Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 59

Biologie van het organisme - plant

- Groeihormonen
- Lichtperceptie/circadian ritme
- Verdediging tegen stress/pathogenen/herbivoren
- Transport
- Nutriënten
Licht is energiebron voor fotosynthese

Maar

Ook een signaal dat plantenontwikkeling reguleert

• Fototropisme
– Groei naar licht
• Fotomorfogenese
– Ontwikkeling in respons op licht
• Fotoperiodiciteit
– Bloei alleen bij bepaalde daglengte
• Heliotropisme
– Bladeren en bloemen bewegen mee met de stand van de
zon gedurende de dag
• Circadian ritme: afstellen van de interne klok
Licht absorbtiespectrum
Waarneming van licht van fotoreceptoren

• Planten hebben specifieke fotoreceptoren


• verschillende fotoreceptoren detecteren
verschillende golflengten van licht

• fytochromen (rood en ver-rood (far-red) licht)


• Cryptochromen (blauw licht)
• fototropines (blauw licht /UV-A)
• UVR8 (UV-B)
Planten bewegen naar licht: fototropisme/heliotropisme

 Via selectieve veranderingen in turgor (heliotropisme)


 Via groeibewegingen: selectieve celstrekking (fototropisme)

Deze processen spelen ook een rol bij:


- Gravitropisme (onder invloed van zwaartekracht; celstrekking)
- Thigmotropisme (na aanraking; turgor)
Groeibeweging naar licht

Selectieve celstrekking
Blauw licht is
verantwoordelijk
voor fototropisme

Fototropine receptor is
hierbij betrokken

Figure 39.15
Daarnaast reguleert licht de hele ontwikkeling van de plant:

fotomorfogenese
Groei in het donker

• Meeste zaailingen kiemen in het donker (ondergronds)


• Ge-ëtioleerd
– Geel/kleurloos omdat de plastiden niet ontwikkeld zijn
• Stengel groeit snel
– Snelle groei naar het licht
• Bladeren vormen niet
– Zou niet effectief zijn ondergronds
• Apicale kromming (apical hook)
– Beschermt het apicale scheutmeristeem
fotomorfogenese

• Ontwikkeling o.i.v. licht


• Groene pigmentatie door ontwikkeling plastiden
• Cotylen ontvouwen en bladeren worden gevormd
• Apicale kromming verdwijnt
• Stengel groeit minder snel

Hierbij zijn fytochromen betrokken


De-etiolated (licht) Etiolated (donker)
ge-de-ëtioleerd ge-ëtioleerd

Bonen zaailingen
Rood licht bevordert kieming via fytochroom
Ver-rood licht maakt dat weer ongedaan

Donker Rood licht Rood dan ver-rood


5 min 5 min
Fytochroom is een schakelaar: laatst rood licht: AAN
laatst ver-rood licht: UIT
fytochromen
– Receptoren verantwoordelijk voor de tegengestelde
effecten van rood en ver-rood licht
fytochromen

• Molecuul bestaat uit 2 delen


– Licht-absorberend deel (tetrapyrrool chromofoor)
– Groot eiwit deel
• Komt voor in 2 vormen die onderling switchen afhankelijk van
golflengte
– Pr - absorbeert rood licht (660 nm)
– Pfr - absorbeert ver-rood (Engels: far-red) licht (730 nm)
• Betrokken bij veel aspecten van plantenontwikkeling
– kieming
– fotomorphogenese
– Waarnemen van schaduw
– Fotoperiodiciteit (daglengte-afhankelijke bloei)
• Fytochromen bestaan in twee foto-reversibele
toestanden
– Switch van Pr naar Pfr schakelt veel
ontwikkelingsresponsen aan
fytochroom chromofoor in PFR vorm
Conformatie
verandering
door rotatie
Schaduw mijden (via fytochromen)
(shade avoidance)

• Vegetatie
absorbeert/reflecteert licht
beneden 700 nm
• tussen 700 en 800 nm wordt
doorgelaten
• Planten in de schaduw zien
meer ver-rood dan rood licht
• Dit leidt tot versnelde
stengelgroei in de lengte
• Groei zwakt af zodra
lichtsterkte toeneemt en
meer rood licht
waargenomen wordt
Fotoperiodiciteit (via fytochromen)

• Respons op verandering in de verhouding licht/donker in een 24


uurs cyclus
• Daglichtlengte (of eigenlijk nachtlengte) bepaalt moment van bloeien
– Korte-dag (bloeien bij korte dagen- lente of herfst)
– Lange-dag (bloeien bij lange dagen - zomer)
– Daglengte-neutraal (daglengte doet er niet toe – planten rond de
evenaar)
Veel plantensoorten vertonen daglengte-gevoelige
inductie van bloeiwijzen

Daglengte blijkt niet relevant. NACHT- lengte is bepalend

LDP : gaat pas bloeien als nachten korter zijn dan X uren.
'X' = 'kritische nachtlengte',
voor iedere LDP verschillend: vroege voorjaarsbloeiers langere X dan late!!

\ Behandeling nacht langer dan 'X' nacht korter dan ‘X’


type plant\

KDP (lange nacht) aanleg bloem geen aanleg bloem

LDP (korte nacht) geen aanleg Aanleg


Wat doet actief fytochroom PFR ?

Volgens dit model spelen second messengers (cGMP, Ca2+, protein kinases
een grote rol in het aanschakelen van genen.
Dat kan best zo zijn, maar fytochromen in de PFR vorm gaan ook naar de
kern, en binden aan transcriptiefactoren

De PFR vorm van Phytochroom-B bindt aan de transcriptiefactor PIF3

3 zuivere componenten worden bij elkaar gevoegd

PIF3 fytochroom B F
lichtpuls
transcriptiefactor - R R
+ -
G-box
DNA sequentie waaraan PIF3 bindt
(radioactief gelabeld) PIF3+PfrB
PIF3 (complex met DNA)

lichtpuls + vrije G-box DNA

Complex PIF3-G-box loopt langzamer


Complex PIF3-PfrB-G-box loopt nog langzamer
Gel electrophorese
PIF transcriptiefactoren reguleren genen die leiden tot ge-ëtioleerde groei

wildtype
pif quadruple mutant
PIF transcriptiefactoren reguleren genen betrokken bij ge-ëtioleerde groei.
Binding van Pfr in licht aan PIFs leidt tot afbraak via 26S proteasoom.
Dus fytochromen bewerkstelligen de lichtrespons

- mogelijk via een signaaltransductieroute waarbij second messengers


(cGMP, Ca2+, eiwit kinases) een belangrijke rol spelen

en in ieder geval door

- direct te binden aan de PIF transcriptiefactoren hetgeen leidt tot


inactivatie door afbraak
Circadian ritme (alle organismen)

• Regelmatig, ongeveer 24-uurs cyclus


• klok kan ge-trained worden (gesynchroniseerd met de omgeving) via
– Lichtcyclus
– Temperatuurcyclus
• Circadian cyclus blijft bestaan in afwezigheid van het periodieke
trainingssignaal (maar wordt asynchroon)
Veel vlinderbloemigen (boon bijv.) bewegen hun
bladeren in een dag-nacht ritme

middag middernacht
Circadian klok controleert veel aspecten van
plantenontwikkeling en fysiologie

• Bloemopening
• Bladbewegingen
• Genexpressie (fotosynthese genen bijv.)
• Stengel-elongatie
• Opening van huidmondjes
• Bloeitijd
Waarneming van licht
• Planten hebben specifieke fotoreceptoren
• verschillende fotoreceptoren detecteren verschillende
golflengten van licht

fytochromen (rood en ver-rood (far-red) licht)


• Fotomorfogenese
• Daglengte-afhankelijke bloei
• Circadian ritme
• Shade-avoidance respons
• Kieming van zaden

fototropine (blauw licht)


• Fototropisme (groei naar licht toe)
Verdediging van planten tegen pathogenen en insecten

Herkenning van de aanval

Rol van de verdedigingshormonen


- salicylzuur (SA)
- jasmonzuur (JA)
- ethyleen
Verdediging tegen herbivore insecten

• Planten verdedigen zich tegen herbivorie:

DIRECT
- Met fysieke barrieres zoals doornen of haren
- Met chemische stoffen zoals vieze of toxische metabolieten
- Door productie van eiwitten die de spijsvertering van insecten remmen

• Verder kan onderscheiden worden:

- een constitutief aanwezige verdediging


- een induceerbare verdediging

INDIRECT

- via het aantrekken van predatoren van het belagende insect


Haren en trichomen (min of meer constitutief)
Indirecte verdediging
• Planten recruteren predatoren (sluipwespen) die eitjes leggen in de
rupsen.
• Dit heet een tritrofe interactie (interactie tussen drie organismen)

Figure 39.29
in een oudere editie van Campbell
Verdediging tegen schimmels en bacteriën
Planten bevatten veel suiker
Planten staan wijd open
adaptieve immuun systeem innate immunity (aangeboren immuun
systeem)

vertebraten multicellulaire eukaryoten incl. planten


antilichamen en cellen anti-microbiële peptides o.a.
specifieke resistentie brede resistentie
langzaam (> 1 week) snel
Planten verdedigingsrespons lijkt op dierlijke innate immuun respons

- niet gebaseerd op antilichamen


- zeer snelle respons met ge-ïnduceerde gen-expressie
- biosynthese van anti-microbiële moleculen
- brede resistentie

Veel (maar niet alle) verdedigingsresponsen in planten hangen af van de


biosynthese, perceptie en signaaltransductie van de stress hormonen
salicylzuur (SA), ethyleen, en jasmonzuur (JA)

COOH

OH
H 2C CH2

C 2H 4
verdedigingsresponsen

directe locale verdediging

- hypersensitieve respons = HR (locale celdood = apoptose)


- antimicrobiële secundaire metabolieten
- antimicrobiële peptiden
- antimicrobiële (celwand-afbrekende) enzymen (bv chitinases)
- anti-nutritionele secundaire metabolieten en eiwitten

directe systemische verdediging

- SAR = systemic acquired resistance (berust op SA and C2H4)


- ISR = induced systemic resistance (berust op JA and C2H4)

indirecte verdediging (tritrofe interacties)

- vluchtige secundaire metabolieten die sluipwespen aantrekken


Twee verschillende soorten microbiële signalen

• MAMPs/PAMPs Microbe/Pathogen-Associated Molecular Patterns


• Effector eiwitten (= avirulentie genproduct, Avr)

Twee verschillende soorten planten receptoren

• Pattern recognition receptoren (PRR; voor MAMPs/PAMPs)


• Resistentie (R) eiwitten (voor effector eiwitten)

Twee verschillende soorten van afweer

• PAMP-triggered Immunity (PTI)


• Effector-triggered Immunity (ETI)
Enkele voorbeelden van MAMPs/PAMPs

Molecuul oorsprong

Flagelline bacteriële flagel


Peptidoglycaan bacteriële celwand
EF-Tu bacteriële elongatie factor voor eiwit translatie
Formyl-Methionine bacteriële start aminozuur van alle eiwitten
Chitine schimmel celwand
Oligosacchariden schimmel celwand, planten celwand
Effectors schakelen PRRs uit

MAP
Kinase
cascade

Een effector schakelt een MAP kinase uit


komt voor in Alle micro-organismen gespecialiseerde pathogenen

signaal MAMPs/PAMPs Effector eiwitten

Pattern Recognition Receptor Resistentie eiwit


receptor
PRR R eiwit

verdedigings PAMP-triggered Immunity Effector-triggered Immunity


effect PTI ETI

Hypersensitieve respons (HR)


Macroscopisch effect geen
= Celdood
Vlas – vlasroest interactie

Vlasroest genotype

(effector eiwitten)

Vlas
Genotype
(R genen)
tomaat ge-infecteerd met
Cladosporium fulvum::avr4 (= effector eiwit)
(14 d.p.i.)

tomaat genotype
Cf = resistentie gen
Locale verdediging en systemische verdediging tegen
biotrofe pathogenen

Figure 39.26
tabak ge-ïnfecteerd met tabaks mozaïek virus (TMV)

- TMV infectie (3 dagen p.i.)


- Hypersensitieve Respons (celdood)
- virus gelimiteerd tot geïnfecteerde
blad
controle - Geen systemische verspreiding

Dit is geen ziekte,


Dit is een gezonde verdedigingsrespons
Systemic acquired resistance (SAR)

Secundair
geïnfecteerd
blad

Primair
geïnfecteerd
blad
Controle (niet ge-pre-ïnfecteerd) Ge-pre-ïnfecteerd op onderste blad
Hypersensitieve respons (HR)

HR werkt alleen tegen biotrofe pathogene micro-organismen, die op levende


plantencellen groeien. HR berust op salicylzuur.

Verdediging tegen necrotrofe pathogene micro-organismen, die op dood


plantenmateriaal groeien, berust op jasmonzuur. Jasmonzuur induceert de
productie van toxische eiwitten en metabolieten.
Biotrofe pathogene Necrotrofe pathogene insecten
Micro-organismen Micro-organismen herbivorie

salicylzuur ethyleen jasmonzuur

Resistentie tegen Resistentie tegen insecten


biotrofe pathogenen necrotrofe pathogenen resistentie
(HR, SAR) (toxische eiwitten (toxische eiwitten
en metabolieten) en metabolieten)
Campbell Hfdst. 39 p. 918-919
De meeste planten herkennen de meeste micro-organismen via algemene
moleculen specifiek voor micro-organismen, elicitors of PAMPs/MAMPs
(pathogen/microbe-associated molecular patterns) genoemd.
Voorbeelden zijn: flagelline, chitine, formyl-Met

PAMPs worden herkend door membraangebonden pattern recognition receptors

Dit leidt tot een intermediaire verdedigingsrespons (PAMP-triggered immunity =


PTI)

Effectieve plantenpathogenen injecteren avirulentiegenproducten, die tegenwoordig


effectors worden genoemd, in de gastheer, bijv. via type III secretiesystemen.
Deze effectors verstoren door interactie met targeteiwitten van de gastheer de
fysiologie waardoor deze ziekteverschijnselen vertoont in geval van een
susceptibele gastheer

Resistente planten bezitten Resistentie (R) genen, welke de effector of de actie van
de effector waarnemen, hetgeen leidt tot een hypersensitieve respons, waardoor de
biotrofe pathogeen niet meer kan groeien (= effector-triggered immunity = ETI).
Practicum:

Elicitor (= MAMP) respons

Welke signaaltransductiestappen zijn erbij betrokken ?

Gebruik van inhibitors


inhibitors

K252-a: remmer van een breed scala van eiwitkinases


MG132: een specifieke inhibitor van het 26S proteasoom
LaCl3 (lanthanumchloride): blokkeert Ca2+ kanalen
N-acetyl-L-cysteine (NAC): antioxidant, remt ROS accumulatie
Elicitor respons in Catharanthus cellen: alkalinisatie van het medium

Signaal: gist extract Respons = alkalinisatie

Plastic 10 ml buis

Signaal
transductie
Gist
extract

inhibitors
Catharanthus celsuspensie
+
Chloorphenolrood pH 5 pH 6.5
= pH indicator
Elicitor respons in Catharanthus cellen: alkalinisatie van het medium

X-X + 2H2O
celwand peroxidase
2 X-H
elicitor O2
H2O2 min
E

receptor
plasma NADPH
membraan oxidase

H+ Ca2+ NADPH NAPD+


cytoplasma sec - min

fosforylatie of de-fosforylatie
min - uur
van specifieke signaaltransductie eiwitten

kern
activatie van verdedigings
verdedigings genen respons
min - uren uren
X-X + 2H2O
celwand peroxidase
2 X-H
La3+
elicitor O2
signaal H2O2 NAC
E

receptor
plasma e- NADPH
membraan oxidase

respons H+ Ca2+ NADPH NAPD+


cytoplasma

fosforylatie of de-fosforylatie MG132?


K252a
van specifieke signaaltransductie eiwitten

kern
activatie van verdedigings
verdedigings genen respons
Maak signaaltransductiemodel op basis van de resultaten

- Probeer een lineaire signaaltransductie op te stellen


- D.w.z. een keten van eiwitten waarvan elk ingrijpt op de volgende
- Je mag/moet het bestaan van eiwitten postuleren, bijv. een
(receptor-)kinase of een redox-gevoelig eiwit, of een redox-gevoelig
kinase etc.
- Lees goed de handleiding, daar staan tips in hoe inhibitors zouden
kunnen werken
- De getoonde modellen zijn erg schematisch, er kunnen stappen in
zitten die niet zijn getoond
- Gebruik je fantasie, maar sla niet op hol

You might also like