1920 - 4HA - Syllabus - Periode 3 (Corona) PDF

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 23

NAAM :

KLAS :

TELEFOONNR. :
1
Inleiding
In deze periode gaan we ons bezig houden met de statistiek (H3 & H7). Hiervoor maken we
gebruik van het boek en van de syllabus. Ook zullen we een aantal lessen op de computer
gaan doen. Vanaf week 26 starten we met de stof uit de 5 e klas (5H H1). Je krijgt hiervoor
een nieuwe syllabus uitgereikt. We gaan hierbij dieper in op de lineaire en exponentiële
formules. Ook ga je kennismaken met logaritmisch papier.

Je hebt de syllabus en het boek elke les én D-uur bij je. Net zoals je grafische
rekenmachine (GR) en etui met o.a. een geodriehoek, potlood en een pen.

Doelen
□ Je kunt van een aantal waarnemingsgetallen de spreidings- en centrummaten
bepalen.
□ Je kunt deze maten ook met de GR bepalen.
□ Je kunt een frequentiepolygoon en een somfrequentiepolygoon tekenen.
□ Je kunt mbv een somfrequentiepolygoon een boxplot tekenen
□ Je kunt mbv een somfrequentiepolygoon percentages uitrekenen
□ Je kent de 3 vuistregels bij de normale verdeling en kunt ze in een
berekening gebruiken
□ Je kunt rekenen met procenten, breuken, decimale getallen, wortels en
Verhoudingen
□ Je kan met een logaritmische schaalverdeling werken
□ Je kan berekeningen maken met de verdubbelings- en de halveringstijd.
□ Je kunt nog steeds opgaven maken van alle voorgaande onderwerpen
(zie vorige syllabussen)

Werkvormen
In principe wordt er individueel gewerkt. Samenwerking die leidt tot een wederzijds beter
begrip van de stof wordt hooglijk gewaardeerd.

Naslagwerken/bronnen
Magister havo wiskunde A oefenmateriaal
Nakijkbladen Dalton opdrachten
Uitwerkingen proefwerken en testen op magister

Op de volgende site kun je alle onderwerpen nog een keer bekijken.


http://www.math4all.nl/MathAdore/StartHA.html
http://www.hhofstede.nl/havovwo.htm
http://www.wiskundeacademie.nl

Voortgangsregistratie en verantwoording van de taak


Mevrouw Hu-a-ng, meneer Hogenhout, mevrouw Jones en mevrouw van de Ven

2
STATISTIEK : Centrum- en spreidingsmaten
Centrummaten
gemiddelde mediaan Modus
Middelste getal (of het Waarneming met de grootste
𝑠𝑜𝑚 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑔𝑒𝑡𝑎𝑙𝑙𝑒𝑛 gemiddelde van de middelste frequentie
twee)
𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑓𝑟𝑒𝑞𝑢𝑒𝑛𝑡𝑖𝑒 Getallen eerst rangschikken
naar grootte

Voorbeelden
Bekijk de volgende leeftijden
2×12+5×13+4×14+2×15+16
12 13 15 13 13 14 13 gemiddelde = = 13,6 𝑗𝑎𝑎𝑟
14
14 14 15 13 16 14 12
13+14
12 12 13 13 13 13 13 14 14 14 14 15 15 16 mediaan= = 13,5 𝑗𝑎𝑎𝑟
2

Modus: 13 jaar

spreidingsmaten
spreidingsbreedte kwartielafstand standaarddeviatie

Grootste waarneming 𝑄3 − 𝑄1 Spreiding


Kleinste waarneming t.o.v
het gemiddelde
= Spreidingsbreedte

Voorbeelden
Bekijk de volgende leeftijden
12 13 15 13 13 14 13 spreidingsbreedte: 16 – 12 = 4 jaar
14 14 15 13 16 14 12

12 12 13 13 13 13 13 14 14 14 14 15 15 16 kwartielafstand 14 – 13 =1

𝑄1 Q1
mediaan 𝑄3

Standaarddeviatie: (alleen op de GR)


menu 2 List 1: 12, 13 14 15 16
List 2: 2, 5, 4, 2, 1

Calc (F2) var1 standaarddeviatie  𝜎x = 1,10887 jaar

Alle overige waarden zijn ook op de GR terug te vinden.

3
Opgaven:
Gegeven de rij 5 2 4 8 6

1. Bereken alle centrummaten.


2. Bereken alle spreidingsmaten.

Gegeven de volgende frequentietabel.


cijfer 3 4 5 6 7 8
aantal 2 5 7 8 5 1

3. Bereken alle centrummaten.


4. Bereken alle spreidingsmaten.

Gegeven het volgende steel-blad-diagram


steel blad
10 2,3,3,6,9
11 4,5,9
12 2,5
5. Bereken alle centrummaten.
6. Bereken alle spreidingsmaten.

4
STATISTIEK: Frequentie – en somfrequentiepolygoon en boxplot.
Boxplot
kleinste getal, Q1, Mediaan, Q3 en grootste getal.
bijvoorbeeld

In een boxplot zijn alle waarnemingen verdeeld in 4 groepen van 25% van de data
Bij een klassenindeling gebruiken we voor gemiddelde en standaarddeviatie de
klassenmiddens en voor de kwartielen en mediaan een somfrequentiepolygoon.

Een klasse kan worden aangegeven met bijvoorbeeld 22-34 of met [22,34> (of zoals in
onderstaande tabel. 22-<34)
In het eerste geval praten we over de gehele getallen 22 t/m 34 in het tweede geval praten
we over alle getallen tussen 22 en 34 inclusief de grens 22 en exclusief de grens 34.

Frequentiepolygoon
Frequentie betekent aantal.
Polygoon betekent veelhoek.
In de nevenstaande tabel zie je de
frequenties van gewichten van een
groep leerlingen.
Je kunt hiervan een lijndiagram of frequentiepolygoon maken.

-De punten zet je bij de klassenmiddens.


-Verbindingen tussen de punten zijn strakke lijnen
-Eerste en laatste punt verbinden met de x-as.
-Assen een naam geven potlood en liniaal

somfrequentiepolygoon of een cumulatieve frequentiepolygoon.

Som = cumulatief betekent bij elkaar optellen.


Relatief  procenten

De somfrequentie krijg je
door de frequentie van
deze klassen én alle
voorgaande klassen
op te tellen.
Je kunt nu bv opmerken
dat er 21 leerlingen zijn met een gewicht onder de 70 kg.
Er zijn 14 leerlingen met een gewicht van minstens 60 kg.
-punten aan het einde van de klasse

5
-strakke lijnen
-linkergrens van de eerste klasse heeft de somfrequentie 0
-assen benoemen potlood en liniaal

Boxplot m.b.v SFP

Met behulp van een relatief SFP kun je


makkelijk een boxplot tekenen.

Realiseer je dat de mediaan bij 50% ligt.


Q1 bij 25% en Q3 bij 75%

Tekenen met potlood en liniaal vanaf de 50%


naar de grafiek en ga dan recht naar beneden
en lees de mediaan af.
Als je de lijn naar beneden doortekent,
heb je een begin van een boxplot.

Schrijf op wat Q1,mediaan en Q3 zijn.

Opgaven
1. Gegeven de rij getallen 1 3 4 4 6 6 7 9
Teken een boxplot bij deze rij.

2.

a
b

6
a
b
c

d
e

4 Gegeven de klassenindeling van de lengte van asperges.

Lengte [20-30> [30-40> [40-50> [50-60> [60-70>


Aantal 5 12 17 10 6

a. Teken een somfrequentiepolygoon.


b. Bepaal de kwartielafstand.
c. Hoeveel % is langer dan 55 cm?
d. Hoeveel % heeft een lengte tussen 35 en 45 cm?
e. Bepaal het gemiddelde en de SD van deze verdeling (menu 2 GR).

5 Gegeven de klassenindeling van het gewicht van aardappelen

Gewicht [20-40> [40-60> [60-80> [80-100>


Aantal 25 75 125 25

a. Teken een relatieve cumulatieve frequentiepolygoon (SFP in procenten)


b. Teken recht onder de relatieve SFP een boxplot bij deze verdeling.
c. Bepaal het gemiddelde en de SD van deze verdeling.

7
Extra oefening 1

1. Verzin een rij van 7 getallen met een gemiddelde van 5, een mediaan van 4 en een
modus van 1.

Gegeven onderstaande frequentietabel


rapportcijfer 4 5 6 7 8 9
frequentie 2 5 11 7 4 2
2. Bepaal alle drie de centrummaten. (6,6,6.4)

Gegeven de volgende parafenstand :


Aantal parafen <0,5] <5,10] <10,15]<15,20]<20,25]<25,30]
aantal leerlingen 2 5 13 18 6 2

3. Bepaal het gemiddelde en de SD van deze verdeling. (15.4,5.6)

4. Hoeveel % van de leerlingen heeft minder dan 17 parafen?


(gebruik een somfrequentiepolygoon) (59)

Het aantal stemmers neemt de laatste jaren exponentieel af. De laatst 8 jaar daalde het
aantal stemmers met 42%
5. Hoeveel % is dat per jaar? (6.6)

Bij de landelijke verkiezingen is er juist een lineair stijgende trend. In 2000 wilde 48% van
Zoetermeer nog gaan stemmen en in 2006 was dit toegenomen tot 55,2%. Stel dat deze
trend zich voortzet.
6. Bereken zonder GR in welk jaar iedereen gaat stemmen. (2043)

Ik heb 100 muntjes van 10 en 20 cent. Bij elkaar is het 17,10 euro.
7. Hoeveel muntjes van 10 cent heb ik? (29)

8. Gegeven de onderstaande frequentieverdeling:


Lengte (cm) 15 16 17 18 19
Aantal 3 5 12 8 4

a. Bepaal zonder GR alle centrummaten. (17; 17; 17,16)


b. Bepaal zonder GR de spreidingsbreedte en de kwartielafstand. (4; 1,5)
c. Bereken (met GR) de SD en controleer de andere maten. (1,12)

8
9. Hiernaast zie je een tabel met daar in de
gegevens van het aantal levend geboren kinderen
naar leeftijd van de moeder.

a. Breidt de tabel uit met de relatieve frequentie en


teken een relatief frequentiepolygoon.

b. Maak bij deze tabel een cumulatief relatieve


frequentie-polygoon.
(Ofwel een somfrequentiepolygoon in procenten.)

c. Bereken de gemiddelde en de standaarddeviatie


(31,5; 5,0)

d. Hoeveel procent van de baby’s wordt geboren


bij moeders jonger dan 38 jaar? (±88)

e. Hoeveel procent van de baby’s wordt geboren bij een moeder die
een leeftijd heeft die minder dan één keer de standaardafwijking
afwijkt van de gemiddelde leeftijd. (±63)
f. Teken een boxplot bij deze gegevens.

10. Inge gooit vier keer met een dobbelsteen.


Na elke keer berekent ze het gemiddeld aantal ogen wat ze tot dan toe heeft gegooid.
Na de 3e worp is het gemiddelde van de drie worpen 2.
Na de 4e worp is het gemiddelde van de vier worpen 2,5.
Welk getal gooide Inge in haar 4e worp? (4)

Ook de Grieken zelf hebben schuld. In de tabel hieronder zie je het resultaat van een
onderzoek door het CBS.
schuld 0-5000 5001-10000 10001-20000 20001-60000 60001-100000
percentage 5 14 45 26 10%
11. Teken een somfrequentiepolygoon en bereken hoeveel % een schuld heeft van
meer dan 50000 euro.
(16.5)

12. Bereken de gemiddelde schuld en de standaarddeviatie van de schuld. (26325,21735)

Uit het boek: H7, Test jezelf T2 tm T7

9
NORMALE VERDELING : Eigenschappen en vuistregels
Er zijn verschillende soorten kansverdelingen te bedenken.
Denk bijvoorbeeld maar aan de kansverdeling bij een dobbelsteen of de kansverdeling bij
de salarissen in een bepaald bedrijf.

Een kansverdeling waarbij de grafiek een mooie symmetrische curve is die er ongeveer zo
uit ziet als de curve hieronder (klokvormig) en die bovendien aan de twee onderstaande
regels voldoet, noemt men een Normale verdeling..

Als je het gemiddelde en de SD weet van een


normale verdeling zijn er twee vuistregels die iets
zeggen over de verdeling.

1. 68% van alle getallen ligt binnen


1xSD afstand van het gemiddelde.

2. 95% van alle getallen ligt binnen


2xSD afstand van het gemiddelde.

Omdat de grafiek symmetrisch is, is het gemiddelde en de mediaan en de modus hetzelfde.

In het plaatje hieronder zie je de vuistregels voor een verdeling met een gemiddelde van
502 gram en een SD van 8 gram.

Opgaven

10
Het gewicht van een partij aardappelen is normaal verdeeld met een gemiddelde van 65
gram en een SD van 12 gram. (gebruik de klok hieronder.)
1. Hoeveel % van de aardappelen wegen meer dan 77 gram?
2. Hoeveel % van de aardappelen weegt tussen de 53 en 89 gram?

3. Van een andere partij is het gewicht ook normaal verdeeld met een gemiddelde van
72 gram. Verder is bekend dat 2,5% van deze aardappelen zwaarder is dan 80
gram. Bereken de SD van deze partij.

4 Een derde partij heeft een normaal verdeeld gewicht met een SD van 10
gram. Verder is bekend dat 16% van de aardappelen lichter is dan 67 gram.
Bereken het gemiddelde van deze partij.

11
Logaritmisch papier

𝐿𝑜𝑔𝑎𝑟𝑖𝑡𝑚𝑖𝑠𝑐ℎ 𝑝𝑎𝑝𝑖𝑒𝑟 ℎ𝑒𝑒𝑓𝑡 𝑒𝑒𝑛 𝑏𝑖𝑗𝑧𝑜𝑛𝑑𝑒𝑟𝑒 𝑖𝑛𝑑𝑒𝑙𝑖𝑛𝑔.


𝐸𝑒𝑛 𝑠𝑡𝑎𝑝 𝑜𝑚ℎ𝑜𝑜𝑔 𝑏𝑒𝑡𝑒𝑘𝑒𝑛𝑡 𝑑𝑎𝑡 𝑦 10 𝑘𝑒𝑒𝑟 𝑧𝑜 𝑔𝑟𝑜𝑜𝑡 𝑤𝑜𝑟𝑑𝑡.
𝐷𝑒 𝑙𝑖𝑗𝑛𝑒𝑛 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛 1 𝑒𝑛 10 ℎ𝑜𝑟𝑒𝑛 𝑏𝑖𝑗 𝑑𝑒 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛𝑙𝑖𝑔𝑔𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑔𝑒𝑡𝑎𝑙𝑙𝑒𝑛 2 𝑡𝑜𝑡 9
𝑔𝑟𝑜𝑒𝑖𝑓𝑎𝑐𝑡𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡𝑧𝑒𝑙𝑓𝑑𝑒 ⇾ ℎ𝑜𝑜𝑔𝑡𝑒𝑣𝑒𝑟𝑠𝑐ℎ𝑖𝑙 ℎ𝑒𝑡𝑧𝑒𝑙𝑓𝑑𝑒
𝐸𝑥𝑝𝑜𝑛𝑒𝑛𝑡𝑖𝑒𝑒𝑙 𝑣𝑒𝑟𝑏𝑎𝑛𝑑 𝑤𝑜𝑟𝑑𝑡 𝑙𝑖𝑛𝑒𝑎𝑖𝑟 𝑜𝑝 𝑙𝑜𝑔𝑝𝑎𝑝𝑖𝑒𝑟

1. Welk getal hoort er bij de bovenste horizontale lijn? (600)


2. Waarom is de afstand tussen de lijnen 1 en 2 even groot als die tussen 10 en 20?

Hiernaast zie je de grafiek van C.


3. Geef een formule voor C
en bereken het toenamepercentage
per dag. (74.8)

Hiernaast zie je de grafiek van D.


4. Geef een formule en
bereken hoe lang het duurt
voor D om te dalen van 100
naar 50. (1.8)

12
Extra oefening 2

Een pijl wordt afgeschoten. Voor de hoogte geldt : H (t )  3t  60t  12


2

1. Bereken de maximale hoogte van de pijl.


(312)

Gegeven de volgende 6 cijfers.


4,4 5,3 5,7 6,3 7,4 8,1
2. Bereken de standaarddeviatie van deze reeks. (1.25)

Gegeven de onderstaande frequentietabel.


cijfer 4 5 6 7 8
aantal 12 25 37 42 18

Iemand vraagt zich af of deze verdeling misschien normaal is.


3. Controleer de 95% regel voor normale verdelingen.

Bij een proefwerk zijn de cijfers normaal verdeeld met een gemiddelde van 6,3 en een
SD van 0,4.
Iemand vraagt zich af of het percentage onvoldoendes (onder de 5,5) groter of kleiner is dan het
percentage tussen de 5,9 en 6,7.
4. Bereken beide percentages en beantwoord de vraag.

Bij de jongens uit 4HAVO is de lengte normaal verdeeld met een gemiddelde van 175 cm en een SD
van 15 cm.
De 16% langste jongens wordt uitgenodigd voor de basketbaltraining.
5. Vanaf welke lengte krijg je een uitnodiging?

Bij de meisjes is de lengte ook normaal verdeeld maar de SD is 10 cm. Verder is bekend dat slechts
2,5% van de meisjes langer is dan 185 cm.
6. Bereken het gemiddelde bij de meisjes.

Het aantal zetels van de VVD neemt de laatste weken exponentieel toe met 20% per 3 weken.
7. Hoeveel % is dat per dag? Rond je antwoord af op 1 decimaal. (0.9)

Het aantal zetels van het CDA neemt de laatste weken lineair af. Na 2 weken stond het CDA nog op
34 zetels maar na 8 weken was dit afgenomen tot 25.
8. Geef een formule en bereken zonder GR wanneer het aantal zetels onder de 20 komt.
(11.3)
Het aantal zetels van de PVV neemt eerst toe en daarna af. Wiskundigen hebben hiervoor de
volgende formule opgesteld : met de tijd t in weken.
9. Maak een toenamediagram van t=0 tot t=6 met stapgrootte 1 week.

13
10. Beredeneer met behulp van het toenamediagram wanneer het maximale aantal zetels van de
PVV behaald wordt. (19)

11. Hoelang duurt het voor de PVV geen zetels meer heeft? (14.75)

De tijd dat iemand lid is van de tweedekamer is normaal verdeeld met een gemiddelde van 420 dagen
en een standaarddeviatie van 56 dagen.
12. Bereken de kans dat een kamerlid langer dan 476 dagen lid is van de kamer.

Bij de eerstekamer is het aantal dagen ook normaal verdeeld. Het gemiddelde is hier 320 dagen.
Verder is bekend dat 16% van de kamerleden minder dan 268 dagen lid zijn van de eerstekamer.
13. Bereken de standaarddeviatie bij deze verdeling.

Hieronder zie je een tabel met de lengte van het lidmaatschap voor gemeenteraad van Zoetermeer.
Lengte lidmaatschap <0,50] <50,100] <100,150] <150,200] <200,250]
Frequentie 25 40 85 65 30
14. Bereken het gemiddelde en de SD bij de gemeenteraad.
(132,57)
15. Bepaal mbv een somfrequentiepolygoon hoeveel % langer dan 170 dagen lid is.

16. Teken recht onder het SFP een boxplot. Geef de grootte van Q1, mediaan en Q3 aan.

De totale kosten TK voor het maken van stemformulieren kan worden berekend met de volgende
formule : TK  3q  20q  3q  12 met TK in centen en q het aantal stemformulieren.
3 2

17. Bereken de gemiddelde kosten als je 25 formulieren laat maken. (13.78)

Iemand loopt de marathon (42km en 200m) in 2 uur 35 minuten en 15 seconden.


18. Bereken zijn snelheid in meter per seconde. (4.53)

14
OPDRACHT week 21

Hieronder zie je de grafiek van lijn l.


1. Geef een formule en bereken x als y=9. (-1)

2. Geef een formule voor lijn m en bereken de x-coördinaat van


het snijpunt van l en m. (3.5)

3. 5,2% van A is 12. Bereken A. (230.77)

4. B neemt af van 34 naar 28. Bereken het afnamepercentage. (17,6)

5. C neemt toe met 2,3%. Na deze toename is C=25.


Bereken C voor de toename. (24.44)

6. D=45 en neemt 10 keer af met 5,4%. Bereken D na deze afnames. (25.83)

Een pijl wordt afgeschoten. Voor de hoogte geldt : H (t )  3t 3  81t 2  4


met H in meters en t in seconden.
7. Wanneer is de pijl op maximale hoogte? (18)

8. Hoelang blijft de pijl boven de 5 km? (14.28)

9. Wanneer valt de pijl op de grond? (27)

A neemt exponentieel toe met 4% per dag Na 2 dagen is A=15.


10. Geef een formule en bereken wanneer A=30. (19.67)

B neemt exponentieel af met 8,1% per dag. Na 4 dagen is B=45.


11. Geef een formule en bereken wanneer A=B. (12.25)

Een postcode bestaat uit 2 cijfers en 4 letters.


12. Hoeveel postcodes bestaan er met 4 verschillende letters? (35880000)

13. Uit een verzameling van 12 CD's kies ik er 5 uit die ik meeneem
op vakantie. Hoeveel mogelijkheden zijn er? (792)

15
OPDRACHT week 22
1. Bereken het aantal routes van S naar E in onderstaande roosters. (niet tellen)

E S

E
(35,21)
S

Een pijl wordt afgeschoten. Voor de hoogte geldt : H (t )  3t 3  81t 2  4 met
H in meters en t in seconden.
2. Maak een toenamediagram van t=10 tot 30 met stapgrootte 4.

Hiernaast zie je een toenamediagram van een andere pijl.


Deze pijl zit na 4 seconden op een hoogte van 12 meter.
3. Bereken de hoogte na 1 seconde.
(10)

4. De pijl heeft op een gegeven moment een minimale hoogte. Wanneer is dat? (5)

A neemt exponentieel toe. In 2001 (1jan) is A=1200 en in 2009 (1jan) is A=1800.


5. Bereken het groeipercentage van A. (5.2)

B neemt exponentieel af met 40% per 3 jaar. In 2005 (1jan) is B=2500.


6. Geef een formule voor B en bereken wanneer A=B. (mei 2007)

De gemiddelde dagtemperatuur neemt de laatste dagen lineair toe.


Het wordt weer zomer. Na 4 dagen was de gemiddelde dagtemperatuur
15,2 graden en na 8 dagen was het gestegen tot 16,8 graden.
7. Stel een formule op voor de gemiddelde dagtemperatuur (GT)
en bereken zonder GR wanneer deze gestegen is tot 25 graden. (28.5)

De hoeveelheid neerslag in mei neemt de laatste jaren exponentieel af. In 2000


was de hoeveelheid nog 34,2 milliliter. In 2010 was dit gedaald tot 29,7 milliliter.
8. Geef een formule voor de hoeveelheid neerslag (N).
Kies zelf het startjaar (t=0) en bereken in welk jaar de hoeveelheid
neerslag voor het eerst onder de 20 milliliter komt. (2038)

16
OPDRACHT week 23
A neemt lineair toe. Na 2 dagen is A=14 en na 7 dagen is A=17.
1. Geef een formule en bereken A na 26 dagen. (28.4)

B neemt exponentieel af met 6,2% per dag. Na 5 dagen is B=34.


2. Geef een formule en bereken wanneer A=B. (12.9)

C neemt toe met 30% per 5 dagen.


3. Bereken het groeipercentage per dag. (5.4)

Gegeven de rij getallen 5 7 8 8 4

6. Bereken alle centrum- en twee spreidingsmaten bij deze rij. (6.4; 8; 7) (4; 3.5)
(zonder GR)

Gegeven de rij getallen 9 1 7 2 7 4 6 5

7. Teken een boxplot bij deze rij getallen. (1,3,5.5,7,9)

Gegeven de frequentietabel

cijfer 4 5 6 7 8
aantal 3 5 8 12 4

8. Bereken met GR het gemiddelde en de SD van deze rij. (6.28,1.15)

17
OPDRACHT week 24

Ijsblokjes
Als je een ijsblokje op tafel legt zal de temperatuur langzaam toenemen tot de
kamertemperatuur is bereikt.
Roos gaat uit van een lineair model en meet de temperatuur van het blokje/plasje. Na 3
minuten is de temperatuur 12,6 graden en na 10 minuten is het 16,8 graden. De
kamertemperatuur is 22 graden.
1. Geef een formule voor de temperatuur en bereken zonder GR wanneer de
kamertemperatuur bereikt is. (18.7)
(let op : Roos is niet begonnen op een temperatuur van 0 graden)

Fleur vindt een lineair model niet goed en gaat uit van een exponentiele toename van 30%
per 5 minuten.
2. Hoeveel % is dat per minuut? (5.4)

Iris heeft 3 kleuren ijsblokjes. Op een gegeven moment maakt zij een rij met 3 rode, 2
blauwe en 1 gewoon ijsblokje.
3. Op hoeveel verschillende manieren kan Iris dit doen? (60)

Roos heeft een steel-bladdiagram gemaakt van het gewicht van een aantal blokjes.
steel blad
1 2 3 3 5 7 8
2 1 2 2 2 4 6 9
3 2 2 3 5 8

Uit dit diagram blijkt dat er dus 1 blokje is met een gewicht van 21 gram.
4. Bereken het gemiddelde en de SD van deze reeks. (23.6,7.9)

Susanne (Hebreeuws voor lelie) heeft de behoefte aan ijsblokjes voor de komende dagen
onderzocht en is tot de volgende formule gekomen.
YB  0,2t 2  20t  12 Met t het aantal dagen en YB het benodigde aantal.
5. Bereken de maximale behoefte aan ijsblokjes. (512)

Sanne heeft 25 ijsblokjes. Een aantal is rood en de rest is groen. De rode blokjes wegen 21
gram en de groene 25 gram. De 25 ijsblokjes wegen samen 601 gram.
6. Bereken met behulp van een vergelijking het aantal groene ijsblokjes. (19)

18
OPDRACHT week 25
Autobanden
In 1995 voorspelde men dat er in 2003 in de VS 80 miljoen personenauto’s zullen zijn.
Deze voorspelling was gebaseerd op het aantal personenauto’s in 1995 en een jaarlijks
groeipercentage van 3,5%.
1. Bereken het aantal personenauto’s in 1995. (61 milj)

Drivewell, een fabriek in de VS die banden voor personenauto’s produceert, onderzocht


het verband tussen het aantal personenauto’s in de VS en het aantal banden dat deze
fabriek verkoopt.
Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal banden
dat Drivewell verkoopt bij benadering lineair
afhankelijk is van het aantal personenauto’s
in de VS. Zie figuur 1.

De getekende lijn gaat door de punten


(41;1,6) en (65; 5,2). Daarmee kun je een
vergelijking van de lijn opstellen.
2. Stel een vergelijking van deze lijn op.
3. Bereken het aantal banden dat Drivewell
waarschijnlijk zal verkopen in 2003. (7,5 milj)

Lukas heeft 2 witte ballen en 4 rode ballen op een rijtje gelegd.


4. Hoeveel verschillende volgorden zijn er mogelijk? (15)
Het nieuwe nummerbord voor auto's bestaat uit eerst een cijfer, daarna 3 letters en als
laatste 2 cijfers.
5. Hoeveel nummerborden zijn er mogelijk waar alle letters hetzelfde zijn? (26000)

Een voetbal wordt omhoog geschoten. Voor de hoogte geldt : H (t )  4t 2  44t  2
6. Hoelang blijft de bal boven de 80 meter? (6.56)

Het gewicht van een partij aardappelen is normaal verdeeld met een gemiddelde van 65
gram en een SD van 12 gram.
7. Hoeveel % van de aardappelen wegen meer dan 77 gram?
8. Hoeveel % van de aardappelen weegt tussen de 53 en 101 gram?

Hieronder zie je de uitslag van een onderzoek naar de waardering van de bondscoach
Marco van Basten. Men heeft een aantal Nederlanders gevraagd een cijfer te geven voor
de bondscoach.
cijfer 2,5-3,5 3,5-4,5 4,5-5,5 5,5-7,5 7,5-10,0
aantal mensen 25 65 135 89 12
9. Teken een somfrequentiepolygoon bij deze verdeling en bepaal
hiermee hoeveel % van deze groep een cijfer van 6,0 of meer gaf voor de coach (24)

19
OPDRACHT WEEK 26
A neemt lineair toe. Na 2 dagen is A=23 en na 7 dagen is A=30.
1. Geef een formule voor A en bereken zonder GR wanneer A=100. (57)

B neemt exponentieel af met 6,2% per dag. Na 5 dagen is B=100.


2. Geef een formule voor B en bereken wanneer A=B. (17.6)

Een pijl wordt afgeschoten. Voor de hoogte H geldt : H (t )  4t  40t  8 met H in meters
2

en t in seconden.
3. Hoeveel seconden zit er tussen het moment dat de pijl op maximale hoogte zit en
het moment dat de pijl weer op de grond valt? Rond je antwoord af op 2 decimalen.
(5.2)
Iemand heeft een pincode met 2 letters en 1 cijfer (niet in een vaste volgorde).
4. Hoeveel verschillende pincodes zijn er mogelijk? (20280)

Uit een klas van 18 leerlingen moeten drie leerlingen worden gekozen. De eerste komt
in de Medezeggenschapsraad, de tweede in het leerlingenparlement en de derde wordt
invaller voor het geval dat er iemand ziek wordt.
5. Hoeveel verschillende keuzes zijn er mogelijk? (4896)

6. Hoeveel combinaties kun je maken met de cijfers 1,2,2,2,3,5,7,7,7?


Elk cijfer moet je precies 1 keer gebruiken. (10080)
7. Hoeveel routes zijn er mogelijk van S naar E in bovenstaand rooster? (116)
E

Het aantal mensen dat besmet is met de Corona neemt de laatste weken
exponentieel toe met 32 % per week. Na 3 weken was het aantal besmette mensen
toegenomen tot 12.300.
8. Geef een formule voor het aantal besmette mensen (B) en bereken wanneer dit is
is gestegen tot 250000. ()

Een wielrijder rijdt een tijdrit over 40 kilometer. Voor de afstand A na t minuten geldt :
Het aantal parafen op de 3e kaart is normaal verdeeld met een gemiddelde van 22 en
een SD van 5.
9. Hoeveel % van de groep heeft meer dan 27 parafen.

Vorig jaar zaten er 100 leerlingen in 4HAVO waarvan 75% overging.


Dit jaar zitten er 93 leerlingen in 4HAVO waarvan 84,95% overgaan.
10. Met hoeveel % is het aantal leerlingen dat overgaat gestegen/gedaald? (5,3)

20
OPDRACHT WEEK 27
Paniek rond Fortis. Het waarde van het aandeel Fortis is de laatste weken met 20% per 3 weken
gedaald.
1. Bereken mbv de groeifactor met hoeveel % per week dit overeen komt. (7.2)

Na 5 weken was de waarde nog 13,50 euro.


2. Geef een formule en bereken hiermee na hoeveel weken het aandeel nog maar
1 euro waard is. (39.8)

Het aantal rekeninghouders dat hun geld van de bank haalt neemt de laatste weken
lineair toe. Na 3 weken waren het er nog maar 2300 terwijl dit aantal na 8 weken
gestegen was tot 3000.
3. Geef een formule en bereken zonder GR wanneer dit aantal boven de 5000 komt. (22.3)

In rustiger tijden was de koers van Fortis normaal verdeeld met een gemiddelde van 13,50 euro
en een SD van 2,30 euro. Een aandeelhouder heeft een tabel met 100 dagkoersen van het
aandeel Fortis.
4. Hoeveel dagkoersen verwacht je met een waarde van tussen de 8,90 en 15,80 euro?

5. Teken alle punten met 𝑥 + 2𝑦 ≥ 4 𝑒𝑛 𝑦 ≤ 3 𝑒𝑛 𝑥 ≤ 2

Vandaag was de handelingssnelheid van het aandeel Fortis op de Amsterdams beurs 205.000
aandelen per uur.
6. Hoeveel aandelen worden er, bij deze snelheid, in een tijdsbestek 15 minuten en 32
seconden verhandeld? (53072)

Gegeven de volgende gewichtsverdeling bij vrachtwagenchauffeurs


gewicht <60,70] <70,80] <80,90] <90,100] <100,110]
aantal 12 18 35 45 40
7. Teken een relatief (in procenten) somfrequentiepolygoon (SFP) en bepaal
hoeveel % zwaarder is dan 95 kg. (41.7)

8. Teken met behulp van bovenstaand SFP het boxplot. Geef de grootte van Q 1,
mediaan en Q3 aan.

Lukas loopt de 15 km in 1 uur, 9 minuten en 13,8 seconden


9. Bereken de snelheid van Lukas in km per uur (13)

Inge gooit vier keer met een dobbelsteen. Na elke keer berekent ze het gemiddeld aantal ogen
wat ze tot dan toe heeft gegooid.
Ze berekent dat bij 3e worp het gemiddelde = 2,33 is en na de 4e worp 3
10. Welk getal gooide Inge in haar 4e worp? (5)

21
OPDRACHT WEEK 28
De aandelenmarkten in New York noteerden woensdag bij opening van de handel lagere koersen.
Beleggers hielden hun kruit droog in afwachting van een belangrijk macrocijfer over de
dienstensector. Voorbeurs kwamen onder meer al cijfers over de Amerikaanse banengroei.
De Dow-Jonesindex van dertig hoofdfondsen noteerde een verlies van 0,4 procent op 13.995
punten.
De laatste weken nam de DowJones exponentieel toe met 12% per 4 weken.
1. Bereken het toenamepercentage per week. (2.9)

De AEX-index nam de laatste weken lineair af met 13 punten per 5 weken. Na 3 weken stond
de AEX op 544.
2. Geef een formule en bereken wanneer de AEX=400. (58.4)

Het aantal verkochte aandelen SHELL per dag is normaal verdeeld met een gemiddelde van 2,7
miljoen en een SD van 0,3 miljoen.
3. Bereken de kans dat er de volgende dag tussen de 2,1 en 3,3 miljoen aandelen
worden verkocht.
Voor het verkopen van aandelen wordt de volgend totale kosten TK formule gebruikt.
TK  0,1q 2  2q  12 met TK in euro en q het aantal verkochte aandelen.
4. Bereken de gemiddelde kosten per aandeel als je 15 aandelen koopt. (.30)

A is normaal verdeeld met gemiddelde 25 gram.


Van de 200 metingen van A zitten er 190 tussen de 20 en de 30 gram.
5. Bereken de SD van deze verdeling. (2.5)

Hiernaast zie je een somfrequentiepolygoon


van een klassenverdeling van gewichten.
6. Bepaal alle klassen en de bijbehorende
frequentie en bereken gemiddelde en SD
(35.5,16.8)

7. Hoeveel % van de gewichten zit tussen


de 20 en 50 gram? (60)

Om op gewicht te blijven heb je dagelijks een hoeveelheid kcal nodig die afhankelijk is van je
gewicht volgens de formule 𝐸 = 35.8 ∙ 𝐺 𝑚𝑒𝑡 𝐸 𝑖𝑛 𝑘𝑐𝑎𝑙 𝑒𝑛 𝐺 𝑖𝑛 𝑘𝑔
Als je meer kcal naar binnen krijgt dan volgens deze formule nodig is neemt je gewicht toe
volgens de regel : elke 7800 kcal teveel levert 1kg gewichtsvermeerdering op.
Lukas weegt 78 kg en krijgt op een dag 5000 kcal binnen.
8. Bereken hoeveel gram Lukas zwaarder is aan het eind van de dag. (283)

9. Teken alle punten met 𝑥 + 𝑦 ≤ 5 𝑒𝑛 𝑥 ≥ 1 𝑒𝑛 𝑦 ≥ 2

22

You might also like