Handboek Bouwbegeleiding Uitgave 2005

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 352

Handboek Bouwbegeleiding CBB

Inhoud
Inleiding 3
De handboeken Bouwbegeleiding, Bedrijfsvoering in de bouw en Bouwstandaard 4
vormen samen een geheel
De structuur van het Handboek Bouwbegeleiding 5

a. Het Bouwproces: Bouwfases en Bouworganisatie 7


Inleiding 9
1 De bouwfases 11
2 Bouworganisatievormen 15
2.1 Traditioneel 16
2.2 Bouwteam 17
2.3 Turnkey 21
2.4 Overige varianten 25

b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider 29


Inleiding 31
1 Checklist werkzaamheden bouwbegeleider 33
2 Gedetailleerde checklist 35

c. De projectmanager 45
Inleiding 47
1 Beschrijving van het werkveld van de projectmanager 49
2 De uitwerking van de checklist werkzaamheden bouwbegeleider voor de projectmanager 49
2.1 Initiatief 64
2.2 Voorbereiding 78
2.3 Aanbesteding 81
3 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 82
4 Procedures

d. De directievoerder 83
Inleiding 85
1 Beschrijving van het werkveld van de directievoerder 85
2 De uitwerking van de checklist werkzaamheden bouwbegeleider voor de directievoerder 87
2.1 Uitvoering 87
2.2 Exploitatie 108
3 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 111
4 Procedures 113

e. De opzichter 115
Inleiding 117
1 Beschrijving van het werkveld van de opzichter 117
2 De uitwerking van de checklist werkzaamheden bouwbegeleider voor de opzichter 119
2.1 Uitvoering 119
3 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 135
4 Procedures 137
www.bouwstandaard.nl

f. De Bouwadministratie 139
Inleiding 141
1 De structuur van de bouwadministratie 143
2 De te gebruiken standaardformulieren met uitleg over het gebruik/procedures 149
2.1 De codering van de standaardformulieren 149
2.2 De opbouw van de standaardformulieren 149
2.3 Het overdragen van de bouwadministratie aan de opdrachtgever 230

g. Bouwregelgeving en voorschriften 231


Inleiding 233
1 Bouwbesluit 235
1.1 De regelgeving 236
1.2 De bouwvergunning 240
1.3 Procedures en termijnen 245
1.4 Het Bouwbesluit 251
1.5 Overzicht van relevante normen 260
1.6 Definities 264
2 Milieuzorg 269
2.1 De zorg voor het milieu 270
2.2 De milieuwetten nader toegelicht 270
2.3 Procedures bij milieuvergunningen 276
2.4 Afval op de bouwplaats 280
2.5 Duurzaam Bouwen 281
2.6 De energieprestatienorm (EPN) 284
3 Arbeidsomstandigheden 287
3.1 De regelgeving 288
3.2 Arbo in de bouw 289
3.3 De Arbeidsinspectie 291
3.4 V&G-plan 293
3.5 De positie van de bouwbegeleider in Arbo-zaken 296
3.6 Checklisten 300
4 STABU 305
4.1 Het bestek 306
4.2 Standaardbestekken 308
4.3 Stichting STABU 309
4.4 Het aannemen van werk 313
4.5 De wet ketenaansprakelijkheid 315
5 Contracten 319
5.1 De inhoud van een contract 320
5.2 Voorwaarden bij het aangaan van overeenkomsten 322
5.3 Verzekeringen 332
5.4 Garanties 334
6 Gedragsregels 337
6.1 Normen en waarden 338
6.2 De omgang met anderen 338
6.3 Integriteit 339
6.4 Het eigen gedrag 339

h. Lijst van adressen van instanties in de bouwwereld 341


Trefwoorden 350
Handboek Bouwbegeleiding CBB

Inleiding 3

BV Centraal Bureau Bouwtoezicht, opgericht in 1968, is in de loop der jaren uitgegroeid tot een
adviesbureau met meer dan 300 medewerkers. CBB draagt zorg voor onafhankelijke voorbereiding
en begeleiding van bouwprojecten. Hierbij richten wij ons op de utiliteits- en woningbouw voor
zowel nieuwbouw als renovatie. Bouwbegeleiding is de zorg voor kwaliteit. Inherent hieraan is de
zorg voor de kwaliteit van onze diensten. Daarom dragen wij graag bij aan de ontwikkeling op ons
vakgebied.

BV Centraal Bureau Bouwtoezicht heeft in 1995 een handboek voor de opzichter uitgegeven; het
Handboek Bouwbegeleiding CBB. In de lijn van dit handboek zijn wij in 1997 met een uitgave voor
de projectmanager, de directievoerder en de opzichter gekomen. In de periode vanaf 1997 heeft dit
boek zijn weg gevonden in bouwend Nederland. Daarmee is het bestaansrecht ruim voldoende
bewezen. In 2000 is een geactualiseerde uitgave gedaan, waarin een nog completer beeld geschetst
is van de werkzaamheden van de bouwbegeleiders. En nu dan in 2005 ziet de vierde versie het licht.

Het doel van deze uitgave is tweeledig.


Enerzijds is het een uniforme praktische handleiding voor de bouwbegeleider. Het werkveld van
de projectmanager, de directievoerder en de opzichter is omvangrijk en diepgaand. Met behulp
van eenvoudig te hanteren checklists brengen wij dit werkveld in kaart. Hieruit is een uniforme
projectaanpak ontstaan. Anderzijds kan het werkveld van de bouwbegeleider duidelijk worden
afgebakend. Dit resulteerde in het beschrijven van taken, verantwoordelijkheden en bevoegd-
heden van de bouwbegeleider. Zowel opdrachtgever als bouwbegeleider zijn hierbij gebaat; het
schept duidelijkheid in de verwachtingen die opdrachtgever en bouwbegeleider van elkaar hebben.

Waarom een nieuwe uitgave.


De belangrijkste reden om het bestaande handboek opnieuw uit te geven, is gelegen in het feit dat
de regelgeving is veranderd. In deze uitgave zijn diverse hoofdstukken herzien en aangepast aan
de huidige regels. Ook nieuw is een hoofdstuk over gedragsregels dat opgenomen is in deel G.
De adressenlijst is uitgebreid, waar nodig geactualiseerd en aangevuld met websites.
Daarnaast zijn in de overige hoofdstukken kleine wijzigingen doorgevoerd die tot een verbetering
van de leesbaarheid hebben geleid.

De redactie bedankt vanaf deze plaats allen die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandko-
ming van dit boek, ‘gemaakt door en voor bouwbegeleiders’.

Namens de redactie,

Anton Beeksma

Arnhem, februari 2005


www.bouwstandaard.nl

De handboeken Bouwbegeleiding, Bedrijfsvoering in de


bouw en Bouwstandaard vormen samen een geheel
4

Drie uitgaven die een belangrijk onderdeel zijn van hetzelfde abonnement. Wat is de verbinding?

In het Handboek Bouwbegeleiding worden de belangrijkste aspecten van het begeleiden van een
werk beschreven. De taken van verschillende betrokkenen in de uitvoering worden kort geschetst.
Daarnaast wordt kort beschreven met welke regelgeving u te maken heeft: Bouwbesluit, Arbo-wet,
NEN-normeringen, standaardvoorwaarden zoals AVA, UAV, enzovoort.

De database met modellen, checklists en werkinstructies, die u vindt op www.bouwstandaard.nl,


biedt de uitvoerende standaarddocumenten waarmee hij de informatieoverdracht tijdens de bouw
kan stroomlijnen, verbeteren en er zo voor zorgen dat er minder kleine of grote misverstanden of
fouten ontstaan. Dit levert een efficiëntere, goedkopere en zorgvuldigere bouw op.

De regelgeving die in het Handboek Bouwbegeleiding wordt beschreven, wordt nader toegelicht
en uitgediept in de uitgave Bedrijfsvoering in de bouw. Hierin vindt u nadere uitleg, jurisprudentie,
standaardbrieven over wet- en regelgeving waarmee u tijdens de bouw te maken heeft.

Deze drie onderdelen in een abonnement maken dat u altijd de juiste informatie bij de hand hebt.

U heeft een compacte uitgave met beschrijving van taken en regelgeving. Voor nadere bestude-
ring van bepaalde regelgeving heeft u het losbladige handboek Bedrijfsvoering in de bouw. Om de
taken op de bouw beter uit te voeren, biedt de database met standaardformulieren en checklists
u een eenduidige ondersteuning.

Omdat u op verschillende plekken werkt, kunt u als abonnee de belangrijkste of alle documenten
en teksten downloaden op uw laptop. Kijkt u hiervoor op www.bouwstandaard.nl; uw klantnummer
is uw toegangscode.
Handboek Bouwbegeleiding CBB

De structuur van het Handboek Bouwbegeleiding


5
In deel A wordt het bouwproces beschreven. Wij maken een opsplitsing in bouwfases en bouw-
organisatievormen. Hiermee leggen wij de basis voor de beschrijving van de werkzaamheden van
de bouwbegeleiders.

In deel B wordt de checklist van werkzaamheden behandeld. Dit is de bron van de functie-
omschrijvingen in de delen C, D en E.

In deze delen worden de werkzaamheden van respectievelijk de projectmanager, de directievoerder


en de opzichter beschreven. Daarbij laten wij in het midden welke partij (architect, adviesbureau,
opdrachtgever, aannemer) deze taken uitvoert, omdat in de praktijk blijkt dat deze taken bij geheel
verschillende partijen worden ondergebracht. Zo zien wij dat de functie van projectmanager wordt
uitgevoerd door de opdrachtgever, de architect of een projectmanagementbureau.

In deel F wordt de bouwadministratie beschreven. Zowel de structuur van de administratie als de


procedures en legio standaardformulieren worden u in dit hoofdstuk aangereikt.

In deel G worden aspecten beschreven aangaande bouwregelgeving en voorschriften waarmee


een bouwbegeleider kan worden geconfronteerd: Bouwbesluit, Milieuzorg, Arbo, STABU en
contracten in de bouw. Nieuw is een hoofdstuk dat is gewijd aan gedragsregels.
Deel H geeft een adressenlijst van instanties in de bouwwereld die interessant kunnen zijn voor
de bouwbegeleider. Deze lijst is uitgebreid met een overzicht van interessante websites.

Daar waar in dit handboek de hij-vorm is gebruikt, kan uiteraard ook de zij-vorm worden gelezen.
a
7

Handboek Bouwbegeleiding CBB


a. Het Bouwproces:
bouwfases en bouworganisatie
www.bouwstandaard.nl

a
8
Inhoud

Inleiding
1 De bouwfases 11
2 Bouworganisatievormen 15
2.1 Traditioneel 16
2.2 Bouwteam 17
2.2.1 Gedeeltelijk bouwteam 18
2.2.2 Volledig bouwteam 19
2.3 Turnkey 21
2.3.1 Turnkey basis 21
2.3.2 Turnkey variant 22
2.3.3 Turnkey met ingebouwde beslismomenten 24
2.4 Overige varianten 25
2.4.1 Aannemer als eerste contractpartij 25
2.4.2 Nevenopdrachtneming 26
2.4.3 Onderopdrachtneming 27
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

Inleiding a
9
Ieder bouwwerk is uniek, veelal door zijn uiterlijke verschijningsvorm, echter vaak ook doordat
steeds weer andere partijen met elkaar samenwerken. De wijze waarop zij met elkaar samen-
werken – de bouworganisatievorm – kan ook verschillen.
Doel van dit hoofdstuk is om het gehele bouwproces in algemene bewoordingen/schema in kaart
te brengen en vervolgens de daarbij veel voorkomende bouworganisatievormen te beschrijven.

Wij beginnen dit handboek met een beschrijving van de bouwfases. Ieder bouwproces verloopt
volgens een bepaalde volgorde. In essentie geldt deze volgorde voor ieder soort bouwwerk,
op onderdelen kan deze afwijken.

Vervolgens zullen de betrokken partijen en de wijze van samenwerken worden beschreven in het
onderdeel ‘bouworganisatievormen’. De totstandkoming van een bouwwerk kan op meerdere
wijzen plaatsvinden. Wij zien dat opdrachtgevers contracten aangaan met o.a. architecten,
adviseurs, projectontwikkelaars, beleggers en aannemers; ook vaak in verschillende fases van
het bouwproces. De daaruit voortvloeiende afspraken beïnvloeden het bouwproces in grote mate.
De positie van de projectmanager, directievoerder en opzichter zullen – in algemene bewoordin-
gen – worden belicht.

Tot slot zal op beknopte wijze het werkveld van de projectmanager, directievoerder en opzichter
overzichtelijk worden beschreven. Dit doen wij op basis van het bouwproces dat wij opdelen in
de volgende fases:

1. Initiatief
• Haalbaarheidsonderzoek
• Programma van Eisen
2. Voorbereiding
• Voorlopig ontwerp
• Definitief ontwerp
• Bouwvoorbereiding
3. Aanbesteding
• Prijs- en contractvorming
4. Uitvoering
• Realisatie
• Oplevering
5. Exploitatie
• Onderhoud
• Sloop

Voor ieder van de fases zijn de werkzaamheden aangegeven in overzichten (Deel B). Deze
werkzaamheden zijn vervolgens onderverdeeld in de volgende aspecten: ontwerp, techniek,
financiën, organisatie en regelgeving. Waar nodig worden de werkzaamheden uitgewerkt waarbij
wordt verwezen naar de pagina’s waar deze uitwerking is te vinden. Voor ieder van de bouw-
begeleiders wordt aangegeven hoe hun bouwadministratie kan worden opgesteld waarbij wordt
verwezen naar standaardformulieren die zijn ontwikkeld om als onderlegger te dienen.
Deze top-down structuur geeft een compleet overzicht waaruit informatie van globaal naar
gedetailleerd kan worden verkregen.
www.bouwstandaard.nl

a
10
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

1 De bouwfases a
11

Algemeen geldt de volgende fasering van het bouwproces:

FASE BOUWPROCES

INITIATIEFFASE haalbaarheid
programma van eisen

VOORBEREIDINGSFASE voorlopig ontwerp


definitief ontwerp
bouwvoorbereiding

AANBESTEDINGSFASE prijs- en contractvorming

UITVOERINGSFASE realisatie
oplevering

EXPLOITATIEFASE onderhoud
sloop

Onderstaand worden deze bouwfases toegelicht.


Ieder bouwwerk begint met het initiatief om te gaan bouwen. Het is voor de beeldvorming aardig
te kijken wie het initiatief neemt (particulier, bedrijf, instelling, belegger, projectontwikkelaar, ...).
Het is echter beter om te kijken naar de motivatie die ten grondslag ligt aan het initiatief.
De motivatie om te gaan bouwen kan heel verschillend zijn. Motieven zijn huisvesting om te
wonen (eigen huisvesting of voor anderen) of om een bedrijf te kunnen uitoefenen. Ook project-
ontwikkeling (rendement op korte termijn) of belegging in vastgoed als onderdeel van een beleg-
gingsportefeuille (rendement op langere termijn) zijn motieven. De motivatie is interessant voor
de bouwbegeleider omdat deze voor een belangrijk deel de belangen verklaart die de initiatiefnemer
heeft. Als bouwbegeleider werk je direct of indirect voor de initiatiefnemer en behartig je zijn
belangen.

Haalbaarheidsonderzoek
Om te toetsen of een initiatief ook haalbaar is, zal een onderzoek moeten worden gedaan. In grote
lijnen worden de uitgangspunten van het plan geformuleerd. Deze uitgangspunten zullen worden
vertaald in kosten en opbrengsten. Tezamen met locatiegebonden aspecten en financierings-
mogelijkheden zal een haalbaarheidsonderzoekrapport worden opgesteld.

P.v.E. (Programma van Eisen)


Nadat is gebleken dat een plan haalbaar is, zal er een Programma van Eisen (P.v.E.) moeten
komen. Het P.v.E. is een geschreven document waarin de eisen, wensen en randvoorwaarden
komen te staan waaraan het bouwwerk moet voldoen. Het P.v.E. is voor de initiatiefnemer een
belangrijk stuk. Alles wat namelijk na het P.v.E. tot stand komt, dient te voldoen aan dit P.v.E.
Het P.v.E. zal dus zo moeten worden opgesteld dat het volledig weergeeft wat de eisen/wensen
www.bouwstandaard.nl

a
12
van de initiatiefnemer zijn. Deze voorwaarden moeten kunnen worden vertaald in een ontwerp.

Voorlopig ontwerp
Het voorlopig ontwerp omvat de ontwikkeling van een globale voorstelling van het bouwproject voor
wat betreft de situering, de architectonische verschijningsvorm, de hoofdindeling, de structurele
en constructieve opzet en de financiële aspecten. In deze fase wordt ook rekening gehouden met
ruimte die beschikbaar moet zijn voor de constructie en W/E-installaties. Op basis van m2 en m3
worden bouwkostenramingen gedaan. Er wordt een overzicht gemaakt waarin de investeringskosten
globaal worden vastgesteld.

Definitief ontwerp
De werkzaamheden voor het maken van een definitief ontwerp omvatten het vastleggen van het
bouwproject voor wat betreft de verschijningsvorm, de interne en externe structuur, constructieve
opbouw en de financiële aspecten en het verkrijgen van een beeld per element voor wat betreft
opbouw, materiaal en afmetingen en het verkrijgen van een compleet beeld per ruimte. Ook komt
duidelijk naar voren hoe de constructie en de W/E-installaties in het ontwerp zijn geïntegreerd.
Details zijn al zover uitgewerkt dat een goed architectonisch beeld is te vormen. Kostenramingen
worden opgesteld op basis van elementen.

Bouwvoorbereiding
De bouwvoorbereidingsfase omvat de werkzaamheden die erop gericht zijn om het bouwproject
zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen, zodat het uitvoeringscontract kan worden gesloten.
Concreet komt dit neer op het aanvragen van de bouwvergunning, het maken van een bestek met
bestektekeningen en het opstellen van een begroting die kan worden vergeleken met een inschrijf-
begroting.

Prijs- en contractvorming
In deze fase wordt bepaald hoe prijsaanbiedingen worden verkregen voor de uitvoering van het
bouwproject, dat wil zeggen de aanbestedingsvorm:

• gunning uit de hand;


• openbare aanbesteding zonder voorselectie;
• aanbesteding met voorafgaande selectie;
• onderhandse aanbesteding;
• onderhandse aanbesteding na selectie.

Onder deze fase valt ook het geven van inlichtingen en de gunning. Vaak worden ook nog prijson-
derhandelingen gevoerd met de aannemer.

Realisatie
In deze fase wordt het gebouw gerealiseerd. Tijdens de uitvoering dienen nog veel gegevens ter
beschikking te komen, zoals werktekeningen en materiaalmonsters. Voor de bouwbegeleiding is
het belangrijkste het erop toezien dat het werk wordt uitgevoerd naar de eisen van het gesloten
uitvoeringscontract.

Oplevering
De afronding van het bouwproject bestaat uit de oplevering waarbij het werk wordt opgenomen
en waarvan een procesverbaal van oplevering wordt opgesteld.
Onderhoud
Ook voor bouwkundigen is deze fase interessant aangezien een gebouw ook in stand moet worden
a
13
gehouden. In deze fase worden onderhoudsadviezen gegeven en werkzaamheden uitgevoerd om
het gebouw in een goede staat te houden. Uit het gebruik kunnen ook wensen voortkomen om het
gebouw aan te passen.

Sloop
Een fase die steeds meer aandacht krijgt, is de sloopfase. In de levensloop van een bouwwerk
komt deze aan het eind. In het bouwproces kan deze fase ook onderdeel uitmaken van de nieuw-
bouw als er moet worden gesloopt alvorens met bouwen kan worden gestart.
Eisen die worden gesteld in verband met het hergebruik van materialen (gescheiden inzameling),
de milieubelasting en arbeidsomstandigheden (gevaar bij sloop van gevaarlijke stoffen) dwingen
tot het maken van een goed sloopplan. Ook de in de grond aanwezige infrastructuur vereist een
zorgvuldige voorbereiding. Het aanvragen van een sloopvergunning en het maken van een sloop-
bestek maken hiervan deel uit. Naast deze technische aspecten mogen ook de organisatorische
aspecten bij grote sloopwerken niet uit het oog worden verloren (inlichten van direct omwonenden,
politiebegeleiding e.d.).
www.bouwstandaard.nl

a
14
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

2 Bouworganisatievormen a
15

Welke bouworganisatievorm wordt gekozen, wordt in veel gevallen door de initiatiefnemer


bepaald. De keuze hangt in de eerste plaats af van zijn eigen deskundigheid. Hij laat zich bij zijn
keuze vaak bijstaan door de adviseur (architect, projectmanager, aannemer e.d.) waarmee hij de
eerste contacten heeft. Welke bouworganisatievorm hij kiest, wordt eveneens bepaald door de
mate van invloed die de opdrachtgever wil uitoefenen op de bouw; bij traditioneel is deze groter
dan bij turnkey.

De bouworganisatievorm heeft een direct gevolg voor de risico’s die de opdrachtgever loopt.
Voorbeelden van risico’s zijn onder andere:

• de opdrachtgever is ervoor verantwoordelijk dat partijen tijdig over gegevens beschikken;


• de opdrachtgever is ervoor verantwoordelijk dat de aannemer tijdig over het bouwterrein kan
beschikken;
• de opdrachtgever is verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van de bouwvergunning;
• de volledigheid van het bestek ligt bij de opsteller van het bestek. De UAV 1989 verzacht dit
wel enigszins door de aannemer een meldingsplicht te geven (paragraaf 6-14);
• wordt namens de opdrachtgever toezicht uitgeoefend op het werk, dan is de opdrachtgever
ook verantwoordelijk voor het falend toezicht (bijvoorbeeld bij oplevering zaken over het hoofd
zien);
• de opdrachtgever is verantwoordelijk voor de tijdige levering van materialen, voor zover deze
door hem zullen worden geleverd. Ook kan deze verantwoordelijkheid gelden indien de
opdrachtgever een bepaalde leverancier voorschrijft;
• de opdrachtgever is verantwoordelijk voor de coördinatie, voor zover hij deze zelf ter hand neemt;
• de opdrachtgever is verantwoordelijk voor de door hem voorgeschreven onderaannemer
waarbij de UAV aangeeft (paragraaf 6-27) dat de aannemer wel al het redelijkerwijs nodige
heeft gedaan om nakoming en/of schadevergoeding te verkrijgen. De opdrachtgever vergoedt
de ontstane meerdere uitvoeringskosten voor zover deze niet zijn vergoed door de onder-
aannemer;
• de opdrachtgever is verantwoordelijk voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van het
bouwplaatspersoneel.

Deze voorbeelden geven aan hoever de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever kan reiken.
De opdrachtgever kan deze verantwoordelijkheid wensen om bijvoorbeeld veel invloed zelf te
kunnen uitoefenen of uit kostenoverwegingen (zelf risico dragen moet de prijs drukken). Door het
kiezen van een bepaalde bouworganisatievorm wordt ook de basis gelegd voor de risico’s die
worden genomen. Uitgaande van een bepaalde organisatievorm zijn uiteraard de risico’s af te
wentelen op partijen door het in contracten vastleggen van zaken.
De organisatievorm heeft invloed op de werkzaamheden van de bouwbegeleider. De verantwoor-
delijkheden van de bouwbegeleiders variëren per bouworganisatievorm en zijn ook afhankelijk van
hetgeen contractueel wordt overeengekomen.
Onderstaand zullen wij de meest voorkomende organisatievormen bespreken en daarbij aangeven
wat dit voor de projectmanager, directievoerder en opzichter inhoudt. De organisatieschema’s
worden naast de bouwfases geplaatst als ondersteuning van de beeldvorming. De hiervoor
geschetste bouwfases kunnen namelijk naast iedere bouworganisatievorm worden geplaatst.
www.bouwstandaard.nl

a
16
De volgende bouworganisatievormen zullen worden besproken:

2.1 traditioneel
2.2 bouwteam
2.3 turnkey
2.4 overige varianten

2.1 Traditioneel

De traditionele bouworganisatievorm kent de volgende structuur. In het schema is aangegeven


welke partijen tijdens welke bouwfase in het proces een rol spelen en op welk moment er contrac-
tuele overeenkomsten zijn aangegaan tussen welke partijen.

onderaannemers
opdrachtgever

aannemer(s)
PARTIJEN

adviseurs
architect

Traditioneel

FASE BOUWPROCES

haalbaarheid X X X

programma van eisen

voorlopig ontwerp

definitief ontwerp

bouwvoorbereiding

prijs- en contractvorming X X X

realisatie

oplevering

onderhoud

sloop

Toelichting:
de opdrachtgever contracteert een architect die namens hem optreedt als adviseur. De architect
schakelt, waar nodig, adviseurs in voor onderdelen van het project. In een latere fase contracteert
de opdrachtgever de aannemer die vervolgens onderaannemers inschakelt.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

Essentieel voor de traditionele bouworganisatievorm is dat de ontwerpverantwoordelijkheid bij de


opdrachtgever/architect ligt en de uitvoeringsverantwoordelijkheid bij de aannemer. In de praktijk
a
17
blijkt deze scheiding niet altijd zo strikt te liggen. De opdrachtgever eist soms te werken met
bepaalde materialen of met bepaalde onderaannemers waardoor hij zich toch met de uitvoering
bemoeit. Daardoor loopt hij uiteraard ook meer risico.

Een variant op deze vorm is de opdrachtgever die architect en adviseurs zelf contracteert. Bij
deze vorm zal de opdrachtgever of projectmanager een coördinerende taak hebben voor wat
betreft de bouworganisatie. Zie ook het onderdeel nevenopdrachtneming (Deel A, paragraaf 2.4).

Een andere variant op deze vorm vinden wij bij de aanbesteding. De opdrachtgever sluit afzonder-
lijke contracten af met de bouwkundig aannemer, E- en W-installateur en eventueel andere
uitvoerenden. Hier geldt dat de uitvoeringscoördinatie bij de opdrachtgever of projectmanager
ligt, tenzij deze bij een van de uitvoerenden (vaak de bouwkundig aannemer) wordt onderge-
bracht. Zie ook het onderdeel nevenopdrachtneming (Deel A paragraaf 2.4.3).

De rol van de bouwbegeleiders


De projectmanager:
de opdrachtgever kan een projectmanager inschakelen die namens hem optreedt. De projectma-
nager heeft in dit geval een belangrijke rol bij het mede uitvoeren van een haalbaarheidsonder-
zoek en het opstellen van het Programma van Eisen. In de overige fases zal hij voornamelijk een
sturende functie hebben ten aanzien van de door de architect aangeleverde stukken. Alle niet aan
de architect opgedragen coördinerende taken worden vaak door de projectmanager vervuld (dit
dient wel contractueel te worden vastgelegd). De projectmanager adviseert in de fase van prijs-
en contractvorming over de aanbestedingsvorm en hij leidt de aanbesteding. Tijdens de uitvoering
is de projectmanager het aanspreekpunt voor de directievoerder.

De directievoerder:
de opdrachtgever geeft aan of de directievoerder door de architect of door derden wordt gele-
verd. De directievoerder heeft als taak om bestek en bestektekeningen te toetsen wanneer hij
vóór de aanbesteding bij het project wordt betrokken. Tijdens de uitvoering bewaakt de directie-
voerder kwaliteit, tijd en kosten. Hij rapporteert aan de opdrachtgever of de projectmanager.
Voor de aannemer is de directievoerder het aanspreekpunt.

De opzichter:
de opzichter houdt het (dagelijks) toezicht op de uitvoering. Hij controleert de uitvoering en
rapporteert omtrent de stand van zaken en afwijkingen aan de directievoerder.

2.2 Bouwteam

Het bouwteam als organisatievorm is voortgekomen uit de gedachte de aannemer in een eerder
stadium bij het plan te betrekken. Dit alles met als doel een beter product te kunnen krijgen
doordat bij het ontwerpen door de aannemer wordt aangegeven wat de uitvoeringsmogelijkheden
en kosten zijn. Of dit ook zo uitpakt, valt buiten het aandachtsveld van dit handboek.
In dit kader worden 2 vormen van bouwteam-verband besproken, namelijk een gedeeltelijk
bouwteam en een volledig bouwteam.
www.bouwstandaard.nl

a
18
2.2.1 GEDEELTELIJK BOUWTEAM
In de meest voorkomende vorm stelt de opdrachtgever een team samen dat met hem een plan
uitwerkt tot de realisatiefase. Daarna wordt het team ontbonden.

onderaannemers
opdrachtgever

aannemer(s)
PARTIJEN
Gedeeltelijk

adviseurs
architect
bouwteam

FASE BOUWPROCES

haalbaarheid X X X

programma van eisen

voorlopig ontwerp

definitief ontwerp X X

bouwvoorbereiding

prijs- en contractvorming

realisatie X X X

oplevering

onderhoud

sloop

Toelichting:
de opdrachtgever stelt een bouwteam samen. Het tijdstip waarop hij dit doet kan variëren. Vaak
schakelt de opdrachtgever eerst een architect in, om vervolgens tijdens het voorlopig ontwerp of
definitief ontwerp een bouwteam te vormen waarin aannemer en adviseurs door de opdrachtgever
mede worden gecontracteerd. Het kan ook voorkomen dat de architect adviseurs contracteert.
De aannemer wordt in het algemeen gevraagd een afstandsverklaring te ondertekenen waardoor
de opdrachtgever de mogelijkheid heeft om de uitvoering niet aan hem uit te besteden. Een van
de partijen of een externe adviseur wordt aangesteld om als coördinator op te treden. Na gereed-
komen van de bouwvoorbereidingsstukken vindt vaak een aanbesteding plaats. Het bouwteam
wordt formeel ontbonden. Tijdens de uitvoering houdt de opdrachtgever dezelfde positie als bij de
traditionele bouworganisatievorm.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

De rol van de bouwbegeleiders


De projectmanager:
a
19
indien de opdrachtgever een projectmanager inschakelt, zal deze leiding geven aan het bouwteam.
Hij is de schakel tussen alle partijen en heeft als voornaamste taak om het project te ontwikkelen
conform de wensen van de opdrachtgever. Hij zorgt ervoor dat het haalbaarheidsonderzoek wordt
uitgevoerd en dat er een Programma van Eisen komt. Hij bewaakt kosten, tijd en kwaliteit van de
aangeleverde stukken tijdens de voorbereidingsfase. Tijdens de uitvoeringsfase is hij het aan-
spreekpunt voor de directievoerder.

De directievoerder:
de opdrachtgever geeft aan of deze door de architect of door derden wordt geleverd. De directie-
voerder heeft als taak om bestek en bestektekeningen te toetsen wanneer hij vóór de aanbesteding
bij het project wordt betrokken. Tijdens de uitvoering bewaakt de directievoerder kwaliteit, tijd en
kosten. Hij rapporteert aan de opdrachtgever of de projectmanager. Voor de aannemer is de
directievoerder het aanspreekpunt.
In feite is de rol van de directievoerder niet anders dan bij de traditionele organisatievorm.

De opzichter:
de opzichter houdt het (dagelijks) toezicht op de uitvoering. Hij controleert de uitvoering en
rapporteert omtrent de stand van zaken en afwijkingen aan de directievoerder. In feite is de rol
van de opzichter niet anders dan bij de traditionele organisatievorm.

2.2.2 VOLLEDIG BOUWTEAM


Bij een volledig bouwteam wordt een team samengesteld dat blijft functioneren tot en met de
oplevering. Deze vorm wordt wel toegepast bij industriële projecten waarbij het productieproces
van de opdrachtgever vele malen belangrijker is dan het bouwproject zelf.
www.bouwstandaard.nl

onderaannemers
opdrachtgever

aannemer(s)
20

PARTIJEN
Volledig

adviseurs
architect
bouwteam

FASE BOUWPROCES

haalbaarheid

programma van eisen X X X X X

voorlopig ontwerp

definitief ontwerp

bouwvoorbereiding

prijs- en contractvorming

realisatie

oplevering

onderhoud

sloop

Toelichting:
het project wordt vaak uitontwikkeld tijdens de realisatie, hetgeen een grote flexibiliteit vraagt
van alle partners. Het is voor de opdrachtgever belangrijk dat hij bindende afspraken maakt met
betrekking tot de financiën, zowel de bouwkosten als de risico’s.

De rol van de bouwbegeleiders


De projectmanager:
de taak van de projectmanager is zwaarder dan bij het gedeeltelijke bouwteam. Hij zal zeer nauw
overleg moeten blijven voeren met de productieleider e.d. van de opdrachtgever, zodat hij voort-
durend op de hoogte blijft van de wensen en eisen die betrekking hebben op het productieproces.
Hij geeft leiding aan een team dat in staat moet zijn om het Programma van Eisen te schrijven,
dan wel te vertalen naar een gebouw. Daarnaast zal hij alert moeten blijven op wijziging van het
PvE en het vertalen van deze wijzigingen in het project. Hij ziet erop toe dat uitvoeringsstukken
gereed zijn voordat met de uitvoeringsfase wordt aangevangen. Hij bewaakt kosten, tijd en
kwaliteit, zowel tijdens de voorbereiding als tijdens de uitvoering.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

De directievoerder:
ook de rol van de directievoerder is zwaarder dan tijdens het gedeeltelijke bouwteam.
a
21
In de meest optimale vorm zal hij zijn werkzaamheden kunnen starten met een definitieve versie
van bestek, bestektekeningen en details. Tijdens de uitvoering is hij verantwoordelijk voor de
bewaking van kosten, kwaliteit en planning. Zeker met betrekking tot wijzigingen tijdens de
uitvoeringsfase dient hij duidelijke afspraken te maken met betrekking tot de verdeling en toe-
wijzing van meerkosten, gebaseerd op de uitgangspunten vanuit het voorbereidingstraject. Ook
de hierbij optredende consequenties in de planning dient hij in beeld te brengen. Hij zal in staat
moeten zijn collega’s aan te sturen die zich richten op installaties en het productieproces.
Hij kan worden belast met de uitvoeringscoördinatie.
Voor het management van de aannemer blijft hij het aanspreekpunt.

De opzichter:
de opzichter houdt het (dagelijks) toezicht op de uitvoering. Meer dan gebruikelijk zal hij moeten
samenwerken met collega’s die zich bezighouden met de begeleiding van installaties en product-
technische aspecten. Hij controleert de uitvoering en rapporteert omtrent de stand van zaken en
afwijkingen aan de directievoerder. Ook kan hij te maken krijgen met wijzigingen die een zorg-
vuldig voorbereid en gepland project kunnen stagneren. Hij zal in overleg met de uitvoering de
consequenties hiervan met zijn directievoerder bespreken. Voor de uitvoering van de aannemer
is hij het aanspreekpunt.

2.3 Turnkey

Deze organisatievorm houdt in zijn meest zuivere vorm in dat de initiatiefnemer na de fase van
het P.v.E. niet meer is betrokken bij het voorbereiden en uitvoeren van het bouwproject, maar het
gebouw na oplevering krijgt overgedragen. In feite hoeft de opdrachtgever alleen nog maar de
sleutel om te draaien (turn key) om het gebouw in gebruik te nemen. De opdrachtgever gaat met
één partij een overeenkomst aan voor het ontwerpen en uitvoeren van het bouwproject. Deze
vorm komt zeer zelden voor. Varianten daarop wel, hierbij komt het erop neer dat de initiatiefnemer
wel bemoeienis heeft bij de ontwikkeling en realisatie. Deze varianten worden hierna besproken.
De toelichtingen en de rolbeschrijvingen zijn gedaan vanuit het gezichtspunt van de turnkey-
opdrachtgever. De turnkey-bouwer kan zelf hebben gekozen voor een andere organisatievorm,
bijvoorbeeld een traditionele organisatie.

2.3.1 TURNKEY BASIS


In de zuivere turnkey organisatievorm is er na het P.v.E. een contractfase waarin de opdrachtgever
met de turnkey-bouwer een overeenkomst aangaat. Alle daarna genoemde fases kunnen wel
plaatsvinden, maar zijn aan de aandacht van de opdrachtgever onttrokken. De opdrachtgever is
geen directe partij meer en komt pas bij de oplevering in beeld.
www.bouwstandaard.nl

onderaannemers
opdrachtgever

aannemer(s)
22

PARTIJEN

adviseurs
architect
Turnkey

FASE BOUWPROCES

haalbaarheid

programma van eisen X X X X X

voorlopig ontwerp

definitief ontwerp

bouwvoorbereiding

prijs- en contractvorming

realisatie

oplevering X X

onderhoud

sloop

De rol van de bouwbegeleiders


Projectmanager:
de projectmanager zorgt voor het opstellen van het haalbaarheidsonderzoek en P.v.E. en het
opstellen van het contract met de turnkey-bouwer.

Directievoerder en opzichter:
de directievoerder en opzichter komen in de zuivere vorm niet aan bod. De initiatiefnemer heeft
namelijk geen rol in het bouwproces na de fase van het P.v.E.
Wel kan de turnkey-bouwer kiezen voor een al of niet uitgebreide vorm van dagelijks toezicht op
het project. In dat geval zal de taak van de opzichter niet anders zijn dan bij een traditionele
organisatievorm en is hij in eerste instantie verantwoordelijkheid verschuldigd aan de turnkey-
bouwer.

2.3.2 TURNKEY VARIANT


Een variant op de hiervoor beschreven turnkey-organisatie kan zich voordoen als een project-
ontwikkelaar als opdrachtgever een project ontwikkelt met de intentie dit te verkopen aan een
belegger (beleggingsobject).
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

De belegger kan een turnkey-overeenkomst afsluiten met de projectontwikkelaar. De project-


ontwikkelaar zal in principe de door hem gekozen organisatievorm met zijn partners handhaven.
a
23
Tegelijkertijd kan de belegger de behoefte hebben om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen
van zijn toekomstige project. Immers, een groot gedeelte van het werk is niet meer zichtbaar bij
de oplevering, maar wel tijdens de uitvoering.
De belegger zal in de meeste gevallen een of meerdere personen of organisaties aanstellen voor
het begeleiden van zijn project. Hiermee komen we tot wezenlijk andere taken van de bouwbege-
leiders dan bij de voorgaande organisatievormen.

onderaannemers
opdrachtgever

aannemer(s)
PARTIJEN
Turnkey

adviseurs
architect

belegger
met belegger

FASE BOUWPROCES

haalbaarheid

programma van eisen X X X X X

voorlopig ontwerp

definitief ontwerp

instapmoment variabel
bouwvoorbereiding

prijs- en contractvorming

realisatie

oplevering

onderhoud

sloop

De rol van de bouwbegeleiders


De rol van de bouwbegeleiders is sterk afhankelijk van het tijdstip waarop een belegger de
overeenkomst afsluit met de opdrachtgever. Indien de belegger pas in de eindfase wordt betrokken
bij een project, dan is de invloed kleiner dan wanneer de turnkey-overeenkomst wordt gesloten bij
de start van een project. Voor de omschrijving van de rol van de bouwbegeleider wordt uitgegaan
van een contract tussen projectontwikkelaar en belegger voor de start van het project.
www.bouwstandaard.nl

a
24
Projectmanager:
de belangrijkste taak voor de projectmanager is te beoordelen of het project interessant is als
beleggingsobject. Hiertoe zal hij het plan toetsen op onder andere economische, financiële en
technische aspecten. Hij zal met de projectontwikkelaar onderhandelen om het plan te laten
voldoen aan de wensen en eisen van de belegger. Op basis van de uitkomst hiervan zal de
belegger besluiten het project al of niet op te nemen in zijn vastgoedportefeuille.
Daarnaast zal hij een projectorganisatie ontwikkelen voor de begeleiding van het project.

De directievoerder:
tijdens de uitvoering bewaakt de directievoerder kwaliteit, tijd en kosten. Hij rapporteert aan zijn
projectmanager en voert overleg met de projectontwikkelaar. Hij heeft geen directe contacten met
de overige bouwpartners. Hij stuurt de bouwbegeleiders aan, zowel bouwkundig als installatie-
technisch.
Hij onderhoudt de contacten met de adviseurs die namens de belegger optreden.

De opzichter:
de opzichter houdt het (dagelijks) toezicht op de uitvoering. Hij doet dit over de schouders van
het namens de projectontwikkelaar aanwezige toezicht, voor zover dit aanwezig is. Hij voert
uitsluitend overleg met dit personeel en niet met de overige bouwpartners. Hij rapporteert aan
zijn directievoerder.

2.3.3 TURNKEY MET INGEBOUWDE BESLISMOMENTEN


Sommige projecten worden in turnkey-achtige vormen uitgevoerd. Hierbij wordt bijvoorbeeld op
basis van een P.v.E. door aannemers op een werk ingeschreven. De aannemers contracteren een
architect en dienen hun offertes in waarna de gunning van het werk plaatsvindt.
Vooraf worden beslismomenten ingebouwd waarbij, na toestemming van de initiatiefnemer, naar de
volgende fases kan worden gegaan. Voor het schema zie de afbeelding in Deel A paragraaf 2.3.1.

De projectmanager:
deze is belast met het doen van een haalbaarheidsonderzoek en het opstellen van het P.v.E. Hij
verzorgt de aanbesteding op basis van het P.v.E. en adviseert de initiatiefnemer over de ingediende
offertes. Bij de gunning van het werk maakt de projectmanager ook duidelijke afspraken over
beslismomenten. Tijdens de voorbereiding toetst hij op basis van het P.v.E. Is ten behoeve van de
uitvoering een nieuw contract gemaakt met bestek, bestek- en werktekeningen, dan zijn bestek,
bestek- en werktekeningen de stukken waarop de uitvoering kan worden gecontroleerd. In andere
gevallen blijft het P.v.E. het enige toetsingskader. Vaak wordt het P.v.E. in deze variant als onder-
deel van het uitvoeringscontract opgenomen.

De directievoerder:
in feite is er geen sprake van directievoering omdat de initiatiefnemer alleen op de beslismomenten
inspraak heeft.

De opzichter:
soms is er in overleg met de ‘turnkey-bouwer’ een afspraak over toezicht. Namens de opdracht-
gever loopt er een opzichter op het werk die een signalerende taak heeft naar de initiatiefnemer.
De positie van de opzichter is echter niet vergelijkbaar met de traditionele bouworganisatievorm
omdat de opzichter ‘langs de lijn meeloopt’ en geen actieve taak heeft zoals bij de traditionele vorm.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

2.4 Overige varianten a


25
2.4.1 AANNEMER ALS EERSTE CONTRACTPARTIJ
Een van de varianten is die vorm waarin de initiatiefnemer niet eerst met een architect gaat praten,
maar met een aannemer. De aannemer biedt hem een min of meer standaard ontwerp aan (brochure
plannen). Ook kan de opdrachtgever een aannemer contracteren die vervolgens een architect
inschakelt. De aannemer is dus in beide varianten de contractpartij voor de initiatiefnemer.

onderaannemers
opdrachtgever

aannemer(s)
PARTIJEN

adviseurs
architect
Aannemer

FASE BOUWPROCES

haalbaarheid

programma van eisen

voorlopig ontwerp X X X X X

definitief ontwerp

bouwvoorbereiding

prijs- en contractvorming

realisatie

oplevering

onderhoud

sloop

De rol van de bouwbegeleiders


De projectmanager:
de projectmanager kan dezelfde rol hebben als bij de traditionele bouworganisatievorm. Belangrijk
voor de controle op het proces is welke documenten als contractstuk gaan gelden: P.v.E., bestek
en bestektekeningen.

De directievoerder:
de directievoerder kan dezelfde rol hebben als bij de traditionele bouworganisatievorm.
www.bouwstandaard.nl

a
26
De opzichter:
de opzichter kan dezelfde rol hebben als bij de traditionele bouworganisatievorm.

2.4.2 NEVENOPDRACHTNEMING
Een opdrachtgever kan bij iedere bouworganisatievorm nevenopdrachtneming toepassen. Bij deze
variant schakelt de opdrachtgever zelf partijen in (ontwerpers, adviseurs, aannemers, onderaan-
nemers) naast de gecontracteerde partijen uit het betreffende bouworganisatiemodel. Het doel is
om meer invloed te kunnen uitoefenen op het ontwerp of de uitvoering of om een betere aansluiting
te krijgen op het onderhoudstraject (bijvoorbeeld een ‘huisinstallateur’).

aannemer install.

onderaannemners
aannemer bwk.
opdrachtgever
PARTIJEN

adviseurs
Nevenaanneming architect

FASE BOUWPROCES

haalbaarheid X X X

programma van eisen

voorlopig ontwerp

definitief ontwerp

bouwvoorbereiding

prijs- en contractvorming X X X X

realisatie

oplevering

onderhoud

sloop

Door nevenopdrachtneming vergroot de opdrachtgever zijn eigen risico doordat hij verantwoordelijk
is voor die nevenopdrachten t.o.v. de andere partijen:

• gaat de coördinatie uit van de opdrachtgever, dan is hij mede verantwoordelijk voor tijds-
vertragingen en afstemmingsproblemen;
• kennen de nevenaannemers elkaar niet, dan kunnen er afstemmingsproblemen ontstaan door
de onbekendheid met elkaar;
Handboek Bouwbegeleiding CBB | a. Het Bouwproces: bouwfases en bouworganisatie

• wordt de opdrachtgever gezien als aannemer in het kader van de Wet ketenaansprakelijkheid,
dan is de opdrachtgever aansprakelijk voor de afdracht van sociale premies.
a
27

Voor de bouwbegeleiding is deze variant interessant vanwege het coördinatie-aspect. De opdracht-


gever kan zijn verantwoordelijkheid geheel of gedeeltelijk beperken door de coördinatie bij derden
te leggen. Dit kan zijn bij een van de gecontracteerde partijen, zoals de bouwbegeleider, ontwerper
of uitvoerder. Deze coördinerende taak richt zich dan op een organisatorische en technische
afstemming van werkzaamheden van de nevenopdrachtnemers. In hoeverre de opdrachtgever
geen aansprakelijkheid heeft, wordt bepaald door de vorm waarin hij zichzelf uitsluit bij het
aangaan van een coördinatiecontract.

2.4.3 ONDEROPDRACHTNEMING
Evenals nevenopdrachtneming treffen wij onderopdrachtneming ook bij meerdere bouworganisatie-
vormen aan. Daarbij gaat het om een door de opdrachtgever gecontracteerde partij die zelf een
derde partij inschakelt voor uitwerking of uitvoering van specialistische deeltaken. Bij onder-
opdrachtneming ligt het risico niet bij de opdrachtgever, tenzij de opdrachtgever voorschrijft om met
een bepaalde onderaannemer te werken. Zie hiervoor bijvoorbeeld de UAV 1989 paragraaf 6-27
waarin de positie van de onderaannemer ten opzichte van de aannemer wordt geregeld voor die
gevallen waarin de opdrachtgever het werken met een bepaalde onderaannemer heeft voor-
geschreven.
29

Handboek Bouwbegeleiding CBB


b. Checklist werkzaamheden
bouwbegeleider
www.bouwstandaard.nl

Inhoud

Inleiding 31
1 Checklist werkzaamheden bouwbegeleider 33
Gedetailleerde checklist 35

b
30
Handboek Bouwbegeleiding CBB | b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider

Inleiding

Dit deel is gewijd aan de checklist van werkzaamheden van bouwbegeleiders.


Het eerste hoofdstuk bestaat uit een totaaloverzicht van de bouwfases met daarbij de kernactivi-
teiten die in die fases plaatsvinden.
Het tweede hoofdstuk geeft zeer gedetailleerd een overzicht van aandachtspunten tijdens elke
bouwfase, uitgesplitst naar de thema’s ontwerp, techniek, financiën, organisatie en regelgeving.
In de laatste kolom staat een code die verwijst naar het hoofdstuk en de pagina waar het ge-
b
31
noemde aandachtspunt nog verder wordt toegelicht. De vermelding van het boekdeel in de laatste
kolom geeft meteen inzicht in de vraag wie, binnen het kader van dit handboek, belast is met de
genoemde activiteit:

• deel c omschrijft de activiteiten van de projectmanager;


• deel d omschrijft de activiteiten van de directievoerder;
• deel e omschrijft de activiteiten van de opzichter.

Bij deze omschrijvingen is gekozen voor een logische afbakening van taken. In de praktijk komt
het vaak voor dat taken en verantwoordelijkheden verschuiven. Is bij een project bijvoorbeeld
geen directievoerder aanwezig, dan zullen taken en verantwoordelijkheden worden verdeeld
tussen projectmanager en opzichter.
www.bouwstandaard.nl

b
32
Handboek Bouwbegeleiding CBB | b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider

1 Checklist werkzaamheden
bouwbegeleider
INITIATIEF
1.1 Haalbaarheidsonderzoek Het doen van technische en financiële
onderzoeken met als doel de haalbaarheid
b
33
van het initiatief te beoordelen
1.2 Programma van eisen Het uitwerken van de eisen en wensen van de
opdrachtgever met als resultaat een Programma
van Eisen
VOORBEREIDING
2.1 Voorlopig ontwerp Het maken van een voorlopig ontwerp
2.2 Definitief ontwerp Het maken van een definitief ontwerp
2.3 Bouwvoorbereiding Het maken van een bestek, bestektekeningen
en de overige contractstukken
AANBESTEDING
3.1 Prijs- en contractvorming Verzorgen van de aanbesteding, geven van
inlichtingen, voeren van prijsonderhandelingen
en het opstellen van het uitvoeringscontract
UITVOERING
4.1 Realisatie De daadwerkelijke uitvoering van het project
4.2 Oplevering Overdracht van het eindproduct aan de
opdrachtgever
EXPLOITATIE
5.1 Onderhoud Exploitatie en onderhoud van het gebouw
5.2 Sloop Het voorbereiden en uitvoeren van de sloop
van een bouwwerk

Iedere fase wordt afgesloten met een goedkeuring en een besluit om door te gaan naar de
volgende fase. Doorgaan naar een volgende fase zonder officiële goedkeuring, impliceert automa-
tisch goedkeuring van de vorige fase. Het is aan te bevelen om goedkeuringen schriftelijk te doen.

Onderwerpen die niet worden afgehandeld, maar daardoor niet mogen leiden tot stagnatie,
worden meegenomen naar de volgende fase.
www.bouwstandaard.nl

b
34
Handboek Bouwbegeleiding CBB | b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider

2 Gedetailleerde checklist

INITIATIEF
1.1 Haalbaarheidsonderzoek Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
b
35
1.1.1 Ontwerp Locatie-onderzoek: C…
• historie;
• verkaveling;
• eigendomsverhoudingen;
• ontsluiting terrein.
Omgevings- en massastudie
Marktstudie: uitwerking m2 en m3 behoeftes
Globale aanduiding kwaliteitsniveau
1.1.2 Techniek Bijzondere uitgangspunten: C…
• technische subsidievoorwaarden;
• duurzaam bouwen;
• aanpasbaar bouwen;
• energiezuinig bouwen.
Geluidsonderzoek
Bodemonderzoek (draagkracht en verontreiniging)
1.1.3 Financiën Taxatie locatie C…
Budget vaststellen stichtingskosten
Indicatie m2- en/of m3-prijzen
Subsidieonderzoek
Financieringsvorm
Verhuur-/Verkoopprijzen
1.1.4 Organisatie Projectorganogram, overlegstructuren, taken, C…
verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Marktstudie
Overleg overheid
Belangenorganisaties
Samenwerkingsverbanden
Architectenselectie
Adviseursselectie
Makelaar
Presentatie van het plan
1.1.5 Regelgeving Bestemmingsplan C
Wet milieubeheer
Milieu Effect Rapportage
www.bouwstandaard.nl

INITIATIEF
1.2 Programma van Eisen Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
1.2.1 Ontwerp Programma van Eisen:
• locatie/oriëntatie van het gebouw;
• beschrijving functies/gebruikers;
b
36
• relatieschema ruimten/functies;
• randvoorwaarden;
• inrichtingseisen.
1.2.2 Techniek Gebruikseisen t.a.v.:
• belastingen;
• geluidsisolatie;
• brandveiligheid;
• lichttoetreding/verlichtingsniveaus;
• binnentemperaturen;
• ventilatievouden;
• afvalstoffen;
• toegankelijkheid;
• afmetingen.
Bijzondere uitgangspunten:
• technische subsidievoorwaarden;
• duurzaam bouwen;
• aanpasbaar bouwen of flexibiliteit;
• energiezuinig bouwen.
1.2.3 Financiën Exploitatiekosten en exploitatie-opbrengsten
Budgetten
Indicatie m2- en/of m3-prijzen of andere eenheids-
prijzen
1.2.4 Organisatie Projectorganogram, overlegstructuren,
taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Projectprocedures
Samenwerkingsverbanden
Belangenorganisaties
Overleg overheid
Visie plan van aanpak
Architectenselectie
Adviseursselectie
Makelaar
Planningsschema
1.2.5 Regelgeving Eisen voortkomende uit:
• wet- en regelgeving;
• interne richtlijnen.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider

VOORBEREIDING
2.1 Voorlopig ontwerp Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
2.1.1 Ontwerp Voorlopig Ontwerp:
• gevels, plattegronden, situatie, terreininrichting
Maquette
Toetsing aan P.v.E.
Vlekkenplan
b
37
2.1.2 Techniek Bodemonderzoek:
• milieu;
• draagkracht.
Voorlopige berekeningen:
• bouwfysisch;
• constructief;
• installaties.
Bouwplaats
Bestekssystematiek
Tekensysteem
2.1.3 Financiën Budgettering:
• grondkosten;
•bouwkosten;
• exploitatiekosten;
• architectenhonorarium;
• adviseurshonoraria;
• ontwikkelingskosten.
Raming bouwkosten
Financieringsplan
Rendementsberekening
2.1.4 Organisatie Water- en zuiveringsschappen
Nutsbedrijven
Gemeente
Welstandscommissie
Brandweer
Kadaster
Adviseurs
Planningsschema

2.1.5 Regelgeving Bestemmingsplan


(Gemeentelijke) Monumentenlijst
Bouwverordening
Bouwbesluit
Milieubeheervergunning
Kapvergunning
Arbeidsomstandighedenwet
www.bouwstandaard.nl

VOORBEREIDING
2.2 Definitief ontwerp Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
2.2.1 Ontwerp Uitwerken Voorlopig Ontwerp
tot Definitief Ontwerp:
• plattegronden, gevels, doorsneden,
b
38
principedetails, terreininrichting.
Toetsing aan Programma van Eisen
2.2.2 Techniek Uitwerking Voorlopig Ontwerp-berekeningen
• Constructies;
• Installaties.
Materiaalkeuze
Afwerkingen
Bemonstering
Kleuren
2.2.3 Financiën Bouwkosten (elementen)
2.2.4 Organisatie Coördinatie van bouwkundige
en installatietechnische aspecten
2.2.5 Regelgeving Vergunningen:
• bouwvergunning;
• milieubeheervergunning;
• sloopvergunning;
• kapvergunning.
Veiligheids- en Gezondheidsplan
Handboek Bouwbegeleiding CBB | b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider

VOORBEREIDING
2.3 Bouwvoorbereiding Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
2.3.1 Ontwerp Bestektekeningen C…
Toetsing aan Definitief Ontwerp en P.v.E.
Verkoopbrochure
2.3.2 Techniek Bestek
Normen en richtlijnen
b
39
Energieprestatienormering
2.3.3 Financiën Bouwkosten (directiebegroting)
2.3.4 Organisatie Coördinatie bouwkundige
en installatietechnische aspecten
Coördinator Ontwerpfase (V&G)
Coördinator Uitvoeringsfase (V&G)
Planning
Organisatiestructuur bouwbegeleiding
Verhuizing: plan opstellen
Vergunning
Aanbesteding:
• aanbestedingsvorm;
• selectie aannemers;
• inlichtingen;
• aanwijzing;
• bankgarantie;
• contractvoorwaarden;
• gunning.
Reclamebord
2.3.5 Regelgeving Veiligheids- en Gezondheidsplan
Vergunningen:
• milieubeheervergunning;
• lozingsvergunning;
• bouwvergunning;
• kapvergunning;
• sloopvergunning;
• gebruiksvergunning.
www.bouwstandaard.nl

AANBESTEDING
3.1 Prijs- en contractvorming Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
3.1.1 Ontwerp Bestektekeningen
3.1.2 Techniek Bestek
Nota van inlichtingen
b
40 3.1.3 Financiën
Nota van wijzigingen
Bouwkosten (directiebegroting)
Aannemersbegroting
3.1.4 Organisatie Planning
Aanstellen directievoerder/opzichter
Coördinator uitvoeringsfase (Arbo)
Aanbesteding:
• aanbestedingsvorm;
• aankondiging bekendmaking;
• vaststellen selectie- en/of gunningscriteria;
• inschrijving/selectie van aannemers;
• geven van inlichtingen;
• zekerheidsstelling/bankgarantie;
• contractvoorwaarden;
• gunning.
3.1.5 Regelgeving Veiligheids- en Gezondheidsplan
UAR
Vergunningen:
• milieubeheervergunning;
• lozingsvergunning;
• bouwvergunning;
• sloopvergunning.
Contract en algemene voorwaarden
Handboek Bouwbegeleiding CBB | b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider

UITVOERING
4.1 Realisatie Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
4.1.1 Ontwerp Werktekeningen D…/
Revisietekeningen E…
Afwerkstaten

4.1.2 Techniek
Kleurenschema
Bestekswijzigingen D…/
b
41
Bouwplaatsinrichting E…
Keetinrichting
Maatvoering/uitzetten
Controle in de fabriek
4.1.3 Financiën Termijnen D…/
Meer- en minderwerk E…
Stelposten
Verrekenposten
Budgetbewaking
Machtigingen
4.1.4 Organisatie Vergaderingen: D…/
• directievergadering; E…
• bouwvergadering;
• coördinatievergadering;
• werkvergadering.
Projectcoördinatie
Kopersbegeleiding/huurdersbegeleiding
Procedures:
• afspraken met BWT;
• aanmelden bij de Arbeidsinspectie;
• tekeningenroulatieschema;
• tekeningendistributie op de bouwplaats;
• revisie en garanties;
• termijnen.
Planning:
• opstartfase;
• fundering;
• buitenschilafwerking;
• ruwafbouw;
• fijne afbouw;
• opleveringsfase.
Toegangsregeling
Reclamebord
www.bouwstandaard.nl

Kwaliteitsbewaking:
• algemeen;
• dagboek/weekrapport;
• bouwadministratie;
• onveilige situaties;
• keuringen;
b
42
• bemonstering.
Eerste steen, hoogste punt en opening
Verzekeringen
4.1.5 Regelgeving Vergunningen: D…/
• milieubeheervergunning; E…
• lozingsvergunning;
• bouwvergunning;
• sloopvergunning.
Veiligheids- en Gezondheidsplan
UITVOERING
4.2 Oplevering Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
4.2.1 Ontwerp Bestektekeningen D…/
Revisietekeningen E…
4.2.2 Techniek Herstelwerkzaamheden D…/
Handleidingen E…
Garanties
Onderhoudsvoorschriften
Onderhoudscontracten
4.2.3 Financiën Eindafrekening D…/
Zekerheidsstelling/bankgarantie E…
Verzekeringen
Nacalculatie
4.2.4 Organisatie Oplevering D…/
Planning E…
Verhuizing
Instructie
Overdracht projectgegevens
4.2.5 Regelgeving Procesverbaal van oplevering D…/
Veiligheids- en Gezondheidsdossier E…
Gebruiksvergunning
Handboek Bouwbegeleiding CBB | b. Checklist werkzaamheden bouwbegeleider

EXPLOITATIE
5.1 Onderhoud Uitgewerkte aspecten in de checklist
werkzaamheden bouwbegeleider
5.1.1 Ontwerp Toevoegingen aan het gebouw D…
Wijzigingen

5.1.2 Techniek Herstelwerkzaamheden


Garanties
D…
b
43
Onderhoudsvoorschriften
Onderhoudscontracten
5.1.3 Financiën Onderhoudsbegrotingen D…
Zekerheidsstelling/bankgarantie
5.1.4 Organisatie Oplevering D…
Onderhoudstermijn en opneming
5.1.5 Regelgeving Gebruiksvergunning D…
Lozingsvergunning
www.bouwstandaard.nl

b
44
c
45

Handboek Bouwbegeleiding CBB


c. De projectmanager
www.bouwstandaard.nl

Inhoud

Inleiding 47
1 Beschrijving van het werkveld van de projectmanager 47
2 De uitwerking van de checklist werkzaamheden bouwbegeleider 49
voor de projectmanager
2.1 Initiatief 49
2.1.1 Haalbaarheidsonderzoek 49
2.1.2 Programma van Eisen 57
2.2 Voorbereiding 64
2.2.1 Voorlopig ontwerp 64
2.2.2 Definitief ontwerp 73
c
46
2.2.3 Bouwvoorbereiding
2.3 Aanbesteding
74
78
2.3.1 Prijs- en contractvorming 78
3 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 81
4 Procedures 82
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

Inleiding

Bij de beschrijving van het werkveld van de projectmanager gaan wij uit van de traditionele
bouworganisatievorm zoals die is beschreven in deel A paragraaf 2.1. Voor afwijkende bouworga-
nisatievormen zal invulling van de werkzaamheden niet altijd door de projectmanager worden
gedaan of komt de functie van de projectmanager zelfs niet voor. Dit doet echter geen afbreuk
aan de uit te voeren werkzaamheden zoals die worden beschreven.

1 Beschrijving van het werkveld van


de projectmanager
c
47

Vanaf bouwinitiatief tot en met de oplevering en nazorg treedt de projectmanager op als eerste
adviseur van de opdrachtgever. De projectmanager is verantwoordelijk voor het algemene verloop
van het bouwproces. Hij zorgt ervoor dat de wensen van de opdrachtgever in een Programma van
Eisen worden vertaald en dat het daaruit voortkomende ontwerp en de realisatie hieraan voldoen.

In iedere fase van het bouwproces bewaakt hij kosten, kwaliteit en tijd. Hij coördineert de werk-
zaamheden in de ontwerpfase, ziet erop toe dat de vereiste vergunningen worden aangevraagd en
adviseert bij de aanbesteding.
Tijdens de uitvoering is de projectmanager het aanspreekpunt voor de directievoerder. Ook
kan het zijn dat hij zelf als directievoerder optreedt waarbij hij dan het aanspreekpunt is voor alle
partijen, de bouwvergaderingen leidt en de oplevering verzorgt.

Welke taken de projectmanager zal krijgen, is afhankelijk van de opdrachtgever en de fase waarin
de projectmanager wordt ingeschakeld. Het is belangrijk dat de taken contractueel worden
overeengekomen met de opdrachtgever.

In hoofdstuk 2 worden de onderwerpen uit de checklist ‘werkzaamheden bouwbegeleider’


uitgewerkt.
De nummering – tussen [rechte haken] – verwijst naar de checklist.
www.bouwstandaard.nl

c
48
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

2 De uitwerking van de checklist


werkzaamheden bouwbegeleider
voor de projectmanager

2.1 Inititiatief

2.1.1 HAALBAARHEIDSONDERZOEK
[1.1] Haalbaarheidsonderzoek
Het haalbaarheidsonderzoek zal vaak vooraf worden gegaan door een globaal P.v.E. op te stellen.
Om de haalbaarheid te onderzoeken zul je namelijk uitgangspunten moeten hebben. De behande-
c
49
ling van het onderwerp P.v.E. wordt gedaan in checklistbeschrijving [1.2]. Voor het opstellen van
een globaal P.v.E. wordt daarom naar deze beschrijving verwezen.

[1.1.1] Haalbaarheidsonderzoek: ontwerp


De projectmanager (PM) verricht in nauw overleg met de opdrachtgever een haalbaarheidson-
derzoek. Dit onderzoek richt zich op een technische, financiële en organisatorische afweging
van de huidige situatie en de situatie na oplevering.

De locatie:
• historie;
• verkaveling;
• eigendomsverhoudingen;
• ontsluiting terrein.
Omgevings- en massastudie
Marktstudie: uitwerking m2 en m3 behoeftes
Globale aanduiding kwaliteitsniveau

De locatie
Een deel van het haalbaarheidsonderzoek zal zich richten op de locatie en het ontwerp van het
gebouw. Indien er nog geen locatie is, zal de PM een profiel van de locatie kunnen opstellen. Dit
profiel wordt gebruikt om een locatie te selecteren.
Is de locatie wel bekend, dan is het zaak om gegevens omtrent de locatie te verzamelen. De
gemeente, het kadaster, bewoners en omwonenden kunnen informatie verschaffen evenals een
schouwing ter plaatse. Hierbij valt te denken aan de volgende locatiegegevens:

• de grondprijs;
• afmetingen van het terrein en de oriëntatie;
• bestemmingsplan en bebouwingsvoorschriften;
• ontsluitingsmogelijkheden van het terrein;
• het eigendom, recht van erfpacht, recht van opstal, gedoogplichten of eventuele erfdienstbaar-
heden die op het terrein rusten (door verkoop van de grond gaan de erfdienstbaarheden of
recht van opstal niet verloren, volgens BW art. 7.4.4.1). Het kadaster kan deze informatie
verstrekken;
• aanwezige opstallen: hebben deze waarde, eventuele sloopkosten, worden zij verhuurd (koop
www.bouwstandaard.nl

breekt geen huur volgens BW art. 7.4.4.1, dus daardoor kan de grond van geen waarde zijn
voor de opdrachtgever);
• ondergrondse infrastructuur: aanwezigheid van leidingen;
• het bodemprofiel. Draagkracht van de grond en aanwezigheid van oude waterlopen. De hoogte-
verschillen in het terrein;
• de hoogte van de maximale grondwaterstand;
• aanwezigheid van vervuiling. Koop geen grond waarop geen schonegrondverklaring is afge-
geven. Een bouwvergunning mag namelijk niet worden afgegeven indien de bodem is vervuild.
Daartoe dient dus een bodemonderzoek te worden verricht. Blijkt daaruit dat de grond niet
schoon is dan kan sanering van de grond worden geëist, hetgeen een dure ingreep kan zijn en
waardoor de feitelijke bouw vertraging kan oplopen. Maak desnoods duidelijke afspraken met
de verkoper over garanties hieromtrent;
c
50
• bereikbaarheid. Is er een goede ontsluiting van het terrein of de buurt, is er openbaar vervoer
aanwezig;
• status. Is de status van het terrein in overeenstemming met de wensen van de opdrachtgever?
Eisen die aan de status worden gesteld, kunnen heel verschillend zijn. Denk bijvoorbeeld aan:
• de nabijheid van een snelweg (zowel positief als negatief);
• de aanwezigheid van andere bedrijven;
• de aanwezigheid van consumenten;
• de aanwezigheid van voorzieningen zoals winkels, scholen, ontspanningsmogelijkheden;
• de aanwezigheid van veel groen en rust.
• de beoordeling van een locatie is een momentopname. Raadzaam is het om ook vooruit te
kijken en de te verwachten of geplande ontwikkelingen in de omgeving te inventariseren.
Het streekplan (provincie stelt dit op) of structuurplan (gemeente stelt dit op) zijn beide
toekomstvisies waarop beleid wordt gemaakt. Zij kunnen de keuze positief, maar ook negatief
beïnvloeden. Bijvoorbeeld: een nieuw verkeerscirculatieplan kan de geluidsbelasting op de
gevel nadelig beïnvloeden, terwijl de verbreding van het wegennet weer goed kan zijn voor de
bereikbaarheid. Voldoet een locatie op onderdelen niet aan de verwachting, dan kan het wense-
lijk zijn om een nader onderzoek te doen. Ontwikkelingen die zich in de nabijheid van de locatie
afspelen kunnen de nadelen namelijk opheffen.

Omgevings- en massastudie
Op basis van de gebouwgrootte kan een massastudie worden gedaan. Dit houdt in dat globaal
wordt aangegeven hoe de hoofdmaten van het gebouw kunnen worden. Daarbij wordt het gebouw
als een dichte doos geplaatst in de locatie waarbij alleen maar lengte, breedte en hoogtematen
zijn uitgewerkt. Verdere detaillering is niet wenselijk in deze fase.

Marktstudie: uitwerking m2 en m3 behoeftes


De in het P.v.E. genoemde doelgroepen, aantallen, functies en/of afmetingen worden vertaald
naar het aantal m2 gebruiksoppervlakte. Zijn er eisen of wensen ten aanzien van de gebouwhoog-
te en het aantal bouwlagen, dan zal op basis daarvan het aan m2 verkeers-/installatie-/bruto-
oppervlakte kunnen worden ingeschat. Indicatief is aan te geven hoe groot het gebouw zal worden.
Belangrijke normen in dit geval zijn:
• NEN 2580 Oppervlakte en inhouden van gebouwen - Termen, definities en bepalingsmethoden;
• NEN 2631 Investeringskosten van gebouwen - Begripsomschrijving en indeling;
• NEN 3632 Exploitatiekosten van gebouwen - Begripsomschrijving en indeling;
• NEPROM Meetmethode - Methode voor het bepalen van de verhuurbare oppervlakte van
gebouwen.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

Globale aanduiding kwaliteitsniveau


Soms is het mogelijk om een uitspraak te doen over het kwaliteitsniveau. De afwerking van een
gebouw heeft grote invloed op de prijs. Het kwaliteitsniveau dient zo veel mogelijk te worden
omschreven, waarbij gebruik kan worden gemaakt van referenties. Doel hiervan is om de kosten-
raming beter te kunnen uitvoeren.

[1.1.2] Haalbaarheidsonderzoek: techniek


Bijzondere uitgangspunten:
• technische subsidievoorwaarden;
• duurzaam bouwen;
• aanpasbaar bouwen;
• energiezuinig bouwen.
Geluidsonderzoek
c
51
Bodemonderzoek (draagkracht en verontreiniging)

Bijzondere uitgangspunten
De opdrachtgever kan met bijzondere uitgangspunten komen die gevolgen kunnen hebben voor
de technische uitwerking van het plan. Het kan ook zijn dat de overheid voorwaarden verbindt aan
het bouwen, zoals bijvoorbeeld de eis dat er moet worden gebouwd volgens het Nationaal Pakket
Duurzaam bouwen. Deze uitgangspunten dienen te worden meegenomen in de haalbaarheid van
het plan. De meeste eisen zullen de prijs verhogen, aan andere eisen kunnen subsidies vastzitten
waarmee de prijs wordt verlaagd.
Wij zullen hier niet verder ingaan op de huidige bouwsubsidies en wat precies wordt verstaan
onder duurzaam bouwen. Deze onderwerpen worden behandeld in het onderdeel ‘bouwregelgeving’
van dit handboek.

Geluidsonderzoek
Indien de locatie in een druk stedelijk gebied ligt of in de nabijheid van rangeerterreinen, aanvlieg-
routes of andere activiteiten die geluidsoverlast kunnen veroorzaken, is het aan te bevelen om
een geluidsmeting te doen. De gemeente kan hierover ook gegevens verstrekken. Op basis van
de geluidsmeting kan al in de haalbaarheidsfase een uitspraak worden gedaan omtrent de moge-
lijkheid in het gebouw het geluidsniveau op een aanvaardbaar peil te krijgen.
Niet alleen de geluidswaarden, maar ook de beleving van geluid is belangrijk. Dit is persoonsaf-
hankelijk en dient door de PM met de opdrachtgever goed te worden doorgenomen. Geluidsover-
last staat bovenaan het lijstje van oorzaken van vermindering van de kwaliteit van het woon-/
werkklimaat.
Er zijn diverse NEN normen uitgebracht waarin wordt omschreven hoe een geluidsmeting moet
worden uitgevoerd. Laat een geluidsonderzoek uitvoeren door een op dit gebied gespecialiseerde
onderneming.

Bodemonderzoek (draagkracht en verontreiniging)


De kwaliteit van de bodem heeft een directe invloed op de investeringskosten.
Uit de massastudie kan mogelijk al voorzichtig een waarde van de vereiste gronddruk worden
gegeven. In de meeste gevallen zal het uitvoeren van een sondering te kostbaar zijn voor deze
fase. Ervaringen die zijn opgedaan met gebouwen in de omgeving kunnen indicatief zijn. Wees
erop bedacht dat de structuur van de grond plaatselijk grote verschillen te zien kan geven.
Bij hoge grondwaterstanden kan bemaling noodzakelijk zijn. Blijkt dat het grondwater is vervuild,
www.bouwstandaard.nl

dan kan bemaling niet worden toegestaan. In die gevallen is onderzoek naar de kwaliteit van het
grondwater gewenst.

Gegevens van het kadaster kunnen uitsluitsel geven over het gebruik van de grond in het verle-
den. Hieruit kan iets worden afgeleid over mogelijke vervuiling. Ook eventuele oude waterlopen
kunnen zo worden achterhaald.
Koop nooit grond zonder dat hierop een schonegrondverklaring is afgegeven, laat desnoods een
ontbindende voorwaarde opnemen in het koopcontract omtrent dit aspect.

[1.1.3] Haalbaarheidsonderzoek: financiën


Taxatie locatie
Budget vaststellen investeringskosten
c
52
Indicatie m2- en/of m3-prijzen
Subsidieonderzoek
Financieringsvorm
Verhuur-/Verkoopprijzen

Taxatie locatie
Bij aankoop van grond is het goed om de locatie te beoordelen door een taxatie te (laten) doen
zodat een onderbouwde prijsonderhandeling kan worden gevoerd.

Budget vaststellen investeringskosten


Investeringskosten zijn alle kosten die worden gemaakt voor het realiseren van een bouwwerk
(NEN 2631). De investeringskosten bestaan uit de volgende posten:

grondkosten:
• verwervingskosten:
• aankoopkosten;
• notariskosten;
• makelaarskosten/taxatiekosten;
• belastingen:
• overdrachtsrechten;
• straat- en rioolbelasting;
• onroerend-goedbelasting;
• polder- en waterschapsheffingen.
• kadastrale kosten;
• afkoop van zakelijke rechten, polderlasten of vergoedingen aan pachters.
• kosten van infrastructurele voorzieningen; dit zijn kosten van infrastructurele voorzieningen
buiten het terrein om dit (beter) geschikt te maken voor de bestemming van het terrein en die
niet vallen onder de kosten van het bouwrijp maken.
• kosten voor het bouwrijp maken:
• slopen van funderingen en opstallen;
• ophogingen en/of afgravingen;
• verleggen of verwijderen van kabels;
• tijdelijke voorzieningen;
• ontsluiting van het terrein;
• mogelijkheid scheppen om tijdens de bouw van openbare nutsvoorzieningen gebruik te
kunnen maken.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

bouwkosten:
• bouwkundige kosten;
• werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties;
• vaste inrichting.

inrichtingskosten aan gebouw en terrein:


• bedrijfsinstallaties;
• losse inrichting.

bijkomende kosten:
• voorbereiding en begeleiding door adviseurs;
• leges, precario en aansluitkosten nutsbedrijven;
• verzekeringen;
• aanloopkosten:
c
53
• bestuurskosten;
• schoonmaken eerste oplevering;
• verhuiskosten;
• openingskosten;
• leegstand.
• financieringskosten;
• risicoverrekeningen;
• onvoorziene uitgaven.

Indicatie m2- en/of m3-prijzen


Het is gebruikelijk om in de fase van het haalbaarheidsonderzoek te werken met kengetallen op
basis van eenheden. Algemeen gebeurt dit op basis van m2 (utiliteitsbouw) of m3 (woningbouw).
Soms worden andere eenheden gehanteerd, zoals formatieplaats, aantal bedden of aantal leerlingen.
Ervaringscijfers vormen de basis van deze berekening. Er zijn diverse instanties die deze ervarings-
cijfers publiceren:
• Misset bouwkosten: ervaringscijfers en projectanalyses;
• MBK-indexcijfers: dit is een inputcijfer en geeft de ontwikkeling weer van kosten van het
productieproces;
• BDB bouwkostenindex;
• CBS bouwkostenindex: dit is een outputcijfer en geeft de ontwikkeling weer van de aanneem-
sommen van gerealiseerde producten;
• RWU, loon en materiaalindexen: dit is een indexcijfer vastgesteld in het kader van de Risico-
regeling Woning- en Utiliteitsbouw en geeft de ontwikkeling van lonen en materiaalprijzen aan.

Subsidieonderzoek
Het kan zijn dat er subsidies kunnen worden verkregen. Dit kunnen subsidies zijn die betrekking
hebben op:
• gebouwen die een maatschappelijk nut hebben (scholen, gezondheidszorg) en vaak geen
winstoogmerk hebben;
• advieswerk;
• energiezuinigheid;
• materiaalgebruik;
• innovaties.
www.bouwstandaard.nl

De subsidies kunnen bestaan uit het verstrekken van een bedrag ineens, een jaarlijkse bijdrage of
het bieden van mogelijkheden tot fiscale voordelen, zoals een vervroegde afschrijving.
Het gaat te ver om hierop uitvoerig in te gaan. De PM kan zelf op zoek gaan naar de voor de bouw
interessante subsidies. De professionele opdrachtgever zal de bij zijn bedrijfstak behorende
subsidies vaak wel kennen.

Financieringsvorm
Wij volstaan hier met de opmerking dat er een financieringsvorm moet worden vastgesteld. Vaak
worden hierbij ook budgetten en deelbudgetten opgesteld. Doel daarvan is tweeledig: ten eerste
wordt zo vastgesteld welke kosten uit welk ‘potje’ worden betaald en ten tweede is de beheersing
van de kosten beter uit te voeren. De PM zal beoordelen of de deelbudgetten op een verantwoorde
manier zijn opgesteld, dat wil zeggen dat de grootte van de bedragen correct moet zijn en dat een
c
54
eenvoudige toewijzing van kosten aan de budgetten mogelijk is. Ook dient de PM zich ervan bewust
te zijn dat de financieringsinstelling betrokken wil worden bij de verdere ontwikkeling van het plan.

Verhuur-/Verkoopprijzen
Om een goede afweging van kosten te kunnen maken, is het goed om ook aan de opbrengstkant
te kijken. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om:
• de verhuurprijzen van het te bouwen object;
• de verkoopprijzen van het te bouwen object.

Ook alternatieven dienen te worden bekeken:


• niet zelf gaan bouwen, maar een bestaand pand kopen, huren of leasen.

[1.1.4] Haalbaarheidsonderzoek: organisatie


Projectorganogram, overlegstructuren, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Marktstudie
Overleg overheid
Belangenorganisaties
Samenwerkingsverbanden
Architectenselectie
Adviseursselectie
Makelaar
Presentatie van het plan

Projectorganogram
Essentieel voor het goed verlopen van het bouwproces is een goede organisatie.
Allereerst moet de PM erop toezien dat er een goede projectorganisatie komt. Alle partijen die
bij het plan moeten worden betrokken, dienen te worden ingelicht en zullen ook moeten weten
wat hun taken inhouden. Naast het organisatieschema, moet er een heldere overlegstructuur zijn
die een goede voortgang bevordert.

Marktstudie
Een belangrijk onderdeel van een plan, met name bij de projectontwikkeling, is het doen van een
marktstudie. Deze marktstudie richt zich op de doelgroep(en) waarvoor zal worden gebouwd. Bij
woningbouw zal een volkshuisvestingsonderzoek moeten worden gedaan. Per doelgroep zal het
aantal en de verkoop- of verhuurprijzen worden vastgesteld. De PM kan hiervoor bijvoorbeeld contact
opnemen met de gemeente, vertegenwoordigers van bewoners, de middenstand en makelaars.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

Overleg overheid, belangenorganisaties en samenwerkingsverbanden


De PM initieert waar nodig het overleg met overheden (rijks-, provinciale of gemeentelijke
overheden), belangenorganisaties (VAC, milieuorganisaties e.d.) en samenwerkingsverbanden
(zowel financieel als organisatorisch). Zet daarbij op papier wat de inbreng is van deze partijen:

• waar hebben zij invloed op;


• wat dragen zij bij (financieel, technisch, organisatorisch, moreel);
• op welk moment stopt hun inbreng;
• hebben zij een controlefunctie in het verdere proces;
• aan welk overleg nemen zij deel.

De PM kan met de rijksoverheid te maken krijgen inzake structuurplannen en Planologische


Kernbeslissingen. De provinciale overheid is een gesprekspartner voor streekplannen en de
gemeenten worden benaderd over het bestemmingsplan, het structuurplan en de te volgen
c
55
bouwvergunningsprocedure.
Het bestemmingsplan is het belangrijkste stuk voor de PM, omdat de overige plannen geen
juridische status hebben.

Architectenselectie
De PM zal een voorstel doen over de wijze waarop het plan zal worden aanbesteed om te worden
ontworpen. Daarbij kan worden gekozen voor een offerteaanvraag:

• bij een architect die bij de opdrachtgever ‘in de smaak valt’;


• door selectie van enkele architecten (de zogenaamde meervoudige opdracht);
• het uitschrijven van een prijsvraag onder architecten (als hulpmiddel kan hierbij de door de
Stawon opgestelde handleiding Kompas worden gebruikt).
Ook is het mogelijk, maar wel kostbaarder, om enkele architecten een schetsontwerp te laten
maken waarna beoordeling plaatsvindt. In dat geval wordt met de architecten een bedrag
afgesproken waarvoor zij een schetsontwerp maken.
Een gefaseerde opdrachtverstrekking kan ook worden overwogen.

Adviseursselectie
De PM zal een voorstel doen over de wijze waarop adviseurs zullen worden gecontracteerd.
De opdrachtgever kan kiezen deze zelf te contracteren of ze via de architect te laten contracteren
(zie deel A).
Het kan zijn dat de opdrachtgever met voor hem bekende adviseurs werkt.
In deze keuze kan naast de prijs worden meegenomen wie er zorgt voor coördinatie tussen
adviseurs en architect.

Makelaar
Het kan nodig zijn een makelaar te selecteren die assisteert bij het verkopen van onroerend goed.
De PM bespreekt met de opdrachtgever welke makelaar wordt benaderd en wie de contacten met
de makelaar zal onderhouden.

Presentatie van het plan


Een belangrijk onderdeel van het haalbaarheidsonderzoek is de presentatie. De vorm en inhoud
van de presentatie en de daarbij te betrekken partijen zijn van invloed op de goedkeuring van het
plan. De PM bespreekt met de opdrachtgever hoe de presentatie wordt gedaan en wie dit doet.
www.bouwstandaard.nl

[1.1.5] Haalbaarheidsonderzoek: regelgeving


Bestemmingsplan
Wet milieubeheer
Milieu Effect Rapportage

Bestemmingsplan
Een belangrijk onderdeel van het haalbaarheidsonderzoek is het bestemmingsplan. Het bestem-
mingsplan is een door de gemeente opgesteld document waarbij aan een locatie voorschriften zijn
verbonden omtrent:

• bestemming van de bebouwing (wonen, industrie, recreëren, ...);


• bouwhoogtes;
c
56


te bebouwen/uit te breiden bebouwingsoppervlak;
rooilijnen;
• specifieke bebouwingsvoorschriften.

De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is de juridische basis van het bestemmingsplan. In


deze wet wordt de totstandkoming en wijziging van bestemmingsplannen geregeld.

Aangezien op het gebied van de ruimtelijke ordening het bestemmingsplan het enige stuk is
waaraan juridisch kracht kan worden ontleend, gaan wij hier in het kort op in.
Een bestemmingsplan wordt door de gemeente opgesteld en ter goedkeuring aan de provincie
voorgelegd. De provincie toetst dit voorstel aan het streekplan.
De gemeente is verplicht tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het buitengebied, deze
verplichting geld niet voor de bebouwde kom.

De procedure voor een nieuw of te wijzigen bestemmingsplan is in grote lijnen de volgende:

1 de gemeente neemt een voorbereidingsbesluit waarvoor binnen één jaar een ontwerp-
bestemmingsplan moet worden gemaakt. Tijdens de looptijd van het ontwerp-bestemmingsplan
worden ingediende aanvragen aangehouden.
2 het bestemmingsplan komt tot stand door achtereenvolgens een voorontwerp-bestemmings-
plan, een ontwerp-bestemmingsplan en tenslotte een bestemmingsplan te maken, waarvoor
steeds ter inzagelegging en inspraakmogelijkheden zijn vereist.

Voor de PM is het belangrijk om bij wijziging van bestemmingsplannen een goed contact te
onderhouden met de gemeente. Daarbij is het belangrijk om afspraken te maken omtrent de
proceduretijd en de door de PM aan te leveren gegevens. Bij inspraakrondes zal de PM een
presentatie moeten houden omtrent de plannen en de invloed daarvan op de omgeving.

Inzage in het bestemmingsplan is absoluut noodzakelijk om achteraf niet met een teleurstelling te
worden geconfronteerd. Het is in sommige gevallen mogelijk om in afwijking van een bestemming
te bouwen, wil men dit doen dan zal een zogenaamde ‘artikel 19’-procedure moeten worden
opgesteld. Het gaat dan om artikel 19 uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening waarin onder andere
staat dat “Voor het gebied, waarvoor een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een
herziening van een bestemmingsplan ter inzage is gelegd, kunnen burgemeester en wethouder
vrijstelling verlenen voor het geldende bestemmingsplan, mits vooraf van Gedeputeerde Staten
de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben”.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

De gemeente zal deze vrijstelling bij de provincie moeten aanvragen en moeten aantonen dat
er naast het belang van de opdrachtgever ook een gemeentelijk belang is. Vaak moet er al een
eerste aanzet zijn gedaan tot wijziging van de bestemming vóórdat de gemeente een verzoek bij
de provincie indient om een verklaring van geen bezwaar te krijgen.

Wet milieubeheer
De PM dient bij de gemeente te informeren in welk opzicht hij voor dit project te maken krijgt met
deze wet. Voor bepaalde activiteiten van bedrijven is een vergunning nodig op basis van deze wet.
Als dat het geval is, dan wordt geen bouwvergunning verstrekt voordat de bedoelde vergunning is
verleend.

Milieu Effect Rapportage


In sommige gevallen is een Milieu Effect Rapportage (MER-rapport) vereist. Onder welke voor-
waarden dit is vereist, kan worden gevonden in de bijlage van het Besluit Milieu Effect Rapportage.
c
57
In deze bijlage staan de MER-plichtige activiteiten genoemd met daaraan verbonden de voorwaarden
waarbinnen deze activiteiten MER-plichtig zijn. Tevens wordt aangegeven welk besluit, bijvoorbeeld
een milieubeheervergunning, van toepassing is.
De PM zal de opdrachtgever hierop opmerkzaam maken. De voorwaarden die voortkomen uit de
MER-plicht kunnen van grote invloed zijn op de uitwerking van het plan. De PM zal daarom in
deze fase reeds een goed inzicht dienen te krijgen in de consequenties.

2.1.2 PROGRAMMA VAN EISEN


[1.2] Programma van Eisen
Nadat het haalbaarheidsonderzoek is goedgekeurd, zal een Programma van Eisen worden opgesteld.
Een projectmanager zal hiermee veel te maken krijgen. Hij zal mogelijk al bij het opstellen van
het P.v.E. worden betrokken. Daarbij zal hij de opdrachtgever adviseren bij het maken van een zo
volledig mogelijk P.v.E. In ieder geval zal de projectmanager het P.v.E. als toetsingskader hanteren
in de volgende bouwfases. Eisen kunnen worden geformuleerd als objectieve eisen (meetbare
eisen) en als subjectieve eisen. Voorbeelden van subjectieve eisen zijn ‘de werkomgeving dient
de relatie tussen medewerkers te bevorderen’ of ‘het gebouw moet uitnodigend zijn en tevens
voldoende privacy voor de bewoners bieden’.

De volgende normen en richtlijnen zijn door het NNI uitgebracht voor Programma’s van Eisen:
• NEN-2658: Programma’s van Eisen voor gebouwen en bijbehorende projectprocedure -
Algemene regels.
• NPR-3401: Programma’s van Eisen voor gebouwen en bijbehorende projectprocedure -
Algemene nalooplijst.
• NPR-3402: Programma’s van Eisen voor scholen en bijbehorende projectprocedure -
Nalooplijst.
• NPR-3403: Programma’s van Eisen voor woningen en bijbehorende projectprocedure -
Nalooplijst.
• NPR-3404: Programma’s van Eisen voor algemene ziekenhuizen en bijbehorende
projectprocedure - Nalooplijst.
• NPR-3405: Programma’s van Eisen voor gebouwen: Indelingen en aspecten van gebouwdelen
en van voorzieningen op het terrein.
De SBR heeft een rapport uitgebracht getiteld: SBR 258 ‘Programma’s van Eisen. Instrument
voor kwaliteitsbeheersing’.
www.bouwstandaard.nl

[1.2.1] Programma van Eisen: ontwerp


Programma van Eisen:
• locatie/oriëntatie van het gebouw;
• beschrijving functies/gebruikers;
• relatieschema ruimten/functies;
• randvoorwaarden;
• inrichtingseisen.

Locatie/oriëntatie van het gebouw


De opdrachtgever kan wensen hebben ten aanzien van deze aspecten. Uit het haalbaarheids-
onderzoek, met name checklistonderdeel [1.1.1] ‘Haalbaarheidsonderzoek: ontwerp’, zullen
uitgangspunten naar voren zijn gekomen. In het P.v.E. worden deze uitgangspunten vertaald
c
58
waarbij moet worden aangegeven in hoeverre het gaat om een wens of een eis.

Beschrijving functies/gebruikers
Het maken of aanpassen van een gebouw is maatwerk. Het is dus noodzakelijk om een duidelijk
beeld te krijgen over het gebruik van het gebouw. Daarvoor moeten de volgende punten worden
beantwoord:

• welke functies maken gebruik van het gebouw;


• omschrijf de activiteiten;
• geeft het aantal personen aan;
• tijdstip van bezetting;
• eisen die aan de woon-/werksituatie worden gesteld;
• een beschrijving van het productieproces;
• een beschrijving van de productiemiddelen en hulpmaterieel voor het uitoefenen van functies;
• een beschrijving van het te verwerken productiemateriaal en de afvalstoffen.

Relatieschema ruimtes/functies
Geeft aan welke ruimtes en functies een relatie met elkaar hebben en hoe die relatie is. Bijvoor-
beeld een relatie die een korte loopafstand vereist of een relatie die optimale geluidsisolatie
vereist. Mogelijk ook relaties die niet gewenst zijn.

Randvoorwaarden
Hieronder vallen specifieke eisen die niet vallen onder de beschrijving van de functies en het
relatieschema. Bijvoorbeeld:

• flexibiliteit: een toekomstvisie t.a.v. uitbreiding, inkrimping of gebruiks- of bestemmings-


veranderingen;
• eisen voortkomende uit subsidievoorwaarden;
• eisen waarmee de sfeer van een gebouw wordt aangeduid;
• ideële eisen, bijvoorbeeld toepassing van natuurlijke energiebronnen, zoals zonnecollectoren
en ondergrondse warmte/koude-opslag.

Inrichtingseisen
Dit zijn eisen die voortkomen uit het losse en vaste meubilair dat in de ruimte voorkomt. Deze
eisen kunnen betrekking hebben op:
• de afmetingen van de inventaris;
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

• de gebruiksruimte van de inventaris;


• aansluitvoorzieningen van de inventaris;
• gewichten van de inventaris.

[1.2.2] Programma van Eisen: techniek


Gebruikseisen t.a.v.:
• belastingen;
• geluidsisolatie;
• brandveiligheid;
• lichttoetreding/verlichtingsniveaus;
• binnentemperaturen;
• ventilatievouden;
• afvalstoffen;
• toegankelijkheid;
c
59
• afmetingen.
Bijzondere uitgangspunten:
• technische subsidievoorwaarden;
• duurzaam bouwen;
• aanpasbaar bouwen of flexibiliteit;
• energiezuinig bouwen.

Gebruikseisen
• Belastingen
Naast de volgens de NEN 6700 geëiste belastinggevallen kunnen er belastingen optreden als
gevolg van door de gebruiker aan of in het gebouw aan te brengen voorzieningen. Het kan gaan
om zware onderdelen of om onderdelen met een extreme puntlast of om onderdelen die trilling
veroorzaken. Ook kunnen er uit het oogpunt van flexibiliteit al voorzieningen moeten worden
meegenomen in de uitwerking van de constructie om bijvoorbeeld later een verdieping op het
gebouw te kunnen plaatsen.
Het gaat erom deze eisen aan te geven, de bouwkundige consequenties zullen later wel worden
uitgewerkt.
Deze eisen kunnen ook betrekking hebben op de krachtafdracht. Bijvoorbeeld de eis om grote
ruimtes kolomvrij te houden of de eis om de constructie zichtbaar te maken.
• Geluidsisolatie
De opdrachtgever kan hogere eisen stellen dan de in de NEN 1070, NEN 5070 en NPR 5073
aangegeven geluidsisolatiewaarden en akoestische waarden. Deze eisen moeten worden
geformuleerd en wel zodanig dat deze ook objectief zijn te controleren.
• Brandveiligheid
Eisen ten aanzien van brandveiligheid zijn streng. Het zal daarom zelden voorkomen dat een
opdrachtgever strengere eisen stelt dan de normen aangeven (NEN 6081, 6082, 6088, 6089,
6092, 6093, 6094). Komt het toch voor dat een opdrachtgever hier hogere eisen aan stelt, dan
dienen deze te worden geformuleerd.
• Lichttoetreding, verlichtingsniveau
De NEN 1890 en 2057 stellen eisen aan de binnenverlichting (verlichtingssterkten, luminanties,
equivalente daglichtoppervlakken van lichtopeningen). Deze eisen zijn gerelateerd aan werk-
zaamheden en omstandigheden. Voor buitenverlichting zijn er normen voor lichtmasten (NEN-
EN 40-x) en voor verlichtingsarmaturen (NEN 10598). Opdrachtgevers kunnen hier hogere
eisen aan stellen. Aan de diverse verlichtingswaarden en ook aan de wijze van verlichting
www.bouwstandaard.nl

kunnen voorkeuren zijn. Bijvoorbeeld een voorkeur voor werken met veel daglicht of indirecte
verlichting. Of aan de lichtkleur in verband met het beoordelen van bijvoorbeeld stoffen in een
kledingzaak.
• Binnentemperaturen
Uitgangspunten t.a.v. ontwerp-binnentemperaturen worden door de opdrachtgever vastgesteld.
De NEN 1068 geeft richtwaarden voor ontwerp-binnentemperaturen.
• Ventilatievouden
Uitgangspunten t.a.v. ontwerp-ventilatievouden treft u aan in NEN 1087 die voor woningen en
woongebouwen geldt. De NEN 2686, 2687 en 2690 gaan in op de luchtdoorlatendheid van
gebouwen. De NEN 1078 geeft eisen bij gebruik van aardgasgestookte apparatuur, zoals een
gasfornuis of een ‘open’ cv-ketel. NEN 2757 gaat in op de toevoer van verbrandingslucht en
de afvoer van rook van verbrandingstoestellen.
c
60
Belangrijk bij ventilatiekanalen is ook het brandwerendheidsaspect waarover u meer vindt in de
NEN 6067 en NEN 6077.
• Afvalstoffen
Hier gaat het niet zozeer om de eisen die worden gesteld aan productie, opslag, transport en
afvoer van afvalstoffen, maar vooral om het vermelden van de productie, opslag, transport en
afvoer van afvalstoffen maar ook chemische stoffen die vallen onder de Wet milieubeheer. Het
kan hier gaan om afvalstoffen die voortkomen uit een productieproces (vloeibaar, vast of gas)
en ook chemische stoffen die nodig zijn voor een productieproces. Vermelding van deze stoffen
is nodig om hiermee rekening te houden bij de uitwerking van het plan en de aanvraag van
vergunningen.
• Toegankelijkheid
Toegankelijkheid van gebouwen wordt geregeld in het Bouwbesluit en NEN-normen (NEN
1814). Daarnaast is er ook een standaardwerk, het Handboek voor Toegankelijkheid (voorheen
Geboden Toegang). Indien er door de opdrachtgever eisen aan een gebouw worden gesteld die
niet in deze normen voorkomen, dan zullen deze in het P.v.E. moeten worden vermeld. Denk
bijvoorbeeld aan gevel- of dakopeningen om speciale machines door naar binnen te kunnen
brengen of eisen voortkomende uit de grote groep mensen die in en uit een gebouw moeten
kunnen (trapbreedtes, gebruik van liften e.d.).
• Afmetingen
Eisen ten aanzien van hoogte-, breedte- en dieptematen van gebouw(delen), verblijfs- en
verkeersruimten dienen te worden omschreven.

Bijzondere uitgangspunten
• Technische subsidievoorwaarden
Door de subsidieverstrekker kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld. Deze voorwaarden
kunnen van procedurele, financiële en technische aard zijn en dienen in het P.v.E. meegenomen
te worden.
• Duurzaam bouwen
Uit ideële overweging (duurzaam bouwen is nog geen eis vanuit de centrale overheid) kunnen
eisen worden gesteld aan duurzaam bouwen. Bijvoorbeeld de eis om zich te conformeren aan
het Nationaal Pakket Duurzaam bouwen.
• Aanpasbaar bouwen of flexibiliteit
Eisen voortkomende uit het bedrijfsproces of toekomstvisie dienen te worden geformuleerd.
Aanpasbaar bouwen richt zich op het – eenvoudig – kunnen aanbrengen van interne wijzigingen
in de plattegrond of in voorzieningen om op nieuwe behoeftes in te spelen. Flexibiliteit richt
zich met name op de externe aanpassingen van het gebouw, voornamelijk het achteraf –
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

eenvoudig – kunnen uitbreiden.


• Energiezuinig bouwen
De opdrachtgever kan eisen stellen ten aanzien van energiezuinigheid die verder reiken dan de
eisen uit het Bouwbesluit NEN 1068 (thermische isolatie), NEN 2916 (EPN utiliteitsgebouwen),
NEN 3661 (luchtdoorlatendheid), NEN 5128 (EPN woningen). Deze eisen kunnen ook betrek-
king hebben op de energieverbruikswaarden, bijvoorbeeld de eis een ‘nul-energiewoning’ te
maken.

[1.2.3] Programma van Eisen: financiën


Exploitatiekosten en exploitatie-opbrengsten
Budgetten
Indicatie m2- en m3-prijzen of andere eenheidsprijzen

Exploitatiekosten en exploitatie-opbrengsten
c
61
De uit het ontwerp voortkomende exploitatiekosten kunnen als eis worden geformuleerd. De
eisen dienen kwantificeerbaar en objectief te zijn. Ook de uitgangspunten moeten worden vastge-
legd (gebruiksduur, gebruiksintensiteit, graaddagen, de berekeningsmethode, onderhoudspresta-
ties, beheerskosten e.d.).
Exploitatie-opbrengsten zijn voor de uitwerking van het plan minder interessant, maar zullen
worden berekend op basis van onder andere de stichtings- en exploitatiekosten. In NEN 2631
(investeringskosten) en NEN 2632 (exploitatiekosten) wordt aangegeven hoe deze berekeningen
kunnen worden opgesteld.

Budgetten
Het kan wenselijk zijn om budgetten toe te kennen aan activiteiten. Deze verhogen de beheers-
baarheid. Toekenning van budgetten dient wel zodanig te zijn dat achteraf ook de kosten eendui-
dig kunnen worden toegewezen aan de budgetten. De opbouw van de stichtingskostenbegroting
kan een handig hulpmiddel zijn om de budgetten vast te stellen.

Indicatie m2 en m3-prijzen of andere eenheidsprijzen


Stichtingskosten kunnen ook deels worden aangeduid met eenheidsprijzen. Veelal wordt dit
gedaan aan de hand van referentieprojecten. Ook kan zo in een prijs worden aangegeven welk
kwaliteitsniveau men voor ogen heeft, met name afwerkingen kunnen een eenmaal vastgestelde
prijs beïnvloeden.
De PM zorgt voor het opstellen van een raming van de bouwkosten. Deze raming zal veelal
plaatsvinden aan de hand van m2- en m3-aantallen.

[1.2.4] Programma van Eisen: organisatie


Projectorganogram, overlegstructuren, taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Projectprocedures
Samenwerkingsverbanden
Belangenorganisaties
Overleg overheid
Visie plan van aanpak
Architectenselectie
Adviseursselectie
Makelaar
Planningsschema
www.bouwstandaard.nl

Projectorganogram: overlegstructuren, taken, verantwoordelijkheden en


bevoegdheden
Het projectorganogram is de basis van de organisatie. Hierin dienen de partijen te worden
genoemd en hun onderlinge (juridische en organisatorische) relatie te worden aangegeven.
Voor alle betrokkenen moet duidelijk zijn wat de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden
en aansprakelijkheden zijn.

Projectprocedures
In vervolg op het projectorganogram worden de projectprocedures beschreven. Deze dienen de
communicatie tussen partijen te bevorderen. Tevens geeft de procedure inzicht in de wijze waarop
de voortgang in tijd, geld en materiële prestaties wordt bewaakt.

c
62
Samenwerkingsverbanden
Indien een project tot stand komt door de betrokkenheid van meerdere organisaties van opdracht-
geverszijde, dan dienen deze samenwerkingsverbanden te worden genoemd. Bijvoorbeeld de
realisatie van een verpleeghuis waarbij een samenwerking is tussen de directie van het verpleeg-
huis (namens de gebruiker), de woningbouwvereniging (eigenaar), de directeur van een naburig
verpleeghuis (in verband met een organisatorische samenwerking).

Belangenorganisaties
Het kan voorkomen dat belangenorganisaties bij het project worden betrokken. Dit kan een
adviserende betrokkenheid zijn, zoals de Vrouwen Advies Commissie (VAC) of een informerende
betrokkenheid (de buurtbewoners). Soms hebben de laatsten ook enige inspraak. Deze partijen
zullen – vaak zijdelings – ook bij het project worden betrokken. In het P.v.E. worden deze genoemd
waarbij wordt aangegeven welke betrokkenheid zij hebben. Daarbij is het belangrijk ook aan te
geven wanneer deze betrokkenheid eindigt.

Overleg overheid
Het is overzichtelijk om de overheidsinstanties en andere openbare instanties apart te noemen.
Bij deze opsomming wordt aangegeven wat hun inbreng is, welke informatie zij leveren en nodig
hebben en wie de contacten onderhoudt. Dit punt vertoont een relatie met de beschrijving van de
projectprocedures.

Visie plan van aanpak


Inherent aan het projectorganogram en de projectprocedures is de visie plan van aanpak. Door
deze visie te formuleren kunnen wijzigingen op het organogram of de procedures worden getoetst
aan de visie. Dit kan de besluitvorming hieromtrent bespoedigen.

Architectenselectie
Om een keuze van een architectenbureau te kunnen doen, zullen – al dan niet harde – eisen worden
geformuleerd. Deze eisen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op ervaring binnen de sector,
omzet, omvang van het bureau, omvang van de dienstverlening of het kunnen werken met geauto-
matiseerde tekensystemen. In het P.v.E. kan een budget staan voor het architectenhonorarium.
Ook de taken van de architect kunnen vastgelegd zijn, evenals de wijze van honorering.
In deze periode dient wel een – al dan niet gefaseerd – contract te worden gesloten met een architect.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

Adviseursselectie
Het selecteren van een adviseur kan plaatsvinden door de opdrachtgever/PM zelf of op voor-
dragen van de architect. Een opdrachtgever kan reeds goede contacten hebben met een adviseur.
Dit geldt ook voor de architect. Goede ervaringen in het met elkaar werken is bevorderlijk voor
een goede procesgang. Bespreek met de opdrachtgever wie de werkzaamheden van de adviseur
gaat coördineren met de opdrachtgever en architect. Ook de architect zal de in te passen instal-
laties op zijn ontwerp moeten afstemmen.

Makelaar
De makelaar kan een partij worden in het bouwproces. Oriëntatie omtrent makelaars en de door
hen gehanteerde voorwaarden kan wenselijk zijn. Vroegtijdig onderkennen van de mogelijkheden
die een makelaar kan bieden, maken het mogelijk om vooraf de taken (denk aan reclame omtrent
het project, ontvangen van belangstellenden, maken van een verkoopbrochure) te verdelen.
Een makelaar kan in de markstudie een belangrijke partij zijn omdat hij beschikt over actuele
c
63
informatie omtrent de vraag naar onroerend goed.

Planningsschema
Als laatste genoemd, maar daarmee zeker niet het onbelangrijkst, is het voorbereidingsschema.
Er dient een globaal voorbereidingsschema te worden gemaakt waaraan partijen worden gehou-
den. Dit schema zal gedurende het bouwproces voortdurend moeten worden bewaakt en waar
nodig gedetailleerder worden uitgewerkt. Het begrip ‘bouwproces’ moet in deze fase ruim worden
geïnterpreteerd en niet alleen worden betrokken op de realisatiefase. Tevens dient zichtbaar te
worden gemaakt hoe de uiteindelijke gebruiker binnen dit voorbereidingsschema past. Zeker als
de gebruiker ook opdrachtgever is, is het van belang dat de interne organisatie van de opdracht-
gever gereed is te verhuizen op het moment dat het project wordt opgeleverd.

[1.2.5] Programma van Eisen: Regelgeving


Eisen voortkomende uit:
• wet- en regelgeving;
• interne richtlijnen.

Wet- en regelgeving
Bouwbesluit (technische eisen t.a.v. het bouwen).
Bestemmingsplan (technische eisen t.a.v. het bouwen).
Bouwverordening (procedurele, stedenbouwkundige, welstands- en technische (brandbeveiliging)
eisen).
Wet op de monumentenzorg.
Wet op de bescherming van stads- en dorpsgezichten.

Interne richtlijnen
Dit kunnen door de opdrachtgever zelf opgestelde richtlijnen zijn. Ook valt hieronder de voor een
bepaalde doelgroep geldende regelgeving, zoals bijvoorbeeld de Wet Ziekenhuisvoorzieningen.
www.bouwstandaard.nl

2.2 Voorbereiding

2.2.1 VOORLOPIG ONTWERP


[2.1] Voorlopig ontwerp

[2.1.1] Voorlopig ontwerp: ontwerp


Gevels
Plattegronden
Situatie
Terreininrichting
De architect zal op basis van het P.v.E. een voorlopig ontwerp maken. De PM zal dit VO met de
architect doorspreken, waarbij het P.v.E. het toetsingskader is. Om de opdrachtgever inzicht te
c
64
geven in het ontwerp kan een maquette of 3D-impressie de beeldvorming ondersteunen.

De PM ziet erop toe dat het ontwerp van de architect past binnen het P.v.E., het bestemmings-
plan en het Bouwbesluit.

[2.1.2] Voorlopig ontwerp: techniek


Bodemonderzoek:
• milieu;
• draagkracht.
Voorlopige berekeningen:
• bouwfysisch;
• constructief;
• installaties.
Bouwplaats
Bestekssystematiek
Tekensysteem

Bodemonderzoek
Er zal een bodemonderzoek moeten worden gedaan voorzover er geen is verricht en er ook nog
geen gegevens over de bodem bekend zijn. Dit onderzoek richt zich – voorzover hier nog onduide-
lijkheid over bestaat – op mogelijke vervuiling van de grond of het grondwater, de draagkracht
van de grond en de maximale grondwaterstand.

Voorlopige berekeningen
In de voorlopig ontwerpfase zullen de door de architect ontworpen vormen worden aangevuld
met een aantal principeberekeningen. Deze berekeningen zullen voornamelijk gericht zijn op het
dimensioneren van ruimten, bouwdelen, constructiedelen en installatiedelen. Tezamen geven deze
een globaal beeld van het ontwerp.
Belangrijk is dat zo veel mogelijk aspecten worden meegenomen in het voorlopig ontwerp om te
voorkomen dat er ongewenste situaties ontstaan bij de verdere planuitwerking. Let er daarbij wel
op dat het gaat om principes en geen gedetailleerde uitwerkingen.

Bouwplaats
Ook bouwplaatsgegevens kunnen nu reeds worden meegenomen omdat de beschikbare ruimte en
de aan- en afvoermogelijkheden hun invloed hebben op de uitvoering. Daarbij valt te denken aan
een eerste opzet voor de bouwplaatsinrichting. Zijn er bijzondere situaties die aanleiding geven tot
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

een verhoogd veiligheidsrisico, dan zullen deze in het ‘ontwerp Veiligheids- en Gezondheidsplan’
worden opgenomen.
In het kader van het bouwstoffenbesluit is het raadzaam na te gaan hoe ‘bouwrijp’ een terrein wordt
opgeleverd aan de opdrachtgever. De aan- en afvoer van grond en zand is in het bouwstoffenbesluit
aan strikte regels gebonden.

Bestekssystematiek
Het is aan te bevelen om in deze fase een uitspraak te doen over de te hanteren bestekssystematiek.
Zeker wanneer het gaat om geïntegreerde plannen is een goede afstemming tussen bouwkundige,
werktuigbouwkundige en elektrotechnische werkzaamheden belangrijk.

Tekensysteem
In veel gevallen zullen de tekeningen worden uitgewerkt met een geautomatiseerd tekensysteem.
Omdat ieder tekensysteem zijn eigen karakteristieken heeft, waardoor uitwisseling van gegevens
c
65
vaak niet volledig mogelijk is tussen die systemen, is het goed om een keuze te maken voor een
tekensysteem. Denk daarbij niet alleen aan de ontwerpende (architect en adviseurs) maar zeker
ook aan de uitvoerende werkzaamheden. Veel aannemers en installateurs gebruiken de in CAD
uitgewerkte bestektekeningen als onderlegger voor hun tekenwerk. Hierdoor is veel tijd te
besparen en wordt het maken van fouten beperkt. Eveneens is zo een goede basis gelegd voor
het beheer van de gebouwen en het vervaardigen van revisietekeningen.

De PM heeft als taak om de ingediende voorstellen van de architect te beoordelen en erop toe te
zien dat alle aspecten ook zijn verwerkt. Het is daarbij niet de bedoeling dat de PM de berekenin-
gen gaat controleren. Wel zal hij moeten kijken naar de onderbouwing van de voorstellen.

[2.1.3] Voorlopig Ontwerp: financiën


Budgettering:
• grondkosten;
• bouwkosten;
• exploitatiekosten;
• architectenhonorarium;
• adviseurshonoraria;
• ontwikkelingskosten.
Raming bouwkosten
Financieringsplan
Rendementsberekening

Budgettering
Voorzover er in het haalbaarheidsonderzoek nog geen definitieve uitspraken over zijn gedaan, zal
in de voorlopig ontwerpfase meer duidelijkheid moeten komen over de budgettering.
De PM zal erop moeten aandringen om deze budgetten snel op tafel te krijgen, omdat nu nog veel
invloed mogelijk is op de kosten. Is het plan eenmaal uitgewerkt, dan is het moeilijk de kostencurve
om te buigen.
Voor een opbouw van de te budgetteren kosten verwijzen wij naar checklistonderdeel [1.2.3] ‘financiën’.

Architectenhonorarium
Architecten verwijzen vaak naar de algemene voorwaarden die door de BNA (Bond van Neder-
landse Architecten) zijn opgesteld: Standaard Regelingen 1997. In deze SR wordt onder andere
www.bouwstandaard.nl

geregeld hoe het honorarium van de architect kan worden vastgesteld.


De SR gaat uit van de volgende 3 wijzen van honorariumberekening:
• honorarium op grondslag van de bouwkosten;
• honorarium op grondslag van bestede tijd;
• honorarium door een vast bedrag.

Het honorarium H wordt op grond van de bouwkosten als volgt vastgesteld:

H=P*G

1 G is de bouwsom uitgedrukt in euro (volgens NEN 2631 artikel 3.2 én gecorrigeerd van guldens
naar euro).
c
66
2 Bepaal de som van de percentages die behoren bij de werkzaamheden die de architect uitvoert
(in dit geval voor nieuwbouw):

• het voorlopig ontwerp 12%


• het definitief ontwerp 20%
• het bestek 5%
• de bouwvoorbereidingstekeningen (bestektekeningen) 33%
• de begroting 2%
• prijs- en contractvorming 2%
• de bouwuitvoeringstekeningen (werktekeningen) 15%
• het voeren van de directie (geen toezicht) 11%

3 Bepaal het honorariumpercentage P met de volgende formule:

4,54
P = i * 1,5 * k + ––––———
G’ + 0,395

G’ is de bouwsom uitgedrukt in miljoenen euro (volgens NEN 2631 artikel 3.2 én gecorrigeerd
van guldens naar euro).
k is het klassenummer van het type gebouw. Dit klassenummer ligt, afhankelijk van het type
gebouw, tussen 1 en 6.
i is de kostenindex (op 1 januari 1997 vastgesteld op 1,000, op 1 juli 2001 gecorrigeerd naar 1,035).
4 Vermenigvuldig het percentage – dat is berekend onder punt 2 – met H.
5 Kosten voor het houden van toezicht vallen volgens de SR buiten de standaardwerkzaamheden
en worden daarom apart gehonoreerd.

Noot: DNR2005 zal in de toekomst mogelijk de SR gaan vervangen. In DNR2005 is echter geen
berekening meer opgenomen maar wordt gesteld dat partijen onderling tot een prijsovereenkomst
moeten komen, gebaseerd op een percentage van de uitvoeringskosten, bestede tijd, een over-
eengekomen vast bedrag of een andere onderling overeengekomen maatstaf. Als richtlijn blijft de
berekening uit de SR voorlopig dus de meest concrete handreiking bij het bepalen van het
architectenhonorarium.

Adviseurshonoraria
Adviseurs verwijzen vaak naar de algemene voorwaarden die door het KIVI (Koninklijk Instituut
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

Van Ingenieurs) en ONRI (Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs) zijn opgesteld:
de RVOI-2001. In bijlage A van deze RVOI wordt geregeld hoe het honorarium van de adviseur
in bouw- en waterbouwkundige werken kan worden vastgesteld.
De RVOI gaat uit van de volgende 3 wijzen van honorariumberekening:
• op basis van bestede tijd;
• op basis van de bouwsom plus vergoeding van bepaalde werkzaamheden:
• voor een volledige opdracht;
• voor een gedeeltelijke opdracht.

De bouwsom omvat het totaal van de kosten van de in de opdrachtbrief vermelde bouwelementen
van het object, met uitzondering van de kosten van de grondaankoop.

Het honorarium op basis van de bouwsom wordt berekend door een percentage uit een tabel af te
lezen en dit te vermenigvuldigen met de bouwsom. In deze tabel wordt de gebouwklasse uitgezet
c
67
tegen de bouwsom. Evenals bij het architectenhonorarium geldt dat de werkzaamheden van de
adviseur één of meerdere fases kunnen bestrijken waarvoor ook weer percentages gelden als
basis voor de vergoeding.

Voorbeeld voor constructieve werkzaamheden (projecten niet zijnde seriematige woningbouw)


1 Bepaal de som van de percentages die behoort bij de werkzaamheden die de adviseur uitvoert
(in dit geval voor nieuwbouw):
• het voorontwerp 20%
• het definitief ontwerp 25%
• het bestek en bestektekeningen 20%
• prijs- en contractvorming 5%
• detaillering ten behoeve van de uitvoering 15%
• realisatiefase 10%
• oplevering en onderhouds- en garantietermijn 5%
2 Bepaal in welke klasse het bouwwerk valt:
klasse A: eenvoudige bouwwerken zoals rioleringen, aanleg van dijken en grondwerken,
wegaanleg, verhardingen;
klasse B: normale bouwwerken zoals gebouwen, funderingen, rioolwaterzuivering, kademuren
en beschoeiingen, vaste bruggen, viaducten;
klasse C: complexe bouwwerken zoals constructies in voorgespannen beton, bijzondere
funderingen, watertorens en pompstations, waterkrachtwerken, beweegbare bruggen.
3 Bepaal het percentage van de bouwsom met behulp van de volgende tabel:

Bouwsom in euro Honorarium in procenten van de bouwsom


Klasse A Klasse B Klasse C
100.000 3,24 5,08 6,93
250.000 2,91 4,64 6,37
500.000 2,72 4,32 5,94
1.000.000 2,72 4,02 5,51

4 Het honorarium bedraagt nu: de som van de van toepassing zijnde percentages uit 1 vermenig-
vuldigd met het honorariumpercentage uit 3 vermenigvuldigd met de bouwsom.
www.bouwstandaard.nl

Noot: DNR2005 zal in de toekomst mogelijk de RVOI gaan vervangen. In DNR2005 is echter geen
berekening meer opgenomen maar wordt gesteld dat partijen onderling tot een prijsovereenkomst
moeten komen, gebaseerd op een percentage van de uitvoeringskosten, bestede tijd, een overeen-
gekomen vast bedrag of een andere onderling overeengekomen maatstaf. Als richtlijn blijft de
berekening uit de RVOI voorlopig dus de meest concrete handreiking bij het bepalen van het
adviseurshonorarium.

Raming bouwkosten
Bouwkosten (elementen)

Het voorlopig ontwerp wordt getoetst op bouwkosten waarbij die bouwkosten op elementenbasis
worden begroot. De PM zal deze elementenbegroting moeten toetsen aan het budget of de deel-
c
68
budgetten. Indien er sprake is van overschrijding, zal hij moeten komen met wijzigingsvoorstellen.
Belangrijke NEN-normen in dit geval zijn:
• NEN 2580: Oppervlakten en Inhouden van Gebouwen. Termen, definities en bepalings-
methoden;
• NEN 2634: Termen, definities en regels voor het overdragen van gegevens over kosten en
kwaliteitsaspecten voor bouwprojecten;
• NEN 3699: Meetmethode voor het bepalen van nettohoeveelheden van bouwdelen,
installatiedelen en resultaten met specificatierichtlijnen;
• NEN-bundel 14: Normen voor maten en meten in de bouw (bevat 14 normen).

Financieringsplan
De PM zal zich in het algemeen niet bezighouden met de wijze van financieren, maar hij houdt wel
oog op de vorderingen omtrent het financieringsplan. Voorwaarden die door de financier worden
gesteld aan het plan zullen door de PM moeten worden beoordeeld en eventueel met de architect
worden doorgesproken. Let er als PM op om de financier op de hoogte te houden van de ontwik-
kelingen als dat is gewenst.

Rendementsberekening
Ook een rendementsberekening valt buiten het directe aandachtsveld van de PM. Toch kan het
voor de PM belangrijk zijn om hiervan op de hoogte te zijn. Het zal namelijk niet de eerste keer
zijn dat budgetten worden overschreden. Voor de PM is het dan goed om te weten dat kostenver-
hogingen invloed hebben op het verwachte rendement waardoor de PM een adviserende rol kan
hebben ten aanzien van het onderbouwen van budgetoverschrijdingen.

[2.1.4] Voorlopig Ontwerp: organisatie


Water- en Zuiveringsschappen
Nutsbedrijven
Gemeente
Welstandscommissie
Brandweer
Kadaster
Adviseurs
Planningsschema

De PM is verantwoordelijk voor een goede projectorganisatie. Dit houdt in dat hij erop toeziet dat
diverse instanties worden geraadpleegd. Hiertoe stelt hij, in overleg met de betrokken partijen,
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

vast wie contacten onderhoudt met deze instanties.

Water- en Zuiveringsschappen
Water- en Zuiveringsschappen worden ingeschakeld als het gaat om voorzieningen die invloed
hebben op de kwaliteit of kwantiteit van het grondwater. Denk bijvoorbeeld aan lozing van hemel-
water op het oppervlaktewater, het onttrekken van water uit de bodem en tijdelijke voorzieningen
zoals bronbemaling bij funderingswerkzaamheden.

Nutsbedrijven
Nutsbedrijven worden ingeschakeld voor aansluitingen van het riool, telefoon, kabel, gas, water
en elektra op het openbare net. Ook voor bouwaansluitingen worden de nutsbedrijven benaderd.
Tijdig contact opnemen met de nutsbedrijven is wenselijk omdat tussen het aanvragen van
voorzieningen en de realisatie enkele weken kunnen zitten. Het zal duidelijk zijn dat indien een
bedrijf energie wil leveren aan het openbare net overleg met de nutsbedrijven nodig is. De
c
69
nutsbedrijven kan ook om advies worden gevraagd voor subsidies.

Gemeente
In het kader van het aanvragen van een bouwvergunning is het aan te bevelen om een vooroverleg
te voeren met de betrokken gemeentelijke instanties. Zij kunnen aangeven hoe de aanvraagprocedure
is en op welke wijze een aanvraag moet worden ingediend. De welstandscommissie kan ook bij
het plan worden betrokken waardoor kan worden voorkomen dat het plan op esthetische gronden
geheel of gedeeltelijk moet worden aangepast.
Indien grond wordt gekocht van de gemeente zullen duidelijke afspraken worden gemaakt over
het bouwrijp opleveren van het terrein.

Welstandscommissie
De welstandscommissie heeft een bijzondere positie in de bouwaanvraag voor een bouwvergunning.
De commissie kan een gemeentelijke dienst zijn of een organisatie die door de gemeente wordt
ingehuurd. Zij toetst het plan op de esthetische waarde. Het is verstandig om vooraf inzage te
hebben in de welstandsnota waar gemeenten over moeten beschikken en eventueel overleg te
hebben over het welstandsbeleid van de gemeente. Zeker in die gevallen waarin duidelijk wordt
afgeweken van bouwwerken in de directe omgeving.

De PM spreekt met de opdrachtgever af wie verantwoordelijk is voor het aanvragen van de


vergunningen en in welke fase dit zal gebeuren.

Brandweer
Het treffen van voorzieningen om ontwikkeling en uitbreiding van brand te beperken, ligt besloten
in het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Het Bouwbesluit is voor geheel Nederland gelijk en
bevat technische voorschriften. De bouwverordening kan per gemeente verschillen en richt zich
met name op procedurele zaken. Vaak heeft de brandweer een belangrijke advies- en controletaak
op dit veiligheidsaspect. De consequenties van de eisen kunnen van grote invloed zijn op de uitwer-
king van de plannen. Daarbij gaat het niet alleen om compartimentering, keuze van materialen en
brandwerendheidseisen, maar ook om eisen t.a.v. belendingen, vluchtmogelijkheden, bereikbaarheid
voor de brandweer en voorzieningen om de brand te doven of rookontwikkeling te beperken.
De PM onderhoudt de contacten met de brandweer.
www.bouwstandaard.nl

Kadaster
Het kadaster is een zelfstandig bestuursorgaan waar de rechtstoestand van alle onroerende
zaken wordt geregistreerd: eigendomsrechten, erfdienstbaarheden, recht van opstal, hypotheken
e.d. Deze gegevens zijn openbaar. Het kadaster houdt zich ook bezig met het opmeten en in kaart
brengen van alle onroerende zaken. Bij het kadaster zijn gegevens op te vragen over de afmetin-
gen van het terrein, de eigendomsrechten, het gebruik van het terrein in het verleden, verkoop-
waarde van de grond e.d.

Adviseurs
De PM overlegt met de opdrachtgever en de architect waarvoor en welke adviseurs worden
ingeschakeld. Indien de architect zelfstandig is bevoegd om adviseurs in te schakelen, dan zal hij
dit doen na goedkeuring door de opdrachtgever. De PM vraagt zo nodig offertes aan bij adviseurs
c
70
en stelt ook contracten op. Met de opdrachtgever overlegt hij in hoeverre hij is bevoegd om zelf-
standig te beslissen. Indien adviseurs worden gecontracteerd door of namens de opdrachtgever,
dan zorgt de PM ervoor dat duidelijk is wie deze adviseurs aanstuurt en de werkzaamheden
tussen partijen coördineert.

Planningsschema
Het kan wenselijk zijn het voorbereidingsschema aan te passen in een nieuwe planning. Zeker als
in deze fase meer gedetailleerde informatie beschikbaar is. Deze planning kan sturend zijn voor
de activiteiten van de adviseurs en taakstellend voor de start van de realisatiefase.
De PM bewaakt deze planning en neemt maatregelen indien vertragingen dreigen te ontstaan.
Daarnaast kan een vergaderschema worden opgesteld in overleg met de adviseurs.

[2.1.5] Voorlopig Ontwerp: regelgeving


Bestemmingsplan
(Gemeentelijke) Monumentenlijst
Bouwverordening
Bouwbesluit
Milieubeheervergunning
Kapvergunning
Arbeidsomstandighedenwet

Naast het P.v.E. worden er door de regelgeving eisen gesteld aan het plan. Deze eisen zijn talrijk
en uiteenlopend.
Voor de PM is het belangrijk dat hij weet met welke regels hij te maken kan krijgen en dat deze
worden nageleefd. Onderstaand geven wij een opsomming van de meest voorkomende regels.

Bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden eisen gesteld aan de bestemming, bebouwingshoogtes, rooilijnen
en specifieke bestemmingsvoorschriften.

(Gemeentelijke) Monumentenlijst
Een bestaand pand kan op de gemeentelijke of nationale monumentenlijst zijn geplaatst. In beide
gevallen zullen er beperkingen aan de vrijheid zijn gesteld om veranderingen aan te brengen. De PM
zorgt er in die gevallen voor dat er contacten worden gelegd met de betreffende instanties om
duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden voor de opdrachtgever.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

Bouwverordening
De bouwverordening bevat regelingen omtrent:
• stedenbouwkundige voorschriften;
• gebruiksbepalingen (het soort gebruik van een gebouw);
de bepalingen voor gebouwen moeten in ieder geval betrekking hebben op:
• de beschikbaarheid van drinkwater en energie;
• de brandveiligheid;
• de reinheid;
• de bestrijding van schadelijk of hinderlijk gedierte;
• het aantal personen dat in een gebouw mag wonen.
De gebruiksbepalingen voor de brandveiligheid worden dus niet meer op grond van de brand-
veiligheidsverordening gegeven, maar op basis van de bouwverordening.
• administratieve voorschriften;
het gaat om voorschriften voor onder meer de indiening van een aanvraag voor een bouwver-
c
71
gunning of melding.
• welstandsvoorschriften;
• de criteria voor de redelijke eisen van welstand moeten duidelijk worden omschreven;
• voorschriften voor het tegengaan van het bouwen op verontreinigde grond;
bij de aanvraag om een bouwvergunning moet een onderzoeksrapportage omtrent de bodem-
gesteldheid aan B&W worden overlegd.
• voorschriften voor het slopen;
hierbij kunt u denken aan voorschriften in verband met selectief slopen (hergebruik van
materialen); de verwijdering van asbest : het Asbestverwijderingsbesluit.
• uitvoeringsvoorschriften;
• deze voorschriften kunnen gericht zijn op de opslag en de afvoer van bouw- en sloopafval;
uitvoeringsvoorschriften kunnen ook betrekking hebben op de veiligheid op de bouwplaats,
het tijdstip waarop moet worden begonnen met bepaalde werkzaamheden of het tijdstip en de
wijze waarop kwaliteitsverklaringen moeten worden overlegd.

Bouwbesluit
In het Bouwbesluit worden met name prestatie-eisen gesteld aan de technische uitwerking van
het plan. Deze eisen hebben betrekking op de:
• veiligheid (constructie, brand, gebruik, nutsvoorzieningen, sociale);
• gezondheid (geluid, vocht, schadelijke stoffen, ventilatie, licht);
• bruikbaarheid (afmetingen van ruimten, opstelplaatsen van voorzieningen, vervormingen van
materialen);
• energiezuinigheid (thermische- en luchtisolatie).

Milieubeheervergunning
De Milieubeheervergunning is een vergunning die wordt afgegeven in het kader van de Wet
milieubeheer.

De milieubeheervergunning is niet vereist indien voor de inrichting algemene regels, zogenaamde


Algemene Maatregelen van Bestuur (artikel 8.40 en artikel 8.44 AMvB’s), gelden. De volgende
AMvB’s bestaan er:
• Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer
• Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer
• Besluit horeca-, sport- en recreatie- inrichtingen milieubeheer
www.bouwstandaard.nl

• Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer


• Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer
• Besluit LPG-tankstations milieubeheer
• Besluit tankstations milieubeheer
• Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer
• Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer
• Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer
• Besluit jachthavens milieubeheer
• Besluit glastuinbouw milieubeheer
• Besluit landbouwbedrijven en gemechaniseerde loonbedrijven milieubeheer
• Besluit opslaan vaste mest milieubeheer
• Vuurwerkbesluit
c
72
Aangezien er regelmatig wijzigingen plaatsvinden, is het raadzaam bij de gemeente te informeren
naar een compleet overzicht van alle besluiten of om internet te raadplegen.

Het kan ook zijn dat er aanvullende algemene regels van toepassing zijn, bijvoorbeeld:
• Asbestbesluit milieubeheer
• Besluit emissie-eisen NOx salpeterzuurfabrieken
• Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A
• Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B
• Besluit risico’s zware ongevallen

Rond de waterhuishouding zijn er verschillende wetten, onder andere:


• Grondwaterwet
• Wet op de waterhuishouding
• Wet op de Ruimtelijke Ordening
• Wet verontreiniging oppervlaktewateren
• Wet bodembescherming
• Wet milieubeheer
Ook kennen wij het:
• Besluit milieueffectrapportage
• Bouwstoffenbesluit
Het bouwstoffenbesluit bevat normen voor steenachtige bouwstoffen (beton, baksteen, kalkzand-
steen, zand, asfalt, bitumen) met betrekking tot de emissies naar bodem en oppervlaktewater.

Kapvergunning
Het vellen van bomen is slechts toegestaan nadat hiervoor een kapvergunning is verkregen.
Dit staat los van de bouwvergunning. Voor een kapvergunning dient contact te worden opgenomen
met de gemeente.

Arbeidsomstandighedenwet
Het is een verplichting vanuit de Arbeidsomstandighedenwet om er als opdrachtgever voor te zorgen
dat er aandacht wordt geschonken aan arbeidsomstandigheden op de bouwplaats. Dit komt erop neer
dat in de ontwerpfase een Arbo-coördinator wordt aangesteld. Deze moet ervoor zorgen dat er een
‘ontwerp Veiligheids- en Gezondheidsplan’ wordt opgesteld. Tevens dient er tijdens de uitvoerings-
fase een Arbo-coördinator te worden aangesteld. Deze moet ervoor zorgen dat er een Veiligheids- en
Gezondheidsplan komt. Verder dient er bij oplevering een Veiligheids- en Gezondheidsdossier te zijn.
De PM zal, als vertegenwoordiger van de opdrachtgever, erop moeten toezien dat dit gebeurt.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

2.2.2 DEFINITIEF ONTWERP


[2.2] Definitief Ontwerp

[2.2.1] Definitief Ontwerp: ontwerp


Uitwerken Voorlopig Ontwerp tot Definitief Ontwerp:
• plattegronden, gevels, doorsneden, principe details, terreininrichting.
Toetsing aan Programma van Eisen

De architect zal op basis van het P.v.E. en het Voorlopig Ontwerp een Definitief Ontwerp maken.
De PM zal dit DO met de architect doorspreken, waarbij het P.v.E. het toetsingskader is.

De PM ziet erop toe dat het ontwerp van de architect past binnen het P.v.E., het bestemmings-
plan en het Bouwbesluit. c
73
[2.2.2] Definitief Ontwerp: techniek
Uitwerking Voorlopig Ontwerpberekeningen
• constructies;
• installaties.
Materiaalkeuze
Afwerkingen
Bemonstering
Kleuren

Uitwerking Voorlopig Ontwerpberekeningen


De berekeningen ten aanzien van de bouwfysica, constructies en installaties worden verder
uitgewerkt, zodat principe-uitspraken kunnen worden gedaan omtrent keuzes, afmetingen en
plaats. Waar het nu al noodzakelijk is om materiaalkeuzes te doen, zal dit ook worden gedaan.
Met name materiaalkeuzes van constructiedelen en onderdelen die door de architect voor de
vormgeving belangrijk zijn, worden nu vastgelegd. De installatieadviseur zal moeten aangeven
waar leidingen, kanalen, onderdelen en installaties ‘moeten’ worden geplaatst, welke afmetingen
zij hebben, hoe zij worden bevestigd en welke eisen er verder aan worden gesteld.

Materiaalkeuze en afwerkingen
De meeste afwerkingen zullen in algemene bewoordingen worden aangeduid zonder dit verder
te specificeren. Een product- en kwaliteitskeuze wordt in de volgende bouwfase pas gemaakt.
Veel zal ook samenhangen met de voorkeur van de opdrachtgever en het budget.

Bemonstering en kleuren
Voor die materialen die nu al definitief zullen worden benoemd, zal bemonstering nodig zijn voor
de beeldvorming van opdrachtgever en architect. Ook een eventueel kleurenschema kan nu
worden opgesteld.

[2.2.3] Definitief Ontwerp: financiën


Bouwkosten (elementen, verfijnd)

Het definitief ontwerp wordt getoetst op bouwkosten waarbij die bouwkosten op elementenbasis
worden begroot. De elementenbegroting die reeds was opgezet op basis van het Voorlopig Ontwerp
wordt op basis van reeds bepaalde uitgangspunten in het Definitief Ontwerp verfijnd. De PM zal
www.bouwstandaard.nl

deze elementenbegroting moeten toetsen aan het budget of de deelbudgetten. Indien er sprake is
van overschrijding, zal hij moeten komen met wijzigingsvoorstellen.

[2.2.4] Definitief Ontwerp: organisatie


Coördinatie van bouwkundige en installatietechnische aspecten

De PM zorgt ervoor dat er wordt voorzien in overleg met instanties voorzover dat nog niet is
gedaan: zie checklistonderdeel [2.1.4]. De PM coördineert de bij het project betrokken werk-
zaamheden tussen architect en adviseurs of ziet erop toe dat er een goede coördinatie is.
Het definitief ontwerp zal een zodanige kwaliteit moeten hebben dat er bij de uitwerking van het
ontwerp tot contractstukken geen wezenlijke wijzigingen meer optreden in de principebesluiten
die nu worden gemaakt. Er zal dus een goede afstemming moeten zijn van het architectonisch
c
74
ontwerp, het constructief ontwerp en de installatie-ontwerpen.

[2.2.5] Definitief Ontwerp: regelgeving


Vergunningen
• bouwvergunning;
• milieubeheervergunning;
• sloopvergunning;
• kapvergunning.
Veiligheids- en Gezondheidsplan

In feite zijn de regelgeving en de daaruit voor de PM voortvloeiende taken een voortzetting van
hetgeen is beschreven in checklistonderdeel [2.1.5].

2.2.3 BOUWVOORBEREIDING
[2.3] Bouwvoorbereiding

[2.3.1] Bouwvoorbereiding: ontwerp


Bestektekeningen
Toetsing aan Definitief Ontwerp en P.v.E.
Verkoopbrochure

Bestektekeningen/Toetsing aan DO en P.v.E.


In deze fase zal het gebouw volledig vorm krijgen. De PM zal erop moeten toezien dat het plan
zover wordt uitgewerkt dat het voldoet aan de volgende voorwaarden:
• het dient een weerspiegeling te zijn van hetgeen is gesteld in het P.v.E.;
• het ontwerp mag geen onduidelijkheden bevatten waardoor een aannemer tot een andere
interpretatie kan komen dan wordt bedoeld. Indien er toch onduidelijkheden in voorkomen,
bijvoorbeeld doordat de opdrachtgever nog geen beslissing kan nemen, dan zal hiervan apart
notitie moeten worden gemaakt;
• details zover uitwerken als nodig is voor de beeldvorming en duidelijkheid;
• bouwkundige, civiele en installatietechnische tekeningen dienen volledig op elkaar te zijn afgestemd.

Verkoopbrochure
Indien er een verkoopbrochure wordt gemaakt, zal deze brochure een afspiegeling moeten zijn van
de bestektekeningen. Afwijkingen tussen verkoopbrochure en bestektekeningen kunnen leiden tot
conflicten, ook al is in de verkoopbrochure een voorwaarde opgenomen die afwijkingen toestaat.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

De PM let erop dat beide contractstukken (voor de aannemer respectievelijk koper) met elkaar in
overeenstemming zijn.

[2.3.2] Bouwvoorbereiding: techniek


Bestek
Normen en richtlijnen
Energieprestatienormering

Bestek
Het bestek is samen met de bestektekeningen een van de belangrijkste contractstukken. Door de
UAV wordt het bestek belangrijker geacht dan de tekeningen (zie UAV paragraaf 2.4-b).
Veel bestekken worden in de STABU-vorm geschreven. Hierdoor is de uniformiteit groot, maar
door de geautomatiseerde verwerking van gegevens sluipen fouten ook makkelijker in het bestek.
Ook omdat werkzaamheden die tot een bepaald element behoren in de STABU-systematiek onder
c
75
diverse hoofdstukken uiteenvallen, is de controle op de volledigheid lastiger.
De PM controleert het bestek, evenals de bestektekeningen, op juistheid en volledigheid. Voor
wat betreft de technische omschrijving komen vaak problemen voor vanwege:
• het niet corresponderen van het bestek met de tekeningen;
• het niet volledig zijn van de technische omschrijving. Controleer het bestek op alle in de
tekeningen opgenomen elementen. Handig is het om van de ruimten afwerkstaten te (laten)
maken en deze naast het bestek te leggen.
• raakvlakken tussen bouwkundige en installatietechnische werken zijn niet goed uitgewerkt of
niet goed geregeld.
De PM controleert het bestek eveneens ten opzichte van de directiebegroting.

Normen en richtlijnen
Worden normen of richtlijnen genoemd, dan zal de geldigheid moeten worden bekeken. Daar waar
normen worden genoemd in het bestek zal door de PM moeten worden beoordeeld of dat wat in
de norm staat ook gewenst is. Bijvoorbeeld: het eisen van een vlakke vloer kan door de opdracht-
gever anders worden geïnterpreteerd dan de aannemer op basis van de norm mag afwijken; de in
de norm gestelde tolerantie kan dus te groot zijn. Normen geven een ondergrens aan.

Energieprestatienormering
Onderdeel van een bouwaanvraag is een energieprestatie-berekening. De PM ziet erop toe dat
deze wordt gemaakt en voldoet aan de gestelde eisen.

[2.3.3] Bouwvoorbereiding: financiën


Bouwkosten (directiebegroting)

Een belangrijk onderdeel van de kostenbeheersing is de directiebegroting. Deze gespecificeerde


begroting wordt opgesteld conform de besteksindeling en kan later met de aannemersbegroting
worden vergeleken. Zolang er geen afwijkingen zijn ten opzichte van de elementenbegroting zal
de PM zich nog geen zorgen hoeven te maken. Bij afwijkingen in positieve of negatieve zin
onderneemt de PM actie. Een te lage directiebegroting kan duiden op verkeerd ingeschatte
prijzen of hoeveelheden, inlevering van kwaliteit of een te hoog ingeschat budget. Een te hoge
directiebegroting komt vaker voor en zal kunnen leiden tot bijstelling van de begroting (hoeveel-
heden of eenheidsprijzen), bijstelling van het ontwerp (afmetingen, hoeveelheden, materiaalkeuze
of anders) of bijstelling van het budget.
www.bouwstandaard.nl

Belangrijk is dat er overeenstemming is over de directiebegroting en het ontwerp voordat wordt


overgegaan tot aanbesteding. Het erop gokken dat de aannemersbegroting misschien wel gunsti-
ger uitpakt, leidt vaak tot meer ellende.

[2.3.4] Bouwvoorbereiding: organisatie


Coördinatie bouwkundige en installatietechnische aspecten
Coördinator Ontwerpfase (V&G)
Coördinator Uitvoeringsfase (V&G)
Planning
Organisatiestructuur bouwbegeleiding
Verhuizing: plan opstellen
Vergunning
c
76
Aanbesteding:
• aanbestedingsvorm;
• selectie aannemers;
• inlichtingen;
• aanwijzing;
• bankgarantie;
• contractvoorwaarden;
• gunning.
Reclamebord

Coördinatie
In deze fase waarin de globale plannen worden uitgewerkt, komt er op de organisatie een grote
druk te staan. De kwaliteit van de DO-fase bepaalt hoe de bouwvoorbereidingsfase zal verlopen.
In de bouwvoorbereidingsfase worden de uitgangspunten verder uitgewerkt. Indien blijkt dat de
uitgangspunten niet goed waren, zal er een stap terug moeten worden gedaan naar DO of VO niveau.
Dit is niet wenselijk. Soms is het echter niet te voorkomen omdat eventueel onvoorziene conflicten
nu boven tafel komen.
De PM ziet erop toe dat het bouwvoorbereidingsproces goed verloopt. De afstemming tussen
bouwkundige, constructieve en installatietechnische elementen moet goed zijn. Heeft de PM
een coördinerende taak dan zorgt hij hier zelf voor, in andere gevallen stuurt hij anderen aan.
De PM zorgt ervoor dat de coördinator ontwerpfase een Veiligheids- en Gezondheidsplan opstelt
dat bij de aanbestedingsstukken moet gaan behoren.

Planning
De planning zal in het gehele proces een belangrijke graadmeter voor de voortgang zijn. Naarmate
het bouwproces meer vorm krijgt, zal de planning gedetailleerder kunnen worden ingevuld. De PM
ziet erop toe dat de planning wordt bewaakt en zo nodig wordt bijgesteld. In deze fase zal er een
globale uitvoeringsplanning worden gemaakt waaruit uitvoeringseisen worden opgesteld en de
interne organisatie van de opdrachtgever wordt aangestuurd.

Organisatiestructuur bouwbegeleiding
Voorzover er nog niet is voorzien in de bouwbegeleiding tijdens de uitvoeringsfase, zal dit moeten
gebeuren. Er moet worden aangegeven wie als directievoerder optreedt. De UAV stelt immers dat
de aannemer ervan uit mag gaan dat er een directievoerder is aangesteld. Indien er geen directie-
voerder is, kan dit aanleiding geven tot hogere kosten voor de aannemer. De opdrachtgever kan
zelf als directievoerder optreden, maar zal dit vaak overlaten aan een onafhankelijke deskundige.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

Het zal van de omvang van het werk afhangen hoe het bouwkundig toezicht wordt ingevuld.
Bij kleine werken zal parttime toezicht voldoen, bij grotere werken zullen één of meerdere opzich-
ters op het werk aanwezig zijn. De PM zorgt ervoor dat er tijdig een besluit komt over de invulling
van de bouwbegeleiding tijdens de uitvoeringsfase en dat dit ook wordt geregeld.

Verhuisplan
Het kan goed zijn om in deze fase de opdrachtgever ook te wijzen op het opstellen van een
verhuisplan. Zeker wanneer nieuwe meubels of machines zullen worden aangeschaft, zal rekening
moeten worden gehouden met de tijd die nodig is voor het nemen van beslissingen en het leveren
van de goederen.

Vergunning
De PM ziet erop toe dat de benodigde vergunningen worden verkregen en dat eventuele voorbe-
houden waaronder de vergunningen worden verstrekt niet in vergetelheid raken.
c
77

Aanbesteding
De PM zal in deze fase ook een voorstel doen of advies geven over de wijze van aanbesteding.
Hij zorgt ervoor dat de benodigde stukken er komen voor het doen van de aanbesteding (bestek,
tekeningen of andere uitgangspunten voor het maken van een aannemingsprijs). Meer hierover
vindt u in deel G, hoofdstuk 5 ‘Contracten’, van dit handboek.

Reclamebord
De opdrachtgever stelt soms prijs op een reclamebord bij de bouw waarop niet alleen de betrok-
kenen worden vermeld, maar ook een grafische impressie met een wervende tekst. De productie
van een dergelijk bord vergt voorbereidingstijd. Nu kan worden nagedacht over vormgeving en
productie van deze borden.

[2.3.5] Bouwvoorbereiding: regelgeving


Veiligheids- en Gezondheidsplan
Vergunningen:
• milieubeheervergunning;
• lozingsvergunning;
• bouwvergunning;
• kapvergunning;
• sloopvergunning;
• gebruiksvergunning.

Veiligheids- en Gezondheidsplan
De PM ziet erop toe dat het Veiligheids- en Gezondheidsplan ‘ontwerpfase’ compleet wordt en
bij de aanbesteding kan worden meegenomen. De opdrachtgever is verplicht dit plan bij de
aanbesteding te verstrekken opdat de aannemer dit in zijn begroting kan meenemen. De PM ziet
er ook op toe dat er bij de aanbesteding een V&G-coördinator wordt aangesteld vanuit de aan-
nemerszijde. Deze V&G-coördinator zorgt ervoor dat er een Veiligheids- en Gezondheidsplan
‘uitvoeringsfase’ komt.
De PM stelt ook de Arbeidsinspectie op de hoogte van het uit te voeren werk.

Vergunningen
Zie hiervoor de behandeling in checklistonderdeel [2.1.5].
www.bouwstandaard.nl

2.3 Aanbesteding

2.3.1 PRIJS- EN CONTRACTVORMING


[3.1] Prijs- en contractvorming

[3.1.1] Prijs- en contractvorming: ontwerp


Bestektekeningen
De bestektekeningen maken deel uit van de contractstukken op basis waarvan een aannemings-
prijs wordt gemaakt en het werk wordt uitgevoerd. Met name de detailleringen moeten goed zijn
uitgewerkt. Vaak blijkt namelijk dat bij het vervaardigen van werktekeningen, tijdens de uitvoering
van het project, de bedachte oplossingen niet gerealiseerd kunnen worden en anders moeten
worden gerealiseerd.
c
78 [3.1.2] Prijs- en contractvorming: techniek
Bestek
Nota van inlichtingen
Nota van wijzigingen

Bestek
Het bestek is één van de contractstukken volgens de UAV 1989. De AVA 1992 (Algemene
Voorwaarden voor Aannemingen in het bouwbedrijf) kent als contractstukken technische om-
schrijvingen (niet expliciet een bestek), tekeningen, ontwerpen en berekeningen. Een bestek
bestaat uit administratieve en technische bepalingen en een werkomschrijving. De UAV stelt
een bestek boven de tekening, de AVA kent geen rangorde in deze documenten.

Nota van inlichtingen


Als onderdeel van de aanbesteding wordt vaak een Nota van inlichtingen bijgevoegd. Hierin zijn
de verstrekte inlichtingen opgenomen.

Nota van wijzigingen


Het kan voorkomen dat er aanvullingen op een ontwerp komen die niet meer in het bestek of op
de bestektekeningen worden verwerkt. Hiervoor wordt dan een Nota van wijzigingen gemaakt.

[3.1.3] Prijs- en contractvorming: financiën


Bouwkosten (directiebegroting)
Aannemersbegroting

Bouwkosten (directiebegroting)/Aannemersbegroting
De PM dient de aannemersbegroting te vergelijken met de directiebegroting. Significante verschillen
hierin kunnen aanleiding zijn voor een overleg met de desbetreffende aannemer.
De opdrachtgever is bij de aanbesteding niet verplicht om het werk aan te besteden. Eveneens hoeft
hij het werk niet aan de laagste inschrijver te geven, maar kan het werk op grond van vooraf
opgestelde gunningscriteria ook aan andere aanbieders worden gegund. Meer hierover staat in de
UAR 2001, welke in deel G paragraaf 5.2.3 ‘UAR 2001’ wordt behandeld.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

[3.1.4] Prijs- en contractvorming: organisatie


Planning
Aanstellen directievoerder/opzichter
Coördinator Uitvoeringsfase (Arbo)
Aanbesteding:
• aanbestedingsvorm;
• aankondiging bekendmaking;
• vaststellen selectie- en/of gunningscriteria;
• inschrijving/selectie van aannemers;
• geven van inlichtingen;
• zekerheidsstelling/bankgarantie;
• contractvoorwaarden;
• gunning. c
79
Planning
De PM stelt een planning op die onderdeel zal uitmaken van de uitvoeringsvoorwaarden waaronder
het werk zal worden aanbesteed.

Aanstellen directievoerder/opzichter
In veel gevallen zal de opdrachtgever een onafhankelijk bureau inschakelen voor het voeren van de
directie en het houden van toezicht tijdens de uitvoering. Voordat de aanbesteding wordt gehouden,
zal ook moeten worden begonnen met de selectie van een directievoerder en een opzichter.

Coördinator uitvoeringsfase
Een van de voorwaarden uit het Arbowet is dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor het
aanstellen van een coördinator uitvoeringsfase. De PM zal daarop moeten toezien. Dit is iemand
van de (hoofd)aannemer.

Aanbesteding
De PM adviseert de opdrachtgever over de wijze van aanbesteding.
De aanbestedingsvorm wordt onder andere bepaald door de volgende factoren:
• de voorbereiding: een gedetailleerde voorbereiding leent zich voor een openbare aanbesteding;
• de moeilijkheidsgraad: een gespecialiseerd of complex werk leent zich voor een onderhandse
aanbesteding.
De UAR 2001 (Uniform Aanbestedings Reglement) geeft van de meest voorkomende aanbeste-
dingsvormen aan hoe de aanbesteding dient te verlopen.
De PM dient daarbij rekening te houden met de volgende aspecten:
• bekendmaking: voor de meeste aanbestedingsvormen is bekendmaking vereist middels publica-
tie in het Publicatieblad van de EG (als de Europese Richtlijn van toepassing is) en de Neder-
landse Staatscourant;
• procesverbaal van aanwijzing: bij de aanwijzing wordt een procesverbaal opgemaakt van alle
verstrekte gegevens op basis waarvan inschrijvers hun aanbieding doen;
• selectiecriteria: de aanbesteder formuleert selectiecriteria bij ‘aanbesteding met voorafgaande
selectie’;
• gunningscriteria: de aanbesteder formuleert gunningscriteria die anders zijn dan het criterium
van de laagste prijs.
De UAR 2001 geeft als bijlage een aantal handige modellen die als checklist gelden bij het geven
van voorinformatie, het aanbesteden en het gunnen. Tevens zijn voorbeelden van een inschrij-
www.bouwstandaard.nl

vingsformulier en een procesverbaal van aanbesteding opgenomen.


Is de opdrachtgever een overheidsinstantie of een nutsbedrijf dan kan het zijn - dit wordt bepaald
door vastgestelde drempelwaarden - dat de Europese Richtlijnen van kracht zijn.
In die gevallen zullen alle aanbieders in Europa in principe aan de inschrijving deel kunnen nemen.

[3.1.5] Prijs- en contractvorming: regelgeving


Veiligheids- en Gezondheidsplan
UAR 2001
Vergunningen:
• milieubeheervergunning;
• lozingsvergunning;
• bouwvergunning;
c
80
• sloopvergunning.
Contract en algemene voorwaarden

Veiligheids- en Gezondheidsplan
De opdrachtgever/PM zal ervoor moeten zorgen dat er bij de aanbesteding een ‘Veiligheids- en
Gezondheidsplan ontwerpfase’ is. Dit plan wordt door de ontwerpende partij opgesteld en geeft
aan wat bij de uitvoering van het werk de risico’s zijn voor de uitvoerenden en direct betrokkenen.
Dit document is belangrijk voor de aannemer omdat hierdoor een inschatting kan worden gemaakt
omtrent de te treffen voorzieningen en de te maken kosten. Dit ‘ontwerpplan’ zal voor de uitvoering
door de aannemer verder worden uitgewerkt tot een ‘Veiligheids- en Gezondheidsplan uitvoerings-
fase’.

UAR 2001
De PM zal ervoor moeten zorgen dat - indien van toepassing - de UAR 2001 wordt nageleefd.
Meer over de UAR 2001 vindt u in deel G paragraaf 5.2.3.

Vergunningen
De ten behoeve van het werk vereiste vergunningen dienen te zijn afgegeven. Een te late verstrek-
king kan vertraging van de bouw tengevolge hebben die niet voor rekening van de aannemer komt.

Contract en algemene voorwaarden


Gezien het belang van dit onderwerp is hierover een apart hoofdstuk in dit handboek opgenomen,
deel G hoofdstuk 5 ‘Contracten’, waarnaar wij u willen verwijzen.

En hiermee eindigt theoretisch het werkveld van de projectmanager. Tijdens de uitvoeringsfase is


de projectmanager minder nadrukkelijk betrokken bij de daadwerkelijke realisatie van het werk.
De rol van bouwbegeleider wordt overgenomen door de directievoerder, die zich ondersteunt weet
door de opzichter.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | c. De projectmanager

3 Taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden

De taken van een projectmanager zullen contractueel worden overeengekomen. In hoeverre deze
taken uitputtend worden opgesomd, zal afhankelijk zijn van de wens van de opdrachtgever. In veel
gevallen zal een algemene omschrijving voldoen. De professionaliteit van de opdrachtgever en
de bouworganisatievorm zullen van invloed zijn op de wijze waarop de opdrachtgever en project-
manager afspraken maken.
De RVOI wijdt een aparte paragraaf aan projectmanagement. De tekst uit deze paragraaf komt
erop neer dat werkzaamheden, coördinerende taken en machtigingen goed moeten worden
omschreven en dat verrekening van kosten plaatsvindt op basis van bestede tijd.
c
81

In dit handboek geven wij een algemene omschrijving van de taken van de projectmanager. In overleg
met de opdrachtgever wordt bepaald welke taken de PM zelf uitvoert en welke taken worden
uitbesteed.

De projectmanager heeft als taken:


• het vertegenwoordigen van de opdrachtgever;
• het adviseren van de opdrachtgever;
• het verrichten van een haalbaarheidsonderzoek;
• het maken van een Programma van Eisen;
• het adviseren van de opdrachtgever over architecten-, adviseurs- en aannemerskeuzes;
• het (laten) coördineren van werkzaamheden van opdrachtgever, architect en adviseurs;
• het beoordelen van de kwaliteit van de ingediende voorstellen van architect en adviseurs;
• het opstellen van budgetten en het bewaken daarvan;
• het opstellen van een planning en het bewaken daarvan;
• het erop toezien dat de vereiste vergunningen worden aangevraagd;
• het adviseren van de opdrachtgever over de aanbesteding.

Verantwoordelijkheden
De PM is verantwoordelijk voor het goed verlopen van het bouwproces.
De projectmanager is verantwoordelijk voor het algemene verloop van het bouwproces. Hij zorgt
ervoor dat de wensen van de opdrachtgever in een Programma van Eisen worden vertaald en dat
het daaruit voortkomende ontwerp en de realisatie hieraan voldoen. De PM is verantwoordelijk
voor de door hem voorgedragen projectorganisatie, de integrale planning en het afstemmen van
de te verrichten werkzaamheden.

Bevoegdheden
De PM is bevoegd op te treden als vertegenwoordiger van de opdrachtgever. De PM neemt
zelfstandig beslissingen, tenzij deze beslissingen financiële gevolgen hebben of wanneer vooraf
anders is overeengekomen.
www.bouwstandaard.nl

4 Procedures

De projectmanager stelt in overleg met de opdrachtgever een opdrachtbrief samen waarin de


taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de PM zijn vastgesteld.
De PM stelt voor ieder van de uit te voeren werkzaamheden een plan van aanpak op waarvoor
instemming van de opdrachtgever wordt gevraagd. Over zaken waaraan de opdrachtgever goed-
keuring wil geven, maakt de PM een voorstel. Alle overige door de PM genomen beslissingen legt
hij schriftelijk vast. De PM voert een bouwadministratie die zo is opgesteld dat daarmee achteraf
een volledig overzicht te maken is van zijn werkzaamheden en het verloop van het bouwproces.

c
82
83

Handboek Bouwbegeleiding CBB


d. De directievoerder
www.bouwstandaard.nl

Inhoud

Inleiding 85
1 Beschrijving van het werkveld van de directievoerder 85
2 De uitwerking van de checklist werkzaamheden bouwbegeleider 87
voor de directievoerder
2.1 Uitvoering 87
2.1.1 Realisatie 87
2.1.2 Oplevering 103
2.2 Exploitatie 108
3 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 111
4 Procedures 113

d
84
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

Inleiding

In de beschrijving van het werkveld van de directievoerder gaan wij ervan uit dat:
• de directievoerder ‘instapt’ op het moment dat het project zover is gevorderd dat bestek en
bestektekeningen gereed zijn;
• het project is aanbesteed en gegund;
• het project zeer binnenkort van start zal gaan;
• op het project tevens een opzichter is aangesteld.

1 Beschrijving van het werkveld van


de directievoerder

De directievoerder is vanaf de aanbesteding verantwoordelijk voor de voortgang van het project,


de organisatie, de techniek, de financiën en het voldoen aan de regelgeving. Hij zorgt ervoor dat
het project wordt gerealiseerd op basis van de contractstukken en wordt opgeleverd binnen de
d
85
gestelde termijn en binnen de gestelde kosten.
Hij zorgt voor invulling van stelposten en bewaakt verrekenbare hoeveelheden. Hij geeft leiding
aan het bouwproces in de realisatiefase. Hij is aanspreekpunt voor alle partijen, regelt de verga-
deringen, tekeningenprocedure, bemonsteringen, termijnbewaking en de totale oplevering tot en
met het einde van de onderhoudsperiode.

In de hierna volgende beschrijving neemt hij taken over van de projectmanager. Dit betekent niet
dat hij geen overleg meer heeft met de projectmanager. Het is gebruikelijk dat de projectmanager
eindverantwoordelijkheid heeft voor het gehele project. Dit betekent dat de directievoerder
regelmatig contact met hem heeft om de stand van het werk door te spreken. De nummering vóór
de beschrijving verwijst naar de checklist ‘werkzaamheden bouwbegeleider’ uit deel B.

Welke taken de directievoerder zal krijgen, is afhankelijk van de opdrachtgever en de fase waarin
de directievoerder wordt ingeschakeld. Het is belangrijk dat de taken contractueel worden
overeengekomen met de opdrachtgever.
In hoofdstuk 2 worden de onderwerpen uit de checklist ‘werkzaamheden bouwbegeleider’ uitgewerkt.
www.bouwstandaard.nl

d
86
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

2 De uitwerking van de checklist


werkzaamheden bouwbegeleider
voor de directievoerder

2.1 Uitvoering

2.1.1 REALISATIE
[4.1] Realisatie

[4.1.1] Realisatie: ontwerp


Werktekeningen
Revisietekeningen
Afwerkstaten
Kleurenschema

Werktekeningen
d
87
Het kan voorkomen dat er in de ontwerpfase geen adviseur voor de technische installaties bij
het project betrokken is geweest. In dat geval is het belangrijk dat er goede bouwkundige basis-
tekeningen komen waarbij alle installateurs over dezelfde tekeningen beschikken. Dit kunnen de
(werk)tekeningen van de architect zijn. De installateurs kunnen werken met CAD-bestanden van
deze tekeningen. Hoe met wijzigingen van (werk)tekeningen – van de architect of aannemer –
moet worden omgegaan, moet worden afgesproken.
Voor een goede coördinatie van alle installaties wordt afgesproken hoe de tekeningen van de
installateurs rouleren. Tevens wordt afgesproken – voorzover nog niet geregeld – wie de eind-
verantwoordelijkheid heeft in de tekeningencoördinatie.

Is er wel een adviseur voor de technische installaties betrokken geweest in de ontwerpfase,


dan kan hij de bestektekeningen van de architect als basis hebben genomen.
De installateurs maken dan gebruik van de tekeningen van de adviseur. De adviseur is in dat
geval belast met de controle van de tekeningen van de installateurs.
Deze controle betreft 2 hoofdzaken; ten eerste dient te worden nagegaan of op de tekeningen
alle zaken staan aangegeven die op de bestektekeningen staan vermeld en ten tweede het
coördineren van leidingen van de verschillende installateurs.
Vastgesteld moet worden wie eindverantwoordelijk is voor de coördinatie van het tekenwerk
van de installateurs. Het kan hierbij uitmaken of installateurs in onderaanneming werken voor de
aannemer (coördinatie door de aannemer) of dat installateurs in nevenaanneming werken voor de
opdrachtgever (coördinatie in eerste instantie door de opdrachtgever).
Heel belangrijk is ook dat er afspraken worden gemaakt over het doorgeven van bouwkundige
wijzigingen aan de installateurs.
Wat voor installateurs geldt, is ook van toepassing voor de constructie-adviseur die tijdens de uit-
voering tekeningen vervaardigt. De constructieadviseur moet ook worden geïnformeerd over de
bouwkundige wijzigingen en vaak zullen zijn tekeningen uitgangspunt zijn voor de installatie-
tekeningen.
www.bouwstandaard.nl

Revisietekeningen
Besteksmatig wordt geregeld dat er revisietekeningen worden gemaakt en door wie. Uitgangspunt
voor de revisietekeningen zijn vaak de bestektekeningen. De wijzigingen van de opdrachtgever, al of
niet voortvloeiend uit de meer- en minderwerken, dienen in de revisietekeningen te worden verwerkt.
Buiten de revisie vallen de werkzaamheden die zijn verricht voor eventuele huurders van het project.
Huurders zullen in principe hun eigen revisietekeningen maken. De directievoerder dient dit in het
overleg nader af te spreken. In de huurovereenkomst wordt in veel gevallen omschreven welke
wijzigingen huurders (al dan niet tijdelijk) mogen aanbrengen.
De directievoerder kan op 2 manieren omgaan met wijzigingen tijdens de realisatiefase. Betreft
het belangrijke wijzigingen, dan kan hij besluiten de tekeningen te laten wijzigen en deze opnieuw
te verspreiden op de bouwplaats. Betreft het wijzigingen van ondergeschikt belang, dan kan het –
om lichtdrukkosten te besparen – nuttig zijn deze op A4-formaat te laten aangeven. In het laatste
geval zal de uiteindelijke revisie bij oplevering worden gemaakt.
Voor de controle van de revisietekeningen wordt een minimale hoeveelheid afgedrukt, terwijl de
definitieve tekeningen in het veelvoud worden afgedrukt dat het bestek aangeeft.
De revisiebescheiden gaan vergezeld van een materiaalspecificatie.

Afwerkstaten
d
88
Voorzover er besteksmatig niet in is voorzien, kan worden overwogen afwerkstaten te laten
maken. De opzet hiervan is eenvoudig. Van iedere ruimte wordt vastgelegd hoe de afwerking
is van vloer, wanden en plafonds. Niet alleen bouwkundige afwerkingen (soort afwerking, kleur,
eigenschappen) maar ook technische voorzieningen kunnen in een dergelijke lijst worden opgeno-
men. De directievoerder delegeert deze zaken naar de architect en de adviseur van de technische
installaties. Voorwaarde voor dit systeem is wel dat alle ruimtes op tekening worden benoemd;
bij voorkeur een nummering die is aangebracht op de bouwkundige tekening en die wordt over-
genomen door de installateurs.

Kleurenschema
De directievoerder ziet erop toe dat er een kleurenschema wordt gemaakt voor het exterieur
en voor het interieur. Deze lijsten worden gecontroleerd op de besteksuitgangspunten en op de
werktekeningen. Bij afwijkingen wordt de architect geraadpleegd. Daarnaast gaat de directievoerder
na of dit kleurenschema bekend is bij de gemeente (Welstand). Is dit niet het geval, dan zal hij de
architect verzoeken dit alsnog met de gemeente te overleggen.
Niet alleen het kleurenschema is van belang, ook het visualiseren kan van groot belang zijn.
Hiertoe dienen de nodige monsters tijdig te worden aangeleverd. Ook foto’s of een bezoek aan
een referentieproject kan heel verhelderend werken. Besteed zorg aan dit aspect omdat een
opdrachtgever te vaak een ander beeld krijgt op basis van een kleurenmonster. De beleving wordt
namelijk bepaald door veel aspecten: materiaal, vorm, kleur, oppervlaktestructuur, wijze van aan-
lichten, grootte van het oppervlak.
Het kan ook van belang zijn te weten of bepaalde materialen mogen afwijken in een bepaalde
kleurstelling. In dat geval zullen grensmonsters moeten worden aangevraagd.

[4.1.2] Realisatie: techniek


Bestekswijzigingen
Bouwplaatsinrichting
Keetinrichting
Maatvoering/uitzetten
Controle in de fabriek
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

Bestekswijzigingen
Hoe zorgvuldig het bestek ook is geschreven, de aannemer mag voorstellen indienen voor gelijk-
waardige alternatieven. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats dient
dit tijdig te geschieden, zodat de opdrachtgever nooit onder tijdsdruk een beslissing moet nemen.
In de tweede plaats dient de aannemer de gelijkwaardigheid aan te tonen.
Ook de opdrachtgever kan verzoeken om een bestekswijziging. Hierbij geldt dat de aannemer in
de gelegenheid moet worden gesteld een prijsaanbieding te maken en dat de levering binnen de
planning van de aannemer mogelijk is. Vertraging als gevolg van bestekswijzigingen door de
opdrachtgever zijn in principe voor rekening van de opdrachtgever.

Bouwplaatsinrichting
Er dient een terreininrichtingstekening te worden gemaakt. Hierop moet zijn aangegeven:
• het gebouw;
• bouwketen en parkeergelegenheid;
• materiaalcontainers;
• bouwkraan c.q. opstelplaats voor mobiele kraan;
• water- en elektrapunten;
• reclamebord;
• de bouwweg met ontsluiting van het terrein;
• ruimte voor gescheiden afvalcontainers;
d
89
• opslagplaatsen;
• eventueel aanwezige leidingen;
• belendende wegen/percelen/gebouwen indien deze van invloed zijn;
• gronddepot.

Raadzaam is het om deze tekening te laten passeren bij de nutsbedrijven, om te laten controleren
of er kabels en/of leidingen over/in het terrein lopen en waar in een latere fase de aansluitingen
van het gebouw vandaan moeten komen.

De bouwplaatstekening wordt ter goedkeuring aangeboden aan de directievoerder. Daarnaast


dient ook het ontwerp van de directiekeet te worden doorgesproken.

Keetinrichting
De directievoerder spreekt met de opzichter door hoe de keet wordt ingericht. Een bureau-
opstelling waarbij plaats is voor 2 personen is belangrijk, zodat opzichter en directievoerder
beiden een vaste plaats hebben. Voldoende kastruimte en een tekeningenarchiefkast maken deel
uit van de inventaris, alsmede een mogelijkheid om tekeningen op te hangen.
Afhankelijk van de opzet van de aannemer en de besteksomschrijving wordt afgesproken dat de
directiekeet wordt schoongemaakt en er wordt voorzien in het verstrekken van koffie, het verwarmen
van de ruimte, het aanbrengen van een telefoon- en faxaansluiting. Ook wordt voorzien in een
vergaderruimte op de bouwplaats.

Maatvoering/uitzetten
De directievoerder stelt zich op de hoogte van de hoofdmaatvoering van het gebouw. Hij dient te
weten of de rooilijnen door de gemeente zijn aangegeven en of een peil ten opzicht van NAP is
aangegeven. Beide gegevens dienen gedurende de bouwtijd te worden beschermd, zodat een
controle vanuit deze basis altijd mogelijk is.
Het is van belang om op de hoogte te zijn van het systeem van maatvoeren van de aannemer.
www.bouwstandaard.nl

Bij het uitzetten en maatvoeren wordt namelijk vaak gebruik gemaakt van de computer waardoor
een controle door de opzichter in het werk nauwelijks of zelfs helemaal niet meer mogelijk is.
Bijvoorbeeld als virtuele punten (vaste punten in het veld) als coördinaten worden gebruikt van
waaruit wordt gemaatvoerd.
Een goede afstemming van tekenprogramma’s en maatvoeringsprogramma’s is dan essentieel.
Evenals het bespreken van tekenwerk door derden, zoals de installateurs en de prefab onder-
delenfabrikant.

Controle in de fabriek
Steeds meer onderdelen van het bouwwerk worden geprefabriceerd aangeleverd. De directievoerder
dient vooraf een selectie te maken van onderdelen welke in aanmerking komen voor een controle-
bezoek. Daarbij moet duidelijk worden vastgelegd op welk moment de controle van een product
moet plaatsvinden. Bij het keuren van de mal, bij het keuren van de eerste gereedgekomen
producten of juist bij het maken van een product. Hij dient af te stemmen welke partijen bij de
keuring aanwezig willen/dienen te zijn. De opzichter kan hiervan verslagen maken.

[4.1.3] Realisatie: financiën


Termijnen
d
90
Meer- en minderwerk
Stelposten
Verrekenposten
Budgetbewaking
Machtigingen

Termijnen
De directievoerder heeft de beschikking over een voorbeeld van een termijnstaat en een punten-
verdeelstaat (standaardformulier V.F.1 en V.F.2). Om te voorkomen dat de eerste termijnstaat
wordt teruggestuurd, omdat bijvoorbeeld de lay-out niet akkoord is bij de opdrachtgever, voert
de directievoerder hierover apart overleg met de opdrachtgever. Vooraf dient overeenstemming
te worden bereikt over de puntenverdeelstaat.
Voor de begripsbepaling het volgende:
wij kennen een termijnstaat met een bijbehorende puntenstaat. De puntenstaat wordt gezamenlijk
opgesteld door de uitvoerder en de opzichter; de opzichter ondertekent deze. Aan de hand van de
puntenstaat wordt een termijn vastgesteld. Op basis van de termijnstaat wordt door de aannemer
een factuur opgesteld en ingediend bij de directie, samen met de ondertekende puntenstaat.
De directievoerder controleert deze staat en stuurt hem door naar de opdrachtgever voor betaling.
In overleg met de opdrachtgever wordt eveneens vastgesteld in welke vorm hij de facturen wenst te
ontvangen, of de rekeningen dienen te worden gesplitst - normaalrekening (standaardformulier V.F.3)
en G-rekening (standaardformulier V.F.4) - en in welk veelvoud deze moeten worden aangeleverd.

Meer- en minderwerk
De procedure voor het meer- en minderwerk dient als volgt te worden aangehouden:
de signalering van het meer- en minderwerk geschiedt op het moment dat het zich aandient, dus
altijd vooraf. Een van de eerste zaken die met de aannemer duidelijk wordt afgesproken, is dat
meer- en minderwerk achteraf, dat wil zeggen als het al is uitgevoerd, niet in behandeling wordt
genomen. Afhankelijk van de aard van het meer- en minderwerk en de snelheid waarmee een besluit
dient te worden genomen, wordt het meer- en minderwerk in de eerstkomende bouwvergadering
schriftelijk gesignaleerd, indien mogelijk vergezeld van een begroting van de aannemer.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

De directievoerder neemt dit vervolgens in beraad. Hij controleert de noodzaak of de wenselijkheid


ervan en adviseert vervolgens de opdrachtgever ter zake. Het besluit van de opdrachtgever deelt
hij mee in de daaropvolgende bouwvergadering. Het meer- en minderwerk is dan goed- of afgekeurd.
Het vermelden hiervan is voor de aannemer tevens opdracht. Indien een bepaald meer- of minder-
werk meer spoed vereist, dan kan een schriftelijke opdracht worden verstrekt door de directie-
voerder.
De directievoerder houdt een overzicht bij van de meer- en minderwerken (standaardformulier
V.A.1 en V.A.3) en verstrekt deze als bijlage bij de notulen van de bouwvergaderingen.
Zie ook UAV paragrafen 35 en 36.

Stelposten
Staan in het bestek stelposten omschreven, dan zorgt de directievoerder op tijd voor invulling van
deze stelposten. Alleen op die manier beschikt hij over voldoende tijd om te zoeken naar alterna-
tieven voor het geval hij met de aannemer niet tot overeenstemming komt. Voor een opgave van
de aannemer is het noodzakelijk dat hij bij de opdrachtgever te rade gaat omtrent de wensen en
eisen die men stelt aan het betreffende onderdeel. De directievoerder houdt het gestelde in de
UAV paragraaf 37 in acht bij de beoordeling van het eindbedrag en adviseert de opdrachtgever
hierover. De beslissing van de opdrachtgever wordt gemeld en vastgelegd in de bouwvergadering
en is dan opdracht voor de aannemer. Ook kan hier worden gekozen voor een schriftelijke opdracht
buiten de vergadering om. De directievoerder houdt een overzicht bij van de stelposten en
d
91
informeert de opdrachtgever (standaardformulier V.C.1).

Verrekenposten
Bij verrekenposten is het voor de directievoerder belangrijk overzicht te houden op de bestede
hoeveelheden. Hij maakt afspraken met de opzichter en de aannemer omtrent het signaleren en
bijhouden van de hoeveelheden.
De UAV paragrafen 38 en 39 maken onderscheid tussen verrekenbare en geschatte hoeveel-
heden. Verrekenbare hoeveelheden zijn verrekenbaar tegen een vooraf afgesproken verrekenprijs
waarbij herziening van de verrekenprijs mogelijk is. Geschatte hoeveelheden zijn alleen verreken-
baar als zij meer dan 10% afwijken van de geschatte hoeveelheid, tenzij dat aanleiding geeft tot
onbillijkheid.

Budgetbewaking
Samen met de termijnstaten vormen de stelposten, de verrekenposten en het meer- en minder-
werk de bewaking van het budget. Meer mogelijkheden tot verrekenen kent een project niet.
Met de aannemer worden afspraken gemaakt over de betaling van stelposten, verrekenbare
hoeveelheden en meer- en minderwerk. Indien de hoogte van de bedragen dit toelaat, is te
overwegen deze aan het eind van het werk te verrekenen. Bij grote bedragen kan de aannemer
een voorschot claimen. Bij termijnen en de overige genoemde zaken dient in het oog te worden
gehouden dat alleen gerealiseerd werk wordt betaald.
De UAV stelt dat er overleg moet zijn over de wijze en het tijdstip van betaling (paragraaf 35-2)
en dat indien er geen overleg is geweest de verrekening direct plaatsvindt na voltooiing van het
meerwerk (paragraaf 35-3). De UAV geeft aan (paragraaf 37-3) dat stelposten door de aannemer
als volgt in rekening mogen worden gebracht:
• de nettoprijzen op basis van franco levering op of in het vervoermiddel bij het werkterrein;
• de aannemersvergoeding van 10% van de voornoemde nettoprijzen.

De UAV paragraaf 40-3 geeft aan dat bij de opneming voor een betalingstermijn rekening moet
www.bouwstandaard.nl

worden gehouden met de waarde van goedgekeurde doch nog niet verwerkte bouwstoffen, voor-
zover deze krachtens paragraaf 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden. Paragraaf 19
omschrijft dat eigendom van de opdrachtgever zijn: alle goedgekeurde bouwstoffen waarvan de
aannemer een afstandsverklaring heeft overlegd waaruit blijkt dat de leveranciers en eventueel
andere rechthebbenden afstand doen van alle aanspraken op die bouwstoffen ten behoeve van
de opdrachtgever.

Verdere zaken met betrekking tot het bewaken van het budget zijn onder meer het bewaken van
de bankgarantie en het afwikkelen van de onderhoudstermijn.
Bij de laatste bouwvergadering zal de directievoerder een voorlopig financieel eindoverzicht
opstellen en dit bespreken met de aannemer en de opdrachtgever. Na oplevering van het project
wordt dit overzicht definitief gemaakt. Hiervoor stelt de aannemer een aparte factuur op.

Machtigingen
Bij het bewaken van het meer- en minderwerk kan de opzichter een actieve rol spelen. Zeker
wanneer het gaat om ingewikkelde projecten met meerdere aannemers die van elkaar zaken
geregeld willen hebben die niet via het bestek worden afgedekt. Bijvoorbeeld het boren van
sparingen in vloeren en wanden ten behoeve van installaties. Meestal worden sparingen door de
d
92
bouwkundig aannemer uitgevoerd, mits hij opdracht krijgt. Tijdens de bouwvergadering kan
worden afgesproken dat de opzichter hierin coördineert. Als voorbeeld in de bouwadministratie is
standaardformulier III.C.1 (sparingenstaat) opgenomen.

[4.1.4] Realisatie: organisatie


Vergaderingen:
• directievergadering;
• bouwvergadering;
• coördinatievergadering;
• werkvergadering.
Projectcoördinatie
Kopersbegeleiding/huurdersbegeleiding
Procedures:
• aanmelden bij de Arbeidsinspectie;
• tekeningenroulatieschema;
• revisie en garanties;
• termijnen.
Planning
• opstartfase;
• fundering;
• buitenschilafwerking;
• ruwafbouw;
• fijne afbouw;
• opleveringsfase.
Toegangsregeling
Reclamebord
Kwaliteitsbewaking:
• algemeen;
• dagboek/weekrapport;
• bouwadministratie;
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

• keuringen;
• bemonstering.
Eerste steen, hoogste punt en opening
Verzekeringen

Vergaderingen: directievergadering
Het doel van directievergaderingen is om beleidszaken voor te bereiden en naar de diverse
partijen te delegeren. Ook kunnen deze vergaderingen worden benut voor het doorspreken van
nieuwe opdrachten binnen een groter verband. Met name bouwteamverbanden maken gebruik van
directievergaderingen.
Voorzover het werk het vereist, kan de directievoerder voorstellen aparte directievergaderingen
te beleggen. Dit heeft alleen zin indien er sprake is van ingewikkelde projecten met meerdere
aannemers. Aanwezig bij deze vergadering zijn vertegenwoordigers van de directie van:
• opdrachtgever;
• bouwdirectie;
• hoofdaannemer;
• architect (op uitnodiging);
• constructeur (op uitnodiging);
• adviseur(s) (op uitnodiging). d
93
De directievoerder stelt een vergaderschema voor aan de partijen (standaardformulier II.A.1) en
notuleert de vergaderingen zelf. In de vergadering wordt afgesproken wie voorzitter is.

Vergaderingen: bouwvergadering
Deze vergadering is primair voor overleg met de hoofdaannemer, eventueel met een aantal
nevenaannemers.
Zoals uit de agenda blijkt (standaardformulier II.A.2), komen de meeste onderwerpen al bij de
eerste bouwvergadering aan de orde. Indien de opdrachtgever dit wenst, moet de agenda met
hem worden doorgenomen en waar nodig worden aangepast.
Het is voor de directievoerder van groot belang zijn verantwoordelijkheden duidelijk kenbaar te maken
en bij deze eerste vergadering vast te leggen, zodat alle partijen weten waar zij aan toe zijn. Met de
opdrachtgever dient vooraf te worden vastgesteld dat de directievoerder de vergadering leidt.
Aanwezig bij deze vergaderingen zijn vertegenwoordigers van de:
• opdrachtgever;
• bouwdirectie en toezicht;
• aannemer;
• architect (eventueel op uitnodiging);
• constructeur (eventueel op uitnodiging);
• adviseur(s) (eventueel op uitnodiging).

De opzichter notuleert en verzorgt binnen één week de uitgewerkte notulen die ter goedkeuring
aan de directievoerder worden aangeboden. De directievoerder bepaalt of de notulen nog moeten
worden bijgewerkt. De directievoerder verzorgt de distributie van de notulen.
De UAV stelt in paragraaf 5-1 dat de directie vóór aanvang van het werk een bouwbespreking
met de aannemer en de leidingbeheerders houdt waarin de aannemer wordt ingelicht omtrent de
juiste ligging van de ondergrondse kabels en leidingen en de hiervoor te treffen voorzieningen.

Vergaderingen: coördinatievergadering
www.bouwstandaard.nl

Doel van deze vergadering is het afstemmen van werkzaamheden tussen uitvoerenden onderling.
Wij onderscheiden 2 vormen van coördinatievergaderingen. Enerzijds dienen de tekeningen op
een zodanige wijze op elkaar te worden afgestemd dat leidingen elkaar niet kruisen en dat de
maatvoering is afgestemd op de bouwkundige situatie. Dit overleg vindt plaats vóórdat met de
uitvoering is gestart. Anderzijds kan het wenselijk zijn tijdens de uitvoering coördinerend overleg
te voeren. Hierbij worden knelpunten die tijdens de uitvoering ontstaan buiten de werkplek
besproken, zodat irritaties worden vermeden. De directievoerder blijft zo ook beter geïnformeerd.
De directievoerder beoordeelt of en wanneer het wenselijk is om coördinatievergaderingen te
houden. Dit kan in groot verband (adviseur en alle installateurs) maar ook in klein verband
(werkvoorbereiding aannemer en architect) bijzonder nuttig zijn.
De directievoerder regelt per vergadering wie worden uitgenodigd, wie de vergadering voorzit en
wie notuleert. De vergaderingen worden structureel ingepast in het vergaderschema voor een
langere periode dan noodzakelijk. Vergaderingen kunnen gemakkelijker worden afgezegd dan belegd.

Vergaderingen: werkvergadering
Doel van de werkvergadering is het bespreken van de werkzaamheden voorafgaand aan de
uitvoering.
Vaste deelnemers zijn vertegenwoordigers van de:
d
94
• bouwdirectie;
• aannemer(s);
• onderaannemers (eventueel op uitnodiging);
• leveranciers (eventueel op uitnodiging);
• adviseur(s) (eventueel op uitnodiging);
• architect (eventueel op uitnodiging).

De samenstelling van de werkvergadering is niet constant maar naar behoefte van het werk.
De aannemer is voorzitter en verzorgt de notulen. De directievoerder stelt in overleg met de
aannemer een schema op voor deze vergaderingen.

Projectcoördinatie
Binnen het project is de coördinatie afdoende geregeld. Voor de directievoerder zijn er nog andere
zaken te coördineren. Een voorbeeld hiervan is de afstemming van de nutsvoorzieningen.
De directievoerder ziet erop toe dat er een goed contact ontstaat tussen de uitvoerende aannemer
en de nutsbedrijven. Hij hoeft dit niet noodzakelijkerwijs zelf te doen. Het is ook mogelijk dit naar
de opzichter te delegeren. De directievoerder dient te weten dat de contacten er zijn en dat
werkzaamheden en planningen op elkaar worden afgestemd.
Een veelvoorkomend euvel is het te laat aanwezig zijn van schriftelijke opdrachten voor aanleg
dienstleidingen en meterplaatsing.
De directievoerder zal zich dus op de hoogte stellen van de administratieve regelingen binnen de
nutsbedrijven. Het gaat hierbij om gas, water, elektra, stadsverwarming, telefoon, kabel, riolering
en gemeentelijke terreinwerkzaamheden.

De directievoerder dient contacten te leggen en te onderhouden met de ambtenaren van over-


heidsinstellingen die betrokken zijn bij het project. Denk hierbij aan Bouw- en Woningtoezicht,
gemeentewerken, brandweer, Arbeidsinspectie enz. Eventueel kan dit worden gedelegeerd aan
de opzichter van het project.

Kopersbegeleiding/huurdersbegeleiding
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

Bij de bouw van koopwoningen dient het traject van de kopersbegeleiding georganiseerd te zijn.
De directievoerder stelt zich op de hoogte van alle afspraken hieromtrent:
• de meer- en minderwerkopties voor de koper;
• overleg met de koper;
• informeren van de aannemer en/of de installateur over gemaakte keuzes;
• correspondentie en contracten;
• betalingen;
• toezicht op het kopers meer- en minderwerk.
Kopersbegeleiding is een proces binnen het bouwproces dat naadloos aansluit op de planning van
het werk. Is dit niet goed geregeld, dan kan het bouwproces worden verstoord met als mogelijk
gevolg vertraging in de planning en frustratie bij partijen. Kopersbegeleiding is een aparte
vakgroep geworden binnen het bouwproces en kan goed worden uitbesteed aan hierin gespeciali-
seerde bedrijven als het CBB te Arnhem.

Bij de bouw van kantoren of winkels kan het zijn dat de toekomstige huurder bij het bouwproces
wordt betrokken. Een professionele huurder stelt namelijk eisen en vaak kunnen deze in het
bouwproces makkelijker worden verwezenlijkt. Met de opdrachtgever zal worden afgesproken:
• de meer- en minderwerkopties voor de huurder;
• overleg met de huurder;
• informeren van de aannemer en/of de installateur over gemaakte keuzes;
d
95
• correspondentie en contracten;
• betalingen;
• toezicht op het huurders meer- en minderwerk.

Procedures: aanmelden bij de Arbeidsinspectie


Het is verplicht om vóór aanvang van de werkzaamheden de Arbeidsinspectie op de hoogte te
stellen van het uit te voeren werk. Hoewel de opdrachtgever hiervoor in principe verantwoordelijk
is, ziet de directievoerder erop toe dat het werk wordt gemeld.

Procedures: tekeningenroulatieschema
Het doel van een tekeningen roulatieschema is vast te stellen wie tekeningen moet produceren,
in hoeveelvoud de tekeningen moeten worden afgedrukt en aan wie zij worden gestuurd.
• De directievoerder laat van alle te verwachten tekeningen tevoren een tekeningenlijst aanleg-
gen, zodat vooraf duidelijk wordt wie wat gaat tekenen.
• Is er een controleronde, en zo ja, welke partijen dienen de te controleren tekeningen te ontvangen
en in welk veelvoud. Binnen welke tijd moet worden gereageerd of kan de tekenaar uitgaan van
“geen reactie binnen een week is geen commentaar?”
• Hij spreekt af wie verantwoordelijk is voor de controle van de maatvoering.
• Hij overlegt dat alle constructietekeningen waarbij een berekening hoort, via de construc-
teur naar Bouw- en Woningtoezicht gaan en hoe de opzichter hier zicht op krijgt.
• Hij legt vast wie verantwoordelijk is voor de maatvoering van de tekeningen van de installa-
teurs, bijvoorbeeld de installatie-adviseur.
• Hij spreekt af in welk veelvoud de aannemer tekeningen van de opdrachtgever ontvangt.
• Is een tekening beschikbaar voor sparingen, wie coördineert deze sparingen. Hij regelt de
uitwisseling van bestanden.
• Ruwweg kan worden gesteld dat voor elke tekeningenproducent een tekeningenschema moet
worden opgesteld. Houd in de gaten dat lichtdrukkosten vaak worden verrekend en een
aanzienlijk bedrag kunnen vertegenwoordigen.
www.bouwstandaard.nl

• Hij spreekt af dat de distributie van tekeningen op de bouwplaats - die definitief zijn en
bestemd zijn voor uitvoering - geschiedt door de opzichter. Ook tekeningen geproduceerd door
de aannemer dienen door de opzichter te worden voorzien van een stempel en door hem te
worden verspreid. Hierdoor heeft de opzichter te allen tijde de juiste stand van zaken. Tekeningen
die niet op de bouw komen maar naar anderen worden verzonden, gaan niet via de opzichter
maar kunnen rechtstreeks worden verstuurd.

Procedures: revisie en garanties


In veel bestekken ligt vast dat garanties moeten worden overhandigd voor de uitvoering van een
bepaald onderdeel. Dit punt komt in iedere bouwvergadering aan de orde. Voor de directievoerder
is dit een manier om te controleren of een aannemer/onderaannemer vóór de uitvoering alle
relevante besteksomschrijvingen heeft ontvangen. Als garantiedatum dient te worden aangehouden
de opleveringsdatum van het werk. Ook als het gaat om meerdere hoofdaannemers dient te worden
uitgegaan van dezelfde opleveringsdatum voorzover dit in de contractstukken is vastgelegd. Laat
de opzichter een lijst aanleggen van te verstrekken garanties en revisietekeningen en hanteer
deze tijdens de bouwvergaderingen.
De directievoerder houdt in de gaten dat de garantieverstrekker niet als voorwaarde stelt dat
alleen hij het onderhoud mag plegen en dat de garantie vervalt indien het onderhoud door derden
d
96
wordt uitgevoerd.
Daarnaast controleert hij of er binnen de garantievoorwaarden wordt verwezen naar onderhouds-
voorschriften. Het niet uitvoeren van onderhoud kan van invloed zijn op de garantie van een onderdeel.

Procedures: termijnen
De directievoerder bepaalt op welke wijze de termijnen worden ingediend en in welk veelvoud.
De opzichter ondertekent de puntenstaat die als bijlage bij de ingediende termijnen aanwezig
behoort te zijn. De directievoerder ziet toe op een correcte betaling.

Planning: opstartfase
In de meeste gevallen zal vrij spoedig na de start van het project door de aannemer een concept-
planning ter keuring worden aangeboden aan de directie.
Voor de directievoerder is dit een moment om het totale project in grote lijnen zelf en met zijn
opzichter door te nemen.
De planning wordt door de aannemer vóór iedere bouwvergadering bijgewerkt en besproken.
Bij achterstanden kan de directievoerder een aangepast schema verlangen waaruit blijkt hoe de
achterstand wordt ingehaald.
Tot de verantwoordelijkheden van de aannemer behoort het aanleveren van een voorbereidings-
schema. Hierop dient zichtbaar te zijn wanneer welke tekeningen definitief beschikbaar moeten
zijn. Tevens dienen belangrijke beslissingspunten te zijn aangegeven. Denk bijvoorbeeld aan het
vaststellen van bemonstering in verband met levertijden.
Deze beslissingspunten kunnen in de meeste gevallen niet direct worden ingevuld. Pas na het vast-
stellen van de bemonsteringslijst een update toe van dit voorbereidingsschema.
Men kan overwegen om deelplanningen te maken om een goed inzicht te verkrijgen in deel-
bewerkingen.

Planning: fundering
Een belangrijk aspect is het vaststellen van de startdatum van het werk. De UAV paragraaf 7-1
geeft als startdatum voor de uitvoering de vijfde werkdag na de dag waarop de aannemer het
werk is opgedragen. Ook al is de uitvoeringsplanning geen contractstuk, toch blijft de planning
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

een meetpunt als het gaat om de stand van het werk. Is de opleveringsdatum vastgesteld of
de uitvoeringsduur in werkbare werkdagen aangegeven, dan zullen onwerkbare dagen moeten
worden bijgehouden. Iedere bouwvergadering wordt hiervan verslag gemaakt. Redenen van
vertragingen buiten de schuld van de aannemer om worden genotuleerd in het bouwverslag.
De directievoerder gaat na of de bewerkingen volgens schema verlopen: lopen de voorbereidingen
conform het voorbereidingsschema van de aannemer, zijn alle gegevens tijdig bekend, is de
sparingencoördinatie in gang gezet, zijn de onderaannemers op schema, zijn alle gevraagde
attesten aanwezig enz. Organiseer tijdig een aantal proefstukken, zoals proefmuur metselwerk,
kozijn(onderdelen), glas.

Planning: buitenschilafwerking
Bij de start van de buitenschilafwerking is afstemming van werkzaamheden van belang. Start
het metselwerk terwijl men een paar verdiepingen hoger nog met betonstorten bezig is, welke
beschermende maatregelen worden dan getroffen? Afstemming voegwerk-raamdorpelstenen-glas
dient te worden besproken, zodat de voeger niet behoeft terug te komen om de voeg onder de
raamdorpelstenen alsnog aan te brengen. Tijdelijke afvoer van regenwater dient te zijn geregeld.
Alle monsters dienen te zijn vastgesteld. Leg bij start van de bouw een monsterlijst aan op basis
van het bestek (standaardformulier VI.A.2).
Hoe is de afstemming van dakdekkerswerkzaamheden ten opzichte van de binnenafwerking.
Kortom, de directievoerder dient met name de opzichter goed te instrueren. Zorg dat belangrijke
d
97
zaken door de opzichter worden teruggekoppeld.
In de laatste fase van het werk is het vooral belangrijk zicht te krijgen op het afbouwproces.
Zijn alle zaken bekend, is een hang- en sluitwerklijst/sluitplan in de maak, zijn alle kleuren
definitief, zowel binnen als buiten, zijn afwerkstaten vastgesteld per ruimte. Zorg voor het
afstemmen van de route van het afbouwproces op een eventuele vervroegde ingebruikneming
door de gebruiker. Bij een eventuele achterstand op de planning dient de aannemer dit, voordat
de ruwafbouw start, op een bijgewerkte planning te corrigeren. Nadat het gebouw wind- en
waterdicht is, dient de aannemer een prognose van de opleveringsdatum te geven.

Planning: ruwafbouw
Bij de ruwafbouw geldt dat alle bewerkingen zorgvuldig op elkaar moeten worden afgestemd,
met de nodige reserve. Als een bewerking vertraging oploopt, dient niet het gehele proces direct
stil te liggen. Dit is een primaire zorg van de aannemer, maar de opzichter dient inzicht te hebben
in het proces. Niet zelden vindt in dit stadium een omschakeling plaats. De ruwbouw geschiedt
van onder naar boven, de afbouw vaak van boven naar beneden. Bespreek de knelpunten. Voor de
directievoerder is het zaak zich voor te bereiden op het opleveringsproces. Met de opdrachtgever
dient het proces te worden doorgesproken en afgerond voordat het opleveringsproces start.
Indien de gebruiker het gebouw in gedeelten reeds eerder in gebruik neemt dan de opleveringsdatum,
spreek dit dan door met opdrachtgever en aannemer. Stel vast dat er dan sprake is van een
ver vroegde ingebruikneming en verricht een opneming die wordt vastgelegd. Het bouwwerk dient
in zijn totaliteit te worden opgeleverd nadat alle aannemers aan alle verplichtingen hebben voldaan.

Planning: fijne afbouw


Als de voorbereidingen goed zijn geweest, kan de controle in dit stadium op een vergelijkbare
wijze worden gecontinueerd. Ook hier gaat het om de puntjes op de i en het continu leggen van
nadruk op de kwaliteit. Zorg ervoor regelmatig met de opzichter mee te lopen en nodig ook de
opdrachtgever regelmatig uit voor een werkbezoek. Hij krijgt dan op tijd een duidelijk beeld van
zijn gebouw. Dit geldt ook voor kopers van een woning. Nodig deze mensen regelmatig uit op het
www.bouwstandaard.nl

werk, voorzover zij zelf niet komen.


De directievoerder voert overleg met de opdrachtgever inzake de lay-out van het Procesverbaal
van Oplevering (standaardformulieren VII.C.1 en 2). In deze fase kan worden overwogen om de
beheerder, onderhoudsdienst of facilitaire dienst bij de bouw te betrekken.

Planning: opleveringsfase
Tegen de oplevering van het project wordt de tijdsdruk goed voelbaar, vooral als er al sprake is van
een achterstand. Samen met de opzichter dient de directievoerder de grote lijnen van het geheel
overzichtelijk te houden. Breng een duidelijke structuur aan bij alle disciplines. Het kan raadzaam
zijn in dit stadium een aparte suborganisatie binnen het geheel op te richten die zich gaat bezig-
houden met de opleveringsfase. Hierbij kan bijvoorbeeld een hulpuitvoerder specifiek worden
belast met opnames en uitvoering van de opnamepunten. Zo mogelijk dienen de installateurs ook
speciale mensen te belasten met dit werk.
Laat de opzichter een opleveringsschema (standaardformulier VII.A.1) opzetten in overleg met de
aannemer. Hierbij kan worden afgesproken dat op vastgestelde dagdelen wordt opgenomen en
gecontroleerd.
De installaties dienen te worden getest en ingeregeld. De directievoerder ziet erop toe dat de
meetrapporten tijdig beschikbaar komen.
d
98
De directievoerder moet zich realiseren dat de opzichter in dit stadium vrij druk is met opnames
en opleveringen. Hij dient de opzichter dan ook zoveel mogelijk te ondersteunen door zelf een
aantal hangende zaken af te handelen.
Een controle met de brandweer kan door de directievoerder worden georganiseerd.
De directievoerder overlegt in hoeverre het wenselijk is een beheerder te betrekken bij het
resterende bouwproces.

Toegangsregeling
Denk als directievoerder ook na over een goede toegangsregeling. Bij koopwoningen dienen de
kopers op een goede manier regelmatig te worden rondgeleid. Bij huurders geldt in principe
hetzelfde, zij het misschien in een later stadium. Bij voor het publiek interessante bouwwerken
dient mogelijk te worden nagedacht over georganiseerde rondleidingen. Hierbij is het van groot
belang aandacht te schenken aan het veiligheidsaspect alsmede aan het effect dat dit kan hebben
op het bouwproces.
In de UAV wordt de toegang tot het bouwterrein geregeld in de paragrafen 6-20 t/m 6-23. Het komt
er in het kort op neer dat de opdrachtgever of de directie aanwijst wie gemachtigd zijn het terrein
te betreden met de restrictie dat de aannemer bezwaren kan maken als hij daardoor nadelen
ondervindt, bijvoorbeeld vanwege fabrieksgeheim.

Reclamebord
De directievoerder ziet erop toe dat de samenstelling van het reclamebord geordend verloopt.
Aan de hand van het bestek wordt een voorstel gedaan van de te vermelden bedrijven. Daarop
dient een voorstel te worden uitgewerkt op tekening en een plaats te worden vastgesteld op de
bouwplaats. Als partijen overeenstemming hebben over de plaats en de vorm kan het bord in
productie worden genomen. De UAV regelt het voeren van reclame in paragraaf 16.

Kwaliteitsbewaking: algemeen
Spreek met de opzichter door of alle zaken betreffende de fundering zijn geregeld. Is er een
voorbespreking geweest, zijn alle uitgangspunten duidelijk, is de aarding besproken, is het
systeem van maatvoeren vastgelegd, zijn rooilijnen en NAP-hoogte door de gemeente aange-
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

geven, zijn bouwaansluitingen gerealiseerd enzovoort?


Spreek met de opzichter af dat, bij de eerste belangrijke stort op het werk, de constructeur de
keuring verricht. Vaak wordt dit gedelegeerd naar de opzichter. Dit behoeft geen probleem te zijn
als de opzichter zich realiseert dat de constructeur verantwoordelijk is en blijft voor de constructie
van een gebouw.
Hetzelfde geldt voor de installaties. Laat de adviseur, indien aanwezig, de installaties keuren, hij is
hiervoor verantwoordelijk.
Laat de aannemer de melding naar Bouw- en Woningtoezicht regelen. Als een stort wordt uitgesteld,
dan kan hij dit ook rechtzetten naar de inspecteur.
Bespreek het niveau van de kruipruimteafwerking.

Welke maatregelen worden eventueel getroffen om door te werken bij ongunstige weersomstandig-
heden, wanneer dient een onderdeel te worden stilgelegd vanwege vorst?
De directievoerder wordt door de opzichter op de hoogte gehouden van aanvoer van belangrijke
materialen alsmede de start van maatgevende bewerkingen, zodat hij kan beoordelen of hij op
een bepaald moment voor de keuring van de aanvoer op het werk aanwezig moet zijn. De opzichter
dient inzicht te hebben in de vochthuishouding van het bouwwerk om de voortgang van vochtge-
voelige bewerkingen te bewaken. Spreek met de installatie-adviseur, indien aanwezig, door hoe
de controle op de uitvoering van de installaties wordt geregeld. Bespreek met de adviseur de
opleveringsprocedure, met name het inregelen en testen van de installaties alsmede de rapportages
d
99
hiervan gericht aan de directie.

Bespreek met de opzichter dat alle bewerkingen compleet worden afgemaakt, inclusief het
opruimen van afval. Dit vereenvoudigt de controle. Laat de opzichter reeds in dit stadium voor
zichzelf een soort vooropname doen, in aanwezigheid van de directievoerder. De hieruit voort-
vloeiende opmerkingen dienen als lopend werk door de desbetreffende (onder)aannemer te
worden meegenomen. Doel hiervan is per bewerking een afgerond geheel te krijgen. Bedenk dat
het streven naar een perfecte kwaliteit één ding is, een andere zaak is het handhaven hiervan.
Bouw hiertoe, in overleg met de opzichter, een bewakingsmechanisme in. De opzichter zal een
duidelijk beeld moeten hebben op welke momenten hij een bepaalde afwerking controleert: (1) bij
de start, (2) bij gereedkomen van een deel, (3) bij gereedkomen van het totale product. Bewaak het
controleproces van de adviseurs door middel van het regelmatig terugkoppelen van rapportages.

Als de voorbereidingen goed zijn geweest, kan de controle in dit stadium op een vergelijkbare wijze
worden gecontinueerd. Ook hier gaat het om de puntjes op de i. Zie erop toe dat de kwaliteit niet
afneemt na de tiende woning of de vierde etage.

Kwaliteitsbewaking: dagboek/weekrapport
De directievoerder overlegt met de opzichter over het gebruik van dagboek en weekrapport.
In het bestek dient te zijn omschreven of de aannemer een weekrapport dient bij te houden en dit
te verstrekken aan de directie. In de UAV staat dat de opdrachtgever weekrapporten of dagboeken
maakt!
Maakt de aannemer weekrapporten (hetgeen vaak zo is) dan kan worden volstaan met het
bijhouden van een dagboek door de opzichter. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van het
standaardformulier IV.A.2.
Een dagboek moet worden bijgehouden, ook al stelt een opdrachtgever hier geen prijs op. Het
gaat hierbij om die zaken vast te leggen die zijn besproken tussen de opzichter en zijn gespreks-
partners; zie ook deel E. Pas achteraf kan worden geconcludeerd of het noodzakelijk is geweest.
www.bouwstandaard.nl

Bij sommige projecten kan het wenselijk zijn dat de directie, en zelfs opdrachtgever en/of aannemer,
een kopie ontvangen van dit dagrapport. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als opzichter en
directievoerder elkaar weinig zien. Op deze manier blijft de directievoerder op de hoogte van de
stand van het werk.

Kwaliteitsbewaking: bouwadministratie
Bij het op een project aanstellen van een opzichter zal de bouwdirectie aangeven hoe de opzichter
de bouwadministratie zal voeren. Hanteer hierbij de standaard structuur van de bouwadministratie
zoals deze in deel F van die boek staat en geef puntsgewijs aan wat een opzichter moet admini-
streren.
Het uitgangspunt is altijd dat de administratie ondersteunend is voor de bouwdirectie. Informatief:
een controlemiddel en om achteraf problemen op te kunnen lossen.
De volgende aspecten zijn daarbij van belang:
• wanneer zijn welke tekeningen verstrekt;
• wanneer zijn welke zaken besproken;
• wanneer zijn welke nadere instructies aan wie gegeven door de opzichter;
• wanneer is wat gesignaleerd en wat is hiermee door wie gedaan;
d
100
• welke problemen hebben zich tijdens de bouw voorgedaan en hoe is hiermee omgegaan.

Bovenstaande opsomming geeft al aan dat het belangrijk is tijdens de bouw een goede admini-
stratie bij te houden.

Let er als directievoerder op dat er een afstemming is van de administratie van de opzichter met
die van de directievoerder. Een dubbele administratie moet worden vermeden. Streef er als
directievoerder naar zoveel mogelijk bij de administratie van de opzichter op de bouw onder te
brengen. Dit voorkomt een dubbele administratie en het werken met verschillende versies van
tekeningen.
Bestel bij de aannemer tijdig een aantal ordners en tabbladen en richt de ordners van tevoren in
conform de structuur van de bouwadministratie (Deel F hoofdstuk 1). Maak vooraf de benodigde
standaardformulieren met vermelding van de projectgegevens en logo’s.

Kwaliteitsbewaking: keuringen
In de normbladen staan diverse keuringen beschreven. Veelal wordt van deze keuringen echter
geen gebruik gemaakt, omdat deze keuringen vrij uitvoerig en dus kostbaar zijn. Wel kan men
gebruik maken van de toetsingscriteria, zoals deze in de normen staan omschreven. Pas wanneer
de uitslag van de ter plaatse gehouden keuring een negatieve uitslag heeft, dient een keuring
conform de norm te worden uitgevoerd. Laat keuringen uitvoeren door instituten die hierin zijn
gespecialiseerd, zoals bijvoorbeeld TNO, KOMO, SVG, KIWA, KEMA en Bureau Dakadvies.
Wanneer moet men keuren, wanneer mag men keuren en wanneer hoeft men in het algemeen niet
te keuren?
Dit is projectafhankelijk. Vooralsnog is het bestek het uitgangspunt voor het eventueel keuren en
testen van materialen en constructies. Wordt een bepaald materiaal veel toegepast, dan kan men
een uitgebreide keuring verlangen. Wel dienen vooraf afspraken te worden gemaakt over de
kosten van de keuring.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

Kwaliteitsbewaking: bemonstering
In het handboek is een model toegevoegd dat als basis kan dienen voor een aan te leggen
bemonsteringslijst (standaardformulier VI.A.2). Leg hiervoor zelf de basis en laat de opzichter deze
lijst volledig aanvullen. Hierna kan de lijst worden uitgewerkt en in de bouwvergadering aan de
orde worden gesteld. Indien er een installatie-adviseur bij het werk betrokken is, laat hem dan de
monsters aangeven voor de installatie, maar verwerk deze wel op een gecombineerde lijst. Met de
aannemer(s) wordt afgesproken dat bijvoorbeeld 6 weken na vaststelling van de bemonsterings-
lijst een speciale vergadering wordt gehouden met als doel het vaststellen van de monsters.
Hierbij dienen alle partijen te worden uitgenodigd die invloed kunnen hebben op deze besluitvorming.
Denk aan de opdrachtgever, de belegger, de projectontwikkelaar, de makelaar en eventueel kopers.
Alle gevraagde monsters dienen dan aanwezig te zijn. Hiermee wordt voorkomen dat doorlopend,
en vaak onder tijdsdruk, de diverse monsters moeten worden vastgesteld. Bespreek alternatieven
van de aannemer(s) en/of installateurs zo mogelijk vooraf. Goedgekeurde monsters dienen te
worden gemarkeerd, niet goedgekeurde monsters dienen te worden afgevoerd.

Eerste steen, hoogste punt en opening


De directievoerder informeert bij de opdrachtgever hoe men tegen deze activiteiten aankijkt. Het kan
zijn dat de opdrachtgever uit economische, sociale, politieke of andere overweging aandacht wil
schenken aan de start van het project of dit in een later stadium wenst te doen.
De directievoerder zal deze activiteiten voor de opdrachtgever organiseren en hiervoor een budget
d
101
bepalen. Daarnaast is het gebruikelijk dat de aannemer aandacht zal schenken aan zijn personeel
bij het bereiken van het hoogste punt. Ook dit zal de directievoerder bespreken met de opdracht-
gever. Maak ook een lijst met genodigden voor deze festiviteiten en nodig iedereen op tijd uit.

Verzekeringen
Bij de start van het werk dienen de verzekeringen te zijn geregeld. Denk aan de CAR- en WA-
verzekering en let erop dat alle betrokkenen en gebeurtenissen ook onder de dekking vallen.
De directievoerder ziet erop toe dat de diverse partijen, door middel van het verstrekken van
afschriften van de polissen, aantonen dat de verzekeringen ook zijn afgesloten.
Denk bij activiteiten namens de huurder aan het afsluiten van een aparte verzekering door de
huurder.

[4.1.5] Realisatie: regelgeving


Vergunningen:
• milieubeheervergunning;
• lozingsvergunning;
• bouwvergunning;
• sloopvergunning.
Veiligheids- en Gezondheidsplan

Meer over vergunningen treft u ook aan in deel G hoofdstuk 4 van dit handboek.

Vergunningen: milieubeheervergunning
De directievoerder mag ervan uitgaan dat als hij de bouwvergunning heeft ontvangen, de
gemeente reeds een milieuvergunning heeft verstrekt. Immers, de bouwvergunning zal worden
aangehouden zolang er geen milieuvergunning is.
www.bouwstandaard.nl

Vergunningen: lozingsvergunning en/of grondwatervergunning


Bij het toepassen van tijdelijke en/of definitieve bemalingen behoort een lozingsvergunning
danwel een grondwatervergunning of vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlakte-
wateren te worden aangevraagd. De directievoerder controleert of deze ook inderdaad wordt
verstrekt voordat tot lozing wordt overgegaan.
Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager, in de meeste gevallen de aannemer, om te
blijven voldoen aan de voorwaarden die staan vermeld in de vergunning. Men kan bijvoorbeeld
eisen dat regelmatig monsters worden geanalyseerd.

Vergunningen: bouwvergunning
Indien de bouwvergunning aanwezig is, dan dient de directievoerder de vergunning in de eerste
bouwvergadering aan de orde te stellen. De vraag is of alle relevante partners (architect, construc-
teur, installatieadviseur en aannemer) een afschrift van de vergunning hebben ontvangen en of is
voldaan aan alle op- en/of aanmerkingen behorende bij de bouwvergunning. Indien het gaat om veel
opmerkingen, dan kan het verstandig zijn de partners hierover afzonderlijk een brief te sturen met
het verzoek hierop schriftelijk te reageren. Het onderwerp kan op deze wijze goed worden afgerond.
Eventuele misverstanden kunnen bij de start van het werk worden opgelost, zodat tijdens de
uitvoeringsfase geen conflicten ontstaan.
d
102
Nadat bovenstaande actie is afgerond, behoort een uitnodiging van de inspecteur van Bouw- en
Woningtoezicht de volgende actie te zijn. Hierbij wordt de vergunning doorgenomen, terwijl
tegelijkertijd met elkaar kan worden kennisgemaakt. Hierbij kan de uitvoerder heel goed worden
uitgenodigd, terwijl de opzichter uiteraard aanwezig is. Afhankelijk van de relaties binnen een
gemeente, en van de aard van het project, kan worden overwogen de brandweer eveneens uit
te nodigen.

Vergunningen: sloopvergunning
Wordt ten behoeve van de bouw ook gesloopt, dan zal een sloopvergunning nodig zijn. Niet alleen
de sloop zelf met de daarbij te treffen veiligheidsvoorzieningen, maar ook de tijdelijke opslag en
het afvoeren van sloopafval moet geregeld zijn.

Veiligheids- en Gezondheidsplan
De opdrachtgever wordt bij de gunning van het werk door de aannemer op de hoogte gesteld wie
als V&G-coördinator uitvoeringsfase wordt benoemd. De aannemer zal het door de opdrachtgever
verstrekte ‘Veiligheids- en Gezondheidsplan ontwerpfase’ uitwerken tot een ‘Veiligheids- en
Gezondheidsplan uitvoeringsfase’. Hij zal hierin met name de V&G-plannen van zijn onderaan-
nemers en de eventuele nevenaannemers meenemen en deze zo nodig op elkaar afstemmen.
Zie er als directievoerder op toe dat zowel in bouwvergaderingen als werkbesprekingen aandacht
wordt geschonken aan veiligheid en gezondheid op het werk door dit als vast agendapunt op te
nemen.
Partijen dienen ervan te worden doordrongen dat arbeidsomstandigheden, ook binnen een
bouwproject, een steeds belangrijkere plaats innemen. Een V&G-plan opstellen is geen doel maar
een middel om de veiligheid en gezondheid op de bouwplaats te beheersen.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

2.1.2 OPLEVERING
[4.2.1] Oplevering: ontwerp
Bestektekeningen
Revisietekeningen

Bestektekeningen
Hier dient niets meer aan te worden gewijzigd, deze kunnen bij de totale administratie worden
overgedragen aan de opdrachtgever.

Revisietekeningen
De bestektekeningen zijn het uitgangspunt voor de revisietekeningen. Alle vervaardigde revisie-
tekeningen worden eerst ter beoordeling voorgelegd aan de bouwdirectie. Na controle van deze
tekeningen kan het benodigde aantal exemplaren worden afgedrukt. De directievoerder gaat na in
welke vorm de opdrachtgever de revisiebescheiden wenst te ontvangen. Het kan zijn dat deze als
computerbestanden moeten worden aangeleverd. Spreek goed af met behulp van welke software
en welk formaat bestanden moeten worden aangeleverd.
Bij de revisiebescheiden behoort een materiaalspecificatie van alle toegepaste materialen, afwerk-
staten en kleurenschema’s.

[4.2.2] Oplevering: techniek


d
103
Herstelwerkzaamheden (onderhoudsperiode)
Handleidingen
Garanties
Onderhoudsvoorschriften
Onderhoudscontracten

Herstelwerkzaamheden (onderhoudsperiode)
De oplevering van het project aan de opdrachtgever valt vaak samen met de oplevering aan de
gebruiker. Dit kan de opdrachtgever zelf zijn, maar ook de eigenaar van een woning of een huurder
van het kantoorgebouw. Altijd geldt dat een nieuw gebouw kleine gebreken kan hebben die pas
zichtbaar worden wanneer men het gebouw gaat gebruiken.
Bij het opwarmen en drogen van het gebouw zullen bepaalde onderdelen kunnen gaan werken.
Om die reden kennen we een onderhoudsperiode. Deze varieert in tijd van 3 maanden na oplevering
tot een half jaar en zelfs een vol jaar (technische installaties van een kantoorgebouw).
In de tussenliggende periode kunnen klachten ontstaan die niet kunnen wachten tot het einde van
deze onderhoudsperiode. Deze moeten snel worden verholpen. Een deur die een beetje klemt is vaak
niet zo’n probleem, maar een voordeur die niet is af te sluiten is wel een probleem. De gebruiker
van het gebouw moet weten waar hij met zijn klachten terecht kan. De directievoerder regelt
hiervoor een ‘storingsnummer’, een telefoonnummer van bijvoorbeeld de service-afdeling van de
aannemer. De directievoerder zorgt ervoor dat hij op de hoogte blijft van de gemelde storingen
om dit totaaloverzicht te beoordelen bij het einde van de onderhoudsperiode. Hiertoe stelt hij een
aantal standaardformulieren beschikbaar aan de gebruiker (standaardformulier VII.E.3).
Zo mogelijk dienen de klachten te worden beoordeeld door de directievoerder, maar dit hangt af
van de aard van de klachten. Bijvoorbeeld: een lekkage wordt eerst verholpen en vervolgens wordt
vastgesteld wie opdraait voor de kosten, voorzover e.e.a. niet verwijtbaar is aan de aannemer.
Voor de melding van de problemen van de technische installaties is het vaak handiger te beschikken
over de storingsnummers van de installateurs.
www.bouwstandaard.nl

Handleidingen
Ruim voor de oplevering heeft de directievoerder met de opzichter afgesproken dat hij zich
bezighoudt met het verzamelen van de benodigde handleidingen en instructies. Deze worden
gebundeld en bij de oplevering aan de opdrachtgever overhandigd, samen met de complete
bouwadministratie. Vooraf wordt vastgesteld welke delen hiervan worden vermenigvuldigd en
verstrekt aan de gebruiker.

Garanties
De garantiebewijzen worden, samen met de complete bouwadministratie, bij de oplevering over-
gedragen aan de opdrachtgever. Het is aan de opdrachtgever om te bepalen welke informatie hij
vervolgens verstrekt aan een beheerder van het gebouw. Bij koopwoningen worden de garantie-
bewijzen, gebundeld in de kopersmap (standaardformulier VIII.D.1), aangeboden bij de oplevering
van de woning aan de koper.
De garantiedatum dient gesteld te zijn op de opleveringsdatum.

Onderhoudsvoorschriften
Bij het verstrekken van garantieverklaringen dient de directievoerder er bedacht op te zijn dat
hierbij een aantal onderhoudsvoorschriften in acht dient te worden genomen. Bij 10 jaar garantie
d
104
op dubbele beglazing hoort een regelmatige inspectie van het kitwerk, anders vervalt de garantie.
Hetzelfde geldt voor de meeste andere onderdelen. Kopers van woningen worden geacht deze
voorschriften zelf door te lezen. Beheerders worden geacht deze voorschriften, mede uit ervaring,
te kennen en ernaar te handelen.

Onderhoudscontracten
Tot de activiteiten van de directievoerder behoort het verzorgen van onderhoudsaanbiedingen van
alle installatie-onderdelen door de desbetreffende installateurs. Bij een geïnstalleerde lift hoort
een onderhoudsaanbieding. Of de beheerder/opdrachtgever hier gebruik van maakt is een tweede.
Hij kan uit concurrentie-overwegingen besluiten meerdere offertes op te vragen.
De directievoerder ziet erop toe dat het onderhoud is aanbesteed op het moment dat dit conform
de garantievoorwaarden dient te zijn geregeld. Het uitbesteden van onderhoud aan bijvoorbeeld
installaties wordt niet in het bestek geregeld. De opdrachtgever moet dit ook los zien van het
uitvoeringscontract.
Tevens dient de directievoerder het bestek te raadplegen, of bij een bepaalde installatie voor een
bepaalde periode onderhoud is beschreven.
Ook bouwkundige werkzaamheden kunnen worden aangeboden in een onderhoudscontract.
Denk bijvoorbeeld aan periodiek schilderwerk. Bespreek de mogelijkheid voor het verrichten van
service-onderhoud voor de inhuisperiode van de gebruiker. De aannemer kan aanbieden voor een
vast uurloon bepaalde klussen voor de gebruiker te verrichten.

[4.2.3] Oplevering: financiën


Eindafrekening
Zekerheidsstelling/bankgarantie
Verzekeringen
Nacalculatie
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

Eindafrekening
De concept eindafrekening, zoals deze voor de oplevering is opgesteld door de directievoerder,
dient zijn beslag te krijgen. Het gaat om meer- en minderwerk, stelposten en verrekenbare
hoeveelheden. Het is voor alle betrokkenen belangrijk dat overeenstemming wordt bereikt over nu
nog slepende kwesties. Het zou niet mogen, maar de praktijk wijst uit dat er nog vaak conflicten zijn.
Van de directievoerder wordt zo nodig een uiterste krachtsinspanning vereist om tot een oplossing
van de laatste problemen te komen. Het is vaak moeilijk om alle partners om de tafel te krijgen
als het project eenmaal is opgeleverd. Een finale afsluiting van de financiën vindt vaak plaats bij
het einde van de onderhoudstermijn. De ervaring heeft geleerd dat er zich toch nog problemen
kunnen voordoen waarbij er sprake kan zijn van meerwerk. De directievoerder houdt deze moge-
lijkheid open en bespreekt vooraf met de aannemer dat eventueel meerwerk tijdens de onder-
houdsperiode wordt verrekend onder dezelfde condities als tijdens de bouwperiode (zelfde uurloon,
zelfde opslagpercentages).

Zekerheidsstelling/bankgarantie
In de meeste gevallen kan de bankgarantie worden teruggebracht naar een lager percentage,
danwel geheel vervallen na de oplevering. Dit moet besteksmatig zijn geregeld. De bankgarantie
wordt in sommige gevallen gehandhaafd als een soort zekerheid tijdens de onderhoudsperiode.
In dat geval is in de puntenverdeelstaat geen waarde toegekend aan de onderhoudstermijn. Het
verlagen van een bankgarantie dient door de opdrachtgever te worden opgedragen aan de bank.
d
105
De bank kent hiervoor standaardformulieren.

Verzekeringen
De directievoerder ziet erop toe dat de gebruiker van het gebouw een opstalverzekering afsluit
alsmede een inboedelverzekering.
Niet ongebruikelijk is dat bijvoorbeeld een huurder van een winkel reeds afbouwactiviteiten pleegt,
vooruitlopend op de formele oplevering.
De gebruiker van het gebouw kan dan zelfs worden genoodzaakt tot het afsluiten van een eigen
CAR-verzekering tijdens zijn afbouwperiode.
De CAR-verzekering van de aannemer dient door te lopen tot het einde van de onderhoudsperiode.

Nacalculatie
Tot de werkzaamheden van de directievoerder kan het verrichten van een nacalculatie behoren.
Meestal wordt hier echter een kostendeskundige voor ingeschakeld. De directievoerder stelt alle
relevante informatie beschikbaar voor het opstellen van een nacalculatie.

[4.2.4] Oplevering: organisatie


Oplevering
Planning
Verhuizing
Instructie
Overdracht projectgegevens

Oplevering
De directievoerder stelt de opleveringsprocedure vast tijdens de bouwvergadering. Hij zal zich
vaak houden aan het gestelde in de UAV, paragrafen 8, 9 en 10.
www.bouwstandaard.nl

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:


• de vooroplevering is een activiteit van de aannemer en wordt gestuurd door de opzichter;
• de oplevering is een activiteit van de opdrachtgever en wordt bijgewoond door de aannemer;
• een werk kent een opleveringsdatum, tenzij besteksmatig anders is geregeld.

De directievoerder ziet erop toe dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor een normale opleve-
ringsprocedure. Dit houdt in dat voldoende tijd beschikbaar is voor een vooropname, het verhelpen
van de laatste puntjes en de opname ten behoeve van de oplevering en de afwerking van de
geconstateerde gebreken.
Afhankelijk van de sfeer van het werk kan worden overwogen de oplevering van het project strikt
volgens de UAV te doen plaatsvinden, dat wil zeggen dat de aannemer het project schriftelijk
gereed meldt (UAV paragraaf 9).
Laat kopers van woningen een uur of een dag voor de oplevering reeds in de woning rondkijken.
Dit is bevorderlijk voor het vertrouwen dat de koper heeft in het bouwteam.

Het vooropnameproces is een verantwoording van de aannemer(s). Toch is het van groot belang
voor de kwaliteit van de oplevering dat bij de eerste vooropname alle contractpartners aanwezig
zijn. Dit geeft de aannemer een richtlijn over het kwaliteitsniveau.
d
106
De directievoerder organiseert dit proces. De opzichter zorgt ervoor regelmatig aanwezig te zijn
bij deze vooropnames om het niveau op peil te houden. Tevens controleert de opzichter het niveau
van de afwerking van de vooropnamepunten.
Als de vooropname ten genoegen van de directie is afgerond, kan er worden opgeleverd.
Dit behoort tot de taken van de opzichter. De directievoerder behoeft hier, vanuit technisch oogpunt,
niet bij aanwezig te zijn. De opzichter start met het maken van staten van opmerkingen welke een
onderdeel vormen van het Procesverbaal van Oplevering.

Planning
Tijdens deze fase is geen tijd meer in te halen. Partijen dienen zich neer te leggen bij de ontstane
situatie, te meer omdat het opleveringsproces van begin tot eind moet worden doorlopen. Houdt
vast aan één opleveringsdatum voor alle onderdelen van het project, uitgezonderd in voorkomende
gevallen het buitenschilderwerk. Hiertoe dient de stand van werkzaamheden te worden vastgelegd
tot het moment van stilleggen van het werk.
De reden van dit standpunt is de ingangsdatum van alle garanties gelijkluidend te houden alsook
de start van de onderhoudstermijn. Ingebruikneming van een (gedeelte van een) project is geen
oplevering.

Verhuizing
Bij een complete oplevering van bijvoorbeeld een appartementencomplex komen in een keer een
aantal appartementen beschikbaar voor bewoners. Het kan noodzakelijk zijn de verhuizing van
deze bewoners enigszins te organiseren. Bijvoorbeeld als er weinig ruimte is voor meerdere
verhuiswagens tegelijk. Als dit het geval is, dan dient dit ruim van tevoren te zijn besproken met
de bewoners. Men kan in zo’n geval overwegen de oplevering aan kopers te spreiden. Ditzelfde
kan aan de orde zijn bij kantoorgebouwen met meerdere huurders.
Bij winkelcentra is dit aspect zeer belangrijk. Dit proces dient strak georganiseerd te zijn. De
ondernemers zijn geneigd vanaf de opening van het winkelcentrum terug te tellen om te kijken
wanneer moet worden gestart met de afbouw van de winkel en de aanvoer van de goederen. Bij de
meeste winkels duurt dit proces ca. 4 weken, zodat aan- en afvoer van materialen en goederen
vrij geconcentreerd kan zijn.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

Instructie
Er kan worden overwogen een instructie te organiseren voor het gebruik van de diverse installaties
of delen daarvan. Deze instructie dient te worden gegeven door de desbetreffende installateur.
De directievoerder begeleidt dit proces, hij kan dit delegeren aan de opzichter.
Een instructie heeft alleen zin als deze na verloop van tijd wordt herhaald. De gebruiker heeft ermee
kunnen werken en heeft mogelijk te maken gehad met problemen. Bij herhaling van de instructie
kunnen deze problemen worden besproken.

Overdracht projectgegevens
Bij de oplevering van het project worden een aantal zaken overgedragen aan de opdrachtgever.
Zie voor de inhoud hiervan standaardformulier VII.F.2.

[4.2.5] Oplevering: regelgeving


Procesverbaal van Oplevering
Veiligheids- en Gezondheidsdossier
Gebruiksvergunning

Procesverbaal van Oplevering


De oplevering wordt schriftelijk vastgelegd door middel van een Procesverbaal van Oplevering (PvO).
Voor de diverse projecten zijn verschillende formulieren beschikbaar (standaardformulieren VII.
d
107
C.1 en VII.C.2 ).
Vooraf dient duidelijkheid te zijn in welke vorm de opdrachtgever de oplevering wil laten plaats-
vinden. Men kan opleveren van aannemer aan opdrachtgever. De opdrachtgever kan het project
vervolgens in één handeling overdragen aan zijn koper. Als er tenslotte ook nog sprake is van een
belegger, dan kan worden overwogen in het PvO alle partners te benoemen en in één handeling
van de aannemer aan de koper over te dragen. Alle genoemde partijen dienen dit PvO te onder-
tekenen en ontvangen een origineel exemplaar.

Als bijlage van het PvO dienen de Staten van Bemerkingen te worden benoemd. Op deze staten
worden alle onvolkomenheden op het moment van oplevering beschreven. Het kan gaan om
opleveringspunten, maar ook onafgemaakt werk moet worden vermeld, bijvoorbeeld het buiten-
schilderwerk. In het PvO wordt vermeld wanneer welke punten moeten zijn afgewerkt.

Veiligheids- en Gezondheidsdossier
Ten behoeve van het gebruik van een gebouw is de opdrachtgever verplicht een Veiligheids- en
Gezondheidsdossier aan de gebruiker over te dragen. De gebruiker zal immers moeten weten
welke veiligheidsvoorzieningen hij bijvoorbeeld moet (laten) nemen bij het schoonmaakonderhoud
aan de gevel. De opdrachtgever kan het maken van een dergelijk dossier uitbesteden.

Gebruiksvergunning
De gebruiker van het gebouw zal bij de gemeente een gebruiksvergunning moeten aanvragen.
De gemeente wil inzicht hebben in de indeling van het pand, als het gaat om kantoren en bedrijven.
Het pand dient te voldoen aan de voorschriften inzake brandveiligheid en de gemeente zal mogelijk
nadere eisen willen stellen inzake het milieu. Voor woningen is dit niet gebruikelijk.
www.bouwstandaard.nl

2.2 Exploitatie

[5.1] Exploitatie

[5.1.1] Exploitatie: ontwerp


Toevoegingen aan het gebouw
Wijzigingen

Toevoegingen aan het gebouw


De exploitatiefase van het gebouw start direct aansluitend op de oplevering.
Het kan voorkomen dat de gebruiker na oplevering toevoegingen aan het gebouw wenst. Denk hierbij
aan gevelreclame, buitenzonwering e.d. De directievoerder dient de gebruiker te wijzen op het feit
dat hiervoor de nodige vergunningen kunnen worden verlangd. De directievoerder kan als aanvul-
lende opdracht adviseren omtrent de technische mogelijkheden en de vergunningaanvraag.

Wijzigingen
De gebruiker kan tijdens het gebruik worden geconfronteerd met bepaalde zaken die hij als een
probleem ervaart en zou willen wijzigen. De directievoerder kan als aanvullende opdracht hierin
d
108
adviseren. Let erop dat wijzigingen constructief verantwoord moeten zijn, dat esthetische wijzi-
gingen met de architect moeten worden opgenomen en dat in sommige gevallen een vergunning
nodig is. Bij wijzigingen aan het interieur dient hij toestemming aan te vragen bij de eigenaar van
het gebouw. Deze kan aangeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan.

[5.1.2] Exploitatie: techniek


Herstelwerkzaamheden
Garanties
Onderhoudsvoorschriften
Onderhoudscontracten

Herstelwerkzaamheden
Bij de oplevering kan het voorkomen dat er nog verscheidene werkzaamheden moeten worden
afgerond. Dit kunnen zijn: opleveringspunten, afbouwwerkzaamheden van de huurder en het
oplossen van problemen die zich voor de oplevering reeds manifesteerden. Partijen waren voor
de oplevering met elkaar van mening dat deze zaken geen reden waren tot uitstel van oplevering,
anders had men moeten besluiten de oplevering uit te stellen.
Tijdens de inhuisperiode kan het voor de gebruiker toch leiden tot een zekere overlast. De directie-
voerder dient te beseffen dat hij na de oplevering te gast is bij de gebruiker en dient dit ook
kenbaar te maken bij aannemer en installateurs. Zij dienen hun werkzaamheden aan te passen
aan de mogelijkheden van de gebruiker zonder dat deze wordt geconfronteerd met overlast. In
voorkomende gevallen zullen de herstelwerkzaamheden buiten kantooruren dienen te geschieden.

Garanties
Indien tijdens de onderhoudsperiode problemen ontstaan die niet tot bij de normale onderhouds-
periode behoren, dan dient een beroep te worden gedaan op de garantieverplichting van de
aannemer/installateur. De directievoerder verzorgt de melding en begeleidt de afhandeling van
het probleem.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

Onderhoudsvoorschriften
Reeds vóór de oplevering heeft de directievoerder de onderhoudsvoorschriften verzameld en bij
de oplevering overgedragen aan de opdrachtgever/gebruiker.
Het valt buiten het gezichtsveld van de directievoerder of dit onderhoud ook wordt uitgevoerd.

Onderhoudscontracten
De directievoerder heeft aanbiedingen verzorgd voor het plegen van onderhoud aan installaties en
overige zaken. De directievoerder is niet actief in het uitbesteden van dit onderhoud.

[5.1.3] Exploitatie: financiën


Onderhoudsbegrotingen
Zekerheidsstelling/bankgarantie

Onderhoudsbegrotingen
De onderhoudsaanbiedingen kunnen vergezeld zijn geweest van begrotingen en opgaven van te
verwerken eenheden (bijvoorbeeld het aantal m2 schilderwerk). De directievoerder is niet actief in
het uitwerken van deze begrotingen.

Zekerheidsstelling/bankgarantie
Aan het eind van de onderhoudsperiode dient de directievoerder de opdrachtgever erop te wijzen
d
109
dat de eventueel nog openstaande bankgarantie tot 0 kan worden teruggebracht. De opdrachtgever
dient de bank hiervoor een opdracht te verstrekken.

[5.1.4] Exploitatie: organisatie


Oplevering
Onderhoudstermijn en opneming

Oplevering
De directievoerder ziet erop toe dat de opleveringspunten binnen de gestelde termijn worden
afgehandeld. Ingevolge de UAV, paragraaf 40 lid 12, is de opdrachtgever bevoegd deze werk-
zaamheden door derden te laten uitvoeren indien de aannemer hierbij in gebreke blijft.

Onderhoudstermijn en opneming
Zie hiervoor ook onderdeel 4.2.2 van de checklist.
Alvorens over te gaan tot deze fase dient de directievoerder de zekerheid te hebben dat alle
opleveringspunten zijn afgehandeld. Indien dit niet het geval is, dan kan worden overwogen de
‘einde onderhoudsperiode’ te verlengen. Een andere mogelijkheid is de restpunten over te nemen
bij de lijsten die tijdens de ‘einde onderhoudsperiode’ zullen worden opgesteld.
De directievoerder organiseert het proces inzake einde onderhoudsperiode. Hij doet voorstellen
met data voor opneming van het gebouw, de controledatum, de datum waarop de klachten bij de
desbetreffende bedrijven dienen te zijn en de datum waarop de klachten worden hersteld. Dit laatste
is van belang, aangezien de gebruiker op die dag diverse bedrijven over de vloer zal krijgen die
overlast met zich kunnen meebrengen. Vooraf dient met de gebruiker overeenstemming te komen
over deze datum.
De opneming van het project, tegen het einde van de onderhoudstermijn, geschiedt door de
opdrachtgever. Deze kan de gebruiker verzoeken een lijst bij te houden van kleinere gebreken
aan de binnenafwerking in deze periode. Deze lijst wordt door de directievoerder beoordeeld op
relevante onderhoudszaken. Het exterieur dient de opdrachtgever zelf, of zijn gemachtigde de
www.bouwstandaard.nl

directievoerder, op te nemen. De aanwezigheid van aannemer(s) en installateurs is hierbij niet


strikt noodzakelijk maar kan worden overwogen.
De directievoerder verzorgt een compleet overzicht van alle onderhoudszaken en distribueert
deze naar alle partijen.
De directievoerder is verantwoordelijk voor de controle van de uitvoering van deze onderhouds-
punten, hij kan dit delegeren aan de opzichter.

[5.1.5] Exploitatie: regelgeving


Gebruiksvergunning
Lozingsvergunning

Gebruiksvergunning
In veel gemeenten is het noodzakelijk dat de gebruiker van een gebouw voor de oplevering een
gebruiksvergunning aanvraagt. Bij deze aanvraag dienen dan tekeningen van de indeling van het pand
te worden overlegd. De gemeente toetst deze inrichtingstekeningen aan het bouwbesluit, met name
vanuit het oogpunt van de brandveiligheid. Daarnaast kan een ontruimingsplan worden verlangd.
De directievoerder dient de gebruiker hierop te wijzen en kan mogelijk e.e.a. coördineren.

d
110
Lozingsvergunning
Voorzover nog niet geregeld, dient alsnog een lozingsvergunning te worden aangevraagd bij de
gemeente. Hiertoe zal de directie de benodigde gegevens aanreiken aan de gebruiker.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

3 Taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden

De taken van een directievoerder zullen contractueel worden overeengekomen. In hoeverre deze
taken uitputtend worden opgesomd, zal afhankelijk zijn van de wens van de opdrachtgever. In veel
gevallen zal een algemene omschrijving voldoen. De professionaliteit van de opdrachtgever en de
bouworganisatievorm zullen van invloed zijn op de wijze waarop de opdrachtgever en projectmanager
afspraken maken.
De SR 1997 geeft in paragraaf 52-5 een summiere omschrijving van de directievoering, namelijk:
“het vertegenwoordigen van de opdrachtgever in alle zaken de uitvoering van het werk betref-
fende, voorzover het tussen de opdrachtgever en de aannemer gesloten uitvoeringscontract zich
daartegen niet verzet en partijen niet anders zijn overeengekomen”. Hierbij hoort ook de opleve-
ring van het werk.

In dit handboek geven wij een algemene omschrijving van de taken van de directievoerder. In overleg
met de opdrachtgever wordt bepaald welke taken de directievoerder uitvoert.
De directievoerder heeft als taken:
d
111
• het vertegenwoordigen van de opdrachtgever in alle zaken die de uitvoering van het werk
betreffen, tenzij anders is overeengekomen in het uitvoeringscontract;
• het behartigen van de belangen van de opdrachtgever;
• het bewaken van de kwaliteit van de uitvoering;
• het leiden van de bouwvergaderingen waarbij de notulen, onder verantwoordelijkheid van de
directievoerder, door de opzichter worden vervaardigd;
• het geven van leiding aan bouwkundig-, werktuigbouwkundig- en installatietechnisch opzichter;
• het erop toezien dat het werk binnen de gestelde tijd wordt gerealiseerd aan de hand van de
door de aannemer opgestelde en door de opdrachtgever goedgekeurde planning en werkschema’s;
• het voeren van overleg met de opdrachtgever ten aanzien van normaal gebruikelijke onderwerpen;
• het voeren van overleg met de architect zodat deze volledig op de hoogte is van de vorderingen
en de te nemen beslissingen;
• het beoordelen van en adviseren over aanbiedingen voor meer- en minderwerk, stelposten en
verrekenbare hoeveelheden;
• het controleren van de door de diverse partijen toegeleverde tekeningen en andere stukken;
een en ander onder uitdrukkelijk voorbehoud van de verantwoordelijkheid van de samenstellers
daarvan;
• het controleren en adviseren ten aanzien van de bouwtermijnen en de eindafrekening;
• het toezien op de tijdige levering en controle van revisiebescheiden, garantiebewijzen, installatie-
instructies, onderhoudscontracten en dergelijke;
• het voeren en/of controleren van de benodigde correspondentie behorende bij de directievoering.

Naast deze taken is het goed om met de opdrachtgever de volgende punten af te spreken:
• aan wie is de directievoerder verantwoording verschuldigd betreffende het werk;
• hoe is de organisatiestructuur van het bouwproject;
• wie verzorgt de coördinatie van de uitvoerende bedrijven;
• wie leidt de bouwvergaderingen, wie notuleert, werkt uit en distribueert de bouwverslagen;
• wie leidt en notuleert de werkbesprekingen;
www.bouwstandaard.nl

• wie houdt er toezicht op de bouwkundige zaken;


• wie houdt er toezicht op de technische installaties;
• houdt de opzichter een dagboek bij en de aannemer een weekrapport;
• wie verzorgt de oplevering;
• wie behandelt de klachten tijdens de onderhoudsperiode.

Verantwoordelijkheden
De directievoerder is verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van zijn taken. Hij ziet erop
toe dat het gewenste kwaliteitsniveau van het bouwwerk wordt gehaald, dat de opdrachtgever
goed wordt geïnformeerd en dat er een goede bouwadministratie wordt gevoerd.
De directievoerder is verantwoording verschuldigd aan de opdrachtgever, tenzij anders wordt
overeengekomen.

Bevoegdheden
De directievoerder treedt namens de opdrachtgever op als aanspreekpunt voor de aannemer. Hij
heeft de algemene leiding over het bouwproject. Hij stelt de opdrachtgever op de hoogte van de
stand van het werk en legt financiële beslissingen ter beoordeling aan de opdrachtgever voor.

d
112
Handboek Bouwbegeleiding CBB | d. De directievoerder

4 Procedures

De directievoerder stelt in overleg met de opdrachtgever een opdrachtbrief samen, waarin de


taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directievoerder zijn vastgelegd.
Omtrent zaken waaraan de opdrachtgever goedkeuring wil geven, maakt de directievoerder een
voorstel. Alle overige door de directievoerder genomen beslissingen legt de directievoerder schrif-
telijk vast. De directievoerder voert een bouwadministratie die zo is opgesteld dat daarmee achteraf
een volledig overzicht te maken is van zijn werkzaamheden en het verloop van het bouwproces.

d
113
d
e
115

Handboek Bouwbegeleiding CBB


e. De opzichter
www.bouwstandaard.nl

Inhoud

Inleiding 117
1 Beschrijving van het werkveld van de opzichter 117
2 De uitwerking van de checklist werkzaamheden bouwbegeleider 119
voor de opzichter
2.1 Uitvoering 119
2.1.1 Realisatie 119
2.1.2 Oplevering 131
3 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 135
4 Procedures 137

e
116
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

Inleiding

Bij de beschrijving van het werkveld van de opzichter gaan we ervan uit dat de opzichter bij het
project betrokken raakt op het moment dat de uitvoering van start gaat. Hij ontvangt een set
bestektekeningen en een bestek en, in veel gevallen, gegevens betreffende de fundering. De
bouwkeet is aanwezig.

1 Beschrijving van het werkveld van


de opzichter

De opzichter is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van het contract tussen opdracht-
gever en aannemer. Hij werkt onder leiding van de directievoerder en is aan hem verantwoording
verschuldigd. Formeel is er geen directe relatie tussen opzichter en opdrachtgever, zelfs niet als
deze de kosten van het toezicht rechtstreeks betaalt.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de taken van de opzichter, gebaseerd op


de checklist werkzaamheden bouwbegeleider.

De werkzaamheden van de opzichter kunnen variëren van de meest eenvoudige vorm van toezicht
houden, zonder enige vorm van voorbereiding, vergaderingen en administratie, tot de meest uitge-
breide vorm. Het komt voor dat de opzichter een aantal taken van de directievoerder overneemt,
e
117
zoals het leiden van bouwvergaderingen. Het is soms niet mogelijk alles van tevoren contractueel
vast te leggen, veel zaken worden lopende het werk tussen directievoerder en opzichter onderling
geregeld. Dit behoeft geen problemen te geven, als er maar wordt geregeld wie wat doet. De
directievoerder blijft wel verantwoordelijk voor de werkzaamheden van de opzichter.

De opzichter onderhoudt het contact met de aannemer op uitvoeringsniveau, draagt bij aan een
goede sfeer op het werk en houdt zowel preventief toezicht als controle achteraf.
Hij bereidt vergaderingen inhoudelijk voor, houdt de planning bij en zorgt ervoor dat de directie-
voerder continu op de hoogte is van belangrijke ontwikkelingen van het project.
Hij distribueert de voor uitvoering goedgekeurde tekeningen op het werk en ziet er tevens op toe
dat niet van vervallen tekeningen wordt gewerkt.

De eerste activiteit van de opzichter is kennismaken met de aannemer. Er valt voor te kiezen een
afspraak te (laten) regelen waarbij de directievoerder van de opdrachtgever en de bedrijfsleider
en uitvoerder van de aannemer aanwezig zijn. Dit zijn de hoofdfiguren om wie de daadwerkelijke
uitvoering van het project draait. Deze bespreking heeft veelal een informeel karakter. Tevens kunnen
de eerste activiteiten met elkaar worden besproken.
De eerste zorg van de opzichter is het verzorgen van zijn huisvesting. Tafels, stoelen, een uitleg-
tafel, een mogelijkheid om tekeningen aan de wand te prikken, dit dient vrij spoedig op orde te
zijn. Telefoon en fax dienen te werken.
www.bouwstandaard.nl

e
118
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

2 De uitwerking van de checklist


werkzaamheden bouwbegeleider
voor de opzichter

2.1 Uitvoering

2.1.1 REALISATIE
[4.1] Realisatie

[4.1.1] Realisatie: ontwerp


Werktekeningen
Revisietekeningen
Afwerkstaten
Kleurenschema

Werktekeningen
De opzichter inventariseert de voortgang in de productie van de werktekeningen en geeft een
aanzet voor de tekeningenprocedure welke in de bouwvergadering kan worden vastgesteld.
Hierbij is van groot belang dat ruimte is ingebouwd voor de goedkeuringsprocedure door de
gemeente. Bij ieder in het werk te storten onderdeel dient een door Bouw- en Woningtoezicht
goedgekeurde tekening reeds op het werk te zijn. In die gevallen waarbij dat niet haalbaar is,
dienen partijen tijdig te overleggen met de gemeente. Het verdient aanbeveling de opzichter een
e
119
afschrift te zenden van alle geleidebrieven van ingediende tekeningen, zodat hij op de hoogte is
van de stand van zaken. Dit geldt niet alleen voor de constructieve tekeningen en berekeningen
maar ook voor de installatiegegevens. Vastgesteld moet worden wie verantwoordelijk is voor de
controle van maatvoering van tekeningen.

Tussen de directievoerder en de opzichter wordt afgesproken wie uiteindelijk de tekeningen


definitief verklaart. Gebruikelijk is dat het architectenbureau hiervoor verantwoordelijk is. Deze
controleert alle tekeningen op basis van de uitgangspunten: de bestektekeningen. De opzichter
kan in deze fase een ondersteunende rol spelen. Op basis van zijn kennis en ervaring wordt hij
vaak betrokken bij de controle van de nader uit te werken detailleringen, zowel van bouwkundige
details als van tekeningen van toeleveranciers.
De maatvoering van de installatietekeningen en de constructietekeningen wordt eveneens door
de architect gecontroleerd.
De installatietechnische onderdelen van de tekeningen van de installateurs worden gecontroleerd
door de adviseur van de installaties, de constructieve onderdelen door de adviseur van de con-
structies.

Revisietekeningen
Tussen de directievoerder en de overige projectpartners zijn afspraken gemaakt voor het vervaar-
digen van revisietekeningen. De opzichter houdt gedurende de realisatiefase alle wijzigingen bij en
verstrekt deze aan de desbetreffende partners voor verwerking op de revisietekeningen. Ook houdt
hij toezicht op het inmeten van belangrijke zaken, zoals ontstoppingsstukken van de riolering. Bij
www.bouwstandaard.nl

grotere werken delegeert hij dit aan de aannemers.


Hij levert gegevens aan voor revisietekeningen die van belang zijn voor koopwoningen, omdat
voor kopers vaak aparte revisies worden vervaardigd.
Hij controleert de concept-revisietekeningen voordat deze definitief worden gemaakt.

Afwerkstaten
De opzichter controleert de aangeleverde afwerkstaten op de besteksuitgangspunten en signa-
leert naar de directievoerder als hierin afwijkingen voorkomen.

Kleurenschema
De opzichter controleert het aangeleverde kleurenschema op de besteksuitgangspunten en
signaleert naar de directievoerder als hierin afwijkingen voorkomen.

[4.1.2] Realisatie: techniek


Bestekswijzigingen
Bouwplaatsinrichting
Keetinrichting
Maatvoering/uitzetten
Controle in de fabriek

Bestekswijzigingen
Voor de opzichter is het van belang alle afwijkingen waarmee hij te maken krijgt, te melden in de
bouwvergadering. Dit is het platvorm waarin bestekswijzigingen kunnen worden besproken en

e
120
vastgesteld. Zo mogelijk – als daar tijd voor is – geschiedt deze bespreking vooraf, dan wordt
e.e.a. in de bouwvergadering achteraf vastgesteld en genotuleerd.

Bouwplaatsinrichting
De coördinatie van de inrichting van de bouwplaats is beschreven bij de werkzaamheden van de
directievoerder.
Voor de opzichter is het belangrijk te weten of rooilijnen en peilhoogtes bekend zijn danwel zijn
uitgezet in het werk. Indien dit nog niet is gedaan, dan organiseert hij dit.

Keetinrichting
In veel bestekken is geregeld dat de administratieve behoeften van de opzichter door de aannemer
moeten worden geleverd. De opzichter stelt hiervoor een lijst op van zaken die hij nodig denkt te
hebben. Hierbij moet men denken aan ordners, schrijfblokken, pennen, telefoon, telefax e.d. Vaak
wordt ook een PC verlangd voor de opzichter. In dat geval is het belangrijk aan te geven waaraan
de PC en de daarbij benodigde printer moeten voldoen. Ten aanzien van NEN-bladen is het ondoenlijk
om de aannemer een complete verzameling op het werk te laten afleveren. Beter is het om bij het
bestuderen van het bestek aan te geven welke voorschriften mogelijk van belang zijn voor het
project en met de aannemer af te spreken dat deze op het werk beschikbaar zijn voor de opzichter
en de uitvoerder.

Maatvoering/uitzetten
Met de aannemer wordt doorgesproken welk systeem wordt toegepast voor de maatvoering van
het project. Het gaat om de horizontale maatvoering (stramienen en assen) en de verticale
maatvoering (peilhoogtes). De opzichter geeft aan welke zaken hij wil controleren en zal tussen-
tijds steekproeven nemen. De aannemer is en blijft verantwoordelijk voor de maatvoering van het
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

project, voor de opzichter betreft het een preventieve controle. Als blijkt dat bij het maatvoeren
fouten zijn gemaakt, dan is het oplossen hiervan meestal een kostbare zaak.
De opzichter laat van essentiële zaken de maatvoering in het werk verder uitwerken. We noemen
in dit verband lagen- en koppenmaat van het gevelmetselwerk, verdeling van wand- en vloertegels,
inclusief sanitaire voorzieningen.
De opzichter verdiept zich in de toegestane maattoleranties ontstaan door (1) verschillen in
uitzetten op de bouw, (2) plaatsing en (3) afmetingen van het bouwelement en controleert mede
op basis hiervan in het werk en het in de fabriek vervaardigde bouwelement. Er ontstaat vaak
discussie omtrent toleranties. In een goed bestek zijn de toleranties aangegeven. Daarbij kan zijn
verwezen naar NEN-normen, zoals:

• NEN 2741 Met cementgebonden dekvloeren: Kwaliteit en uitvoering;


• NEN 2743 Oppervlak monolithische afgewerkte betonvloeren: Uitvoering en kwaliteitsbeoordeling;
• NEN 2881 Maattoleranties voor de bouw: Begripsomschrijving en algemene regels;
• NEN 2886 Maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor gebouwen –
Steenachtige draagconstructies;
• NEN 2887 Maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor het uitzetten op de bouwplaats;
• NEN 2888 Maximaal toelaatbare maatafwijkingen voor het stellen van draagconstructies
van gebouwen;
• NEN 2889 Betonelementen: Maximaal toelaatbare maatafwijkingen;
• NEN 2892 Vlakheid en evenwijdigheid van bouwdeeloppervlakken: Berekeningsmethode voor
maximaal toelaatbare maatafwijkingen, meting en toetsing;
• NEN 2891 Gevelelementen: Termen, definities en regels voor bepaling van de modulaire plaats



en maten;
NEN 3682 Maatcontrole in de bouw: Algemene regels en aanwijzingen;
NEN-EN 24 Deuren - Het meten van afwijkingen van de algemene vlakheid;
e
121
• NEN-EN 25 Deuren - Het meten van afmetingen en afwijkingen van de haaksheid;
• NEN-EN 98 Keramische tegels: Bepaling van de afmetingen en de hoedanigheid van het oppervlak;
• NEN-EN 336 Hout voor constructieve toepassingen (naald- en populierenhout): Afmetingen en
toelaatbare maatafwijkingen;
• NEN-EN 772-16 Beproevingsmethoden voor metselwerk: Bepaling van de vorm en de afmetingen;
• NEN-EN 772-20 Beproevingsmethoden voor metselwerk: Bepaling van de vlakheid van het
oppervlak en de haaksheid van de hoeken en randen;
• NEN-EN 952 Deurbladen - Algemene en plaatselijke vlakheid;
• NEN-EN 1529 Deurbladen - Hoogte, breedte, dikte en haaksheid;
• NEN-EN 1530 Deurbladen - Algemene en plaatselijke vlakheid.

De opzichter ziet toe op het tijdig inmeten van hoofdbewerkingen. De reden hiervoor is dat de
toleranties van de ruwbouw voor bepaalde inbouwelementen bekend moeten zijn, zodat later geen
problemen ontstaan bij het plaatsen van die elementen.

Controle in de fabriek
Steeds meer worden onderdelen van het gebouw geprefabriceerd. Veelal wordt geleverd onder
KOMO-keur, ook door bedrijven die ISO-9000 gecertificeerd zijn. Menig opdrachtgever is dan
geneigd te denken dat controle van deze toeleveranciers niet meer noodzakelijk is, tot men wordt
geconfronteerd met de aanlevering op de bouwplaats. Vaak is het dan uitermate moeilijk een
product te vervangen. Enerzijds doordat de planning in gevaar komt, anderzijds doordat de fouten
die in het product aanwezig zijn op de bouw niet herstelbaar zijn. Onder druk moet de opdracht-
www.bouwstandaard.nl

gever soms genoegen nemen met een product dat niet geheel voldoet aan zijn verwachtingen.
Om die reden is het in zijn belang dat er wel degelijk fabrieksbezoeken worden afgelegd door
de opzichter. Hij bepaalt welke fabrieken hiervoor in aanmerking komen en in welk stadium een
bezoek moet worden gebracht. Hij maakt van deze bezoeken verslagen (standaardformulier
II.D.1) die als ingekomen stuk worden vastgelegd in de bouwvergaderingen.
Bij prefab betonnen gevelelementen behoort een keuring van de mal, een keuring van de eerste
wapening (in aanwezigheid van de inspecteur van Bouw- en Woningtoezicht) en een keuring van
de eerste gereedgekomen elementen.
Bij gevelstenen behoort een keuring van de stenen op het fabrieksterrein. Daar kan de opzichter
constateren of de stenen voldoen aan de overeengekomen monsters (maatvoering en kleur). Hij kan
ook aan de hand van de tas beoordelen of de door de aannemer voorgestelde werkwijze (bijv. opperen
met een HULO-klem) geschikt is met toepassing van deze stenen. Indien blijkt dat er veel variatie
is per opgestapelde pallet of HULO-verpakking, dan kan een menging op het fabrieksterrein
noodzakelijk zijn.

[4.1.3] Realisatie: financiën


Termijnen
Meer- en minderwerk
Stelposten
Verrekenposten
Budgetbewaking
Machtigingen

e
122
Termijnen
Lay-out en inhoud van de termijnen zijn bepaald door de directievoerder (standaardformulier
V.F.1). Voor het bepalen van de hoogte van een termijn dient de aannemer een puntenstaat in te
vullen en te laten controleren door de opzichter. De opzichter kan deze ook samen met de uitvoerder
vooraf opstellen (standaardformulier V.F.2). Samen met de facturen wordt deze puntenstaat ter
goedkeuring aan de opzichter verstrekt. Indien de opzichter akkoord is met de inhoud, zal hij deze
ter afhandeling doorsturen naar de directievoerder.

Meer- en minderwerk
Tijdens de bouwvergadering is de procedure reeds besproken en vastgelegd. Het is voor alle partijen
duidelijk dat de opzichter geen bevoegdheid heeft in het goedkeuren van meer- en minderwerk.
Dit ontslaat de opzichter echter niet van zijn taak om afwijkingen tijdig te signaleren bij de directie.
Het is aan de directievoerder om te bepalen hoe hiermee vervolgens wordt omgegaan.

Stelposten
Samen met de directievoerder zal de opzichter nadere uitgangspunten opstellen voor de invulling
van de stelposten. E.e.a. op basis van de wensen van de opdrachtgever. De opzichter zal het
voorstel van de aannemer controleren en met de directievoerder bespreken, voordat het in de
bouwvergadering wordt behandeld. De opzichter bewaakt een overzicht van de stelposten en
houdt de directievoerder hiervan op de hoogte. Hij kan hiervoor gebruikmaken van het standaard-
formulier V.C.1.

Verrekenposten
Indien er sprake is van verrekenposten, zal de opzichter alle informatie opvragen die van belang is
voor het bewaken van deze posten. Als bijvoorbeeld de wapening van de beton verrekenbaar is
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

gesteld, dient hij buigstaten te ontvangen van de aannemer. Daarnaast controleert hij of de
opgegeven hoeveelheden ook op het werk zijn verwerkt.
Voor het vaststellen van hoeveelheden zal hij de noodzakelijke controlemetingen verrichten.

Budgetbewaking
In eerste instantie een verantwoordelijkheid van de directievoerder.

Machtigingen
De opzichter kan in bepaalde gevallen de directievoerder assisteren bij het opdragen van meer-
en minderwerk. Vooral als het gaat om dagelijkse opdrachten en de directievoerder niet dagelijks
aanwezig is.

[4.1.4] Realisatie: organisatie


Vergaderingen:
• bouwvergadering;
• coördinatievergadering;
• werkvergadering.
Projectcoördinatie
Kopersbegeleiding/huurdersbegeleiding
Procedures:
• afspraken met BWT;
• aanmelden bij de Arbeidsinspectie;
• tekeningendistributie op de bouwplaats.
Planning:
• opstartfase;
• fundering;
e
123
• buitenschilafwerking;
• ruwafbouw;
• fijnafbouw;
• opleveringsfase.
Toegangsregeling
Reclamebord
Kwaliteitsbewaking:
• dagboek/weekrapport;
• bouwadministratie;
• onveilige situaties;
• keuringen;
• bemonstering.
Eerste steen, hoogste punt en opening
Verzekeringen

Vergadering: bouwvergadering
De directievoerder belegt de eerste bouwvergadering en verstuurt de convocaties.
De opzichter bespreekt vooraf die zaken die hij in de bouwvergadering wenst te bespreken c.q.
dient vastgelegd te zien.
Voor de vergadering zal hij de overall-planning bijwerken en een overzicht van het aantal werkbare
dagen opstellen.
Hij zorgt ervoor dat er tijdens de vergadering geen verschil van mening is met de directievoerder.
www.bouwstandaard.nl

Een eventueel meningsverschil dient buiten de vergadering om te worden besproken.

Veelal zal de opzichter de bouwvergaderingen notuleren. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk
na de vergadering uitgewerkt tot een concept-verslag dat door de directievoerder wordt beoor-
deeld. De directievoerder zorgt voor uitwerking en verzending van de verslagen. De opzichter
zorgt voor een verzendschema van de verslagen.

Vergadering: coördinatievergaderingen nutsbedrijven


De opzichter bespreekt met de aannemer op welk moment de nutsbedrijven zullen worden
uitgenodigd voor een eerste kennismaking met het project. Het gaat om een zo breed mogelijk
overleg waarbij men moet denken aan elektra, gas, water, communicatie (telefonie, kabel),
stadsverwarming, riolering en bestrating. Tijdens deze bespreking kunnen afspraken worden
gemaakt over de verdere voortgang en de te volgen procedures. Zo nodig informeert hij de
directievoerder over noodzakelijke administratieve zaken die vanuit de opdrachtgever nog moeten
worden geregeld.
Tijdens deze bijeenkomst worden afspraken gemaakt over in te dienen tekeningen en berekeningen
en in hoeverre de nutsbedrijven de tekeningen formeel nog (goed)keuren en op het werk afgeven.
Dit is namelijk per gemeente verschillend.

Vergadering: coördinatievergaderingen installaties


De opzichter bewaakt een goede coördinatie van alle installaties, zowel in de tekeningenfase als
tijdens de uitvoering. Hij bepaalt in overleg met de directievoerder het moment van coördinatie-
overleg. Voorzover wenselijk/noodzakelijk zal hij hierbij aanwezig zijn. Als er een installatie-

e
124
adviseur op het project aanwezig is, zal deze de tekeningencoördinatie daadwerkelijk regelen.
Indien er geen adviseur aanwezig is, dient het bestek uitsluitsel te geven wie hiervoor verant-
woordelijk is. De coördinatie van de uitvoering is meestal gedelegeerd aan de aannemer.
Indien dit besteksmatig niet is voorzien, en de coördinatie van de uitvoerende bedrijven dient te
geschieden door de opzichter, dan dient dit in het contract van de opzichter te zijn geregeld.

Vergadering: werkvergaderingen
Het houden van werkvergaderingen behoort een initiatief te zijn van de aannemer, dit is vaak
geregeld in het bestek. De opzichter dient erop toe te zien dat deze vergaderingen ook daadwer-
kelijk worden georganiseerd. Hij heeft hier een direct belang bij. Het gaat om een juiste afstemming
van de uitvoering met het bestek, bestektekeningen en werktekeningen. In de werkvergaderingen
worden de afspraken en onderhandelingen tussen aannemer en onderaannemer/leverancier min
of meer openbaar, voorzover deze betrekking hebben op de uitvoering. Een voorbeeld hiervan is
een overleg met de betoncentrale. Tijdens het overleg tussen opzichter, betoncentrale en aannemer
wordt duidelijk welke afspraken de aannemer en de centrale hebben gemaakt. De opzichter checkt
of dit conform het bestek is. Dit is met name belangrijk omdat de samenstelling van beton aan
verandering onderhavig is door het van overheidswege verplicht toepassen van granulaat-beton.
De werkvergaderingen worden voorgezeten en genotuleerd door de aannemer, tenzij het bestek
anders aangeeft.
De opzichter houdt de directievoerder voorzover deze niet zelf aanwezig is op de hoogte van
belangrijke zaken uit deze vergaderingen.
Voor de opzichter is het van groot belang erop toe te zien dat de werkvergadering wordt gebruikt
voor zaken die binnen de besteksuitgangspunten vallen. Daarnaast kan de werkvergadering
uitstekend worden gebruikt voor het voorbereiden van al of niet gewenste c.q. noodzakelijke
wijzigingen die vervolgens in de bouwvergadering worden afgehandeld. Ook het voorbespreken
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

van meer- en minderwerk kan hier worden gedaan. Besluiten inzake meer- en minderwerk kunnen
niet tijdens de werkvergaderingen worden genomen, maar vinden altijd in de bouwvergadering plaats.

Projectcoördinatie
Dit is een verantwoordelijkheid van de directievoerder.

Kopersbegeleiding/huurdersbegeleiding
Tussen opdrachtgever en directievoerder zijn afspraken gemaakt over de begeleiding van kopers
of huurders van woningen en/of kantoorruimtes.
Inherent aan deze afspraken moet zijn vastgesteld welke taken de opzichter hierbij heeft.
Bij woningen is het zaak dat wordt vastgesteld wie de wijzigingen van de kopers controleert.
Bij kantoren behoort tot de werkzaamheden van de opzichter dat hij de wijzigingen aan het casco
begeleidt. Hierbij zorgt hij voor een eventuele coördinatie tussen constructeur en aannemer en
bewaakt de goedkeuringsprocedure. Bij winkelcentra geldt hetzelfde. Bij een standaard contract
behoort geen toezicht over de afbouwwerkzaamheden van huurders.
De opzichter kan behulpzaam zijn bij het verzorgen van rondleidingen op de bouwplaats.
Hij organiseert hiertoe de benodigde veiligheidsvoorzieningen.

Procedures: afspraken met BWT


Tot een van de eerste activiteiten van de opzichter behoort een kennismakingsgesprek met de
inspecteur van Bouw- en Woningtoezicht. Dit kan worden gecombineerd met een eerste keuring
van wapening of het slaan van een eerste paal. Hierbij kan de constructeur eveneens worden
uitgenodigd. Tijdens deze kennismaking kunnen nadere afspraken worden gemaakt over het
keuren van wapening, het afgeven van goedgekeurde tekeningen, het bewaken van ter goedkeuring
ingediende tekeningen en berekeningen, fabrieksbezoeken e.d. In overleg met de directievoerder
kan hij een aparte bespreking beleggen om de bouwvergunning te bespreken. Ook zaken als
e
125
controle door de brandweer, nader te overleggen gegevens en de opleveringscontrole kunnen
door de opzichter worden besproken en vastgelegd.

Procedures: aanmelding bij Arbeidsinspectie


De opzichter dient erop toe te zien dat een kopie van de aanmelding van het project bij de
Arbeidsinspectie zichtbaar is opgehangen in de bouwkeet.

Procedures: tekeningendistributie op de bouwplaats


De opzichter stempelt alle voor de bouwplaats bestemde tekeningen af met een stempel
‘UITVOERING’, voorzien van datum en handtekening. Alleen zo heeft hij controle over de in
omloop zijnde tekeningen. Hierbij hoort een regelmatige controle op de bouwplaats om te zien
of het personeel met de laatst verstrekte tekeningen werkt. Verouderde tekeningen dienen te
worden gesignaleerd bij de aannemer, deze dient de tekeningen in beslag te nemen en ervoor te
zorgen dat nieuwe tekeningen beschikbaar komen.
Dit geldt voor alle geproduceerde tekeningen die het werk betreffen, dus ook tekeningen die
door de aannemer zelf zijn getekend. De opzichter is niet bevoegd om tekeningen voor definitief
af te stempelen. In principe is de partij die de tekening produceert eindverantwoordelijk voor de
definitieve versie.

Planning
In vervolg op onderdeel planning zoals omschreven bij de werkzaamheden van de directievoerder,
zal ook dit onderdeel voor de opzichter worden gesplitst in een aantal fases.
www.bouwstandaard.nl

Planning: opstartfase
De opzichter moet controleren. Hij dient dit niet alleen achteraf te doen, maar ook preventief.
Ook hij dient zich, evenals de directievoerder, te verdiepen in alle stukken die hij heeft ontvangen.
In de eerste plaats concentreert hij zich op de fundering van het gebouw, aangezien dit als eerste
onderdeel in uitvoering gaat. Nadat hij zich hierin heeft verdiept, kan hij overwegen een bespreking
met de aannemer te organiseren om alle zaken betreffende de fundering door te spreken. Het is
verstandig om de constructeur hierbij uit te nodigen. De volgende stap kan zijn dat de inspecteur
van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de betreffende gemeente wordt uitgenodigd voor
een kennismaking en om e.e.a. door te spreken inzake de fundering.
Tegelijkertijd bestudeert hij bestek en tekeningen. In overleg met de directievoerder moet worden
afgesproken of hij deze stukken moet controleren en van commentaar voorzien of dat dit niet
noodzakelijk wordt geacht.
In deze fase moet de opzichter overwegen of een bespreking met de betoncentrale zinvol is. Er dient
duidelijkheid te komen over het systeem van maatvoeren. Eventuele maatregelen bij onwerkbaar
weer moeten bekend zijn, materieel hiervoor moet aanwezig zijn. Daarnaast is in deze fase de
bouwplaatsinrichting van belang.

Planning: fundering
Voorzover er nog grondwerkzaamheden moeten worden verricht, houdt hij hierop toezicht en
initieert zo nodig het houden van een werkbespreking. Van de grondtransporten houdt hij toezicht
op de benodigde vergunningen danwel het verstrekken van ‘schonegrondverklaringen’. In het
kader van het Bouwstoffenbesluit zal hij moeten toezien op de aanwezigheid van de benodigde
certificaten.

e
126
Bij grondverbetering controleert hij zelf en zorgt voor een controle door de constructeur.
Hij controleert of de aannemer op de hoogte is van aanwezige kabels en leidingen.
Bij toepassing van grondschermen en bemalingen dient hij te controleren of de nodige vergunningen
aanwezig zijn en of reservemateriaal goed functioneert.

De opzichter spreekt alle aspecten met betrekking tot het heiwerk door met de aannemer. Hij bepaalt
aan de hand van de sondering, maaiveldhoogte en paalpuntniveau de exacte hoogte waarop de paal
moet worden geheid. Hij organiseert de activiteiten met betrekking tot de eerste (technische) paal.
Hij verzorgt de kalendering van de palen en een juiste rapportage hiervan.
Hij controleert de uitzetting van het palenplan alsmede de hoogte van het bouwraam ten opzichte
van de door de gemeente opgegeven peilhoogte. Dit is het enige juiste moment hiervoor.

Vooraf is besproken welk funderingssysteem zal worden toegepast en waar eventuele stortnaden
kunnen worden gemaakt. De opzichter bespreekt met de aannemer het moment van keuren van
kist en wapening en laat een stortschema opstellen. Hij bespreekt voorbehandeling, het storten
en nabehandeling van het beton met de aannemer. Hij controleert steekproefsgewijs de maatvoering
van stekken, stramienen en hoogtes.
Hij ziet toe op een correcte instorting van de benodigde sparingen en overige voorzieningen in de
fundering. Hij controleert de aanwezigheid en uitvoering van aarding.
Met de aannemer spreekt hij de wijze en het moment van betonreparaties af.
Hij ziet toe op een juiste installatie van alle noodzakelijke leidingen inclusief hun specifieke
beugeling en op een schone afwerking van de kruipruimte.
Hij overlegt inzake de opslag en oplegging van vloeren op de fundering en de controle van de
maatvoering. Hij ziet erop toe dat de instructies uit het V&G-plan worden opgevolgd.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

Planning: buitenschilafwerking
Hier wordt met name bedoeld de buitenafwerking van het gebouw, zoals o.a. metselwerk, kozijnen,
natuursteen en dakafwerking.
De opzichter bereidt zich goed voor op alle voor zijn project van toepassing zijnde afwerkingen.
Globaal houdt deze voorbereiding in: een controle van het tekenwerk en van het bestek, het
houden van de nodige voorbesprekingen, het keuren van materialen op de fabriek of op de
bouwplaats en het tijdig (laten) beslissen over eventuele bemonstering.
Daarnaast is het controleren van de uitvoering een belangrijk onderdeel van zijn taak. Dit is voor
de opdrachtgever de belangrijkste reden om toezicht te laten houden.
De opzichter dient na te denken over een opzet van het hang-en sluitwerk en het hieraan gekoppelde
sluitplan, voorzover dit in het bestek niet is geregeld.
Hij laat van de belangrijkste zaken monsters opzetten. Denk hierbij aan het opzetten van een
proefmuur van de gevelsteen. Dit proefmuurtje dient groot genoeg te worden gemaakt, zodat
hierop verschillende monsters van het voegwerk kunnen worden aangebracht. Bij meerdere
kleuren gevelstenen deze ook in het proefmuurtje laten verwerken.
Bij metselwerk dient te worden besproken welk type steiger in aanmerking komt voor toepassing
op het project, hoe om te gaan met verankeringen, dagbeëindiging, spouwmuurventilatie, uitkrabben,
metselmortel en voegmorteladvies, dilatatieadvies en eventuele nabehandeling (hydrofoberen of
anti-graffitilaag).
Bij toepassing van natuursteen dienen alle bevestigingsmaterialen te zijn bemonsterd. Ook het
hierbij behorende systeem van isoleren behoort te zijn besproken.
Inzake de kozijnen dient vooraf duidelijkheid te komen over het type, de detaillering, de afwerking
en maattoleranties. Ook keuringen vooraf en achteraf dienen te zijn besproken.

Planning: ruwafbouw
Met de term ruwafbouw wordt hier bedoeld het binnenmetselwerk, stukadoorswerk, tegelwerk,
e
127
binnenkozijnen en deuren, vloerafwerkingen en installaties.
In de diverse vergaderingen is de basis gelegd voor de onderlinge afstemming van alle werkzaam-
heden. De opzichter dient bij al deze onderdelen vooraf helderheid te verkrijgen over de precieze
uitwerking. Indien ergens onduidelijkheid bestaat, dan dient hij hierover met de directievoerder
overleg te plegen. Deze kan vervolgens bepalen welke actie moet worden ondernomen.

Planning: fijne afbouw


Tijdens de fijne afbouw worden alle binnen- en buitenafwerkingen aangebracht: tegelwerk,
plafondafwerkingen, schilderwerk e.d. Voor de opzichter is het belangrijk dat hij zijn tijd nu goed
indeelt. Hij kan ervoor kiezen een aantal keren per dag een ronde te maken, maar het kan ook
verstandig zijn een controleronde toe te spitsen op enkele onderdelen zodat gerichter wordt gewerkt.
De opzichter dient met enige regelmaat zijn directievoerder uit te nodigen voor een ronde om
ervoor te zorgen dat het kwaliteitsniveau, dat is afgesproken tussen opdrachtgever en aannemer,
ook wordt gehaald. De directievoerder zal een ‘frissere’ kijk op het kwaliteitsniveau hebben dan
de opzichter omdat de opzichter veel vaker op het werk is.

Planning: opleveringsfase
Vooraf is overeenstemming bereikt tussen de directievoerder en de aannemer over de wijze van
opleveren. In het algemeen kan ervan worden uitgegaan dat de aannemer verantwoordelijk is voor
de uitvoering van de vooropname van het project. Hiertoe zal de opzichter samen met de directie-
voerder aanwezig zijn bij de start van de vooropname om aan de aannemer kenbaar te maken
op welk niveau de afwerking aan de directie dient te worden aangeboden voor oplevering.
www.bouwstandaard.nl

De aannemer schrijft hiervoor opnamestaten uit voor haar eigen personeel en voor haar onder-
aannemers en ziet toe op een correcte afwerking van de geconstateerde afwijkingen Als alle zaken
correct zijn afgewerkt en de aannemer is van mening dat het project gereed is voor oplevering,
dan kan worden overgegaan tot de oplevering. De taak van de opzichter bij deze vooropname is
belangrijk. Hij stuurt dit proces aan en zo nodig bij. Indien wenselijk zal hij meerdere keren aanwezig
zijn bij de vooropname. Er dient voldoende tijd beschikbaar te zijn voor het uitvoeren van een
complete opleveringsprocedure. Veelal moet een project op een vooraf vastgestelde datum worden
opgeleverd waarbij rond de opleveringsdatum desondanks toch tijdsproblemen ontstaan aan
aannemerszijde. In voorkomende gevallen zal een vooropname moeten plaatsvinden in ruimten die
nog niet gereed zijn voor opname. De opzichter kan overwegen de vooropname in onderdelen te
doen uitvoeren om hiermee tijdwinst te krijgen. Zo kunnen afgebakende werkzaamheden goed in
beeld worden gebracht. Men kan bijvoorbeeld de wand- en vloertegels vooruitlopend op de
oplevering opnemen op het moment dat die gereed zijn.

Toegangsregeling
De opzichter kan behulpzaam zijn bij het verzorgen van projectbezichtigingen danwel rondleidingen.
Hij ziet toe op een naleving van de veiligheidsvoorschriften, zoals het verstrekken van helmen, het
afzetten van niet toegankelijke ruimten e.d.

Reclamebord
Dit is beschreven bij de werkzaamheden van de directievoerder.

Kwaliteitsbewaking: dagboek/weekrapport

e
128
Het is voor de opzichter van belang een dagboek bij te houden. Voor het bijhouden van afspraken
kan hij gebruik maken van het standaardformulier IV.A.2. Voor het bijhouden van uitgebreidere
zaken, zoals werkbaar weer en personeel, dient hij gebruik te maken van formulier IV.A.1.
De opzichter houdt een dagboek bij om de volgende redenen:
• het vastleggen van alle afspraken die niet tijdens de bouw- en werkbespreking worden behan-
deld. Meestal gaat het om pure uitvoeringsaangelegenheden.
• het vastleggen van geconstateerde afwijkingen.
• het vastleggen van bezoeken tijdens de bouw, bijvoorbeeld de inspecteur van BWT voor het
keuren van wapening.
• het vastleggen van bijzonderheden, zoals stilleggen van (onderdelen van) het werk.
• bij meningsverschillen onderling en bij geschillen die op een hoger niveau spelen kan het
dagboek worden gehanteerd om duidelijkheid te verkrijgen. Daarnaast geeft het dagboek een
stuk bescherming voor de opzichter zelf. Veelal werkt een opzichter op projectbasis en is niet in
dienst van architect of opdrachtgever, zodat een verantwoording van de werkzaamheden van
de opzichter moet kunnen plaatsvinden indien dat wenselijk is.
In overleg met de directievoerder dient te worden afgesproken of en, zo ja, aan wie een afschrift
van het dagrapport moet worden verstrekt.

Kwaliteitsbewaking: bouwadministratie
Voor de opzet van de bouwadministratie wordt verwezen naar deel F.
Bij het opstellen van het contract tussen opdrachtgever en opzichter dienen hierover duidelijke
afspraken te worden gemaakt. Dit bepaalt mede de tijd die de opzichter nodig heeft om zijn
werkzaamheden op een verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren.
De minimale administratie die een opzichter kan voeren, is het bijhouden van een dagboek.
Dit dient te allen tijde te geschieden. Daarnaast kan de administratie zover worden geoptimaliseerd
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

dat moet worden overwogen een andere persoon hiermee te belasten. Een dubbele administratie
dient te worden vermeden, zowel voor de opzichter zelf als tussen directievoerder en opzichter.

Kwaliteitsbewaking: onveilige situaties


De opzichter dient zich te realiseren dat de veiligheid in en op de bouwplaats een eerste verant-
woordelijkheid is van de aannemer(s). Hij is echter wel verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid
en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals helm en gehoorbeschermers. Als hij
bovendien onveilige situaties aantreft, kan en mag hij deze niet negeren. Hij kan formeel worden
aangesproken op disfunctioneren als leidinggevende. Hij dient hier de veiligheidscoördinator op
aan te spreken, en dit zo nodig schriftelijk te bevestigen. In situaties waarbij een direct gevaar
bestaat voor de veiligheid of gezondheid dient hij direct in te grijpen. Dit kan bijvoorbeeld door
het desbetreffende onderdeel stil te leggen en direct de aannemer hierover te informeren.

Kwaliteitsbewaking: keuringen
Voor goed toezicht is het belangrijk een overzicht op te stellen van alle materialen die op het
project worden toegepast. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het standaardformulier VI-A.2.
Op deze lijst kunnen alle certificaatnummers worden verzameld. Zie voor een beschrijving van
deze lijst ook deel F.
Deze lijst dient al vroeg na de start van het werk te worden opgesteld en overhandigd aan de aan-
nemer, zodat wordt vermeden dat de opdrachtgever onder tijdsdruk beslissingen moet forceren.

In de normbladen staan diverse keuringen beschreven. Veelal wordt echter van deze keuringen
geen gebruik gemaakt omdat ze vrij uitvoerig en dus kostbaar zijn. Wel kan men gebruik maken
van de toetsingscriteria, zoals deze in de normen staan omschreven. Pas wanneer de uitslag van
de ter plaatse gehouden keuring een negatieve uitslag heeft, dient een keuring conform de norm
te worden uitgevoerd. In een aantal gevallen kan het raadzaam zijn deze normkeuring te laten
e
129
uitvoeren door de controlerende instanties die namens de KOMO keuren.

Wanneer moet men keuren, wanneer mag men keuren en wanneer hoeft men in het algemeen niet
te keuren.
Dit is projectafhankelijk. In de eerste plaats dient men het bestek hierop na te slaan. Wordt een
bepaald materiaal veel toegepast, dan kan men een uitgebreide keuring verlangen. Wel dienen
vooraf afspraken te worden gemaakt over de kosten van de keuring.

• Keuring van materialen van binnenlandse oorsprong


Meer en meer worden er certificaten geëist van toe te passen materialen. De praktijk heeft
uitgewezen dat daarmee niet altijd materialen worden aangevoerd die aan deze certificaten
voldoen. De opzichter dient deze kwaliteitsverklaringen voor alle materialen te verzamelen,
voordat zij in het werk worden toegepast.
Daarnaast dienen verwerkingsvoorschriften te worden opgevraagd. Van de geleverde materialen
dienen de attestnummers te worden gecontroleerd. Opslag en verwerking dienen volgens de
verwerkingsvoorschriften te worden uitgevoerd.
De opzichter behoudt het recht om incidentele keuringen te laten uitvoeren, ook al gaat het om
materialen met een kwaliteitsverklaring. Het controleren van het vochtgehalte van kozijnhout is
hier een voorbeeld van. Ook kan het noodzakelijk zijn om van het betonijzer een trekproef te
laten nemen.
www.bouwstandaard.nl

• Keuring van materialen komend van buiten Nederland


We zullen vaker te maken krijgen met leveranties van buiten Nederland met een voor ons
minder bekend of zelfs onbekend keuringssysteem/-rapport. De aannemer dient hier een
kwaliteitsverklaring voor te leveren. Indien blijkt dat er geen verklaringen beschikbaar zijn,
dan dient dit in de bouwvergadering te worden gemeld. De opdrachtgever kan zich dan beraden
op een standpunt. Indien de opdrachtgever besluit tot het toepassen van materialen waarvoor
geen kwaliteitsverklaringen leverbaar zijn, dan dient dit in de bouwvergadering te worden
vastgesteld en vastgelegd. De opzichter dient erop toe te zien dat de opdrachtgever/directie
tijdig op de hoogte is van mogelijke problemen met de kwaliteitsverklaring, zodat er gelegenheid
bestaat om een alternatief te zoeken.

• Keuring van samengestelde constructies


Een prefab betonelement of een prefab houten binnenspouwelement zijn onderdelen die zijn
samengesteld uit verschillende materialen. Ook hiervoor geldt dat deze worden geleverd met
een KOMO-attest. Hierin staan alle toegepaste materialen omschreven die op hun beurt
zonder uitzondering dienen te zijn gecertificeerd. De opzichter kan tijdens een fabrieksbezoek
een keuring laten regelen door de aannemer en de belanghebbende personen hierbij uitnodigen.
Bij het keuren van de wapening van een prefab betonelement dient de opzichter van Bouw- en
Woningtoezicht te worden uitgenodigd. Tevens kunnen controlerapporten worden opgevraagd
via de namens KOMO controlerende instanties. Van dit bezoek dient een verslag te worden
gemaakt (standaardformulier II.D.1). Dit verslag wordt in de bouwvergadering als ingekomen
stuk behandeld.

e
130
• Keuring van afwijkende, samengestelde constructies
Het is mogelijk dat een gecertificeerd element niet past binnen het ontwerp van het gebouw.
Of dat aansluitingen moeten worden gedetailleerd die niet staan vermeld in het desbetreffende
KOMO-certificaat. In dat geval wijkt men formeel af van het certificaat en vervalt de garantie.
Vooraf dient dan te worden vastgelegd hoe partijen hiermee omgaan. In het algemeen dient de
aannemer de garantie te verstrekken van alle in het bestek genoemde onderdelen, maar het
kan belangrijk zijn om de hier omschreven afwijkingen duidelijk vast te leggen. Men kan
overwegen de KOMO in dit proces te betrekken.

Kwaliteitsbewaking: bemonstering
De opzichter kan bij het bestuderen van het bestek een lijst opstellen van zaken die te zijner tijd
moeten worden bemonsterd (standaardformulier VI.A.2). Hij verstrekt deze lijst aan de directie-
voerder voor verdere uitwerking. Afhandeling hiervan geschiedt in de bouwvergadering. In overleg
met de aannemer draagt hij zorg voor de aanlevering van de juiste monsters.
Hij dient deze lijst bij te houden en de data in te vullen op het moment dat monsters worden
vastgesteld.

Eerste steen, hoogste punt en opening


Zie deel D checklistonderdeel [4.1.4] van de werkzaamheden van de directievoerder.

Verzekeringen
Zie deel D checklistonderdeel [4.1.4] van de werkzaamheden van de directievoerder.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

[4.1.5] Realisatie: regelgeving


Vergunningen
Veiligheids- en Gezondheidsplan

Vergunningen
De opzichter geeft zo nodig aan welke vergunningen er nodig zijn en op welke termijn. De directie-
voerder beslist in hoeverre hij de opzichter inschakelt bij het verkrijgen van de benodigde vergun-
ningen.
De opzichter controleert of wordt voldaan aan het gestelde in de verstrekte vergunningen. De
vergunning waar iedere opzichter mee te maken krijgt, is de bouwvergunning. Nadat de bouwv-
ergunning tijdens de bouwvergadering aan de orde is geweest, waarbij aan iedereen de vraag is
gesteld of wordt voldaan aan het gestelde in de bouwvergunning, dient de opzichter in overleg
met de directievoerder een bespreking te organiseren waarbij de gemeente wordt uitgenodigd
om toelichting te geven op de vergunning. Zie ook deel D checklistonderdeel [4.1.5] van de
werkzaamheden directievoerder.

Veiligheids- en Gezondheidsplan
De opzichter ziet erop toe dat dit plan van de aannemer regelmatig wordt aangevuld op het moment
dat er nieuwe (onder)aannemers op het project worden aangesteld. De naleving van de in dit plan
gestelde maatregelen blijft een verantwoordelijkheid van de aannemer. Dit ontslaat de opzichter
niet van zijn verantwoordelijkheid om in te grijpen bij onveilige situaties. Bij structureel onveilig
werken kan hij overwegen de Arbeidsinspectie in te schakelen.

2.1.2 OPLEVERING
[4.2.1] Oplevering: ontwerp
Bestektekeningen
e
131
Revisietekeningen

Bestektekeningen
Hier dient niets meer aan te worden gewijzigd, deze kunnen tezamen met de totale administratie
worden overgedragen aan de opdrachtgever.

Revisietekeningen
De opzichter zal alle notities en tekeningen welke hij heeft bijgehouden tijdens de realisatiefase,
afgeven aan de desbetreffende bedrijven die revisietekeningen moeten aanleveren.
De opzichter controleert de concept revisietekeningen voordat deze definitief worden gemaakt.
Basis voor de revisie is het gebouw zoals dat is aangenomen door de aannemer, dus zonder latere
inbouwpakketten.

[4.2.2] Oplevering: techniek


Herstelwerkzaamheden
Handleidingen
Garanties
Onderhoudsvoorschriften
Onderhoudscontracten
www.bouwstandaard.nl

Herstelwerkzaamheden
Voor een beschrijving van dit proces zie deel D checklistonderdeel [4.2.2] van de werkzaamheden
directievoerder.
De opzichter kan hierbij, voorzover hij nog op het project aanwezig is, een toezichthoudende taak
vervullen. Bij woningbouwprojecten zal dit wat sneller aan de orde zijn omdat hier sprake is van
een doorlopend proces.
Hierbij is niet alleen de technische vaardigheid van de opzichter van belang, maar komen ook de
sociale vaardigheden aan de orde. Omgaan met kopers van woningen vereist een andere benade-
ring dan de omgang met een aannemer.

Handleidingen
Ruim voor de oplevering heeft de opzichter zich beziggehouden met het verzamelen van de
benodigde handleidingen. Hierbij kan men denken aan bedieningsvoorschriften van C.V.-installa-
tie, mechanische ventilatie enz. Ook voor het onderhoud van schilderwerk dient een advies te
worden opgesteld.

Garanties
In het bestek worden de garanties omschreven. Dit kan in de administratieve voorwaarden staan
vermeld, maar ook in de omschrijvingen van de diverse onderdelen. De aannemer die het werk
heeft aangenomen, conformeert zich aan deze garanties. Desondanks verlangt de opdrachtgever
alsnog een garantieverklaring van de aannemer. Men gaat zelfs zover de onderliggende garantie-
verklaringen van de onderaannemers en leveranciers op naam van de opdrachtgever te stellen.
In het (koop)aannemingscontract liggen de garanties duidelijk vastgelegd. De opdrachtgever

e
132
dient wel inzicht te hebben in de garantieverklaringen, omdat hierin ook onderhoudsvoorschriften
zijn omschreven. Indien de opdrachtgever zich niet aan deze voorschriften houdt, kan de garantie
van dit onderdeel vervallen.
Derhalve dient de opzichter erop toe te zien dat van alle in het bestek omschreven onderdelen
een concept-garantieverklaring aanwezig is voor de aanvang van de desbetreffende werkzaamheden.
Zo heeft hij inzicht of de voorwaarden die aan de garantie zijn gekoppeld binnen de uitgangspunten
van het bestek passen.
Bij het einde van het werk dienen alle concept-garantieverklaringen te zijn omgezet in definitieve
garantieverklaringen, gedateerd op de opleveringsdatum van het project.

Onderhoudsvoorschriften
Zie deel D checklistonderdeel [4.2.2] van de werkzaamheden van de directievoerder.

Onderhoudscontracten
De opzichter heeft hierin geen actieve taak, dit behoort tot de werkzaamheden van de directie-
voerder (deel D checklistonderdeel [4.2.2] van de werkzaamheden van de directievoerder).

[4.2.3] Oplevering: financiën


Eindafrekening
Zekerheidsstelling/bankgarantie
Verzekeringen
Nacalculatie

Eindafrekening
De opzichter heeft hierin geen actieve taak, dit behoort tot de werkzaamheden van de directievoerder.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

Zekerheidsstelling/bankgarantie
De opzichter heeft hierin geen actieve taak, dit behoort tot de werkzaamheden van de directie-
voerder.

Verzekeringen
De opzichter heeft hierin geen actieve taak, dit behoort tot de werkzaamheden van de directie-
voerder.

Nacalculatie
De opzichter heeft hierin geen actieve taak, dit behoort tot de werkzaamheden van de directie-
voerder.

[4.2.4] Oplevering: organisatie


Oplevering
Planning
Verhuizing
Instructie
Overdracht projectgegevens

Oplevering
Nadat de vooropname tot genoegen van de directie is uitgevoerd, kan worden opgeleverd. Voor de
juiste procedure hiervoor zie ook de UAV, paragrafen 9 en 10.
Voor de oplevering dient de directie het werk op te nemen. De directievoerder kan hiervoor
verschillende partijen uitnodigen, zoals opdrachtgever, belegger, gebruiker, beheerder en
adviseur(s). Daarnaast is het gebruikelijk dat ook de aannemer een uitnodiging ontvangt voor het
bijwonen van de opneming. De directievoerder kan overwegen de installaties door de adviseur
e
133
van de installaties te laten opnemen. De opzichter kan in deze fase belangrijk werk verrichten.
Bij wat grotere werken kan hij, vooruitlopend op de officiële opneming, reeds een start maken
met opneming per verdieping en algemene ruimten. De aannemer kan vervolgens een start maken
met de afwerking van de opmerkingen van deze lijsten. Bij de officiële opneming kan in zo’n geval
door partijen worden volstaan met een controle van de opnemingsstaten. Niet afgewerkte punten
kunnen worden opgenomen in de Staten van Bemerkingen welke als bijlage bij het Procesverbaal
van Oplevering behoren (standaardformulieren VII.C.x.).

Bij woningbouw is de procedure gelijk, de uitwerking komt meer bij de opzichter te liggen. De woning
wordt door de aannemer opgeleverd aan de opdrachtgever. Vervolgens wordt de woning door de
opzichter (namens de opdrachtgever) overgedragen aan de koper, veelal eveneens oplevering
genoemd. In de zin van de UAV, en gezien in het licht van het contract met de aannemer, is er
echter maar sprake van één oplevering, namelijk die van aannemer aan opdrachtgever. De aannemer
heeft daarmee voldaan aan zijn contractuele verplichtingen. Het is dus belangrijk vooraf te
regelen dat ook eventuele opmerkingen van kopers worden afgewerkt door de aannemer (ervan
uitgaande dat de opdrachtgever de verkopende partij is).
De oplevering van kopers meer- en minderwerk is afhankelijk van hoe e.e.a. is geregeld bij de
verkoop. Het kan voorkomen dat een keukenleverancier de keuken rechtstreeks oplevert aan de
koper. Dit dient per project te worden geregeld.
www.bouwstandaard.nl

Planning
In deze fase van het project dient de opzichter de kwaliteit van het werk van dag tot dag te
volgen en direct maatregelen te nemen als daarvoor aanleiding is. Men heeft geen reserves
meer in de planning. De afspraken met kopers en/of huurders liggen vast en kunnen alleen met
verstrekkende gevolgen worden verschoven. De opzichter dient tijdig met de directievoerder te
overleggen of assistentie noodzakelijk is in deze fase van het werk.

Verhuizing
Voor nieuwbouw speelt dit proces zich meestal af buiten het gezichtsveld van de opzichter. Hij
krijgt er wel mee te maken op het moment dat – bijvoorbeeld bij onderhoudsprojecten – interne
verhuizingen plaatsvinden. Indien het coördineren van deze verhuizingen door de opzichter moet
worden uitgevoerd, dan dient dit in het contract van de opzichter te worden geregeld. Standaard
behoort dit niet tot de taken van de opzichter.

Instructie
Dit behoort niet tot de werkzaamheden van de opzichter, tenzij het gaat om een eenvoudige uitleg
aan kopers van woningen.

Overdracht projectgegevens
Het overdragen van de projectgegevens geschiedt in 2 fases. Allereerst wordt hoofdstuk VIII van
de bouwadministratie (zie deel F) overgedragen aan de opdrachtgever. Dit hoofdstuk heeft
betrekking op revisie- en garantiegegevens.
Nadat het project voor de opzichter is afgesloten, of op het moment dat de opzichter zijn werk-

e
134
zaamheden heeft beëindigd, worden hoofdstuk I t/m VII van de bouwadministratie overgedragen
aan de directievoerder danwel de opdrachtgever.

[4.2.5] Oplevering: regelgeving


Procesverbaal van Oplevering
Veiligheids- en Gezondheidsdossier

Procesverbaal van Oplevering


Zoals eerder beschreven, houdt de opzichter zich vooral actief bezig met het opmaken van de
Staten van Bemerkingen, welke als bijlage worden toegevoegd aan het Procesverbaal van Oplevering.
De opmerkingen op deze staten dienen door de aannemer te worden afgehandeld en de opzichter
controleert vervolgens, nadat de aannemer heeft gemeld dat hij gereed is.

Veiligheids- en Gezondheidsdossier
Zie voor een nadere beschrijving deel D checklistonderdeel [4.2.5] werkzaamheden van de
directievoerder.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

3 Taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden

De opzichter behartigt de belangen van de opdrachtgever op het werk. Hij heeft als enige dagelijks
contact met de uitvoering. Hij is bevoegd handelend op te treden binnen het kader van bestek en
bestektekeningen zonder dat hij dit vooraf hoeft te verantwoorden aan de directievoerder. Alleen
in geval van acute problemen en in noodgevallen heeft hij de plicht en de bevoegdheid handelend
op te treden. In die gevallen vindt verantwoording achteraf plaats.
Vraag: wat is een acuut probleem en wat is een noodgeval?
Geconcludeerd moet worden dat dit niet is in te kaderen. Al helemaal moeilijk wordt het aan te
geven hoe de opzichter dan moet handelen. In het algemeen kan worden gesteld dat zaken
waarbij men wacht op beslissingen en die de voortgang van het werk direct belemmeren, niet tot
de categorie acute problemen behoren. Immers, de kwestie speelt al langer, is bekend bij de
partners en is dus geen acuut geval. Indien tijdens het betonstorten onverantwoord lange wacht-
tijden ontstaan, dan is er een acuut probleem. De opzichter dient te handelen. In het verleden werd
de betonmixer van het werk gestuurd. Het kwam dan voor dat de mixer na enige tijd weer op het
werk kwam met dezelfde beton. Alleen was er wat water aan toegevoegd.
Bovenstaande speelt zich gedurende de gehele uitvoeringsfase af. De aannemer is verantwoordelijk
voor datgene wat hij heeft aangenomen. Als de aannemer besluit om door te metselen tijdens de
vorst, kan de opzichter dit formeel niet verhinderen. Ook hier is geen sprake van een acute
situatie, hoewel dit wel zo lijkt. Hij kan alleen achteraf constateren of de kwaliteit heeft geleden
onder die omstandigheden. Acute problemen zijn die zaken waarbij sprake is van direct gevaar
en/of onherstelbare bewerkingen.
e
135
De betoncentrale levert onder KOMO-keur. Dat houdt in dat de centrale verantwoordelijk is voor
de geleverde beton. Het is dus aan de centrale voorbehouden te bepalen welke maatregelen moeten
worden genomen indien er sprake is van wachttijden die langer zijn dan de norm voorschrijft.
Bij twijfel kan de opzichter verlangen dat van de desbetreffende lading beton extra proefkubussen
worden gemaakt.

Algemeen kunnen wij de volgende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de opzich-


ter als volgt beschrijven.

De opzichter heeft als taken:


• het houden van toezicht op de uitvoering van het werk;
• het op basis van contractstukken en goedgekeurde uitvoeringsstukken controleren van de
uitvoering van het werk;
• het controleren van de levering van producten en de vereiste kwaliteitsmerken;
• het keuren van materialen op de bouwplaats of elders;
• het ervoor waken dat tekeningen voor de uitvoering tijdig worden aangeleverd;
• het erop toezien dat de voor het project geldende voorschriften worden nageleefd;
• het bijhouden van meer- en minderwerk, stelposten en verrekenbare hoeveelheden en het
adviseren van de bouwdirectie daaromtrent;
• het bewaken van de voortgang van het werk;
• het voeren van overleg met overheidsinstanties, nutsbedrijven en leveranciers;
• het informeren van de bouwdirectie over de voortgang van het werk, gesignaleerde tekortkomingen
www.bouwstandaard.nl

en afwijkingen en de betaalbaarstelling van termijnen;


• het toezien op de tijdige levering en controle van revisiebescheiden, garantiebewijzen,
nstallatie-instructies, onderhoudscontracten en dergelijke;
• indien de aannemer weekrapporten maakt, tekent de opzichter deze voor gezien;
• de opzichter voert een bouwadministratie waarbij hij altijd een dagboek bijhoudt;
• de opzichter notuleert de bouwvergaderingen onder leiding van de directievoerder;
• het voeren en/of controleren van de benodigde correspondentie behorende bij het houden van
toezicht;
• de opzichter is door zijn wijze van optreden en controleren een vraagbaak voor de hoofdaannemer
op de bouwplaats en weet een goede werksfeer te realiseren.

Naast deze taken is het goed om met de opdrachtgever de volgende punten af te spreken:
• aan wie is de opzichter verantwoording verschuldigd betreffende het werk;
• hoe is de organisatiestructuur van het bouwproject;
• wie verzorgt de coördinatie van de uitvoerende bedrijven;
• wie leidt de bouwvergaderingen, wie notuleert, werkt uit en distribueert de bouwverslagen;
• wie leidt en notuleert de werkbesprekingen;
• wie houdt er toezicht op de bouwkundige zaken;
• wie houdt er toezicht op de technische installaties;
• houdt de opzichter een dagboek bij en de aannemer een weekrapport;
• wie verzorgt de oplevering;
• wie behandelt de klachten tijdens de onderhoudsperiode.

e
136
Verantwoordelijkheden
De opzichter is verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van zijn taken. Hij ziet erop toe dat
het gewenste kwaliteitsniveau van het bouwwerk wordt gehaald, dat de directievoerder goed
wordt geïnformeerd en dat er een goede bouwadministratie wordt gevoerd.
De opzichter is verantwoordelijk voor het correct toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen
en het onderhouden hiervan.
De opzichter is verantwoording verschuldigd aan de directievoerder, tenzij anders wordt overeen-
gekomen.

Bevoegdheden
De opzichter heeft de bevoegdheid zelfstandig op te treden richting bouwpartners om controles
uit te oefenen, voorzover dit wordt toegelaten in de contractueel van toepassing verklaarde
regelingen. Aangaande de uitvoering van het werk neemt de opzichter geen beslissingen indien
wordt afgeweken van de UAV, het bestek of de voorschriften, maar hij licht de bouwdirectie in
omtrent de geconstateerde afwijkingen. In geval van calamiteiten handelt de opzichter naar beste
kunnen, ook al gaat dit handelen zijn bevoegdheid te buiten.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | e. De opzichter

4 Procedures

De opzichter, maar in veel gevallen zijn werkgever, stelt in overleg met de opdrachtgever en
directievoerder een opdrachtbrief samen waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
van de opzichter zijn vastgesteld.
De opzichter overlegt met de directievoerder wie van hen contacten legt en onderhoudt met de
gemeente, brandweer, nutsbedrijven en overige instanties.
De opzichter maakt van alle wijzigingen schriftelijk verslag en meldt deze aan de directievoerder.
De opzichter neemt niet zelfstandig beslissingen over zaken die afwijken van het contract.
De opzichter voert een bouwadministratie die zodanig is opgesteld dat daarmee achteraf een
volledig overzicht te maken is van zijn werkzaamheden en het verloop van de bouw.

e
137
Handboek Bouwbegeleiding CBB
139
f. De bouwadministratie
www.bouwstandaard.nl

Inhoud

Inleiding 141
1 De structuur van de bouwadministratie 143
2 De te gebruiken standaardformulieren met uitleg over het gebruik/procedures 149
2.1 De codering van de standaard formulieren 149
2.2 De opbouw van de standaard formulieren 149
2.3 Het overdragen van de bouwadministratie aan de opdrachtgever 230

f
140
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Inleiding

De taken van de bouwbegeleider bestrijken een breed scala aan werkzaamheden. Hij adviseert
ten aanzien van technische-, financiële-, organisatorische- en tijdsaspecten. Daarbij wordt
verlangd dat hij beschikt over de nodige kennis omtrent de bouwtechniek, de bouworganisatie,
de bouwregelgeving, procedurele zaken en dat hij leiding kan geven en goed kan omgaan met
mensen. En daar blijft het niet bij, want het wordt steeds belangrijker dat hij ook een goede
bouwadministratie voert. De bouwbegeleider neemt een centrale positie in en hij dient daarom
ook iedereen van de meest actuele informatie te kunnen voorzien. Vaak is er behoefte om snel
inzicht te krijgen in de stand van zaken. Bij conflicten zal hij de betreffende stukken in zijn
administratie moeten hebben om het besluitvormingsproces te kunnen reproduceren.

Wij hebben een uniforme bouwadministratie opgezet. De hiervoor ontwikkelde indeling is voort-
gekomen uit de praktijk. Door het volgen van deze indeling hoef je als bouwbegeleider geen eigen
systeem meer te bedenken. Tevens is de indeling als een checklist te gebruiken om te controleren
of je overal aan hebt gedacht. De uniforme indeling is ook van belang voor bouwbegeleiders die
niet iedere dag op de bouw zijn, maar die wel toegang hebben tot de administratie van de opzichter.
Denk hierbij aan de directievoerder of de assistent-opzichter die in de loop van het werk kan
worden toegevoegd aan het team.

Er is niet alleen gewerkt aan een uniforme indeling, maar voor een groot aantal activiteiten zijn
ook standaardformulieren ontwikkeld. In het indelingsoverzicht zijn de nummers van de standaard-
formulieren tussen haakjes geplaatst, bijvoorbeeld (VI.A.2).

Op de bijgevoegde CD-rom* treft u alle genoemde standaardformulieren aan ten behoeve van
de bouwadministratie opdat u deze digitaal kunt gebruiken. Deze formulieren kunt u ook op
www.bouwstandaard.nl vinden.

f
141

* Om kostprijstechnische en praktische redenen wordt deze CD-rom niet meegeleverd bij de


uitgave voor studenten.
www.bouwstandaard.nl

f
142
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

1 De structuur van de
bouwadministratie

De structuur van de bouwadministratie is gebaseerd op een onderverdeling in hoofdstukken


volgens onderstaand overzicht:

I Contractstukken en vergunningen
II Verslagen
III Tekeningenarchief
IV Correspondentiearchief
V Financiën
VI Productinformatie
VII Oplevering
VIII Revisie, garanties en onderhoudsvoorschriften

De Romeinse cijfers geven het nummer van het tabblad of map(pen) aan waaronder het onder-
werp wordt opgeborgen.
Om verwarring met de hoofdstuk- en paragraafnummering van dit boek te voorkomen, is in de
nummering van de bouwadministratie tevens gebruik gemaakt van letters.
Deze wijze van nummering is ook toegepast in de naamgeving van de standaard formulieren:
onder aan ieder formulier is deze naam in de voettekst vermeld.

Voorbeeld:
I Contractstukken en vergunningen
.L Veiligheids- en gezondheidsplan
.1 melding werk bij Arbeidsinspectie

Document I.L.1 is dus een formulier om bij de Arbeidsinspectie melding te maken van het voor-
nemen te gaan bouwen. Na te zijn ingevuld en ondertekend dient een kopie van dit document te f
143
worden opgeslagen in de desbetreffende map en / of achter het desbetreffende tabblad.

Alle inkomende en (kopieën van) uitgaande stukken worden in de bouwadministratie opgeslagen


volgens deze indeling. In het volgende overzicht is per hoofdstuk een onderverdeling in paragrafen
gemaakt. Deze paragrafen zijn met letters aangeduid. De meest gangbare documenten die onder
een bepaalde paragraaf vallen zijn daarbij genoemd. Van die documenten waar standaard formu-
lieren voor zijn ontwikkeld zijn deze genoemd door de code tussen haakjes achter het soort
document te vermelden.
www.bouwstandaard.nl

Overzicht standaard indeling bouwadministratie

I Contractstukken en vergunningen

A Overeenkomsten met: • architect;


• adviseurs;
• bodemonderzoek/sondering;
• constructie;
• installaties;
• data/telecommunicatie;
• interieurarchitect;
• tuinarchitect;
• aannemer(s);
• makelaar;
• overigen.
B Programma van Eisen
C Bestek: • bouwkundig;
• elektrotechnisch;
• werktuigbouwkundig (incl. C.V., loodgieter etc.);
• liften;
• overigen.
D Bestektekeningen: • bouwkundig;
• elektrotechnisch;
• werktuigbouwkundig (incl. C.V., loodgieter etc.);
• liften;
• overigen.
E Constructietekeningen en -berekeningen
F Nota van wijzigingen en aanvullingen
G Vergunningen: • bouwvergunning;

f
144


kapvergunning;
sloopvergunning;
• milieubeheervergunning;
• wateronttrekkingsvergunning;
• lozingsvergunning.
H Verzekeringen: • kopie CAR-verzekering(en);
• kopie Beroepsaansprakelijkheidsverzekering(en).
I Expertiserapport belendende percelen
J Schonegrondverklaring: • milieukundig bodemonderzoek;
• saneringsplan.
K Staat van verrekenprijzen
L Veiligheids- en Gezondheidsplan: • melding werk bij Arbeidsinspectie (I.L.1)
• V&G-plan ontwerpfase;
• V&G-plan uitvoeringsfase;
• V&G-dossier.
M Onderhoudscontracten
N Organisatieschema
O Planningen: • overallplanning;
• detailplanning.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

II Verslagen

A Bouwverslagen: • bouwdirectie;
• bouwvergadering (II.A.2).
B Coördinatieverslagen: • infrastructuur;
• nutsvergaderingen;
• opdrachtgever/gebruiker;
• overigen.
C Werkverslagen (II.C.6) • bouwkundig;
• installaties;
• heiwerk;
• metselwerk;
• afbouwwerkzaamheden;
• overigen.
D Rapportage bezoek fabriek (II.D.1)
E Gebruikersoverleg
F Overige verslagen

III Tekeningenarchief

A Tekeningroulatieschema’s
B Tekeningenlijst (III.B.1): • architect;
• constructeur;
• (hoofd)aannemer;
• installateur(s);
• overigen.
C Goedgekeurde tekeningen • bouwvergunningstekeningen;
en berekeningen: • werktekeningen bouwkundig;
• installatietekeningen (W, E, data, liften);
• goedgekeurde tekeningen BWT, nutsbedrijven,
brandweer, liftinstituut; f
145
• toeleveranciers (prefab beton e.d.);
• EPN-berekeningen en andere bouwfysische
berekeningen.

IV Correspondentiearchief

A Correspondentie: • weekrapport (IV.A.1);


• dagboek (IV.A.2);
• projectpartners (IV.A.3);
• inkomende stukken (IV.A.4);
• uitgaande stukken (IV.A.5);
• faxbericht (IV.A.61 en IV.A.62);
• aantekeningen, memo’s (IV.A.8);
• overigen.
B Verzendbrieven: • inkomend;
• uitgaand (IV.B.2).
C Technische onderwerpen: • projectgebonden onderdelen.
www.bouwstandaard.nl

V Financiën

A Meer- en minderwerk opdrachtgever: • overzicht meer- en minderwerk (V.A.1);


• begrotingen;
• opdrachten (V.A.3).
B Meer- en minderwerk gebruiker: • overzicht meer- en minderwerk (V.A.1);
• begrotingen;
• opdrachten (V.A.3).
C Stelposten (V.C.1)
D Verrekenbare hoeveelheden
E Extra opdrachten (V.E.1)
F Termijnbewaking: • termijnbewakingslijst (V.F.1);
• puntenverdeelstaat (V.F.2);
• termijnstaat normaal (V.F.3);
• termijnstaat G-rekening (V.F.4);
• koperstermijnen.

VI Productinformatie

A Bemonstering: • lijst onderaannemers/leveranciers;


• lijst te bemonsteren onderdelen (VI.A.2);
• kleurenschema’s;
• certificaten/attesten/keurmerken.
B Verwerkingsadviezen: • verfadvies;
• verankeringsadvies;
• dilatatie-advies;
• overige.
C Meetrapporten: • actiepuntenlijst (VI.C.1);
• inspectielijst (VI.C.2);

f
146


heistaat (VI.C.3);
boorstaat (VI.C.4);
• sluitbrief (VI.C.5);
• uitslagen drukproeven beton;
• meetresultaten.

VII Oplevering

A Opleveringschema (VII.A.1)
B Vooropname (VII.B.1)
C Procesverbaal van Oplevering (PvO): • PvO woningen (VII.C.1);
• PvO overige (VII.C.2);
• Staten van Bemerkingen (VII.C.3 en VII.C.4);
• Klachtenformulier (VII.C.5).
D Klachten tijdens onderhoudsperiode
E Begeleiding einde onderhoudsperiode: • inkennisstelling einde onderhoudsperiode (VII.E.1);
• herhalingsbrieven (VII.E.2);
• onderhoudsgebreken (VII.E.3).
F Overdracht bouwadministratie (VII.F.2)
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

VIII Revisie, garanties en onderhoudsvoorschriften

A Revisiegegevens: • tekeningen architect;


• tekeningen constructeur;
• tekeningen gas, water, riool;
• tekeningen C.V.;
• tekeningen elektra;
• tekeningen buitenriolering/aansluitpunten.
B Garantiebewijzen
C Onderhoudsaanbiedingen • onderhoudsvoorschriften;
• bedieningsvoorschriften.
D Checklist kopersmap (VIII.D.1)

f
147
www.bouwstandaard.nl

f
148
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

2 De te gebruiken standaardformulieren
met uitleg over het gebruik/procedures

2.1 De codering van de standaardformulieren

Standaardformulieren vergemakkelijken de administratieve taak van de bouwbegeleider en zorgen


tevens voor uniformiteit en verhogen de kwaliteit in het werk.
In deel F paragraaf 2.2 worden de standaardformulieren behandeld. Hierbij wordt ingegaan op het
doel, het gebruik en de wijze waarop elk formulier afzonderlijk wordt ingevuld.
Ieder formulier is voorzien van een codering rechtsonder op het formulier. De codering van de
formulieren stemt overeen met de nummering van de bouwadministratie waardoor het makkelijk
is om de formulieren op de juiste plaats in de administratie op te bergen.

Toelichting op de codering van de standaardformulieren:


De indeling van de bouwadministratie ziet er als volgt uit:
I Contractstukken en vergunningen
II Verslagen
III Tekeningenarchief
IV Correspondentiearchief
V Financiën
VI Productinformatie
VII Oplevering
VIII Revisie, garanties en onderhoudsvoorschriften

De Romeinse cijfers geven het nummer van het tabblad of map(pen) aan waaronder het onderwerp
wordt opgeborgen. De nummering van de standaardformulieren begint met een Romeins cijfer,
vervolgens een letter en daarna een volgnummer.
Bijvoorbeeld: f
149
het nummer van het standaardformulier ‘dagboek’ is IV.A.2. Het dagboek behoort dus opgeborgen
te worden in map (of achter tabblad) IV ’Correspondentie-archief’.

Zorgt de opdrachtgever zelf voor formulieren dan worden deze gebruikt. Opbergen van deze
formulieren vindt plaats conform de standaardindeling van de bouwadministratie zoals hier
omschreven.

2.2 De opbouw van de standaardformulieren

De standaardformulieren zijn voorzien van een uniforme koptekst.


In deze koptekst worden de algemene projectgegevens ingevuld:
• de naam van het project;
• projectnummer van het project zoals dit bekend is bij de opdrachtgever. Hier kan ook de naam
van de opdrachtgever aan worden toegevoegd;
• de datum waarop de lijst is aangemaakt.
www.bouwstandaard.nl

In de rechterbovenhoek staat standaard een logo dat eventueel vervangen kan worden door het
logo van de opdrachtgever.

Het is aan te bevelen de standaardformulieren vóór aanvang van de werkzaamheden van de


bouwbegeleider te voorzien van projectnaam, projectnummer en opdrachtgever.

Overzicht standaardformulieren:

I Contractstukken en vergunningen I.L.1 Melding aan Arbeidsinspectie

II Verslagen II.A.1 Vergaderschema


II.A.2 Agenda bouwvergadering
II.C.6 Besprekingsverslag
II.D.1 Rapportage bezoek fabriek

III Tekeningenarchief III.B.1 Tekeningenlijst


III.C.1 Sparingenstaat

IV Correspondentiearchief IV.A.1 Weekrapport


IV.A.2 Dagboek
IV.A.3 Projectpartners
IV.A.4 Inkomende stukken
IV.A.5 Uitgaande stukken
IV.A.61 Faxbericht voor één adres
IV.A.62 Faxbericht voor meerdere adressen
IV.A.8 Memo
IV B.2 Verzendbrief

f
150
V Financiën V.A.1
V.A.3
Overzicht meer- en minderwerk
Opdrachten meer- en minderwerk
V.C.1 Overzicht stelposten
V.E.1 Extra opdrachten
V.F.1 Termijnbewakingslijst
V.F.2 Puntenverdeelstaat
V.F.3 Factuur normaal-rekening
V.F.4 Factuur G-rekening

VI Productinformatie VI.A.2 Monsters/Leveranciers


VI.C.1 Actiepuntenlijst
VI.C.2 Inspectielijst
VI.C.3 Heistaat
VI.C.4 Boorstaat
VI.C.5 Sluitbrief plafond
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

VII Oplevering VII.A.1 Opleveringsschema


VII.B.1 Vooropname
VII.C.1 Procesverbaal van oplevering woning
VII.C.2 Procesverbaal van oplevering overige
VII.C.3 Staat van bemerkingen woning
VII.C.4 Staat van bemerkingen
VII.C.5 Klachtenformulier
VII.E.1 Inkennisstelling einde onderhoudsperiode
VII.E.2 Herhaling inkennisstelling einde
onderhoudsperiode
VII.E.3 Onderhoudsgebreken
VII.F.2 Overdracht bouwadministratie
VIII Revisie, garanties en VIII.D.1 Checklist kopersmap
onderhoudsvoorschriften

f
151
www.bouwstandaard.nl

I Contractstukken en vergunningen

I.L.1 MELDING AAN ARBEIDSINSPECTIE


Doel:
het aanmelden van de geplande aanvang van de werkzaamheden aan de Arbeidsinspectie.

Gebruik:
dit formulier kan door de opdrachtgever worden gebruikt om het project aan te melden.
Van belang is hierbij dat men nagaat in welke regio het project wordt gerealiseerd, zodat men
het formulier direct naar de juiste vestiging van de Arbeidsinspectie kan zenden. Het formulier
dient te zijn ondertekend door de opdrachtgever en een kopie van het formulier dient zichtbaar
te worden opgehangen in de bouwkeet.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
152
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
153
www.bouwstandaard.nl

II Verslagen

II.A.1 VERGADERSCHEMA

Doel:
het vergaderschema geeft een overzicht van alle op het project gerichte vergaderingen.

Gebruik:
tijdens de eerste bouwvergadering wordt dit schema opgesteld en als bijlage bij de notulen aan
alle betrokkenen toegezonden. Opbergen in II.A.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
154
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
155
www.bouwstandaard.nl

II.A.2 AGENDA BOUWVERGADERING

Doel:
de agenda vormt een handleiding bij de bouwvergadering respectievelijk de directievergadering.
De agenda wordt vooraf toegezonden aan alle genodigden van de vergadering.

Gebruik:
indien het notuleren van de bouwvergaderingen niet is geregeld in de contractuele fase, dan dient
dit in de eerste bouwvergadering te worden vastgelegd. De bouwvergaderingsverslagen worden in
de volgende bouwvergadering vastgesteld door alle partijen. Zijn er opmerkingen over het vorige
verslag, dan wordt dit verslag goedgekeurd met vermelding van de opmerkingen.
Het bouwvergaderingsverslag dient tijdig te worden toegezonden aan de desbetreffende partijen.
Bij het verslag van de eerste bouwvergadering wordt een verzendlijst opgesteld die met het
verslag wordt meegezonden.

De opzichter kan de agenda die in II.A.2 is opgenomen, gebruiken om de volledigheid van bouw-
verslagen van derden te checken.
Mocht de directievoerder geen agenda hebben, dan is de standaard agenda een goed voorbeeld.

Voorzover het maken van verslagen niet is geregeld, maakt de opzichter deze verslagen.
Opbergen in II.A.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
156
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Agenda bouwvergadering
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 08-03-2005

Bouwvergaderingnr. :1

Datum vergadering : 16-03-2005

Locatie : directiekeet op het werk

1.1 OPENING
1.1.1 Introductie en vastleggen van de verantwoordelijkheden
1.1.2 Notulen uit vorige besprekingen
1.1.3 Mededelingen
1.1.4 Ingekomen en uitgegane stukken

1.2 PLANNING
1.2.1 Planning - stand van het werk
1.2.2 Tekeningen planning en overige gegevensverstrekking

1.3 BOUWKUNDIGE ZAKEN

1.4 CONSTRUCTIEVE ZAKEN

1.5 INSTALLATIE TECHNISCHE ZAKEN

1.6 TERREINWERKZAAMHEDEN

1.7 ORGANISATIE EN FINANCIËN


1.7.1 Contractstukken
1.7.2 Vergunningen
1.7.3 Termijnstaat
1.7.4 Bemonstering
1.7.5 Reclamebord
1.7.6 Bouwplaatsinrichting
1.7.7 Onderaannemers en leveranciers
1.7.8 Meer- en minderwerk, stelposten en verrekenbare hoeveelheden
1.7.9 Bankgarantie
1.7.10 Verzekeringen en schades
1.7.11 Kunst
1.7.12
1.7.13
1.7.14
1.7.15
Gebruikerszaken
Kopersbegeleiding
Officiële handelingen
Oplevering
f
157
1.8 KWALITEIT/ARBO/MILIEU
1.8.1 Kwaliteit
1.8.2 ARBO
1.8.3 Milieu

1.9 VERGADERSCHEMA

1.10 RONDVRAAG EN AFSLUITING

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


II.A.2 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

II.C.6 BESPREKINGSVERSLAG

Doel:
het doel van dit formulier is vast te leggen wat door de opzichter is besproken met bezoekers aan
de bouwplaats. Indien dit bezoek er aanleiding toe geeft, dan verzoekt de opzichter de bezoeker
het verslag te ondertekenen.

Gebruik:
de besprekingsverslagen worden in de bouwvergadering vastgesteld.
Opbergen in II.C.

Wijze van invullen:


volgens voorbeeld.

f
158
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
159
www.bouwstandaard.nl

II.D.1 RAPPORTAGE BEZOEK FABRIEK

Doel:
steeds meer bezoekt een opzichter de fabriek waar de producten worden vervaardigd. Zo kan hij,
voordat de materialen op de bouw komen, al een eerste controle uitvoeren waardoor de kans dat
gebreken pas bij aanvoer worden geconstateerd kleiner wordt.

Omdat een bezoek aan de fabriek een onderdeel vormt van de kwaliteitscontrole, wordt er een
verslag gemaakt van het bezoek.
De opzichter kan van formulier II.D.1 gebruik maken bij het verslaan van het fabrieksbezoek.

Gebruik:
indien het bezoek er aanleiding toe geeft, dan verzoekt de opzichter degene die is bezocht de
rapportage te ondertekenen.
Opbergen in II.D.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
160
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Rapportage bezoek fabriek


Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen

Bezoek aan : Timmerfabriek Huigens en zonen

Onderwerp : leverancier van buitenkozijnen

Datum : 14-06-2005

Omschrijving:

- inspectie van de kozijnen en ramen voor de woningen vanag de eerste verdieping,


voordat deze gespoten waren

- geen onvolkomenheden geconstateerd in het hout. Verbindingen zagen er goed uit. Let
wel op beschadigingen die mogelijk tijdens het transport ontstaan.

- montage van de losse onderdelen tot kozijn gebeurt op een ordelijke en nette wijze.
Werkplaats ziet er redelijk opgeruimd uit, is pas nieuwgebouwd.

f
161

II.D.1
© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht
telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
pagina 1.
www.bouwstandaard.nl

III Tekeningenarchief

III.B.1 TEKENINGENLIJST

Doel:
het doel van tekeningenlijsten is het overzichtelijk maken van de gemaakte tekeningen door de
diverse disciplines. Vandaar dat het zinvol is dat iedere discipline zijn/haar eigen tekeningenlijst
produceert. In dit geval hoeft de opzichter de lijsten alleen maar op te bergen in deel III van de
bouwadministratie.

Gebruik:
de aanbieders van tekeningen dienen een lijst te maken waarop al hun tekeningen staan vermeld
die betrekking hebben op het project. Voor een up-to-date overzicht is het vereist dat de aanbie-
der die lijst aanbiedt. U kunt hen daar desnoods de opgenomen standaard tekeningenlijst voor
aanbieden.
Indien geen tekeningenlijsten worden bijgevoegd, dan kan worden overeengekomen om de
tekeningen vooralsnog aan te houden totdat de tekeningenlijst wel bij de opzichter binnen is.

Deze procedure dient bij de eerste bouwvergadering aan alle partijen te worden meegedeeld en
vastgelegd in het bouwverslag.

Er dienen tekeningenlijsten te komen van alle disciplines, maar ook van de aanwezige goedge-
keurde tekeningen van de diverse instanties. Als volgt e.e.a. in te delen:
alle goedgekeurde tekeningen:
• bouwvergunningstekeningen;
• constructietekeningen;
• installatietekeningen: brandweer, nutsbedrijven, liftinstituut;
• overigen.

f
162
alle disciplines:
• architect;
• constructeur;
• werktuigbouwkundige installaties;
• elektrotechnische installaties;
• liften;
• overigen.

Alleen in die gevallen waarbij geen tekeningenlijsten door de diverse partijen worden gemaakt,
wordt gebruik gemaakt van deze lijst. Dit kan zo zijn als het werk hiervoor te klein is, hetzij een
herhaling is van een eerder uitgevoerd werk danwel een voortzetting ervan.
Ook is deze lijst toepasbaar voor het registreren van binnengekomen tekeningen van de gemeen-
telijke instanties.
Opbergen in III.B.

Wijze van invullen:


alle tekeningen die betrekking hebben op het werk, noteren op de lijst. De diverse tekeningen
groepsgewijs noteren of zo nodig per discipline een aparte lijst maken.
Achter het woord ‘tekeningenlijst’ kan de discipline worden ingevuld.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
163
www.bouwstandaard.nl

III.C.1 SPARINGENSTAAT

Doel:
het registreren van sparingen in opdracht van derden.

Gebruik:
indien de aannemer werkzaamheden voor derden dient te verrichten die niet in het bestek staan
vermeld, dan kan gebruik worden gemaakt van deze standaardlijst. Van tevoren wordt dit formu-
lier verstrekt aan het bedrijf dat in het werk zaken geregeld moet hebben, in dit geval gaat het om
sparingen die met een betonboor moeten worden gemaakt.
De voorman vult dit formulier vooraf in en geeft dit af aan de opzichter. Deze bepaalt of de
opgave juist is en geeft een kopie hiervan aan de aannemer voor uitvoering. De aannemer kan dit
als opdracht beschouwen en op basis van deze lijst een meerwerk indienen.

Wijze van invullen:


Behoeft geen nadere toelichting.

f
164
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
165
www.bouwstandaard.nl

IV Correspondentiearchief

IV.A.1/2 WEEKRAPPORT/DAGBOEK

Doel:
een belangrijk aspect van de opzichtersadministratie is dat het de mogelijkheid geeft achteraf
het bouwproces te reconstrueren. Hierdoor kunnen eventuele conflicten worden opgelost.
In dit kader vormt het weekrapport/dagboek een essentieel onderdeel van de administratie.
Afhankelijk van de aanwezigheid van de opzichter zal een keuze moeten worden gemaakt tussen
een weekrapport en een dagrapport. Een dagrapport is vooral goed te gebruiken indien de
opzichter slechts een aantal malen per week op de bouw komt.
Het doel van dit formulier is het bijeenbrengen van de meest relevante informatie betreffende
het bouwwerk.

Gebruik:
het weekrapport/dagboek wordt toegepast op alle werken die dagelijks toezicht kennen. Voor
werken waar een opzichter iedere dag van de week een halve werkdag aanwezig is, kan worden
afgesproken dat het dagboek volledig/gedeeltelijk wordt ingevuld.
Als leidraad voor de invulling van het dagboek is de UAV genomen en wel § 27. De UAV is een
‘algemeen’ erkende overeenkomst die opdrachtgevers en aannemers met elkaar kunnen aangaan.
Meer over de UAV treft u aan in deel F paragraaf 5.2.3 van dit boek.

Volgens de UAV is het niet verplicht het dagboek door de aannemer ‘voor gezien’ te laten tekenen,
tenzij de aannemer hierom verzoekt. Door de directie opgestelde weekrapporten dienen wel ‘voor
gezien’ c.q. ‘akkoord’ te worden ondertekend. Gaat de aannemer niet akkoord met de inhoud van
een weekrapport, dan maakt hij schriftelijk kenbaar tegen welke onderdelen hij bezwaar aantekent.
Zie § 27 UAV.
Is er sprake van parttime toezicht, dan wordt het weekrapport/dagboek ingevuld zoals overeen-
gekomen met de directievoerder.

f
166
In afwijking van het bovenstaande kunnen dagboek en weekrapporten worden samengesteld zoals
in de eerste bouwvergadering wordt afgesproken.
Indien de opzichter niet op het werk is geweest, dient hij hiervan melding te maken in het dagboek.

Indien de aannemer weekrapporten maakt, worden deze na controle door de opzichter afgetekend.
De aannemer krijgt een afschrift van het weekrapport dat de opzichter heeft ondertekend. Na te
zijn gekopieerd, worden de weekrapporten opgeborgen in IV.A.

Wijze van invullen:


de opzichter dient in het dagboek het volgende vast te leggen:
• bestekswijzigingen, meer- en minderwerk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;
• opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;
• de verstrekking van tekeningen. Indien, zoals in dit handboek het geval is, de tekeningen-
registratie valt onder inkomende en uitgaande stukken, dan zal opname in het dagboek minder
relevant zijn;
• de bezoeken van Bouw- en Woningtoezicht, Arbeidsinspectie en de inspecteurs van de nuts-
bedrijven aan het werk;
• de aanwijzingen van architect, constructeur en adviseurs;
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
167
www.bouwstandaard.nl

• vermelding van ongelukken en calamiteiten op het werk, maar ook de opmerkingen inzake de
veiligheid en milieuzorg op het werk;
• de niet beschreven delen worden van een kruis voorzien.

In het door de aannemer op te stellen weekrapport dienen te worden vermeld:


• bestekswijzigingen, meer- en minderwerk, verwerkte hoeveelheden en stelposten, personeels-
bezetting op de bouw;
• de vordering en de stand van het werk;
• de onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;
• de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;
• de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen.

Toelichting op het formulier:


• bij datum: invullen wanneer dagboekbladzijde voor het eerst wordt beschreven;
• bij weeknummer: invullen weeknummer en van welke dag tot welke dag deze week loopt;
• bij rapportnummer: invullen nummer van rapport dat doorlopende nummering laat zien vanaf
start bouw;
• algemene gegevens: invullen van deze kolommen is afhankelijk van de werkzaamheden op de
bouwplaats, de aangevoerde onderdelen of de gebeurtenissen die van belang zijn. Het invullen
dient verder te geschieden volgens de UAV par. 27-1;
• bij de kolom ‘bezoeken van’: invullen bezoeken van opzichter Bouw- en Woningtoezicht,
directie, architect, Arbeidsinspectie e.d.

Voor een goed overzicht kunnen de beide A4-formulieren op één A3-formulier worden gekopieerd
waardoor een week in één oogopslag te overzien is.
Indien ook op zaterdag en/of zondag wordt gewerkt, kan het lege dagboekformulier worden gebruikt.

Het dagboek VI.A.2. kan het beste worden gebruikt als een opzichter meerdere werken onder
handen heeft. Met de opdrachtgever wordt een afspraak gemaakt of hij een kopie van het

f
168
dagboek wil ontvangen en hoe vaak.

IV.A.2 DAGBOEK

Doel:
zie ook IV.A.1. Dit formulier is met name geschikt voor het vastleggen van afspraken en andere
zaken indien een opzichter meerdere werken begeleidt en dus niet dagelijks op het werk aanwezig
is.

Gebruik:
het dagrapport wordt aan het einde van het werkbezoek ingevuld en ter ondertekening aangebo-
den aan de uitvoerder. Na te zijn gekopieerd, wordt een afschrift verstrekt aan de aannemer en
aan de directievoerder, tenzij anders wordt afgesproken in de eerste bouwvergadering.

Wijze van invulling:


zie bij IV.A.1.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
169
www.bouwstandaard.nl

IV.A.3 PROJECTPARTNERS

Doel:
het bijeenbrengen van alle namen, adressen en telecommunicatienummers van de betrokkenen bij
het project in een overzichtelijk schema.
Er kunnen meerdere bladen worden aangelegd, bijvoorbeeld met de volgende onderverdeling:
• lijst met contractpartners; opdrachtgever, directie, architect, constructeur, hoofdaannemer en
adviseurs;
• lijst met gemeente en nutsbedrijven; Bouw- en Woningtoezicht, brandweer, waterleidingbedrijf,
elektriciteitsbedrijf en gasbedrijf;
• lijst met onderaannemers/leveranciers: elektra, gas, water, sanitair, mechanische ventilatie,
buitenriolering, grondwerk, heipalen, beton, begane grondvloeren, metselstenen, prefab
onderdelen etc.

Gebruik:
in te vullen bij de start van een werk en zo nodig tijdens het werk aanvullen met de laatste
gegevens.
Opbergen in IV.A.

Wijze van invullen:


Behoeft geen nadere toelichting

f
170
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
171
www.bouwstandaard.nl

IV.A.4/5 INKOMENDE EN UITGAANDE STUKKEN

Doel:
het doel is om in één overzicht alle ingekomen danwel uitgaande stukken te registreren. Daarbij
wordt aangetekend dat de registratie alleen kan plaatsvinden indien de stukken worden vergezeld
door begeleidingsbrieven.

Gebruik:
direct na het opstarten van het werk is dit een lijst die als één van de eerste zal worden gebruikt,
om alle stukken die van de opdrachtgever zijn ontvangen, te registreren.
Opbergen in IV.A.

Wijze van invullen:


invullen bij het binnenkomen danwel uitgaan van stukken.
De inkomende danwel uitgaande begeleidingsbrieven doornummeren volgens de nummering in
kolom ‘Nr.’. Deze begeleidingsbrieven voorzien van eenzelfde nummer, zodat ze eenvoudig terug
zijn te vinden. De begeleidingsbrieven alfabetisch opbergen in deel IV.A; de inkomende apart van
de uitgaande.
Lijst inkomende en uitgaande stukken ook opbergen in deel IV-A; het beste is de lijst vóór de
inkomende en uitgaande begeleidingsbrieven op te bergen.

f
172
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
173
www.bouwstandaard.nl

IV.A.6 FAXBERICHT

Doel:
het gebruik van een faxbericht heeft de afgelopen jaren een grote vlucht genomen. Daarom heeft
dit formulier een standaardvorm gekregen.

Gebruik:
als voorblad bij het versturen van faxen.
Opbergen in IV.A.

Wijze van invullen:


in de kop van het faxbericht worden de projectgegevens ingevuld.
In het middelste deel worden de naam en het adres van de geadresseerde ingevuld, inclusief het
faxnummer.
In het onderste deel wordt het bericht opgenomen. Eventueel kan hier worden ingevuld wie de
afzender is.

Formulier IV.A.61 is een formulier bestemd voor een geadresseerde, formulier IV.A.62 is te
gebruiken wanneer meerdere partijen dezelfde boodschap dienen te ontvangen.

f
174
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
175
www.bouwstandaard.nl

IV.A.8 MEMO

Doel:
indien er aantekeningen moeten worden gemaakt van informatief karakter, kan dit formulier
worden gebruikt om het op een correcte wijze te doen.

Gebruik:
opbergen in IV.A.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
176
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
177
www.bouwstandaard.nl

IV.B.2 VERZENDBRIEF

Doel:
de administratie wordt in naam van de opdrachtgever gevoerd. Alle stukken die de opzichter
verzendt, worden vastgelegd in de ‘uitgaande stukken’, lijst VI.B.5.
Ook hier geldt dat de opdrachtgever zelf standaardformulieren kan hebben die dan door de
opzichter worden gebruikt.

Het doel is een standaard verzendbrief aan te reiken, waarmee de opzichter de stukken die hij
doet uitgaan naar de diverse partijen kan begeleiden.

Gebruik:
telkens wanneer er iets dient te worden verzonden, zal de opzichter een beroep moeten doen op
de verzendbrief.
Kopie van de verzendbrief op te bergen in IV.B.

Wijze van invullen:


• in de kop van de verzendbrief kan de naam van de opdrachtgever komen te staan. Dit maakt
het bericht uniek voor het werk.
• in het bovenste gedeelte wordt de naam en het adres van de geadresseerde ingevuld;
• in het middelste gedeelte wordt ingevuld wat de ontvanger van de stukken met de diverse
stukken kan gaan doen en welke stukken hij gaat ontvangen.

f
178
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
179
www.bouwstandaard.nl

V Financiën

V.A.1 OVERZICHT MEER- EN MINDERWERK

Doel:
De overzichtslijst meer- en minderwerk wordt gebruikt om tijdens de bouwfase een overzicht te
verkrijgen van de stand van het meer- en minderwerk en de status van de posten. Dit overzicht is
bedoeld voor alle betrokken contractpartijen en kan eenmaal per maand worden uitgereikt,
bijvoorbeeld als bijlage van de notulen van bouwvergaderingen.

Gebruik:
Als informatie kan een overzicht van de aannemer worden gebruikt. Het overzicht van de aan-
nemer is niet geschikt als overzicht voor de opdrachtgever omdat de aannemer geneigd is om
te veel zaken via deze lijst te bewaken, ook als er zich nog zaken in de ideeënsfeer bevinden.
Pas nadat de directie van mening is dat een door de aannemer ingediende post inderdaad meer-
of minderwerk is, zal dit worden opgenomen in het overzicht.
De lijst kent 2 fasen van het meer- en minderwerk, namelijk een fase waarin de aannemer het
bedrag heeft ingediend en de fase waarin het bedrag definitief is vastgesteld. Tenslotte is er
ruimte aanwezig om de goedkeuring van de opdrachtgever te vermelden.

Het verdient aanbeveling om deze lijst te splitsen in bouwkundige zaken en installatietechnische


zaken. Als er sprake is van een hoofd- en onderaannemingsituatie kunnen separate lijsten wor-
den. Heeft men een situatie met hoofd- en nevenaanneming, dan moeten zoveel lijsten gebruikt
worden als dat er hoofd- en nevenaannemers zijn.

Opbergen in V.A.

Wijze van invullen:


1e kolom: iedere post krijgt een eigen nummer. Per discipline kan een letter worden

f
180
gebruikt die herkenbaar is. Bijvoorbeeld:
B: bouwkundige zaken
W: werktuigbouwkundige zaken
E: elektrotechnische zaken
T: Transport, zoals liften en glazenwasinstallatie
Werk met drie cijfers om de posten te nummeren, bijvoorbeeld B001 (1e post
bouwkundig)
In de eigen administratie kan men het nummer, dat de aannemer heeft toege-
kend aan deze post, separaat verwerken;
2e kolom: omschrijf hier het onderwerp van het meer- en minderwerk;
3e kolom: vul hier de datum in waarop het onderwerp door de aannemer is gesignaleerd;
4e kolom: omschrijf hier de datum van de 1e aanbieding van de aannemer;
5e en 6e kolom: noteer het door de aannemer opgegeven bedrag van het meer- of minderwerk;
Let op: zolang geen overeenstemming is over de desbetreffende post, blijft de
post geparkeerd in de 4e, 5e en 6e kolom.
7e kolom: na controle van de directie kan een bedrag zonodig gecorrigeerd worden tot
een definitief overeengekomen bedrag. Vul hier de datum in van indiening van
het definitieve bedrag.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

8e en 9e kolom: noteer hier het definitieve bedrag dat is overeengekomen tussen aannemer en
opdrachtgever;
10e en 11e kolom: deze zijn bedoeld om de goedkeuring van de opdrachtgever aan te geven.
Sommige opdrachtgevers geven per post schriftelijk opdracht, noteer in dat
geval kenmerk en datum. Indien de status in de bouwvergadering wordt
vastgesteld, noteer hier dan: bouwvergadering no.., en de datum.

f
181
182
f
Overzicht meer- en minderwerk
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink
www.bouwstandaard.nl

Plaats
Haagelen Datum: ...................................

Datum Datum Bedrag aanbieding Datum Bedrag definitief Opdracht per


Nr. Omschrijving
signalering* indiening meer minder indiening meer minder Kenmerk Datum
1E aanbrengen aarding fundering 05-04 BR 12-04 5.600,- 26-04 3.800 05-0321-jp 28-04
2B aanbrengen sparing kruipruimte
in funderingsbalken 07-04 WB 12-04 736,95
3B extra wapening wand A rond 13-04 BR 20-04 1.600,-
sparing

TOTAAL: 7.936,95 TOTAAL: 3.800,-

* BV = bouwvergadering; WB = werkbespreking; BR = brief

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht pagina ...


V.A.1 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Opdrachten
meer- en minderwerk Centraal Bureau Bouwtoezicht

Projectnaam
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 28-04-2005

Aan : Bouwbedrijf De Boer

T.a.v. : de heer G.J.M. van Someren

Adres : Ambachtstraat 1

Postcode : 4316 PW

Woonplaats : Haagelen

Betreft meer- en minderwerk opdrachtnummer : 1

Hierbij geven wij opdracht voor het uitvoeren volgens de door u gedane offerte en/of de op de
signaleringslijst voor akkoord opgevoerde werken onder vermelding van de volgende nummers:

Datum
Nummer Onderwerp Bedrag
gereed
1 aanbrengen aarding fundering 3.800,00 13-04

Voor het totaalbedrag van 3.800,00 f


183
Betaling zal geschieden na oplevering van het project, respectievelijk worden verrekend met het overige meer- en
minderwerk.

Voor akkoord aannemer: Voor akkoord opdrachtgever:

Datum: ............................................................................ Datum: .......................................................................

Plaats: .............................................................................. Plaats: ........................................................................

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


V.A.3 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

V.C.1 OVERZICHT STELPOSTEN

Doel:
De overzichtslijst stelposten wordt gebruikt om tijdens de bouwfase een overzicht te verkrijgen
van de stand van het stelposten en de status van de posten.
Dit overzicht is bedoeld voor alle betrokken contractpartijen en kan eenmaal per maand worden
uitgereikt, bijvoorbeeld als bijlage van de notulen van bouwvergaderingen.

Gebruik:
De directie kan alle stelposten vooraf vermelden op deze overzichtslijst. De lijst kent 2 fasen van
de stelposten, namelijk een fase waarin de aannemer het bedrag heeft ingediend en de fase
waarin het bedrag definitief is vastgesteld. Tenslotte is er ruimte aanwezig om de goedkeuring
van de opdrachtgever te vermelden.

opbergen in V.C.

Wijze van invullen:


1e kolom: iedere post krijgt een eigen nummer. Dit nummer dient te corresponderen met
het besteksartikel van de desbetreffende stelpost.
In de eigen administratie kan men het nummer, dat de aannemer heeft toege-
kend aan deze post, separaat verwerken;
2e kolom: omschrijf hier het onderwerp van het stelposten;
3e kolom: vul hier de datum in waarop het onderwerp door de aannemer wordt uitgewerkt;
4e kolom: vul hier de datum in van de 1e aanbieding van de aannemer;
5e en 6e kolom: noteer het bedrag van het meer- of minder ten opzichte van de stelpost;
Let op: zolang geen overeenstemming is over de desbetreffende post, blijft de
post geparkeerd in de 4e, 5e en 6e kolom.
7e kolom: na controle door de directie kan een bedrag zonodig gecorrigeerd worden tot
een definitief bedrag. Vul hier de datum in van indiening van het definitieve

f
184
8e en 9e kolom:
bedrag.
noteer hier het definitieve bedrag dat is overeengekomen tussen aannemer en
opdrachtgever;
10e en 11e kolom: deze zijn bedoeld om de goedkeuring van de opdrachtgever aan te geven.
Sommige opdrachtgevers geven per post schriftelijk opdracht, noteer in dat
geval kenmerk en datum. Indien de status in de bouwvergadering wordt
vastgesteld, noteer hier dan: bouwvergadering nr … en de datum
Overzicht stelposten
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: ...................................

Datum Datum Bedrag aanbieding Datum Bedrag definitief Opdracht per


Nr. Omschrijving
signalering* indiening meer minder indiening meer minder Kenmerk Datum
1 aankoop wandtegels 23-11 02-12 4.500 14-01 4.248 06-0067-jp 19-01
2 aankoop vloertegels 23-11 02-12 2.000 14-01 2.065 06-0067-jp 19-01
3 aankoop graniet 25-11 02-12 18.000 14-01 17.720 06-0067-jp 19-01
4 aankoop pantry's 12-12 21-12 14.500 14-01 14.000 06-0067-jp 19-01
5 aankoop balie 19-01 26-01 9.875
6 installeren balie 19-01 26-01 4.190
7 aankoop behang 20-01 26-01 2.145
8
9
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

10

TOTAAL: 55.120 TOTAAL: 38.033

* BV = bouwvergadering; WB = werkbespreking; BR = brief

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht pagina ...


V.C.1 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl

185
f
www.bouwstandaard.nl

V.E.1 EXTRA OPDRACHTEN

Doel:
het bijhouden van extra opdrachten. Naast het meer- en minderwerk kunnen ook extra opdrachten
worden gegeven buiten het bestek om. Deze lijst kan worden gebruikt om ze bij te houden.
Heeft de opdrachtgever een standaardlijst dan wordt deze gebruikt.

Gebruik:
opbergen in V.E.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
186
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
187
www.bouwstandaard.nl

V.F.1 TERMIJNBEWAKINGSLIJST

Doel:
doel is het bijhouden van de actuele stand van termijnen die betaalbaar zijn gesteld.

Gebruik:
indien de aannemer of opdrachtgever geen lijsten heeft dan kan deze lijst worden gebruikt.
Opbergen in V.F.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
188
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
189
www.bouwstandaard.nl

V.F.2 PUNTENVERDEELSTAAT

Doel:
als voorbeeld is toegevoegd een puntenverdeelstaat voor de woningbouw.
Het bijhouden van deze staat is van belang voor de aannemer en de opdrachtgever. De aannemer
wil in de regel iedere week een termijn indienen van een bepaalde grootte. Met deze staat kan hij
alleen datgene indienen wat gereed is. De opdrachtgever is hiermee gebaat omdat deze alleen
maar wil betalen voor datgene wat zichtbaar op het werk gereed is.

Gebruik:
de staat wordt over het algemeen gebruikt voor woningbouwprojecten. Bij gebruik voor utiliteits-
projecten kan de lijst – na overleg met de bouwdirectie – worden gehanteerd.
Opbergen in V.F.

Wijze van invullen:


het voorbeeld geeft een aantal punten per woning per bewerking; deze verdeling is alleen op te
zetten na overleg tussen opdrachtgever en aannemer.
Voorts moet worden ingevuld: de aanneemsom, het aantal woningen en het bedrag per punt.
Alle ingediende termijnen voortkomende uit deze puntenverdeelstaat dienen, net als deze staat,
te worden afgetekend door de aannemer en de directie/opzichter.

f
190
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
191
www.bouwstandaard.nl

V.F.3 FACTUUR NORMAAL-REKENING

Doel:
dient als voorbeeld als de aannemer of de opdrachtgever zelf geen formulieren heeft.

Gebruik:
opbergen in V.F.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
192
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Factuur normaal-rekening
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: ...................................

Aan : METAform Projectontwikkelingsmij. BV

T.a.v. : de heer J.M. Pont

Adres : Postbus 256

Postcode : 4317 BD

Woonplaats : BARSENBROEK

Verwerkt volgens puntenverdeelstaat nummer : 2

Reeds gedeclareerde termijnen: 78.000,00

Thans wordt ingediend de 2 termijn: e


104.000,00

-----------------------------
Totaal: 182.000,00

BTW (verlegd/niet verlegd): 34.580,00

-----------------------------
TOTAALBEDRAG: 216.580,00

Gaarne over te maken op rekeningnummer: 88.77.66.543

Totaal aanneemsom: 2.600.000,00

Betaald incl. deze termijn: 182.000,00

----------------------------- f
193
Resteert te betalen: 2.418.000,00

Voor akkoord aannemer: Voor akkoord opdrachtgever:

Datum: .............................................. Datum: ......................................................

Plaats: ............................................... Plaats: .......................................................

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


V.F.3 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

V.F.4 FACTUUR G-REKENING

Doel:
dient als voorbeeld als de aannemer of de opdrachtgever zelf geen formulieren heeft.

Gebruik:
opbergen in V.F.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
194
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
195
www.bouwstandaard.nl

VI Productinformatie

VI.A.2 MONSTERS/LEVERANCIERS

Doel:
het doel van de lijst is het inzichtelijk maken van alle materialen die gebruikt gaan worden bij de
realisatie van het bouwwerk.

Gebruik:
voordat er wordt gestart, kan de opzichter om de benodigde monsters vragen via een standaard-
lijst of verwijzen naar het bestek. Voor verwerkingsvoorschriften en KOMO-certificaten kan hij,
voorzover bekend, de desbetreffende fabrikant aanschrijven. Echter ook de aannemer kan
hiervoor zorgdragen, maar beter is dit zelf te doen via het standaardformulier IV.A.7.

De lijst monsters en leveranciers wordt achter het bouwverslag gevoegd, tenzij anders wordt
overeengekomen.

Invullen tijdens de eerste bouwvergaderingen; lijst eventueel laten invullen door de aannemer.
Opbergen in VI.A.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
196
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Monsters/leveranciers
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 12-04-2005

Een en ander volgens hoofdstukindeling STABU


STABU Monster/ Akkoord
Omschrijving Certificaatnr.
nummer document* datum
17 prefab gerging D 18-04-2005
20 funderingspalen A
21 beton, kwaliteit A
22 gevelstenen M/D/A

f
197

* Indien monster gewenst : ‘M’ invullen


* Indien documentatie gewenst : ‘D’ invullen
* Indien attest gewenst: ‘A’ invullen

VI.A.2
© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht
telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
pagina ...
www.bouwstandaard.nl

VI.C.1 ACTIEPUNTENLIJST

Als hulpmiddel bij het vastleggen van alle aspecten aangaande de voortgang en kwaliteit van
bouwonderdelen heeft CBB controleplannen ontwikkeld. Het gaat binnen het kader van dit
boek te ver om de controleplannen volledig te behandelen. Hiervoor verwijzen wij u graag naar
www.controleplannen.nl. Voor het voeren van een bouwadministratie conform de CBB-methode
zijn de inspectielijsten uit de controleplannen (zie volgende pagina) onmisbaar. De actiepuntenlijst
kan gezien worden als een samenvattend overzicht van die inspectielijsten.

Doel:
het bewaken van de openstaande actiepunten zoals deze zijn vastgelegd in de inspectielijsten van
de controleplannen.

Gebruik:
bij het invullen van de genoemde inspectielijsten kunnen er zaken als ‘niet-akkoord’ of ‘niet
aanwezig’ worden aangevinkt. Deze punten dienen te worden overgenomen op de actiepuntenlijst.
De lijst dient regelmatig te worden bijgewerkt, ten minste voor vergaderingen waar kwaliteit als
agendapunt aan de orde komt. De bijgewerkte lijst kan eveneens aan de aannemer worden
overhandigd, ter informatie.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
198
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
199
www.bouwstandaard.nl

VI.C.2 INSPECTIELIJST

Doel:
De hier opgenomen inspectielijst is een blanco versie van de inspectielijsten zoals die in alle
controleplannen voorkomt. Soms is er behoefte om een speciaal op het project toegepaste
techniek, of een specifiek onderdeel hiervan, middels inspectielijsten te controleren.

Gebruik:
De te controleren onderwerpen worden ingevuld in de desbetreffende delen. Deel A is administra-
tief, deel B heeft betrekking op de voorbereiding, deel C op de uitvoering en deel D op de periode
na het gereedkomen van het desbetreffende onderwerp.
De lijst kan vooraf worden ingevuld met aandachtspunten en na afronding van elke fase worden
ingevuld om te controleren of alle aandachtspunten naar tevredenheid zijn afgehandeld.
Na invulling ontvangt de aannemer een afschrift van deze inspectielijst.

Wijze van invullen:


Behoeft geen nadere toelichting

f
200
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
201
www.bouwstandaard.nl

VI.C.3 HEISTAAT

Doel:
het doel van de heistaat is het verzamelen van de heigegevens per paal, hiertoe behoort het
kalenderen van de palen.

Gebruik:
de lijst gebruiken bij het kalenderen van de palen tijdens de heiwerkzaamheden.

Het heiwerk wordt pas gestart als alle gegevens aanwezig zijn; zo moeten het palenplan en het
sonderingsrapport aanwezig zijn. Ook de goedgekeurde tekeningen en berekeningen van Bouw-
en Woningtoezicht dienen op het werk aanwezig te zijn. De constructeur en Bouw- en Woning-
toezicht dienen bij de eerste (technische) paal aanwezig te zijn, uitnodigen van deze diensten
doet de opzichter. De aannemer maakt aan de directie kenbaar wanneer hij wil beginnen met het
heiwerk.

Als het heiwerk gereed is de heistaten inleveren bij de constructeur; bij een groot werk zal er een
afspraak met de constructeur moeten worden gemaakt over de toelevering van de heigegevens.
Het kan voorkomen dat de heistaten na elke werkdag/week bij de constructeur dienen te worden
ingeleverd.

De constructeur dient de heigegevens in te leveren bij Bouw- en Woningtoezicht waarna de


gecontroleerde gegevens weer bij de opzichter moeten terugkomen (via de constructeur), voorzien
van een goedkeuring danwel een ‘gezien’ stempel.

Opbergen in VI.C.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
202
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
203
www.bouwstandaard.nl

VI.C.4 BOORSTAAT

Doel:
dit formulier is er voor het verwerken van gegevens bij het aanbrengen van in de grond gevormde
palen.

Gebruik:
het boren wordt pas gestart als alle gegevens aanwezig zijn; zo moeten het palenplan en het
sonderingsrapport aanwezig zijn. Ook de goedgekeurde tekeningen en berekeningen van Bouw-
en Woningtoezicht dienen op het werk aanwezig te zijn. De constructeur en Bouw- en Woning-
toezicht dienen bij de eerste (technische) paal aanwezig te zijn, uitnodigen van deze diensten doet
de opzichter. De aannemer maakt aan de directie kenbaar wanneer hij wil beginnen met het boren.

Als alle palen zijn gevormd, worden de boorstaten bij de constructeur ingeleverd. Bij een groot
werk zal er een afspraak met de constructeur moeten worden gemaakt over de toelevering van
de boorstaten. Het kan voorkomen dat de boorstaten na elke werkdag/week bij de constructeur
dienen te worden ingeleverd.

De constructeur dient de boorstaten in te leveren bij Bouw- en Woningtoezicht waarna de gecon-


troleerde gegevens weer bij de opzichter moeten terugkomen (via de constructeur) voorzien van
een goedkeuring danwel een ‘gezien’ stempel.

Opbergen in VI.C.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
204
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
205
www.bouwstandaard.nl

VI.C.5 SLUITBRIEF PLAFOND

Doel:
om te voorkomen dat er werkzaamheden aan het plafond worden uitgevoerd terwijl de plafond-
platen er al in liggen, is het goed om afspraken te maken over het sluiten van de plafonds.
Daarvoor wordt de sluitbrief plafonds gebruikt.

Gebruik:
deze lijst dient per vertrek te worden opgehangen. Op de sluitbrief staan alle disciplines die
boven de plafondplaten werkzaamheden moeten uitvoeren. Nadat de werkzaamheden door het
betreffende bedrijf gereed zijn, ondertekent de voorman/uitvoerder deze lijst met vermelding van
de datum waarop de werkzaamheden werden afgerond. Nadat alle uitvoerende bedrijven hun
werkzaamheden gereed hebben gemeld, kan worden begonnen met het sluiten van het plafond.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
206
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
207
www.bouwstandaard.nl

VII Oplevering

VII.A.1 OPLEVERINGSSCHEMA

Doel:
om een overzicht te krijgen wanneer bijvoorbeeld woningen aan kopers zullen worden opgeleverd
kan dit schema worden gebruikt.
Ook voor oplevering van aannemer aan opdrachtgever kan het schema worden gebruikt.

Gebruik:
in overleg met opdrachtgever en aannemer invullen van dit schema.

Dit schema kan ook worden gebruikt voor:


• vooropname aannemer;
• voorschouw door de koper;
• oplevering van aannemer aan opdrachtgever;
• oplevering opdrachtgever aan koper.
Dan het kopje ‘prognose oplevering’ veranderen in ‘oplevering aannemer’ en het kopje
‘definitieve oplevering’ veranderen in ‘oplevering koper’.

Opbergen in VII.A.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
208
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
209
www.bouwstandaard.nl

VII.B.1 VOOROPNAME

Doel:
om uniformiteit tot het einde van het werk te behouden, dient er ook bij de vooropname van
gelijksoortige formulieren gebruik te worden gemaakt.
Het doel is om overzichtelijk die gebreken te noteren die - per ruimte - zijn geconstateerd.

Gebruik:
opbergen in VII.B.

Wijze van invullen:


in het onderste blok kunnen de bemerkingen per ruimte worden genoteerd. Bij controle de datum
invullen waarop het gebrek is geconstateerd.

f
210
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
211
www.bouwstandaard.nl

VII.C.1 PROCESVERBAAL VAN OPLEVERING WONING

Doel:
voor de overdracht van de woning aan de verkrijg(st)er wordt een procesverbaal opgesteld
waarbij dit formulier wordt gebruikt indien de opdrachtgever geen standaardformulieren heeft.
Eventuele gebreken aan de woning kunnen hierop worden vermeld.

Gebruik:
opbergen in VII.C.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
212
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Procesverbaal van oplevering


Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 16-03-2006

Bouwnummer : 103 Waarborg certificaatnummer: ............................................

Opzichter : Victor Polsen

Aan ondergetekende de heer H.J. Gielissen, verkrijg(st)er van de woning(en) gelegen aan:

Straat : De Brink 3-1

Postcode : 4316 BJ

Plaats : Haagelen

Ruimte/vertrek Omschrijving van de te herstellen gebreken Controle


slaapkamer 1 sluiting raam nazien
badkamer planchet ontbreekt
gang geen spanning op wcd

Meterstanden: Gas: 145 m3 Water: 6 m3 Electra: 256 kWh(dag) 23 kWh(nacht)

Heden is de woning opgeleverd, de verkrijg(st)er verklaart de sleutels in ontvangst te hebben genomen en heeft
f
213
de hierboven vermelde gebreken en onvolkomenheden geconstateerd.

Datum : 16-03-2006

Directie : ................................................................. De verkrijg(st)er: ..................................................................

CONTROLE VAN DE OPLEVERING


De verkrijg(st)er verklaart dat de hierboven vermelde gebreken en/of tekortkomingen naar behoren zijn hersteld.

Datum : .................................................................

Directie : ................................................................. De verkrijg(st)er: ..................................................................

VII.C.1
© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht
telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
pagina ...
www.bouwstandaard.nl

VII.C.2 PROCESVERBAAL VAN OPLEVERING OVERIGE

Doel:
indien dit formulier gebruikt gaat worden door de opdrachtgever dan dient de juiste opmaak/
standaard invulling te worden opgegeven zodat het formulier uniek wordt voor het project.
Dit voorbeeld geeft aan hoe een en ander kan worden opgesteld. Er zijn echter openingen gelaten
om de diverse aspecten in en aan te vullen.

Voordat de werkelijke oplevering plaatsvindt eerst overleg plegen over wat er allemaal in het
‘Procesverbaal van oplevering’ dient te worden vermeld. Overleg met de opdrachtgever en met
de aannemer, zodat deze niet op het laatste moment met een voor haar onbekend document
wordt geconfronteerd.

Gebruik:
opbergen in VII.C.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
214
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Procesverbaal van oplevering


Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 23-02-2006

Opdrachtgever : METAform Projectontwikkeling BV

Aannemer : Bouwbedrijf De Boer

Bouwproject : Het in eigendom van opdrachtgever zijnde als zodanig in gebruik te nemen gelegen

aan: De Brink te Haagelen

Omschrijving

Overeenkomstig de door partijen getekende aannemingsovereenkomst voor het bouwen van voornoemd bouwwerk
inclusief het bedrijfsvaardig opleveren van de technische installaties met bijbehorende inregel- en meetrapporten, een
en ander compleet conform het bestek.

Oplevering

De oplevering van de bouw- en installatiewerken ten behoeve van voornoemd bouwwerk heeft heden plaatsgevonden
ten overstaan van de partijen, met uitzondering van de werken nader genoemd in de bij dit 'Procesverbaal van
oplevering' gewaarmerkte en bijgevoegde staat van bemerkingen. De op de 'Staat van bemerkingen' vermelde
werkzaamheden zullen aansluitend worden uitgevoerd voor 09-03-2006 , tenzij voor een bepaald aantal onderdelen
een andere datum wordt overeengekomen.

Aanvaarding

Door opdrachtgever wordt verklaard:

I. Dat heden bij de eerste oplevering niet is gebleken dat de uitvoering van het gereedgekomen werk in strijd is
met de in de overeenkomst bedoelde werken.

II. Dat er op grond van de gesloten overeenkomst, aangevuld met de door opdrachtgever opgedragen aanvullende
leveringen en werkzaamheden momenteel geen bezwaren bestaan het bouwwerk in de huidige staat te
aanvaarden, met inachtneming van die zaken die zijn vermeld in de 'Staat van bemerkingen', bijgevoegd bij dit
'Procesverbaal van oplevering'. Een en ander onder het voorbehoud, dat volledig aan overheidseisen is voldaan.

f
215
Aanvaarding

Door aannemer wordt verklaard:

I. Dat men zich conformeert aan het gestelde in dit 'Procesverbaal van oplevering' met de bijbehorende 'Staat van
Bemerkingen'.

II. Dat de geleverde onderdelen en gemonteerde installaties op de juiste kwaliteit c.q. werking worden
gegarandeerd gedurende de daarvoor gestelde looptijd.

III. Dat de complete bedieningsvoorschriften en/of gebruiksaanwijzingen en garantiebewijzen van bedoelde


installaties aan de opdrachtgever in 3-voud ter hand worden gesteld.

VII.C.2
© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht
telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
pagina 1
www.bouwstandaard.nl

VII.C.3/4 STAAT VAN BEMERKINGEN

Doel:
het vastleggen van gebreken, tekortkomingen danwel geschillen tussen opdrachtgever en aannemer
betreffende het bouwwerk tijdens de opleveringsfase.

Gebruik:
Staat van bemerkingen altijd toevoegen aan het Procesverbaal van Oplevering, standaard-
formulier VII.C.1 of VII.C.2.
Deze 2 formulieren vullen elkaar aan.
Opbergen in VII.C.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
216
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Staat van bemerkingen


Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 23-02-2006

Adres : De Brink 11

Plaats : Haagelen

De hieronder vermelde onvolkomenheden zullen voor 09-03-2006 worden hersteld, tenzij voor een bepaald aantal
onderdelen een andere datum is vermeld.

Ruimte/vertrek Omschrijving van de te herstellen gebreken Controle

De eigenaar verklaart door ondertekening van de staat van bemerkingen akkoord te gaan met het bovenstaande.
Tevens verklaart de eigenaar te hebben ontvangen:

‰ Sleutels: : …… stuks
‰
‰
Garantiecertificaatnummer : ………………………………
Gebruiksaanwijzing f
217
Datum : .................................................................

Directie : .................................................................De verkrijg(st)er: .................................................................

VII.C.4
© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht
telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
pagina ...
www.bouwstandaard.nl

VII.C.5 KLACHTENFORMULIER

Doel:
Het door de gebruiker laten opgeven van klachten na de oplevering.

Gebruik:
Bij oplevering van de woning of het kantoor wordt dit formulier overhandigd aan de koper of
gebruiker. Deze kan een eventueel voorkomende klacht hierop vermelden welke zich manifesteert
na de oplevering doch voor het einde van de onderhoudstermijn. Het formulier dient te worden
afgegeven aan het – vooraf – ingevulde adres. In de meeste gevallen zal dit het adres van de
bouwkeet zijn.
De opzichter beoordeelt de klacht. Indien de gemelde klacht terecht tot de verantwoordelijkheid
van de aannemer behoort, dan dient de aannemer de klacht te herstellen. Hiertoe krijgt hij de
opdracht. Indien de gemelde klacht niet tot de verantwoordelijkheid van de aannemer behoort,
dan zal de opzichter dit melden aan de koper of gebruiker.

Opbergen in VII.C.

Wijze van invullen:


Behoeft geen nadere toelichting.

f
218
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

f
219
www.bouwstandaard.nl

VII.E.1 INKENNISSTELLING EINDE ONDERHOUDSPERIODE

Doel:
doel van de brief is de verkrijg(st)er te informeren dat het einde van de onderhoudstermijn in
zicht is.

Gebruik:
opbergen in VII.E.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
220
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Inkennisstelling einde
onderhoudsperiode Centraal Bureau Bouwtoezicht

Projectnaam
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 01-06-2006

Naam : de heer H.J. Gielissen

Adres : De Brink 3-1

Postcode : 4316 BJ

Woonplaats : Haagelen

Bouwnummer : 103

Onze referentie : .......................................................

Betreft : einde onderhoud

Geachte heer Gielissen,

Voordat u bovengenoemde woning betrok, heeft er een oplevering plaatsgevonden waarbij de woning is gecontroleerd
op eventuele gebreken.
Deze gebreken zijn, indien van toepassing, allemaal verholpen.

Zoals gebruikelijk zal aan het einde van de onderhoudstermijn door de aannemer een afwerking van onderhouds-
gebreken plaatsvinden. Met name wordt hiermee bedoeld een klemmende deur of een lekke kraan. Bijgaand treft u een
formulier aan waarop u gebreken/opmerkingen kunt vermelden die door u vanaf de oplevering zijn geconstateerd.

U gelieve dit formulier voor 16-06-2006 aan ons te retourneren.


Ook indien u geen klachten heeft, verzoeken wij u de opnamestaat aan ons te retourneren.

In week 25 zal de aannemer met u een afspraak maken om de opgegeven klachten, voorzover van toepassing, te
verhelpen.

Wij verzoeken u vriendelijk de opnamestaat voor akkoord af te tekenen nadat alle klachten verholpen zijn.
f
221
Vertrouwend u hiermee van dienst te zijn, verblijven wij,

Hoogachtend,

.............................................................

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


VII.E.1 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

VII.E.2 HERHALING INKENNISSTELLING EINDE ONDERHOUDSPERIODE

Doel:
om de verkrijg(st)er eraan te herinneren dat er geen ‘formulier einde onderhoudsperiode’ is
ingevuld. Ook al zijn er geen opmerkingen van de verkrijg(st)er, dan toch dient formulier VII.E.2
getekend te worden teruggestuurd; dit voorkomt conflicten.

Gebruik:
opbergen in VII.E.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
222
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Herhaling inkennisstelling
einde onderhoudsperiode Centraal Bureau Bouwtoezicht

Projectnaam
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 18-06-2006

Naam : de heer H.J. Gielissen

Adres : De Brink 3-1

Postcode : 4316 BJ

Woonplaats : Haagelen

Bouwnummer : 103

Onze referentie : .......................................................

Betreft : herinnering

Geachte heer Gielissen,

Hierbij willen wij u herinneren aan onze brief d.d. 01-06-2006 ref. nummer - met het verzoek de opnamestaat op te
sturen voor het einde van de onderhoudsperiode.
Tot op heden hebben wij deze opnamestaat nog niet van u ontvangen.

Nogmaals verzoeken wij u deze staat aan ons te retourneren voor 23-06-2006, zodat de eventuele klachten van uw
woning kunnen worden behandeld en/of afgewerkt.

Ook als u geen klachten heeft, verzoeken wij u de opnamestaat getekend aan ons te retourneren.

Indien wij voor 25-06-2006 geen opnamestaat van u hebben ontvangen, gaan wij ervan uit dat alles aan uw woning in
orde is en kunt u geen aanspraak meer maken op herstel van onderhoudsgebreken.

Vertrouwend u hiermee van dienst te zijn, verblijven wij,

Hoogachtend,
f
223

..............................................................................

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


VII.E.2 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

VII.E.3 ONDERHOUDSGEBREKEN

Doel:
het door de gebruiker laten opgeven van onderhoudsklachten.

Gebruik:
dit formulier dient samen met de brief waarmee de gebruiker in kennis wordt gesteld van het
einde van de onderhoudsperiode (VII.E.1) te worden meegezonden.
De gebruiker kan hierop zijn/haar klachten noteren en dient dit formulier vervolgens vóór de op
de geleidebrief vermelde uiterste inzenddatum retour te zenden aan het adres dat op dit formulier
moet worden ingevuld.
De directievoerder verzamelt deze formulieren. Indien formulieren ontbreken, wordt een herhalings-
brief (VIII.E.2) verstuurd naar de adressen die ontbreken. Komt hierop geen reactie, dan dient
schriftelijk aan de desbetreffende gebruiker/bewoner te worden gemeld dat wordt aangenomen
dat er geen onderhoudsgebreken aanwezig zijn in zijn of haar woning.
De directievoerder controleert of de op deze formulieren aangemelde klachten terechte onder-
houdsgebreken zijn. Deze worden gemarkeerd en dienen door de aannemer te worden hersteld.
Zaken waarover de directievoerder twijfelt, dienen ter plekke te worden beoordeeld door de
directievoerder of de opzichter. De directievoerder stelt de gebruiker schriftelijk op de hoogte
van gemelde klachten die niet behoren tot de onderhoudsgebreken en motiveert waarom deze
klachten niet worden hersteld.
Opbergen in VII.E.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
224
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Onderhoudsgebreken
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 01-06-2006

Bouwnummer : 103 Waarborg certificaatnummer: ............................................

Opzichter : Victor Polsen

Aan ondergetekende, de heer H.J. Gielissen, verkrijg(st)er van de woning(en) gelegen aan:

Adres : De Brink 3-1

Postcode : 4316 BJ

Woonplaats : Haagelen

Nr. Omschrijving onderhoudsklacht

Dit formulier opsturen naar:

Naam : Centraal Bureau Bouwtoezicht

T.a.v.

Adres
: de heer T. Visser

: Postbus 1176
f
225
Postcode : 6801 BD Woonplaats: Arnhem

Datum akkoord : .............................................................. Handtekening: ..................................................................

CONTROLE VAN DE OPLEVERING


De verkrijg(st)er verklaart dat de hierboven vermelde gebreken en/of tekortkomingen naar behoren zijn hersteld.

Datum akkoord : .............................................................. Handtekening: ..................................................................

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


VII.E.3 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

VII.F.2 OVERDRACHT BOUWADMINISTRATIE

Doel:
het vastleggen van de overdracht van de administratie, inclusief de revisiebescheiden, aan de
opdrachtgever.

Gebruik:
voor de directievoerder en de opzichter is de overdracht van de administratie het einde van de
activiteiten van het project.
Indien het niet mogelijk is de administratie tegelijkertijd over te dragen met de revisiebescheiden,
dan dient de inhoud van dit formulier te worden aangepast.
De administratie dient dan op een later tijdstip door middel van ditzelfde formulier, maar dan
zonder hoofdstuk VIII, alsnog te worden overgedragen aan de opdrachtgever.
Een kopie van dit formulier wordt opgeborgen in VII.F. Het origineel wordt bewaard in het archief
van het bedrijf waar de directievoerder werkzaam is.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
226
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Overdracht bouwadministratie
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 10-08-2006

Heden is de administratie van het bouwproject 'Wonen en winkelen aan De Brink overgedragen aan:

METAform Projectontwikkelingsmij. BV, de heer J.M. Pont

De inhoud van de administratie bestaat uit de volgende hoofdstukken:

I. Contracten
II. Verslagen
III. Tekeningenarchief
IV. Correspondentie-archief
V. Financiën
VI. Productinformatie
VII. Oplevering
VIII. Revisie, garanties en onderhoudsvoorschriften

Voor een beschrijving van de inhoud van de hoofdstukken I t/m VII wordt verwezen naar bijgevoegde kopieën.

Hoofdstuk VIII bestaat uit de volgende onderdelen en wordt in drievoud overgedragen:

- Revisie bouwkundig : zie tekeningenlijst architect d.d.


- Revisie elektrische installatie : zie tekeningenlijst E-installateur d.d.
- Revisie verwarmingsinstallatie : zie tekeningenlijst W-installateur d.d.
- Revisie loodgietersinstallatie : zie tekeningenlijst W-installateur d.d.
- Garantieverklaringen : zie overzicht aannemer d.d.
- Onderhoudsvoorschriften : zie overzicht aannemer d.d.
- Onderhoudsaanbiedingen : zie overzicht aannemer d.d.

Overgedragen te: Barsenbroek, d.d. 10-08-2006

Door: ...................................................................

Aan: .....................................................................
Vertegenwoordiger: ......................................................................

Vertegenwoordiger: ......................................................................
f
227

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


VII.F.2 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

VIII Revisie, garanties en onderhoudsvoorschriften

VIII.D.1 CHECKLIST KOPERSMAP

Doel:
het bij de oplevering aan de koper verstrekken van stukken die onderdeel uitmaken van het
contract en die nodig zijn bij het beheren van de woning.

Gebruik:
de opzichter verzamelt de gegevens die op deze checklist staan en overlegt met de directievoer-
der wie deze gegevens overdraagt aan de kopers.

Wijze van invullen:


behoeft geen nadere toelichting.

f
228
Handboek Bouwbegeleiding CBB | f. De bouwadministratie

Checklist kopersmap
Projectnaam Centraal Bureau Bouwtoezicht
2005012 Wonen en winkelen aan De Brink

Plaats
Haagelen Datum: 24-02-2006

Overzicht van de te verstrekken gegevens bij overdracht van de woning aan de koper(s):

1. OPLEVERING
1.1 Procesverbaal van oplevering
1.2 Klachtenprocedure
1.3 Informatie inzake einde onderhoudstermijn

2. REVISIETEKENINGEN EN BESCHEIDEN
2.1 Bouwkundig
2.2 Riolering
2.3 Kleurenschema

3. GARANTIEVERKLARINGEN
3.1 C.V.-installatie, warmwaterinstallatie
3.2 Mechanische ventilatie
3.3 Liften

4. ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
4.1 Dakbedekking
4.2 Kitvoegen buiten en binnen
4.3 Schilderwerk
4.4 Hang- en sluitwerk
4.5 Installaties: C.V., warmwatertoestellen, mechanische ventilatie, liften e.d.

5. REINIGINGSVOORSCHRIFTEN
5.1 Schilderwerk
5.2 Keuken, aanrechtblad
5.3 Kunststof en/of aluminium kozijnen
5.4 Binnendeuren

6. BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
6.1 Installaties: C.V., warmwatertoestellen, mechanische ventilatie, liften e.d.

7. WOONWENKEN
7.1 Hoe om te gaan met verwarming en ventilatie
7.2 Bijzondere aspecten van dit project
f
229

8. ADRESSEN, LEVERANCIERS EN SERVICEBEDRIJVEN

9. GEMEENTELIJKE INFORMATIE
9.1 CAI- en telefoonaansluitingen
9.2 Afvoer huisvuil

© 2005 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht


VIII.D.1 telefoon 026 – 386 86 00 e-mail info@cbbarnhem.nl website www.cbbarhem.nl
www.bouwstandaard.nl

2.3 Het overdragen van de bouwadministratie


aan de opdrachtgever

De administratie is zodanig opgezet dat deze in zijn geheel kan worden overgedragen aan de
opdrachtgever. Voor de beheerder is met name deel VIII van de administratie van belang. In overleg
met de opdrachtgever kan worden bepaald in hoeverre dit deel wordt uitgesplitst in een deel voor
de opdrachtgever en een deel voor de beheerder.
De totale administratie van de opzichter dient te worden overgedragen.

De overdracht van de administratie aan de opdrachtgever wordt als een formele handeling gezien.
Om deze reden is er ook een standaardformulier voor deze overdracht gemaakt (VII.F.2).

f
230
g
231

Handboek Bouwbegeleiding CBB


g. Bouwregelgeving en voorschriften
www.bouwstandaard.nl

Inhoud

Inleiding 233

1 Bouwbesluit 235
1.1 De regelgeving 236
1.2 De bouwvergunning 240
1.3 Procedures en termijnen 245
1.4 Het Bouwbesluit 251
1.5 Overzicht van relevante normen 260
1.6 Definities 264

2 Milieuzorg 269
2.1 De zorg voor het milieu 270
2.2 De milieuwetten nader toegelicht 270
2.3 Procedures bij milieuvergunningen 276
2.4 Afval op de bouwplaats 280
2.5 Duurzaam Bouwen 281
2.6 De energieprestatienorm (EPN) 284

3 Arbeidsomstandigheden 287
3.1 De regelgeving 288
3.2 Arbo in de bouw 289
3.3 De Arbeidsinspectie 291
3.4 V&G-plan 293
3.5 De positie van de bouwbegeleider in Arbo-zaken 296
3.6 Checklisten 300

4 STABU 305
4.1 Het bestek 306
4.2. Standaardbestekken 308
4.3 Stichting STABU 309
4.4 Het aannemen van werk 313
4.5 De wet ketenaansprakelijkheid 315

g 5
5.1
Contracten
De inhoud van een contract
319
320
232 5.2 Voorwaarden bij het aangaan van overeenkomsten 322
5.3 Verzekeringen 332
5.4 Garanties 334

6 Gedragsregels 337
6.1 Normen en waarden 338
6.2 De omgang met anderen 338
6.3 Integriteit 339
6.4 Het eigen gedrag 339
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Inleiding

De overheid stelt wetten en regels om de kwaliteit van de gebouwde omgeving te garanderen en


om het bouwproces veilig te laten verlopen. Daarnaast wordt steeds meer nadruk gelegd op het
ontzien van het milieu en het spaarzaam omgaan met grondstoffen De maatschappelijke interpre-
tatie van het begrip ‘kwaliteit’ is continu aan veranderingen onderhevig; de lat wordt steeds hoger
gelegd. Soms openbaren zich totaal nieuwe fenomenen: de wetenschap van de gevaarlijke invloed
van asbest, oliecrises, gaten in de ozonlaag, allemaal oorzaken om nieuwe regels te stellen en
bestaande eisen aan te scherpen.
Om controle op de naleving van de wetten en regels te kunnen uitoefenen moet vóór aanvang van
de bouw toestemming in de vorm van een vergunning worden verkregen om te mogen starten.
Afhankelijk van de aard, de locatie en het gebruik van het tot stand te brengen of te verbouwen
bouwwerk is soms niet en soms wel een bouwvergunning vereist en soms ook nog (bijvoorbeeld)
een grondwatervergunning. Deze vergunningen worden verstrekt op basis van de relevante
wetgeving. Voor de bouw zijn de belangrijkste vergunningen:
• de bouwvergunning, verstrekt door het college van B&W van de gemeente waarin wordt
gebouwd. Sommige bouwen zijn vergunningvrij en hoeven formeel ook niet meer te worden
gemeld. Andere bouwen zijn of licht-bouwvergunningplichtig of regulier vergunningplichtig.
Deze plannen worden getoetst aan onder andere het Bouwbesluit en het bestemmingsplan.
Aan de eisen van het Bouwbesluit moet altijd worden voldaan, van het bestemmingsplan kan
door B&W worden afgeweken door een vrijstelling te geven;
• de milieuvergunning, verstrekt door B&W van de gemeente of, in complexe gevallen, door
Gedeputeerde Staten van de provincie. De aanvraag wordt getoetst aan de Wet milieubeheer,
waarbij eisen worden gesteld aan onder andere luchtverontreiniging, geluidshinder en
(chemische) afvalstoffen;
• vergunningen op het gebied van grond- en oppervlaktewater, deze hebben betrek-
king op het onttrekken van grondwater, zoals bronbemaling en het lozen van verontreinigd
oppervlaktewater.
Een bouwvergunning mag niet worden afgegeven indien er een milieuvergunning is vereist voor
het te realiseren bouwwerk en deze nog niet is afgegeven. De milieuvergunning is bestemd voor
de gebruiksfase van het bouwwerk; de bouwvergunning voor het bouwen ervan.

In dit deel van het boek worden achtereenvolgens behandeld:

Hoofdstuk 1: Bouwbesluit
Het Bouwbesluit is een besluit gebaseerd op de Woningwet en geeft nadere invulling aan techni-
sche eisen inzake hetgeen is of gaat worden gebouwd en heeft tot doel om de bruikbaarheid,
g
energiezuinigheid, veiligheid en gezondheid te waarborgen. 233

Hoofdstuk 2: Milieuzorg
Aan de zorg voor het milieu wordt steeds meer aandacht besteed. Wet- en regelgeving op dit vlak
is zeker voor de bouw van essentieel belang, aangezien bouwen op veel manieren raakvlakken
heeft met het milieu. Er wordt gebouwd in de grond, hetgeen invloed heeft op bijvoorbeeld het
grondwater. Tijdens de bouw wordt veel afval geproduceerd, tijdens de gebruiksperiode worden
afvalstoffen geproduceerd en na de gebruiksperiode volgt de sloop en ontstaat afval.

Hoofdstuk 3: Arbo
Het belang van veiligheid en gezondheid wordt in steeds grotere mate onderkend. Ook in de bouw
www.bouwstandaard.nl

wordt er terdege rekening mee gehouden: in het Arbobesluit is een aparte afdeling gewijd aan
bouwplaatsen. Vanwege het unieke karakter van bouwprojecten (eenmalige samenwerking van
meerdere ondernemingen op één project onder voortdurend wisselende omstandigheden zoals het
weer) zijn de risico’s voor veiligheid en gezondheid veel groter dan onder fabrieksomstandigheden.

Hoofdstuk 4: STABU
Het bestek is hét contractstuk bij de realisatie van een bouwwerk. Hierin wordt aangegeven wat er
moet worden gebouwd, aan welke voorwaarden het bouwwerk moet voldoen. Binnen de bestaande
wet- en regelgeving wordt het ontwerp esthetisch ingevuld door de architect. Daarnaast kunnen
er aanvullende eisen worden gesteld aan de uitvoering van het werk en de onderlinge verhouding
van de bij de bouw betrokken partijen. Het STABU vertegenwoordigt een vergaande standaar-
disatie van het bestekschrijven.

Hoofdstuk 5: Contracten
Bij het bouwproces zijn diverse partijen betrokken. Omdat de combinatie van betrokkenen bij ieder
project weer anders is, moeten de onderlinge verplichtingen goed worden vastgelegd. Van over-
heidswege wordt hiervoor een kader aangegeven, terwijl ook de verschillende belangenorganisaties
in de bouw hieraan een bijdrage leveren.

Hoofdstuk 6: Gedragsregels
Uit hoofde van zijn functie heeft de bouwbegeleider taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Maar de wijze waarop deze moeten worden ingevuld is onbeschreven. In dit hoofdstuk worden er
kaders voor aangegeven.

g
234
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

1 Bouwbesluit

Inhoud

Inleiding 236

1.1 De regelgeving 236


1.1.0 Structuur en inhoud van de regelgeving 236
1.1.1 De Woningwet 237
1.1.2 Het Bouwbesluit 237
1.1.3 De Bouwverordening 238
1.1.4 Ministeriële regelingen 238
1.1.5 Normen 239
1.1.6 Kwaliteitsverklaringen 239

1.2 De bouwvergunning 240


1.2.0 Inleiding 240
1.2.1 Categorieën bouwwerken 240
1.2.2 Vergunningsvrije bouwwerken 241
1.2.3 Vergunningplichtige bouwwerken 244

1.3 Procedures en termijnen 245


1.3.0 Ontvankelijkheidstoets 245
1.3.1 Licht-vergunningplichtig 245
1.3.2 Tijdelijke bouwwerken 246
1.3.3 Regulier vergunningplichtig 247
1.3.4 Bezwaar en beroep 248
1.3.5 Bijzondere omstandigheden 249

1.4 Het Bouwbesluit 251


1.4.0 Inleiding 251
1.4.1 De systematiek van het Bouwbesluit 251
1.4.2 De opbouw van de voorschriften 252
1.4.3 Zoekschema bouwvoorschriften 254
g
1.5 Overzicht van relevante normen 260 235

1.5.0 Inleiding 260


1.5.1 Primaire bouwbesluitnormen 260
1.5.2 Normen volgens Regeling Bouwbesluit 262
1.5.3 Praktijkrichtlijnen 263

1.6 Definities 264


www.bouwstandaard.nl

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het Bouwbesluit behandeld; het technisch toetsingskader voor bouwplannen.
Tevens wordt de positie van het Bouwbesluit en de onderlinge relatie met andere regelgevingen
toegelicht om aan te geven op welke wijze het Bouwbesluit inhoudelijk zou kunnen wijzigen.

Ieder bouwwerk (zowel nieuwbouw als aanpassingen) zal moeten voldoen aan de technische eisen
die in het Bouwbesluit zijn opgenomen, ongeacht waar in Nederland wordt gebouwd. Hoewel het
Bouwbesluit met name wordt gehanteerd voor de toetsing van een plan vóórdat de bouw gaat
beginnen, is het ook voor de opzichter belangrijk om met het Bouwbesluit te kunnen omgaan. Een
bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is verleend, dient ook na voltooiing aan het Bouwbesluit
te voldoen. Maar ook bouwwerken die vergunningvrij mogen worden gerealiseerd, zullen toch aan
de eisen uit het Bouwbesluit moeten voldoen en kunnen daaraan achteraf alsnog worden getoetst.
Wijzigingen tijdens de uitvoering of aspecten die over het hoofd zijn gezien bij de toetsing door
Bouw- en Woningtoezicht dienen conform het Bouwbesluit te worden uitgevoerd. Op die punten
heeft de opzichter een signalerende taak.

1.1 De regelgeving

1.1.0 STRUCTUUR EN INHOUD VAN DE REGELGEVING


De basis voor de regelgeving op het gebied van bouwen wordt gelegd in de Woningwet. Vanuit deze
Woningwet wordt de mogelijkheid geboden aanvullende regelgeving te stellen in Algemene
Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) of besluiten, waarvan het Bouwbesluit er een is. Vanuit het
Bouwbesluit wordt weer verwezen naar andere wetten en besluiten waar raakvlakken mee zijn,
zoals de Wet Ruimtelijke Ordening en de Wet milieubeheer. Ook wordt verwezen naar NEN-normen,
ministeriële regelingen en kwaliteitsverklaringen.

Schematisch kan de structuur van de regelgeving rondom het Bouwbesluit als volgt worden
aangegeven:

Europese Richtlijnen
en wetgeving

Woningwet 2003 andere wetten

g Besluit bouwvergunningsvrije Bouwbesluit 2003 Bouwverordening


236 en licht-bouwvergunnings-
plichtige bouwwerken

Besluit indieningsvereisten Ministeriële regelingen


aanvraag bouwvergunning (waaronder de Regeling
Bouwbesluit 2003)

Asbestverwijderingsbesluit

NPR’s kwaliteitsverklaringen NEN-normen


Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

1.1.1 DE WONINGWET
De huidige Woningwet is met ingang van 1 januari 2003 van kracht geworden en heeft de vorige
Woningwet, die uit 1992 dateerde, vervangen. In de Woningwet worden de kaders gelegd waar-
binnen de regelgeving op het gebied van de bouw verder kan worden ingevuld. Er wordt onder
andere in gedefinieerd welke vergunningen er bestaan, wie het bevoegd gezag is om die vergun-
ningen te verstrekken, welke procedures daarbij moeten worden doorlopen, welke termijnen
daarvoor gelden en op welke wijze er door nadere regelgeving meer concrete (technische) eisen
kunnen worden gesteld. Voortvloeiselen uit de Woningwet zijn onder andere de gemeentelijke
bouwverordeningen, de Welstandscommissies of stadsbouwmeesters, het Bouwbesluit, Besluit
bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, besluit indieningsvereisten
aanvraag bouwvergunning.

1.1.2 HET BOUWBESLUIT


Evenals de Woningwet is ook het Bouwbesluit vernieuwd per 1 januari 2003. In het Bouwbesluit
worden de algemene bewoordingen van de Woningwet geconcretiseerd door bijvoorbeeld normen
voor te schrijven. Er worden technische voorschriften gegeven waaraan nieuwbouw en bestaande
bouw moeten voldoen. De opzet van het Bouwbesluit 2003 is aanzienlijk veranderd ten opzicht
van de vorige versie (1992), mede door de vele klachten uit de praktijk over de ontoegankelijk-
heid van de tekst. Werden in het Bouwbesluit 1992 de voorschriften geënt op de functie van een
totaal gebouw, in het Bouwbesluit 2003 wordt gesproken over gebruiksfuncties:
“de gedeelten van een of meer bouwwerken op een perceel of standplaats, die dezelfde ge-
bruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen.”
Een enkel bouwwerk kan dus meerdere gebruiksfuncties herbergen waarvoor dus ook verschil-
lende eisen gelden, toegespitst op het specifieke gebruik van dat deel van het bouwwerk.

Het Bouwbesluit 2003 kent twaalf hoofdgebruiksfuncties, te weten:


• woonfunctie
• bijeenkomstfunctie
• celfunctie
• gezondheidszorgfunctie
• industriefunctie
• kantoorfunctie
• logiesfunctie
• onderwijsfunctie
• sportfunctie
• winkelfunctie
• overige gebruiksfuncties
g
• bouwwerk geen gebouw zijnde 237

Deze hoofdgebruiksfuncties kunnen zijn onderverdeeld in subgebruiksfuncties waarvoor dan weer


specifieke voorschriften kunnen zijn bepaald.

De voorschriften hebben tot doel een bepaald kwaliteitsniveau te garanderen op het gebied van
vijf thema’s. Aan elk van deze thema’s is een hoofdstuk gewijd: veiligheid, gezondheid, bruikbaar-
heid, energiezuinigheid en milieu. Voor het thema milieu zijn nog geen voorschriften opgenomen;
het desbetreffende hoofdstuk is nog leeg.
www.bouwstandaard.nl

1.1.3 DE BOUWVERORDENING
De Bouwverordening, die door de gemeente is opgesteld, bevat voorschriften inzake het gebruik,
stedenbouwkundige aspecten, sloop, procedures en specifieke locatiegebonden omstandigheden.
Met de inwerkingtreding van de Woningwet 2003 waren gemeenten verplicht een nieuwe Bouw-
verordening op te stellen. Gemeenten baseren hun eigen Bouwverordening op de Model Bouw-
verordening van de VNG en dienen deze af te stemmen op de plaatselijke omstandigheden.
In de Bouwverordening mogen geen technische voorschriften staan, maar wel regelingen omtrent:
1 stedenbouwkundige voorschriften, voorzover er geen bestemmingsplan is van dat
gebied (vaak de bebouwde kom). Denk hierbij aan wegen waaraan mag worden gebouwd,
rooilijnen en de plaatsing van gebouwen ten opzichte van elkaar, mede gelet op de bereikbaar-
heid van die gebouwen.
2 gebruiksbepalingen voor gebouwen, open erven en terreinen
De bepalingen voor gebouwen moeten in ieder geval betrekking hebben op:
• de beschikbaarheid van drinkwater en energie;
• de brandveiligheid;
• de reinheid;
• de bestrijding van schadelijk of hinderlijk gedierte;
• het aantal personen dat in een gebouw mag wonen.
De gebruiksbepalingen voor de brandveiligheid worden dus niet meer op grond van de brand-
veiligheidsverordening gegeven, maar op basis van de bouwverordening.
3 administratieve voorschriften
Het gaat om voorschriften voor onder meer de indiening van een aanvraag voor een woon-
vergunning.
4 welstandsvoorschriften
De criteria voor de redelijke eisen van welstand moeten duidelijk worden omschreven. Boven-
dien kan worden voorgeschreven dat er een stadsbouwmeester in plaats van een welstands-
commissie wordt aangesteld. De gemeente moet uiterlijk 1 juli 2004 een welstandsnota hebben
opgesteld waarin onder andere voor licht-vergunningplichtige bouwwerken ‘loketcriteria’ staan
opdat een aanvrager vooraf precies weet hoe te bouwen om aan de welstandseisen te voldoen.
5 voorschriften voor het tegengaan van het bouwen op verontreinigde grond
Bij de aanvraag om een bouwvergunning moet een onderzoeksrapportage omtrent de bodem-
gesteldheid aan B&W worden overlegd.
6 voorschriften voor het slopen
Hierbij kunt u denken aan voorschriften in verband met selectief slopen (hergebruik van materialen),
de verwijdering van asbest: het Asbestverwijderingsbesluit.

g 7 uitvoeringsvoorschriften
Deze voorschriften kunnen gericht zijn op de opslag en de afvoer van bouw- en sloopafval.
238 Uitvoeringsvoorschriften kunnen ook betrekking hebben op de veiligheid op de bouwplaats,
het tijdstip waarop moet worden begonnen met bepaalde werkzaamheden of het tijdstip en
de wijze waarop kwaliteitsverklaringen moeten worden overlegd.

1.1.4 MINISTERIËLE REGELINGEN


Ministeriële regelingen bevatten aanvullende regels op van toepassing verklaarde regelingen en
normen (o.a. de NEN-normen). Zo kan worden aangegeven welke uitgave van een bepaalde norm
van toepassing is of welk deel ervan wel of juist niet van toepassing is.

Voor het vaststellen van Ministeriële regelingen behoeven geen langlopende procedures te
worden gevolgd, daarmee vormen zij een belangrijk instrument om snel te kunnen inspelen op
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

actuele ontwikkelingen en om via publiekrechtelijke kant in te grijpen op privaatrechtelijk vast-


gestelde regels (de NEN-normen).

De belangrijkste Ministeriële regeling is de Regeling Bouwbesluit 2003. Deze regeling vervangt


alle voorgangers die uitgevaardigd waren ten tijde van het vorige Bouwbesluit. Veel voorschriften
uit die regelingen zijn namelijk geïntegreerd in het Bouwbesluit 2003. Nieuw is dat vanuit de
Regeling Bouwbesluit 2003 wordt verwezen naar NEN 2000. Dit nieuwe normblad bevat het over-
zicht van de door het Bouwbesluit 2003 aangestuurde normbladen met vermelding van datum van
uitgifte en van toepassing zijnde correctie wijzigings- en aanvullingsbladen. Eens per jaar zal dit
normblad NEN 2000 door het NNI, in overleg met het ministerie van VROM, worden geactualiseerd.

In de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn ook de bouwtechnische voorschriften voor elektriciteit of


noodstroom, gas en water vermeld door verwijzing naar de van toepassing zijnde NEN-bladen.
Deze voorschriften werden voorheen gegeven in de diverse model-aansluitvoorwaarden van onder
andere EnergieNed. Die voorwaarden bestaan nog wel maar regelen hoofdzakelijk juridische en
procedurele zaken.

1.1.5 NORMEN
In het Bouwbesluit wordt verwezen naar NEN-normen. Vaak gaat het daarbij om bepalingsmethoden.
Het Bouwbesluit verwijst direct naar circa 45 normen, de zogenaamde primaire of eerstelijns
Bouwbesluitnormen. Vanuit die normen wordt weer naar andere normen verwezen, de secundaire
Bouwbesluitnormen.
Niet alle normen worden van toepassing verklaard in de regelgeving. Het Bouwbesluit en de
ministeriële regelingen geven aan welke normen van welke data en welke delen uit de normen van
toepassing zijn. Dit zegt overigens niets over de overeenkomst tussen opdrachtgever en aannemer.
Deze overeenkomst is privaatrechtelijk en in het bijbehorende bestek kunnen NEN-normen wél
integraal van toepassing zijn verklaard.
Het is niet zo dat door wijziging van normbladen door het NNI (Nederlands Normalisatie Instituut)
die wijziging automatisch van toepassing is in het Bouwbesluit. Hiervoor zal, via een ministeriële
regeling, die aangepaste norm van nieuwere datum van toepassing moeten worden verklaard.
Naast de normen heeft het NNI ook een aantal praktijkrichtlijnen opgesteld (NPR’s) die voorbeelden
geven en vereenvoudigde rekenmethodes op basis van de normen.

1.1.6 KWALITEITSVERKLARINGEN
In het Bouwbesluit wordt behalve naar voornoemde NEN-normen ook naar kwaliteitsverklaringen
verwezen. Dit zijn verklaringen die door onafhankelijke instituten, zoals KOMO, KIWA (water)
en KEMA (elektra), worden afgegeven waarin de eigenschappen of verwerkingsmethoden van
g
materialen en producten zijn vastgelegd. Namens de minister wordt door de Stichting Bouwkwaliteit 239

een overzicht bijgehouden van erkende kwaliteitsverklaringen. Deze lijst is te vinden op internet.
We onderscheiden de volgende kwaliteitsverklaringen:
attest:
is een document waarin wordt verklaard dat met een bepaald product een onderdeel van een
bouwwerk kan worden vervaardigd, welk onderdeel dan bepaalde prestaties kan leveren.
Een attest doet dus een principe-uitspraak over de geschiktheid. Het attest garandeert niet
de kwaliteit van het geleverde product.
productcertificaat:
is een document dat verklaart dat een product in overeenstemming is met een bepaalde
technische specificatie. Deze technische specificatie is veelal vastgelegd in een norm of in een
www.bouwstandaard.nl

attest. Een productcertificaat houdt dus in dat controle wordt uitgeoefend op het geleverde
product door een certificerende instelling.
procescertificaat:
is een document waarin is verklaard dat werkzaamheden in overeenstemming zijn met bepaalde
processpecificaties. Een procescertificaat houdt dus in dat controle wordt uitgeoefend op het
proces door een certificerende instelling.
CE-merk:
is een kwaliteitsmerk dat aangeeft dat het product voldoet aan alle eisen die door overheden
van de EG aan die producten worden gesteld. Door invoering van het CE-merk wordt het vrije
handelsverkeer tussen EG-landen bevorderd. CE staat voor ‘Conformité Européenne’.

1.2 De bouwvergunning

1.2.0 INLEIDING
In Nederland is het volgens de Woningwet (artikel 40) verboden te bouwen zonder of in afwijking
van een vergunning van burgemeester en wethouders. Uitzonderingen gelden voor bouwactivitei-
ten die aan bepaalde voorwaarden voldoen:
• bij een aanschrijving door burgemeester en wethouders: in deze aanschrijving staat namelijk
exact omschreven hoe het bouwwerk moet worden aangepast;
• bij het plegen van normaal onderhoud. Hieronder valt ook het vervangen van kozijnen, mits er
geen wijzigingen optreden in detaillering, vormgeving en uitstraling. Zelfs de materiaalsoort
mag worden gewijzigd;
• bouwwerken die aan de voorwaarden voldoen die in het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en licht-
bouwvergunningplichtige bouwwerken’ staan en onder de noemer bouwvergunningsvrij vallen.

Voor bouwactiviteiten aan monumenten en in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of
dorpsgezicht moet altijd een bouwvergunning worden aangevraagd.

Voor het verkrijgen van een bouwvergunning moet behalve aan technische eisen uit het Bouwbesluit
ook worden voldaan aan eisen uit de bouwverordening van de gemeente, het bestemmingsplan,
moet er een positief welstandsadvies zijn en zijn soms vergunningen nodig volgens de Wet
milieubeheer, een kapvergunning, een uitritvergunning of een sloopvergunning.

1.2.1 CATEGORIEËN BOUWWERKEN

g Op basis van de Woningwet worden de volgende categorieën bouwwerken onderscheiden:


• bouwvergunningsvrije bouwwerken;
240 • licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken;
• regulier bouwvergunningplichtige bouwwerken.
Bij de aanvraag voor een reguliere bouwvergunning kan om een gefaseerde behandeling worden
gevraagd. Bij de 1e fase moeten geveltekeningen en een plattegrond worden ingediend, opdat
een voor een bezwaar- en beroep vatbaar besluit kan worden genomen over de planologische
aanvaardbaarheid van het plan. Bij de 2e fase wordt pas naar de bouwtechnische aspecten van
het plan gekeken.

De beoordeling of een bouwwerk in een bepaalde categorie valt, hangt van een aantal factoren af:
• de afmetingen en de plaats waar het bouwwerk moet komen, de zogenaamde ruimtelijke
aspecten, die op zich weer zijn onder te verdelen in:
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

• de voor- en achterkant-benadering: een verbouwing aan de voorkant van een gebouw heeft
meer impact op de omgeving dan aan de achterkant. Een zijgevel die toch naar de openbare
weg of openbaar groen is toegekeerd, bijvoorbeeld op de hoek van twee wegen, wordt als
voorgevel gezien;
• een anti-cumulatieregeling: niet meer dan 50% van het zij- en achtererf mag worden bebouwd
met vergunningsvrije bouwsels, waarnaast tevens een maximum van 30 m geldt en
• een regeling ter bescherming van de buren;
• heeft de aanvraag betrekking op woningen of woongebouwen of op een ander soort bouwwerk:
bij woningen en woongebouwen kunnen diverse bouwactiviteiten vergunningsvrij of licht-
vergunningplichtig zijn;
• heeft de aanvraag betrekking op een monument of een door het Rijk aangewezen beschermd
dorps- of stadsgezicht: hiervoor is altijd een vergunning noodzakelijk, licht of regulier;
• betreft het een recreatiewoning, woonwagen of tijdelijk bouwwerk. Bij dit soort bouwwerken
mag nooit vergunningsvrij worden gebouwd, dit zou te langdurig gebruik en ongeoorloofd
permanente bewoning in de hand werken.

Voorts wordt er onderscheid gemaakt in het soort bouwwerk dat gaat worden gebouwd. Hierbij
zijn de volgende soorten bouwwerken/activiteiten gedefinieerd:
• aan- en uitbouwen: een bouwwerk dat tegen een bestaande woning wordt aangebouwd en dat
direct toegankelijk is vanuit het woonhuis, bijvoorbeeld een garage, berging of serre;
• bijgebouwen en overkappingen: een bijgebouw is een gesloten bouwwerk dat niet direct
toegankelijk is vanuit de woning maar er wel tegenaan kan staan, bijvoorbeeld een berging of
een garage. Een overkapping is een open constructie zoals bijvoorbeeld een carport;
• erf- en perceelafscheidingen, zoals tuinmuren, schuttingen en vlechtschermen;
• kozijn- en gevelwijzigingen: het uiterlijk van de woning verandert doordat een andere profile-
ring, detaillering of vormgeving wordt gebruikt. Bij regulier onderhoud zoals schilderwerk,
vervangen van kozijnen (door kozijnen met dezelfde indeling en uitstraling, maar desnoods een
ander materiaal), vervangen van goten, dakpannen en dergelijke zonder dat het uiterlijk
verandert wordt niet gesproken van wijzigingen;
• dakkapellen;
• dakramen;
• (schotel)antennes;
• zonnecollectoren en zonnepanelen.

De verdeling in soorten bouwwerken in de volgende subparagrafen is gebaseerd op het besluit


‘Bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken’. Interpretatie van de
omschreven randvoorwaarden kan soms tot verschil van inzicht leiden. Om die reden verdient het
g
aanbeveling altijd van tevoren informatie in te winnen bij de gemeente. 241

1.2.2 VERGUNNINGSVRIJE BOUWWERKEN


De voorwaarden waaronder vergunningsvrij mag worden gebouwd verschillen per soort bouwwerk.
De voorwaarden waaronder vergunningsvrij aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen en
kozijn- en gevelwijzigingen mogen worden gerealiseerd gelden alleen voor woningen en woon-
gebouwen. De voorwaarden voor de overige categorieën gelden ook voor niet-woningen. Bovendien
gelden de hierna genoemde voorwaarden voor bestaande woningen en woongebouwen, er mag
dus tijdens de nieuwbouw niet worden afgeweken van het originele plan waarop een vergunning
is verstrekt, ook al wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden.
www.bouwstandaard.nl

Aan- of uitbouw en bijgebouw of overkapping


Voorwaarden waaronder vergunningsvrij mag worden gebouwd:
1 moet aan een bestaande woning of woongebouw worden gebouwd;
2 moet op de grond staan (dus niet op een bestaande uitbouw);
3 mag slechts uit één bouwlaag bestaan;
4 moet het woongenot verhogen, dus niet bijvoorbeeld een winkelruimte aan- of bijbouwen;
5 indien aan de oorspronkelijke achtergevel: afstand tot openbare weg of -groen tenminste
1 meter;
6 indien aan de oorspronkelijke zijgevel: afstand tot de voorgevel tenminste 1 meter. Bij een
bijgebouw of overkapping groter dan 10 m2 en bij een aan- of uitbouw is de afstand tot het
erf van de buren tenminste 1 meter;
7 mag niet hoger dan 4 meter (aan- of uitbouw) of 3 meter (bijgebouw of overkapping) zijn,
gemeten van het aansluitende terrein;
8 aan- of uitbouw mag niet hoger dan 0,25 meter boven de vloer van de 1e verdieping zijn;
9 aan- of uitbouw is niet breder dan de oorspronkelijke gevel waar wordt aangebouwd en
steekt er niet naast uit;
10 aan- of uitbouw is minder dan 2,5 meter diep, gemeten vanaf de oorspronkelijke gevel;
11 het bebouwde zij- of achtererf mag niet voor meer dan 50% zijn bebouwd, alle andere
bouwwerken meegerekend;
12 het totaal aan bouwvergunningsvrije bijgebouwen en overkappingen op het gehele erf
bedraagt maximaal 30 m2;
13 mag niet aan een tijdelijke woning (zoals een woonkeet of woonwagen) of een niet voor
permanente bewoning bestemde woning (zoals een vakantiewoning) worden aangebouwd.
Deze voorwaarden gelden ook als aan een bestaande aan- of uitbouw wordt gebouwd (met name
dan het meten vanuit de oorspronkelijke gevel). Als aan alle voorwaarden wordt voldaan mag er
vergunningsvrij worden gebouwd.

Erf- en perceelafscheidingen
Voorwaarden waaronder vergunningsvrij mag worden gebouwd:
1 op eigen erf of perceel, op of tegen de grens van het naburig erf of perceel;
2 indien lager dan 1 meter: altijd;
3 indien tussen 1 en 2 meter hoog en het tevens een erf of perceel betreft bij een bestaande
woning, de afscheiding meer dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn staat en op meer dan
1 meter afstand van de openbare weg of openbaar groen.
Voor afscheidingen die niet worden gebouwd maar geplant (heggen, coniferen) is geen vergunning

g vereist, wel overleg met de buren. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan mag er vergunningsvrij
worden gebouwd.
242

Kozijn- en gevelwijzigingen
Voorwaarden waaronder vergunningsvrij mag worden gewijzigd:
1 moet aan een bestaande woning of woongebouw worden gebouwd;
2 regulier onderhoud mag altijd vergunningvrij. Hieronder vallen schilderen van kozijnen,
vervangen van dakpannen, goten of kozijnen, mits dezelfde afmetingen en indeling worden
aangehouden. Het uiterlijk mag niet veranderen, hetgeen wel gebeurt als er een andere
detaillering, profilering of vormgeving wordt gekozen. Indien houten kozijnen door kunststof
met dezelfde indeling en detaillering worden vervangen mag dit dus vergunningsvrij;
3 indien de verandering aan de achtergevel of een niet naar de openbare weg of openbaar groen
toegewende zijgevel van de woning plaatsvindt. Voor bijgebouwen geldt deze beperking niet;
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

4 de ingreep leidt niet tot wijziging van een bestaande gevelopening en er wordt geen nieuwe
gevelopening gemaakt. De constructie blijft ongewijzigd.
Als aan alle voorwaarden wordt voldaan mag er vergunningsvrij worden gewijzigd.

Dakkapellen
Voorwaarden waaronder deze vergunningsvrij mogen worden geplaatst:
1 moet aan een bestaande woning of woongebouw worden gebouwd;
2 indien deze wordt geplaatst op het achterdakvlak of een niet naar de openbare weg of groen
gekeerde zijgevel;
3 de afstand tot de voorgevel is meer dan 1 meter (in het horizontale vlak gemeten);
4 voorzien van een plat dak;
5 de zijwanden zijn ondoorzichtig;
6 de dakkapel is, gemeten vanaf de voet in het dakvlak, niet hoger dan 1,5 meter;
7 de voet van de dakkapel ligt tussen de 0,5 en 1,0 meter boven de dakvoet (het laagste punt
van het schuine dakvlak);
8 de bovenkant van de dakkapel ligt meer dan 0,5 meter onder de nok van het schuine dakvlak;
9 de zijkanten liggen meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak. Bij geschakelde
woningen geldt de bouwmuur als zijkant van het dakvlak.
De voorwaarden gelden ook bij de afweging of er bouwvergunningsvrij iets aan een dakkapel mag
worden gewijzigd of niet. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan mag er vergunningsvrij worden
gebouwd.

Dakramen
Voorwaarden waaronder deze vergunningsvrij mogen worden geplaatst:
1. moet aan een bestaande woning of woongebouw worden gebouwd;
2. de onderkant van het dakraam ligt tenminste 0,5 meter boven de dakvoet (het laagste punt van
het schuine dakvlak);
3. de bovenkant van het dakraam ligt meer dan 0,5 meter onder de nok van het schuine dakvlak;
4. de zijkanten liggen meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak. Bij geschakelde
woningen geldt de bouwmuur als zijkant van het dakvlak.
Als aan alle voorwaarden wordt voldaan mag er vergunningsvrij worden gebouwd.

(Schotel)antennes
De antennes voor mobiele telecommunicatie en het C2000-systeem van de hulpdiensten wordt
buiten beschouwing gelaten. Onderstaande voorwaarden gelden voor schotelantennes en andere
antennes voor de ontvangst van radio of TV-signalen alsmede sprietantennes, zoals voor 27MC-
gebruikers.
g
Voorwaarden waaronder deze antennes vergunningsvrij mogen worden geplaatst: 243

1 plaatsing achter de voorgevelrooilijn, dus niet aan de voorgevel;


2 bij schotelantennes: diameter kleiner dan 2 meter;
3 bij schotelantennes: inclusief de drager lager dan 3 meter;
4 bij niet-schotelantennes: hoogte minder dan 5 meter.
De hoogte van een antenne wordt bepaald vanaf de voet van de antenne en eventueel vanaf de
voet van de antennedrager. Is de antenne aan de gevel bevestigd, dan geldt als hoogte de afstand
dat de antenne boven het dakvlak uitkomt. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan mag er
vergunningsvrij worden gebouwd.
www.bouwstandaard.nl

Zonnecollectoren en zonnepanelen
Voorwaarden waaronder deze vergunningsvrij mogen worden geplaatst:
1 de collector of het paneel moet aan of op een bouwwerk worden geplaatst;
2 de collector of het paneel moet bedoeld zijn voor energie- of warmteopwekking voor het
bouwwerk waarop het staat of een ander op hetzelfde perceel aanwezig bouwwerk;
3 de collector of het paneel moet een geheel vormen met de installatie voor het opslaan van
het water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Zo niet, dan moet de installatie in
het betreffende bouwwerk worden geplaatst;
4 indien op een schuin dak geplaatst mag de collector of het paneel niet buiten het dakvlak
uitsteken, moet het in of direct op het dakvlak worden geplaatst en moet de hellingshoek
waaronder het wordt geplaatst gelijk zijn aan de hellingshoek van het dak;
5 indien op een plat dak geplaatst, moet de afstand tot de rand van het dak minimaal even groot
zijn als de hoogte van de collector of het paneel en mag de hellingshoek maximaal 35° zijn.
Als aan alle voorwaarden wordt voldaan mag er vergunningsvrij worden gebouwd.

Ook als men volgens bovenstaande voorwaarden bouwvergunningsvrij mag bouwen moet het
gerealiseerde bouwwerk aan de eisen van het Bouwbesluit voldoen. Is dit niet het geval, dan
kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar aanschrijven en verplichten om maatregelen
te treffen. En tot slot is er nog een excessenregeling ingesteld om in te kunnen grijpen als er in
ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand wordt gebouwd. De gemeente kan hierop
terugvallen en de bouwer aanschrijven om aanpassingen te doen. Maar ook belanghebbenden
kunnen de gemeente verzoeken op te treden in het kader van deze regeling.

1.2.3 VERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN


Is een bouwwerk volgens de voorwaarden, zoals deze in de vorige paragraaf staan vermeld,
niet vergunningsvrij dan is automatisch een vergunning noodzakelijk. Er is nog wel onderscheid
gemaakt in een lichte bouwvergunningplicht (voor kleinere bouwwerken, met kortere procedures
en minder zware toetsingscriteria) en een reguliere bouwvergunningplicht. Onderstaand zijn de
voorwaarden gegeven die bepalen welke vergunning is vereist, waarbij terug wordt verwezen naar
de voorwaarden in de vorige paragraaf.

Aan- of uitbouw en bijgebouw of overkapping


Wordt aan een van de eerste vier voorwaarden niet voldaan dan moet er een reguliere bouw-
vergunning worden aangevraagd. Wordt aan de eerste vier voorwaarden wel voldaan maar niet
aan een van de andere voorwaarden, dan is een lichte bouwvergunning voldoende. Is het bouw-

g werk echter hoger dan 5 meter (of aanvullend bij bijgebouw of overkapping: groter dan 50 m2),
dan moet alsnog een reguliere bouwvergunning worden aangevraagd.
244

Erf- en perceelafscheidingen
Als aan een van de genoemde voorwaarden niet wordt voldaan moet een lichte bouwvergunning
worden aangevraagd. Ook als wel aan alle voorwaarden wordt voldaan maar de afscheiding hoger
is dan 2 meter moet een lichte bouwvergunning worden aangevraagd.

Kozijn- en gevelwijzigingen
Als niet wordt voldaan aan de eerste voorwaarde moet een reguliere bouwvergunning worden
aangevraagd. Wordt aan een van de andere voorwaarden niet voldaan, dan moet een lichte
bouwvergunning worden aangevraagd.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Dakkapellen
Als niet wordt voldaan aan de eerste voorwaarde moet een reguliere bouwvergunning worden
aangevraagd. Wordt aan een van de andere voorwaarden niet voldaan, dan moet een lichte
bouwvergunning worden aangevraagd.

Dakramen
Als niet wordt voldaan aan de eerste voorwaarde moet een reguliere bouwvergunning worden
aangevraagd. Wordt aan een van de andere voorwaarden niet voldaan, dan moet een lichte
bouwvergunning worden aangevraagd.

(Schotel)antennes
Als niet wordt voldaan aan een van de voorwaarden moet een lichte bouwvergunning worden
aangevraagd.

Zonnecollectoren en zonnepanelen
Als niet wordt voldaan aan de eerste of de tweede voorwaarde moet een reguliere bouwvergun-
ning worden aangevraagd. Wordt niet voldaan aan een van de andere voorwaarden dan moet een
lichte bouwvergunning worden aangevraagd.

1.3 Procedures en termijnen

1.3.0 ONTVANKELIJKHEIDSTOETS
Bij het indienen van stukken voor een bouwaanvraag zijn er wettelijke en landelijke eisen gesteld
waaraan die aanvraag moet voldoen in het ‘Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning’.
Hierin staat een overzicht van stukken die een gemeente maximaal mag eisen bij een aanvraag en
er worden eisen gesteld waaraan die stukken moeten voldoen. Er mogen geen aanvullende of
andere eisen door een gemeente worden gesteld.
Indien de stukken niet compleet zijn, zal de gemeente de aanvrager binnen vier weken na ont-
vangst van de aanvraag moeten informeren welke stukken nog moeten worden aangeleverd. De
aanvrager heeft hiervoor ook maximaal vier weken de tijd. Zijn de stukken dan nog niet compleet,
dan zal de aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard en wordt deze ook niet behandeld. Indien
de aanvraag wel ontvankelijk is zal de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld,
waarbij de datum van dagtekening tevens de startdatum is van de behandelingstermijn.

Er is een landelijk uniform formulier voor de bouwaanvraag. Ook hiervan mag een gemeente niet
afwijken.
g
245

1.3.1 LICHT-VERGUNNINGPLICHTIG
Voor het beoordelen van de aanvraag voor een lichte bouwvergunning heeft de gemeente een
behandelingstermijn van maximaal 6 weken. Deze termijn kan niet worden verlengd. Is er na zes
weken geen uitsluitsel gegeven, dan mag de aanvrager de vergunning als verleend beschouwen.
De beoordeling van een aanvraag voor een lichte vergunning geschiedt door toetsing aan een
aantal criteria:
• het bestemmingsplan
Als het bouwplan past binnen het bestemmingsplan is er geen probleem. Is het in strijd met het
bestemmingsplan, dan dient het ingediende bouwplan tevens als verzoek om vrijstelling op het
bestemmingsplan en moet de aanvraag worden aangehouden. Pas nadat de gemeente een
www.bouwstandaard.nl

besluit heeft genomen inzake de aanpassing dan wel de vrijstelling van het bestemmingsplan
gaat de termijn van zes weken in. Is er voor het betreffende gebied geen bestemmingsplan,
dan dient te worden getoetst aan de algemene stedenbouwkundige eisen uit de gemeentelijke
Bouwverordening;
• welstand (facultatief)
Een welstandsadvies is niet verplicht bij een aanvraag voor een lichte bouwvergunning. In geval
van twijfel mag de gemeente toch advies aan de welstand vragen. Dit kan leiden tot goedkeuring,
goedkeuring waarbij kleine aanpassingen worden aangegeven, principe-goedkeuring maar met
taakstelling om aanpassingen te doen waarbij een advies wordt gegeven of een afkeuring. In dat
laatste geval wordt de aanvraag afgewezen en dus geen vergunning verstrekt. De welstands-
beoordeling dient binnen de normale termijn van zes weken te geschieden;
• monumentenzorg
Bij aanvragen voor bouwvergunningen aan, op of bij monumenten of beschermde dorps- of
stadsgezichten zal ook altijd een vergunning moeten worden verkregen van de commissie die
het desbetreffende bouwwerk beschermt. Nadat deze monumentenvergunning is verkregen
dient de gemeente binnen twee weken over de bouwvergunning te beslissen. Zo niet, dan
wordt de bouwvergunning van rechtswege verleend. Wordt de monumentenvergunning
geweigerd, dan wordt ook de bouwvergunning geweigerd;
• gemeentelijke bouwverordening
In de gemeentelijke bouwverordening kunnen voorschriften staan van stedenbouwkundige aard
die relevant zijn, zoals rooilijnen. Daarnaast kunnen er voorschriften in staan over brandveilig-
heid. Wordt niet aan deze voorschriften voldaan, dan zal geen vergunning worden verstrekt
maar een advies om het plan aan te passen;
• Bouwbesluit
In het Bouwbesluit worden voorschriften gegeven uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid,
bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Voor een aanvraag voor een lichte bouwvergunning
zal alleen worden gekeken naar de constructieve voorschriften uit het Bouwbesluit. Indien de
aanvraag hieraan niet voldoet, zal geen vergunning worden verstrekt maar zal de aanvrager
worden gewezen op de tekortkomingen. Hierna kan hij een aangepaste aanvraag indienen. Bij
minder zwaarwegende tekortkomingen kan soms wel een vergunning worden afgegeven maar
met de uitdrukkelijke opmerking in die vergunning dat op het desbetreffende onderdeel de
genoemde wijzigingen moeten worden doorgevoerd.

1.3.2 TIJDELIJKE BOUWWERKEN


Onder tijdelijke bouwwerken wordt verstaan bouwwerken die voor een periode van ten hoogste

g 5 jaar worden opgericht. Na die periode moet het bouwwerk worden verwijderd of in overeen-
stemming worden gebracht met de eisen voor bestaande bouwwerken.
246 • het bestemmingsplan
Op basis van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan voor tijdelijke bouwwerken
een vrijstelling worden gegeven.
• welstand
Vanwege het tijdelijke karakter wordt er minder streng geoordeeld over tijdelijke bouwwerken;
• Bouwbesluit
Een tijdelijk bouwwerk dient tenminste te voldoen aan de eisen van een bestaand bouwwerk.
In het Bouwbesluit zijn bij sommige nieuwbouwvoorschriften specifieke eisen gesteld aan
tijdelijke bouwwerken;
• bodemonderzoek
Als uit het ingediende bodemonderzoek blijkt dat er sprake is van ernstige bodemverontreini-
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

ging moet de aanvraag worden aangehouden. Het besluit hiertoe moet de aanvrager binnen
twee weken na ontvangst van de aanvraag worden meegedeeld. De behandelingstermijn wordt
uitgesteld voor de duur van het onderzoek van het bevoegd gezag met betrekking tot de
bodemverontreiniging en leidt tot weigering van de bouwvergunning of voortzetting van de
normale behandelingstermijn;

over het algemeen betreft een tijdelijk bouwwerk bij een inrichting een bouwwerk van onder-
geschikt belang. De milieuwetgeving biedt de mogelijkheid de milieuvergunning tijdelijk uit te
breiden door middel van een melding. Hierdoor hoeft de bouwaanvraag niet te worden aange-
houden.

1.3.3 REGULIER VERGUNNINGPLICHTIG


Voor het beoordelen van de aanvraag voor een reguliere bouwvergunning heeft de gemeente een
behandelingstermijn van maximaal twaalf weken en de mogelijkheid om deze termijn eenmalig
met zes weken te verlengen. Hiervan moet de aanvrager schriftelijk op de hoogte worden gesteld.
Bij een gefaseerde aanvraag geldt voor de eerste fase, waarin de planologische aanvaardbaarheid
wordt beschouwd, een termijn van zes weken met een eenmalige mogelijkheid tot verdaging van
zes weken. Ook de tweede fase, waarin de bouwtechnische aspecten worden bekeken, kent een
termijn van zes weken en een eenmalige verdaging van zes weken. Uiteindelijk kan de procedure
dus maximaal 24 weken duren. Elke vorm van uitstel moet binnen de gestelde termijn schriftelijk
aan de aanvrager worden gemeld.
Heeft de gemeente na de gestelde termijn geen uitsluitsel gegeven dan mag de aanvrager de
vergunning als verleend beschouwen. Past het plan echter niet binnen het bestemmingsplan dan
mag er toch niet worden gebouwd.
De beoordeling van een aanvraag voor een reguliere vergunning geschiedt door toetsing aan de
volgende criteria:
• het bestemmingsplan
Als het bouwplan past binnen het bestemmingsplan is er geen probleem. Is het in strijd met het
bestemmingsplan, dan dient het ingediende bouwplan tevens als verzoek om vrijstelling op het
bestemmingsplan en moet de aanvraag worden aangehouden totdat er duidelijkheid is over de
eventuele wijziging van het bestemmingsplan. Daarna gaat de gestelde termijn pas in;
• welstand (verplicht)
Een welstandsadvies is verplicht bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning. Dit kan
leiden tot goedkeuring, goedkeuring waarbij kleine aanpassingen worden aangegeven, principe-
goedkeuring maar met taakstelling om aanpassingen te doen waarbij een advies wordt gegeven
of een afkeuring. In dat laatste geval wordt de aanvraag afgewezen en dus geen vergunning
verstrekt;
g
• monumentenzorg 247

Bij aanvragen voor bouwvergunningen aan, op of bij monumenten of beschermde dorps- of


stadsgezichten zal ook altijd een vergunning moeten worden verkregen van de commissie die
het desbetreffende bouwwerk beschermt. Zo niet, dan wordt ook de bouwvergunning gewei-
gerd. De behandelingstermijn van de vergunningsaanvraag wordt uitgesteld voor de duur van
de behandeling van de aanvraag om een monumentenvergunning;
• bouwverordening
Bij een vergunningaanvraag in twee fases zal tijdens de eerste fase alleen aan de stedenbouw-
kundige voorschriften uit de gemeente bouwverordening worden getoetst. In de tweede fase
volgen de overige onderwerpen, zoals de beschikbaarheid van drinkwater, brandveiligheid etc.
(zie hiervoor paragraaf 1.1.3 van dit hoofdstuk). Bij een ongefaseerde aanvraag wordt direct
www.bouwstandaard.nl

op alle aspecten getoetst;


• Bouwbesluit
Bij een vergunningsaanvraag in twee fases zal tijdens de eerste fase niet aan het Bouwbesluit
worden getoetst, dit geschiedt in zijn geheel tijdens de tweede fase. Bij een ongefaseerde
aanvraag gebeurt dit natuurlijk ook. Bij een reguliere bouwvergunningsaanvraag wordt aan alle
voorschriften getoetst.
• bodemonderzoek
Als uit het ingediende bodemonderzoek blijkt dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging
moet de aanvraag worden aangehouden. Het besluit hiertoe moet de aanvrager binnen twee
weken na ontvangst van de aanvraag worden meegedeeld. De behandelingstermijn wordt
uitgesteld voor de duur van het onderzoek van het bevoegd gezag met betrekking tot de
bodemverontreiniging en leidt tot weigering van de bouwvergunning of voortzetting van de
normale behandelingstermijn;
• milieuvergunning
Als de aanvraag betrekking heeft op een inrichting waarvoor een milieuvergunning is vereist
moet de bouwaanvraag worden aangehouden totdat de beslissing omtrent die vergunning is
gevallen. Wordt een milieuvergunning verstrekt, dan dient de gemeente binnen vier weken
uitsluitsel te geven over de aangevraagde bouwvergunning.

1.3.4 BEZWAAR EN BEROEP


Het verkrijgen van een bouwvergunning is geen vrijbrief, er zal altijd moeten worden gebouwd
volgens de regels. De gemeente kan achteraf, bij gebleken tekortkomingen, door aanschrijving
eisen dat alsnog aan de voorschriften moet worden voldaan. Vooral bij het van rechtswege
verkrijgen van een bouwvergunning, omdat de gemeente niet tijdig een besluit heeft genomen
en de termijn verlopen is, is dit een voornaam aandachtspunt.

Het is goed vooraf overleg te hebben met de gemeente over de indiening van de aanvraag;
bijvoorbeeld over de wijze van indiening, het bestemmingsplan, de welstandscriteria, de bodem-
gesteldheid (schonegrondverklaring) of mogelijkheid tot gefaseerde bouwvergunningsverlening.

Indien men aan de voorwaarden voldoet om vergunningvrij te bouwen is er geen besluit waarte-
gen belanghebbenden beroep kunnen aantekenen of waartegen zij bezwaar kunnen maken.
Als belanghebbende kan men echter wel aan de gemeente vragen te onderzoeken of er aan de
voorschriften is voldaan en zonodig op te treden.
Bij een lichte of reguliere bouwvergunningaanvraag kunnen belanghebbenden bezwaar maken en

g daarna eventueel nog beroep aantekenen tegen de beslissing van de gemeente.


Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht is het altijd mogelijk om tegen een beslissing van
248 de gemeente in dit verband beroep aan te tekenen, zowel door de aanvrager wiens vergunning is
afgewezen als door belanghebbenden wier bezwaar niet is gehonoreerd.

Een aanvraag om bouwvergunning wordt door de gemeente binnen twee weken na indiening
gepubliceerd, meestal in een huis-aan-huis-blad.
Elke belanghebbende kan vervolgens binnen zes weken na publicatie bezwaar maken door het
indienen van een bezwaarschrift bij burgemeester en wethouders (B&W). Dit bezwaar zal door
een commissie worden beoordeeld die vervolgens een advies hieromtrent aan B&W uitbrengt.
Daarnaast kan om een voorlopige voorziening (stilleggen van het werk) worden verzocht bij de
president van de rechtbank in gevallen waarbij de belangen van betrokkenen spoed eisen.
Aanvrager hiervan dient wel griffierecht te betalen.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

B&W kunnen het eventuele bezwaar en advies naast zich neerleggen. In dat geval kan de bezwaar-
maker in beroep gaan en wederom binnen zes weken beroep instellen tegen het besluit bij de
arrondissementsrechtbank. Tot slot kan de uitspraak die daar wordt gedaan nog in hoger beroep
worden aangevochten bij de Raad van State in Den Haag.

1.3.5 BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN


De Woningwet noemt enkele uitzonderingen waaronder ontheffing kan worden verleend van een
voorschrift van het Bouwbesluit. Zo kan de gemeente volgens artikel 6 in situaties waarin sprake
is van een verbouwing, uitbreiding of renovatie tot op zekere hoogte ontheffing aan nieuwbouw-
voorschriften geven tot op het niveau van bestaande bouw. Het ministerie van VROM kan op basis
van artikel 5 of 7 van de Woningwet (naar aanleiding van afstemming met een andere Algemene
Maatregel van Bestuur) of artikel 7a van de Woningwet (duurzaam bouwen) een ontheffing
verlenen. Ook kan er vanuit de Monumentenzorg een vergunning worden verstrekt voor het
geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of vergroten van een monument dat niet geheel
voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.

Indien er ernstig gevaar bestaat dat criminele activiteiten door het verlenen van een bouwvergunning
mogelijk worden gemaakt geeft de Wet BIBOB (Bevordering Integriteitbeoordelingen door het
Openbaar Bestuur) een specifieke bevoegdheid om een bouwvergunning te kunnen weigeren.

Toetsingscriteria Woningwet en Monumentenwet


A B C D E F G
1 2 1 2 3 1 2
activiteit bouwen regulier vergunningsplichtig
ongefaseerd
regulier vergunningsplichtig fase 1
regulier vergunningsplichtig fase 2
tijdelijke bouwwerken
licht-vergunningsplichtig
vergunningsvrij
slopen
gebruiksfase van een bouwwerk

toetsing vooraf en achteraf toetsing alleen achteraf

A1 : Bouwbesluit, constructieve voorschriften


g
A2 : Bouwbesluit, overige voorschriften 249

B1 : Bouwverordening, bouwkundige voorschriften


B2 : Bouwverordening, stedenbouwkundige voorschriften
B3 : Bouwverordening, overige voorschriften
C1 : Bestemmingsplan, stedenbouwkundige voorschriften
C2 : Bestemmingsplan, gebruiksvoorschriften
D : Gemeentelijke verordening ex artikel 7a Woningwet (duurzaam bouwen experiment)
E : Internationale verplichtingen ex art. 120 Woningwet
F : Welstand (art. 12 Woningwet)
G : Monumentenwet en -verordening
www.bouwstandaard.nl

g
250
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Voetnoten bij het schema procedure aanvraag bouwvergunning:


1 het verdient aanbeveling om vóór indiening van de bouwaanvraag overleg te hebben met de
gemeente over Welstand;
2 het verdient aanbeveling om vóór indiening van de bouwaanvraag overleg te hebben met de
gemeente over de benodigde milieuvergunningen of de van toepassing zijnde Algemene
Maatregel van Bestuur;
3 een vergunning op basis van artikel 7a van de Woningwet (duurzaam bouwen) kan een
ontheffing van bepaalde eisen uit het Bouwbesluit inhouden.

1.4 Het bouwbesluit

1.4.0 INLEIDING
Het Bouwbesluit 2003 is op twee manieren ingrijpend veranderd ten opzichte van haar voorgangster,
het eerste Bouwbesluit uit 1992. In de eerste plaats door de zogenaamde conversie. De voor-
schriften zijn stelselmatig anders gestructureerd en waar mogelijk vereenvoudigd met als doel
het Bouwbesluit toegankelijker en eenvoudiger hanteerbaar te maken. Werd in het eerste Bouw-
besluit onderscheid gemaakt naar type bouwwerk, in Bouwbesluit 2003 worden de voorschriften
gekoppeld aan een gebruiksfunctie. Filosofie daarachter is dat er in een gebouw meerdere
gebruiksfuncties zijn waaraan niet overal dezelfde eisen hoeven te worden gesteld. In het eerste
Bouwbesluit was dat wel zo. De tweede verandering is de doorvoering van fase 2. Deze omvat
aanscherping van eisen, nieuwe eisen en integratie van eisen uit bijvoorbeeld de Arbowet.

1.4.1 DE SYSTEMATIEK VAN HET BOUWBESLUIT


Werden in het oude Bouwbesluit per type bouwwerk de eisen voor alle beoordelingsaspecten
vermeld, in het nieuwe Bouwbesluit worden per beoordelingsaspect de eisen voor alle typen
bouwwerken gegeven. In het ontwerp dient voor alle gedeelten van het gebouw te worden
aangegeven welke functie zij gaan vervullen: de functie bepaalt immers welke eisen aan de
ruimten en constructies worden gesteld.
Sommige ruimten van een gebouw vervullen een rol voor meerdere gebruiksfuncties, de zoge-
naamde ‘gemeenschappelijke ruimten’ zoals een gang in een school die zowel de leslokalen
(onderwijsfunctie) als de aula (bijeenkomstfunctie) ontsluit. Ruimten en bouwdelen die deel
uitmaken van meerdere gebruiksfuncties moeten voldoen aan alle eisen die het Bouwbesluit
daarvoor, vanuit die verschillende gebruiksfuncties, aangeeft. De zwaarste eis geldt.

Bij het toetsen van een plan aan het Bouwbesluit dient het bouwwerk te worden ontleed. Dit kan
vanuit verschillende invalshoeken en zal leiden tot verschillende soorten onderdelen.
g
Het eerste onderscheid dat wordt gemaakt, is of het een gebouw of een bouwwerk geen gebouw 251

zijnde betreft. In beide gevallen kan het bouwwerk vervolgens worden onderverdeeld in construc-
ties, bouwdelen en materialen.
Vanuit de invalshoek ruimten bestaat een gebouw bijvoorbeeld uit toegankelijkheidssectoren die
weer kunnen zijn onderverdeeld in brandcompartimenten. Deze compartimenten kunnen weer zijn
onderverdeeld in rookcompartimenten. Deze laatste compartimenten kunnen weer zijn onderver-
deeld in verblijfsgebieden en andere ruimten.
Voor wat betreft de invalshoek voorzieningen kan worden gedacht aan ventilatievoorzieningen,
elektrische aansluitingen, brandslanghaspels en dergelijke.

Het Bouwbesluit geeft voorschriften voor gebruiksfuncties. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
www.bouwstandaard.nl

hoofdgebruiksfuncties en subgebruiksfuncties. De hoofdgebruiksfuncties zijn:


1 woonfunctie
2 bijeenkomstfunctie
3 celfunctie
4 gezondheidszorgfunctie
5 industriefunctie
6 kantoorfunctie
7 logiesfunctie
8 onderwijsfunctie
9 sportfunctie
10 winkelfunctie
11 overige gebruiksfunctie
12 bouwwerk geen gebouw zijnde

Met uitzondering van de kantoorfunctie worden bij de andere gebruiksfuncties een groot aantal
subgebruiksfuncties onderscheiden. Dit betreft een verbijzondering van de hoofdgebruiksfunctie.
Zo is de woonfunctie bijvoorbeeld onder te verdelen in:
a woonfunctie gelegen in een woongebouw
b woonfunctie van een woonwagen
c andere woonfunctie

In sommige gevallen worden (sub-)gebruiksfuncties nog op een andere wijze onderverdeeld.


Voorbeeld: in de gezondheidszorgfunctie wordt wel onderscheid gemaakt in:
1 ruimte voor aan bed gebonden patiënten
2 ruimte voor bezoekers

1.4.2 DE OPBOUW VAN DE VOORSCHRIFTEN


De voorschriften die in het Bouwbesluit staan zijn op de volgende wijze onderverdeeld:

Hoofdstukken
1 Algemene bepalingen;
2 Veiligheid;
3 Gezondheid;
4 Bruikbaarheid;

g 5
6
Energiezuinigheid;
Milieu (hierin staan nog geen voorschriften);
252 7 Overgangs- en slotbepalingen.

Afdelingen
De hoofdstukken 2 tot en met 5 zijn onderverdeeld in afdelingen. Elke afdeling geeft de voor-
schriften voor één beoordelingsaspect. Zo staan er in hoofdstuk 2: Veiligheid 25 afdelingen,
waaronder bijvoorbeeld ‘sterkte bij brand’ en ‘overbrugging van hoogteverschillen’.

Paragrafen
De meeste afdelingen zijn weer onderverdeeld in 2 paragrafen: in paragraaf 1 staan de voorschriften
voor nieuwbouw, in paragraaf 2 voor bestaande bouw voor het desbetreffende beoordelingsaspect. Een
aantal afdelingen zijn specifiek voor nieuwbouw geschreven en hebben dus geen tweede paragraaf.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Artikelen en leden
Elke paragraaf of, indien die onderverdeling niet bestaat, elke afdeling bestaat uit een of meer
artikelen. Het eerste artikel bestaat uit maximaal drie leden. Het eerste lid hiervan bevat een
functionele eis. Het tweede lid geeft aan dat aan de functionele eis is voldaan indien er aan de
(prestatie-)eisen wordt voldaan die voor de betrokken gebruiksfuncties zijn aangegeven in de
bijbehorende aansturingstabel. In enkele gevallen is er een derde lid dat aangeeft dat de functio-
nele eis niet geldt voor die gebruiksfuncties waarvoor in de aansturingstabel geen voorschrift is
aangewezen. Is er niet zo’n derde lid, dan moeten gebruiksfuncties waarvoor geen specifieke
eisen zijn opgenomen wél voldoen aan de functionele eis uit het eerste lid.

Aansturingstabellen
De aansturingstabel geeft aan voor welke gebruiksfuncties welke artikelen of leden van artikelen
uit diezelfde paragraaf van toepassing zijn.

Prestatie-eisen
De prestatie-eisen volgen na het eerste artikel en de aansturingstabel en bestaan uit een eigen-
schapseis, soms een grenswaarde en zo nodig een bepalingsmethode, bijvoorbeeld conform een
NEN-blad.

Voorbeeld
Hoofdstuk 2 Voorschriften uit het oogpunt van veiligheid
Afdeling 2.2 Sterkte bij brand
Paragraaf 2.2.1 Nieuwbouw
Artikel 2.8
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij
brand gedurende redelijke tijd kan worden verlaten en doorzocht zonder dat er gevaar voor
instorting is.

Tabel 2.8
Gebruiksfunctie Leden van toepassing
bepalings-
methode

tijdsduur bezwijken
Artikel 2.9 2.10

1 Woonfunctie
Lid 1| 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 g
253
a woonfunctie van een woonwagen - - - - - - - -
b andere woonfunctie 1 2 3 - - - - *
2 Bijeenkomstfunctie 1 - - 4 - 6 - *
3 Celfunctie *
a celfunctie voor dag- en nachtverblijf 1 - - - 5 6 - *
b andere celfunctie 1 - - 4 - 6 -
4 Gezondheidszorgfunctie
1 gedeelte voor aan bed 1 - - - 5 6 - *
gebonden patiënten
2 ander gedeelte 1 - - 4 - 6 - *
www.bouwstandaard.nl

5 Industriefunctie 1 - - 4 - 6 - *
6 Kantoorfunctie 1 - - 4 - 6 - *
7 Logiesfunctie
a logiesfunctie met een gebruiks- 1 - - - - - - *
oppervlakte van niet meer dan
100 m2
b andere logiesfunctie 1 - - - 5 6 - *
8 Onderwijsfunctie 1 - - 4 - 6 - *
9 Sportfunctie 1 - - 4 - 6 - *
10 Winkelfunctie 1 - - 4 - 6 - *
11 Overige gebruiksfunctie
a overige gebruiksfunctie voor het 1 - - 4 - 6 - *
personenvervoer
b overige gebruiksfunctie voor het 1 - - 4 - 6 - *
stallen van motorvoertuigen
c andere overige gebruiksfuncties - - - - - - -
12 Bouwwerk geen gebouw - - - - - - 7 *
zijnde

2 Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.8 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor
die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die
voorschriften.

In de aansturingstabel staat bij 1a ‘woonfunctie van een woonwagen’ geen enkel lid of artikel van
toepassing verklaard. Dit houdt in dat er voor woonwagens geen eisen worden gesteld volgens
tabel 2.8. Maar omdat er aan dit artikel geen derde lid is toegekend moet de sterkte van de
bouwconstructie wel worden aangetoond bij de bouwaanvraag.

1.4.3 ZOEKSCHEMA BOUWVOORSCHRIFTEN

NIEUWBOUW
HOOFDSTUK AFD. ARTIKEL
1. ALGEMENE BEPALINGEN
begripsbepalingen 1.1 1.2
toepassing NEN, NEN-EN 1.3 1.4

g en aansluitvoorwaarden
gelijkwaardigheidsbepalingen 1.5
254
kwaliteitsverklaringen en 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10
CE-markeringen
ontheffingen 1.11 1.12
niet-permanente bouwwer- 1.13
ken en woonwagens
2. VEILIGHEID
algemene sterkte van 2.1 2.1 2.2 2.3 2.4
bouwconstructies
sterkte bij brand 2.2 2.8 2.9 2.10

vloerafscheidingen 2.3 2.14 2.15 2.16 2.17 2.18


Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

NIEUWBOUW
HOOFDSTUK AFD. ARTIKEL
overbrugging van hoogte- 2.4 2.23 2.24
verschillen
trap 2.5 2.27 2.28 2.29 2.30 2.31 2.32
hellingbaan 2.6 2.38 2.39 2.40 2.41
elektriciteits- en nood- 2.7 2.46 2.47 2.48 2.49 2.50 2.51
stroomvoorziening
verlichting 2.8 2.56 2.57 2.58 2.59 2.60 2.61 2.62
gasvoorziening 2.9 2.68 2.69 2.70 2.71
beweegbare constructie- 2.10 2.75 2.76 2.77 2.78
onderdelen
beperking ontstaan 2.11 2.81 2.82 2.83 2.84 2.85 2.86 2.87
brandgevaarlijke situaties
beperking van ontwikkeling 2.12 2.91 2.92 2.93 2.94 2.95 2.96 2.97
van brand
beperking van uitbreiding 2.13 2.103 2.104 2.105 2.106 2.107 2.108 2.109
van brand
verdere beperking van 2.14 2.115 2.116 2.117 2.118 2.119
uitbreiding van brand
beperking van ontstaan van 2.15 2.125 2.126 2.127 2.128 2.129
rook
beperking van verspreiding 2.16 2.134 2.135 2.136 2.137 2.138 2.139
van rook
vluchten binnen een RC en 2.17 2.145 2.146 2.147 2.148 2.149
een sub BC
vluchtroutes 2.18 2.153 2.154 2.155 2.156 2.157 2.158 2.159
inrichting van rookvrije 2.19 2.166 2.167 2.168 2.169 2.170 2.171 2.172 2.173 2.174
vluchtroutes
voorkoming en beperking 2.20 2.183 2.184 2.185 2.186 2.187
ongevallen bij brand
bestrijding van brand 2.21 2.190 2.191 2.192 2.193 2.194 2.195
grote brandcompartimenten 2.22 2.200 2.201 2.202 2.203
hoge en ondergrondse 2.23 2.208 2.209
gebouwen
toegang van een bouwwerk 2.24 2.210 2.211
g
inbraakwerendheid 2.25 2.214 2.215 255
3. GEZONDHEID
bescherming tegen geluid 3.1 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
van buiten
bescherming tegen geluid 3.2 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
van installaties
geluidwering tussen VR’s 3.3 3.11 3.12 3.13 3.14
zelfde gebr.functie
beperking van galm 3.4 3.15 3.16
www.bouwstandaard.nl

NIEUWBOUW
HOOFDSTUK AFD. ARTIKEL
geluidwering tussen ruimten 3.5 3.17 3.18 3.19 3.20 3.21
andere gebr.functie
wering van vocht van buiten 3.6 3.22 3.23
wering van vocht van binnen 3.7 3.26 3.27 3.28
afvoer van afvalwater en 3.8 3.31 3.32 3.33 3.34 3.35
fecaliën
afvoer van hemelwater 3.9 3.41 3.42 3.43 3.44 3.45
luchtverversing VG, VR, 3.10 3.46 3.47 3.48 3.49 3.50 3.51 3.52 3.53
toilet- en badruimte
spuivoorzieningen 3.11 3.60 3.61 3.62 3.63
luchtverversing van overige 3.12 3.67 3.68 3.69 3.70 3.71 3.72 3.73
ruimten
toevoer van verbrandingslucht 3.13 3.79 3.80 3.81 3.82 3.83 3.84 3.85 3.86
afvoer van rook 3.14 3.91 3.92 3.93 3.94 3.95 3.96 3.97 3.98 3.99
beperking toepassing van 3.15 3.106 3.107 3.108 3.109
schadelijke materialen
beperking binnendringen 3.16 3.110 3.111 3.112 3.113
schadelijke stof/straling
bescherming tegen ratten 3.17 3.114 3.115 3.116
en muizen
drinkwatervoorziening 3.18 3.119 3.120 3.121 3.122
warmwatervoorziening 3.19 3.127 3.128 3.129 3.130
daglicht 3.20 3.133 3.134
4. BRUIKBAARHEID
oppervlakte van de 4.1 4.1 4.2
standplaats
toegankelijkheidssector 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
vrije doorgang 4.3 4.10 4.11 4.12 4.13
bereikbaarheid 4.4 4.16 4.17 4.18 4.19
verblijfsgebied 4.5 4.20 4.21 4.22 4.23 4.24
verblijfsruimte 4.6 4.25 4.26 4.27 4.28 4.29
toiletruimte 4.7 4.34 4.35 4.36 4.37 4.38 4.39

g badruimte
kleedruimte
4.8
4.9
4.45
4.55
4.46
4.56
4.47
4.57
4.48 4.49 4.50

256
gemeensch. opslagruimte 4.10 4.58 4.59 4.60 4.61
huishoudelijk afval
stallingsruimte voor fietsen 4.11 4.62 4.63 4.64
meterruimte 4.12 4.65 4.66 4.67 4.68 4.69
liftschacht 4.13 4.70 4.71 4.72 4.73 4.74
liftmachineruimte 4.14 4.75 4.76 4.77 4.78 4.79
opstelplaats voor een 4.15 4.80 4.81 4.82
aanrecht en een kooktoestel

opstelplaats voor een 4.16 4.86 4.87 4.88 4.89


stooktoestel
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

NIEUWBOUW
HOOFDSTUK AFD. ARTIKEL
opstelplaats voor een 4.17 4.94 4.95 4.96 4.97
warmwatertoestel
bassin 4.18 4.98 4.99 4.100 4.101
5 ENERGIEZUINIGHEID
thermische isolatie 5.1 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
beperking van luchtdoorla- 5.2 5.8 5.9 5.10
tendheid
energieprestatie 5.3 5.11 5.12 5.13 5.14
6. MILIEU
7. OVERGANGS- EN 7.1 7.2 7.3 7.4
SLOTBEPALINGEN

BESTAANDE BOUW
HOOFDSTUK AFD. ARTIKEL
1. ALGEMENE BEPALINGEN
begripsbepalingen 1.1 1.2
toepassing NEN, NEN-EN 1.3 1.4
en aansluitvoorwaarden
gelijkwaardigheidsbepalingen 1.5
kwaliteitsverklaringen en 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10
CE-markeringen
ontheffingen 1.11 1.12
niet-permanente bouwwer- 1.13
ken en woonwagens
2. VEILIGHEID
algemene sterkte van 2.1 2.5 2.6 2.7
bouwconstructies
sterkte bij brand 2.2 2.11 2.12 2.13

vloerafscheidingen 2.3 2.19 2.20 2.21 2.22

overbrugging van hoogte- 2.4 2.25 2.26


verschillen
trap 2.5 2.33 2.34 2.35 2.36 2.37 g
hellingbaan 2.6 2.42 2.43 2.44 2.45 257
elektriciteits- en nood- 2.7 2.52 2.53 2.54 2.55
stroomvoorziening
verlichting 2.8 2.63 2.64 2.65 2.66 2.67
gasvoorziening 2.9 2.72 2.73 2.74
beweegbare constructie- 2.10 2.79 2.80
onderdelen
beperking ontstaan 2.11 2.88 2.89 2.90
brandgevaarlijke situaties
beperking van ontwikkeling 2.12 2.98 2.99 2.100 2.101 2.102
van brand
www.bouwstandaard.nl

BESTAANDE BOUW
HOOFDSTUK AFD. ARTIKEL
beperking van uitbreiding 2.13 2.110 2.111 2.112 2.113 2.114
van brand
verdere beperking van 2.14 2.120 2.121 2.122 2.123 2.124
uitbreiding van brand
beperking van ontstaan van 2.15 2.130 2.131 2.132 2.133
rook
beperking van verspreiding 2.16 2.140 2.141 2.142 2.143 2.144
van rook
vluchten binnen een RC en 2.17 2.150 2.151 2.152
een sub BC
vluchtroutes 2.18 2.160 2.161 2.162 2.163 2.164 2.165
inrichting van rookvrije 2.19 2.175 2.176 2.177 2.178 2.179 2.180 2.181 2.182
vluchtroutes
voorkoming en beperking 2.20 2.188 2.189
ongevallen bij brand
bestrijding van brand 2.21 2.196 2.191 2.198 2.199
grote brandcompartimenten 2.22 2.204 2.205 2.206 2.207
hoge en ondergrondse
gebouwen
toegang van een bouwwerk 2.24 2.212 2.213
inbraakwerendheid
3. GEZONDHEID
bescherming tegen geluid
van buiten
bescherming tegen geluid
van installaties
geluidwering tussen VR’s
zelfde gebr.functie
beperking van galm
geluidwering tussen ruimten
andere gebr.functie
wering van vocht van buiten 3.6 3.24 3.25

g wering van vocht van binnen


afvoer van afvalwater en
3.7
3.8
3.29
3.36
3.30
3.37 3.38 3.39 3.40
258 fecaliën
afvoer van hemelwater
luchtverversing VG, VR, 3.10 3.54 3.55 3.56 3.57 3.58 3.59
toilet- en badruimte
spuivoorzieningen 3.11 3.64 6.65 3.66
luchtverversing van overige 3.12 3.74 3.75 3.76 3.77 3.78
ruimten
toevoer van verbrandingslucht 3.13 3.87 3.88 3.89 3.90
afvoer van rook 3.14 3.100 3.101 3.102 3.103 3.104 3.105
beperking toepassing van
schadelijke materialen
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

BESTAANDE BOUW
HOOFDSTUK AFD. ARTIKEL
beperking binnendringen
schadelijke stof/straling
bescherming tegen ratten 3.17 3.117 3.118
en muizen
drinkwatervoorziening 3.18 3.123 3.124 3.125 3.126
warmwatervoorziening 3.19 3.131 3.132
daglicht 3.20 3.135 3.136
4. BRUIKBAARHEID
oppervlakte van de
standplaats
toegankelijkheidssector
vrije doorgang 4.3 4.14 4.15
bereikbaarheid
verblijfsgebied
verblijfsruimte 4.6 4.30 4.31 4.32 4.33
toiletruimte 4.7 4.40 4.41 4.42 4.43 4.44
badruimte 4.8 4.51 4.52 4.53 4.54
kleedruimte
gemeensch. opslagruimte
huishoudelijk afval
stallingsruimte voor fietsen
vluchtroutes
meterruimte
liftschacht
liftmachineruimte
opstelplaats voor een 4.15 4.83 4.84 4.85
aanrecht en een kooktoestel
opstelplaats voor een 4.16 4.90 4.91 4.92 4.93
stooktoestel
opstelplaats voor een
warmwatertoestel
bassin
5 ENERGIEZUINIGHEID
thermische isolatie
g
259
beperking van luchtdoorla-
tendheid
energieprestatie
6 MILIEU
7 OVERGANGS- EN 7.1 7.2 7.3 7.4
SLOTBEPALINGEN
www.bouwstandaard.nl

1.5 Overzicht van relevante normen

1.5.0 INLEIDING
Vanuit het Bouwbesluit 2003 worden 46 normen direct aangewezen, de zogenaamde primaire
Bouwbesluit-normen. Vanuit die normen wordt weer verwezen naar andere normen. Maar ook
vanuit de Regeling Bouwbesluit, die van toepassing wordt verklaard in het Bouwbesluit, wordt
naar normen verwezen. En tot slot zijn er ook nog naar Praktijkrichtlijnen opgezet specifiek om
aan de eisen uit het Bouwbesluit te voldoen.

1.5.1 PRIMAIRE BOUWBESLUITNORMEN


Hieronder volgt het overzicht van de primaire Bouwbesluitnormen, gesorteerd volgens de syste-
matiek van het Bouwbesluit.

Algemeen
NEN 2580 : Oppervlakten en inhouden van gebouw. Termen, definities en bepalingsmethoden
(met wijzigingsblad A1:2001)

Veiligheid: algemene sterkte van de bouwconstructie


NEN 2608 : Vlakglas voor gebouwen. Weerstand tegen windbelasting. Eisen en bepalings-
methoden (met wijzigingsblad A1:2001)
NEN 3859 : Tuinbouwkassen. Constructieve eisen
NEN 6700 : Technische grondslagen voor bouwconstructies. TGB 1990. Algemene basiseisen
(met wijzigingsblad A1:1997)
NEN 6702 : Technische grondslagen voor bouwconstructies. TGB 1990. Belastingen en
vervormingen
NEN 6707 : Bevestiging van dakbedekkingen. Eisen en bepalingsmethoden
NEN 6710 : Technische grondslagen voor bouwconstructies. TGB 1990. Aluminiumconstructies.
Basiseisen en basis rekenregels voor overwegend statisch belaste constructies
(met wijzigingsblad A2:2001)
NEN 6720 : Technische grondslagen voor bouwconstructies. TGB 1990. Voorschriften beton.
Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995) (met wijzigingsblad A2:2001)
NEN 6760 : Technische grondslagen voor bouwconstructies. TGB 1990. Houtconstructies.
Basiseisen. Eisen en bepalingsmethoden
NEN 6770 : Technische grondslagen voor bouwconstructies. TGB 1990. Staalconstructies.
Basiseisen en basisreken regels voor overwegend statisch belaste constructies

g NEN 6790 :
(met wijzigingsblad A1:2001)
Technische grondslagen voor bouwconstructies. TGB 1990. Steenconstructies.
260 Basiseisen en bepalingsmethoden (met wijzigingsblad A2:2001)

Veiligheid: sterkte bij brand


NEN 6069 : Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen
(met wijzigingsblad A2:2001)
NEN 6071 : Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen. Betonconstructies
NEN 6072 : Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen. Staalconstructies
(met wijzigingsblad A2:2001)
NEN 6073 : Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen. Houtconstructies
(met wijzigingsblad A2:2001)
Veiligheid: brandveiligheid
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

NEN 1594 : Droge blusleidingen in en aan gebouwen (met wijzigingsblad A1:1997)


NEN 1775 : Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren
(met wijzigingsblad A1:1997)
NEN 2555 : Brandveiligheid van gebouwen. Onafhankelijke rookmelders voor woningen
NEN 6061 : Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen
(met wijzigingsblad A2:2001)
NEN 6062 : Bepaling van de brandveiligheid van rookafvoervoorzieningen
(met wijzigingsblad A1:1997)
NEN 6063 : Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken (met wijzigingsblad A1:1997)
NEN 6064 : Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen
(met wijzigingsblad A2:2001)
NEN 6065 : Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van een bouwmateriaal (combinaties)
(met wijzigingsblad A1:1997)
NEN 6066 : Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal (combinaties)
(met wijzigingsblad A1:1997)
NEN 6068 : Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
NEN 6075 : Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten
(met wijzigingsblad A1:1997)
NEN 6090 : Bepaling van de vuurbelasting (met wijzigingsblad A1:2001)
NEN 8062 : Brandveiligheid van gebouwen. Methode voor het beoordelen van de brandveilig-
heid van rookafvoervoorzieningen van bestaande gebouwen.
(met wijzigingsblad A1:1997)

Veiligheid: inbraakveiligheid
NEN 5087 : Inbraakveiligheid van woningen. Bereikbaarheid van gevelelementen: deuren
ramen en kozijnen (met wijzigingsblad A1:2001)
NEN 5096 : Inbraakwerendheid. Gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen.
Eisen, classificatie en bepalingsmethoden (met wijzigingsblad A1:2001)

Gezondheid: geluidwering
NEN 5077 : Geluidwering in gebouwen. Bepalingsmethoden van grootheden voor luchtgeluid-
isolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluids-
niveaus veroorzaakt door installaties
NEN 5078 : Geluidwering in gebouwen. Rekenmethode voor de bepaling van de geluidabsorp-
tie in ruimten (met wijzigingsblad A1:1997)

Gezondheid: vochtwering
g
NEN 2690 : Luchtdoorlatendheid van gebouwen. Meetmethode voor de specifieke luchtvolu- 261

mestroom tussen kruipruimte en woning (met wijzigingsblad A1:1997)


NEN 2778 : Vochtwering in gebouwen. Bepalingsmethoden (met wijzigingsblad A2:2001)

Gezondheid: riolering
NEN 3215 : Binnenriolering. Eisen en bepalingsmethoden

Gezondheid: luchtverversing
NEN 1087 : Ventilatie van gebouwen. Bepalingsmethoden voor nieuwbouw
NEN 8087 : Ventilatie van gebouwen. Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen
NEN-EN 81-1 : Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en aanbrengen van personenliften
www.bouwstandaard.nl

en klein-goederenliften. Deel 1: Elektrische personenliften


(met correctieblad C1:1999)
NEN-EN 81-2 : Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en aanbrengen van personenliften
en klein-goederenliften. Deel 2: Hydraulische personenliften (met correctieblad
C1:1999)

Gezondheid: rookafvoervoorzieningen
NEN 2757 : Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen.
Bepalingsmethoden

Gezondheid: daglichttoetreding
NEN 2057 : Daglichtopeningen in gebouwen. Verkorte bepalingsmethode voor de equivalente
daglichtoppervlakte van daglichtopeningen

Bruikbaarheid: meterruimte
NEN 2768 : Meterkasten en bijbehorende bouwkundige voorzieningen voor leidingaanleg in
woningen (met wijzigingsblad A1:2001)

Energiezuinigheid: beperking van warmteverlies


NEN 1068 : Thermische isolatie van gebouwen. Rekenmethoden (met wijzigingsblad A1:2001)
NEN 2686 : Luchtdoorlatendheid van gebouwen. Meetmethode (met wijzigingsblad A1:1997)

Energiezuinigheid: energieprestatie
NEN 2916 : Energieprestatie van utiliteitsgebouwen. Bepalingsmethode
(met correctieblad C1:2001)
NEN 5128 : Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen. Bepalingsmethode

1.5.2 NORMEN VOLGENS REGELING BOUWBESLUIT


Vanuit de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt onder andere verwezen naar NEN 2000. In deze
norm, die jaarlijks zal worden aangepast, staat een overzicht van normen die volgens het Bouw-
besluit van toepassing zijn, welke uitgave en welke delen ervan. Bovendien staan de zogenaamde
nutsnormen in deze Regeling vermeld: hierdoor zijn de modelaansluitvoorwaarden dus niet meer
van kracht.

De nutsnormen die vanuit de Regeling Bouwbesluit van toepassing worden verklaard zijn (ook

g weer in de volgorde van de systematiek van het Bouwbesluit):

262 Veiligheid: elektriciteitsvoorziening


NEN 1010 : Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties (compleet)
NEN 1041 : Veiligheidsbepalingen voor hoogspanningsinstallaties
(met wijzigingsblad A1:1991)
NEN 3134 : Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties in medisch gebruikte ruimten
NPR 5310 : Nederlandse praktijkrichtlijn bij NEN1010 (compleet)

Veiligheid: gasvoorziening
NEN 1078 : Eisen en beproevingsmethoden voor huishoudelijke gasleidinginstallaties
NEN 2078 : Eisen voor industriële gasinstallaties
NPR 3378 : Leidraad bij NEN 1078
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Gezondheid: drinkwatervoorziening
NEN 1006 : Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI 2002)

1.5.3 PRAKTIJKRICHTLIJNEN
Tot slot zijn er ook nog diverse Praktijkrichtlijnen bij Bouwbesluitnormen ontwikkeld die weliswaar
geen publiekrechtelijke status hebben, maar wel speciaal zijn opgesteld om aan de eisen van het
Bouwbesluit te kunnen voldoen. Deze zijn (ook weer in de volgorde van de systematiek van het
Bouwbesluit):

Veiligheid: algemene sterkte van de bouwconstructie


NPR 3599 : Vlakglas voor gebouwen. Bepaling van de minimum glasdikte voor windbelasting.
Afgestemd op NEN 2608 (met wijzigingsblad A1:1993)
NPR 6708: Bevestiging van dakbedekkingen. Richtlijnen (met correctieblad C1:1997)
NPR 6791 : Steenconstructies. Eenvoudige ontwerpregels, gebaseerd op NEN 6790
(met correctieblad C1:1993)

Veiligheid: brandveiligheid
NPR 6091 : Brandveiligheid van gebouwen. Brandoverslag door straling tussen ruimten
(met correctieblad C1:1996 in de norm verwerkt)

Gezondheid: geluidwering
NPR 5070 : Geluidwering in woongebouwen. Voorbeelden van wand- en vloerconstructies
NPR 5071 : Geluidwering in woongebouwen. Voorbeelden van maatregelen tegen galm, lawaai
door slaande deuren en dergelijke in gemeenschappelijke ruimten, afgestemd op
NEN 1070 (met wijzigingsblad A1:1997)
NPR 5072 : Geluidwering in woningen en woongebouwen. Luchtafvoersystemen
(met correctieblad C1:1998)
NPR 5073 : Geluidwering in woongebouwen. Liftinstallaties (met correctieblad C1:1998)
NPR 5074 : Geluidwering in woningen en woongebouwen. Centrale verwarmingsinstallaties
met radiatoren of convectoren (met correctieblad C1:1998)
NPR 5075 : Geluidwering in woningen en woongebouwen. Sanitaire toestellen en installaties
voor de aan- en afvoer van water (met correctieblad C1:1998)
NPR 5092 : Geluidwering in gebouwen. Beoordeling van de resultaten van geluidmetingen
conform NEN 5077
g
Gezondheid: vochtwering 263

NPR 2652 : Vochtwering in gebouwen. Wering van vocht van buiten. Wering van vocht van
binnen. Voorbeelden van bouwkundige details (met wijzigingsblad A1:1997)
NPR 2877 : Beproevingsmethode voor de waterdichtheid van scheidingsconstructies
NPR 2878 : Uitwendige scheidingsconstructies van gebouwen. Vereenvoudigde berekenings-
methode voor de binnenoppervlaktetemperatuurfactor

Gezondheid: riolering
NTR 3216 : Binnenriolering. Richtlijn voor ontwerp en uitvoering (inclusief werkboek)

Gezondheid: luchtverversing
www.bouwstandaard.nl

NPR 1088 : Ventilatie van woningen en woongebouwen. Aanwijzingen voor en voorbeelden


van de uitvoering van ventilatievoorzieningen (met correctieblad C1:2000)

Gezondheid: luchtverversing
NPR 2758 : Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen.
Aanwijzingen voor en voorbeelden van de uitvoering van verbrandingsluchttoe-
voer- en rookgasafvoervoorzieningen voor niet met gas gestookte toestellen

Energiezuinigheid: beperking van warmteverlies


NPR 2068 : Thermische isolatie van gebouwen. Vereenvoudigde rekenmethoden

Energiezuinigheid: energieprestatie
NPR 2917 : Energieprestatie van utiliteitsgebouwen. Rekenprogramma op CD-rom (EPU).
Versie 1.2 incl. handboek
NPR 5129 : Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen. Rekenprogramma op
CD-rom (EPW). Versie 1.2 incl. handboek

1.6 Definities

Aanwezigheidseis: een aanwezigheidseis is een voorschrift dat aangeeft dat bij een bepaalde
functie een bepaald ‘iets’ aanwezig moet zijn, dat aan een in het voorschrift gegeven prestatie
moet voldoen.

Attest: een attest is een document waarin wordt verklaard dat met een bepaald product een
onderdeel van een bouwwerk kan worden vervaardigd, welk onderdeel alsdan bepaalde prestatie
zal leveren.

Bezettingsgraad van gebruiksoppervlakte: aantal m2 gebruiksoppervlakte per persoon.

Bezettingsgraad van vloeroppervlakte: aantal m2 vloeroppervlakte van een verblijfsgebied


per persoon.

Bezettingsgraadklasse: klasse die de bezettingsgraad van een gebruiksoppervlakte en de


bezettingsgraad van een vloeroppervlakte aan verblijfsgebied aangeeft overeenkomstig een tabel.

g Bouwconstructie: onderdeel van een bouwwerk dat bestemd is om belasting te dragen.


264

Bouwen: bouwen is het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats.

Brandcompartiment: een brandcompartiment dient ter beperking van de uitbreiding van


brand. Het brandgevaar blijft daardoor beperkt tot alleen het compartiment dat (gedeeltelijk) in
brand staat. Het vluchten uit en ontruimen van andere brandcompartimenten kan dan in beginsel
zonder gevaar plaatsvinden.

Brand- en rookvrije vluchtroute: van brand gevrijwaarde rookvrije vluchtroute die


Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

uitsluitend door verkeersruimten voert.

Complex: verzameling van niet in een logiesgebouw gelegen logiesverblijven die in het kader
van een bedrijf of in enigerlei vorm van samenwerking door de rechthebbenden wordt beheerd.

Equivalente daglichtoppervlakte: de doorlaat, voorzover hoger gelegen dan 0,6 m boven de


aangrenzende vloer en niet afgeschermd door een voor de daglichtopening gelegen deel van een
balkon of galerij, die met reductiefactoren is vermenigvuldigd.

Gebouw: een gebouw is elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijk overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt.

Gebruiksfunctie: de gedeelten van een of meer bouwwerken op een perceel of standplaats,


die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen. In het
Bouwbesluit worden onderscheiden:
• woonfunctie: gebruiksfunctie voor het wonen;
• bijeenkomstfunctie: gebruiksfunctie voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur,
godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter
plaatse en het aanschouwen van sport;
• celfunctie: gebruiksfunctie voor dwangverblijf van mensen;
• gezondheidszorgfunctie: gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging
of behandeling;
• industriefunctie: gebruiksfunctie voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen
en goederen, of voor agrarische doeleinden;
• kantoorfunctie: gebruiksfunctie voor administratie;
• logiesfunctie: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan
mensen;
• onderwijsfunctie: gebruiksfunctie voor het geven van onderwijs;
• sportfunctie: gebruiksfunctie voor het beoefenen van sport;
• winkelfunctie: gebruiksfunctie voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten;
• overige gebruiksfunctie: niet in dit lid genoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij
het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt.

Gebruiksoppervlakte: het begrip gebruiksoppervlakte geeft de oppervlakte op vloerniveau


aan van een ruimte of een groep van ruimten (bijvoorbeeld een woning), die geschikt is voor het
beoogde gebruik van deze ruimte of groep van ruimten, zoals bedoeld in NEN 2580.
g
Hoofddraagconstructie: een hoofddraagconstructie is een deel van de bouwconstructie 265

waarvan het bezwijken leidt tot het bezwijken van constructie-onderdelen die niet in de directe
nabijheid van het bezweken constructie-onderdeel zijn gelegen.

Indien-bepaling: wanneer een bepaalde voorziening aanwezig is, moet die voorziening aan een
in het Bouwbesluit voorgeschreven prestatie voldoen. Het woord ‘indien’ hoeft dus niet in het
voorschrift te staan.

Integraal toegankelijke toiletruimte: toiletruimte die mede toegankelijk is voor rolstoelge-


bruikers.
Inwendige scheidingsconstructie: een inwendige scheidingsconstructie is een constructie
www.bouwstandaard.nl

die de scheiding vormt tussen twee voor mensen toegankelijke besloten ruimten van een gebouw
waaronder begrepen de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover
die delen van invloed zijn op het voldoen van die scheidingsconstructie aan een bij of krachtens
het besluit gegeven voorschrift.

Klimlijn: denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden van een trap
met elkaar verbindt.

Kwaliteitsverklaring: een kwaliteitsverklaring is een schriftelijk bewijs voorzien van een door
de Minister van VROM aangewezen merkteken, afgegeven door een door die minister aangewezen
deskundig, onafhankelijk instituut, op grond waarvan een bouwmateriaal of bouwdeel, indien dat
materiaal of deel bij het bouwen wordt toegepast, wordt geacht te voldoen aan de bij of krachtens
het Bouwbesluit gestelde eisen.

Loopafstand: afstand, gemeten langs een denkbeeldige, kortst realiseerbare vloeiend verlopende
lijn tussen twee punten, waarover op een afstand van ten minste 0,3 m van constructie-onderdelen
kan worden gelopen.

Meetniveau: hoogte van het aansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het
gebouw.

Meterruimte: een meterruimte is een specifieke technische ruimte waarvoor het Bouwbesluit
apart voorschriften geeft.

NEN-EN: staat voor een Europese norm die in Nederland is overgenomen. Er kan dan ook geen
NEN-norm meer van kracht zijn m.b.t. hetzelfde onderwerp.

NEN-norm: door de stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven document dat regels,


richtlijnen of kenmerken bevat met het doel zoveel mogelijk orde te bereiken in een bepaalde
context. Normen zijn gebaseerd op de gezamenlijke resultaten van wetenschap en praktijk.

Netto-inhoud: de netto-inhoud als bedoeld in NEN 2580.

Nevenfunctie: gebruiksfunctie die ten dienste staat van een andere gebruiksfunctie.

g Prestatie-eis: een prestatie-eis is een in maten of getallen geconcretiseerd voorschrift dat is


toegespitst op een bepaalde eigenschap van een bouwconstructie en dat een te behalen grens-
266 waarde bevat die ondubbelzinnig kan worden berekend of gemeten.

Procescertificaat: een procescertificaat is een document waarin is verklaard dat werkzaamheden


in overeenstemming zijn met bepaalde ‘processpecificaties’.

Regenwerendheid: regenwerendheid is het vermogen van een constructie die aan neerslag
onderhevig kan zijn om andere, voor mensen begaanbare, constructie-onderdelen en meterruim-
ten tegen neerslag te beschermen.

Richtlijn bouwproducten: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betref-


fende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

inzake voor de bouw bestemde producten.

Rookcompartiment: een rookcompartiment dient ter beperking van de door rook af te leggen
afstand in een in brand geraakt brandcompartiment. Het is een besloten gedeelte van een
gebouw bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van rook.

Rookvrije vluchtroute: van rook gevrijwaarde route die begint bij een toegang van een rook-
compartiment of een subbrandcompartiment, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingba-
nen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift.

Specifieke luchtvolumestroom: een specifieke luchtvolumestroom is de hoeveelheid lucht


(luchtvolumestroom) die uit de kruipruimte in de te meten ruimte stroomt, gedeeld door de netto-
oppervlakte van de vloer van die ruimte, bij een luchtdrukverschil van 1 Pa.

Stookruimte: een stookruimte is een specifieke technische ruimte waarvoor het Bouwbesluit
apart voorschriften geeft.

Technische ruimte: een technische ruimte is een besloten ruimte bestemd voor de plaatsing
van de voor het functioneren van een gebouw noodzakelijke apparatuur.

Temperatuurfactor van de binnenoppervlakte van een scheidingsconstructie: dit is


het temperatuurverschil van de binnenoppervlakte en de buitenlucht gedeeld door het tempera-
tuurverschil tussen de binnenlucht en de buitenlucht.

Toegankelijkheidssector: een gedeelte van een gebouw dat mede toegankelijk is voor
rolstoelgebruikers.

Uitwendige scheidingsconstructie: een uitwendige scheidingsconstructie is een construc-


tie die de scheiding vormt tussen een voor mensen toegankelijke besloten ruimte van een gebouw
en de buitenlucht, de grond of het water, waaronder begrepen de op die constructie aansluitende
delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op het voldoen van die
scheidingsconstructie aan een bij of krachtens het besluit gegeven voorschrift.

Veiligheidstrappenhuis: trappenhuis waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert en


dat in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet-besloten ruimte.

Verblijfsgebied: gedeelte van een gebruiksfunctie met ten minste een verblijfsruimte, bestaan-
g
de uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een 267

toiletruimte, een badruimte, een technische ruimte of een verkeersruimte.

Verblijfsruimte: ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een
gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

Verbouwen: verbouwen is het geheel of gedeeltelijk veranderen, vernieuwen of vergroten van


een bestaand gebouw.

Verkeersroute: route die begint bij een toegang van een ruimte, uitsluitend voert over vloeren,
trappen of hellingbanen en eindigt bij de toegang van een andere ruimte.
www.bouwstandaard.nl

Verkeersruimte: ruimte anders dan een ruimte in een verblijfsgebied, een toiletruimte, een
badruimte of een technische ruimte, bestemd voor het bereiken van een andere ruimte.

Vloeroppervlakte: de vloeroppervlakte is de op vloerniveau gemeten oppervlakte van een


gebied of sector of, al dan niet een deel van, een ruimte.

Vluchtmogelijkheid: een vluchtmogelijkheid is een van rook gevrijwaarde route uitsluitend


voerend over een of meer vloeren, trappen of hellingbanen, langs welke route het aansluitende
terrein kan worden bereikt zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten
worden geopend.

Vluchttrappenhuis: trappenhuis waardoor een rookvrije vluchtroute voert.

Vluchtweg: een vluchtweg is een van brand gevrijwaarde vluchtmogelijkheid die uitsluitend door
een of meer verkeersruimten voert.

Vrije doorgang: de vrije doorgang heeft betrekking op de afstand in horizontale richting tussen
tegenover elkaar gelegen bouwdelen van een opening of doorgang. De kortste verbindingslijn die
binnen de doorgang in het horizontale vlak kan worden getrokken, is maatgevend voor de vrije
doorgang.

Vrije hoogte: de vrije hoogte is de verticale afstand tussen een vloer of het aansluitende
terrein en de onderkant van het laagste daarboven gelegen constructie-onderdeel.

Vrije vloeroppervlakte: vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van ten
minste 2,3 m voor een woonfunctie niet zijnde een woonfunctie van een woonwagen en tenminste
2,1 m voor een andere gebruiksfunctie.

Waterdichtheid: waterdichtheid is het vermogen van een constructie om te verhinderen dat


water door de grenslaag heen kan.

Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo): de weerstand tegen


branddoorslag en brandoverslag tussen twee besloten ruimten is de tijd die een brand nodig heeft
voor de uitbreiding van de ene ruimte naar de andere ruimte.

g Weerstand tegen rookdoorgang: de weerstand tegen rookdoorgang tussen twee besloten


268 ruimten is de tijd gedurende welke de scheidingsconstructie tussen twee ruimten - inclusief
deuren, openingen, doorvoeringen en aansluitingen - weerstand biedt aan de rookverspreiding
tussen de beschouwde ruimten in de beschouwde richting onder normale omstandigheden.

Woongebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw waarin twee of meer woonfuncties liggen
die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersroutes.

Woonwagen: een woonwagen is een wagen die voortdurend of nagenoeg voortdurend als
woning wordt gebezigd of daartoe is bestemd.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

2 Milieuzorg

Inhoud

Inleiding 270

2.1 De zorg voor het milieu 270


2.2 De milieuwetten nader toegelicht 270
2.2.1 Wet milieubeheer (Wm) 270
2.2.2 Wet bodembescherming (Wbb) 271
2.2.3 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvow) 272
2.2.4 Grondwaterwet (Gww) 272
2.2.5 Provinciale Integrale Milieuverordening (PMV) 272
2.2.6 Wet Milieugevaarlijke Stoffen (Wms) 272
2.2.7 Wet Afvalwater 272
2.2.8 Besluiten met betrekking tot asbest 273
2.2.9 Belangrijkste wetgeving voor het oprichten 274
en/of in werking hebben van een inrichting
2.2.10 Belangrijke wetgeving voor bouwactiviteiten 275
2.2.11 Bodemverontreiniging 275
2.2.12 Bouwstoffenbesluit 276

2.3 Procedures bij milieuvergunningen 276


2.3.1 De milieubeheervergunning 276
2.3.2 De lozingsvergunning 277
2.3.3 De vergunning Wvow 277
2.3.4 De grondwatervergunning 277
2.3.5 Aanvragen van vergunningen 278

2.4 Afval op de bouwplaats 280


2.4.1 Wettelijk kader 280
2.4.2 De praktijk 280

2.5
2.5.1
Duurzaam Bouwen
Modellen
281
282
g
2.5.2 Duurzaam Bouwen en de overheid 282 269

2.5.3 Het Nationaal Pakket 283


2.5.4 Bouwbesluit 283
2.5.5 Duurzaam Bouwen en bouwbegeleiding 283

2.6 De Energieprestatienorm (EPN) 284


2.6.1 Wettelijke grondslag 284
2.6.2 De EPN inhoudelijk 284
2.6.3 EPN en bouwbegeleiding 285
www.bouwstandaard.nl

Inleiding

De wetgeving op het gebied van de milieuzorg is zeer complex. Vanuit meerdere ministeries
zijn er voorschriften die van toepassing kunnen zijn op de realisatie van een bouwwerk. Voor de
uitvoeringsfase gelden bepaalde wetten en besluiten, maar minstens zo belangrijk is de gebruiks-
fase van het tot stand te brengen bouwwerk. Er zal eerst toestemming moeten worden verkregen
voor het uitoefenen van de bewuste activiteiten in het tot stand te brengen bouwwerk, met alle
milieu-aspecten die daarbij spelen, vóórdat er een bouwvergunning mag worden afgegeven.

Voor een groeiend aantal sectoren wordt de wetgeving specifiek toegesneden in zogenaamde
AMvB’s, Algemene Maatregelen van Bestuur. Door aan de voorschriften te voldoen die hierin
zijn opgenomen kan vaak worden volstaan met meldingen in plaats van vergunningaanvragen,
waardoor de toestemming om te mogen bouwen of verbouwen veel sneller tot stand komt.

In dit hoofdstuk worden onder andere de verschillende wetten en vergunningen behandeld,


waarmee men in de bouwwereld in aanraking kan komen. Daarnaast is een aantal checklisten
en overzichten opgenomen. Tot slot worden enkele specifieke thema’s toegelicht.

2.1 De zorg voor het milieu

De voornaamste wet op het gebied van de zorg voor het milieu in relatie tot het bouwproces is de
Wet milieubeheer.

Daarnaast zijn er nog andere wetten zoals de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de


Grondwaterwet, de Wet op de waterhuishouding, de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Wet
geluidhinder. Als afgeleide van de wetten zijn er nog vele besluiten waarin aanvullende eisen en
uitzonderingen worden gesteld, zoals het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Wet milieubeheer
en het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer. Tot slot kan er nog door provinciale en
gemeentelijke overheden en andere instellingen die van overheidswege zijn belast met het beheer
van bijvoorbeeld de waterschappen, nadere regelgeving worden voorgeschreven, bijvoorbeeld in
gemeentelijke verordeningen.

De beste manier om na te gaan óf er vergunningen zijn vereist voor een bouwwerk en zo ja, welke
dat zijn en welke gegevens daarbij moeten worden opgegeven, is om in een vroeg stadium contact

g op te nemen met de gemeente waar het bouwwerk zal worden opgericht. Zie ook de checklisten
in paragraaf 2.3.5 van dit hoofdstuk.
270 Bedrijven die volgens het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer niet vergunning-
plichtig zijn, kunnen nog wel meldingsplichtig zijn. Hiervoor zijn dan zogenaamde algemene
maatregelen van bestuur (AMvB’s) opgesteld conform artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.
Zie hiervoor ook weer paragraaf 2.3.5.

2.2 De milieuwetten nader toegelicht

2.2.1 WET MILIEUBEHEER (WM)


De Wet milieubeheer verbiedt het zonder vergunning in werking hebben, oprichten, veranderen of
de werking te veranderen van een inrichting, waarbij onder een inrichting wordt verstaan “elke
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

door een mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrij-
vigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht”.
De vergunningplicht geldt voor inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroor-
zaken. Voor welke inrichtingen dit exact geldt, is voorgeschreven in het ‘Inrichtingen- en vergun-
ningenbesluit milieubeheer’ (IVB). Het gaat hierbij om inrichtingen die aanzienlijke geluidsoverlast
produceren of bedrijfsmatig afvalstoffen produceren en afgeven aan bodem, lucht, water of riool.
Voor een aantal soorten inrichtingen zijn al besluiten opgesteld waarbij, door aan dat besluit te
voldoen, geen vergunning meer nodig is maar alleen een meldingsplicht geldt, bijvoorbeeld het
Besluit woon- en verblijfsgebouwen. Voor een overzicht hiervan, zie paragraaf 2.3.5.

2.2.2 WET BODEMBESCHERMING (WBB)


Enerzijds schrijft de Wbb de te treffen maatregelen voor om de bodem tegen ongewenste stoffen
en ongewenste structuurveranderingen te beschermen, anderzijds schrijft zij voor hoe reeds
vervuilde bodems moeten worden onderzocht en gesaneerd.
De Wbb is een kaderwet waarin voor concrete normen wordt verwezen naar algemene maatregelen
van bestuur.
De geldende besluiten waarnaar wordt verwezen zijn onder andere:
• Lozingenbesluit bodembescherming;
• Besluit opslaan in ondergrondse tanks;
• Besluit tankstations milieubeheer;
• Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen;
• Stortbesluit bodembescherming;
• Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming.

De Wbb vereist dat een geconstateerde bodemverontreiniging wordt gemeld bij het bevoegde
gezag, de burgemeester. Hij kan vervolgens aanwijzingen geven hoe er verder moet worden
gehandeld.
Op basis van de uitslag van een bodemonderzoek kan de onderzochte locatie in één van de
volgende risicocategorieën worden ingedeeld:
categorie A verwaarloosbaar risico
categorie A* aanvaardbaar risico
categorie B verhoogd risico
categorie C hoog risico
Als het onderzoek uitwijst dat de locatie in categorie B of C valt moeten er maatregelen worden
getroffen waardoor, na het treffen van die voorzieningen, indeling in minimaal categorie A* wordt
bereikt. Er mag dus worden gebouwd op licht verontreinigde grond zolang de gevonden veront-
reinigingen ‘aanvaardbaar’ zijn.
g
271

Op grond van het ‘Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen’ kan een bedrijf worden
verplicht een bodemonderzoek te laten uitvoeren. Als blijkt dat de bodem daadwerkelijk is vervuild,
zal er een saneringsonderzoek en een sanering volgen. De uitvoering hiervan geschiedt onder
verantwoordelijkheid van de provincie of één van de 4 grote steden (Amsterdam, Den Haag,
Rotterdam en Utrecht).

Schematisch voorgesteld kan een besluit tot saneren als volgt totstandkomen:
• er wordt verontreiniging geconstateerd of vermoed;
• er wordt een saneringsonderzoek ingesteld;
• er is sprake van ernstige verontreiniging (mogelijke risico’s voor mens, dier en plant);
www.bouwstandaard.nl

• er is sprake van urgentie (risico’s voor mens, dier en plant);


• er wordt een saneringsplan opgezet;
er kan vervolgens:
• ineens worden gesaneerd;
• gefaseerd worden gesaneerd.
Sanering kan pas plaatsvinden nadat het bevoegde gezag het saneringsplan heeft goedgekeurd.

2.2.3 WET VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN (WVOW)


De Wvow is van toepassing op lozingen van afvalstoffen in het oppervlaktewater. Deze wet regelt
de kwalitatieve aspecten van het oppervlaktewater. De Wet op de waterhuishouding (Wwh) regelt
de kwantitatieve aspecten van het oppervlaktewater, de waterstanden.

2.2.4 GRONDWATERWET (GWW)


Deze wet regelt alles met betrekking tot het grondwaterbeheer waaronder ook valt het onttrekken
van water aan de bodem (bronbemaling). Uit deze wet zijn diverse Algemene Maatregelen van
Bestuur voortgekomen, zoals het Lozingsbesluit bodembescherming, Infiltratiebesluit bodem-
bescherming en het Stortbesluit bodembescherming. Indien men water aan de bodem wil onttrek-
ken of water wil infiltreren dan zal men bij Gedeputeerde Staten een vergunning moeten aanvragen.
Voor aquifers (warmte- en koudeopslag in de bodem door middel van putten) geldt dus ook dat er
een vergunning moet worden aangevraagd. Hierbij kan het zijn dat er voorwaarden worden
gesteld aan de kwaliteit van het water dat in de bodem wordt opgeslagen. De verstrekte vergunning
kan een tijdelijk karakter hebben en er kunnen voorwaarden worden gesteld zoals de maximaal te
onttrekken hoeveelheid water of de diepte vanwaar de onttrekking plaatsvindt.
Provincies beschikken over een grondwaterverordening waarin die gevallen van wateronttrekking
worden vermeld waarvoor geen vergunning nodig is.

2.2.5 PROVINCIALE INTEGRALE MILIEUVERORDENING (PMV)


Vanuit de Wet milieubeheer is elke provincie verplicht een milieubeleidsplan op te stellen ten aanzien
van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Hierop gebaseerd dienen de provincies een
PMV vast te stellen waarbij voorschriften worden gegeven voor ontdoeners, inzamelaars, trans-
porteurs en be- en verwerkers van bedrijfsafvalstoffen, ingezamelde of afgegeven huishoudelijke
afvalstoffen alsmede gevaarlijke afvalstoffen. Tijdens de bouwfase is de bouwer degene die het
bedrijfsafval produceert, in de gebruiksfase van een bouwwerk is dat de gebruiker.

2.2.6 WET MILIEUGEVAARLIJKE STOFFEN (WMS)

g In de Wms worden voorschriften gegeven voor het importeren, vervaardigen en gebruik van
stoffen met direct gevaar voor mens en milieu. De hieraan verwante Wet vervoer gevaarlijke
272 stoffen (Wvgs) regelt het transport, verpakking e.d. van deze gevaarlijke stoffen.

2.2.7 WET AFVALWATER


Voorschriften met betrekking tot het lozen op het riool van huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwa-
ter worden gegeven vanuit de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Vanuit deze wetten zijn onder andere de volgende AMvB’s van kracht:
• Besluit lozingsvoorschriften niet-inrichtingen milieubeheer;
• Lozingenbesluit Wvow huishoudelijk afvalwater;
• Lozingenbesluit Wvow stedelijk afvalwater.
Deze voorschriften staan ook wel bekend onder de naam Wet Afvalwater. De vergunning om te
mogen lozen op het riool wordt geïntegreerd in de milieubeheervergunning. Voor bedrijven die
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

vallen onder een AMvB zijn de voorwaarden voor lozing daarin opgenomen.
Omdat de wetten van verschillende overheidsinstanties uitgaan (ministeries van VROM en
Verkeer en Waterstaat) bestaat er een coördinatieconstructie die inhoudt dat de vergunning-
aanvraag gelijktijdig op beide wetten moet worden beoordeeld waarbij wederzijds advies wordt
uitgebracht.

2.2.8 BESLUITEN MET BETREKKING TOT ASBEST


Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet
In het Arbobesluit (hoofdstuk 4, afdeling 5: Asbest) wordt het beroepsmatig bewerken, verwerken
of in voorraad houden van asbest of asbesthoudende producten verboden. Uitzonderingen hierop
zijn onder andere het slopen van asbest, het onderhouden of repareren van asbesthoudende
producten en het verwerken van afval. Noodzakelijke asbesttoepassing is uitsluitend toegestaan
met een ontheffing die slechts wordt verleend als er geen asbestvrije alternatieven zijn voor de
betreffende toepassing of als het niet mogelijk is minder schadelijke alternatieven te gebruiken.
Het besluit is van toepassing op werkgevers, werknemers en zelfstandige ondernemers. Er zijn
strenge regels voor het slopen opgenomen. Bij het besluit horen een aantal ministeriële regelingen.
De Arbeidsinspectie ziet toe op de naleving.
Voor het slopen van een asbesthoudende constructie moet bij de gemeente een sloopvergunning
worden aangevraagd. Tevens moet de Arbeidsinspectie worden ingelicht. Er dient deskundig
toezicht te zijn.

Warenwetbesluit asbest
Dit besluit regelt dat asbestbevattende producten slechts asbestvezels mogen bevatten die ieder
voor zich blijvend hecht zijn gebonden. Daarnaast wordt voorgeschreven op welke wijze asbestbe-
vattende producten moeten worden geëtiketteerd.

Asbestverwijderingsbesluit
Dit besluit beoogt de verspreiding van asbest naar het milieu tijdens de sloop te beperken. Het
besluit bevat voorschriften voor het verwijderen en afvoeren van asbest uit bouwwerken en voor
het verwijderen van asbest uit objecten als beroeps- of bedrijfsmatige bezigheid. Een object is
een apparaat, transportmiddel, constructie of installatie, maar geen bouwwerk in de zin van de
Woningwet. De voorschriften voor het verwijderen van asbest uit bouwwerken staan in een
gemeentelijke bouwverordening. De Inspectie voor de Milieuhygiëne, de gemeente en de Arbeids-
inspectie zien toe op de naleving.
Voor het verwijderen van asbest moet toestemming aan B&W worden gevraagd. Stelt B&W dat
een sloopvergunning nodig is dan dient een slooprapport te worden opgesteld.
De sloop van asbest mag alleen worden gedaan door een deskundig asbestverwijderingsbedrijf.
g
Dit bedrijf dient te beschikken over een ‘deskundig toezichthouder asbestsloop’ en een KOMO- 273

procescertificaat ‘asbestverwijdering’.

Asbestbesluit milieubeheer
Dit besluit stelt voorschriften aan de uitstoot van asbest in de lucht door bedrijven die vallen
onder de werking van de Wet milieubeheer. De gemeente of provincie die de vergunning verleent
op basis van de Wet milieubeheer ziet tevens toe op de naleving.

Regeling met betrekking tot grenswaarden voor asbest Wet verontreiniging


oppervlaktewateren
Deze regeling stelt voorschriften aan het lozen van asbesthoudend afvalwater door bedrijven die
www.bouwstandaard.nl

asbest produceren, vervaardigen of industrieel afwerken. Op de naleving van de regeling ziet de


beheerder van het betreffende oppervlaktewater toe: het Rijk, de provincie, vaak gedelegeerd aan
waterschappen.

Europese Afvalstoffenlijst (Eural)


De Eural heeft in 2002 de BAGA (Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen) vervangen. Nog niet al
het asbesthoudend afval wordt momenteel als gevaarlijk afval aangemerkt; uitzonderingen betreffen
bijvoorbeeld afvalstoffen waarbij de asbestconcentratie kleiner is dan 5 g/kg en asbesthoudende
remblokken en koppelingsplaten uit voertuigen. Overigens moet dit asbesthoudend afval wel worden
verpakt in stevig en niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal met daarop een vermelding van
het feit dat het afval asbest bevat.

Stortbesluit bodembescherming
In dit besluit wordt onder meer bepaald dat asbestbevattende afvalstoffen:
• zodanig moeten worden gestort dat asbestvezels niet kunnen vrijkomen;
• zodanig moeten worden behandeld, verpakt of afgedekt dat er geen asbestvezels in het milieu
terecht kunnen komen;
• door het treffen van voorzieningen niet met andere afvalstoffen worden vermengd;
• zodanig moeten worden gestort dat het afval kan worden teruggenomen zonder ingrijpende
aantasting van de bodem.
De vergunningverlener van de stortplaats (provincie of gemeente) neemt de bovengenoemde
voorschriften op in de vergunning en ziet toe op de naleving van het besluit.

2.2.9 BELANGRIJKSTE WETGEVING VOOR HET OPRICHTEN EN/OF IN


WERKING HEBBEN VAN EEN INRICHTING
Afhankelijk van het soort activiteiten dat in een inrichting plaatsvindt, moet de daarvoor vereiste
vergunning aan een of meerdere wetten, besluiten en verordeningen worden getoetst.

activiteit wet- en regelgeving


aanvraag bouwvergunning Woningwet, Bouwbesluit, bouwverordening
Wet milieubeheer
Wet Ruimtelijke Ordening, bestemmingsplan

milieuvergunning Wet milieubeheer

g onttrekken grondwater t.b.v. productieproces Grondwaterwet

274 lozing afvalwater op riolering Wet milieubeheer


Wet verontreiniging oppervlaktewateren

lozing op oppervlaktewater Wet verontreiniging oppervlaktewateren


Wet op de waterhuishouding

Er zijn voor de meeste vergunningen ook uitzonderingen waardoor er geen vergunning nodig is
maar kan worden volstaan met een melding.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

2.2.10 BELANGRIJKE WETGEVING VOOR BOUWACTIVITEITEN

activiteit bevoegd gezag wet- en regelgeving

bouwen in waterwin- of stiltegebied, gemeente provinciale verordening


grondwater- of bodembeschermingsgebied o.g.v. Wbb, Gww, Wm

aanleg van grote woningbouwlocaties, provincie milieu-effectrapport


grote industrieën, spoorwegen, (MER) o.g.v. Wm
luchtvaartterreinen, grote recreatieve
voorzieningen

onttrekken van grondwater bij ontwatering provincie Gww


of afwatering van gronden

afvalwater op de bouwplaats lozen op riolering provincie of gemeente Wm, AMvB

afvalwater op de bouwplaats lozen Rijkswaterstaat Wvow


op oppervlaktewater of provincie

geluidsproductie op de bouwplaats gemeente Wet geluidhinder, Wm,


gemeentelijke
verordeningen

werkzaamheden op de bouwplaats die tot gemeente Wbb


bodemverontreiniging kunnen leiden

bewaren van propaan in de bouw en opslag gemeente Wm


van goederen

afgifte van chemische afvalstoffen en min. VROM Wm, hoofdstuk Afvalstoffen


afgewerkte olie (aan vergunninghouder)
of het in de bodem brengen ervan

verwijdering niet-chemische afvalstoffen gemeente gemeentelijke en/of


(bouw- en sloopafval) of provincie provinciale verordeningen
g
selectief slopen, scheiden en gescheiden gemeente Woningwet (Bouwbesluit 275

afvoeren van bouw en/of sloopafval of provincie en-verordening)

reparatie- of onderhoudswerkzaamheden gemeente asbestbesluit Arbowet,


aan asbest, slopen of verwijderen van asbest verwijderingsbesluit
asbest

2.2.11 BODEMVERONTREINIGING
Bij een aanvraag voor een bouw- of milieuvergunning kan het bevoegd gezag, doorgaans de
gemeente, een bodemonderzoek eisen. Als reden kan hiervoor worden aangevoerd de aard van
de activiteiten die zullen gaan worden uitgevoerd of de verwachting dat de bodem al vervuild zou
www.bouwstandaard.nl

kunnen zijn. De resultaten van het onderzoek worden vastgelegd en aangeduid als de nulsituatie.
De gevonden resultaten hebben een beperkte geldigheidsduur, maximaal 5 jaar.
De gevonden hoeveelheden aanwezige stoffen worden vergeleken met de waarden zoals die zijn
vermeld in de ‘Circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering’ welke begin 2000
door VROM is gepubliceerd. Afhankelijk daarvan wordt door het bevoegd gezag (gemeente of
provincie) bepaald of er moet worden gesaneerd. Indien dit het geval is, zal er een nader onder-
zoek worden ingesteld om de noodzaak en urgentie exact vast te stellen.
Het saneren kan op verschillende wijzen plaatsvinden:
• door de grond af te graven en te reinigen of te storten;
• door de grond te ‘spoelen’ door grondwater of bodemlucht te onttrekken of in te brengen;
• door isolatie van de verontreinigde grond met bijvoorbeeld damwanden en folielagen;
• door de grondwaterbeweging te controleren en verspreiding te voorkomen.
De mate van verontreiniging bepaalt de hoogte van de kosten die met de reiniging gepaard gaan.
Stijgen deze kosten boven de € 120,–/ton dan wordt de grond geacht niet economisch rendabel
te reinigen te zijn.

2.2.12 BOUWSTOFFENBESLUIT
Het Bouwstoffenbesluit (voluit: Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming)
is gebaseerd op de Wet bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Dit besluit richt zich op het gebruik van grond, steenachtige materialen zoals baksteen en beton
(denk ook aan dakpannen, tegels) maar ook asfalt, bitumineuze dakbedekkingen en ophoogzand
waarbij sprake is van een mogelijk contact met grond- of oppervlaktewater. Er worden regels
gesteld om te voorkomen dat het grond- of oppervlaktewater vervuild zou raken met stoffen
uit die materialen doordat ze uitspoelen en worden meegevoerd door dat water.
Praktisch gevolg van dit besluit is dat deze bouwmaterialen in de toekomst niet mogen worden
gebruikt zonder voorafgaande partijkeuring of certificaat.
Indien grond wordt ontgraven bestaan er enkele mogelijkheden:
• de grond is schoon en mag onbeperkt worden gebruikt: deze kwaliteit komt in Nederland
nauwelijks voor;
• de grond is licht verontreinigd: saneren is niet nodig, maar toepassing is beperkt. Keuring en
melding zijn verplicht en bij gebruik moet deze grond geïsoleerd van de overige grond worden
aangebracht, bijvoorbeeld door eerst folie te plaatsen;
• de grond is ernstig vervuild: deze grond moet worden gereinigd of afgevoerd naar een regionale
vuilstortplaats.

g Omdat het toezicht op naleving van dit besluit bij de gemeente ligt, kunnen er lokaal interpreta-
tieverschillen zijn ten aanzien van de hoeveelheden grond waarvoor deze regels gaan gelden.
276

2.3 Procedures bij milieuvergunningen

Voor alle milieuvergunningen geldt dat de beste manier om te achterhalen of vergunningen


benodigd zijn, is om hierover in een vroeg stadium contact op te nemen met de gemeente.

2.3.1 DE MILIEUBEHEERVERGUNNING
De aanvraag voor een milieubeheervergunning wordt getoetst aan de Wet milieubeheer waarin
verschillende milieubedreigende activiteiten worden geregeld, zoals geluidshinder, luchtverontrei-
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

niging, chemische en bedrijfsafvalstoffen. Het soort bedrijven dat deze vergunning moet aanvragen
is genoemd in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit.
De vergunning wordt door de gemeente afgegeven, tenzij de gevolgen voor het milieu rigoureus
kunnen zijn. In dat geval is de provincie het bevoegd gezag.
Binnen 12 weken na indiening van de aanvraag wordt een ontwerpbesluit opgesteld en ter inzage
gelegd bij de gemeente. Dit wordt openbaar gemeld.
Binnen 4 weken kunnen schriftelijke reacties worden ingediend.
Het definitieve besluit dient binnen 26 weken na de indiening te worden genomen.
Binnen 6 weken na het definitieve besluit kan daartegen weer beroep worden ingesteld.
Inmiddels zijn er voor een groeiend aantal soorten bedrijven Algemene Maatregelen van Bestuur
(AMvB) opgesteld waardoor, indien daaraan wordt voldaan, geen milieubeheervergunning hoeft
te worden aangevraagd. Voor circa 75% van de bedrijven geldt al dat zij onder een dergelijke
AMvB vallen.

2.3.2 DE LOZINGSVERGUNNING
De lozingsvergunning is vereist indien men grote hoeveelheden water wil lozen op of wil onttrekken
aan het oppervlaktewater (resp. meer dan 5.000 m3 per uur of 100 m3 per uur). De aanvraag wordt
door het ministerie van Verkeer en Waterstaat getoetst aan de Wet op de waterhuishouding (Wwh).
In deze wet wordt de kwantiteit van het oppervlaktewater geregeld.
De doorlooptijd bij de aanvraag voor een lozingsvergunning bedraagt normaal gesproken 8 weken.
Indien er bezwaar en/of beroep wordt aangetekend kan dit tot maximaal 6 maanden uitlopen.
Door provincie, gemeente en waterschap worden de normen doorgaans scherper gesteld. Deze
normen verschillen per locatie erg veel. Bij de gemeente of provincie kan aanvullende informatie
worden aangevraagd.
Lozen op het riool wordt geregeld in de milieubeheervergunning en in AMvB’s. Hierin wordt gekeken
naar de schadelijkheid van het voortgebrachte afvalwater.

2.3.3 DE VERGUNNING WVOW


De vergunning op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvow) is vereist indien
men op, in of in de nabijheid van oppervlaktewater werkzaam is en de kans bestaat op verontrei-
niging van dat oppervlaktewater.
Deze vergunning wordt afgegeven door het ter plaatse bevoegd gezag, bijvoorbeeld de gemeente,
het waterschap, de provincie of het Rijk.
De doorlooptijd van de aanvraagprocedure bedraagt normaal gesproken 6 maanden. Indien er
beroep wordt aangetekend kan dit tot 18 maanden uitlopen.

2.3.4 DE GRONDWATERVERGUNNING
g
De grondwatervergunning wordt getoetst aan de Grondwaterwet waarin het onttrekken van of 277

het infiltreren in grondwater wordt geregeld.


Deze vergunning wordt afgegeven door de provincie als beheerder van het grondwater.
De doorlooptijd van deze aanvraagprocedure bedraagt normaal gesproken 6 maanden. Indien er
beroep tegen de beslissing wordt aangetekend kan dit maximaal tot 18 maanden uitlopen.
De norm voor het moeten aanvragen ligt bij een limiet van 10 m3 grondwateronttrekking per uur
voor bedrijven en permanente inrichtingen. Vrijstelling kan onder andere worden verkregen voor
het drooghouden van een bouwput gedurende maximaal 6 maanden én een maximum van 100.000 m3
per maand en noodvoorzieningen. Hiervoor geldt wel een meldingsplicht.
www.bouwstandaard.nl

2.3.5 AANVRAGEN VAN VERGUNNINGEN


In onderstaand schema is af te lezen of er vergunningen moeten worden aangevraagd op basis
van de Wm en de Wvow of dat er kan worden volstaan met een melding.

Noot 1: inrichting volgens de Wet milieubeheer: ‘elke door de mens bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere
begrenzing pleegt te worden verricht’.
Noot 2: het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit geeft aan in welke categorie de inrichting valt en
wie het bevoegde gezag is.
Noot 3: de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, artikel 1.1: ‘het is verboden zonder vergun-
ning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigde of schadelijke stoffen, in welke
vorm dan ook, in oppervlaktewateren te brengen’.

g Noot 4: zie onderstaande lijst met Algemene Maatregelen van Bestuur


Noot 5: zie onderstaande Checklist Aanvraag Milieubeheervergunning
278

Lijst van AMvB’s volgens artikel 8.40/8.44 van de Wet milieubeheer


• Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer
• Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer
• Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer
• Besluit LPG-tankstations milieubeheer
• Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer
• Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer
• Besluit tankstations milieubeheer
• Besluit textielreinigingsbedrijven milieubeheer
• Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

• Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer


• Besluit tandartspraktijken milieubeheer
• Besluit glastuinbouw
• Vuurwerkbesluit

Checklist aanvraag Milieubeheervergunning

1 Algemene gegevens
Naam, adres en woonplaats en rechtsvorm van de aanvrager

2 Gegevens betreffende de inrichting


Vestigingsplaats en kadastrale gegevens van de inrichting
Beschrijving van de activiteiten in de inrichting
Situatieschets en plattegronden van de inrichting

3 Soort vergunning die wordt aangevraagd


Oprichting van een inrichting
Verandering van een inrichting
Tijdsduur waarvoor de vergunning wordt aangevraagd
De activiteiten waarop de vergunning betrekking heeft

4 Beschrijving producten
De grond- en hulpstoffen en halffabrikaten en eindproducten
Beschrijving productieproces en daaruit voortkomende emissies
Beschrijving opslag qua aard en aantallen
Beschrijving transport en overslag
Frequentie van handelingen
Productiegrootte en verwerkingscapaciteit
Beschrijving geplande ontwikkelingen
Beschrijving gebouw en installaties
Beschrijving werktijden

5 Opgave milieuaspecten bedrijfsvoering


Milieubelasting bij normale bedrijfsvoering en storingen
Geplande maatregelen ter beperking van de milieubelasting
Emissie naar water en lucht
Geluidbelasting
g
Gevaarlijke en niet-gevaarlijke afval- en reststoffen 279

Bodembedreigende activiteiten en preventieve maatregelen


Energieverbruik en besparingsmaatregelen

6 Afstemming met andere regelgeving


Afstemming met de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Afstemming met de Provinciale integrale Milieuverordening
Bouwvergunning
Kernenergiewet
Grensoverschrijdend transport afvalstoffen
www.bouwstandaard.nl

7 Vaststellen wie bevoegd is


Gemeente, provincie en bij uitzondering ministerie VROM
Ondertekening door aanvrager
Ontvangstbevestiging vragen en gewenst aantal kopieën

2.4 Afval op de bouwplaats

Als we ergens veel containers zien staan, is dat wel bij bouwplaatsen. En inderdaad, tijdens het
bouwen van een project komt veel afval vrij. Zeker als er vooraf ook nog sloopwerkzaamheden
moeten worden verricht. Het afvoeren van bouwafval is een eerste verantwoordelijkheid van de
bouwbedrijven. Toch is het voor de bouwbegeleiders van belang te weten hoe dit proces wettelijk
is geregeld. Met deze kennis is weer een gerichte begeleiding mogelijk.

2.4.1 WETTELIJK KADER


Voor een beter begrip wordt in het kort aangegeven hoe momenteel door de overheid tegen de
afvalproblematiek wordt aangekeken. Zo wordt in de Wet milieubeheer met betrekking tot het
vrijkomen en verwijderen van afvalstoffen de volgende voorkeur uitgesproken:
• preventie (terugdringen hoeveelheid en gebruik minder belastende stoffen);
• hergebruik (complete producten, materialen en grondstoffen);
• verbranden (met/zonder energie-omzetting);
• storten.

Daarnaast worden in de Wet milieubeheer de volgende soorten afval onderscheiden:


• huishoudelijke afvalstoffen, deze komen vrij bij particuliere huishoudens;
• afvalwater, dit komt vrij wanneer water wordt geloosd (dus bijvoorbeeld bij bronbemaling);
• autowrakken (spreekt voor zich);
• gevaarlijke afvalstoffen, dit zijn afvalstoffen die als zodanig zijn aangewezen in de Eural, de
Europese Afvalstoffenlijst;
• bedrijfsafvalstoffen, als afvalstoffen niet onder een van de vorige categorieën vallen is het
bedrijfsafval.

Bouw- en sloopafval vallen onder deze laatste twee categorieën. Voor de inzameling en verwijdering
hiervan zijn in de zogeheten ‘verordening bedrijfsafvalstoffen’ bepalingen opgenomen. Deze

g bepalingen kunnen per gemeente verschillen. Formeel kan een scheiding tussen chemisch en niet-
chemisch afval worden vereist. Een verdere scheiding kan niet dwingend worden voorgeschreven.
280 Overigens worden recyclebare stoffen niet als bedrijfsafval gekenmerkt en gelden de bepalingen
in voornoemde verordeningen hiervoor niet, mits ze gescheiden zijn ingezameld.

2.4.2 DE PRAKTIJK
De bouwer moet in het V&G-plan aangeven hoe hij het afval denkt te gaan scheiden. Voor bouw-
en houtbedrijven is een Algemene Maatregel van Bestuur op basis van artikel 8.40 uit de Woning-
wet geschreven, waarin is voorgeschreven dat de afvalstoffen moeten worden gescheiden in
recyclebare stoffen (hout, textiel, kunststof, metaal, papier- en karton, glas), wit- en bruingoed,
overige afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Overige afvalstoffen
Voor de overige afvalstoffen geldt dat voor de verwijdering ervan moet worden voldaan aan de
bepalingen uit de provinciale verordening. Hierin wordt onder andere gesteld dat er een ontheffing
moet worden aangevraagd om het afval af te voeren, dat het afval alleen aan een inzamelaar of
verwerker mag worden afgegeven die daarvoor een vergunning heeft en dat er voor bepaalde
soorten afval een registratie moet worden bijgehouden. De tekst van deze provinciale verordening
is bij de betreffende provincie op te vragen.

Gevaarlijke afvalstoffen
In de Eural, de Europese Afvalstoffenlijst, worden ongeveer 800 afvalcategorieën gekwalificeerd
en als gevaarlijk of ongevaarlijk bestempeld. Deze lijst is onderverdeeld naar aanleiding van het
proces dat de afvalstof voortbrengt, bijvoorbeeld bouw- en sloopafval. Daarnaast bestaan er nog
zogenaamde complementaire categorieën. Afvalstoffen die hierin worden ondergebracht, kunnen
als gevaarlijk worden gekwalificeerd als er zich in de totale afvalstof een of meerdere gevaarlijke
stoffen bevinden boven bepaalde grenswaarden in gewichtspercentages. Een afvalstof kan dus uit
meerdere stoffen bestaan.
Bij de definitie van gevaarlijke stoffen wordt gekeken naar het mogelijke gevaar dat de stof heeft
voor mens of milieu: ontplofbaar, oxiderend, ontvlambaar, irriterend, schadelijk, vergiftig, kanker-
verwekkend, corrosief, infectueus, terageen of mutageen (niet en wel erfelijke mutaties tot gevolg
hebbende), vergiftige gassen ontwikkelend in contact met water, lucht of zuur of na verwijdering
uit een andere stof óf stoffen die schade aan het milieu toebrengen, direct of op langere termijn.

2.5 Duurzaam bouwen

Bouwen is een bezigheid die het milieu belast. Om de gevolgen voor het milieu te beperken zijn er
twee mogelijkheden: minder bouwen of minder belastend bouwen.

Eén van de manieren waarop het milieu minder wordt belast door de bouw is volgens het Nationaal
Pakket Duurzaam Bouwen Woningbouw of kortweg DuBo. Dit is opgezet door een groot aantal
organisaties uit de bouwbranche (waaronder de BNA, NVB, NVOB, ONRI, VNI, VNG en GIW).
Dit initiatief is inmiddels een aantal malen herzien en wordt door het ministerie van VROM gesteund.

Duurzaam bouwen verschilt van het traditionele bouwen doordat er in alle fases, van initiatief tot
sloop, rekening wordt gehouden met de consequenties die keuzes hebben voor het milieu. Deze
consequenties hebben betrekking op het uitputten van grondstoffen, het aantasten van het milieu
of het verontreinigen van bodem, water en lucht. De te maken keuzes liggen op het gebied van
g
materialen, energiegebruik, water, kwaliteit van het binnenmilieu. 281

Enige voorbeelden vanuit DuBo in relatie tot de bouwfases:

Initiatieffase:
• realiseer een energieprestatie die beter is dan de eis in het Bouwbesluit.
Voorbereidingsfase:
• pas geïntegreerde buitenzonwering toe bij intensief gebruik passieve zonne-energie.
Aanbestedingsfase:
• het bespreekbaar maken van alternatieve voorstellen van de aannemer in relatie tot DuBo.
www.bouwstandaard.nl

Uitvoeringsfase:
• het gescheiden afvoeren van bouwafval.
Exploitatiefase:
• pas beheer op afstand toe, bijvoorbeeld bij kantoren.

2.5.1 MODELLEN
Om de milieubelasting van afzonderlijke materialen te bepalen zijn verschillende modellen ontwikkeld.
De voorlopers van deze modellen gingen vooral uit van het onderling vergelijken van alternatieven,
de zogenaamde classificatiemodellen. Deze classificatiemodellen zijn zeer bruikbaar gebleken en
worden nog veel toegepast in planvoorschriften.

Moderne modellen gaan meer uit van een wetenschappelijk gegrond onderzoek waarin alle
energie en milieubelasting vanaf winning tot en met vernietiging van het bouwmateriaal wordt
gewogen: de zogenaamde LevensCyclus Analyse (LCA).
Bij materiaalkeuzes wordt bijvoorbeeld gekeken naar alternatieve, duurzamere en recyclebare
materialen en afvalbeperking door te prefabriceren.
Bij energiegebruik moet worden gedacht aan het besparen van fossiele brandstoffen door beter
gebruik te maken van isoleren, toepassen van efficiëntere technieken en aanspraak te maken op
duurzame bronnen.
Bij water moet worden gedacht aan het verminderen van het gebruik, hergebruik van hemelwater
voor toiletspoeling en voorkomen van uitdroging van de bodem door hemelwater niet op het riool
te lozen.
Bij de kwaliteit van het binnenmilieu moet worden gedacht aan het thermisch comfort, de lucht-
kwaliteit en het geluidsniveau.

Sommige zaken lijken tegenstrijdig, maar kunnen lijden tot innovatieve oplossingen. Om de
luchtkwaliteit te waarborgen wordt mechanisch geventileerd, maar daardoor wordt tevens warmte
afgezogen. Door in dit systeem vervolgens een warmtewisselaar aan te brengen, gaat de totale
kwaliteit alsnog omhoog.

2.5.2 DUURZAAM BOUWEN EN DE OVERHEID


Het gebruik van duurzame bouwmaterialen op zich heeft nog geen wettelijke grondslag. Wel kan
duurzaam bouwen worden voorgeschreven bij planontwikkeling. Dit kan door de verschillende
overheden; provincie, gemeenten of door andere (sociale) ontwikkelaars. Partijen kunnen ook
zelfstandig het initiatief nemen:

g • de opdrachtgever, uit persoonlijke overtuiging en om zich te profileren als milieubewust;


• de ontwikkelaar, die bij de verhuur of verkoop het milieu-aspect als marketing-argument
282 aanwendt.

Het streven om duurzaam te bouwen werkt de overheid uit door stimulering en ontwikkeling.
Stimulering vindt plaats door het geven van enkele subsidies, een fiscale regeling en het opzetten
van zogenaamde ‘voorbeeldprojecten’.
Ook ontwikkelde de overheid een plan van aanpak Duurzaam Bouwen. Dit plan van aanpak
resulteert in verschillende Nationaal Pakketten waarin we een concrete uitwerking van duurzaam
bouwen kunnen vinden.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

2.5.3 HET NATIONAAL PAKKET


Er bestaat een Nationaal Pakket Woningbouw, een Nationaal Pakket Utiliteitsbouw, een Nationaal
Pakket Duurzame Stedenbouw en een Nationaal Pakket GWW (Grond-, Weg- en Waterbouw).
In deze pakketten worden maatregelen genoemd die vallen onder de noemer Duurzaam Bouwen.
Deze maatregelen zijn verdeeld in vaste en in variabele maatregelen. Door bepaalde maatregelen
voor te schrijven is een methode van plantoetsing ontstaan.

Bij het maken van de keuze om duurzaam te bouwen wordt tegenwoordig gesproken over ‘ambitie-
niveaus’. Bij woningbouw gaat het om een basis- en een extra niveau, bij utiliteitsbouw om een
basis- en een plusniveau. Het basisniveau houdt in dat aan alle vaste maatregelen wordt voldaan,
het extra- of plusniveau schrijft ook een aantal variabele maatregelen voor. Momenteel is men
een systematiek aan het ontwikkelen om alle variabele maatregelen een weegfactor te geven
opdat ze onderling vergelijkbaar worden.

2.5.4 BOUWBESLUIT
In het Bouwbesluit is duurzaam bouwen vooral terug te vinden in de Energie Prestatie Normering.
Deze EPN wordt voortdurend aangescherpt. De EPN is vanuit het oogpunt van duurzaam bouwen
te zien als een methode waarbij de samengestelde materialen worden beoordeeld, niet alleen
vanuit het standpunt van energiehuishouden maar ook vanuit ecologisch standpunt.

Omdat het Bouwbesluit hét instrument is om maatregelen dwingend voor te schrijven, zullen in
de toekomst maatregelen uit het Nationaal Pakket doordruppelen in het Bouwbesluit. Het Bouw-
besluit kent een aantal voorschriften die uit het oogpunt van duurzaam bouwen van belang zijn.
Maar veel maatregelen uit het Nationaal Pakket zijn (nog) niet eenvoudig te vertalen op een wijze
die in het Bouwbesluit past.

Het opnemen van de maatregelen is namelijk alleen mogelijk indien dit past binnen de doelstelling
van het Bouwbesluit. Deze doelstelling is te bereiken door het formuleren in prestatie-eisen,
gelijkwaardige oplossingen toe te staan, niet meer te eisen dan strikt noodzakelijk is en een hoog
niveau van regeling voor te schrijven. Dit wordt onder meer ondersteund door het LCA-model.

2.5.5 DUURZAAM BOUWEN EN BOUWBEGELEIDING


Duurzaam bouwen krijgt steeds meer vorm en wordt een belangrijk aandachtspunt voor ontwerpers
en uitvoerders.

Voor de bouw zijn er nog weinig wettelijke verplichtingen aangaande duurzaam bouwen. Wel zijn
er in het Bouwbesluit eisen gesteld aan de EPN. Verder zijn er vooral maatregelen uit één van de
g
Nationale Pakketten die als voorwaarden kunnen gelden voor de uitvoering. 283

Voor de bouwbegeleider houdt dit in de uitvoeringsfase in dat er een ‘vertaling’ dient plaats te vinden
van DuBo-uitgangspunten zoals die aan een ontwerp ten grondslag kunnen liggen. Er dient voort-
durend aan de grondslagen van het duurzaam bouwen te worden getoetst. Tijdens de uitvoering
zullen gelijkwaardige alternatieven moeten worden beoordeeld.
www.bouwstandaard.nl

2.6 De energieprestatienorm (EPN)

2.6.1 WETTELIJKE GRONDSLAG

De wettelijke grondslag voor de EPN ligt in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit verwijst hiervoor naar
2 normen, te weten:
• NEN 5128 Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen. Bepalingsmethode;
• NEN 2916 Energieprestatie van utiliteitsgebouwen. Bepalingsmethode.
Aansluitend daarop zijn door het NEN computerprogramma’s ontwikkeld waarmee de EPN kan
worden berekend:
• NPR 5129 Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen. Rekenprogramma;
• NPR 2917 Energieprestatie van utiliteitsgebouwen. Rekenprogramma.
Afhankelijk van de gebruiksfunctie worden in het Bouwbesluit grenswaarden aangegeven voor de
energieprestatiecoëfficiënt (EPC).
De energieprestatiecoëfficiënt is een getalwaarde die met één getal aangeeft hoe een gebouw-
functie presteert op het gebied van energie. Met de introductie van het Bouwbesluit 2003 en de
overgang van gebouw-gerelateerde eisen naar functie-gerelateerde eisen zijn de waarden voor de
EPC aangepast. In onderstaand tabelletje zijn de waarden aangegeven.

Soort functie EPC tot 01-01-2003 EPC vanaf 01-01-2003


Woonfunctie 1,0 1,0
Bijeenkomstfunctie 2,4 2,2
Celfunctie 2,2 1,9
Gezondheidszorgfunctie:
• voor aan bed gebonden patiënten 3,8 3,6
• overige gezondheidszorgfunctie 1,8 1,5
Industriefunctie geen eis geen eis
Kantoorfunctie 1,6 1,5
Logiesfunctie:
• onverwarmd, niet in een logiesgebouw geen eis geen eis
• verwarmd, niet in een logiesgebouw 2,1 1,4
• wel gelegen in een logiesgebouw 2,1 1,9
Onderwijsfunctie 1,5 1,4
Sportfunctie 2,2 1,8
Winkelfunctie 3,5 3,4

g 2.6.2 DE EPN INHOUDELIJK


284 De Energieprestatiecoëfficiënt is een dimensieloze grootheid. Bij de berekening worden niet
alleen bouwkundige maar ook installatietechnische keuzes meegenomen. Uit de berekening volgt
een getal dat wordt vergeleken met een referentiegetal; de verhouding tussen die twee getallen
levert de EPC op.

Globaal aangegeven, worden in de berekening van de EPC de volgende stappen doorlopen


waarmee meteen duidelijk wordt waarmee rekening wordt gehouden.
1 Het bepalen van de warmteverliezen:
• transmissie;
• ventilatie.
Hierbij wordt rekening gehouden met:
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

• Rc-waarden;
• oppervlakten;
• luchtstromen door natuurlijke en mechanische ventilatie.
2 Het bepalen van de warmtewinsten:
• zon;
• interne warmteproductie.
Hierbij wordt rekening gehouden met:
• oriëntatie gevels;
• oppervlakten;
• belemmeringen voor zoninstraling;
• bezettingsgraad gebouw en bewonersgedrag;
• onbedoelde warmte-afgiften van bijvoorbeeld verlichting.
3 Het bepalen van de warmtebehoefte:
dit is een resultaat van stap 1 en 2.
4 Het bepalen van het energiegebruik voor verwarming:
Hierbij wordt rekening gehouden met:
• warmtapwater en ruimteverwarming;
• warmteverliezen via leidingen;
• het rendement van een ketel;
• aanwezigheid van zonnecollectoren.
5 Bepaling van het energiegebruik voor overige installaties, zoals:
• ventilatoren;
• verlichting/gebruiksapparaten;
• koeling;
• bevochtiging.
6 De bepaling van de EPC:
de berekening van de EPC is zo complex dat deze alleen met behulp van computerprogramma-
tuur is uit te voeren. CBB beschikt over de programmatuur en kennis om zulke berekeningen te
kunnen maken.

2.6.3 EPN EN BOUWBEGELEIDING


Voor de bouwbegeleider is het belangrijk te weten wat over de EPN is beschreven in de vorige
paragraaf. Een gebouwfunctie dient een bepaalde EPC te hebben. De opzichter moet weten dat
wijzigingen tijdens de uitvoering kunnen leiden tot wijziging van de EPC. Wijzigingen die een ver-
lagende invloed hebben op de EPC dienen altijd opnieuw te worden doorgerekend. De opzichter
heeft hier een signalerende taak richting directievoerder.
De projectmanager zal er bij het indienen van de bouwaanvraag op toezien dat er een EPN-
g
berekening is gemaakt waaruit blijkt dat aan de eis wordt voldaan. 285
www.bouwstandaard.nl

g
286
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

3 Arbeidsomstandigheden

Inhoud

Inleiding 288
3.1 De regelgeving 288
3.1.1 Structuur en inhoud van de regelgeving 288
3.1.2 Doel van de wetgeving 289
3.1.3 Gevolgen voor de praktijk 289

3.2 Arbo in de bouw 289


3.2.1 Indeling van de Arbowet 290
3.2.2 Arbobesluit 290
3.2.3 Arboregeling 290
3.2.4 Beleidsregels Arbowetgeving 291
3.2.5 AI-bladen 291

3.3 De Arbeidsinspectie 291


3.3.1 Organisatie van de Arbeidsinspectie 292
3.3.2 Taken van de Arbeidsinspectie 292
3.3.3 Werkwijze van de Arbeidsinspectie 292

3.4 V&G-plan 293


3.4.1 Coördinatoren 294
3.4.2 Inhoud van het V&G-plan 294
3.4.3 Inhoud van het V&G-dossier 295
3.4.4 Taken coördinator ontwerpfase 295
3.4.5 Taken coördinator uitvoeringsfase 295
3.4.6 Taken en verantwoordelijkheden van de opdrachtgever 296
3.4.7 Taken en verantwoordelijkheden van de ontwerpende partij 296

3.5 De positie van de bouwbegeleider in Arbo-zaken 296


3.5.1 Projectmanager en directievoerder 296
3.5.2
3.5.3
Opzichter
Wat staat er in de algemene voorwaarden?
296
297
g
3.5.4 Interpretatie van de voorwaarden 297 287

3.5.5 Richtlijnen voor de opzichter 298


3.5.6 Toelichting Persoonlijke Beschermingsmiddelen 299

3.6 Checklisten 300


3.6.1 V&G-plan ontwerpfase 300
3.6.2 V&G-plan uitvoeringsfase 300
3.6.3 Het V&G-dossier 300
3.6.4 Checklist bouwbegeleiders 302
www.bouwstandaard.nl

Inleiding

Een aanzienlijk deel van de totale arbeidsongeschiktheid in Nederland wordt direct veroorzaakt
door de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht. Slechte omstandigheden kunnen
nadelige gevolgen hebben voor veiligheid, gezondheid en welzijn.
Door wet- en regelgeving schept de overheid een kader waarbinnen werkgever en werknemer
samen tot optimale omstandigheden kunnen komen waaronder de arbeid moet worden verricht
en zodoende de kans op verzuim door ziekte en ongevallen te verkleinen.
De bouw neemt binnen de Arbo-wetgeving een bijzondere plaats in, hetgeen wordt veroorzaakt
door de bijzondere omstandigheden waaronder wordt gewerkt, zoals wisselende weersomstandig-
heden, meerdere betrokken partijen met de bijbehorende belangenverstrengeling en het feit dat
ieder bouwproject uniek is. Reden om binnen de totale Arbo-wetgeving specifieke eisen op te
stellen voor de bouwsector.
De bouwbegeleider komt op een aantal manieren in aanraking met de Arbowet en -regels: de
omstandigheden waaronder de eigen werkzaamheden en de werkzaamheden van de uitvoerende
partijen worden verricht dienen te worden getoetst en te voldoen aan de binnen de wet- en
regelgeving gestelde voorschriften op dat gebied. Maar ook het gerealiseerde bouwwerk dient in
de gebruiksfase aan bepaalde voorwaarden te voldoen opdat de gebruiker haar werkzaamheden
verantwoord kan uitvoeren.

In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens uiteengezet hoe de Arbowet is opgebouwd, welke


onderwerpen uit die Arbowet specifiek van belang zijn voor de bouw, wat de rol van de Arbeidsin-
spectie hierin is, wat een V&G-plan is en hoe het werkt. Tot slot zijn enkele checklisten opgenomen.

3.1 De regelgeving

De Arbowet is in principe van toepassing op alle arbeid die in Nederland wordt verricht. Arbeid
verricht door Nederlanders in het buitenland valt hier dus niet onder, maar omgekeerd valt arbeid
verricht door buitenlanders in Nederland hier wel onder. Sommige beroepsgroepen zijn (nog) wel
uitgesloten en hebben hun eigen wetgeving zoals defensie, onderwijs en het vervoer.

3.1.1 STRUCTUUR EN INHOUD VAN DE REGELGEVING


De wet- en regelgeving die de zorg voor de arbeidsomstandigheden moet waarborgen, bestaat uit
een aantal onderdelen:

g 1 Arbowet (1998), heeft onder andere de Veiligheidswet van 1938 vervangen;


2 Arbobesluit, heeft 38 oude besluiten vervangen waaronder het bouwprocesbesluit arbeids-
288 omstandigheden;
3 Arboregeling, heeft 43 oude regelingen vervangen;
4 beleidsregels, vervangers van oude P&V-bladen;
5 AI-bladen, ook vervangers van oude P&V-bladen.

ad 1: De Arbowet bevat veel voorschriften voor het opzetten van een goed arbobeleid binnen
organisaties. Zij beschrijft precies de taken en mogelijkheden die de werkgever, de
werknemers, de ondernemingsraad, de arbodienst en de Arbeidsinspectie hebben.
Daarnaast wordt vermeld dat aanvullende regelgeving door besluiten en regelingen
kan worden uitgevaardigd door daartoe bevoegde overheidsapparaten.
ad 2: In het Arbobesluit staan meer specifieke voorschriften die betrekking hebben op het
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

bestrijden van bepaalde risico’s, zoals de omgang met gevaarlijke stoffen, het werken met
beeldschermen, het inrichten van arbeidsplaatsen etc.
ad 3: De Arboregeling heeft dezelfde hoofdstukindeling als het Arbobesluit, maar bevat veel
gedetailleerde voorschriften. Te denken valt bijvoorbeeld aan de bestuurlijke grenswaar-
den voor gevaarlijke stoffen, afbeeldingen van veiligheidsborden en de gehele Farbo-
regeling (fiscale subsidieregeling arbeidsmiddelen).
ad 4: De beleidsregels zijn een uitwerking van de voorschriften uit de arbowetgeving door de
Arbeidsinspectie.
ad 5: Arbo-Informatiebladen worden onder auspiciën van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid ontwikkeld. De AI-bladen geven een praktische invulling van de Arbo-
regelgeving.

Deze ogenschijnlijk moeilijke constructie is zo opgezet om sneller op veranderende inzichten te


kunnen reageren. Het aanpassen van een wet kost vaak jaren door alle procedures die moeten
worden doorlopen. Het aanpassen van een besluit of regeling hoeft niet diezelfde procedures te
doorlopen en kan dus veel sneller worden gewijzigd.

3.1.2 DOEL VAN DE WETGEVING


Het doel van de Arbowet en de daaruit voortkomende regelgeving is het creëren van een werk-
omgeving die de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de werknemer zodanig waarborgt dat
de kans op arbeidsongeschiktheid zoveel mogelijk wordt beperkt. Dit dient, in volgorde van
effectiviteit, te geschieden door:
1 bestrijding bij de bron door het wegnemen van de oorzaak (bijvoorbeeld het aanbrengen van
permanent leuningwerk langs dakranden);
2 maatregelen gericht op collectieve bescherming (bijvoorbeeld het dichtleggen van sparingen in
vloeren);
3 maatregelen gericht op individuele bescherming (bijvoorbeeld het gebruik van vanggordels en
het aanbrengen van bevestigingspunten daarvoor);
4 het ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld gehoor-
beschermers).

3.1.3 GEVOLGEN VOOR DE PRAKTIJK


In de Arbowet wordt de werkgever verplicht om een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te
(laten) verrichten waarbij de hulp van, of minimaal de controle door, een daartoe gecertificeerde
Arbo-dienst is voorgeschreven. Door het specifieke karakter van projecten in de bouw is deze
verplichting voor de bouwsector nader uitgewerkt en wordt het opstellen van een veiligheids- en
gezondheidsplan (V&G-plan) verplicht gesteld. Dit V&G-plan heeft voornamelijk betrekking op
g
de afstemming van de werkzaamheden van de verschillende bij hetzelfde bouwproject betrokken 289

partijen en komt bovenop de verplichting van elke partij om voor zijn eigen werk een RI&E te
verrichten.

3.2 Arbo in de bouw

Niet alle onderdelen van de Arbo-wetgeving zijn van belang voor de bouw. Hieronder volgt per
onderdeel een korte uiteenzetting en worden enkele voor de bouw van belang zijnde items
genoemd.
www.bouwstandaard.nl

3.2.1 INDELING VAN DE ARBOWET

In de Arbowet wordt voorgeschreven hoe de zorg voor de arbeidsomstandigheden tot stand moet
komen. De wet is als volgt ingedeeld:
hoofdstuk 1, artikel 1 en 2 definities en toepassingsgebied
hoofdstuk 2, artikel 3 t/m 11 arbeidsomstandighedenbeleid
hoofdstuk 3, artikel 12 t/m 15 samenwerking en overleg
hoofdstuk 4, artikel 16 t/m 23 bijzondere verplichtingen
hoofdstuk 5, artikel 24 t/m 29 toezicht en ambtelijke bevelen
hoofdstuk 6, artikel 30 en 31 vrijstellingen, ontheffingen en beroep
hoofdstuk 7, artikel 32 t/m 43 sancties
hoofdstuk 8, artikel 44 t/m 66 overgangs- en slotbepalingen

3.2.2 ARBOBESLUIT
Alle regelgeving die op basis van de Arbowet tot stand kan komen is in het Arbobesluit terug te
vinden. Omdat de Arbowet voor alle sectoren geldt en de bouw haar specifieke problemen heeft,
zijn lang niet alle artikelen van belang. Wel relevant zijn:
hoofdstuk 1 definities
hoofdstuk 2, afdeling 5 Arbo-zorg en organisatie van arbeid, bouwproces
Hierin worden het V&G-plan en de coördinatietaken tijdens
ontwerp en uitvoering voorgeschreven
hoofdstuk 3, afdeling 1 inrichting arbeidsplaatsen, algemene voorschriften
afdeling 2 aanvullende voorschriften bouwplaatsen
hoofdstuk 4, afdeling 1 gevaarlijke stoffen en biologische agentia, algemene voorschriften
afdeling 5 asbest
afdeling 6 specifieke gezondheidsschadelijke stoffen
- artikel 4.60 zandsteenverbod
- artikel 4.61 zandstraalverbod
afdeling 7 lood en loodwit
hoofdstuk 5 fysieke belasting
hoofdstuk 6 fysische factoren
hoofdstuk 7, afdeling 5 arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden, aanvullende
voorschriften voor bouwplaatsen
hoofdstuk 8 persoonlijke beschermingsmiddelen
hoofdstuk 9 verplichtingen, strafbare en beboetbare feiten

g 3.2.3 ARBOREGELING
290 De relevante inhoud van de Arboregeling:
hoofdstuk 1 algemene bepalingen
hoofdstuk 3 bouwproces
Hierin wordt eigenlijk alleen verwezen naar de model
kennisgeving bouwwerk
hoofdstuk 4, artikel 4.5 gevaarlijke stoffen, meetmethodes asbest
artikel 4.6 deskundig toezicht asbestsloop
artikel 4.7 bijzondere voorschriften asbest
artikel 4.8 werken met zandsteen
artikel 4.9 nadere voorschriften over het werken met lood
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

hoofdstuk 7, artikel 7.1 nadere voorschriften over arbeidsmiddelen, beproevingen


hijskranen
artikel 7.3 deskundigheidsbewijzen kraanmachinisten
hoofdstuk 8 veiligheids- en gezondheidssignalering

3.2.4 BELEIDSREGELS ARBOWETGEVING


Vanuit het ministerie worden beleidsregels uitgevaardigd. Hierin wordt aangegeven op welke
manier een voorschrift kan worden ingevuld om zodoende aan de wet te voldoen. Er mag ook op
een andere manier worden voldaan aan de voorschriften, zolang het uiteindelijke doel maar wordt
bereikt. Enkele voor de bouw relevante beleidsregels zijn:
3.4 Aanleg en gebruik van elektrische installaties
3.5 Elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden
3.6 Vluchtwegen en nooduitgangen
3.9 Noodverlichting
3.16 Voorzieningen bij valgevaar
4.14 Beoordelen blootstelling aan kankerverwekkende stoffen waaronder enkele aanvullende
regels voor asbest
4.18-3 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen bij overschrijding van grenswaarde voor
asbeststof en bij asbestsloop
4.54 Melding slopen asbest of crocidoliet
6.3 Verlichting
6.4 Daglicht
7.4-4 Deugdelijkheid ladders
7.4-5 De kwaliteit en de constructie van steigers
7.21 Werkzaamheden in liftschachten
7.22 Vervoer van personen in werkbakken
7.34 Toezicht op steigerbouw

3.2.5 AI-BLADEN
Door het ministerie worden Arbo-Informatiebladen of kortweg AI-bladen uitgegeven met prakti-
sche informatie over de arbeidsomstandigheden bij bepaalde soorten werkzaamheden. Indien bij
dergelijke werkzaamheden aan de voorwaarden wordt voldaan die in deze bladen staan, wordt
geacht aan de Arbowet en -regelgeving te hebben voldaan. Er worden dus praktische oplossingen
geboden waarmee aan de theoretische wettelijke eisen wordt voldaan. Enkele voorbeelden
hiervan zijn:
AI 3
AI 4
asbest
lawaai op de arbeidsplaats
g
AI 15 veilig werken op daken 291

AI 16 beveiliging van wand- en vloeropeningen


AI 17 hijs- en hefgereedschap en veilig werken
AI 21 rolsteigers

3.3 De Arbeidsinspectie

Toezicht op naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van de arbeidsomstandigheden


wordt namens het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgevoerd door de Arbeids-
inspectie.
www.bouwstandaard.nl

3.3.1 ORGANISATIE VAN DE ARBEIDSINSPECTIE


De Arbeidsinspectie bestaat uit een centraal kantoor met daaronder zes regiokantoren van waaruit
de operationele taken worden uitgevoerd. In 2003 heeft de Arbeidsinspectie de omslag gemaakt
van een regiogestuurde naar een bedrijfstakgestuurde organisatie. Op bedrijfstakniveau kan de AI
nu beter onderbouwd, uniformer en dus met meer overtuigingskracht opereren. Bovendien is de
Arbeidsinspectie zo toegankelijker voor werkgevers- en werknemersorganisaties, arbodiensten
en andere organisaties op het gebied van de arbeid. De vier bedrijfstakdirecties van de Arbeids-
inspectie heten nu: Industrie, Bouw, Commerciële Dienstverlening en Publieke Dienstverlening
(inclusief landbouw).
De mate waarin aandacht wordt besteed aan de Arbo-zorg op de bouwplaats zal mede bepalen
hoe intensief de controle door de Arbeidsinspectie zal zijn.

3.3.2 TAKEN VAN DE ARBEIDSINSPECTIE


De taken van de Arbeidsinspectie zijn de volgende:
• handhaven, het toezien op de naleving van verschillende wetten die betrekking hebben op de
arbeid zoals de Arbowet, maar ook minder concrete wetten zoals de Wet minimumloon, de
Arbeidstijdenwet en de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid;
• informeren, het verstrekken van informatie aan beleidsmakers, werkgevers en werknemers
en via de informatietelefoon. De Arbeidsinspectie mag geen concrete adviezen geven. Hiervoor
moet men instanties raadplegen die zich op het desbetreffende gebied hebben gespecialiseerd,
bijvoorbeeld Arbo-diensten;
• uitvoeren, het begeleiden en beoordelen van arbeidsveiligheidsrapporten;
• rapporteren, het na het optreden van een ernstig ongeval vastleggen van de situatie,
achterhalen van de oorzaak en beoordelen of dit te wijten is aan het niet naleven van de
Arbowet. In dat geval kan er sprake zijn van een strafbaar feit, zal het proces-verbaal aan de
officier van justitie worden voorgelegd en kan er gerechtelijke vervolging op volgen.

3.3.3 WERKWIJZE VAN DE ARBEIDSINSPECTIE


De Arbeidsinspectie werkt actief of reactief: in het opgestelde beleid worden taakstellingen
genoemd waarbij aantallen bedrijfsbezoeken worden vermeld die moeten worden gerealiseerd.
Hierbij wordt gekeken naar onveilige situaties en wordt niet alleen meer melding gemaakt van
tekortkomingen, maar wordt ook onderzocht waar in de organisatie de fout is gemaakt waardoor
de onveilige situatie is ontstaan. Door de bron aan te pakken kunnen structurele herhalingen
worden voorkomen. Bij de bedrijfsbezoeken worden doorgaans ook gegevens opgevraagd die
weer worden gebruikt om trends en ontwikkelingen te kunnen constateren waarop het beleid kan

g worden aangepast. Voorbeelden hiervan zijn het al of niet werken met bepaalde stoffen of de
opbouw van het personeelsbestand, verdeeld over leeftijd, vast/tijdelijk contract, man/vrouw en
292 allochtoon/autochtoon.
Het reactieve werk komt voort uit klachten en meldingen van ongevallen. Dit vormt circa 40% van
het werk.
Overtredingen van de Arbowet en -regelgeving kunnen worden geconstateerd op vier manieren:
• een onaangekondigd bedrijfsbezoek;
• doordat een werknemer of lid van de ondernemingsraad een tip geeft;
• doordat zich een ernstig bedrijfsongeval voordoet en hiervan melding wordt gemaakt;
• doordat een werknemer een procedure aanspant tegen de werknemer.

Het begrip ‘ernstig bedrijfsongeval’ verdient nadere toelichting. Hieronder wordt verstaan een
ongeval met dodelijke afloop of waarbij het slachtoffer binnen 24 uur naar het ziekenhuis moet ter
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

observatie of behandeling of waarbij, naar redelijk oordeel, blijvende schade ontstaat. Dergelijke
ongevallen moeten aan de Arbeidsinspectie worden gemeld. Materiële schade hoeft met de
invoering van de nieuwe Arbowet niet meer bij de Arbeidsinspectie te worden gemeld.
Voor ‘minder ernstige’ ongevallen kan worden volstaan met het registreren in een ongevallenre-
gister. Ook hierin hoeven alleen persoonlijke ongevallen te worden geregistreerd, voor materiële
schade is deze verplichting vervallen.

Wordt bij een inspectie een ernstige overtreding geconstateerd, dan kan het werk worden stilgelegd.
Dit kan vrijwillig gebeuren, indien de werkgever overtuigd is van het gevaar. Het stilleggen kan
ook formeel geschieden, indien de werkgever het niet vrijwillig wil doen. Hierbij wordt dan altijd
een proces-verbaal opgemaakt. Duurt deze stillegging langer dan zeven dagen, dan moet een
bekrachtiging bij de rechtbank worden aangevraagd.

Bij minder ernstige overtredingen zullen, in overleg, afspraken worden gemaakt over de wijze
waarop en de termijn waarbinnen de tekortkomingen zullen worden verholpen. Wordt hieraan
geen gevolg gegeven, dan krijgt de werkgever een formele waarschuwing. Wordt ook hieraan
geen gevolg gegeven dan volgt een proces-verbaal.

Om haar daadkracht te vergroten is met het in werking treden van de Arbowet per 1 november
1999 de bestuurlijke boete geïntroduceerd. Dit houdt in dat de Arbeidsinspectie zonder tussen-
komst van een rechter een boete kan opleggen aan een werkgever die de wet overtreedt.
De hoogte van de boete kan oplopen tot € 4.500,– per overtreding. Indien meerdere overtredingen
worden geconstateerd, zullen de boetebedragen worden opgeteld en tot een maximum van
€ 45.000,– worden opgelegd. Onverkort blijven overtredingen van de Arbowet strafbaar en
kunnen via de strafrechter straffen worden opgelegd op basis van de Wet Economische Delicten.
Gevangenisstraffen tot 6 maanden en boetes tot € 11.250,– alsmede tenietdoening van onterecht
verkregen voordeel, onder bewindstelling van het bedrijf, verbeurdverklaring van voorwerpen
waarmee het delict is begaan en stillegging van (een gedeelte van) het bedrijf behoren tot het
arsenaal aan straffen.

3.4 V&G-plan

In het Arbobesluit artikel 2.26 is voor bouwwerken waarvan de geraamde bouwtijd meer dan
30 werkdagen beslaat én waarbij meer dan 20 werknemers tegelijkertijd op de bouwplaats
aanwezig zijn óf waarbij meer dan 500 mensdagen zijn gemoeid, verplicht gesteld dat de Arbeids-
inspectie hiervan schriftelijk op de hoogte wordt gesteld vóór aanvang van de bouw. Zie voor deze
g
kennisgeving het desbetreffende standaardformulier in deel F van dit boek. Deze kennisgeving 293

moet zichtbaar op de bouw worden aangebracht. Voor bouwwerken die aan bovenstaande criteria
voldoen is er tevens de verplichting voor het opstellen van een Veiligheids- en Gezondheidsplan
(V&G-plan) en een Veiligheids- en Gezondheidsdossier (V&G-dossier). Een V&G-plan is een
document waarin de coördinatie- en samenwerkingsafspraken staan voor een grote of risicovolle
bouwplaats. Met de opstelling van het plan wordt al in de ontwerp-fase begonnen. Het plan maakt
deel uit van de aanbestedingsstukken. Tijdens de uitvoeringsfase wordt het plan aangevuld en
zonodig aan de actuele situatie aangepast. De coördinator ontwerpfase is verantwoordelijk en
aansprakelijk voor het V&G-plan. De Arbeidsinspectie heeft hierin een controlerende taak en zal
zich meer gaan richten op de controle hiervan.
www.bouwstandaard.nl

3.4.1 COÖRDINATOREN
Er dient zowel een coördinator ontwerpfase als een coördinator uitvoeringsfase te worden
aangesteld. Het hangt van het soort opdrachtgever af hoe de verantwoordelijkheden liggen,
namelijk:
a. als de opdrachtgever iemand is die níet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf
(bijvoorbeeld iemand die een huis voor zichzelf laat bouwen) dan geldt:
de ontwerpende partij zorgt ervoor dat de coördinator ontwerpfase wordt aangesteld, zijn
werk naar behoren verricht en dat het V&G-plan deel uitmaakt van het bestek. Tevens zorgt de
ontwerpende partij ervoor dat in een schriftelijke overeenkomst met de uitvoerende partij de
verplichtingen van de uitvoerende partij worden vastgelegd inzake de taken van de coördinator
uitvoeringsfase;
b. als de opdrachtgever iemand is die wél handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
dan geldt dat hij zelf verantwoordelijk is voor de naleving van alle in het Arbobesluit opgenomen
verplichtingen. De opdrachtgever kan deze werkzaamheden (zoals het opstellen van een V&G-
plan en het aanstellen van coördinatoren) door anderen laten vervullen, maar blijft wel zelf
verantwoordelijk. De Arbeidsinspectie ziet toe op naleving hiervan.

3.4.2 INHOUD VAN HET V&G-PLAN


ontwerpfase
Het V&G-plan wordt in eerste instantie in de ontwerpfase opgesteld en dient in ieder geval te
bevatten:
• een beschrijving van het bouwwerk;
• een overzicht van de bouwpartners;
• de naam van de coördinator ontwerpfase;
• de naam van de coördinator uitvoeringsfase;
• een inventarisatie en evaluatie van gevaren;
• de bouwduur en het aantal werknemers dat maximaal gelijktijdig op de bouw aanwezig zal zijn;
• de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de samenwerking tussen bouwpartners, welke
voorzieningen daarbij worden getroffen, onderricht wordt gegeven en hoe hierop toezicht wordt
gehouden.
Voorzover de gegevens bekend zijn, worden ze opgenomen in het plan. Gegevens die later bekend
worden, worden dan alsnog in het plan opgenomen.

uitvoeringsfase
Het V&G-plan uit de ontwerpfase wordt tijdens de uitvoering aangevuld met gegevens omtrent:

g • organisatie en fasering van het bouwproces


Hiertoe wordt een overzicht gegeven van de hoofd-, onder- en nevenaannemers met vermelding
294 van de persoon van elk bedrijf die contacten onderhoudt met de V&G-coördinator uitvoeringsfase.
Dit overzicht wordt aangevuld met de planning van het bouwproces waaruit voor ieder bedrijf
duidelijk is hoe de werkzaamheden volgen of overlappen met werkzaamheden van andere
bedrijven.
Ieder bedrijf dient bekend te zijn met de taken en bevoegdheden betreffende de arbeidsom-
standigheden van de leidinggevende(n) en toezichthoudende functionaris(sen) op de bouw-
plaats.
• coördinatie en samenwerkingsafspraken werkgevers
De V&G-coördinator uitvoering initieert en coördineert de samenwerking tussen bedrijven op
de bouwplaats. Daartoe worden afspraken gemaakt over de te treffen maatregelen, de verant-
woordelijkheden en het toezicht op de naleving van de maatregelen en hoe hierover wordt
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

gerapporteerd.
Het is verstandig om Veiligheid en Gezondheid als vast agendapunt op de bouwvergadering
mee te nemen (zie standaardformulier II.A.2).
• coördinatie en samenwerkingsafspraken werknemers
De werkgevers op de bouwplaats zijn verplicht hun werknemers voor te lichten en te instrueren
over de gemaakte samenwerkingsafspraken en de te nemen maatregelen.
De V&G-coördinator heeft de taak dit proces te bewaken.
• bouwplaatsvoorzieningen
Voor de collectieve voorzieningen op de bouwplaats wordt aangegeven wie de gebruikers zijn
en wie verantwoordelijk is voor het instandhouden van de voorzieningen.
• bouwplaatsregels
Bouwplaatsregels zoals toegangregels, procedures bij ongevallen, bedrijfshulpverlening,
procedures afvalopslag en -afvoer e.d. worden schriftelijk vastgelegd en opgenomen in het
V&G-plan.

3.4.3 INHOUD VAN HET V&G-DOSSIER


Ten behoeve van de gebruikers van een gebouw dient een Veiligheids- en Gezondheidsdossier
(V&G-dossier) te worden opgesteld. Hiermee wordt de gebruiker geïnformeerd over voorzieningen
en gevaren die hij kan tegenkomen bij het instandhouden van gebouw en installaties.
Het V&G-dossier dient in ieder geval te bevatten:
• een beschrijving van het bouwwerk;
• bestek, tekeningen en overige technische specificaties;
• een beschrijving van voorzieningen die zijn getroffen, zoals:
• de bereikbaarheid van technische werkruimten, inspectiepunten en putten;
• de ligging van gevaarlijke kabels en leidingen (ondergronds);
• glazenwassersvoorzieningen;
• noodvoorzieningen en/of afsluiters;
• bevestigingspunten voor steigers e.d.

3.4.4 TAKEN COÖRDINATOR ONTWERPFASE


De coördinator voor de ontwerpfase heeft de volgende taken:
• zorgdragen voor het opstellen van een V&G-plan;
• coördineren van de afstemming tussen het V&G-plan en de bouwkundige en organisatorische
keuzen;
• een dossier samenstellen waarin veiligheids- en gezondheidszaken zijn opgenomen die van
belang kunnen zijn bij later (na de oplevering) te verrichten werkzaamheden aan het bouwwerk.
Dit is het zogenaamde V&G-dossier.
g
295

3.4.5 TAKEN COÖRDINATOR UITVOERINGSFASE


De coördinator voor de uitvoeringsfase heeft de volgende taken:
• organiseren en coördineren van de samenwerking tussen bouwpartners inzake veiligheid en
gezondheid;
• coördineren van het toezicht op de naleving;
• coördineren van instructies en waar nodig corrigerend optreden;
• ervoor zorgen dat alleen bevoegde personen het bouwterrein mogen betreden;
• gegevens aandragen om het V&G-plan actueel te houden.
www.bouwstandaard.nl

3.4.6 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE OPDRACHTGEVER


De opdrachtgever:
• dient zorg te dragen voor de naleving van de kennisgeving aan de Arbeidsinspectie. Gelet op
de formulering hoeft de opdrachtgever het niet speciaal zelf te doen, maar hij moet er in ieder
geval op toezien dat het gebeurt;
• moet erop toezien dat de coördinator in de ontwerpfase wordt aangesteld;
• moet erop toezien dat de coördinator in de ontwerpfase een V&G-plan opstelt;
• dient erop toe te zien dat in de ontwerpfase bij ontwerp- en uitwerkfase van een bouwwerk de
algemene beginselen van de Arbowet (veiligheid, gezondheid, welzijn, veilige maatregelen,
gereedschappen en grondstoffen) in acht worden genomen;
• behoort het V&G-plan, dat de coördinator in de ontwerpfase maakt, deel uit te laten maken van
het bestek;
• ziet er verder op toe dat in de aannemingsovereenkomst de aanstelling van een coördinator
voor de uitvoeringsfase wordt voorzien van de omschrijving van de taken van die coördinator
uit het Arbobesluit. Dit geldt ook indien er meer aannemers bij de uitvoering van het bouwwerk
zijn betrokken.

3.4.7 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE ONTWERPENDE PARTIJ


De verplichtingen van de ontwerpende partij zijn beperkt tot het overnemen van de verplichtingen
van de opdrachtgever-consument. Heeft de ontwerpende partij de opdracht van een professionele
opdrachtgever (dus géén opdrachtgever-consument), dan geldt deze verplichting niet.

3.5 De positie van de bouwbegeleider in Arbo-zaken

Welke verantwoordelijkheid heeft de bouwbegeleider nu ten opzichte van andere in het bouwpro-
ces betrokken personen en instanties?

3.5.1 PROJECTMANAGER EN DIRECTIEVOERDER


De projectmanager is aangesteld om in naam van de opdrachtgever sturing te geven aan het
bouwproces. Hoewel de opdrachtgever zijn verantwoordelijkheid vanuit de wet niet kan overdragen,
kan hij wel de taken delegeren naar een projectmanager of directievoerder. De projectmanager en
directievoerder kunnen zich dan dus niet aan verantwoordelijkheid onttrekken. Zij zullen ervoor
moeten zorgen dat:
• er een coördinator ontwerpfase en een coördinator uitvoeringsfase worden benoemd;

g • er een V&G-plan ontwerpfase komt;


• er een V&G-plan uitvoeringsfase komt;
296 • er een V&G-dossier komt;
• er regulier overleg is over en instructies worden gegeven omtrent veiligheidsrisico’s en veilig-
heidsmaatregelen op de bouw;
• de Arbeidsinspectie wordt ingelicht en te woord wordt gestaan.

3.5.2 OPZICHTER
De rol van de opzichter verdient wat meer uitleg omdat deze direct betrokken is bij de uitvoering
en deel uitmaakt van de bouwdirectie. Een opzichter is aangesteld om op de uitvoering van de
aannemingsovereenkomst toe te zien. Daarnaast is er een coördinator ontwerpfase en een coördi-
nator uitvoeringsfase benoemd.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

3.5.3 WAT STAAT ER IN DE ALGEMENE VOORWAARDEN?


Onder de verplichting van de aannemer in paragraaf 6 van de UAV is onder lid 6 mede opgenomen:
“de aannemer dient het werk zodanig uit te voeren dat daardoor schade aan persoon, goed of
milieu zoveel mogelijk wordt beperkt”. Hier ligt voor de bouwbegeleider een aanknopingspunt om
corrigerend op te treden.
De UAV kent op tal van plaatsen verplichtingen van de aannemer (en opdrachtgever) om goede
en veilige kwaliteit bouwstoffen, gereedschappen en materialen te gebruiken. Er is verder een
algemeen recht voor de opdrachtgever om het werk te schorsen. Voorts verklaart de aannemer
conform de UAV dat hij bekend is met de voor de uitvoering van het werk van belang zijnde
wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege, waaronder zonder twijfel ook moet
worden begrepen de Arbowet en de daarop gebaseerde besluiten.

Ook de SR 1997, die van toepassing is op de relatie tussen opdrachtgever en architect of directie-
voerend bureau, legt bij de directie de verplichting (bijlage H-5 van de SR 1997) om orders en
aanwijzingen omtrent de uitvoering van het werk te geven.

De opzichter heeft in het algemeen geen directe verantwoordelijkheden ingevolge het Arbobesluit
omdat de daarmee samenhangende en daaruit voortvloeiende taken tussen opdrachtgever en
uitvoerende partij al zijn vergeven aan specifieke personen of bedrijven. Er is al een coördinator
ontwerpfase benoemd (die niet uit het bedrijf van de opzichter komt), er is al een coördinator
uitvoeringsfase. De opzichter ziet, naast genoemde functionarissen, uitsluitend toe op de correcte
uitvoering van aanneemovereenkomst en bestek.

Volgens dezelfde UAV en dezelfde SR als hiervoor bedoeld, zouden benadeelde partijen (bijvoor-
beeld werknemers die ten gevolge van een bedrijfsongeval schade hebben geleden) kunnen volhouden
dat de opzichter, naast de coördinator uitvoeringsfase, in gebreke is gebleven met het constateren
en corrigeren van gevaarlijke situaties die in strijd zijn met de voorschriften van de Arbowet.

3.5.4 INTERPRETATIE VAN DE VOORWAARDEN


Voor de opzichter is van belang dat deze zich beperkt tot strikte naleving van zijn opdracht en
uitsluitend in gevallen waarin sprake is van urgente situaties (zeg maar noodsituaties) handelend
en ingrijpend optreedt. Anders bestaat immers voor deze opzichter de mogelijkheid dat hij - en
gewoonlijk in het bijzonder zijn werkgever - door de mate van actief optreden onder het werkgevers-
begrip van de Arbowet komt te vallen en uit dien hoofde alle verantwoordelijkheden en aansprakelijk-
heden naar zich toe trekt.

De opzichter zal zich daarom bij het constateren van ongewenste situaties volgens de Arbowet in
g
het algemeen moeten beperken tot het melden daarvan (bij voorkeur schriftelijk in de vorm van 297

dagrapporten) aan de uitvoerder of de coördinator in de uitvoeringsfase. Hij kan volstaan met het
melden op de daarvoor geëigende tijdstippen (bouwvergadering) en in urgente gevallen tussen-
tijds (zo nodig eerst mondeling).

Als algemene regel is te formuleren: hoe meer verantwoordelijkheden de opzichter volgens de


afspraken tussen de opdrachtgever en de aannemer(s) heeft in het kader van de Arbowet, des te
eerder hij handelend en corrigerend moet optreden. Hoe meer de opzichter een randfunctie heeft
bij de daadwerkelijke totstandkoming van het bouwproject, des te minder verantwoordelijkheden
hem worden aangerekend en daarmee des te minder aansprakelijkheden bij het plaatsvinden van
ongevallen.
www.bouwstandaard.nl

De opzichter moet derhalve voor de start van zijn werkzaamheden op een werk zorgen voor:
• een duidelijke taakafbakening;
• schriftelijke afspraken omtrent verantwoordelijkheden volgens de Arbowet;
• een vrijwaring voor aansprakelijkheden buiten de taken die hij op zich heeft genomen, opzet en
grove schuld uitgezonderd;
• het vastleggen van bevoegdheden ten opzichte van opdrachtgever en aannemer (stilleggen
werk en dergelijke in ernstige gevallen).

Tijdens de bouw zorgt de opzichter voor:


• het melden van afwijkingen in materialen, gereedschappen of productiewijzen ten opzichte van
het bestek (en het V&G-plan) aan de coördinator uitvoeringsfase;
• een tijdige mondelinge en schriftelijke rapportage van zijn bevindingen naar gelang de ernst
van de geconstateerde afwijkingen ten opzichte van het bestek en V&G-plan;
• het in urgente gevallen zelf ingrijpen c.q. namens de opdrachtgever het werk stilleggen.

3.5.5 RICHTLIJNEN VOOR DE OPZICHTER


Naast een heldere taak- en verantwoordelijkheidsafbakening gelden voor de opzichter de volgen-
de richtlijnen:

• persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)


In het V&G-plan van de aannemer zijn bepalingen opgenomen voor het dragen van PBM voor
het personeel op de bouwplaats. De opzichter dient zich hieraan te conformeren en de PBM
te gebruiken waar dat is voorgeschreven. Naast het geven van een voorbeeld voor het bouw-
plaatspersoneel is het ook voor hem van wezenlijk belang om in geval van een ongeval te
kunnen aantonen dat hij alles heeft gedaan om de gevolgen hiervan te minimaliseren door het
dragen van bijvoorbeeld een helm en veiligheidsschoenen. Hij mag zijn werkgever aanspreken
op het ter beschikking stellen van deze middelen.

• naleving van het V&G-plan


In grote lijnen zal hij toezien op de naleving van het V&G-plan. Immers, in dit plan kunnen zaken
zijn beschreven waarmee hij persoonlijk te maken kan krijgen. Denk hierbij aan een goede
vluchtwegaanduiding van de bouwkeet en het bouwproject. Een toereikende verlichting in
donkere trappenhuizen of ondergrondse parkeergarages is niet alleen voor de bouwvakkers
belangrijk, maar ook voor de opzichter en zijn eventuele bezoek.

g • bezoek op de bouwplaats
Bezoek op de bouwplaats dient zich te allen tijde te melden in de bouwkeet. Een van de
298 redenen hiervoor is dat hem de benodigde PBM ter beschikking worden gesteld voordat hij
de bouwplaats betreedt. Hiervoor zullen dus de benodigde middelen beschikbaar moeten zijn.
De aannemer dient deze ter beschikking te stellen.

• werkwijze bij onveilige situaties


Bij een geconstateerde onveilige situatie zal hij deze melden bij de coördinator V&G-uitvoering.
Afhankelijk van de aard en frequentie kan worden overwogen dit schriftelijk te bevestigen.
Zo nodig kan hij de Arbeidsinspectie inschakelen.
Bij geconstateerde acute onveilige situaties zal hij ter plekke ingrijpen en dit achteraf melden
aan de coördinator V&G-uitvoering. Hij mag zich niet laten verleiden tot het geven van instruc-
ties, daarmee begeeft hij zich op het terrein van de coördinator.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

3.5.6 TOELICHTING PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN


De bouwbegeleider die dagelijks op de bouw aanwezig is, dient te kunnen beschikken over
Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM). Op nagenoeg alle bouwprojecten is het dragen van
een helm verplicht. Hieronder volgt een toelichting over de meest gebruikelijke PBM voor de
bouwbegeleider.

Veiligheidshelm
De belangrijkste functie van de helm is het voorkomen van letsel aan het hoofd, zowel door
vallende voorwerpen als door stoten, bijvoorbeeld een korteling van een steiger. De helm dient te
voldoen aan de NEN-EN 397 en moet zijn voorzien van een CE-merk. De productiedatum dient in
de helm te zijn vermeld. Van helmen die langer dan drie jaar meegaan, moet het binnenwerk na
deze periode worden vervangen. In de norm staat verder aangegeven dat de fabrikant de levens-
duur van de helm dient aan te geven. De norm schrijft niet voor dat een helm na drie jaar moet
worden vervangen.
In de meeste gevallen is het aanbrengen van stickers niet toegestaan, zie hiervoor de gebruiks-
aanwijzing.

Gebruik:
helm en binnenwerk vangen een klap op het hoofd voor een deel op, die anders door de nekwer-
vels zou moeten worden opgevangen. Daarom is een juiste maat van de helm, alsmede een goede
afstelling van het binnenwerk belangrijk. Als een helm een goede klap heeft gehad of van een
hoogte is gevallen, dan dient deze te worden vervangen. Uit hygiënische overwegingen dienen
helmen niet te worden uitgeleend.

Gehoorbescherming
De belangrijkste functie van gehoorbescherming is het afschermen van het gehoor tegen lawaai.
Voor de bouwbegeleider is het begeleiden van heiwerkzaamheden een van de meest lawaai-
producerende activiteiten. De fabrikant van de gehoorbeschermer dient een gebruiksaanwijzing
mee te leveren waarop de productiedatum is vermeld en hoe onderhoud dient te worden gepleegd.
Een juiste afstelling van de gehoorbeschermers is essentieel voor het effect.

Voor de bouwbegeleider is de meest praktische oplossing een set gehoorbeschermers die kunnen
worden aangeklikt op de veiligheidshelm. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen behoeft de
bouwbegeleider de helm niet te dragen, in dat geval zou kunnen worden volstaan met een losse
gehoorbescherming.
Bij veelvuldig gebruik van gehoorbeschermers dient het binnenwerk regelmatig te worden vervangen.
g
Veiligheidsschoeisel 299

Goede veiligheidsschoenen beschermen de bouwbegeleider tegen scherpe voorwerpen op de


grond, zoals omhooggerichte spijkers, en ook tegen het vallen van voorwerpen op de voet.
De NEN-EN 345 bevat eisen waaraan schoenen en laarzen moeten voldoen in relatie tot de
voorgeschreven veiligheidsklasse. Voor de bouwwereld is de categorie S3 van toepassing.
Dit betekent stalen zolen en een stalen neuspunt. Er zijn hoge en lage modellen beschikbaar in
deze categorie, evenals laarzen.

Het gebruik van dit schoeisel behoeft verder geen toelichting.


www.bouwstandaard.nl

Jassen
Voor de bouwbegeleider geldt dat de jas wind- en waterdicht moet zijn en dat deze is gemaakt
van brandwerend dan wel brandvertragend materiaal. Bij specifieke projecten kunnen extra eisen
worden gesteld aan jassen, bijvoorbeeld toezicht op astbestverwijdering. Daarnaast mag van een
goede jas worden verwacht dat hij ademt.

Het gebruik van een jas behoeft verder geen toelichting.

3.6 Checklisten

3.6.1 V&G-PLAN ONTWERPFASE


Het V&G-plan ontwerpfase bevat:
• een beschrijving van het bouwwerk;
• een overzicht van de bouwpartners;
• de naam van de coördinator ontwerpfase;
• de naam van de coördinator uitvoeringsfase;
• een inventarisatie en evaluatie van gevaren;
• de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de samenwerking tussen bouwpartners, welke
voorzieningen daarbij worden getroffen, hoe er onderricht wordt gegeven en hoe hierop
toezicht wordt gehouden.

3.6.2 V&G-PLAN UITVOERINGSFASE


Het V&G-plan uitvoeringsfase is een aanvulling op het V&G-plan ontwerpfase en bevat extra:
• organisatie en fasering van het bouwproces;
• coördinatie en samenwerkingsafspraken werkgevers;
• coördinatie en samenwerkingsafspraken werknemers;
• bouwplaatsvoorzieningen:
• benoeming voorzieningen, gebruikers en verantwoordelijken;
• bouwplaatsregels;
• toegangsregels;
• procedures bij ongevallen;
• bedrijfshulpverlening;
• procedures afvalopslag en -afvoer.
Opmerking: het V&G-plan wordt in eerste instantie door de V&G-coördinator ontwerpfase opge-

g steld en tijdens de uitvoering door de V&G-coördinator uitvoeringsfase aangevuld. Dit V&G-plan


moet onderdeel vormen van het bestek.
300

3.6.3 HET V&G-DOSSIER


Het V&G-dossier bevat:
• een beschrijving van het bouwwerk;
• bestek, tekeningen en overige technische specificaties;
• een beschrijving van voorzieningen die zijn getroffen, zoals:
• de bereikbaarheid van technische werkruimten, inspectiepunten en putten;
• de ligging van gevaarlijke kabels en leidingen (ondergronds);
• glazenwassersvoorzieningen;
• noodvoorzieningen en/of afsluiters;
• bevestigingspunten voor steigers e.d.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Opmerking:
het V&G-dossier wordt door de V&G-coördinator ontwerpfase samengesteld.

Melding bouwwerk bij de Arbeidsinspectie: binnen vijf dagen na het afsluiten van de eerste
aannemingsovereenkomst versturen van de kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.

De opdrachtgever is de primaire verantwoordelijke voor de algemene verplichtingen en de


ontwerpverplichtingen volgens het Arbobesluit. Hij kan de uitwerking van die verplichtingen
overdragen aan een ontwerpende partij, maar blijft verantwoordelijk voor de naleving van die
verplichtingen.
Verplichtingen naar aard en omvang van de werkzaamheden vanuit het Arbobesluit.

Melding V&G- V&G- V&G- Voorbeeld


Arbeids- plan coör- dossier werkzaamheden
inspectie dinator

normaal werk nee nee nee nee klachtenonderhoud


< 500 mandagen of storingen
1 aannemer

normaal werk nee nee ja ja vervangen


< 500 mandagen kozijnen
2 of meer aannemers

normaal werk ja ja nee nee omvangrijk


> 500 mandagen schilderwerk
1 aannemer

normaal werk ja ja ja ja nieuwbouw


> 500 mandagen
2 of meer aannemers

werk met bijzondere risico’s nee ja nee nee verwijderen


< 500 mandagen ondergrondse
1 aannemer opslagtank

werk met bijzondere risico’s nee ja ja ja vernieuwen


g
< 500 mandagen asbesthoudende 301

2 of meer aannemers golfplaten

werk met bijzondere risico’s ja ja nee nee grootschalige


> 500 mandagen bodemsanering
1 aannemer

werk met bijzondere risico’s ja ja ja ja verrichten groot


> 500 mandagen onderhoud met asbest
2 of meer aannemers
www.bouwstandaard.nl

Noot 1: i.p.v. aannemer kan ook worden gelezen ‘zelfstandige’.


Noot 2: Bijzondere risico’s zijn onder meer: gevaren van bedelving, vastraken, vallen,
blootstelling aan chemische of biologische stoffen, gebruik van springstoffen e.d.

3.6.4 CHECKLIST BOUWBEGELEIDERS


De hier aangegeven punten zijn zaken die de aannemer, die is belast met de veiligheidscoördinatie,
moet regelen voor alle personen die op de werkplaats aanwezig zijn. Derhalve dient hij dit te hebben
vastgelegd in zijn ‘V&G-plan uitvoeringsfase’. Deze punten gelden onverkort voor de bouwbege-
leider ter bescherming van zijn of haar eigen veiligheid en gezondheid.

Opstartfase
• de toegang tot het bouwterrein dient veilig te zijn;
• het bouwterrein dient te zijn afgeschermd tegen kinderen en omwonenden;
• op het bouwhek dient te zijn aangegeven dat helmen verplicht zijn en dat het terrein verboden
is voor onbevoegden;
• aanwezige watermeterputten dienen te zijn beschermd tegen het invallen van personen;
• plaatsen waar mogelijk drijfzand aanwezig is, dienen apart te zijn afgeschermd;
• tijdelijke opslag van grond en/of zand dient te zijn beschermd tegen instortingsgevaar;
• er dient een opstelplaats te zijn voor een auto, speciaal voor EHBO-doeleinden;
• er dienen goede en duidelijke verkeersvoorzieningen te zijn, zoals ‘uitrit werkverkeer’ en
‘fietsers afstappen’;
• er dient brandpreventie aanwezig te zijn in de vorm van brandblusmiddelen;
• er dienen BHV-voorzieningen te zijn in de vorm van EHBO-trommel, noodplan en alarmkaart,
niet alleen in de aannemerskeet maar ook in de directiekeet;
• goede hygiënische voorzieningen, voldoende toiletten en wasgelegenheid;
• bouwelektra dat voldoet aan de NEN 1010 (elektra) en NEN 3140 (werkzaamheden);
• de directiekeet dient op een veilige manier bereikbaar te zijn.

Funderingsfase
• er dienen voldoende PBM aanwezig te zijn voor het begeleiden van heiwerk, bijvoorbeeld
gehoorbescherming, helm en veiligheidschoenen;
• er dienen maatregelen te zijn getroffen ter voorkoming van olievervuiling door toedoen van de
heistelling alsmede geluidbeperkende maatregelen voor omwonenden;
• er dient een goede werkplek- en looprouteverlichting te zijn;
• goede orde en netheid op de bouwlocatie. Hieronder valt ook het tijdig afvoeren van bouwafval

g zoals betonresten e.d.;


• aanwezige hijskranen en hijsmiddelen dienen te zijn goedgekeurd;
302 • op het werk aanwezig materieel zoals bouwliften, gereedschap, cirkelzagen e.d. dient te zijn
goedgekeurd;
• stekken van heipalen dienen tijdelijk te worden beschermd, bijvoorbeeld door er emmers
overheen te zetten.

Buitenschilafwerking
• steigers dienen te zijn gekeurd, dit dient zichtbaar te zijn middels een label aan de steigers;
• steigers dienen te voldoen aan Arbo-beleidsregel 7.4-5 en NEN 2770. Indien de steiger hiervan
afwijkt, dan dient hiervoor een berekening te worden gemaakt. De steigerbouwer moet een ter
zake deskundig persoon zijn, hij moet bijvoorbeeld over een certificaat ‘steigerbouwer B’ van
de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf of gelijkwaardig beschikken;
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

• ladders dienen voldoende lang te zijn en moeten 1 meter doorsteken boven de plaats
waartoe zij toegang geven. Aan weerszijden dienen leuningen aan te sluiten op de ladder.
Ladders dienen onder een hoek van 70 tot 75 graden te staan en te zijn goedgekeurd;
• het aanbrengen van valhoogtebeperkende voorzieningen op vloeren dient te zijn geregeld,
indien:
• de valhoogte meer is dan 2,50 meter;
• de valhoogte minder is dan 2,50 meter in die gevallen dat het valgevaar gepaard gaat met
risicoverhogende omstandigheden, zoals het gevaar van vallen op of langs uitstekende
delen, de aanwezigheid van verkeer, het vallen in water. De voorzieningen bestaan uit
doelmatige hekwerken of leuningen van tenminste 1 meter hoogte met een tussenleuning op
0,50 meter zodat de tussenruimte niet meer is dan 0,47 meter en een kantplank aansluitend
op de vloer.
• het aanbrengen van valhoogtebeperkende voorzieningen op daken dient te zijn geregeld:
• voor het leggen van stalen dakplaten kunnen netten worden gespannen, vanaf 2,50 meter,
met dien verstande dat er extra aandacht wordt besteed aan de voorspanning en bevesti-
ging;
• dakranden moeten worden afgezet met leuningen, zie vloeren;
• indien op 4 meter of meer van de dakrand wordt gewerkt, is een markering met bijvoorbeeld
lint voldoende;
• vanaf 2 meter van de dakrand dient een enkele leuning te worden aangebracht op 1 meter
hoogte;
• de toegang tot het dak moet aan weerszijden zijn voorzien van 4 meter hekwerk;
• niet het gehele dak hoeft te zijn voorzien van leuningen, maar in ieder geval het werkvak
plus aan weerszijden een overlengte van 4 meter.
• de toegang tot het dak middels een ladder van niet meer dan 10 meter lengte. Indien langer,
dan een tussenbordes plaatsen op 7,50 meter;
• laddertorens vanaf 4,50 meter verankeren aan het gebouw;
• het aanleveren van een veiligheidsplan voor het monteren van een staalconstructie of prefab
betonnen elementen dient te zijn geregeld;
• er moet met veilige spanning (wisselspanning door middel van een veiligheidstransformator van
maximaal 50 volt of gelijkspanning van 120 volt) in besloten ruimten worden gewerkt. Een
alternatief is het werken met een scheidingstrafo, hierop kan 220 volt handgereedschap
worden aangesloten;
• asbest dient door een deskundig, gecertificeerd bedrijf te worden verwijderd;
• er dient een inventarisatie van gevaarlijke stoffen te worden gemaakt waarover informatie
aanwezig moet zijn;
• er dienen voorzieningen te zijn opgenomen om stof in de bouw te voorkomen;
g
• er dienen maatregelen te zijn getroffen die voorkomen dat materiaal en/of materieel van de 303

steiger kan vallen op personen die niet anders dan naast de steiger kunnen passeren, bijvoor-
beeld in een winkelstraat;
• de toegang tot een gebouw onder een steiger dient vrij en zonder obstakels te zijn.

Ruwafbouw
• er dient regelmatig bouwafval te wordt verwijderd zodat een schone werkplaats kan worden
gehandhaafd;
• sparingen dienen tegen doorvallen te worden afgedicht;
• er dient voldoende werkplek- en looprouteverlichting aanwezig te zijn;
• er dienen voldoende doorvalbeveiligingen te zijn aangebracht bij gevels en liftschachtopeningen;
www.bouwstandaard.nl

• er dient een gecontroleerde en beheersbare toegang tot de steiger te worden gewaarborgd;


• er dient te worden gewerkt met goedgekeurd materieel zoals rolsteigers en heftrucks;
• er dienen voldoende verankeringen te worden aangebracht tegen het omwaaien van bouwdelen.

Afbouw en oplevering
Niet zelden worden in deze fase de nutsaansluitingen gerealiseerd. Dit houdt in, veel graafwerk-
zaamheden waardoor de toegang tot het project vaak moeilijk kan zijn. De Arbo-coördinator dient
met de desbetreffende bedrijven goede afspraken te maken inzake V&G rondom deze werkzaam-
heden. Formeel moet dit in het V&G-plan zijn geregeld. Is dit niet het geval, dan zal hij aanvullende
gegevens moeten opvragen zodat het V&G-plan met deze zaken kan worden aangevuld. De opzichter
dient na te gaan of dit is gedaan.
Daarnaast de volgende aandachtspunten:
• zorgen voor een goede en veilige toegang tot het project;
• er dient een doelmatige afzetting te worden aangebracht bij graafwerkzaamheden, deze dient
ook in het donker goed zichtbaar te zijn;
• de toegang tot het project dient controleerbaar te zijn. Alle openingen waardoor men naar
binnen moet dienen open te zijn, alle overige openingen dienen te zijn afgesloten;
• bij oplevering van een project dient de toegang verhard te zijn en met auto’s bereikbaar.

Tot slot
De bouwbegeleider kan ernaar streven zijn eigen werkzaamheden zodanig te plannen dat de
aannemer gelegenheid krijgt om herstelwerkzaamheden uit te voeren zolang hulpmaterieel
aanwezig is. Denk hierbij aan steigers. Als de aannemer later met behulp van een ladder nog
werkzaamheden moet verrichten aan de gevel, is dit onveiliger dan vanaf de steiger.

g
304
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

4 STABU

Inhoud

Inleiding 306
4.1 Het bestek 306
4.1.1 Wat is een bestek? 306
4.1.2 Functie van het bestek 306
4.1.3 Het bestek als informatiedocument 306
4.1.4 Het bestek als contractdocument 308
4.1.5 Standaardisatie van bestekken 308

4.2. Standaardbestekken 306


4.2.1 Wat is een standaardbestek? 306
4.2.2 Soorten standaardbestekken in Nederland 306

4.3 Stichting STABU 309


4.3.1 Definities 309
4.3.2 Het ontstaan van de stichting STABU 309
4.3.3 Doelstelling/filosofie STABU-bestek 310
4.3.4 De STABU Standaard 310
4.3.5 Het STABU-bestek 311
4.3.6 STABU hoofdstukindeling 312

4.4 Het aannemen van werk 313


4.4.1 Verpanding en cessie UAV 313
4.4.2 Geschillen UAV 314
4.4.3 Risicoregelingen bouwbedrijf 1991 314

4.5 De wet ketenaansprakelijkheid 315


4.5.1 Doelstelling van de wet ketenaansprakelijkheid 315
4.5.2 Begrippen 315
4.5.3 Aansprakelijkheid 316
4.5.4
4.5.5
BTW-Verleggingsregeling
Risicobeperking
316
316
g
4.5.6 G-Rekening 317 305
www.bouwstandaard.nl

Inleiding
In een bestek is omschreven wat een opdrachtgever gerealiseerd wil zien en welke prestatie hij
van de bouwer verwacht. Door een overeenkomst aan te gaan verplicht de bouwer zichzelf om
zich aan dit bestek te conformeren. Een dergelijke overeenkomst schept voor alle betrokken
partijen rechten en plichten. In dit hoofdstuk wordt uitvoerig ingegaan op het bestek en de
bijzondere rechten en plichten die hiermee samenhangen.

4.1 Het bestek

4.1.1 WAT IS EEN BESTEK?


Als leidraad om een bouwwerk te realiseren wordt doorgaans een bestek opgesteld, maar wat is
dat nou eigenlijk?

Volgens Van Dale:


“… nauwkeurige beschrijving van een werk, met alle inlichtingen aangaande de gang en de
uitvoering ervan, de te gebruiken materialen, de regeling der werkzaamheden enz.”

Volgens de UAV (Uniforme Administratieve Voorwaarden):


“… de beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende
voorwaarden, de nota van inlichtingen en het Procesverbaal van aanwijzing.”

4.1.2 FUNCTIE VAN HET BESTEK


Een bestek dient twee doelen:
1 Informatiedocument:
• de prijsvorming voor opdrachtgever (architect) en inschrijvende aannemer;
• werkvoorbereiding c.q. inkoop van materialen;
• de uitvoering.
2 Contractdocument:
• na gunning van het werk, meestal aan de laagst inschrijvende aannemer, krijgt het bestek de
status van contractdocument dat onderdeel uitmaakt van de aannemingsovereenkomst tussen
opdrachtgever en aannemer.
Beide facetten worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.

4.1.3 HET BESTEK ALS INFORMATIEDOCUMENT

g Het bestek kan worden gezien als een document waarin alle opgenomen ontwerpbeslissingen
tijdens het ontwerp worden vastgelegd. Voor vele aspecten gebeurt dit daarnaast ook op tekening,
306 omdat tekeningen soms meer zeggen dan uitvoerige verhalen.
Ter ondersteuning worden kwaliteiten (bouwstof- en verwerkingsspecificaties) en kwantiteiten
nader omschreven.

Met het toenemende gebruik van geautomatiseerde verwerking in de ontwerpfase kan aan het
bestek een ruimere betekenis worden gegeven.
Werd in het verleden het bestek gezien als een noodzakelijk kwaad ter afsluiting van de ontwerp-
fase, nu kunnen met gebruikmaking van de computer, gaandeweg het ontwerpproces, de ontwerp-
keuzes in een document worden vastgelegd.
Met het doorlopen van het proces kunnen aanvullende beslissingen en nadere keuzes aan het
document worden toegevoegd. Zo ontstaat gedurende de ontwerpfase een document waarin alle
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

ontwerpkeuzes zijn vastgelegd. Indien hieraan de benodigde administratieve voorwaarden en


eventueel aanvullende kwaliteitseisen worden toegevoegd, ontstaat de basis voor het bestek.
In de ontwerpfase, wanneer het bedoelde document meestal wordt aangeduid met ‘Programma
van Eisen’, ‘Technische omschrijving’ of ‘Richtlijnenbestek’, wordt het gebruikt voor:
• basiselementenraming en/of -begroting en
• ter ondersteuning van het advies m.b.t. voorlopig en definitief ontwerp.
Gedurende het ontwerpproces worden een aantal fases doorlopen, te weten:
• schetsontwerp;
• voorlopig ontwerp;
• definitief ontwerp;
• bestek.
In het streven te komen tot een kostenbewust ontwerp, dienen na elke fase de kostenconsequenties
van het ontwerp te worden bepaald. Aan de hand hiervan kan eventueel bijsturing plaatsvinden.
In toenemende mate wordt daarvoor de zogeheten elementenmethode gehanteerd. Dit is een
wijze van begroten waarbij vaste, gestandaardiseerde onderdelen van het gebouw op zichzelf
staand worden begroot. De bedoelde onderdelen, zoals binnenwanden, daken of dakafwerkingen,
die worden gekenmerkt door een bepaalde functie, worden aangeduid met ‘elementen’ of ‘bouw-
delen’. Per element ontstaat op deze wijze een deelbegroting.
Met het concreter worden van het ontwerp kunnen de bedoelde deelbegrotingen steeds verder
worden uitgesplitst en/of gedetailleerd.
De indeling van elementen is internationaal vastgelegd in de SfB-classificatie, in 1950 in Zweden
ontwikkeld.
In Nederland is deze classificatie nader uitgewerkt in de Elementenmethode 1985, uitgegeven door de
STAGG. De elementenmethode biedt met name voor de architect/ontwerper voordelen. Alle
informatie betreffende een project (over kwaliteiten, kosten en tekeningen) kan hij gedurende het
ontwerpproces ordenen en archiveren volgens één vaste structuur. Zo kunnen de gegevens over b.v.
binnenwanden of daken altijd worden gevonden onder hetzelfde nummer, in dit geval (22) of (27).

In het verlengde hiervan hanteert de architect ook steeds vaker de classificatie volgens de
elementenmethode als indeling voor zijn productdocumentatie. Voor de fabrikant is het zaak
zoveel mogelijk op deze behoefte van de ontwerper in te spelen.

Het zou voor de hand liggen als ook het bestek, als uiteindelijk resultaat van het ontwerpproces
zou zijn ingedeeld volgens ‘elementen/bouwdelen’. Uitgezonderd bepaalde besteksvormen is dit
niet zo. Daarvoor volgt hieronder de verklaring.

In het verlengde van de eerder genoemde functies van het bestek, vormt het bestek een interme-
g
diair tussen ontwerper en uitvoerder. Het bestek is de vertaling van het ontwerp in termen van de 307

uitvoering. Dit betekent dat de inhoud en de structuur van het bestek zoveel mogelijk dienen te
zijn afgestemd op de informatiebehoefte tijdens het uitvoeringsproces.
Deze wijkt principieel af van die tijdens de ontwerpfase. Tijdens het ontwerpproces zijn de betrok-
kenen primair geïnteresseerd in de wijze waarop de in het structuurplan aangegeven lijnen worden
omgezet naar volledig beschreven bouwdelen.
De mensen betrokken bij de uitvoering en de voorbereiding ervan, hebben een andere invalshoek.
Zij zijn veel meer geïnteresseerd in de wijze waarop een en ander moet worden gerealiseerd: op
welke wijze de materialen moeten worden ingekocht, welke werkzaamheden het beste kunnen
worden uitbesteed en op welke wijze het werk uiteindelijk het meest efficiënt kan worden uitgevoerd.
De informatie in het bestek is hierop dan ook afgestemd: groepen van materialen en werkzaamheden
www.bouwstandaard.nl

die logischerwijs als eenheid worden ingekocht of uitbesteed, staan zoveel mogelijk bij elkaar.

Dergelijke groepen van handelingen en/of materialen worden aangeduid met werksoorten.
Voorbeelden hiervan zijn o.a. grondwerk, betonwerk, metselwerk en stukadoorswerk. Een voordeel
van deze indeling van het bestek is dat de inschrijvende aannemers bij de prijsvorming in korte
tijd tot prijsaanvragen bij onderaannemers kunnen komen.

4.1.4 HET BESTEK ALS CONTRACTDOCUMENT


Na de aanbesteding van het werk gaat de opdrachtgever in de meeste gevallen over tot opdracht-
verlening. Meestal zal hij besluiten met de laagste inschrijver zaken te gaan doen.
De opdracht wordt vastgelegd in de aannemingsovereenkomst, een contract tussen 2 partijen:
opdrachtgever en aannemer.

In het bestek, dat onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, staan de rechten en plichten van de
2 partijen. Contractueel gezien zijn de architect en de onderaannemer hierbij geen partij.

De status van de aannemingsovereenkomst is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

4.1.5 STANDAARDISATIE VAN BESTEKKEN


De zorg voor de kwaliteit van bestekken is van groot belang. Door standaardisatie wordt een
bestek verkregen waarvan de structuur uniform is, hetgeen de prijsvorming bevordert (de aannemer
leest het bestek immers makkelijker). Tevens is er nagedacht over de volledigheid van het bestek.
Dit neemt niet weg dat ook een standaardbestek met veel zorg moet worden samengesteld.
Gebruik van de computer leidt vlug tot een grote stapel papier, maar zegt nog niets over de
juistheid van de inhoud.

4.2 Standaardbestekken

4.2.1 WAT IS EEN STANDAARDBESTEK?


Een standaardbestek is feitelijk het gereedschap voor het maken van bestekken die veelal uit
verschillende onderdelen bestaan.
In principe omvat een standaardbestek 2 componenten:
1 de SYSTEMATIEK van bestekschrijven die bepalend is voor:
• de structuur en vormgeving van het bestek;

g • de mogelijkheden van koppelingen tussen het bestek en andere documenten.


2 een verzameling van gecodeerde STANDAARDTEKSTEN en (invul-)keuzeteksten ten behoeve
308 van de inhoud van het bestek.

4.2.2 SOORTEN STANDAARDBESTEKKEN IN NEDERLAND


SRW/SROW BESTEK
Officieel is deze besteksvorm opgenomen in de STABU-vorm, maar u treft deze ook nog aan in de
oude vorm. Het Standaard Referentiebestek voor de Woningbouw (SRW) is uitgebreid voor
woningonderhoud en -verbetering tot het Standaardreferentiebestek voor Onderhoud en Woning-
verbetering (SRW/SROW).
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

RAW BESTEK
Het RAW bestek voor de grond-, water- en wegenbouw; dit standaardbestek is uitgegeven en
wordt beheerd door de Stichting Centrum voor Onderzoek en Regelgeving in de Grond-, Water en
Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) in Ede.

STABU BESTEK
De utiliteitsbouw (bedrijfsgebouwen, kantoren, ziekenhuizen en fabrieken) heeft tot 1986 een
algemeen aanvaard standaardbestek moeten ontberen.
Binnen ingenieurs- en architectenbureaus werd de behoefte aan dit standaardbestek veelal
gedekt door eigen bureaubestekken (knip- en plakbestekken). Ook werden naar eigen inzicht de
voornoemde standaardbestekken omgebouwd en aangepast. Sindsdien is het landelijke STAn-
daardbestek voor Burgerlijke- en Utiliteitsbouw, ofwel het STABU-bestek, beschikbaar.

4.3 Stichting STABU

4.3.1 DEFINITIES
STABU: bestekssystematiek voor de woning- en utiliteitsbouw, uitgegeven door de Stichting STABU.
STABU SYSTEMATIEK: het door alle bouwpartners samen ontwikkelde afsprakenstelsel voor de
burger- en utiliteitsbouw.

4.3.2 HET ONTSTAAN VAN DE STICHTING STABU


Vanaf 26 maart 1986 beschikt de utiliteitsbouw over een eigen standaardbestek. Op die datum is
namelijk het lang verwachte, veel omvattende standaardbestek voor de burger- en utiliteitsbouw op
de markt gebracht. Het STABU-bestek omvat basisgegevens voor de beschrijving van een compleet
bouwwerk; van fundering tot en met dakconstructie en van verwarmings- tot en met liftinstallatie.
Dit standaardbestek draagt als belangrijk kenmerk dat het niet alleen vóór maar ook dóór de
bouw- en installatiesector is ontwikkeld en wordt beheerd, dit in tegenstelling tot het door de
overheid ontwikkelde SRW-bestek.

De stichting STABU vormt een samenwerkingsverband tussen:


• Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM);
• Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T);
• Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB);
• Koninklijke Maatschappij tot bevordering der bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten (BNA);
• Orde Nederlandse Raadgevende Ingenieurs (ONRI);
• Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen (NEPROM);
g
• Unie van Elektrotechnische Ondernemingen (UNETO); 309

• Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG);


• Vereniging Nederlandse Installatiebedrijven (VNI);
• Nederlands Verbond Toelevering Bouw (NVTB);
• de Nationale Woningraad (NWR);
• het Nederlands Christelijk Instituut voor de Volkshuisvesting (NCIV).
Bij de ontwikkeling en het beheer van de verschillende hoofdstukken wordt tevens medewerking
verleend door toonaangevende technische instanties zoals: de Betonvereniging, Centrum Hout,
Staalbouwkundig Genootschap, Vereniging van Metalen Ramenfabrikanten (VMR), de bedrijf-
schappen voor het schildersbedrijf, stukadoors, steengaasstellers, terrazzowerkers, Bureau Dak
Advies (BDA), Vebidak en vele anderen.
www.bouwstandaard.nl

4.3.3 DOELSTELLING/FILOSOFIE STABU-BESTEK


Bij de opbouw van het STABU-bestek zijn de gehanteerde uitgangspunten bepalend voor de vorm
en inhoud. Belangrijke uitgangspunten zijn:
• vastleggen van wederzijdse verantwoordelijkheden en verplichtingen van opdrachtgever en
aannemer opdrachtnemer);
• gelijkwaardigheid van contractpartners;
• duidelijke inhoud en slechts voor één uitleg vatbaar;
• gebaseerd op de hedendaagse stand der techniek;
• Uniforme Administratieve Voorwaarden voor uitvoering van werken (UAV);
• Uniform Aanbestedings Reglement (UAR);
• centrale plaats tussen ontwerp en uitvoering;
• Nederlandse normbladen (inclusief Europese normen);
• verwerking m.b.v. computer;
• uitwisselbaar in elektronische vorm.
Als uitvloeisel van met name het eerste punt is de opdrachtgever verantwoordelijk voor het
ontwerp en de aannemer voor de uitvoering ervan.
Dit betekent dat de aannemer zoveel mogelijk wordt vrijgelaten in de keuze van de uitvoerings-
wijze. De teksten voor de werkbeschrijving en besteksbepalingen zijn dan ook zoveel mogelijk
gericht op het resultaat in plaats van op de wijze van totstandkoming.

4.3.4 DE STABU STANDAARD


De STABU Standaard, een boekwerk waarin algemene bepalingen zijn opgenomen, zal ongeveer
om de 5 jaar worden herzien. De STABU Standaard bestaat uit:
• de Standaard Administratieve Bepalingen (SAB), waarin hoofdzakelijk de UAV van toepassing
worden verklaard en aanvullende publicaties;
• de Standaard Technische Bepalingen (STB), waarin procedurele zaken, begripsomschrijvingen
en algemene kwaliteitseisen zijn opgenomen. Deze zaken zijn in een zogenaamde ‘zevendeling’
gegroepeerd:
1 Begrippen
begripsomschrijvingen en definities van termen die in de praktijk niet voor meer dan één
uitleg vatbaar zijn;
afbakening van het hoofdstuk of delen ervan, eventueel met verwijzing naar andere delen.
2 Eisen en uitvoering
kwaliteitseisen met betrekking tot het resultaat van de uitvoering;
voorzover nodig - aanvullend op hierboven - eisen met betrekking tot de wijze van uitvoeren

g en de behandeling van bouwstoffen op de bouwplaats.


3 Informatie-overdracht
310 omschrijving van informatie die op een bepaald tijdstip door de opdrachtgever of door de
aannemer/installateur moet worden verstrekt;
eisen waaraan de te verstrekken informatie moet voldoen.
4 Risicoverdeling en garanties
afbakening van verantwoordelijkheden en risico’s die direct verband houden met het aan
de orde zijnde onderwerp en die niet op algemeen niveau in de Administratieve Bepalingen
kunnen worden geregeld.
5 Bijbehorende verplichtingen
zaken die tot de verplichting van de aannemer worden gerekend zonder dat ze expliciet in de
werkbeschrijving worden beschreven.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

6 Bouwstoffen
eisen aan bouwstoffen voorzover hierop geen document van toepassing is of van toepassing
kan worden verklaard.
7 Meet- en verrekenmethoden
standaard methode van meten voor het bepalen van hoeveelheden voor begroting of
verrekening, bevattende de vaststelling van begrenzingen van de te meten onderdelen, de te
gebruiken meet-eenheden en de te verstrekken specificaties.

4.3.5 HET STABU-BESTEK


Het STABU-bestek, waarin een werk wordt beschreven, heeft een vaste indeling met vaste,
wederkerende elementen en een vaste, systematische opbouw. Een STABU-bestek is onder-
verdeeld in hoofdstukken waarbij hoofdstuk 00 Algemene gegevens bevat zoals bijvoorbeeld
terrein- en bodemgegevens, grondwaterstanden en dergelijke en hoofdstuk 01 Voor het werk
geldende voorwaarden waarin onder andere de in 4.3.4 genoemde STABU Standaard van toepas-
sing wordt verklaard.
De hoofdstukken zijn onderverdeeld in artikelen. Er zijn 2 soorten artikelen: aanvullende bepalingen
en werkbeschrijvingen. Deze zijn gecodeerd en worden voorafgegaan door een artikelcode.
Deze code kan verschillende formaten hebben:

##.##.## aanvullende bepalingen (technisch, administratief, voorwaarden en algemene


gegevens)
##.##.##-x projectgebonden werkbeschrijvingen

# - willekeurig cijfer
x - willekeurige letter

De eerste 2 cijfers vormen het hoofdstuknummer (zie paragraaf 4.3.6 voor een overzicht van de
hoofdstukindeling).

AANVULLENDE BEPALINGEN
Een artikel van een aanvullende bepaling kan onderverdeeld zijn in meerdere bepalingen.
Deze worden als volgt genummerd:

##.##.## ARTIKELTITEL
01 titel van de bepaling
tekst van de bepaling
02 titel van de bepaling
g
tekst van de bepaling 311

Bijzondere artikelsoorten zijn:


00.0#.## Algemene gegevens (omschrijving van het werk, projectgegevens en dergelijke)
01.0#.## Aanvullende administratieve bepalingen
01.01.## Van toepassing zijnde voorwaarden en voorschriften (namelijk de STABU Standaard)
01.02.## Administratieve bepalingen, aansluitend op de UAV. Het vijfde en zesde cijfer
verwijzen naar de hoofdstukindeling van de UAV
##.0#.## Bepalingen waarvan de inhoud betrekking heeft op procedures en algemene
voorwaarden
www.bouwstandaard.nl

##.00.## Aanvullende technische bepalingen


Het vijfde cijfer is een verwijzing naar de zevendeling, zoals deze reeds in para-
graaf 4.3.4 bij de standaard technische bepalingen is weergegeven.
Komt er een 9 voor in een artikelcode dan is het betreffende artikel een zogenaamde vrije tekst, door
de schrijver zelf gedefinieerd. Enige uitzondering hierop is weer hoofdstuk 01, paragraaf 02: in de UAV
komen hoofdstukken 9, 19, 29, 39 en 49 voor, waardoor hier een 9 in de artikelcode kan voorkomen.

PROJECTGEBONDEN WERKBESCHRIJVINGEN
Een artikel van een projectgebonden werkbeschrijving is onderverdeeld in enkele vaste onderdelen:

Algemeen: Voorbeeld:
##.##.##-x korttekst 22.72.10-a VOEGWERK
0. eerste specificatie 0. naderhand gevoegd voegwerk
tekst van de specificatie voegtype: als bestaand etc
1. volgende specificatie 4. voegmortel, cementgebonden
tekst van de specificatie speciesamenstelling: etc.
.## bouwdeel/installatiedeel .01 binnenwand
tekst m.b.t. bouwdeel De schoonmetselwerkwand etc.

De specificatienummers 0. tot en met 3. betreffen verplichte specificaties, de nummers 4. tot en


met 8. zijn vrij te kiezen. Onder 9. mogen eigen teksten worden vermeld.
De nummering van de bouwdelen is naar eigen inzicht in te vullen.

4.3.6 STABU HOOFDSTUKINDELING


Hieronder volgt een overzicht van de hoofdstukken in de STABU-bestekken.

00 algemeen
01 voor het werk geldende voorwaarden
05 bouwplaatsvoorzieningen
10 stut- en sloopwerk
12 grondwerk
14 buitenriolering en drainage
15 terreinverhardingen
16 beplanting
17 terreininrichting

g 20
21
funderingspalen en damwanden
betonwerk
312 22 metselwerk
23 vooraf vervaardigde steenachtige elementen
24 ruwbouwtimmerwerk
25 metaalconstructiewerk
26 bouwkundige kanaalelementen
30 kozijnen, ramen en deuren
31 systeembekledingen
32 trappen en balustraden
33 dakbedekkingen
34 beglazing
35 natuur- en kunststeen
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

36 voegvulling
37 na-isolatie
38 gevelschermen
40 stukadoorwerk
41 tegelwerk
42 dekvloeren en vloersystemen
43 metaal- en kunststofwerk
44 plafond- en wandsystemen
45 afbouwtimmerwerk
46 schilderwerk
47 binneninrichting
48 behangwerk, vloerbedekking en stoffering
50 dakgoten en hemelwaterafvoeren
51 binnenriolering
52 waterinstallaties
53 sanitair
54 brandbestrijdingsinstallaties
55 gasinstallaties
56 perslucht- en vacuüminstallaties
60 verwarmingsinstallaties
61 ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties
62 koelinstallaties
68 regelinstallaties
70 elektrotechnische installaties
75 communicatie- en beveiligingsinstallaties
78 gebouwenbeheersystemen
80 liftinstallaties
84 gevelonderhoudsinstallaties

4.4 Het aannemen van werk

4.4.1 VERPANDING EN CESSIE UAV


Het kan voorkomen dat een aannemer alleen goederen van zijn leveranciers of krediet van de bank
kan krijgen als hij de vordering van één of meer betalingstermijnen die hij van de opdrachtgever
moet ontvangen, overdraagt aan de leverancier of de bank.
De aannemer blijft dan de schuldeiser van de opdrachtgever. Deze overdracht kan op alle mogelijke
g
wijzen tot stand worden gebracht en is niet aan wettelijke bepalingen gebonden. 313

Meestal zal de leverancier of bank geen genoegen nemen met een verpanding, aangezien hij/zij
dan geen eigenaar wordt van de vordering. Daarom vindt niet de verpanding maar de cessie in de
bouwwereld ruime toepassing.
Bij cessie draagt de aannemer zijn vordering op naam over aan de andere partij (de cessionaris)
die dan ten opzichte van de opdrachtgever de schuldeiser wordt.
Voor deze overdracht is een authentieke of onderhandse akte nodig die per deurwaardersexploot
aan de opdrachtgever moet worden betekend (kennis gegeven).
In de UAV is in paragraaf 43 aan de aannemer het recht gegeven zijn vorderingen geheel of
gedeeltelijk te verpanden of te cederen. Indien de opdrachtgever dat wenst, moet de aannemer
de akte van cessie overleggen.
www.bouwstandaard.nl

4.4.2 GESCHILLEN UAV


HET BEGRIP GESCHIL
Onder een geschil wordt verstaan alle geschillen - en daaronder begrepen die welke slechts door
een der partijen als zodanig worden beschouwd - die naar aanleiding van de overeenkomst van
aanneming, of overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen aannemer en
opdrachtgever of de directie mochten ontstaan.
DE BESLECHTING VAN GESCHILLEN
Alle geschillen zullen worden onderworpen aan het oordeel van een scheidsgerecht dat bestaat
uit leden van de Raad van Arbitrage. Deze is samengesteld uit vertegenwoordigers van architecten-
en aannemersorganisaties.

Het gekozen scheidsgerecht moet oordelen als ‘goede mannen’, zoals dat heet, en overeenkomstig
de statuten van de Raad van Arbitrage.
De kosten van arbitrage, het honorarium van de arbiters enz. komen ten laste van degene die
daarvoor door dit scheidsgerecht wordt aangewezen. Gedurende de voorbereiding en tijdens de
behandeling van een geschil moet de aannemer de werkzaamheden voortzetten.
De geschillen moeten binnen 6 maanden, nadat een beslissing van de opdrachtgever omtrent de
eindafrekening ter kennis van de aannemer is gebracht, bij de hierboven genoemde raad aanhangig
zijn gemaakt.
Na deze termijn is een vordering tot meer of tot iets anders dan de bedoelde beslissing inhoudt
niet meer ontvankelijk.

4.4.3 RISICOREGELINGEN BOUWBEDRIJF 1991


Een prijsaanbieding voor een werk wordt gebaseerd op loonkosten en prijzen van materialen zoals
die op de dag van aanbesteding c.q. prijsaanbieding bekend zijn. Een dergelijke prijsaanbieding is,
na gunning van het werk, voor beide partijen bindend.
Wanneer nu de loonkosten en/of de prijzen van de materialen tijdens de uitvoering van het werk
wijzigen kan dit, voor beide partijen, risico’s opleveren. Deze risico’s kunnen worden ondervangen
door overeen te komen dat op het werk een risicoregeling van toepassing is.

Zo kent men:
• de Risicoregeling Woning- en Utiliteitsbouw;
• de Risicoregeling Grond-, Water- en Wegenbouw.

RISICOREGELING WONING- EN UTILITEITSBOUW

g Voor woningbouwprojecten, woningrenovatieprojecten en utiliteitsbouwprojecten kunnen opdracht-


gever en aannemer overeenkomen dat de Risicoregeling Woning- en Utiliteitsbouw van toepassing
314 is. In grote lijnen houdt deze risicoregeling in dat, met het in acht nemen van bepaalde voorwaarden,
een verrekening plaatsvindt als er een wijziging ontstaat in de (norm)lonen en/of de prijzen van
de in de risicoregeling opgenomen bouwstoffen. Het bedrag van de loonkosten is sinds 1 juli 1981
bij nieuwbouw woningprojecten gesteld op 45% en bij renovatieprojecten op 55% van de aanneem-
som. Door opdrachtgever en aannemer mogen deze ook anders worden vastgesteld.
De Commissie Risicoregeling Woning- en Utiliteitsbouw bepaalt en publiceert maandelijks een
loonindexcijfer (rekening houdende met loonontwikkelingen in relevante CAO’s) en materiaal-
indexcijfers (onder andere op basis van gegevens van het CBS). Op basis van die indexcijfers
zou dan een verrekening van loon- en materiaalstijgingen kunnen plaatsvinden.
De Risicoregeling moet specifiek van kracht worden verklaard in het bestek of de aannemings-
overeenkomst, anders kan er geen aanspraak op worden gemaakt door partijen. Deze regeling
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

wordt dus niet van rechtswege van toepassing verklaard.

RISICOREGELING GROND-, WATER- EN WEGENBOUW


Deze risicoregeling volgt in grote lijnen de Risicoregeling Woningbouw. Met de Risicoregeling
Utiliteitsbouw heeft ze gemeen dat ook deze risicoregeling letterlijk met vermelding van het
loonkostenbestanddeel ten opzichte van de aanneemsom in het bestek moet worden opgenomen.
In de Risicoregeling Grond-, Water- en Wegenbouw worden ook de prijswijzigingen van brandstof-
fen, gas en elektriciteit verrekenbaar gesteld.

4.5 De wet ketenaansprakelijkheid

4.5.1 DOELSTELLING VAN DE WET KETENAANSPRAKELIJKHEID


De Wet Ketenaansprakelijkheid is in principe een wijzigingswet die een aantal sociale- en belas-
tingwetten wijzigt met als doel:
• het scheppen van een betere waarborg voor afdracht van premies en belasting bij onderaanneming;
• het bestrijden van malafide onderaanneming c.q. koppelbazen.
De naam van de wet is in het spraakgebruik ontstaan omdat in de wet de aansprakelijkheid voor
afdracht van premie en belasting, die voor een bepaald werk moet worden betaald, wordt verlegd naar
de (onder)aannemer die het werk heeft uitbesteed. Hierdoor ontstaat een keten van aansprakelijkheid.

4.5.2 BEGRIPPEN
AANNEMER
Een aannemer is iedere natuurlijke of rechtspersoon die zich jegens een ander, de opdrachtgever,
verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard uit te voeren tegen een te
betalen prijs. Deze definitie is duidelijker en ruimer dan het begrip ‘aannemer’ zoals dat in het
spraakgebruik gebruikelijk is. Het gevolg hiervan is dat vele contracten, die ondernemers in andere
bedrijfstakken dan de bouwwereld sluiten, ook binnen de bepalingen van deze wet vallen.
Met een aannemer wordt gelijkgesteld een ondernemer die, zonder daartoe van een opdrachtgever
opdracht te hebben gekregen, buiten dienstbetrekking, in de normale uitoefening van zijn bedrijf
een werk van stoffelijke aard uitvoert.

HOOFDAANNEMER
Met het begrip ‘hoofdaannemer’, dat niet in de wet is omschreven, wordt, weer in het spraak-
gebruik, de aannemer bedoeld die het werk van de opdrachtgever heeft aangenomen.

ONDERAANNEMER
g
Een onderaannemer is iedere natuurlijke of rechtspersoon die zich jegens een aannemer verbindt 315

om buiten dienstbetrekking een werk geheel of gedeeltelijk uit te voeren tegen een te betalen prijs.
Wanneer een onderaannemer op zijn beurt weer een werk geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, is hij
in de zin van de wet een aannemer.

NEVENAANNEMER
Indien een opdrachtgever een te realiseren werk niet in zijn geheel uitbesteedt maar in meerdere
delen, zijn de aannemers van de verschillende delen nevenaannemers van elkaar. Formeel gezien
hebben deze nevenaannemers alleen een verplichting jegens de opdrachtgever, maar niet onder-
ling. De opdrachtgever is zelf verantwoordelijk voor de coördinatie van de werkzaamheden van
de verschillende nevenaannemers.
www.bouwstandaard.nl

EIGENBOUWER
Een eigenbouwer is een ondernemer die, zonder opdracht daartoe van een ander, in de normale
uitoefening van zijn bedrijf een werk van stoffelijke aard uitvoert.
Kenmerkend voor de eigenbouwer is het uitvoeren van een werk dat tot zijn normale bedrijfsuitoe-
fening behoort. Het bedrijf zelf, en níet de bedrijfstak waartoe het behoort, geeft hierbij de doorslag.
Het is niet altijd eenvoudig te bepalen of er sprake is van een opdrachtgever of een eigenbouwer.
Indien er twijfel bestaat omtrent de hoedanigheid van de opdrachtgever kan men de belasting-
dienst of bedrijfsvereniging hierbij raadplegen; soms zal daarvoor de uitspraak van een rechter
nodig zijn.

4.5.3 AANSPRAKELIJKHEID
TEN AANZIEN VAN WERKNEMERS
De werkgever is hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van premie, voorschotpremie en belastingen
die rusten op het loon van werknemers die onder zijn leiding of toezicht werkzaamheden verrichten,
ook indien zij niet bij hem in dienstbetrekking zijn.

TEN AANZIEN VAN HET WERK


De (hoofd)aannemer is hoofdelijk aansprakelijk voor afdracht van premie, voorschotpremie en
belastingen die een onderaannemer en iedere volgende onderaannemer is verschuldigd terzake
van dat werk.

UITZONDERINGEN
De hoofdelijke aansprakelijkheid van de (hoofd)aannemer is niet van toepassing op werk,
waarvoor een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden, dat:
• grotendeels wordt verricht op de plaats waar de onderneming van de onderaannemer is
gevestigd;
• van ondergeschikt belang is in een koop- en verkoopovereenkomst van een bestaande zaak.

4.5.4 BTW-VERLEGGINGSREGELING
Met betrekking tot de BTW wordt, in plaats van de aansprakelijkheid, de verleggingsregeling
toegepast.
De verleggingsregeling houdt in dat de BTW door de (hoofd)aannemer aan de opdrachtgever
wordt berekend en door hem aan de fiscus wordt afgedragen. Hierdoor wordt bereikt dat in de
keten onder de aannemer geen BTW wordt ontvangen en betaald.
Op de facturen die de onderaannemers bij de (hoofd)aannemer indienen, wordt in die gevallen

g geen BTW vermeld. In plaats hiervan komt de zin ‘Omzetbelasting verlegd’.

316 4.5.5 RISICOBEPERKING


Vooropgesteld wordt dat een aannemer, welke voorzorgsmaatregelen hij ook treft, nooit gevrijwaard
is van het risico dat hij kan worden aangesproken tot betaling van premie en belasting die zijn
onderaannemer(s) voor dat werk verschuldigd is (zijn). Dit risico zal de aannemer zoveel mogelijk
trachten te verkleinen door:
• het selecteren van onderaannemers;
• het opvragen van een zogenaamd betalingsgedrag bij bedrijfsvereniging en belasting;
• in het aannemingscontract een beding op te nemen dat een onderaannemer, zonder schrifte-
lijke toestemming, geen werk aan derden mag uitbesteden;
• er tijdens het werk nauwlettend op toe te zien dat de werkzaamheden worden uitgevoerd door
de onderaannemers met wie hij een contract heeft afgesloten;
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

• het voeren van een administratie waaruit duidelijk blijkt welke lonen voor welke werknemers en
van welke onderaannemers gedurende welke tijd zijn uitbetaald;
• in het contract met de onderaannemer de bepaling op te nemen dat hij het geraamde bedrag
aan premie en belasting op een geblokkeerde rekening (G-rekening) van de onderaannemer stort.

4.5.6 G-REKENING
Om een G-rekening te openen moet een aannemer eerst een G-rekeningovereenkomst sluiten.
Bij deze overeenkomst zijn 4 partijen betrokken: de aannemer, een bank, de belastingdienst en
de bedrijfsvereniging. De belastingdienst en de bedrijfsvereniging zullen de overeenkomst slechts
sluiten als zij van oordeel zijn dat de ondernemer voor een G-rekening in aanmerking komt. Ook
de bank beoordeelt of zij de overeenkomst wil afsluiten. Als alle partijen akkoord zijn, kan de
ondernemer de G-rekening openen bij de bank.

Een G-rekening kan en mag alleen worden gebruikt voor het betalen van premies en belasting aan
de bedrijfsvereniging en de fiscus.
Daarnaast kan de aannemer hiermee betalingen verrichten op G-rekeningen van zijn onderaannemers.
Benadrukt dient te worden dat het feit dat de aannemer geld op een G-rekening heeft gestort van
een onderaannemer de aannemer niet vrijwaart van zijn aansprakelijkheid voor de afdracht van
premies en belastingen die de onderaannemer is verschuldigd.

g
317
www.bouwstandaard.nl

g
318
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

5 Contracten

Inhoud

Inleiding 320
5.1 De inhoud van een contract 320
5.2 Voorwaarden bij het aangaan van overeenkomsten 322
5.2.1 UAV 1989 322
5.2.2 AVA 1992 327
5.2.3 UAR 2001 328
5.2.4 ARW 2004 329
5.2.5 SR 1997 330
5.2.6 RVOI 2001 331
5.2.7 DNR 2005 332
5.3 Verzekeringen 332
5.3.1 CAR (Construction All Risk) 333
5.3.2 AVB (Aansprakelijkheid Voor Bedrijven) 334
5.3.3 BA (Beroepsaansprakelijkheid) 334
5.3.4 Werkmaterieelverzekering 334
5.4 Garanties 334

g
319
www.bouwstandaard.nl

Inleiding
Het is een goed gebruik om dat wat tussen partijen wordt overeengekomen contractueel vast te
leggen. Een contract schept wederzijds duidelijkheid over de te leveren prestaties en zal in geval
van onduidelijkheden - in het ergste geval bij conflicten - opheldering moeten geven. Door vooraf
de afspraken goed te regelen, kan het (bouw)proces beter verlopen en wordt een verstoorde
relatie voorkomen. Wij zullen in dit handboek kijken naar de inhoud van contracten in het algemeen.
Daarnaast worden een aantal in de bouw veel gehanteerde voorwaarden en verzekeringen besproken.

5.1 De inhoud van een contract

Bij het opstellen van een overeenkomst is het goed om deze op volledigheid te toetsen. In de
bouw wordt vaak gebruik gemaakt van standaardovereenkomsten, zoals:
• Model koop-/aannemingsovereenkomst voor eengezinshuizen (als bijlage bij GIW);
• Model koop-/aannemingsovereenkomst voor appartementen (als bijlage bij GIW);
• Model huurovereenkomst bouwmateriaal;
• Modelcontract onderaanneming 1993 FAANB/AVBB;
• Model opleveringsregeling 1991.1.

Standaardovereenkomsten fungeren als een onderlegger voor nieuwe contracten waarbij de


variabele (projectafhankelijke) teksten worden opengelaten.

Bij het aangaan van overeenkomsten wordt daarnaast vaak verwezen naar standaard algemene
voorwaarden, zoals:
• SR 1997 (Standaard Rechtsverhouding opdrachtgever-architect);
• RVOI 2001 (Regeling van de Verhouding tussen Opdrachtgever en adviserend Ingenieursbureau);
• DNR2005 (De Nieuwe Regeling 2005, welke een samenvoeging is van de SR en de RVOI en
deze beide voorgangers zal moeten gaan vervangen);
• de UAV 1989/UAVTI 1992 (Uniforme Algemene Voorwaarden voor de Uitvoering van werken/
Uniforme Algemene voorwaarden voor de uitvoering van Technische Installatiewerken);
• de UAV-GC 2000 (de UAV voor Geïntegreerde Contractvormen, dwz. ontwerp en uitvoering);
• de AVA 1992 (Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het bouwbedrijf);
• Modelovereenkomst van onderaanneming volgens het model van AVBB/FAANB;
• Algemene voorwaarden bij de Model koop-/aannemingsovereenkomst;
• ALIB 1992 (Algemene Leveringsvoorwaarden voor Installerende Bedrijven).

g Algemene voorwaarden fungeren als vaste regels die deel uitmaken van een contract waarin de
niet-variabele teksten zijn opgenomen. Let bij verwijzing naar algemene voorwaarden ook op
320 vermelding van het jaartal omdat algemene voorwaarden nogal eens op essentiële punten worden
gewijzigd.

Standaardovereenkomsten en algemene voorwaarden vergemakkelijken het opstellen van een


contract. Er is immers nagedacht over de inhoud van de overeenkomst. Belangrijk is wel om te
kijken naar de wijze waarop de standaardovereenkomst tot stand is gekomen: eenzijdig of twee-
zijdig. Eenzijdig wil zeggen dat de samenstellers uitsluitend bestaan uit vertegenwoordigers van
aanbiederszijde. Tweezijdig wil zeggen dat er zowel vertegenwoordigers van vragers als aanbieders
betrokken zijn geweest bij de totstandkoming.

Om een overeenkomst op te stellen of om een standaardovereenkomst te kunnen beoordelen, is


Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

het goed om de volgende checklist te hanteren. Het contract dient – daar waar van toepassing –
te bevatten:
• naam, adres en woonplaats van de opdrachtgever;
• naam, adres en woonplaats van de opdrachtnemer;
• de rechtsvorm die de combinatie van aannemers waaraan de opdracht wordt gegund, moet
hebben;
• een omschrijving van hetgeen wordt geleverd (een dienst, een product, een recht of anders):
• een omschrijving van de dienst, product of recht of anders;
• eventueel het vaststellen van de hoeveelheden (te besteden uren, materialen of anders);
• voorwaarden verbonden aan de levering, zoals:
• taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van partijen;
• het geleverde dient vrij te zijn van rechten van of verplichtingen aan derden;
• door de opdrachtgever zelf te leveren materialen of diensten;
• het van toepassing zijn van algemene voorwaarden;
• de leveringsdatum (eventueel start en einde) en leveringsplaats;
• de wijze van vergoeding (regie, vaste prijs, percentage);
• het al dan niet van toepassing zijn van de risicoregeling;
• de wijze van facturering:
• factuuradres;
• opdrachtomschrijving;
• vermelding van bestel- of opdrachtnummers;
• betalingstermijnen en declaratiebedragen;
• algemene verplichtingen van de opdrachtnemer;
• algemene verplichtingen van de opdrachtgever;
• regeling omtrent wijzigingen van de opdracht door opdrachtgever of opdrachtnemer;
• regeling omtrent goedkeuringen (wijze waarop, kennisgeving en verslaglegging);
• regeling omtrent leveringen door de opdrachtgever;
• regeling omtrent tussentijdse verslaglegging en overleg;
• regeling omtrent niet-nakoming van de verplichting:
• onvermogen of curatele van één der partijen;
• overmacht;
• vertraging in de levering;
• overlijden van één der partijen;
• wijziging rechts- of samenwerkingsvormen;
• opzegging en ontbinding van de opdracht;
• regeling omtrent het inschakelen van derden door partijen;
• regeling omtrent onderhoudstermijnen;
g
• regeling omtrent schades en het herstellen hiervan; 321

• regeling omtrent eigendoms- en auteursrechten (ook bewaarplicht);


• regeling omtrent de aansprakelijkheid van partijen en verzekering;
• regeling omtrent geschillenbeslechting.
Ten aanzien van het gebruik van algemene voorwaarden gelden de volgende regels:
• indien algemene voorwaarden van toepassing zijn, dienen deze duidelijk te worden genoemd in
de aanbieding. De opdrachtgever dient op de hoogte te zijn van de algemene voorwaarden van
de opdrachtnemer. Vaak zal toezending van de algemene voorwaarden dus nodig zijn;
• indien een partij niet wenst dat de algemene voorwaarden van de andere partij van toepassing
zijn, dan dienen de algemene voorwaarden van die andere partij nadrukkelijk niet van toepassing
te worden verklaard.
www.bouwstandaard.nl

5.2 Voorwaarden bij het aangaan van overeenkomsten

In het kader van dit handboek behandelen wij de volgende vaak gehanteerde voorwaarden:
• UAV 1989;
• AVA 1992;
• UAR 2001;
• ARW 2004;
• SR 1997;
• RVOI 2001;
• DNR 2005.
Daarbij beschrijven wij deze voorwaarden vanuit het oogpunt van de projectmanager, directie-
voerder en opzichter. Wij raden u aan om de betreffende voorwaarden erbij te nemen omdat de
integrale teksten niet zijn overgenomen.
Voor wat betreft de SR 1997 en de RVOI 2001 het volgende. Tijdens het schrijven van dit hand-
boek werd er door de BNA en de ONRI gewerkt aan een integrale versie waarin beide standaard-
werken zijn opgenomen. Ingangsdatum van De Nieuwe Regeling DNR 2005 is 1 januari 2005.
Vanaf die datum zullen opdrachten en overeenkomsten dus op die DNR gebaseerd moeten zijn en
niet meer op de SR 1997 of de RVOI 2001, maar in hoeverre de markt hier acuut op overschakelt
valt niet te voorspellen.

5.2.1 UAV 1989


De ‘Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken’ zijn in een breed
overleg tot stand gekomen (NVOB, NIVAG, VAGWW, CB, NVWB, AVBB, CROW, Raad van
Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland) en vastgesteld door het Ministerie van VROM.
Deze voorwaarden gelden voor werken waarbij in principe directie wordt gevoerd.
De UAV kent als contractstukken het bestek, bestektekeningen, nota van inlichtingen en het
procesverbaal van aanwijzing. De UAV dient in de contractstukken duidelijk van toepassing te
worden verklaard. Daar waar afwijkende bepalingen t.o.v. de UAV worden gehanteerd, dienen
deze ook uitdrukkelijk te worden vermeld.

In feite is de gehele UAV belangrijk voor de bouwbegeleider. Wij zullen ons echter beperken tot
de meest in het oog springende artikelen uit de UAV. De volgorde van de UAV wordt aangehouden.

paragraaf 2-2
NEN-normen zijn van toepassing zoals deze 3 maanden voor de aanbesteding luiden. Daarbij geldt

g wel de verplichting om de NEN-normen ook uitdrukkelijk te vermelden.

322 paragraaf 2-4


De volgende rangorde is van toepassing, waarbij geldt dat a gaat voor b en c, en b gaat voor c.
a een nieuw geschreven/getekend document gaat voor een oud geschreven/getekend document;
b de beschrijving gaat voor de tekening;
c een bijzondere regeling gaat voor een algemene regeling.
Indien men er met deze rangorde nog niet uitkomt dan geldt, met inachtneming van de billijkheid,
dat de tegenstrijdigheid wordt uitgelegd ten nadele van degene door of namens wie het bestek is
opgesteld.
De aannemer heeft de verplichting om tegenstrijdigheden te melden aan de opdrachtgever
(paragraaf 2-5) of aan de directie (paragraaf 6-14). Dit is onduidelijk, maar zal in de praktijk geen
problemen geven.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

paragraaf 3-2
De UAV gaat ervan uit dat de opdrachtgever de directie zelf voert of laat voeren. Doet de
opdrachtgever dit niet dan dient hij dit vóór de uitvoering schriftelijk mee te delen aan de aannemer,
zodat deze eventueel zijn kosten mag verhogen als het niet voeren van de directie tot extra werk
leidt voor de aannemer.

paragraaf 3-4
De UAV gaat ervan uit dat de directievoerder de opdrachtgever in alle zaken vertegenwoordigd.
Uitzondering vormen hierop regels waarin de opdrachtgever zelf optreedt:
• paragraaf 6-15 (aanspraken van de aannemer jegens de opdrachtgever aangaande verrekening
van kosten);
• paragraaf 6-25 (de aannemer mag het werk niet geheel of ten dele aan een ander overdragen
zonder schriftelijke goedkeuring van de opdrachtgever);
• paragraaf 6-27 (betreft een door de opdrachtgever voorgeschreven onderaannemer);
• paragraaf 8-4 (betreft verlenging van de duur van het werk door de opdrachtgever of op
verzoek van de aannemer);
• paragraaf 10-2 (betreft oplevering van het werk zonder aanvraag om opneming door de aannemer
aan de directie);
• paragraaf 10-3 (betreft het in gebruik nemen door de opdrachtgever vóór oplevering);
• paragraaf 14-1 (de opdrachtgever is bevoegd het werk voor het geheel of een gedeelte te schorsen);
• paragraaf 14-7 (de opdrachtgever is bevoegd de aannemer op te dragen het werk in onvoltooide
staat te beëindigen);
• paragraaf 35-2 (betreft de wijze van betaling van meer- en minderwerk);
• paragraaf 36-2 (betreft de in het bestek geregelde bevoegdheid bestekswijzigingen aan
te brengen);
• paragraaf 36-4 (betreft verrekening van bestekswijzigingen);
• paragraaf 36-8 (betreft overname van of schadevergoeding voor stoffen die op de bouw zijn
aangevoerd maar na bestekswijziging niet meer bruikbaar zijn);
• paragraaf 39-2 (betreft herziening verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek
opgenomen verrekenbare hoeveelheid);
• paragraaf 42-1 (betreft het opleggen van kortingen door de opdrachtgever bij te late
oplevering);
• paragraaf 47-3/4 (betreft het verrekenen van kostenverhogende omstandigheden);
• paragraaf 49-3 (betreft beslechting van geschillen).

paragraaf 3-8
De directie is bevoegd te bepalen dat bepaalde werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd
g
in bijzijn van de directie. 323

paragraaf 5
Deze gehele paragraaf is voor de bouwbegeleider belangrijk. Hierin worden de verplichtingen van
de opdrachtgever geregeld omtrent het tijdig aanleveren van stukken (vergunningen, de bouw-
locatie, tekeningen, bestek e.d.), de door opdrachtgever voorgeschreven constructies, werkwijze,
bouwstoffen of hulpmiddelen.
De bouwbegeleider vertegenwoordigt de opdrachtgever en zal er dus op moeten toezien dat deze
zaken (eventueel door hemzelf) worden nagekomen. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor
de juistheid en de technische uitvoerbaarheid van de door of namens hem aan de aannemer
verstrekte stukken.
www.bouwstandaard.nl

Eveneens is het van belang dat de directie een bouwbespreking houdt vóór aanvang van het werk
in verband met ondergrondse kabels en leidingen. Houdt de directie deze bouwbespreking niet,
dan zal de aannemer hierom verzoeken.
Voor de uitvoering van het werk van belang zijnde verontreinigingen en vanuit het werk komende
oude bouwstoffen dienen in het bestek te worden vermeld.
De aannemer zal de in het bestek opgegeven maten in het werk moeten controleren. Verzuimt hij
dit, dan zijn de gevolgen voor zijn rekening.
De aannemer heeft een waarschuwingsplicht de opdrachtgever te wijzen op fouten in het ontwerp.
Toch zal een directievoerder/opzichter zich niet kunnen onttrekken aan de verantwoordelijkheid
om de aannemer te wijzen op uitvoeringsfouten.

paragraaf 6
De aannemer is verplicht het werk uit te voeren volgens de door de directie te verstrekken en
door haar goed te keuren tekeningen. De aannemer is verplicht om orders en aanwijzingen op
te volgen, die hem door de directie worden gegeven.
De aannemer zorgt voor de tijdige verkrijging van vergunningen e.d. die hij nodig heeft of wenst,
voor zover zij niet behoren tot de verplichting van de opdrachtgever (paragraaf 5-1a).
De aannemer zorgt ervoor dat steeds een persoon aanwezig is die de directie te woord kan staan
en orders en aanwijzingen kan opvolgen.
Wordt door de aannemer een onderaannemer ingeschakeld dan zal de directie orders en aanwij-
zingen voor die onderaannemer uitsluitend via de aannemer kenbaar maken.
De aannemer heeft een meldingsplicht naar de opdrachtgever omtrent onvolkomenheden in de
door of namens de opdrachtgever aangeleverde stukken, order of aanwijzingen.
paragraaf 7
Regelt de aanvangsdatum (de vijfde werkdag na de dag waarop het werk de aannemer is opge-
dragen, tenzij anders is overeengekomen).

paragraaf 8
Regelt de uitvoeringsduur van het werk. Hierin wordt ook geregeld in welke gevallen de aannemer
recht heeft op termijnverlenging: overmacht, bestekswijzigingen en wijzigingen in de uitvoering
van het werk vanuit de zijde van de opdrachtgever. Vertragingen als gevolg van aan de aannemer
toerekenbare schade aan het werk zijn voor rekening van de aannemer. Stakingen vallen meestal
buiten de risicosfeer van de aannemer.

paragraaf 9 en 10

g Regelen de goedkeuring en opneming van het werk en de oplevering.


Voor de bouwbegeleider zijn met name de procedurele aspecten belangrijk aangaande de goed-
324 keuring: het tijdig informeren van de aannemer over de goedkeuring (8 dagen na opneming).
Belangrijk is paragraaf 10-3 waarin de vervroegde ingebruikneming is geregeld. Voor de opdracht-
gever houdt dit in dat het deel dat vroegtijdig in gebruik wordt genomen, dient te worden opgenomen
om de toestand vast te leggen. Zo wordt voorkomen dat er later onzekerheid bestaat over
beschadigingen. Het in gebruik genomen gedeelte wordt niet beschouwd als opgeleverd en blijft
dus binnen de risicosfeer van de aannemer.

paragraaf 11 en 12
Regelen de onderhoudstermijn (gaat in de dag na de oplevering) en de aansprakelijkheid van de
aannemer na oplevering. De aannemer is na oplevering niet meer aansprakelijk, tenzij het gaat
om een verborgen gebrek. In dat geval geldt een aansprakelijkheidsduur van 5 jaren na oplevering.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

Hierbij moet worden vermeld dat de opdrachtgever een arbitrageprocedure bij de Raad van
Arbitrage moet zijn gestart binnen die 5 jaren.
De UAV vermeldt niet het aantal dagen, maar stelt dat gebreken zo spoedig mogelijk dienen te
worden verholpen; in ieder geval vóór het verstrijken van de laatste betalingstermijn (paragraaf 9-7).
De UAV verwijst naar het bestek voor de vaststelling van de onderhoudstermijn.
Vertoont een gebouw zulke ernstige gebreken dat het dreigt te vergaan of in te storten, dan geldt
volgens het Burgerlijk Wetboek een verjaringstermijn van 10 jaren. Het moet gaan om een
verborgen gebrek. De opdrachtgever moet aantonen dat het gebouw dreigt te vergaan of in te
storten; automatisch wordt dan de aannemer hiervoor aansprakelijk gesteld. Deze termijn van
10 jaren kan nog eens worden verlengd met 10 jaren. In dat geval zal de opdrachtgever moeten
aantonen dat het gebouw geheel of gedeeltelijk dreigt te vergaan of in te storten en dat dit te
wijten is aan de aannemer. Algemeen geldt de verplichting om binnen 5 jaren na ontdekking actie
te nemen. 20 Jaren na oplevering is de aannemer niet meer aansprakelijk voor het geheel of
gedeeltelijk vergaan van het gebouw.

paragraaf 17-2/3
De aannemer verwerkt geen bouwstoffen die niet zijn goedgekeurd. Indien na verwerking blijkt
dat goedgekeurde bouwstoffen nog gebreken vertonen, kan de directie verlangen dat deze voor
rekening van de opdrachtgever worden vervangen. De kosten zijn voor de aannemer als sprake is
van een verborgen gebrek.
Onderzoek door derden aan bouwstoffen is voor rekening van de opdrachtgever (paragraaf 18-5).
paragraaf 18
Keuring van bouwstoffen.
Aanvullend op hetgeen hiervoor over keuring is geschreven, vermeldt deze paragraaf dat bouw-
stoffen geacht worden te zijn goedgekeurd als de directie zich niet uitspreekt over de uitslag van
de keuring binnen een redelijke termijn na de keuring.

paragraaf 19
Alle voor het werk bestemde goedgekeurde bouwstoffen worden eigendom van de opdrachtgever
na verklaring van leveranciers en andere belanghebbenden waarin zij afstand doen van alle
aanspraken op die bouwstoffen. Na voltooiing van het werk overgebleven bouwstoffen worden
aan de aannemer teruggegeven, behoudens toepassing van paragraaf 36-8. De aannemer draagt
de zorg over de bouwstoffen (paragraaf 20).

paragraaf 22
Regelt dat de opdrachtgever moet aantonen dat er een gebrek is en dat de aannemer daar de
oorzaak van is, voor zover de aannemer garantie geeft op dat onderdeel. Volgens dit artikel gaat
g
de garantie in na oplevering of gereedkomen. 325

paragraaf 26
Regelt het algemene tijdschema en het werkplan.
De aannemer maakt op verzoek van de directie een algemeen tijdschema en/of gedetailleerd
werkplan.

paragraaf 27
De directie maakt weekrapporten die ook door de aannemer worden ondertekend. Maakt de
directie ook dagrapporten, dan geldt daarvoor dezelfde procedure als voor de weekrapporten.
In de weekrapporten wordt opgenomen:
www.bouwstandaard.nl

• de vordering en de stand van het werk;


• de onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;
• de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;
• de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen;
• bestekswijzigingen, meer- en minderwerk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;
• opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;
• de verstrekking van tekeningen.

paragraaf 31
Indien verschillende werken in elkander grijpen, wordt dit in het bestek vermeld. De coördinatie
van in elkander grijpende werken geschiedt door de directie, tenzij anders wordt overeengekomen.

paragraaf 35
Hierin wordt de verrekening van meer- en minderwerk geregeld. Overtreft het minderwerk het
meerwerk, dan heeft de aannemer in het algemeen recht op 10% van het verschil.

paragraaf 36
De directie/opdrachtgever is bevoegd bestekswijzigingen aan te brengen. De aannemer zal
hieraan gevolg geven mits dientengevolge de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet
meer bedragen dan 15% van de aannemingssom danwel het saldo van die bijbetalingen en
inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de aannemingssom. Bestekswijzigingen kunnen
aanleiding geven tot bouwtijdverlenging (paragraaf 8-4).

paragraaf 37, 38 en 39
Regelen de stelposten en verrekenbare hoeveelheden.

paragraaf 40, 41 en 42
Regelen de betaling, omzetbelasting, kortingen en verpanding.

paragraaf 43
Regelt de zekerheidsstelling en de verzekering.
De opdrachtgever is gerechtigd een zekerheidsstelling van 5% van de aannemingssom van de
aannemer te verlangen in de vorm van een bankgarantie.
De aannemer dient verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als
medeverzekerden zijn opgenomen.

g Uiteraard kunnen deze zaken in het bestek anders worden geregeld.

326 paragraaf 44
Deze regelt de schade aan het werk.
Schade aan het werk kan door diverse omstandigheden ontstaan. De UAV regelt daarover:
• schade aan het werk door omstandigheden die in het werk liggen:
• tijdens de uitvoering (paragraaf 6-4);
• onvoldoende werk (paragraaf 6-7);
• in de onderhoudsperiode (paragraaf 11);
• na de oplevering (paragraaf 12).
• schade aan het werk door omstandigheden van buitenaf (paragraaf 44-3);
• schade aan eigendommen van de opdrachtgever (paragraaf 6-8);
• schade aan eigendommen van derden (paragraaf 6-9).
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

paragraaf 45 en 46
Deze gaan over het in gebreke blijven, onvermogen of overlijden van een der partijen.

paragraaf 49
Deze behandelt de beslechting van geschillen.

Naast de ‘gewone’ UAV bestaan er ook nog de UAV-TI (Technische Installatiewerken) en de UAV-
GC (Geïntegreerde Contractvormen).

5.2.2 AVA 1992


De Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het Bouwbedrijf zijn vastgesteld door het AVBB,
een van de overkoepelende organisaties van aannemingsbedrijven. Deze voorwaarden gelden
voor kleinere werken waarbij in principe geen directie wordt gevoerd. Uiteraard kan hiervan
worden afgeweken. Wordt er toch directie op het werk gevoerd, dan zal dit in de contractstukken
moeten worden geregeld. De AVA houdt de mogelijkheid open dat de bouwvoorbereidingsstukken
en het ontwerp door de aannemer worden aangedragen. De UAV gaat ervan uit dat de opdracht-
gever hiervoor zorgt.
De AVA kent als contractstukken technische omschrijvingen (geen bestek), tekeningen, ontwerpen
en berekeningen. Er wordt geen rangorde in documenten aangegeven, zoals wel wordt gedaan in
de UAV paragraaf 2-2.
De AVA bestaat uit de delen A en B. Deel A is van toepassing op de aanneming van werk, deel B
op de aanneming van werk in regie. In dit handboek behandelen wij de artikelen uit deel A.
artikel 3
Dit artikel noemt de verplichtingen van de opdrachtgever. In tegenstelling tot de UAV stelt de
AVA dat de opdrachtgever ervoor zorgt dat de aannemer tijdig kan beschikken over aansluit-
mogelijkheden voor elektrische machines, verlichting, verwarming, gas, perslucht en water.

artikel 4
Hierin wordt de aansprakelijkheid van de opdrachtgever geregeld.
In principe is de opdrachtgever aansprakelijk voor de door hem aangedragen bouwstoffen, hulpmid-
delen, constructies en werkwijzen en de namens hem door derden uitgevoerde werkzaamheden.

artikel 5
Hierin worden de verplichtingen van de aannemer geregeld.
Overeenkomstig de UAV wordt gesteld dat de aannemer de opdrachtgever moet wijzen op
onvolkomenheden in de door of namens de opdrachtgever voorgeschreven constructies, werkwijzen,
g
orders en aanwijzingen. 327

De aannemer zal de in het bestek opgegeven maten in het werk moeten controleren. Verzuimt hij
dit, dan zijn de gevolgen voor zijn rekening.

artikel 6
Dit artikel behandelt de aansprakelijkheid van de aannemer.
Na oplevering is de aannemer niet meer aansprakelijk, tenzij het gaat om een verborgen gebrek.
5 Jaren na de onderhoudstermijn vervalt deze aansprakelijkheid voor verborgen gebreken, tenzij
het gaat om een ernstig gebrek. In dat geval geldt een termijn van 10 jaren na einde onderhouds-
termijn. Hierin wijkt de AVA dus duidelijk af van de UAV.
www.bouwstandaard.nl

artikel 7, 8 en 9
Deze gaan over de uitvoeringsduur, opneming, goedkeuring, oplevering en onderhoudstermijn.
Voor de bouwbegeleider zijn met name de procedurele aspecten belangrijk die in deze artikelen
zijn opgenomen. Met name het berichten van de aannemer omtrent de goedkeuring van de
opneming binnen 8 dagen na opneming is belangrijk. De AVA spreekt over een onderhoudstermijn
van 30 dagen na oplevering. De UAV schrijft de onderhoudstermijn niet voor, maar verwijst naar
het bestek.

artikel 10
Hierin wordt de aansprakelijkheid na oplevering geregeld.
Zie hiervoor wat is omschreven bij artikel 6.

artikel 12
De aannemer stelt de opdrachtgever in de gelegenheid bouwstoffen te keuren. Laat de opdracht-
gever bouwstoffen door derden onderzoeken dan staat de aannemer dit toe, de kosten zijn voor
de opdrachtgever.

artikel 13
Meer- en minderwerk.
De aannemer heeft recht op 10% van het verschil tussen minder- en meerwerk indien het minder-
werk het meerwerk overtreft.
De aannemer heeft recht op 10% verhoging van vergoedingen van uitgaven ten laste van stelposten,
voorzover het niet gaat om uitsluitend aanschaffen van bouwstoffen.
artikel 14, 15 en 16
Deze behandelen de betalingstermijnen, de eindafrekening en de opschorting van betaling.

artikel 17
Deze behandelt de ingebrekeblijving van opdrachtgever en aannemer.

artikel 19 en 20
Deze behandelen de gewijzigde uitvoering en de onmogelijkheid van uitvoering.

artikel 21
Deze behandelt de geschillenbeslechting. In principe is deze gelijk aan de UAV.

g 5.2.3 UAR 2001


De UAR, het Uniform Aanbestedingsreglement, geeft aan hoe de aanbestedingsprocedure dient
328 te verlopen. Een opdrachtgever kan ook zelf de voorwaarden formuleren voor het houden van de
aanbesteding, maar hij zal vaak gebruik maken van hetgeen in de UAR is geregeld. Een uitzonde-
ring hierop is de overheid. De rijksoverheid is verplicht de UAR2001 te hanteren voor werken tot
€ 5.000.000,–, daarboven moeten zij de UAR-EG 1991 hanteren. Voor lagere overheden en
gesubsidieerde instellingen geldt dat zij tot € 5.000.000,– de UAR 2001 mogen volgen, boven de
€ 5.000.000,– moeten zij de Richtlijn Werken volgen.
De UAR maakt onderscheid tussen de volgende aanbestedingsvormen:
• openbare aanbesteding
Dit is een aanbesteding, die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij eenieder kan inschrijven.
• aanbesteding met voorafgaande selectie (is ook openbaar)
Dit is een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt, waarbij eenieder zich als
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

gegadigde kan aanmelden en waarvoor tenminste één, doch niet meer dan een aantal
(vooraf bekend gemaakte) gegadigden tot inschrijving wordt uitgenodigd.
• onderhandse aanbesteding
Dit is een aanbesteding waarvoor een beperkt aantal van tenminste twee natuurlijke
rechtspersonen tot inschrijving worden uitgenodigd.
• onderhandse aanbesteding na selectie
Dit is een aanbesteding waarbij een beperkt aantal van tenminste twee natuurlijke rechts-
personen in de gelegenheid wordt gesteld deel te nemen aan een selectie, waarna een of
meer van hen tot inschrijving kan worden uitgenodigd.

De openbare aanbestedingsvormen zijn algemeen, de onderhandse aanbestedingsvormen worden


toegepast in uitzonderingsgevallen. Voorbeelden van uitzonderingsgevallen zijn:
• als de openbare aanbestedingsvormen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid;
• als het een project betreft dat gericht is op onderzoek zonder winstoogmerk;
• als het een project betreft van bijzondere technische of artistieke aspecten of die vanuit
exclusieve rechten alleen aan een bepaalde partij kunnen worden aanbesteed.

De wijze van verrekening van kosten kan plaatsvinden op basis van een vaste prijs (lump sum),
verwerkte materialen en bestede uren (regie) of op basis van een aanneemsom met verrekening
van bestekswijzigingen, verrekenbare hoeveelheden, stelposten en soms een risicoregeling.

Vindt aanbesteding van een werk plaats, dan wordt hierover in vrijwel alle gevallen wat geregeld
in de UAR 2001 of de UAR-EG 1991. Een uitzondering hierop is de aanbestedingsvorm die wij
kennen als ‘gunning uit de hand’ waarbij de opdrachtgever met één aannemer onderhandelt.
De opdrachtgever zal echter vaak een selectie maken voor de inschrijvers waarbij hij kijkt naar
de omvang van het bedrijf, de ervaring en de financiële positie. Bij selectie van aannemers zal de
opdrachtgever vooraf selectiecriteria bekendmaken.
Bij de gunning zal hij vooraf gunningscriteria opstellen. Doet hij dit niet dan zal hij het werk aan
de laagste aanbieder moeten gunnen. Bij de gunning zal hij aan de afgewezen inschrijvers moeten
meedelen waarom zij het niet zijn geworden, wie wel of bij afbreken van de gunning waarom dit is
gebeurd.

De UAR regelt - indien van toepassing - onder andere:


• de wijze van bekendmaking;
• de eisen die aan het bestek worden gesteld;
• het geven van inlichtingen;
• de wijze van inschrijving;
g
• de wijze van aanbesteding; 329

• de zekerheidsstelling;
• beslechting van geschillen.

5.2.4 ARW 2004


Het Aanbestedingsreglement Werken 2004 is in 2004 in werking getreden en is ontstaan door
het wijzigen en samenvoegen van de UAR 2001 en de UAR-EG 1991. De vier bouwministeries
(VROM, V&W, Defensie en LNV (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)) zijn verplicht deze
opvolger toe te passen die voor werken in alle prijssegmenten geldt. Lagere overheden mogen
deze regeling toepassen maar zijn hiertoe niet verplicht. Er zijn inmiddels ook al weer plannen
voor een nieuwe regeling voor alle aanbestedingen van alle overheidsdiensten, een zogeheten
www.bouwstandaard.nl

Aanbestedingswet, die in 2006 van kracht zou moeten gaan worden.

5.2.5 SR 1997
De SR 1997, de Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding opdrachtgever-architect, is door
de BNA (Bond van Nederlandse Architecten) opgesteld.
De SR 1997 regelt onder andere:
• de omschrijving van de standaardwerkzaamheden van de architect;
• de fasering die daarin kan worden aangebracht, met de daaraan verbonden goedkeuringen;
• de wijze van honorering van de werkzaamheden van de architect;
• de verplichtingen van architect en opdrachtgever;
• bijzonder verloop of opzegging van de opdracht;
• aansprakelijkheid van de architect;
• de eigendoms- en auteursrechten;
• de geschillenbeslechting.

De volgende artikelen zijn in het bijzonder van belang voor de bouwbegeleider:

artikel 5
Door de opdrachtgever kunnen adviseurs worden ingeschakeld waarbij overleg met de architect
wordt verlangd.

artikel 8
De architect treedt als gemachtigde van de opdrachtgever op, tenzij anders wordt overeengekomen.
artikel 9
Bij beoordeling van het project blijft de esthetische waarde buiten beschouwing.

artikel 11-3
De architect sluit een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af.

artikel 12-5
De opdrachtgever geeft geen orders of aanwijzingen aan andere bij de opdracht betrokken
partijen dan in overleg met de architect.

artikel 13-3
Voor verwijtbare fouten en bevoegdheidsoverschrijding van niet door de architect aangestelde

g opzichters is de architect niet aansprakelijk.

330 artikel 18
De omvang van de schadevergoeding die de opdrachtgever kan eisen wordt door de SR beperkt.
Voor volledige opdrachten wordt de door de architect te vergoeden schade beperkt tot maximaal
€ 68.067,–. Indien het honorarium hoger is dan € 68.067,– zal de te vergoeden schade nooit meer
zijn dan het honorarium van de architect met een maximum van € 680.670,–.
Bij andere opdrachten dan volledige opdrachten (bijvoorbeeld indien er geen directie wordt gevoerd
door de architect) is de door de architect te vergoeden schade per opdracht steeds beperkt tot een
bedrag gelijk aan het honorarium van de architect met een maximum van € 680.670,–.

artikel 19
De aansprakelijkheidsduur is beperkt tot 5 jaren na voltooiing of opzegging van de opdracht.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

artikel 22
Bij vertraging in de opdracht buiten de invloedssfeer van de architect mag de architect extra
kosten declareren.

artikel 25-2
Tijdens het voeren van de directie is de architect bevoegd tot wijzigen van het bestek en tot het
opdragen van leveringen en van werkzaamheden die afwijken van de bepalingen van het bestek,
mits de totale kosten van deze afwijkingen en opdrachten niet hoger zijn dan een tussen partijen
vooraf overeengekomen bedrag dan wel een percentage van de aannemingssom of, bij gebreke
daarvan, niet hoger zijn dan een bedrag gelijk aan 2% van de aannemingssom.

artikel 52
Onder de standaardwerkzaamheden van de architect vallen niet:
het opstellen van een Programma van Eisen;
• de aanvraag van andere vergunningen dan de bouwvergunning (artikel 48);
• het maken van perspectieven en maquettes;
• ramingen van onderhoudskosten;
• overleg met instanties aangaande de bestemming en het gebruik;
• alle berekeningen, (globale) dimensioneringen en kostenbepalingen van constructies en
installaties;
• EPN (Energie Prestatie Normering)-berekeningen (verplichting bij een bouwvergunning);
• projectcoördinatie;
• het maken van een Veiligheids- en Gezondheidsplan (verplichting vanuit de Arbo);
• een analyse van milieu-effecten;
• het maken van verkooptekeningen, details van aansluitingen van bouwkundige delen met
constructieve en installatiedelen,
• het beoordelen van de bij de inschrijving of uitvoering ingediende alternatieve aanbiedingen en
de eventueel daaruit voortvloeiende wijzigingen in het ontwerp;
• het maken van productietekeningen van buiten de bouwplaats te vervaardigen elementen;
• het maken van revisietekeningen.

5.2.6 RVOI 2001


De RVOI, de Regeling van de Verhouding tussen Opdrachtgever en adviserend Ingenieursbureau
is een uitgave van het KIvI (Koninklijk Instituut van Ingenieurs).
De RVOI 2001 regelt onder andere:
• de omschrijving van de standaardwerkzaamheden van de adviseur;
g
• de fasering die daarin kan worden aangebracht, met de daaraan verbonden goedkeuringen; 331

• de wijze van honorering van de werkzaamheden van de adviseur;


• de verplichtingen van adviseur en opdrachtgever;
• bijzonder verloop of opzegging van de opdracht;
• aansprakelijkheid van de adviseur;
• de eigendoms- en auteursrechten;
• de geschillenbeslechting.

De RVOI maakt bij de beschrijving van de werkzaamheden onderscheid in de vakdisciplines:


• bouw- en waterbouwkunde;
• constructies;
www.bouwstandaard.nl

• technische installaties;
• milieutechnologie;
• akoestiek en bouwfysica;
• scheepsbouw;
• geodesie;
• projectmanagement.

Bijzondere aandacht hebben de volgende artikelen voor de bouwbegeleider:

artikel 7-1
Het adviesbureau treedt slechts als gemachtigde van de opdrachtgever op als de opdrachtgever
dit uitdrukkelijk schriftelijk heeft vastgelegd.
artikel 7-2
De opdrachtgever mag buiten het adviesbureau om geen order en aanwijzing geven aan derden
die het project uitvoeren dan wel op die uitvoering toezicht houden.

artikel 8-1
Indien de opdrachtgever meerdere adviesbureaus, architecten of deskundigen heeft ingeschakeld
dient hij tevens aan te geven door wie deze werkzaamheden worden gecoördineerd en wat ieders
taak daarbij is.

artikel 16-3
De omvang van de schadevergoeding die de opdrachtgever kan eisen wordt door de RVOI
beperkt. In algemene zin wordt de te vergoeden schade beperkt tot maximaal het honorarium
dat de adviseur ontvangt van de opdrachtgever of, indien de omvang van de opdracht groter is,
tot maximaal € 1.000.000,–. Voor opdrachten in de vakgebieden bouw- en waterbouwkunde,
constructies en technische installaties waarvan de opdrachtsom minder dan € 90.000,– bedraagt,
kan de schadevergoeding maximaal € 90.000,– bedragen.

5.2.7 DNR 2005


De Nieuwe Regeling is een samenvoeging van de SR 1997 en de RVOI en zal dan ook het
strekkingsgebied van die beide voorgangers bestrijken: de contractuele verhouding tussen de
opdrachtgever enerzijds en de architect en raadgevende ingenieurs anderzijds. De aanleiding om
deze twee regelingen samen te voegen is dat de grenzen van de werkgebieden van architecten
en raadgevende ingenieurs steeds verder vervagen en in elkaar overlopen.

g DNR 2005 zal de onderlinge rechtsverhouding tussen partijen gaan omschrijven. Als aanvulling
zullen er standaard taakbeschrijvingen worden geformuleerd waarin per fase, per thema en per
332 proces een overzicht is gegeven van de diverse taken van de verschillende adviseurs. Deze taken zijn
nog onder te verdelen in noodzakelijke taken, die altijd moeten worden opgedragen, en facultatieve
taken. Door deze uitgebreide onderverdeling is DNR 2005, in tegenstelling tot haar voorgangers,
wél geschikt om adviestaken op te splitsen en met gespecialiseerde ‘onder-adviseurs’ te werken.

5.3 Verzekeringen

De bouwwereld kent diverse verzekeringsvormen, afhankelijk van de aard van de overeenkomst.


De meest voorkomende worden in dit handboek kort behandeld, de garantie neemt hierbij een
bijzondere plaats in.
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

5.3.1 CAR (CONSTRUCTION ALL RISK)


Een CAR-polis dekt de financiële gevolgen van materiële schade aan het werk en/of vernietiging
hiervan. Er zal dus iets kapot, verloren of vernietigd moeten zijn binnen de bouwtijd.
‘Schade’ volgens de CAR-polis kun je definiëren als iets dat eerst goed was en daarna niet meer.
Dus een losgelaten lijmverbinding is schade, een bezweken kolom als gevolg van onvoldoende
druksterkte is geen schade (mogelijk wel de gevolgschade van het bezwijken!).
Een CAR-polis kent over het algemeen de volgende rubrieken:
• schade aan het werk;
• de aansprakelijkheid verbandhoudende met de uitvoering van het werk;
• schade aan bestaande eigendommen van de opdrachtgever als gevolg van de uitvoering van
het werk;
• bedrijfsschade;
• schade aan keten, loodsen, hulpmaterieel, gereedschappen.
Het is raadzaam om in een rapportage de toestand van belendende percelen vast te leggen
voorafgaand aan de start van de bouw.
Schade die ontstaat door bijvoorbeeld verkeerde materialen, maatvoering of kleuren valt ook
niet onder de dekking van de CAR-polis. Schade die ná de onderhoudstermijn ontstaat, valt ook
buiten de CAR-polis, ook al is de oorzaak in de bouwtijd te vinden. Kijk ook welke uitsluitingen er
in een CAR-polis zijn opgenomen, zoals gevolgschade en kosten nodig voor verbetering. Niet alle
CAR-polissen dekken dezelfde schades! Er zijn ook CAR-polissen die een dekking geven voor het
aansprakelijkheidsrisico.
Veelal kent een CAR-polis een eigen risico. Zorg ervoor dat dit niet te hoog is en let erop of dit
eigen risico is bepaald per gebeurtenis of een reeks van gebeurtenissen voortkomende uit één en
dezelfde zaak.
Als verzekerd bedrag moet worden opgenomen het totaal van:
• aanneemsom(men);
• waarde van door de opdrachtgever ter beschikking gestelde materialen;
• honoraria van architect en adviseurs;
• omzetbelasting, voor zover deze niet van de fiscus kan worden teruggevorderd.
Veel aannemers hebben een doorlopende CAR-polis. Daardoor hoeft niet steeds voor ieder
werk een aparte CAR-polis te worden afgesloten. Een CAR-verzekering kan ook per werk worden
afgesloten. Om problemen te voorkomen aangaande de schuldvraag is het aan te bevelen om alle
bij de bouw betrokken partijen op één CAR-polis te verzekeren:
• opdrachtgever;
• architect(en), adviseur(s);
• de directievoerder en opzichter(s);
g
• de hoofdaannemer; 333

• onder- en nevenaannemer(s).
De CAR-verzekering kan door de opdrachtgever of de hoofdaannemer worden afgesloten. Indien de
opdrachtgever zelf de CAR-verzekering afsluit heeft hij meer inzicht in en zeggenschap over de
dekkingsvoorwaarden. Ingeval van schade worden de schadepenningen ook direct aan de opdracht-
gever uitgekeerd. Zeker bij een niet-professionele opdrachtgever is het aan te bevelen de hoofd-
aannemer als verzekeringsnemer te benoemen, omdat dan zeker ook het materieel en de loodsen
worden meeverzekerd en de aannemer de BTW kan verrekenen.
Let erop dat een leverancier van bouwproducten die zelf montagewerk verricht ook onder de
dekking van de CAR-polis moet vallen. In hoeverre dit mogelijk is, moet worden nagegaan.
Let erop tot wanneer de CAR-polis loopt; oplevering of einde onderhoudstermijn. Zeker wanneer
www.bouwstandaard.nl

delen van het gebouw voortijdig in gebruik worden genomen of wanneer er deelopleveringen
plaatsvinden, zal goed naar de voorwaarden in de CAR-polis moeten worden gekeken.

5.3.2 AVB (AANSPRAKELIJKHEID VOOR BEDRIJVEN)


Binnen de AVB-polis vallen:
• de WA (Wettelijke Aansprakelijkheid);
• aansprakelijkheid die voortkomt uit de beroepsuitoefening (voortkomend uit een overeenkomst);
• aansprakelijkheid die voortkomt uit het geleverde product.
Ook hier geldt weer dat de uitsluitingen van de verzekering moeten worden bekeken.

5.3.3 BA (BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID)
De BA dekt schades ontstaan door beroepsfouten, waaronder ook schades vallen die geen
materialen of personen betreffen; de zogenaamde vermogensschades. De BA dekt schades die
zijn ontstaan gedurende de looptijd van de verzekering waarbij vaak de beperking geldt dat per
project maximaal 2 keer het verzekerde bedrag wordt uitgekeerd.
Architecten die werken volgens de SR 1997 (voornamelijk de bij de BNA aangesloten architecten)
zijn verplicht een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.
De SR 1997 beperkt de financiële gevolgen voor schades veroorzaakt door de architect:
• bij een volledige opdracht wordt de schade vergoed tot een bedrag van maximaal € 68.067,–,
tenzij het honorarium van de architect hoger is dan dat bedrag. In dat geval wordt een bedrag
vergoed ter hoogte van het honorarium, maar nu met een maximum van € 680.670,–.
• bij een deelopdracht wordt de schade vergoed tot een bedrag gelijk aan het honorarium,
met een maximum van € 680.670,–.
De RVOI 2001 beperkt de financiële gevolgen van schades veroorzaakt door de adviseur:
• de schadevergoeding beperkt zich tot het honorarium met een maximum van € 1.000.000,–.
In geval een bouwkundig, waterbouwkundig, constructief of installatietechnisch werk betreft
geldt daarnaast een maximum van € 90.000,– als het honorarium minder dan € 90.000,– bedraagt.
Deze verzekering dekt schades aan derden die zijn ontstaan door werkzaamheden van de verzekerde.
Deze verzekering heeft een doorlopend karakter en is dus niet projectgebonden.

5.3.4 WERKMATERIEELVERZEKERING
Een Werkmaterieelverzekering dekt de schade aan goederen en personen die door werkmaterieel
is toegebracht. Deze schade wordt namelijk niet door een CAR- of AVB-verzekering gedekt. Let er
wel op dat bij sommige polissen de schade aan ondergrondse leidingen en kabels is uitgesloten.
Bij werkmaterieel valt te denken aan bijvoorbeeld verrijdbare heistellingen, kranen, bouwliften,

g hoogwerkers en bulldozers.
Overigens moeten motorrijtuigen daarnaast altijd nog worden verzekerd tegen schade aan derden
334 in het verkeer. Deze verzekering dient te voldoen aan de eisen van de Wet Aansprakelijkheids-
verzekering Motorrijtuigen (WAM).

5.4 Garanties

Garanties hebben tot doel om de opdrachtgever niet in de steek te laten als een onderdeel
gebreken gaat vertonen. Toch worden garanties nogal eens afgegeven om de aansprakelijkheid
van de garantiegever te beperken. Vaak wordt dit zo niet ervaren, maar de praktijk wijst uit dat
dit wel zo is. Daarom is het goed om de garantievoorwaarden van de aannemer/leverancier goed
te bestuderen. Ook het vergelijken van de garantiebepalingen uit het bestek met de aangeboden
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

garantie blijkt vaak nodig. Tevens worden in de garantie, in veel gevallen, de door het gebrek
ontstane gevolgschades uitgesloten. Niet zelden zal ook de garantietermijn afwijken van hetgeen
wettelijk is geregeld en dit pakt dan nadelig uit voor de opdrachtgever.
Een opdrachtgever is gebaat bij een garantie die de aannemer/leverancier verplicht om een
gebrek te herstellen als dat gebrek zich voordoet. De UAV paragraaf 22 stelt echter dat de
opdrachtgever naast het aantonen dat er een gebrek is, ook nog moet aantonen dat dit door
de aannemer/leverancier is veroorzaakt. Een lastige zaak voor de opdrachtgever.
Het komt ook voor dat een aannemer iets garandeert als zijn eigen leverancier dit ook doet.
Dit vereist dus nader onderzoek door de opdrachtgever, let hier op!
Tot slot kunnen er in een garantieverklaring voorwaarden zijn gesteld met betrekking tot te plegen
preventief en service-onderhoud. Met andere woorden: de garantie vervalt als er geen onderhoud
wordt gepleegd. Het is dus van belang om na te gaan of er een onderhoudsbeding in de garantie-
verklaring is opgenomen.

Bijzondere vormen die een bepaalde garantie moeten geven zijn de kwaliteitsverklaringen, het attest,
product- en procescertificaat.
Kwaliteitsverklaringen worden door de minister van VROM afgegeven indien het bouwmateriaal of
bouwdeel voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Bouwproducten die een CE-merk (het Europese
kwaliteitsmerk) voeren, worden ook beschouwd als producten waarvoor een kwaliteitsverklaring is
afgegeven.

We onderscheiden de volgende kwaliteitsverklaringen:


attest:
is een document dat wordt afgegeven na het eenmalig objectief beoordelen van de geschiktheid
van een stof, product, bouwdeel of systeem en waarin wordt verklaard dat het geschikt is voor
een specifieke toepassing in de bouw. Het attest garandeert niet de kwaliteit van het geleverde
eindproduct.
productcertificaat:
is een document dat verklaart dat een product in overeenstemming is met een bepaalde techni-
sche specificatie: deze technische specificatie is veelal vastgelegd in een norm of in een attest.
Een certificaat wordt afgegeven indien de beoordeelde kwaliteit gedurende langere tijd voort-
gebracht kan worden. Een productcertificaat houdt dus in dat controle wordt uitgeoefend op het
geleverde product door een certificerende instelling.
procescertificaat:
is een document waarin is verklaard dat werkzaamheden in overeenstemming zijn met bepaalde
processpecificaties. Een procescertificaat houdt dus in dat controle wordt uitgeoefend op het
proces door een certificerende instelling.
g
335
www.bouwstandaard.nl

g
336
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

6 Gedragsregels

Inhoud

6.1 Normen en waarden 338


6.2 De omgang met anderen 338
6.3 Integriteit 339
6.4 Het eigen gedrag 339

g
337
www.bouwstandaard.nl

Inleiding

Het onderzoek naar fraude in de gehele bouwwereld heeft aangetoond dat niet alles wat er in
de bouwpraktijk gebeurt en is gebeurd voldoet aan de regels van goed fatsoen. Prijsafspraken,
kartelvorming, omkoping en andere criminele praktijken komen helaas ook voor in de bouw. Maar
door de breed uitgemeten aandacht in de media is er inmiddels wel een beweging in gang gezet
om hieraan een halt toe te roepen.

De bouwbegeleider neemt in het bouwproces een belangrijke rol in. Als projectmanager initieert
hij veel activiteiten en contacten en beslist hij mee in de keuze van partijen waarmee projecten
zullen worden gerealiseerd. Als directievoerder heeft hij een adviserende taak jegens de opdracht-
gever, onder andere bij de financiële afhandeling van projecten. En als opzichter staat hij veelvuldig
als eenling op een bouwwerk tegenover diverse uitvoerende partijen met nog meer medewerkers
wiens werk hij moet beoordelen. De wijze waarop de bouwbegeleider zich gedraagt onder deze
verschillende omstandigheden dient objectief en integer te zijn. Hij hoort zich onafhankelijk op te
stellen en mag zijn oordeel niet laten beïnvloeden door irrelevante zaken.

Juist vanwege de solitaire positie van bouwbegeleiders en het vaak ontbreken van de mogelijkheid
om direct moeilijk te beoordelen situaties in overleg te analyseren kan een bouwbegeleider in
compromitterende omstandigheden raken waarbij hij tot onjuiste beslissingen kan worden verleid.
Om die reden worden in dit hoofdstuk enkele gedragsregels gesteld die de bouwbegeleider
moeten sterken in zijn gevoel voor integriteit, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid.

6.1 Normen en waarden

In algemene zin heeft de bouwbegeleider als taak om namens de opdrachtgever op te treden en


zijn kennis en kunde aan te wenden om een te realiseren project conform de contractstukken
binnen de gestelde voorwaarden tot een goed einde te brengen.
De bouwbegeleider handelt altijd binnen de geldende regels en wetten en is zelf hoofdelijk aanspra-
kelijk voor de consequenties indien hij deze regels of wetten overtreedt. Indien hij constateert dat
iemand anders deze regels of wetten overtreedt of zal gaan overtreden is het zijn burgerlijke plicht
adequaat in te grijpen en hier melding van te maken. Concreet: als een bouwplan niet voldoet aan
de voorschriften zal de bouwbegeleider hiervan melding maken aan de verantwoordelijke en
verzoeken om dit in overeenstemming met de voorschriften te brengen.

g Eenmaal aangesteld in een bepaalde functie hebben partijen een bepaald verwachtingspatroon
van de bouwbegeleider. Maar niet alleen uit hoofde van de functie heeft men bepaalde verwach-
338 tingen van de bouwbegeleider, ook in de normale omgang tussen mensen onderling bestaan er
onomschreven normen en waarden die geëerbiedigd moeten worden.

6.2 De omgang met anderen

Binnen de organisatie van een project is de bouwbegeleider een spin in het web: hij werkt voor een
opdrachtgever die zeggenschap heeft over de invulling van zijn taak. Anderzijds stuurt hij mensen
aan, waarbij hij zeggenschap heeft over de invulling van hun taak. Er zijn ook nog mensen waarmee
hij samen moet werken maar die op de trap van de hiërarchie op dezelfde trede staan en waarover
hij noch zeggenschap heeft, noch rekenschap aan hoeft af te leggen. Met deze mensen streeft hij
Handboek Bouwbegeleiding CBB | g. Bouwregelgeving en voorschriften

een gezamenlijk belang na, namelijk het realiseren van een project.
Een persoon die uit hoofde van zijn functie zeggenschap heeft over een ander mag die relatie niet
misbruiken. Vormen van misbruik van die macht zijn bijvoorbeeld (seksuele) intimidatie, pesten,
vernedering, belediging, bedreiging, agressie, geweld en discriminatie. Het moge duidelijk zijn dat
een bouwbegeleider zich dient te onthouden van dergelijk gedrag. Indien de bouwbegeleider toch
zulk gedrag vertoont dient hij de consequenties te dragen. Indien hij constateert dat iemand
anders zich hieraan schuldig maakt dient hij de leidinggevende van de desbetreffende persoon
hierover te informeren.

6.3 Integriteit

Ten aanzien van het werk dat de bouwbegeleider verricht heeft hij een verantwoordelijkheid.
Hij dient dit zorgvuldig, deskundig en objectief te doen en hij dient zich loyaal ten opzichte van
zijn werkgever en opdrachtgever te gedragen. Hij mag zijn onafhankelijkheid niet laten beïnvloeden
door schenkingen of tegenprestaties van anderen. Hij mag geen valse of misleidende informatie
verstrekken. Indien hij constateert dat iemand anders dit niet doet maakt hij hiervan melding.
Indien hij verwacht zelf niet te kunnen voldoen aan de gestelde eisen of gewetensbezwaar heeft
dient hij zich tot zijn werkgever of opdrachtgever te wenden.

De bouwbegeleider dient zijn werk zodanig te verrichten dat hij zonder terughoudendheid openheid
in zijn handelwijze kan verstrekken. Er mogen geen mondelinge overeenkomsten zijn die afwijken
van schriftelijke overeenkomsten op hetzelfde vlak.

Het verstrekken van geschenken kan worden gezien als een manier om iemands’ oordeel te
beïnvloeden. Aan de andere kant wordt een prettige samenwerking en de wederzijdse waardering
voor elkaars werkzaamheden ook vaak beklonken met een relatiegeschenk. De grens tussen deze
beide gevallen is moeilijk te trekken. Indien de intentie van de schenking overduidelijk is dient de
bouwbegeleider dienovereenkomstig te handelen. In geval van poging tot omkoping bent u verplicht
dit te weigeren en tevens om dit te melden bij werkgever of opdrachtgever.

6.4 Het eigen gedrag

Zaken en diensten die een bouwbegeleider ter beschikking worden gesteld om zijn functie te
kunnen vervullen behandelt hij respectvol en bewust. Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen
een duidelijk doel. Het niet dragen ervan geschiedt geheel voor eigen risico. Maar ook een ter
g
beschikking gestelde werkplek dient netjes te worden behandeld. 339

De bouwbegeleider is van onberispelijk gedrag. Hij vertoont geen dronkenschap, onzedelijk of


roekeloos gedrag, pleegt geen diefstal, verduistering of bedrog en brengt geen anderen in gevaar.
Hij is moreel begaan met de veiligheid, gezondheid en het welzijn van allen die betrokken zijn bij
de realisatie van het project waarbij ook hij betrokken is.

Eventuele nevenfuncties en bijbaantjes mogen niet conflicteren met de functie die de bouwbege-
leider vervult. Informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie kan beschikken mag hij niet aan
derden verstrekken.
Handboek Bouwbegeleiding CBB
h. Lijst van adressen
van instanties in de bouwwereld
h
341
www.bouwstandaard.nl

h
342
Handboek Bouwbegeleiding CBB | h. Lijst van adressen van instanties in de bouwwereld

Adressen
Aboma+Keboma Arbeidsinspectie kantoor Amsterdam
materieelkeuringen en Arbo-dienstverlening Radarweg 60
Galvanistraat 1 Postbus 58366
Postbus 141 1040 HJ AMSTERDAM
6710 BC EDE Telefoon: 020 581 26 12
Telefoon: 0318 63 14 81 Fax: 020 686 47 03
Fax: 0318 63 20 13
Website: www.aboma.nl Arbeidsinspectie kantoor Utrecht
Oudenoord 6
Aedes Postbus 820
vereniging van woningcorporaties, ontstaan uit 3500 AV UTRECHT
fusie van NWR en NCIV Telefoon: 030 230 56 00
Postbus 611 Fax: 030 230 56 80
1200 AP HILVERSUM Arbeidsinspectie kantoor Rotterdam
Telefoon: 035 626 82 00 Stadionweg 43C
Fax: 035 626 82 11 Postbus 9580
Website: www.aedes.nl 3007 AN ROTTERDAM
Telefoon: 010 479 83 00
Arbeidsinspecties: Fax: 010 479 70 93
Centraal kantoor
Gebouw CentreCourt Arbeidsinspectie kantoor Roermond
Prinses Beatrixlaan 82 Godsweerdersingel 10
Postbus 11563 Postbus 940
2502 AN DEN HAAG 6040 AX ROERMOND
Telefoon: 070 304 45 00 Telefoon: 0475 35 66 66
Fax: 070 304 45 93 Fax: 0475 35 66 60
Website: www.arbeidsinspectie.nl
Arbouw
Arbeidsinspectie kantoor Groningen kennisinstituut arbeidsomstandigheden in de
Engelse Kamp 4 bouw
Postbus 30016 La Guardiaweg 4
9700 RM GRONINGEN Postbus 8114
Telefoon: 050 522 58 80 1005 AC AMSTERDAM
Fax. 050 526 72 02 Telefoon: 020 580 55 80
Fax: 020 580 55 55
Arbeidsinspectie kantoor Arnhem Website: www.arbouw.nl
Janspoort 2
Postbus 9018 Asbest Advies Centrum
6800 DX ARNHEM
Telefoon: 026 355 71 11
(onderdeel van BME Asbest Consult)
De Limiet 28
h
343
Fax: 026 442 4046 Postbus 193
4130 ED VIANEN
Telefoon: 0347 37 02 55
Fax: 0347 37 01 12
Website: www.bme.nl
www.bouwstandaard.nl

AVBB (Algemeen Verbond Bouwbedrijf) Betonvereniging


overkoepelende organisatie van bouwonderne- De Betonvereniging stelt zich het bevorderen
mersorganisaties in de uitvoerende bouw van een verantwoord gebruik van het materiaal
Bouwhuis, Stavorenweg 3 beton ten doel, door het genereren en over-
Postbus 286 dragen van kennis
2800 AG GOUDA Ir. P. Bloklandhuis
Telefoon: 0182 56 75 67 Büchnerweg 3
Fax: 0182 56 75 55 Postbus 411
Website: www.avbb.nl 2800 AK GOUDA
Telefoon: 0182 53 92 33
BDA (Bureau Dak Advies) Fax: 0182 53 75 10
onafhankelijke Adviesbureau op het gebied Website: www.betonvereniging.nl
van gevels en daken
Avelingen West 33 BNA (Koninklijke Maatschappij tot bevorde-
Postbus 389 ring der Bouwkunst Bond van Nederlandse
4200 AJ GORINCHEM Architecten)
Telefoon: 0183 66 96 90 branche organisatie van architectenbureaus
Fax: 0183 63 06 30 Keizersgracht 321
Website: www.bda.nl Postbus 19606
1000 GP AMSTERDAM
Bedrijfschap Natuursteenbedrijf / Telefoon: 020 555 36 66
Voorlichtingscentrum Natuursteen Fax: 020 555 36 99
behartigt de belangen van bedrijven en Website: www.bna.nl
personen werkzaam in de natuursteensector
Atoomweg 63 Bouwend Nederland
Postbus 40295 branche organisatie van werkgevers in de
3504 AB UTRECHT bouw en infrabedrijven, een fusie van AVBB,
Telefoon: 030 214 24 85 Bolegbo-vok, BouwNed (voorheen NVOB en
Fax: 030 241 65 12 VGBouw), VIANED, vocBetonbouw en WRI
Website: stijlvolnatuursteen.nl Stavorenweg 3
Postbus 492
Hoofdbedrijfschap Afbouw 2800 AL GOUDA
en Onderhoud HAO Telefoon: 0182 693 800
overkoepelend orgaan dat ondernemers in de Fax: 0182 693 200
afbouw en onderhoudsector vertegenwoordigd Website: www.bouwendnederland.nl
Burgemeester Elsenlaan 321
Postbus 377 Centraal Bureau Bouwtoezicht (CBB)
2280 MA RIJSWIJK adviesbureau, gespecialiseerd in bouw-
Telefoon: 070 33 66 500 begeleiding
Fax: 070 33 66 533 Leidenweg 70
Website: www.servicecentrumhao.nl Postbus 1176

h
344
6801 BD ARNHEM
Telefoon: 026 386 86 00
Fax: 026 386 86 66
Website: www.cbbarnhem.nl
Handboek Bouwbegeleiding CBB | h. Lijst van adressen van instanties in de bouwwereld

Centrum Hout IKOB-BKB BV


voorlichting, promotie, advies, onderzoek en stelt attesten op en certificeert producten,
opleiding op het gebied van hout processen, kwaliteitssystemen en veiligheids-
Westeinde 8 systemen voor de totale bouwsector, certificeert
Postbus 1350 en adviseert voor productie en toepassing van
1300 BJ ALMERE steenachtige materialen en grondstoffen
Telefoon: 036 532 98 21 Postbus 205
Fax: 036 532 95 71 3770 AE BARNEVELD
Website: www.centrum-hout.nl Telefoon: 0342 41 36 43
Fax: 0342 49 31 36
EnergieNed Website: www.ikobbkb.nl
EnergieNed Federatie van Energiebedrijven in
Nederland is de brancheorganisatie voor alle Veerhaven 7
bedrijven die in Nederland actief zijn in Postbus 1836
productie, transport, handel of levering van 3000 BV ROTTERDAM
gas, elektriciteit en/of warmte Telefoon: 010 436 22 00
Postbus 9042 Fax: 010 436 39 55
6800 GD ARNHEM Website: www.bkb-web.nl
Telefoon: 026 356 94 44
Fax: 026 446 01 46 KEMA
Website: www.energiened.nl Utrechtseweg 310
Postbus 9035
GIW (Stichting Garantie Instituut 6800 ET ARNHEM
Woningbouw) Telefoon: 026 356 91 11
bemiddelt bij geschillen tussen koper en Fax: 026 351 56 06
bouwer en geeft garantiecertificaten uit Website: www.kema.nl
Postbus 1857
3000 BW ROTTERDAM KIvI-NIRIA (Koninklijk Instituut van
Telefoon: 010 433 22 44 Ingenieurs en Nederlands Instituut van
Fax: 010 433 25 72 Register-Ingenieurs en Afgestudeerden
Website: www.giw.nl van HTS’en)
per 01-07-2004 gefuseerd
Glasbranche Organisatie (GBO) Prinsessegracht 23
overkoepelend orgaan voor belangenbeharti- Postbus 30424
ging van de vlakglasbranche 2500 GK DEN HAAG
Gentseweg 13 Telefoon: 070 391 99 00
Postbus 2075 Fax: 070 391 98 40
2800 BE GOUDA Website: www.ingenieurs.net
Telefoon: 0182 53 78 77
Fax: 0182 53 12 39 KIWA (Keuringsinstituut voor
Website: www.glasnet.nl Waterleidingartikelen)

Het Hellende Dak, vereniging


Sir Winston Churchilllaan 273
Postbus 70
h
345
Australiëlaan 16a 2280 AB RIJSWIJK
3526 AB UTRECHT Telefoon: 070 414 44 00
Telefoon: 030 287 05 72 Fax: 070 414 44 20
Fax: 030 287 05 68 Website: www.kiwa.nl
www.bouwstandaard.nl

KNB (Koninklijk Verbond van Neder- NOVEM (Nederlandse Onderneming


landse Baksteenfabrikanten) Voor Energie en Milieu)
Florijnweg 6 voert management bij programma’s m.b.t.
Postbus 153 duurzame ontwikkeling, energiebesparing en
6880 AD VELP milieuverbetering
Telefoon: 026 495 91 10 Swentiboldstraat 21
Fax: 026 495 10 77 Postbus 17
Website: www.knb-baksteen.nl 6130 AA SITTARD
Telefoon: 046 420 22 02
KNMI, Klimatologische Dienstverlening Fax: 046 452 82 60
Wilhelminalaan 10 Website: www.novem.nl
Postbus 201
3730 AE DE BILT ONRI (Organisatie van Nederlandse
Telefoon: 030 220 69 11 Raadgevende Ingenieursbureaus)
Fax: 030 221 04 07 behartigt de belangen van de aangesloten
Website: www.knmi.nl advies- en ingenieursbureaus
Koningskade 30
Liftinstituut Postbus 30442
keuringen en adviezen m.b.t. liften 2500 GK DEN HAAG
Buikslotermeerplein 381 Telefoon: 070 314 18 68
Postbus 36027 Fax: 070 314 18 78
1020 MA AMSTERDAM Website: www.onri.nl
Telefoon: 020 435 06 06
Fax: 020 435 06 26 Raad van Arbitrage voor de Bouw
Website: www.liftinstituut.nl geschillen tussen opdrachtgever en aannemer
Stationsplein 29
Ministerie VROM Postbus 19290
Rijnstraat 8 3501 DG UTRECHT
Postbus 20951 Telefoon: 030 234 32 22
2500 EZ DEN HAAG Fax: 030 230 01 25
Telefoon: 070 339 39 39 Website: www.raadvanarbitrage.nl
Website: www.vrom.nl
Stichting Arbitrage Instituut
NNI (Nederlands Normalisatie Instituut) Bouwkunst (AIBk)
Vlinderweg 6 geschillen tussen opdrachtgever en architect
Postbus 5059 Hereweg 93
2600 GB DELFT Postbus 1105
Telefoon: 015 269 03 90 9701 BC GRONINGEN
Fax: 015 269 01 90 Telefoon: 050 599 79 00
Website: www2.nen.nl Fax: 050 599 79 44
Website: www.arbitrageinstituutbouwkunst.org

h
346
NOA (Nederlandse Ondernemersver-
eniging voor Afbouwbedrijven)
Nieuweweg 226
3905 LT VEENENDAAL
Telefoon: 0318 527 290
Fax: 0318 522 357
Website: www.noa.nl
Handboek Bouwbegeleiding CBB | h. Lijst van adressen van instanties in de bouwwereld

SBR (Stichting Bouwresearch) Stichting Kwaliteit Gevelbouw (SKG)


kennis en informatie-instituut, uitgever van keurt en certificeert onder andere hang- en
onder andere informatiebladen sluitwerk
Kruisplein 25q Veldzigt 26
Postbus 1819 Postbus 212
3000 BV ROTTERDAM 3454 ZL DE MEERN
Telefoon: 010 206 59 59 Telefoon: 030 662 16 33
Fax: 010 413 01 75 Fax: 030 662 16 77
Website: www.sbr.nl
Stichting Landelijk Garantiefonds
Sdu (Staatsdrukkerij en Uitgeverij), Woningbouw (LGW)
klantenservice geven certificaten af op basis van de GIW-
uitgever namens de rijksoverheid van onder voorwaarden
andere wetten, besluiten, AI-bladen e.d. Boelekade 3
Binckhorstlaan 403 Postbus 902
Postbus 20014 2800 AX GOUDA
2500 EA DEN HAAG Telefoon: 0182 592 919
Telefoon: 070 378 98 80 Fax: 0182 592 949
Fax: 070 378 97 83 Website: www.lgw.nl
Website: www.sdu.nl
Stichting STABU
Stichting Bouwen met Staal beheert en geeft het STABU-bestek uit
Boerhaavelaan 40 Willy Brandtlaan 81
Postbus 190 Postbus 36
2700 AD ZOETERMEER 6710 BA EDE
Telefoon: 079 353 12 77 Telefoon: 0318 633 026
Fax: 079 353 12 78 Fax: 0318 635 957
Website: www.staalbouw.nl Website: www.stabu.org

Stichting Bouwkwaliteit (SBK) Stichting Waarborgfonds Koopwoningen


beheert meerdere keurmerken(oander andere (SWK)
KOMO) en adviseert de overheid geven certificaten af op basis van de GIW-
Treubstraat 1 voorwaarden
Postbus 1201 Postbus 29160
2280 CE RIJSWIJK 3001 GD ROTTERDAM
Telefoon: 070 307 29 29 Telefoon: 010 411 16 74
Fax: 070 390 29 47 Fax: 010 404 77 77
Website: www.bouwkwaliteit.nl Website: www.swk.nl

Stichting Keuringsbureau Hout (SKH) Stichting Woningborg


Certificeert en controleert hout en houtproducten geven certificaten af op basis van de GIW-
Nieuwe Kanaal 9c
Postbus 159
voorwaarden
Boelekade 3
h
347
6700 AD WAGENINGEN Postbus 805
Telefoon: 0317 453 425 2800 AV GOUDA
Fax: 0317 412 610 Telefoon: 0182 580 004
Website: www.skh.org Fax: 0182 510 245
Website: www.woningborg.nl
www.bouwstandaard.nl

TNO Bouw Vereniging Eigen Huis


onderzoekt en certificeert producten en consumentenorganisatie voor eigenwoning-
processen bezitters
Postbus 49 Displayweg 1
2600 AA DELFT Postbus 735
Telefoon: 015 276 30 00 3800 AS AMERSFOORT
Fax: 015 276 30 10 Telefoon: 033 450 77 50
Website: www.bouw.tno.nl Fax: 033 450 74 32
Website: www.eigenhuis.nl
UNETO-VNI (Unie van Elektrotechni-
sche Ondernemingen- Vereniging van
Nederlandse Installatiebedrijven)
ondernemersorganisatie voor de installatie-
branche en de technische detailhandel
Bredewater 20
Postbus 188
2700 AD ZOETERMEER
Telefoon: 079 325 06 50
Fax: 079 325 06 66
Website: www.uneto-vni.nl

Vereniging Nederlandse Gemeenten


(VNG)
belangenbehartiging van en dienstverlening
aan gemeenten
Sophialaan 9-10 en Nassaulaan 12
Postbus 30435
2500 GK DEN HAAG
Telefoon: 070 373 83 93
Fax: 070 363 56 82
Website: www.vng.nl

Vebidak (Vereniging Dakbedekkings-


branche Nederland)
ondersteunt de branche en bewaakt kwaliteits-
normen
Groningenhaven 4
Postbus 1248
3430 BE NIEUWEGEIN
Telefoon: 030 606 32 38
Fax: 030 606 15 69

h
348
Website: www.vebidak.nl
Handboek Bouwbegeleiding CBB | h. Lijst van adressen van instanties in de bouwwereld

Interessante webadressen
www.arbo.nl
website met informatie over arbeidsomstandigheden in de meest brede zin des woords
Het arbo-platorm bestaat uit deskundigen die door overheid, werkgevers en werknemers worden
voorgesteld

www.bouwbesluit.nl
website van ir. M. van Overveld, een van de architecten van het nieuwe Bouwbesluit met onder
andere interessante artikelen over diverse thema’s uit het Bouwbesluit

www.bouwbesluit-online.nl
website waar de tekst van het Bouwbesluit is te raadplegen
Een initiatief van Bris, dat weer is opgezet door SBR en TNO Bouw

www.controleplannen.nl
website waar controleplannen zijn te vinden en in een forum over de verdere ontwikkeling kan
worden gesproken
Een initiatief van Centraal Bureau Bouwtoezicht

www.bwtinfo.nl
kennisbank met alles wat er te weten valt op het gebied van Bouw- en woningtoezicht
Een initiatief van de vereniging BWT Nederland, het ministerie van VROM en VNG

www.infomil.nl
website met veel informatie en nieuws over milieuaangelegenheden
Infomil is schakel tussen landelijke overheid en gemeenten, provincies en waterschappen

www.vrom.nl
als wetgevend ministerie is de site van VROM hét platform om actualiteiten op het gebied van
wet- en regelgeving wereldkundig te maken

h
349
www.bouwstandaard.nl

Trefwoorden
A Bouwteam
Aanbesteding Bouwvergadering
Aanbestedingsvorm Bouwvergunning
Aannemersbegroting Bouwverordening
Adviseurshonorarium Bouwvoorbereiding
Adviseursselectie Brandveiligheid
Afvalstoffen Brandweer
Afwerkstaten BTW-verleggingsregeling
AI-bladen Budgetbewaking
Arbeidsinspectie
Arbeidsomstandigheden C
Arbeidsomstandighedenwet CAR (Construction All Risk)
Arbobesluit, afdeling bouwplaatsen CBS-bouwkostenindex
Arboregeling CE-merk (Conformité Européenne)
Arbowet Checklist bouwbegeleiding
Architectenhonorarium Checklist directievoering
Architectenselectie Checklist kopersmap
Asbestbesluiten Checklist opzichter
Attest Checklist projectmanager
AVA’92 Checklist V&G-plan
AVB (Aansprakelijkheid Voor Bedrijven) Checklist Wet Milieubeheer
Contracten
B Controle in de fabriek
BA (Bedrijfsaansprakelijkheid) Coördinatievergadering
bankgarantie Coördinator ontwerpfase
Belangenorganisaties Coördinator uitvoeringsfase
Beleidsregels (Arbo)
Bemonstering D
Bestek Dagboek
Bestekssystematiek Definitief ontwerp
Bestekswijzigingen De Nieuwe Regeling 2005
Bestektekeningen Directievergadering
Bestemmingsplan Directievoerder
Binnentemperaturen DNR 2005
Bodemonderzoek DuBo (Duurzaam Bouwen)
Bodemverontreiniging
Boorstaat E
Bouwadministratie Eindafrekening

h
350
Bouwbesluit
Bouwbesluitnormen
Energieprestatienorm (EPN)
Energieprestatienormering
Bouwfases EPC (Energieprestatiecoëfficiënt)
Bouwkosten Eural (Europese Afvalstoffenlijst)
Bouworganisatievormen Exploitatiekosten
Bouwplaatsinrichting Exploitatieopbrengsten
Bouwstoffenbesluit
Handboek Bouwbegeleiding CBB | h. Lijst van adressen van instanties in de bouwwereld

F Machtigingen
Factuur G-rekening Marktstudie
Factuur normaal-rekening MBK-indexcijfers
Faxbericht Meer- en minderwerk
Milieu Effect Rapportage (MER)
G Milieubeheervergunning
G-rekening Milieuclassificaties
Garanties Milieuwetgeving
Gebruikseisen Ministeriële regeling
Geluidsisolatie Monsters/leveranciers
Geluidsonderzoek Monumentenlijst
Grondwaterwet (Gww)
Gunningscriteria N
Nevenopdrachtneming
H Normen
Haalbaarheidsonderzoek Nota van inlichtingen
Handleidingen Nota van wijzigingen
Heistaat Nutsbedrijven
Herstelwerkzaamheden
O
I Omgevings- en massastudie
Inkennisstelling einde onderhoudsperiode Onderhoud
Inkomende stukken Onderhoudscontracten
Instructie Onderhoudstermijn
Investeringskosten Onderhoudsvoorschriften
Onderopdrachtneming
K Opdrachten meer- en minderwerk
Kadaster Oplevering
Kapvergunning Opleveringsfase
Keetinrichting Opleveringsschema
Keuringen Opzichter
Klachtenformulier Overdracht projectgegevens
Kleurenschema
Kopers-/huurdersbegeleiding P
Korttekst P.v.E. (Programma van Eisen)
Kwaliteitsbewaking PBM (Persoonlijke Beschermingsmiddelen)
Kwaliteitsverklaringen Planning
Planningsschema
L Prijs- en contractvorming
LCA (Levenscyclus Analyse) Procescertificaat
Lichttoetreding Procesverbaal van aanwijzing
Lijst extra opdrachten
Locatie
Procesverbaal van Oplevering (P.v.O.)
Procesverbaal van Oplevering woning
h
351
Lozingsvergunning Productcertificaat
Lozingsverordening riolering Projectcoördinatie
Projectmanager
M Projectorganogram
Maatvoering Projectpartners
www.bouwstandaard.nl

Projectprocedures U
Puntenverdeelstaat UAR 1986 (Uniform Aanbestedingsreglement)
UAV’89 (Uniforme Administratieve Voorwaarden)
R Uitgaande stukken
RAW (Rationalisatie en Automatisering
in de Grond-, Water- en Wegenbouw) V
Realisatie V&G-dossier
Reclamebord V&G-plan
Regeling Bouwbesluit Veiligheidsbesluiten
Revisietekeningen Ventilatievouden
Risicoregelingen Vergaderschema
RVOI-2001 Vergunningen
RWU-1991 (Risicoregeling Woning- en Vergunningsplichtige bouwwerken
Utiliteitsbouw) Vergunningsvrije bouwwerken
Verhuisplan
S Verhuizing
Samenwerkingsverbanden Verkoopbrochure
Schonegrondverklaring Verpanding
Selectiecriteria Verrekenposten
Signalering meer- en minderwerk Verzekeringen
Sloop Verzendbrief
Sloopvergunning Voorbereidingsschema
Sluitbrief plafonds Voorlopig ontwerp (VO)
Sparingenstaat Vooropname
SR’97
SRW/SROW-bestek W
Staat van bemerkingen Water- en zuiveringsschappen
STABU Weekrapport
Standaardformulieren Welstandscommissie
Stelposten Werktekeningen
Structuur van de bouwadministratie Werkvergadering
Werkverslag
T Wet Afvalwater
Tekeningendistributie Wet Bodembescherming (Wbb)
Tekeningenlijst Wet Ketenaansprakelijkheid
Tekeningenroulatieschema Wet Milieubeheer (Wm)
Tekensysteem Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (Wvow)
Termijnbewakingslijst Woningwet (WW)
Termijnen
Termijnstaat Z
Toegangsregeling Zekerheidsstelling/bankgarantie

h
352
Toegankelijkheid
Traditionele bouworganisatievormen
Turnkey

You might also like