Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 6

T C

W B

t
j d

f
i
s c h r

HET LOSKOMEN
EN VERVORMEN
VAN PARKETVLOEREN
Geregeld worden de ingenieurs van de afdeling Technisch Geert Hoste, ing., adviseur bij de
Advies van het WTCB gekonfronteerd met problemen die afdeling Technisch Advies, WTCB
betrekking hebben op het loskomen en/of vervormen van
parketvloeren. In de meeste gevallen treedt de schade op in de vorm van : 1/ ge-
welfde vloerdelen, 2/ open spleetjes tussen de strookjes, planken of blokjes onder-
ling, 3/ scheurtjes in de strookjes, planken of blokjes, 4/ kromgetrokken planken,
5/ holklinkende of losgekomen vloerdelen.

1/ In eerstgenoemd geval kunnen de vloer- Deze problemen worden dikwijls reeds enkele
delen tot meer dan 10 cm gewelfd komen dagen of weken na de plaatsing van het parket
te staan (afbeelding 1). opgemerkt. In andere gevallen komen ze
2/ De open spleetjes die gevormd worden, slechts na maanden tot uiting.
kunnen een breedte hebben van enkele tien-
den van een millimeter tot enkele millime- Afb. 2 Open spleten tussen planken en
ters (afbeelding 2). scheurtjes in de planken.
3/ De scheurtjes in de strookjes, planken of
blokjes kunnen eveneens enkele tienden
van een millimeter bedragen, en zijn soms
uitsluitend waarneembaar ter hoogte van
de uiteinden van de planken (afb. 2).
4/ Het “schotelen” der planken kan zich zo-
wel in de convexe als in de concave zin
voordoen. In dit geval kunnen de planken
respektievelijk dicht tegen elkaar aange-
drukt zijn (afbeelding 3) of kunnen er open
spleetjes gevormd worden tussen de plan-
ken onderling.
5/ Soms stelt men vast dat het parket is losge-
komen of enkel “hol” klinkt.

Afb. 1 Gewelfde vloerdelen. Afb. 3 Kromgetrokken planken.

30 HERFST 1993
T C
W B

U I T D E P R A K T IJ K

t
1
j d

f
i
s c h r
VERVORMING In eerste instantie dienen gehalte naargelang van de heersende lucht-
VAN HOUT we te wijzen op een welbe- vochtigheid is niet volledig gelijk voor elke
kende eigenschap van het houtsoort, doch kan bij wijze van benadering
materiaal “hout”, met name het vervormen voor de meeste houtsoorten worden voorge-
onder invloed van een wisselend (massa)- steld zoals in tabel 2.
vochtgehalte, verder ook houtvochtgehalte
genoemd. Dat met deze vervorming soms grote Tabel 2
Relatieve lucht-
krachten kunnen gepaard gaan, blijkt onder Evolutie van het
vochtigheid (%) 30 40 50 60 70 80
meer uit het feit dat men indertijd rotsen kliefde vochtgehalte
louter door het bevochtigen van houten spieën. van hout
Massavocht-
(volgens [1]).
De grootte van de krachten die hierbij kunnen gehalte van
ontwikkeld worden, kan uit tabel 1 worden hout (%) 6 7,5 9 11 13 16
afgelezen.

Tabel 1 Gedeeltelijke resultaten van metingen van de Alvorens dieper in te gaan op de grootte van
“zwellingsdruk”, op monsters van 20 mm x 20 mm x 15 mm van de vervorming van hout onder invloed van een
diverse houtsoorten; deze werden bevochtigd met water op 20 °C wisselend vochtgehalte – in wat volgt spreken
of met in water verzadigde lucht bij dezelfde temperatuur [5]. we van hygrische vervormingen – dienen we
nog te wijzen op een andere partikulariteit van
ZWELLINGSDRUK (N/cm2)
RICHTING het materiaal : gezien zijn groeiwijze kan het
HOUTSOORT VAN HET HOUT Water op Verzadigde hout geenszins als een homogeen materiaal
(zie bespreking) 20 °C lucht op worden beschouwd. Een stam is namelijk op-
20 °C gebouwd uit koncentrische groeiringen, waar-
uit later de elementen (planken, ...) worden
Den tangentiaal 124 206
radiaal 90 138
verzaagd. Naargelang van de plaats waar men
deze elementen ontneemt, spreekt men bij
Beuk tangentiaal 353 402 voorbeeld van op “kwartier”, op “half kwar-
radiaal 284 394 tier” en op “dosse” gezaagd hout (zie afbeel-
ding 4).
Eik tangentiaal 159 240
radiaal 150 169

Afb. 4 Dwarsdoorsneden en 1
In de praktijk blijken de hiervoor aangehaalde snijvlakken van gezaagd hout.
schadebeelden bij parket eveneens een gevolg 4
te zijn van een verandering van het vocht- 3 2
gehalte van het hout. Het wijzigen van het
vochtgehalte kan in geval van houten vloer-
bekledingen echter uitzonderlijk toegeschreven
worden aan een rechtstreekse aanvoer van
water (b.v. ten gevolge van infiltraties, lek-
kende leidingen, capillaire opzuiging, enz.), D
hetgeen in voorkomend geval relatief gemak- 1
kelijk kan vastgesteld worden. Meestal blijkt
daarentegen dat een wijziging van het hout-
vochtgehalte het gevolg is van : FQ
◆ een aanvoer van vocht uit de ondergrond D Q
4
(vocht uit de volle grond, bouwvocht uit de
dekvloer of de betonnen draagvloer, ...) of 2
FQ
◆ een aanpassing van het houtvochtgehalte aan
Q
het binnenklimaat dat in de bevloerde ka-
mers heerst.
3
Ten einde dit laatste beter te begrijpen, dient 1. doorsnede van op dosse gezaagd hout
men te weten dat hout – gezien zijn hygrosko- 2. doorsnede van op kwartier gezaagd hout
pisch karakter – steeds een massavochtgehalte 3. doorsnede van op half kwartier gezaagd hout
4. doorsnede van keper
aanneemt dat in evenwicht is met het heer-
D tangentiaal snijvlak (dossevlak)
sende binnenklimaat (vooral de relatieve lucht- Q radiaal snijvlak (kwartiervlak)
vochtigheid). De evolutie van het houtvocht- FQ tussensnijvlak (half-kwartiervlak)

31 HERFST 1993
T C
W B

t
j d

f
i
s c h r
Ten gevolge van deze koncentrische groei kan
de hygrische beweging van hout opgesplitst
worden in verschillende komponenten (zie af-
beelding 5), zij het :
◆ een radiale komponent (loodrecht op de
groeiringen)
◆ een tangentiale komponent (volgens de Afb. 6 Krimp
groeiringen) en vervorming
◆ een longitudinale of axiale komponent (vol- naargelang
gens de vezelrichting). van de ligging
van het hout
in de stam
Afb. 5
en de zaagwijze
Hygrische
(uit [1]).
beweging
van hout. 3
1

1. radiale krimp of zwelling


2. tangentiale krimp of zwelling 2
3. longitudinale of axiale krimp
of zwelling

In wat volgt zullen we aantonen dat de grootte Men kan hieruit afleiden dat, voor een toe-
van de vervormingen, evenals de wijze waarop name van de relatieve luchtvochtigheid met
deze zich voordoen, mede beïnvloed worden 20 %, het massavochtgehalte van het hout met
door de plaats waar de parketelementen wor- 3 % kan toenemen. De daaruit voortvloeiende
den ontnomen in de stam. zwellingsbeweging van hout kan in de radiale
en in de tangentiale richting respektievelijk
0,6 % en 1 % bedragen. Zulks betekent kon-

2 GROOTTE VAN
DE HYGRISCHE
Hiervoor haalden we aan
dat de vervorming van het
kreet dat, voor een plankbreedte van 10 cm, de
vervorming kan oplopen tot 1 mm bij een wij-
ziging van de luchtvochtigheid met 20 %.
VERVORMINGEN hout kan worden toege-
schreven aan een wijziging Hierbij aansluitend vermelden we dat het Al-
van zijn (massa)vochtgehalte. In het algemeen gemeen Bestek voor de uitvoering van privé-
kan men stellen dat deze vervormingen het bouwwerken (aflevering 21 “Binnenschrijn-
grootst zijn in de tangentiale richting. De maat- werk”) [3] een beperking van de relatieve lucht-
verandering in de radiale richting bedraagt vochtigheid tussen 45 % en 65 % eist bij de
ongeveer de helft van deze in de tangentiale uitvoering van het binnenschrijnwerk. Ander-
richting. De relatieve vervorming in de lengte- zijds blijkt uit de praktijk dat de relatieve lucht-
richting van de vezels tenslotte is eerder onbe- vochtigheid in de gebouwen gedurende het jaar
duidend ten opzichte van deze loodrecht op de al vlug buiten deze grenzen kan schommelen.
vezelrichting (dit is in de radiale en de tangen- Men moet dus terdege rekening houden met
tiale richting). de onvermijdelijke vervormingen van het hout.

Deze vervormingen kunnen voorkomen in de


vorm van een verbreding of een versmalling, OPMERKINGEN
een schoteling, het ontstaan van scheurtjes, ...,
afhankelijk van de grootte van de vochtschom- ✲ De hygrische vervorming van hout is be-
melingen evenals van de ligging van het hout duidend groter dan de termische vervorming
in de stam en van de zaagwijze (afbeelding 6). (ongeveer 100 keer meer in normale klimaat-
omstandigheden). Dit is in schril kontrast met
De grootte van de vervormingen van een hout- de meeste andere vloerbekledingen, waarbij de
soort, afhankelijk van de wijziging van de re- invloed van de hygrische vervorming veelal te
latieve luchtvochtigheid en/of de wijziging van verwaarlozen is ten opzichte van de termische
het houtvochtgehalte, kan men vrij nauwkeu- vervorming.
rig afleiden uit grafieken. Bij wijze van voor-
beeld hernemen we op blz. 33 de grafieken ✲ De grootte van de vervormingen, zoals hier-
voor Europese (lichte) eik (afbeelding 7). voor teoretisch berekend, kan in de praktijk

32 HERFST 1993
T C
W B

U I T D E P R A K T IJ K

t
j d

f
i
s c h r
Afb. 7 R T
Hysteresis van ZWELLING
30
30
krimp en zwelling
28
van licht eiken.
Gemiddelden 26
van 22 24
proefstukken

Evenwichtsvochtgehalte van hout (%)


22
uit 8 monsters
licht hout 20
(uit [2]). 18
16
VOCHTAFGIFTE 14
12
10
VOCHTOPNEMING
8
6
4
2
KRIMP
R T
0
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Relatieve vochtigheid (%) Krimp in % van natte afmetingen
Zwelling in % van geheel droge afmetingen

lager liggen, vermits het hout zich slechts lang- 3.2 GEKLEEFD EN/OF
zaam aanpast aan een wisselend omgevings- GENAGELD PARKET
vochtgehalte. Bovendien komen de extreme
waarden van de luchtvochtigheid soms slechts Met deze plaatsingstechniek worden de (on-
kortstondig voor. vermijdelijke) bewegingen van het hout zo-
veel mogelijk afgeremd.

3 EISEN VOOR DE PLAATSING


In geval van verlijming is het van belang dat
een goede hechting met de ondergrond (onder-
parket, dekvloer, ...) wordt bekomen. De ko-
3.1 LOSLIGGEND PARKET hesie van de ondergrond moet eveneens van
een goede kwaliteit zijn. Hierbij wordt verwe-
Bij deze plaatsingstechniek kunnen de vervor- zen naar de eisen i.v.m. de karakteristieken
mingen vrij plaatsgrijpen. Hiertoe worden de van cementgebonden dekvloeren [4].
parketstroken veelal onderling verlijmd of met
verende clipsen verbonden en worden ze ge- In elk geval kan het nuttig zijn een klein
plaatst op een tussenlaag in de vorm van een spleetje te laten tussen de houten stroken. Dit
membraan of een dunne akoestische isolatie. biedt als voordeel dat een beperkte vervorming
in de breedterichting nog mogelijk blijft. Zulke
Om de bewegingen van het parket niet te be- voorzorgsmaatregel is vooral nuttig indien de
lemmeren, is het absoluut noodzakelijk dat uit- planken genageld worden op een houten roos-
zetvoegen worden voorzien op onderling regel- tering, vermits met deze plaatsingswijze kleine
matige afstand (voor grote ruimten), evenals bewegingen gemakkelijker plaatsvinden.
ter hoogte van hindernissen en van de omtrek.
Het ontbreken van uitzet- en/of omtreksvoegen
Bij een losliggend parket is de kans op vor- ligt zelden of nooit aan de basis van een slecht
ming van open spleetjes tussen de planken (en gedrag (opwelven bij voorbeeld) van een par-
eventueel in de planken ingeval die onderling ketvloer die gelijmd en/of genageld is op zijn
goed verlijmd zijn) groter, zeker indien niet ondergrond. Een uitzetvoeg zal immers slechts
voldaan is aan de eisen inzake plaatsing en “werken” indien de houten vloer vrij kan be-
bewoning. De barstjes ontstaan meestal nadat wegen. Dit zal pas gebeuren indien de aan-
het parket vrij kon uitzetten en opnieuw diende hechting is verbroken, hetgeen erop wijst dat
te verkorten b.v. wegens een dalende lucht- er reeds een anomalie moest bestaan doordat
vochtigheid (d.i. veelal ’s winters). niet voldaan werd aan de eisen inzake plaat-
sing of bewoning.

33 HERFST 1993
T C
W B

t
j d

f
i
s c h r
3.3 BEWEGING VAN HET HOUT blijkt dat de plaat droog is en niet op volle
BEPERKEN grond noch boven vochtige ruimten ligt.

Indien de beweging van het hout te groot wordt,


kan zelfs een goede verbinding van de ele- OPMERKINGEN
menten (door lijmen, nagelen, enz.) met een
geschikte ondergrond niet meer garant staan ✲ Bij vloerverwarming onder een houten
voor een blijvende aanhechting. Ook bij een bekleding kunnen de hygrische vervormingen
losliggend parket kunnen te grote bewegingen van het hout nog groter zijn dan in normale
tot anomalieën leiden. Om deze redenen is het omstandigheden. Bovendien kunnen de hou-
van groot belang de beweging van het hout ten elementen onderaan en bovenaan meer dan
binnen de perken te houden. in andere gevallen een verschillend vocht-
gehalte aannemen. Men dient er zich dan ook
Hiervoor moet men er bij het plaatsen onder terdege van bewust te zijn dat de kans op ver-
meer op toezien dat het massavochtgehalte van vorming of vorming van scheurtjes of open
het hout zo goed mogelijk in evenwicht is met spleetjes in de voegen groter kan zijn.
de luchtvochtigheid in de betrokken kamers.
Vermits er voorgeschreven wordt om de plaat- ✲ Het gebruik van ‘dunne’ parketstroken (soms
sing van het parket pas aan te vangen indien de slechts enkele mm dik) kan nadelig zijn ver-
relatieve luchtvochtigheid in de kamers tussen mits zij vlugger reageren op geringe wijzigin-
45 % en 65 % ligt, dient het massavochtgehalte gen van de luchtvochtigheid. De kans op ver-
van het hout begrepen te zijn tussen 8 % en vorming zal bijgevolg ook hoger liggen.
12 %. Een vochtgehalte van 10 %, of beter
nog een vochtgehalte dat in evenwicht is met
de heersende luchtvochtigheid binnen de bo-
vengenoemde grenzen, kan een deel van de
vervorming van het hout uitsluiten.
B ESLUIT
Hoewel het plaat-
sen van parket-
vloeren meestal tot
een bevredigend resultaat leidt, worden we toch
De beweging kan ook beperkt worden door de geregeld gekonfronteerd met problemen van
aanvoer van vocht uit de ondergrond te vermij- schoteling, opwelving of vorming van open
den. Wanneer het parket op een dekvloer wordt scheurtjes en spleetjes in de houten elementen.
geplaatst, moet men er zich van vergewissen
dat de dekvloer voldoende is uitgedroogd over In de eerste plaats moeten ontwerper en uit-
zijn volledige dikte. In de praktijk bepaalt men voerder respektievelijk voorzien en kontroleren
het vochtgehalte van de dekvloer met behulp of de plaatsingsvoorwaarden vervuld zijn : be-
van een carbidefles alvorens het parket wordt scherming tegen vocht uit de ondergrond, uit-
geplaatst. Het maximaal toegelaten massa- droging van de ondergrond, goede kohesie van
vochtgehalte van de dekvloer bedraagt : de ondergrond en goede hechting bij hechtende
◆ volgens de gangbare richtlijnen 3 % voor plaatsing, mogelijkheid tot vrije uitzetting bij
cementgebonden dekvloeren; uit onze be- losliggende plaatsing, beperking van de lucht-
vindingen blijkt echter dat een massavocht- vochtigheid, aangepast houtvochtgehalte.
gehalte van 2,5 % meer garanties biedt
◆ 0,6 % (soms tot 1 %) voor anhydrietgebon- Voorts dient men de bouwheer te wijzen op
den dekvloeren. het belang van een stabiel binnenklimaat. Deze
zal echter moeten aanvaarden dat fijne open
spleetjes en plaatselijk holklinkende zones niet
3.4 VOCHT TEGENGAAN steeds kunnen worden vermeden, ongeacht de
genomen voorzorgsmaatregelen.
In een latere fase moet men de aanvoer van
vocht uit de ondergrond vermijden, door een Tot slot wensen we er de aandacht op te vesti-
kunststoffolie direkt onder de (gewapende) gen dat, eens schade bij een parket wordt vast-
dekvloer te voorzien. Men dient namelijk te gesteld, men vaak niet meer kan uitmaken wel-
weten dat, indien de dekvloer b.v. op een be- ke oorzaken precies aan de basis liggen van het
tonnen vloerplaat ligt, deze laatste zelfs niet na probleem. Immers, de schade kan het gevolg
maanden volledig uitgedroogd is. Eveneens zijn van een kumulatie van diverse invloeds-
indien de dekvloer (b.v. bij verbouwing) op faktoren. Bovendien kan men achteraf niet meer
een bestaande betonnen ondergrond wordt aan- bepalen hoe groot b.v. het aanvangsvocht-
gebracht, is het veiliger een kunststoffolie als gehalte van het hout of de relatieve vochtigheid
scheidingslaag aan te brengen, tenzij indien van de binnenlucht waren bij de plaatsing. ■

34 HERFST 1993
L ITERATUURLIJST
T REFWOORDEN

1 Demotz R.
Charpentier d’aujourd’hui. Technologie
PARKET ◆ VLOERBEDEKKING ◆ DIKKE
VLOERBEDEKKING ◆ HOUT ◆ VER-
des charpentes en bois. Traité de leur calcul et VORMING ◆ LOSKOMEN ◆ FYSISCHE
de leur mise en œuvre. Genève, R. Demotz - AANTASTING ◆ BOUWPATOLOGIE ◆
Editions H. Vial (Frankrijk), 1969. VERVAL (SCHADE) ◆ PLAATSINGSME-
TODE ◆ HYGROMETRIE ◆ VOCHTOP-
2
Laming P.B., Rijsdijk J.F. en Verwijs J.C.
STIJGING
Houtsoorten. Informatie voor de praktijk.
Delft, Houtinstituut TNO, 1978.

3
Nationale Confederatie van het Bouwbe-
drijf, Koninklijke Federatie der Architek-
tenverenigingen van België, Wetenschappelijk
en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf
Algemeen bestek voor de uitvoering van privé-
bouwwerken, Aflevering 21 Binnenschrijn-
werk. Brussel, NCB-FAB-WTCB, 1982.

4
Van Laecke W.
Mechanische karakteristieken en nazicht
van dekvloeren. Brussel, WTCB-tijdschrift,
nr. 3/4, katern 6, 1989.

5
Wetenschappelijk en Technisch Centrum
voor het Bouwbedrijf
Zwelling van een parketvloer. Brussel, Vraag
en antwoord, WTCB-tijdschrift, nr. 4, 1972.

You might also like