Professional Documents
Culture Documents
Ecb200305 tcm46-147426
Ecb200305 tcm46-147426
Ecb200305 tcm46-147426
MAANDBERICHT
Mei 2003
© Europese Centrale Bank, 2002
Adres Kaiserstrasse 29
D-60311 Frankfurt am Main
Duitsland
Postadres Postfach 16 03 19
D-60066 Frankfurt am Main
Duitsland
Telefoon +49 69 1344 0
Internet http://www.ecb.int
Fax +49 69 1344 6000
Telex 411 144 ecb d
Dit Maandbericht is tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van de Directie van de ECB. De vertalingen worden gemaakt en
gepubliceerd door de nationale centrale banken.
Alle rechten voorbehouden.
Het maken van kopieën voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.
De statistieken in deze uitgave zijn afgesloten op 7 mei 2003.
Ten geleide 5
Kaders:
1 Raming van de omvang van portefeuilleherschikkingen van aandelen
naar liquide activa 11
2 De eerste resultaten van de enquête naar de bancaire kredietverlening
in het eurogebied 15
3 Monetaire-beleidstransacties en liquiditeitsverhoudingen in de op
23 april 2003 eindigende reserve-aanhoudingsperiode 21
4 De diepere oorzaken van de lage rendementen op langlopende obligaties
in de Verenigde Staten en het eurogebied 24
5 Verwachtingen binnen de particuliere sector met betrekking tot de
inflatie en de economische bedrijvigheid in het eurogebied: de uitkomsten
van de Survey of Professional Forecasters 2003-II en andere beschikbare
indicatoren 31
6 Beoordeling van de stemming op de valutamarkten door middel van
indicatoren op basis van valutaopties 42
Toelichting 89*
Landen
BE België
DK Denemarken
DE Duitsland
GR Griekenland
ES Spanje
FR Frankrijk
IE Ierland
IT Italië
LU Luxemburg
NL Nederland
AT Oostenrijk
PT Portugal
FI Finland
SE Zweden
UK Verenigd Koninkrijk
JP Japan
US Verenigde Staten
Andere afkortingen
Conform het binnen de Gemeenschap bestaande gebruik worden de landen van de EU in dit
Bericht gerangschikt in alfabetische volgorde van de namen in de nationale talen.
Vier en een half jaar na de eerste bekendmaking Tijdens de bespreking van het monetaire beleid
van de monetaire-beleidsstrategie van de ECB heeft de Raad van Bestuur van de ECB op 8 mei
heeft de Raad van Bestuur deze aan een grondige besloten de minimale inschrijvingsrente voor de
evaluatie onderworpen. De Raad van Bestuur basis-herfinancieringstransacties van het Eurosys-
heeft zijn besprekingen van de monetaire-beleids- teem onveranderd te laten op 2,50%. De rente op
strategie tijdens de bijeenkomst op 8 mei 2003 de marginale beleningsfaciliteit en die op de depo-
afgerond. Daarbij zijn de volgende besluiten geno- sitofaciliteit werden eveneens onveranderd gela-
men (waarvan de details zijn opgenomen in het ten op respectievelijk 3,50% en 1,50%.
hierna afgedrukte Persbericht):
Met inachtneming van nieuwe economische en
- Ten eerste heeft de Raad van Bestuur met monetaire gegevens alsmede de meest recente
betrekking tot de primaire doelstelling van politieke ontwikkelingen in de wereld, conclu-
prijsstabiliteit bevestigd dat dit door de Raad deerde de Raad van Bestuur dat het monetaire
wordt gedefinieerd zoals in 1998 bekendge- beleid in overeenstemming is met de handhaving
maakt, namelijk als een jaarlijkse stijging van de van prijsstabiliteit op de middellange termijn.
Geharmoniseerde Consumptieprijsindex Daarnaast draagt het beleid bij tot een gunstig
(HICP) voor het eurogebied met minder dan monetair klimaat voor economische groei. Nu er
2%.Tegelijk werd verduidelijkt dat de Raad zich een einde is gekomen aan de militaire actie in Irak,
er in het streven naar prijsstabiliteit op zal zijn belangrijke neerwaartse risico’s voor het eco-
richten de inflatie dicht bij 2% te handhaven op nomisch herstel afgenomen. De Raad van Bestuur
de middellange termijn. Deze verduidelijking heeft duidelijk gemaakt dat hij de toekomstige
onderstreept de door de ECB aangegane com- ontwikkelingen nauwgezet zal volgen en zal
mittering een toereikende veiligheidsmarge te beoordelen of de voorwaarden voor prijsstabili-
verschaffen ter bescherming tegen de risico's teit zich gunstig blijven ontwikkelen.
van deflatie, en gaat tevens in op het probleem
van de mogelijke aanwezigheid van een meet- Wat betreft de gedetailleerdere beoordeling die
fout in de HICP en de implicaties van inflatie- de grondslag vormt voor de beslissing inzake de
verschillen binnen het eurogebied. voornaamste ECB-rentetarieven,suggereren,in de
- Ten tweede, teneinde de nadruk te leggen op context van de economische analyse, onlangs
de langere-termijnaard van de referentiewaar- gepubliceerde enquêtegegevens en de meest
de voor een ruim monetair aggregaat, heeft de recente door conjuncturele indicatoren verschaf-
Raad van Bestuur besloten niet langer jaarlijks te informatie dat de economische bedrijvigheid in
een herbeoordeling van de referentiewaarde het eurogebied dit jaar tot dusverre gematigd is
voor M3 uit te voeren. gebleven. Vooruitblikkend, zal de reële bbp-groei
- Ten derde benadrukt de Raad van Bestuur in naar verwachting later in 2003 geleidelijk sterker
zijn communicatie over monetaire-beleidsbe- worden en in de loop van volgend jaar nog meer
slissingen hoe hij bij de totaalbeoordeling van aantrekken. Factoren die deze verwachting onder-
de risico’s voor prijsstabiliteit de informatie en steunen zijn een verwacht herstel van de mondia-
analyses van de twee pijlers van haar strategie le vraag, het vooruitzicht van een daling van de
onderling toetst. Om dit besluit te weerspie- consumptieprijsinflatie die gunstig is voor de groei
gelen, is de structuur van het "Ten geleide" van het reëel besteedbaar inkomen en het lage
aangepast.Voortaan zal hierin eerst de econo- renteniveau. Bovendien zou de recente verminde-
mische analyse worden gepresenteerd, waarin ring van onzekerheden die voortvloeien uit poli-
de korte- tot middellange-termijnrisico's voor tieke spanningen in de wereld moeten bijdragen
de prijsstabiliteit in kaart worden gebracht, en tot een economisch herstel. Een dergelijke beoor-
dan de monetaire analyse waarin de middel- deling lijkt ook in recente reacties door de finan-
lange- tot lange-termijntendensen van de infla- ciële markten te worden weerspiegeld.Na het ein-
tie worden beoordeeld. Tot slot worden de de van de oorlog in Irak is de volatiliteit op de
analyses van deze twee pijlers met elkaar ver- financiële markten aanzienlijk afgenomen, hetgeen
geleken. gepaard ging met een opvallende stijging van de
aandelenprijzen.
Na meer dan vier jaar monetaire-beleidsvoering voor het eurogebied, heeft de Raad van Bestuur van de ECB
de monetaire-beleidsstrategie aan een grondige evaluatie onderworpen.
Deze strategie, die op 13 oktober 1998 werd bekendgemaakt, bestaat uit drie hoofdelementen: een kwantitatieve
definitie van prijsstabiliteit, een vooraanstaande rol voor de geldhoeveelheid bij de beoordeling van risico's voor
prijsstabiliteit, en een breed gefundeerde beoordeling van de vooruitzichten voor de prijsontwikkeling.
De ruim vier jaar tenuitvoerlegging van de strategie zijn bevredigend verlopen. Desalniettemin achtte de Raad
van Bestuur het nuttig de strategie in het licht van deze ervaring te evalueren, daarbij het publieke debat en een
reeks door staf van het Eurosysteem uitgevoerde studies meewegend.
"Prijsstabiliteit wordt gedefinieerd als een jaarlijkse stijging van de Geharmoniseerde Consumptieprijsindex
(HICP) voor het eurogebied met minder dan 2%. Prijsstabiliteit moet worden gehandhaafd op de middellange
termijn." Vandaag heeft de Raad van Bestuur deze definitie (die de Raad in 1998 had bekendgemaakt) bevestigd.
Tegelijkertijd is de Raad van Bestuur overeengekomen dat de Raad zich er in het streven naar prijsstabiliteit op
zal richten de inflatie dicht bij 2% te handhaven op de middellange termijn. Deze verduidelijking onderstreept
de door de ECB aangegane committering een toereikende veiligheidsmarge te verschaffen ter bescherming
tegen de risico's van deflatie, en gaat tevens in op het probleem van de mogelijke aanwezigheid van een meetfout
in de HICP en de implicaties van inflatieverschillen binnen het eurogebied.
De Raad van Bestuur bevestigde dat zijn monetaire-beleidsbeslissingen zullen blijven worden gebaseerd op een
veelomvattende analyse van de risico's voor prijsstabiliteit. In de loop der tijd is de analyse in het kader van de
beide pijlers van de monetaire-beleidsstrategie verdiept en uitgebreid. Dit proces zal worden voortgezet. De
Raad van Bestuur wenst echter de communicatie over de onderlinge toetsing van informatie bij het opmaken
van zijn samenhangende, algehele beoordeling van de risico's voor prijsstabiliteit, te verhelderen.
Voor dit doel zal de inleidende verklaring van de President bij de persconferentie vanaf vandaag een nieuwe
structuur hebben. Deze verklaring zal beginnen met de economische analyse om de korte- tot middellange-
termijnrisico's voor prijsstabiliteit in kaart te brengen. Zoals in het verleden, zullen een analyse van schokken
die van invloed zijn op de economie van het eurogebied en projecties van essentiële macro-economische
variabelen, hier deel van uitmaken.
Dit zal worden gevolgd door de monetaire analyse om de middellange- tot lange-termijntendensen van de
inflatie te beoordelen, gezien de nauwe relatie die bestaat tussen de geldhoeveelheid en de prijzen over langere
tijdshorizons. Zoals in het verleden, zal de monetaire analyse rekening houden met de ontwikkelingen in een
breed scala van monetaire indicatoren, met inbegrip van M3 en de componenten en tegenposten daarvan (met
name krediet), en met verschillende maatstaven van overliquiditeit.
Deze nieuwe indeling van de inleidende verklaring zal beter illustreren dat deze twee perspectieven elkaar
aanvullende analytische kaders bieden die de Raad van Bestuur van hulp zijn bij zijn algehele beoordeling van
de risico's voor prijsstabiliteit. In dit opzicht dient de monetaire analyse voornamelijk als een middel tot
onderlinge toetsing, vanuit middellange- tot lange-termijnperspectief, van de korte- tot middellange-
termijnindicaties die door de economische analyse worden verschaft.
Teneinde de nadruk te leggen op de langere-termijnaard van de referentiewaarde voor de geldgroei als een
maatstaf voor de beoordeling van monetaire ontwikkelingen, heeft de Raad van Bestuur tevens besloten niet
langer jaarlijks een herbeoordeling van de referentiewaarde uit te voeren. De Raad zal echter de onderliggende
voorwaarden en aannames blijven beoordelen.
De ECB zal vandaag op haar website een aantal door haar staf opgestelde achtergrondstudies publiceren die,
samen met reeds eerder gepubliceerde documenten, als informatiebron dienden bij de overwegingen van de
Raad van Bestuur met betrekking tot de monetaire-beleidsstrategie van de ECB.
6,0 6,0
M3-groei in maart krachtig doorgezet
5,0 5,0
Het groeitempo op jaarbasis van het ruime
monetaire aggregaat M3 bedroeg in maart 2003, 4,0 4,0
evenals in de voorgaande maand, 7,9% (zie Gra-
fiek 2). Het driemaands gemiddelde van het 3,0 3,0
groeitempo op jaarbasis van M3 nam toe, van
7,3% in de periode december 2002-februari 2,0 2,0
1999 2000 2001 2002
2003 tot 7,7% in de periode januari-maart 2003. Bron: ECB. xxxxx
De krachtige groei van M3 hield nog steeds ver- deze periode afspelende militaire activiteiten in
band met de grote economische, financiële en Irak. Bovendien hebben de lage alternatieve kos-
geopolitieke onzekerheid, die met name in maart ten van het houden van in M3 begrepen midde-
duidelijk aanwezig was als gevolg van de zich in len waarschijnlijk ook bijgedragen aan de krach-
tige groei van dit aggregaat. Vanwege de
Grafiek 1 langdurige periode van sterke M3-groei is er in
ECB-rentevoeten en de geldmarktrente het eurogebied overliquiditeit ontstaan in relatie
(procenten per jaar; daggegevens)
tot de liquiditeit die benodigd is ter financiering
marginale beleningsrente
depositorente
van duurzame niet-inflatoire groei. Een dergelijk
minimale inschrijvingsrente bij basis- hoog liquiditeitsniveau zou – indien niet gecorri-
herfinancieringstransacties
daggeldrente (EONIA) geerd – zorgwekkend kunnen zijn voor de prijs-
marginale rente op stabiliteit op de middellange termijn en dient
basis-herfinancieringstransacties
4,5 4,5 derhalve nauwlettend te worden gevolgd. Een
deel van deze overliquiditeit is echter waar-
4,0 4,0
schijnlijk het gevolg van een tijdelijk toegenomen
3,5 3,5
voorzorgsvraag, die naar verwachting zal dalen
zodra de onzekerheid afneemt, en behoeft daar-
3,0 3,0 om niet al te zorgwekkend te zijn.
2,5 2,5
Wat de hoofdcomponenten van M3 betreft, ver-
2,0 2,0
toonde het groeitempo op jaarbasis van het eng
gedefinieerde monetaire aggregaat M1 in maart
1,5 1,5 een stijging tot 11,6%, van 10,3% in februari (zie
Tabel 1). Binnen M1 steeg het twaalfmaands
1,0 1,0 groeitempo van de girale deposito’s tot 7,9%, van
II III IV I
2002 2003 6,4% in februari.Het groeitempo op jaarbasis van
Bronnen: ECB en Reuters. de chartale geldhoeveelheid bedroeg in maart
Tabel 1
Overzicht monetaire variabelen voor het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgemiddelden)
Kader 1
Raming van de omvang van portefeuilleherschikkingen van aandelen naar liquide activa
M3 is sinds de tweede helft van 2001 sterk gegroeid. Dit beloop lijkt grotendeels veroorzaakt te zijn door grote
portefeuilleherschikkingen van aandelen naar liquide activa. Particuliere economische subjecten hebben in
reactie op de grote mate van onzekerheid op de financiële markten in deze periode hun portefeuilles herschikt
ten gunste van veilige en liquide activa (zie Grafiek A).
In Grafiek B is een voorzichtige raming weergegeven van de netto aankoop van aandelen door niet-MFI’s1 in
het eurogebied in vergelijking met M3-ontwikkelingen. De grafiek geeft een indicatie van het nauwe verband
tussen deze twee variabelen in de afgelopen paar jaar. De grafiek lijkt met name de hypothese te bevestigen dat
er sinds het voorjaar van 2001 sprake is van grote portefeuilleherschikkingen van aandelen naar M3. Uit
betalingsbalansgegevens blijkt dat deze portefeuilleherschikkingen overwegend verband hielden met een
1 Er bestaan geen directe gegevens op maandbasis over door niet-MFI’s in het eurogebied aangehouden aandelen. Er is derhalve een
raming gemaakt op basis van een combinatie van uit verschillende statistische bronnen afkomstige gegevens: de betalingsbalans,
MFI-balansen, Thomson Financial, en de database IFR Platinum. Dit betekent dat de uitkomst van deze raming met omzichtigheid
moet worden geïnterpreteerd. De door niet-MFI’s aangehouden aandelen worden afgeleid uit de totale uitgifte van binnenlandse aan-
delen door binnenlandse sectoren verminderd met de aankoop van aandelen door banken en niet-ingezetenen, vermeerderd met de
door niet-MFI’s in het eurogebied aangehouden buitenlandse aandelen. Er zij opgemerkt dat een toename van de door niet-MFI’s
aangehouden aandelen geen invloed heeft op de aangehouden liquide activa indien deze aandelen door niet-MFI’s zijn uitgegeven.
netto aankopen van aandelen door in het euroge- aandelen en participaties in beleggingsfondsen
bied gevestigde niet-MFI’s (m.u.v. geldmarktfondsen)
M3 M3
netto externe activa
9 9
500 500
400 400 8 8
300 300 7 7
200 200 6 6
100 100
5 5
0 0
4 4
-100 -100
-200 -200 3 3
-300 -300 2 2
2000 2001 2002 2000 2001 2002 2003
Bronnen: Berekeningen van de ECB. Netto aankopen van aan- Bron: ECB.
delen geraamd op basis van gegevens van IFR Platinum, balans-
gegevens van de MFI-sector en betalingsbalansgegevens
Bewijs voor portefeuilleherschikkingen kan tevens worden verkregen met behulp van geldvraagmodellen. Deze
modellen bevatten normaliter geen aandelenmarktvariabelen als verklarende variabelen voor de geldvraag. Als
recente ontwikkelingen in de geldvraag derhalve niet op basis van traditionele factoren (reëel bbp, prijzen,
rente) kunnen worden verklaard, zouden de onverklaarde onderdelen van de modellen in hoofdzaak een
weerspiegeling kunnen zijn van de invloed van ontwikkelingen op de aandelenmarkt. De uitkomsten van
geldvraagmodellen geven zelfs aan dat niet-traditionele factoren een essentiële rol hebben gespeeld bij de
opbouw van de liquiditeit in 2001, 2002 en begin 2003, aangezien de door dergelijke modellen onverklaarde
restwaarden (bijvoorbeeld de nieuwe schokken in het meest recente kwartaal) tussen het tweede kwartaal van
2001 en het eerste kwartaal van 2003 positief bleven. Dit kwam het sterkst tot uitdrukking in het derde kwartaal
van 2001 (na 11 september) en het vierde kwartaal van 2002 (toen er sprake was van verhoogde geopolitieke
onzekerheid). Aannemende dat de positieve schokken uitsluitend door portefeuilleherschikkingen worden
veroorzaakt en dat er geen andere verstoringen waren die de geldvraag beïnvloedden, geeft het totaal van de
schokken tussen het tweede kwartaal van 2001 en het eerste kwartaal van 2003 aan dat de
portefeuilleherschikkingen in deze periode ongeveer EUR 180 miljard zouden bedragen. Deze raming is echter
2 Voor nadere gegevens wordt verwezen naar het Maandbericht van mei 2001, pagina 56.
De invloed van portefeuilleherschikkingen op de M3-groei kan ook op grove wijze met behulp van een een-
voudig tijdreeksmodel4 worden gekwantificeerd.
1)
Zonder rekening te houden met portefeuilleherschik- Grafiek E: Eenstaps-vooruit voorspelfout
kingen waren de eenstaps-vooruit voorspelfouten van voor M3
(EUR miljard, met 95% betrouwbaarheid (stippellijn))
het tijdreeksmodel tussen het voorjaar van 2001 en
eind 2001 alsook in de tweede helft van 2002 en begin 40 40
2003 eigenlijk altijd positief (zie Grafiek E). Het 30 30
gestileerde patroon vertoont grote gelijkenis met dat 20 20
van geldvraagmodellen. Op basis van de analyse van 10 10
de voorspeluitkomsten van het univariate tijdreeks- 0 0
model en de hiervoor beschreven analyse van finan-
-10 -10
ciële stromen wordt de toenemende geneigdheid van
-20 -20
economische participanten om in de periode maart
-30 -30
2001 – oktober 2001 en in de periode september 2002
– begin 2003 aandelen in te ruilen voor liquide activa -40 2001 2002 2003
-40
door het model zichtbaar gemaakt door twee afge- 1) Het verschil tussen het waargenomen niveau van M3 en het
knotte lineaire lijnen.5 Uit de hieruit voortvloeiende door het model verwachte niveau.
3 N. Cassola, C. Morana, (2002), “Monetary policy and the stock market in the euro area”, ECB Working Paper nr 119.
4 Voor nadere gegevens wordt verwezen naar pagina 57 van het Maandbericht van mei 2001. Het gehanteerde tijdreeksmodel is
een univariaat ARIMA-model met additionele regressietermen voor het niet- seizoenvrije M3.
5 Voor september en oktober 2001 werd afgeweken van de veronderstelling van lineairiteit door uit te gaan van een dubbele inten-
siteit voor de toename in september en slechts de helft van de intensiteit voor oktober. Een vergelijkbare afwijking werd gemo-
delleerd voor november en december 2002, waarbij slechts van de helft van de normale intensiteit werd uitgegaan.
Conclusie
In dit Kader is duidelijk geworden dat er verschillende technieken kunnen worden gehanteerd om de omvang
te ramen van de portefeuilleherschikkingen van aandelen naar M3 als gevolg van de tegenvallende
ontwikkelingen op de aandelenmarkten en de grote onzekerheid op de financiële markt in de afgelopen paar
jaar, die waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak zijn van de hoge M3-groei sinds het tweede kwartaal van 2001.
De resultaten van al deze technieken wijzen in dezelfde richting, namelijk dat de herschikkingen van
aanzienlijke omvang zijn geweest, alhoewel de volgens de verschillende methoden bepaalde ramingen
belangrijk afwijken, uiteenlopend van EUR 180 miljard tot EUR 250 miljard tussen het tweede kwartaal van
2001 en het eerste kwartaal van 2003. Deze ramingen zouden overeenkomen met een invloed op de M3-groei
op jaarbasis van tussen 21/2 en 3 procentpunt in het eerste kwartaal van 2003. Zij worden echter gekenmerkt
door conceptuele en meetproblemen en dienen derhalve alleen als een ruwe indicatie te worden beschouwd en
niet als absolute waarde.
Groei van leningen aan de particuliere tiecriteria in het eerste kwartaal van 2003 zijn
sector in maart gedaald aangescherpt, met name ten aanzien van leningen
aan ondernemingen. Echter, het percentage ban-
Wat betreft de actiefzijde van de geconsolideer- ken dat hiervan melding maakt met betrekking tot
de balans van de MFI-sector nam het groeitem- het vierde kwartaal van 2002, is geringer in de
po op jaarbasis van de totale kredietverlening april-enquête dan in de januari-enquête.Voorlopig
aan ingezetenen van het eurogebied in maart af dienen deze uitkomsten met omzichtigheid te
tot 4,0%, tegen 4,3% in februari. Dit was het worden geïnterpreteerd, aangezien de kennis over
gevolg van de daling van het groeitempo op jaar- het verband tussen de antwoorden op de enquê-
basis van zowel de kredietverlening aan de over-
heid (tot 1,9%, tegen 2,4% in februari) als aan de Grafiek 3
particuliere sector (tot 4,6%, vergeleken met Ontwikkeling M3 en tegenposten
4,9% in de voorgaande maand). De groei op jaar- (twaalfmaands stromen, ultimocijfers; EUR miljard; niet voor
seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd)
basis van de leningen aan de particuliere sector
nam ook in maart af,van 5,0% in februari tot 4,5% III 2002
IV 2002
in maart. Op de korte termijn was de dynamiek I 2003
voor deze leningen, na een sterke maand-op- 500 500
maand toename in januari en februari, in maart 400 400
slechts licht sterker (0,1%). Op de langere ter- 300 300
mijn echter lijkt het groeitempo op jaarbasis van 200 200
MFI-leningen aan de particuliere sector niet 100 100
ongewoon laag, gelet op de huidige economische 0 0
omstandigheden, en niet te wijzen op een wijd- -100 -100
verspreide beperking van de kredietverlening in -200 -200
het eurogebied in zijn geheel. M3 Krediet- Krediet- Netto Langerlo- Overige
verlening verlening externe pende tegenpos-
aan de par- aan de activa financiële ten (m.i.v.
ticuliere overheid (3) passiva kapitaal en
De ECB publiceert in dit bericht voor de eerste sector
(1)
(2) (m.u.v.
kapitaal en
reserves)
(5)
reser-
keer de resultaten van de kredietverleningsenquê- ves)(4)
Zoals gemeld in het artikel “Een enquête naar kredietverlening door banken in het eurogebied” in het Maand-
bericht van april 2003, is door het Eurosysteem een kwartaalenquête opgezet om een beter inzicht te verkrijgen
in de bancaire kredietverlening in het eurogebied. De enquête is voor het eerst gehouden in januari 2003 en voor
de tweede maal in april 2003. In dit Kader worden de belangrijkste resultaten van de eerste twee enquêtes gepre-
senteerd. Een uitgebreider verslag is te vinden op de website van de ECB.
De enquête naar de bancaire kredietverlening bevat 18 vaste vragen omtrent de gerealiseerde en verwachte ont-
wikkelingen op de kredietmarkten. De vragen over de gerealiseerde ontwikkelingen betreffen de ontwikkelin-
gen gedurende de “afgelopen drie maanden”, terwijl die over de verwachtingen betrekking hebben op de ont-
wikkelingen gedurende de “komende drie maanden”. De vragen zijn ingedeeld naar de twee sectoren die in de
enquête centraal staan, te weten “ondernemingen” en “huishoudens”. De vragen zijn gericht aan hoge functio-
narissen die zich met kredietverlening bezighouden op het eerste of tweede echelon, binnen een steekproef
bestaande uit een aantal banken in het eurogebied.
De resultaten van de in april 2003 gehouden enquête geven aan dat de kredietacceptatiecriteria de afgelopen
drie maanden door de responderende banken per saldo zijn aangescherpt. Dit geldt met name voor de accepta-
tiecriteria voor leningen of kredietfaciliteiten voor ondernemingen en in mindere mate voor de acceptatiecrite-
ria voor leningen aan huishoudens. Van januari op april is voor beide sectoren het percentage banken dat aan-
geeft dat de desbetreffende criteria zijn aangescherpt echter afgenomen.
Met betrekking tot leningen aan ondernemingen geven de resultaten van de in april gehouden enquête aan dat
voor het eurogebied als geheel het netto percentage banken dat meldt de acceptatiecriteria voor leningen aan
ondernemingen te hebben aangescherpt is afgenomen van 65% in januari tot 46% in april (zie Tabel A). Deze
netto aanscherping die uit de enquête van april naar voren komt, betrof met name de criteria voor leningen aan
grote ondernemingen (51% van de respondenten, tegen 67% in januari). Uit de enquête van april bleek dat 31%
van de banken per saldo de criteria voor leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen had aangescherpt,
hetgeen aanzienlijk lager lag dan de 59% die per saldo uit de enquêteresultaten van januari was gebleken. Wat
de oorspronkelijke looptijd van de leningen betreft, was de netto aanscherping in de enquêteresultaten van april
(evenals in die van januari) sterker voor langlopende dan voor kortlopende leningen.
Tabel A: Veranderingen in criteria voor goedkeuring van leningen aan ondernemingen
gedurende de afgelopen drie maanden
(%)
Totaal Leningen aan Leningen aan Kort-lopende Lang-
kleine en grote onderne- leningen lopende
middelgrote mingen leningen
onder-
nemingen
april jan. april jan. april jan. april jan. april jan.
Aanzienlijk verscherpt 1 4 0 6 8 12 0 2 8 16
Enigszins verscherpt 45 61 34 54 43 55 32 44 35 43
Niet wezenlijk veranderd 54 35 64 39 49 32 68 53 57 41
Enigszins versoepeld 0 0 3 1 0 1 0 0 0 1
Aanzienlijk versoepeld 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
Netto percentage 1) 46 65 31 59 51 67 32 47 43 59
Aantal responderende banken 83 76 80 77 80 76 83 77 83 79
1) Heeft betrekking op het verschil tussen de som van de percentages voor "aanzienlijk verscherpt" en "enigszins verscherpt" en de
som van de percentages voor "enigszins versoepeld" en "aanzienlijk versoepeld".
De antwoorden op de enquête duiden erop dat de aanscherping van de acceptatiecriteria zowel in april als in
januari in hoofdzaak voortvloeide uit een hogere risico-inschatting, met name met betrekking tot de algemene
economische vooruitzichten. De aanscherping werd voornamelijk vormgegeven door een vergroting van de
marges, hoewel de niet op de prijs van het krediet betrekking hebbende voorwaarden ook werden aangescherpt.
Netto percentage 1) -31 -31 -19 -29 -26 -24 -4 -19 -14 -22
Aantal responderende banken 82 77 81 77 80 76 83 77 83 77
1) De netto percentages voor de vragen omtrent de vraag naar leningen worden gedefinieerd als het verschil tussen de som van de
percentages voor "aanzienlijk toegenomen" en "enigszins toegenomen" en de som van de percentages voor "enigszins afgeno-
men" en "aanzienlijk afgenomen".
Ten aanzien van de verwachtingen met betrekking tot de kredietacceptatiecriteria in de komende drie maanden
is het netto percentage banken dat een aanscherping van de criteria verwacht gedaald van 46% in januari tot
39% in april (zie Tabel C). Deze verwachtingen ten aanzien van een verdere netto aanscherping van de kre-
dietacceptatiecriteria gelden in min of meer gelijke mate voor zowel kleine en middelgrote als grote onderne-
mingen
Tabel C: Verwachte veranderingen in criteria voor goedkeuring van leningen aan
ondernemingen gedurende de komende drie maanden
(%)
Totaal Leningen aan Leningen aan Kort-lopende Lang-
kleine en grote onderne- leningen lopende
middelgrote mingen leningen
onder-
nemingen
april jan. april jan. april jan. april jan. april jan.
Aanzienlijk strenger 2 2 2 2 4 9 3 2 4 9
Enigszins strenger 36 43 35 40 33 41 26 30 37 43
Niet wezenlijk anders 61 54 61 55 61 48 71 67 58 47
Iets soepeler 0 0 3 2 2 2 0 1 2 2
Aanzienlijk soepeler 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
Netto percentage 1) 39 46 35 40 36 48 29 31 39 50
Aantal responderende banken 83 78 81 77 80 76 83 78 83 79
Wat de sector huishoudens betreft, geven de resultaten van de enquête van april aan dat de acceptatiecriteria voor
leningen aan huishoudens per saldo zijn aangescherpt (zie Tabel D). Het netto percentage banken dat aangeeft dat
de acceptatiecriteria voor woninghypotheken zijn aangescherpt is echter afgenomen van 20% in januari tot 14% in
april. Bij consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens bedroeg het netto percentage banken dat een
aanscherping van de kredietacceptatiecriteria meldde in april 15%, tegen 23% in januari.
Met betrekking tot de vraag naar leningen geven de resultaten van de enquête van april aan dat zich de afgelopen
drie maanden een stijging heeft voorgedaan van de vraag naar woninghypotheken voor huishoudens. Het netto
percentage banken dat een toename van de vraag naar woninghypotheken meldt bedroeg in april 19%, tegen 29%
in januari (zie Tabel E). Voor dezelfde periode is ook een geringe afname geconstateerd van de vraag naar
consumptief krediet en overige leningen voor huishoudens. Dit patroon was ook uit de enquête van januari naar
voren gekomen. Het netto percentage banken dat voor de afgelopen drie maanden een daling van de vraag naar
consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens meldde, bedroeg in april 2%, tegen 8% in januari.
Ten aanzien van de verwachtingen voor de komende Tabel F: Verwachte veranderingen in criteria
drie maanden geven de resultaten van de in april gehou- voor goedkeuring van leningen aan
den enquête aan dat de banken per saldo een verdere huishoudens gedurende de komende drie
aanscherping verwachten van de kredietacceptatiecrite- maanden
ria voor leningen aan huishoudens, zij het in mindere (%)
mate dan uit de enquête van januari was gebleken (zie Woning- Consumptief
Tabel F). Deze verwachting is per saldo iets sterker voor hypotheken krediet en
consumptief krediet en overige leningen aan huishou- overige leningen
dens (14%) dan voor woninghypotheken voor huishou- april jan. april jan.
dens (8%), hetgeen overeenkomt met het patroon dat uit Aanzienlijk strenger 2 2 1 3
Enigszins strenger 16 14 20 21
de resultaten van de enquête van januari naar voren was Niet wezenlijk anders 71 79 73 75
gekomen (respectievelijk 23% and 12%). Iets soepeler 10 4 7 1
Aanzienlijk soepeler 0 0 0 0
Totaal 100 100 100 100
Aangezien de enquête zich nog in een beginstadium
bevindt, moeten de resultaten zeer behoedzaam worden Netto percentage 1) 8 12 14 23
geïnterpreteerd. Alvorens tot een precieze beoordeling Aantal responderende
banken 80 77 78 75
van de enquêteresultaten kan worden gekomen en ver-
banden kunnen worden gelegd tussen deze resultaten en 1) Zie de voetnoot bij Tabel A.
de werkelijke economische en financiële ontwikkelin-
gen zal nog de nodige ervaring moeten worden opgedaan.
5,0 5,0
3,5 3,5
De korte bancaire rente vertoonde in maart
2003 een verdere daling, die door de verlaging 3,0 3,0
1999 2000 2001 2002
van de belangrijkste rentevoeten van de ECB op Bronnen: Aggregatie door de ECB van gegevens voor de afzonderlijke
6 maart 2003 werd geschraagd,en zette daarmee landen en Reuters.
Toelichting: Met ingang van januari 2001 met inbegrip van gegevens
de neerwaartse tendens voort die in mei 2002
voor Griekenland.
BHFT* 25/03/2003 09/04/2003 115,5 104,0 1,11 220 2,50 2,53 2,55
BHFT 02/04/2003 16/04/2003 112,0 71,0 1,58 247 2,50 2,53 2,54
BHFT 09/04/2003 23/04/2003 135,5 101,0 1,32 267 2,50 2,53 2,53
BHFT 16/04/2003 30/04/2003 126,9 77,0 1,65 281 2,50 2,53 2,54
BHFT 23/04/2003 07/05/2003 157,0 125,0 1,26 279 2,50 2,54 2,55
LLHT** 27/03/2003 26/06/2003 33,4 15,0 2,23 133 - 2,49 2,51
* Basis-herfinancieringstransactie.
** Langlopende herfinancieringstransacties
Bron: ECB.
De marginale en de gewogen gemiddelde rente bij alle basis-herfinancieringstransacties lagen tussen 2,53% en
2,55%. Hoewel de verhouding inschrijvingen/toewijzing bij de eerste basis-herfinancieringstransactie aan de lage
kant was, keerde deze bij de volgende transacties terug naar gebruikelijkere niveaus.
Gedurende de eerste vijf dagen van de reserve-aanhoudingsperiode bedroeg de EONIA 2,56%. Op maandag 31
maart steeg deze rentemaatstaf tot 2,66% als gevolg van een kwartaalultimo-effect. Vanaf dinsdag 1 april tot en
met woensdag 16 april lag de EONIA 4 of 5 basispunten boven de minimale inschrijvingsrente van 2,50%.
Gedurende het paasweekeinde, van 17 tot 21 april, steeg de EONIA tot 2,64% om op 22 april, de voorlaatste dag
van de reserve-aanhoudingsperiode, uit te komen op 2,65%. Dit lijkt erop te duiden dat het liquiditeitsverkrappende
effect van de autonome factoren sterker was dan verwacht, hetgeen gepaard ging met de marktverwachting dat de
reserve-aanhoudingsperiode aan de krappe kant zou eindigen. Tevens duidt deze stijging op een iets hogere
liquiditeitsvraag als gevolg van de in verband met het lange paasweekeinde vereiste hogere reserves. De op de
laatste dag van de reserve-aanhoudingsperiode verrichtte basis-herfinancieringstransactie verschafte echter
voldoende liquiditeit om de aanhoudingsperiode soepel te laten eindigen en de EONIA daalde op die dag tot 2,58%.
In werkelijkheid eindigde de reserve-aanhoudingsperiode enigszins aan de ruime kant, met een netto beroep op de
depositofaciliteit van EUR 3,9 miljard.
Daggemiddelden gedurende de reserve-aanhoudingsperiode van 24 maart 2003 tot en met 23 april 2003
Liquiditeitsverruimend Liquiditeitsverkrappend Netto bijdrage
(a) Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem 224,5 0,2 + 224,3
Basis-herfinancieringstransacties 179,4 - + 179,4
Langerlopende herfinancieringstransacties 45,0 - + 45,0
Permanente faciliteiten 0,1 0,2 -0,1
Andere transacties 0,0 - 0,0
(b) Andere factoren van invloed op de bancaire liquiditeiten 337,4 431,0 - 93,6
Bankbiljetten in omloop - 358,5 - 358,5
Overheidsdeposito’s bij het Eurosysteem - 52,1 - 52,1
Netto externe activa (met inbegrip van goud) 337,4 - + 337,4
Overige factoren (netto) - 20,5 - 20,5
Het netto liquiditeitsverkrappende effect van de autonome factoren, dat wil zeggen de factoren die geen verband
houden met het monetaire beleid (post(b) in de tabel), bedroeg gemiddeld EUR 93,6 miljard. De gepubliceerde
ramingen van de gemiddelde liquiditeitsbehoefte voortvloeiend uit de autonome factoren varieerden van EUR 89,2
miljard tot EUR 102,3 miljard. De grootste afwijking tussen de gepubliceerde raming en het feitelijke cijfer deed
zich voor in de eerste week van de aanhoudingsperiode en beliep EUR 2,8 miljard.
eurogebied
Verenigde Staten
11,5 11,5
9,5 9,5
7,5 7,5
5,5 5,5
3,5 3,5
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bron: Reuters.
Toelichting: De rendementen op langlopende overheidsobligaties hebben betrekking op tienjaars obligaties of obligaties met de meeste
vergelijkbare looptijd.
Bij beschouwing van de tendensen van het afgelopen decennium blijkt dat de voornaamste oorzaken van de
neerwaartse tendens in de rendementen op obligaties structureel van aard zijn geweest. De lange rente is
opgebouwd uit de verwachte reële rente, inflatieverwachtingen voor de lange termijn en een aantal premies
waaronder een risicopremie die de onzekerheid omtrent de inflatie uitdrukt. Een voorname structurele oorzaak is
de daling van het overheidstekort en de overheidsschuld in verhouding tot het bbp die zich sinds tien jaar aftekent
en heeft geleid tot een verminderd beroep van de publieke sector op de mondiale kapitaalmarkten, waardoor de
reële lange rente is gedaald. Ook demografische factoren hebben wellicht bijgedragen aan de neerwaartse tendens
in het rendement op overheidsobligaties die zich de afgelopen tien jaar aftekende. Zo heeft de vergrijzing in de
hoogontwikkelde economieën wellicht een rol gespeeld bij de daling van de lange rente, doordat ze leidde tot een
toenemende vraag naar vastrentende waarden, zoals overheidsobligaties, die pensioengerechtigden een stabiel
inkomen verschaffen. Een bijkomende factor in het eurogebied was de geleidelijke verdwijning van intervalutaire
wisselkoersrisicopremies gedurende de aanloop tot de invoering van de euro.
Ondanks deze invloeden op de reële rente is de daling van de nominale lange rente van de afgelopen tien jaar in
belangrijke mate toe te schrijven aan de daling van de inflatie en de inflatieverwachtingen, waarbij het op
prijsstabiliteit gerichte monetaire beleid een essentiële rol heeft gespeeld. De Federal Reserve hield door middel
van een geloofwaardig monetair beleid de inflatie laag en wist daardoor de marktdeelnemers in de Verenigde Staten
ervan te overtuigen dat de inflatie ook in de toekomst laag en stabiel zal blijven. Evenzo bracht het succesvolle
convergentieproces, uitmondend in de derde fase van de EMU, marktdeelnemers tot de overtuiging dat de ECB in
staat was de inflatie in het eurogebied op een stabiel laag niveau te houden.1 Intussen kwam het vertrouwen van de
marktdeelnemers tot uiting in sterk dalende risicopremies uit hoofde van inflatierisico.
De laatste jaren lijkt nog een reeks tot de marktdynamiek bijdragende factoren eveneens uitwerking te hebben
gehad op tendensen in de obligatiemarkten. Aandelenkoersen en rendementen op obligaties lijken zich ongeveer
gelijk op te bewegen sinds de aanvang van de beurscorrectie, begin 2000. Hoewel een gemeenschappelijke
conjuncturele factor, namelijk het toenemende pessimisme ten aanzien van de economische groeivooruitzichten,
hierbij ook wel een rol heeft gespeeld, lijkt het toch dat de belangstelling van beleggers voor risicovolle activa is
getemperd door de sterke koersdalingen op de effectenbeurzen in combinatie met een extreme volatiliteit van
diezelfde beurzen. Vooral sinds na het boekhoudschandaal bij WorldCom in juni 2002 de beursvolatiliteit
omhoogschoot, hebben beleggers dan ook de samenstelling van hun portefeuilles verlegd en hun toevlucht gezocht
tot de minder riskante obligatiemarkt. Vervolgens lijkt zich begin 2003, toen de onzekerheid omtrent de kans op
een oorlog in Irak sterker werd, opnieuw een accentverschuiving van een hoogst onzekere aandelenmarkt naar de
obligatiemarkt te hebben voorgedaan. De beëindiging van de oorlog heeft weliswaar iets van deze onzekerheid
weggenomen, maar toch bleven marktdeelnemers nog ietwat onzeker omtrent de economische groeivooruitzichten.
Resumerend kan worden gesteld dat de lage rendementen op overheidsobligaties in de Verenigde Staten en het
eurogebied lijken te zijn veroorzaakt door verscheidene factoren. Hoewel de trendmatige daling gedurende het
afgelopen decennium wellicht is veroorzaakt door structurele factoren, lijken de recente dalingen vooral toe te
schrijven aan een combinatie van conjuncturele factoren, zoals de neerwaartse bijstelling van economische
groeiverwachtingen en verschuivingen binnen beleggersportefeuilles in de richting van veiliger activa. Hoewel
deze verschuivingen al optreden sinds de aanvang van de beurscorrectie begin 2000, lijkt deze tendens te zijn
versterkt door de uitzonderlijke turbulentie op de mondiale aandelenbeurzen in de tweede helft van 2002 en, in
samenhang met geopolitieke spanningen, begin 2003.
1 Zie het artikel ‘Een op stabiliteit gericht beleid en de ontwikkeling van de lange reële rente in de jaren negentig’ in het Maand-
bericht van november 1999.
1 procentpunt afnam tot een niveau dicht bij het ten onder beleggers, maar kan ook impliceren
gemiddelde over de afgelopen twee jaar. dat beleggers het kredietrisico thans lager
inschatten.
Het rendementsecart tussen bedrijfs- en over-
heidsobligaties vervolgde in april de neer-
waartse tendens die in het laatste kwartaal van Aandelenkoersen gestegen, volatiliteit
2002 is ingezet.Tussen eind maart en 7 mei nam gedaald in april
het verschil tussen het rendement op obligaties
uitgegeven door bedrijven met een BBB-rating De ruime Dow Jones EURO STOXX-index en de
en dat op overheidsobligaties in het eurogebied Standard & Poor’s 500-index zijn tussen eind
met rond 60 basispunten af tot het laagste maart en 7 mei 2003 respectievelijk rond 15% en
niveau sinds april 2000. De huidige stand van rond 10% gestegen (zie Grafiek 11). Bovendien
het genoemde rendementsecart weerspiegelt werden de aandelenbeurzen wereldwijd geken-
wellicht de sterke vraag naar deze instrumen- merkt door een significante daling van de koers-
Grafiek 11
Koersindices in het eurogebied, de hoger uitvielen dan door de marktdeelnemers
Verenigde Staten en Japan werd verwacht.
(index: 1 februari 2003 = 100; daggegevens)
HICP-inflatie volgens raming gedaald in len en energie daalde, na een lichte stijging tot
april 2003 2,1% in februari, tot 2,0% in maart, waarmee de
sinds medio 2002 waargenomen neergaande lijn
Volgens de voorlopige (‘flash’) raming van Euro- werd voortgezet.
stat is de HICP-inflatie voor het eurogebied, in
februari 2003 nog 2,4%, in april gedaald tot 2,1% De onveranderde twaalfmaands stijging van de
(zie Tabel 2). Hoewel voor deze maand nog geen totale HICP in maart 2003 maskeerde tegenge-
gedetailleerde uitsplitsing in HICP-componenten stelde bewegingen in de volatiele componenten
beschikbaar is,lijkt deze ontwikkeling vooral ver- onbewerkte voedingsmiddelen en energie. Het
oorzaakt te zijn door de energiecomponent, twaalfmaands mutatietempo van de energieprij-
gezien de daling van de olieprijzen sinds medio zen daalde van 7,7% in februari 2003 tot 7,4% in
maart. De prijsstijging op jaarbasis van enkele maart als gevolg van een gunstig basiseffect dat
individuele diensten is daarentegen wellicht de opwaartse impuls van de tot medio maart stij-
hoger als gevolg van een afwijkend seizoenspa- gende olieprijzen ruimschoots compenseerde
troon: Pasen viel dit jaar niet in maart maar in (zie Grafiek 13). Belangrijk hierbij is dat de daling
april. van de in euro genoteerde olieprijzen optrad in
de tweede helft van maart 2003 en vermoedelijk
In maart 2003, de jongste maand waarover gede- pas vanaf april 2003 in de HICP tot uiting zal
tailleerde HICP-informatie beschikbaar is, komen. Het twaalfmaands mutatietempo van de
bedroeg de HICP-inflatie evenals in februari prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen liep
2,4%. Het twaalfmaands stijgingstempo van de daarentegen van 0,3% in februari 2003 op tot
HICP ongerekend onbewerkte voedingsmidde- 0,8% in maart.
Tabel 2
Prijs- en kostenontwikkelingen in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
2000 2001 2002 2002 2002 2002 2003 2002 2002 2003 2003 2003 2003
II III IV I nov. dec. jan. febr. mrt. april
2 2 Grafiek 14
0 0
Uitsplitsing industriële producentenprijzen
in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
-2 -2
energie (links)
-4 -4 industriële productie ongerekend bouwnijverheid (rechts)
halffabrikaten (rechts)
investeringsgoederen (rechts)
-6 -6
1997 1998 1999 2000 2001 2002 consumptiegoederen (rechts)
24 8
Bron: Eurostat.
Toelichting: Voor perioden vóór 2001 hebben de gegevens geen
betrekking op Griekenland. 20
6
De daling van het twaalfmaands stijgingstempo
16
van de HICP ongerekend onbewerkte voedings-
middelen en energie kwam vooral voor rekening
12 4
van de afnemende opwaartse druk op de prijzen
in de dienstensector doordat de invloed van eer-
8
dere prijsschokken verder wegebt. De stijging
2
van de dienstenprijzen op jaarbasis bedroeg
4
2,6%, 0,1 procentpunt minder dan in februari, en
noteerde daarmee het laagste niveau sinds
0 0
augustus 2001. Van de overige componenten
bleef het twaalfmaands mutatietempo van de
-4
prijzen van bewerkte voedingsmiddelen staan op
-2
3,3%, hetgeen globaal overeenkomt met de
-8
gemiddelde stijging gedurende 2002. Het muta-
tietempo op jaarbasis van de prijzen van indus-
-12 -4
triële goederen ongerekend energie steeg licht 1997 1998 1999 2000 2001 2002
tot 0,8%, voornamelijk als gevolg van een sterke-
Bron: Eurostat.
re stijging op maandbasis van de kledingprijzen Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook
na de voorjaarsuitverkoop. voor perioden vóór 2001).
2,0 2,0
1,5 1,5
1,0 1,0
1999 2000 2001 2002
Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
Kader 5
Verwachtingen binnen de particuliere sector met betrekking tot de inflatie en de
economische bedrijvigheid in het eurogebied: de uitkomsten van de Survey of
Professional Forecasters 2003-II en andere beschikbare indicatoren
In dit Kader worden de beschikbare indicatoren belicht van de verwachtingen van de particuliere sector ten
aanzien van de inflatie en de economische bedrijvigheid in het eurogebied. Onderstaand wordt een
samenvatting gegeven van de resultaten van de door de ECB in de tweede helft van april uitgevoerde Survey
of Professional Forecasters (SPF) voor het tweede kwartaal van 2003. Zoals de naam van deze enquête aangeeft,
zijn de deelnemers allen deskundigen in dienst van financiële en niet-financiële instellingen in de Europese
Unie. Bedacht moet worden dat, aangezien aan de deelnemers geen gemeenschappelijke reeks aannames wordt
verstrekt als basis voor hun prognoses, de geaggregeerde uitkomsten naar alle waarschijnlijkheid een
betrekkelijk heterogeen geheel van subjectieve inzichten en aannames weerspiegelen. Waar mogelijk zijn de
cijfers weergegeven tezamen met andere prognoses uit de particuliere sector voor dezelfde termijnen.1
1 Deze termijnen zijn de perioden tot en met de kalenderjaren 2003, 2004 en 2007. Daarnaast worden ook de in de SPF gevraag-
de verwachtingen voor de twee “voortschrijdende” termijnen gegeven. Deze “voortschrijdende” termijnen eindigen één en twee
jaar na de periode waarvoor op het tijdstip van de enquête de meest recente gegevens voor elke afzonderlijke variabele beschik-
baar zijn. Bij de SPF 2003-II liepen deze voortschrijdende termijnen tot en met maart 2004 en maart 2005 voor de HICP-infla-
tie, tot en met het vierde kwartaal van 2003 en van 2004 voor de reële bbp-groei, en tot en met februari 2004 en februari 2005
voor het werkloosheidspercentage. Met behulp van deze voortschrijdende termijnen zijn mogelijk dynamische patronen te signa-
leren die moeilijk zijn af te leiden uit de gemiddelden over kalenderjaren.
De deelnemers aan de SPF verwachten dat de inflatie op jaarbasis in het eurogebied in 2003 gemiddeld 2,0%
zal bedragen en in 2003 zal afnemen tot 1,7% (zie onderstaande tabel). De inflatieverwachtingen voor 2003 zijn
daarmee opwaarts bijgesteld met 0,2 procentpunt, vooral als gevolg van de hoge olieprijzen in de eerste
maanden van dit jaar. Het risico van hoge olieprijzen als zich in het Midden-Oosten een militair conflict zou
voordoen, was door de deelnemers aan de vorige enquête al onderkend. Toch verwacht men dat de inflatie na
2003 beneden 2% zal blijven, en de jongste uitkomsten voor 2004 geven zelfs een met 0,1 procentpunt
neerwaarts bijgestelde verwachting te zien. Het ligt voor de hand dat deze bijgestelde beoordeling samenhangt
met een verslechtering in de groeivooruitzichten voor 2004 (zie onderstaande paragraaf over deze
groeivooruitzichten), lagere aannames ten aanzien van de olieprijzen na medio 2003 en de sterkere euro
waarvan in deze ronde wordt uitgegaan op grond van door de deelnemers verstrekte gegevens. Zoals blijkt uit
onderstaande tabel sluiten deze uitkomsten goed aan bij andere prognoses over dezelfde perioden, namelijk de
cijfers van Consensus Economics en de uitkomsten van de Euro Zone Barometer, beide gepubliceerd in april
2003 (1,9% voor 2003 en 1,6% voor 2004). Volgens de SPF zal de inflatie in maart 2004 en maart 2005 naar
verwachting 1,6% respectievelijk 1,7% bedragen.
Als onderdeel van de SPF wordt tevens gevraagd een waarschijnlijkheidscijfer toe te kennen aan realisaties binnen
bepaalde intervallen. Door aggregatie van de antwoorden verkrijgt men een waarschijnlijkheidsverdeling op grond
waarvan nauwkeuriger kan worden bepaald hoe de deelnemers, gemiddeld genomen, het risico inschatten dat de
feitelijke ontwikkeling hoger of lager zal uitkomen dan die volgens het interval met de hoogste waarschijnlijkheid.
Grafiek A toont de geaggregeerde waarschijnlijkheidsverdeling voor de gemiddelde HICP-inflatie in 2004 zoals
aangegeven in de jongste twee enquêtes. De grafiek bevestigt dat de inflatieverwachting sinds de SPF 2003-I
slechts zeer marginaal veranderd is. Beide verdelingen zijn gecentreerd op het interval tussen 1,5% en 1,9%, dat
in beide gevallen ongeveer 45% van de waarschijnlijkheidsmassa beslaat. Rekening houdend met de neerwaartse
bijstelling van de raming voor 2004, lijkt het risico dat de gerealiseerde inflatie beneden dan wel boven dit interval
uitkomt heel evenwichtig verdeeld, terwijl het risico dat de inflatie in 2004 boven 2% uitkomt navenant lijkt te zijn
afgenomen. Aan inflatierealisaties boven het centrale interval werd een waarschijnlijkheid van 28% toegekend, aan
een realisatie beneden 1,5% een waarschijnlijkheid van rond 26%. Uit de SPF 2003-I kwamen deze
waarschijnlijkheden nog uit op respectievelijk 32% en 23%, hetgeen suggereert dat het risico van overschrijding
relatief het hoogst werd geacht.
2003-I SPF
2003-II SPF
50 50
40 40
30 30
20 20
10 10
0 0
0,5-0,9 1,0-1,4 1,5-1,9 2,0-2,4 2,5-2,9 3,0-3,4
Volgens de SPF 2003-II zal de gemiddelde inflatie in 2007 naar verwachting 1,9% bedragen, dezelfde uitkomst
als bij de voorgaande enquête. Deze inflatieverwachting voor de langere termijn stemt overeen met die uit
andere beschikbare bronnen. De Euro Zone Barometer van april 2003 geeft een met 0,1 procentpunt naar boven
bijgestelde lange-termijnverwachting voor de gemiddelde inflatie in 2007, die daarmee nu eveneens 1,9%
bedraagt. En ook de verwachte inflatie over de periode 2009-2013 voor het eurogebied als geheel, zoals in april
2003 gepubliceerd door Consensus Economics, bedraagt 1,9%.2 De indicatoren van de inflatieverwachting op
de lange termijn zoals afgeleid van de koersen op de financiële markten geven eenzelfde beeld te zien. Grafiek
B toont het beloop van de zogeheten ‘break-even’-inflatie afgeleid van Franse obligaties gekoppeld aan de
Franse CPI respectievelijk de HICP voor het eurogebied (beide ongerekend tabak). De afgelopen maanden is
de ‘break-even’-inflatie afgeleid van de aan de HICP voor het eurogebied geïndexeerde obligatie duidelijk
Consensus Economics
SPF vijf jaar vooruit
tienjaars "break-even"-inflatie eurogebied
tienjaars "break-even"-inflatie Frankrijk
2,5 2,5
2,0 2,0
1,5 1,5
1,0 1,0
0,5 0,5
jan. april juli okt. jan. april juli okt. jan. april juli okt. jan. april juli okt. jan. april
1999 2000 2001 2002 2003
2 In voorgaande enquêtes van Consensus Economics werd het cijfer voor het eurogebied berekend op basis van nationale gegevens
voor Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Nederland, die tezamen rond 85% van het totaal voor het eurogebied uitmaken. Gra-
fiek B is op die cijfers gebaseerd.
Deelnemers aan de SPF hebben hun verwachtingen voor de gemiddelde reële bbp-groei op jaarbasis in 2003
bijgesteld tot 1,0%, ofwel 0,4 procentpunt beneden het cijfer uit de vorige enquête (zie de tabel). De verlaging
van de groeivooruitzichten voor 2003 lijkt te zijn ingegeven door de voortdurende zwakte van de mondiale
economische en financiële stituatie, hoewel de onzekerheid in verband met geopolitieke spanningen iets is
verminderd. Voor 2004 als geheel wordt thans een gemiddelde groei van 2,1% verwacht, terwijl voor het vierde
kwartaal van 2004 een hogere verwachting geldt: 2,3%. Volgens de in april door Consensus Economics en de
Euro Zone Barometer gepubliceerde prognoses zal de reële bbp-groei op jaarbasis voor het eurogebied in 2003
gemiddeld 1,0% bedragen, om in 2004 op te lopen tot 2,0%. De verwachte groei op de lange termijn (volgens
de SPF 2,4% in 2007, gemiddeld 2,2% over de periode 2009-2013 op basis van door Consensus Economics
gepubliceerde gegevens, en volgens de Euro Zone Barometer van april 2003 2,3% in 2007) blijft als voorheen
binnen de ramingen van de potentiële trendmatige groei in het eurogebied.
Volgens de jongste SPF zal de werkloosheid in het eurogebied in 2003 oplopen tot gemiddeld 8,8%, een stijging
waarin de naijleffecten van de voorbije vertraging van de economische bedrijvigheid en de povere
groeivooruitzichten voor het eurogebied in 2003 tot uiting komen. Vervolgens zal de werkloosheid naar
verwachting in 2004 8,7% bedragen en 7,5% in 2007. Deze uitkomsten stemmen globaal overeen met de cijfers
in de Euro Zone Barometer van april 2003 (8,8%, 8,7% en 7,7% in respectievelijk 2003, 2004 en 2007) en met
de in april 2003 gepubliceerde prognoses van Consensus Economics (8,8% en 8,7% in 2003 respectievelijk
2004).
3) Opgemerkt wordt dat de “break-even”-inflatie de gemiddelde waarde weergeeft van de inflatieverwachtingen voor de looptijd
van de beschouwde geïndexeerde obligatie en geen puntschatting voor een bepaald jaar betreft (zoals dat voor de indicatoren
van de inflatieverwachtingen voor de lange termijn uit de enquêtes wèl het geval is). Voor een uitgebreide beschrijving van de
conceptuele aard van de “break-even”-inflatievoet wordt verwezen naar Kader 2 “Inflatieverwachtingen op de lange termijn
voor het eurogebied afgeleid van geïndexeerde Franse schatkistobligaties” in het Maandbericht van februari 2002.
Tabel 3
Samenstelling groei reëel bbp in het eurogebied
(procentuele mutaties, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
Reëel bruto binnenlands product 3,5 1,4 0,8 0,5 0,4 0,7 0,9 1,3 -0,2 0,4 0,4 0,3 0,1
waarvan:
Binnenlandse vraag 2,9 0,9 0,2 0,0 -0,1 -0,2 0,3 0,9 -0,1 0,1 0,2 0,1 0,5
Particuliere consumptie 2,5 1,8 0,6 1,6 0,6 0,3 0,7 1,1 0,0 -0,2 0,3 0,5 0,4
Overheidsconsumptie 2,0 2,1 2,6 1,8 2,4 2,9 2,8 2,4 0,7 0,9 0,8 0,4 0,3
Bruto investeringen in vaste activa 4,9 -0,6 -2,6 -2,4 -2,9 -3,4 -2,6 -1,6 -0,9 -0,7 -1,2 0,2 0,2
Voorraadmutatie 3) 0,0 -0,4 -0,1 -0,8 -0,3 -0,2 -0,1 0,2 -0,1 0,1 0,1 -0,3 0,1
Uitvoersaldo 3) 0,6 0,5 0,6 0,5 0,5 0,9 0,7 0,4 -0,1 0,3 0,2 0,2 -0,3
Uitvoer4) 12,6 2,8 1,2 -2,7 -2,9 0,8 3,0 4,0 -0,9 -0,2 2,0 2,1 0,0
waarvan: goederen 12,7 2,8 1,5 -2,8 -2,8 0,4 3,6 4,7 -1,1 0,1 1,7 2,9 -0,1
Invoer 4) 11,3 1,4 -0,4 -4,3 -4,5 -1,8 1,4 3,2 -0,8 -1,1 1,7 1,7 1,0
waarvan: goederen 11,3 0,8 -0,4 -5,6 -4,7 -2,4 1,6 4,2 -1,0 -1,1 1,6 2,2 1,5
Reële bruto toegevoegde waarde:
Landbouw en visserij -0,6 -1,3 0,5 -0,7 1,2 1,2 0,0 -0,4 -0,2 0,0 -0,1 0,3 -0,6
Industrie 3,7 0,8 0,0 -1,2 -1,4 0,2 0,3 1,0 -1,0 0,7 0,4 0,2 -0,4
Diensten 4,0 2,3 1,6 1,7 1,5 1,5 1,5 1,7 0,2 0,4 0,5 0,3 0,5
2000 2001 2002 2002 2002 2002 2003 2002 2002 2003 2003 2003 2003
II III IV I nov. dec. jan. febr. mrt. april
Conjunctuurindex 1) 2,5 -2,8 -1,8 0,3 -0,4 -0,3 -0,5 -0,4 0,2 -0,4 0,2 -0,6 0,1
Indicator van ondernemingsklimaat 3) 1,4 -0,1 -0,5 -0,5 -0,5 -0,4 -0,4 -0,4 -0,2 -0,3 -0,3 -0,6 -0,7
Bezettingsgraad (%) 8,4 83,1 81,2 81,1 81,3 81,4 81,1 - - 81,3 - - 80,9
Bronnen: Conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie en Europese Commissie (DG-ECFIN).
Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar “Statis-
tieken voor het eurogebied” elders in dit Maandbericht.
1) Procentuele mutaties ten opzichte van de voorgaande periode.
2) Procentuele saldi; de getoonde gegevens zijn berekend als afwijkingen van het gemiddelde voor de periode sinds april 1995 voor de indi-
cator van vertrouwen binnen de dienstensector, sinds juli 1986 voor de indicator van vertrouwen binnen de detailhandel en sinds januari
1985 voor de overige vertrouwensindicatoren.
3) In als standaarddeviatiepunten gedefinieerde eenheden.
Tabel 5
Industriële productie in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
2001 2002 2002 2003 2003 2002 2003 2003 2002 2002 2002 2002 2003
dec. jan. febr. dec. jan. febr. sept. okt. nov. dec. jan.
maand op maand voortschr. 3-maands gem.
Totale industrie m.u.v. bouwnijverheid 0,4 -0,6 -0,4 1,3 2,0 -1,5 1,2 0,4 0,2 0,3 0,0 0,1 -0,1
naar hoofdsector:
Totale industrie m.u.v. bouwnijverheid 0,2 -0,7 0,4 1,1 1,0 -1,7 0,9 0,0 0,2 0,2 0,0 0,1 -0,4
en energie -0,7 0,3 1,4 2,4 1,1 -2,0 1,9 -0,2 0,3 0,3 -0,5 -0,1 -0,4
Halffabrikaten 1,5 -2,2 0,1 1,3 3,0 -1,7 0,4 0,7 0,4 0,2 0,6 0,6 0,0
Investeringsgoederen 0,3 -0,7 -0,5 -1,2 -1,0 -1,3 0,1 -0,1 -0,2 0,3 0,3 0,0 -0,8
Consumptiegoederen -1,7 -5,4 -6,7 -4,0 -4,9 -3,2 1,6 -1,5 -1,2 -0,4 -1,3 -1,1 -2,6
Duurzame consumptiegoederen 0,7 0,2 0,8 -0,6 -0,2 -1,0 -0,2 0,2 0,0 0,5 0,6 0,2 -0,4
Niet-duurzame consumptiegoederen 1,0 0,7 -5,4 1,0 8,0 0,2 2,4 3,6 -0,8 -1,0 -0,8 -0,6 1,9
Energie
Verwerkende industrie 0,3 -0,7 0,3 1,1 1,0 -1,3 0,5 0,2 0,4 0,3 -0,1 0,0 -0,4
Tabel 6
Werkloosheid in het eurogebied
(% beroepsbevolking; voor seizoen gecorrigeerd)
2000 2001 2002 2002 2002 2002 2003 2002 2002 2002 2003 2003 2003
II III IV I okt. nov. dec. jan. febr. mrt.
Totaal 8,5 8,0 8,3 8,2 8,3 8,4 8,6 8,4 8,4 8,5 8,6 8,6 8,7
Onder de 25 1) 16,6 15,6 16,1 16,0 16,1 16,4 16,9 16,2 16,4 16,5 16,7 16,9 17,0
25 en ouder 7,4 7,0 7,3 7,2 7,3 7,4 7,6 7,4 7,4 7,5 7,5 7,6 7,6
Bron: Eurostat.
Toelichting: Volgens aanbevelingen van de ILO. De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001).
1) In 2002 maakte deze categorie 22,4% van de totale werkloosheid uit.
8,0
De prognoses voor wat betreft de werkgelegen-
-1,0
heid in de verwerkende industrie in het eerste
-1,5 7,5 kwartaal van 2003 waren vergeleken met het
1994 1996 1998 2000 2002 laatste kwartaal van 2002 iets gunstiger, maar
Bron: Eurostat.
Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor
bleven duiden op een afname van de werkgele-
perioden vóór 2001). genheidsgroei in die periode. De PMI-indicator
voor werkgelegenheid in de verwerkende indus-
bedroeg de groei van de totale werkgelegenheid trie stond bovendien in het eerste kwartaal
in het vierde kwartaal van 2002 0,1%, nadat zich gemiddeld op 46, beduidend lager dan de drem-
in het derde kwartaal geen enkele stijging had pel van 50, het niveau waarop de werkgelegen-
voorgedaan (zie Tabel 7). De werkelijke toename heid groeit. De PMI-indicator voor werkgelegen-
in het laatste kwartaal van 2002, die het gevolg heid in de dienstensector vertoonde in het
Tabel 7
Werkgelegenheidsgroei in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
2000 2001 2002 2001 2002 2002 2002 2002 2001 2002 2002 2002 2002
IV I II III IV IV I II III IV
mutaties op kwartaalbasis1)
Gehele economie 2,1 1,4 0,4 0,8 0,7 0,5 0,3 0,2 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1
waarvan:
Landbouw en visserij 2) -1,6 -0,6 -2,0 -1,3 -2,0 -1,9 -1,8 -2,2 -0,4 -0,2 -0,5 -0,7 -0,8
Industrie 0,9 0,3 -1,2 -0,5 -1,0 -1,1 -1,3 -1,4 -0,2 -0,4 -0,3 -0,4 -0,4
Industrie m.u.v. bouwnijverheid 0,6 0,3 -1,2 -0,5 -1,0 -1,2 -1,2 -1,4 -0,2 -0,4 -0,3 -0,3 -0,4
Bouwnijverheid 1,8 0,4 -1,1 -0,4 -0,8 -1,0 -1,4 -1,3 -0,3 -0,4 -0,2 -0,5 -0,2
Diensten 2,9 1,9 1,2 1,5 1,6 1,3 1,1 1,0 0,4 0,3 0,2 0,2 0,3
Handel en transport 3) 3,1 1,6 0,7 1,2 1,5 0,9 0,3 0,2 0,3 0,3 -0,2 0,0 0,2
Financiële en zakelijke dienstverlening 4) 5,7 3,8 1,9 2,9 2,2 2,0 1,7 1,6 0,6 0,2 0,6 0,3 0,5
Openbaar bestuur 5) 1,6 1,3 1,4 1,1 1,3 1,4 1,5 1,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,3
4 Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen
Herstel euro in april liep. In de loop van april en begin mei richtten de
marktdeelnemers de aandacht weer meer op
Na een periode van tamelijk sterke schommelin- macro-economische factoren, zoals het aanhou-
gen in maart en begin april, die voor het groot- dende tekort op de Amerikaanse lopende reke-
ste deel te maken hadden met het verloop van ning.Tezamen met het gemengde beeld dat werd
de oorlog in Irak, lijken de valutamarkten zich in opgeroepen door verschillende publicaties van
april en begin mei weer meer te hebben gericht economische gegevens voor de Verenigde Staten,
op macro-economische factoren, zoals het dub- die wezen op een trage groei van de bedrijvig-
bele tekort in de Verenigde Staten en de zwakke heid in de verwerkende industrie en een zwakke
bedrijvigheid in Japan. Tegen deze achtergrond arbeidsmarkt maar ook op een krachtige parti-
heeft, na een kortstondige daling in de eerste culiere consumptie, lijkt dit te hebben geleid tot
week van april, de nominaal-effectieve wissel- enige steun voor de euro, ondanks het feit dat
koers van de euro zich weer hersteld tot globaal door de publicaties van macro-economische
het gemiddelde niveau van het eerste kwartaal gegevens voor het eurogebied ook gemengde
van 1999. signalen werden afgegeven. Op 7 mei noteerde
de euro USD 1,14, 4,9% boven het niveau van
Begin april daalde de euro ten opzichte van de ultimo maart 2003 en 20,8% boven het gemid-
Amerikaanse dollar in waarde alvorens in de delde over 2002 (zie Kader 6 “Beoordeling van
daaropvolgende weken weer in waarde te stijgen de stemming op de valutamarkten door middel
(zie Grafiek 20). De aanvankelijke waardedaling van indicatoren op basis van valutaopties”).
van de euro lijkt verband te hebben gehouden
met de afnemende onzekerheid naarmate de Gedurende de gehele maand april daalde de
militaire fase van de operaties in Irak ten einde Japanse yen in waarde ten opzichte van de euro;
Grafiek 20
Wisselkoersen
(daggegevens)
Vanaf het tweede kwartaal van 2002 is de euro in waarde gestegen ten opzichte van andere belangrijke valuta’s.
Na enkele maanden van betrekkelijke stabiliteit in de zomermaanden van 2002, is de euro tussen 1 november
2002 en 30 april 2003 opnieuw ten opzichte van de Amerikaanse dollar geapprecieerd en wel met rond 11,6%
(zie Grafiek A).1 Sedert de tweede helft van februari 2003 heeft de koers van de euro ten opzichte van de
Amerikaanse dollar echter behoorlijke schommelingen laten zien. In dit Kader wordt het beloop gedurende de
afgelopen zes maanden van de in de markt levende verwachtingen en van de marktstemming beoordeeld aan
de hand van gegevens afgeleid van de koersen van valutaopties, waarbij de nadruk ligt op de USD/EUR-koers.
Grafiek A: USD/EUR wisselkoers en Met behulp van gegevens over de koersen van valuta-
effectieve wisselkoers van de euro opties kunnen schattingen worden gemaakt van een
(daggegevens) groot aantal indicatoren van de toekomstige wissel-
USD/EUR (links) koersontwikkeling. Ten eerste kan de verwachte toe-
Nominaal-effectieve wisselkoers (rechts) komstige volatiliteit van een valutapaar worden afge-
1,13
106 leid, waarmee een maatstaf wordt verkregen van de
1,11 door de markt aan de toekomstige wisselkoersontwik-
104
1,09 keling toegekende onzekerheidsmarge. Ten tweede kan
102
1,07 uit gegevens op basis van opties worden afgeleid of de
100 markt van mening is dat de onzekerheid symmetrisch is
1,05
1,03 98 of dat deze overwegend in een bepaalde richting ten-
1,01 96 deert. Ten slotte kan met gebruikmaking van interpola-
94 tie- en extrapolatietechnieken een maatstaf worden
0,99
verkregen van de door de markt gepercipieerde algehe-
0,97 92
le waarschijnlijkheidsverdeling voor de toekomstige
0,95 90
nov. dec. jan. febr. maart april wisselkoers. De ECB maakt vaak gebruik van indicato-
2002 2003 ren op basis van gegevens omtrent valutaopties om de
Bron: ECB. ontwikkelingen op de valutamarkten te volgen en te
analyseren.
Met gebruikmaking van de eigenschappen van het model van Black en Scholes met betrekking tot de koersvorming
voor opties kan uit de koersen van Europese opties nuttige informatie worden afgeleid.2 Aangezien alle elementen
van de koersvormingsformule in het model van Black en Scholes – met uitzondering van de verwachte volatiliteit
van de desbetreffende wisselkoers – rechtstreeks kunnen worden waargenomen uit de koersnoteringen voor
valutaopties, kan de inschatting van de markt ten aanzien van de toekomstige volatiliteit eenvoudig worden afgeleid
door de formule van Black en Scholes om te keren. De van de optiekoersen afgeleide volatiliteit staat bekend als
de “impliciete volatiliteit”, die een maatstaf vormt van de mate van onzekerheid waarmee in de marktperceptie de
toekomstige ontwikkeling van de wisselkoers in een bepaalde richting gedurende de looptijd van de optie is
omgeven. Risico-omkering is een optiestrategie die bestaat uit de aankoop van een calloptie en de gelijktijdige
verkoop van een putoptie met vergelijkbare kenmerken,3 en wordt gewoonlijk genoteerd als het verschil tussen de
impliciete volatiliteiten van de twee opties. Daaruit kan worden afgeleid hoe de markt de verhouding inschat tussen
het risico van een forse stijging en dat van een forse daling van de wisselkoers. Een hoge positieve waarde van een
risico-omkering op de markt voor USD/EUR-opties duidt erop dat een hogere waarschijnlijkheid wordt toegekend
1 De appreciatie van de euro was breder gespreid, zoals aangegeven door de stijging van de nominaal-effectieve wisselkoersindex
gedurende dezelfde periode met 8,5%.
2 In de formule van Black and Scholes worden de koersen van Europese valutaopties bepaald door de actuele contante wisselkoers,
de binnen- en buitenlandse rentevoeten, de koers en de vervaldatum van het optiecontract, en de volatiliteit van de desbetreffen-
de wisselkoers gedurende de looptijd van het optiecontract. Een Europese optie kan niet vóór de vervaldatum worden uitgeoe-
fend, terwijl Amerikaanse opties op elk willekeurig moment tussen de aankoop- en de vervaldatum kunnen worden uitgeoefend.
3 Bij een Europese putoptie koopt een belegger het recht, maar niet de verplichting, de valuta tegen een bepaalde wisselkoers te
verkopen aan het einde van de looptijd van het contract. Omgekeerd geeft een Europese calloptie de koper het recht, maar niet
de verplichting, de valuta tegen een bepaalde wisselkoers te kopen.
In de eerste vier maanden van 2003 heeft de impliciete volatiliteit rond het bereikte hogere niveau geschommeld
alvorens in de tweede helft van april aanzienlijk af te nemen. Deze ontwikkeling hield nauw verband met de
oorlog in Irak en voltrok zich in een klimaat gekenmerkt door betrekkelijk forse wisselkoersschommelingen en
een geleidelijke afname van de risico-omkeringen tot nul. In onderlinge samenhang bezien, duiden dergelijke
ontwikkelingen erop dat, ondanks aanhoudende zorg op de optiemarkt over de mogelijkheid van grote
schommelingen op de korte termijn in de USD/EUR-wisselkoers, tot begin april een steeds lagere
waarschijnlijkheid werd toegekend aan de mogelijkheid dat deze schommelingen gepaard zouden gaan met een
waardestijging van de euro. Een kenmerkend effect van de invloed op de korte termijn van geopolitieke
spanningen gedurende deze periode werd gevormd door de sterke waardedaling van de euro. Deze viel samen
met een plotselinge sterke toename van de impliciete volatiliteit en, enkele dagen later, met een meer
uitgesproken plotselinge afname van de risico-omkeringen in de week na 13 maart 2003, toen de Amerikaanse
regering de aanvang van de militaire operaties in Irak aankondigde (zie Grafiek A en Grafiek B).
De informatie-inhoud van de uit optiekoersen afgeleide gegevens kan worden verbeterd door een schatting te
maken van de algehele waarschijnlijkheidsverdeling voor de wisselkoers. Met name kan een maatstaf van de
impliciete risiconeutrale dichtheid worden verkregen uit de gegevens met betrekking tot de impliciete
volatiliteiten, de risico-omkeringen en de zogeheten “strangles” (een andere optiestrategie die bestaat uit de
gelijktijdige aankoop van een put- en een calloptie met vergelijkbare kenmerken). De impliciete risiconeutrale
dichtheid geeft de visie van de markt weer op de waarschijnlijkheidsverdeling van de desbetreffende wisselkoers
op de datum waarop de optie afloopt, als de marktdeelnemers risiconeutraal gedrag vertonen.4 Ondanks de
voorbehouden die moeten worden gemaakt bij de aanname van risiconeutraliteit van de kant van beleggers, kan de
impliciete risiconeutrale dichtheid nuttige aanwijzingen opleveren met betrekking tot andere aspecten van de
verdeling, zoals de spreiding van de onzekerheid en mogelijke asymmetrieën in de vorm van de verdeling.
In Grafiek C zijn de impliciete risiconeutrale dichtheidsfuncties voor een aantal data afgezet. In het linkerdeel
van de grafiek komt de stijging van de eenmaands termijnkoers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse
dollar gedurende de gehele maand december 2002 naar voren als een verschuiving naar rechts in het gemiddelde
4 Aangezien de impliciete risiconeutrale dichtheid risiconeutraal is, komt het gemiddelde van de verdeling overeen met de ter-
mijnkoers voor de desbetreffende periode. Omdat beleggers in het algemeen risicomijdend gedrag vertonen, vormt de impliciete
risiconeutrale dichtheid echter slechts een schatting van de “werkelijke” marktvisie op de waarschijnlijkheidsverdeling.
van de functie. De stijging hield ook verband met een tamelijk sterke toename van de onzekerheid, zoals
aangegeven door de hogere standaarddeviatie van de risiconeutrale dichtheid tussen 2 en 31 december 2002.
De risiconeutrale dichtheid op 31 december is ook duidelijk meer asymmetrisch: de dikkere staart aan de
rechterzijde van de verdeling geeft aan dat de verwachtingen gingen tenderen naar een waardestijging van de
euro. Het rechterdeel van de grafiek toont de ontwikkeling gedurende de laatste twee weken (begin april 2003)
van de militaire operaties in Irak. Hoewel de termijnkoers tussen de twee in de grafiek getoonde data geen
aanzienlijke verandering onderging, nam de algehele onzekerheid, afgemeten aan de standaarddeviatie van de
risiconeutrale dichtheid, wel af. De functie werd ook iets meer asymmetrisch van vorm, als gevolg van sterkere
verwachtingen van een waardestijging van de euro.
Samenvattend kan worden gesteld dat de maatstaven van de marktverwachtingen ten aanzien van de
ontwikkeling van de wisselkoers op de korte termijn, afgeleid uit de koersen van eenmaands USD/EUR-
valutaopties, in de periode november 2002 – april 2003 aanzienlijke veranderingen hebben ondergaan, een
periode waarin de desbetreffende wisselkoers ook forse schommelingen heeft vertoond. Met de toepassing van
deze maatstaven kan met name nader inzicht worden verkregen in de wisselkoersontwikkeling en de verdeling
van de risico’s waarmee de termijnkoersen zijn omgeven. Ten aanzien van het trekken van specifieke conclusies
omtrent de gerealiseerde en de verwachte wisselkoersontwikkeling moeten echter de nodige voorbehouden
worden gemaakt.
Van 31 maart 2002 tot en met 7 mei 2003 Overschot op lopende rekening in
(index: 1999-I = 100) februari 2003 licht gedaald
102,00 102,00
militaire operaties in Irak tamelijk sterk ten saldo lopende rekening (links)
goederensaldo (links)
opzichte van de euro, waardoor de eerder, sinds goederenuitvoer (rechts)
eind 2002, geboekte winst in verband met de goedereninvoer (rechts)
140 100
functie van de Zwitserse valuta als vluchthaven
120
weer teniet werd gedaan.
100 90
80
Als gevolg van vorengenoemde ontwikkelingen 60
lag de nominaal-effectieve wisselkoers van de 80
40
euro – gemeten ten opzichte van de valuta’s van 20
de twaalf belangrijkste handelspartners van het 70
0
eurogebied – op 7 mei 2,9% boven het niveau van -20
ultimo maart en 13% boven het gemiddelde -40 60
niveau over 2002 (zie Grafiek 22). Dit weerspie- -60
gelt met name de appreciatie van de euro ten -80 50
1999 2000 2001 2002
opzichte van de Amerikaanse dollar, het Britse Bron: ECB.
pond, de Japanse yen en, in mindere mate, de Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12. De
saldi zijn over 12 maanden gecumuleerd; de goederenin- en uit-
Zwitserse frank, welke slechte ten dele werd voercijfers zijn op maandbasis.
Sinds 1998 zijn de huizenprijzen in het eurogebied sneller gestegen dan de consumptieprijzen (dat wil zeg-
gen dat zij “reëel” zijn gestegen), maar de stijging is minder uitgesproken geweest dan in de tweede helft van
de jaren tachtig. De stijging is in belangrijke mate het gevolg geweest van de daling van de hypotheekrente
en van de aanhoudende stijging van de inkomens. De dynamiek van de huizenprijzen is ook beïnvloed door
demografische en een aantal landenspecifieke factoren. De indruk bestaat dat de invloed van de recente stij-
ging van de reële huizenprijzen op de particuliere consumptie in het eurogebied als geheel betrekkelijk
bescheiden is geweest, hoewel in enkele eurolanden de particuliere consumptie mogelijk sterker is beïnvloed
door de ontwikkeling van de huizenprijzen. De bruto schuldenlast van de sector huishoudens is eveneens toe-
genomen, zij het vanaf een laag niveau, mede als gevolg van de stijging van de huizenprijzen.
1 Inleiding
De koop of verkoop van een huis is gewoonlijk omtrent deze prijzen (zie Kader 1 “Gegevens-
de grootste transactie die ooit door een huis- bronnen en gegevensbeperkingen”) en doordat
houden wordt afgesloten.Veranderingen in hui- de huizenmarkt een geografische segmentatie
zenprijzen zijn dan ook naar alle waarschijnlijk- kent, wat betekent dat vele van de factoren die
heid van invloed op de plannen die mogelijke van invloed zijn op de huizenprijzen plaatselijk
huizenkopers en -verkopers hebben ten aanzien zijn bepaald.
van hun uitgaven en besparingen alsmede op hun
besluiten met betrekking tot hun plaats van ves- Met inachtneming van deze problemen met
tiging en hun deelname aan de arbeidsmarkt. betrekking tot de beschikbare gegevens,wordt in
Schommelingen in huizenprijzen hebben ook een paragraaf 2 van dit artikel de recente ontwikke-
onmiddellijke en grote invloed op het vermogen ling van de huizenprijzen in het eurogebied
van huiseigenaren, aangezien het eigen huis vaak besproken. In paragraaf 3 worden enkele moge-
hun grootste actiefpost vormt.Voorzover de hui- lijke determinanten van de recente dynamiek van
zenprijzen van invloed zijn op de in de markt de huizenprijzen beschouwd. In de daaropvol-
bepaalde huren, beïnvloeden zij ook de inko- gende twee paragrafen worden de mogelijke
mensverdeling tussen huurders en verhuurders. kanalen besproken waardoor schommelingen in
Huizenprijzen zijn verder nog van invloed op de huizenprijzen van invloed kunnen zijn op de rest
bedrijvigheid in de bouwnijverheid. van de economie. In dit artikel gaat daarbij de
aandacht in het bijzonder uit naar twee van deze
Het bovenstaande geeft aan dat schommelingen kanalen die onlangs sterk in de belangstelling
in huizenprijzen van invloed kunnen zijn op de hebben gestaan, te weten de mogelijke effecten
economische bedrijvigheid en op de prijsstabili- van schommelingen in huizenprijzen op de tota-
teit via de effecten die zij hebben op de totale le consumptie (paragraaf 4) en op de financiële
vraag en het totale aanbod, op de inkomensver- positie van huishoudens (paragraaf 5).
deling en op de kredietbesluiten van de sector
huishoudens. Het volgen en verklaren van de
dynamiek van de huizenprijzen in het eurogebied
wordt echter bemoeilijkt door een gebrek aan
betrouwbare en geharmoniseerde gegevens
Voor de meeste in dit artikel gebruikte reeksen zijn ofwel in het geheel geen geharmoniseerde gegevens
beschikbaar of bestrijken de beschikbare geharmoniseerde gegevens slechts een korte periode. Derhalve wordt
op uitgebreide schaal gebruik gemaakt van nationale niet-geharmoniseerde reeksen gegevens, met het
voorbehoud dat deze reeksen in beginsel tussen de landen niet vergelijkbaar zijn. In dit Kader worden enkele
van de gegevensbeperkingen besproken.
Huizenprijzen
Voor de meeste eurolanden zijn gegevens beschikbaar sinds de tweede helft van de jaren zeventig of de eerste
helft van de jaren tachtig. Voor Spanje zijn gegevens beschikbaar sinds 1987, voor Oostenrijk en Portugal sinds
1988 en voor Griekenland sinds 1994. De huizenprijsindex voor het eurogebied wordt samengesteld als
gewogen gemiddelde van de mutaties in de niet-geharmoniseerde nationale huizenprijsindicatoren. Omdat
gegevens over transactiewaarden niet beschikbaar zijn, worden de aggregaten voor het eurogebied
samengesteld met behulp van bbp-gewichten. Aangezien de nationale reeksen niet geharmoniseerd zijn, geeft
de index niet meer dan een indicatie van de huizenprijsontwikkeling in het eurogebied.
Met name doet zich het probleem voor dat het verzamelen of opstellen van huizenprijsstatistieken niet onder enige
vorm van EU-wetgeving valt en dat de beschikbare gegevens afkomstig zijn van een verscheidenheid aan
overheidsinstellingen en particuliere bronnen (nationale bureaus voor de statistiek, verstrekkers van
woninghypotheken, makelaars, enz.). Deze gegevens verschillen qua geografische dekking (bijvoorbeeld alleen de
grootste steden of nationaal), qua dekking van type woningen (bijvoorbeeld nieuwe of bestaande woningen,
appartementen of eengezinswoningen) en bestrijken vaak slechts bepaalde soorten huizentransacties (alleen door
hypothecair krediet gefinancierde transacties of transacties afgesloten via makelaars). De nationale reeksen van de
huizenprijzen worden in wisselende mate gecorrigeerd voor wijzigingen in de grootte van de woningen en de
ligging ervan. Andere correcties voor kwaliteitsverschillen in de tijd tussen transacties worden zelden toegepast.
Tabel 1
Reële huizenprijzen in het eurogebied
(gemiddelde stijging in procenten per jaar)
reële huizenprijzen
nominale huizenprijzen
16 16
14 14
12 12
10 10
8 8
6 6
4 4
2 2
0 0
-2 -2
-4 -4
-6 -6
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 “Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen”.
Toelichting: Met het bbp gewogen gemiddelde stijging in procenten per jaar van de nominale en de reële huizenprijzen. De dekking
voor de eurolanden varieert in de tijd, afhankelijk van de beschikbaarheid van de gegevens. De reële huizenprijzen zijn berekend als
de verhouding tussen de nominale-huizenprijsindex en de HICP.
Duitsland, Oostenrijk en Portugal zijn de enige aan een opgekropt aanbod van nieuwe woningen
eurolanden waar de stijging van de nominale hui- na de Duitse hereniging. In de jaren tachtig hebben
zenprijzen de afgelopen jaren dichtbij of onder de zich in Duitsland echter ook langere perioden met
consumptieprijsinflatie is gebleven, maar de gege- dalende reële huizenprijzen voorgedaan.2
vens voor Oostenrijk lopen slechts tot en met
1999. In de afgelopen vier jaar zijn de reële hui-
2 Opgemerkt wordt echter dat de negatieve langetermijntrend in de
zenprijzen in Portugal weinig gestegen en die in reële huizenprijzen in Duitsland niet wordt bevestigd door gegevens
Duitsland gedaald. De daling van de reële huizen- van het Duitse Federale Bureau voor de Statistiek met betrekking
tot grondprijzen of bouwkosten. Zie "Structural factors in the EU
prijzen in Duitsland wordt veelal toegeschreven housing markets", Europese Centrale Bank, maart 2003.
Grafiek 2
Spreiding van de stijging van de reële huizenprijzen in het eurogebied
(procentpunten)
Verschil tussen hoogste en laagste 1) (links)
Met bbp gewogen standaarddeviatie 2) (rechts)
40 10
35 9
8
30
7
25 6
20 5
15 4
3
10
2
5 1
0 0
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 “Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen”.
1) Verschil tussen het hoogste en het laagste stijgingspercentage van de reële huizenprijzen. De dekking voor de eurolanden varieert
in de tijd, afhankelijk van de beschikbaarheid van de gegevens.
2) Met het bbp gewogen gemiddelde standaarddeviatie van de procentuele stijging van de reële huizenprijzen per jaar. Vanwege pro-
blemen met betrekking tot de beschikbaarheid van gegevens, zijn Griekenland, Luxemburg, Oostenrijk en Portugal niet inbegre-
pen, en is Spanje vóór 1988 niet inbegrepen.
150 150
130 130
110 110
90 90
70 70
50 50
30 30
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen, Europese Commissie en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 "Gegevensbronnen en gegevensbeper-
kingen".
Toelichting: De financiële kosten van het eigen huis zijn geraamd als het product van de nominale huizenprijs en een indicator van de
gewogen gemiddelde nominale kredietkosten in het eurogebied.
8 8
6 6
4 4
2 2
0 0
-2 -2
-4 -4
-6 -6
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen, Europese Commissie en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 "Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen".
Uit empirisch onderzoek blijkt dat over het gelden vallen tegen elkaar weg. Daarentegen kan
geheel genomen de huizenprijzen een positieve de liquiditeit van huishoudens wel toenemen via
invloed hebben op de consumptie in de landen het kredieteffect als meer kan worden geleend
van het eurogebied. Er zijn ook aanwijzingen dat tegen de gestegen waarde van de woning.
deze effecten in de loop van de tijd sterker zijn
geworden, maar vooralsnog zijn deze resultaten De op de hypotheekmarkt geldende regels en
weinig overtuigend.Met name zijn de schattingen gewoonten zijn hierbij van belang.Als huishoudens
in het algemeen voor een aantal eurolanden, na een verandering in de huizenprijzen hun hypo-
waaronder Duitsland, Frankrijk en Italië, niet sta- theekschuld kunnen verhogen (of verlagen) zon-
tistisch significant.5 Op grond van deze empiri- der daartoe een transactie op de woningmarkt te
sche resultaten mag worden verwacht dat de verrichten of, anders gezegd, als zij daartoe geen
effecten van de recente opleving van de huizen- huis hoeven te kopen of verkopen, dan kunnen zij
prijzen op de particuliere consumptie voor het deze verhoging of verlaging snel realiseren. Dit
eurogebied als geheel betrekkelijk bescheiden soort rechtstreekse mutaties van de hoogte van
zijn geweest. In slechts enkele landen heeft de woninghypotheken zijn in de meeste eurolanden
huizenprijsdynamiek een grotere invloed uitge- niet gebruikelijk. In sommige eurolanden, waaron-
oefend op de consumptiebeslissingen. der Nederland en Finland, zijn echter wel meer
mogelijkheden voor het verzilveren van de over-
Eén factor die waarschijnlijk de kracht van de ver- waarde van de eigen woning tot ontwikkeling
mogens- en kredieteffecten in het bijzonder heeft gekomen.6 Als huishoudens in de toekomst meer
beïnvloed, is de werking van het stelsel van gebruik zouden maken van dergelijke hypotheek-
woningfinanciering. De vermogens- en kredietef- producten, dan zouden ze daarmee beter in staat
fecten op de consumptie worden beïnvloed door zijn hun vermogen in de vorm van de eigen woning
de mogelijkheid die huishoudens hebben om ver- tegen lage kosten te benutten, waardoor de
mogenswinsten op de woning om te zetten in invloed van schommelingen op de huizenmarkt op
extra liquiditeiten. Gezien het feit dat de overgro- de consumptieve bestedingen zou worden ver-
te meerderheid van de transacties op de markt sterkt.
voor bestaande woningen tussen huishoudens 5 Zie bijvoorbeeld Ludwig en Slok "The impact of changes in stock
plaatsvindt, kan de sector huishoudens als geheel prices and house prices on consumption in OECD countries", IMF
Working paper 02/1, 2002, Boone, Girouard en Wanner "Finan-
in het algemeen de vermogenswinst niet realise- cial market liberation, wealth and consumption", OESO Working
ren door de woning te verkopen. De meeste paper 308, 2001, Eschenbach en Schuknecht "Asset prices and
transacties op de markt voor bestaande woningen fiscal balances", ECB Working Paper 141, 2002.
6 Zie "Structural factors in the EU housing markets",Europese Cen-
en de daaruit voortvloeiende overdrachten van trale Bank, maart 2003.
30 30
Een hoge graad van vermogensvorming via het
eigenwoningbezit, waardoor de inkomensver- 25 25
wachtingen werden verbeterd, een dalende ren-
20 20
te en een gunstige fiscale behandeling van
woninghypotheekschuld, het zijn allemaal facto- 15
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
15
ren die waarschijnlijk aan het oplopen van het Bronnen: ECB en nationale centrale banken. Zie Kader 1 "Gege-
uitstaande bedrag aan woninghypotheken heb- vensbronnen en gegevensbeperkingen".
Toelichting: De woninghypotheekverstrekking door alle catego-
ben bijgedragen. In sommige landen in het euro- rieën kredietverleners berust op een raming gebaseerd op niet-
gebied, zoals Nederland, hebben de snel stijgen- geharmoniseerde nationale gegevens. Vanwege kortere tijdreek-
sen zijn Luxemburg en Oostenrijk niet inbegrepen. In de door
de huizenprijzen hiertoe wellicht ook Monetaire Financiële Instellingen (MFI’s) aan huishoudens ver-
bijgedragen. Zoals eerder gesteld, heeft de hoge- strekte woninghypotheken zijn geen door andere kredietverle-
re onderpandswaarde van woningen het voor ners, zoals verzekeringmaatschappijen, verstrekte woninghypo-
theken begrepen.
Bronnen: ECB en nationale centrale banken. Zie "Structural factors in the EU housing markets", Europese Centrale Bank, maart 2003.
1) Vast (V): rente vast voor meer dan vijf jaar of tot einde looptijd; Gemengd (G): rente vast voor meer dan één jaar tot en met vijf
jaar; Variabel (Var): na één jaar rente heronderhandelbaar of gekoppeld aan marktrente of aanpasbaar naar goeddunken van kre-
dietverstrekker; (O): overig.
2) Var: rente alleen gekoppeld aan marktrente (overige heronderhandelbare rentevoeten niet inbegrepen). Verstrekking nieuwe
woninghypotheken door ingezeten kredietinstellingen in 2001.
3) Van uitstaand totaal aan leningen.
Bovendien wordt in een aantal eurolanden een gebied derhalve niet bijzonder zorgwekkend,
groot deel van de woninghypotheekschuld aan- hoewel in sommige landen huishoudens met een
gegaan tegen een vaste rente voor perioden van hoge schuldenlast waarschijnlijk blootstaan aan
meer dan vijf jaar (Tabel 2), waardoor de onmid- risico’s uit hoofde van schommelingen in de hui-
dellijke risico’s die huishoudens lopen bij een stij- zenprijzen.
ging van de woninghypotheekrente worden
beperkt.8 In het huidige stadium lijkt de financië- 8 Zie "Report on financial structures", Europese Centrale Bank,
2002.
le positie van de sector huishoudens in het euro-
Kader 2
Woninghypotheken en totale schuldenlast van huishoudens
De ontwikkeling van woninghypotheken voor huishoudens is de resultante van de op de markt werkzame vraag-
en aanbodfactoren, die qua relatief belang moeilijk van elkaar zijn te onderscheiden. De vraag naar dit soort
financiering hangt af van de vraag naar woningen en andere factoren (zoals juridische regelgeving, soorten
hypotheekcontracten en boetes bij vroegtijdige aflossing), alsmede van financiële usances die ertoe kunnen
leiden dat hypothecair krediet wordt gebruikt voor de financiering van lopende uitgaven. Tezelfdertijd berust
de zeggenschap over de beschikbaarheid van het krediet bij de financiële intermediairs, die de belangrijkste
verstrekkers van deze leningen vormen.
Woninghypotheken maken ruim 60% uit van de totale leningen van MFI’s aan huishoudens in het eurogebied (zie
de tabel). In de tweede helft van de jaren negentig hebben de totale leningen van MFI’s aan huishoudens een
groeiversnelling laten zien, waarbij een groei op jaarbasis van meer dan 11% werd bereikt, hetgeen in hoge mate
kon worden toegeschreven aan de ontwikkelingen bij de woninghypotheken. Vervolgens is, na een gematigde
groeivertraging, de groei van zowel de totale kredietverlening als de verstrekking van woninghypotheken aan
huishoudens min of meer gestabiliseerd, waarbij het relatieve belang van woninghypotheken is toegenomen (zie
de grafiek). In 2002 bedroeg de groei op jaarbasis van deze leningen nominaal 7,6% en, gedefleerd met de geraamde
stijging van de huizenprijzen in het eurogebied, ongeveer 0,9% reëel.
De stijging van de schuldenlast van de huishoudens in het eurogebied als gevolg van de verstrekking van
woninghypotheken is niet gepaard gegaan met een aanzienlijke verzwaring van de schuldendienst – rentelasten
op woninghypotheken als percentage van het beschikbare inkomen van huishoudens – vanwege de belangrijke
daling van de rente, met name in enkele eurolanden gedurende de periode vóór de invoering van de euro.
Rentelasten – waarvan het grootste deel voor rekening komt van woninghypotheken – vertegenwoordigen
ongeveer 51/2% van het beschikbare inkomen van de huishoudens in het eurogebied, hetgeen volgens voorlopige
ramingen vergelijkbaar is met het niveau van het begin van de jaren negentig. Hoewel de ontwikkeling van de
verstrekking van woninghypotheken tussen de verschillende landen grote verschillen laat zien, is in de
afgelopen jaren de spreiding van de rente op woninghypotheken geringer geweest dan die van de rente op andere
soorten leningen. Desalniettemin kunnen de financieringskosten per land verschillen als gevolg van de
verschillende fiscale behandeling van hypotheekschuld en de verschillende leges voor het nemen van een
hypotheek.
12,0 12,0
10,0 10,0
8,0 8,0
6,0 6,0
4,0 4,0
2,0 2,0
0,0 0,0
1999 2000 2001 2002
Bron: ECB.
Toelichting: Het totaal bestaat uit de som van woninghypotheken, consumptief krediet en “overige kredietverlening” (niet in de grafiek
opgenomen).
Een betaling kan in het algemeen worden gedefi- aspecten van belang: het afleveren van de factuur
nieerd als een overdracht door een betaler van aan de betaler en het op elkaar afstemmen van
een monetaire vordering op een partij die aan- de verzonden facturen en de ontvangen betalin-
vaardbaar is voor de begunstigde. Voor een gen door de begunstigde.
kleine transactie is de aanvaardbare monetaire
vordering normaliter centrale-bankgeld of bij In principe kan het hele betalingsproces, inclusief
een financiële instelling aangehouden deposito’s/ het verstrekken van elektronische betaalmid-
passiva. De jongste tijd zijn, voor zover de regle- delen, volledig worden geautomatiseerd met
mentering het toeliet, ook verplichtingen van behulp van informatie- en communicatietechno-
niet-banken als aanvaardbare vorderingen ge- logie. De omschakeling naar de verstrekking van
bruikt. Een monetaire vordering die geaccep- betalingsdiensten op een uitsluitend elektroni-
teerd wordt door de begunstigde, wordt het sche en sterk geautomatiseerde basis wordt de
“betaalmiddel” genoemd. elektronificering van betalingen genoemd. In
Kader 1 wordt een schematisch voorbeeld ge-
Betalingsinstrumenten zijn instrumenten waar- geven van het betalingsproces en de elektronifi-
mee de betaler de overdracht van het betaal- cering ervan.
middel kan initiëren. Er bestaat een hele waaier
betalingsinstrumenten voor transacties op het Conform haar statutaire verantwoordelijkheid
verkooppunt (zoals debet- en kredietkaarten), “om een goede werking van het betalingsverkeer
transacties om facturen te betalen en, meer in te bevorderen”, ziet de ECB op het vlak van de
het algemeen, voor de overdracht van middelen elektronificering van betalingen voor zichzelf
tussen economische subjecten (zoals overschrij- voornamelijk een rol weggelegd in de doelmatig-
vingsopdrachten aan het loket of on line). heid en de veiligheid van de daarmee verband
houdende instrumenten en systemen. Door de
In de meeste gevallen zijn het betalingsinstru- ontwikkelingen in de informatie- en communica-
ment en het betaalmiddel verschillend. De tietechnologie en,meer recent,het internet,is de
belangrijkste uitzondering is contant geld.Als het elektronificering van betalingen de afgelopen
betaalmiddel verschilt van het betalingsinstru- decennia voortdurend toegenomen.
ment, is een infrastructuur nodig voor het uit-
voeren van de overdracht van het betaalmiddel Dit artikel schetst een overzicht van de recente
van de betaler aan de begunstigde. De infra- ontwikkelingen, met de nadruk op de elektroni-
structuur voor de overdracht van passiva tussen ficering van betalingsinstrumenten voor elektro-
financiële instellingen is het interbancair beta- nische detailhandel. Onder elektronische handel
lingssysteem. Als een betaling wordt uitgevoerd wordt de verkoop of aankoop van goederen of
op basis van een factuur, zijn nog twee andere diensten verstaan via computergestuurde net-
Bij een betalingstransactie zijn doorgaans vier ver- Bank van de 3.Verevening Bank van de
betaler tussen banken begunstigde
schillende partijen betrokken: de betaler, de
begunstigde en de twee financiële instellingen die
instaan voor de uitvoering van de middelenover-
2. Betaling 4. Afstemming
dracht. De communicatie tussen de partijen is van betaler van bank aan
steeds meer geautomatiseerd, zodat transacties aan bank begunstigde
zonder manuele interventie kunnen worden uit-
gevoerd. In de betalingscyclus in de afbeelding
wordt een schematische voorstelling gegeven van
1. Facturatie van
een betalingstransactie met een overschrijving als Betaler Begunstigde
begunstigde aan
betalingsinstrument. betaler
werken zoals het internet of de netwerken van publiek. De tweede groep bestaat uit regelingen
mobiele-telecommunicatieoperatoren. die extra voordelen trachten aan te bieden of
zich richten tot specifieke delen van de beta-
lingscyclus of niches in de markt (zoals veiling-
Een reeks nieuwe initiatieven in de markt sites op het internet).
Een overschrijving is een opdracht van de betaler aan Gebruik van niet-constante
zijn/haar bank om zijn/haar bankrekening te debiteren betalingsinstrumenten in Europa
en te crediteren aan de bankrekening van de begun- (aantal transacties per inwoner per jaar)
3. Een cheque is een geschreven opdracht van een partij (de trekker) aan een andere (de betrokkene, normaal-
gesproken een bank), waarbij de betrokkene wordt verzocht een bepaalde som op verzoek te betalen aan de trekker
of aan een door de trekker aangeduide derde partij. In sommige landen worden cheques nog vaak gebruikt, waar-
door betalingen met cheques goed zijn voor tussen 19% en 20% van alle in Europa uitgevoerde betalingen. In veel
landen zijn ze echter vrijwel onbestaande.
Met kredietkaarten kunnen klanten aankopen doen en/of contant geld afhalen als krediet van het uitgevende
kredietkaartbedrijf. Het verstrekte krediet wordt ofwel volledig verrekend op het einde van een specifieke periode,
doorgaans een maand, ofwel gedeeltelijk, waarbij het overblijvende saldo als krediet wordt verstrekt. Eerst-
genoemde regeling wordt wel eens een kaart met uitgesteld debet genoemd, maar in dit artikel worden eenvoudig-
heidshalve beide varianten kredietkaarten genoemd. Kredietkaarten worden gebruikt in 5% tot 6% van alle niet-
contante transacties in Europa.
De meeste banken in Europa bieden hun klanten Terwijl de voorbeelden in de vorige paragraaf
reeds toepassingen inzake elektronisch bankie- voornamelijk betrekking hadden op elektroni-
ren aan, waarmee overschrijvingen on line kun- sche presentatie en transmissie van betalings-
nen worden uitgevoerd. Elektronisch bankieren informatie met behulp van traditionele betalings-
wordt erg populair en er wordt werk gemaakt instrumenten (bijvoorbeeld kredietkaarten,
van gemeenschappelijke normen in Europa. Het overschrijvingen, enz.) en betaalmiddelen (com-
gebruik van overschrijvingen voor aankopen op merciële-bankgeld), worden in deze paragraaf
het internet is echter nog niet op grote schaal nieuwe betalingsinstrumenten en aanverwante
verspreid, hoewel in Scandinavië een aantal sys- diensten besproken.Aanbieders gebruiken ofwel
temen met succes werd geïmplementeerd. traditionele betaalmiddelen ofwel een nieuw
betaalmiddel zoals elektronisch geld of passiva
In sommige landen kunnen ook domiciliëringen van andere bedrijven. Deze nieuwe initiatieven
worden gebruikt voor betalingen over het inter- hebben met elkaar gemeen dat ze gebruik maken
net. De procedures zijn vergelijkbaar met die van informatie- en communicatietechnologieën
voor een on-linebetaling met een kredietkaart. die voordien niet beschikbaar waren voor
De betaler zendt zijn/haar bankgegevens (reke- betalingen.
ningnummer en routinginformatie) naar de
begunstigde of de bank van de begunstigde, Elektronisch geld (e-money) wordt door de ECB
waarna de fondsen afzonderlijk van de rekening ruim gedefinieerd als “een elektronische opslag-
worden gedebiteerd. Deze systemen zijn vorm van monetaire waarde op een technische
gewoonlijk beperkt tot gebruik binnen één drager, gebruikt voor betalingen aan instellingen
bepaald land, waardoor incasso’s minder of ondernemingen andere dan de emitterende
geschikt zijn voor grensoverschrijdende elektro- instelling zonder dat er bij de transactie nood-
nische handel. zakelijk bankrekeningen betrokken zijn, maar
fungerend als een betaalmiddel aan toonder
In sommige Europese landen kunnen debetkaar- waarin van tevoren waarde is opgeslagen”
ten worden gebruikt in internetwinkels. Het is (Report on electronic money, ECB, augustus
vergelijkbaar met het incassosysteem, maar 1998). Volgens deze definitie is elektronische
biedt extra beveiliging voor betalingen door de waarde vergelijkbaar met contant geld (hoewel
aanwezigheid van de kaart. De eigenaar van de ze, in tegenstelling tot contant geld, niet open-
kaart identificeert zich met behulp van een op de baar hoeft te circuleren) en kan ze bijvoorbeeld
PC aangesloten kaartlezer. Het gebruik van worden opgeslagen op een intelligente kaart
debetkaarten voor aankopen op het internet is (systemen op basis van een kaart) of op een per-
nog relatief beperkt. sonal computer (systemen op basis van soft-
ware). Elektronisch geld is via de wetgeving een
Een elektronische “cheque” is een nabootsing nieuw betaalmiddel geworden. In Europa is de
van de papieren cheque, met het verschil dat de uitgifte van elektronisch geld beperkt tot kre-
opdracht elektronisch wordt gegeven. In som- dietinstellingen en bedrijven – een soort van
mige rechtsgebieden kan het ontbreken van de beperkte bank – die ressorteren onder de natio-
geschreven handtekening leiden tot een verschil- nale toepassingen van de Richtlijn over elektro-
lende juridische classificatie van deze instrumen- nisch geld (zie wetgevende aspecten hieronder).
ten. In de meeste Europese landen spelen De definitie van elektronisch geld in de Richtlijn
waarmee hij/zij al een relatie heeft (bijvoorbeeld geld) worden gebruikt om producten en dien-
de telefoonmaatschappij of de internetaanbie- sten mee te betalen. Mobiele toestellen zijn erg
der). Diensten voor cumulatieve inning zijn geen geschikt hiervoor, omdat ze persoonlijk zijn,
nieuw betaalmiddel, maar eerder een nieuwe voortdurend meegedragen worden, speciaal
laag bovenop bestaande producten om te bespa- ontworpen werden voor het tot stand brengen
ren op de transactiekosten. In sommige gevallen van verbindingen en omdat de penetratiegraad
is deze dienst bedoeld voor micro-betalingen: de van digitale mobiele telefoons in Europa hoger
verwerking van deze bedragen via traditionele ligt dan die van personal computers. Mobiele
betalingsinstrumenten zou zowel voor de klant telefoontoestellen kunnen ook voor alle soorten
als voor de handelaar erg duur kunnen uitvallen. betalingen worden gebruikt: zowel aan bemande
Het gebruik van diensten voor cumulatieve als onbemande betaalterminals, voor internet-
inning is echter beperkt gebleven. betalingen en in sommige systemen ook voor
betalingen tussen particulieren. Om de onder-
Voor het uitvoeren van betalingen via mobiele linge operabiliteit van de verschillende produc-
telefoons werden verscheidene initiatieven ont- ten voor m-payment te bevorderen werden ver-
wikkeld. Die worden soms m-payments schillende initiatieven op het getouw gezet,
genoemd. Momenteel bieden m-payments in de waaronder het MOBEY-forum, het Mobile elec-
eerste plaats een nieuw betalingskanaal voor het tronic Transactions (Met) initiatief, het Mobile
uitvoeren van een overschrijving of een incasso Payments Forum en PayCircle. Deze fora stimu-
van middelen (handelsbankgeld) bij een financiële leren het gebruik van mobiele technologie in
instelling. Sommige bieden ook vooraf betaalde financiële diensten en fungeren als verbinding
producten aan met rekeningen die toegankelijk tussen de verschillende standaardiseringsorgani-
zijn via mobiele telefoons. De middelen op der- saties in de sectoren van de mobiele telecom-
gelijke rekeningen (elektronisch geld of bedrijfs- municatie en de financiële dienstverlening.
Technologische innovaties kunnen de efficiëntie dagingen die het hoofd moeten worden geboden
van de betalingen verhogen door de transactie- opdat een veilige en efficiënte infrastructuur
kosten te drukken, en aldus de algemene wel- voor elektronische betalingen ontstaat.
vaart verhogen. Er zijn echter nog talrijke uit-
Er zijn een aantal richtlijnen goedgekeurd om het vertrouwen in de elektronische handel op te krikken en om
het leveren van on-line diensten en producten aan te moedigen. De drie belangrijkste richtlijnen met betrekking
tot elektronische betalingen zijn de volgende:
– de Richtlijn inzake elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en van de
Europese Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatie-
maatschappij, met name de elektronische handel, in de Interne Markt) is erop gericht het “vrije verkeer van
diensten van de informatiemaatschappij tussen de Lidstaten” te waarborgen. De Richtlijn bevordert het vrije
verkeer van on-line diensten door middel van het toezicht op de dienstverleners in de Lidstaat waarin zij
gevestigd zijn (“land-van-oorsprong”-beginsel). Zij stelt tevens maatregelen in om de transparantie van de
commerciële communicatie en “elektronische verkoop” te bevorderen, en zorgt voor de erkenning van de
wettelijke validiteit van de elektronische contracten;
– de Richtlijn inzake elektronisch geld (Richtlijn 2000/46/EG betreffende de toegang, de uitoefening van en
het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld) introduceert
een minimaal stelsel van geharmoniseerde regels voor bedrijfseconomisch toezicht op de uitgifte van
elektronisch geld, en past de regelingen inzake wederzijdse erkenning van binnenlands toezicht in de
Lidstaat (zoals bepaald in Richtlijn 2000/12/EG) toe op de instellingen voor elektronisch geld; en
– de Richtlijn inzake elektronische handtekeningen (Richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk
kader voor elektronische handtekeningen) voert het kader in met betrekking tot de voorwaarden die van toe-
passing zijn op elektronische handtekeningen. De Richtlijn garandeert dat alle Lidstaten de wettelijke validi-
teit van een elektronische handtekening erkennen, en vervolgens dat alle diensten die verband houden met
elektronische handtekeningen, op de EU-markt kunnen worden geleverd zonder nationale belemmeringen.
De Europese banken en kaartsystemen hebben kenmerken. In het geval van elektronische beta-
onlangs werk gemaakt van een actieve aanpak lingen vormt de verdeling van de risico’s en ver-
van fraudebestrijding onder leiding van de nieuw antwoordelijkheden tussen de betrokken
opgerichte European Payments Council (EPC). partijen bijgevolg een cruciale factor in de ont-
wikkeling van veilige betalingen. De verplichtin-
Meer in het algemeen dient de structuur van de gen en verantwoordelijkheden van alle partijen
stimulansen in gedachten te worden gehouden die betrokken zijn bij een betalingscyclus, dienen
wanneer men de beveiligingskenmerken be- duidelijk te worden toegewezen en wettelijk te
spreekt. Het risico dat men aansprakelijk wordt worden onderbouwd. De partijen die een
gesteld voor een falend beveiligingskenmerk, potentieel risico lopen en mogelijke kosten
vormt een sterke, ja zelfs de sterkste stimulans riskeren als gevolg van een verplichting (vb. om
voor het ontwikkelen van adequate beveiligings- de vertrouwelijkheid te handhaven of om
valse/frauduleuze betalingen te herstellen), nische betalingen informatie die verder gaat dan
zullen sterk gemotiveerd zijn om de nodige de betaling op zich (vb. over de gedragspatronen
beveiligingsmaatregelen te nemen. van de betalers en begunstigden, de circulatie-
snelheid van de betaalmiddelen, enz.). De gege-
Tot slot moet men zich ervan bewust zijn dat de vensbeveiliging en de bescherming van de per-
elektronificering van de betalingen door het soonlijke levenssfeer, evenals de toewijzing en
gebruik van elektronische betalingsinstrumenten het oordeelkundige gebruik van verstrekte
en betaalmiddelen leidt tot een nieuwe informa- waardevolle informatie, zijn verstrekkende
tiekwaliteit. Dankzij de door de informatietech- aspecten die moeten worden besproken en aan
nologie geboden functies, genereren de elektro- de orde gesteld.
De taken van de ECB in het vlak van betaal- met de marktdeelnemers ziet de ECB twee
systemen en betalingsinstrumenten omvatten hoofdtaken voor zichzelf weggelegd – een kata-
het bevorderen van de beveiliging en efficiëntie lysatorfunctie, en een toezichtsfunctie.Teneinde
van die betaalsystemen en betalingsinstrumen- de efficiëntie en beveiliging te waarborgen, zal
ten, de vrijwaring van het transmissiemechanis- het Eurosysteem zich in eerste instantie – zolang
me van het monetaire beleid en de rekeneen- de markt zich nog in een ontwikkelingsfase
heidsfunctie van geld, en de handhaving van de bevindt – toespitsen op de eerste taak.
systeemstabiliteit.
In 2003 besloot de ECB door te gaan met het Wat het interbancaire luik van de cyclus betreft,
beheer van het electronic payment systems heeft de ECB diverse analyses uitgevoerd
observatory (ePSO of observatorium voor elek- betreffende de infrastructuur voor interbancaire
tronische betaalsystemen), dat oorspronkelijk retailbetalingen, en heeft zij aanbevelingen gefor-
door de Europese Commissie was opgericht in muleerd om de situatie te verbeteren.3 De cen-
2000. Het ePSO is een open informatie-uitwis- trale banken bieden vaak interbancaire betalings-
selingsinfrastructuur voor elektronische betalin- systemen aan, en kunnen bijgevolg een rol spelen
gen. Zijn doelstelling bestaat erin een gedachte- bij de aanpassing van deze systemen aan de
wisseling tussen de marktdeelnemers tot stand behoeften van retailbetalingen. Er zal nader
te brengen en als informatiebron te fungeren. De onderzoek worden verricht naar de specifieke
ePSO-webstek kan worden geraadpleegd op vereisten voor de ontwikkeling van interbancaire
www.e-pso.info. afwikkelings- en clearinginfrastructuren als
gevolg van de elektronificering van de betalingen.
Degelijke statistieken zijn van vitaal belang voor
de beleidsbeslissingen van de bedrijven die beta- De meeste nieuwe initiatieven op het vlak van
lingsdiensten aanbieden, voor de analisten en betalingen die momenteel worden genomen,wij-
financiers van die diensten, en voor de over- zigen het interbancaire afwikkelingsproces niet;
heden die de onderliggende beleidslijnen bepa- zij zijn afhankelijk van banken voor de afwikkeling
len.In 2002 nam de ECB een aanvang met de ver- via de interbancaire betalingssystemen.De gevol-
betering van de kwaliteit en beschikbaarheid van gen van de toegenomen toepassing van innova-
de globale betalingsstatistieken voor de EU, het tieve technologieën op het interbancaire bet-
eurogebied en de kandidaat-lidstaten. De eerste alingsproces zouden echter een zet kunnen
resultaten van deze werkzaamheden worden geven aan de real-time afwikkeling, naarmate de
verwacht in de loop van 2004. verwachtingen van het grote publiek ten aanzien
van real-time betalingen toenemen en de kosten
De ECB spitst zich toe op de grensoverschrij- van de informatietechnologie en telecommuni-
dende interoperabiliteit van de standaarden. Het catie afnemen, terwijl hun capaciteiten en moge-
is echter niet eenvoudig om op betalingsgebied lijkheden tegelijkertijd uitbreiding nemen.
overeenstemming te bereiken over de standaar-
den, wegens de betrokkenheid van verschillende Er zijn geen algemeen geaccepteerde standaar-
nationale en internationale spelers, door de spe- den op Europees niveau voor het laatste luik van
cifieke kenmerken van de netwerkproducten, de betalingscyclus tussen de begunstigde en
evenals door zowel de wijzigende eisen van de zijn/haar bank of aanbieder van betalingsdien-
klanten als de herstructureringen in de verwer- sten, namelijk de synchronisatie van de factuur-
king van de betalingen. en rekeninginformatie (“afstemming”) voor de
rekeningen van de factureerder. Voor on-line
De bijdrage van de ECB aan de goedkeuring van handel, waarbij de voordelen slechts in end-to-
de standaarden spitst zich toe op diverse com- end STP ten volle worden benut, is dit duidelijk
ponenten van de betalingscyclus:de initiëring van een tekortkoming die de kosten van de elektro-
de betalingen, het interbancaire luik en de
afstemming. Wat de initiëring van de betalingen 2 Richt u voor meer bijzonderheden tot het European Committee for
Banking Standards (www.ecbs.org).
of van de communicatie tussen de betaler en 3 Zie bijvoorbeeld “Towards an integrated infrastructure for credit
zijn/haar bank of aanbieder van betalingsdiensten transfers in euro”, ECB, november 2001, “Improving cross-border
betreft, bestaan reeds enkele internationale retail payment services – Progress report”, ECB, september 2000,
en “Improving cross-border retail payment services in the euro
standaarden, onder meer het International Bank area – the Eurosystem’s view”, ECB, september 1999.
4 Conclusies
Het betalingsproces evolueert in de richting van dusver bestaan de nieuwe diensten voor beta-
een grotere elektronificering. De huidige ontwik- lingen via internet en mobiele netwerken vooral
kelingen hebben veelal betrekking op het luik tus- uit traditionele betalingsinstrumenten die wer-
sen de begunstigde en de betaler (facturatie), en den aangepast aan elektronische toepassingen.
in het bijzonder op het luik tussen de betaler en
zijn/haar betalingsprovider. De laatste jaren heeft De ECB ziet voor zichzelf een taak weggelegd als
een grote verscheidenheid aan nieuwe beta- katalysator en toezichthouder. Beide taken zijn
lingsdiensten het levenslicht aanschouwd en zijn
veel van hen ook even snel weer verdwenen.Tot 4 “Oversight standards for euro retail payment systems”, 8 juli 2002.
1 Inleiding
De EU bereidt zich momenteel voor op een aan- de euro. Zodra ze zullen hebben aangetoond dat
zienlijke uitbreiding met nieuwe lidstaten uit ze op een duurzame wijze kunnen voldoen aan
Midden-, Oost- en Zuid-Europa. Een verruiming de convergentiecriteria van Maastricht, zullen ze
van het EU-lidmaatschap tot de momenteel de euro invoeren. Derhalve dient de Raad van
beoogde 27 landen zal een diepgaande invloed bestuur van de ECB ook voorbereid te zijn op
uitoefenen op de werking van de EU-instellingen een potentieel sterke toename van het aantal lid-
en -organen, met inbegrip van de ECB. Hoewel staten binnen het eurogebied en op de daaruit
de nieuwe lidstaten tot de EU toetreden met de voortvloeiende deelname van de presidenten
status van “Lidstaat met een derogatie”, zullen ze van de respectieve NCB’s aan de Raad van
ernaar streven uiteindelijk over te schakelen op bestuur.
2 De ECB-“machtigingsclausule”
Als antwoord op de uitdaging om een efficiënte en verklaring gehecht aan de slotakte van de Inter-
tijdige besluitvorming van de Raad van bestuur te gouvernementele conferentie ter voorbereiding
handhaven, zelfs indien het aantal leden ervan aan- van het verdrag van Nice, spraken de regeringen
zienlijk toeneemt, bevat het Verdrag van Nice een van de lidstaten de verwachting uit dat een aanbe-
ECB-“machtigingsclausule”. Deze neemt de vorm veling in de zin van artikel 10.6 zo snel mogelijk na
aan van een nieuw artikel 10.6 van de statuten van de inwerkingtreding van het verdrag zou worden
het Europees Stelsel van Centrale Banken en van uitgebracht.
de Europese Centrale Bank (“de statuten”), die
een aanpassing mogelijk maakt van de stemproce- Na de conclusie van de Intergouvernementele
dure in de Raad van bestuur van de ECB, zoals conferentie besprak de Raad van bestuur uitvoe-
vastgelegd in artikel 10.2 van de statuten. rig de mogelijkheden voor een aanpassing van zijn
stemprocedure. Op 3 februari 2003 hechtte de
Overeenkomstig artikel 10.6 van de statuten (zie Raad met eenparigheid van stemmen zijn goed-
ook Kader 1) mag artikel 10.2 van de statuten met keuring aan de ECB-aanbeveling voor een besluit
eenparigheid van stemmen worden gewijzigd door van de Raad betreffende een wijziging van artikel
de EU-Raad, bijeen in de samenstelling van de 10.2 van de statuten van het Europees Stelsel van
staatshoofden en regeringsleiders, hetzij op basis Centrale Banken en van de Europese Centrale
van een aanbeveling van de ECB, en na raadpleging Bank (ECB/2003/1), die nog dezelfde dag aan de
van de Europese Commissie en het Europees Par- EU-Raad werd voorgelegd. Op 21 maart 2003
lement, of op basis van een aanbeveling van de hechtte de EU-Raad,bijeen in de samenstelling van
Europese Commissie, waarbij dan de ECB en het de staatshoofden en regeringsleiders, zijn goed-
Europees Parlement worden geraadpleegd. Arti- keuring aan het besluit over die wijziging van de
kel 10.6 van de statuten bepaalt tevens dat de Raad statuten, dat nu in de lidstaten dient te worden
van bestuur de aanbeveling van de ECB met een- geratificeerd overeenkomstig hun onderscheiden
parigheid van stemmen moet goedkeuren. In een grondwettelijke bepalingen.
Artikel 10 van de statuten (zoals gewijzigd bij het Verdrag van Nice)
10.1. Overeenkomstig artikel 112, lid 1, van het Verdrag bestaat de Raad van bestuur uit de leden van de directie
en de presidenten van de nationale centrale banken.
10.2. Onder voorbehoud van artikel 10.3 hebben slechts persoonlijk aanwezige leden van de Raad van bestuur
stemrecht. In afwijking van deze regel kan in het in artikel 12.3 bedoelde reglement van orde worden bepaald
dat leden van de Raad van bestuur hun stem via een teleconferentie kunnen uitbrengen. Dat reglement van orde
bepaalt ook dat een lid van de Raad van bestuur dat langdurig verhinderd is te stemmen, een plaatsvervanger
kan aanwijzen als lid van de Raad van bestuur.
Onder voorbehoud van artikel 10.3 en artikel 11.3 heeft ieder lid van de Raad van bestuur één stem. Tenzij in
deze statuten anders is bepaald, besluit de Raad van bestuur met gewone meerderheid van stemmen. Bij staking
van stemmen brengt de president de beslissende stem uit.
Alvorens de Raad van bestuur tot stemming kan overgaan, dient een quorum aanwezig te zijn van twee derde
van de leden. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering bijeenroepen
waar besluiten kunnen worden genomen zonder inachtneming van het bovenbedoelde quorum.
10.3. Voor alle besluiten die op grond van de artikelen 28, 29, 30, 32, 33 en 51 dienen te worden genomen,
worden de stemmen van de leden van de Raad van bestuur gewogen overeenkomstig de verdeling van het
geplaatste kapitaal van de ECB onder de nationale centrale banken. Aan de stemmen van de directieleden wordt
een gewicht van nul toegekend. Een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt geacht te zijn
aangenomen wanneer de stemmen voor het besluit ten minste twee derde van het geplaatste kapitaal van de
ECB en ten minste de helft van de aandeelhouders vertegenwoordigen. Indien een president verhinderd is, mag
hij een plaatsvervanger aanwijzen om zijn gewogen stem uit te brengen.
10.4. De besprekingen van de vergaderingen zijn vertrouwelijk. De Raad van bestuur kan besluiten het resultaat
van zijn beraadslagingen openbaar te maken.
10.5. De Raad van bestuur vergadert ten minste tienmaal per jaar.
10.6 De bepalingen van lid 2 kunnen, met eenparigheid van stemmen, worden gewijzigd door de Raad in de
samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, hetzij op basis van een aanbeveling van de ECB en na
raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Commissie, hetzij op basis van een aanbeveling van
de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de ECB. De Raad zal dergelijke wijzigingen
doorgeven aan de lidstaten voor goedkeuring. De wijzigingen worden van kracht nadat ze door alle lidstaten
zijn geratificeerd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
Een aanbeveling die de ECB op grond van dit lid formuleert, moet door de Raad van bestuur met eenparigheid
van stemmen worden goedgekeurd.
***
In de Slotakte van de Conferentie op te nemen verklaring over artikel 10.6 van de statuten van het Europees
Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank
“De Conferentie verwacht dat zo snel mogelijk een aanbeveling zal worden uitgebracht in de zin van artikel 10.6
van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.”
Een forse uitbreiding van het aantal leden in de in de Raad van bestuur. Volgens de Raad van
Raad van bestuur zal niet enkel een invloed uit- bestuur vormt een roulatiesysteem een recht-
oefenen op het besluitvormingsproces in de vaardige, efficiënte en aanvaardbare manier om
Raad. Ze zal ook de visie van het publiek en de de stemrechten tussen de presidenten in de
markten beïnvloeden op de bekwaamheid van de Raad van bestuur toe te wijzen.
ECB om efficiënt en tijdig beslissingen te nemen.
Het was bijgevolg onontbeerlijk dat de Raad van De Raad van bestuur was van mening dat de
bestuur een hervormingsvoorstel indiende ten- leden van de directie een permanent stemrecht
einde de doeltreffendheid van de bestuursstruc- moeten behouden, gelet op hun bijzondere sta-
turen van de ECB na de uitbreiding van het euro- tus als de enige leden van de Raad van bestuur
gebied veilig te stellen. die op Europees vlak benoemd zijn via een ver-
dragsprocedure en die uitsluitend optreden in
de context van het eurogebied en voor de ECB,
De beperkingen die de waarvan de bevoegdheid zich uitstrekt over het
“machtigingsclausule” oplegt hele eurogebied. Bovendien brengt de Presi-
dent, een lid van de directie, bij staking van
Bij het ontwerpen van een passende nieuwe stemmen in de Raad van bestuur ook de beslis-
stemprocedure was de Raad van bestuur gebon- sende stem uit.
den door de beperkingen die de machtigings-
clausule oplegt. Deze begrenzen de hervorming Bij het uitwerken van de precieze kenmerken van
tot een verandering van de stemprocedure zoals het roulatiesysteem liet de Raad van bestuur zich
vastgelegd in artikel 10.2 van de statuten. Bijge- leiden door de volgende grondbeginselen.
volg mocht een aanpassing van die procedure
geen afbreuk doen aan het recht van alle leden
van de Raad van bestuur om de vergaderingen “Eén lid, één stem”
van de Raad van bestuur bij te wonen (artikel
10.1 van de statuten) en deel te nemen aan de Zoals reeds aangegeven in het ECB-advies van 5
beraadslagingen. Bovendien mocht zo’n aanpas- december 2000 over de machtigingsclausule
sing evenmin gevolgen hebben voor de stemming (CON/00/30), acht de Raad van bestuur het
over besluiten die op grond van de artikelen 28, principe “één lid, één stem” van fundamenteel
29,30,32,33 en 51 van de statuten worden geno- belang voor zijn besluitvorming. Hoewel een
men (artikel 10.3 van de statuten). Meer funda- roulatiesysteem noodzakelijkerwijs impliceert
mentele hervormingen, zoals veranderingen in dat er bij een toename van het aantal presiden-
de samenstelling van de Raad van bestuur of een ten niet langer permanente stemrechten zullen
andere taakverdeling tussen de directie en de zijn voor alle leden van de Raad van bestuur, zou
Raad van bestuur – zoals onder meer het Euro- dit beginsel niettemin moeten behouden blijven
pees Parlement en de Europese Commissie in en zou het moeten gelden voor die leden van de
hun officiële adviezen vermelden (zie Paragraaf Raad van bestuur die daadwerkelijk hun stem-
5) – vielen derhalve buiten het bestek van de recht uitoefenen. Dit sluit alle hervormingsvoor-
machtigingsclausule. stellen uit die gebaseerd zijn op gewogen stem-
ming. Noch een systeem met uitsluitend
gewogen stemming, bijvoorbeeld op grond van
Vijf grondbeginselen de bepalingen van artikel 10.3 van de statuten,
noch enige vorm van een dubbel meerderheids-
Om een efficiënte besluitvorming van de Raad systeem, met een mechanisme om na te gaan of
van bestuur te handhaven in een uitgebreid euro- een gewone meerderheid van de presidenten
gebied, kwam de Raad van bestuur overeen dat een vastgesteld percentage vertegenwoordigt
het aantal presidenten met stemrecht kleiner van een bepaalde indicator van het eurogebied
diende te zijn dan het totale aantal presidenten (zoals het Europees Parlement bijvoorbeeld
Het was een hele uitdaging zowel te voldoen aan het totaal voor het eurogebied volgens een vast-
die vijf beginselen als terzelfder tijd de door de gestelde indicator van “representativiteit”. Deze
machtigingsclausule opgelegde limieten na te indeling bepaalt hoe vaak een president beschikt
leven. Desondanks kon de Raad van bestuur over een stemrecht.
overeenstemming bereiken over een nieuwe
stemprocedure met de volgende hoofdkenmer-
ken: Samengestelde indicator om de rangorde van de
landen te bepalen
15 roulerende stemrechten voor de presidenten; Die rangorde van landen dient te berusten op
zes permanente stemrechten voor de leden van een samengestelde indicator bestaande uit twee
de directie componenten:
In de nieuwe stemprocedure zullen niet meer – Bbp-mp: De eerste component is het aandeel
dan 15 presidenten stemrecht hebben. Dit aantal van een lidstaat in het geaggregeerde bruto
ligt besloten in de institutionele status-quo. binnenlands product tegen marktprijzen
Momenteel bepaalt het verdrag dat de leden van (“bbp-mp”) van de lidstaten die de euro heb-
de directie en de presidenten van de NCB’s van ben ingevoerd. Het economische gewicht van
de lidstaten de Raad van bestuur vormen. Aan- een lidstaat uitgedrukt in bbp-mp is een
gezien de Maastricht-bepalingen niet gewijzigd geschikt bestanddeel, omdat de impact van
zijn bij de uitbreiding in 1995 (toen de EU werd beslissingen van centrale banken in lidstaten
verruimd tot 15 lidstaten), houdt dit in dat de met een grotere economie sterker is dan in lid-
NCB-presidenten 15 stemrechten hebben. Elk staten met een kleinere economie.
van de zes leden van de directie beschikt over
een permanent stemrecht. – TGB-MFI’s: Tegelijkertijd is de omvang van de
financiële sector van een lidstaat van bijzonder
belang voor de beslissingen van centrale ban-
De NCB-presidenten hebben stemrecht met een ken, omdat deze sector de tegenpartij is bij
verschillende frequentie transacties van centrale banken. Daarom
wordt een tweede component ingevoerd,
Overeenkomstig het principe van de representa- namelijk het aandeel van een lidstaat in de tota-
tiviteit zullen de presidenten hun stemrecht met le geaggregeerde balans van de monetaire
een verschillende frequentie uitoefenen, afhan- financiële instellingen (“TGB-MFI’s”) van lidsta-
kelijk van een indicator betreffende de relatieve ten die op de euro zijn overgegaan.
omvang van de economie en de financiële sector
van hun respectieve lidstaat in het eurogebied. Wat de keuze van de relatieve gewichten van de
Een op groepen gebaseerd roulatiesysteem twee componenten van de samengestelde indi-
garandeert dat die differentiatie tussen de presi- cator betreft, lijkt een gewicht van 5/6 voor het
denten met betrekking tot hun recht om stem- bbp en 1/6 voor de TGB-MFI’s passend om te ver-
recht uit te oefenen, berust op bepaalde duide- zekeren dat de financiële component voldoende
lijke en transparante regels. en zinvol vertegenwoordigd is.
Indeling van de presidenten bij groepen op basis Invoering van het roulatiesysteem in twee stappen
van een rangorde van landen
Om de invoering van het roulatiesysteem soepel
De indeling bij de groepen zal gebaseerd zijn op te laten verlopen, zal het in twee stappen in
een rangorde van de respectieve lidstaten van de gebruik worden genomen. In principe zal het sys-
presidenten die voortvloeit uit hun aandeel in teem van roulerende stemrechten een aanvang
nemen zodra de 16de lidstaat toetreedt tot het zelfde ogenblik zal toetreden tot het eurogebied,
eurogebied, in eerste instantie op basis van twee dan wel of ze dat één voor één zullen doen. In
groepen. Als het aantal eurolanden stijgt tot elk geval zou een dergelijke situatie kunnen wor-
meer dan 21, komen er drie groepen. den vermeden als de Raad van bestuur met een
tweederde meerderheid van alle leden, die al dan
niet stemrecht hebben, besluit de invoering van
Regels voor het toewijzen van presidenten en stem- het roulatiesysteem uit te stellen tot de datum
rechten aan de groepen waarop het aantal presidenten groter is dan 18.
Tijdens de eerste fase zullen de presidenten bij Zodra de 22ste lidstaat toetreedt tot het euro-
twee groepen worden ingedeeld, met inachtne- gebied, zal het systeem werken met drie groe-
ming van de volgende regels: pen, krachtens de volgende regels:
– De eerste groep bestaat uit vijf presidenten – De eerste groep bestaat uit de vijf presidenten
van de eurolanden die de hoogste plaatsen van de eurolanden die de hoogste plaatsen
bekleden in de landenrangorde. Deze groep bekleden in de landenrangorde. Deze groep
krijgt vier stemrechten. krijgt vier stemrechten.
– De tweede groep bestaat uit alle overige pre- – De tweede groep bestaat uit de helft van het
sidenten. Deze groep krijgt 11 stemrechten. totale aantal presidenten, naar boven afgerond
op het dichtstbijzijnde gehele getal, op basis
Zoals blijkt uit Tabel 1,kan deze toewijzing van de van de volgende plaatsen in de landenrang-
stemrechten aan de twee groepen worden ver- orde. Deze groep krijgt acht stemrechten.
anderd als er 16,17 of 18 presidenten zitting heb-
ben in de Raad van bestuur. Deze tijdelijke aan- – De derde groep is samengesteld uit de overige
passing zou nodig kunnen zijn om ervoor te presidenten en krijgt drie stemrechten toege-
zorgen dat de stemrechtfrequentie van de presi- wezen.
denten in de eerste groep niet lager is dan de
stemrechtfrequentie van die in de tweede groep, Deze regels leiden tot de stemrechtfrequenties
zoals vereist door het automatismebeginsel. weergegeven in Tabel 2.
Hierdoor zouden de presidenten in de eerste
groep - tijdelijk - een stemrechtfrequentie van
100% hebben.Of deze situatie zich zal voordoen, Door de Raad van bestuur vast te stellen
hangt af van de volgorde van de toekomstige uit- toepassingsbepalingen
breiding van het eurogebied, met andere woor-
den van de vraag of een aantal landen op het- De precieze toepassingsbepalingen inzake de
roulatie van de stemrechten in elke groep statuten goedgekeurde regels voor de bereke-
(zoals de tijdspanne tussen de roulatie van de ning van de verdeelsleutel voor de inschrijving op
stemrechten) zullen worden goedgekeurd het kapitaal van de ECB. De relevante gegevens
door de Raad van bestuur via een bepaling in voor de berekening van de aandelen in de TGB-
het herziene artikel 10.2 van de statuten. Een MFI’s zullen door de ECB worden verstrekt in
duidelijke omschrijving van deze veeleer tech- overeenstemming met het in de EU geldende
nische parameters in de statuten is niet nood- statistische kader.
zakelijk, aangezien ze niet van constitutionele
aard zijn en enkel de tenuitvoerlegging zijn van De omvang en/of samenstelling van de groepen
de stemrechten, zoals afgeleid uit de indeling van presidenten zullen worden aangepast tel-
van de presidenten bij de groepen. Bovendien kens wanneer het aandeel van de lidstaat van
vergt de onzekerheid over de volgorde van de iedere NCB in het geaggregeerde bbp-mp en
toekomstige uitbreiding van het eurogebied de TGB-MFI’s van de lidstaten die de euro heb-
een zekere flexibiliteit in de exacte toepassing ben ingevoerd, worden aangepast overeen-
van het roulatiesysteem. Om de wettekst van komstig artikel 29.3 van de statuten (regelma-
het nieuwe artikel 10.2 van de statuten een- tige aanpassingen) of telkens wanneer een
voudig te houden, worden die details overgela- nieuwe president lid wordt van de Raad van
ten aan toekomstige toepassingsbesluiten. bestuur (onregelmatige aanpassingen). De
Deze toepassingsbepalingen zullen worden nieuwe omvang en/of samenstelling van de
goedgekeurd via een speciale stemprocedure groepen als gevolg van de regelmatige aanpas-
die zal worden omschreven in het herziene singen zullen dan vanaf de eerste dag van het
artikel 10.2, namelijk een tweederde meerder- volgende jaar van toepassing zijn. De nieuwe
heid van alle leden van de Raad van bestuur, die omvang en/of samenstelling van de groepen als
al dan niet stemrecht hebben. gevolg van onregelmatige aanpassingen zijn van
toepassing met ingang van de dag waarop één
of meer presidenten lid worden van de Raad
Gegevens voor de berekening van de van bestuur. Deze operationele details maken
samengestelde indicator deel uit van de door de Raad van bestuur vast
te stellen toepassingsbepalingen, waarbij de
De relevante gegevens voor de berekening van Raad besluit met een tweederde meerderheid
de aandelen in het bbp tegen marktprijzen zullen van alle leden, die al dan niet stemrecht hebben.
door de Commissie worden verstrekt conform
de door de Raad op basis van artikel 29.2 van de
Leden van de
Directie
Zes permanente
stemrechten
Eerste
Drie Vier
Derde roulerende roulerende groep
groep stem-
21 stem-
rechten stemrechten rechten
in totaal Presidenten van
nationale centrale
Resterende Acht roulerende stemrechten banken in rangorde
presidenten
1 t/m 5
nationale centrale
banken
Tweede groep
5 De discussies in de EU-instellingen
Door formeel een aanbeveling aan de EU-Raad aanpassingsproces van de bevoegdheid [van de
voor te leggen, heeft de ECB de procedure op Raad van bestuur] tot besluitvorming in het licht
gang gebracht voor een wijziging van artikel 10.2 van de uitbreiding”. Tegen de achtergrond van
conform de machtigingsclausule.Voorts hebben deze positieve algemene beoordeling heeft de
vertegenwoordigers van de ECB de vergaderin- Commissie ook “eventuele verbeteringen voor-
gen van de Eurogroep, van de ECOFIN-Raad en gesteld van het in drie groepen ingedeelde rou-
van het Economisch en Financieel Comité aan- latiemodel”, onder meer:
gegrepen om de aanbevolen nieuwe stemproce-
dure gedetailleerd toe te lichten jegens de ver- – een kleiner aantal presidenten met stemrecht
tegenwoordigers van de lidstaten en de dan de door de ECB aanbevolen 15 presiden-
Europese Commissie. ten, aangezien dit de tijdige en efficiënte
besluitvorming nog zou bevorderen;
10.2 Ieder lid van de Raad van bestuur heeft één stem. Met ingang van de datum waarop het aantal leden van
de Raad van bestuur meer dan 21 bedraagt, heeft ieder lid van de directie één stem. Het aantal presidenten met
stemrecht bedraagt dan 15. De toewijzing en roulatie van deze stemrechten geschiedt als volgt:
– Met ingang van de datum waarop het aantal presidenten meer dan 15 en minder dan 22 bedraagt, worden de
presidenten bij twee groepen ingedeeld volgens de rangorde van de omvang van het aandeel van de lidstaat
van de NCB in kwestie in het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale
geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen van de lidstaten die de euro hebben ingevoerd.
Het aandeel in het bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale geaggregeerde balans van de
monetaire financiële instellingen krijgt een gewicht van respectievelijk 5/6 en 1/6. De eerste groep bestaat uit
vijf presidenten en de tweede groep uit de overige presidenten De frequentie van de stemrechten van de bij
de eerste groep ingedeelde presidenten zal niet lager zijn dan voor de presidenten van de tweede groep. Onder
voorbehoud van het in de vorige zin bepaalde, krijgt de eerste groep vier stemrechten toegewezen en de
tweede groep elf stemrechten.
– Met ingang van de datum waarop het aantal presidenten 22 bedraagt, worden de presidenten volgens een op
basis van de voornoemde criteria vastgestelde rangorde bij drie groepen ingedeeld. De eerste groep bestaat uit
vijf presidenten en krijgt vier stemrechten toegewezen. De tweede groep bestaat uit de helft van het totale aantal
presidenten, waarbij iedere fractie wordt afgerond op het dichtsbijzijnde gehele getal, en krijgt acht stemrechten
toegewezen. De derde groep bestaat uit de overige presidenten en krijgt drie stemrechten toegewezen.
– Op de berekening van het aandeel in het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen is
artikel 29.2 van toepassing. De totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen wordt
overeenkomstig het ten tijde van de berekening in de Europese Gemeenschap toepasselijke statistische kader,
berekend.
– Telkens wanneer het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen overeenkomstig artikel
29.3 wordt aangepast, dan wel telkens wanneer het aantal presidenten toeneemt, wordt overeenkomstig de
voornoemde beginselen de omvang en/of de samenstelling van de groepen aangepast.
– Met tweederde meerderheid van de leden, die al dan niet stemrecht hebben, neemt de Raad van bestuur alle
voor de toepassing van voornoemde beginselen noodzakelijke maatregelen en kan besluiten de invoering van
het roulatiesysteem uit te stellen tot het aantal presidenten meer dan 18 bedraagt.
Slechts persoonlijk aanwezige leden hebben stemrecht. In afwijking van deze regel kan in het in artikel 12.3
bedoelde reglement van orde worden bepaald dat leden van de Raad van bestuur hun stem via een
teleconferentie kunnen uitbrengen. Dat reglement van orde bepaalt tevens, dat een lid van de Raad van bestuur
dat langdurig verhinderd is de vergaderingen van de Raad van bestuur bij te wonen, een plaatsvervanger kan
aanwijzen als lid van de Raad van bestuur. De bepalingen in de voorgaande paragrafen laten de stemrechten van
alle leden van de Raad van bestuur, al dan niet met stemrecht, krachtens de artikelen 10.3, 10.6 en 41.2 onverlet.
Tenzij in deze statuten anders is bepaald, besluit de Raad van bestuur met gewone meerderheid van de leden
met stemrecht. Bij staking van stemmen brengt de president de beslissende stem uit.
De Raad van bestuur kan alleen tot stemming overgaan, indien een quorum van tweederde van de leden met
stemrecht aanwezig is. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering
bijeenroepen waar besluiten worden genomen zonder inachtneming van het bovenbedoelde quorum.
De ratificatie van de wijziging van artikel 10.2 van deringen van de Raad van bestuur de beraadsla-
de statuten, zoals die is goedgekeurd door de gingen niet noodzakelijkerwijs vlotter zal doen
EU-Raad, zou de Raad van bestuur voorzien van verlopen,zal de nieuwe stemprocedure de besluit-
een nieuwe stemprocedure die een tijdige en vorming bovendien ongetwijfeld efficiënter
efficiënte besluitvorming waarborgt, zelfs in een maken. Tot slot doet de nieuwe stemprocedure
aanzienlijk uitgebreid eurogebied. Bij de beoor- vragen rijzen in verband met de representativiteit,
deling van de commentaren en suggesties van de maar dat is uitsluitend om te bepalen wie wanneer
verschillende, bij de procedure betrokken instel- stemt. Het principe van de deelneming van de pre-
lingen en van de opmerkingen van outsiders, die- sidenten op persoonlijke titel blijft geldig en het
nen overigens de volgende overwegingen in acht beginsel “één lid, één stem” geldt voor alle leden
te worden genomen. met stemrecht. Dit alles beoogt te verzekeren dat
tijdens de beraadslagingen, ook in een uitgebreide
De nieuwe stemprocedure – net als ieder ander Raad van bestuur, de aangevoerde elementen
rouleringssysteem – vertoont onvermijdelijk een gewicht in de schaal zullen leggen en niet het land
zekere graad van complexiteit, wat te maken heeft van oorsprong van een president, of de omvang
met de doelstelling om tegelijkertijd een aantal van het land.
principes na te leven. Er zij opgemerkt dat de nieu-
we stemprocedure sterke gelijkenissen vertoont De nieuwe stemprocedure behoudt in grote lij-
met het systeem dat wordt toegepast in het nen de reeds geteste elementen van het huidige
Federal Market Committee in de Verenigde Staten, institutionele kader van het Eurosysteem en
waar de presidenten van de Federal Reserve Bank waarborgt zodoende dat de Raad van bestuur
eveneens bij groepen worden ingedeeld en een zijn beslissingen zal kunnen nemen op basis van
verschillende stemrechtfrequentie hebben. Hoe- de situatie in het eurogebied, ook na de uitbrei-
wel deelneming van alle presidenten aan de verga- ding ervan.
Statistieken
1) Op de website van de ECB (www.ecb.int) zijn langere reeksen en meer gedetailleerde gegevens te vinden.
Tabel 1.1
Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem
(EUR miljoen)
1. Activa
1 2 3 4 5 6 7 8
2002 6 dec. 131.065 248.397 20.125 3.668 219.704 173.791 45.000 0
13 131.034 250.736 20.192 3.700 221.816 176.792 45.000 0
20 130.961 248.555 20.196 3.720 223.805 168.501 45.000 9.999
27 130.858 248.634 19.881 4.020 236.589 191.501 45.000 0
2003 3 jan. 130.739 236.765 19.948 4.030 225.117 180.000 45.000 0
10 130.702 237.058 16.585 4.085 219.066 174.001 45.000 0
17 130.686 235.409 15.565 4.369 208.613 160.999 45.000 0
24 130.664 231.755 16.584 4.378 215.343 169.999 45.000 0
31 130.641 233.338 18.335 4.924 219.190 174.001 45.000 0
7 febr. 130.641 231.438 17.498 5.305 214.019 169.000 45.000 0
14 130.640 229.822 17.331 5.690 206.155 161.000 45.000 0
21 130.314 228.010 17.686 6.230 216.190 170.001 45.000 0
28 130.314 228.349 17.331 5.926 223.186 178.001 45.000 0
7 maart 130.314 227.928 17.384 6.164 182.175 137.090 45.000 0
14 130.314 226.868 17.048 5.511 270.123 225.091 45.000 0
21 130.314 223.947 17.725 5.121 234.917 189.001 45.000 0
28 130.314 224.146 16.800 5.202 232.049 187.000 45.000 0
4 april 122.728 216.872 17.072 4.783 220.040 174.999 45.000 0
11 122.728 215.994 16.736 4.496 217.097 172.000 44.973 0
18 122.728 215.786 16.528 4.551 223.000 177.998 44.973 0
25 122.274 215.757 16.919 4.575 247.011 201.999 44.973 0
2 mei 122.274 214.456 16.721 4.597 207.989 163.001 44.979 0
2. Passiva
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2002 6 dec. 351.340 127.068 127.002 66 0 0 0 262 2.029
13 355.673 130.036 129.942 94 0 0 0 15 2.029
20 367.890 127.909 126.745 1.164 0 0 0 15 2.029
27 374.600 129.305 129.146 159 0 0 0 15 2.029
2003 3 jan. 354.528 130.012 129.938 74 0 0 0 15 2.029
10 346.293 133.539 133.441 89 0 0 9 15 2.029
17 341.636 132.870 132.748 118 0 0 4 15 2.029
24 338.201 127.180 127.168 9 0 0 3 15 2.029
31 339.517 126.760 126.631 128 0 0 1 62 2.029
7 febr. 342.781 133.194 133.161 33 0 0 0 62 2.029
14 342.890 128.006 127.947 59 0 0 0 61 2.029
21 341.561 131.392 128.951 2.441 0 0 0 61 2.029
28 345.414 125.405 125.346 59 0 0 0 62 2.029
7 maart 350.078 89.529 89.431 98 0 0 0 62 2.029
14 350.014 177.351 177.262 89 0 0 0 15 2.029
21 350.482 128.616 127.972 623 0 0 21 15 2.029
28 351.783 129.392 129.356 23 0 0 13 15 2.029
4 april 357.775 131.573 131.477 90 0 0 6 76 2.029
11 360.186 128.359 128.321 29 0 0 9 76 2.029
18 367.559 132.655 132.436 216 0 0 3 15 2.029
25 363.873 147.509 147.427 80 0 0 2 15 2.029
2 mei 367.432 122.600 122.512 87 0 0 1 15 2.029
Bron: ECB.
9 10 11 12 13 14 15 16
0 892 21 211 33.231 67.224 89.080 812.706 2002 6 dec.
0 15 9 197 33.205 67.106 90.733 818.720 13
0 275 30 163 33.253 67.106 92.688 820.448 20
0 40 48 109 33.098 66.306 93.062 832.558 27
0 45 72 120 27.824 44.486 105.962 794.992 2003 3 jan.
0 10 55 103 27.919 44.475 106.625 786.619 10
0 2.575 39 174 28.016 44.485 105.949 773.267 17
0 299 45 238 28.522 44.485 106.893 778.863 24
0 170 19 296 29.054 44.485 106.466 786.730 31
0 3 16 330 30.675 44.436 107.701 782.044 7 febr.
0 110 45 326 31.685 44.355 109.365 775.370 14
0 1.145 44 250 32.602 44.355 109.171 784.809 21
0 148 37 552 33.484 44.355 107.151 790.649 28
0 50 35 938 33.495 44.340 107.218 749.960 7 maart
0 2 30 473 36.694 44.342 107.546 838.923 14
0 889 27 276 37.823 44.345 107.801 802.273 21
0 10 39 275 38.149 44.344 107.391 798.674 28
0 3 38 289 38.760 44.318 109.563 774.429 4 april
0 109 15 164 39.658 44.322 109.351 770.550 11
0 14 15 134 39.785 44.279 109.666 776.461 18
0 30 9 116 40.185 44.273 109.529 800.643 25
0 1 8 111 40.295 44.273 109.631 760.351 2 mei
Totaal
Verplichtin- Verplichtin- Verplichtin- Verplichtin- Tegenwaarde Overige pas- Her- Kapitaal en
gen aan ove- gen aan niet- gen aan inge- gen aan niet- toegewezen siva waarderings- reserves
rige ingezete- ingezetenen zetenen van ingezetenen bijzondere rekeningen
nen van het van het euro- het euroge- van het euro- trekkings-
eurogebied, gebied, bied, luidende gebied, rechten in het
luidende in luidende in in vreemde luidende in IMF
euro euro valuta vreemde
valuta
10 11 12 13 14 15 16 17 18
62.194 8.489 1.341 20.045 6.567 62.616 106.307 64.448 812.706 2002 6 dec.
58.514 8.428 1.296 22.432 6.567 62.972 106.307 64.451 818.720 13
49.967 9.541 1.382 20.693 6.567 63.728 106.307 64.420 820.448 20
55.085 8.810 1.232 20.067 6.567 64.121 106.307 64.420 832.558 27
47.408 11.555 1.126 20.996 6.339 73.817 82.844 64.323 794.992 2003 3 jan.
48.541 8.278 1.147 19.714 6.339 73.640 82.844 64.240 786.619 10
42.522 8.346 1.136 17.259 6.339 74.025 82.844 64.246 773.267 17
58.993 8.872 1.125 14.978 6.339 74.217 82.844 64.070 778.863 24
65.146 9.426 1.054 15.759 6.339 73.719 82.848 64.071 786.730 31
52.197 8.473 1.017 15.776 6.339 73.256 82.848 64.072 782.044 7 febr.
51.338 8.543 1.017 15.195 6.339 72.734 82.848 64.370 775.370 14
58.968 8.421 1.025 14.113 6.339 74.543 82.840 63.517 784.809 21
70.147 8.704 1.024 14.054 6.339 70.187 82.840 64.444 790.649 28
60.226 8.659 1.050 14.772 6.339 69.932 82.840 64.444 749.960 7 maart
60.064 8.607 1.054 16.093 6.339 70.055 82.840 64.462 838.923 14
72.700 8.441 1.076 14.706 6.339 70.565 82.840 64.464 802.273 21
73.624 8.395 1.071 14.490 6.339 64.227 82.840 64.469 798.674 28
53.949 8.858 1.081 15.366 6.168 65.081 68.005 64.468 774.429 4 april
51.602 8.717 1.005 14.572 6.168 65.227 68.005 64.604 770.550 11
44.996 9.172 1.045 14.304 6.168 65.907 68.005 64.606 776.461 18
59.278 8.455 1.048 14.132 6.168 65.475 68.005 64.656 800.643 25
40.143 9.506 1.048 12.990 6.168 65.853 67.910 64.657 760.351 2 mei
Tabel 1.3
1)
Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenders
(EUR miljoen; rentevoeten in procenten per jaar)
1. Basis-herfinancieringstransacties 2)
Datum Inschrijvingen Toewijzing Vaste-renteten- Variabele-rentetenders
verrekening (bedrag) (bedrag) ders
Vaste rentevoet Minimale Marginale rente- Gewogen Looptijd, dagen
inschrijvings- voet 3) gemiddelde
rente rentevoet
1 2 3 4 5 6 7
3. Overige tendertransacties
Datum Soort transactie Inschrijvin- Toewijzing Vaste- Variabele-rentetenders
verrekening gen (bedrag) (bedrag) rentetenders
Vaste rente- Minimale Marginale Gewogen Looptijd,
voet inschrijvings- rentevoet 3) gemiddelde dagen
rente rentevoet
1 2 3 4 5 6 7 8
2000 5 jan. 4)Aantrekken van
termijndeposito's 14.420 14.420 - - 3,00 3,00 7
21 juni Transactie met wederinkoop 18.845 7.000 - - 4,26 4,28 1
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 30 april Transactie met wederinkoop 105.377 73.000 - 4,75 4,77 4,79 7
12 sept. Transactie met wederinkoop 69.281 69.281 4,25 - - - 1
13 Transactie met wederinkoop 40.495 40.495 4,25 - - - 1
28 nov. Transactie met wederinkoop 73.096 53.000 - 3,25 3,28 3,29 7
2002 4 jan. Transactie met wederinkoop 57.644 25.000 - 3,25 3,30 3,32 3
10 Transactie met wederinkoop 59.377 40.000 - 3,25 3,28 3,30 1
18 dec. Transactie met wederinkoop 28.480 10.000 - 2,75 2,80 2,82 6
Bron: ECB.
1) De opgenomen bedragen kunnen enigszins afwijken van die in Tabel 1.1, kolommen 6 t/m 8, als gevolg van toegewezen maar niet verrekende transacties.
2) Op 8 juni 2000 heeft de ECB aangekondigd dat met ingang van de transactie die op 28 juni 2000 zou worden verrekend, de basis-
herfinancieringstransacties van het Eurosysteem als variabele-rentetenders zouden worden uitgevoerd. De minimale inschrijvingsrente is de mini-
male rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen.
3) Bij liquiditeitsverruimende (-verkrappende) transacties is de marginale rentevoet de laagste (hoogste) rente waartegen middelen worden toegewezen.
4) Deze transactie werd verricht tegen een maximale rente van 3%.
Reservebasis per: Totaal Passiva waarop een reservecoëfficiënt Passiva waarop een reservecoëfficiënt van 0% wordt
van 2% wordt toegepast toegepast
Deposito’s (giraal, Schuldbewijzen met Deposito’s (met vaste Repo’s Schuldbewijzen met
met vaste looptijd of vaste looptijd tot en looptijd of opzegter- vaste looptijd van
opzegtermijn tot en met 2 jaar mijn van meer dan 2 meer dan 2 jaar
met 2 jaar) jaar)
1 2 3 4 5 6
2002 maart 11.031,8 6.178,0 400,6 1.349,9 663,1 2.440,1
april 11.076,4 6.176,1 404,9 1.355,1 699,1 2.441,2
mei 11.111,6 6.150,4 410,5 1.355,8 741,7 2.453,2
juni 11.009,1 6.083,3 407,5 1.355,3 699,2 2.463,9
juli 10.999,6 6.069,3 408,6 1.368,0 691,0 2.462,7
aug. 10.952,0 6.010,3 401,5 1.359,7 703,2 2.477,2
sept. 11.054,3 6.055,4 405,0 1.373,5 747,6 2.472,7
okt. 11.113,6 6.052,0 414,2 1.379,1 790,5 2.477,8
nov. 11.207,0 6.142,9 426,9 1.365,2 784,2 2.487,7
dec. 11.116,8 6.139,9 409,2 1.381,9 725,5 2.460,3
2003 jan. 11.100,8 6.048,5 426,0 1.385,7 773,9 2.466,7
febr. 11.214,2 6.092,6 434,0 1.396,4 808,2 2.483,0
maart(v) 11.211,2 6.116,3 424,7 1.404,0 782,3 2.484,0
Bron: ECB.
1) Passiva ten opzichte van andere reserveplichtige kredietinstellingen, de ECB en de deelnemende nationale centrale banken zijn van de reservebasis uitgesloten.
Indien een kredietinstelling niet kan aantonen welk bedrag aan uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met 2 jaar door bovengenoemde instellingen
wordt aangehouden, mag een bepaald percentage van deze passiva van de reservebasis worden afgetrokken. Tot november 1999 was dit percentage 10% voor de
berekening van de reservebasis, daarna 30%.
2) Aanhoudingsperioden beginnen op de 24ste van de maand en eindigen op de 23ste van de volgende maand; de reserveverplichting wordt berekend op grond van
de reservebasis per de voorafgaande maandultimo.
3) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
2. Aangehouden reserves 1)
(EUR miljard; rente in procenten per jaar)
Aanhoudings- Verplichte reserves 2) Werkelijk aangehouden Overreserves 4) Tekorten 5) Rente op verplichte
periode reserves 3) reserves 6)
eindigend in:
1 2 3 4 5
2002 mei 131,0 131,5 0,5 0,0 3,30
juni 131,0 131,7 0,7 0,0 3,33
juli 130,7 131,3 0,6 0,0 3,32
aug. 129,3 129,7 0,5 0,0 3,29
sept. 129,0 129,5 0,5 0,0 3,28
okt. 127,7 128,2 0,5 0,0 3,28
nov. 128,7 129,2 0,5 0,0 3,28
dec. 128,8 129,4 0,7 0,0 3,06
2003 jan. 130,9 131,4 0,6 0,0 2,87
febr. 130,4 131,0 0,6 0,0 2,78
maart 128,9 129,5 0,6 0,0 2,67
april 130,0 130,5 0,5 0,0 2,53
mei(v) 130,3 . . . .
Bron: ECB.
1) Deze tabel bevat volledige gegevens voor afgesloten aanhoudingsperioden alsmede reserveverplichtingen voor de lopende aanhoudingsperiode.
2) Het bedrag aan reserveverplichtingen wordt voor elke kredietinstelling eerst berekend door op de reserveplichtige passiva de reserveratio voor deze passiva toe te
passen, op basis van de balansgegevens per de ultimo van elke kalendermaand; vervolgens trekt elke kredietinstelling hiervan een vast bedrag van EUR 100.000 af.
De daaruit resulterende reserveverplichtingen worden dan voor het eurogebied geaggregeerd.
3) Totaalbedrag dat gedurende de aanhoudingsperiode gemiddeld per dag door reserveplichtige kredietinstellingen op hun reserverekeningen wordt aangehouden.
4) Gemiddeld bedrag dat gedurende de aanhoudingsperiode door reserveplichtige kredietinstellingen op hun reserverekeningen meer wordt aangehouden dan verplicht,
berekend op basis van die kredietinstellingen welke aan hun reserveverplichting hebben voldaan.
5) Gemiddelde bedragen waarmee de werkelijk aangehouden reserves de reserveverplichting gedurende de aanhoudingsperiode onderschrijden, berekend op basis van
die kredietinstellingen welke niet aan hun reserveverplichting hebben voldaan.
6) Deze rente is gelijk aan het gemiddelde, gedurende de aanhoudingsperiode, van de rente van de ECB (gewogen met het aantal kalenderdagen) op de basis-herfinan-
cieringstransacties van het Eurosysteem (zie Tabel 1.3).
Bron: ECB.
1) De liquiditeitspositie van het bankwezen wordt gedefinieerd als de in euro luidende, door kredietinstellingen in het eurogebied op rekeningen-courant
bij het Eurosysteem aangehouden bedragen. De bedragen worden afgeleid uit de geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem.
2) Met uitzondering van door nationale centrale banken in de tweede fase uitgegeven schuldbewijzen.
3) Overige posten op de geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem.
4) Deze post is gelijk aan het verschil tussen de som van de liquiditeitsverruimende factoren (posten 1 tot en met 5) en de som van de liquiditeitsverkrap-
pende factoren (posten 6 tot en met 10).
5) Berekend als de som van de depositofaciliteit (post 6), bankbiljetten in omloop (post 8) en de rekeningen-courant van kredietinstellingen (post 11).
1. Activa
Totaal
Leningen Aan- Aange- Externe Vaste Overige
1)
aan inge- MFI’s Overheid Overige gehou- MFI’s Overheid Overige houden MFI’s Overige activa1) activa activa
zetenen ingeze- den ingeze- aandelen ingezete-
van het tenen van effecten tenen van en deel- nen van
euro- het euro- m.u.v. het euro- nemin- het euro-
gebied gebied aandelen, gebied gen uit- gebied
uitgege- gegeven
ven door door
ingeze- ingeze-
tenen van tenen van
het euro- het euro-
gebied gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
2000 445,0 427,4 17,1 0,5 97,4 2,5 93,6 1,3 15,3 4,3 11,0 380,7 11,2 56,1 1.005,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 401,7 373,9 27,2 0,6 105,0 2,7 101,2 1,1 14,7 4,6 10,1 396,7 11,3 54,3 983,8
II 426,0 398,2 27,2 0,6 105,8 3,1 101,5 1,2 14,2 4,6 9,6 414,7 11,9 54,5 1.027,2
III 388,2 360,4 27,2 0,6 106,6 3,7 101,9 1,1 13,1 4,8 8,3 397,1 11,9 54,8 971,7
IV 412,7 386,4 25,7 0,6 107,0 3,8 101,8 1,3 13,8 4,6 9,2 399,0 11,9 54,3 998,6
2002 maart 381,3 354,9 25,8 0,6 106,5 4,1 101,0 1,4 13,8 4,7 9,1 414,4 11,9 101,5 1.029,4
april 344,2 317,8 25,8 0,6 107,5 5,0 101,4 1,1 13,5 4,7 8,8 401,2 12,0 103,3 981,7
mei 356,1 329,7 25,7 0,6 107,0 4,9 101,0 1,0 13,3 4,7 8,6 394,4 12,0 105,5 988,3
juni 387,7 361,3 25,7 0,6 107,9 4,9 101,6 1,4 12,9 4,7 8,2 372,7 12,0 108,9 1.001,9
juli 364,0 337,7 25,7 0,6 108,8 5,3 101,9 1,7 12,7 4,7 7,9 377,9 12,1 110,5 986,0
aug. 363,4 337,5 25,3 0,6 110,8 5,4 103,3 2,1 12,8 4,8 8,0 377,9 12,1 110,9 987,9
sept. 365,6 339,6 25,3 0,6 112,5 5,8 104,6 2,2 12,3 4,8 7,5 386,0 12,1 112,5 1.000,9
okt. 370,8 344,8 25,3 0,6 113,5 6,5 106,1 0,9 13,0 4,9 8,1 379,9 12,1 115,1 1.004,5
nov. 377,3 351,3 25,3 0,6 115,0 7,0 107,1 0,9 13,6 5,0 8,6 378,9 9,8 119,2 1.013,8
dec. 416,1 391,3 24,2 0,6 94,5 7,6 86,0 0,8 13,3 5,1 8,2 374,6 12,1 125,1 1.035,7
2003 jan. 412,3 387,5 24,2 0,6 96,8 8,6 87,4 0,8 12,8 4,9 7,9 373,4 12,2 109,8 1.017,9
febr. 410,2 385,4 24,1 0,6 100,7 9,1 90,8 0,8 12,7 5,0 7,8 363,4 12,0 121,1 1.020,6
maart(v) 411,8 387,0 24,1 0,6 105,2 9,5 94,8 0,8 12,5 5,2 7,3 349,7 11,9 123,5 1.015,1
2. Passiva
Totaal
Chartale geld- Deposito’s van Uitgegeven Kapitaal en Externe Overige
omloop ingezetenen MFI’s 1) Centrale over- Overige over- schuld- reserves passiva1) passiva
van het euro- heid heid/ overige bewijzen 2)
gebied ingezetenen
van het euro-
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2000 390,2 327,3 270,4 47,1 9,8 3,8 197,5 29,9 57,0 1.005,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 370,5 312,6 253,4 46,8 12,4 5,5 204,6 26,8 63,8 983,8
II 368,8 342,2 274,1 51,8 16,3 5,6 223,7 32,6 54,2 1.027,2
III 346,1 323,6 269,4 37,6 16,6 5,5 209,2 30,0 57,3 971,7
IV 285,9 391,9 342,4 35,1 14,4 4,6 209,8 35,6 70,8 998,6
2002 maart 309,2 355,1 282,4 56,3 16,4 4,6 217,8 36,9 105,9 1.029,4
april 311,3 323,5 254,8 50,8 17,9 4,6 212,7 32,4 97,2 981,7
mei 319,6 326,6 268,4 40,7 17,4 4,6 207,9 31,6 98,0 988,3
juni 329,4 354,3 285,2 51,5 17,5 4,6 182,3 31,0 100,5 1.001,9
juli 340,1 316,0 247,4 52,9 15,6 4,6 183,7 35,1 106,6 986,0
aug. 342,3 318,7 255,8 47,3 15,6 4,6 186,4 31,0 104,9 987,9
sept. 347,0 317,6 258,9 41,7 17,0 4,6 190,2 32,5 109,1 1.000,9
okt. 355,3 313,5 254,4 40,8 18,3 4,6 187,9 31,4 111,9 1.004,5
nov. 360,8 319,3 255,2 46,2 17,9 3,6 185,7 31,5 112,9 1.013,8
dec. 393,0 328,4 283,3 29,5 15,6 3,6 156,2 32,9 121,7 1.035,7
2003 jan. 352,1 348,3 284,1 49,3 15,0 3,6 154,5 30,2 129,1 1.017,9
febr. 358,1 346,0 276,9 54,2 14,9 2,8 159,5 28,6 125,5 1.020,6
maart(v) 365,4 345,8 279,0 50,7 16,2 2,7 149,2 28,7 123,2 1.015,1
Bron: ECB.
1) Sinds eind november 2000 worden tegoeden met betrekking tot het TARGET-systeem op dagbasis gesaldeerd door schuldvernieuwing. Dit betekent
dat de bilaterale posities van iedere nationale centrale bank bij de ECB en andere nationale centrale banken vervangen zijn door één enkele bilate-
rale positie bij de ECB. De bruto posities met betrekking tot het TARGET-systeem per de maandultimo’s in 1999 en 2000 (januari tot en met oktober)
zijn vermeld in de overeenkomstige voetnoot in de Maandberichten van februari 2000 en december 2000.
2) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
1. Activa
Totaal
Lenin- Aan- Aan- Aan- Externe Vaste Overige
gen aan MFI’s Over- Overige gehou- MFI’s Over- Overige delen/ gehou- MFI’s Overige activa activa activa
ingeze- heid ingeze- den heid ingeze- partici- den aan- ingeze-
tenen tenen effecten tenen paties in delen en tenen
van het van het m.u.v. van het geld- deelne- van het
euro- euro- aande- euro- markt- mingen euro-
gebied gebied len, uit- gebied fondsen uitgege- gebied
gegeven ven door
door ingezete-
ingezete- nen van
nen van het euro-
het euro- gebied
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2000 10.419,8 3.510,4 817,8 6.091,5 2.311,5 1.051,4 995,9 264,2 23,3 750,9 240,2 510,8 2.026,2 158,7 1.015,2 16.705,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 10.814,0 3.715,6 824,4 6.274,0 2.454,0 1.100,6 1.066,2 287,1 25,6 812,3 255,3 557,0 2.242,1 160,8 1.097,2 17.606,0
II 10.894,4 3.698,3 808,5 6.387,6 2.529,2 1.123,3 1.104,9 300,9 32,9 799,3 251,3 548,0 2.290,1 163,5 1.128,3 17.837,7
III 10.953,2 3.729,3 802,6 6.421,3 2.543,2 1.123,5 1.093,3 326,4 36,1 771,6 245,1 526,4 2.300,6 165,7 1.115,8 17.886,2
IV 11.134,7 3.794,0 822,0 6.518,7 2.535,9 1.122,9 1.077,4 335,6 38,5 810,8 251,9 559,0 2.408,8 168,1 1.129,5 18.226,3
2002 maart 11.210,8 3.778,4 826,8 6.605,5 2.646,9 1.173,5 1.128,1 345,3 46,6 811,4 260,0 551,4 2.430,8 164,5 1.031,1 18.342,2
april 11.264,9 3.817,7 806,7 6.640,6 2.653,2 1.183,6 1.127,8 341,8 47,5 825,4 267,5 557,9 2.425,3 164,2 1.011,2 18.391,8
mei 11.329,0 3.866,4 803,4 6.659,1 2.673,9 1.188,7 1.141,2 343,9 50,8 826,0 265,7 560,3 2.451,4 164,4 984,6 18.480,1
juni 11.334,7 3.839,8 804,4 6.690,5 2.675,0 1.195,9 1.137,5 341,7 58,3 819,0 263,4 555,6 2.358,6 164,3 1.002,3 18.412,2
juli 11.339,5 3.844,7 802,8 6.691,9 2.671,9 1.192,8 1.135,5 343,6 60,5 808,1 266,9 541,2 2.378,8 164,6 1.025,6 18.449,0
aug. 11.321,2 3.836,8 792,7 6.691,7 2.657,6 1.187,0 1.131,7 338,9 60,9 816,7 265,5 551,1 2.367,3 165,6 1.011,0 18.400,2
sept. 11.406,6 3.885,0 795,5 6.726,1 2.687,2 1.190,0 1.148,6 348,6 62,1 805,1 263,6 541,5 2.427,5 166,2 1.057,9 18.612,6
okt. 11.463,5 3.926,4 795,1 6.742,0 2.680,0 1.185,5 1.142,3 352,2 63,7 819,5 266,0 553,5 2.483,6 167,1 1.021,1 18.698,6
nov. 11.592,2 4.034,5 803,9 6.753,9 2.706,7 1.203,5 1.147,3 355,8 65,6 822,9 264,7 558,2 2.558,2 167,1 1.055,3 18.968,1
dec. 11.610,1 4.020,8 812,0 6.777,4 2.672,9 1.171,9 1.134,2 366,9 62,9 827,9 257,5 570,4 2.463,6 168,1 1.057,1 18.862,6
2003 jan. 11.658,6 4.051,9 803,4 6.803,3 2.782,4 1.220,5 1.187,3 374,5 65,5 814,6 254,6 559,9 2.475,9 164,3 1.024,9 18.986,5
febr. 11.733,1 4.102,7 803,8 6.826,6 2.817,4 1.229,6 1.206,9 380,9 66,8 812,1 254,5 557,5 2.544,3 163,2 1.047,9 19.185,0
maart(v) 11.724,1 4.068,6 805,2 6.850,2 2.832,4 1.236,9 1.212,9 382,6 67,2 815,9 257,5 558,4 2.534,8 161,0 1.046,0 19.181,5
2. Passiva
Totaal
Chartale Depo- Aan- Uitge- Kapitaal Externe Overige
geld- sito’s van MFI’s Centrale Overige delen/ geven en reser- passiva passiva
omloop ingeze- overheid overheid/ Giraal Met vaste Met Repo’s partici- schuld- ves
tenen van overige looptijd opzeg- paties in bewijzen
1) 2)
het euro- ingeze- termijn geld-
gebied tenen van markt-
het euro- fondsen
1)
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
2000 0,0 9.057,1 3.679,3 117,4 5.260,5 1.648,9 2.159,8 1.276,9 174,9 323,3 2.712,9 940,5 2.299,5 1.372,2 16.705,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 0,0 9.325,3 3.814,5 103,6 5.407,2 1.624,0 2.237,8 1.322,8 222,6 369,2 2.817,4 982,4 2.638,7 1.473,1 17.606,0
II 0,0 9.424,1 3.805,6 113,7 5.504,8 1.715,9 2.236,6 1.330,8 221,5 390,2 2.861,3 998,1 2.713,8 1.450,1 17.837,7
III 0,0 9.484,8 3.839,0 110,2 5.535,5 1.733,7 2.233,5 1.342,6 225,7 417,3 2.875,5 1.011,1 2.613,4 1.484,1 17.886,2
IV 0,0 9.696,6 3.829,6 103,9 5.763,1 1.882,1 2.257,5 1.405,0 218,5 436,5 2.882,9 1.041,9 2.687,4 1.480,9 18.226,3
2002 maart 0,0 9.695,4 3.852,1 101,2 5.742,1 1.823,1 2.266,3 1.423,0 229,6 477,9 2.966,1 1.057,6 2.754,4 1.390,7 18.342,2
april 0,0 9.742,5 3.871,8 106,7 5.763,9 1.852,1 2.269,0 1.414,7 228,1 485,0 2.969,4 1.064,1 2.741,5 1.389,4 18.391,8
mei 0,0 9.810,7 3.920,5 108,3 5.781,9 1.852,8 2.278,8 1.415,5 234,8 493,4 2.994,0 1.071,3 2.723,4 1.387,2 18.480,1
juni 0,0 9.836,4 3.926,6 103,5 5.806,3 1.898,8 2.256,3 1.421,7 229,6 497,5 2.984,6 1.071,6 2.589,0 1.433,2 18.412,2
juli 0,0 9.818,1 3.932,1 99,0 5.787,1 1.870,1 2.263,8 1.424,3 228,8 510,7 2.989,6 1.081,4 2.613,1 1.436,1 18.449,0
aug. 0,0 9.779,9 3.918,3 93,6 5.768,0 1.836,2 2.265,4 1.429,8 236,5 524,3 3.002,0 1.088,2 2.585,3 1.420,5 18.400,2
sept. 0,0 9.870,6 3.960,8 104,6 5.805,2 1.891,3 2.242,8 1.432,8 238,3 522,5 3.004,3 1.094,1 2.642,2 1.478,9 18.612,6
okt. 0,0 9.942,0 4.020,2 111,0 5.810,8 1.873,5 2.263,8 1.438,1 235,6 526,4 3.010,3 1.097,0 2.666,6 1.456,3 18.698,6
nov. 0,0 10.091,7 4.126,6 101,3 5.863,8 1.925,7 2.259,8 1.448,7 229,6 542,8 3.038,6 1.100,1 2.706,3 1.488,6 18.968,1
dec. 0,0 10.190,5 4.133,0 106,9 5.950,6 1.985,1 2.261,3 1.477,8 226,4 532,9 2.990,4 1.102,0 2.596,5 1.450,4 18.862,6
2003 jan. 0,0 10.197,6 4.159,5 105,8 5.932,3 1.935,2 2.263,5 1.500,6 233,0 600,3 3.012,8 1.106,9 2.635,7 1.433,3 18.986,5
febr. 0,0 10.292,8 4.214,7 121,7 5.956,5 1.932,9 2.275,7 1.514,0 233,9 613,8 3.033,3 1.104,3 2.689,1 1.451,7 19.185,0
maart(v) 0,0 10.295,1 4.184,4 119,3 5.991,3 1.968,6 2.275,2 1.524,3 223,3 617,6 3.041,8 1.110,3 2.666,7 1.450,0 19.181,5
Bron: ECB.
1) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
2) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen zijn begrepen in
de externe passiva.
1. Activa: standen
Totaal
Leningen Aangehou- Aangehou- Externe Vaste activa Overige
aan ingezete- den effecten den aandelen activa3) activa
nen van het Overheid Overige m.u.v. aande- Overheid Overige en deelne-
eurogebied ingezetenen len, uitgege- ingezetenen mingen uit-
van het euro- ven door van het euro- gegeven
gebied2) ingezetenen gebied door overige
van het euro- ingezetenen
gebied2) van het euro-
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
2001 sept. 7.251,7 829,8 6.421,9 1.522,6 1.195,2 327,4 534,7 2.697,8 177,6 1.134,1 13.318,6
okt. 7.278,8 827,2 6.451,6 1.516,6 1.186,8 329,9 543,7 2.742,5 178,3 1.164,2 13.424,2
nov. 7.345,2 843,3 6.501,9 1.524,1 1.191,0 333,1 544,6 2.827,6 179,1 1.153,9 13.574,5
dec. 7.367,0 847,7 6.519,3 1.516,1 1.179,2 336,9 568,1 2.807,8 180,0 1.137,6 13.576,7
2002 jan. 7.379,2 844,8 6.534,4 1.548,3 1.206,3 341,9 568,1 2.829,6 177,5 1.164,8 13.667,3
febr. 7.396,2 847,5 6.548,7 1.557,7 1.207,8 349,9 566,7 2.833,2 176,6 1.126,8 13.657,2
maart 7.458,8 852,6 6.606,1 1.575,7 1.229,1 346,6 560,5 2.845,2 176,4 1.077,8 13.694,4
april 7.473,6 832,4 6.641,2 1.572,2 1.229,3 342,9 566,8 2.826,5 176,2 1.065,0 13.680,2
mei 7.488,9 829,2 6.659,7 1.587,2 1.242,3 345,0 568,9 2.845,8 176,4 1.044,4 13.711,6
juni 7.521,2 830,1 6.691,1 1.582,0 1.239,0 343,0 563,9 2.731,2 176,2 1.067,7 13.642,2
juli 7.521,1 828,5 6.692,6 1.582,7 1.237,4 345,3 549,1 2.756,7 176,7 1.092,7 13.679,1
aug. 7.510,4 818,0 6.692,3 1.576,0 1.235,0 341,0 559,1 2.745,3 177,7 1.080,7 13.649,2
sept. 7.547,5 820,8 6.726,8 1.603,9 1.253,2 350,8 549,1 2.813,5 178,3 1.130,0 13.822,3
okt. 7.563,1 820,4 6.742,7 1.601,6 1.248,5 353,1 561,5 2.863,5 179,3 1.094,8 13.863,8
nov. 7.583,7 829,2 6.754,5 1.611,1 1.254,4 356,7 566,8 2.937,1 177,0 1.135,1 14.010,7
dec. 7.614,2 836,2 6.778,0 1.587,9 1.220,2 367,7 578,6 2.838,2 180,2 1.130,5 13.929,7
2003 jan. 7.631,6 827,6 6.803,9 1.650,0 1.274,7 375,3 567,9 2.849,3 176,6 1.094,7 13.970,7
febr. 7.655,2 828,0 6.827,2 1.679,4 1.297,7 381,7 565,3 2.907,8 175,1 1.130,3 14.113,7
maart(v) 7.680,2 829,3 6.850,9 1.691,2 1.307,8 383,4 565,7 2.884,6 172,9 1.131,3 14.126,5
2. Passiva: standen
Totaal
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
2001 sept. 309,6 147,8 5.552,2 1.749,9 2.233,9 1.342,6 225,7 381,2 1.753,9 970,4 2.643,4 1.541,4 18,7 13.318,6
okt. 295,5 153,3 5.574,8 1.750,3 2.237,6 1.351,9 235,1 392,3 1.767,9 981,1 2.665,2 1.588,7 5,5 13.424,2
nov. 279,7 150,2 5.628,1 1.798,1 2.239,2 1.365,0 225,9 400,8 1.760,3 982,6 2.729,9 1.632,4 10,4 13.574,5
dec. 239,7 139,0 5.777,6 1.896,2 2.257,9 1.405,0 218,5 398,0 1.760,8 995,2 2.723,0 1.551,8 -8,5 13.576,7
2002 jan. 246,5 148,9 5.736,9 1.847,8 2.254,1 1.418,8 216,2 416,6 1.775,9 1.007,5 2.759,4 1.573,6 2,0 13.667,3
febr. 240,3 155,7 5.736,7 1.843,3 2.251,4 1.420,9 221,1 427,0 1.778,2 1.011,5 2.768,0 1.538,8 1,1 13.657,2
maart 254,3 157,5 5.758,5 1.839,1 2.266,7 1.423,0 229,6 431,2 1.793,1 1.010,7 2.791,3 1.496,6 1,3 13.694,4
april 261,7 157,5 5.781,8 1.869,7 2.269,3 1.414,7 228,1 437,5 1.785,5 1.004,6 2.774,0 1.486,6 -8,9 13.680,2
mei 273,9 149,0 5.799,3 1.869,8 2.279,1 1.415,5 234,8 442,6 1.805,0 1.008,8 2.755,1 1.485,2 -7,3 13.711,6
juni 285,8 155,0 5.823,9 1.916,0 2.256,6 1.421,7 229,6 439,2 1.788,3 985,8 2.619,9 1.533,6 10,7 13.642,2
juli 296,8 151,9 5.802,6 1.885,4 2.264,1 1.424,3 228,8 450,3 1.796,1 993,4 2.648,1 1.542,7 -2,9 13.679,1
aug. 301,2 141,0 5.783,6 1.851,6 2.265,7 1.429,8 236,5 463,4 1.814,3 1.004,3 2.616,3 1.525,4 -0,2 13.649,2
sept. 306,7 146,3 5.822,2 1.908,0 2.243,1 1.432,8 238,3 460,4 1.813,0 1.015,9 2.674,8 1.588,0 -5,0 13.822,3
okt. 313,9 151,8 5.829,1 1.891,4 2.264,1 1.438,1 235,6 462,7 1.822,9 1.013,9 2.698,0 1.568,2 3,3 13.863,8
nov. 321,4 147,5 5.881,6 1.943,2 2.260,1 1.448,7 229,6 477,1 1.831,7 1.016,0 2.737,8 1.601,5 -4,0 14.010,7
dec. 341,3 136,4 5.966,1 2.000,3 2.261,6 1.477,8 226,4 470,1 1.814,5 995,6 2.629,3 1.572,1 4,3 13.929,7
2003 jan. 312,1 155,1 5.947,2 1.949,8 2.263,8 1.500,6 233,0 534,7 1.787,2 1.001,8 2.665,9 1.562,5 4,2 13.970,7
febr. 319,4 175,9 5.971,4 1.947,4 2.276,0 1.514,0 233,9 547,0 1.797,3 1.004,3 2.717,7 1.577,2 3,5 14.113,7
maart(v) 327,2 170,0 6.007,5 1.984,5 2.275,5 1.524,3 223,3 550,4 1.798,1 996,8 2.695,4 1.573,2 7,7 14.126,5
Bron: ECB.
1) Berekend uit de verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoersmutaties en
overige niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
2) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
3) Zie voetnoot 1 bij Tabel 2.1.
4) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen zijn begrepen in
de externe passiva.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
2001 okt. 25,7 -2,7 28,4 -7,0 -9,6 2,6 5,7 43,7 0,7 30,1 99,0
nov. 65,7 16,0 49,7 9,9 7,9 2,1 -3,2 66,0 1,1 5,9 145,6
dec. 25,5 3,7 21,8 -8,4 -10,3 2,0 22,1 -26,2 1,1 -17,1 -3,0
2002 jan. 9,5 -3,1 12,6 27,1 21,9 5,2 -0,3 -0,1 -2,5 26,6 60,2
febr. 19,0 2,7 16,2 9,2 1,2 8,0 0,6 0,3 -0,9 -39,3 -11,1
maart 64,2 5,2 59,0 14,1 16,9 -2,9 -7,6 19,9 0,0 -48,1 42,4
april 21,7 -20,0 41,7 -1,9 1,5 -3,3 6,3 18,0 -0,2 -13,1 30,8
mei 25,4 -2,8 28,2 12,7 9,7 3,0 0,9 73,9 0,2 -20,8 92,3
juni 40,7 1,4 39,3 -3,0 -1,3 -1,7 -5,1 -26,8 -0,2 23,7 29,2
juli -4,7 -1,8 -2,9 -2,5 -2,0 -0,5 -11,7 -2,4 0,5 23,9 3,1
aug. -10,6 -10,9 0,3 -5,7 -3,1 -2,6 9,4 -10,5 1,0 -12,1 -28,6
sept. 38,3 2,8 35,4 20,8 11,5 9,3 -4,4 65,5 0,6 47,8 168,5
okt. 18,2 -0,4 18,6 -0,4 -2,6 2,2 10,2 55,0 0,9 -35,8 48,1
nov. 28,4 9,0 19,4 9,7 6,1 3,6 3,2 84,8 -2,3 39,6 163,3
dec. 44,9 7,4 37,5 -4,4 -14,9 10,6 10,7 -35,2 1,7 -15,9 2,0
2003 jan. 28,2 0,6 27,5 23,9 19,9 4,0 -6,2 17,3 -2,4 -21,8 39,4
febr. 24,1 -1,4 25,5 24,5 17,8 6,7 -1,5 68,6 -1,5 34,9 149,2
maart(v) 28,8 1,5 27,3 14,4 12,4 2,1 1,9 -6,2 -0,2 -5,2 33,5
4. Passiva: stromen 1)
Totaal
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
2001 okt. -14,2 5,4 22,6 0,9 3,0 9,2 9,5 11,5 13,1 7,9 18,7 45,7 -11,8 99,0
nov. -15,7 -3,0 51,4 47,2 0,3 13,1 -9,2 9,7 24,1 2,9 38,8 32,9 4,6 145,6
dec. -40,0 -11,2 149,3 98,4 18,4 40,0 -7,4 -1,3 -0,5 13,6 -17,3 -76,2 -19,5 -3,0
2002 jan. 6,8 10,4 -42,5 -49,5 -3,1 12,4 -2,3 19,5 10,6 14,2 14,1 15,6 11,3 60,2
febr. -6,2 6,9 0,2 -4,3 -2,5 2,1 4,9 10,4 4,8 -0,8 11,3 -36,9 -0,7 -11,1
maart 14,0 1,7 22,8 -3,8 16,1 2,2 8,4 3,3 18,4 2,7 25,5 -55,2 9,3 42,4
april 7,4 0,0 27,6 32,1 5,2 -8,2 -1,5 7,9 -2,1 -5,2 20,6 -15,9 -9,6 30,8
mei 12,2 -8,5 24,6 2,4 14,4 1,1 6,7 4,0 29,2 3,7 34,9 -9,3 1,5 92,3
juni 12,0 6,0 31,1 48,2 -17,3 6,4 -6,1 -7,2 0,6 -17,1 -67,8 56,1 15,6 29,2
juli 11,0 -3,1 -24,5 -31,8 5,4 2,5 -0,7 12,0 5,4 9,6 -5,1 11,3 -13,5 3,1
aug. 4,4 -11,0 -4,7 -33,6 15,7 5,5 7,7 12,3 4,0 9,0 -24,8 -20,5 2,8 -28,6
sept. 5,6 1,6 39,5 56,4 -22,3 3,0 2,4 -2,7 15,8 9,3 47,4 53,9 -1,9 168,5
okt. 7,2 5,5 7,8 -16,4 21,7 5,3 -2,8 2,1 11,4 -0,1 25,6 -20,8 9,4 48,1
nov. 7,5 -4,3 55,6 52,9 -3,7 10,6 -4,4 14,7 14,9 2,7 49,6 29,2 -6,5 163,3
dec. 19,9 -11,0 80,8 49,1 5,5 29,4 -3,2 -6,6 -14,2 -3,1 -53,0 -19,0 8,3 2,0
2003 jan. -7,6 15,6 -12,1 -49,0 -1,3 23,0 15,1 19,6 9,9 7,4 11,4 -8,2 3,5 39,4
febr. 7,3 18,3 24,3 -2,4 12,4 13,4 0,9 12,1 10,8 5,3 56,7 12,5 1,9 149,2
maart(v) 7,8 -5,9 37,9 37,7 0,5 10,3 -10,6 4,2 1,7 -1,7 -13,6 -1,1 4,1 33,5
M2
Totaal Index
M1 Deposito’s met Deposito’s met december
vaste looptijd tot opzegtermijn 2001=1003)
Totaal Index en met 2 jaar tot en met
december 3 maanden
Chartale Girale deposito’s 2001=1003)
geldomloop
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 sept. 309,6 1.815,1 2.124,7 96,23 1.070,9 1.299,7 4.495,3 96,40
okt. 295,5 1.816,1 2.111,6 95,66 1.074,7 1.311,6 4.497,9 96,46
nov. 279,7 1.864,6 2.144,3 97,11 1.077,6 1.326,4 4.548,2 97,50
dec. 239,7 1.968,2 2.207,9 100,00 1.088,8 1.367,9 4.664,6 100,00
2002 jan. 246,5 1.921,9 2.168,4 98,16 1.080,9 1.390,4 4.639,7 99,44
febr. 240,3 1.917,1 2.157,4 97,67 1.076,7 1.394,5 4.628,7 99,21
maart 254,3 1.914,2 2.168,5 98,19 1.088,5 1.397,9 4.654,8 99,79
april 261,7 1.945,5 2.207,2 100,01 1.092,0 1.391,9 4.691,2 100,65
mei 273,9 1.945,4 2.219,3 100,66 1.099,6 1.394,0 4.712,8 101,24
juni 285,8 1.992,1 2.277,9 103,41 1.074,8 1.400,0 4.752,8 102,23
juli 296,8 1.959,3 2.256,1 102,37 1.083,7 1.403,0 4.742,8 101,89
aug. 301,2 1.927,4 2.228,6 101,13 1.096,8 1.408,9 4.734,3 101,72
sept. 306,7 1.984,3 2.291,0 103,96 1.073,6 1.411,1 4.775,7 102,61
okt. 313,9 1.968,3 2.282,2 103,57 1.093,6 1.417,7 4.793,5 103,00
nov. 321,4 2.020,9 2.342,3 106,35 1.086,2 1.428,8 4.857,3 104,40
dec. 341,3 2.083,2 2.424,5 109,71 1.075,1 1.458,9 4.958,5 106,47
2003 jan. 312,1 2.030,6 2.342,7 107,06 1.076,6 1.485,9 4.905,2 105,86
febr. 319,4 2.029,0 2.348,4 107,32 1.079,0 1.501,4 4.928,8 106,37
maart(v) 327,2 2.067,0 2.394,2 109,45 1.072,0 1.513,1 4.979,4 107,49
M2
Totaal Mutaties
M1 Deposito’s met Deposito’s met in procenten
vaste looptijd tot opzegtermijn tot per jaar3)
Mutaties en met 2 jaar en met 3 maan-
Totaal den
in procenten
Chartale Girale deposito’s per jaar3)
geldomloop
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 okt. -14,2 1,6 -12,6 5,0 3,3 11,8 2,6 5,4
nov. -15,7 47,8 32,0 5,5 1,9 14,8 48,7 5,9
dec. -40,0 103,8 63,8 5,1 11,1 41,5 116,4 6,1
2002 jan. 6,8 -47,3 -40,6 6,7 -6,7 21,1 -26,2 6,7
febr. -6,2 -4,6 -10,8 6,3 -4,0 4,1 -10,7 6,3
maart 14,0 -2,6 11,4 6,3 12,3 3,4 27,1 6,4
april 7,4 32,8 40,2 6,6 5,4 -5,8 39,8 6,4
mei 12,2 2,1 14,3 6,4 10,9 2,3 27,5 6,7
juni 12,0 48,6 60,6 7,3 -20,6 6,3 46,3 6,6
juli 11,0 -33,8 -22,9 7,3 4,2 2,8 -15,9 6,4
aug. 4,4 -31,7 -27,3 8,0 13,5 6,0 -7,9 6,6
sept. 5,6 56,9 62,4 8,0 -23,3 2,2 41,3 6,4
okt. 7,2 -15,8 -8,6 8,3 20,4 6,7 18,5 6,8
nov. 7,5 53,8 61,2 9,5 -7,3 11,1 65,0 7,1
dec. 19,9 54,2 74,1 9,7 -8,0 30,3 96,4 6,5
2003 jan. -7,6 -51,0 -58,6 9,1 2,6 27,2 -28,8 6,5
febr. 7,3 -1,6 5,7 9,9 2,5 15,5 23,7 7,2
maart(v) 7,8 38,7 46,5 11,5 -6,2 11,8 52,1 7,7
Bron: ECB.
1) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van niet tot de
MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid.
2) In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en
schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen.
9 10 11 12 13
225,7 381,2 147,6 5.249,9 96,71 2001 sept.
235,1 392,3 149,5 5.274,7 97,16 okt.
225,9 400,8 152,2 5.327,1 98,16 nov.
218,5 398,0 145,9 5.427,0 100,00 dec.
216,2 416,6 141,8 5.414,4 99,83 2002 jan.
221,1 427,0 138,8 5.415,5 99,84 febr.
229,6 431,2 137,2 5.453,0 100,56 maart
228,1 437,5 134,7 5.491,5 101,35 april
234,8 442,6 144,0 5.534,2 102,23 mei
229,6 439,2 132,9 5.554,4 102,70 juni
228,8 450,3 125,5 5.547,4 102,45 juli
236,5 463,4 126,5 5.560,8 102,70 aug.
238,3 460,4 131,3 5.605,7 103,52 sept.
235,6 462,7 133,6 5.625,4 103,89 okt.
229,6 477,1 131,2 5.695,3 105,24 nov.
226,4 470,1 128,3 5.783,3 106,77 dec.
233,0 534,7 107,0 5.780,0 106,96 2003 jan.
233,9 547,0 107,9 5.817,6 107,65 febr.
223,3 550,4 101,1 5.854,1 108,35 maart(v)
M3 2)
Repo’s Aandelen/ participaties in Schuldbewijzen met Totaal Mutaties in procenten
geldmarktfondsen looptijd tot en met per jaar3)
2 jaar 5)
9 10 11 12 13
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoers-
mutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
5) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
M2
Totaal Index 4)
M2
Totaal Mutatie in Mutatie in
M1 Overige kortlopende deposito’s 5) procenten procenten
per per jaar 4)
Totaal Mutatie in Mutatie in Totaal Mutatie in Mutatie in maand 4)
procenten procenten procenten procenten
Chartale geld- Girale per per jaar 4) per per jaar 4)
omloop deposito’s maand 4) maand 4)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
2001 okt. -11,8 22,9 11,1 0,5 5,1 12,9 0,5 5,7 24,0 0,5 5,4
nov. -17,4 27,8 10,3 0,5 5,9 13,8 0,6 5,9 24,1 0,5 5,9
dec. -46,4 47,7 1,3 0,1 5,4 26,5 1,1 7,2 27,8 0,6 6,4
2002 jan. 18,4 5,7 24,1 1,1 6,6 4,8 0,2 6,9 28,8 0,6 6,8
febr. -6,9 8,0 1,0 0,0 6,1 -3,0 -0,1 6,5 -2,0 0,0 6,3
maart 9,3 -10,2 -0,9 0,0 6,0 22,8 0,9 6,5 21,9 0,5 6,3
april 9,3 19,0 28,3 1,3 6,7 7,6 0,3 6,2 35,9 0,8 6,4
mei 9,1 8,4 17,5 0,8 6,8 7,3 0,3 6,6 24,7 0,5 6,7
juni 9,3 4,8 14,1 0,6 6,9 9,8 0,4 6,0 23,9 0,5 6,4
juli 10,5 10,1 20,5 0,9 7,6 5,8 0,2 5,5 26,3 0,6 6,5
aug. 6,8 11,8 18,6 0,8 7,7 6,6 0,3 5,4 25,2 0,5 6,5
sept. 8,4 17,5 25,9 1,1 8,1 7,7 0,3 5,1 33,7 0,7 6,5
okt. 8,2 7,6 15,8 0,7 8,3 21,1 0,8 5,4 37,0 0,8 6,8
nov. 6,2 22,9 29,1 1,3 9,1 1,0 0,0 4,9 30,2 0,6 6,9
dec. 10,9 6,7 17,6 0,8 9,9 -1,9 -0,1 3,7 15,6 0,3 6,6
2003 jan. 6,5 11,2 17,7 0,7 9,5 12,2 0,5 4,0 29,8 0,6 6,5
febr. 6,4 13,5 19,9 0,8 10,3 13,6 0,5 4,7 33,6 0,7 7,3
maart(v) 8,7 18,9 27,5 1,2 11,6 21,2 0,8 4,5 48,7 1,0 7,9
Bron: ECB.
1) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van niet tot de MFI-
sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid.
2) In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuld-
bewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen.
3) Leningen, en andere componenten van de kredietverlening, worden niet voor seizoen gecorrrigeerd getoond op bladzijde 20*.
4) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
9 10 11 12 13 14
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
21,1 2,8 19,4 45,1 0,9 7,3 7,2 33,0 0,5 6,5 2001 okt.
4,1 0,5 19,4 28,2 0,5 7,7 7,6 44,1 0,7 6,6 nov.
5,0 0,6 17,6 32,8 0,6 7,9 7,8 6,0 0,1 6,1 dec.
-5,8 -0,7 13,9 23,1 0,4 7,7 7,6 18,7 0,3 5,7 2002 jan.
1,6 0,2 13,5 -0,3 0,0 7,3 7,4 26,2 0,4 5,6 febr.
4,1 0,5 12,8 26,0 0,5 7,2 7,2 38,7 0,6 5,5 maart
3,7 0,5 12,6 39,6 0,7 7,3 7,3 36,0 0,5 5,5 april
12,4 1,6 12,9 37,1 0,7 7,6 7,3 46,4 0,7 5,8 mei
0,2 0,0 10,8 24,1 0,4 7,1 7,2 6,9 0,1 5,4 juni
7,3 0,9 10,1 33,6 0,6 7,0 7,0 15,3 0,2 5,1 juli
13,3 1,6 9,8 38,5 0,7 7,0 7,0 38,4 0,6 5,4 aug.
14,1 1,7 10,7 47,7 0,9 7,1 7,0 19,9 0,3 5,1 sept.
0,2 0,0 7,7 37,1 0,7 6,9 7,0 22,6 0,3 4,9 okt.
7,0 0,8 8,1 37,1 0,7 7,0 6,9 14,7 0,2 4,5 nov.
9,2 1,1 8,6 24,9 0,4 6,9 7,0 24,6 0,4 4,7 dec.
13,5 1,6 11,1 43,4 0,8 7,2 7,3 32,1 0,5 4,9 2003 jan.
3,8 0,4 11,3 37,4 0,6 7,9 7,7 34,9 0,5 5,1 febr.
-22,6 -2,6 7,9 26,0 0,4 7,9 . 4,8 0,1 4,5 maart(v)
5) Overige kortlopende deposito’s omvatten deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar en deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden.
6) Verhandelbare instrumenten omvatten repo’s, aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met twee
jaar.
7) Berekend op basis van verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoersmutaties en
andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2001 sept. 1.163,0 118,6 1.604,7 970,4 2.025,0 7.284,1 6.421,9 98,47 54,3 177,6
okt. 1.162,9 116,9 1.617,0 981,1 2.014,0 7.325,2 6.451,6 98,90 77,3 178,3
nov. 1.161,6 115,8 1.606,6 982,6 2.034,3 7.379,6 6.501,9 99,67 97,7 179,1
dec. 1.169,1 115,8 1.613,6 995,2 2.026,9 7.424,4 6.519,3 100,00 84,7 180,0
2002 jan. 1.173,2 112,3 1.632,9 1.007,5 2.051,1 7.444,4 6.534,4 100,19 70,1 177,5
febr. 1.174,7 111,2 1.638,8 1.011,5 2.055,3 7.465,4 6.548,7 100,44 65,2 176,6
maart 1.178,2 109,9 1.655,8 1.010,7 2.081,7 7.513,2 6.606,1 101,35 54,0 176,4
april 1.177,3 108,0 1.650,2 1.004,6 2.061,7 7.550,9 6.641,2 101,99 52,5 176,2
mei 1.179,6 106,8 1.660,6 1.008,8 2.071,5 7.573,6 6.659,7 102,42 90,8 176,4
juni 1.181,7 106,6 1.655,2 985,8 2.069,1 7.598,0 6.691,1 103,02 111,3 176,2
juli 1.180,4 106,6 1.670,1 993,4 2.065,9 7.587,0 6.692,6 102,98 108,5 176,7
aug. 1.168,9 106,8 1.687,0 1.004,3 2.053,0 7.592,5 6.692,3 102,98 129,0 177,7
sept. 1.169,5 107,2 1.680,8 1.015,9 2.073,9 7.626,6 6.726,8 103,53 138,7 178,3
okt. 1.170,5 106,2 1.688,7 1.013,9 2.068,8 7.657,3 6.742,7 103,81 165,5 179,3
nov. 1.174,0 105,7 1.698,9 1.016,0 2.083,6 7.678,0 6.754,5 104,11 199,2 177,0
dec. 1.186,4 105,8 1.685,0 995,6 2.056,4 7.724,4 6.778,0 104,69 208,9 180,2
2003 jan. 1.187,2 106,3 1.679,4 1.001,8 2.102,4 7.747,1 6.803,9 105,12 183,5 176,6
febr. 1.197,0 105,0 1.688,9 1.004,3 2.125,7 7.774,2 6.827,2 105,51 190,0 175,1
(v)
maart 1.203,4 103,5 1.696,2 996,8 2.137,1 7.800,0 6.850,9 105,93 189,1 172,9
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2001 okt. -0,3 -1,7 12,7 7,9 -12,3 36,8 28,4 6,5 25,0 0,7
nov. -1,6 -1,1 18,7 2,9 23,8 48,6 49,7 6,6 27,2 1,1
dec. 7,3 0,1 7,6 13,6 -6,6 45,9 21,8 6,0 -9,0 1,1
2002 jan. 3,6 -3,6 11,0 14,2 18,7 17,5 12,6 5,7 -14,3 -2,5
febr. 1,6 -1,0 9,3 -0,8 3,9 24,9 16,2 5,6 -11,0 -0,9
maart 3,7 -1,3 18,7 2,7 22,1 48,5 59,0 5,5 -5,6 0,0
april -0,2 -1,9 1,0 -5,2 -18,5 44,6 41,7 5,5 -2,6 -0,2
mei 3,5 -1,2 19,7 3,7 6,9 32,1 28,2 5,8 39,0 0,2
juni 3,3 -0,2 8,6 -17,1 0,1 32,5 39,3 5,4 41,0 -0,2
juli 1,3 0,0 13,8 9,6 -3,8 -15,1 -2,9 5,1 2,7 0,5
aug. 2,2 0,2 2,7 9,0 -14,0 7,1 0,3 5,4 14,3 1,0
sept. 1,0 0,4 12,1 9,3 14,3 40,3 35,4 5,1 18,1 0,6
okt. 1,3 -1,0 9,1 -0,1 -3,0 31,0 18,6 5,0 29,4 0,9
nov. 3,6 -0,5 16,6 2,7 15,1 26,2 19,4 4,5 35,1 -2,3
dec. 13,5 0,1 -10,1 -3,1 -7,5 58,9 37,5 4,7 17,8 1,7
2003 jan. -3,9 0,5 6,0 7,4 20,6 25,3 27,5 4,9 5,8 -2,4
febr. 9,9 -1,2 10,4 5,3 16,4 30,8 25,5 5,0 12,0 -1,5
maart(v) 6,7 -1,6 9,0 -1,7 13,9 31,3 27,3 4,5 7,4 -0,2
1) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van niet tot de MFI-
sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid.
2) Kredietverlening omvat leningen aan niet tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied en aangehouden effecten uitgegeven door niet
tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied.
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoersmutaties
en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
2001 II 425,5 280,7 97,5 36,2 26,7 102,9 174,1 294,0 254,9 350,4 312,4 17,2 835,7 98,6
III 409,0 256,8 93,7 37,4 26,9 107,3 167,3 293,9 254,1 349,7 312,0 18,9 829,8 98,0
IV 434,4 276,0 100,0 34,9 24,8 100,0 170,1 298,3 252,0 362,9 322,3 16,4 847,7 100,0
2002 I 459,4 305,3 105,9 38,9 28,3 111,3 180,3 294,0 248,2 361,8 317,9 16,4 852,6 100,6
II 461,1 303,4 106,3 42,5 30,5 120,8 163,0 280,9 245,8 366,6 314,5 19,5 830,1 98,0
III 452,4 288,0 104,3 42,1 30,1 113,6 156,4 274,7 241,6 367,8 315,6 21,9 820,8 96,9
IV(v) 454,7 287,4 105,5 32,9 20,0 88,9 155,5 277,7 237,0 382,0 324,6 21,0 836,2 98,8
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
2001 III -16,8 -23,9 7,8 1,5 0,2 13,8 -6,2 0,0 -0,7 -0,7 -0,4 1,7 -5,2 -0,8
IV 27,5 21,3 11,8 -2,5 -2,1 11,3 1,9 4,4 -2,1 13,2 10,3 -2,5 16,9 -0,9
2002 I 25,6 29,8 10,5 3,9 3,5 7,5 10,1 -4,3 -3,8 -1,1 -4,4 0,1 4,8 0,0
II 1,6 -1,8 9,0 3,3 2,1 17,4 -16,2 -13,1 -2,4 4,8 -3,5 3,1 -21,4 -0,6
III -8,7 -15,4 11,3 -2,5 -0,4 5,9 -6,7 -6,8 -4,7 1,2 1,1 2,4 -9,9 -1,1
IV(v) 5,5 2,8 5,5 -9,2 -10,2 -11,1 -0,4 3,1 -4,6 14,2 9,0 -0,9 15,9 -1,2
Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
3) Voor leningen aan de centrale overheid is geen uitsplitsing naar looptijd beschikbaar.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wissel-
koersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2001 II 1.051,7 456,3 1.343,7 2.851,8 97,8 100,1 171,1 217,7 488,8 98,4
III 1.027,2 467,3 1.372,1 2.866,6 98,7 100,6 170,7 221,7 493,1 99,3
IV 1.019,0 489,8 1.394,5 2.903,3 100,0 102,5 170,4 224,2 497,1 100,0
2002 I 1.018,8 494,8 1.418,9 2.932,5 100,8 99,3 170,5 226,5 496,2 99,8
II 1.008,4 502,7 1.434,1 2.945,2 102,1 102,2 173,6 230,1 505,9 101,3
III 992,9 505,4 1.450,4 2.948,8 102,2 104,1 175,6 233,8 513,5 102,4
IV(v) 987,7 513,9 1.469,3 2.970,9 103,5 102,2 180,2 235,9 518,3 103,7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2001 III -19,2 14,3 32,3 27,4 7,6 0,9 -0,5 4,1 4,5 3,6
IV -9,1 23,2 22,4 36,5 6,2 1,8 -0,7 2,4 3,5 3,0
2002 I -2,1 4,7 20,3 22,8 5,0 -4,2 1,2 2,3 -0,7 3,7
II -2,3 13,3 27,5 38,6 4,4 2,9 0,7 3,7 7,3 3,0
III -13,1 -1,2 16,3 2,0 3,5 1,9 0,0 3,7 5,6 3,2
IV(v) 1,2 12,4 25,8 39,4 3,5 1,3 4,1 1,0 6,3 3,7
Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
22,3 62,4 1.868,0 1.952,8 96,6 148,8 100,9 342,7 592,4 100,1 3.034,0 97,5 40,7 104,3 2001 II
22,5 61,1 1.905,9 1.989,5 98,4 144,3 100,8 342,1 587,2 99,3 3.069,8 98,7 39,0 99,9 III
22,7 61,0 1.937,6 2.021,3 100,0 143,9 101,9 343,6 589,3 100,0 3.107,6 100,0 39,1 100,0 IV
23,1 60,7 1.975,6 2.059,3 101,9 142,1 101,2 337,7 581,1 99,5 3.136,7 101,1 38,7 99,1 2002 I
23,7 60,7 2.019,8 2.104,1 104,1 145,6 103,3 339,4 588,4 101,0 3.198,4 103,1 43,9 112,5 II
24,6 60,7 2.059,7 2.145,0 106,1 141,8 100,0 343,3 585,2 101,0 3.243,7 104,6 39,8 102,0 III
25,8 64,5 2.087,5 2.177,8 107,6 145,9 95,8 342,3 584,0 101,5 3.280,2 105,8 39,4 102,5 IV(v)
0,2 -1,4 38,4 37,3 7,6 -4,5 0,1 0,2 -4,3 2,1 37,4 5,9 -1,7 3,7 2001 III
0,1 -0,1 31,4 31,4 6,9 -0,4 2,3 2,0 3,9 1,7 38,9 5,2 0,0 2,2 IV
0,4 -0,4 38,1 38,1 7,3 -1,3 -0,3 -1,2 -2,8 0,4 34,6 5,4 -0,4 3,9 2002 I
0,6 0,0 44,2 44,8 7,8 3,7 2,4 2,3 8,4 0,9 60,6 5,7 5,3 7,9 II
0,9 0,0 39,6 40,5 7,8 -3,8 -1,3 5,2 0,1 1,7 46,3 5,9 -4,1 2,1 III
1,2 2,0 27,4 30,5 7,6 1,8 1,0 0,4 3,2 1,5 40,0 5,8 0,2 2,5 IV(v)
3) De definities van consumptief krediet en woninghypotheken zijn in het eurogebied niet geheel homogeen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wissel-
koersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 455,6 164,3 196,0 89,3 100,6 486,3 41,4 424,2 16,9 98,2 165,5 31,4 66,8 60,8 324,6 108,6
III 455,3 162,7 201,8 85,6 98,8 487,8 39,3 426,9 17,9 98,5 147,8 33,3 67,4 60,4 308,9 103,3
IV 465,8 157,9 217,3 85,3 100,0 495,4 48,0 427,5 16,4 100,0 139,0 30,0 68,9 61,0 299,0 100,0
2002 I 485,5 157,8 228,8 92,8 103,8 498,6 43,9 433,0 17,7 100,6 157,5 31,0 64,2 61,8 314,5 105,4
II 492,4 164,0 229,9 93,0 104,8 503,9 48,4 432,9 19,0 101,7 155,0 34,2 65,7 59,8 314,7 105,4
III 488,5 158,2 219,4 105,2 106,4 506,3 50,1 437,9 14,4 102,2 146,3 34,3 63,8 55,0 299,4 99,1
IV(v) 480,4 154,0 223,8 96,0 104,9 522,6 56,3 445,4 17,4 105,5 136,4 31,7 68,8 53,0 290,0 96,0
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 III -8,2 -1,6 -2,2 -3,7 2,3 1,5 -2,1 2,7 1,0 4,6 -17,7 1,9 0,5 -0,5 -15,7 -2,0
IV 5,7 -4,7 10,5 -0,2 3,8 7,6 8,8 0,6 -1,4 3,3 -8,8 -3,4 1,5 0,7 -10,0 -6,9
2002 I 17,7 0,0 9,6 7,4 5,5 3,0 -4,2 5,3 1,3 3,1 19,0 1,0 -4,7 0,7 16,1 3,8
II 4,8 5,8 1,4 -0,4 4,2 5,3 4,5 -0,1 1,2 3,6 -2,5 3,3 1,5 -2,1 0,2 -2,9
III 7,3 -6,2 1,2 12,2 7,7 2,5 1,7 5,1 -4,6 3,8 -12,5 0,1 -1,9 -4,7 -19,0 -4,1
IV(v) -6,9 -4,2 4,0 -7,7 4,9 16,3 6,2 7,5 3,0 5,5 -9,8 -2,6 5,1 -2,0 -9,3 -4,0
Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Met inbegrip van deposito’s met opzegtermijn.
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen,
wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Index Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Index
looptijd opzeg- dec. 01 = looptijd opzeg- dec. 01 =
termijn 100 3) termijn 100 3)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
2001 II 514,6 331,2 24,4 29,1 899,3 90,6 947,2 1.198,8 1.293,5 81,3 3.520,8 95,5
III 514,8 318,4 25,4 32,0 890,7 91,5 963,6 1.203,8 1.305,3 84,6 3.557,3 96,5
IV 577,1 335,2 27,5 36,2 976,0 100,0 1.043,5 1.194,6 1.365,7 76,6 3.680,4 100,0
2002 I 529,1 344,5 27,5 33,8 934,9 95,7 1.039,1 1.180,1 1.382,6 80,6 3.682,4 100,1
II 555,7 337,5 27,7 37,0 957,9 99,9 1.076,3 1.174,7 1.382,0 77,0 3.710,0 100,9
III 562,3 337,9 28,7 36,4 965,3 100,7 1.066,7 1.172,2 1.391,8 78,4 3.709,0 100,9
IV(v) 595,1 340,5 30,7 36,0 1.002,3 105,6 1.119,1 1.179,7 1.433,8 74,7 3.807,3 103,3
Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Mutatie Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Mutatie
looptijd opzeg- per jaar 3) looptijd opzeg- per jaar 3)
termijn (%) termijn (%)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
2001 III 3,9 1,6 0,4 3,0 8,9 5,4 16,2 5,2 12,7 3,4 37,4 6,0
IV 62,1 14,5 2,0 4,3 82,8 10,2 80,1 -4,1 60,3 -8,0 128,3 7,6
2002 I -48,5 9,2 0,0 -2,5 -41,8 8,0 -4,5 -10,1 15,1 4,0 4,5 6,5
II 33,0 4,6 0,2 3,0 40,8 10,3 36,9 -5,1 1,6 -3,7 29,7 5,7
III 5,6 1,4 0,9 0,0 8,0 10,1 -9,2 -2,8 9,7 1,4 -0,8 4,5
IV(v) 36,5 7,8 3,1 -0,4 47,1 5,6 41,9 7,6 41,3 -3,7 87,1 3,3
Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Omvat huishoudens (S.14) en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen,
wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
1. Ultimostanden
Leningen aan niet-ingezetenen Aangehouden effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door
niet-ingezetenen
Banken 1)2) Niet-banken Totaal Index Banken 1) Niet-banken Totaal Index
dec. 01 dec. 01
Totaal Index Over- Overige Totaal Index = 100 3) Totaal Index Over- Overige Totaal Index = 100 3)
dec. 01 heid dec. 01 dec. 01 heid dec. 01
= 100 3) = 100 3) = 100 3) = 100 3)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 1.073,2 94,3 79,2 519,0 598,1 94,81.671,3 94,5 210,6 87,6 294,6 208,7 503,3 97,2 713,9 94,1
III 1.084,7 97,4 75,1 527,4 602,5 99,01.687,2 97,9 206,7 88,8 273,8 213,1 486,9 97,1 693,6 94,5
IV 1.119,7 100,0 75,2 543,3 618,6 100,01.738,3 100,0 236,6 100,0 290,2 218,0 508,2 100,0 744,8 100,0
2002 I 1.104,8 98,5 76,8 556,1 633,0 102,51.737,8 99,9 262,9 110,8 275,9 217,8 493,7 97,3 756,6 101,6
II 1.083,4 102,9 73,2 529,6 602,9 104,81.686,3 103,6 244,0 109,2 244,5 214,6 459,2 96,0 703,2 100,2
III 1.122,2 105,6 76,3 540,1 616,3 106,31.738,5 105,9 249,8 110,2 253,1 231,8 484,9 99,9 734,7 103,2
IV(v) 1.169,2 112,9 73,4 533,1 606,4 108,11.775,6 111,2 242,2 109,9 245,7 232,7 478,4 101,6 720,6 104,2
2. Stromen 4)
Leningen aan niet-ingezetenen Aangehouden effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door
niet-ingezetenen
Banken 1)2) Niet-banken Totaal Mutatie Banken 1) Niet-banken Totaal Mutatie
per per
Totaal Mutatie Over- Overige Totaal Mutatie jaar 3) Totaal Mutatie Over- Overige Totaal Mutatie jaar 3)
per jaar heid per jaar (%) per jaar heid per jaar (%)
3) 3) 3) 3)
(%) (%) (%) (%)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 III 34,8 10,1 -4,1 30,5 26,4 19,6 61,2 13,4 2,9 26,7 -22,3 21,9 -0,4 3,2 2,6 9,2
IV 29,2 14,0 0,1 6,1 6,2 16,0 35,4 14,7 26,0 33,3 16,7 -2,1 14,6 7,3 40,6 14,3
2002 I -17,3 4,4 3,6 11,8 15,4 6,3 -2,0 5,1 25,6 35,7 -10,9 -2,8 -13,7 0,9 11,9 10,7
II 50,2 9,1 -3,6 18,1 14,5 10,6 64,7 9,7 -3,8 24,7 -34,1 27,5 -6,6 -1,2 -10,4 6,5
III 28,4 8,5 3,0 5,3 8,3 7,4 36,7 8,1 2,3 24,1 4,6 14,0 18,6 2,9 20,9 9,2
IV(v) 76,9 12,9 -2,9 13,3 10,4 8,1 87,3 11,2 -0,7 9,9 -7,5 15,7 8,2 1,6 7,5 4,2
Bron: ECB.
1) Met "banken" worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
2) Waaronder door MFI’s bij banken buiten het eurogebied geplaatste deposito’s.
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen,
wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
Uitstaande passiva
1. Deposito’s van ingezetenen van het eurogebied
MFI’s Niet-MFI’s
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 4.079,7 3.590,3 52,8 436,6 309,0 43,3 65,4 19,0 5.686,6 5.476,6 30,7 179,3 133,5 21,0 11,6 13,2
III 4.108,4 3.628,3 48,9 431,2 300,6 41,7 71,0 17,9 5.700,0 5.503,7 28,2 168,1 125,7 19,4 10,8 12,2
IV 4.171,9 3.699,5 46,6 425,9 307,6 33,5 67,2 17,6 5.916,6 5.715,8 26,0 174,8 127,4 23,9 10,5 13,0
2002 I 4.134,6 3.645,4 46,1 443,0 315,8 40,6 65,6 21,0 5.915,9 5.712,5 28,8 174,6 126,8 22,4 10,7 14,6
II 4.211,9 3.771,7 41,3 398,8 276,4 40,8 62,8 18,8 5.978,9 5.791,1 26,7 161,0 115,0 22,3 10,9 12,8
III 4.219,7 3.799,3 38,8 381,6 266,0 37,1 58,1 20,4 5.968,5 5.782,3 27,3 158,9 115,6 20,8 9,5 13,0
IV(v) 4.416,3 4.011,7 35,3 369,2 252,6 34,0 60,2 22,5 6.102,6 5.925,5 25,1 151,9 107,7 20,1 10,9 13,2
Banken 3) Niet-banken
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 1.817,5 690,1 133,8 993,6 815,4 72,9 73,2 32,2 681,9 286,7 73,2 322,0 274,2 19,3 13,6 14,9
III 1.710,8 664,3 140,3 906,2 745,2 53,5 76,3 31,2 681,5 297,7 69,2 314,5 263,0 18,4 17,1 16,0
IV 1.718,4 631,1 132,3 955,1 799,1 48,5 75,3 32,1 710,3 308,1 60,8 341,4 293,9 16,8 18,1 12,6
2002 I 1.740,4 661,8 144,8 933,8 781,0 44,4 74,6 33,8 735,9 312,7 66,6 356,6 302,8 20,0 18,9 14,8
II 1.605,9 648,9 141,6 815,4 665,8 40,5 73,4 35,7 703,8 322,4 63,3 318,1 268,7 19,4 17,8 12,2
III 1.644,0 703,2 147,8 793,0 649,0 37,7 73,0 33,3 715,9 335,7 68,2 312,1 261,7 17,7 16,4 16,4
IV(v) 1.605,8 702,7 141,3 761,8 627,4 34,2 69,1 31,2 694,9 334,2 72,3 288,3 244,1 15,6 13,6 15,0
2001 II 2.731,3 2.358,3 53,9 319,1 189,3 69,4 39,6 20,8 275,5 227,0 4,3 44,2 35,8 4,7 2,5 1,1
III 2.751,5 2.384,7 52,9 313,9 187,4 68,6 38,5 19,5 265,0 217,9 4,0 43,2 36,0 3,1 2,8 1,2
IV 2.780,1 2.377,9 67,9 334,4 209,7 63,8 40,6 20,2 254,7 204,8 6,0 43,9 37,9 2,8 2,1 1,1
2002 I 2.844,8 2.428,7 71,5 344,6 219,8 56,4 43,3 25,2 274,7 226,1 5,4 43,2 36,9 2,4 2,6 1,3
II 2.850,7 2.448,4 67,9 334,4 209,4 55,1 44,1 25,8 285,3 233,7 7,2 44,5 38,0 1,5 2,7 2,3
III 2.862,4 2.457,8 72,3 332,4 203,2 53,4 47,8 28,1 287,0 234,6 6,8 45,6 40,4 1,0 3,1 1,1
IV(v) 2.848,7 2.441,4 72,6 334,7 206,2 53,7 46,8 27,9 289,4 238,1 7,9 43,4 37,9 0,9 3,6 1,0
Bron: ECB.
1) Niveaus per ultimo. De cijfers zijn deels geraamd.
Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
2) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
3) Met ”banken” worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
4) Kwartaalgegevens over schuldbewijzen en geldmarktpapier worden afzonderlijk getoond tot de eerste publicatie van gegevens met betrekking tot
2003. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
Uitstaande activa
4. Leningen aan ingezetenen van het eurogebied
MFI’s Niet-MFI’s
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 4.096,6 - - - - - - - 7.223,9 6.857,3 29,4 337,2 205,0 51,7 74,0 6,5
III 4.089,7 - - - - - - - 7.251,7 6.907,3 30,9 313,5 178,2 52,1 77,3 5,8
IV 4.180,4 - - - - - - - 7.367,0 7.025,2 29,8 312,0 181,6 47,8 77,5 5,1
2002 I 4.133,3 - - - - - - - 7.458,8 7.106,7 30,5 321,5 187,4 51,0 76,8 6,3
II 4.201,2 - - - - - - - 7.521,2 7.209,0 28,9 283,3 152,5 46,7 78,3 5,8
III 4.224,7 - - - - - - - 7.547,5 7.238,6 28,4 280,5 148,1 45,4 81,2 5,8
IV(v) 4.412,0 - - - - - - - 7.614,3 7.323,1 28,5 262,6 133,7 40,6 82,6 5,7
5. Aangehouden effecten, m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
Uitgegeven door MFI’s Uitgegeven door niet-MFI’s
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 1.114,1 1.071,0 11,0 32,1 22,1 6,5 1,6 1,8 1.508,6 1.466,8 4,9 36,9 21,7 13,3 1,1 0,8
III 1.109,6 1.070,1 9,6 29,9 21,0 5,9 1,5 1,5 1.522,6 1.483,6 4,2 34,8 20,4 12,6 1,2 0,6
IV 1.113,6 1.068,6 12,4 32,6 23,1 6,3 1,4 1,8 1.516,1 1.478,6 3,6 33,9 20,1 12,1 1,1 0,6
2002 I 1.161,3 1.113,2 14,8 33,3 24,0 5,6 1,8 1,9 1.575,7 1.539,1 3,7 32,9 19,5 11,7 1,1 0,6
II 1.183,6 1.136,6 13,5 33,5 23,9 5,8 2,0 1,8 1.582,0 1.547,8 4,5 29,8 15,5 12,2 1,2 0,8
III 1.177,0 1.132,2 14,1 30,7 22,2 4,9 2,0 1,7 1.603,9 1.568,9 5,1 29,8 15,9 11,7 1,4 0,7
IV(v) 1.050,1 1.006,9 13,2 29,9 21,9 4,6 1,8 1,7 1.587,9 1.552,4 6,1 29,4 16,2 11,0 1,5 0,7
7. Aangehouden effecten, m.u.v. aandelen, uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied
Uitgegeven door banken 3) Uitgegeven door niet-banken
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 210,6 72,5 25,5 112,6 98,4 6,8 2,6 4,8 503,3 121,4 25,8 356,1 316,2 26,9 3,0 9,9
III 206,7 76,5 27,0 103,2 93,1 4,7 2,1 3,4 486,9 129,1 27,1 330,7 292,7 27,1 3,9 7,1
IV 236,6 80,7 27,6 128,3 118,1 4,2 2,7 3,3 508,2 131,5 27,1 349,6 306,4 30,3 4,2 8,7
2002 I 262,9 87,1 33,5 142,4 130,5 4,4 2,9 4,5 493,7 127,9 26,9 339,0 298,6 24,6 5,0 10,8
II 244,0 87,5 32,6 123,9 111,8 4,0 2,3 5,9 459,2 132,4 25,0 301,7 260,7 24,3 5,0 11,7
III 249,8 90,9 38,7 120,1 111,6 4,0 1,4 3,2 484,9 136,3 31,6 316,9 273,8 26,2 5,4 11,6
IV(v) 242,2 88,1 35,4 118,7 110,9 3,9 1,3 2,6 478,4 134,3 33,5 310,7 269,4 24,2 5,8 11,3
1. Activa
Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Vaste activa Overige
effecten T/m 1 jaar Meer dan 1 aandelen/ aandelen in activa
m.u.v. jaar deelnemingen beleggings-
aandelen fondsen
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2001 II 248,7 1.293,6 62,0 1.231,7 1.340,4 211,9 104,3 92,2 3.291,3
III 242,4 1.293,9 62,6 1.231,4 1.053,9 192,4 105,0 90,4 2.977,9
IV 244,6 1.309,9 63,5 1.246,5 1.219,1 209,6 108,9 98,7 3.190,8
2002 I 253,6 1.308,7 70,7 1.238,0 1.263,3 224,6 111,0 98,0 3.259,2
II 242,8 1.312,6 75,4 1.237,1 1.056,1 215,2 108,0 99,8 3.034,4
III 236,7 1.337,4 74,3 1.263,0 844,8 203,4 121,0 103,2 2.846,5
IV(v) 242,0 1.336,6 72,5 1.264,1 853,6 203,4 123,5 106,8 2.865,9
2. Passiva
Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen
1 2 3 4
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 II 947,5 1.019,3 857,1 123,6 343,8 2.510,3 781,0 3.291,3
III 738,2 1.019,1 756,0 127,0 337,7 2.241,8 736,1 2.977,9
IV 839,6 1.031,7 810,3 134,0 375,2 2.408,1 782,7 3.190,8
2002 I 862,4 1.039,3 820,3 142,3 394,8 2.464,2 794,9 3.259,2
II 728,7 1.037,0 762,6 139,2 366,9 2.262,4 772,0 3.034,4
III 585,2 1.063,2 699,9 145,6 352,6 2.092,3 754,2 2.846,5
IV(v) 593,5 1.068,1 701,7 150,8 351,7 2.091,0 774,9 2.865,9
Bron: ECB.
1) Niet zijnde geldmarktfondsen. De gegevens betreffen de landen van het eurogebied met uitzondering van Ierland. Voor nadere gegevens wordt verwezen
naar de Toelichting.
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 II 48,8 34,7 4,5 30,2 830,5 21,0 12,6 947,5
III 41,2 30,6 4,2 26,4 636,1 16,7 13,6 738,2
IV 39,5 29,0 3,0 26,1 735,2 19,4 16,5 839,6
2002 I 39,3 28,7 2,9 25,8 759,1 20,6 14,7 862,4
II 34,0 27,4 4,0 23,4 630,0 22,2 15,0 728,7
III 29,0 26,5 3,7 22,8 496,5 19,1 14,1 585,2
IV(v) 26,7 28,2 3,1 25,1 505,6 18,3 14,9 593,5
1 2 3 4
1 2 3 4 5 6 7 8
1 2 3 4
Bron: ECB.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2001 II 55,8 296,3 18,0 278,3 382,8 93,8 2,6 25,9 857,1
III 55,2 290,4 16,4 274,0 297,5 85,7 2,5 24,8 756,0
IV 56,9 286,5 17,0 269,5 347,5 92,7 2,4 24,3 810,3
2002 I 52,6 283,8 18,1 265,7 357,0 100,3 2,3 24,4 820,3
II 54,2 286,9 20,6 266,3 298,8 94,6 2,1 26,0 762,6
III 53,0 291,7 21,3 270,4 234,3 88,1 5,2 27,7 699,9
IV(v) 53,9 295,4 21,4 274,0 233,0 87,8 3,4 28,2 701,7
1 2 3 4
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2001 II 6,6 8,7 0,5 8,2 1,0 1,3 101,5 4,4 123,6
III 9,8 7,6 0,5 7,1 0,9 1,5 102,3 4,9 127,0
IV 8,6 10,7 0,5 10,1 1,0 2,0 106,1 5,7 134,0
2002 I 11,5 12,9 0,6 12,3 1,1 2,1 108,3 6,4 142,3
II 13,5 9,8 0,6 9,2 0,9 3,9 105,1 6,0 139,2
III 13,3 10,7 0,6 10,1 0,8 5,1 109,5 6,2 145,6
IV(v) 10,9 9,5 0,5 8,9 0,8 7,0 115,7 6,9 150,8
1 2 3 4
Bron: ECB.
1 2 3 4 5 6 7
2001 II 209,3 919,1 1.047,7 170,4 96,5 67,4 2.510,3
III 196,4 912,1 820,2 151,6 96,4 65,1 2.241,8
IV 201,0 928,7 949,2 167,0 99,1 63,2 2.408,1
2002 I 213,3 921,8 984,8 176,8 100,6 66,9 2.464,2
II 199,2 915,7 818,4 166,7 96,1 66,3 2.262,4
III 187,9 917,6 654,4 156,0 107,9 68,5 2.092,3
IV(v) 190,7 905,4 663,0 153,1 108,9 69,9 2.091,0
1 2 3 4
1 2 3 4 5 6 7
2001 II 39,4 374,6 292,7 41,5 7,8 24,9 781,0
III 46,0 381,8 233,7 40,7 8,6 25,3 736,1
IV 43,6 381,2 270,0 42,6 9,8 35,6 782,7
2002 I 40,3 386,9 278,4 47,8 10,3 31,2 794,9
II 43,6 396,9 237,7 48,5 11,9 33,5 772,0
III 48,8 419,8 190,3 47,5 13,1 34,7 754,2
IV(v) 51,3 431,2 190,6 50,3 14,7 36,9 774,9
1 2 3 4
Bron: ECB.
eenmaands driemaands
eurogebied Verenigde Staten Japan
twaalfmaands
% per jaar % per jaar
9,00 8,00
8,00 7,00
6,00
7,00
5,00
6,00
4,00
5,00
3,00
4,00
2,00
3,00 1,00
2,00 0,00
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
9,00
9,00
8,00
8,00
7,00
7,00
6,00
6,00 5,00
4,00
5,00
3,00
4,00
2,00
3,00
1,00
2,00 0,00
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Dow Jones EURO STOXX Ruim, Standard & Poor’s 500 en Nikkei 225
(januari 1994 = 100; maandgegevens)
Dow Jones EURO STOXX Ruim Standard & Poor’s 500 Nikkei 225
350
300
250
200
150
100
50
0
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bron: Reuters.
1) De maand- en jaarcijfers zijn gemiddelden per periode.
Creditrente Debetrente
Giraal Met vaste looptijd Met opzegtermijn Ondernemingen Huishoudens
T/m 1 jaar T/m 2 jaar Meer dan T/m Meer dan T/m 1 jaar Meer dan Consump- Woning-
2 jaar 3 maanden 3 maanden 1 jaar tief krediet hypotheken
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2000 0,85 3,45 3,45 4,52 2,25 3,79 6,60 6,23 9,87 6,34
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 0,94 3,49 3,49 4,12 2,40 3,59 6,83 6,15 10,12 5,97
2002 0,73 2,80 2,80 3,85 2,13 2,85 6,13 5,71 9,78 5,54
2002 maart 0,73 2,84 2,84 4,07 2,15 3,00 6,09 5,85 9,78 5,74
april 0,74 2,89 2,90 4,13 2,14 3,07 6,17 5,95 9,83 5,81
mei 0,74 2,91 2,92 4,15 2,15 3,08 6,20 5,98 9,87 5,82
juni 0,74 2,93 2,94 4,09 2,13 3,08 6,18 5,92 9,83 5,77
juli 0,74 2,89 2,90 4,02 2,13 3,02 6,16 5,79 9,78 5,68
aug. 0,73 2,84 2,85 3,81 2,12 2,94 6,15 5,71 9,79 5,53
sept. 0,73 2,77 2,77 3,64 2,13 2,73 6,12 5,61 9,85 5,38
okt. 0,72 2,74 2,74 3,58 2,11 2,63 6,13 5,54 9,72 5,26
nov. 0,71 2,70 2,69 3,53 2,11 2,55 6,10 5,50 9,70 5,21
dec. 0,68 2,51 2,51 3,45 2,05 2,41 5,97 5,34 9,58 5,09
2003 jan. 0,63 2,43 2,43 3,29 2,04 2,34 5,95 5,29 9,58 4,91
febr. 0,62 2,32 2,32 3,15 2,02 2,12 5,89 5,19 9,51 4,78
maart 0,59 2,20 2,19 3,08 1,98 2,05 5,76 5,17 9,36 4,69
Creditrente Debetrente
(maandgegevens) (maandgegevens)
giraal t/m 1 jaar, ondernemingen
vaste looptijd t/m 1 jaar consumptief krediet
vaste looptijd meer dan 2 jaar huishoudens, voor woninghypotheken
% %
12,00 12,00
10,00 10,00
8,00 8,00
6,00 6,00
4,00 4,00
2,00 2,00
0,00 0,00
1999 2000 2001 2002 1999 2000 2001 2002
Bron: ECB.
Deze bancaire rentes voor het eurogebied moeten met voorzichtigheid worden gehanteerd en alleen voor statistische doeleinden worden gebruikt, met name voor het ana-
lyseren van de ontwikkeling in de tijd en niet van de niveaus. Zij zijn berekend als gewogen gemiddelde van de door de nationale centrale banken opgegeven nationale ren-
tevoeten. De nationale rentevoeten zijn de rentes die momenteel uit nationale bronnen beschikbaar zijn en die geschikt worden geacht voor de standaardcategorieën. Deze
nationale rentevoeten zijn op het niveau van het eurogebied geaggregeerd, waarbij in sommige gevallen is uitgegaan van werkhypothesen gezien het gebrek aan homoge-
niteit in nationale financiële instrumenten tussen de lidstaten van de Monetaire Unie. Voorts zijn de nationale rentevoeten niet geharmoniseerd voor wat betreft hun gel-
digheid (nieuwe contracten en/of uitstaande bedragen), de aard van de gegevens (nominaal of effectief) of de wijze van samenstelling. De landengewichten voor de ban-
caire rentevoeten voor het eurogebied zijn afgeleid van de balansstatistieken van de MFI’s of geschikte alternatieven. De gewichten weerspiegelen het landenspecifieke
belang van de desbetreffende instrumenten binnen het eurogebied, gemeten in uitstaande bedragen. De gewichten worden maandelijks aangepast, zodat de rentes en de
gewichten steeds betrekking hebben op dezelfde maand.
1. Kortlopend
Door ingezetenen van het eurogebied
In euro1) In andere
Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen
uitgiften bedragen uitgiften bedragen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 407,4 409,0 -1,6 733,9 387,3 387,7 -0,4 647,9 20,0 21,2
maart 422,5 404,5 17,9 753,4 400,6 383,5 17,1 666,3 21,9 21,0
april 403,4 407,0 -3,6 749,3 377,3 384,4 -7,1 659,1 26,1 22,7
mei 402,1 379,9 22,2 770,3 378,2 358,7 19,5 677,5 23,9 21,2
juni 337,8 342,2 -4,4 766,2 317,0 319,1 -2,1 676,8 20,9 23,1
juli 406,0 392,2 13,7 772,6 382,4 371,4 11,0 685,0 23,5 20,9
aug. 384,5 378,1 6,4 775,6 366,2 356,8 9,4 693,1 18,3 21,3
sept. 414,9 400,6 14,3 792,6 392,1 381,0 11,0 706,7 22,8 19,5
okt. 468,3 456,4 11,9 806,0 441,8 433,3 8,5 715,4 26,5 23,1
nov. 435,4 413,0 22,4 830,4 413,5 388,9 24,6 740,1 22,0 24,1
dec. 406,1 451,6 -45,5 783,4 386,7 429,9 -43,1 696,0 19,3 21,7
2003 jan. 545,1 487,4 57,7 837,8 518,6 462,7 55,9 750,4 26,5 24,7
febr. 453,8 428,4 25,4 863,0 431,2 408,3 22,9 773,3 22,6 20,1
2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied
In euro1) In andere
Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen
uitgiften bedragen uitgiften bedragen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 141,9 108,2 33,7 7.126,7 130,7 97,5 33,1 6.487,0 11,2 10,7
maart 164,4 101,3 63,1 7.188,7 143,0 90,2 52,7 6.539,0 21,5 11,1
april 126,0 79,5 46,5 7.225,4 114,9 74,4 40,5 6.580,1 11,1 5,1
mei 149,4 87,4 61,9 7.274,0 126,9 75,8 51,0 6.632,4 22,5 11,6
juni 133,1 95,0 38,1 7.289,2 123,3 87,2 36,1 6.664,9 9,7 7,8
juli 131,1 113,2 17,9 7.318,6 114,3 103,8 10,4 6.679,0 16,8 9,3
aug. 68,8 64,2 4,6 7.320,8 59,2 54,7 4,5 6.683,1 9,6 9,5
sept. 140,2 86,3 53,9 7.374,2 121,4 74,6 46,8 6.729,2 18,8 11,7
okt. 123,0 92,1 30,9 7.404,6 105,7 81,5 24,3 6.753,7 17,3 10,6
nov. 132,1 95,6 36,5 7.438,3 118,7 89,8 29,0 6.782,7 13,4 5,9
dec. 138,8 172,4 -33,7 7.385,5 127,7 159,7 -32,0 6.749,6 11,0 12,7
2003 jan. 174,0 133,2 40,8 7.416,3 151,5 124,4 27,1 6.777,5 22,5 8,8
febr. 167,0 110,5 56,5 7.478,0 148,4 102,3 46,1 6.825,2 18,6 8,2
3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied
In euro1) In andere
Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen
uitgiften bedragen uitgiften bedragen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 549,3 517,2 32,1 7.860,6 518,0 485,2 32,8 7.134,9 31,2 31,9
maart 586,9 505,8 81,1 7.942,1 543,6 473,8 69,8 7.205,3 43,3 32,1
april 529,5 486,5 42,9 7.974,7 492,2 458,8 33,4 7.239,2 37,2 27,8
mei 551,5 467,4 84,1 8.044,3 505,1 434,5 70,6 7.309,9 46,4 32,9
juni 470,9 437,2 33,7 8.055,4 440,3 406,3 34,0 7.341,7 30,6 30,9
juli 537,1 505,4 31,7 8.091,3 496,7 475,2 21,5 7.364,1 40,4 30,2
aug. 453,3 442,3 11,0 8.096,4 425,4 411,5 13,8 7.376,2 27,9 30,8
sept. 555,1 486,8 68,2 8.166,9 513,4 455,6 57,8 7.435,9 41,6 31,3
okt. 591,3 548,5 42,9 8.210,6 547,5 514,7 32,8 7.469,1 43,8 33,7
nov. 567,6 508,7 58,9 8.268,8 532,2 478,6 53,6 7.522,8 35,4 30,0
dec. 544,9 624,0 -79,2 8.168,9 514,5 589,5 -75,1 7.445,6 30,4 34,5
2003 jan. 719,1 620,6 98,5 8.254,1 670,0 587,1 83,0 7.527,9 49,1 33,6
febr. 620,8 538,8 81,9 8.341,0 579,6 510,6 69,0 7.598,5 41,1 28,3
Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
-1,2 86,0 13,4 11,8 1,7 43,3 400,8 399,5 1,3 691,2 2002 febr.
0,8 87,1 24,3 7,9 16,4 59,7 424,9 391,4 33,5 726,0 maart
3,4 90,2 9,7 28,1 -18,4 41,3 387,0 412,5 -25,5 700,3 april
2,6 92,8 13,7 13,4 0,3 41,5 391,9 372,1 19,8 719,1 mei
-2,2 89,5 20,9 8,0 12,9 54,4 337,9 327,1 10,7 731,2 juni
2,7 87,6 14,7 24,8 -10,1 44,4 397,1 396,2 1,0 729,4 juli
-3,0 82,5 12,1 11,5 0,6 44,9 378,3 368,4 9,9 738,0 aug.
3,3 85,9 31,7 7,7 24,0 68,9 423,8 388,7 35,1 775,7 sept.
3,4 90,7 17,1 31,4 -14,2 54,7 458,9 464,6 -5,7 770,1 okt.
-2,2 90,3 14,6 16,9 -2,3 52,4 428,1 405,8 22,3 792,5 nov.
-2,4 87,4 23,9 10,7 13,2 65,6 410,6 440,5 -29,9 761,6 dec.
1,8 87,4 . . . . . . . . 2003 jan.
2,5 89,7 . . . . . . . . febr.
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0,5 639,7 20,0 13,9 6,2 895,0 150,7 111,4 39,3 7.382,0 2002 febr.
10,4 649,7 25,5 12,0 13,5 908,5 168,4 102,2 66,2 7.447,6 maart
6,0 645,3 23,0 7,6 15,4 924,1 137,9 82,0 55,9 7.504,3 april
10,9 641,6 26,3 8,2 18,0 942,3 153,1 84,1 69,1 7.574,7 mei
2,0 624,3 29,3 10,9 18,5 960,7 152,6 98,1 54,6 7.625,6 juni
7,5 639,6 11,6 8,2 3,4 964,1 125,9 112,1 13,9 7.643,1 juli
0,1 637,7 7,0 8,1 -1,1 963,0 66,2 62,8 3,4 7.646,1 aug.
7,1 645,1 24,3 11,4 12,9 976,0 145,7 86,0 59,7 7.705,1 sept.
6,7 650,8 13,2 13,1 0,1 976,1 118,9 94,6 24,3 7.729,9 okt.
7,5 655,7 13,7 11,9 1,8 977,9 132,4 101,6 30,8 7.760,6 nov.
-1,7 635,9 18,3 10,9 7,4 985,3 146,1 170,6 -24,5 7.735,0 dec.
13,7 638,8 . . . . . . . . 2003 jan.
10,4 652,8 . . . . . . . . febr.
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
-0,7 725,7 33,5 25,6 7,8 938,3 551,5 510,9 40,6 8.073,2 2002 febr.
11,3 736,8 49,8 19,9 30,0 968,2 593,4 493,6 99,8 8.173,6 maart
9,5 735,5 32,7 35,7 -3,0 965,4 524,9 494,5 30,4 8.204,6 april
13,5 734,4 39,9 21,6 18,3 983,9 545,0 456,1 88,9 8.293,8 mei
-0,3 713,7 50,2 18,9 31,3 1.015,1 490,5 425,2 65,3 8.356,8 juni
10,2 727,2 26,4 33,0 -6,7 1.008,5 523,1 508,2 14,8 8.372,5 juli
-2,9 720,2 19,1 19,7 -0,6 1.007,9 444,5 431,2 13,3 8.384,1 aug.
10,4 731,0 56,0 19,1 37,0 1.044,9 569,5 474,7 94,8 8.480,8 sept.
10,1 741,5 30,3 44,5 -14,2 1.030,8 577,9 559,2 18,6 8.499,9 okt.
5,4 746,0 28,3 28,8 -0,5 1.030,3 560,5 507,4 53,1 8.553,1 nov.
-4,1 723,3 42,2 21,6 20,6 1.051,0 556,7 611,1 -54,4 8.496,6 dec.
15,5 726,2 . . . . . . . . 2003 jan.
12,9 742,5 . . . . . . . . febr.
2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 6.487,0 2.346,2 374,6 357,6 3.275,6 133,0 895,0 229,8 339,5 106,5
maart 6.539,0 2.368,6 380,7 357,9 3.294,3 137,6 908,5 232,2 350,3 108,2
april 6.580,1 2.377,4 390,8 363,4 3.306,3 142,2 924,1 234,9 360,8 108,7
mei 6.632,4 2.391,5 402,0 368,7 3.322,4 147,7 942,3 238,5 367,6 111,5
juni 6.664,9 2.401,8 406,5 372,2 3.334,1 150,2 960,7 245,9 381,2 111,0
juli 6.679,0 2.400,7 413,3 374,6 3.331,1 159,2 964,1 245,9 385,5 110,7
aug. 6.683,1 2.399,8 413,6 372,7 3.337,0 160,1 963,0 245,3 385,3 110,8
sept. 6.729,2 2.421,4 421,8 375,5 3.348,7 161,8 976,0 246,1 394,5 109,3
okt. 6.753,7 2.417,7 428,2 374,6 3.367,8 165,5 976,1 246,9 396,1 109,0
nov. 6.782,7 2.418,3 441,2 374,9 3.381,2 167,0 977,9 249,2 398,5 108,7
dec. 6.749,6 2.404,3 471,6 376,8 3.328,2 168,7 985,3 251,8 403,2 109,8
2003 jan. 6.777,5 2.399,4 470,7 383,4 3.351,3 172,7 . . . .
febr. 6.825,2 2.410,7 483,1 387,5 3.365,8 178,1 . . . .
3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 7.134,9 2.601,8 378,5 455,8 3.562,2 136,5 938,3 249,7 358,7 110,1
maart 7.205,3 2.631,1 384,9 455,1 3.593,3 140,9 968,2 258,6 376,6 114,6
april 7.239,2 2.637,6 395,3 456,0 3.605,1 145,2 965,4 253,2 379,5 112,5
mei 7.309,9 2.658,2 405,7 458,6 3.636,7 150,7 983,9 256,8 386,7 115,0
juni 7.341,7 2.667,2 410,4 454,2 3.656,7 153,2 1.015,1 267,2 409,2 115,4
juli 7.364,1 2.670,4 417,5 460,8 3.652,8 162,6 1.008,5 264,2 408,3 113,5
aug. 7.376,2 2.669,7 417,9 459,4 3.665,8 163,4 1.007,9 263,4 409,1 113,4
sept. 7.435,9 2.697,9 425,9 463,2 3.684,4 164,4 1.044,9 272,9 431,8 113,3
okt. 7.469,1 2.701,7 432,4 463,1 3.703,4 168,4 1.030,8 267,8 424,2 112,5
nov. 7.522,8 2.723,0 446,0 464,8 3.718,9 170,1 1.030,3 267,4 426,6 112,4
dec. 7.445,6 2.685,8 475,8 462,0 3.650,1 171,9 1.051,0 272,3 441,1 114,4
2003 jan. 7.527,9 2.712,1 475,2 476,0 3.689,3 175,3 . . . .
febr. 7.598,5 2.727,8 489,0 483,3 3.717,0 181,4 . . . .
Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 130,7 54,6 9,2 8,3 57,5 1,1 20,0 8,2 8,8 1,3
maart 143,0 56,9 9,1 2,9 68,8 5,3 25,5 8,6 12,4 3,3
april 114,9 44,1 12,6 8,2 45,2 4,9 23,0 5,1 12,8 1,1
mei 126,9 41,5 16,0 7,4 55,3 6,6 26,3 5,7 10,1 3,2
juni 123,3 48,2 13,5 7,4 51,3 2,9 29,3 9,9 17,7 0,7
juli 114,3 37,9 12,7 6,2 48,2 9,4 11,6 2,9 6,9 0,4
aug. 59,2 28,2 2,4 2,1 25,2 1,3 7,0 3,1 2,7 0,3
sept. 121,4 52,5 11,5 4,4 50,4 2,6 24,3 5,2 12,6 0,2
okt. 105,7 39,3 9,1 0,9 52,1 4,4 13,2 4,6 6,8 0,3
nov. 118,7 48,5 15,7 3,0 48,0 3,6 13,7 5,6 6,6 0,8
dec. 127,7 45,6 36,1 7,9 34,4 3,7 18,3 6,1 8,8 2,2
2003 jan. 151,5 57,9 2,6 8,9 75,8 6,3 . . . .
febr. 148,4 54,5 15,9 8,4 63,2 6,3 . . . .
3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 518,0 323,6 11,8 74,3 105,4 3,0 33,5 13,2 15,4 2,9
maart 543,6 344,3 11,3 63,1 117,8 7,1 49,8 19,3 22,5 6,6
april 492,2 300,0 15,1 71,5 99,0 6,7 32,7 9,5 16,9 2,0
mei 505,1 296,5 18,1 69,9 112,3 8,2 39,9 10,9 17,2 4,4
juni 440,3 256,3 16,0 59,1 103,8 5,2 50,2 16,3 30,3 2,5
juli 496,7 298,1 14,5 71,8 100,8 11,6 26,4 8,8 15,1 1,0
aug. 425,4 285,9 4,2 53,1 79,1 3,2 19,1 7,7 9,6 0,9
sept. 513,4 330,9 13,4 61,1 103,5 4,6 56,0 16,3 30,7 2,1
okt. 547,5 358,8 11,3 65,6 105,2 6,7 30,3 9,7 15,8 1,6
nov. 532,2 351,4 18,1 61,2 95,7 5,8 28,3 10,4 15,1 2,0
dec. 514,5 336,9 38,3 54,3 78,7 6,4 42,2 12,4 24,5 3,5
2003 jan. 670,0 433,5 4,7 74,9 148,7 8,2 . . . .
febr. 579,6 361,1 18,2 65,0 126,9 8,4 . . . .
Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 33,1 20,0 4,8 3,3 5,4 -0,4 6,2 3,5 3,3 0,9
maart 52,7 23,0 6,0 0,4 18,7 4,6 13,5 2,4 10,8 1,7
april 40,5 8,2 10,1 5,5 12,0 4,6 15,4 2,7 10,5 0,5
mei 51,0 12,9 11,2 5,3 16,1 5,5 18,0 3,6 6,7 2,8
juni 36,1 13,8 4,6 3,5 11,7 2,5 18,5 7,4 13,7 -0,6
juli 10,4 -4,6 6,8 2,4 -3,0 8,9 3,4 0,0 4,3 -0,3
aug. 4,5 -0,7 0,3 -1,9 5,9 0,9 -1,1 -0,6 -0,2 0,1
sept. 46,8 22,5 8,2 2,6 11,7 1,7 12,9 0,8 9,3 -1,5
okt. 24,3 -4,2 6,3 -0,9 19,3 3,7 0,1 0,8 1,5 -0,3
nov. 29,0 0,7 13,0 0,4 13,3 1,5 1,8 2,3 2,4 -0,3
dec. -32,0 -14,1 30,4 2,9 -52,9 1,7 7,4 2,6 4,7 1,1
2003 jan. 27,1 -5,7 -0,9 6,6 23,1 4,0 . . . .
febr. 46,1 9,8 12,4 4,1 14,5 5,4 . . . .
3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 32,8 13,8 5,0 1,1 13,2 -0,4 7,8 4,6 3,2 1,3
maart 69,8 28,7 6,4 -0,7 31,1 4,3 30,0 8,9 17,9 4,5
april 33,4 6,0 10,3 1,0 11,8 4,4 -3,0 -5,4 2,8 -2,1
mei 70,6 20,5 10,4 2,6 31,6 5,5 18,3 3,7 7,2 2,5
juni 34,0 11,4 4,7 -4,6 20,0 2,5 31,3 10,4 22,5 0,4
juli 21,5 2,6 7,1 6,5 -3,9 9,2 -6,7 -3,0 -1,0 -1,9
aug. 13,8 0,9 0,5 -1,4 13,0 0,8 -0,6 -0,8 0,9 -0,1
sept. 57,8 26,6 8,0 3,7 18,6 1,0 37,0 9,4 22,7 -0,1
okt. 32,8 3,3 6,5 -0,1 19,1 4,0 -14,2 -5,1 -7,6 -0,8
nov. 53,6 21,2 13,5 1,7 15,5 1,6 -0,5 -0,4 2,4 -0,1
dec. -75,1 -36,3 30,1 -1,8 -68,9 1,8 20,6 4,9 14,5 2,0
2003 jan. 83,0 27,1 -0,7 13,9 39,2 3,4 . . . .
febr. 69,0 14,1 13,9 7,3 27,7 6,0 . . . .
Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
1 2 3 4 5 6 7
2002 febr. 2,1 104,8 -3,2 -21,7 5,7 7,4 55,3
maart 2,3 107,4 -2,5 -16,3 4,1 7,5 48,8
april 0,5 106,9 -3,0 -18,0 1,3 4,4 36,1
mei 3,8 110,0 2,1 -32,8 -8,3 10,5 27,8
juni 4,5 109,4 0,4 -25,1 -15,2 16,7 50,8
juli 5,3 111,4 3,8 -16,4 -14,0 14,6 -3,1
aug. 5,4 112,3 4,8 0,6 -18,0 15,2 -1,3
sept. 7,7 114,4 8,9 0,8 -17,0 16,3 -19,4
okt. 8,9 116,1 10,5 14,9 -18,5 17,9 -0,9
nov. 12,3 119,3 18,6 23,3 -14,6 15,6 -5,3
dec. 12,8 112,8 14,8 30,4 -10,4 19,3 -14,3
2003 jan. 15,3 121,1 17,6 28,9 -7,3 21,1 -16,0
febr. 19,0 124,7 22,0 60,3 -1,8 22,7 -0,2
2. Langlopend
In alle valuta’s tezamen
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen
1 2 3 4 5 6 7
2002 febr. 7,7 101,3 6,7 31,9 23,4 3,7 21,6
maart 7,8 102,2 7,5 30,6 15,8 4,0 23,7
april 7,9 102,9 7,4 32,1 16,3 3,8 25,4
mei 7,9 103,8 8,0 32,7 14,4 3,5 29,6
juni 7,5 104,3 7,7 30,2 12,9 3,1 31,7
juli 7,0 104,6 6,7 27,1 11,7 3,1 36,6
aug. 6,8 104,6 6,5 26,5 8,9 3,3 34,3
sept. 7,3 105,4 7,0 27,3 11,7 3,6 31,2
okt. 7,2 105,8 6,3 26,6 12,2 3,9 30,0
nov. 6,9 106,3 5,7 26,8 7,7 4,3 29,3
dec. 5,9 105,9 5,0 24,6 6,8 2,9 29,7
2003 jan. 5,6 106,5 4,7 22,9 7,1 2,7 30,2
febr. 5,9 107,3 4,4 25,0 7,5 3,0 34,6
3. Totaal
In alle valuta’s tezamen
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen
1 2 3 4 5 6 7
2002 febr. 7,2 101,6 5,5 31,1 19,5 3,9 22,3
maart 7,3 102,7 6,3 30,0 13,4 4,2 24,2
april 7,1 103,2 6,2 31,4 13,3 3,9 25,7
mei 7,5 104,3 7,3 31,8 9,6 4,0 29,6
juni 7,2 104,8 6,8 29,5 7,1 4,2 32,0
juli 6,9 105,2 6,4 26,6 6,3 4,0 35,4
aug. 6,7 105,3 6,3 26,3 3,1 4,3 33,2
sept. 7,3 106,2 7,2 27,0 5,5 4,6 29,7
okt. 7,4 106,8 6,7 26,5 5,4 5,0 29,2
nov. 7,5 107,5 7,1 26,8 3,0 5,2 28,4
dec. 6,5 106,5 6,0 24,7 3,5 4,1 28,3
2003 jan. 6,5 107,8 6,1 22,9 4,3 4,1 29,0
febr. 7,1 108,8 6,3 25,3 5,7 4,6 33,7
Bron: ECB.
1) Voor de berekening van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
2) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
8 9 10 11 12 13 14
2,4 105,7 -4,1 -21,7 4,5 8,0 58,5 2002 febr.
2,7 108,5 -2,9 -16,3 2,4 8,1 52,5 maart
-0,2 107,3 -5,3 -18,0 -0,2 4,7 38,6 april
3,2 110,5 0,9 -32,8 -10,1 10,6 26,0 mei
4,1 110,1 -0,9 -27,1 -16,6 16,5 51,6 juni
5,0 111,9 3,5 -18,5 -15,6 14,5 -7,0 juli
5,6 113,5 6,0 -1,8 -19,4 15,0 -7,0 aug.
7,7 115,3 9,0 -1,8 -18,1 16,7 -28,9 sept.
7,5 116,7 8,0 12,1 -20,3 18,1 -11,8 okt.
12,3 120,7 20,3 20,6 -15,9 15,9 -14,0 nov.
13,6 113,6 16,6 27,3 -11,4 20,3 -23,4 dec.
16,1 122,8 20,5 26,0 -8,2 21,1 -27,0 2003 jan.
19,7 126,5 25,2 57,4 -2,9 22,4 -9,0 febr.
In euro
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen
8 9 10 11 12 13 14
7,3 101,3 5,0 45,5 23,2 3,7 22,5 2002 febr.
7,4 102,1 5,6 43,5 18,8 3,9 24,7 maart
7,5 102,7 5,6 44,7 19,4 3,8 26,5 april
7,4 103,5 5,8 42,8 17,3 3,6 30,5 mei
7,0 104,1 5,7 39,4 15,8 3,2 32,7 juni
6,4 104,2 4,5 33,6 15,7 3,1 37,9 juli
6,3 104,3 4,4 32,5 12,8 3,3 35,3 aug.
6,7 105,0 5,1 33,3 14,1 3,4 32,1 sept.
6,5 105,4 4,3 31,0 14,7 3,9 29,7 okt.
6,5 105,9 4,2 31,5 9,2 4,3 29,1 nov.
5,4 105,4 3,5 29,2 8,3 2,8 29,2 dec.
5,0 105,8 3,1 27,3 8,5 2,5 29,4 2003 jan.
5,2 106,5 2,6 29,0 8,6 2,8 33,8 febr.
In euro
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen
8 9 10 11 12 13 14
6,8 101,6 4,1 44,2 18,6 4,1 23,2 2002 febr.
6,9 102,6 4,7 42,4 14,9 4,3 25,2 maart
6,7 103,1 4,4 43,4 14,8 3,9 26,7 april
7,0 104,1 5,3 41,3 10,7 4,2 30,4 mei
6,7 104,6 5,0 38,2 8,2 4,2 33,0 juni
6,3 104,9 4,4 32,8 8,3 4,1 36,6 juli
6,2 105,1 4,6 32,0 4,9 4,2 34,0 aug.
6,8 105,9 5,5 32,9 6,3 4,5 30,3 sept.
6,6 106,4 4,7 30,7 5,9 5,0 28,7 okt.
7,0 107,2 5,8 31,4 3,3 5,3 27,9 nov.
6,1 106,1 4,7 29,1 4,0 4,1 27,6 dec.
6,0 107,3 4,9 27,3 4,8 4,0 28,0 2003 jan.
6,5 108,3 4,8 29,2 6,2 4,3 32,7 febr.
1 2 3 4
6000
5000
4000
3000
2000
1000
0
I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I
1999 2000 2001 2002
Bron: ECB
Tabel 4.1
Geharmoniseerde consumptieprijsindex
(niet voor seizoen gecorrigeerd, mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Totale index en goederen en diensten
Totaal Goederen Diensten Totaal (seizoenvrij) Goederen Diensten
(seizoenvrij) (seizoenvrij)
Procentuele
mutatie
t.o.v. voor-
Index Index Index Index gaande Index Index
96 = 100 96 = 100 96 = 100 96 = 100 periode 96 = 100 96 = 100
Gewichten in
totaal (%) 1) 100,0 100,0 59,1 59,1 40,9 40,9 100,0 100,0 59,1 40,9
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1999 0,6 0,9 0,0 1,0 0,7 2,4 1,8 2,1 -4,4 2,0 1,8
2000 1,4 1,2 1,8 3,0 0,5 13,0 1,5 2,5 -7,1 2,4 2,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 4,5 2,9 7,0 1,2 0,9 2,2 1,8 3,6 -4,1 3,6 2,7
2002 3,1 3,1 3,1 1,0 1,5 -0,6 2,4 3,2 -0,3 4,2 3,4
2002 II 2,9 3,2 2,5 0,7 1,6 -2,3 2,4 3,2 -0,2 4,2 3,4
III 2,3 2,9 1,4 0,8 1,3 -0,7 2,4 3,4 0,0 4,3 3,5
IV 2,3 2,7 1,7 1,6 1,2 2,9 2,5 3,0 -0,2 4,0 3,4
2003 I 2,0 3,2 0,2 2,0 0,7 7,0 2,4 3,2 -0,8 3,0 3,7
2002 mei 2,7 3,2 2,1 0,6 1,6 -2,8 2,4 3,3 -0,1 4,5 3,5
juni 2,3 3,1 1,2 0,4 1,5 -3,6 2,4 3,3 -0,1 4,3 3,4
juli 2,2 3,0 1,0 0,7 1,3 -1,6 2,4 3,4 0,0 4,3 3,5
aug. 2,3 3,0 1,4 0,9 1,3 -0,3 2,4 3,6 -0,1 4,4 3,5
sept. 2,4 2,8 1,7 0,9 1,3 -0,2 2,4 3,2 0,1 4,3 3,4
okt. 2,3 2,7 1,7 1,5 1,2 2,6 2,4 3,0 0,1 4,3 3,3
nov. 2,4 2,6 2,0 1,5 1,3 2,4 2,5 3,2 -0,4 4,0 3,4
dec. 2,2 2,7 1,3 1,7 1,2 3,8 2,5 2,8 -0,5 3,8 3,5
2003 jan. 1,5 2,9 -0,6 1,7 0,6 6,0 2,5 3,3 -0,7 3,2 3,6
febr. 2,1 3,3 0,3 2,2 0,7 7,7 2,4 3,3 -0,9 3,0 3,7
maart 2,3 3,3 0,8 2,2 0,8 7,4 2,4 3,0 -0,7 2,8 3,7
april . . . . . . . . . . .
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
1) Heeft betrekking op de indexperiode 2003.
2) Raming op basis van door Duitsland en Italië (en waar beschikbaar door andere lidstaten) gepubliceerde voorlopige cijfers, alsmede voorlopige
cijfers met betrekking tot de energieprijzen.
3) Met inbegrip van alcoholische dranken en tabak.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1997 101,4 1,1 0,6 0,2 0,3 1,1 0,6 1,2 3,2 1,3 0,8 10,7 14,6 17,0
1998 100,6 -0,8 0,2 -0,4 0,6 0,5 0,7 0,5 -5,2 0,3 -0,6 -21,0 -12,5 12,0
1999 100,2 -0,4 -0,6 -1,5 0,2 -0,1 0,7 -0,2 0,5 1,2 0,2 15,8 -5,9 17,1
2000 105,7 5,5 2,6 5,0 0,6 1,5 1,4 1,6 19,0 2,4 5,2 50,8 16,7 31,0
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 108,2 2,2 1,9 1,2 1,1 3,0 1,8 3,1 2,7 2,1 1,2 -8,8 -7,6 27,8
2002 108,1 0,0 0,7 -0,2 1,0 1,3 1,6 1,3 -2,2 2,4 0,3 -3,2 -1,7 26,5
2002 I 107,5 -0,7 0,4 -1,5 1,2 1,7 1,9 1,6 -4,4 2,5 -0,5 -10,5 -3,6 24,6
II 108,1 -0,7 0,4 -0,7 1,1 1,0 1,7 0,9 -4,5 2,3 -0,3 -8,7 -5,5 27,8
III 108,3 0,0 0,8 0,3 0,9 1,1 1,4 1,1 -2,5 2,3 0,4 -4,2 -1,6 27,2
IV 108,6 1,3 1,1 1,0 0,9 1,4 1,3 1,4 2,9 2,7 1,5 14,0 4,4 26,5
2003 I 110,2 2,4 1,2 1,6 0,4 1,3 0,9 1,3 7,8 . 2,3 9,9 -5,0 28,4
2002 april 108,1 -0,5 0,4 -1,0 1,2 1,2 1,8 1,1 -3,4 - -0,1 -1,2 -1,4 29,3
mei 108,1 -0,7 0,3 -0,8 1,2 1,0 1,6 0,9 -4,6 - -0,4 -9,5 -6,8 28,1
juni 108,0 -0,8 0,4 -0,4 1,0 0,9 1,6 0,8 -5,4 - -0,5 -14,9 -8,4 25,8
juli 108,1 -0,2 0,7 0,1 0,9 1,1 1,3 1,0 -3,3 - 0,1 -10,2 -7,6 25,9
aug. 108,2 0,0 0,8 0,3 0,9 1,1 1,5 1,0 -2,4 - 0,4 -4,3 -1,3 27,0
sept. 108,5 0,2 0,9 0,5 0,9 1,3 1,5 1,3 -1,8 - 0,6 2,4 4,7 28,9
okt. 108,8 1,1 1,0 0,8 0,9 1,4 1,3 1,4 2,1 - 1,3 14,3 7,8 27,9
nov. 108,4 1,2 1,1 1,1 0,9 1,3 1,3 1,3 2,3 - 1,4 10,5 3,4 24,2
dec. 108,7 1,6 1,2 1,1 0,9 1,4 1,3 1,5 4,2 - 1,9 17,2 2,1 27,1
2003 jan. 109,8 2,3 1,1 1,4 0,6 1,3 1,0 1,3 6,9 - 2,1 16,9 -2,3 28,3
febr. 110,2 2,7 1,2 1,7 0,4 1,4 0,9 1,4 8,8 - 2,6 16,6 -4,5 29,8
maart 110,5 2,4 1,2 1,7 0,4 1,2 0,7 1,3 7,6 - 2,3 -2,0 -8,1 27,2
april . . . . . . . . . - . -15,4 -7,5 22,9
Bronnen: Eurostat, met uitzondering van de kolommen 12 en 13 (HWWA-Institut für Wirtschaftsforschung, Hamburg), de kolommen 14 (Thomson Finan-
cial Datastream) en 15 tot en met 22 (berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat).
1) Tot en met december 1998 in ecu’s; vanaf januari 1999 in euro.
2) Brent Blend (voor levering op termijn van één maand). Tot en met december 1998, in ecu’s; vanaf januari 1999 in euro.
3) Uitsplitsing overeenkomstig de geharmoniseerde definitie van de industriële hoofdsectoren.
4) Woningen, op basis van niet-geharmoniseerde gegevens.
5) De gegevens tot en met ultimo 1998 zijn op basis van nationale gegevens in de nationale valuta.
6) Deflatoren voor de uitvoer en de invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten tevens de grensoverschrijdende handel binnen het
eurogebied.
2. Constante prijzen
(Ecu miljard tegen prijzen van 1995, voor seizoen gecorrigeerd)
Bbp
Totaal Binnenlandse vraag Extern saldo 3)
Bron: Eurostat.
1) Zie het eerste deel van de Toelichting voor nadere gegevens met betrekking tot enkele kenmerken van lopende prijzen in ecu’s tot ultimo 1998.
2) Inclusief aankopen minus verkopen van waarden.
3) Uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten tevens de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied. Deze
gegevens stemmen niet geheel overeen met die in de Tabellen 8 en 9.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1998 5.471,0 138,7 1.276,8 295,4 1.139,8 1.441,3 1.179,0 202,2 614,8
1999 5.689,1 136,0 1.293,3 310,7 1.191,3 1.527,3 1.230,6 201,6 662,7
2000 5.972,6 136,9 1.347,3 326,5 1.261,1 1.619,9 1.280,9 212,1 688,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 6.343,5 151,7 1.412,0 347,3 1.356,5 1.719,0 1.357,0 232,3 716,4
2002 6.545,2 155,3 1.427,8 358,2 1.392,3 1.789,6 1.421,9 237,7 742,4
2001 III 1.591,1 38,5 353,4 87,2 340,8 430,7 340,5 58,6 178,9
IV 1.603,4 38,8 350,5 88,4 342,9 437,9 344,9 59,1 179,7
2002 I 1.616,0 39,0 352,8 89,4 344,4 440,6 349,7 59,1 183,6
II 1.630,7 38,6 356,9 89,0 346,7 445,9 353,6 58,9 183,7
III 1.643,9 39,0 359,5 89,5 349,1 449,7 357,2 59,2 187,0
IV 1.654,5 38,8 358,6 90,3 352,0 453,4 361,5 60,5 188,3
4. Constante prijzen
(Ecu miljard tegen prijzen van 1995, voor seizoen gecorrigeerd)
Bruto toegevoegde waarde Intermediaire Belastingen
consumptie van minus subsidies
Totaal Landbouw, Verwerkende Bouwnijverheid Handel, herstel, Financiële Openbaar IGFI 1) op producten
jacht, bosbouw industrie, ener- horeca, trans- dienstverlening, bestuur,onder-
en visserij gie en delf- port en commu- diensten ter wijs, gezond-
stoffenwinning nicatie zake van onroe- heidszorg en
rend goed en overige dienst-
verhuur, en verlening
zakelijke dienst-
verlening
10 11 12 13 14 15 16 17 18
1998 5.319,6 142,3 1.256,7 291,9 1.114,3 1.388,4 1.126,1 222,4 570,2
1999 5.462,1 146,0 1.268,3 299,2 1.164,1 1.441,0 1.143,5 231,2 595,3
2000 5.666,9 145,6 1.319,0 306,2 1.220,5 1.507,7 1.167,9 247,6 610,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 5.864,7 151,8 1.348,5 310,9 1.282,3 1.569,0 1.202,3 264,7 623,2
2002 5.928,9 152,5 1.352,6 307,1 1.299,6 1.590,8 1.226,3 271,5 617,3
2001 III 1.468,6 38,2 337,0 77,7 321,0 393,8 301,0 66,3 155,3
IV 1.467,0 38,2 332,8 77,9 321,4 394,4 302,3 67,2 154,9
2002 I 1.473,9 38,2 336,1 77,5 322,6 395,2 304,2 67,0 154,4
II 1.481,2 38,1 338,7 76,7 324,1 397,7 305,9 67,4 153,1
III 1.485,3 38,2 339,5 76,5 325,6 398,5 307,0 68,1 154,9
IV 1.488,4 38,0 338,3 76,3 327,3 399,3 309,2 69,0 154,9
(mutaties in procenten per jaar)
1998 2,9 1,5 3,2 0,4 4,0 3,7 1,5 3,6 2,6
1999 2,7 2,6 0,9 2,5 4,5 3,8 1,5 4,0 4,4
2000 3,8 -0,3 4,0 2,3 4,8 4,6 2,1 7,1 2,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1,7 -1,3 1,1 -0,6 2,6 2,6 1,4 5,4 0,2
2002 1,1 0,5 0,3 -1,2 1,4 1,4 2,0 2,6 -0,9
2001 III 1,6 -1,3 0,8 -0,7 2,3 2,5 1,5 4,7 0,0
IV 0,8 -0,7 -1,4 -0,4 1,4 2,0 1,5 4,8 -0,4
2002 I 0,6 1,2 -1,6 -0,2 1,0 1,6 1,8 2,7 -1,3
II 1,1 1,2 0,5 -1,2 1,1 1,5 2,0 2,2 -2,2
III 1,1 0,0 0,8 -1,5 1,4 1,2 2,0 2,7 -0,2
IV 1,5 -0,4 1,6 -2,0 1,8 1,2 2,3 2,7 0,0
Bron: Eurostat.
1) Het gebruik van indirect gemeten financiële intermediatie (IGFI) wordt beschouwd als intermediaire consumptie en wordt niet aan bedrijfstakken toegerekend.
Indicator van vertrouwen bouwnijverheid Indicator van vertrouwen detailhandel Indicator van vertrouwen dienstensector 4)
Totaal 5) Order- Verwach- Totaal 5) Huidig Volume Verwacht Totaal 5) Onder- Vraag Vraag
portefeuille tingen ten onder- voorraden onder- nemings- afgelopen komende
aanzien nemings- nemings- klimaat maanden maanden
van werk- klimaat klimaat
gelegen-
heid
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Gewicht in
het totaal 2) 100,0 100,0 84,2 15,8 4,7 19,3 7,0 25,2 14,2 29,6
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1998 122,334 1,8 1,9 0,9 -1,3 1,0 0,1 2,0 5,3 1,6
1999 124,585 1,8 2,3 -0,6 -2,5 -0,2 1,9 2,3 5,6 1,9
2000 127,345 2,2 2,5 0,8 -1,5 0,6 1,7 3,1 5,8 1,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 133,077 1,4 1,6 0,2 -0,6 0,3 0,4 1,6 3,8 1,3
2002 133,654 0,4 0,6 -0,6 -2,0 -1,2 -1,1 0,7 1,9 1,4
2001 IV 133,458 0,8 1,1 -0,4 -1,3 -0,5 -0,4 1,2 2,9 1,1
2002 I 133,599 0,7 0,9 -0,3 -2,0 -1,0 -0,8 1,5 2,2 1,3
II 133,645 0,5 0,7 -0,7 -1,9 -1,2 -1,0 0,9 2,0 1,4
III 133,640 0,3 0,5 -0,8 -1,8 -1,2 -1,4 0,3 1,7 1,5
IV 133,733 0,2 0,3 -0,6 -2,2 -1,4 -1,3 0,2 1,6 1,4
2. Werkloosheid
(voor seizoen gecorrigeerd)
Totaal Naar leeftijd 3) Naar geslacht 4)
Volwassenen Jeugd Mannen Vrouwen
Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage
beroeps- beroeps- beroeps- beroeps- beroeps-
bevolking bevolking bevolking bevolking bevolking
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1998 13,270 10,2 10,146 8,9 3,124 20,0 6,445 8,6 6,825 12,5
1999 12,247 9,3 9,431 8,2 2,815 18,0 5,901 7,8 6,345 11,4
2000 11,104 8,4 8,555 7,3 2,549 16,2 5,286 7,0 5,818 10,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 11,026 8,0 8,506 7,0 2,521 15,6 5,295 6,7 5,731 9,7
2002 11,522 8,3 8,942 7,3 2,580 16,1 5,693 7,2 5,829 9,7
2002 I 11,279 8,1 8,734 7,1 2,545 15,8 5,513 7,0 5,766 9,7
II 11,447 8,2 8,871 7,2 2,575 16,0 5,642 7,1 5,805 9,7
III 11,591 8,3 9,004 7,3 2,587 16,1 5,749 7,2 5,841 9,8
IV 11,770 8,4 9,149 7,4 2,621 16,4 5,868 7,4 5,902 9,8
2003 I 12,069 8,6 9,364 7,6 2,705 16,9 6,037 7,6 6,032 10,0
2002 maart 11,330 8,2 8,775 7,1 2,555 15,9 5,552 7,0 5,779 9,7
april 11,360 8,2 8,810 7,2 2,550 15,9 5,576 7,0 5,784 9,7
mei 11,451 8,2 8,882 7,2 2,568 16,0 5,647 7,1 5,804 9,7
juni 11,529 8,3 8,921 7,2 2,608 16,2 5,702 7,2 5,827 9,7
juli 11,561 8,3 8,972 7,3 2,589 16,1 5,726 7,2 5,835 9,8
aug. 11,590 8,3 9,002 7,3 2,588 16,1 5,750 7,2 5,840 9,8
sept. 11,621 8,3 9,036 7,3 2,585 16,1 5,771 7,3 5,850 9,8
okt. 11,680 8,4 9,087 7,4 2,593 16,2 5,811 7,3 5,869 9,8
nov. 11,774 8,4 9,150 7,4 2,623 16,4 5,870 7,4 5,904 9,8
dec. 11,855 8,5 9,209 7,5 2,645 16,5 5,922 7,4 5,932 9,9
2003 jan. 11,967 8,6 9,286 7,5 2,680 16,7 5,981 7,5 5,986 10,0
febr. 12,077 8,6 9,368 7,6 2,709 16,9 6,043 7,6 6,033 10,0
maart 12,163 8,7 9,437 7,6 2,727 17,0 6,086 7,6 6,078 10,1
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat (kolommen 1 tot en met 10) en Eurostat (kolommen 11 tot en met 20).
1) De werkgelegenheidsgegevens hebben betrekking op personen en zijn gebaseerd op ESR95. De werkloosheidsgegevens hebben betrekking op perso-
nen en zijn berekend volgens de aanbevelingen van de ILO.
2) In 2002.
3) Volwassenen: 25 jaar en ouder; jeugd: onder de 25; de cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor de desbetreffende leef-
tijdsgroep.
4) De cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor het desbetreffende geslacht.
Uitstaande bedragen
1. Belangrijkste financiële activa 2)
Chartaal geld en deposito’s PM: Deposi-
to’s van niet-
Totaal Chartaal Deposito’s van niet-financiële sectoren m.u.v. centrale overheid bij Deposito’s Deposito’s banken bij
geld MFI’s in het eurogebied van centrale bij niet- banken bui-
overheid bij MFI’s 4) ten het euro-
Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s MFI’s in het gebied3)
looptijd termijn eurogebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1998 IV 4.825,9 323,4 4.211,2 1.282,9 1.463,3 1.386,3 78,6 149,8 141,5 215,3
1999 I 4.676,1 318,6 4.075,8 1.239,1 1.464,6 1.306,2 66,0 133,4 148,3 243,9
II 4.702,4 324,8 4.114,2 1.321,8 1.418,3 1.315,7 58,4 125,0 138,4 242,7
III 4.713,7 328,3 4.112,8 1.324,6 1.416,5 1.313,1 58,7 133,3 139,4 238,6
IV 4.859,9 350,8 4.215,1 1.370,9 1.457,7 1.323,5 63,0 142,0 152,0 229,7
2000 I 4.837,9 335,5 4.222,3 1.379,6 1.462,5 1.303,3 76,8 130,2 150,0 260,5
II 4.894,9 342,0 4.256,9 1.409,7 1.485,7 1.282,6 78,9 146,0 150,0 247,1
III 4.915,1 339,8 4.266,5 1.396,9 1.524,0 1.263,7 81,9 159,2 149,6 253,9
IV 5.030,3 348,4 4.361,6 1.464,4 1.542,4 1.269,1 85,6 164,5 155,9 230,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 5.140,9 336,3 4.494,1 1.446,1 1.620,9 1.314,6 112,6 150,3 160,1 259,6
II 5.238,8 333,0 4.579,2 1.526,1 1.616,7 1.321,1 115,3 165,5 161,0 268,8
III 5.226,7 309,6 4.609,0 1.547,9 1.605,2 1.333,7 122,2 147,8 160,2 265,6
IV 5.362,7 239,7 4.816,3 1.690,3 1.613,0 1.396,3 116,7 139,0 167,6 297,7
2002 I 5.363,9 254,3 4.774,3 1.637,4 1.604,8 1.413,0 119,1 157,5 177,8 300,5
II 5.448,7 285,8 4.827,6 1.703,6 1.593,8 1.412,5 117,6 155,0 180,3 277,7
III 5.461,9 306,7 4.827,4 1.699,6 1.585,8 1.423,3 118,8 146,3 181,4 289,0
IV . 341,3 4.963,2 1.790,0 1.592,3 1.467,7 113,1 136,4 . .
1998 IV 1.532,7 155,6 1.377,1 3.762,2 2.252,5 1.509,7 168,1 2.630,2 2.353,0 277,2
1999 I 1.583,9 136,7 1.447,3 4.042,1 2.423,7 1.618,4 194,9 2.686,3 2.403,5 282,8
II 1.502,5 126,7 1.375,8 4.164,3 2.447,0 1.717,4 211,4 2.755,8 2.468,9 286,9
III 1.512,7 114,3 1.398,5 4.081,3 2.356,5 1.724,9 210,0 2.797,9 2.507,1 290,8
IV 1.595,6 166,3 1.429,2 4.822,5 3.002,5 1.820,0 204,2 2.943,0 2.648,9 294,1
2000 I 1.590,9 183,1 1.407,8 4.887,4 2.969,2 1.918,2 214,9 3.061,4 2.760,6 300,8
II 1.619,2 189,7 1.429,5 4.800,0 2.908,0 1.892,0 204,6 3.108,1 2.803,5 304,6
III 1.697,2 207,6 1.489,6 4.843,3 2.938,1 1.905,3 204,1 3.163,1 2.854,5 308,6
IV 1.777,9 226,5 1.551,4 4.867,1 3.009,0 1.858,1 200,2 3.193,0 2.885,7 307,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 1.916,5 315,3 1.601,2 4.543,6 2.725,1 1.818,6 223,7 3.243,7 2.930,5 313,2
II 1.910,1 268,4 1.641,7 4.519,1 2.669,7 1.849,4 232,2 3.302,6 2.987,2 315,4
III 1.938,1 263,4 1.674,7 4.039,1 2.312,0 1.727,0 253,0 3.277,8 2.958,7 319,2
IV 1.948,0 251,9 1.696,1 4.384,0 2.566,1 1.817,9 259,9 3.373,1 3.049,9 323,3
2002 I 2.019,4 292,0 1.727,4 4.462,0 2.611,1 1.851,0 290,4 3.409,7 3.077,2 332,4
II 2.046,2 254,2 1.792,0 4.077,5 2.324,0 1.753,6 292,8 3.429,2 3.093,0 336,2
III 2.108,5 277,2 1.831,3 3.480,7 1.765,4 1.715,3 310,1 3.455,7 3.116,2 339,5
IV . . . . . . . . . .
Bron: ECB.
1) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen zonder
winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
2) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
3) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
4) Omvat deposito’s bij de centrale overheid (S.1311) in het eurogebied, overige financiële intermediairs (S.123) en verzekeringsinstellingen en
pensioenfondsen (S.125).
5) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.
Uitstaande bedragen
2. Belangrijkste passiva 2)
Leningen opgenomen bij MFI’s en overige financiële ondernemingen in het eurogebied door PM: Lenin-
gen opgeno-
Totaal Overheid Niet-financiële ondernemingen Huishoudens 4) men bij ban-
Opgeno- ken buiten het
men bij Totaal Kort- Langlopend Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang- eurogebied
5)
MFI’s in lopend lopend lopend lopend lopend door niet-ban-
het euro- ken 3)
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1998 IV 6.221,7 5.663,5 909,9 36,0 873,9 2.597,3 902,9 1.694,4 2.714,5 240,8 2.473,8 151,3
1999 I 6.253,6 5.682,7 900,8 36,3 864,5 2.592,5 921,3 1.671,1 2.760,3 251,8 2.508,5 156,8
II 6.417,4 5.817,5 898,2 39,0 859,3 2.684,6 964,2 1.720,4 2.834,5 255,6 2.578,9 183,3
III 6.485,3 5.886,6 883,4 37,9 845,5 2.699,6 943,7 1.755,9 2.902,4 255,4 2.647,0 191,4
IV 6.658,7 6.039,5 898,8 42,1 856,7 2.791,8 979,8 1.811,9 2.968,2 264,1 2.704,1 201,4
2000 I 6.803,7 6.156,4 889,5 41,1 848,3 2.890,3 1.038,0 1.852,3 3.024,0 265,6 2.758,4 221,1
II 6.952,9 6.262,2 885,5 42,0 843,5 2.990,4 1.090,7 1.899,7 3.077,0 274,4 2.802,7 219,7
III 7.098,2 6.379,6 866,1 39,9 826,2 3.098,4 1.152,4 1.946,0 3.133,7 275,9 2.857,7 252,3
IV 7.262,0 6.500,5 881,9 42,0 839,9 3.196,6 1.167,3 2.029,3 3.183,4 281,0 2.902,4 245,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 7.456,2 6.671,7 897,6 41,8 855,8 3.322,3 1.244,0 2.078,3 3.236,3 279,3 2.957,0 257,3
II 7.561,6 6.762,2 881,8 42,1 839,6 3.394,0 1.266,4 2.127,6 3.285,8 285,2 3.000,6 279,2
III 7.633,6 6.805,2 875,5 45,1 830,4 3.434,5 1.244,6 2.189,9 3.323,7 280,7 3.042,9 249,7
IV 7.748,2 6.897,7 901,9 50,6 851,3 3.474,1 1.227,4 2.246,7 3.372,3 282,1 3.090,1 268,7
2002 I 7.821,2 6.960,5 905,9 53,3 852,6 3.509,6 1.224,6 2.285,0 3.405,7 277,7 3.128,0 285,5
II 7.903,7 7.017,6 879,0 53,5 825,5 3.549,6 1.209,3 2.340,3 3.475,2 288,5 3.186,7 252,1
III 7.945,6 7.053,0 869,0 54,8 814,2 3.555,3 1.191,1 2.364,2 3.521,3 284,5 3.236,8 247,6
IV . 7.126,6 . . . . . . . . . .
1998 IV 3.924,3 3.591,8 468,0 3.123,9 332,4 55,0 277,4 2.817,3 140,3 217,2
1999 I 3.970,3 3.635,6 466,6 3.169,1 334,6 65,9 268,7 2.964,9 146,9 219,6
II 3.953,5 3.612,8 459,0 3.153,8 340,7 66,5 274,2 3.087,2 136,6 221,9
III 3.932,7 3.578,3 449,1 3.129,2 354,5 74,9 279,6 3.012,8 137,6 224,2
IV 3.899,3 3.534,5 420,9 3.113,6 364,8 78,2 286,7 4.193,3 149,8 226,5
2000 I 3.953,7 3.586,2 425,3 3.160,9 367,5 78,6 288,9 4.533,4 147,6 228,4
II 3.987,8 3.608,1 426,0 3.182,1 379,6 88,8 290,8 4.378,8 147,6 230,2
III 4.020,0 3.621,0 422,0 3.199,0 399,0 95,5 303,6 4.220,7 147,2 232,1
IV 4.066,8 3.648,0 400,7 3.247,3 418,8 101,0 317,8 4.068,3 153,7 233,9
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 4.243,6 3.787,5 429,8 3.357,7 456,1 111,9 344,2 3.713,5 154,7 236,1
II 4.293,0 3.811,9 441,6 3.370,3 481,1 122,9 358,2 3.672,5 155,2 238,3
III 4.377,8 3.879,6 450,3 3.429,4 498,2 136,9 361,2 3.031,5 155,4 240,5
IV 4.389,8 3.874,4 434,3 3.440,1 515,4 135,7 379,8 3.524,1 165,5 240,0
2002 I 4.445,9 3.924,8 446,7 3.478,1 521,1 140,9 380,2 3.548,2 174,8 242,4
II 4.535,6 4.020,3 481,8 3.538,5 515,3 126,5 388,8 3.035,1 176,1 244,8
III 4.643,8 4.113,5 479,6 3.634,0 530,2 133,9 396,3 2.289,3 177,2 247,2
IV . . . . . . . 2.393,0 . .
Bron: ECB.
1) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen
zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
2) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
3) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
4) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
5) Met inbegrip van alle door de centrale overheid bij MFI’s in het eurogebied opgenomen leningen.
Transacties
1. Belangrijkste financiële activa 1)
Chartaal geld en deposito’s PM: Deposi-
to’s van niet-
Totaal Chartaal Deposito’s van niet-financiële sectoren 3) m.u.v. centrale overheid Deposito’s Deposito’s banken bij
geld bij MFI’s in het eurogebied van centrale bij niet- banken buiten
overheid bij MFI’s 4) het
Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s MFI’s in het eurogebied 2)
looptijd termijn eurogebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1998 IV 148,5 11,6 137,0 98,1 13,0 44,8 -18,9 -6,6 6,5 -24,5
1999 I -40,3 -5,2 -37,7 -19,4 -15,7 10,1 -12,7 -4,2 6,8 23,4
II 22,0 6,2 34,2 81,3 -48,9 9,4 -7,6 -8,4 -9,9 -4,3
III 12,9 3,5 0,2 3,5 -1,1 -2,6 0,3 8,3 1,0 -2,8
IV 138,7 22,3 95,1 44,2 36,4 10,3 4,2 8,7 12,7 -14,2
2000 I -28,9 -15,3 0,4 6,1 0,9 -20,4 13,7 -11,9 -2,1 26,1
II 52,6 6,7 30,0 31,9 17,8 -21,8 2,1 15,8 0,1 -12,8
III 6,4 -2,2 -4,2 -17,3 28,8 -18,5 2,9 13,3 -0,5 -1,7
IV 128,4 8,6 108,3 71,4 27,3 5,7 3,8 5,3 6,3 -16,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I -17,3 -19,8 13,9 -34,4 42,6 -6,1 11,8 -15,6 4,2 13,6
II 94,6 -3,3 81,8 77,1 -4,3 6,3 2,7 15,1 0,9 4,8
III 6,4 -23,4 48,3 25,4 3,0 13,0 7,0 -17,7 -0,8 3,4
IV 138,6 -69,9 209,9 142,3 10,6 62,5 -5,4 -8,8 7,4 12,2
2002 I 3,6 14,6 -40,2 -53,4 -4,1 14,9 2,3 19,0 10,2 1,9
II 104,8 31,5 73,2 72,2 0,9 1,7 -1,7 -2,5 2,5 -9,2
III 11,3 20,9 0,6 -4,4 -7,3 10,6 1,7 -12,5 2,3 9,1
IV . 34,6 134,7 83,6 11,9 44,8 -5,6 -9,8 . .
1998 IV -15,4 -2,3 -13,1 72,8 53,6 19,1 -15,4 51,7 50,0 1,8
1999 I 32,8 -13,1 45,9 105,3 3,9 101,3 4,3 63,6 57,7 5,8
II -41,0 -11,9 -29,0 154,1 69,7 84,4 15,4 52,9 48,7 4,2
III -3,3 -13,0 9,7 90,1 49,7 40,4 -2,1 55,7 51,6 4,1
IV 90,1 50,4 39,6 -17,0 15,7 -32,6 -12,6 73,9 70,5 3,5
2000 I 13,2 25,9 -12,7 -18,4 -65,2 46,7 13,6 79,6 72,9 6,7
II 41,2 4,4 36,8 56,4 38,1 18,4 -7,4 55,9 52,0 3,9
III 81,0 20,4 60,6 105,0 98,4 6,6 -1,3 56,0 52,0 4,0
IV 24,1 6,5 17,6 179,8 142,6 37,2 -5,0 60,0 61,2 -1,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 133,2 89,4 43,8 45,3 -2,4 47,7 21,9 60,9 55,0 5,9
II -4,7 -41,7 37,1 41,0 38,7 2,3 3,4 55,6 53,3 2,2
III 36,0 -4,9 40,9 54,9 28,2 26,7 14,1 50,8 47,1 3,7
IV -0,1 -16,7 16,6 11,7 -13,6 25,3 2,9 68,2 64,1 4,1
2002 I 77,8 36,8 41,0 47,7 2,8 44,8 25,9 70,6 61,4 9,2
II -5,5 -43,1 37,6 26,9 12,7 14,2 -1,8 50,8 47,0 3,8
III 48,3 23,9 24,4 51,1 22,4 28,7 13,6 50,3 46,2 4,1
IV . . . . . . . . . .
Bron: ECB.
1) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
2) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
3) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen
zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
4) Omvat deposito’s bij de centrale overheid (S.1311) in het eurogebied, overige financiële intermediairs (S.123) en verzekeringsinstellingen en
pensioenfondsen (S.125).
5) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.
Transacties
2. Belangrijkste passiva 2)
Leningen opgenomen bij MFI’s en overige financiële ondernemingen in het eurogebied door PM: Lenin-
gen opgeno-
Totaal Overheid Niet-financiële ondernemingen Huishoudens 4) men bij ban-
Opgeno- ken buiten het
men bij Totaal Kort- Langlopend Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang- eurogebied
5)
MFI’s in lopend lopend lopend lopend lopend door niet-ban-
het euro- ken 3)
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1998 IV 160,2 151,0 8,4 2,8 5,6 75,8 37,3 38,5 76,0 7,1 68,9 3,5
1999 I 89,5 75,6 -7,7 0,3 -8,0 21,1 23,3 -2,2 76,2 9,2 67,0 1,7
II 162,6 133,2 -4,1 2,7 -6,7 89,6 41,2 48,4 77,1 3,9 73,2 23,9
III 70,5 71,5 -14,7 -1,1 -13,6 17,4 -16,7 34,1 67,8 -0,3 68,1 8,4
IV 170,0 146,6 15,0 4,2 10,9 86,2 34,0 52,2 68,7 8,8 59,9 -7,0
2000 I 141,8 108,8 -7,9 -0,9 -7,0 91,7 54,7 37,0 58,0 1,6 56,5 15,1
II 164,9 118,4 -4,3 0,9 -5,2 113,3 62,2 51,2 55,9 9,8 46,1 -0,8
III 132,7 91,6 -15,8 -2,1 -13,7 96,7 53,4 43,3 51,8 0,0 51,8 23,2
IV 186,8 140,1 16,1 2,1 14,0 117,4 19,7 97,7 53,3 5,3 48,0 1,9
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 96,0 78,5 -3,6 -0,5 -3,2 63,3 39,6 23,7 36,3 -5,1 41,5 9,2
II 105,6 88,0 -16,2 0,3 -16,5 64,6 20,9 43,7 57,2 6,0 51,2 16,8
III 83,7 57,9 -5,8 2,9 -8,7 50,5 -15,8 66,3 38,9 -4,2 43,1 -21,4
IV 112,0 92,4 25,5 5,5 20,1 37,6 -15,8 53,5 48,8 1,4 47,4 4,2
2002 I 72,0 61,9 3,9 2,7 1,2 29,1 -4,7 33,9 39,0 -4,9 43,9 15,8
II 108,9 83,0 -25,8 0,2 -26,0 66,3 -7,2 73,5 68,3 10,9 57,4 -18,2
III 36,2 34,2 -12,3 1,3 -13,6 1,3 -15,9 17,2 47,2 -4,0 51,1 -6,1
IV . 95,5 . . . . . . . . . .
1998 IV -11,3 -15,8 -31,5 15,6 4,6 0,5 4,1 28,7 6,4 1,9
1999 I 73,3 59,8 0,4 59,4 13,5 10,5 3,0 10,8 6,6 2,3
II 37,3 29,0 -7,8 36,7 8,4 0,6 7,8 34,4 -10,3 2,3
III 56,8 38,8 -9,8 48,6 18,0 8,3 9,7 34,7 1,0 2,3
IV -12,1 -19,5 -27,6 8,1 7,5 3,3 4,1 41,9 12,1 2,3
2000 I 61,0 60,0 9,9 50,1 1,0 0,5 0,5 20,0 -2,2 1,9
II 39,2 23,7 -1,0 24,8 15,5 10,3 5,2 29,2 0,0 1,9
III 48,3 25,3 -2,7 28,1 23,0 7,0 16,0 68,6 -0,4 1,9
IV -1,1 -20,1 -27,3 7,2 18,9 5,8 13,1 55,0 6,4 1,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 74,5 37,6 32,3 5,3 36,8 11,1 25,7 52,4 1,1 2,2
II 90,3 65,1 16,1 49,0 25,3 11,1 14,1 45,0 0,4 2,2
III 48,0 29,5 8,8 20,7 18,5 14,4 4,1 10,1 0,2 2,2
IV 7,0 -8,8 -22,3 13,5 15,8 -1,8 17,6 7,2 10,1 -0,5
2002 I 102,4 92,9 21,7 71,2 9,5 5,6 3,9 9,5 9,3 2,4
II 59,6 61,7 33,9 27,8 -2,1 -15,1 13,0 4,2 1,3 2,4
III 56,4 45,5 -1,4 46,9 10,9 7,5 3,4 -0,4 1,1 2,4
IV . . . . . . . . . .
Bron: ECB.
1) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen
zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
2) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen, deelnemingen en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
3) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
4) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
5) Met inbegrip van alle door de centrale overheid bij MFI’s in het eurogebied opgenomen leningen.
Uitstaande bedragen
Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang-
looptijd termijn Lopend lopend lopend lopend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
1998 IV 412,4 28,3 371,2 2,8 10,1 331,2 41,5 289,8 1.013,3 36,4 976,9
1999 I 426,0 32,1 380,1 3,0 10,8 323,3 42,6 280,8 1.008,6 37,1 971,6
II 430,9 36,4 380,5 3,3 10,7 321,7 42,5 279,2 1.020,3 35,7 984,6
III 436,6 32,0 389,8 3,3 11,5 313,6 41,3 272,3 1.031,1 35,4 995,7
IV 447,5 32,2 400,3 3,3 11,7 313,6 41,1 272,5 1.035,3 38,5 996,8
2000 I 458,9 35,4 407,1 3,2 13,1 317,1 45,1 272,0 1.066,8 45,2 1.021,6
II 460,8 34,6 411,1 3,5 11,6 316,1 46,5 269,6 1.088,8 46,4 1.042,4
III 464,6 34,1 413,8 3,7 12,9 317,3 47,1 270,2 1.088,5 46,1 1.042,5
IV 477,6 40,6 418,5 3,2 15,3 312,5 50,5 262,0 1.084,7 40,2 1.044,4
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 483,8 38,2 423,3 3,5 18,8 311,3 50,8 260,5 1.115,6 35,5 1.080,1
II 486,3 41,4 424,2 3,8 16,9 316,3 53,6 262,7 1.126,5 37,4 1.089,1
III 487,8 39,3 426,9 3,8 17,9 314,8 53,1 261,7 1.148,2 37,9 1.110,3
IV 495,4 48,0 427,5 3,4 16,4 313,8 55,8 258,1 1.189,6 37,8 1.151,8
2002 I 498,6 43,9 433,0 4,0 17,7 325,5 56,1 269,3 1.240,7 49,1 1.191,5
II 503,9 48,4 432,9 3,7 19,0 329,9 60,6 269,3 1.230,5 37,9 1.192,5
III 506,3 50,1 437,9 3,9 14,4 327,1 61,6 265,5 1.356,5 47,2 1.309,3
IV 522,6 56,3 445,4 3,5 17,4 . . . . . .
1998 IV 860,9 496,5 364,5 26,4 66,6 41,9 27,4 1,5 293,3 2.390,4 2.076,4 313,9
1999 I 931,9 538,5 393,4 33,7 70,1 49,8 36,1 2,1 290,5 2.444,3 2.123,7 320,6
II 1.001,5 580,2 421,2 36,6 71,3 54,4 40,4 4,3 276,8 2.511,8 2.186,1 325,6
III 1.011,9 585,7 426,1 33,7 72,5 56,4 41,9 5,0 269,1 2.552,5 2.221,8 330,7
IV 1.232,5 719,4 513,1 33,4 75,5 44,1 29,6 5,0 332,4 2.696,7 2.359,5 337,2
2000 I 1.347,9 777,1 570,8 37,1 78,0 52,3 37,1 5,8 363,8 2.814,1 2.467,4 346,7
II 1.362,9 771,4 591,5 40,6 78,9 54,2 38,8 5,9 332,2 2.859,1 2.508,0 351,1
III 1.411,8 797,2 614,6 37,4 80,0 49,0 33,1 8,9 359,1 2.912,4 2.556,6 355,8
IV 1.332,1 727,5 604,6 36,9 78,4 47,3 31,5 10,2 328,8 2.937,8 2.582,5 355,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 1.317,0 723,9 593,1 44,9 80,9 51,3 36,4 10,8 317,9 2.987,7 2.623,7 364,0
II 1.346,7 746,8 599,9 46,7 81,9 51,2 36,2 12,0 315,6 3.045,1 2.678,2 366,9
III 1.201,1 646,7 554,4 46,1 83,8 52,2 37,4 12,6 221,5 3.021,2 2.648,2 373,0
IV 1.304,7 713,3 591,4 46,1 85,2 48,5 34,9 13,5 234,7 3.116,7 2.738,3 378,4
2002 I 1.381,5 772,0 609,5 47,8 89,2 54,5 38,9 13,6 257,0 3.154,5 2.763,5 390,9
II 1.265,7 679,0 586,7 50,4 90,0 59,2 42,5 13,9 226,5 3.171,9 2.776,8 395,1
III 1.139,2 566,5 572,7 49,0 91,2 64,2 42,1 14,0 127,1 3.198,6 2.798,2 400,4
IV . . . . . . 32,9 . 112,9 . . .
Bron: ECB.
1) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
2) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.
Transacties
Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang-
looptijd termijn Lopend lopend lopend lopend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
1998 IV 3,1 3,9 4,8 0,2 -5,9 -3,8 1,2 -5,0 10,8 -1,2 12,0
1999 I 12,7 3,8 8,1 0,1 0,7 2,1 1,3 0,8 26,9 0,8 26,1
II 4,8 4,3 0,4 0,3 -0,2 -1,7 -0,1 -1,6 18,2 -1,4 19,7
III 5,8 -4,4 9,3 0,0 0,8 -8,4 -1,2 -7,2 20,9 0,0 21,0
IV 10,5 0,2 10,1 0,0 0,2 -0,1 -0,3 0,2 3,8 3,0 0,8
2000 I 11,4 3,2 6,8 0,0 1,4 3,8 4,1 -0,3 33,7 7,5 26,3
II 1,9 0,3 2,8 0,3 -1,5 -0,7 1,3 -2,0 18,4 1,0 17,4
III 1,2 -0,7 0,4 0,2 1,3 1,4 0,7 0,7 4,6 -0,2 4,8
IV 13,0 6,5 4,6 -0,5 2,4 -4,6 3,1 -7,7 -12,6 -6,5 -6,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 3,9 -2,5 4,7 0,3 1,3 -1,2 0,3 -1,5 17,3 -4,8 22,1
II 2,8 3,4 1,0 0,3 -1,9 5,1 2,9 2,2 18,5 1,9 16,5
III 1,5 -2,1 2,7 -0,1 1,0 -1,6 -0,6 -1,0 31,2 0,4 30,8
IV 7,6 8,8 0,6 -0,3 -1,4 0,3 2,7 -2,4 33,1 -0,6 33,7
2002 I 3,0 -4,2 5,3 0,5 1,3 12,3 1,0 11,3 59,4 11,4 48,0
II 5,3 4,5 -0,1 -0,3 1,2 5,1 5,1 0,0 -15,5 -11,3 -4,2
III 2,5 1,7 5,1 0,3 -4,6 -2,3 1,6 -3,9 33,0 9,1 24,0
IV 16,3 6,2 7,5 -0,4 3,0 . . . . . .
Bron: ECB.
1) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën financiële activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid
en niet-financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
2) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.
3. Huishoudens 7)
Netto verwerving van niet- Netto verwerving van financiële activa Vermogens- Netto verwerving PM:
financiële activa mutaties 6) van passiva
Totaal Totaal Totaal Totaal Beschik- Bruto
Bruto Verbruik Chartaal Effecten Aandelen Verzeke- Bruto Leningen baar inko- spaar-
investe- vaste geld en m.u.v. en deel- rings- bespa- men quote 8)
ringen in activa (-) deposi- aan- nemingen techni- ringen
vaste to’s delen4) sche
activa reserves
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1995 162,2 351,6 -192,0 394,7 185,2 82,3 1,2 179,6 420,0 606,8 136,9 135,8 3.604,7 16,8
1996 160,0 361,8 -203,4 433,3 145,6 24,6 93,6 190,9 431,9 620,0 161,3 160,1 3.762,9 16,5
1997 156,1 353,7 -198,7 421,6 69,1 -17,9 194,3 217,4 409,3 588,7 168,5 167,1 3.789,3 15,5
1998 163,8 363,8 -203,3 444,7 95,5 -118,5 288,8 208,9 395,7 567,0 212,7 211,4 3.897,8 14,5
1999 172,6 392,6 -217,5 476,4 115,1 -16,4 198,8 240,1 380,8 555,1 268,2 266,7 4.062,1 13,7
2000 180,5 413,1 -225,2 417,3 52,7 45,9 132,0 248,4 375,7 559,0 222,1 220,4 4.233,7 13,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 176,0 422,4 -245,8 401,6 178,9 66,6 67,5 230,0 409,0 610,0 168,6 166,7 4.529,1 13,5
Bron: ECB.
1) Niet-geconsolideerde gegevens.
2) Alle sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11), financiële ondernemingen (S.12) en huishoudens (S.14) met inbe-
grip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
3) Met inbegrip van netto verwerving van waarden.
4) Ongerekend financiële derivaten.
5) Financiële derivaten, overige te ontvangen/betalen bedragen en statistische verschillen.
6) Als gevolg van besparingen en per saldo te ontvangen vermogensoverdrachten, na aftrek van verbruik vaste activa (-).
7) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
8) Bruto besparingen als percentage van het beschikbare inkomen.
1999 -0,5 -1,5 -1,8 -1,2 -1,8 2,3 -1,7 3,5 0,7 -2,3 -2,8 2,0
2000 0,1 1,1 -1,9 -0,8 -1,4 4,3 -0,6 6,1 2,2 -1,5 -2,8 6,9
2001 0,4 -2,8 -1,4 -0,1 -1,5 1,1 -2,6 6,4 0,1 0,3 -4,2 5,1
2002 0,0 -3,6 -1,2 -0,1 -3,1 -0,1 -2,3 2,6 -1,1 -0,6 -2,7 4,7
Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende het tekort/overschot van landen.
1) De ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot zijn op basis van ESR95, maar de cijfers omvatten geen opbrengsten van verkopen van UMTS-licenties
in 2000 (met inbegrip van deze opbrengsten komt het tekort/overschot uit op 0,1). De transacties tussen landen en EU-instellingen zijn inbegrepen en
geconsolideerd. De transacties tussen overheden zijn niet geconsolideerd.
2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies.
3) Omvat sociale uitkeringen, sociale overdrachten in natura via marktproducenten en overdrachten aan instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve
van huishoudens.
4) Omvat totale uitgaven minus rentebetalingen.
5) Komt overeen met de finale-consumptie-uitgaven (P.3) van de overheid in ESR95.
6) Met inbegrip van opbrengsten uit de verkoop van UMTS-licenties.
Centrale Deelstaat Lagere Sociale-ver- T/m 1 jaar Meer dan T/m 1 Meer dan 1 Meer dan Euro of deelne- Overige
overheid overheid overheid zekerings- 1 jaar Variabele rente jaar jaar t/m 5 jaar 5 jaar mende valuta 5) Buitenlandse valuta’s
instellingen valuta
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1993 67,3 55,2 5,2 6,3 0,6 11,9 55,4 6,6 18,4 24,4 24,4 65,6 2,9 1,7
1994 70,0 57,9 5,4 6,1 0,5 11,2 58,8 7,4 16,5 26,8 26,7 68,1 3,0 1,9
1995 74,2 61,7 5,7 6,0 0,8 10,6 63,6 6,8 17,6 26,4 30,2 72,3 2,9 1,9
1996 75,4 62,9 6,1 5,9 0,5 10,2 65,2 6,3 19,2 25,4 30,8 73,5 2,7 1,9
1997 74,9 62,3 6,3 5,6 0,6 8,8 66,0 6,0 18,6 25,4 30,8 72,8 2,8 2,0
1998 73,2 61,1 6,3 5,4 0,4 7,7 65,4 5,5 16,4 26,1 30,7 71,4 3,2 1,7
1999 72,1 60,2 6,2 5,3 0,3 6,5 65,6 5,0 14,4 26,9 30,7 70,2 - 1,9
2000 69,6 58,1 6,1 5,1 0,3 5,7 63,8 4,4 14,3 27,6 27,7 67,7 - 1,9
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 69,2 57,8 6,2 4,9 0,3 6,0 63,2 3,2 14,6 26,3 28,3 67,5 - 1,8
2002 69,0 57,5 6,4 4,8 0,3 6,2 62,8 3,2 15,7 24,8 28,5 67,4 - 1,6
1999 114,9 61,2 105,1 63,1 58,5 49,3 114,9 6,0 63,1 67,5 54,3 47,0
2000 109,6 60,2 106,2 60,5 57,2 39,3 110,6 5,6 55,8 66,8 53,3 44,5
2001 108,5 59,5 107,0 56,9 56,8 36,8 109,5 5,6 52,8 67,3 55,6 43,8
2002 105,4 60,8 104,9 54,0 59,1 34,0 106,7 5,7 52,6 67,9 58,0 42,7
Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende de schulden van landen.
1) Deels geraamd. Bruto geconsolideerde overheidsschuld per jaarultimo – nominale waarde. De door andere overheden aangehouden schuld is niet
geconsolideerd.
2) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
3) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
4) Uitgezonderd schuld aangehouden door overheidsinstanties in het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
5) Omvat vóór 1999 schuld in ecu’s, in de nationale valuta en in de valuta’s van andere lidstaten die op de euro zijn overgegaan.
1993 8,0 -5,7 2,3 1,5 1,3 0,2 0,3 -0,2 -0,3 0,1 0,3 0,3 0,1 0,3
1994 6,0 -5,1 0,9 0,0 -0,2 0,1 0,3 -0,1 -0,4 0,2 0,2 0,0 0,7 0,1
1995 7,8 -5,1 2,7 0,6 0,1 -0,1 0,5 0,1 -0,4 0,2 0,2 0,0 2,2 -0,3
1996 3,8 -4,3 -0,5 -0,2 -0,1 0,0 -0,1 -0,1 -0,3 0,2 -0,2 -0,1 0,1 -0,2
1997 2,3 -2,6 -0,3 -0,5 0,2 -0,1 0,0 -0,5 -0,8 0,3 0,2 0,2 -0,2 0,2
1998 1,7 -2,3 -0,6 -0,5 0,1 0,0 -0,1 -0,6 -0,8 0,3 -0,2 0,0 0,0 0,1
1999 1,7 -1,3 0,4 -0,1 0,5 0,1 0,0 -0,7 -0,9 0,2 0,3 0,2 0,1 0,1
2000 0,9 0,1 1,0 0,9 0,7 0,1 0,2 -0,2 -0,4 0,2 0,1 0,0 -0,1 0,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1,7 -1,6 0,1 -0,4 -0,6 0,1 0,2 -0,1 -0,3 0,2 0,0 0,0 0,0 0,6
2002 2,0 -2,3 -0,2 0,2 0,3 0,0 0,1 -0,2 -0,4 0,1 -0,1 -0,1 -0,4 0,0
Bron: ECB.
1) Deels geraamd. Jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld als percentage van het bbp [schuld(t) – schuld (t-1)] ÷ bbp(t).
2) De financieringsbehoefte is per definitie gelijk aan de transacties in de overheidsschuld.
3) Waaronder naast het effect van wisselkoersontwikkelingen de effecten die verband houden met de meting van de nominale waarde (bijvoorbeeld agio
en disagio op uitgegeven effecten).
4) Omvat met name het effect van herrubriceringen van participaties en bepaalde soorten schuldverwerving.
5) Het verschil, als gevolg van mutaties in de voor aggregatie gebruikte wisselkoersen vóór 1999, tussen de mutaties in de geaggregeerde schuld van de
afzonderlijke landen, en de aggregatie van de schuldmutaties in de afzonderlijke landen.
6) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
7) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
8) Met inbegrip van opbrengsten van verkopen van UMTS-licenties.
9) Het verschil tussen de jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld en het tekort als percentage van het bbp.
10) Met uitzondering van financiële derivaten.
11) Omvat voornamelijk transacties in andere activa en passiva (handelskrediet, overige te ontvangen of betalen bedragen en financiële derivaten).
30 50
20 0
10
-50
0
-100
-10
-150
-20
-200
-30
-40 -250
1998 1999 2000 2001 2002 1998 1999 2000 2001 2002
Bron: ECB.
1) Inkomende stromen (+); uitgaande stromen (-). Officiële reserves: toename (–); afname (+).
2) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.
1. Voornaamste posten
Lopende rekening Vermogens-
overdrachtenrekening
Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensoverdrachten
Ont- Uitgaven Netto Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Ont- Uitgaven Ont- Uitgaven Ont- Uitgaven
vangsten vangsten vangsten vangsten
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
1997 1.218,5 1.161,8 56,7 754,6 638,3 214,3 216,5 189,5 204,7 60,0 102,3 18,9 5,9
1998 1.277,3 1.250,6 26,7 784,4 675,4 231,6 237,9 198,5 227,3 62,9 110,1 17,7 5,3
1999 1.337,0 1.360,8 -23,8 818,3 742,5 246,7 263,2 207,3 244,2 64,8 110,9 19,1 6,3
2000 1.613,1 1.679,1 -66,0 989,8 958,3 287,5 304,9 269,1 294,6 66,7 121,3 18,3 8,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1.716,3 1.735,7 -19,4 1.033,0 957,6 325,0 328,7 283,1 322,9 75,3 126,5 17,0 7,5
2002 1.713,6 1.651,9 61,7 1.059,7 926,4 331,7 320,7 238,1 274,7 84,1 130,1 19,1 7,3
2001 IV 434,7 425,8 9,0 264,0 233,6 83,5 83,3 71,0 75,8 16,3 33,1 4,4 3,1
2002 I 416,5 404,6 12,0 254,9 228,2 72,5 77,3 58,3 65,7 30,8 33,4 4,7 1,5
II 429,3 427,1 2,2 267,3 236,0 84,5 78,6 62,5 78,6 15,1 33,9 5,0 1,5
III 426,8 403,8 23,0 263,2 224,7 89,8 83,9 55,4 66,0 18,4 29,2 4,1 1,7
IV 441,0 416,5 24,5 274,3 237,6 84,9 81,0 62,0 64,4 19,7 33,6 5,3 2,5
2001 dec. 147,1 143,2 3,9 80,5 69,9 30,2 28,4 30,0 32,3 6,4 12,5 2,4 1,7
2002 jan. 141,7 141,9 -0,1 79,6 76,6 24,3 26,8 20,3 26,7 17,4 11,7 3,0 0,5
febr. 132,8 128,1 4,7 83,5 73,3 23,1 24,5 19,2 19,4 7,1 10,9 1,0 0,6
maart 142,0 134,5 7,4 91,8 78,3 25,1 25,9 18,7 19,6 6,3 10,8 0,7 0,5
april 141,4 147,2 -5,8 88,4 81,1 27,5 26,8 20,2 27,9 5,3 11,3 1,9 0,6
mei 143,0 142,3 0,7 88,9 78,6 28,2 26,1 20,5 26,9 5,3 10,6 1,5 0,4
juni 144,9 137,6 7,4 89,9 76,3 28,8 25,6 21,7 23,8 4,5 12,0 1,6 0,5
juli 151,1 146,3 4,8 93,5 78,2 31,3 29,6 20,1 29,1 6,3 9,4 1,1 0,6
aug. 134,9 125,1 9,9 81,7 69,5 28,9 28,6 18,3 18,0 6,0 9,0 1,3 0,7
sept. 140,8 132,4 8,3 88,1 77,0 29,6 25,7 17,0 19,0 6,1 10,7 1,6 0,4
okt. 151,3 147,5 3,8 97,7 85,4 28,8 28,7 19,7 22,1 5,1 11,4 2,1 0,6
nov. 144,9 133,3 11,5 91,7 78,0 26,7 25,3 19,7 19,3 6,7 10,7 1,2 0,8
dec. 144,8 135,7 9,1 84,9 74,1 29,4 27,0 22,6 22,9 7,9 11,6 2,0 1,1
2003 jan. 143,3 149,7 -6,5 81,8 80,9 25,2 25,6 18,7 28,7 17,6 14,4 2,6 0,5
febr. 131,5 128,3 3,2 83,5 74,0 23,1 23,3 17,1 20,3 7,8 10,7 1,5 2,4
2. Voornaamste posten op de lopende rekening (seizoenvrij)
Lopende rekening
Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensoverdrachten
Ontvang- Uitgaven Netto Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Ontvang- Uitgaven Ontvang- Uitgaven
sten sten sten
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
2000 IV 438,8 457,0 -17,8 266,0 262,5 78,5 83,4 76,8 78,4 17,6 32,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 431,6 440,4 -8,8 261,0 245,6 78,8 81,9 72,7 83,6 19,1 29,4
II 432,2 443,4 -11,2 261,3 244,1 81,5 82,3 70,7 83,3 18,7 33,7
III 428,4 430,1 -1,8 257,2 238,9 82,1 82,5 70,6 78,1 18,4 30,6
IV 422,9 420,1 2,8 254,1 228,9 81,8 81,7 68,4 76,6 18,7 32,9
2002 I 425,1 409,9 15,2 263,9 228,6 81,6 81,8 59,8 67,9 19,8 31,5
II 427,8 418,2 9,6 265,8 232,4 82,9 80,7 59,6 71,3 19,5 33,9
III 430,9 411,5 19,4 265,9 232,0 83,7 78,8 59,0 68,7 22,3 31,9
IV 430,2 412,5 17,7 264,6 233,5 83,2 79,3 60,1 66,3 22,3 33,5
2001 dec. 144,9 143,2 1,8 84,4 75,3 28,9 27,8 25,6 28,5 6,0 11,5
2002 jan. 142,3 134,8 7,5 86,5 74,5 27,3 27,4 21,3 24,2 7,2 8,8
febr. 142,3 138,5 3,8 88,3 77,0 27,2 27,3 20,7 22,8 6,0 11,4
maart 140,5 136,6 3,9 89,2 77,2 27,1 27,1 17,7 21,0 6,5 11,4
april 142,7 142,4 0,3 88,1 77,9 27,9 27,6 20,2 25,6 6,4 11,4
mei 141,8 137,9 3,9 88,4 76,5 27,2 26,6 19,7 23,7 6,6 11,1
juni 143,3 137,9 5,4 89,3 78,0 27,8 26,5 19,7 22,0 6,5 11,4
juli 141,8 138,2 3,6 87,5 76,8 27,0 26,6 20,1 24,5 7,2 10,2
aug. 145,1 137,6 7,5 89,4 77,6 27,6 26,9 20,4 22,6 7,7 10,5
sept. 144,0 135,6 8,4 89,1 77,5 29,1 25,3 18,5 21,6 7,4 11,2
okt. 143,2 140,4 2,8 88,3 78,5 27,5 27,0 20,1 23,2 7,3 11,6
nov. 145,4 137,8 7,7 89,0 77,2 28,1 26,5 20,6 22,9 7,7 11,2
dec. 141,6 134,4 7,2 87,3 77,7 27,6 25,8 19,3 20,3 7,4 10,6
2003 jan. 143,5 141,2 2,2 88,6 78,6 28,3 26,1 19,4 25,5 7,2 11,0
febr. 140,8 139,0 1,9 88,1 77,7 27,4 26,1 18,5 24,1 6,8 11,1
Bron: ECB.
1) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.
Bron: ECB.
1) Inkomende stromen (+); uitgaande stromen (-).
2) Met uitzondering van het Eurosysteem.
1. Naar instrument 2)
Totaal Aandelen Schuldbewijzen
Activa Passiva ) Activa Passiva s Activa Passiva
Totaal Obligaties Geldmarkt- Totaal Obligaties Geldmarkt-
en instrumenten en instrumenten
notes notes
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1998 -363,3 253,3 -116,2 104,0 -247,1 -238,9 -8,2 149,4 121,3 28,1
1999 -311,3 269,8 -156,5 93,0 -154,8 -154,9 0,1 176,8 117,0 59,9
2000 -409,0 297,4 -285,9 49,9 -123,1 -114,3 -8,8 247,5 239,2 8,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -291,0 355,8 -108,3 233,2 -182,7 -160,1 -22,6 122,5 115,1 7,4
2002 -172,8 283,3 -40,8 89,2 -132,0 -78,1 -53,9 194,2 128,6 65,6
2001 IV -87,2 100,1 -24,9 61,3 -62,3 -51,0 -11,3 38,8 35,9 2,9
2002 I -75,0 39,2 -32,1 34,5 -42,9 -21,9 -21,0 4,8 7,1 -2,3
II -54,2 126,5 -13,9 36,0 -40,3 -25,3 -15,0 90,5 61,4 29,1
III -19,8 55,5 12,7 6,0 -32,5 -17,3 -15,2 49,5 26,3 23,2
IV -23,7 62,1 -7,5 12,8 -16,2 -13,5 -2,7 49,4 33,7 15,6
2001 dec. -12,8 -0,7 -6,6 12,6 -6,2 -15,5 9,3 -13,3 -16,4 3,1
2002 jan. -27,5 -6,1 -13,5 13,3 -14,0 -3,0 -11,0 -19,4 -11,6 -7,8
febr. -18,6 10,1 -8,8 9,4 -9,8 -5,7 -4,2 0,6 1,2 -0,5
maart -28,9 35,2 -9,9 11,7 -19,0 -13,2 -5,8 23,5 17,5 6,0
april -13,2 29,3 -1,9 6,5 -11,3 -10,1 -1,2 22,8 15,1 7,7
mei -29,5 63,7 -5,8 27,8 -23,6 -14,7 -9,0 35,9 22,8 13,1
juni -11,6 33,5 -6,2 1,7 -5,4 -0,6 -4,8 31,8 23,5 8,3
juli -15,8 26,5 -6,4 4,5 -9,4 -1,3 -8,1 22,0 13,4 8,6
aug. -4,4 12,7 5,1 -0,3 -9,5 -10,1 0,5 13,0 2,1 10,9
sept. 0,4 16,4 14,0 1,9 -13,6 -6,0 -7,7 14,5 10,8 3,7
okt. 1,0 24,2 -0,6 -3,7 1,6 -4,0 5,6 27,9 15,7 12,3
nov. -9,1 24,8 -0,3 16,5 -8,8 -5,0 -3,7 8,3 6,6 1,7
dec. -15,6 13,1 -6,6 -0,1 -9,0 -4,5 -4,6 13,1 11,5 1,7
2003 jan. -22,6 17,1 2,0 14,1 -24,7 -17,0 -7,7 3,0 4,3 -1,3
febr. -23,9 34,6 -0,1 4,2 -23,8 -25,1 1,3 30,4 17,8 12,6
2. Activa naar instrument en houderschap
Aandelen Schuldbewijzen
Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten
Eurosys- MFI’s 3) Niet-MFI’s Eurosys- MFI’s 3) Niet-MFI’s Eurosys- MFI’s 3) Niet-MFI’s
teem teem teem
Totaal Over- Overige Totaal Over- Overige Totaal Over- Overige
heid sectoren heid sectoren heid sectoren
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
1999 0,1 -1,5 -155,1 -2,1 -153,0 0,1 -15,4 -139,6 -1,7 -137,9 0,9 -8,1 7,3 -0,1 7,5
2000 -0,1 -4,3 -281,6 -2,6 -278,9 -1,9 -46,3 -66,1 -1,5 -64,6 2,2 -15,5 4,6 -1,0 5,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -0,4 3,8 -111,8 -2,1 -109,8 1,9 -71,1 -90,9 -1,2 -89,6 -2,3 -34,5 14,3 -0,2 14,5
2002 -0,3 -9,7 -30,8 -5,2 -25,6 3,7 -7,0 -74,8 -1,0 -73,8 2,1 -35,0 -21,0 -0,9 -20,1
2001 IV -0,1 4,8 -29,6 -0,5 -29,0 -0,7 -37,8 -12,5 -0,3 -12,2 -0,3 -3,6 -7,3 1,9 -9,3
2002 I 0,0 -4,8 -27,3 -1,4 -25,8 0,4 -4,7 -17,5 -0,5 -17,0 0,8 -13,0 -8,8 -1,1 -7,7
II -0,1 -3,7 -10,1 -2,0 -8,1 2,4 -2,3 -25,4 0,2 -25,6 0,0 -1,9 -13,1 -0,1 -13,0
III -0,1 2,8 10,0 -0,6 10,6 -1,1 -2,9 -13,3 -0,3 -13,0 0,9 -13,3 -2,7 0,2 -3,0
IV -0,1 -4,0 -3,5 -1,2 -2,3 2,1 3,0 -18,6 -0,4 -18,1 0,4 -6,8 3,6 0,1 3,5
2002 sept. 0,3 -0,6 14,3 . . -0,4 0,5 -6,0 . . 0,4 -6,0 -2,1 . .
okt. 0,0 -2,2 1,6 . . 0,4 3,8 -8,3 . . 0,4 3,5 1,7 . .
nov. -0,1 -1,2 0,9 . . 1,4 -6,2 -0,3 . . -0,1 -9,8 6,2 . .
dec. 0,0 -0,6 -6,0 . . 0,2 5,3 -10,0 . . 0,1 -0,5 -4,2 . .
2003 jan. 0,0 1,4 0,6 . . 0,0 -12,7 -4,2 . . -0,3 -10,9 3,4 . .
febr. -0,1 -0,9 0,9 . . 1,0 -10,1 -16,0 . . -0,9 -0,3 2,5 . .
Bron: ECB.
1) Inkomende stromen (+); uitgaande stromen (-).
2) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.
3) Met uitzondering van het Eurosysteem.
1999 10,1 0,3 1,0 2,0 6,1 12,5 -12,1 0,2 3,5 2,0 -0,1 0,8
2000 17,6 1,0 0,3 2,9 13,3 4,3 4,6 0,0 -5,6 10,1 -0,1 0,0
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 17,8 0,6 -1,0 -4,2 22,5 10,0 -5,3 -1,1 20,4 -1,6 0,0 0,0
2002 -2,2 0,7 0,2 -2,0 -1,2 -2,3 -15,3 0,0 8,2 8,4 -0,2 0,0
2001 IV 3,3 0,1 -0,1 0,8 2,4 2,7 1,7 0,0 4,8 -6,9 0,0 0,0
2002 I -3,1 -0,2 0,0 -0,4 -2,4 -1,7 -12,4 0,0 4,2 7,4 0,0 0,0
II 6,7 0,5 0,5 -2,1 7,8 -0,6 1,2 0,0 4,3 3,1 -0,2 0,0
III -4,6 -0,1 -0,2 0,2 -4,6 -2,4 -3,0 0,0 1,9 -1,2 0,0 0,0
IV -1,3 0,4 -0,1 0,3 -1,9 2,3 -1,2 0,0 -2,2 -0,9 0,0 0,0
Bron: ECB.
1) Toename (-); afname (+).
1999 938,7 85,7 853,0 235,8 1,8 234,0 606,3 24,3 582,0 198,6 1,7 196,9
2000 1.256,0 115,9 1.140,1 353,7 2,3 351,3 880,6 31,8 848,8 300,7 1,8 298,9
2001 1.478,4 132,0 1.346,4 381,5 2,6 378,9 985,6 42,4 943,2 343,6 2,6 341,0
Bron: ECB.
1) De gegevens hebben betrekking op de Euro-12, dat wil zeggen dat Griekenland is inbegrepen.
2) Activa minus passiva.
3) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.
4) Met uitzondering van het Eurosysteem.
.
5. Officiële reserves en aanverwante activa van het Eurosysteem en van de Europese Centrale Bank 1)
(EUR miljard; ultimocijfers tenzij anders aangegeven)
1999 dec. 49,3 7,0 24,030 0,0 0,0 42,3 0,3 7,8 34,3 0,0 27,8 6,5 0,0 0,0 2,6
2000 dec. 45,3 7,0 24,030 0,0 0,0 38,2 0,6 6,8 30,6 0,0 20,4 10,2 0,3 0,0 3,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 dec. 49,3 7,8 24,656 0,1 0,0 41,4 0,8 7,0 33,6 0,0 23,5 10,1 0,0 0,0 3,6
2002 dec. 45,5 8,1 24,656 0,2 0,0 37,3 1,2 9,9 26,1 - - - 0,0 0,0 3,0
2003 jan. 42,9 8,4 24,656 0,2 0,0 34,4 0,8 9,5 24,1 - - - 0,0 0,0 2,9
febr. 42,0 7,9 24,656 0,2 0,0 33,9 1,3 8,8 23,8 - - - 0,0 0,0 2,6
maart 40,5 7,6 24,656 0,2 0,0 32,8 0,9 9,3 22,6 - - - 0,0 0,0 3,0
Bron: ECB.
1) Op de website van de ECB zijn meer uitgebreide gegevens te vinden, opgesteld volgens het sjabloon voor de internationale reserves en in vreemde
valuta luidende liquiditeiten.
2) De mutatie in de goudvoorraad van het Eurosysteem wordt veroorzaakt door goudtransacties overeenkomstig de voorwaarden van de goudovereen-
komst tussen centrale banken van 26 september 1999.
3) Als gevolg van verschillen in dekking en waardering zijn de gegevens niet geheel vergelijkbaar met die in Tabel 1.1.
4) Positie per 1 januari 1999.
5) Deel van de reserves van het Eurosysteem.
Totaal Totaal Verenigd Zweden Dene- Toe- Zwitser- Verenig- Japan Azië Afrika Latijns Overige
(seizoen- Konink- marken tredende land de Staten m.u.v. Amerika landen
vrij) rijk landen Japan
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Uitvoer (f.o.b.)
1999 832,8 - 161,4 33,1 21,1 77,3 56,1 135,1 26,8 119,2 48,4 39,1 115,2
2000 1.013,7 - 189,7 38,8 23,2 94,6 63,4 171,4 34,2 151,6 56,1 46,7 144,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1.060,8 - 201,9 36,9 24,3 105,9 66,3 180,0 34,5 165,3 60,3 49,8 135,6
2002 1.073,3 - 203,1 36,7 24,6 112,0 63,7 180,7 32,5 169,8 59,5 42,9 .
2001 IV 272,9 262,5 50,9 9,6 6,2 27,7 16,2 45,0 8,8 43,3 15,8 12,6 36,7
2002 I 258,5 268,8 51,8 9,2 6,0 26,3 15,9 44,6 7,9 39,4 14,0 10,2 33,2
II 273,0 270,5 51,5 9,3 6,2 28,9 16,2 45,9 7,8 42,8 15,6 11,3 37,6
III 265,4 269,6 49,8 8,3 6,0 27,7 15,6 44,1 8,3 42,8 14,8 10,5 37,5
IV 276,4 267,7 50,0 9,9 6,5 29,1 16,0 46,1 8,5 44,9 15,1 10,9 .
2002 sept. 89,6 90,3 17,3 3,1 2,2 9,8 5,4 14,4 2,8 14,2 4,7 3,2 12,4
okt. 98,6 89,0 17,9 3,6 2,3 10,7 5,8 16,6 3,0 15,6 5,3 4,1 13,7
nov. 92,9 90,5 17,2 3,5 2,2 10,0 5,5 15,7 2,9 14,4 4,8 3,4 13,4
dec. 84,8 88,2 14,9 2,8 1,9 8,3 4,7 13,8 2,6 14,9 5,0 3,4 .
2003 jan. 82,1 89,4 15,3 3,0 1,9 8,9 5,3 14,2 2,5 12,3 4,5 3,1 .
febr. 84,6 90,1 . . . . . . . . . . .
Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar
2003 febr. 0,3 - . . . . . . . . . . .
Invoer (c.i.f.)
1999 781,2 - 131,0 33,2 18,6 60,3 43,2 113,2 53,9 151,8 49,0 30,4 96,6
2000 1.008,4 - 156,6 38,0 21,8 76,8 49,8 140,7 65,5 211,6 72,2 39,7 135,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1.011,1 - 154,0 34,3 21,3 88,8 52,9 138,1 58,6 207,9 74,0 40,9 140,3
2002 970,5 - 143,4 34,1 21,5 93,4 51,9 124,5 52,0 202,8 68,3 38,9 .
2001 IV 247,5 241,2 39,2 8,7 5,7 22,9 14,0 32,7 13,5 50,4 16,9 9,4 34,1
2002 I 239,5 241,0 36,1 8,2 5,1 22,2 12,7 32,9 12,8 49,2 17,8 9,3 33,2
II 248,5 245,5 37,5 8,9 5,2 23,9 13,6 32,9 13,5 48,7 17,1 10,6 36,6
III 232,9 241,9 33,5 7,9 5,2 22,5 12,3 28,4 12,3 51,0 16,2 9,8 33,8
IV 249,5 243,9 36,4 9,1 6,0 24,7 13,3 30,2 13,4 53,8 17,2 9,1 .
2002 sept. 80,4 80,6 11,9 3,0 1,8 8,0 4,3 8,9 4,2 17,8 5,8 3,3 11,4
okt. 89,1 81,7 12,3 3,2 2,0 9,0 4,9 10,8 4,9 19,3 6,4 3,6 12,8
nov. 83,1 82,0 12,1 3,0 2,0 8,3 4,4 10,6 4,6 18,0 5,4 2,9 11,8
dec. 77,4 80,2 12,0 2,8 2,0 7,4 4,0 8,9 4,0 16,5 5,4 2,6 .
2003 jan. 83,0 82,5 10,9 2,7 1,9 8,0 4,1 9,7 4,4 18,7 6,2 3,0 .
febr. 79,4 82,7 . . . . . . . . . . .
Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar
2003 febr. 2,7 - . . . . . . . . . . .
Saldo
1999 51,6 - 30,4 -0,1 2,6 17,0 12,9 21,9 -27,1 -32,6 -0,6 8,7 18,6
2000 5,3 - 33,1 0,8 1,4 17,8 13,6 30,7 -31,3 -60,0 -16,1 7,0 8,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 49,7 - 47,8 2,7 3,0 17,1 13,4 42,0 -24,1 -42,5 -13,7 8,9 -4,7
2002 102,8 - 59,7 2,6 3,1 18,6 11,8 56,3 -19,4 -32,9 -8,8 4,1 .
2001 IV 25,3 21,3 11,8 0,9 0,5 4,8 2,2 12,3 -4,6 -7,1 -1,1 3,1 2,6
2002 I 19,0 27,7 15,7 1,0 0,9 4,1 3,2 11,7 -4,9 -9,8 -3,8 1,0 0,1
II 24,5 25,0 13,9 0,4 1,0 5,0 2,7 13,0 -5,7 -6,0 -1,5 0,6 1,0
III 32,5 27,6 16,4 0,5 0,8 5,2 3,3 15,7 -4,0 -8,2 -1,4 0,7 3,6
IV 26,8 23,8 13,6 0,8 0,4 4,4 2,7 15,9 -4,9 -9,0 -2,1 1,8 .
2002 sept. 9,2 9,7 5,4 0,1 0,4 1,8 1,1 5,6 -1,4 -3,6 -1,2 0,0 1,0
okt. 9,6 7,3 5,6 0,4 0,3 1,7 0,9 5,8 -1,8 -3,7 -1,1 0,5 0,9
nov. 9,8 8,5 5,1 0,4 0,2 1,7 1,1 5,1 -1,7 -3,6 -0,6 0,5 1,6
dec. 7,4 8,0 3,0 0,0 -0,1 0,9 0,8 4,9 -1,4 -1,7 -0,4 0,8 .
2003 jan. -0,9 6,9 4,4 0,3 0,0 0,9 1,2 4,5 -1,9 -6,4 -1,7 0,1 .
febr. 5,2 7,3 . . . . . . . . . . .
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat (saldo en overige landen).
1) Als gevolg van verschillen in definitie, dekking en tijdstip van registratie zijn de handelsgegevens (samengesteld door Eurostat) niet geheel verge-
lijkbaar met de goederenpost in de door de ECB samengestelde betalingsbalansstatistieken (Tabellen 8.1 en 8.2).
Tabel 10
Wisselkoersen
(gemiddelden per periode, eenheden nationale valuta’s per ecu of euro (bilateraal); index 1999 I = 100 (effectief))
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1997 99,1 99,4 99,3 100,6 90,4 96,5 1,134 137,1 1,644 0,692
1998 101,5 101,3 101,6 99,4 96,6 99,1 1,121 146,4 1,622 0,676
1999 95,7 95,7 95,7 96,0 96,6 95,8 1,066 121,3 1,600 0,659
2000 85,7 86,3 87,1 87,1 88,2 86,0 0,924 99,5 1,558 0,609
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 87,3 88,6 89,3 87,7 91,0 87,8 0,896 108,7 1,511 0,622
2002 90,0 92,5 92,9 90,7 95,6 91,7 0,946 118,1 1,467 0,629
2001 I 88,6 89,5 90,6 89,2 91,4 88,4 0,923 109,1 1,533 0,633
II 86,0 87,3 87,9 86,9 89,5 86,5 0,873 106,9 1,528 0,614
III 87,0 88,3 89,0 86,8 91,2 87,8 0,890 108,3 1,507 0,619
IV 87,5 89,3 89,9 87,9 92,0 88,4 0,896 110,5 1,473 0,621
2002 I 87,1 89,4 89,9 87,5 91,3 87,8 0,877 116,1 1,473 0,615
II 88,8 91,4 91,6 90,0 93,9 90,2 0,919 116,5 1,465 0,629
III 91,3 93,9 94,4 92,4 97,9 93,8 0,984 117,2 1,464 0,635
IV 92,5 95,4 95,6 92,9 99,4 95,0 0,999 122,4 1,467 0,636
2003 I 96,9 100,1 100,0 - 104,1 99,3 1,073 127,6 1,466 0,670
2001 jan. 89,2 89,9 91,0 - 91,7 88,7 0,938 109,6 1,529 0,635
febr. 88,3 89,1 90,4 - 91,0 88,1 0,922 107,1 1,536 0,634
maart 88,4 89,4 90,5 - 91,4 88,5 0,910 110,3 1,535 0,629
april 87,6 88,8 89,6 - 91,0 88,0 0,892 110,4 1,529 0,622
mei 85,9 87,2 87,7 - 89,3 86,3 0,874 106,5 1,533 0,613
juni 84,7 86,0 86,5 - 88,1 85,1 0,853 104,3 1,522 0,609
juli 85,4 86,8 87,2 - 89,1 86,0 0,861 107,2 1,514 0,609
aug. 87,7 89,0 89,6 - 91,8 88,3 0,900 109,3 1,514 0,627
sept. 88,0 89,3 90,0 - 92,6 89,0 0,911 108,2 1,491 0,623
okt. 88,0 89,6 90,1 - 92,8 89,2 0,906 109,9 1,479 0,624
nov. 86,8 88,4 89,2 - 91,3 87,6 0,888 108,7 1,466 0,618
dec. 87,7 89,8 90,3 - 91,9 88,5 0,892 113,4 1,475 0,620
2002 jan. 87,6 89,9 90,5 - 91,6 88,1 0,883 117,1 1,475 0,617
febr. 86,8 89,0 89,6 - 91,1 87,5 0,870 116,2 1,477 0,612
maart 86,8 89,3 89,7 - 91,2 87,9 0,876 114,7 1,468 0,616
april 87,2 89,7 90,1 - 91,7 88,2 0,886 115,8 1,466 0,614
mei 88,6 91,1 91,4 - 93,7 90,0 0,917 115,9 1,457 0,628
juni 90,6 93,2 93,4 - 96,4 92,5 0,955 117,8 1,472 0,644
juli 91,7 94,4 94,7 - 98,2 94,2 0,992 117,1 1,462 0,639
aug. 91,1 93,6 94,2 - 97,7 93,5 0,978 116,3 1,464 0,636
sept. 91,2 93,7 94,4 - 98,0 93,7 0,981 118,4 1,465 0,631
okt. 91,7 94,3 94,5 - 98,5 94,2 0,981 121,6 1,465 0,630
nov. 92,5 95,1 95,3 - 99,3 94,7 1,001 121,7 1,467 0,637
dec. 93,6 96,7 96,8 - 100,4 96,0 1,018 124,2 1,468 0,642
2003 jan. 95,8 98,8 99,0 - 103,0 98,1 1,062 126,1 1,462 0,657
febr. 97,1 100,2 100,2 - 104,4 99,4 1,077 128,6 1,467 0,670
maart 97,9 101,3 100,6 - 105,1 100,2 1,081 128,2 1,469 0,683
april 98,6 102,0 101,3 - 105,2 100,2 1,085 130,1 1,496 0,689
Procentuele mut.4) voorgaande maand
2003 april 0,7 0,7 0,7 - 0,2 0,0 0,4 1,5 1,8 0,9
Procentuele mut.4) voorgaande maand
2003 april 13,0 13,7 12,5 - 14,8 13,7 22,5 12,4 2,1 12,2
Bron: ECB.
1) Meer gegevens over de berekening zijn te vinden in de Toelichting.
2) Tot en met december 1998 koersen voor de ecu (bron BIB); vanaf januari 1999 koersen voor de euro.
3) Tot en met september 2000 zijn de koersen voor deze valuta’s indicatief, aangezien de ECB voor deze valuta’s voordien geen officiële referentiekoer-
sen bekend maakte.
Zweedse Deense kroon Noorse Canadese Australische Hongkong Koreaanse won Singapore
kroon kroon dollar dollar dollar 3) 3)
dollar 3)
11 12 13 14 15 16 17 18
4) Procentuele mutatie van de meest recente maandelijkse waarneming ten opzichte van de voorgaande maand en de overeenkomstige maand van het
voorgaande jaar. Een positieve mutatie duidt op appreciatie van de euro. Als gevolg van een verandering in het gewichtenschema, zijn de gegevens
met betrekking tot de effectieve wisselkoersen met ingang van januari 2001 niet geheel vergelijkbaar met eerdere waarnemingen.
HICP Tekort (-) Bruto Rende- Wissel- Lopende Arbeids- Reëel Indus- Gestan- Ruim Drie-
/over- schuld ment op koers2) rekening kosten bbp triële daardi- gedefi- maands
schot (+) overheid, langlo- t.o.v. en ver- per productie- seerde nieerde rente 1),
4)
overheid, % bbp pende euro mogens- eenheid index werkloos- geld- % per
% bbp over- over- product 3) heid, % hoeveel- jaar
heidsobli- drachten- beroeps- heid 5)
gaties 1), reke- bevol-
% per ning, king, sei-
jaar % bbp zoenvrij
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Denemarken
1999 2,1 3,3 53,0 4,91 7,44 1,8 2,4 2,6 0,1 4,8 -0,2 3,44
2000 2,7 2,6 47,4 5,64 7,45 1,5 1,4 2,9 5,7 4,4 1,1 5,00
2001 2,3 3,1 45,4 5,08 7,45 3,1 3,7 1,4 1,3 4,3 5,7 4,70
2002 2,4 1,9 45,2 5,06 7,43 2,9 1,4 1,6 1,5 4,5 3,5 3,54
2001 IV 2,0 - - 4,83 7,44 0,7 3,7 1,0 -0,5 4,3 9,6 3,77
2002 I 2,5 - - 5,21 7,43 2,7 3,0 1,2 -0,4 4,3 2,3 3,63
II 2,1 - - 5,36 7,43 3,3 0,6 3,1 4,4 4,4 2,8 3,71
III 2,4 - - 4,92 7,43 3,8 1,0 1,1 0,9 4,6 2,6 3,57
IV 2,7 - - 4,74 7,43 1,8 1,0 1,0 1,0 4,7 6,1 3,27
2003 I 2,8 - - 4,30 7,43 . . . . . 19,1 2,83
2002 nov. 2,8 - - 4,79 7,43 - - - -2,8 4,7 4,7 3,31
dec. 2,6 - - 4,61 7,43 - - - -1,9 4,8 10,8 3,07
2003 jan. 2,6 - - 4,43 7,43 - - - -2,2 4,9 17,7 2,97
febr. 2,9 - - 4,21 7,43 - - - 2,8 5,0 21,1 2,83
maart 2,8 - - 4,26 7,43 - - - . . 18,5 2,67
april . - - 4,41 7,43 - - - . . . 2,67
Zweden
1999 0,6 1,5 62,7 4,98 8,81 2,6 -1,2 4,6 2,2 6,7 6,8 3,32
2000 1,3 3,4 52,8 5,37 8,45 3,8 5,0 4,4 6,3 5,6 6,2 4,07
2001 2,7 4,5 54,4 5,11 9,26 3,8 5,8 1,1 -0,3 4,9 3,4 4,11
2002 2,0 1,2 52,4 5,31 9,16 4,1 2,1 1,9 -1,2 4,9 5,3 4,24
2001 IV 3,0 - - 5,12 9,48 4,3 5,6 0,8 -2,3 4,9 6,2 3,85
2002 I 2,9 - - 5,42 9,16 5,5 4,7 0,8 -1,1 4,9 7,0 4,00
II 1,9 - - 5,64 9,16 5,3 0,8 3,1 0,2 4,9 5,3 4,43
III 1,5 - - 5,16 9,23 4,1 1,4 2,4 -1,2 4,9 5,8 4,41
IV 1,6 - - 5,00 9,09 1,8 1,7 1,3 -2,5 5,1 3,1 4,09
2003 I 2,9 - - 4,59 9,18 . . . . 5,3 5,6 3,72
2002 nov. 1,4 - - 5,05 9,08 - - - -1,6 5,1 2,8 4,12
dec. 1,7 - - 4,89 9,10 - - - -3,5 5,1 4,2 3,85
2003 jan. 2,6 - - 4,71 9,17 - - - 1,7 5,4 5,2 3,83
febr. 3,3 - - 4,48 9,15 - - - -2,2 5,2 5,7 3,75
maart 2,9 - - 4,57 9,23 - - - . 5,3 5,9 3,56
april . - - 4,73 9,15 - - - . . . 3,56
Verenigd Koninkrijk
1999 1,3 1,1 45,1 5,01 0,659 -2,1 2,9 2,4 0,8 5,9 5,5 5,54
2000 0,8 3,9 42,1 5,33 0,609 -1,8 2,3 3,1 1,6 5,4 6,6 6,19
2001 1,2 0,8 39,0 5,01 0,622 -1,1 4,1 2,1 -2,1 5,0 8,1 5,04
2002 1,3 -1,4 38,6 4,91 0,629 -0,7 . 1,8 -3,4 5,1 6,0 4,06
2001 IV 1,0 -1,8 38,7 4,82 0,621 -1,5 3,4 1,9 -5,6 5,1 7,8 4,16
2002 I 1,5 2,8 37,7 5,13 0,615 -0,3 2,7 1,2 -5,7 5,1 6,1 4,08
II 0,9 -3,6 38,1 5,28 0,629 -1,7 2,6 1,6 -4,3 5,1 5,7 4,17
III 1,1 -0,7 37,7 4,71 0,635 0,3 1,5 2,2 -2,2 5,2 5,7 4,01
IV 1,6 -3,0 38,3 4,52 0,636 -1,1 . 2,2 -1,1 5,0 6,3 3,98
2003 I 1,5 -1,8 37,6 4,34 0,670 . . 2,3 . . 6,9 3,80
2002 nov. 1,6 -7,4 37,6 4,55 0,637 - - - -1,6 5,1 6,1 3,97
dec. 1,7 -4,5 38,3 4,49 0,642 - - - -0,9 4,9 7,2 4,02
2003 jan. 1,4 3,8 37,6 4,31 0,657 - - - -2,1 5,0 6,6 3,98
febr. 1,6 -1,5 37,3 4,29 0,670 - - - -1,3 . 6,8 3,75
maart 1,6 -7,5 37,6 4,41 0,683 - - - . . 7,2 3,66
april . . . 4,56 0,689 - - - . . . 3,65
Bronnen: Eurostat (kolommen 1, 8, 9 en 10); Europese Commissie (DG Economische en Financiële Aangelegenheden en Eurostat) (kolommen 2 (jaar-
gegevens) en 3 (jaargegevens)), Reuters (kolom 12), nationale gegevens (kolommen 2 (kwartaal- en maandgegevens), 3 (kwartaal- en maandgegevens),
4, 5, 7 (behalve Zweden), en 11); berekeningen van de ECB (kolommen 6 en 7 (Zweden)).
1) Gemiddelden per periode.
2) Voor meer gegevens wordt verwezen naar Tabel 10.
3) Gehele economie; de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk omvatten niet de werkgeverspremies voor de sociale verzekering.
4) Totaal m.u.v. bouwnijverheid; gecorrigeerd voor schommelingen in aantal werkdagen.
5) Gemiddelden van ultimocijfers; M3; voor het Verenigd Koninkrijk M4.
Consump- Arbeids- Reëel bbp Industriële Werkloos- M2 2) Drie- Rendement Wissel- Begrotings- Bruto
tie- kosten per productie- heid, % maands 10-jaars koers4) saldo, schuld
prijsindex eenheid index 1) beroepsbe- inter- overheids- t.o.v. euro tekort (-) / over-
product 1) volking, bancaire obliga- overschot heid 6),
seizoenvrij deposito- ties 3), % (+)5), % bbp % bbp
rente 3), % per jaar
per jaar
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Verenigde Staten
1999 2,2 -1,1 4,1 5,0 4,2 7,6 5,42 5,64 1,066 0,7 49,6
2000 3,4 3,2 3,8 5,2 4,0 6,1 6,53 6,03 0,924 1,4 44,3
2001 2,8 0,7 0,3 -4,1 4,8 8,7 3,78 5,01 0,896 -0,5 43,9
2002 1,6 -1,1 2,4 -1,0 5,8 7,7 1,80 4,60 0,946 -3,4 46,1
2001 IV 1,9 1,0 0,1 -6,2 5,6 10,3 2,15 4,74 0,896 -1,0 44,0
2002 I 1,3 -0,8 1,4 -4,0 5,6 9,1 1,90 5,06 0,877 -3,0 44,3
II 1,3 -1,5 2,2 -1,5 5,8 7,5 1,92 5,08 0,919 -3,3 44,6
III 1,6 -1,9 3,3 0,5 5,8 7,3 1,81 4,25 0,984 -3,4 45,2
IV 2,2 -0,3 2,9 1,1 5,9 7,0 1,55 3,99 0,999 -3,8 46,1
2003 I 2,9 1,2 2,1 0,4 5,8 6,9 1,33 3,90 1,073 . .
2002 nov. 2,2 - - 1,5 5,9 7,3 1,46 4,04 1,001 - -
dec. 2,4 - - 0,9 6,0 6,6 1,41 4,03 1,018 - -
2003 jan. 2,6 - - 0,9 5,7 6,7 1,37 4,02 1,062 - -
febr. 3,0 - - 0,4 5,8 6,8 1,34 3,90 1,077 - -
maart 3,0 - - 0,0 5,8 7,1 1,29 3,79 1,081 - -
april . - - . 6,0 . 1,30 3,94 1,085 - -
Japan
1999 -0,3 -2,4 0,1 0,2 4,7 3,7 0,22 1,75 121,3 -7,2 118,2
2000 -0,7 -6,3 2,8 5,7 4,7 2,1 0,28 1,76 99,5 -7,4 126,1
2001 -0,7 5,8 0,4 -6,8 5,0 2,8 0,15 1,34 108,7 -6,1 134,6
2002 -0,9 -3,0 0,3 -1,4 5,4 3,3 0,08 1,27 118,1 . .
2001 IV -1,0 11,1 -2,3 -12,6 5,4 3,2 0,08 1,35 110,5 . .
2002 I -1,4 6,6 -3,0 -9,9 5,3 3,6 0,10 1,46 116,1 . .
II -0,9 -1,7 -0,2 -3,8 5,4 3,5 0,08 1,37 116,5 . .
III -0,8 -7,6 1,8 3,2 5,4 3,3 0,07 1,24 117,2 . .
IV -0,5 -8,5 2,6 5,9 5,4 2,9 0,07 1,01 122,4 . .
2003 I -0,2 . . 5,4 . 1,9 0,06 0,80 127,6 . .
2002 nov. -0,4 -8,2 - 5,3 5,3 3,2 0,07 0,99 121,7 - -
dec. -0,3 -8,4 - 7,0 5,4 2,1 0,06 0,97 124,2 - -
2003 jan. -0,4 -8,8 - 8,2 5,5 1,9 0,06 0,84 126,1 - -
febr. -0,2 . - 4,8 5,2 1,9 0,06 0,83 128,6 - -
maart -0,1 . - 3,7 . 1,8 0,06 0,74 128,2 - -
april . . - . . . 0,06 0,66 130,1 - -
Bronnen: Nationale gegevens (kolommen 1, 2 (Verenigde Staten), 3, 4, 5, 6, 9 en 10); OESO (kolom 2 (Japan)); Eurostat (gegevens voor het eurogebied in de
grafieken); Reuters (kolommen 7 en 8), berekening van de ECB (kolom 11).
1) Verwerkende industrie. 5) Bronnen voor 1999: financiële rekeningen.
2) Gemiddelden per periode, M2 en CD’s voor Japan. 6) Bruto geconsolideerde schuld overheid (per ultimo).
3) Voor meer gegevens wordt verwezen naar de Tabellen 3.1 en 3.2.
4) Voor meer gegevens wordt verwezen naar Tabel 10.
Japan
1999 27,8 25,9 2,2 14,4 14,8 2,4 13,7 -3,5 1,7 5,2 5,1 11,5 0,2
2000 27,7 26,2 2,3 15,8 15,4 2,4 14,3 0,3 1,2 5,2 4,1 10,7 0,0
2001 26,4 25,6 2,0 15,7 15,2 -2,3 14,1 -5,7 1,7 4,9 3,0 8,6 -0,1
2002 . 23,7 . . . -2,4 . -6,6 -0,3 . 1,2 . -2,1
2001 I 30,1 26,4 2,3 . . 8,9 . -2,4 2,2 . -4,1 . 3,2
II 24,2 25,4 1,7 . . -26,7 . -15,3 4,0 . 11,8 . -4,5
III 25,9 25,3 2,1 . . 6,3 . -8,9 -1,1 . -5,2 . 2,6
IV 25,5 25,5 2,0 . . 2,3 . 3,2 1,5 . 8,8 . -1,5
2002 I 29,6 22,8 3,4 . . 10,0 . -6,7 -2,5 . -6,5 . 2,5
II . 22,7 . . . -25,0 . -19,0 2,0 . 7,4 . -8,0
III . 23,7 . . . -0,8 . -7,5 -2,6 . -4,3 . -0,1
IV . 25,0 . . . 6,0 . 5,8 1,5 . 7,3 . -2,6
4 6
5
3
4
2
3
1
2
0
1
-1
0
-2
-1
-3 -2
-4 -3
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
Bronnen: ECB, Federal Reserve Board, Bank van Japan en Economic and Social Research Institute.
1) Huishoudens met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
Evenzo wordt stroom FtQ op kwartaalbasis, voor Door afrondingen kunnen verschillen ontstaan
het kwartaal dat in maand t eindigt, gedefinieerd ten opzichte van de in Tabel 2.4 opgenomen
als: mutaties in procenten per jaar. De gecorrigeerde
standenindex is met een grotere precisie
b) = beschikbaar op de website van de ECB
(www.ecb.int) op de pagina "Euro area statistics
waar Lt-3 de per de ultimo van maand t-3 (de – download" (in CVS-bestandsformaat); daaruit
ultimo van het voorgaande kwartaal) uitstaande kunnen de exacte procentuele mutaties in Tabel
stand is en bijvoorbeeld CtQ de 2.4 worden berekend.
herrubriceringsmutatie in het kwartaal dat
eindigt in maand t.
Seizoencorrectie van de monetaire
aggregaten en de leningen van het
Bij Tabel 2.4 eurogebied1
De basis voor de door de Europese Centrale 2.8 uitgedrukt in eenheden verkregen door omre-
Bank (ECB) samengestelde statistieken is uiteenge- kening van de nationale valuta’s tegen de onher-
zet in het document “Statistical information col- roepelijke,op 31 december 1998 vastgestelde wis-
lected and compiled by the ESCB”, van mei 2000. selkoersen ten opzichte van de euro.Tenzij anders
Dit document is een geactualiseerde versie van het aangegeven, zijn de statistieken aangaande prijzen
rapport “Statistical requirements for Stage Three en kosten vóór 1999 gebaseerd op gegevens in de
of Monetary Union (Implementation package)”,van nationale valuta’s.
juli 1996. Het document bestrijkt monetaire en
bancaire en aanverwante statistieken, betalings- Voor de aggregatie en/of consolidatie (met
balansstatistieken, statistieken aangaande de inter- inbegrip van consolidatie tussen landen) zijn
nationale investeringspositie en statistieken om- geëigende methoden toegepast.
trent financiële rekeningen. De vereisten van de
ECB met betrekking tot statistieken betreffende De afsluitingsdatum voor de in het Maandbericht
prijzen en kosten, nationale rekeningen, de arbeids- van de ECB opgenomen statistieken is in het
markt, overheidsinkomsten en -uitgaven, korte- algemeen de dag vóór de eerste bijeenkomst in
termijnindicatoren van de productie en de vraag,en de maand van de Raad van Bestuur van de ECB.
conjunctuurenquêtes zijn van de Europese Com- Voor deze uitgave was dat 7 mei 2003.
missie te vinden in het document “Requirements in
the field of general economic statistics” van augus- Recente gegevens zijn veelal voorlopig en
tus 2000.1) kunnen onderhevig zijn aan wijziging. Als gevolg
van afronding kunnen zich tussen de totalen en
Deze statistieken richten zich primair op het de afzonderlijke posten verschillen voordoen.
eurogebied als geheel. Als nieuwe gegevens ter
beschikking komen, zullen deze worden gepubli- De statistische reeksen voor het eurogebied
ceerd in het Maandbericht van de ECB. Meer hebben betrekking op de EU-lidstaten die tijdens
gedetailleerde en langere reeksen zijn, met toe- de door de statistieken bestreken perioden deel
lichting, op de website van de ECB (www.ecb.int) uitmaken van het eurogebied. Zodoende hebben
beschikbaar. De binnen “Statistics on-line” de gegevens voor het eurogebied tot eind 2000
beschikbare diensten omvatten onder meer een betrekking op elf landen en met ingang van 2001
browser interface met zoekmogelijkheden, toe- op twaalf landen.Waar nodig worden uitzonde-
gang tot verschillende reeksen en de mogelijk- ringen op deze regel aangegeven.
heid tot rechtstreeks downloaden in de vorm
van CSV-bestanden. In de tabellen wordt de breuk aangegeven met
een lijn die de uitbreiding van het eurogebied
Omdat de samenstelling van de ecu niet over- aangeeft. In de grafieken wordt de breuk aange-
eenkomt met de valuta’s van de landen die op de geven met een stippellijn. Waar mogelijk wordt
euro zijn overgegaan, worden de bedragen voor voor absolute en procentuele mutaties voor
perioden vóór 1999, verkregen door omrekening 2001, die berekend zijn uit gegevens voor 2000,
in ecu’s van de deelnemende valuta’s tegen lopen- gebruik gemaakt van een reeks waarin rekening
de ecu-wisselkoersen, beïnvloed door het beloop gehouden wordt met het effect van de toetre-
van de valuta’s van EU-lidstaten die niet op de euro ding van Griekenland.
zijn overgegaan. Om dit effect in de monetaire
statistieken te elimineren,zijn de gegevens voor de Gegevens over het eurogebied plus Griekenland
perioden vóór 1999 in de Tabellen 2.1 tot en met tot eind 2000 zijn te vinden op de website van de
ECB (www.ecb.int) als CSV-bestanden.
1) De ECB is verantwoordelijk voor de monetaire en bancaire
statistieken en voor statistieken aangaande de financiële markten De “toetredende landen” zijn Tsjechië, Estland,
op Europees niveau; de verantwoordelijkheid voor de betalings-
balans, de internationale investeringspositie en de financiële Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta,
rekeningen wordt gedeeld met de Europese Commissie Polen, Slovenië en Slowakije.
(Eurostat); statistieken aangaande prijzen, kosten en andere
economische grootheden vallen onder de verantwoordelijkheid
van de Europese Commissie (Eurostat).
Met betrekking tot de statistieken aangaande Tabel 6.1 toont de kwartaalgegevens over finan-
nationale rekeningen (Tabellen 4.2 en 5.1) maakt ciële rekeningen met betrekking tot niet-financië-
de tenuitvoerlegging van het Europees Stelsel le sectoren in het eurogebied, waartoe de over-
van Rekeningen 1995 (ESR 95) vanaf 1999 het heid (S13),niet-financiële ondernemingen (S11) en
mogelijk mettertijd tot volledig vergelijkbare huishoudens (S14) met inbegrip van instellingen
gegevens te komen, met inbegrip van samenvat- zonder winstoogmerk ten behoeve van huishou-
tende kwartaalrekeningen voor het gehele euro- dens (S15) worden gerekend.De gegevens hebben
gebied. De in Tabel 4.2.2 opgenomen bbp-defla- betrekking op de uitstaande bedragen en de trans-
toren vóór 1994 zijn afgeleid uit nationale acties gerubriceerd volgens ESR 95 en betreffen
gegevens in de nationale valuta’s. De in deze uit- de belangrijkste beleggings- en financieringsactivi-
gave opgenomen gegevens omtrent de nationale teiten van de niet-financiële sectoren. Aan de
rekeningen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op financieringszijde (passiva) zijn de gegevens uit-
ESR95. gesplitst in sectoren volgens ESR 95 en naar oor-
spronkelijke looptijd.Waar mogelijk, wordt de van
In Tabel 5.2 zijn diverse andere reëel-economi- MFI’s verkregen financiering afzonderlijk getoond.
sche indicatoren opgenomen. De tenuitvoerleg- De informatie over de beleggingen (activa) is
ging van Raadsverordening (EG) nr. 1165/98 van voorlopig minder uitgebreid dan die over de finan-
In Tabel 6.3 zijn jaargegevens opgenomen omtrent De gebruikte begrippen en definities met betrek-
de besparingen, de beleggingen en de investerin- king tot de betalingsbalans (Tabellen 8.1 tot en
gen,alsmede de financiering daarvan,voor alle sec- met 8.6) en de internationale investeringspositie
toren in het eurogebied als geheel, en voor de (Tabellen 8.7.1 tot en met 8.7.4) corresponderen
niet-financiële ondernemingen en de huishoudens in het algemeen met die in de 5e editie van het
afzonderlijk. Deze jaargegevens omvatten met IMF Balance of Payments Manual (oktober 1993),
name uitgebreidere sectorale informatie over de het Richtsnoer van de ECB van mei 2000 (ECB/
verwerving van financiële activa en stemmen 2000/4) betreffende de statistische rapportage-
overeen met de kwartaalgegevens in de twee vereisten van de ECB en de documentatie van
voorgaande tabellen. Eurostat.
Economische en finanële
ontwikkelingen buiten de EU
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- 23 mei, 7 juni, 21 juni, 5 juli, 19 juli,
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- 2 augustus 2001
ringstransacties, de rente op de marginale bele-
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
onveranderd te laten op respectievelijk 4,75%, male inschrijvingsrente op de basisherfinancie-
5,75% en 3,75%. ringstransacties, de rente op de marginale bele-
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
Daarnaast besluit de Raad van Bestuur voor de onveranderd te laten op respectievellijk 4,50%,
in 2001 af te sluiten langerlopende herfinancie- 5,50% en 3,50%
ringstransacties een toewijzing van EUR 20 mil-
jard per transactie vast te stellen. In dit bedrag is
30 augustus 2001
1) Voor een overzicht van de monetaire-beleidsmaatregelen van het
Eurosysteem in 1999 en 2000 wordt verwezen naar pagina’s
179-182 van het ECB Jaarverslag over 1999 respectievelijk naar De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
pagina’s 224-226 van het ECB Jaarverslag over 2000. male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinan- male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
cieringstransacties met ingang van de op ringstransacties, de rente op de marginale bele-
14 november 2001 te verrichten transactie met ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
0,50 procentpunt te verlagen tot 3,25%, alsook onveranderd te laten op respectievelijk 3,25%,
de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de 4,25% en 2,25%.
rente op de depositofaciliteit met ingang van
De Raad van Bestuur besluit de toewijzing voor De Raad van Bestuur van de ECB besluit tot
elk van de in de tweede helft van 2002 af te slui- invoering van de volgende twee maatregelen ter
ten langerlopende herfinancieringstransacties te verbetering van het operationele kader voor het
verlagen van EUR 20 miljard naar EUR 15 miljard. monetaire beleid:
In dit bedrag is rekening gehouden met de in de De eerste wijziging houdt in dat de reserve-aan-
tweede helft van 2002 verwachte liquiditeits- houdingsperiode zal aanvangen op de dag van
behoefte van het bankwezen in het eurogebied verrekening van de basis-herfinancieringstrans-
en met de wens van het Eurosysteem om door actie die plaatsvindt na de vergadering van de
middel van basis-herfinancieringstransacties in Raad van Bestuur waarvoor de maandelijkse
het grootste deel van die behoefte te voorzien. beoordeling van het monetaire-beleidsstandpunt
gepland staat. Bovendien zullen wijzigingen van
de permanente faciliteit van kracht worden op
1 augustus, 12 september, 10 oktober, de dag van aanvang van de nieuwe reserve-aan-
7 november 2002 houdingsperiode.
Daarnaast zal de looptijd van de basis-herfinan-
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- cieringstransacties verkort worden van twee
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- weken tot één week.
ringstransacties, de rente op de marginale bele- Deze maatregelen worden volgens planning in de
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit loop van het eerste kwartaal van 2004 van
onveranderd te laten op respectievelijk 3,25%, kracht.
4,25% en 2,25%.
Overeenkomstig het persbericht van 10 juli 2002
besluit de Raad van Bestuur de toewijzing voor
5 december 2002 elk van de in 2003 af te sluiten langerlopende
herfinancieringstransacties te handhaven op
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- EUR 15 miljard. In dit bedrag is rekening gehou-
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- den met de in 2003 verwachte liquiditeits-
ringstransacties met ingang van de op 11 decem- behoefte van het bankwezen in het eurogebied
ber 2002 te verrichten transactie met 0,50 en met de wens van het Eurosysteem om door
procentpunt te verlagen tot 2,75%. De Raad middel van basis-herfinancieringstransacties in
besluit tevens de rente op zowel de marginale het grootste deel van die behoefte te voorzien.
beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met
ingang van 6 december 2002 met 0,50 procent-
punt te verlagen tot respectievelijk 3,75% en 6 februari 2003
1,75%.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de
Voorts besluit de Raad de referentiewaarde voor minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinan-
de jaarlijkse groei van het ruim gedefinieerde cieringstransacties, de rente op de marginale
monetaire aggregaat M3 te handhaven op 41/2%. beleningsfaciliteit en de rente op de deposito-
faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk
2,75%, 3,75% en 1,75%.
9 januari 2003
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- Om het langere-termijnkarakter van de referen-
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- tiewaarde voor de geldgroei als maatstaf voor de
ringstransacties, de rente op de marginale bele- beoordeling van de monetaire ontwikkelingen te
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit benadrukken heeft de Raad van Bestuur tevens
onveranderd te laten op respectievelijk 2,50%, besloten geen jaarlijkse herbeoordeling van de
3,50% en 1,50%. referentiewaarde meer uit te voeren. De Raad
zal echter de onderliggende omstandigheden en
aannames wel blijven beoordelen.
8 mei 2003
Een volledige lijst publicaties van het Europees Monetair Instituut is te vinden op de Website van de
ECB (http://www.ecb.int).
Jaarverslag
Convergentieverslag
Maandbericht
"Monetaire aggregaten voor het eurogebied en hun rol in de monetaire-beleidsstrategie van het Euro-
systeem", februari 1999.
"De rol van economische korte-termijnindicatoren bij de analyse van de prijsontwikkelingen in het
eurogebied", april 1999.
"Het operationele kader van het Eurosysteem: beschrijving en eerste beoordeling", mei 1999.
"De balansen van de Monetaire Financiële Instellingen in het eurogebied (begin 1999)",augustus 1999.
"Een op stabiliteit gericht beleid en de ontwikkeling van de lange reële rente in de jaren negentig",
november 1999.
"Het eurogebied één jaar na de invoering van de euro: basiskenmerken en wijzigingen in de financiële
structuur", januari 2000.
"De informatie-inhoud van rentetarieven en hun derivaten voor het monetaire beleid", mei 2000.
"De buitenhandel van het eurogebied: gestileerde feiten en recente tendensen", augustus 2000.
"Groei van de potentiële output en output gaps: begrippen, gebruik en ramingen", oktober 2000.
"De betrekkingen van de ECB met instellingen en organen van de Europese Gemeenschap",
oktober 2000.
"De twee pijlers van het monetaire beleid van de ECB", november 2000.
"De betrekkingen van de ECB met internationale organisaties en fora", januari 2001.
"Naar een eenvormig dienstverleningsniveau voor kleine betalingen in het eurogebied", februari 2001.
"Algemene economische statistieken voor het eurogebied: een beoordeling", april 2001.
"Het nieuwe stelsel van kapitaaltoereikendheid – het standpunt van de ECB", mei 2001.
"Financiering en financiële beleggingen van de niet-financiële sectoren in het eurogebied", mei 2001.
"De overgang op de chartale euro op markten buiten het eurogebied", oktober 2001.
"De rol van het Eurosysteem bij betalings- en clearingsystemen", april 2002.
"Gevolgen van de overgang op de chartale euro voor de circulatie van bankbiljetten en munten",
mei 2002.
“Kenmerken van de conjunctuur in het eurogebied gedurende de jaren negentig”, juli 2002.
“De dialoog van het Eurosysteem met de kandidaat-lidstaten van de EU”, juli 2002.
“Recente ontwikkelingen en risico’s binnen het bankwezen in het eurogebied”, augustus 2002.
“Recente onderzoeksresultaten met betrekking tot de transmissie van het monetaire beleid binnen
het eurogebied”, oktober 2002.
"De vraag naar chartaal geld in het eurogebied en de invloed van de overgang op de chartale euro",
januari 2003.
"Uitgebreide hervormingen noodzakelijk om aan vergrijzing het hoofd te bieden", april 2003.
"Een enquête naar kredietverlening door banken in het eurogebied", april 2003.
1. "The impact of the euro on money and bond markets", door J. Santillán, M. Bayle en C.Thygesen,
juli 2000.
2 "The effective exchange rates of the euro" door L. Buldorini, S. Makrydakis en C.Thimann, februari
2002.
3. "Estimating the trend of M3 income velocity underlying the reference value for monetary
growth", door C. Brand, D. Gerdesmeier en B. Roffia, mei 2002.
4. "Labour force developments in the euro area since the 1980s", door V. Genre en R.Gómez-
Salvador, juli 2002.
5. "The evolution of clearing and central counterparty services for exchange-traded derivatives
in the United States and Europe: a comparison", door D. Rucco,T.L. Hart en A. Schönenberger,
september 2002.
6 "Banking integration in the euro area", door I. Cabral, F. Dierick en J.Vescala, december 2002.
7 "Economic relations with regions neighbouring the euro area in the ‘Euro Time Zone’" door
T. Mazzaferro, A. Mehl, M. Sturm, C.Thimann en A.Winkler, december 2002.
1. "A global hazard index for the world foreign exchange markets" door V. Brousseau en
F. Scacciavillani, mei 1999.
2. "What does the single monetary policy do? A SVAR benchmark for the European Central Bank"
door C. Monticelli en O.Tristani, mei 1999.
4. "From the ERM to the euro: New evidence on economic and policy convergence among EU
countries" door I.Angeloni en L. Dedola, mei 1999.
5. "Core inflation: review of some conceptual issues" door M.Wynne, mei 1999.
6. "The demand for M3 in the euro area" door G. Coenen en J.-L.Vega, september 1999.
9. "Asymptotic confidence bands for the estimated autocovariance and autocorrelation functions of
vector autoregressive models" door G. Coenen, januari 2000.
10. "On the effectiveness of sterilized foreign exchange intervention" door R. Fatum, februari 2000.
11. "Is the yield curve a useful information variable for the Eurosystem?" door J.M. Berk en P. van
Bergeijk, februari 2000.
12. "Indicator variables for optimal policy" door L.E.O. Svensson en M. Woodford, februari 2000.
13. "Monetary policy with uncertain parameters" door U. Söderström, februari 2000.
14. "Assessing nominal income rules for monetary policy with model and data uncertainty" door
G.D. Rudebusch, februari 2000.
15. "The quest for prosperity without inflation" door A. Orphanides, maart 2000.
16. "Estimating the implied distribution of the future short-term interest rate using the Longstaff-
Schwartz model" door P. Hördahl, maart 2000.
17. "Alternative measures of the NAIRU in the euro area: estimates and assessment" door S. Fabiani
en R. Mestre, maart 2000.
18. "House prices and the macroeconomy in Europe: results from a structural VAR analysis" door
M. Iacoviello, april 2000.
19. "The euro and international capital markets" door C. Detken en P. Hartmann, april 2000.
20. "Convergence of fiscal policies in the euro area" door O. de Bandt en F.P. Mongelli, mei 2000.
21. "Firm size and monetary policy transmission: evidence from German business survey data" door
M. Ehrmann, mei 2000.
22. "Regulating access to international large-value payment systems" door C. Holthausen en T. Rønde,
juni 2000.
24. "What horizon for price stability" door F. Smets, juli 2000.
25. "Caution and conservatism in the making of monetary policy" door P. Schellekens, juli 2000.
26. "Which kind of transparency? On the need for clarity in monetary policy-making" door B.
Winkler, augustus 2000.
27. "This is what the US leading indicators lead" door M. Camacho en G. Perez-Quiroa, augustus
2000.
28. "Learning uncertainty and central bank activism in an economy which strategie interactions" door
M. Ellison en N.Valla, augustus 2000.
29. "The sources of unemployment fluctuations: an empirical application to the Italian case" door
S. Fabiani,A. Locarno, G. Oneto and P. Sestito, september 2000.
30. "A small estimated euro area model with rational expectations and nominal rigidities" door
G. Coenen en V. Wteland, september 2000.
31. "The disappearing tax base: Is foreign direct investment eroding corporate income taxes?" door
R. Cropp en K. Kostial, september 2000.
32. "Can indeterminacy explain the short-run non-neutrality of money?" door F. de Fiore, september
2000.
33. "The information content of M3 for future inflation in the euro area" door C.Trecroci en B.L.Vega,
oktober 2000.
34. "Capital market development, corporate governance and the credibility of exchange rate pegs"
door O. Castrén en T.Takalo, oktober 2000.
36. "Measuring core inflation in the euro area" door C. Morana, november 2000.
37. "Business fixed investment: evidence of a financial accelerator in Europe" door P. Vermeulen,
november 2000.
38. "The optimal inflation tax when taxes are costly to collect" door F. de Fiore, november 2000.
39. "A money demand system for euro area M3" door C. Brand en N. Cassola, november 2000.
40. "Financial structure and the interest rate channel of ECB monetary policy" door B. Mojon,
november 2000.
41. "Why adopt transparency? The publication of central bank forecasts" door P.M. Geraats.
42. "An area-wide model (AWM) for the euro area" door G. Fagan, J. Henry en R. Mestre.
44. "The supply and demand for Eurosystem deposits - The first 18 months" door U. Bindseil en
F. Seitz, februari 2001.
45. "Testing the rank of the Hankel Matrix: A statistical approach", door G. Camba-Mendez en
G. Kapetanios, maart 2001.
46 "A two-factor model of the German term structure of interest rates" door N. Cassola en J. B.
Luís, maart 2001.
47 "Deposit insurance and moral hazard: does the counterfactual matter?" door R. Gropp en
J.Vesala, maart 2001.
48 "Financial market integration in Europe: on the effects of EMU on stock markets" door
M. Fratzscher, maart 2001.
49 "Business cycle and monetary policy analysis in a structural sticky-price model of the euro area"
door M. Casares, maart 2001.
50 "Employment and productivity growth in service and manufacturing sectors in France, Germany
and the US" door T. von Wachter, maart 2001.
51 "The functional form of the demand for euro area M1" door L. Stracca, maart 2001.
52 "Are the effects of monetary policy in the euro area greater in recessions than in booms?"
door G. Peersman en F. Smets, maart 2001.
53 "An evaluation of some measures of core inflation for the euro area" door J.-L.Vega en
M.A.Wynne, april 2001.
55 "Modelling the demand for loans to the private sector in the euro area" door A. Calza,
G. Gartner en J. Sousa, april 2001.
56 "Stabilization policy in a two country model and the role of financial frictions" by E. Faia,
april 2001.
58 "Business cycle asymmetries in stock returns: evidence from higher order moments and
conditional densities" door G. Pérez-Quirós en A.Timmermann, april 2001.
59 "Uncertain potential output: implications for monetary policy" door M. Ehrmann en F. Smets,
april 2001.
61 "Diffusion index-based inflation forecasts for the euro area" door E.Angelini, J. Henry en
R. Mestre, april 2001.
62 "Spectral based methods to identify common trends and common cycles" door G.C. Mendez en
G. Kapetanios, april 2001
63 “Does money lead inflation in the euro area?” door S. Nicoletti Altimari, mei 2001.
64 “Exchange rate volatility and euro area imports” door R.Anderton en F. Skudelny, mei 2001.
65 “A system approach for measuring the euro area NAIRU” door S. Fabiani en R. Mestre, mei 2001.
66 “Can short-term foreign exchange volatility be predicted by the Global Hazard Index?” door
V. Brousseau en F. Scacciavillani, juni 2001.
67 “The daily market for funds in Europe: Has something changed with the EMU?” door G. Pérez-
Quirós en Rodríguez Mendizábal, juni 2001.
68 “The performance of forecast-based monetary policy rules under model uncertainty” door
A. Levin,V.Wieland en J.C.Williams, juli 2001.
69 “The ECB monetary policy strategy and the money market” door V. Gaspar, G. Pérez-Quirós en
J. Sicilia, juli 2001.
70 “Central bank forecasts of liquidity factors: Quality, publication and the control of the overnight
rate” door U. Bindseil, juli 2001.
71 “Asset market linkages in crisis periods” door P. Hartmann, S. Straetmans en C.G. de Vries,
juli 2001.
72 "Bank concentration and retail interest rates" door S. Corvoisier en R. Gropp, juli 2001.
73 "Interbank lending and monetary policy transmission – evidence for Germany" door
M. Ehrmann en A.Worms, juli 2001.
75 "Value at Risk models in finance" door S. Manganelli en R.F. Engle, augustus 2001.
76 "Rating agency actions and the pricing of debt and equity of European banks:What can we infer
about private sector monitoring of bank soundness?" door R. Gropp en A.J. Richards, augustus
2001.
79 "Does liquidity matter? Properties of a synthetic divisia monetary aggregate in the euro area"
door L. Stracca, oktober 2001.
81 "What can changes in structural factors tell us about unemployment in Europe?" door J. Morgan
en A. Mourougane, oktober 2001.
82 "Economic forecasting some lessons from recent research" door D. Hendry en M.P. Clements,
oktober 2001.
83 "Chi-squared tests of interval and density forecasts, and the Bank of England’s fan charts" door
K.F. Wallis, november 2001.
84 "Data uncertainty and the role of money as an information variable for monetary policy" door
G. Coenen, A. Levin en V. Wieland, november 2001.
85 "Determinants of the euro real effective exchange rate: a BEER/PEER approach" door F. Maeso-
Fernandez, C. Osbat en B. Schnatz, november 2001.
86 “Rational expectations and near rational alternatives: how best to form expectations” door
M. Beeby, S. G. Hall en S. B. Henry, november 2001.
87 “Credit rationing, output gap and business cycles” door F. Boissay, november 2001.
88 “Why is it so difficult to beat the random walk forecast of exchange rates?” door L. Kilian en
M. P.Taylor, november 2001.
89 “Monetary policy and fears of financial instability” door V. Brousseau en C. Detken, november
2001.
90 “Public pensions and growth” door S. Lambrecht, P. Michel en J.-P.Vidal, november 2001.
91 “The monetary transmission mechanism in the euro area: more evidence from VAR analysis”
door G. Peersman en F. Smets, december 2001.
92 “A VAR description of the effects of the monetary policy in the individual countries of the euro
area” door B. Mojon en G. Peersman, december 2001.
93 “The monetary transmission mechanism at the euro area level: issues and results using
structural macroeconomic models” door P. McAdam en J. Morgan, december 2001.
94 “Monetary policy transmission in the euro area: what do aggregate and national structural
models tell us?” door P. van Els,A. Locarno, J. Morgan en J.-P.Villetelle, december 2001.
96 “The reaction of bank lending to monetary policy measures in Germany” door A.Worms,
december 2001.
97 “Asymmetries in bank lending behaviour. Austria during the 1990s” door S. Kaufmann,
december 2001
98 “The credit channel in the Netherlands: evidence from bank balance sheets” door L. De Haan,
december 2001.
99 “Is there a bank lending channel of monetary policy in Spain?” door I. Hernando en J. Martínez-
Pagés, december 2001.
100 “Transmission of monetary policy shocks in Finland: evidence from bank level data on loans”
door J.Topi en J.Vilmunen, december 2001.
101 “Monetary policy and bank lending in France: are there asymmetries?” door C. Loupias, F.
Savignac en P. Sevestre, december 2001.
102 “The bank lending channel of monetary policy: identification and estimation using Portuguese
micro bank data” door L. Farinha en C. Robalo Marques, december 2001.
103 “Bank-specific characteristics and monetary policy transmission: the case of Italy” door L.
Gambacorta, december 2001.
104 “Is there a bank lending channel of monetary policy in Greece? Evidence from bank level data”
door S. N. Brissimis, N. C. Kamberoglou en G.T. Simigiannis, december 2001.
105 “Financial systems and the role of banks in monetary policy transmission in the euro area”
door M. Ehrmann, L. Gambacorta, J. Martínez-Pagés, P. Sevestre en A.Worms, december 2001.
106 “Investment, the cost of capital, and monetary policy in the nineties in France: a panel data
investigation” door J.-B. Chatelain en A.Tiomo, december 2001.
107 “The interest rate and credit channel in Belgium: an investigation with micro-level firm data”
door P. Butzen, C. Fuss en P.Vermeulen, december 2001.
108 “Credit channel and investment behaviour in Austria: a micro-econometric approach” door
M.Valderrama, december 2001.
109 “Monetary transmission in Germany: new perspectives on financial constraints and investment
spending” door U. von Kalckreuth, december 2001.
110 “Does monetary policy have asymmetric effects? A look at the investment decisions of Italian
firms” door E. Gaiotti en A. Generale, december 2001.
111 “Monetary transmission: empirical evidence from Luxembourg firm level data” door
P. Lünnemann en T. Mathä, december 2001.
113 “Financial frictions and the monetary transmission mechanism: theory, evidence and policy
implications” door C. Bean, J. Larsen en K. Nikolov, januari 2002.
115.“Monetary policy rules, macroeconomic stability and inflation: a view from the trenches” door
A. Orphanides, december 2001.
116.“Rent indices for housing in West Germany 1995 to 1998” door J. Hoffmann en C. Kurz,
januari 2002.
117.“Hedonic house prices without characterisitics: the case of new multiunit housing” door
O. Bover en P.Velilla, januari 2002.
118. “Durable goods, price indexes and quality change: an application to automobile prices in Italy,
1988-1998” door G.M.Tomat, januari 2002.
119 “Monetary policy and the stock market in the euro area” door N. Cassola en C. Morana,
januari 2002.
120 “Learning stability in economics with heterogeneous agents” door S. Honkapohja en K. Mitra,
januari 2002.
121 “Natural rate doubts” door A. Beyer en R.E.A. Farmer, februari 2002.
122 “New technologies and productivity growth in the euro area” door F.Vijselaar en R.Albers,
februari 2002.
123 “Analysing and combining multiple credit assessments of financial institutions” door E.Tabakis
en A.Vinci, februari 2002..
124 "Monetary policy, expectations and commitment" door G.W. Evans en S. Honkapohja, februari
2002.
125 "Duration, volume and volatility impact of trades" door S. Manganelli, februari 2002.
126 "Optimal contracts in a dynamic costly state verification model" door C. Monnet en E. Quintin,
februari 2002.
127 "Performance of monetary policy with internal central bank forecasting" door S. Honkapohja
en K. Mitra, februari 2002.
128 "Openness, imperfect exchange rate pass-through and monetary policy" door F. Smets en
R.Wouters, maart 2002.
129 "Non-standard central bank loss functions, skewed risks and certainty equivalence" door A. al-
Nowaihi en L. Stracca, maart 2002.
131 "Measurement bias in the HICP; what do we know, and what do we need to know?" door
M.A.Wynne en D. Rodriguez-Palenzuela, maart 2002.
132 "Inflation dynamics and dual inflation in accession countries: a "new Keynesian" perspective"
door O. Arratibel, D. Rodriguez-Palenzuela en C.Thimann, maart 2002.
133 "Can confidence indicators be useful to predict short term real GDP growth?' door
A. Mourougane en M. Roma, maart 2002.
134 "The cost of private transportation in the Netherlands, 1992-1999" door B. Bode en J.Van
Dalen, maart 2002.
135 "The optimal mix of taxes on money, consumption and income" door F. De Fiore en P.Teles,
april 2002.
136 "Retail bank interest rate pass-through: new evidence at the euro area level" door G. de Bondt,
april 2002.
137 Equilibrium bidding in the Eurosystem’s open market operations" door U. Bindseil, april 2002.
138 "’New’ views on the optimum currency area theory: what is EMU telling us?" door
F.P. Mongelli, april 2002.
139 "On currency crises and contagion" door M. Fratzscher, april 2002.
140 "Price setting and the steady-state effects of inflation" door M. Casares, mei 2001.
141 "Asset prices and fiscal balances" door F. Eschenbach en L. Schuknecht, mei 2002.
142 "Modelling the daily banknotes in circulation in the context of the liquidity management of the
European Central Bank", door A. Cabrero, G. Camba-Mendez, A. Hirsch en F. Nieto, mei 2002.
143 "A non-parametric method for valuing new goods", door L. Blow en I. Crawford, mei 2002.
144 "A failure in the measurement of inflation: results from a hedonic and matched experiment
using scanner data", door M. Silver en S. Heravi, mei 2002.
145 "Towards a new early warning sytem of financial crises", door M. Bussiere en M. Fratzscher,
mei 2002.
146 "Competition and stability – what’s special about banking?", door E. Carletti en P. Hartmann,
mei 2002.
147 "Time-to-build approach in a sticky price, stricktly wage optimizing monetary model",
door M. Casares, mei 2002.
148 "The functional form of yield curves" door V. Brousseau, mei 2002.
150 "Equity and bond market signals as leading indicators of bank fragility" door R. Gropp, J.Vesala
en G.Vulpes, juni 2002.
152 "Short-term monitoring of fiscal policy discipline" door G. Camba-Mendez en A. Lamo, juni
2002.
153 "Euro area production function and potential output: a supply side system approach" door
A.Willman, juni 2002.
154 "The euro bloc, the dollar bloc and the yen bloc: how much monetary policy independence can
exchange rate flexibility buy in an interdependent world?" door M. Fratzscher, juni 2002.
155 "Youth unemployment in the OECD: demographic shifts, labour market institutions, and
macroeconomic shocks" door J. F. Jimeno en D. Rodriguez-Palenzuela, juni 2002.
156 "Identifying endogenous fiscal policy rules for macroeconomic models" door J.J. Perez en
P. Hiebert, juli 2002.
157 "Bidding and performance in repo auctions: evidence from ECB open market operations" door
K.G. Nyborg, U. Bindseil en I.A. Strebulaev, juli 2002.
158 "Quantifying Embodied Technological Change" door P. Sakellaris en D.J.Wilson, juli 2002.
160 "Model uncertainty and the equilibrium value of the real effective euro exchange rate" door
C. Detken,A. Dieppe, J. Henry, C. Marin en F. Smets, juli 2002.
161 "The optimal allocation of risks under prospect theory" door L. Stracca, juli 2002.
162 "Public debt asymmetries: the effect on taxes and spending in the European Union" door
S. Krogstrup, augustus 2002.
163 "The rationaliry of consumers’ inflation expectations: survey-based evidence for the euro area"
door M. Forsells en G. Kenny,Augustus 2002.
164 "Euro area corporate debt securities market: first empirical evidence" door G. de Bondt,
augustus 2002.
165 "The industry effects of monetary policy in the euro area" door G. Peersman en F. Smets.
augustus 2002.
166 "Monetary and fiscal policy interactions in a micro-founded model of a monetary union" door
R.M.W.J. Beetsma en H. Jensen. augustus 2002.
167 "Identifying the effects of monetary policy shocks on exchange rates using high frequency data"
door J. Faust, J.H. Rogers, E. Swanson en J.H.Wright, augustus 2002.
170 "What measure of inflation shouId a central bank target?" door G. Mankiw en R. Reis, augustus
2002.
171 "An estimated stochastic dynamic general equilibrium model of the euro area" door F. Smets
en R.Wouters, augustus 2002.
172 "Constructing quality-adjusted price indices: a comparison of hedonic and discrete choice
models" door N. Jonker, september 2002.
173 "Openness en equilibrium determinacy under interest rate rules" door F. de Fiore en Z. Liu,
september 2002.
174 “International monetary policy coordination and financial market integration” door A.
Sutherland, september 2002.
175 “Monetary policy en the financial accelerator in a monetary union” door S. Gilchrist, J. O.
Hairault en H. Kempf, september 2002.
177 “A theory of the currency denomination of international trade” door P. Bacchetta en E. van
Wincoop, september 2002.
178 “Inflation persistence en optimal monetary policy in the euro area” door P. Benigno en J. D.
López-Salido, september 2002.
179 “Optimal monetary policy with durable en non-durable goods” door C. J. Erceg en A.T. Levin,
september 2002.
180 “Regional inflation in a currency union: fiscal policy vs. fundamentals” door M. Duarte en
A. L.Wolman, september 2002.
181 “Inflation dynamics en international linkages: a model of the United States, the euro area en
Japan” door G. Coenen en V.Wielen, september 2002.
182 “The information content of real-time output gap estimates, an application to the euro area”
door G. Rünstler, september 2002.
183 “Monetary policy in a world with different financial systems” door E. Faia, oktober 2002.
185 “European integration: what lessons for other regions? The case of Latin America” by
E. Dorrucci, S. Firpo, M. Fratzscher en F. P. Mongelli, oktober 2002.
187 "A fiscal theory of sovereign risk" door M. Uribe, oktober 2002.
188 "Should central banks really be flexible?" door H.P. Grüner, oktober 2002.
189 "Debt reduction and automatic stabilisation" door P. Hiebert. J.J. Pérez en M. Rostagno, oktober
2002.
190 "Monetary policy and the zero bound to interest rates: a review" door T.Yates, oktober 2002.
191 "The fiscal costs of financial instability revisited" door L. Schuknecht en F. Eschenbach,
november 2002.
192 "Is the European Central Bank (and the United States Federal Reserve) predictable?" door
G. Perez-Quiros en J. Sicilia, november 2002.
193 "Sustainability of public finances and automatic stabilisation under a rule of budgetary
discipline" door J. Marín, november 2002.
194 "Sensitivity analysis of volatility: a new tool for risk management" door S. Manganelli,V. Ceci en
W.Vecchiato, november 2002.
195 "In-sample or out-of-sample tests of predictability: which one should we use?" door A. Inoue
en L. Kilian, november 2002.
197 "A model of the Eurosystem’s operational framework for monetary policy implementation"
door C. Ewerart, november 2002.
198 "Extracting risk neutral probability densities by fitting implied volatility smiles: some
methodological points and an application to the 3M Euribor futures option prices" door
A.B.Andersen en T. Wagener, december 2002.
199 "Time variation in the tail behaviour of bund futures returns" door T.Werner en C. Upper,
december 2002.
200 "Interdependence between the euro area and the US: what role for EMU" door M.Ehrmann
en M. Fratzscher, december 2002.
202 "Aggregate loans to the euro area private sector" door A. Calza, M. Manrique en J. Sousa,
januari 2003.
203 "Myopic loss aversion, disappointment aversion, and the equity premium puzzle" door
D. Fielding en L. Stracca, januari 2003.
205 "Real exchange rate in an inter-temporal n-country-model with incomplete markets" door
B. Mercereau, januari 2003.
206 "Empirical estimates of reaction functions for the euro area" door D. Gerdesmeier en B. Roffia,
januari 2003.
207 "A comprehensive model on the euro overnight rate" door F.R.Würtz, januari 2003.
208 "Do demographic changes affect risk premiums? Evidence from international data" door A.Ang
en A. Maddaloni, januari 2003.
209 "A framework for collateral risk control determination" door D. Cossin, Z. Huang,
D.Aunon-Nerin en F. González, januari 2003.
210 "Anticipated Ramsey reforms and the uniform taxation principle: the role of international
financial markets" door S. Schmitt-Grohé en M. Uribe, januari 2003.
211 "Self-control and savings" door P. Michel en J.P. Vidal, januari 2003.
212 "Modelling the implied probability of stock market movements" door E. Glatzer en
M. Scheicher, januari 2003.
213 "Aggregation and euro are Phillips curves" door S. Fabiani en J. Morgan, februari 2003.
214 "On the selection of forecasting models" door A. Inoue en L. Kilian, februari 2003.
215 "Budget institutions and fiscal performance in Central and Eastern European countries" door
H. Gleich, februari 2003.
216 "The admission of accession countries to an enlarged monetary union: a tentative assessment"
door M. Ca Zorzi en R.A. De Santis, februari 2003.
217 "The role of product market regulations in the process of structural change" door J. Messina,
maart 2003.
218 "The zero-interest-rate bound and the role of the exchange rate for monetary policy in Japan"
door G. Coenen en V.Wieland, maart 2003.
219 "Extra-euro area manufacturing import prices and exchange rate pass-through" door B.
Anderton, maart 2003.
220 "The allocation of competencies in an international union: a positive analysis" door M Ruta,
april 2003.
221 "Estimating risk premia in money market rates" door A. Durré, S. Evjen en R. Pilegaard, april
2003.
223 “Optimal monetary policy with imperfect common knowlege” door K. Adam, april 2003.
224 “The rise of the yen vis-à-vis the (“synthetic”) euro: is it supported by economic
fundamentals?” door C. Osbat, R. Rüffer en B. Schnatz, april 2003.
225 “Productivity and the (synthetic”) euro-dollar exchange rate” door C. Osbat, F. Vijselaar en
B. Schnatz, april 2003.
226 “The central banker as a risk manager: quantifying and forecasting inflation risks” door L. Kilian
en S. Manganelli, april 2003.
227 “Monetary policy in a low pass-through environment” door T. Monacelli, april 2003.
Overige publicaties
"Assessment of EU securities settlement systems against the standards for their use in ESCB
credit operations", september 1998.
"Payment systems in the European Union: Addendum incorporating 1997 figures", januari 1999.
"Possible effects of EMU on the EU banking systems in the medium to long term", februari 1999.
"Payment systems in countries that have applied for membership of the European Union", augustus 1999.
"Improving cross-border retail payment services: the Eurosystem’s view", september 1999.
"Money and banking statistics compilation guide, addendum I: money market paper", november
1999.
"Money and banking statistics sector manual" tweede uitgave, november 1999.
"Report on the legal protection of banknotes in the European Union Member States", november 1999.
"Money and banking statistics: Series Keys for the exchange of balance sheet items time series",
november 1999.
"Money and banking statistics: Handbook for the compilation of flow statistics", december 1999.
"Payment systems in the European Union: Addendum incorporating 1998 figures", februari 2000.
"Statistical requirements of the European Central Bank in the field of general economic statistics",
augustus 2000.
"Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area", augustus 2000.
"Het gemeenschappelijke monetaire beleid in de derde fase: Algemene documentatie met betrekking
tot de monetaire-beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem", november 2000.
"Annual report on the activities of the Anti-Fraud Committee of the European Central Bank",
januari 2001.
"Money and banking statistics in the accession countries: Methodological manual", april 2001.
“Payment and securities settlement systems in the European Union”, juni 2001.
"The Eurosystem‘s policy line with regard to consolidation in central counterparty clearing",
september 2001.
"Provisional list of MFIs of the accession countries (as at the end of December 2000)", oktober 2001.
"TARGET": the Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system
– update 2001", november 2001.
"Compendium: Collection of legal instruments, June 1998 – December 2001", maart 2002.
"The single monetary policy in the euro area: General documentation on Eurosystem monetary
policy instruments and procedures", april 2002.
"Annual report on the activities of the Anti-Fraud Committee of the European Central Bank, cove-
ring the period from January 2001 to January 2002", mei 2002.
"The Eurosystem's terms of reference for the use of cash-recycling machines by credit institutions
and other euro area institutions engaged in the sorting and distribution of banknotes to the public
as a professional activity", mei 2002.
"Bond markets and long-term interest rates in European Union accession countries", juni 2002.
"Task force on portfolio investment collection systems, Final Report", juni 2002.
"Measurement issues in European consumer price indices and the conceptual framework of the
HICP", juli 2002.
"Payment and securities settlement systems in the European Union. Addendum incorporating 2000
figures", juli 2002.
"Guidance Notes to Regulation ECB/2001/13 on the MFI balance sheet statistics", november 2002.
"Review of the international role of the euro", uitgave van december 2002.
"List of Monetary Financial Institutions and institutions subject to minimum reserves", februari 2003.
"Memorandum of Understanding of the exchange of information among credit registers for the
benefit of reporting institutions", maart 2003.
"Supplementary guidance notes concerning statistics on the holders of money market fund
shares/units", april 2003.
"Money, banking and financial market statistics in the accession countries. Methodological manual.
Vol. 1:The current definition and structure of money and banking statistics in the asseccion
countries", mei 2003.
"Money, banking and financial market statistics in the accession countries. Methodological manual.
Vol. 2: Statistics on other financial intermediaries, financial markets and interest rates in the
accession countries", mei 2003.
Brochures
"The euro: integrating financial services", augustus 2000 (niet meer in voorraad).