Professional Documents
Culture Documents
H3 Celmembranen
H3 Celmembranen
Heeft een selectieve permeabiliteit (selective permeability): sommige stoffen makkelijker dan
andere deze grens passeren
Alfahelixen eiwitten
(transportproteïne voor H2O) porie
voor water
Dubbele fosforilatie
= kanaalproteïne in een celmembraan vergemakkelijkt osmose diffusie van water doorheen het
membraan
8.1 Cellulaire membranen hebben vloeistof-mozaïek structuur, bestaande uit lipiden en proteïnen
Vloeistof-mozaïek model: membraan heeft een vloeibare structuur met een “mozaïek” van
verschillende proteïnen die erin ingebed zijn
Fosfolipiden:
rood: fosfaatgroep
blauw: vetzuren
IN IN
fosfatidylethanolamine
MP-1 eiwit vormt porie in
fosfatidylserine
kankercel
Helix-turn-helix motief:
Transport
Enzymatische activiteit
Signaaltransductie
Cel-cel herkenning
Intercellulaire verbindingen
Aanhechting op het cytoskelet en de extracellulaire matrix (ECM)
Overzicht :
a) Transporteiwit
b) Enzymen in membraan
c) Celcommunicatie, signaal eiwit signalen
buitenwereld opvangen
d) Glycoproteïne krijgt suiker van Golgiapparaat
& ER (glycolisatie) suikerketen fungeert als
vlagje, ander membraan kan het herkennen
e) Tight junction = verbindingen tussen cellen,
waterdicht
f) Ankerpunten extracellulaire matrix, hangt vast
aan membraan ter hoogte van eiwitten
Waarom zijn sommige mensen HIV-resistent:
Groene = suikerketens
Een cel moet materiaal uitwisselen met omgeving, proces wordt gecontroleerd door
plasmamembraan
Transportproteïnen:
soms vorm van kanaaltjes/ tunneltjes (channel proteïns) vormen hydrofiel kanaal dat
bepaalde moleculen of ionen kunnen gebruiken op de membraan over te steken
speciale kanaalproteïnen aquaporines vergemakkelijken het watertransport over de
membraan
carrier proteïnen binden aan bepaalde moleculen en veranderen dan van vorm om deze
moleculen over de membraan te transporteren
transportproteïne is specifiek voor de stof die het transporteert
8.3 passief transport en diffusie van een stof over een membraan zonder energiekost (BL)
Hoewel ieder molecule random en afzonderlijk beweegt, kan de diffusie van een populatie van
moleculen een netto beweging in 1 richting teweegbrengen
Dynamisch evenwicht: evenveel moleculen in de ene richting als in de andere richting bewegen
(membraan oversteken)
Diffusie:
Osmose = diffusie van water over een slectief (semi-) permeabel membraan
Water diffundeert over membraan met lage concentratie aan opgeloste stof naar plaats met hoge
concentratie aan opgeloste stof
toniciteit = mogelijkheid van een oplossing om een cel water te doen verliezen of opnemen
isotonische oplossing: de concentratie opgeloste stof = in de cel
geen netto beweging van water over plasmamembraan
hypertonische oplossing: concentratie opgeloste stof is HOGER dan in de cel
cel verliest water
hypotonische oplossing: concentratie opgeloste stof is LAGER dan in de cel
cel neemt water op
osmoregulatie = controle v/d waterbalans noodzakelijke adaptie voor leven in deze milieus
de protist Paramecium: celinhoud is hypertonisch t.o.v. het vijverwater waarin het leeft
heeft daarom een vacuole met pompwerking
waterbalans van cellen met celwanden (plantencellen):
plantencel in hypotonische opl. zwelt op, totdat celwand verder opname verhindert cel
= turgide/ turgescent stevig
plantencel & omgeving isotonisch geen netto beweging van water naar cel cel = flaccid
slap verwelken
plantencel in hypertonische omgeving plantencel verliest water membraan komt ls van
celwand dodelijk, plasmolyse
kanaalproteïne
Carrier proteïnen: subtiele wijziging in hun vorm zorgt voor translocatie v/d molecule-
bindingsplaats overheen de membraan
Ziekten veroorzaakt door slecht functionerende specifieke transportsystemen
Nierziekte cystinurie
Taaislijmziekte (cystic fibrosis)
Carrier proteïne
8.4 ACTIEF transport vereist energie om opgeloste stoffen tegen hun concentratiegradiënt in te
bewegen
Gefaciliteerde diffusie = passief proces, omdat opgeloste stof met de concentratiegradiënt mee
beweegt downhill
Spanningsverschil gecreëerd door verschillen in verdeling positieve & negatieve ionen (tssn
celinhoud en omgeving)
Elektrochemische gradiënt 2 gecombineerde krachten drijven diffusie van ionen over een
membraan
Chemische kracht (van de concentratiegradiënt van ion)
Elektrische kracht (effect membraanpotentiaal op beweging van ion)
Elektrogene pomp = transportproteïne dat spanning genereert over membraan (pomp die
netto geladen moleculen/ ionen transporteer over de membraan)
Natrium-kalium pomp = belangrijkste elektrogene pomp van dierlijke cellen
Protonenpomp = H+-pomp = belangrijkste pomp bij planten, fungi, bacteriën
Cotransport gebeurt wanneer een actief transport van de ene opgeloste stof indirect het transport
van de andere opgeloste stof aandrijft
Grote moleculen bv. Polysachariden en proteïnen, kruisen de membraan in bulk via vesikels
Exocytose
Endocytose
(pit = put)
(coated pit =
manteleiwitten)
cel cel
symporter antiporter
Pomp-proteïnen
vb. Na+/ K+ - ATPase
vb. H+ - pomp = H+ - ATPase