Professional Documents
Culture Documents
WTCB Parket Schoteling PDF
WTCB Parket Schoteling PDF
1 Inleiding
Voor zover het hout geleverd en opgeslagen Afb. 2 Opwelving van een houten vloer door de toevoer van vocht vanuit de
werd bij een adequate vochtigheidsgraad, kan infrastructuur.
1 : op dosse gezaagd
2 : op kwartier gezaagd
3 : op halfkwartier gezaagd 4
4 : keper
D : tangentieel snijvlak (dossevlak) 3 2
K : radiaal snijvlak (kwartiervlak)
HK : tussensnijvlak (halfkwartiervlak) 2
3 1
1
2 vertoont (droge dekvloer, platen op basis van
D
hout – zoals multiplex, OSB, … –, oude vloer-
bedekking, …).
4
4 Al dan niet aanvaardbare
Smalste snijvlak karakter van de schoteling
K
Vermits de bewegingen van de houten vloerbedekking afwijken van deze van de ondergrond, ontstaan er druk-, trek- en schuifspanningen
in de verschillende lagen van de vloeropbouw. In het verlijmingsvlak treedt er bovendien een buigmoment op.
In het vervolg van deze tekst zullen we echter uitgaan van de volgende vereenvoudigende hypothesen :
• de vloerbedekking verkort meer dan de dekvloer (houtkrimp)
• het parket ondergaat een verkorting die constant is over de totale dikte
• de lijm neemt enkel de schuifspanningen op.
Uit afbeelding A.1 kan men afleiden dat de ondergrond en het parket onderhevig zijn aan een relatieve vervorming d. Indien het parket
perfect aan zijn ondergrond vasthecht, zal het verkorten volgens de verhouding (d - Vo) en bijgevolg belast worden op trek.
Daar er geen continuïteit bestaat tussen de verschillende parketstroken, kunnen de trekspanningen niet opgenomen worden door de
vloerbedekking, zodat ze omgevormd worden tot schuifspanningen en tot een buigmoment in het verlijmingsvlak. Tijdens dit proces
stelt men vast dat de in het hout aanwezige trekspanningen in de buurt van de randen van elke strook of plank progressief afnemen
en omgezet worden in schuifspanningen (die toenemen). Voor een zelfde vervorming van de vloerbedekking zal de omvang van de
schuifspanningen vooral afhankelijk zijn van de vervormbaarheid van het hout (weerstand tegen trek, dikte) en van deze van de gebruikte
lijm.
Afbeelding A.2 toont de vervorming van de lijmlaag (Vo) in functie van de afstand (x) tot de rand van de gelijmde parketstrook of
plank.
V Afb. A.2 Vervorming van de lijmlaag in
functie van de afstand tot de rand van de
parketstrook of plank.
Vo
Legende : Vo = vervorming
x = afstand tot de rand
van de lijm- van de parketstrook
laag of plank
x
Uit dit schema blijkt dat de vervorming van de lijmlaag maximaal is in de buurt van de randen, meerbepaald in de zone waarin de trekspan-
ningen omgevormd worden tot schuifspanningen.
Afbeelding A.3 illustreert het verloop van de schuifspanningen (t) in de lijmlaag in functie van de afstand (x) tot de rand van de parket-
strook of plank. Dit schema bevestigt dat de schuifspanningen maximaal zijn in de buurt van de randen en groter worden naarmate de
gebruikte lijm minder vervormbaar is. Voor lijmen met een grotere vervormbaarheid zullen de schuifspanningen kleiner zijn en het risico op
onthechting in de buurt van de randen bijgevolg beperkter.
t Afb. A.3 Schuifspanningen in de lijmlaag
in functie van afstand tot de rand van de
parketstrook of plank.
Weinig vervormbare
lijmlaag
tmax
Legende : t = schuifspan-
x = afstand tot de rand
ningen in de van de parketstrook of
lijmlaag plank
x (Vervolg van het kader op p. 4)
Het schema van afbeelding A.4 geeft het verloop van de trekspanningen (s) in de houten vloerbedekking weer in functie van de afstand (x)
ten opzichte van de randen van de elementen waaruit deze opgebouwd is. Dit schema bevestigt dat de trekspanningen miniem zijn aan de
rand van de stroken of planken en dat ze hun maximum bereiken zodra ze de schuifspanningen volledig vervangen.
Legende : s = trekspanningen
in x = afstand ten opzichte van
de houten vloer- de rand van de elemen-
bedekking ten
x
Deze situatie gaat vaak gepaard met het ontstaan van scheuren in de buurt van de as van de stroken of planken (zie afbeelding A.5), dit
wil zeggen in de zone waar de trekspanningen maximaal zijn.
De trekspanningen die aanwezig zijn in de planken of parketstroken en de schuifspanningen in de lijmlaag doen een buigmoment ontstaan
(zie afbeeldingen A.6 en A.7). Dit buigmoment geeft dan weer aanleiding tot trek- en drukspanningen, loodrecht op het plaatsingsvlak van
de vloerbedekking.
Afb. A.6 Ontstaan van een buigmoment. Afb. A.7 Buigmoment tengevolge van de
trekspanningen in het hout en de schuif-
spanningen in het verlijmingsvlak.
M t T
t i Y
Trek
het
Legende : t = dikte van T = trekspanning in het
parket hout
de
i = dikte van t = schuifspanning in
lijmlaag de lijm
de
d = dikte van M = buigmoment X
dekvloer Druk
Door de aanwezigheid van deze spanningen en van het buigmoment kan men enerzijds verklaren waarom de randen van de vloerelemen-
ten beginnen los te komen en anderzijds waarom deze lichtjes beginnen op te welven, wat de schoteling accentueert en tevens aanleiding
geeft tot het ontstaan van een holle klank indien men deze zones beklopt men een hard voorwerp. Deze mechanismen verklaren ook
waarom de vloerbedekking reeds bij een kleine schommeling van het vochtgehalte in het hout begint te schotelen.
Hoewel men in dit kader het risico op loskomen enigszins kan verminderen door het gebruik van weinig vervormbare lijmen, blijft hun im-
pact op de schoteling tengevolge van het buigmoment beperkt.
In het geval van elementen met geringe dikte zal men het buigmoment daarentegen wel gemakkelijk kunnen beheersen door de verlijming.
Hier staat tegenover dat er een verhoogd risico op scheurvorming ontstaat.
5 Oplossingen