Professional Documents
Culture Documents
Films Maken
Films Maken
Roemer B. Lievaart
Film maken is een ambacht, waarin niets aan het
toeval wordt overgelaten. Van elke lamp die je
neerzet, van elke pink die een acteur optilt, wéét je
wat de functie is. Film maken bestaat uit het
toepassen van eindeloos veel regels. Goed film maken
lukt pas als de regels in je bloed zitten. Beter film
maken bestaat uit het weer loslaten van de regels –
en het weten waarom.
R.B.L.
Les 3. Decoupage............................................................................57
Geschiedenis ................................................................................................................. 57
Eén of meer camera’s? ................................................................................................... 61
Plattegrond .................................................................................................................... 62
Basisprincipes ............................................................................................................... 65
Decoupage speelfilm ...................................................................................................... 73
Twee decoupagemethoden.............................................................................................. 80
Stijl ............................................................................................................................... 82
Storyboard .................................................................................................................... 83
Shotlist.......................................................................................................................... 90
Tips voor de beginner..................................................................................................... 91
Decoupage documentaire ............................................................................................... 92
Openingssequentie, titels ............................................................................................... 94
Samenvatting ................................................................................................................ 96
Het bescheiden succes is misschien te danken aan het feit dat de meeste andere film-
en videoboeken erg technisch zijn. Natuurlijk is de techniek belangrijk, maar wat mij
betreft gaat het nog altijd om het resultaat. Er zijn talloze boeken over hoe je een
camera moet instellen. Maar slechts zelden reppen die over hoe je met die camera een
verhaal kunt vertellen, terwijl ik dat in feite het enige interessante aan het apparaat
vind. Waar zet je de camera neer als je wilt dat het publiek zich meer betrokken voelt?
Hoe bouw je met geluid of licht een bepaalde sfeer op? Hoe creëer je een eigen filmstijl?
Hoe bouw je samen met een acteur een rol op? Honderden van dergelijke vragen
worden in dit boek, vaak op luchtige toon, beantwoord. Door de begrippenlijst en de
uitgebreide index kan men dit boek ook als naslagwerk gebruiken. Aan dit boek de
website www.filmmaken.nl verbonden, waarop onder andere leestips en links zijn te
vinden voor verdere studie en voor hulp bij het opzetten van een productie.
De opzet van dit boek is gebaseerd op de lerende filmmaker. Een film begint bij het
scenario, maar wie voor het eerst een film wil maken, begint met het ontdekken van de
mogelijkheden van een camera. Pas als je alle basale filmtechnieken onder de knie
hebt, ben je klaar om die kennis te bundelen en met het echt inhoudelijke werk te
beginnen: decoupage, scenario en regie. Om het geleerde ook daadwerkelijk in de
praktijk te kunnen brengen zijn er vervolgens lessen over productie en opnameleiding.
Dan volgt de laatste fase van het film maken: de montage. Als toetje zijn er een
hoofdstuk over de verschillende speelfilmgenres en diverse appendices.
Oorspronkelijk heette dit boek “Speelfilms maken”. Voor de zesde druk heb ik alles
herschreven zodat ook het maken van documentaires wordt behandeld. De twee
genres verschillen nogal in aanpak, maar hebben ook veel gemeen: ze vertellen beide
een verhaal met beelden. De huidige beeldtaal is grotendeels ontwikkeld binnen de
fictie en wordt door het publiek omarmd. Ik ben daarom van mening dat een docu-
mentairemaker de beeldtaal van fictiefilms goed moet kennen. Vandaar dat ik besloot
niet een nieuw boek te schrijven, maar de twee genres samen te voegen in één boek.
Rest mij nog mijn dank te betuigen aan Mieke de Jong, Martha Oortman Gerlings,
Wijo Koek, Ben van Houter, Jef Nassenstein, Rozemarijn Stokkel, Tim Oliehoek,
Lawrence Kelatow en Pim van Hoeve. Mieke voor het opzetten van de videocursus, lang
geleden, die tot dit boek heeft geleid. Martha, Wijo, Ben en Jef voor hun waardevolle
adviezen. Rozemarijn voor de coverfoto. Wijo, Tim en Lawrence voor de storyboards.
En Pim… ach, voor zoveel. Proost, Pim.
Omdat dit boek voor beginnende filmers is bedoeld, gaan we uit van video, hoewel de
meeste theorie uit deze les hetzelfde is als je met film werkt. We gaan alleen in op de
algemene bediening van videocamera’s; de werkelijke bediening verschilt natuurlijk
per merk en model.1 Een goede handleiding van de apparatuur is dan ook een vereiste.
licht
Om te beginnen ontstaat een beeld doordat er licht door een lens op een film valt, of,
in het geval van video, op een lichtgevoelige chip. De hoeveelheid licht die op de chip of
film valt, is daarbij essentieel. Een camera kan, net als een mens, verblind worden
door een teveel aan licht, of ‘geen hand voor ogen zien’ als het te donker is. Bij te veel
licht ontstaan er witte vlekken in het beeld met weinig of geen tekening. Het beeld is
dan overbelicht. Als er juist te weinig licht is, is er sprake van onderbelichting. Ook
dan verdwijnen nuances uit het beeld, maar dan in de donkere gedeeltes van het
beeld, die volledig zwart worden. Men zegt dan ook wel dat ‘het zwart dicht loopt’.
1. Tips over het aanschaffen of huren van goede apparatuur vind je in appendix E.
scherptediepte
Hoe meer licht je hebt, hoe kleiner2 het
diafragma kan zijn. En hoe kleiner het dia-
fragma is, hoe scherper je beeld. Om precies
te zijn: hoe kleiner je diafragma, hoe groter Boven: alleen de voorste man is scherp.
het bereik waarbinnen objecten scherp in Onder : meer licht, kleiner diafragma, meer
beeld komen. Dit bereik heet scherptediepte. scherptediepte: beide mannen zijn scherp.
Een voorbeeld: we stellen scherp op de ogen
van iemand op precies vier meter afstand. Bij een groot (open) diafragma is dan
bijvoorbeeld alles wat zich tussen de 3.75 en 4.25 meter afstand van de camera
bevindt, scherp. Met een kleiner diafragma, dus met meer licht, krijgen we een veel
grotere scherptediepte – dan is bijvoorbeeld alles tussen de twee en de zes meter
scherp. Daarom werken we bij video en film graag met veel licht, en ‘gooien’ we
vervolgens het diafragma dicht. De kans dat er onbedoeld iets onscherp is, wordt zo
verkleind. Aan de andere kant is een
beeld waarin alles scherp is, ook erg plat.
Een onscherpe voor- of achtergrond geeft
een illusie van diepte in je beeld. Dat kan
een reden zijn om juist met een groot
diafragma te werken.
Als alles scherp is is je beeld ook ‘plat’.
sluitertijd
Een andere manier om de hoeveelheid licht te bepalen, is door de sluitertijd (shutter
speed). De sluitertijd is de tijd dat een film of de videochip belicht wordt, dus hoe lang
er voor elk beeldje licht op de film of chip valt. Hoe langer de tijd, hoe meer licht er
binnenkomt. Bij fotografie worden veel verschillende sluitertijden gebruikt. Bij video is
in verreweg de meeste gevallen de sluitertijd constant. Nederlandse televisies (volgens
de PAL standaard) vertonen vijfentwintig beeldjes per seconde, en daarom is de
sluitertijd van video normaal één vijfentwintigste seconde. Langere en kortere sluiter-
2. De diafragmanummers die je vaak op lenzen ziet staan (3.5, 5.6, 8, 11) zijn misleidend. Hoe groter het
getal, hoe kleiner de opening! 22 is dus een kleiner diafragma dan 8.
Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 1: CAMERA.
14
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
Point of View
Over de iemands schouder met hem meekijken mag subjectief zijn, het kan altijd nog
subjectiever. We kunnen de camera precies op de plaats van de persoon neerzetten, en
zo tonen wat hij ziet. Dan kijken we dus met zíjn ogen! Dit heet een Point of View
(kortweg POV). POV’s komen heel vaak voor in fictiefilms, maar soms ook in documen-
taires en reportages. Iemand komt zijn huis binnenlopen, hoort wat, loopt de trap op,
doet de deur van de slaapkamer open, en schrikt enorm. Direct volgt een POV om te
zien waarvan hij schrikt: zijn hond ligt in bed met die van de melkboer. Dit soort
situaties zijn vrijwel altijd POV’s.
Er zijn strikte regels verbonden aan een POV. Bij een Over
Shoulder zien we een schouder, maar aan een POV-shot zelf
kun je niet zien dat het een POV is. Om duidelijk te maken
dat het publiek vanuit de ogen van de persoon kijkt, moeten
we een POV daarom inleiden en uitleiden.
1. We beginnen met een inleidend shot van de betreffende
persoon, waarin goed te zien is dat hij ergens naar kijkt.
Dit shot moet altijd een Medium of closer zijn. Het pu-
bliek stelt zich nu onbewust de vraag: wáár kijkt hij
naar?
2. Het publiek krijgt te zien waar het op wacht: wat de
persoon ziet. De Point of View.
3. Maar als we nu ‘in’ de persoon zitten, dan moeten we er
ook weer ‘uit’. Dat doen we door terug naar de kijkende
persoon te gaan, vanuit hetzelfde camerastandpunt. Het
publiek weet dan dat het niet meer met de ogen van de
persoon kijkt, maar weer met de eigen kijkers.
34
Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 2: "HET SHOT".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
de as
Een vaak gehoorde vraag, zowel tijdens het maken
van een decoupage, als op de set, als in de montage-
kamer is: “maar gaan we dan niet over de as?” ‘Over
de as gaan’ mag namelijk niet. Waarom niet? Omdat
je de toeschouwer in verwarring brengt. Op zich wel
Dramatische as leuk, maar niet voor de toeschouwer, en dus toch
ook niet voor de filmmaker.
65
Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 3: "DECOUPAGE".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
rijd
er
rijd
er
Natuurlijk werken de meeste van bovenstaande
methodes alleen onderbewust bij de kijker. Het
is niet zo dat een kijker bij een objectief shot Tijdens de scène subjectiever worden door
zich ook absoluut objectief voelt ten opzichte twee langzame rijders
van het gebeuren, of direct uiterst betrokken
raakt bij een subjectief shot. Maar je kunt de betrokkenheid op deze manier wel
bijsturen. Ook het effect van Kuleshov werkt sterker bij closere shots en als de camera
dichter op de as zit.
Decoupage speelfilm
We willen een filmpje maken. We hebben ergens een script waarin staat voorgeschre-
ven wat de acteurs moeten doen en zeggen. Maar hoe zetten we dat scenario nu om in
beelden? Hoe weten we waar we straks de camera moeten neerzetten? Kortom: hoe
gaan we het decouperen?
Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 3: "DECOUPAGE". 73
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
Uiteraard hoeft niet iedere acteur strikt drie lichtbronnen op zich gericht te hebben.
Verschillende acteurs licht je volgens de regel apart uit, maar in de praktijk kun je
vaak één lamp meerdere functies geven. Eén goedgerichte lamp kan bijvoorbeeld
makkelijk bij twee mensen licht invullen; en het hoofdlicht op persoon A kan tegelij-
kertijd invullicht zijn op persoon B. Met invullichten kun je soms tegelijk ook de
achtergrond uitlichten. In de amateur-praktijk, waar meestal lampschaarste heerst, is
128 Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 5: "LICHT".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
In nachtscènes kun je natuurlijk met licht mooie suggesties wekken van dingen die er
in werkelijkheid niet zijn, of die je in ieder geval niet zelf hoeft te laten zien: geel
straatlantaarnlicht, auto’s die voorbijrijden (draaiende lamp), vuurtorenlicht (idem),
stoplichten die van kleur veranderen, red lights from the district, deuren die open en
dicht gaan waarachter licht brandt… En vergeet in nachtscènes ook het ooglicht niet!
raamlicht
Maar al te vaak heeft een kamer een raam. En als het dag is kan daar aardig wat licht
doorheen vallen. Het is dan mogelijk het raamlicht als key te gebruiken, hoewel je er
rekening mee moet houden dat het buitenlicht sterk kan wisselen door voorbijtrek-
kende wolken. Afhankelijk van hoe licht de kamer van zichzelf is (witte muren), heb je
138 Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 5: "LICHT".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
Toets je verhaal
Bij zowel korte als lange films kan het soms aardig moeilijk zijn om voor jezelf te
bepalen of het scenario straks “gaat werken”. Hoe bepaal je of een scenario een goede
film kan worden? Daar zijn uiteraard geen absolute regels voor, drama is subjectief.
Maar er zijn wel hulpmiddelen. Zoals de eerder behandelde structuur. Bij dezen een
aantal vragen die je jezelf moet stellen over je verhaal, als je niet absoluut overtuigd
bent van de kwaliteit. Ook deze vragen zijn hulpmiddelen die je helpen na te denken
hoe je script beter kan. Natuurlijk zijn niet alle vragen op elk script van toepassing.
Maar als je een vraag niet met ‘ja’ kunt beantwoorden, is er reden om goed na te gaan
of je de vraag met ‘ja’ zou móeten beantwoorden of niet. Zo ja, dan heb je een prima
aanknopingspunt om je script te verbeteren.
174 Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 6: "SCENARIO".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
Overigens zijn er ook te zekere acteurs. Zeker bij beginnende regisseurs willen “erva-
ren” acteurs (vooral mannen) nog wel eens de schijn wekken precies te weten waar ze
mee bezig zijn en de regisseur niet nodig te hebben, want met al hun ervaring weten ze
het toch wel beter. Dat kan zich uiten in weinig communicatie met de regisseur, het
idee geven dat hij zichzelf wel kan regisseren, of in dat hij de regisseur begint te
“helpen” met regisseren. Als je zelf nog niet veel ervaring hebt met regisseren ben je
geneigd de acteur gelijk te geven en ervan uit te gaan dat de acteur wel weet wat hij
doet. Maar dat is voor het grootste deel niet zo. De acteur weet niet hoe jij de film
precies hebt opgesplitst, wat je met elk shot wilt zeggen, et cetera. Laat zo’n acteur je
inspireren door voor jezelf precies duidelijk te maken wat je wilt, zodat je het uiteinde-
lijk toch weer beter weet dan hij, want hij kan niet weten wat jij wilt. Uiteraard kán en
mag hij je helpen, maar laat je niet intimideren. Neem zijn ideeën alleen over als je
zeker weet dat zijn idee beter is dan het jouwe – dus denk er eerst over na. Laat hem
ook niet zijn eigen gang gaan. Communiceer, wordt het eens. Je maakt de film samen.
Ga dus ook geen ego-clash aan. Acteurs met dit soort grote ego’s willen graag laten
zien hoe goed ze zijn, daar moet je ongevoelig voor zijn. Als hij gelijk heeft en jij blijkt
iets niet goed doordacht te hebben, geef dat dan ruiterlijk maar niet onderdanig toe.
Als hij een alternatief idee heeft, denk daar goed over na en gebruik het alleen als je
zeker weet dat het goed is. Dit soort acteurs zit er, met al hun ervaring, regelmatig he-
le-maal naast…Het zijn nu eenmaal geen regisseurs en zelfs als ze dat wel zijn, dan
zijn ze niet de geschikte regisseur voor jouw film. Want dat ben jij.
Casting
Casting is 50% van de regie. Niet qua tijd, maar qua te behalen resultaten. De meeste
beginnende filmers denken meestal dat het echte werk op de set pas begint en missen
die eerste 50%. En dat is te zien.
Casting is niet zozeer bedoeld om de beste acteur voor de rol te krijgen, maar om de
beste combinatie acteur-regisseur voor de rol te krijgen. Door een scène uit het script
met mogelijke kandidaten te repeteren en op te nemen, kun je een indruk krijgen van
de mogelijke samenwerking. Neem een auditerende acteur altijd op video op. Het
Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 7: "REGIE". 199
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
acteurs vinden
Voor je allereerste filmpjes, die je meer voor de fun maakt of om het een en ander uit te
proberen, voldoen familieleden en vrienden natuurlijk. Maar zodra je iets meer wilt,
moet je daar van afstappen92. Omdat het zo lekker makkelijk is, doen veel beginnende
filmers dat niet. Een van de zwakste schakels in veel films van beginnende filmers is
dan ook het spel van de acteurs.
Je kunt voor onbetaalde, maar ervaren acteurs op zoek gaan bij theaterscholen en
toneelverenigingen. Zet altijd hoog in: acteurs vinden het leuk om te spelen, als ze tijd
hebben zullen ze het meestal ook wel onbetaald doen. Als je scenario echt goed is, kun
je in Nederland zelfs professionals vragen, al zou ik niet inzetten op Jack Wouterse bij
je allereerste filmpje met een palmtopcameraatje. Een oproep op een website waar veel
acteurs komen, zoals www.nftvm.nl, wil ook nog wel eens resultaat opleveren.
Bepaal vooraf of je het liefste gaat voor ‘typecasting’, of voor ‘skills’. Voor kleine rollen
is typecasting vaak uitstekend: een acteur die van nature de gewenste uitstraling
heeft, maar misschien wat beperkter is als acteur. Bij grotere rollen is het soms
verraderlijk om voor typecasting te kiezen: je ziet aanvankelijk precies wat je wilt zien,
maar als de acteur te weinig vaardigheden (‘skills’) heeft, zul je tijdens het repetitiepro-
ces en de opnames merken dat er uiteindelijk niet veel méér uitkomt dan wat je op de
casting al gezien hebt. Een acteur met een uitstraling van een veganistische milieuac-
tivist laat je dus alleen een drugsbaron spelen als hij echt heel goed kan acteren. (Dat
maakt de rol dan waarschijnlijk erg interessant.)
Als je met amateuracteurs werkt, is typecasting sowieso aan te bevelen. Bij amateurs
is het immers vrijwel altijd: what you see is what you get. Ervaren acteurs kunnen na
een casting nog een hele ontwikkeling doormaken. Uiteraard is een combinatie van een
goed acteur met een goede uitstraling het meest ideaal, zoals Tycho Gernandt in VAN
GOD LOS of zoals Jack Nicholson in THE SHINING of in AS GOOD AS IT GETS of in ABOUT
SCHMIDT of in… nou ja, zoals Jack Nicholson.
voorbereiding
Een goede casting vergt voorbereiding. Je moet de potentiële sterren voldoende op hun
gemak stellen zodat ze in korte tijd alle verschillende kanten van hun rol kunnen laten
zien. Zorg ervoor dat je een aparte ruimte hebt waar je mensen kunt ontvangen, naast
92. Tenzij je heel getalenteerde familie hebt, of tenzij jij extreem goed amateurs kunt regisseren. In de briljante
en huiveringwekkende debuutfilm C’EST ARRIVÉ PRÈS DE CHEZ VOUS liet Benoît Poelvoorde zijn hele familie,
inclusief grootouders en zichzelf, meespelen – met briljant resultaat. Uitzonderingen bestaan.
200 Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 7: "REGIE".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
Vertrouw dus niet te veel of helemaal niet op interviews als je visueel bewijs. Een
goede documentaire is zoveel meer dan talking heads. Een publiek weet ook nooit of
iemand de waarheid spreekt. Beelden kunnen natuurlijk ook liegen, maar het publiek
vertrouwt nu eenmaal een onafhankelijke documentairemaker meer om de waarheid te
‘spreken’ dan betrokkenen. Beelden komen betrouwbaarder over.
Als een interview onvermijdelijk of wenselijk is, bedenk dan wat je wilt laten zien. Je
hoeft immers niet de hele poos de spreker in beeld te laten. Soms stel je vast dat je
juist de geïnterviewde wilt laten zien, omdat het feit dat hij praat, of de manier waarop
hij praat, belangrijker is dan de informatie die hij geeft. Anders ga je daarnaast ook op
zoek naar beelden die de vermoedelijke tekst (in een voorgesprek krijg je daar een idee
van) van de geïnterviewde kunnen aanvullen. ‘Aanvullen’ betekent hier dat de beelden
méér zijn dan een illustratie van het gezegde. Zoek naar beelden die nieuwe informatie
geven, die de gesproken woorden een context kunnen geven, inzichtelijk kunnen
maken of kunnen verrijken. Met een beetje geluk kun je daardoor het interview in de
montagekamer ook nog eens flink inkorten. Soms moet je ook juist op zoek naar
beelden die wat de geïnterviewde waarschijnlijk zal zeggen tegenspreken (als je wilt
laten zien dat iemand niet de waarheid spreekt of de waarheid niet kent).
voice-over
De meeste bezwaren van interviews gelden ook voor de voice-over. Een voice-over is
een heel legitiem middel in een documentaire, maar is ook heel dominant en voorkomt
vaak dat de kijker zelf conclusies trekt. Dat doet de voice-over immers al. Als er veel
uitgelegd moet worden om de materie inzichtelijk te maken, dan ontkom je er mis-
schien niet aan. Het is ook zeer afhankelijk van de stijl van je documentaire. Een
voice-over is al snel belerend. Wil je dat?
Het grote gevaar van de voice-over is dat je geneigd wordt om hem als primaire bron
van informatie te gaan gebruiken voor je publiek. Je krijgt dan dus een praatje waar je
plaatjes bij zoekt. Dat moet je vermijden. Een voice-over gebruik je om de beelden te
helpen duiden en te helpen verklaren. Maak geen plaatjes bij een praatje. Maak
plaatjes. En maak dan later misschien een aanvullend praatje.
229
Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 8: "DOCUMENTAIRE".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
Weersta dus de neiging om elk shot zo mooi mogelijk te maken, om zo mooi mogelijke
situaties te filmen, of ze misschien zelfs uit te lokken. Weet waarom je aan het filmen
bent, waarnaar je op zoek bent, en wat je straks wel en niet kunt gebruiken in de
montagekamer. Je bent bezig een documentaire te maken. Niet shots.
Tijdens, voor en na het opnemen van scènes moet je je dus afvragen wat voor shots je
nog meer nodig hebt om je beelden tot een scène te kunnen samenvoegen. De shots
die je niet kunt plannen worden meestal omgeven door shots die je – al is het ter
plekke – wél kunt plannen. Belangrijke details in de scène die je hebt gefilmd, wil je
ook nog een keer extra in close-up. Je hebt meestal sfeerbeelden en –geluiden nodig,
en establishing shots. Hoe ga je het subject introduceren? Hoe introduceer je de
locatie? In je hoofd maak je diverse mogelijke decoupages waarin de ongeplande shots
verwerkt kunnen worden. Als je dat doet, en ook nog wat cutaways maakt, zul je in de
montagekamer heel wat minder vaak onprettig verrast worden.
Overweeg ook om een paar shots te maken waarop de crew te zien is. Door de crew te
laten zien, laat je ook de werkelijke situatie zien: er wordt een film gemaakt, Je laat
zien dat de mensen gefilmd worden, en dus niet helemaal in hun natuurlijke doen zijn.
Waardoor je misschien een eerlijker plaatje van het geheel krijgt. Bovendien heb je als
voordeel dat als de microfoon of de geluidsman in beeld komt, je het shot indien nodig,
toch nog kunt gebruiken. Je kunt de ‘crewshots’ altijd achterwege laten als ze niet
nodig blijken.
de onzichtbare wand
Wie documentaires en reportages wil opnemen, met name bij gedragstudiedocumen-
taires, moet onzichtbaar kunnen zijn. De subjecten (de gefilmde mensen) moeten zo
veel mogelijk zichzelf zijn. Je moet hoe dan ook voorkomen dat je subjecten slechte
amateuracteurs worden die de crew proberen te behagen.
Stel je voor dat er een documentaire over je gemaakt wordt. Je doet je dagelijkse werk,
namelijk een functioneringsgesprek met een werknemer. Er staat een cameraman die
je filmt. Hij kijkt duidelijk ontevreden, en vraagt of je wat naar links wil verzitten, en
gaat omstandig een plant achter je uit beeld halen. “Zo, sorry, hoor, maar het zag er
niet uit.” Je begint dus maar opnieuw. Nu vraagt de cameraman of je je haar niet beter
kunt kammen. De geluidsman roept dat de batterij van zijn microfoon vervangen moet
worden, en nu we toch gestopt zijn, of je wat harder kunt praten. Hoe natuurlijk
kunnen jij en je werknemer nu nog het gesprek afmaken?
De crew moet daarom achter een ‘onzichtbare wand’ zitten. Ze mogen nooit op de
voorgrond treden. De enige die contact heeft met de subjecten, is de regisseur, en
alleen als dat nodig is. Ze doen alles om zo min mogelijk af te leiden. Een goede
241
Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 8: "DOCUMENTAIRE".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
Voor een eerste draaidag kun je het beste alle tijden met anderhalf vermenigvuldigen,
zeker als de crew nog nooit eerder samen gedraaid heeft. Alles wat je minder inplant
wordt haastwerk. Sommige scènes kunnen goed met haast gedraaid worden, maar
meestal gaat het ten koste van de scène en de sfeer. Theoretisch kan een opname
altijd sneller dan hierboven omschreven, maar in de praktijk lukt dat bijna nooit.
Sterker nog, niet uitlopen is een kunst die slechts weinigen beheersen. Als het echt
sneller moet, en je krap gaat plannen, bedenk dan van tevoren waar je tijd gaat
besparen als je toch uitloopt.
258 Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 9: "PRODUCTIE".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
eerste versie
Hierna maakt de editor eerst een ruwe montage, waarbij geen aandacht aan perfecte
beeldovergangen is besteed, maar alleen aan het uitzoeken van de beste takes, het
bepalen waar de beeldovergangen ongeveer moeten komen, en het achter elkaar
plaatsen van de shots. De eerste ruwe montage volgt het scenario en de geplande
decoupage nog zo letterlijk mogelijk. De editor maakt deze het liefst zonder de regis-
seur, die in het materiaal altijd het opnameproces nog ziet en er dus niet onbevooroor-
deeld tegenaan kan kijken.
De editor kan al tijdens de opnames beginnen met het maken van een ruwe montage
van al opgenomen scènes. Dit kan een regisseur helpen om nog tijdens de opnames de
resultaten van zijn ideeën en werkwijze te zien. Aan de andere kant kan het hem ook
onzeker maken. Een toevallig minder geslaagde scène kan hem onterecht doen twijfe-
len aan zijn capaciteiten. Bovendien bestaat het gevaar dat hij tijdens de opnames al
te veel met de montage bezig is en daardoor niet meer de maximale aandacht voor zijn
regie heeft. Verschillende fases van de regie gaan dan door elkaar heen lopen.
Na het voltooien van de eerste ruwe montage komt de regisseur kijken. Hij bespreekt
het geheel met de editor, en samen besluiten ze wat er veranderd moet worden. Dat
kunnen kleine dingen zijn, zoals het kiezen van een andere take, of grote, zoals het
omgooien van de oorspronkelijke decoupage, het weglaten van complete scènes of
besluiten tot het opnieuw opnemen (reshoot) van een complete scène. Wordt het niet
veel spannender als we die eerste kus een kwartier later in de film zetten? Kunnen we
deze dialoog niet beter weglaten? Nadien gaat de editor weer aan het werk. Misschien
maakt hij verschillende versies om verschillende alternatieven met elkaar te kunnen
vergelijken. Als de editor klaar is komt de regisseur weer kijken of hij tevreden is en
om uit de eventuele alternatieven te kiezen. Pas als er een ruwe versie is waar iedereen
tevreden over is wordt de montage verfijnd. Dat betekent dat de beeldovergangen, waar
eerder weinig aandacht aan werd besteed, nu maximale aandacht krijgen. Door het
precies plaatsen van de beeldovergangen krijgt de film zijn echte ritme. Hierbij is de
regisseur meestal wel aanwezig, maar dat hoeft niet. Hij kan ook afstand blijven
houden. Na de montage volgen dan nog de beeldnabewerking (zoals kleurcorrecties) en
geluidsnabewerking.
282 Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 11: "MONTAGE".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties. www.filmmaken.nl
geluid
Ook bij actiescènes mag je het belang van geluid en suggestie niet onderschatten. Wat
vaag is in beeld, wordt door geluid helder
gemaakt. De geluidseffecten worden meestal
achteraf of los van het beeld opgenomen, om de
simpele reden dat actiegeluiden in film meestal
mooier klinken dan in de werkelijkheid. Zo
klinken vuistslagen in films altijd hard, terwijl
in werkelijkheid de hardheid niet in de decibel-
len, maar in de pijn zit. Snelle armbewegingen
kunnen tegenwoordig niet meer zonder (al dan
niet subtiele) woesj-geluiden. Toch is het zeer
aan te raden direct geluid op te nemen, al is
het alleen al als set noise of guide track.
achtervolgingen
Een speciale vorm van actie is de achtervol-
ging, en dan met name de autoachtervolging, al
gaat veel van het hieronder besprokene ook op
als twee mensen achter elkaar fietsen of
rennen. De moeder van alle autoachtervolgin-
gen is die van de film BULLIT uit 1968. Het was
een van de eerste realistische autoachtervol-
gingen die gefilmd werd (daarvoor deed Holly-
wood het met stilstaande auto’s in de studio
met achtergrondprojectie), en duurt bijna tien
minuten. Als je de scène bekijkt vallen er een
aantal dingen op. Er zit geen muziek bij en de
shots duren vrij lang, waardoor het resultaat
erg realistisch lijkt. Het is enorm effectief. Het
lijkt daardoor misschien ook alsof het vrij
eenvoudig te filmen was, maar schijn bedriegt:
ze hebben er drie weken over gedaan.
322 Dit is een voorbeeldpagina uit het boek "Films Maken", hoofdstuk 12: "GENRES".
ISBN 978-90-805551-5-0. (c) 2007 QQleQ Dramaprodukties/Fu Works BV.
Camera
Zorg er voor dat zo veel mogelijk camerafunctionaliteiten met de hand zijn in te
stellen: scherpte (liefst met afstandsaanduiding op de scherptering), diafragma,
witbalans, liefst ook volumeregeling en beeldversterker. Helaas kan dit meestal
alleen bij (semi)professionele schoudercamera’s.
Ga Digitaal. Werk altijd met digitale camera’s, en dan liefst DV of beter. Vergeet
VHS en Hi-8. De enige redenen om met Hi-8 of vergelijkbaar te blijven werken is,
dat je nog een goede camera hebt liggen die aan bovenstaande eis voldoet en je
kunt niet een minstens net zo goede DV lenen.
Laat de keuze voor het videosysteem (DV, HDV, Digital-8, DVCAM, XDCAM, zie
‘videosystemen’ op pagina 26!) in de eerste plaats afhangen van de montagemoge-
lijkheden die je hebt. Het moet met elkaar kunnen werken. Je hebt niets aan HDV
als je met een verouderde computer werkt of met montagesoftware die HDV niet
aankan.
Uiteraard is HDV veel beter dan DV, maar een HDV camera is ook duurder. Het is
overigens ook een goed idee om op HD op te nemen, al weet je dat het resultaat
straks op een gewone dvd verspreid zal worden. De uiteindelijke beeldkwaliteit zal
toch beter zijn, en tijdens de montage kun je zonder kwaliteitsverlies digitaal in-
zoomen als het kader je toch niet helemaal bevalt.
De beelden die de camera opneemt kunnen worden opgeslagen op videoband,
harde schijf, optische schijf of dvd of memorystick. De meeste camera’s gebruiken
nog steeds (digitale) videoband. Voor het resultaat maakt de keuze van de drager
niet zo heel veel uit. Alleen een camera die naar dvd schrijft geeft een minder goede
beeldkwaliteit, en kan bovendien een vertraging geven bij het starten van de opna-
me, en heeft ook nog eens de grootste kans op storingen. Vermijd daarom camera’s
die rechtstreeks naar dvd schrijven als het kan. Camera’s die schrijven naar harde
of naar memorystick werken in de praktijk veel fijner. Het grootste voordeel is i.h.a.
dat je de harde schijf of de memorystick direct aan de montagecomputer kunt kop-
pelen zonder dat je nog hoeft te capturen of heen en weer te spoelen. Camera’s met
harde schijf worden snel goedkoper. Camera’s met memorystick zijn nog duur,
maar hebben absoluut de toekomst wegens de lagere storingsgevoeligheid.
termen
De meeste termen worden uitgebreider in het boek behandeld. Zie de index.Ook termen die niet in deze lijst staan
vind je wellicht in de index.
21-05-2007 16:32