Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 32

Het merendeel van zijn werken lijken in handen geweest te zijn van rijke

burgers in Antwerpen, bv. Jean Noirot (voormalig meester van de


Antwerpse Munt), de bankier Niclaes Cornelius Cheeus en Nicolaes
Jonghelinck (bankier, belastingontvanger en handelaar). Nicolaes
5. Pieter Breugel de oude Jongelink was een belangrijke breugel aankoper, hij had o.a de toren
van babel en de kruisdraging van christus, ook cartograaf aurtelius ook
de redenrijkers.
Veel schilderijen bewaard, ook tekeningen en prenten. Men ging Breugel pas bestuderen
op het einde van de 19de eeuw. Voor deze periode keek niemand naar deze kunst omdat
het oubollig was, men keek liever naar Italië en Rubens. Het is Fritz Mayer die deze
schilderijen gaat opkopen. Bruegel schilderde vooral grotere kabinetstukken voor
rijke en hoogopgeleide verzamelaars in Brussel en
Antwerpen.

Over Breugel zijn er niet veel primaire bronnen bekend. Men is veel te weten gekomen
door inventarissen na zijn dood, zijn clinetieel bestond uit rijke Antwerpse handelaren
en bankiers. Andere bronnen wat betreft breugel zijn: Dominicus Lampsonius, een
hooggeplaatste humanist, die in de tijd van Breugel leefde, hij heeft een boekje alla
Vasari zijn Vita opgesteld waar hij o.a. Breugel in behandeld. Ook Guicciardini schreef
een boek over de geschiedenis van lage landen. Net zoals bij Lampsonius wordt hij door
Guicciardini gezien als navolger van Bosch. Zie later schilderij: De val van de
opstandige engelen Van breugel, toont sterk invloeden van Bosch.

In zijn werk maakt Lampsonius een onderscheid tussen


Hi jbehandelde enkel kunstenaars uit het noorden, dus niet uit Italië

-Kunstenaars uit het Noorden waarin het landschap en het portred centraal

staan met o.a. Van Eyck en Van der Weyden en Breugel

-Lampsonius voert Breugel op als de nieuwe Jeroen Bosch. Dit kan gelinkt

worden aan de opvatting in de Kunstheorie: een opleiding bestaat uit 3

fasen, een schilder moet tijdens zijn opleiding 3 fasen doorlopen
Volgens Lampsonius overtreft Bruegel
Bosch inzake humor. Bruegel brengt
element
het als een nieuw in zijn -Translatio: zoveel mogelijk coperen van schilder voorbeeld.
eigen werk. Dat suggereert dat
met zijn
Bruegel zelfbewust kunst -Imitatio: de eigenheid van de schilder zoveel mogelijk na doen, in

bezig was.
de voorgaande fase gebeurde het kopiëren droogweg.
-Aemulatio: treed met voorbeeld in competitie, en overtref hem.

-En Italianisanten, de latere romanisten, dit zijn kunstenaars van bij ons die naar

Italië zijn gegaan en onder invloed kwamen van Michelangelo. Zij hadden een

voorliefde voor mythologische thema’s en renaissance invloeden. —> Vroege

classicisten.
-Jan van Scorel

-

Jan Gossaert:
- neptinus en amphitrite (mythologie en renaissance antieke

[iguren).
Lambert Lombard (stond afgebeeld op 100fr.)

Lambert Lombard sticht schilderschool waar ook Frans Floris in opleiding komt. ook
hij heeft deze voorliefde voor mythologische themas en renaissance styl

Gelijkenis tussen Bosch en Breugel

De gelijkenissen tussen Bosch en Breugel zijn nog het beste zichtbaar vanuit de prentkunst. 


origineel prent van Breugel: De grote vissen eten de kleintjes

Bruegels prent uit 1557 met de grote vissen die de kleine vissen
opslokken, werd door Hieronymus Cock uitgegeven als een Bosch-
compositie. Onderaan op de prent was zelfs de inscriptie 'Hieronijmus
Bos inventor' toegevoegd. Het schilderij waar het over gaat is hier
onder, rechtsonder zien we inventor Bosch. men heeft dus een
remake gemaakt van Breugel zijn prent (door pieter van der heyden)
en verkocht als een bosch prent omdat Breugel nog net bekend was.
Kopie van der Heyden. Rechts onder deze schilderij staat: “inventor Bosch”. Men vroeg
hem om een gravure te maken zoals Bosch omdat hij het goed deed en Breugel was nog
niet bekend. Van der Heyden gebruikte een tekening van Breugel. Sommige denken dat
deze tekst later zou zijn toegevoegd. Er is ook een andere remake van de prent gevonden
die gesigneerd is door Breugel.

De grote vissen eten de kleine is een a[beelding van een spreekwoord. De machitgen
hebben het voor het zeggen t.o.v. de kleine mannen. De vader in de boot rechts geeft een
levensles aan de zoon: “kijk zoon, dit heb ik altijd geweten dat de grote vissen de kleine
eten.”

De iconogra[ie kan wijzigen naargelang de tijdsgeest. Later werd er nog een remacke
gemaakt van deze prent, deze keer diende de vis begrepen te worden als het
Barneveldse mondster: “op de val van Oldenbarnevelt” genoemd. En Maarten de vos gaat
deze ook anders interpreteren. Een prent hoeft niet heel haar leven het zelfde te
betekenen.

Prins Maurits was de grote tegenstander van Oldenbarnevelt. Hij had de politieke macht
en was meer geïnteresseerd in het opleven van de economie en Prins Mauris wau de
Spanjaarde de genade slag toe dienen. Op religieus vlak was er ook een verschil.
Oldenbarnevelt behoorde tot de remonstranten, zij waren tegen het idee van de
predestinatie, je kan je lot nog bepalen. de De contra remonstranten hechte veel
aandacht aan de predestinatie. Bij deze prent is den haag op de achtergrond
afgebeeld. Kortom prenten hebben verschillende betekenissen doorheen de tijd.

De spreekwoorden (Breugel kiest altijd voor hoge horizon, zo is er veel ruimte op het schilderij)

Marc Meadow, ook een Breugel specialist. Hij heeft een intellectualistische benadering
van Breugel-werken en bekeek het vanuit humanistisch oogpunt. Ging zich
bezighouden met de spreekwoorden van Breugel

Spreekwoorden waren heel populair in de 16de eeuw. Zie Adagia van Eramus. In de
rechter beneden hoek zien we een tafel en onder deze tafel zien we een man met een bijl.
Het spreekwoord dat wordt afgebeeld = “het bijltje zoeken” (wou zeggen: een uitweg
verzinnen), er onder is een lantaarn met een zwak lichtje, wat verwijst naar “het is geen
groot licht” gene slimme, stelt niet veel voor. Meadow stelt dat Breugel zichzelf hiermee
wil relativeren, “er zullen onvolkomenheden inzitten”. Hij wou zich hiermee
verontschuldigen. Dit was eigen aan de humanisten. Hij verontschuldigd zich voor
mogelijk onvolkomenheden. Breugel was dus een humanist. Dit zien we ook rechtsonder
bij de “Kinder spelen”. Breugel verbeeld zijn spreekwoorden vrij letterlijk.

Het schilderij is qua afmetingen, stijl en onderwerp verwant met twee andere werken
van Bruegel: de strijd tussen Carnaval en Vasten en de kinderspelen.

Kinderspelen

Rechts onder zie je a[beelding van een dame die pigment (kleurstof) maakt van een
baksteen, dit zou niet mogelijk zijn volgens Meadow. Breugel wil zich verontschuldigen.
Dat hij onwetende is. er zijn veel interpretaties gegeven voor de kinderspelen van
Breugel. Ene daarvan is dat dit schilderij een alegorie zou zijn op de kindertijd. In de
16de eeuw had men fascinatie voor leeftijden. iedere leeftijd had zijn eigenschappen.
Ook zijn er mensen die stellen dat dit een getijden werk zou zijn en de kinderspelen zou
dan een uitbeelding zijn van de zomer. Maar dit hangt men niet aan. Ook interpreteren
men dit als dwaasheden van de mens. Ook leefde breugel in een tijd waar men
aandacht begon te krijgen voor het belang van spel bij de opvoeding van kinderen.
Breugel had geen rechtstreekse voorbeelden voor het aHbeelden van zijn kinderen.

Breugel kiest bij de spreekwoorden en de kinderspelen telkens voor een hoge


horizon. Hierdoor is er veel diepte en kan hij veel weergeven.
Het bekende schilderij “de boeren bruiloft” en het beeld die we hebben van de: “boeren
Breugel” komt volgens Karel van Mander door het feit dat Breugel met een vriend
Frankerd zich verklede als boeren en naar bruiloften gingen om te feesten zonder
uitgenodigd te zijn. Vandaar dat Breugel veel met Boeren heeft. Hij trok veel naar de
boeren buiten. er is niet veel geweten over dat schilderij que verhaallijn. De
schuinoplopende tafel geeft diepte aan de ruimte.


Het is uiteraard zo dat Bruegel vaak boeren- of plattelandstaferelen schilderde en niet aanleunde bij de Italianiserende stijl
van zijn tijdgenoot Frans Floris.

De dansede boeren uit zijn boerendans zouden zijn afgekeken van prentjes van de
Duitser Sebal Peham. Toch kunnen deze boerenschilderijen misleidend zijn. Breugel
schilderde voor een elitair publiek. Hij ging naar het platteland voor rust en inspiratie.

Chronologisch overzicht van het leven van Breugel

Men weet niet waar en wanneer hij geboren is. Van Mander stelt dat hij in Breda is
geboren. Er is wel geweten dat hij in 1551 wordt ingeschreven bij een schildersgilde.
Men weet niet wie zijn leermeester was. Mogelijk was het Pieter Coucke van Aalst, zijn Volgens van mander

latere schoonvader. Is niet direct een link met Breugel in zijn werken maar hij heeft een
schilderij gemaakt met veel mensen en hoge horizon, net zoals spreekwoorden..

Zou Breugel hier zijn inspiratie vandaan hebben voor zijn kinderspelen en
spreekwoorden? Wel staat vast dat Pieter Coucke Bruegel zijn schoonvader was.
Breugel heeft minstens 1 altaarstuk gemaakt. De zij luiken. Pieter Baltens heeft het
middenluik gemaakt. Hij had dus een grotere naam dan Breugel bij ons. Altaar stuk is
weg.

In Mechelen werkte Breugel voor een kunsthandelaar genaamd: Dorizi. Hij was
commercieel ingesteld. Hij verkocht niet alleen kunst maar organiseerde ook veiligen
voor kunstwerken. Mensen konden lotjes aankopen en Dorizi loten pas na maanden de
prijzen waardoor veel mensen lotjes konden kopen.. Breugel maakte daar schilderijen
voor. Hij maakte in Mechelen ook water verfdoeken, de zogenaamde “Tuugline
doeken.”

- In 1551 werd Bruegel meester in de Antwerpse Sint-Lucasgilde. 


Kort na zijn inschrijving maakte Bruegel een reis naar Italië. Van Mander deelt mee dat hij
tussen 1552 en 1554 in Italië verbleef. Hij bereikte het Italiaanse schiereiland wellicht via Lyon.
Eerst deed hij Zuid-Italië en Sicilië aan en keerde dan terug via Rome waar hij langere tijd
doorbracht Bruegel zou in het gezelschap gereisd hebben van de beeldhouwer en medailleur
Jacob Jongelinck en de schilder en ontwerptekenaar Maarten de Vos.



Breugel maakte een tekening genaamd: De imkers. Dit zou zijn geïnspireerd op een Fresco
van Michelangelo, hij moet kennis hebben opgedaan over michelangelogo tijdens zijn reis in
Rome/ Hij zou een figuur van een fresco van Michelangelo hebben overgenomen. Volgens
andere kunsthistorici zou dit een verwijzing zijn naar de relieguze toestand in de Nederlanden
na de beeldenstorm. De bijenkorf zou worden geassocieerd met de Rooms katholieke kerk. En
de imkers met de gelovige die iedereen terug in de kerk probeerde te krijgen. Na de
beeldenstorm zou dit werk dan een oproep zijn geweest om terug kerkdiensten te houden,
deze waren namelijk verboden.


Onderaan de tekening is ook een spreekwoord dat hierop neerkomt: aan kennis alleen heeft
men niet genoeg, als men iets wil moet men ook handelen.

Bruegel lijkt duidelijk naar Michelangelo gekeken te hebben. In zijn late tekening met de
Imkers verwerkt hij een plastisch uitgewerkte figuur van Michelangelo's fresco met het offer
van Noach op het plafond van de Sixtijnse kapel.

.
er zijn eerder gelijkenissen tussen dit schilderij en de imkers als we naar de lichaamsbouw
kijken.
Bekend werk is ook de strijd tussen carnaval en vasten. Net zoals bij de kinderspelen kiest hij
voor een hoge horizon met ruime verspreiding van figuren. Deze keer wel in stedelijke
context met herbergen. Het gaat om carnaval. Man met bierbuik op bierton, die vaart op een
blauwe schuit. Er was een genootschap van de blauwe schuit die tijdens carnavalsperiode
opvoeringen deed. Rechts zien we dan een een pater en een non een kar trekken. Dus
Christelijk feest. De mensen op de schilderij “zijn het gewone volk”, er zijn geen rijken
vertegenwoordigd. ook staat er de vuile bruid op. Dit verwijst naar een verhaal uit de oudheid.
Het verhaal gaat over Liza. Deze Liza is verloofd met Damon, maar zij papt aan met Nopses,
Breugel was dus vertrouwd met verhalen uit de Antieke cultuur. Het is dus niet alleen een
volksfeest maar hij laat ook zien dat hij op de hoogte is van de literatuur van de antiekeevierd
tijdens de drie dagen die vooraf gaan aan de vastentijd. Tijdens het carnaval reed een ‘carrus
navalis’ of ‘blauwe schuit’ rond met daarin mensen die beschimpt werden. De kleur blauw
verwees vroeger naar bedrog.











- Carnaval is een vette man die op een ton zit; tegenover hem bevindt zich de uitgemergelde

vrouwelijke personificatie van de vasten.


- Kan ook gezien worden als kerk vs herberg (met de naam ‘de blauwe schuit’), want kerk en
herberg zitten recht tegenover elkaar. 


- goede werken vs zondige pleziertjes


- Voor de herberg van de draak wordt het spel ‘Orson en Valentine’ opgevoerd, is herberg
achteraan waar je mensen in een rij ziet lopen, mensen hebben geel aan. 


- bij de herberg ‘De blauwe schuit’ speelt men de klucht van de vuile bruid.


- Bruegel ging zijn mosterd halen bij een prent van Frans Hogenberg die het jaar voorheen
verschenen was bij het uitgevershuis van Hieronymus Cock.

- De herberg links in beeld heet ‘In de blauwe schuit’, wellicht een knipoog naar de gilde van de
blauwe schuit (dwazen). Deze gilde lijkt actief geweest te zijn in de periode rond de vasten en
stak de draak met de maatschappij.


- In de buurt van herberg ‘De blauwe schuit’, ligt herberg ‘In den draak’.

- Recht tegenover de herbergen rijst een kerkgebouw op.

- Vooraan op het marktplein wordt ‘Carnaval’, zittend op een ton die in een blauwe schuit is
geplaatst, naar ‘de Vasten’ gereden. Aan zijn spit hangt een groot stuk vlees. De wagen van de
Vasten wordt – zeer toepasselijk - voortgetrokken door een pater en een non. Het personage
‘Vasten’ draagt een bijenkorf als hoofddeksel. Waarschijnlijk een verwijzing naar een pauselijke
tiara en dus naar de Rooms Katholieke Kerk.


- Het is opvallend dat de stad bevolkt lijkt met bedelaars, kreupelen, de ‘gewone man’ en dat
mensen uit de sociale bovenlaag afwezig zijn.


- De plantengroei verraadt de weergave van twee seizoenen: winter en lente. Links op het
schilderij zijn de bomen nog kaal, terwijl ze rechts in beeld al groene bladeren dragen.
.

Rond 1562 schilderde hij twee werken die duidelijk aanknopen bij de leefwereld van
Hieronymus Bosch.

Satan was ooit een van Gods meest machtige aartsengelen. Hij werd echter jaloers op Gods
hogere macht en werd hem afvallig. Satan schaarde een groep engelen achter zich en ging een
strijd aan de aartsengel Michaël en zijn engelenscharen. Michaël won het pleit en Satan en zijn
opstandige engelen werden uit de hemel op aarde geslingerd. Vanaf dat moment stelden God en
Satan alles in het werk om de mensen voor zich te winnen.
.

Breugel blijft meer in de trant van het christelijk terwijl Floris een Barok schilderij maakte in
Romeins, renaissance stijl.
Antwerpen, Museum Mayer van den Bergh
- De dulle Griet verbeeldt een woedende vrouw - Ira of Toorn - die niet bang is voor
de duivel. 


- De kleine vrouwtjes achter haar binden duivels op een kussen. 


- De naam Griet verwijst wellicht naar de legende van de H. Margareta die de duivel
verjoeg. 


- De volle schort van de dulle Griet verwijst naar hebzucht.












Technisch

- Na materiaal-technisch onderzoek, ontdekte men recent het woord 'dul' (= dwaas,


redeloos) onder de ver[laag. Het zou door Bruegel zelf geschreven zijn. 


- Bruegel had oorspronkelijk de furie ook afgebeeld met de tong uit de mond, maar
schilderde dat motief uiteindelijk weg. 


- Uit chemische analyse blijkt dat de mantel van de Dulle Griet aanvankelijk
geschilderd moet geweest zijn in felblauw. Dus het effect zal heel anders geweest
zijn dan met het huidige vale bruin. 


- De ondertekening werd in een eerste fase aangebracht in een droog medium,


vermoedelijk zwart krijt. Vervolgens werd deze overtrokken met penseel en een
vloeibaar medium.


- Het werk is gesigneerd en gedateerd.


Dit werk bevond zich in het bezit van Granvelle.
Het zeer wijde landschap ligt volledig in de lijn van de traditie van de Nederlandse landschapskunst. Het
panoramische landschap doet denken aan deze van Joachim Patinir. Dit type 'wereldlandschap' met Bijbelse
stoffage van de vlucht naar Egypte onderstreept de universele betekenis van het leven en lijden van Christus.
Wilde Bruegel zoals Patinir Christus weergeven op zijn pelgrimstocht in deze wereld?

We weten niet hoe Breugel in contact kwam met Granvelle, waarschijnlijk via Jongelink. Zij waren samen in Italië,
Granvelle. Zij zullen hem zijn gaan opzoeken.
- Gewoonlijk illustreerde het thema van de Toren van Babel de zonde van de hoogmoed.

- In het Bijbelboek Genesis wordt de toren vermeld, God beschouwde de bouw van de toren als
een poging om zijn schepping uit te dagen. Een toren bouwen is een teken van hoogmoed zijn.
God strafte deze vorm van hoogmoed af en liet iedereen een andere taal spreken als straf, zo
geraakt de toren nooit af.


- Het paneel van Bruegel kreeg al verschillende interpretaties die verband hielden met de
toenmalige politiek-religieuze context: Nimrod zou gelijk worden gesteld met de Spaanse vorst
Filips II en zijn ongebreidelde ambitie en machtshonger Het zou gaan om een metafoor op het
contemporaine Antwerpen dat een ‘religieus Babel’ was.


- Koenraad Jonckheere plaatst het schilderij tegen de achtergrond van het debat rond
‘iconoclasme’ en ‘beelden door de mens gemaakt’. De gereformeerden die veld wonnen, in de
Nederlanden keken anders aan tegen religieuze beelden en religieuze architectuur. Vele
hervormers beschouwden de romaanse en gotische kerktorens en campanile als ‘torens van
Babel’. 


- De kerk moest een spirituele plek zijn, waar de aandacht niet ging naar weelde. Mensen als
Calvin stelden dat kunst en architectuur de verkeerde indruk gaven dat het spirituele tastbaar
gemaakt kon worden. Bij Calvin lezen we ook dat God niet verblijft in tempels die door
mensenhanden gemaakt zijn. Dingen die door de mens gemaakt zijn, zijn ‘fysiek’ en niet
‘spiritueel’. 


- In feite werden de kerkgebouwen door bepaalde hervormden beschouwd als een vorm van
‘afgoderij’. Bij Bruegel wordt de toren van Babel uit een rots gehouwen, dit verwijst volgens
Jonckheere naar het idee van een afgodsbeeld. Breugel was Rooms Katholiek. 


- Bruegels toren herinnert aan de constructie van het Colosseum.


Het werk was waarschijnlijk in het bezit van Nicolaes Jonghelinck. In zijn inventaris van 1566 worden twee schilderijen van
Bruegel met dit onderwerp vermeld.
Met zijn setting van het panoramisch landschap sluit Bruegel aan bij de traditie van Patinir.
Hij verlevendigde het vergezicht door meer dan 500 menselijke figuurtjes erin te plaatsen.
Een stoet van mensen volgt het pad naar de schedelplaats Golgotha, net buiten de muren van Jeruzalem. Bruegel markeerde
de plek met een ‘cirkel’. Een karrewiel op een paal, een constructie om veroordeelden aan op te hangen, kondigt het nakende
lot van Christus aan.
Volgens Mark Meadow krijgt de cirkelvorm een echo in de draaibeweging van de ‘processie’ die zich rond de as van de rots met
de windmolen lijkt te bewegen.
Rechts op het voorplan is een groepje figuren afgezonderd van de menigte: Maria, Johannes de evangelist, Maria Magdalena
en een andere vrouw. Deze figuurgroep verschilt in kleding en in schilderstijl van de rest van de figuren. Bruegel refereert hier
duidelijk aan de schilderkunst van de ‘Vlaamse primitieven’ zoals Rogier van der Weyden. Hij verenigt dus bewust 15de- en
16de-eeuwse artistieke idiomen.
De Poolse regisseur, Lech Majewski, maakte een langspeelfilm waarin hij het werk op een persoonlijke manier interpreteert.
(“The Mill and the Cross”, 2011). Zijn film volgt de structuur van Bruegels werk. Majewski vertrekt namelijk uit de zeven
‘vluchtpunten’ die hij waarneemt in het schilderij.
Dia: Pieter Bruegel, de dood van de H. Maagd, ca. 1564, Banbury, National Trust
Dia: Philips Galle naar Pieter Bruegel, de dood van de H. Maagd, 1574
De prent ontstond pas vijf jaar na het overlijden van de kunstenaar en reproduceert een grisaille die niet bedoeld was als model voor een gravure.
De inscripties in de benedenmarge van de prent geven aan dat Ortelius die het originele paneel bezat, de prent liet maken voor zichzelf en zijn vriendexn. Wellicht
is Ortelius zelf de auteur van de Latijnse verzen die ingaan op de religieuze context van de voorstelling.
Een van de mensen die een prent van Ortelius kregen toegezonden, was de Noord-Nederlandse moralist, theoloog, toneelschrijver en graveur Dirck Volckertsz.
Coornhert. (Haarlem). Hij drukte zijn dankbaarheid als volgt uit (brief dd. 15 juli 1578):
'u gift.../Dye ic van boven tot ondren/vrolyc doorsach met verwondren, / om 't constich tekenen en 't geduldich snyden. / Bruegel en Phlips hebben hen zelf
overwonnen. / Elc van hen, acht ic, hevet noyt bat geconnen. / Zo heeft hun vrients Abrams jonste / geprickelt hun luyder conste.../ Noyt zach ic (dunct my) tekening
bequamere / noch gelyken snee, dan dees droeve camere'.
Hier moet opgemerkt worden dat Coornhert de conventies van de humanistische wellevendheid, zelfs vleierij volgde. Bovendien mogen we niet vergeten dat Galle
een goede vriend en vroegere leerling van Coornhert was.
Een andere vriend die een prent met de dood van de H. Maagd mocht ontvangen, was de Spaanse theoloog en koninklijke bibliothecaris Benito Arias Montano.
Het thema van de dood van de H. Maagd is ontleend aan de apocriefen. Het werd vooral populair dankzij de Gulden Legende van Jacob de Voragine (2de helft
13de eeuw).
Door te kiezen voor het onderwerp, trad Bruegel in de voetsporen van Hugo van der Goes, Dieric Bouts, Petrus Christus, Barend van Orely, Martin Schongauer en
Albrecht Dürer.
De grote vernieuwing van Bruegel schuilde in zijn idee om het tafereel bij nacht te laten plaatsvinden. Daardoor kon hij experimenteren met een grotere
dramatische kracht: zie sterke clair-obscuur.
Volgens de legende stierf de H. Maagd in het huis van Johannes. Bruegels aandacht voor huiselijk meubilair en huisraad geeft een eigenzinnige invulling aan het
concept. De kunstenaar koos ook voor een eigentijdse setting. Dit droeg bij tot een grotere identificatie van de toeschouwer met het gebeuren.

You might also like