Archeologie: Het ontdekken, opgraven en onderzoeken van materiële overblijfselen uit
het verleden van de mens. Farao: koning van het Oude Egypte. Feit: een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat. Grafgiften: Een grafgift is een voorwerp dat aan een overleden persoon wordt meegegeven in het graf. Kunstuiting: uiting op het gebied van kunst, bv muurschilderingen, architectuur, theater. Monotheïsme: het aanbidden en erkennen van slechts 1 god, het tegenovergestelde van polytheïsme. Monumentaal: wat indrukwekkend groot is, groots, indrukwekkend. Mummificeren: het uitdrogen en balsemen tot een mummie. Muurschilderingen: Schilderingen die een groot deel van een muur- of plafondoppervlak bedekken. Mythe: een verhaal waarin handelingen en gebeurtenissen beschreven worden uit een onbepaald verleden, en waarbij vaak goden, vreemde wezens en/of helden centraal staan. Natuurgodsdienst: of natuurreligie is een religie die vooral op natuurverschijnselen, zoals donder en bliksem, regen, wind en vuur is gebaseerd. Natuurverschijnselen: een opvallend verschijnsel dat niet is veroorzaakt door de mens maar zijn oorsprong vindt in de natuur. Offer: is een geschenk, meestal aan God, een god, godin, of goden. Politieke leider: de persoon die de macht heeft. Polytheïsme/ veelgodendom: het aanbidden en erkennen van meerdere goden, het tegenovergestelde van monotheïsme. Priester: tussenpersoon tussen het bovennatuurlijke en de mensen. Propaganda: een bepaalde vorm van communicatie waarbij de publieke opinie beïnvloed wordt om aanhangers te winnen voor bepaalde opvattingen of standpunten. Religie: Een meestal al eeuwen lang bestaand stelsel van verhalen, rituelen en gedragsvoorschriften, gebaseerd op een geloof in een God, of Goden, en meestal ook in een bovenaards voortbestaan na de dood. Religieuze leider: de persoon die de macht heeft over geloofszaken. Ritueel: Vaste handeling die iets symboliseert, en zelf zonder die symboolfunctie eigenlijk niets betekent. Tempel: gebedshuis waarin een god wordt vereerd.