Professional Documents
Culture Documents
Alfa Romeo 147 PDF
Alfa Romeo 147 PDF
Alfa Romeo 147 PDF
Inhoudsopgave
1 Algemeen
1.1 Inleiding
1.2 Dashboard en instrumentenpaneel
1.3 Identificatieplaatjes
1.4 Adressen
2 Benzinemotoren
2.1 Inleiding
2.2 1,6 L-benzinemotoren
2.2.1 Distributieriem uit- en inbouwen
2.2.2 Cilinderkoppakking vervangen
2.2.3 Cilinderkop reviseren
2.2.4 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
2.2.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
2.2.6 Motorrevisie: krukas en hoofdlagers
2.2.7 Smeersysteem
2.3 2,0 L-benzinemotor
2.3.1 Distributieriem uit- en inbouwen
2.3.2 Cilinderkoppakking vervangen
2.3.3 Cilinderkop reviseren
2.3.4 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
2.3.5 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
2.3.6 Motorrevisie: krukas, balansassen en hoofdlagers
2.3.7 Smeersysteem
2.4 Plastigage
3 Dieselmotor
3.1 Inleiding
3.2 Klepspeling afstellen
3.3 Distributieriem uit- en inbouwen
3.4 Cilinderkoppakking vervangen
3.5 Cilinderkop reviseren
3.6 Motor met versnellingsbak uit- en inbouwen
3.7 Motorrevisie: zuigers, cilinders en drijfstangen
3.8 Motorrevisie: krukas en hoofdlagers
3.9 Smeersysteem
4 Koelsysteem en verwarming
4.1 Inleiding
4.2 Koelsysteem benzinemotoren
4.2.1 Koelsysteem aftappen en vullen
4.2.2 Expansiereservoir
4.2.3 Koelvloeistofpomp
4.2.4 Thermostaat
4.2.5 Radiateur
4.3 Koelsysteem dieselmotoren
4.3.1 Koelsysteem aftappen en vullen
4.3.2 Expansiereservoir
4.3.3 Koelvloeistofpomp
4.3.4 Thermostaat
4.3.5 Radiateur
4.4 Verwarming en ventilatie
4.4.1 Verwarmings/verdeelunit uit- en inbouwen
4.4.2 Aanjagermotor uit- en inbouwen
4.4.3 Aanjagerweerstand uit- en inbouwen
4.4.4 Pollenfilter uit- en inbouwen
5 Benzine-inspuiting
5.1 Inleiding
5.2 Bosch Motronic ME7.3.1-motormanagementsysteem
5.3 Uitwendige motorcomponenten
5.4 Stationair toerental
5.5 Brandstofsysteem
5.6 Emissieregelsystemen
5.7 Storingsdiagnose
5.8 Controle van het elektronische regelsysteem
5.9 Controle van de componenten
5.10 Componenten uit- en inbouwen
5.11 Elektrische installatie motormanagementsysteem
6 Dieselinspuiting
6.1 Inleiding
6.2 Bosch Common Rail EDC-15C7
6.3 Uitwendige motorcomponenten
6.4 Brandstofsysteem
6.4.1 Aftappen van water uit het brandstoffilter
6.4.2 Filterelement vervangen
6.4.3 Dieselinspuitpomp uit- en inbouwen
6.4.4 Verstuivers uit- en inbouwen
6.4.5 Elektrische brandstofpomp en brandstofniveauzender uit- en inbouwen
6.4.6 Brandstoftank uit- en inbouwen
6.4.7 Lagedrukbrandstofretourcircuit controleren
6.5 Emissieregelsystemen
6.6 Turbocompressor
6.7 Storingsdiagnose
6.8 Controle van het elektronische regelsysteem
6.9 Controle en werking van de componenten
6.10 Componenten uit- en inbouwen
6.11 Elektrische installatie motormanagementsysteem
7 Ontsteking
7.1 Inleiding
7.2 Werking ontstekingssysteem
7.3 Bougies
8 Koppeling
8.1 Inleiding
8.2 Koppeling handgeschakelde modellen
8.2.1 Koppeling uit- en inbouwen
8.2.2 Koppelingshoofdcilinder uit- en inbouwen
8.2.3 Koppelingswerkcilinder uit- en inbouwen
8.2.4 Trillingsdemper uit- en inbouwen
8.2.5 Koppelingssysteem ontluchten
8.3 Koppeling Selespeed-modellen
8.3.1 Elektrohydraulische unit uit- en inbouwen
8.3.2 Koppeling uit- en inbouwen
8.3.3 Elektrohydraulische unit ontluchten
9 Handgeschakelde versnellingbak en differentieel
9.1 Inleiding
9.2 Versnellingsbakolie verversen
9.2.1 Benzinemodellen
9.2.2 Dieselmodellen
9.3 Versnellingsbak uit- en inbouwen
9.3.1 Benzinemodellen
9.3.2 Dieselmodellen
9.4 Versnellingsbak reviseren (C.510.5)
9.4.1 Versnellingsbak uit elkaar nemen
9.4.2 Onderdelen uit elkaar nemen en controleren
9.4.3 Differentieel uit elkaar nemen en in elkaar zetten
9.4.4 Versnellingsbak in elkaar zetten
9.5 Versnellingsbak reviseren (C.530.5)
9.5.1 Versnellingsbak uit elkaar nemen
9.5.2 Onderdelen uit elkaar nemen en controleren
9.5.3 Differentieel uit elkaar nemen en in elkaar zetten
9.5.4 Versnellingsbak in elkaar zetten
9.6 Bedieningsmechanisme versnellingsbak
10 Aandrijfassen
10.1 Inleiding
10.2 Aandrijfassen en tussenas uit- en inbouwen
10.3 Homokinetische koppeling wielzijde uit- en inbouwen
10.4 Homokinetische koppeling differentieelzijde uit- en inbouwen
11 Wielophanging en vering
11.1 Inleiding
11.2 Voorwielophanging
11.2.1 Veerpoot uit- en inbouwen
11.2.2 Fusee met wielnaaf uit- en inbouwen; wiellager vervangen
11.2.3 Onderste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.2.4 Bovenste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.2.5 Subframe uit- en inbouwen
11.3 Achterwielophanging
11.3.1 Veerpoot uit- en inbouwen
11.3.2 Wielnaaf uit- en inbouwen; wiellager vervangen
11.3.3 Voorste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.3.4 Achterste wieldraagarm uit- en inbouwen
11.3.5 Langsarm uit- en inbouwen
11.4 Wielstanden
11.5 Wielen en banden
12 Stuurinrichting
12.1 Inleiding
12.2 Stuurwiel uit- en inbouwen
12.3 Stuurhuis
12.3.1 Stuurhuis uit- en inbouwen
12.3.2 Stuurhuis uit elkaar nemen en in elkaar zetten
12.4 Stuuras uit- en inbouwen
12.5 Stuurbekrachtigingspomp
12.5.1 Stuurbekrachtigingspomp uit- en inbouwen (benzinemotoren)
12.5.2 Stuurbekrachtigingspomp uit- en inbouwen (dieselmotor)
12.6 Stuurbekrachtiging ontluchten
13 Remmen
13.1 Inleiding
13.2 Hoofdremcilinder met rembekrachtiger uit- en inbouwen
13.3 Onderdrukpomp rembekrachtiger (uitvoeringen met dieselmotor) uit- en
inbouwen
13.4 Voorwielremmen
13.4.1 Remblokken vervangen
13.4.2 Remschijf
13.4.3 Remklauw uit- en inbouwen
13.5 Achterwielremmen
13.5.1 Remblokken vervangen
13.5.2 Remschijf
13.5.3 Remklauw uit- en inbouwen
13.6 Remsysteem ontluchten
13.7 Handrem
13.7.1 Handrem afstellen
13.7.2 Handremkabels uit- en inbouwen
13.8 Antiblokkeerremsysteem (ABS) met EBD
13.8.1 Algemeen
13.8.2 Elektrohydraulisch aggregaat met regeleenheid uit- en inbouwen
13.8.3 Wielsensoren uit- en inbouwen
14 Elektrische installatie
14.1 Elektrische schema's
Elektrische Installatie
14.2 Aandrijfriem nevenaggregaten
14.2.1 Aandrijfriem uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.2.2 Aandrijfriem uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.3 Dynamo
14.3.1 Dynamo uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.3.2 Dynamo uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.4 Startmotor
14.4.1 Startmotor uit- en inbouwen (benzinemotoren)
14.4.2 Startmotor uit- en inbouwen (dieselmotor)
14.5 Zekeringen en relais
14.5.1 Zekeringen en relais in het interieur
14.5.2 Zekeringen en relais in de motorruimte
14.6 Ruitenwissermechanisme
14.6.1 Ruitenwissermechanisme voorzijde uit- en inbouwen
14.6.2 Ruitenwissermotor achterzijde uit- en inbouwen
14.7 Alfa Romeo Code
15 Carrosserie
15.1 Airbagsysteem en gordelspanners
15.1.1 Algemeen
15.1.2 Bestuurdersairbag uit- en inbouwen
15.1.3 Spiraalmechanisme uit- en inbouwen
15.1.4 Passagiersairbag uit- en inbouwen
15.1.5 Airbagregeleenheid uit- en inbouwen
15.1.6 Zij-airbag uit- en inbouwen
15.1.7 Headbag uit- en inbouwen
15.1.8 Storingsdiagnose
15.1.9 Pyrotechnische gordelspanner uit- en inbouwen
15.2 Dashboard en instrumentenpaneel uit- en inbouwen
15.3 Portieren
15.3.1 Voorportier
15.3.2 Achterportier
15.3.3 Achterklep
15.4 Richtmaten
16 Periodiek onderhoud
16.1 Frequent voorkomende controles
16.2 Geprogrammeerd onderhoud
16.2.1 Werkzaamheden na 20.000 km
16.2.2 Werkzaamheden na 40.000 km
16.2.3 Werkzaamheden na 60.000 km
16.2.4 Werkzaamheden na 80.000 km
16.2.5 Werkzaamheden na 100.000 km
16.2.6 Werkzaamheden na 120.000 km
16.2.7 Werkzaamheden na 140.000 km
16.2.8 Werkzaamheden na 160.000 km
16.2.9 Werkzaamheden na 180.000 km
17 Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
17.1 1,6 L-16V-benzinemotoren
17.2 2,0 L-16V-benzinemotor
17.3 1,9 L-dieselmotor
17.4 Overige aanhaalmomenten
18 Revisiematen
18.1 Revisiematen benzinemotoren
18.2 Revisiematen dieselmotor
19 Technische gegevens
19.1 1,6 L-16V-benzinemotor (105 pk)
19.2 1,6 L-16V-benzinemotor (120 pk)
19.3 2,0 L-16V-benzinemotor
19.4 1,9 L-dieselmotor
19.5 Overige technische gegevens
^ 1 Algemeen
Alfa Romeo 147 2000-2002
In het hoofdstuk "Algemeen" vindt u een algemene inleiding, een overzicht van de
autotypes die per model beschreven worden, de lokatie van de identificatieplaatjes en
een overzicht van het dashboard en instrumentenpaneel.
^ 1.1 Inleiding
De eerste officiële foto's van de Alfa 147 verschenen in de zomer van 2000, maar op de
Salon van Parijs dat jaar beleefde dit nieuwe basismodel van Alfa Romeo zijn
publieksintroductie. In maart 2001 volgde de vijfdeurs versie. De Alfa 147 is een auto
die sportiviteit combineert met orginaliteit. Tegelijk roept hij sterke herinneringen op
aan het verleden: de grille en de motorkap met het markante V-profiel verwijzen naar
de schitterende 6C 2500 'Villa d'Este' uit 1949. De Alfa 147 is een sportieve hatchback
met voorwielaandrijving die, binnen een lengte van 4,17 meter, inspeelt op iedere
wens op het gebied van comfort, veiligheid en prestaties. De Alfa 147 is standaard of
als optie leverbaar met een scala aan interactieve elektronische systemen voor het
chassismanagement, zoals ABS met EBD, ASR en VDC/MSR om de auto te corrigeren
wanneer deze zijn grip dreigt te verliezen. Het instrumentenpaneel met sportieve
ronde klokken bevat een multifunctionele display waarop informatie wordt
weergegeven over het functioneren van de auto. Verder zijn de L-versies uitgerust met
een trip-computer en cruise-control. Voor een maximum aan communicatiecomfort is
als optie een info-telematicasysteem leverbaar. Het systeem is in drie verschillende
versies leverbaar. Allemaal bevatten ze een radio/CD-speler met handsfree GSM dual
band-telefoon, een GPS-module en een SOS-toets om voor informatie of hulp
rechtstreeks contact op te nemen met het Contact Centre. De uitgebreidere versies
hebben bovendien een navigatiesysteem. Ook aan de veiligheid van de inzittenden is
ruimschoots gedacht. Beschermbalken in de portieren en verstevigingen die bij een
ongeval voor een gecontroleerde vervormingskarakteristiek zorgen. Als dat nodig is,
zal een elektronische regeleenheid de passieve veiligheidsvoorzieningen activeren,
bestaande uit zes airbags. Het pakket omvat een frontairbag voor zowel de bestuurder
als de voorpassagier (de passagiersairbag kan eventueel buiten werking worden
gesteld), twee in de voorstoelen geïntegreerde zijairbags en twee 'window airbags' die
in een zijdelingse richting de hoofden van de inzittenden beschermen. Allemaal
standaardvoorzieningen, net als de voorste veiligheidsgordels met spanners en
krachtbegrenzers, de samendrukbare stuurkolom en het FPS-brandpreventiesysteem
dat bij een ongeval onmiddellijk de brandstoftoevoer onderbreekt.
Er zijn twee versies van de 1.6 16V Twin Spark-motor leverbaar, met 105 pk of 120
pk. Beide motoren bereiken al bij zo'n 2000 1/min de maximum koppelwaarde. De
sportiefste motor is een 2.0 16V Twin Spark met 110 kW/150 pk en een koppel van 181
Nm. Naast deze drie benzinemotoren is er ook een dieseluitvoering leverbaar. Deze 1,9
L-motor is voorzien van een Garrett variabele turbocompressor en heeft een vermogen
van 81 kW/110 pk. De elektronisch gestuurde directe dieselinspuiting is volgens het
'common rail'-principe. De turbodiesel houdt het brandstofverbruik en de emissies
binnen de perken door optimaal gebruik te maken van de restenergie in de
uitlaatgassen. Verder worden de katalysators en lambdasondes van alle
benzinemotoren bewaakt door een EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) dat
continu de emissieregeling conform de Euro 3-normen controleert.
De 1,6 L-motoren en de 1,9 L-dieselmotor zijn alleen leverbaar met een handschakelde
versnellingsbak. De 2,0 L-uitvoering is naast een handgeschakelde versie ook
leverbaar met een automatische 'Selespeed'-versnellingsbak. Dit systeem is voor het
eerst toegepast bij de Alfa 156. Het automatische 'Selespeed'-systeem is afgeleid van
het systeem dat door Ferrari voor de Formule 1 is ontwikkeld. Het uitgangspunt voor
de ontwikkeling was het laten vervallen van het koppelingspedaal en het
automatiseren van de koppeling en de versnellingsbakbediening. Hiervoor wordt een
elektronische regeleenheid gebruikt die permanent in verbinding staat met de
regeleenheid van het motormanagementsysteem.
Modeljaar Modellen
2000 1.6 T.Spark Progression 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Progression 120 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 120 pk (3d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d.)
Figuur 1.5: Instrumentenpaneel 1.6 T.Spark Distinctive (105 pk), 1.6 T.Spark
Progression/Distinctive (120 pk) en 2.0 T-Spark
A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller
^ 1.4 Adressen
Fabrikant: Fiat Auto S.p.A., Viale Alfa Romeo, 20020 Arese (Milano), Italië.
Invoerder in België: Fiat Auto Belgio S.A. Afdeling Alfa Romeo, Genèvestraat 175,
1140 Brussel. Tel. 02-7026511. Fax: 02-6744511.
^ 2.1 Inleiding
Er worden drie typen viercilinder-benzinemotoren gebruikt voor de Alfa 147. Ze
behoren tot de jongste modulaire motorengeneratie en worden geproduceerd in de
Pratola Serra-fabriek. In alle gevallen betreft het motoren met twee bovenliggende
nokkenassen en vier kleppen per cilinder. De 2,0 L-uitvoeringen zijn bovendien
voorzien van twee contra-roterende balansassen die ervoor zorgen dat motortrillingen
gereduceerd worden. Het gaat in de beschreven gevallen om dwars voorin geplaatste
motoren waarvan de technische gegevens vermeld staan in tabel 2.1. Alle viercilinder-
benzinemotoren hebben een vijfmaal gelagerde krukas, een distributieriem voor de
nokkenasaandrijving, variabele kleptiming en hydraulische klepstoters, waarmee het
controleren en afstellen van de klepspeling is komen te vervallen. De motoren zijn
uitgerust met een motormanagementsysteem dat zowel de inspuiting als de ontsteking
regelt. De 1,6 L-motoren worden behandeld vanaf paragraaf 2.2 en de 2,0 L-motor
vanaf paragraaf 2.3. In verband met technische overeenkomsten tussen de
bovengenoemde motoren wordt waar mogelijk verwezen naar eerdere paragrafen en
figuren.
Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max.vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max.koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Inspuitsysteem multipoint
merk Bosch
type Motronic
ME7.3.1
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontstekingssysteem elektronisch
type transistor
Fiscaal vermogen België 11
(pk)
- Draai de bouten van het inlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het
riemwiel tegen met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1822155000.
- Draai de bout van het uitlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het riemwiel
tegen met behulp van de speciale gereedschappen Alfa 1822156000 en 1822146000.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen. Let op! Merk de nokkenaslagerkappen zodat
deze bij inbouwen op exact dezelfde plaats gemonteerd kunnen worden.
- Breng op de plaatsen van de nokkenaslagerkappen het
distributietiminggereedschap aan en draai de bouten (1b) met een aanhaalmoment
van 10 Nm vast.
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)
Uitbouwen
Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.
Inbouwen
Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000
Klepstoters controleren
1 12,8-13,2 mm
- Controleer na het vlakken de inhoud van de verbrandingskamer met behulp van een
maatglas en motorolie.
Kleppen en kleponderdelen
Klepgeleiders controleren
Figuur 2.13: Klepgeleider (1a) met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821176000
(1b) uitbouwen
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.
Snelkoppeling 1870684000
Uitbouwen
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Zuigerveren controleren
Cilinderboring controleren
Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)
Vliegwielblokkeergereedschap 1820624000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring
Krukas uitbouwen
Krukas controleren
Krukas inbouwen
^ 2.2.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Carterpan uitbouwen
Carterpan inbouwen
Oliepomp controleren
Distributieriem uitbouwen
- Draai de bouten van het inlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het
riemwiel tegen met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1822155000.
- Draai de bout van het uitlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het riemwiel
tegen met behulp van de speciale gereedschappen Alfa 1822156000 en 1822146000.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen die aangegeven staan in figuur 2.1. Let op!
Merk de nokkenaslagerkappen zodat ze bij inbouwen op exact dezelfde plaats
gemonteerd worden.
- Breng op de plaatsen van de nokkenaslagerkappen het
distributietiminggereedschap aan en draai de bouten met een aanhaalmoment van
10 Nm vast.
- Draai voordat de distributieriem wordt omgelegd het in- en
uitlaatnokkenasriemwiel rechtsom tegen het einde van de slag.
- Breng de distributieriem aan via het krukasriemwiel, de vaste geleiderol, het
uitlaatnokkenasriemwiel, het inlaatnokkenasriemwiel, de distributieriemspanner
en het koelvloeistofpompriemwiel. Let hierbij op de juiste draairichting van de
distributieriem die aangegeven staat met een pijl.
- Steek speciaal gereedschap Alfa 1822149000 in de boring van de steun voor de
distributieriemspanner, zie figuur 2.2.
- Draai het gereedschap zodat de distributieriem maximaal wordt voorgespannen.
Draai in deze stand de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast.
- Houd daarbij de nokkenasriemwielen tegen met behulp van het speciaal
gereedschap en draai de bevestigingsbout(en) met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwijder het distributietiminggereedschap en breng de nokkenaslagerkappen aan
(let op de zelf aangebrachte merktekens). Zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en zet de zuiger van
cilinder nr. 1 weer in het BDP.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner iets los en zet met behulp
van speciaal gereedschap Alfa 1822149000 het merkteken op de
distributieriemspanner tegenover het vaste merkteken op het cilinderblok, zie
figuur 2.3.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)
Uitbouwen
Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Bouw de accu uit.
- Krik de voorzijde van de auto op en plaats deze op bokken.
- Verwijder het wiel aan passagierszijde.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding uit de rechter wielkast.
- Bouw de distributieriem uit volgens de methode beschreven in paragraaf 2.3.1.
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder het bobinedeksel op de cilinderkop.
- Maak de stekers van de lambdasondes en de voedingssteker van de aircocompressor
los.
- Maak de stekers los van de bobines en maak de kabels los uit de bevestigingen op
het kleppendeksel.
- Draai de bout los en maak de massakabel los van de steunplaat voor de bobines.
- Maak de bougiedoppen los van de bougies.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunplaat voor de bobines los, trek de
steunplaat met de bobines omhoog en leg het geheel terzijde.
- Maak de slangen van het carterventilatiesysteem los van het kleppendeksel.
- Draai de bouten los en verwijder het kleppendeksel compleet met de pakking.
- Bouw de brandstofverdeelbuis met de inspuitventielen uit zoals beschreven in
hoofdstuk 5.
- Draai de bevestigingsbouten van de steunbeugel van het spruitstukhuis los, zie
figuur 2.36.
Inbouwen
Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000
Klepstoters controleren
Kleppen en kleponderdelen
Klepgeleiders controleren
Snelkoppeling 1870684000
Uitbouwen
Inbouwen
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Zuigerveren controleren
Cilinderboring controleren
Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)
Deksels balansassen 8-10 (0,8-1,0)
Balansasriemwiel 45-55 (4,5-
5,5)
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring
Uitbouwen balansasriemwielen 1820286000
Vliegwielblokkeergereedschap 1820161001
Krukas uitbouwen
Krukas controleren
Krukas inbouwen
^ 2.3.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Olie-aftapplug 18-22 (1,8-2,2)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Vaste riemspanner hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Verstelbare riemspanner hulporganen 23-28 (2,3-2,8)
Achterste motor/baksteun zie figuur 2.23
Versnellingsbak aan carterpan 50-60 (5,0-6,0)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)
Carterpan uitbouwen
Carterpan inbouwen
Deze beschrijving komt geheel overeen met hetgeen beschreven staat in paragraaf
2.2.7.
^ 2.4 Plastigage
Het meten van lagerspelingen gaat het beste met 'Plastigage'. Dit is de naam van een
nauwkeurig gekalibreerde kunststofmeetdraad (zie figuur 2.46).
^ 3 Dieselmotor
^ 3.1 Inleiding
Er wordt één type 'common rail'-dieselmotor gebruikt voor de Alfa 147. Dit is een
viercilinderachtklepper van 1,910 L met enkele bovenliggende nokkenas (OHC),
turbocompressor met tussenkoeler en directe dieselinspuiting. De motor is dwars
voorin geplaatst. De technische gegevens staan vermeld in tabel 3.1. De enkele
bovenliggende nokkenas, die twee kleppen per cilinder bedient, wordt door een
distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De krukas en de
nokkenas zijn beide vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens van de motor
staan vermeld in hoofdstuk 19.
Tabel 3.1: Technische gegevens dieselmotor
Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max.vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max.koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Inspuitpomp radialjet
type Bosch EDC-15C7
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT
2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België 10
(pk)
Klepspeling (koud):
inlaat (mm) 0,30 ±0,05
uitlaat (mm) 0,35 ±0,05
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Kleppendeksel 10 (1,0)
Hefboom 1860443000
Blokkeergereedschap voor klepstoters 1860724001
Punttang universeel
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Maak de twee carterventilatieslangen los van het kleppendeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het kleppendeksel.
- Verdraai de krukas rechtsom tot de nok van de af te stellen klep naar boven wijst
en de onderliggende klep gesloten is.
- Meet de speling tussen de nok en het vulplaatje.
- Als de gemeten waarde niet juist is, moet het vulplaatje worden vervangen. Om het
vulplaatje te verwijderen, moet de klepstoter omlaag worden gedrukt met behulp
van speciaal gereedschap (Alfa 1860443000, zie figuur 3.1) en het
blokkeergereedschap voor de klepstoters (Alfa 1860724001) worden aangebracht.
Plaats dit gereedschap op de rand van de klepstoter, zodat het vulplaatje met een
magneet of punttang kan worden verwijderd.
Figuur 3.1: Klepstoter omlaag drukken met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860443000 en klepstoter naar beneden houden met behulp van speciaal gereedschap
Alfa 1860724001
1 Speciaal gereedschap Alfa 1860443000
2 Speciaal gereedschap Alfa 1860724001
3 Vulplaatjes
- Breng een nieuw vulplaatje met de juiste dikte aan en monteer het vulplaatje, met
de zijde waar de dikte op staat naar beneden.
- Herhaal deze handelingen voor de overige kleppen.
- Breng het kleppendeksel met een nieuwe pakking aan.
Krukaspoelie 25 (2,5)
Reactiestang 45-51 (4,5-5,1)
Steunbeugel reactiestang 45-55 (4,5-5,5)
Distributieriemspanner 25 (2,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-
10,8)
Vervang ook altijd de distributieriem als deze voor een reparatie is verwijderd.
Distributieriem uitbouwen
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart
slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
1 141 mm ±0,15
- Meet met een meetklok hoeveel millimeter de zuigers boven het pakkingvlak van
het motorblok uitsteken. Om de compressieverhouding binnen de tolerantie te
houden, moet een juiste cilinderkoppakking worden gemonteerd.
Klepgeleiders controleren
- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de
klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.
Klepgeleiders vervangen
1 90° ±20'
Uitbouwen
Inbouwen
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Zuigerveren controleren
Cilinderboring controleren
Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Vliegwielbouten* 144-176
(14,4-17,6)
Centrale krukasriemwielbout** 323-357
(32,3-35,7)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Oliedruksensor 27-33 (2,7-
3,3)
Krukas uitbouwen
Krukas controleren
Krukas inbouwen
^ 3.9 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Carterpan uitbouwen
Carterpan inbouwen
Oliepomp controleren
^ 4 Koelsysteem en verwarming
^ 4.1 Inleiding
Benzinemotoren
De Alfa 147 met benzinemotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem
bestaat uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de
distributieriem aangedreven koelvloeistofpomp en een elektrisch bediende ventilateur
(uitvoeringen met airconditioning: twee snelheden) die door de motorregeleenheid via
een relais wordt geschakeld. De regeleenheid van het motormanagementsysteem
regelt de koelventilateur aan de hand van ingangsgrootheden zoals de
koelvloeistoftemperatuur en het airconditioningssignaal. Het koelsysteem van de
benzinemotoren wordt beschreven in paragraaf 4.2.
Dieselmotoren
De Alfa 147 met dieselmotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem bestaat
uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de distributieriem
aangedreven koelvloeistofpomp en twee elektrisch bediende ventilateurs (met twee
snelheden) die door de motorregeleenheid via een relais worden geschakeld. Het
koelsysteem van de dieselmotoren wordt beschreven in paragraaf 4.3.
Verwarming
^ 4.2.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen
- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.
^ 4.2.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Uit- en inbouwen
^ 4.2.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Uit- en inbouwen
^ 4.2.5 Radiateur
Uit- en inbouwen
^ 4.3.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen
- Tap het koelsysteem af volgens de methode beschreven in paragraaf 4.3.1 of zuig de
koelvloeistof uit het expansiereservoir met een spuit.
- Maak de slangen aan het expansiereservoir los.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het expansiereservoir.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 1,08 bar op. Let op! Laat de druk
nooit tot meer dan 1,38 bar oplopen.
- Controleer dat deze druk gehandhaafd blijft.
- Is dat niet het geval, controleer het koelsysteem dan op lekkage aan de
aansluitingen en in de radiateur.
^ 4.3.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Uit- en inbouwen
^ 4.3.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Uit- en inbouwen
^ 4.3.5 Radiateur
Uit- en inbouwen
^ 5 Benzine-inspuiting
Veiligheidsmaatregelen
- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Verwijder voor werkzaamheden aan het brandstofsysteem, eerst de druk uit het
systeem door de onderdrukslang van de brandstofdrukregelaar los te nemen en iets
onderdruk op de brandstofdrukregelaar te zetten.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.
Uitlaatsysteem
Zie figuur 5.5 voor de componenten van het uitlaatsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen
met 105 pk.
Voer een complete diagnose uit met de Alfa-tester (Examiner) als het stationair
toerental afwijkt van de gespecificeerde waarde.
^ 5.5 Brandstofsysteem
Technische gegevens
Snelkoppeling 1870684000
Set verloopstukken 1860955003
Set verloopstukken 1860955001
Manometer 1860955000
Uitbouwen brandstofpomp (bevestigingsring) 1821167000
Het brandstofsysteem is 'returnless', dat wil zeggen dat er slechts één leiding tussen
de brandstoftank en de motor loopt. Hierdoor zijn de retourleiding, het brandstoffilter
en de drukregelaar vervallen. De drukregelaar en het brandstoffilter zijn geïntegreerd
in de brandstofpompunit. Hierdoor wordt het risico op brand bij een ongeval en de
emissie van brandstofdamp tot een minimum beperkt. Zie figuur 5.7 voor de
componenten van het brandstofsysteem.
Traagheidsschakelaar
^ 5.6 Emissieregelsystemen
De Alfa 147 met benzinemotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een
brandstofdampafzuigsysteem en een emissiesysteem bestaande uit katalysatoren en
lambdasondes. De plaatsing van de diverse delen is ondermeer weergegeven in de
figuren 5.2, 5.5 en 5.6.
Carterventilatiesysteem
Dit systeem beheerst de uitstoot van de carterdampen uit het carter. Deze dampen
bestaan uit een lucht/brandstofmengsel en verbrandingsresten, die langs de
zuigerveren lekken, en uit oliedampen. Het systeem voert de carterdampen af naar
het inlaatsysteem, zie figuur 5.13.
Brandstofdampafzuigsysteem
Lambdasondes
^ 5.7 Storingsdiagnose
Diagnose
Geheugen wissen
Gasklephuis
Inspuitregeleenheid
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Maak de stekers los van de inspuitregeleenheid.
- Draai de bevestigingsmoeren los en verwijder de inspuitregeleenheid, zie figuur
5.16.
Lambdasonde
Brandstofdampafsluitklep
^ 6 Dieselinspuiting
In het hoofdstuk "Diesel-inspuiting" vindt u een beschrijving van het
dieselinspuitsysteem, de lokatie van de onderdelen, controles van de verschillende
onderdelen, uit- en inbouwbeschrijvingen van de diverse onderdelen, storingsdiagnose
en -codes en meetwaardes. Tevens wordt het voorgloeisysteem en (mits aanwezig) de
turbocompressor behandeld. Daarnaast wordt het brandstoftoevoersysteem
beschreven, de uit- en inbouw van de brandstofpomp en verstuivers en (indien
mogelijk) het afstellen van de brandstofpomp.
^ 6.1 Inleiding
De Alfa 147 is leverbaar met één dieseluitvoering. De 1,9 L-turbodieseluitvoering
(motorcode 937A2000) is uitgerust met een direct dieselinspuitsysteem, type Bosch
Common Rail EDC-15C7 met turbocompressor en tussenkoeler (intercooler).
Veiligheidsmaatregelen
- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Zet de brandstofpomp niet in werking als er geen brandstof in de leidingen staat.
- Verwijderen (of aansluiten) van kabels en stekerverbindingen van het
inspuitsysteem (ook testkabels) alleen bij uitgeschakeld contact.
- Bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem moeten ontstekingsbronnen uit de
buurt worden gehouden, moet vonkvorming worden voorkomen en moet uiterst
goed op verontreinigingen worden gelet.
- Lekkages (valse lucht) in het inlaat- en uitlaatsysteem kunnen storingen
veroorzaken.
- Bij alle werkzaamheden in de motorruimte moet erop worden gelet dat de
ventilateur vanzelf kan aanslaan.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.
^ 6.2 Bosch Common Rail EDC-15C7
De Alfa 147 met 1,910 L-turbodieselmotor is voorzien van het Bosch Common Rail
EDC-15C7-inspuitsysteem. Dit hoge-druk direct-inspuitsysteem werd voor het eerst
toegepast in de Alfa 156. Het Common Rail-inspuitsysteem werd oorspronkelijk
ontworpen en ontwikkeld binnen de Fiat-groep met bijdragen van Magneti Marelli,
het Fiat Research Centre en Elasis. Het project werd later overgedragen aan Bosch
voor de laatste fasen van de ontwikkeling en de uiteindelijke productie. In vergelijking
met conventionele inspuitsystemen biedt het Common Rail-systeem niet alleen een
algehele prestatieverbetering, maar zorgt het ook voor een belangrijke verlaging van
het motorgeluid (tot wel 8 dB minder, afhankelijk van de motorsnelheid). De
belangrijkste kenmerken van het Common Rail-systeem zijn:
Indien er door de regeleenheid een defect wordt vastgesteld aan bijvoorbeeld een
sensor, vervangt de elektronische regeleenheid de gegevens van de sensor door reeds
in het geheugen opgeslagen gegevens, zodat de motor kan blijven functioneren. De
regeleenheid schakelt dan over naar de zogenaamde 'recovery'-stand. De motor blijft
hierdoor op een acceptabel niveau werken. Tevens wordt de storing opgeslagen in een
permanent geheugen dat via de speciale Alfa tester (Examiner) kan worden
uitgelezen. De regeleenheid neemt de taak van het defecte onderdeel permanent over
en regelt de werking van het onderdeel met bepaalde limitaties. Zie figuur 6.1 voor de
informatiestromen tussen de regeleenheid en de sensoren en actuatoren van het
motormanagementsysteem enfiguur 6.2 voor de locatie van de componenten. Figuur
6.3 geeft een schematische weergave van het systeem.
- zelfdiagnose;
- regeling van de hoeveelheid in te spuiten brandstof;
- verbinding met de startblokkering (Alfa-CODE);
- regeling van het inspuitmoment en de voorinspuiting;
- regeling van de turbodruk;
- regeling van het stationair en maximum toerental;
- regeling van de uitlaatgasrecirculatie (EGR);
- regeling van de voorgloei-installatie;
- regeling van de airconditioning;
- bediening van de elektrische opvoerpomp;
- bediening van de elektrische koelventilateurs;
- controle van de brandstoftemperatuur.
Uitlaatsysteem
^ 6.4 Brandstofsysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
- Draai de kartelknop onderaan het filter los, tot al het water is afgetapt en er
uitsluitend zuivere brandstof uit het filter stroomt. Zie figuur 6.7.
^ 6.4.7
Lagedrukbrandstofretourcircuit
controleren
- Sluit een drukmeter aan op de brandstofretourleiding naar de tank.
- Draai de contactsleutel op de stand 'MAR'.
- Controleer of de drukmeter binnen 30 seconden een druk aangeeft onder 1 bar. Let
op! De brandstofpomp in de tank schakelt na 30 seconden uit.
^ 6.5 Emissieregelsystemen
De Alfa Romeo 147 met dieselmotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een elektronisch geregeld
uitlaatgasrecirculatiesysteem en een emissiesysteem bestaande uit een ongeregelde
oxidatiekatalysator.
Carterventilatiesysteem
De carterventilatie bestaat uit een slang, waarin de dampen uit het cilinderblok
samenkomen, en het kleppendeksel waarin een deel condenseert, zie figuur 6.13.
Het uitlaatgasrecirculatiesysteem voert een gedeelte (5-15%) van het uitlaatgas terug
naar het inlaatspruitstuk onder bepaalde bedrijfsomstandigheden van de motor. Het
uitlaatgas vermindert de piektemperatuur van de thermodynamische cyclus in de
verbrandingskamer. Op deze manier wordt de vorming van stikstofoxiden (NOx)
verminderd. De EGR-klep wordt bediend door de inspuitregeleenheid en heeft tot taak
om het uitlaatgas van het uitlaatspruitstuk terug te leiden naar het inlaatsysteem van
de motor. Een warmtewisselaar zorgt voor een gedeeltelijke koeling van het
uitlaatgas, waardoor het volumetrisch rendement van de motor stijgt.
Oxidatiekatalysator
^ 6.6 Turbocompressor
De turbocompressor met variabele geometrie is op het uitlaatspruitstuk gemonteerd
en verbetert het volumetrisch rendement van de motor. De werking van de
turbocompressor met variabele geometrie wordt geregeld door de regeleenheid via de
VGT-magneetklep, zie figuur 6.16.
Geheugen wissen
Koelvloeistoftemperatuursensor
Toerental/BDP-sensor
Fasesensor
Turbodruksensor
Brandstoftemperatuursensor
Brandstofdruksensor
De brandstofdruksensor is op de brandstofverdeelleiding gemonteerd en meet de druk
in de verdeelleiding. De regeleenheid gebruikt het signaal als feedback tijdens de
regeling van de brandstofdruk en de inspuitduur.
Gaspedaalsensor
De gaspedaalsensor bestaat uit een huis dat via een flens op de pedaalsteun is
gemonteerd. In het huis zijn axiaal op een as twee potentiometers aangesloten (een
hoofd- en een beveiligingspotentiometer). Bovendien zijn er twee veren gemonteerd;
één om de benodigde weerstand aan het gaspedaal te geven en één om de sensor in
ruststand terug te drukken als het gaspedaal wordt losgelaten. De regeleenheid
verwerkt het elektrische signaal van beide potentiometers tot informatie over de
gaspedaalstand. De informatie over de gaspedaalstand wordt verwerkt in combinatie
met de informatie over het motortoerental om de inspuitduur en de inspuitdruk te
regelen.
Gloeibougies
- Meet de inwendige weerstand aan de gloeibougies. Die moet 0,6 ohm bedragen.
Koelvloeistoftemperatuursensor
Luchtkwantummeter
^ 7 Ontsteking
^ 7.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle benzine-uitvoeringen voorzien van een elektronische ontsteking
die samen met de benzine-inspuiting door het motormanagementsysteem geregeld
wordt. De elektronische motorregeleenheid krijgt hiervoor van verschillende sensoren
informatie en berekent aan de hand van deze waarden telkens het optimale
ontstekingsmoment. Het ontstekingstijdstip kan niet worden afgesteld. Gebruik bij
dit hoofdstuk tevens hoofdstuk 5 voor de plaatsing en controle van de diverse
componenten.
^ 7.3 Bougies
Technische gegevens
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
^ 8 Koppeling
In het hoofdstuk "Koppeling" vindt u een beschrijving van de koppeling, het uit- en
inbouwen van de koppeling en het uit- en inbouwen van de overige koppelingsdelen.
^ 8.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle uitvoeringen voorzien van een enkelvoudige
drogeplaatkoppeling. De koppeling wordt op alle uitvoeringen, behalve de Selespeed-
uitvoeringen, hydraulisch via een ringwerkcilinder (CSC-systeem) bediend. Bij auto's
met Selespeed-versnellingsbak is het koppelingspedaal vervallen en wordt de
koppeling automatisch bediend door een elektrohydraulische unit die ook het kiezen
en inschakelen van de versnellingen regelt. Zie figuur 8.1 voor de schematische
opbouw en bediening van de koppeling in handgeschakelde uitvoeringen enfiguur 8.2
voor de opbouw en bediening van de koppeling in Selespeed-uitvoeringen.
Vliegwielblokkeergereedschap 18060161001
Centreerdoorn 1870447001
Ontluchtgereedschap 1806097001
Inbouwen
1 Ontluchtingsbout
^ 9 Handgeschakelde versnellingbak
en differentieel
^ 9.1 Inleiding
De Alfa 147 is in handgeschakelde uitvoering voorzien van een vijfversnellingsbak met
geïntegreerd differentieel. Er worden twee typen gebruikt, zie tabel 9.1 en tabel 9.2,
die onderling kunnen verschillen qua overbrengingsverhoudingen. De versnellingsbak
van het type C.510 wordt beschreven in paragraaf 9.4 en de versnellingsbak van het
type C.530 in paragraaf 9.5. De technische gegevens van de versnellingsbakken zijn
vermeld in hoofdstuk 19.
*2.0/2.0 Selespeed.
Oliepeil controleren
1 Vulopening
- De olie moet tegen de onderkant van de vulopening staan. Vul zo nodig bij.
Versnellingsbakolie verversen
- Verwijder de vulplug.
- Draai de aftapplug los en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftapplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de vulplug,
zie figuur 9.1.
- Draai de vulplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
^ 9.2.2 Dieselmodellen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Oliepeil controleren
- Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
- Controleer het oliepeil via de peilstok van de versnellingsbak, zie figuur 9.2.
Versnellingsbakolie verversen
- Verwijder de peilstok.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de aftappluggen los (zie figuur 9.2) en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftappluggen weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de
peilstokopening, zie figuur 9.2.
- Breng de beschermplaat onder de motorruimte weer aan.
^ 9.3.1 Benzinemodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de massakabel los van de steun aan de versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Bouw het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter uit.
- Alleen Selespeed-uitvoeringen: Bouw de elektrohydraulische unit uit zoals
beschreven in paragraaf 8.3.1. Draai na het uitbouwen van de unit de
bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Verwijder de ontgrendellippen en maak de schakelkabels los van de steunbeugel.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer twee passende beugels voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.3.
1 Beugels
- Monteer de speciale gereedschappen zoals aangegeven in figuur 9.4.
^ 9.3.2 Dieselmodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de klemmen en de stekerverbinding los en verwijder het complete
luchtfilterhuis.
- Draai de bevestigingsmoer van de steunbeugel voor de turbodrukregelklep los en
verplaats de steunbeugel compleet met de klep zodat deze geen hindernis vormen.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Maak de massakabel los van de versnellingsbak.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de twee kogelkoppen van de schakelkabels los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en plaats de schakelkabels compleet met de
steunbeugel opzij.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer een passende beugel voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.6.
Montagestandaard 1820146000
Flens 1820229000
Slagtrekker 1821161000
Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.
- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1820022000.
- Monteer een nieuw lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1870659000 en 1820022000.
Onderdelen controleren
In elkaar zetten
De binnenste loopring van het voorste lager op de uitgaande as kan niet worden
verwijderd. Vervang deze zonodig samen met de uitgaande as.
Onderdelen controleren
- Controleer de vertandingen op beschadiging en overmatige slijtage en de binnenste
loopvlakken op vreetsporen of overmatige slijtage.
- Controleer de synchronaven en schakelmoffen op beschadiging, overmatige speling
en slijtage. Controleer de vertandingen aan de binnenzijde op overmatige slijtage.
- Controleer de synchroniseerringen op onrondheid aan de binnenzijde.
- Controleer het achterste lager op groeven in de buitenste ring en aan de kogels en
op sporen van warmlopen of overmatige slijtage.
- Controleer de tandwielen op beschadiging en overmatige slijtage.
In elkaar zetten
Trekker 1840005200
Klemmen 1840005103
Montagehulpstuk 1821062000
- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005200 en 1840005103.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker (dit tandwiel is wel gemonteerd, maar wordt niet gebruikt).
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Verwijder de satellietenas met behulp van een passende pendrijver. Let op! Bij
deze bewerking wordt de veerbus doorgesneden.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.16 uit.
Onderdelen controleren
In elkaar zetten
- Plaats de planeetwielen.
- Monteer de satellieten met de bijbehorende drukringen.
- Monteer de satellietenas met behulp van een passende pendrijver.
- Monteer met een passende pendrijver een nieuwe veerbus voor borging van de
satellietenas.
- Controleer met behulp van een schroevendraaier de juiste passing tussen de
planeetwielen en de satellieten, waarbij ze zonder speling en met een lichte
weerstand moeten draaien.
- Monteer het kroonwiel, waarbij op de eerder aangebrachte merktekens moet
worden gelet en draai de bijbehorende bouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwarm het aandrijftandwiel van de kilometerteller geleidelijk tot een
temperatuur van 100-120 °C alvorens het in te bouwen.
- Monteer de lagers met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821062000.
Montagestandaard 1820146000
Steun voor micrometer 1820085000
- Monteer de selectiehefboom en draai de bijbehorende bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Monteer de schakelvinger in het tandwielhuis, monteer de veerbus en draai de
bijbehorende bout vast, zie figuur 9.17.
Montagestandaard 1820146000
Flens 1847017004
Slagtrekker 1840206001
Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.
Plaat 1874290000
Halve ringen 1870675000
Reactieblok 1870660000
Steun voor halve ringen 1846017001
Halve ringen 1870676000
Halve ringen 1846001001
Huishelften controleren
Trekker 1840005001
Klemmen 1840005301
- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005001 en 1840005301.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker.
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Scheid de differentieelhuishelften met behulp van een passende pendrijver.
- Verwijder de vulring, het lager en het planeetwiel.
- Verwijder de borgspie met een passende pendrijver uit de satellietenas.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.32 uit.
Figuur 9.32: Differentieel in onderdelen
1 Satellietenas
2a Satellieten
2b Drukringen
3 Planeetwiel
4 Lager
5 Vulring
Onderdelen controleren
In elkaar zetten
Kalibers 1870648000
Referentietraverse 1870649000
Plaat 1870647000
Dop 1870652000
- In elkaar zetten van de versnellingsbak gebeurt in omgekeerde volgorde van uit
elkaar nemen. Let daarbij op de volgende punten:
- Monteer gelijktijdig de in- en uitgaande as in hun zitting.
- Bij vervanging van één of meer van de volgende onderdelen: ingaande as,
vliegwielhuis, versnellingsbakhuis, voorste lager van ingaande as, achterste lagers,
synchronaaf van de 5e-versnelling, uitgaande as, aangedreven tandwielen van 3e,
4e of 5e-versnelling, moet de dikte van de vulringen voor de voorspanning van de
lagers voor de ingaande as en de uitgaande as als volgt worden bepaald.
- Bepaal de dikte van de vulringen bij het vervangen van de complete uitgaande as,
achterste lager van secundaire as, aangdreven tandwielen van 3e, 4e en 5e-
versnelling als volgt:
- Plaats twee kalibers (speciaal gereedschap Alfa 1870648000) in de zittingen voor de
achterste lagers in het versnellingsbakhuis.
- Plaats een referentietraverse (speciaal gereedschap Alfa 1870649000) op het
versnellingsbakhuis.
- Breng de twee cilinders van de kalibers (zonder te forceren) met behulp van een
schroevendraaier via de twee gaten in contact met de onderzijde van de
referentietraverse. Blokkeer de twee cilinders met behulp van de bijbehorende
bouten.
- Verwijder de referentietraverse en de kalibers uit het versnellingsbakhuis en plaats
de twee kalibers op speciaal gereedschap Alfa 1870647000.
- Bevestig aan het gereedschap voor controle van de lagervoorspanning: het vulstuk,
de aanslagschijf en de centreerbus, zoals aangegeven in figuur 9.34.
- Bereken de dikte van de vulring door aan het gemeten verschil 0,12 toe te voegen.
Let op! Deze waarde (0,12 mm) komt overeen met de voorgeschreven voorspanning
van de differentieellagers.
- Plaats een vulring (of vulringen) voor de lagervoorspanning met een dikte die gelijk
is aan de berekende dikte (of de eerst leverbare dikte daarboven) in de zitting.
^ 9.6 Bedieningsmechanisme
versnellingsbak
Zie figuur 9.38 voor het toegepaste bedieningsmechanisme van de beide
handgeschakelde versnellingsbaktypen.
^ 10 Aandrijfassen
^ 10.1 Inleiding
De aandrijfassen van de Alfa 147 zijn van gelijke lengte met aan weerszijden een
homokinetische koppeling. Aan de rechterzijde wordt een tussenas tussen differentieel
en aandrijfas toegepast met een lagering op het cilinderblok. Op de linker aandrijfas is
een balansmassa gemonteerd die bijdraagt aan de demping van trillingen.
Aandrijfassen
Tussenas
- Bouw de rechteraandrijfas uit op dezelfde manier als hiervoor beschreven.
- Maak de tussenas van het tussenaslager los, trek de tussenas uit het differentieel
en neem hem onder de auto vandaan, zie figuur 10.3.
Slagtrekker 1821161000
Hulpstuk 1821165000
- Span de aandrijfas in een bankschroef.
- Verwijder de klembanden van de hoes en trek de hoes naar achteren.
- Maak de borgveerring van de homokinetische koppeling zo ver mogelijk open, zie
figuur 10.4.
Montagehulpstuk 1860770000
^ 11 Wielophanging en vering
^ 11.1 Inleiding
De voorwielophanging van de Alfa 147 bestaat uit een geometrisch ontwikkeld
'parallellogram' dat wordt gevormd door een gietijzeren onderste draagarm, een stalen
veerpoot en een lichtmetalen bovenste draagarm. De co-axiale veerpoot is door middel
van een elastische steun aan de opbouw bevestigd en door middel van een
lichtmetalen vork aan de onderste draagarm. Om redenen van ruimte en structurele
stijfheid is de bovenste arm scharnierend verbonden aan een aluminium 'coquille' (aan
de opbouw verankerd) die als steun fungeert voor de bovenste verbinding van de
veerpoot. De achterwielophanging bestaat uit een speciaal op het gebied van geometrie
en constructiedetails ontwikkeld MacPherson-schema. De constructie bestaat uit een
veerpoot, twee dwarse draagarmen die zijn gemaakt uit geperst staalplaat en een
langsarm. De dwarse draagarmen hebben verschillende lengtes om een geringe
besturing te produceren als gevolg van een elastokinematisch effect. Zowel voor en
achter wordt gebruik gemaakt van een subframe en een stabilisatorstang.
^ 11.2 Voorwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Naafmoer (M24):
fase 1 67-74 (6,7-7,4)
fase 2 +62° verderdraaien
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Stabilisatorstang aan subframe 36-44 (3,6-4,4)
Spoorstangkogelmoer 45-55 (4,5-5,5)
Schokdempervork aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
Onderste bevestigingsbout schokdempervork 108-132 (10,8-13,2)
Moer bovenste draagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Bovenste bevestigingsmoeren veerpoot 42-52 (4,2-5,2)
Fuseekogelmoer 86-95 (8,6-9,5)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Toerentalsensor van ABS 7-9 (0,7-0,9)
Remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
Bevestigingsbouten voorwiellager 76-84 (7,6-8,4)
Bevestigingsbouten onderste wieldraagarm 71-79 (7,1-7,9)
(M10)
Bevestigingsmoeren bovenste wieldraagarm 42-52 (4,2-5,2)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Moer achterste motor/baksteun (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Ophangrubber achterste motor/baksteun (M8) 32-39 (3,2-3,9)
Verstevigingsstang (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Verstevigingsstang (M8) 24 (2,4)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)
Stempel 1870631000
Montagehulpstuk 1870225002
^ 11.3 Achterwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Sleutel 1860973000
De/montagehulpstuk achterwielnaaf 1870665000
^ 11.4 Wielstanden
- Plaats de auto voor het controleren van de wielstanden op een horizontale, vlakke
vloer.
- De banden moeten in gelijke mate gesleten zijn en de juiste spanning hebben, zie
paragraaf 11.5.
- De onderdelen van de wielophanging en de stuurinrichting mogen geen overmatige
slijtage vertonen.
- De wiellagers moeten in goede staat zijn.
- Controleer de afstand tussen B en A zoals is weergegeven in figuur 11.16. Die
waarde moet 48 mm bedragen en geldt voor alle uitvoeringen.
*Niet afstelbaar.
^ 12 Stuurinrichting
^ 12.1 Inleiding
De Alfa 147 is uitgerust met een bekrachtigde stuurinrichting van het tandheugel-en-
rondsel-type. De stuurkolom (energie-absorberend) is zowel verticaal als axiaal
verstelbaar en bestaat uit twee delen met een kruiskoppeling in het midden en is via
een kruiskoppeling met de rondselas van het stuurhuis verbonden. De
stuurbekrachtigingspomp wordt via de aandrijfriem van de nevenaggregaten (zie
hoofdstuk 14) aangedreven. De beschrijving van de airbagsystemen is opgenomen in
hoofdstuk 15 (Carrosserie). Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is
altijd de veiligheidsmaatregelen in acht die opgenomen zijn in hoofdstuk 15.
Stuurwielmoer 50 (5,0)
^ 12.3 Stuurhuis
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
^ 12.5 Stuurbekrachtigingspomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
- Draai het stuurwiel 4 of 5 keer volledig van rechts naar links en terug met de
wielen van de grond en niet draaiende motor.
- Controleer het niveau in het reservoir en vul zonodig bij.
- Start de motor en draai het stuurwiel 4 of 5 keer van rechts naar links en terug.
- Vul indien nodig olie in het reservoir bij.
^ 13 Remmen
In het hoofdstuk "Remmen" vindt u een beschrijving van het toegepaste remsysteem
en uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende componenten van het
remsysteem zoals de remblokken, de remklauw, de remschijf of remtrommel, de
hoofdremcilinder, de rembekrachtiger en de handremkabel. Daarnaast worden enkele
revisies en controles aan het remsysteem beschreven, en het ontluchten ervan. Verder
wordt het antiblokkeerremsysteem (ABS) beschreven, uit- en inbouw van diverse
componenten van het antiblokkeerremsysteem en diagnose met storingscodes.
^ 13.1 Inleiding
Het remsysteem van de Alfa 147 bestaat uit twee diagnonaal gescheiden remcircuits.
Een circuit werkt op één voorwiel en één achterwiel, bijvoorbeeld rechtsvoor met
linksachter. Hierdoor blijven bij een defect in één van de circuits de remmen aan beide
zijden van de auto werken, waardoor de stabiliteit gehandhaafd blijft. Alle
uitvoeringen zijn voorzien van geventileerde schijfremmen voor, met uitzondering van
de 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk. Deze zijn voorzien van massieve remschijven. Aan
de achterzijde zijn alle uitvoeringen voorzien van massieve remschijven. Alle
uitvoeringen zijn uitgerust met het 4-kanaals Bosch 5.7-antiblokkeerremsysteem met
vier actieve sensoren en elektronische remdrukverdeling (EBD), dat ervoor zorgt dat
de remkracht, afhankelijk van de asbelastingen, in de juiste verhouding over de voor-
en achteras verdeeld wordt. Het belangrijkste kenmerk van de actieve sensoren is dat
het signaal direct door de sensor wordt bewerkt en niet eerst naar de regeleenheid
wordt gestuurd. Het signaal heeft hierdoor direct invloed op het systeem. Afhankelijk
van de uitvoering is het systeem voorzien van elektronische regelingen, zoals ASR
(antidoorslipregeling van de aangedreven wielen), en/of VDC (dynamische
stabiliteitregeling van de auto). Alle uitvoeringen zijn voorzien van een
rembekrachtiger met een diameter van 10þ. Deze rembekrachtiger wordt bij de
dieselmodellen door een onderdrukpomp van onderdruk voorzien. De remblokslijtage
wordt elektronisch gecontroleerd door middel van sensoren en de handrem werkt op de
achterwielen. De technische gegevens staan vermeld in hoofdstuk 19.
^ 13.3 Onderdrukpomp
rembekrachtiger (uitvoeringen met
dieselmotor) uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
^ 13.4 Voorwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
- Verwijder de voorwielen.
- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.
- Verwijder de bevestigingsveer van de voorremklauw, zie figuur 13.5.
^ 13.4.2 Remschijf
Controleren
Uit- en inbouwen
Controleren
^ 13.5 Achterwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
- Verwijder de achterwielen.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog en draai de stelmoer van de handremkabel iets los.
- Maak de handremkabel los van de remklauw.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en neem deze uit de
remklauwhouder, zie figuur 13.6.
Uit- en inbouwen
Controleren
- Reinig de onderdelen in schone remvloeistof, spiritus of in een oplossing van water
waaraan Fiat LDC-oplosmiddel is toegevoegd.
- Controleer de remzuiger en de boring in de remklauw op krassen, roestvorming of
vreetsporen. Vervang indien nodig de complete remklauw.
- Controleer of de ontluchtingsnippel niet verstopt is.
- Controleer de remslang op verdikkingen of barsten en vervang hem indien nodig.
Let op! Het verdient in dat geval aanbeveling ook de remslang aan de andere zijde
te vervangen.
^ 13.7 Handrem
^ 13.8.1 Algemeen
Alle uitvoeringen van de Alfa 147 zijn voorzien van het Bosch 5.7 ABS/EBD. Het ABS
is parallel aan het hydraulische remsysteem aangebracht, zodat bij een storing altijd
geremd kan worden. Met het ABS is het EBD (Electronic Brake force Distribution)
geïntegreerd. Hierdoor is geen remdrukregelaar op de achterremmen aanwezig. De
Bosch ABS 5.7-regeleenheid wordt ook wel het verdeelpunt remmen (NFR) genoemd
en is leverbaar in drie uitvoeringen:
In het ABS met VDC is het ASR/MSR geïntegreerd. In het ASR is ook de TC
(tractieregeling) opgenomen.
Bij een storing in het EBD gaan het ABS-waarschuwingslampje en het lampje voor te
laag remvloeistofniveau/aangetrokken handrem gelijktijdig branden. Onder deze
omstandigheden moet zeer voorzichtig met de auto naar de dichtstbijzijnde dealer
worden gereden om het systeem te laten controleren.
Met behulp van de Alfa-tester (Examiner) kan de regeleenheid van het ABS worden
uitgelezen. Het elektrohydraulische aggregaat kan niet worden gerepareerd. Als een
storing wordt vastgesteld, moet het aggregaat worden vervangen. Het aggregaat wordt
gevuld met remvloeistof DOT 4 afgeleverd. Het remsysteem moet op dezelfde wijze
worden ontlucht als een traditioneel remsysteem. Houd bij het werken aan
antiblokkeerremsystemen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Voorwielen
Achterwielen
1 Steker
A Achterzijde
AB Airbag 119-C, 122-A
ABS Antiblokkeerremsysteem 140-A
A/C Airconditioning 131-A
AC Accu 8-B
ADU Antidiefstalunit 76-V, 76-T
AI Alarmknipperlichtinstallatie 50-E
AJ Aanjager 130-F, 128-B
ANT Antenne 97-T
AT Automatische transmissie 113-A
ATEL Autotelefoon 107-P
AUL Achteruitrijlicht 50-L, 50-J
AV Achterruitverwarming 95-A
BAK Brandstofafslagklep 179-D, 169-D, 161-D
BC Boordcomputer 30-M, 39-A
BD Brandstofdruk 187-G
BDP Bovenste dode punt 188-I, 178-K, 169-K, 160-J
BF Brandstoffilter 182-B
BK Brandstofklep 174-Q
BO Bobine 173-C t/m 173-E, 164-C t/m 164-E, 155-G
t/m 155-J
BP Brandstofpomp 150-W, 146-W
BRV Bagageruimte vergrendeling 129-T, 76-Y, 76-X, 76-Q
BTP Brandstoftemperatuur 182-C
BV Binnenverlichting 58-C, 58-A
C Condensator
CC Cruisecontrol 121-O
CL Claxon 114-X, 112-X, 114-W
CM Compressor 131-M
CTS Contactslot 4-E
CU Controle-unit
D Diode
DI Diesel
DKV Dashboardkastje verlichting 132-R, 130-R
DL Dimlicht 59-M, 59-G
DRZE Draadzekering
DS Diagnosesteker 35-O
DY Dynamo 15-A
EX Extra
GB Gloeibougies 179-R, 178-R
GHS Gierhoeksensor 143-G
GK Gasklep 182-G, 169-V, 169-M, 161-K
GL Grootlicht 59-K, 59-I
GP Gaspedaal 187-J, 172-J, 163-M
GSP Gordelspanner 125-E, 125-D
HB Headbag 125-I, 125-G
HZE Hoofdzekering
IP Instrumentenpaneel 22-V, 30-A
ISV Inspuitventiel(en) 174-R t/m 174-U, 174-F t/m 174-H, 165-F
t/m 165-H, 156-K t/m 156-M
K Klep
KA Kast
KH Keuzehendel 145-B
KP Koppeling 174-P, 145-L, 152-L, 109-F, 121-V
KPV Kentekenplaatverlichting 59-U, 59-T, 59-S, 59-O, 59-K, 59-I, 49-A
KSP Koplampsproeiers 113-A
KT Koelvloeistoftemperatuur 187-C
KV Koelventilateur 150-T, 148-T
L Links
LA Linksachter
LAS Lambda-sonde 178-H, 178-F, 178-E, 169-H, 169-F, 169-E,
160-G, 160-E
LHM Luchthoeveelheidsmeter 181-H, 163-V, 163-J
LL Leeslamp 129-W, 129-V
LMK Luchtmengklep 134-F
LSE Letselsensor 89-J, 89-D, 64-K, 64-F
LSP Luidspreker 107-B t/m 107-N
LTR Luchttoevoerregeling 134-C
LUV Luchtverdeling 134-I
MAL Mistachterlicht 50-R
MIC Microfoon 97-V
ML Mistlamp (voor) 59-L, 59-H, 49-L
MR Motorregeling 185-A, 176-N, 176-A, 167-Q, 167-A, 158-Q,
158-A
MT Motortemperatuur 179-J, 170-J, 161-H
O Opnemer
OAB Ontsteker airbag 125-L, 125-J, 125-F, 125-C
OD Oliedruk 182-K, 164-T, 161-T, 161-B
OPD Opendak 85-R, 85-O
P Druk (pressure)
PC Portiercontact 51-V, 49-U, 51-T, 49-S
PSE Pingelsensor 155-V, 155-O
PV Portiervergrendeling 76-O, 76-L, 76-C, 76-A
R Rechts
RAD Radio 102-A, 95-I, 93-I
RAW Richtingaanwijzer 59-V t/m 59-Y, 59-R, 59-Q
RE Regen 76-G
REG Regelunit
REL Relais
RL Remlicht 59-S, 59-P, 50-I
RM Raammechanisme (motor) 88-L, 89-H, 88-F, 89-B, 85-B, 66-M, 64-J, 64-
H, 70-B
RP Rempedaal 50-G
RSP Ruitensproeier (pomp) 79-R, 67-Y, 70-X
RWM Ruitenwissermotor 110-I, 112-E, 112-B
S Schakelaar
SA Sigarettenaansteker 112-U
SE Sensor
SM Startmotor 1-A
SPV Spiegelverstelling 66-S, 66-O
SS Stuurschakelaar
STU Stuur
STVW Stoelverwarming 94-F, 94-C
SV Startvergrendeling
T Temperatuur
TC Traction Control 145-Q, 139-R
TEL Telefoon 97-T, 97-P
TT Toerental 187-A, 161-U, 156-N, 145-N
TU Turbo 187-E, 182-F
UGR Uitlaatgasrecirculatie 182-F
UIT Uit
V Voorzijde
VES Verdeelsteker 140-P, 144-K, 138-B, 132-T, 122-T, 122-S,
104-H, 104-C, 95-M, 85-E, 73-I, 73-F, 68-V,
70-U, 66-C, 66-A
VGO Veiligheidsgordel 131-Y
VL Verlichting 58-R, 58-O, 58-J, 58-F
VN Versnelling 145-J, 145-H, 152-I t/m 152-K
VW Verwarming
W Weerstand
WS Wielsensor 142-B t/m 142-F
ZE Zekering
ZO Zoemer 152-G
1 Zwart
2 Wit
3 Oranje
4 Rood
5 Paars/violet/lila
6 Groen
7 Geel
8 Bruin
9 Blauw
A Grijs
B Violet
C Lichtblauw
N.B.
12 is dan zwart/wit
64 is dan groen/rood
enz.
^ Elektrische Installatie
Elektrisch schema 1
Elektrisch schema 2
Elektrisch schema 3
Elektrisch schema 4
Elektrisch schema 5
Elektrisch schema 6
Elektrisch schema 7
Elektrisch schema 8
Elektrisch schema 9
Elektrisch schema 10
Elektrisch schema 11
^ 14.2 Aandrijfriem nevenaggregaten
De aandrijfriem van de nevenaggregaten mag geen sporen van slijtage (barsten,
rafels, insnijdingen) en droge of verharde delen (waardoor de grip minder wordt)
vertonen. Als de riem niet in goede conditie is, moet deze worden vervangen. Voorkom
dat de riem in contact komt met olie of oplosmiddelen, waardoor het rubber minder
elastisch wordt en de grip wordt beperkt.
^ 14.3 Dynamo
^ 14.3.1 Dynamo uit- en inbouwen
(benzinemotoren)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Bevestigingsbouten dynamo:
M10 43-53 (4,3-5,3)
M12 60-74 (6,0-7,4)
- Zet de auto op een hefbrug.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen zoals beschreven in paragraaf
14.2.2.
- Draai de onderste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de reactiestang aan de distributiezijde.
- Maak de stekers los die aangegeven staan in figuur 12.9.
- Maak de bevestiging los en maak de steker los van de fasesensor.
- Verwijder de oliepeilstok.
- Draai de bovenste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Maak de kabelbundel los uit de klemmen en verwijder de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw de achterste steun van de dynamo uit, zie figuur 12.10.
- Maak de stekers los van de brandstofvoorverwarming en de
brandstoftemperatuursensor.
- Maak de brandstofleidingen los van het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en verwijder het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en maak de stekers los van de dynamo.
- Draai de onderste bevestigingsbout van de dynamo los en verwijder de dynamo.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
^ 14.4 Startmotor
^ 14.4.1 Startmotor uit- en inbouwen
(benzinemotoren)
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
^ 14.6 Ruitenwissermechanisme
^ 14.6.1 Ruitenwissermechanisme
voorzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Ruitenwissermotor 10 (1,0)
Wisserarm 20 (2,0)
- Open de motorkap.
- Kantel de sierdoppen van de ruitenwisserarmen omhoog en draai de moeren los.
- Verwijder de ruitenwisserarmen.
- Verwijder de deksels, draai de bouten los en maak de inwendige borgingen los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1823015000, zie figuur 14.8.
Figuur 14.8: Paraventbekleding uitbouwen
1 Deksels
2 Bouten
3 Borgingen
4a Linker paraventbekleding
4b Rechter paraventbekleding
- Verwijder de linker en vervolgens de rechter paraventbekleding.
- Maak de voedingssteker los, zie figuur 14.9.
^ 14.6.2 Ruitenwissermotor
achterzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Wisserarm 8 (0,8)
Als de regeleenheid van de Alfa Romeo Code de via de contactsleutel gezonden code
niet herkent (CODE-lampje op het instrumentenpaneel brandt constant), kan een
noodstart worden uitgevoerd met de code die op de CODE-card vermeld staat. Op de
CODE-card zijn twee code's aangegeven, de noodcode (electronic code) en de
mechanical code van de sleutels. Met behulp van de noodcode kan de auto met behulp
van de Alfa-tester (Examiner) worden gestart of (in noodsituaties) met het gaspedaal.
De noodcode wordt ook gebruikt bij de diagnose van het systeem en bij andere
werkzaamheden met de Examiner. Veel van deze werkzaamheden (bijvoorbeeld
'Opslaan van sleutels') zijn uitsluitend uitvoerbaar na het invoeren van deze code.
Met de noodstartprocedure kan de motor worden gestart als er een probleem is met de
CODE-startblokkering (code defect, sleutel onbruikbaar enz.). Met het gaspedaal kan
de noodcode naar de inspuitregeleenheid worden overgebracht via het van de gasklep
afkomstige signaal. Voer hiervoor de volgende werkzaamheden uit:
^ 15 Carrosserie
In het hoofdstuk "Carrosserie" vindt u de richtmaten van de bodemplaat en de
carrosserie en uit- en inbouwbeschrijvingen van het portierruitmechanisme, het
dashboard en instrumentenpaneel. Daarnaast wordt het airbagsysteem beschreven,
diagnose ervan en het uit- en inbouwen van diverse componenten van het
airbagsysteem.
^ 15.1 Airbagsysteem en
gordelspanners
^ 15.1.1 Algemeen
De Alfa 147 is standaard voorzien van een bestuurders- en passagiersairbag, twee in
de voorstoelen geïntegreerde zij-airbags en twee 'window'-bags (headbags). Zie figuur
15.1 voor de onderdelen van het systeem.
Bij auto's die met een airbag aan passagierszijde zijn uitgerust, is de rechter voorstoel
voorzien van een sensor die de aanwezigheid van een persoon (of een voorwerp boven
een bepaald gewicht) op deze stoel vaststelt en aan de hand hiervan de airbag in
actieve toestand houdt. Wanneer de sensor constateert dat er gedurende een bepaalde
periode (circa 30 seconden) géén persoon op de rechtervoorstoel aanwezig is, zal de
airbag aan passagierszijde automatisch worden gedeactiveerd. De airbag aan
passagierszijde kan met behulp van de contactsleutel via de airbagschakelaar aan de
rechterzijkant van het dashboard uitgeschakeld worden.
Let op! Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is altijd de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht.
_ Koppel voor werkzaamheden aan het airbagsysteem altijd beide accuklemmen los
en isoleer deze polen zorgvuldig. Zet het contact tevens in de 'STOP'-stand.
_ Wacht na het loskoppelen van de accuklemmen ten minste 10 minuten alvorens
met de werkzaamheden te beginnen.
_ Leg een nieuwe of verwijderde airbag altijd met de beklede zijde naar boven in een
metalen kast die afgesloten kan worden.
_ Werkzaamheden aan het airbagsysteem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
juist opgeleide personen.
_ Neem een airbagmodule nooit uit elkaar.
_ Gebruik nooit onderdelen van het airbagsysteem van een andere auto. Altijd
vervangen door nieuwe onderdelen.
_ De elektronische regeleenheid moet altijd worden vervangen na een ongeval
waarbij de airbags zijn ingeschakeld.
_ Gebruik bij het werken aan airbagsystemen een beschermende bril en
handschoenen.
_ Controleer na het uitvoeren van werkzaamheden aan het airbagsysteem de werking
ervan met behulp van de Alfa-tester (Examiner).
_ Controleer als het airbagsysteem is geactiveerd, gedeeltelijk geactiveerd of niet
geactiveerd is de volgende componenten: stuurkolom, stuurkolomsteunen, kabels en
stekerverbindingen, deel waaraan de regeleenheid en de modules zijn bevestigd,
spiraalmechanisme dashboard.
_ Let op! De bedrading van het airbag- en gordelspannersysteem is in de kleur geel
uitgevoerd.
_ Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 85 °C wordt geplaatst.
^ 15.2 Dashboard en
instrumentenpaneel uit- en inbouwen
Dashboard uit- en inbouwen
1 Gereedschappen
1 Bouten
^ 15.3 Portieren
^ 15.3.1 Voorportier
Zie figuur 15.15 voor het voorportier in onderdelen.
^ 15.3.3 Achterklep
Zie figuur 15.17 voor het achterklep in onderdelen.
^ 15.4 Richtmaten
Zie figuur 15.18 tot en metfiguur 15.25 voor de richtmaten van de carrosserie. Alle
waarden zijn aangegeven in mm, met een tolerantie van 2 mm.
^ 16 Periodiek onderhoud
In het hoofdstuk "Onderhoud" zijn de onderhoudschema's opgenomen en, indien van
toepassing, terugstellen van de service-intervalindicatie.
- Controleer iedere 1000 km of voor aanvang van een lange rit de conditie en
spanning van de banden (ook het reservewiel), controleer het koelvloeistofniveau,
het niveau van de stuurbekrachtigingsvloeistof, het rem/koppelingsvloeistofniveau
en het niveau van de ruitensproeiervloeistof en vul zonodig bij.
- Controleer iedere 3000 km of voor de aanvang van een lange rit het peil van de
motorolie en vul zonodig bij.
- Het verdient aanbeveling om aan het begin van de winter de conditie van de accu te
controleren.
^ 17 Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Let op! Zie ook de diverse figuren waarin aanhaalmomenten vermeld zijn.
Nokkenasriemwiel:
Bougies:
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 17-21 (1,7-2,1)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Drijfstanglagerkappen:
Hoofdlagerkappen:
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)
Nokkenasriemwiel:
Bougies:
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Drijfstanglagerkappen:
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Vaste riemspanner hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Verstelbare riemspanner hulporganen 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)
Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)
Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 21-26 (2,1-2,6)
Koelvloeistoftemperatuursensor 20 (2,0)
Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)
Fasesensor 8-10 (0,8-1,0)
Wartels brandstofleidingen:
Achterste motorsteun:
Hoofdlagerkappen:
Drijfstanglagerkappen:
Carterpan:
M6 7-9 (0,7-0,9)
M8 21-26 (2,1-2,6)
Stuurbekrachtigingspompþ en dynamosteun:
M8 25 (2,5)
M10 50 (5,0)
Motorsteun distributiezijde:
Koppeling (Selespeed-modellen)
Versnellingsbak (C.510.5)
M12-bouten 80 (8,0)
M10-bouten 55 (5,5)
M12-moeren 80 (8,0)
Voorwielophanging en aandrijfassen
Onderste verbindingsvork:
Naafmoer (M24):
Achterwielophanging
Stuurinrichting
Stuurwielmoer 50 (5,0)
Bevestigingsbouten stuurhuis (M14) 117-143 (11,7-14,3)
Banjobout toevoerleiding (M14) 36-44 (3,6-4,4)
Banjobout retouraansluiting (M12) 27-33 (2,7-3,3)
Spoorstangkogelmoer 32-39 (3,2-3,9)
Contramoeren spoorstangeinden 45-55 (4,5-5,5)
Stuuras aan rondselas 25 (2,5)
Stuurbekrachtigingspomp 19-25 (1,9-2,5)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (benzine) 36-44 (3,6-4,4)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (diesel) 50 (5,0)
Riemwiel stuurbekrachtigingspomp 25 (2,5)
Remsysteem
Elektrische installatie
^ 18 Revisiematen
Voor zover niet anders vermeld, worden alle revisiematen in millimeters gegeven.
In het hoofdstuk "Revisiematen" vindt u per beschreven motor een overzicht van de
revisiematen. Behandeld worden ondermeer de cilinderkop, de in- en uitlaatklep, de
nokkenas, de zuiger en cilinder, de zuigerveren, de krukas en drijfstang, de oliepomp
en het vliegwiel.
Klepgeleiders
Binnendiameter 7,022-7,040
Buitendiameter 13,010-13,030
overmaat buitendiameter 0,20
Kleppen
Klepsteeldiameter
inlaat 6,975-6,990
uitlaat 6,960-6,975
Klepveren
Vrije hoogte
buitenste klepveer 46
binnenste klepveer 39
Lengte binnenste klepveer
bij 96-106 N 29,5
bij 201-221 N 20
Lengte buitenste klepveer
bij 271-294 N 34
bij 485-524 N 24,5
Nokkenas
Klepstoterbussen
Klepstoterdiameter 32,959-32,975
Klepstelwijze hydraulisch
Cilinderblok
Zuigers
Drijfstangen
Boringdiameter drijfstangvoet
1.6-16V 51,354-51,366
2.0-16V 53,897-53,909
Boringdiameter drijfstangkop 20,006-20,012
Massaverschil tussen drijfstangen minder dan 5
gram
Dikte drijfstanglagers (1.6-16V)
klasse A 1,536-1,540
klasse B 1,539-1,543
klasse C 1,542-1,546
Dikte drijfstanglagers (2.0-16V)
klasse A 1,527-1,531
klasse B 1,530-1,534
klasse C 1,533-1,537
Krukas
Hoofdlagertapdiameter
klasse A 52,994-53,000
klasse B 52,988-52,994
klasse C 52,982-52,988
ondermaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter (1.6-16V)
klasse A 48,238-48,240
klasse B 48,230-48,232
klasse C 48,226-48,230
ondermaat 0,127
Drijfstanglagertapdiameter (2.0-16V)
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
ondermaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221
Oliepomp
Klepgeleiders
Binnendiameter 8,022-8,040
Buitendiameter 14,010-14,030
overmaat buitendiameter 0,05/0,10/0,25
Kleppen
Klepsteeldiameter
inlaat 7,974-7,992
uitlaat 7,974-7,992
Klepveren
Nokkenas
Klepstoters
Klepstoterdiameter 36,975-36,995
Klepstelwijze vulplaatjes
Cilinderblok
Diameter cilinderboringen
klasse A 82,000-82,010
klasse B 82,010-82,020
klasse C 82,020-82,030
Diameter hoofdlagerboringen 63,691-63,732
Coniciteit cilinderboring minder dan
0,005
Onrondheid cilinderboring minder dan
0,05
Vervorming pasvlak cilinderkop minder dan
0,1
Overmaat cilinders 0,1
Zuigers
Afstand vanaf onderzijde zuiger 8
voor meten van zuigerdiameter
Zuigerdiameter
klasse A 81,783-81,797
klasse B 81,793-81,807
klasse C 81,803-81,817
Massaverschil tussen zuigers ±5 gram
Diameter zuigerpen 25,982-25,998
Diameter zuigerpenboring 25,999-26,004
Hoogtespeling zuigerveren in groeven
boven 0,020-0,060
midden 0,020-0,060
onder 0,030-0,065
Zuigerslotspeling in cilinder
boven 0,25-0,40
midden 0,25-0,50
onder 0,25-0,50
Drijfstangen
Krukas
Hoofdlagertapdiameter
klasse A 59,994-60,000
klasse B 59,988-59,994
klasse C 59,982-59,988
overmaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
overmaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221
Oliepomp
^ 19 Technische gegevens
Motorcode AR 37203
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 77 (105)
bij (1/min) 5600
Max. koppel (Nm) 140
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9
Smeersysteem
Koelsysteem
Brandstofsysteem
Ontsteking
Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKUR6ETB
zijdelings (M10) NGK CR7ECK
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
Motorcode AR 32104
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 88 (120)
bij (1/min) 6200
Max. koppel (Nm) 146
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9
Smeersysteem
Koelsysteem
Brandstofsysteem
Ontsteking
Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max. koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 11
Smeersysteem
Koelsysteem
Brandstofsysteem
Ontsteking
Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max. vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max. koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Klepspeling koud (mm)
inlaat 0,30 ±0,05
uitlaat 0,35 ±0,05
Inspuitpomp radialjet
merk en type Bosch EDC-15C7 (commonrail)
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT 2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België (pk) 10
Smeersysteem
Koelsysteem
Brandstofsysteem
Versnellingsbaktype C.510.5
Overbrengings-
verhoudingen (:1)
1e-versnelling 3,545
2e-versnelling 2,238
3e-versnelling 1,520
4e-versnelling 1,156
5e-versnelling 0,919
achteruitversnelling 3,909
Eindoverbrenging 3,866
Inhoud (L) 2,01
Oliekwaliteit API-GL5
Olieviscositeit SAE 75W-90
Aanbevolen type Tutela ZC75 Synth.
Selespeed-unit
inhoud (L) 0,6
oliekwaliteit ATF Dexron III
aanbevolen type Tutela CS Speed
Handgeschakelde versnellingsbak dieselmotor
Wielophanging
Type
voor onafhankelijk met dubbele
draagarmen,
veerpoten en stabilisatorstang
achter onafhankelijk met twee dwarse
draagarmen,
een langsarm, MacPherson-
veerpoten en
stabilisatorstang
Stuurinrichting
Type tandheugel-en-rondsel,
bekrachtigd
Aantal stuurwielomwentelingen 2,2
Minimum draaicirkel (m) 11,5
Overbrengingsverhouding
in mm/omwenteling 68
Diameter tandheugel (mm) 28
Diameter spoorstangen (mm) 14,5
Oliekwaliteit Dexron II
Aanbevolen type Tutela GI/A
Inhoud (L) 1,2
Remmen
Achterwielremmen (schijven)
Elektrische installatie
Startmotor
1.6-16V 12 V-1,1 kW
2.0-16V 12 V-1,1 kW
1.9-JTD 12 V-2,0 kW
Merk Bosch
Typecode
benzinemodellen EMB 31.00
dieselmodellen EMB 38.02
Draairichting rechtsom
Aantal polen 6
Bekrachtiging permanent
Rondsel met vrijloop
Axiale speling ankeras 1,15 ±0,45
Dynamo
Accu
Afmetingen (mm)
^ 1 Algemeen
Alfa Romeo 147 2000-2002
In het hoofdstuk "Algemeen" vindt u een algemene inleiding, een overzicht van de
autotypes die per model beschreven worden, de lokatie van de identificatieplaatjes en
een overzicht van het dashboard en instrumentenpaneel.
^ 1.1 Inleiding
De eerste officiële foto's van de Alfa 147 verschenen in de zomer van 2000, maar op de
Salon van Parijs dat jaar beleefde dit nieuwe basismodel van Alfa Romeo zijn
publieksintroductie. In maart 2001 volgde de vijfdeurs versie. De Alfa 147 is een auto
die sportiviteit combineert met orginaliteit. Tegelijk roept hij sterke herinneringen op
aan het verleden: de grille en de motorkap met het markante V-profiel verwijzen naar
de schitterende 6C 2500 'Villa d'Este' uit 1949. De Alfa 147 is een sportieve hatchback
met voorwielaandrijving die, binnen een lengte van 4,17 meter, inspeelt op iedere
wens op het gebied van comfort, veiligheid en prestaties. De Alfa 147 is standaard of
als optie leverbaar met een scala aan interactieve elektronische systemen voor het
chassismanagement, zoals ABS met EBD, ASR en VDC/MSR om de auto te corrigeren
wanneer deze zijn grip dreigt te verliezen. Het instrumentenpaneel met sportieve
ronde klokken bevat een multifunctionele display waarop informatie wordt
weergegeven over het functioneren van de auto. Verder zijn de L-versies uitgerust met
een trip-computer en cruise-control. Voor een maximum aan communicatiecomfort is
als optie een info-telematicasysteem leverbaar. Het systeem is in drie verschillende
versies leverbaar. Allemaal bevatten ze een radio/CD-speler met handsfree GSM dual
band-telefoon, een GPS-module en een SOS-toets om voor informatie of hulp
rechtstreeks contact op te nemen met het Contact Centre. De uitgebreidere versies
hebben bovendien een navigatiesysteem. Ook aan de veiligheid van de inzittenden is
ruimschoots gedacht. Beschermbalken in de portieren en verstevigingen die bij een
ongeval voor een gecontroleerde vervormingskarakteristiek zorgen. Als dat nodig is,
zal een elektronische regeleenheid de passieve veiligheidsvoorzieningen activeren,
bestaande uit zes airbags. Het pakket omvat een frontairbag voor zowel de bestuurder
als de voorpassagier (de passagiersairbag kan eventueel buiten werking worden
gesteld), twee in de voorstoelen geïntegreerde zijairbags en twee 'window airbags' die
in een zijdelingse richting de hoofden van de inzittenden beschermen. Allemaal
standaardvoorzieningen, net als de voorste veiligheidsgordels met spanners en
krachtbegrenzers, de samendrukbare stuurkolom en het FPS-brandpreventiesysteem
dat bij een ongeval onmiddellijk de brandstoftoevoer onderbreekt.
Er zijn twee versies van de 1.6 16V Twin Spark-motor leverbaar, met 105 pk of 120
pk. Beide motoren bereiken al bij zo'n 2000 1/min de maximum koppelwaarde. De
sportiefste motor is een 2.0 16V Twin Spark met 110 kW/150 pk en een koppel van 181
Nm. Naast deze drie benzinemotoren is er ook een dieseluitvoering leverbaar. Deze 1,9
L-motor is voorzien van een Garrett variabele turbocompressor en heeft een vermogen
van 81 kW/110 pk. De elektronisch gestuurde directe dieselinspuiting is volgens het
'common rail'-principe. De turbodiesel houdt het brandstofverbruik en de emissies
binnen de perken door optimaal gebruik te maken van de restenergie in de
uitlaatgassen. Verder worden de katalysators en lambdasondes van alle
benzinemotoren bewaakt door een EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) dat
continu de emissieregeling conform de Euro 3-normen controleert.
De 1,6 L-motoren en de 1,9 L-dieselmotor zijn alleen leverbaar met een handschakelde
versnellingsbak. De 2,0 L-uitvoering is naast een handgeschakelde versie ook
leverbaar met een automatische 'Selespeed'-versnellingsbak. Dit systeem is voor het
eerst toegepast bij de Alfa 156. Het automatische 'Selespeed'-systeem is afgeleid van
het systeem dat door Ferrari voor de Formule 1 is ontwikkeld. Het uitgangspunt voor
de ontwikkeling was het laten vervallen van het koppelingspedaal en het
automatiseren van de koppeling en de versnellingsbakbediening. Hiervoor wordt een
elektronische regeleenheid gebruikt die permanent in verbinding staat met de
regeleenheid van het motormanagementsysteem.
Modeljaar Modellen
2000 1.6 T.Spark Progression 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 105 pk (3d.)
1.6 T.Spark Progression 120 pk (3d.)
1.6 T.Spark Distinctive 120 pk (3d.)
2.0 T.Spark Distinctive (3d.)
2.0 T.Spark Selespeed Distinctive (3d.)
^ 1.2 Dashboard en
instrumentenpaneel
Zie figuur 1.3 voor het dashboard en de figuren 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 voor de diverse
uitvoeringen van het instrumentenpaneel van de Alfa 147.
Figuur 1.5: Instrumentenpaneel 1.6 T.Spark Distinctive (105 pk), 1.6 T.Spark
Progression/Distinctive (120 pk) en 2.0 T-Spark
A Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor reservevoorraad
B Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor maximum
temperatuur
C Snelheidsmeter
D Display voor totaal- en dagkilometerstand plus koplampinstelling
E Multifunctionele display
F Toerenteller
^ 1.3 Identificatieplaatjes
In de motorruimte is bovenop de rechterwielkast het carrosserienummer ingeslagen.
Dit bestaat uit de typecode van de auto en het chassisnummer. Het motornummer is
linksachter aan de versnellingsbakzijde op het motorblok ingeslagen.
^ 1.4 Adressen
Fabrikant: Fiat Auto S.p.A., Viale Alfa Romeo, 20020 Arese (Milano), Italië.
^ 2 Benzinemotoren
^ 2.1 Inleiding
Er worden drie typen viercilinder-benzinemotoren gebruikt voor de Alfa 147. Ze
behoren tot de jongste modulaire motorengeneratie en worden geproduceerd in de
Pratola Serra-fabriek. In alle gevallen betreft het motoren met twee bovenliggende
nokkenassen en vier kleppen per cilinder. De 2,0 L-uitvoeringen zijn bovendien
voorzien van twee contra-roterende balansassen die ervoor zorgen dat motortrillingen
gereduceerd worden. Het gaat in de beschreven gevallen om dwars voorin geplaatste
motoren waarvan de technische gegevens vermeld staan in tabel 2.1. Alle viercilinder-
benzinemotoren hebben een vijfmaal gelagerde krukas, een distributieriem voor de
nokkenasaandrijving, variabele kleptiming en hydraulische klepstoters, waarmee het
controleren en afstellen van de klepspeling is komen te vervallen. De motoren zijn
uitgerust met een motormanagementsysteem dat zowel de inspuiting als de ontsteking
regelt. De 1,6 L-motoren worden behandeld vanaf paragraaf 2.2 en de 2,0 L-motor
vanaf paragraaf 2.3. In verband met technische overeenkomsten tussen de
bovengenoemde motoren wordt waar mogelijk verwezen naar eerdere paragrafen en
figuren.
Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max.vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max.koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Inspuitsysteem multipoint
merk Bosch
type Motronic
ME7.3.1
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontstekingssysteem elektronisch
type transistor
Fiscaal vermogen België 11
(pk)
^ 2.2 1,6 L-benzinemotoren
De 1,6 L-benzinemotoren hebben vier cilinders in lijn en worden dwars voorin
geplaatst. De twee bovenliggende nokkenassen, die vier kleppen per cilinder bedienen,
worden door een distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De
krukas is vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens van de motor staan
vermeld in hoofdstuk 19.
Distributieriem uitbouwen
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)
Uitbouwen
Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.
Inbouwen
Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000
Klepstoters controleren
1 12,8-13,2 mm
- Controleer na het vlakken de inhoud van de verbrandingskamer met behulp van een
maatglas en motorolie.
Kleppen en kleponderdelen
Klepgeleiders controleren
- Meet de speling tussen de klepsteel en de klepgeleider door de dikte van de
klepsteel en de binnendiameter van de klepgeleider op te meten en vervolgens deze
waarden van elkaar af te trekken.
- Vervang zo nodig de klepgeleiders.
Klepgeleiders vervangen
Figuur 2.13: Klepgeleider (1a) met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821176000
(1b) uitbouwen
- Breng een nieuwe klepgeleider aan met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1821254000.
- Breng de binnendiameter van de klepgeleider op de voorgeschreven maat met
behulp van een geschikte ruimer.
Snelkoppeling 1870684000
Uitbouwen
Inbouwen
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Zuigerveren controleren
Cilinderboring controleren
Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)
Vliegwielblokkeergereedschap 1820624000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring
Krukas uitbouwen
- Bouw de motor/versnellingsbak uit.
- Verwijder de dynamo en de startmotor.
- Verwijder de versnellingsbak, de distributieriem, de cilinderkop en de zuigers met
drijfstangen. Zie de desbetreffende paragrafen.
- Verwijder de drukgroep en de koppelingsplaat.
- Zet het cilinderblok op zijn kop op een werkbank of op een montagestandaard.
- Blokkeer het vliegwiel met speciaal gereedschap (Alfa 1820624000). Draai de
bevestigingsbout van de krukas los, (let op! linkse draad) en verwijder het
krukasriemwiel, zie figuur 2.26.
Krukas inbouwen
^ 2.2.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Carterpan uitbouwen
Carterpan inbouwen
Oliepomp controleren
Distributieriem uitbouwen
- Draai de bouten van het inlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het
riemwiel tegen met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1822155000.
- Draai de bout van het uitlaatnokkenasriemwiel iets los. Houd daarbij het riemwiel
tegen met behulp van de speciale gereedschappen Alfa 1822156000 en 1822146000.
- Verwijder de nokkenaslagerkappen die aangegeven staan in figuur 2.1. Let op!
Merk de nokkenaslagerkappen zodat ze bij inbouwen op exact dezelfde plaats
gemonteerd worden.
- Breng op de plaatsen van de nokkenaslagerkappen het
distributietiminggereedschap aan en draai de bouten met een aanhaalmoment van
10 Nm vast.
- Draai voordat de distributieriem wordt omgelegd het in- en
uitlaatnokkenasriemwiel rechtsom tegen het einde van de slag.
- Breng de distributieriem aan via het krukasriemwiel, de vaste geleiderol, het
uitlaatnokkenasriemwiel, het inlaatnokkenasriemwiel, de distributieriemspanner
en het koelvloeistofpompriemwiel. Let hierbij op de juiste draairichting van de
distributieriem die aangegeven staat met een pijl.
- Steek speciaal gereedschap Alfa 1822149000 in de boring van de steun voor de
distributieriemspanner, zie figuur 2.2.
- Draai het gereedschap zodat de distributieriem maximaal wordt voorgespannen.
Draai in deze stand de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast.
- Houd daarbij de nokkenasriemwielen tegen met behulp van het speciaal
gereedschap en draai de bevestigingsbout(en) met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwijder het distributietiminggereedschap en breng de nokkenaslagerkappen aan
(let op de zelf aangebrachte merktekens). Zet ze met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Draai de krukas twee omwentelingen in motordraairichting en zet de zuiger van
cilinder nr. 1 weer in het BDP.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner iets los en zet met behulp
van speciaal gereedschap Alfa 1822149000 het merkteken op de
distributieriemspanner tegenover het vaste merkteken op het cilinderblok, zie
figuur 2.3.
- Draai de bevestigingsmoer van de distributieriemspanner vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)
Uitbouwen
Let op! De cilinderkop mag pas worden uitgebouwd als de motor geheel is afgekoeld.
Inbouwen
Verwijderen nokkenasriemwielen:
inlaatzijde 1822155000
uitlaatzijde 1822156000
hulpstuk 1822146000
Uitbouwgereedschap klepgeleiders 1821176000
Montagehulpstuk klepgeleiders 1821254000
Montagehulpstuk klepsteelafdichtrubbers 1821206000
Aanbrengen nokkenaskeerring:
inlaatzijde 1821252000
uitlaatzijde 1821228000
Klepstoters controleren
Kleppen en kleponderdelen
Klepgeleiders controleren
Klepgeleiders vervangen
Snelkoppeling 1870684000
Uitbouwen
Inbouwen
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Zuigerveren controleren
Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Vliegwiel 144-176
(14,4-17,6)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Aanzuigbuis oliepomp 14-17 (1,4-
1,7)
Krukasriemwiel (linkse draad) 209-231
(20,9-23,1)
Deksels balansassen 8-10 (0,8-1,0)
Balansasriemwiel 45-55 (4,5-
5,5)
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Montagehulpstuk voorste 1821247000
krukaskeerring
Uitbouwen balansasriemwielen 1820286000
Vliegwielblokkeergereedschap 1820161001
Krukas uitbouwen
Krukas controleren
Krukas inbouwen
^ 2.3.7 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Carterpan uitbouwen
Carterpan inbouwen
^ 2.4 Plastigage
Het meten van lagerspelingen gaat het beste met 'Plastigage'. Dit is de naam van een
nauwkeurig gekalibreerde kunststofmeetdraad (zie figuur 2.46).
^ 3 Dieselmotor
^ 3.1 Inleiding
Er wordt één type 'common rail'-dieselmotor gebruikt voor de Alfa 147. Dit is een
viercilinderachtklepper van 1,910 L met enkele bovenliggende nokkenas (OHC),
turbocompressor met tussenkoeler en directe dieselinspuiting. De motor is dwars
voorin geplaatst. De technische gegevens staan vermeld in tabel 3.1. De enkele
bovenliggende nokkenas, die twee kleppen per cilinder bedient, wordt door een
distributieriem met mechanische spaninrichting aangedreven. De krukas en de
nokkenas zijn beide vijfmaal gelagerd. De overige technische gegevens van de motor
staan vermeld in hoofdstuk 19.
Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max.vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max.koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Inspuitpomp radialjet
type Bosch EDC-15C7
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT
2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België 10
(pk)
Klepspeling (koud):
inlaat (mm) 0,30 ±0,05
uitlaat (mm) 0,35 ±0,05
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Kleppendeksel 10 (1,0)
Hefboom 1860443000
Blokkeergereedschap voor klepstoters 1860724001
Punttang universeel
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het geluidsisolatiedeksel van de
cilinderkop.
- Maak de twee carterventilatieslangen los van het kleppendeksel.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder het kleppendeksel.
- Verdraai de krukas rechtsom tot de nok van de af te stellen klep naar boven wijst
en de onderliggende klep gesloten is.
- Meet de speling tussen de nok en het vulplaatje.
- Als de gemeten waarde niet juist is, moet het vulplaatje worden vervangen. Om het
vulplaatje te verwijderen, moet de klepstoter omlaag worden gedrukt met behulp
van speciaal gereedschap (Alfa 1860443000, zie figuur 3.1) en het
blokkeergereedschap voor de klepstoters (Alfa 1860724001) worden aangebracht.
Plaats dit gereedschap op de rand van de klepstoter, zodat het vulplaatje met een
magneet of punttang kan worden verwijderd.
Figuur 3.1: Klepstoter omlaag drukken met behulp van speciaal gereedschap Alfa
1860443000 en klepstoter naar beneden houden met behulp van speciaal gereedschap
Alfa 1860724001
1 Speciaal gereedschap Alfa 1860443000
2 Speciaal gereedschap Alfa 1860724001
3 Vulplaatjes
- Breng een nieuw vulplaatje met de juiste dikte aan en monteer het vulplaatje, met
de zijde waar de dikte op staat naar beneden.
- Herhaal deze handelingen voor de overige kleppen.
- Breng het kleppendeksel met een nieuwe pakking aan.
Krukaspoelie 25 (2,5)
Reactiestang 45-51 (4,5-5,1)
Steunbeugel reactiestang 45-55 (4,5-5,5)
Distributieriemspanner 25 (2,5)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-
10,8)
Vervang ook altijd de distributieriem als deze voor een reparatie is verwijderd.
Distributieriem uitbouwen
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart
slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart
slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
1 141 mm ±0,15
- Meet met een meetklok hoeveel millimeter de zuigers boven het pakkingvlak van
het motorblok uitsteken. Om de compressieverhouding binnen de tolerantie te
houden, moet een juiste cilinderkoppakking worden gemonteerd.
Klepgeleiders controleren
Klepgeleiders vervangen
1 90° ±20'
Uitbouwen
Inbouwen
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Voorste gedeelte uitlaat aan middendeel 30 (3,0)
Voorste gedeelte uitlaat aan spruitstuk 30 (3,0)
Hoekverdraaiingsgereedschap 1860942000
Zuigerveren controleren
Cilinderboring controleren
Hoofdlagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +100°
verderdraaien
Drijfstanglagerkappen:
fase 1 24-26 (2,4-
2,6)
fase 2 +60°
verderdraaien
Vliegwielbouten* 144-176
(14,4-17,6)
Centrale krukasriemwielbout** 323-357
(32,3-35,7)
Voorste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Achterste krukasdeksel 8-10 (0,8-1,0)
Oliedruksensor 27-33 (2,7-
3,3)
Krukas uitbouwen
Krukas controleren
Krukas inbouwen
^ 3.9 Smeersysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Carterpan uitbouwen
Carterpan inbouwen
- Verwijder de distributieriem.
- Verwijder de carterpan.
- Verwijder de vaste distributieriemspanner.
- Draai de bevestigingsbouten los en plaats het expansiereservoir opzij.
- Hang de motor aan de bovenzijde op in een takel.
- Verwijder de verstelbare distributieriemspanner.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomppoelie.
- Draai de bevestigingsbouten los en trek de stuurbekrachtigingspomp los van de
bijbehorende steun.
- Verwijder het motoroliefilter.
- Verwijder de bevestigingspen van de oliekoeler aan het voorste oliepompdeksel.
- Verwijder de motorsteun aan de distributiezijde.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de stuurbekrachtigingspomp- en
dynamosteun, zie figuur 3.32.
Oliepomp controleren
^ 4 Koelsysteem en verwarming
De Alfa 147 met benzinemotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem
bestaat uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de
distributieriem aangedreven koelvloeistofpomp en een elektrisch bediende ventilateur
(uitvoeringen met airconditioning: twee snelheden) die door de motorregeleenheid via
een relais wordt geschakeld. De regeleenheid van het motormanagementsysteem
regelt de koelventilateur aan de hand van ingangsgrootheden zoals de
koelvloeistoftemperatuur en het airconditioningssignaal. Het koelsysteem van de
benzinemotoren wordt beschreven in paragraaf 4.2.
Dieselmotoren
De Alfa 147 met dieselmotor heeft een gesloten koelsysteem. Het koelsysteem bestaat
uit een radiateur, een expansievaatje, een thermostaat, een door de distributieriem
aangedreven koelvloeistofpomp en twee elektrisch bediende ventilateurs (met twee
snelheden) die door de motorregeleenheid via een relais worden geschakeld. Het
koelsysteem van de dieselmotoren wordt beschreven in paragraaf 4.3.
Verwarming
^ 4.2.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen
- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.
^ 4.2.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Inlaatnokkenasriemwiel 8-10 (0,8-1,0)
Koelvloeistofpomp 23-28 (2,3-2,8)
Uit- en inbouwen
^ 4.2.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Uit- en inbouwen
^ 4.2.5 Radiateur
Uit- en inbouwen
^ 4.3.2 Expansiereservoir
Uit- en inbouwen
- Breng een geschikt verloopstuk aan op de lektester en schroef de dop van het
expansiereservoir op het verloopstuk.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 0,98 ±0,1 bar op.
- Controleer dat de afblaasklep van de dop bij die waarde opent. Is dat niet het geval,
vervang dan de dop.
- Verwijder de dop van het expansiereservoir.
- Breng het verloopstuk op de druktester aan en schroef de druktester op het
expansiereservoir, zie figuur 4.3.
- Bouw met behulp van de zuiger een druk van 1,08 bar op. Let op! Laat de druk
nooit tot meer dan 1,38 bar oplopen.
- Controleer dat deze druk gehandhaafd blijft.
- Is dat niet het geval, controleer het koelsysteem dan op lekkage aan de
aansluitingen en in de radiateur.
^ 4.3.3 Koelvloeistofpomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Uit- en inbouwen
^ 4.3.4 Thermostaat
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Uit- en inbouwen
^ 4.3.5 Radiateur
Uit- en inbouwen
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte (indien gemonteerd).
- Plaats een opvangbak voor koelvloeistof.
- Maak de onderste koelvloeistofafvoerslang los van de radiateur en tap het
koelsysteem af.
- Verwijder de accu en de accuhouder uit de motorruimte.
- Maak de steker los van de luchtkwantummeter.
- Maak de klem los, maak het luchtfilterhuis los van de onderste bevestigingspennen
en de luchtinlaat en verwijder het complete luchtfilterhuis.
- Maak de bovenste koelvloeistofslang los van de radiateur.
- Draai de bevestigingsbouten los, maak de stekerverbindingen los en verwijder de
complete elektroventilateur, zie figuur 4.6.
- Verwijder de voorbumper.
- Draai de bouten los en verwijder de luchtgeleider.
- Bevestig de condensor op een geschikte plaats aan de carrosserie.
- Draai de bevestigingsbouten los en verwijder de radiateur.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Vul en ontlucht het koelsysteem zoals beschreven in paragraaf 4.3.1.
^ 5 Benzine-inspuiting
^ 5.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle benzine-uitvoeringen uitgerust met een Bosch ME7.3.1.-
motormanagementsysteem met multipoint-inspuiting. Het Bosch Motronic ME7.3.1-
systeem met elektronisch bediende gasklep behoort tot de geïntegreerde systemen
waarin de gefaseerde sequentiële inspuiting en ontsteking zijn samengevoegd. De 2,0
L-uitvoeringen beschikken over nokkenasverstelling en inlaatspruitstukverstelling.
Bij de Selespeed-uitvoeringen kan de bedieningsstrategie van de gasklep met behulp
van de CITY-toets op het dashboard worden aangepast aan de rijomstandigheden. De
stand 'CITY' is voor souplesse en rijcomfort en 'Normaal' voor een sportieve rijstijl. De
inschakeling van deze functie is zichtbaar door een brandend lampje op het
instrumentenpaneel.
Veiligheidsmaatregelen
- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Verwijder voor werkzaamheden aan het brandstofsysteem, eerst de druk uit het
systeem door de onderdrukslang van de brandstofdrukregelaar los te nemen en iets
onderdruk op de brandstofdrukregelaar te zetten.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.
Uitlaatsysteem
Zie figuur 5.5 voor de componenten van het uitlaatsysteem van de 1,6 L-uitvoeringen
met 105 pk.
Voer een complete diagnose uit met de Alfa-tester (Examiner) als het stationair
toerental afwijkt van de gespecificeerde waarde.
^ 5.5 Brandstofsysteem
Technische gegevens
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Snelkoppeling 1870684000
Set verloopstukken 1860955003
Set verloopstukken 1860955001
Manometer 1860955000
Uitbouwen brandstofpomp (bevestigingsring) 1821167000
Het brandstofsysteem is 'returnless', dat wil zeggen dat er slechts één leiding tussen
de brandstoftank en de motor loopt. Hierdoor zijn de retourleiding, het brandstoffilter
en de drukregelaar vervallen. De drukregelaar en het brandstoffilter zijn geïntegreerd
in de brandstofpompunit. Hierdoor wordt het risico op brand bij een ongeval en de
emissie van brandstofdamp tot een minimum beperkt. Zie figuur 5.7 voor de
componenten van het brandstofsysteem.
Figuur 5.7: Overzicht van het brandstofsysteem
1 Brandstoftank
2 Brandstofpomp/brandstofniveauzender
3 Brandstofvulpijp
4 Brandstofverdeelleiding
5 Inspuitventielen
6 Brandstofdampafscheider
7 Vlotterklep
8 Actief koolfilter
9 Returnless brandstofsysteem
Traagheidsschakelaar
Om de veiligheid van de inzittenden tijdens een ongeval te vergroten is de auto
uitgerust met een traagheidsschakelaar (ook wel veiligheidsschakelaar genoemd). De
schakelaar bevindt zich onderaan de stijl van het linker portier, zie figuur 5.12. De
schakelaar beperkt het brandgevaar (door lekkage van brandstof uit het
brandstofsysteem) door bij een botsing de voeding van de elektrische brandstofpomp te
onderbreken. De massaverbinding kan worden hersteld door de knop bovenop de
schakelaar in te drukken.
^ 5.6 Emissieregelsystemen
De Alfa 147 met benzinemotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een
brandstofdampafzuigsysteem en een emissiesysteem bestaande uit katalysatoren en
lambdasondes. De plaatsing van de diverse delen is ondermeer weergegeven in de
figuren 5.2, 5.5 en 5.6.
Carterventilatiesysteem
Dit systeem beheerst de uitstoot van de carterdampen uit het carter. Deze dampen
bestaan uit een lucht/brandstofmengsel en verbrandingsresten, die langs de
zuigerveren lekken, en uit oliedampen. Het systeem voert de carterdampen af naar
het inlaatsysteem, zie figuur 5.13.
Brandstofdampafzuigsysteem
Lambdasondes
^ 5.7 Storingsdiagnose
Diagnose
Geheugen wissen
Gasklephuis
Inspuitregeleenheid
Lambdasonde
Brandstofdampafsluitklep
^ 6 Dieselinspuiting
^ 6.1 Inleiding
De Alfa 147 is leverbaar met één dieseluitvoering. De 1,9 L-turbodieseluitvoering
(motorcode 937A2000) is uitgerust met een direct dieselinspuitsysteem, type Bosch
Common Rail EDC-15C7 met turbocompressor en tussenkoeler (intercooler).
Veiligheidsmaatregelen
- Start de motor nooit als de accuklemmen niet goed op de accupolen zijn bevestigd.
- Gebruik nooit een snellader voor het starten van de motor.
- Koppel de accu nooit los bij draaiende motor.
- Koppel de accu los van de elektrische installatie indien de accu met een acculader
moet worden opgeladen.
- Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 80 °C wordt geplaatst.
- Koppel de multisteker van de elektronische regeleenheid nooit los of sluit hem nooit
aan indien de contactsleutel in de stand 'Marcia' staat.
- Maak de massakabel altijd los van de accu voordat werkzaamheden met een
elektrisch lasapparaat aan de auto worden uitgevoerd.
- Zet de brandstofpomp niet in werking als er geen brandstof in de leidingen staat.
- Verwijderen (of aansluiten) van kabels en stekerverbindingen van het
inspuitsysteem (ook testkabels) alleen bij uitgeschakeld contact.
- Bij werkzaamheden aan het brandstofsysteem moeten ontstekingsbronnen uit de
buurt worden gehouden, moet vonkvorming worden voorkomen en moet uiterst
goed op verontreinigingen worden gelet.
- Lekkages (valse lucht) in het inlaat- en uitlaatsysteem kunnen storingen
veroorzaken.
- Bij alle werkzaamheden in de motorruimte moet erop worden gelet dat de
ventilateur vanzelf kan aanslaan.
- Vermijd zo veel mogelijk dat de accu wordt losgekoppeld omdat daardoor informatie
in het geheugen van de elektronische regeleenheid wordt gewist.
Indien er door de regeleenheid een defect wordt vastgesteld aan bijvoorbeeld een
sensor, vervangt de elektronische regeleenheid de gegevens van de sensor door reeds
in het geheugen opgeslagen gegevens, zodat de motor kan blijven functioneren. De
regeleenheid schakelt dan over naar de zogenaamde 'recovery'-stand. De motor blijft
hierdoor op een acceptabel niveau werken. Tevens wordt de storing opgeslagen in een
permanent geheugen dat via de speciale Alfa tester (Examiner) kan worden
uitgelezen. De regeleenheid neemt de taak van het defecte onderdeel permanent over
en regelt de werking van het onderdeel met bepaalde limitaties. Zie figuur 6.1 voor de
informatiestromen tussen de regeleenheid en de sensoren en actuatoren van het
motormanagementsysteem enfiguur 6.2 voor de locatie van de componenten. Figuur
6.3 geeft een schematische weergave van het systeem.
- zelfdiagnose;
- regeling van de hoeveelheid in te spuiten brandstof;
- verbinding met de startblokkering (Alfa-CODE);
- regeling van het inspuitmoment en de voorinspuiting;
- regeling van de turbodruk;
- regeling van het stationair en maximum toerental;
- regeling van de uitlaatgasrecirculatie (EGR);
- regeling van de voorgloei-installatie;
- regeling van de airconditioning;
- bediening van de elektrische opvoerpomp;
- bediening van de elektrische koelventilateurs;
- controle van de brandstoftemperatuur.
^ 6.3 Uitwendige motorcomponenten
Inlaatluchtcircuit
Uitlaatsysteem
^ 6.4 Brandstofsysteem
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Bevestigingssteun brandstoffilter 24 (2,4)
Inspuitpompriemwiel 42-52 (4,2-5,2)
Moeren dieselinspuitpomp 26-32 (2,6-3,2)
Wartelmoeren brandstofleiding (M14) 22 (2,2)
Bevestigingsmoer verstuiver 26-32 (2,6-3,2)
Bouten achterwielophanging 58-72 (5,8-7,2)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)
- Draai de kartelknop onderaan het filter los, tot al het water is afgetapt en er
uitsluitend zuivere brandstof uit het filter stroomt. Zie figuur 6.7.
^ 6.4.7
Lagedrukbrandstofretourcircuit
controleren
- Sluit een drukmeter aan op de brandstofretourleiding naar de tank.
- Draai de contactsleutel op de stand 'MAR'.
- Controleer of de drukmeter binnen 30 seconden een druk aangeeft onder 1 bar. Let
op! De brandstofpomp in de tank schakelt na 30 seconden uit.
^ 6.5 Emissieregelsystemen
De Alfa Romeo 147 met dieselmotor is met drie systemen uitgerust die de emissie van
schadelijke stoffen beperken: een carterventilatiesysteem, een elektronisch geregeld
uitlaatgasrecirculatiesysteem en een emissiesysteem bestaande uit een ongeregelde
oxidatiekatalysator.
Carterventilatiesysteem
De carterventilatie bestaat uit een slang, waarin de dampen uit het cilinderblok
samenkomen, en het kleppendeksel waarin een deel condenseert, zie figuur 6.13.
Het uitlaatgasrecirculatiesysteem voert een gedeelte (5-15%) van het uitlaatgas terug
naar het inlaatspruitstuk onder bepaalde bedrijfsomstandigheden van de motor. Het
uitlaatgas vermindert de piektemperatuur van de thermodynamische cyclus in de
verbrandingskamer. Op deze manier wordt de vorming van stikstofoxiden (NOx)
verminderd. De EGR-klep wordt bediend door de inspuitregeleenheid en heeft tot taak
om het uitlaatgas van het uitlaatspruitstuk terug te leiden naar het inlaatsysteem van
de motor. Een warmtewisselaar zorgt voor een gedeeltelijke koeling van het
uitlaatgas, waardoor het volumetrisch rendement van de motor stijgt.
Oxidatiekatalysator
^ 6.6 Turbocompressor
De turbocompressor met variabele geometrie is op het uitlaatspruitstuk gemonteerd
en verbetert het volumetrisch rendement van de motor. De werking van de
turbocompressor met variabele geometrie wordt geregeld door de regeleenheid via de
VGT-magneetklep, zie figuur 6.16.
^ 6.7 Storingsdiagnose
Diagnose
Geheugen wissen
Koelvloeistoftemperatuursensor
Toerental/BDP-sensor
Fasesensor
Turbodruksensor
Brandstoftemperatuursensor
Brandstofdruksensor
Gaspedaalsensor
De gaspedaalsensor bestaat uit een huis dat via een flens op de pedaalsteun is
gemonteerd. In het huis zijn axiaal op een as twee potentiometers aangesloten (een
hoofd- en een beveiligingspotentiometer). Bovendien zijn er twee veren gemonteerd;
één om de benodigde weerstand aan het gaspedaal te geven en één om de sensor in
ruststand terug te drukken als het gaspedaal wordt losgelaten. De regeleenheid
verwerkt het elektrische signaal van beide potentiometers tot informatie over de
gaspedaalstand. De informatie over de gaspedaalstand wordt verwerkt in combinatie
met de informatie over het motortoerental om de inspuitduur en de inspuitdruk te
regelen.
Gloeibougies
- Meet de inwendige weerstand aan de gloeibougies. Die moet 0,6 ohm bedragen.
Koelvloeistoftemperatuursensor
Luchtkwantummeter
^ 7 Ontsteking
^ 7.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle benzine-uitvoeringen voorzien van een elektronische ontsteking
die samen met de benzine-inspuiting door het motormanagementsysteem geregeld
wordt. De elektronische motorregeleenheid krijgt hiervoor van verschillende sensoren
informatie en berekent aan de hand van deze waarden telkens het optimale
ontstekingsmoment. Het ontstekingstijdstip kan niet worden afgesteld. Gebruik bij
dit hoofdstuk tevens hoofdstuk 5 voor de plaatsing en controle van de diverse
componenten.
^ 7.2 Werking ontstekingssysteem
De bekrachtigingsmodules voor de verdelerloze statische ontsteking zijn ingebouwd in
de regeleenheid. Elke bougie beschikt over een eigen bobine. In de regeleenheid is een
kenveldentabel opgeslagen, waarin voor elke cilinder aan het eind van de
compressieslag de optimale ontstekingsvervroeging op basis van het motortoerental en
de motorbelasting is opgeslagen. De regeleenheid corrigeert de ontstekingsvervroeging
in hoofdzaak op basis van:
- koelvloeistoftemperatuur;
- inlaatluchttemperatuur;
- eventueel pingelen;
- gasklepstand (gasklepsensor).
^ 7.3 Bougies
Technische gegevens
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
^ 8 Koppeling
In het hoofdstuk "Koppeling" vindt u een beschrijving van de koppeling, het uit- en
inbouwen van de koppeling en het uit- en inbouwen van de overige koppelingsdelen.
^ 8.1 Inleiding
De Alfa 147 is in alle uitvoeringen voorzien van een enkelvoudige
drogeplaatkoppeling. De koppeling wordt op alle uitvoeringen, behalve de Selespeed-
uitvoeringen, hydraulisch via een ringwerkcilinder (CSC-systeem) bediend. Bij auto's
met Selespeed-versnellingsbak is het koppelingspedaal vervallen en wordt de
koppeling automatisch bediend door een elektrohydraulische unit die ook het kiezen
en inschakelen van de versnellingen regelt. Zie figuur 8.1 voor de schematische
opbouw en bediening van de koppeling in handgeschakelde uitvoeringen enfiguur 8.2
voor de opbouw en bediening van de koppeling in Selespeed-uitvoeringen.
Vliegwielblokkeergereedschap 18060161001
Centreerdoorn 1870447001
Ontluchtgereedschap 1806097001
Inbouwen
1 Ontluchtingsbout
^ 9 Handgeschakelde versnellingbak
en differentieel
In het hoofdstuk "Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel" vindt u een
overzicht van de toegepaste versnellingsbakken, een beschrijving van het uit- en
inbouwen van de versnellingsbak, het uit elkaar nemen en in elkaar zetten van de
versnellingsbak en het uit- en inbouwen van het schakelbedieningsmechanisme.
^ 9.1 Inleiding
De Alfa 147 is in handgeschakelde uitvoering voorzien van een vijfversnellingsbak met
geïntegreerd differentieel. Er worden twee typen gebruikt, zie tabel 9.1 en tabel 9.2,
die onderling kunnen verschillen qua overbrengingsverhoudingen. De versnellingsbak
van het type C.510 wordt beschreven in paragraaf 9.4 en de versnellingsbak van het
type C.530 in paragraaf 9.5. De technische gegevens van de versnellingsbakken zijn
vermeld in hoofdstuk 19.
*2.0/2.0 Selespeed.
^ 9.2.1 Benzinemodellen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Oliepeil controleren
1 Vulopening
- De olie moet tegen de onderkant van de vulopening staan. Vul zo nodig bij.
Versnellingsbakolie verversen
- Verwijder de vulplug.
- Draai de aftapplug los en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftapplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de vulplug,
zie figuur 9.1.
- Draai de vulplug weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
^ 9.2.2 Dieselmodellen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Oliepeil controleren
Versnellingsbakolie verversen
- Verwijder de peilstok.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Draai de aftappluggen los (zie figuur 9.2) en tap de versnellingsbakolie af.
- Draai de aftappluggen weer in en zet deze met het juiste aanhaalmoment vast.
- Vul de versnellingsbak met de juiste hoeveelheid en kwaliteit olie via de
peilstokopening, zie figuur 9.2.
- Breng de beschermplaat onder de motorruimte weer aan.
^ 9.3.1 Benzinemodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de massakabel los van de steun aan de versnellingsbakzijde.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Bouw het complete luchtfilter en de luchtinlaatmof met de luchtkwantummeter uit.
- Alleen Selespeed-uitvoeringen: Bouw de elektrohydraulische unit uit zoals
beschreven in paragraaf 8.3.1. Draai na het uitbouwen van de unit de
bevestigingsbout van de motor/baksteun aan het ophangrubber met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Verwijder de ontgrendellippen en maak de schakelkabels los van de steunbeugel.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer twee passende beugels voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.3.
1 Beugels
^ 9.3.2 Dieselmodellen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Traverse 1820581000
Steunblokken 1870650000
Traverse 1860851000
Verticale steun 1870748000
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Bouw de accu en de accuhouder uit.
- Maak de klemmen en de stekerverbinding los en verwijder het complete
luchtfilterhuis.
- Draai de bevestigingsmoer van de steunbeugel voor de turbodrukregelklep los en
verplaats de steunbeugel compleet met de klep zodat deze geen hindernis vormen.
- Maak de slang tussen de trillingsdemper en de koppelingactuator los van de
actuator en vang de rem/koppelingsvloeistof op in een opvangbak. Sluit daarna de
slang met een passende plug af.
- Draai de moeren los en verplaats de trillingsdemper van de hydraulische
koppelingbediening compleet met de slang opzij.
- Maak de massakabel los van de versnellingsbak.
- Maak de steker los van de schakelaar voor de achteruitrijlichten.
- Maak de twee kogelkoppen van de schakelkabels los.
- Draai de bevestigingsmoeren los en plaats de schakelkabels compleet met de
steunbeugel opzij.
- Draai de moeren los en verplaats de motorkapontgrendeling opzij zonder de
bedieningskabel los te maken.
- Monteer een passende beugel voor het veilig ondersteunen van de motor, zoals
aangegeven in figuur 9.6.
Montagestandaard 1820146000
Flens 1820229000
Slagtrekker 1821161000
Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.
- Verwijder het voorste lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1820022000.
- Monteer een nieuw lager met behulp van een hydraulische pers en speciaal
gereedschap Alfa 1870659000 en 1820022000.
Onderdelen controleren
In elkaar zetten
- Smeer alle onderdelen vóór de montage ruimschoots in met schone
versnellingsbakolie van de voorgeschreven soort.
- Span de ingaande as in een bankschroef.
- Breng het naaldlager voor het aandrijftandwiel van de 3e-versnelling aan.
- Plaats het aandrijftandwiel voor de 3e-versnelling.
- Plaats achtereenvolgens de synchroniseerring voor de 3e-versnelling, de
synchronaaf voor de 3e/4e-versnelling en de schakelmof voor de 3e/4e-versnelling.
- Plaats de voorsynchronisatieblokjes in de zittingen op de synchronaaf voor de
schakelmof.
- Plaats de synchroniseerring voor de 4e-versnelling.
- Monteer de bus van de 4e-versnelling, het naaldlager van de 4e-versnelling en het
aandrijftandwiel van de 4e-versnelling met behulp van een hydraulische pers en
speciaal gereedschap Alfa 1820022000.
- Plaats het vulstuk en monteer het achterste lager met behulp van een hydraulische
pers en een passende stempel.
De binnenste loopring van het voorste lager op de uitgaande as kan niet worden
verwijderd. Vervang deze zonodig samen met de uitgaande as.
Onderdelen controleren
In elkaar zetten
Trekker 1840005200
Klemmen 1840005103
Montagehulpstuk 1821062000
- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005200 en 1840005103.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker (dit tandwiel is wel gemonteerd, maar wordt niet gebruikt).
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Verwijder de satellietenas met behulp van een passende pendrijver. Let op! Bij
deze bewerking wordt de veerbus doorgesneden.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.16 uit.
Onderdelen controleren
In elkaar zetten
- Plaats de planeetwielen.
- Monteer de satellieten met de bijbehorende drukringen.
- Monteer de satellietenas met behulp van een passende pendrijver.
- Monteer met een passende pendrijver een nieuwe veerbus voor borging van de
satellietenas.
- Controleer met behulp van een schroevendraaier de juiste passing tussen de
planeetwielen en de satellieten, waarbij ze zonder speling en met een lichte
weerstand moeten draaien.
- Monteer het kroonwiel, waarbij op de eerder aangebrachte merktekens moet
worden gelet en draai de bijbehorende bouten met het voorgeschreven
aanhaalmoment vast.
- Verwarm het aandrijftandwiel van de kilometerteller geleidelijk tot een
temperatuur van 100-120 °C alvorens het in te bouwen.
- Monteer de lagers met behulp van speciaal gereedschap Alfa 1821062000.
Montagestandaard 1820146000
Steun voor micrometer 1820085000
- Monteer de selectiehefboom en draai de bijbehorende bouten met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
- Monteer de schakelvinger in het tandwielhuis, monteer de veerbus en draai de
bijbehorende bout vast, zie figuur 9.17.
Montagestandaard 1820146000
Flens 1847017004
Slagtrekker 1840206001
Let op! Leg bij het uit elkaar nemen de onderdelen op volgorde weg, zodat deze bij het
in elkaar zetten weer op de oorspronkelijke plaats komen te zitten.
Plaat 1874290000
Halve ringen 1870675000
Reactieblok 1870660000
Steun voor halve ringen 1846017001
Halve ringen 1870676000
Halve ringen 1846001001
Huishelften controleren
Trekker 1840005001
Klemmen 1840005301
- Verwijder de twee lagers van het differentieelhuis met behulp van speciaal
gereedschap 1840005001 en 1840005301.
- Verwijder het aandrijftandwiel voor de kilometertelleraandrijving met behulp van
een geschikte trekker.
- Merk de stand van het kroonwiel op het differentieelhuis.
- Draai de bouten los en verwijder het kroonwiel.
- Scheid de differentieelhuishelften met behulp van een passende pendrijver.
- Verwijder de vulring, het lager en het planeetwiel.
- Verwijder de borgspie met een passende pendrijver uit de satellietenas.
- Bouw de overige onderdelen aan de hand van figuur 9.32 uit.
Onderdelen controleren
In elkaar zetten
Kalibers 1870648000
Referentietraverse 1870649000
Plaat 1870647000
Dop 1870652000
- In elkaar zetten van de versnellingsbak gebeurt in omgekeerde volgorde van uit
elkaar nemen. Let daarbij op de volgende punten:
- Monteer gelijktijdig de in- en uitgaande as in hun zitting.
- Bij vervanging van één of meer van de volgende onderdelen: ingaande as,
vliegwielhuis, versnellingsbakhuis, voorste lager van ingaande as, achterste lagers,
synchronaaf van de 5e-versnelling, uitgaande as, aangedreven tandwielen van 3e,
4e of 5e-versnelling, moet de dikte van de vulringen voor de voorspanning van de
lagers voor de ingaande as en de uitgaande as als volgt worden bepaald.
- Bepaal de dikte van de vulringen bij het vervangen van de complete uitgaande as,
achterste lager van secundaire as, aangdreven tandwielen van 3e, 4e en 5e-
versnelling als volgt:
- Plaats twee kalibers (speciaal gereedschap Alfa 1870648000) in de zittingen voor de
achterste lagers in het versnellingsbakhuis.
- Plaats een referentietraverse (speciaal gereedschap Alfa 1870649000) op het
versnellingsbakhuis.
- Breng de twee cilinders van de kalibers (zonder te forceren) met behulp van een
schroevendraaier via de twee gaten in contact met de onderzijde van de
referentietraverse. Blokkeer de twee cilinders met behulp van de bijbehorende
bouten.
- Verwijder de referentietraverse en de kalibers uit het versnellingsbakhuis en plaats
de twee kalibers op speciaal gereedschap Alfa 1870647000.
- Bevestig aan het gereedschap voor controle van de lagervoorspanning: het vulstuk,
de aanslagschijf en de centreerbus, zoals aangegeven in figuur 9.34.
- Bereken de dikte van de vulring door aan het gemeten verschil 0,12 toe te voegen.
Let op! Deze waarde (0,12 mm) komt overeen met de voorgeschreven voorspanning
van de differentieellagers.
- Plaats een vulring (of vulringen) voor de lagervoorspanning met een dikte die gelijk
is aan de berekende dikte (of de eerst leverbare dikte daarboven) in de zitting.
^ 9.6 Bedieningsmechanisme
versnellingsbak
Zie figuur 9.38 voor het toegepaste bedieningsmechanisme van de beide
handgeschakelde versnellingsbaktypen.
^ 10 Aandrijfassen
In het hoofdstuk "Aandrijfassen" vindt u een uit- en inbouwbeschrijving van de
aandrijfassen, een beschrijving van het vervangen van de homokinetische koppeling
en het vervangen van de stofhoes.
^ 10.1 Inleiding
De aandrijfassen van de Alfa 147 zijn van gelijke lengte met aan weerszijden een
homokinetische koppeling. Aan de rechterzijde wordt een tussenas tussen differentieel
en aandrijfas toegepast met een lagering op het cilinderblok. Op de linker aandrijfas is
een balansmassa gemonteerd die bijdraagt aan de demping van trillingen.
Aandrijfassen
Let op! Beschreven wordt de methode voor de linkeraandrijfas. De methode voor de
rechteraandrijfas is vergelijkbaar.
Tussenas
Montagehulpstuk 1860770000
^ 11 Wielophanging en vering
^ 11.1 Inleiding
De voorwielophanging van de Alfa 147 bestaat uit een geometrisch ontwikkeld
'parallellogram' dat wordt gevormd door een gietijzeren onderste draagarm, een stalen
veerpoot en een lichtmetalen bovenste draagarm. De co-axiale veerpoot is door middel
van een elastische steun aan de opbouw bevestigd en door middel van een
lichtmetalen vork aan de onderste draagarm. Om redenen van ruimte en structurele
stijfheid is de bovenste arm scharnierend verbonden aan een aluminium 'coquille' (aan
de opbouw verankerd) die als steun fungeert voor de bovenste verbinding van de
veerpoot. De achterwielophanging bestaat uit een speciaal op het gebied van geometrie
en constructiedetails ontwikkeld MacPherson-schema. De constructie bestaat uit een
veerpoot, twee dwarse draagarmen die zijn gemaakt uit geperst staalplaat en een
langsarm. De dwarse draagarmen hebben verschillende lengtes om een geringe
besturing te produceren als gevolg van een elastokinematisch effect. Zowel voor en
achter wordt gebruik gemaakt van een subframe en een stabilisatorstang.
Figuur 11.1: Wielophanging Alfa 147
1 Voorwielophanging
2 Achterwielophanging
^ 11.2 Voorwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Naafmoer (M24):
fase 1 67-74 (6,7-7,4)
fase 2 +62° verderdraaien
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Stabilisatorstang aan subframe 36-44 (3,6-4,4)
Spoorstangkogelmoer 45-55 (4,5-5,5)
Schokdempervork aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
Onderste bevestigingsbout schokdempervork 108-132 (10,8-13,2)
Moer bovenste draagarm aan fusee 43-47 (4,3-4,7)
Bovenste bevestigingsmoeren veerpoot 42-52 (4,2-5,2)
Fuseekogelmoer 86-95 (8,6-9,5)
Remschijf 10-14 (1,0-1,4)
Toerentalsensor van ABS 7-9 (0,7-0,9)
Remklauwhouder 111-123 (11,1-12,3)
Bevestigingsbouten voorwiellager 76-84 (7,6-8,4)
Bevestigingsbouten onderste wieldraagarm 71-79 (7,1-7,9)
(M10)
Bevestigingsmoeren bovenste wieldraagarm 42-52 (4,2-5,2)
Subframe (M12) 108-132 (10,8-13,2)
Subframe (M10) 72-88 (7,2-8,8)
Stuurhuis aan subframe 117-143 (11,7-14,3)
Bouten achterste motor/baksteun (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Moer achterste motor/baksteun (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Ophangrubber achterste motor/baksteun (M8) 32-39 (3,2-3,9)
Verstevigingsstang (M12) 68-83 (6,8-8,3)
Verstevigingsstang (M8) 24 (2,4)
Wielbouten (stalen velg) 77-95 (7,7-9,5)
Wielbouten (lichtmetalen velg) 88-108 (8,8-10,8)
Speciaal gereedschap (Alfa)
Stempel 1870631000
Montagehulpstuk 1870225002
^ 11.3 Achterwielophanging
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Sleutel 1860973000
De/montagehulpstuk achterwielnaaf 1870665000
^ 11.4 Wielstanden
- Plaats de auto voor het controleren van de wielstanden op een horizontale, vlakke
vloer.
- De banden moeten in gelijke mate gesleten zijn en de juiste spanning hebben, zie
paragraaf 11.5.
- De onderdelen van de wielophanging en de stuurinrichting mogen geen overmatige
slijtage vertonen.
- De wiellagers moeten in goede staat zijn.
- Controleer de afstand tussen B en A zoals is weergegeven in figuur 11.16. Die
waarde moet 48 mm bedragen en geldt voor alle uitvoeringen.
*Niet afstelbaar.
^ 12 Stuurinrichting
In het hoofdstuk "Stuurinrichting" vindt u een beschrijving van de toegepaste
stuurinrichting, uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende componenten van
de stuurinrichting zoals het stuurwiel (incl. de airbag), de stuurkolom, de
stuurbekrachtigingspomp en het stuurhuis.
^ 12.1 Inleiding
De Alfa 147 is uitgerust met een bekrachtigde stuurinrichting van het tandheugel-en-
rondsel-type. De stuurkolom (energie-absorberend) is zowel verticaal als axiaal
verstelbaar en bestaat uit twee delen met een kruiskoppeling in het midden en is via
een kruiskoppeling met de rondselas van het stuurhuis verbonden. De
stuurbekrachtigingspomp wordt via de aandrijfriem van de nevenaggregaten (zie
hoofdstuk 14) aangedreven. De beschrijving van de airbagsystemen is opgenomen in
hoofdstuk 15 (Carrosserie). Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is
altijd de veiligheidsmaatregelen in acht die opgenomen zijn in hoofdstuk 15.
Stuurwielmoer 50 (5,0)
^ 12.3 Stuurhuis
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
^ 12.5 Stuurbekrachtigingspomp
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
- Draai het stuurwiel 4 of 5 keer volledig van rechts naar links en terug met de
wielen van de grond en niet draaiende motor.
- Controleer het niveau in het reservoir en vul zonodig bij.
- Start de motor en draai het stuurwiel 4 of 5 keer van rechts naar links en terug.
- Vul indien nodig olie in het reservoir bij.
^ 13 Remmen
In het hoofdstuk "Remmen" vindt u een beschrijving van het toegepaste remsysteem
en uit- en inbouwbeschrijvingen van de verschillende componenten van het
remsysteem zoals de remblokken, de remklauw, de remschijf of remtrommel, de
hoofdremcilinder, de rembekrachtiger en de handremkabel. Daarnaast worden enkele
revisies en controles aan het remsysteem beschreven, en het ontluchten ervan. Verder
wordt het antiblokkeerremsysteem (ABS) beschreven, uit- en inbouw van diverse
componenten van het antiblokkeerremsysteem en diagnose met storingscodes.
^ 13.1 Inleiding
Het remsysteem van de Alfa 147 bestaat uit twee diagnonaal gescheiden remcircuits.
Een circuit werkt op één voorwiel en één achterwiel, bijvoorbeeld rechtsvoor met
linksachter. Hierdoor blijven bij een defect in één van de circuits de remmen aan beide
zijden van de auto werken, waardoor de stabiliteit gehandhaafd blijft. Alle
uitvoeringen zijn voorzien van geventileerde schijfremmen voor, met uitzondering van
de 1,6 L-uitvoeringen met 105 pk. Deze zijn voorzien van massieve remschijven. Aan
de achterzijde zijn alle uitvoeringen voorzien van massieve remschijven. Alle
uitvoeringen zijn uitgerust met het 4-kanaals Bosch 5.7-antiblokkeerremsysteem met
vier actieve sensoren en elektronische remdrukverdeling (EBD), dat ervoor zorgt dat
de remkracht, afhankelijk van de asbelastingen, in de juiste verhouding over de voor-
en achteras verdeeld wordt. Het belangrijkste kenmerk van de actieve sensoren is dat
het signaal direct door de sensor wordt bewerkt en niet eerst naar de regeleenheid
wordt gestuurd. Het signaal heeft hierdoor direct invloed op het systeem. Afhankelijk
van de uitvoering is het systeem voorzien van elektronische regelingen, zoals ASR
(antidoorslipregeling van de aangedreven wielen), en/of VDC (dynamische
stabiliteitregeling van de auto). Alle uitvoeringen zijn voorzien van een
rembekrachtiger met een diameter van 10þ. Deze rembekrachtiger wordt bij de
dieselmodellen door een onderdrukpomp van onderdruk voorzien. De remblokslijtage
wordt elektronisch gecontroleerd door middel van sensoren en de handrem werkt op de
achterwielen. De technische gegevens staan vermeld in hoofdstuk 19.
^ 13.3 Onderdrukpomp
rembekrachtiger (uitvoeringen met
dieselmotor) uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
^ 13.4 Voorwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
- Verwijder de voorwielen.
- Maak de steker van de remblokslijtagesensor los.
- Verwijder de bevestigingsveer van de voorremklauw, zie figuur 13.5.
^ 13.4.2 Remschijf
Controleren
- Meet de slingering van de remschijf met behulp van een klokmicrometer op 2 mm
van de buitenrand van de remschijf.
- Controleer de dikte van de remschijf en vervang de remschijf indien de minimaal
toelaatbare dikte is bereikt.
- Controleer het oppervlak van de remschijf op vervorming of diepe groeven. Indien
nodig mag de remschijf worden afgedraaid.
Uit- en inbouwen
Controleren
^ 13.5 Achterwielremmen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
- Verwijder de achterwielen.
- Verwijder de hoes van de handremhendel.
- Trek de handremhendel omhoog en draai de stelmoer van de handremkabel iets los.
- Maak de handremkabel los van de remklauw.
- Verwijder de bevestigingsbouten uit de remklauw en neem deze uit de
remklauwhouder, zie figuur 13.6.
Figuur 13.6: Remblokken vervangen
1a Bevestigingsbout remklauw
1b Remklauw
2 Remblokken
- Neem de remblokken uit de remklauw. Let op! Het rempedaal mag niet worden
ingedrukt wanneer de remblokken zijn verwijderd.
- Verwijder vuil, stof en eventuele roest.
- Breng een dun laagje kopervet aan op de achterzijde van de remblokken.
- Tap met behulp van een zuigpompje wat remvloeistof uit het reservoir af en druk de
remzuiger met behulp van een hamersteel terug in de cilinder. Let erop dat het
remvloeistofreservoir niet overstroomt.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
- Druk de zuigers van de achterremklauwen terug met behulp van speciaal
gereedschap Alfa 1822108000
- Trap het rempedaal enkele malen in zodat de remblokken zich kunnen zetten.
- Controleer het remvloeistofniveau en vul dit indien nodig bij.
- Stel de handremkabel af.
^ 13.5.2 Remschijf
Controleren
Uit- en inbouwen
Controleren
^ 13.7 Handrem
^ 13.8.1 Algemeen
Alle uitvoeringen van de Alfa 147 zijn voorzien van het Bosch 5.7 ABS/EBD. Het ABS
is parallel aan het hydraulische remsysteem aangebracht, zodat bij een storing altijd
geremd kan worden. Met het ABS is het EBD (Electronic Brake force Distribution)
geïntegreerd. Hierdoor is geen remdrukregelaar op de achterremmen aanwezig. De
Bosch ABS 5.7-regeleenheid wordt ook wel het verdeelpunt remmen (NFR) genoemd
en is leverbaar in drie uitvoeringen:
In het ABS met VDC is het ASR/MSR geïntegreerd. In het ASR is ook de TC
(tractieregeling) opgenomen.
Bij een storing in het EBD gaan het ABS-waarschuwingslampje en het lampje voor te
laag remvloeistofniveau/aangetrokken handrem gelijktijdig branden. Onder deze
omstandigheden moet zeer voorzichtig met de auto naar de dichtstbijzijnde dealer
worden gereden om het systeem te laten controleren.
Met behulp van de Alfa-tester (Examiner) kan de regeleenheid van het ABS worden
uitgelezen. Het elektrohydraulische aggregaat kan niet worden gerepareerd. Als een
storing wordt vastgesteld, moet het aggregaat worden vervangen. Het aggregaat wordt
gevuld met remvloeistof DOT 4 afgeleverd. Het remsysteem moet op dezelfde wijze
worden ontlucht als een traditioneel remsysteem. Houd bij het werken aan
antiblokkeerremsystemen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Voorwielen
Achterwielen
1 Steker
^ 14 Elektrische installatie
A Achterzijde
AB Airbag 119-C, 122-A
ABS Antiblokkeerremsysteem 140-A
A/C Airconditioning 131-A
AC Accu 8-B
ADU Antidiefstalunit 76-V, 76-T
AI Alarmknipperlichtinstallatie 50-E
AJ Aanjager 130-F, 128-B
ANT Antenne 97-T
AT Automatische transmissie 113-A
ATEL Autotelefoon 107-P
AUL Achteruitrijlicht 50-L, 50-J
AV Achterruitverwarming 95-A
BAK Brandstofafslagklep 179-D, 169-D, 161-D
BC Boordcomputer 30-M, 39-A
BD Brandstofdruk 187-G
BDP Bovenste dode punt 188-I, 178-K, 169-K, 160-J
BF Brandstoffilter 182-B
BK Brandstofklep 174-Q
BO Bobine 173-C t/m 173-E, 164-C t/m 164-E, 155-G
t/m 155-J
BP Brandstofpomp 150-W, 146-W
BRV Bagageruimte vergrendeling 129-T, 76-Y, 76-X, 76-Q
BTP Brandstoftemperatuur 182-C
BV Binnenverlichting 58-C, 58-A
C Condensator
CC Cruisecontrol 121-O
CL Claxon 114-X, 112-X, 114-W
CM Compressor 131-M
CTS Contactslot 4-E
CU Controle-unit
D Diode
DI Diesel
DKV Dashboardkastje verlichting 132-R, 130-R
DL Dimlicht 59-M, 59-G
DRZE Draadzekering
DS Diagnosesteker 35-O
DY Dynamo 15-A
EX Extra
GB Gloeibougies 179-R, 178-R
GHS Gierhoeksensor 143-G
GK Gasklep 182-G, 169-V, 169-M, 161-K
GL Grootlicht 59-K, 59-I
GP Gaspedaal 187-J, 172-J, 163-M
GSP Gordelspanner 125-E, 125-D
HB Headbag 125-I, 125-G
HZE Hoofdzekering
IP Instrumentenpaneel 22-V, 30-A
ISV Inspuitventiel(en) 174-R t/m 174-U, 174-F t/m 174-H, 165-F
t/m 165-H, 156-K t/m 156-M
K Klep
KA Kast
KH Keuzehendel 145-B
KP Koppeling 174-P, 145-L, 152-L, 109-F, 121-V
KPV Kentekenplaatverlichting 59-U, 59-T, 59-S, 59-O, 59-K, 59-I, 49-A
KSP Koplampsproeiers 113-A
KT Koelvloeistoftemperatuur 187-C
KV Koelventilateur 150-T, 148-T
L Links
LA Linksachter
LAS Lambda-sonde 178-H, 178-F, 178-E, 169-H, 169-F, 169-E,
160-G, 160-E
LHM Luchthoeveelheidsmeter 181-H, 163-V, 163-J
LL Leeslamp 129-W, 129-V
LMK Luchtmengklep 134-F
LSE Letselsensor 89-J, 89-D, 64-K, 64-F
LSP Luidspreker 107-B t/m 107-N
LTR Luchttoevoerregeling 134-C
LUV Luchtverdeling 134-I
MAL Mistachterlicht 50-R
MIC Microfoon 97-V
ML Mistlamp (voor) 59-L, 59-H, 49-L
MR Motorregeling 185-A, 176-N, 176-A, 167-Q, 167-A, 158-Q,
158-A
MT Motortemperatuur 179-J, 170-J, 161-H
O Opnemer
OAB Ontsteker airbag 125-L, 125-J, 125-F, 125-C
OD Oliedruk 182-K, 164-T, 161-T, 161-B
OPD Opendak 85-R, 85-O
P Druk (pressure)
PC Portiercontact 51-V, 49-U, 51-T, 49-S
PSE Pingelsensor 155-V, 155-O
PV Portiervergrendeling 76-O, 76-L, 76-C, 76-A
R Rechts
RAD Radio 102-A, 95-I, 93-I
RAW Richtingaanwijzer 59-V t/m 59-Y, 59-R, 59-Q
RE Regen 76-G
REG Regelunit
REL Relais
RL Remlicht 59-S, 59-P, 50-I
RM Raammechanisme (motor) 88-L, 89-H, 88-F, 89-B, 85-B, 66-M, 64-J, 64-
H, 70-B
RP Rempedaal 50-G
RSP Ruitensproeier (pomp) 79-R, 67-Y, 70-X
RWM Ruitenwissermotor 110-I, 112-E, 112-B
S Schakelaar
SA Sigarettenaansteker 112-U
SE Sensor
SM Startmotor 1-A
SPV Spiegelverstelling 66-S, 66-O
SS Stuurschakelaar
STU Stuur
STVW Stoelverwarming 94-F, 94-C
SV Startvergrendeling
T Temperatuur
TC Traction Control 145-Q, 139-R
TEL Telefoon 97-T, 97-P
TT Toerental 187-A, 161-U, 156-N, 145-N
TU Turbo 187-E, 182-F
UGR Uitlaatgasrecirculatie 182-F
UIT Uit
V Voorzijde
VES Verdeelsteker 140-P, 144-K, 138-B, 132-T, 122-T, 122-S,
104-H, 104-C, 95-M, 85-E, 73-I, 73-F, 68-V,
70-U, 66-C, 66-A
VGO Veiligheidsgordel 131-Y
VL Verlichting 58-R, 58-O, 58-J, 58-F
VN Versnelling 145-J, 145-H, 152-I t/m 152-K
VW Verwarming
W Weerstand
WS Wielsensor 142-B t/m 142-F
ZE Zekering
ZO Zoemer 152-G
1 Zwart
2 Wit
3 Oranje
4 Rood
5 Paars/violet/lila
6 Groen
7 Geel
8 Bruin
9 Blauw
A Grijs
B Violet
C Lichtblauw
N.B.
12 is dan zwart/wit
64 is dan groen/rood
enz.
^ Elektrische Installatie
Elektrisch schema 1
Elektrisch schema 2
Elektrisch schema 3
Elektrisch schema 4
Elektrisch schema 5
Elektrisch schema 6
Elektrisch schema 7
Elektrisch schema 8
Elektrisch schema 9
Elektrisch schema 10
Elektrisch schema 11
^ 14.2 Aandrijfriem nevenaggregaten
De aandrijfriem van de nevenaggregaten mag geen sporen van slijtage (barsten,
rafels, insnijdingen) en droge of verharde delen (waardoor de grip minder wordt)
vertonen. Als de riem niet in goede conditie is, moet deze worden vervangen. Voorkom
dat de riem in contact komt met olie of oplosmiddelen, waardoor het rubber minder
elastisch wordt en de grip wordt beperkt.
^ 14.3 Dynamo
Bevestigingsbouten dynamo:
M10 43-53 (4,3-5,3)
M12 60-74 (6,0-7,4)
- Zet de auto op een hefbrug.
- Controleer of de contactsleutel in de stand 'STOP' staat en maak de massakabel
van de accu los.
- Verwijder het geluidsisolatiedeksel van de cilinderkop.
- Verwijder het rechter voorwiel.
- Verwijder de beschermplaat onder de motorruimte.
- Verwijder de binnenbekleding van de wielkuip.
- Verwijder de aandrijfriem voor de hulporganen zoals beschreven in paragraaf
14.2.2.
- Draai de onderste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de reactiestang aan de distributiezijde.
- Maak de stekers los die aangegeven staan in figuur 12.9.
- Maak de bevestiging los en maak de steker los van de fasesensor.
- Verwijder de oliepeilstok.
- Draai de bovenste bevestigingsbout los van de oliepeilstokbuis.
- Maak de kabelbundel los uit de klemmen en verwijder de oliepeilstokbuis.
- Draai de bouten los en verwijder de bescherming van de stuurbekrachtigingspomp.
- Bouw de achterste steun van de dynamo uit, zie figuur 12.10.
- Maak de stekers los van de brandstofvoorverwarming en de
brandstoftemperatuursensor.
- Maak de brandstofleidingen los van het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en verwijder het brandstoffilter.
- Draai de moeren los en maak de stekers los van de dynamo.
- Draai de onderste bevestigingsbout van de dynamo los en verwijder de dynamo.
- Inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
^ 14.4 Startmotor
^ 14.6 Ruitenwissermechanisme
^ 14.6.1 Ruitenwissermechanisme
voorzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmomenten in Nm (kgf.m)
Ruitenwissermotor 10 (1,0)
Wisserarm 20 (2,0)
- Open de motorkap.
- Kantel de sierdoppen van de ruitenwisserarmen omhoog en draai de moeren los.
- Verwijder de ruitenwisserarmen.
- Verwijder de deksels, draai de bouten los en maak de inwendige borgingen los met
behulp van speciaal gereedschap Alfa 1823015000, zie figuur 14.8.
^ 14.6.2 Ruitenwissermotor
achterzijde uit- en inbouwen
Aanhaalmoment in Nm (kgf.m)
Wisserarm 8 (0,8)
Als de regeleenheid van de Alfa Romeo Code de via de contactsleutel gezonden code
niet herkent (CODE-lampje op het instrumentenpaneel brandt constant), kan een
noodstart worden uitgevoerd met de code die op de CODE-card vermeld staat. Op de
CODE-card zijn twee code's aangegeven, de noodcode (electronic code) en de
mechanical code van de sleutels. Met behulp van de noodcode kan de auto met behulp
van de Alfa-tester (Examiner) worden gestart of (in noodsituaties) met het gaspedaal.
De noodcode wordt ook gebruikt bij de diagnose van het systeem en bij andere
werkzaamheden met de Examiner. Veel van deze werkzaamheden (bijvoorbeeld
'Opslaan van sleutels') zijn uitsluitend uitvoerbaar na het invoeren van deze code.
Met de noodstartprocedure kan de motor worden gestart als er een probleem is met de
CODE-startblokkering (code defect, sleutel onbruikbaar enz.). Met het gaspedaal kan
de noodcode naar de inspuitregeleenheid worden overgebracht via het van de gasklep
afkomstige signaal. Voer hiervoor de volgende werkzaamheden uit:
^ 15 Carrosserie
^ 15.1 Airbagsysteem en
gordelspanners
^ 15.1.1 Algemeen
De Alfa 147 is standaard voorzien van een bestuurders- en passagiersairbag, twee in
de voorstoelen geïntegreerde zij-airbags en twee 'window'-bags (headbags). Zie figuur
15.1 voor de onderdelen van het systeem.
Bij auto's die met een airbag aan passagierszijde zijn uitgerust, is de rechter voorstoel
voorzien van een sensor die de aanwezigheid van een persoon (of een voorwerp boven
een bepaald gewicht) op deze stoel vaststelt en aan de hand hiervan de airbag in
actieve toestand houdt. Wanneer de sensor constateert dat er gedurende een bepaalde
periode (circa 30 seconden) géén persoon op de rechtervoorstoel aanwezig is, zal de
airbag aan passagierszijde automatisch worden gedeactiveerd. De airbag aan
passagierszijde kan met behulp van de contactsleutel via de airbagschakelaar aan de
rechterzijkant van het dashboard uitgeschakeld worden.
Let op! Neem bij werkzaamheden waarbij de airbag betrokken is altijd de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht.
_ Koppel voor werkzaamheden aan het airbagsysteem altijd beide accuklemmen los
en isoleer deze polen zorgvuldig. Zet het contact tevens in de 'STOP'-stand.
_ Wacht na het loskoppelen van de accuklemmen ten minste 10 minuten alvorens
met de werkzaamheden te beginnen.
_ Leg een nieuwe of verwijderde airbag altijd met de beklede zijde naar boven in een
metalen kast die afgesloten kan worden.
_ Werkzaamheden aan het airbagsysteem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
juist opgeleide personen.
_ Neem een airbagmodule nooit uit elkaar.
_ Gebruik nooit onderdelen van het airbagsysteem van een andere auto. Altijd
vervangen door nieuwe onderdelen.
_ De elektronische regeleenheid moet altijd worden vervangen na een ongeval
waarbij de airbags zijn ingeschakeld.
_ Gebruik bij het werken aan airbagsystemen een beschermende bril en
handschoenen.
_ Controleer na het uitvoeren van werkzaamheden aan het airbagsysteem de werking
ervan met behulp van de Alfa-tester (Examiner).
_ Controleer als het airbagsysteem is geactiveerd, gedeeltelijk geactiveerd of niet
geactiveerd is de volgende componenten: stuurkolom, stuurkolomsteunen, kabels en
stekerverbindingen, deel waaraan de regeleenheid en de modules zijn bevestigd,
spiraalmechanisme dashboard.
_ Let op! De bedrading van het airbag- en gordelspannersysteem is in de kleur geel
uitgevoerd.
_ Verwijder de elektronische regeleenheid indien de auto na spuitwerkzaamheden in
een moffeloven met een temperatuur van meer dan 85 °C wordt geplaatst.
^ 15.1.2 Bestuurdersairbag uit- en
inbouwen
_ Zet de contactsleutel in de stand 'STOP' en verwijder de sleutel.
_ Maak de accuklemmen los en isoleer ze zorgvuldig. Wacht tenminste 10 minuten
voordat met de werkzaamheden wordt verder gegaan.
_ Draai de bevestigingsbouten van de airbag aan de achterzijde van het stuurwiel los.
_ Verplaats de airbagmodule en maak met behulp van een schroevendraaier de
veiligheidsborging los, zie figuur 15.2.
Inbouwen
^ 15.1.8 Storingsdiagnose
Tijdens het rijden met de auto voert de regeleenheid doorlopend een zelfdiagnose van
het systeem uit en worden eventuele storingen opgeslagen. Als een storing wordt
gevonden gaat het waarschuwingslampje voor storingen in het airbagsysteem
(stuknummer 12 in figuur 15.1) op het instrumentenpaneel branden. Na het starten
gaat het waarschuwingslampje ongeveer 4 seconden branden (testfase) en dooft
vervolgens. Als het lampje niet gaat branden of niet dooft na 4 seconden, dan is een
storing gevonden in het airbagsysteem. Ook het inschakelen van het systeem als
gevolg van een botsing boven een bepaalde drempelwaarde wordt door de regeleenheid
opgeslagen. Met behulp van de Alfa-tester kan het geheugen van de regeleenheid
worden uitgelezen en gewist (nadat de storing is verholpen). Let op! Na een botsing
waarbij het systeem is ingeschakeld kan het geheugen van de regeleenheid niet meer
gewist worden. In dat geval moet de regeleenheid worden vervangen.
^ 15.2 Dashboard en
instrumentenpaneel uit- en inbouwen
Dashboard uit- en inbouwen
1 Gereedschappen
1 Bouten
^ 15.3 Portieren
^ 15.3.1 Voorportier
Zie figuur 15.15 voor het voorportier in onderdelen.
^ 15.3.2 Achterportier
Zie figuur 15.16 voor het achterportier in onderdelen.
^ 15.3.3 Achterklep
Zie figuur 15.17 voor het achterklep in onderdelen.
^ 15.4 Richtmaten
Zie figuur 15.18 tot en metfiguur 15.25 voor de richtmaten van de carrosserie. Alle
waarden zijn aangegeven in mm, met een tolerantie van 2 mm.
^ 16 Periodiek onderhoud
- Controleer iedere 1000 km of voor aanvang van een lange rit de conditie en
spanning van de banden (ook het reservewiel), controleer het koelvloeistofniveau,
het niveau van de stuurbekrachtigingsvloeistof, het rem/koppelingsvloeistofniveau
en het niveau van de ruitensproeiervloeistof en vul zonodig bij.
- Controleer iedere 3000 km of voor de aanvang van een lange rit het peil van de
motorolie en vul zonodig bij.
- Het verdient aanbeveling om aan het begin van de winter de conditie van de accu te
controleren.
^ 16.2 Geprogrammeerd onderhoud
Nokkenasriemwiel:
Bougies:
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorste uitlaatpijp aan uitlaatspruitstuk 41-50 (4,1-5,0)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 17-21 (1,7-2,1)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Drijfstanglagerkappen:
Hoofdlagerkappen:
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)
Nokkenasriemwiel:
Bougies:
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 40 (4,0)
fase 3 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 4 +90° (kwartslag)
verderdraaien
fase 5 +90° (kwartslag)
verderdraaien
Voorkatalysator aan steunbeugel 27-33 (2,7-3,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Inlaatspruitstuk aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Thermostaat 23-28 (2,3-2,8)
Koelvloeistofpomp aan cilinderkop 23-28 (2,3-2,8)
Motorsteun distributiezijde 79-97 (7,9-9,7)
Motorsteun versnellingsbakzijde 42-51 (4,2-5,1)
Achterste motor/baksteun 75-92 (7,5-9,2)
Leiding stuurbekrachtiging 45-55 (4,5-5,5)
Voorkatalysator aan katalysator 27-33 (2,7-3,3)
Voorkatalysator aan uitlaatspruitstuk 27-33 (2,7-3,3)
Verbindingsnippel aircoleiding 7-11 (0,7-1,1)
Toevoer/afvoerleidingen aircocompressor 28-42 (2,8-4,2)
Reactiestang (distributiezijde) 45-55 (4,5-5,5)
Drijfstanglagerkappen:
Hoofdlagerkappen:
Carterpan:
M6 8-10 (0,8-1,0)
M8 23-28 (2,3-2,8)
Vaste riemspanner hulporganen 45-55 (4,5-5,5)
Verstelbare riemspanner hulporganen 23-28 (2,3-2,8)
Gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Schakelklep nokkenasversteller 14-17 (1,4-1,7)
Koelvloeistoftemperatuursensor 27-33 (2,7-3,3)
Inspuitregeleenheid op gasklephuis 8-11 (0,8-1,1)
Lambdasonde 41-50 (4,1-5,0)
Cilinderkopbouten:
fase 1 20 (2,0)
fase 2 65 (6,5)
fase 3 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 4 90° (kwart slag)
verderdraaien
fase 5 90° (kwart slag)
verderdraaien
Kleppendeksel 10 (1,0)
Leiding hogedrukpomp/verdeelleiding 23 (2,3)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 25 (2,5)
Koelvloeistofbuis aan koelvloeistofpomp 9 (0,9)
Koelvloeistofpomp 21-26 (2,1-2,6)
Thermostaat 21-26 (2,1-2,6)
Uitlaatspruitstuk aan cilinderkop 21-26 (2,1-2,6)
Koelvloeistoftemperatuursensor 20 (2,0)
Nokkenasriemwielbout 102-126 (10,2-12,6)
Fasesensor 8-10 (0,8-1,0)
Wartels brandstofleidingen:
Achterste motorsteun:
Hoofdlagerkappen:
Drijfstanglagerkappen:
Carterpan:
M6 7-9 (0,7-0,9)
M8 21-26 (2,1-2,6)
Stuurbekrachtigingspompþ en dynamosteun:
M8 25 (2,5)
M10 50 (5,0)
Motorsteun distributiezijde:
Koppeling (Selespeed-modellen)
Versnellingsbak (C.510.5)
Vulplug/aftapplug 29-43 (2,9-4,3)
Kroonwiel 79-97 (7,9-9,7)
Selectiehefboom 23-28 (2,3-2,8)
Schakelvork 1e/2e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Schakelvork 3e/4e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Steunbeugel voor schakelvork van achteruit 9-11 (0,9-1,1)
As van achteruit 31-37 (3,1-3,7)
Opsluitplaat achterste lagers 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakassen 106-130 (10,6-13,0)
Schakelvork 5e-versnelling 16-20 (1,6-2,0)
Achterdeksel 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbakhuis (M8) 23-28 (2,3-2,8)
Versnellingsbak aan cilinderblok (M12) 72-88 (7,2-8,8)
Versnellingsbak aan carterpan (M10) 50-60 (5,0-6,0)
Versnellingsbak (C.530.5)
M12-bouten 80 (8,0)
M10-bouten 55 (5,5)
M12-moeren 80 (8,0)
Voorwielophanging en aandrijfassen
Onderste verbindingsvork:
aan schokdemper 72-88 (7,2-8,8)
aan onderste wieldraagarm 108-132 (10,8-13,2)
Stabilisatorstanggewricht 41-50 (4,1-5,0)
Aandrijfas aan flens/tussenas 35-43 (3,5-4,3)
Naafmoer (M24):
Achterwielophanging
Stuurinrichting
Stuurwielmoer 50 (5,0)
Bevestigingsbouten stuurhuis (M14) 117-143 (11,7-14,3)
Banjobout toevoerleiding (M14) 36-44 (3,6-4,4)
Banjobout retouraansluiting (M12) 27-33 (2,7-3,3)
Spoorstangkogelmoer 32-39 (3,2-3,9)
Contramoeren spoorstangeinden 45-55 (4,5-5,5)
Stuuras aan rondselas 25 (2,5)
Stuurbekrachtigingspomp 19-25 (1,9-2,5)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (benzine) 36-44 (3,6-4,4)
Leiding aan stuurbekrachtigingspomp (diesel) 50 (5,0)
Riemwiel stuurbekrachtigingspomp 25 (2,5)
Remsysteem
Elektrische installatie
In het hoofdstuk "Revisiematen" vindt u per beschreven motor een overzicht van de
revisiematen. Behandeld worden ondermeer de cilinderkop, de in- en uitlaatklep, de
nokkenas, de zuiger en cilinder, de zuigerveren, de krukas en drijfstang, de oliepomp
en het vliegwiel.
Klepgeleiders
Binnendiameter 7,022-7,040
Buitendiameter 13,010-13,030
overmaat buitendiameter 0,20
Kleppen
Klepsteeldiameter
inlaat 6,975-6,990
uitlaat 6,960-6,975
Klepveren
Vrije hoogte
buitenste klepveer 46
binnenste klepveer 39
Lengte binnenste klepveer
bij 96-106 N 29,5
bij 201-221 N 20
Lengte buitenste klepveer
bij 271-294 N 34
bij 485-524 N 24,5
Nokkenas
Klepstoterbussen
Klepstoterdiameter 32,959-32,975
Klepstelwijze hydraulisch
Cilinderblok
Zuigers
Drijfstangen
Boringdiameter drijfstangvoet
1.6-16V 51,354-51,366
2.0-16V 53,897-53,909
Boringdiameter drijfstangkop 20,006-20,012
Massaverschil tussen drijfstangen minder dan 5
gram
Dikte drijfstanglagers (1.6-16V)
klasse A 1,536-1,540
klasse B 1,539-1,543
klasse C 1,542-1,546
Dikte drijfstanglagers (2.0-16V)
klasse A 1,527-1,531
klasse B 1,530-1,534
klasse C 1,533-1,537
Krukas
Hoofdlagertapdiameter
klasse A 52,994-53,000
klasse B 52,988-52,994
klasse C 52,982-52,988
ondermaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter (1.6-16V)
klasse A 48,238-48,240
klasse B 48,230-48,232
klasse C 48,226-48,230
ondermaat 0,127
Drijfstanglagertapdiameter (2.0-16V)
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
ondermaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221
Oliepomp
Klepgeleiders
Binnendiameter 8,022-8,040
Buitendiameter 14,010-14,030
overmaat buitendiameter 0,05/0,10/0,25
Kleppen
Klepsteeldiameter
inlaat 7,974-7,992
uitlaat 7,974-7,992
Klepveren
Nokkenas
Klepstoters
Klepstoterdiameter 36,975-36,995
Klepstelwijze vulplaatjes
Cilinderblok
Diameter cilinderboringen
klasse A 82,000-82,010
klasse B 82,010-82,020
klasse C 82,020-82,030
Diameter hoofdlagerboringen 63,691-63,732
Coniciteit cilinderboring minder dan
0,005
Onrondheid cilinderboring minder dan
0,05
Vervorming pasvlak cilinderkop minder dan
0,1
Overmaat cilinders 0,1
Zuigers
Drijfstangen
Boringdiameter drijfstangvoet 53,883-53,923
Boringdiameter drijfstangkop 20,006-20,012
Massaverschil tussen drijfstangen ±2,5 gram
Dikte drijfstanglagers
klasse A 1,527-1,531
klasse B 1,530-1,534
klasse C 1,533-1,537
Krukas
Hoofdlagertapdiameter
klasse A 59,994-60,000
klasse B 59,988-59,994
klasse C 59,982-59,988
overmaat 0,127
Dikte hoofdlagers
klasse A 1,836-1,840
klasse B 1,839-1,843
klasse C 1,842-1,846
Drijfstanglagertapdiameter
klasse A 50,799-50,805
klasse B 50,793-50,799
klasse C 50,787-50,793
overmaat 0,127
Axiale krukasspeling 0,059-0,221
Oliepomp
^ 19 Technische gegevens
In het hoofdstuk "Technische gegevens" vindt u per beschreven motor de technische
gegevens als "motor algemeen", "smeersysteem", "koelsysteem", "brandstofsysteem" en
"ontstekingssysteem". Ook bevat dit hoofdstuk de technische gegevens van de
koppeling, handgeschakelde versnellingsbak, de automatische transmissie en de
remmen.
Motorcode AR 37203
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 77 (105)
bij (1/min) 5600
Max. koppel (Nm) 140
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9
Smeersysteem
Koelsysteem
Brandstofsysteem
Ontsteking
Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKUR6ETB
zijdelings (M10) NGK CR7ECK
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
Motorcode AR 32104
Motortype DOHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 75,65
Cilinderinhoud (L) 1,598
Compressieverhouding (:1) 10,3
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 88 (120)
bij (1/min) 6200
Max. koppel (Nm) 146
bij (1/min) 4200
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 9
Smeersysteem
Brandstofsysteem
Ontsteking
Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
^ 19.3 2,0 L-16V-benzinemotor
Motor
Motorcode AR 32310
Motortype DOHC
Boring (mm) 83,0
Slag (mm) 91,0
Cilinderinhoud (L) 1,970
Compressieverhouding (:1) 10,0
Brandstof (RON) 95
Max. vermogen (kW (pk)) 110 (150)
bij (1/min) 6300
Max. koppel (Nm) 181
bij (1/min) 3800
Motormanagementsysteem Bosch Motronic ME7.3.1
Inspuiting multipoint
Katalysator/emissiecode geregeld/E3
Ontsteking elektronisch
type statisch verdelerloos
Fiscaal vermogen België (pk) 11
Smeersysteem
Koelsysteem
Brandstofsysteem
Ontsteking
Type elektronisch
Ontstekingsvolgorde 1-3-4-2
Cilinder nr. 1 distributiezijde
Toerental/BDP-sensor
luchtspleet (mm) 0,8-1,5
Bougies
centraal (M14) NGK BKR6EKPA
zijdelings (M10) NGK PMR7A
Bougie-elektrodenafstand (mm) 0,6-0,7
^ 19.4 1,9 L-dieselmotor
Motor
Motorcode 937A2000
Motortype OHC
Boring (mm) 82,0
Slag (mm) 90,4
Cilinderinhoud (L) 1,910
Compressieverhouding (:1) 18,5
Kleppendiagram bij een
theoretische klepspeling
van (mm) 0,50
inlaat opent voor BDP 0°
inlaat sluit na ODP 32°
uitlaat opent voor ODP 40°
uitlaat sluit voor BDP 2°
Brandstof diesel
Max. vermogen (kW (pk)) 85 (115)
bij (1/min) 4000
Max. koppel (Nm) 275
bij (1/min) 2000
Klepspeling koud (mm)
inlaat 0,30 ±0,05
uitlaat 0,35 ±0,05
Inspuitpomp radialjet
merk en type Bosch EDC-15C7 (commonrail)
inspuiting direct
Drukvulling Garrett GT 2256V
Tussenkoeler ja
Motormanagement dieselinspuiting
Katalysator/emissiecode oxidatie/ECE F3
Fiscaal vermogen België (pk) 10
Smeersysteem
Koelsysteem
Brandstofsysteem
Wielophanging
Type
voor onafhankelijk met dubbele
draagarmen,
veerpoten en stabilisatorstang
achter onafhankelijk met twee dwarse
draagarmen,
een langsarm, MacPherson-
veerpoten en
stabilisatorstang
Stuurinrichting
Type tandheugel-en-rondsel,
bekrachtigd
Aantal stuurwielomwentelingen 2,2
Minimum draaicirkel (m) 11,5
Overbrengingsverhouding
in mm/omwenteling 68
Diameter tandheugel (mm) 28
Diameter spoorstangen (mm) 14,5
Oliekwaliteit Dexron II
Aanbevolen type Tutela GI/A
Inhoud (L) 1,2
Remmen
Achterwielremmen (schijven)
Elektrische installatie
Startmotor
1.6-16V 12 V-1,1 kW
2.0-16V 12 V-1,1 kW
1.9-JTD 12 V-2,0 kW
Merk Bosch
Typecode
benzinemodellen EMB 31.00
dieselmodellen EMB 38.02
Draairichting rechtsom
Aantal polen 6
Bekrachtiging permanent
Rondsel met vrijloop
Axiale speling ankeras 1,15 ±0,45
Dynamo
Accu
Afmetingen (mm)