Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

Stromingen in de ontwikkelingspsychologie

1. behaviorisme

2. cognitivisme

3. constructivisme

Principes behaviorisme

• Mensen leren van ervaringen en gedrag is aan te leren

• Gedrag wordt aangeleerd op basis van rolmodellen en nadoen

• Conditioneren door middel van straffen en belonen

Principes cognitivisme (Piaget)

• Het denken gaat vooraf aan gedrag

• Menselijk brein werkt als computer

• Informatiestroom gaat langs verschillende geheugens

• Brein heeft nieuwe kennis en ervaringen nodig

• Oefenen en herhalen van leerstof is belangrijk

Principes constructivisme

• Actieve rol van de lerende bij het verwerven van informatie en kennis

• Zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky)

• Wisselwerking met de omgeving

• Kind denkt zelfstandig na over de opgeslagen kennis

6 verschillende ontwikkelingsgebieden

1. Cognitieve ontwikkeling

2. Sociaal-emotionele ontwikkeling

3. Seksuele ontwikkeling

4. Sensomotorische ontwikkeling

5. Creatief-expressieve ontwikkeling

6. Taalontwikkeling
1.4 Cognitieve ontwikkelingsfasen (Piaget)

1. Sensomotorische periode (0 tot 2 jaar)

2. Preoperationele periode (2 tot 7 jaar)

3. Concreet operationele periode (7 tot 12 jaar)

4. Formeel operationele periode (12 jaar en ouder)

5.

Zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky):

Leerstof aanbieden die net even verder gaat dan wat zij al

weten of kunnen.

Je wilt dus vooral weten wat een kind net niet kan.

Cognitieve ontwikkeling bij baby’s:

• grijpen is begrijpen (het kind pakt wat het ziet)

• beginnend vermogen om te vergelijken

Sociaal-emotionele ontwikkeling bij baby’s:

• gericht op menselijke gezichten (lees voorbeeld)

• gericht op de verzorger (het kind hecht zich het meest aan degene die hem verzorgt)

• gericht op menselijke geur

• gericht op menselijk geluid

Sensomotorische ontwikkeling van 0 tot 2 jaar:

• Spieren dichtbij de hersenen worden het eerst beheerst

• Spieren dichtbij de romp worden eerder beheerst dan verder afgelegen spieren

• Ogen volgen de moeder, spreiden handjes, draait hoofd weg, trappelen

• Motorische ontwikkeling gaat hard; kruipen, lopen, grote voorwerpen pakken en neerleggen

Cognitieve ontwikkeling bij peuters:

• benoemen is begrijpen

• fantasie en werkelijkheid zijn verstrengeld

• ontwikkeling nog wel via de zintuigen

• geen geweten als innerlijke sturing


Sociaal-emotionele ontwikkeling bij peuters:

• imiteert sociaal gedrag (peuter leert door imitatie)

• richt zijn expressie op soortgenoten

• ontdekt dat hij een eigen persoon is

• ontdekt dat zijn daden invloed hebben (Nee fase)

sensomotorische ontwikkeling van 2 tot 4 jaar (peuter):

Grove bewegingen worden geleidelijk fijner

Kan een grote bal de goede kant opgooien

Kan een bal een schop geven

Kan van een laag voorwerp afspringen

Kan nog geen tekengereedschap vasthouden

Cognitieve ontwikkeling bij kleuters:

• prelogisch denken (= voorafgaand aan het logisch denken) lezen voorbeelden

• egocentrisch lezen voorbeeld

• eerste aanzet tot gewetensontwikkeling

lezen voorbeelden

• van imitatie naar identificatie

Sociaal-emotionele ontwikkeling bij kleuters:

• kan eenvoudige spelregels hanteren

• kan zich richten op behoeftes van anderen

• kan een compromisvoorstel aanvaarden


Sensomotorische ontwikkeling van 4 tot 6 jaar (kleuter):

• Motorische ontwikkeling gaat ineens heel hard

• Kan fijne dingen oppakken en gebruiken

• Kan mikken met een bal, kopje duikelen en van een lage kast afspringen

• Leert hinkelen, huppelen en met een bal stuiteren

• Ongeveer 6 jaar: in staat om te schrijven

• Lichaamsbouw kind van bijna 6; slanker en met langere armen, benen en vingers

Cognitieve ontwikkeling van 6 tot 9 jaar:

• logisch denken als de dingen te zien zijn

• interesse in feiten

• vragen naar oorzaken: waarom?

Oorzaak -> gevolg: Kinderen begrijpen dat een spel

alleen gespeeld kan worden als je de spelregels toepast.

Sociaal-emotionele ontwikkeling van 6-9 jaar:

• kan delen en overleggen

• houdt van prestaties

• heeft een groeiend empatisch (= inlevend) vermogen

• zoekt sociale verbanden zoals clubs

• kan angsten ontwikkelen

Sensomotorische ontwikkeling van 6 tot 9 jaar:

• lichaam meer in proportie

• betere coördinatie, sierlijkheid

• grove motoriek: sterker

• fijne motoriek: schrijven


Cognitieve ontwikkeling van 9 tot 12 jaar:

• sterker prestatiegericht

• abstract denken (dus ook na kunnen denken als je dingen niet ziet)

• analyseren en reflecteren (nadenken over zichzelf)

Sociaal-emotionele ontwikkeling van 9-12 jaar:

• sociale verbanden nemen een grotere plaats in

• sterk in samenwerking

• sportieve competitie

• idolen

• vriendschappen

• uitsluiten en pesten

Sensomotorische ontwikkeling van 9 tot 12 jaar:

• grove motoriek: kracht en soepelheid

• fijne motoriek: schrijven en tekenen steeds beter

• verschillen in ontwikkeling jongens en meisjes


Socialisatie:

= het proces, waarin een individu zich in de omgang met anderen een cultuur eigen maakt.

3 factoren die invloed hebben:

1e milieu: het gezin

2e milieu: de school

3e milieu: buurt, clubs en maatschappij

Invloed van het gezin (1e invloedsfeer):

Gebieden waarop gezinnen kunnen verschillen:

1. de opvatting over discipline;

2. de plaats van de vader in het gezin;

3. de mate waarin het kind als eigen individu wordt gezien.

Invloed van de school (2e invloedsfeer):

• in aanraking komen met andere meningen;

• leren zelf een mening te formuleren;

• verantwoordelijkheid dragen voor je eigen werk;

• verantwoordelijkheid dragen voor je omgang met anderen.

Invloed van de buurt, clubs, maatschappij (3e

• invloedsfeer):

• De buurt, clubs, het verenigingsleven en bijv. de kerk = de

maatschappij op kleine schaal

• Ook bijv. het spelen bij vriendjes thuis (andere opvoedings-

methode).

13.5 Gezonde hechting t.o.v. ongezonde hechting:

3 typen kinderen:

A-kinderen, geen hechting;

B-kinderen, veilig gehecht;

C-kinderen, onveilig gehecht.


A-kinderen (20%), geen hechting;

• zijn onverschillig en weren aanhankelijkheid af;

• als moeder even weggaat, lijkt het geen verschil uit te maken, het kind speelt gewoon door;

• spelen heeft iets oppervlakkigs, lijkt ze niet te interesseren.

B-kinderen (65%), veilig gehecht;

• als de verzorger weggaat, en het kind achterlaat bij een onbekende, is er even onrust maar
geen paniek;

• als moeder langer wegblijft, gaat het kind wel huilen maar het is bij moeders terugkeer
makkelijk te troosten. Het spel gaat door.

C-kinderen (15%), onveilig gehecht:

• sterk op de moeder gericht;

• naast de moeder een vreemde in de buurt, dan komt het kind niet tot spelen;

• als moeder weggaat is het kind volkomen in paniek, als moeder terugkomt is het kind ook
overstuur.

8 motorische vaardigheden waarbij de prestatie-

• verschillen tussen jongens en meisjes groter worden:

• 1. Sprinten: jongens sneller dan meisjes

• 2. Uithoudingsvermogen: bij jongens groter dan bij meisjes

• 3. Handknijpkracht: bij jongens groter dan bij meisjes

• 4. Van rugligging tot zit komen: jongens sneller/vaker dan

• meisjes

• 5. Verspringen: jongens verder dan meisjes

• 6. Bal werpen: jongens verder/sneller dan meisjes

• 7. Bal vangen: jongens beter/vaker dan meisjes

• 8. Hoogspringen: jongens hoger dan meisjes


De ontwikkeling van motorische vaardigheden na

het 2e leerjaar:

Fundamentele motorische vaardigheden =

bewegingsactiviteiten die een algemeen onderdeel vormen

van motorische spel- en sportvaardigheden

1. rennen/hardlopen

2. hinkelen e.d.

3. werpen 

4. zwemmen

5. vangen

6. schoppen/slaan van een bal

Worden eigen gemaakt in: peuter en kleuterperiode (2 tot 6 jaar)

Endomorph: De typische Endomorph heeft een ronde lichaamsbouw en is meestal wat korter
gebouwd met stevige armen en benen. De stofwisseling is vergeleken met de andere lichaamstypen
het traagst. De bovenbenen zijn vaak krachtig bij deze mensen. Maar de spieren zijn niet erg
gedefinieerd. Mensen met een Endomorph lichaamstype worden vaak beschreven als stevig.

Mesomorph: Mesomorphs zijn mensen met een grote borstkas en romp en ze hebben vaak een
brede schouderpartij. Deze mensen zijn goed gespierd en zijn vaak erg krachtig. Dit lichaamstype
heeft de meest atletische bouw en is ook de ideale lichaamsbouw voor bodybuilding. Arnold
Schwarzenegger is een voorbeeld van een Mesomorph lichaamstype.

Ectomorph: Ectomorphs zijn mensen met een hele smalle en dunne lichaamsbouw. Een (relatief)
kort bovenlichaam met een platte borst en smalle schouders zijn hier eigenschappen van. Daarnaast
zijn de armen en benen vaak lang en dun en hebben ze smalle handen, voeten en gewrichten.
Ectomorphs hebben een snelle stofwisseling en verbranden gemakkelijk calorieën.

Oefentoetsen
Online thema thema 15 bos boek

Onderwijs assistent thema 1 t/m 6 10,12,13

You might also like