Paper Archeologia Mediaevalis - Joeri Tonon

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 11

Naam:

Joeri Tonon (0517275).



Studierichting: wijsbegeerte en moraalwetenschappen.

Opleidingsonderdeel: archeologie en materiële cultuur van de middeleeuwen en de
nieuwe tijd.

Opdracht: paper omtrent studiedag Archeologia Mediaevalis.






























Archeologia Mediaevalis 2018

1. Inleiding

Dit werkstuk kwam tot stand in het kader van het opleidingsonderdeel “archeologie en
materiële cultuur van de Middeleeuwen en de nieuwe tijd” dat onderwezen wordt aan
de Vrije Universiteit Brussel. Op vijftien maart tweeduizend achttien diende er voor dit
opleidingsonderdeel een studiedag genaamd: “Archeologia Mediaevalis” bijgewoond te
worden. Deze studiedag, dat door ging in Gent, handelde over rurale archeologie,
voorliggend werk is hiervan een kritische verslaggeving.

De studiedag zelf was samengesteld uit drie sessies. Het eerste deel handelde over
dorpsarcheologie in Vlaanderen, Nederland en Wallonië, het tweede deel over de
interactie tussen stad en platteland, het derde deel over rurale entiteiten en het
materiaalgebruik.

Tijdens deze studiedag kwamen een dertiental lezingen aanbod maar omwille van de
korte omvang van ons werk is het niet mogelijk om ze allemaal te behandelen. Daarom
werd er voor gekozen om een specifiek thema uit te lichten die aanbod kwam tijdens
één van de sessies.

In dit verslag zullen we als volgt te werk gaan; vooreerst zullen we een (korte)
beschrijving bekomen van sessie twee en drie. Vervolgens zal er dieper ingegaan
worden op een thema afkomstig uit sessie één.

Het thema uit sessie één dat behandeld zal worden heeft betrekking op de vraag naar de
bepaling van een dorp. Vanaf wanneer spreken we van een dorp, wanneer niet? Hoe zit
dit in België, hoe in Nederland?

Vanuit de lezingen van Dries Tijs en Koen De Groote zullen we een beschrijving
bekomen van de gegeven situatie in Vlaanderen. Vervolgens gaan we dan a.d.h.v. de
lezing van Johan Verspay nagaan hoe dit in Nederland zit.

Tenslotte zal er dan a.d.h.v. een slotbespiegeling een conclusie bekomen worden
omtrent het behandelde geheel. Zijn er veel verschillen tussen Nederland en Vlaanderen
aan te merken omtrent de bepaling van een dorp of niet?

Dit werkstuk werd geschreven vanuit de hoedanigheid als filosoof in wording. Dit wil
zeggen dat dit schrijven in de eerste plaats gezien dient te worden als een poging, een
poging om kennis te maken met de archeologie als wetenschappelijke discipline.
2. Korte beschrijving van sessie twee en drie

2.1 Sessie twee


Sessie twee handelde globaal genomen over de interactie tussen de stad en het
platteland tijdens de middeleeuwen. Philippe Mignot stelde dat wij de relaties tussen
kastelen, kerken en steden voor vanzelfsprekend nemen terwijl wij dit niet lijken te
doen m.b.t. steden en plattelandsdorpen (Mignot: 2018, p. 15). In sessie twee werd op
allerhande manieren gezocht naar zulke relaties. Patrick Hoffsummer ging dit
bijvoorbeeld doen vanuit dendrochronologisch onderzoek. Dendrochronologie is de
studie die zich bezig houdt met het dateren van houten voorwerpen. Hoffsummer
probeerde in zijn studie dan na te gaan of de dendrochronologie ons iets kan bijbrengen
over uitwisselingen van houtenvoorwerpen tussen steden en dorpen tijdens de
middeleeuwen (Hoffsummer: 2018, p. 15). Een andere interessante benadering was
deze van Quentin Goffette, hij dacht bijvoorbeeld na over welke rol plattelandsgebieden
spelen bij de verspreiding van vogels in stedelijke gebieden tijdens de middeleeuwen
(Goffette: 2018, p. 17).

2.2 Sessie drie


In Sessie drie werd er vervolgens stilgestaan bij de koppeling tussen rurale
nederzettingen, gehuchten of dorpen en hun materiële cultuur. Naast de lezingen van
Ewoud Deschepper en Marie Verbeek bracht Gerben Verbrugghe de meest
karakteristieke uit de sessie. Deze droeg de titel: “‘Klein Vlaanderen in Wales’: Een
landschapsarcheologische bijdrage aan het debat over Vlaamse invloed op het
nederzettingslandschap in de Britse eilanden”. Volgens Verbrugghe stuurde Henry I
rond duizendzesenzestig veel Vlamingen naar Zuid-Wales om de uitbreidende macht in
zijn koninkrijk tegen te gaan. De eerste Vlaamse migratiegolf werd gevolgd door een
tweede, deze keer ook met elites uit het graafschap Vlaanderen, zij stichtte vervolgens
kolonies en dorpen. Deze dorpen, stelt Verbrugghe, vertonen morfologische en
geografische gelijkenissen met dorpen die gesticht werden in Vlaanderen (Verbrugghe:
2018, p. 21). Verbrugghe wil in zijn onderzoek nagaan welke impact deze Vlaamse
migratiegolven en hun materiële cultuur hadden op het rurale nederzettingssysteem in
Wales (Verbrugghe: 2018, p. 22-23).

Deze korte uiteenzettingen waren bedoeld op de lezer een idee te geven van wat er
allemaal aanbod is gekomen in de sessies twee en drie. Zoals in de inleiding aangegeven
bespreken we nu vervolgens sessie één van waaruit wij een specifiek thema zullen
belichten.




3. Dries Tijs & Koen De Groote - Het dorp in Vlaanderen

“Met dorpsarcheologie wordt verstaan een vorm van archeologisch onderzoek in de kernen
van de historische dorpen met vraagstellingen en resultaten die bijdragen aan de kennis
over het ontstaan en de ontwikkeling van deze kleine bewoningskernen in de
middeleeuwen.” (De Groote, 2018, p. 14).

3.1 Dries Tijs - Het eeuwige dorp


De lezing van Dries Tijs, professor aan de Vrije Universiteit Brussel, droeg de titel: “Het
eeuwige dorp in Vlaanderen, dynamiek en onderzoeksproblematiek een introductie op
de sessie”. Daar Tys zijn lezing een introductie op sessie één was, spitste hij zich toe op
meer algemene vragenstellingen. De meest centrale vraag omtrent sessie één die Tys
ging stellen was: wat is het wezenlijke verschil tussen een permanent dorp en een
dynamische collectieve nederzetting? Met andere woorden: wat definieert een dorp?
Tys liet met deze vraagstelling zien wat de toehoorders mochten gaan verwachten van
deze sessie. Algemeen gezien zouden er in sessie één een drietal
onderzoeksproblematieken aanbod komen. Ten eerste zou er ingegaan worden op de
oorsprong van dorpen, ten tweede op de materiële cultuur van dorpen, ten derde zou er
ingegaan worden op de problematieken die ontstaan bij het archeologisch onderzoek
omtrent het dorpsgegeven (Tijs: 2018, p. 13).

Een opvallend iets dat Tijs aanhaalde in zijn lezing was naar mijn mening het feit dat er
zeer weinig verdwenen dorpen zijn in onze gebieden. Dorpen mogen dan wel een
dynamisch gegeven zijn, toch zijn er weinigen echt verdwenen stelt Tijs. Dat dorpen
dynamische gegevens zijn verwijst volgens hem naar het feit dat zij doorheen de tijd
telkens een ander karakter aannemen, maar echt verdwijnen doen de meesten niet
(persoonlijke communicatie, 15 maart 2018).

Een problematisch gegeven inzake het onderzoeken van dorpen heeft betrekking op de
moeilijkheden die er zijn bij de bepaling van het ontstaan van een dorp. Wat bepaalt
precies de grens tussen een “dynamische collectieve nederzetting” en een dorp? Een
andere moeilijkheid zou zijn dat het niet makkelijk is om de materiële cultuur van een
dorp te constateren (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018).

Wat betreft de bepaling van een dorp is er nooit een eenduidige ontstaansgeschiedenis
vast te stellen, er zijn altijd verschillende morfologieën mogelijk stelt Tijs (persoonlijke
communicatie, 15 maart 2018).

Dorpen hebben ook altijd een collectief karakter, er zijn altijd meerdere gebouwen bij
betrokken, deze collectiviteit van onder andere boerderijen, kerken en herbergen geeft
identiteit en zorgt voor een sociaal en cultureel netwerk tussen de mensen die er leven.
Dorpen waarin zulke netwerken aanwezig zijn omschreef Tijs als “nucleated villages”.
Nucleated villages zijn dorpen bestaande uit verschillende gebouwen die
gecentraliseerd zijn rond een bepaalde kern, dit geheel wordt steeds omgeven door
“open fields”, vandaar de benaming “plattelands dorpen” (persoonlijke communicatie,
15 maart 2018).

Uit onderzoek rond de inventarisatie van historische dorpskernen dat o.a. door Tijs in
opdracht van de VUB werd uitgevoerd, bleek dat nucleated villages vóór het midden van
de negentiende eeuw meer voorkwamen in zuid en zuidoost Vlaanderen, minder in
Limburg, Antwerpen en West-Vlaanderen. Dit zou volgens Tijs te wijten zijn aan het
bredere landschap in deze provincies (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018).

Een voorbeeld van een big nucleated village die aangehaald werd door Tijs is Leffinge. In
de late middeleeuwen zouden er in Leffinge minstens zes herbergen aanwezig zijn
geweest (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018). Dit werd vastgesteld door
gebruik te maken van GIS technologie. “GIS” is een geografisch informatiesysteem
waarmee men geografische informatie kan visualiseren om o.a. de functionaliteit van
een dorp in kaart te brengen ("What is Geographic Information Systems (GIS)?", z.d.).


Foto van archeologisch onderzoek na afbraak van de pastorie in Leffinge (Peene, 2014).

Tegenover de nucleated villages plaatst Tijs de “dispersed settlements”. Dit zijn
nederzettingen die meer verspreid liggen van elkaar zonder een gemeenschappelijke
centrale kern te hebben. Het zijn deze nederzettingen die voor het midden van de 19de
eeuw kenmerkend waren voor Limburg, Antwerpen en West-Vlaanderen (persoonlijke
communicatie, 15 maart 2018).



Een voorbeeld van een dispersed settlement in de Oostenrijkse stad Salzburg (Siepmann, 2014).

Volgens Tijs zouden we kunnen zeggen dat een dorp pas ontstaat op het moment dat er
een parochiekerk aanwezig is. Maar dit is niet overal het geval. Er zijn ook verlaten
kerken gevonden waar geen bewoning rondom is aangetroffen. Het dorp “Donk” in
Limburg is zo een voorbeeld. Een parochiekerk lijkt dus niet altijd dorpsvorming te
impliceren terwijl het omgekeerde wel het geval is (persoonlijke communicatie, 15
maart 2018).














Een reconstructietekening van de parochie Moorslede met St.-Martinuskapel uit de late middeleeuwen,
voorbeeld van een nucleated village ("De parochie Moorslede", z.d.).

Kortom, volgens Tijs is de grootste problematiek rond dorps archeologie gelegen in het
feit dat het zeer moeilijk is om de begin situatie van een dorp te bepalen. Ook is het
moeilijk om een overzichtelijk beeld te verkrijgen omdat men hiervoor bijvoorbeeld in
dorpscentra of in achtertuinen van mensen moet gaan graven, wat natuurlijk niet
evident is. Daarom roept Tijs op tot samenwerking met andere disciplines zoals
bijvoorbeeld met historici, deze mensen zouden dan kunnen bijstaan bij het vormen van
een coherent beeld (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018).

3.2 Koen De Groote: Dorpskernen in Vlaanderen
Koen De Groote, verbonden als erfgoed onderzoeker archeologie aan het agentschap
Onroerend Erfgoed alsook aan de VUB, ging dieper ingaan op de hierboven beschreven
problematiek van Tijs. Zijn lezing had eveneens betrekking op het onderzoek rond de
inventarisatie van historische dorpskernen in Vlaanderen. Volgens De Groote zijn er op
dit moment iets meer dan vijfduizend kernen geïnventariseerd waarvan
duizendzevenenvijftig dorpen. Bij De Groote kwam eveneens de vraagstelling naar voor:
wat onderscheidt een nucleated villages van een dispersed settlement? Ook hij zag het
ontbreken van een parochiekerk als het wezenlijke verschil tussen beide. De Groote
voegde er nog aan toe dat een dorp meervoudige kernen kan hebben (persoonlijke
communicatie, 15 maart 2018).

De Groote spitste zich meer toe op het ontstaan van dorpen. Van waaruit kunnen we een
dorps geneze afleiden? Dit hangt Volgens hem eerst en vooral af van de periode. Als een
dorp gesticht werd is het makkelijker om de geneze na te gaan dan een dorp die
“spontaan” ontstond doorheen de tijd. Een van de obstakels tot onderzoek dat zowel bij
Tijs als bij De Groote voorkwam heeft betrekking op het feit dat men archeologische
zones dient te gaan maken van plaatsen waar mensen wonen. Het probleem is dus niet
het onderzoek zelf maar de beperkingen die er zijn om überhaupt aan onderzoek te
kunnen doen (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018). Het is om deze reden, stelt
De Groote, dat er een groot “kennishiaat” is inzake ruraal archeologisch onderzoek in
Vlaanderen en België (De Groote: 2018, p. 14).

4. Johan Verspay – Het dorp in Nederland


4.1 Dorpsarcheologie in Nederland


Johan Verspay is verbonden aan de universiteit van Bohemen. Verspay zijn lezing droeg
de naam: “Dorpsarcheologie in Nederland” en bevatte archeologische resultaten van tien
jaar onderzoek omtrent dorpsvorming in Nederland. Ook Verspay werd geconfronteerd
met de principiële vraag: wat verstaan we nu precies onder een dorp (persoonlijke
communicatie, 15 maart 2018)?

Hij stelde aller eerst dat een dorp een juridisch administratief gegeven iets is dat
ontstaat wanneer een lokale groepering zich organiseert. De woonplaatsen verschillen
van elkaar en de nederzettingen kunnen verspreid of geclusterd zijn, een open of
gesloten structuur hebben. Verspay kwam tot de conclusie dat een dorp in de laatste
instantie een topografische entiteit is (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018).
Verspay gaf de volgende definiëring voor een dorp: “(…) een niet stedelijke
geconcentreerde nederzetting met (…) faciliteiten zoals een kroeg, een markplaats,
herbergen en ambachtslieden.” (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018). Opvallend
is dat men in Nederland, in tegenstelling tot en Vlaanderen, een “kern” precies niet als
iets essentieel zien aan een dorp, maar eerder als iets optioneel (persoonlijke
communicatie, 15 maart 2018).

Vanuit deze definiëring ging Verspay een selectie maken vanuit zevenhonderd
vijfentwintig geïnventariseerde plaatsen. Uiteindelijke bleken er honderdnegentig
bruikbaar. Net zoals in Vlaanderen stelde Verspay eveneens dat het vaak zeer moeilijk
is om vanuit kleinschalige opgravingen solide uitspraken te doen op het niveau van de
nederzetting in het algemeen (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018).

Een naar mijn mening opvallend iets wat Verspay aanhaalde was dat historische kaarten
nog niet systematisch zijn gedigitaliseerd in Nederland. Dit geldt ook voor
middeleeuwse kerken en kapellen. De data die Verspay tot beschikking had waren
tevens allemaal afkomstig van het platteland, een kleine fractie had maar betrekking op
historische dorpskernen zelf (persoonlijke communicatie, 15 maart 2018).

De vraag die Verspay zicht stelden was: kunnen topografische ontwikkelingen in een
model gevat worden? En is deze topografische methode afdoende om een coherent
beeld de vormen? Uiteindelijk stelt hij van niet. Lokale factoren en individuele personen
zijn ook van belang in de ontstaansgeschiedenis van dorpen. Verspay heeft het over de
geografische locatie, de mogelijkheden om aan landbouw te doen, grondbezit, de
nabijheid van water en steden. Het zijn dus niet enkel contextuele algemene factoren
maar ook lokale “particuliere” factoren die een heel grote rolspelen en dorpen tot
dorpen maken.













Een schilderij van Pieter Bruegel de oude genaamd: “Nederlandse spreekwoorden” (Bruegel de oude,
1559).

5. Conclusie

We zien dus dat men in Vlaanderen een eenduidig aspect gaat aannemen als wezenlijk
aan een dorp, terwijl men in Nederland een meer contextuele benadering aanhangt. Een
kerk is volgens Verspay geen wezenlijke kenmerk van een dorp terwijl dit voor Tijs en
de Groote wel het geval is. Voor hen is dit zelfs een specifieke voorwaarden om te
kunnen spreken van een dorp. Als we ons zouden baseren op de definitie van Verspay
waarin hij stelt dat meerdere “gebouwen” nodig zijn om te kunnen spreken van een
dorp, dan valt op dat hij de parochiekerk ziet als een deel van het geheel en niet als
wezenlijk kenmerk. Natuurlijk stellen Tijs en de Groote eveneens dat er meerdere
gebouwen nodig zijn om te spreken van een dorp maar toch blijft bij hen de
parochiekerk het meest wezenlijke kenmerk van een dorp.

Wat betreft de ontstaansgeschiedenis van dorpen komen deze wetenschappers echter
wel overeen, er is nooit één morfologie vast te stellen. Ieder dorp ontstaat op zijn eigen
manier afhankelijk van de ligging en aanwezige grondstofmiddelen.

Zoals reeds aangehaald is er tevens ook een overeenkomst inzake
onderzoeksproblematiek. Om aan rurale archeologie te doen dienen er archeologische
zones afgezet te worden, op het platteland waar er geen huizen staan is dit geen
probleem maar als men onderzoek wil gaan doen in dorpskernen liggen de zaken toch
wat anders. Verspay haalde dit ook aan in zijn lezing, je kan toch onmogelijk een volledig
dorp tot archeologische site maken? Dat is natuurlijk niet mogelijk maar het zou alle
sinds wel een coherent beeld geven van het onderzochte dorp in kwestie.




















6. Literatuurlijst

Bruegel de oude, P. (1559). Nederlandse spreekwoorden [Foto]. Geraadpleegd op 22
maart 2018, van
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Bruegel_de_Oude#/media/File:Pieter_Brueghel_th
e_Elder_-_The_Dutch_Proverbs_-_Google_Art_Project.jpg

De Groote, K. (2018). Het project historische dorpskernen. Inventarisatie en studie van
de historische dorpskernen in Vlaanderen in functie van de afbakening als
archeologische zones. Archeologia Mediaevalis, 41, 14.

De parochie Moorslede [Foto]. (z.d.). Geraadpleegd op 22 maart 2018, van
http://www.tenbunderen.be/moorsledeparochie.html (foto afkomstig van Google zie: <
https://www.google.be/search?biw=1200&bih=780&tbm=isch&sa=1&ei=Jp-
zWpjBGZOPmwW1z6uADA&q=Middeleeuwen+parochiekerk+in+een+dorp&oq=Middel
eeuwen+parochiekerk+in+een+dorp&gs_l=psy-
ab.3...6788.8011.0.8296.0.0.0.0.0.0.0.0..0.0....0...1c.1.64.psy-
ab..0.0.0....0.xNFbTxMHTbw#imgrc=d3_t3bD46DTDbM: >

Goffette, Q. (2018). Oiseaux des villes, oiseaux des champs. Réflexions sur le rôle des
espaces ruraux dans l’approvisionnement en oiseaux des zones urbanisées au Moyen
Âge. Archeologia Mediaevalis, 41, 17-18.

Hoffsummer, P. (2018). Bois des villes et bois des champs. Archeologia Mediaevalis, 41,
15.

Mignot, P. (2018). L'archéologie rurale médiévale en toute innocence. Archeologia
Mediaevalis, 41, 15.

Tijs, D. (2018). Het eeuwige dorp in Vlaanderen, dynamiek en onderzoeksproblematiek
een introductie op de sessie. Archeologia Mediaevalis, 41, 13.

Peene, W. (2014, 20 augustus). Archeologische opgravingen Leffinge [Foto].
Geraadpleegd op 22 maart 2018, van http://www.erfgoedblog.be/archives/553-
Archeologische-opgravingen-Leffinge.html

Siepmann, M. (2014, 24 juli). [Dispersed settlement in Salzburg] [Foto]. Geraadpleegd op
22 maart 2018, van < http://www.alamy.com/stock-photo-austria-salzburg-state-
salzkammergut-thalgau-view-to-dispersed-settlement-
73173623.html?pv=1&stamp=2&imageid=5D172BEC-0875-4883-B7A7-
94E8C3DB4B4D&p=143514&n=0&orientation=0&pn=1&searchtype=0&IsFromSearch=
1&srch=foo%3dbar%26st%3d0%26pn%3d1%26ps%3d100%26sortby%3d2%26resul
tview%3dsortbyPopular%26npgs%3d0%26qt%3ddispersed%2520settlement%26qt_r
aw%3ddispersed%2520settlement%26lic%3d3%26mr%3d0%26pr%3d0%26ot%3d0
%26creative%3d%26ag%3d0%26hc%3d0%26pc%3d%26blackwhite%3d%26cutout
%3d%26tbar%3d1%26et%3d0x000000000000000000000%26vp%3d0%26loc%3d0
%26imgt%3d0%26dtfr%3d%26dtto%3d%26size%3d0xFF%26archive%3d1%26grou
pid%3d%26pseudoid%3d%26a%3d%26cdid%3d%26cdsrt%3d%26name%3d%26qn
%3d%26apalib%3d%26apalic%3d%26lightbox%3d%26gname%3d%26gtype%3d%2
6xstx%3d0%26simid%3d%26saveQry%3d%26editorial%3d1%26nu%3d%26t%3d%2
6edoptin%3d%26customgeoip%3d%26cap%3d1%26cbstore%3d1%26vd%3d0%26lb
%3d%26fi%3d2%26edrf%3d%26ispremium%3d1 >

Verbrugghe, G., & De Clercq, W. (2018). ‘Klein Vlaanderen in Wales’: Een
landschapsarcheologische bijdrage aan het debat over Vlaamse invloed op het
nederzettingslandschap in de Britse eilanden. Archaeologia Mediaevalis, 41, 21-24.

What is Geographic Information Systems (GIS)? (z.d.). Geraadpleegd op 22 maart 2018,
van https://gisgeography.com/what-gis-geographic-information-systems/

You might also like