LesSchemaFormulier

Student: Daniël van Oorschot

Kempelklas: V1H
Stageschool + plaats: OBS ’t Einder Gemert
Groep: Groep 4a
Mentor: Janneke van den Einden
Vak/onderwerp: Taal
Datum: Onbekend

Bij welke bekwaamheidseisen ben ik me het meest aan het ontwikkelen?

Vakinhoudelijk bekwaam Pedagogisch bekwaam
Vakdidactisch bekwaam Brede professionele basis

Aandachtspunten: Wat wil ik leren van deze activiteit zodat ik me verder kan ontwikkelen?
- Ik wil leren de kinderen in groepjes te laten werken en ze per groepje aan te sturen.

Actiepunten: Hoe ga ik dat in deze activiteit vormgeven?

- Ik wil terwijl de kinderen de tekst aan het arceren zijn, goed opletten of ze dit juist doen. Als dit
fout gaat, gaat het lezen van het script waarschijnlijk ook fout.
- Ik wil de kinderen per groepje laten werken en apart aansturen waar nodig.

Wat weet ik van de beginsituatie van de kinderen (niveau en belevingswereld) voordat de activiteit
start?
Ik weet op ongeveer welk niveau de kinderen lezen. Hoever de kinderen met stelonderwijs zijn is mij
onbekend.

Wat is het lesdoel voor de kinderen?

- De kinderen maken kennis met toneel en met de tekstvorm script.
- De kinderen leren samen te lezen, op elkaar te wachten en te reageren.
- De kinderen leren in een groepje een scene van het script (af) te schrijven.
Wat moet ik klaarleggen/ voorbereiden voordat de activiteit start?
- Ik moet zorgen dat ik 19x het script heb uitgeprint.
- Ik moet zorgen dat ik 5x het lege script heb uitgeprint.
- Ik moet het filmpje klaar hebben staan op het digibord. (YouTube)
- Ik moet het script klaar hebben staan op het digibord. (Als voorbeeld)

Wat zijn mogelijke knelpunten in deze activiteit? En hoe denk ik die te voorkomen of op te lossen?
- Een knelpunt is dat de tekst te moeilijk is. Dit wil ik voorkomen door de tekst klassikaal te
behandelen.
- Een knelpunt is dat de kinderen in het groepje vastlopen. Ik ga proberen rond te lopen en steeds
bij elk groepje langs te gaan.
Fasering: Inhoud: Lesverloop: Onderbouwing:
Tijd Welke inhoud komt aan Hoe verloopt de les? Hoe ziet mijn rol als leerkracht eruit? Welke theorie gebruik ik?
Lesfasen bod? Hoe ziet de organisatie eruit? Welke (ICT) materialen heb ik nodig? Hoe zorg ik voor betrokkenheid?
20 min. Introductie/kennismaking  Ik laat de kinderen een gefilmd stukje toneel zien en vraag de kinderen goed op het Het filmpje dat komische
met een script. verhaal te letten. (Vooral op de personages en wat er gebeurt.) elementen bevat, zorgt voor een
 Ik vraag de kinderen dingen over het stukje toneel: betrokkenheid bij de kinderen.
Achtergrondinformatie - Wat voor personen zie je? Hoe heten ze?
over het script op doen. Ridders, De sheriff van Nottingham, Robin Hood, een vluchtend meisje.
- In welke tijd zou het verhaal zich afspelen?
Middeleeuwen, zie je aan de ridders.
- Hoe heet de man die in het zwart verkleed is?
De sheriff van Nottingham.
- Wie weet wat een sheriff is?
Een soort politie van een dorp of stad vroeger.
- Waarom zit hij achter het meisje aan?
Het meisje is wezen stropen in het bos. Op dieren jagen.
Ze heeft het lef gehad om een hert te doden
- Wie neemt het op voor het meisje?
Robin Hood (uitleg geven over Robin Hood: Hij stal van de rijke en gaf het aan
de arme. Hij nam het altijd op voor de arme. Verhaal speelde zich af in de
middeleeuwen. Toen werd er nog door veel mensen op dieren gejaagd voor
eten. Het eten voor de arme was op, dus moest ze ergens anders gaan jagen.)

Het script met de klas
doornemen.
 Ik vertel de kinderen dat het een stukje is uit een toneelstuk van de kern. Een
toneelgroep in Handel, waarbij ik al drie jaar in de liveband speel.
 Ik stel een aantal vragen over het stuk zelf:
- Hoe weten de spelers wat ze moeten zeggen?
Ze leren de tekst
- Weet iemand hoe zo’n tekst voor toneelspelers heet?
Een script.
 Ik vertel dat we met de klas het script gaan lezen.
 Ik laat het script op het bord zien en ik leg uit hoe het werkt
 Ik ga met de klas heel de tekst langzaam lezen. (Vlorken  niet snel, maar langzaam
en de vraag stellen: begrijp ik wat er staat, heb ik een plaatje in m’n hoofd?)
 Ik laat op het bord zien hoe je je tekst arceert.
 Dan deel ik de tekst uit en laat de kinderen per groepje de rollen verdelen. Door in een groepje samen te
 In groepjes het script  Ik vraag iedereen de tekst van zijn of haar rol te arceren. werken, creëer je een beter
lezen.  Ik vraag de kinderen samen het script te lezen pedagogisch klimaat en een
grotere betrokkenheid.

15 min. In groepjes het script  Ik vraag de kinderen om even per groepje na te denken over hoe het verhaal af zou Doordat de kinderen zelf het
schrijven kunnen lopen. script verder mogen schrijven,
 Ik geef een aantal kinderen de beurt en vraag ze hoe zij het script af zouden kunnen ze binnen het groepje zelf
schrijven. keuzes maken (leerling initiatief)
 Ik geef per groepje een script en vraag ze het verder te schrijven.

5 min. Evaluatie  Aan het einde van de les kan ik aan de klas vragen over de activiteit stellen:
- Was het een leuke tekst?
- Wat was er moeilijk?
- Hoe ging het lezen in de groepjes?
- Kon iedereen de tekst volgen?
- Hoe was het om zelf het script te schrijven?
Evaluatie

Wat deed ik goed tijdens deze activiteit? Wat kan er beter?

Het lesdoel voor de kinderen is wel/niet gehaald, omdat:

De kinderen waren wel/niet betrokken, omdat:

Hoe heb ik gewerkt aan mijn eigen actiepunten tijdens deze activiteit?

Op welke wijze heeft de gebruikte theorie effect gehad op mijn handelen?

Hoe heeft mijn pedagogisch handelen voor een veilig leer- en leefklimaat gezorgd?
Reactie van de mentor

Richtvragen:
Wat is de algemene indruk van de activiteit?
Wat waren sterke punten van de student in deze activiteit? En wat kon beter?
Hoe zijn de actiepunten van de student teruggekomen in deze activiteit?

Reflectie student

Wat ga ik van bovenstaande punten meenemen voor een volgende activiteit?

Waar moet ik meer informatie over gaan zoeken?

- Zijn er nog tips van de mentor?

- Zijn er tips vanuit het vakconcept of andere literatuur te vinden?