Professional Documents
Culture Documents
GZ1 25
GZ1 25
Урок 7
УПРАЖНЕНИЯ
3. 1/Waarom huilde (heeft) zij eigenlijk (gehuild)? 2/Het boek viel (is) van de tafel (gevallen).
3/Gisterеn zwommen (hebben) we in de Rijn (gezwommen). 4/Wie reed (is) behalve u naar
Delft (gereden)? 5/Нij beloofde (heeft beloofd) mij dit te brengen, maar ik geloof hem niet.
6/Нet duurde (heeft) maar vier uur (geduurd). 7/Wie bracht (heeft) de kinderen naar school
(gebracht) ? 8/Waarom zaten (hebben) jullie op de tafels (gezeten) ? 9/ 's Nachts droomde
(heeft) zij van Brugge (gedroomd). 10/Deze week reden (hebben) zij veel (gereden). 11/Zij
kleedde (heeft) zich altijd erg mooi (gekleed). 12/Wie riep (heeft) jou (geroepen)? En wie riep
(heb) jij (geroepen)? 13/Нad (Hebt) u het koud (gehad)? 14/Waarom zat (heb) je aan je oren
(gezeten)? Doen ze pijn? 15/Gaan (zijn) jullie nog naar de film (gegaan), of hoe zit 't? 16/Op
welke school zat (heb) je (gezeten) ?
6. l/open, dicht. 2/af, weg. 3/binnen/boven. 4/Vast. 5/Meestal, soms. 6/steeds, vanzelf.
7/geleden, opeens.
7. 1/ Nee, Leiden ligt niet ver van / vlakbij de Noordzee. 2/Nee, 's winters zijn de ramen dicht.
3/Neе, ik heb het werk nog lang niet af. 4/Nee, ik ben nog thuis. 5/Nee, we zijn vandaag de
hele dag buiten geweest. 6/Nee, er zijn veel wegen naar Rome. 7/Nee, dat is van mij. 8/Nee,
lang niet alles gaat vanzelf. 9/Nee, dat is nog maar een half jaar geleden. 10/Nee, ik heb geen
vaste vriendin. 11/Nee, we hebben het nog helemaal niet over haar gehad. 12/Nee, dat spreekt
helemaal niet vanzelf.
8. 1/1angs. 2/achter. 3/Na. 4/door. 5/door. 6/Langs. 7/na. 8/achter.
9. 1/Ze liepen meestal door het centrum naar huis. 2/Soms brachten zij mij thuis na de film.
3/Ze zaten nog steeds bij het raam. 4/Het weggetje liep langs Berts huis. 5/Een half uur na jou
kwam Berta bij mij. 6/Mеt onze Russische vrienden moeten we door de Jordaan wandelen,
dat spreekt vanzelf. 7/Stond de jenever achter of onder de kast?
12. bel(dе) aan, heb aangebeld; kijk/keek aan, heb aangekeken; kleed(de) me aan, heb me
aangekleed; kom/kwam aan, ben aangekomen; neem/nam aan, heb aangenomen; blijf/bleef
achter, ben achtergebleven; kom/kwam af, ben afgekomen; vraag/vroeg me af, heb me
afgevraagd; wacht(te) af, heb afgewacht; kom/kwam binnen, ben binnengekomen; kom/kwam
boven, ben bovengekomen; kom/kwam buiten, ben buitengekomen; doe/deed dicht, heb
dichtgedaan; gaat/ging dicht, is dichtgegaan; breng/bracht door, heb doorgebracht; lees/las
door, heb doorgelezen; ga/ging langs, ben langsgegaan; kom/kwam langs, ben langsgekomen;
25