinderboring minder dan 0,010
Onrondheid cilinderboring minder dan 0,005
Vervorming pasvlak cilinderkop minder dan 0,1
Overmaat cilinders 0,1

Zuigers

Afstand vanaf onderzijde zuiger 12,5


voor meten van zuigerdiameter
Zuigerdiameter (1.6-16V)
klasse A 81,952-81,962
klasse B 81,960-81,970
klasse C 81,968-81,978
Zuigerdiameter (2.0-16V)
klasse A 82,952-82,962
klasse B 82,959-82,971
klasse C 82,969-82,978
Massaverschil tussen zuigers ±5 gram
Diameter zuigerpen 19,996-20,000
Hoogtespeling zuigerveren in groeven
boven 0,030-0,070
midden 0,020-0,055
onder 0,020-0,055
Zuigerslotspeling in cilinder
boven 0,25-0,50
midden 0,30-0,50
onder 0,25-0,45

Drijfstangen

Boringdiameter drijfstangvoet
1.6-16V 51,354-51,366
2.0-16V 53,897-53,909
Boringdiameter drijfstangkop 20,006-20,012
Massaverschil tussen drijfstangen minder dan 5
gram
Dikte drijfstanglagers (1.6-16V)
klasse A 1,536-1,540
klasse B 1,539-1,543
klasse C 1,542-1,546
Dikte drijfstanglagers (2.0-16V)
klasse A 1,527-1,531
klasse B 1,530-1,534
klasse C 1,533-1,537

Krukas

Hoofdlagertapdiameter
klasse A 52,994-53,000
klasse B 52,988-52,994
klasse C 52,982-52,988
ondermaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter (1.6-16V)
klasse A 48,238-48,240
klasse B 48,230-48,232
klasse C 48,226-48,230
ondermaat 0,127
Drijfstanglagertapdiameter (2.0-16V)
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
ondermaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221

Oliepomp

Max. speling tussen tandwiel en


pomphuisdeksel 0,080-0,186
Max. speling tussen bovenzijde
tandwielen en pomphuisdeksel 0,025-0,070
Veer van overdrukklep
veerhoogte bij 64-72 N 36

^ 18.2 Revisiematen dieselmotor


Cilinderkop

Diameter nokkenaslagerboringen 26,045-26,070


Klepstoterboring 37,000-37,025
Diameter klepzittingen
inlaat 36,135-36,150
uitlaat 35,142-35,157
Klepzittinghoek (onderaan) 90° ±20'
Insteekdiepte kleppen 0,1-0,5
Cilinderkophoogte 141 ±0,15
Vlakheidstolerantie maximaal 0,1

Klepgeleiders

Binnendiameter 8,022-8,040
Buitendiameter 14,010-14,030
overmaat buitendiameter 0,05/0,10/0,25

Kleppen

Klepsteeldiameter
inlaat 7,974-7,992
uitlaat 7,974-7,992

Klepveren

Vrije hoogte 53,9


Lengte klepveer
bij 367-396 N 36
bij 560-610 N 26,5

Nokkenas

Diameter lagertappen 26,000-26,015


Noklichthoogte
inlaat 8,5
uitlaat 8,5
Lagerspeling (axiaal) 0,10-0,23

Klepstoters
Klepstoterdiameter 36,975-36,995
Klepstelwijze vulplaatjes

Cilinderblok

Diameter cilinderboringen
klasse A 82,000-82,010
klasse B 82,010-82,020
klasse C 82,020-82,030
Diameter hoofdlagerboringen 63,691-63,732
Coniciteit cilinderboring minder dan
0,005
Onrondheid cilinderboring minder dan
0,05
Vervorming pasvlak cilinderkop minder dan
0,1
Overmaat cilinders 0,1

Zuigers

Afstand vanaf onderzijde zuiger 8


voor meten van zuigerdiameter
Zuigerdiameter
klasse A 81,783-81,797
klasse B 81,793-81,807
klasse C 81,803-81,817
Massaverschil tussen zuigers ±5 gram
Diameter zuigerpen 25,982-25,998
Diameter zuigerpenboring 25,999-26,004
Hoogtespeling zuigerveren in groeven
boven 0,020-0,060
midden 0,020-0,060
onder 0,030-0,065
Zuigerslotspeling in cilinder
boven 0,25-0,40
midden 0,25-0,50
onder 0,25-0,50

Drijfstangen
Boringdiameter drijfstangvoet 53,883-53,923
Boringdiameter drijfstangkop 20,006-20,012
Massaverschil tussen drijfstangen ±2,5 gram
Dikte drijfstanglagers
klasse A 1,527-1,531
klasse B 1,530-1,534
klasse C 1,533-1,537

Krukas

Hoofdlagertapdiameter
klasse A 59,994-60,000
klasse B 59,988-59,994
klasse C 59,982-59,988
overmaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
overmaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221

Oliepomp

Max. speling tussen tandwiel en


pomphuisdeksel 0,080-0,186
Max. speling tussen bovenzijde
tandwielen en pomphuisdeksel 0,025-0,070
Veer van overdrukklep
veerhoogte bij 117,3-125,1 N 35

^ 19 Technische gegevens
In het hoofdstuk "Technische gegevens" vindt u per beschreven motor de technische
gegevens als "motor algemeen", "smeersysteem", "koelsysteem", "brandstofsysteem" en
"ontstekingssysteem". Ook bevat dit hoofdstuk de technische gegevens van de
koppeling, handgeschakelde versnellingsbak, de automatische transmissie en de
remmen.

^ 19.1 1,6 L-16V-benzinemotor (105 pk)


Motor

Motorcode AR 37203
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 77 (105)
bij (1/min) 5600
Max. koppel (Nm) 140
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API SJ (ACEA A3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 1,0-1,5
4000 1/min 3,5-4,5

Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 6,8
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Type Bosch Motronic ME7.3.1


Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Maximum toerental (1/min) 6800
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Voorgeschreven brandstof Euro loodvrij (95 RON)
Brandstofpomp elektrisch in brandstoftank
Afgeregelde brandstofdruk
(bar) bij stationair toerental 3,3-3,7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
Inlaatluchttemperatuursensor
type NTC
positie in luchtkwantummeter

Ontsteking

Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKUR6ETB
zijdelings (M10) NGK CR7ECK
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7

^ 19.2 1,6 L-16V-benzinemotor (120 pk)


Motor

Motorcode AR 32104
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 88 (120)
bij (1/min) 6200
Max. koppel (Nm) 146
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API SJ (ACEA A3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 1,0-1,5
4000 1/min 3,5-4,5
Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 7,0
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Type Bosch Motronic ME7.3.1


Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Maximum toerental (1/min) 6800
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Voorgeschreven brandstof Euro loodvrij (95 RON)
Brandstofpomp elektrisch in brandstoftank
Afgeregelde brandstofdruk
(bar) bij stationair toerental 3,3-3,7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
Inlaatluchttemperatuursensor
type NTC
positie in luchtkwantummeter

Ontsteking

Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
^ 19.3 2,0 L-16V-benzinemotor
Motor

Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max. koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 11

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API SJ (ACEA A3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 1,0-1,5
4000 1/min 3,5-4,5

Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 7,2
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Type Bosch Motronic ME7.3.1


Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Maximum toerental (1/min) 6800
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Voorgeschreven brandstof Euro loodvrij (95 RON)
Brandstofpomp elektrisch in brandstoftank
Afgeregelde brandstofdruk
(bar) bij stationair toerental 3,3-3,7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
Inlaatluchttemperatuursensor
type NTC
positie in luchtkwantummeter

Ontsteking

Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
^ 19.4 1,9 L-dieselmotor
Motor

Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max. vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max. koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Klepspeling koud (mm)
inlaat 0,30 ±0,05
uitlaat 0,35 ±0,05
Inspuitpomp radialjet
merk en type Bosch EDC-15C7 (commonrail)
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT 2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België (pk) 10

Smeersysteem

Hoeveelheid motorolie (L)


incl. oliefilter 4,4
excl. oliefilter 4,0
1e vulling 5,0
Motoroliekwaliteit API CD (ACEA B3-96)
Viscositeit SAE 10W-40
Min. oliedruk (bar) bij
stationair toerental 0,6-0,7
4000 1/min 2,5-3,0

Koelsysteem

Koelvloeistof Alfa Romeo Climafluid Super


Permanent -40 °C
Inhoud (L) incl. verwarming 7,2
Openingsdruk dop 0,98 ±0,1
expansiereservoir (bar)
Systeemdruk (bar) 1,08
Thermostaat open (°C) 88 ±2

Brandstofsysteem

Merk en type inspuitpomp Bosch EDC-15C7 (commonrail)


Draairichting rechtsom (vanaf distributiezijde)
Inspuitvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Stationair toerental (1/min) 840 ±20
Max. toerental (1/min) 5400
Inspuitmoment elektronisch geregeld
Uitgangsdruk inspuitpomp maximaal 1350
(bar)
Inhoud brandstoftank (L) 60
inclusief reserve van 7
Koelvloeistoftemperatuursensor
type NTC
positie in het thermostaathuis
weerstand gloeibougies (ohm) 0,6

^ 19.5 Overige technische gegevens


Koppeling

Type enkelvoudige drogeplaatkoppeling


met diafragmaveer
Bediening hydraulisch d.m.v. ringcilinder
Werking druktype
Buitendiameter koppelingsplaat
(mm)
1.6-16V 215
2.0-16V 230
1.9-JTD 235
Binnendiameter koppelingsplaat
(mm)
1.6-16V 145
2.0-16V 155
1.9-JTD 155
Druk diafragmaveer (daN)
1.6-16V 500
2.0-16V 600
1.9-JTD -

Handgeschakelde versnellingsbak benzinemotoren

Motor (L) 1.6 105 pk 1.6 120 pk 2.0


Versnellingsbaktype C.510.5 C.510.5 C.510.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,909 3,909 3,545
2e-versnelling 2,238 2,238 2,238
3e-versnelling 1,520 1,520 1,520
4e-versnelling 1,156 1,156 1,156
5e-versnelling 0,971 0,919 0,919
achteruitversnelling 3,909 3,909 3,909
Eindoverbrenging 3,714 4,067 3,866
Inhoud (L) 2,01 2,01 2,01
Oliekwaliteit API-GL5
Olieviscositeit SAE 75W-90
Aanbevolen type Tutela ZC75 Synth.

Selespeed-versnellingsbak 2,0 L-benzinemotor


Versnellingsbaktype C.510.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,545
2e-versnelling 2,238
3e-versnelling 1,520
4e-versnelling 1,156
5e-versnelling 0,919
achteruitversnelling 3,909
Eindoverbrenging 3,866
Inhoud (L) 2,01
Oliekwaliteit API-GL5
Olieviscositeit SAE 75W-90
Aanbevolen type Tutela ZC75 Synth.
Selespeed-unit
inhoud (L) 0,6
oliekwaliteit ATF Dexron III
aanbevolen type Tutela CS Speed

Handgeschakelde versnellingsbak dieselmotor

Motor (L) 1.9


Versnellingsbaktype C.530.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,800
2e-versnelling 2,235
3e-versnelling 1,360
4e-versnelling 0,971
5e-versnelling 0,763
achteruitversnelling 3,545
Eindoverbrenging 3,353
Inhoud (L) 2,01
Oliekwaliteit API-GL5
Olieviscositeit SAE 75W90
Aanbevolen type Tutela ZC75 Synth

Wielophanging
Type
voor onafhankelijk met dubbele
draagarmen,
veerpoten en stabilisatorstang
achter onafhankelijk met twee dwarse
draagarmen,
een langsarm, MacPherson-
veerpoten en
stabilisatorstang

Wielstanden zie tabel 11.1 en tabel 11.2

Bandenspanning zie tabel 11.3

Vet homokineten Tutela MRM2

Stuurinrichting

Type tandheugel-en-rondsel,
bekrachtigd
Aantal stuurwielomwentelingen 2,2
Minimum draaicirkel (m) 11,5
Overbrengingsverhouding
in mm/omwenteling 68
Diameter tandheugel (mm) 28
Diameter spoorstangen (mm) 14,5
Oliekwaliteit Dexron II
Aanbevolen type Tutela GI/A
Inhoud (L) 1,2

Remmen

Remvloeistofkwaliteit DOT 4 (SAE J1703F)


Aanbevolen type Alfa Romeo Brake Fluid Super
Inhoud (L) 0,52
Onderdruk aan rembekrachtiger minimaal 0,6
in bar (dieselmodellen)
ABS Bosch 5.7
Diameter rembekrachtiger (mm) 10"
Handrem vast bij 3e-tand
Voorwielremmen (massieve schijven)

Diameter (mm) 281


Diameter remcilinder (mm) 54
Dikte massief (mm) 15
Afdraaien toegestaan tot (mm) 13,5
Minimaal toegestane dikte (mm) 13,2

Voorwielremmen (geventileerde schijven)

Diameter (mm) 284


Diameter remcilinder (mm) 54
Dikte massief (mm) 22
Afdraaien toegestaan tot (mm) 20,5
Minimaal toegestane dikte (mm) 20,2

Achterwielremmen (schijven)

Diameter (mm) 251


Diameter remcilinder (mm) 38
Dikte massief (mm) 9,8-10,2
Afdraaien toegestaan tot (mm) 9,35
Minimaal toegestane dikte (mm) 9,0

Elektrische installatie

Startmotor

1.6-16V 12 V-1,1 kW
2.0-16V 12 V-1,1 kW
1.9-JTD 12 V-2,0 kW
Merk Bosch
Typecode
benzinemodellen EMB 31.00
dieselmodellen EMB 38.02
Draairichting rechtsom
Aantal polen 6
Bekrachtiging permanent
Rondsel met vrijloop
Axiale speling ankeras 1,15 ±0,45
Dynamo

Merk Magneti Marelli


Typecode
1.6-16V EGM 69.59
2.0-16V EGM 98.02 of KCB 2
1.9-JTD EGM 96.21
Spanning (V) 14
Nominale laadstroom (A)
(1800-6000 1/min)
1.6-16V 55-100
2.0-16V EGM 98.02 70-120
2.0-16V KCB 2 55-105
1.9-JTD 55-105
Draairichting rechtsom
Max. toegestane stroomsterkte
tussen D+ en massa (A)
1.6-16V 0,5
2.0-16V EGM 98.02 1,0
2.0-16V KCB 2 0,5
1.9-JTD 0,5
Ontstoringscondensator (þF) 2,2
Weerstand in rotorwikkeling
tussen collectorringen (ohm)
bij 20 °C
1.6-16V 2,6 ±5%
2.0-16V EGM 98.02 1,85 ±5%
2.0-16V KCB 2 2,0 ±10%
1.9-JTD 2,0 ±10%

Accu

1.6-16V 12 V-50 Ah-250 A


2.0-16V 12 V-60 Ah-320 A
1.9 JTD 12 V-60 Ah-320 A

Afmetingen (mm)

Alfa 147 3-deurs


Uitvoering 1.6-16V 2.0-16V 1.9-JTD
Lengte 4170 4170 4170
Breedte 1729 1729 1729
Hoogte 1442 1421 1442
Wielbasis 2546 2546 2546
Spoorbreedte(*)
voor 1518/1509 1509 1518/1509
achter 1502/1494 1494 1502/1494

Alfa 147 5-deurs

Uitvoering 1.6-16V 2.0-16V 1.9-JTD


Lengte 4170 4170 4170
Breedte 1729 1729 1729
Hoogte 1442 1421 1442
Wielbasis 2546 2546 2546
Spoorbreedte*
voor 1518/1509 1509 1518/1509
achter 1502/1494 1494 1502/1494

*Maat afhankelijk van gemonteerd type velg/band.

You might also like