Ecb200305 tcm46-147426

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 210

E U R O P E S E C E N T R A L E B A N K

MAANDBERICHT

Mei 2003
© Europese Centrale Bank, 2002
Adres Kaiserstrasse 29
D-60311 Frankfurt am Main
Duitsland
Postadres Postfach 16 03 19
D-60066 Frankfurt am Main
Duitsland
Telefoon +49 69 1344 0
Internet http://www.ecb.int
Fax +49 69 1344 6000
Telex 411 144 ecb d

Dit Maandbericht is tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van de Directie van de ECB. De vertalingen worden gemaakt en
gepubliceerd door de nationale centrale banken.
Alle rechten voorbehouden.
Het maken van kopieën voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.
De statistieken in deze uitgave zijn afgesloten op 7 mei 2003.

ISSN 1561-0314 Print versie


ISSN 1725-3004 Online versie

2 ECB Maandbericht • mei 2003


Inhoudsopgave

Ten geleide 5

Economische ontwikkelingen in het eurogebied 9

1 Monetaire en financiële ontwikkelingen 9


2 Prijsontwikkelingen 28
3 Productie-, vraag- en arbeidsmarktontwikkelingen 35
4 Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen 40

Kaders:
1 Raming van de omvang van portefeuilleherschikkingen van aandelen
naar liquide activa 11
2 De eerste resultaten van de enquête naar de bancaire kredietverlening
in het eurogebied 15
3 Monetaire-beleidstransacties en liquiditeitsverhoudingen in de op
23 april 2003 eindigende reserve-aanhoudingsperiode 21
4 De diepere oorzaken van de lage rendementen op langlopende obligaties
in de Verenigde Staten en het eurogebied 24
5 Verwachtingen binnen de particuliere sector met betrekking tot de
inflatie en de economische bedrijvigheid in het eurogebied: de uitkomsten
van de Survey of Professional Forecasters 2003-II en andere beschikbare
indicatoren 31
6 Beoordeling van de stemming op de valutamarkten door middel van
indicatoren op basis van valutaopties 42

Recente tendensen in de huizenprijzen binnen het eurogebied 49

Elektronificering van betalingen in Europa 61

De aanpassing van de stemprocedure in de Raad van bestuur 75

Statistieken voor het eurogebied 1*

Overzicht van de monetaire-beleidsmaatregelen van het Eurosysteem 96*

Publicaties van de Europese Centrale Bank (ECB) 101*

Technische aantekeningen 85*

Toelichting 89*

ECB Maandbericht • mei 2003 3


Afkortingen

Landen

BE België
DK Denemarken
DE Duitsland
GR Griekenland
ES Spanje
FR Frankrijk
IE Ierland
IT Italië
LU Luxemburg
NL Nederland
AT Oostenrijk
PT Portugal
FI Finland
SE Zweden
UK Verenigd Koninkrijk
JP Japan
US Verenigde Staten

Andere afkortingen

bbp bruto binnenlands product


BIB Bank voor Internationale Betalingen
BPM5 IMF Balance of Payments Manual (5e editie)
CD’s depositocertificaten
c.i.f. c.i.f. aan de grens van het importerende land
CPI consumptieprijsindex
ECB Europese Centrale Bank
EMI Europees Monetair Instituut
EMU Economische en Monetaire Unie
ESCB Europees Stelsel van Centrale Banken
ESR 95 Europees Stelsel van Rekeningen 1995
EU Europese Unie
EUR euro
f.o.b. f.o.b. aan de grens van het exporterende land
HICP geharmoniseerde consumptieprijsindex
ILO Internationale Arbeidsorganisatie
IMF Internationaal Monetair Fonds
MFI’s monetaire financiële instellingen
NACE Rev. 1 Statistische indeling van de economische bedrijvigheid in de Europese Gemeenschap
PPI Producentenprijsindex
SITC Standard International Trade Classification (revision 3)

Conform het binnen de Gemeenschap bestaande gebruik worden de landen van de EU in dit
Bericht gerangschikt in alfabetische volgorde van de namen in de nationale talen.

4 ECB Maandbericht • mei 2003


Ten geleide

Vier en een half jaar na de eerste bekendmaking Tijdens de bespreking van het monetaire beleid
van de monetaire-beleidsstrategie van de ECB heeft de Raad van Bestuur van de ECB op 8 mei
heeft de Raad van Bestuur deze aan een grondige besloten de minimale inschrijvingsrente voor de
evaluatie onderworpen. De Raad van Bestuur basis-herfinancieringstransacties van het Eurosys-
heeft zijn besprekingen van de monetaire-beleids- teem onveranderd te laten op 2,50%. De rente op
strategie tijdens de bijeenkomst op 8 mei 2003 de marginale beleningsfaciliteit en die op de depo-
afgerond. Daarbij zijn de volgende besluiten geno- sitofaciliteit werden eveneens onveranderd gela-
men (waarvan de details zijn opgenomen in het ten op respectievelijk 3,50% en 1,50%.
hierna afgedrukte Persbericht):
Met inachtneming van nieuwe economische en
- Ten eerste heeft de Raad van Bestuur met monetaire gegevens alsmede de meest recente
betrekking tot de primaire doelstelling van politieke ontwikkelingen in de wereld, conclu-
prijsstabiliteit bevestigd dat dit door de Raad deerde de Raad van Bestuur dat het monetaire
wordt gedefinieerd zoals in 1998 bekendge- beleid in overeenstemming is met de handhaving
maakt, namelijk als een jaarlijkse stijging van de van prijsstabiliteit op de middellange termijn.
Geharmoniseerde Consumptieprijsindex Daarnaast draagt het beleid bij tot een gunstig
(HICP) voor het eurogebied met minder dan monetair klimaat voor economische groei. Nu er
2%.Tegelijk werd verduidelijkt dat de Raad zich een einde is gekomen aan de militaire actie in Irak,
er in het streven naar prijsstabiliteit op zal zijn belangrijke neerwaartse risico’s voor het eco-
richten de inflatie dicht bij 2% te handhaven op nomisch herstel afgenomen. De Raad van Bestuur
de middellange termijn. Deze verduidelijking heeft duidelijk gemaakt dat hij de toekomstige
onderstreept de door de ECB aangegane com- ontwikkelingen nauwgezet zal volgen en zal
mittering een toereikende veiligheidsmarge te beoordelen of de voorwaarden voor prijsstabili-
verschaffen ter bescherming tegen de risico's teit zich gunstig blijven ontwikkelen.
van deflatie, en gaat tevens in op het probleem
van de mogelijke aanwezigheid van een meet- Wat betreft de gedetailleerdere beoordeling die
fout in de HICP en de implicaties van inflatie- de grondslag vormt voor de beslissing inzake de
verschillen binnen het eurogebied. voornaamste ECB-rentetarieven,suggereren,in de
- Ten tweede, teneinde de nadruk te leggen op context van de economische analyse, onlangs
de langere-termijnaard van de referentiewaar- gepubliceerde enquêtegegevens en de meest
de voor een ruim monetair aggregaat, heeft de recente door conjuncturele indicatoren verschaf-
Raad van Bestuur besloten niet langer jaarlijks te informatie dat de economische bedrijvigheid in
een herbeoordeling van de referentiewaarde het eurogebied dit jaar tot dusverre gematigd is
voor M3 uit te voeren. gebleven. Vooruitblikkend, zal de reële bbp-groei
- Ten derde benadrukt de Raad van Bestuur in naar verwachting later in 2003 geleidelijk sterker
zijn communicatie over monetaire-beleidsbe- worden en in de loop van volgend jaar nog meer
slissingen hoe hij bij de totaalbeoordeling van aantrekken. Factoren die deze verwachting onder-
de risico’s voor prijsstabiliteit de informatie en steunen zijn een verwacht herstel van de mondia-
analyses van de twee pijlers van haar strategie le vraag, het vooruitzicht van een daling van de
onderling toetst. Om dit besluit te weerspie- consumptieprijsinflatie die gunstig is voor de groei
gelen, is de structuur van het "Ten geleide" van het reëel besteedbaar inkomen en het lage
aangepast.Voortaan zal hierin eerst de econo- renteniveau. Bovendien zou de recente verminde-
mische analyse worden gepresenteerd, waarin ring van onzekerheden die voortvloeien uit poli-
de korte- tot middellange-termijnrisico's voor tieke spanningen in de wereld moeten bijdragen
de prijsstabiliteit in kaart worden gebracht, en tot een economisch herstel. Een dergelijke beoor-
dan de monetaire analyse waarin de middel- deling lijkt ook in recente reacties door de finan-
lange- tot lange-termijntendensen van de infla- ciële markten te worden weerspiegeld.Na het ein-
tie worden beoordeeld. Tot slot worden de de van de oorlog in Irak is de volatiliteit op de
analyses van deze twee pijlers met elkaar ver- financiële markten aanzienlijk afgenomen, hetgeen
geleken. gepaard ging met een opvallende stijging van de
aandelenprijzen.

ECB Maandbericht • mei 2003 5


Desalniettemin blijven er neerwaartse risico’s van de lonen is inderdaad van cruciaal belang
bestaan. Allereerst zijn er de risico’s die voort- voor zowel het handhaven van prijsstabiliteit als
vloeien uit de eerdere cumulatie van macro- het bevorderen van werkgelegenheidsgroei.
economische onevenwichtigheden buiten het
eurogebied, en sinds kort is er de bezorgdheid Wat betreft de monetaire analyse, is het ruime
omtrent het SARS-virus. Bovendien bestaat er monetaire aggregaat M3 over een langere periode
enige onzekerheid aangaande de omvang van sterk gegroeid. Bovendien wijzen de gegevens van
de aanpassingen die in het bedrijfsleven in het recentere maanden er niet op dat een correctie-
eurogebied nog nodig zijn om de productiviteit proces is begonnen. Als gevolg daarvan bleef de
en winstgevendheid te vergroten, hetgeen economie van het eurogebied een significant gro-
gevolgen zou kunnen hebben voor de werkge- tere hoeveelheid liquiditeit accumuleren dan
legenheidsgroei en derhalve voor de particulie- nodig is voor het behoud van niet-inflatoire groei.
re consumptie. De sterke monetaire groei contrasteerde met de
meer gematigde groei van de kredietverlening aan
Wat de prijsontwikkelingen betreft, schommel- de particuliere sector. Dit is in overeenstemming
de de HICP-inflatie op jaarbasis tussen de met de beoordeling dat monetaire ontwikkelingen
herfst van vorig jaar en maart 2003 over het nog steeds worden gestimuleerd door portefeuil-
algemeen rond 2,3 à 2,4%. In grote lijnen is de leherschikkingen, waarin een duurzame voorkeur
dalende inflatie in de prijzen van diensten en van beleggers voor liquide en veilige activa in een
industriële goederen met uitzondering van klimaat van grote onzekerheid tot uiting komt.Het
energie gecompenseerd door stijgende inflatie lage renteniveau heeft echter ook bijgedragen tot
in de prijzen van energie en bewerkte voe- sterke monetaire groei.
dingsmiddelen. Daarentegen zullen de energie-
prijzen in april naar verwachting de dalende Bij de interpretatie van monetaire trends moet
olieprijzen weerspiegelen die het gevolg zijn met name rekening worden gehouden met porte-
van de ontwikkelingen in Irak. Deze verwach- feuilleherschikkingen die uit voorzorg worden
ting is in overeenstemming met de voorlopige gedaan en hun oorzaak vinden in een grotere
(flash) raming van Eurostat voor de inflatie in vraag naar monetaire activa. De vermindering van
april,die 2,1% bedroeg,oftewel 0,3 procentpunt politieke spanningen in de wereld zou moeten lei-
lager dan in maart. den tot een afname van dergelijke portefeuilleher-
schikkingen. Een ommekeer in de monetaire ont-
Vooruitblikkend, wijzen de huidige indicaties wikkelingen zou hoe dan ook de bezorgdheid
niet op verdere sterke dalingen van de inflatie verminderen betreffende de gevolgen van de
in de nabije toekomst, maar lagere olieprijzen, recente monetaire dynamiek op de middellange
een klimaat van gematigde economische groei tot lange termijn. De monetaire ontwikkelingen
en de effecten van de aanzienlijk hogere wissel- zullen dan ook nauwlettend blijven worden
koers van de euro zouden alle moeten bijdra- gevolgd.
gen tot verlaging van de inflatoire druk op de
wat langere termijn. Sinds de beëindiging van Over het geheel genomen lijkt het er nu op dat de
het militaire conflict in Irak heeft de euro de inflatie op middellange termijn tot beneden 2% zal
opwaartse tendens hervat die begin 2002 van dalen, met name gezien de vooruitzichten voor de
start ging. Als gevolg daarvan ligt de nominale economische bedrijvigheid en de significante
effectieve wisselkoers van de euro momenteel appreciatie van de euro. Het lijkt er tevens op dat
dicht bij het gemiddelde niveau van begin 1999. de sterke groei van M3 en de opbouw van liquidi-
teit zich niet zullen vertalen in inflatoire druk,
De vooruitzichten voor de inflatie zullen ook zolang de economische groei tenminste beschei-
voor een aanzienlijk deel afhangen van de loon- den blijft. De onderlinge toetsing van de informa-
ontwikkelingen. De beschikbare indicatoren tie uit de twee pijlers wijst er dan ook op dat de
wijzen erop dat de groei van de arbeidskosten risico’s voor prijsstabiliteit op middellange termijn
in de loop van 2002 tekenen van stabilisatie beperkt blijven.
heeft vertoond. Een gematigde ontwikkeling

6 ECB Maandbericht • mei 2003


Wat het begrotingsbeleid betreft, waren de ont- tieel en het verbeteren van de bestendigheid
wikkelingen in 2002 over het algemeen niet bevre- tegen economische schokken van het euroge-
digend.Met name landen die in eerdere jaren,toen bied. Dergelijke hervormingen, die gericht moe-
het economische klimaat gunstiger was, geen ten zijn op het verminderen van starheden bin-
gezonde begrotingspositie hebben bereikt, wor- nen de goederen- en arbeidsmarkten, zouden de
stelen nu om hun begroting onder controle te veerkracht van de economische bedrijvigheid bij
houden. Met het oog op de toekomst is het van dergelijke schokken aanzienlijk kunnen vergro-
essentieel belang dat het begrotingsbeleidskader ten, zowel binnen het eurogebied als geheel als
wordt geschraagd door krachtdadig optreden, op regionaal niveau. Een hernieuwde impuls aan
peer pressure tussen de eurolanden en een con- het proces van structurele hervorming is van
sequente implementatie van de regels van het Ver- belang voor het vergroten van het vertrouwen
drag en het Pact voor Stabiliteit en Groei. Landen van consumenten en investeerders in middellan-
moeten een begrotingspositie nabij evenwicht of ge- en lange-termijngroei en werkgelegenheids-
in overschot handhaven en, waar dat nog niet is mogelijkheden in het eurogebied. Dit zou dan
gebeurd, de nodige structurele consolidatiemaat- weer een positief korte-termijneffect moeten
regelen nemen. Daardoor ontstaat tevens de hebben op de bestedings- en investeringsbeslis-
ruimte die nodig is voor de werking van de auto- singen in het eurogebied.
matische stabilisatoren. Daarnaast worden over-
heden geadviseerd om de nadruk te leggen op een Dit nummer van het Maandbericht bevat drie arti-
op groei georiënteerd begrotingsbeleid dat de kelen. Het eerste artikel beziet de recente dyna-
productieve krachten van de economie versterkt. miek van de huizenprijzen in het eurogebied.In het
Door het vertrouwen te vergroten,zal een geloof- tweede artikel wordt de toename van elektroni-
waardige strategie voor begrotingsconsolidatie op sche betalingen in Europa onderzocht. In het der-
de middellange termijn tevens economische groei de artikel wordt de aanpassing van het stemrecht
op de korte termijn bevorderen. in de Raad van Bestuur besproken, zoals goedge-
keurd door de Raad van de EU, in verband met de
Structurele hervormingen zijn van essentieel toekomstige uitbreidingen van het eurogebied.
belang voor het vergroten van het groeipoten-

ECB Maandbericht • mei 2003 7


Persbericht van 8 mei 2003 betreffende de monetaire-beleidsstrategie van de ECB

Na meer dan vier jaar monetaire-beleidsvoering voor het eurogebied, heeft de Raad van Bestuur van de ECB
de monetaire-beleidsstrategie aan een grondige evaluatie onderworpen.

Deze strategie, die op 13 oktober 1998 werd bekendgemaakt, bestaat uit drie hoofdelementen: een kwantitatieve
definitie van prijsstabiliteit, een vooraanstaande rol voor de geldhoeveelheid bij de beoordeling van risico's voor
prijsstabiliteit, en een breed gefundeerde beoordeling van de vooruitzichten voor de prijsontwikkeling.

De ruim vier jaar tenuitvoerlegging van de strategie zijn bevredigend verlopen. Desalniettemin achtte de Raad
van Bestuur het nuttig de strategie in het licht van deze ervaring te evalueren, daarbij het publieke debat en een
reeks door staf van het Eurosysteem uitgevoerde studies meewegend.

"Prijsstabiliteit wordt gedefinieerd als een jaarlijkse stijging van de Geharmoniseerde Consumptieprijsindex
(HICP) voor het eurogebied met minder dan 2%. Prijsstabiliteit moet worden gehandhaafd op de middellange
termijn." Vandaag heeft de Raad van Bestuur deze definitie (die de Raad in 1998 had bekendgemaakt) bevestigd.
Tegelijkertijd is de Raad van Bestuur overeengekomen dat de Raad zich er in het streven naar prijsstabiliteit op
zal richten de inflatie dicht bij 2% te handhaven op de middellange termijn. Deze verduidelijking onderstreept
de door de ECB aangegane committering een toereikende veiligheidsmarge te verschaffen ter bescherming
tegen de risico's van deflatie, en gaat tevens in op het probleem van de mogelijke aanwezigheid van een meetfout
in de HICP en de implicaties van inflatieverschillen binnen het eurogebied.

De Raad van Bestuur bevestigde dat zijn monetaire-beleidsbeslissingen zullen blijven worden gebaseerd op een
veelomvattende analyse van de risico's voor prijsstabiliteit. In de loop der tijd is de analyse in het kader van de
beide pijlers van de monetaire-beleidsstrategie verdiept en uitgebreid. Dit proces zal worden voortgezet. De
Raad van Bestuur wenst echter de communicatie over de onderlinge toetsing van informatie bij het opmaken
van zijn samenhangende, algehele beoordeling van de risico's voor prijsstabiliteit, te verhelderen.

Voor dit doel zal de inleidende verklaring van de President bij de persconferentie vanaf vandaag een nieuwe
structuur hebben. Deze verklaring zal beginnen met de economische analyse om de korte- tot middellange-
termijnrisico's voor prijsstabiliteit in kaart te brengen. Zoals in het verleden, zullen een analyse van schokken
die van invloed zijn op de economie van het eurogebied en projecties van essentiële macro-economische
variabelen, hier deel van uitmaken.

Dit zal worden gevolgd door de monetaire analyse om de middellange- tot lange-termijntendensen van de
inflatie te beoordelen, gezien de nauwe relatie die bestaat tussen de geldhoeveelheid en de prijzen over langere
tijdshorizons. Zoals in het verleden, zal de monetaire analyse rekening houden met de ontwikkelingen in een
breed scala van monetaire indicatoren, met inbegrip van M3 en de componenten en tegenposten daarvan (met
name krediet), en met verschillende maatstaven van overliquiditeit.

Deze nieuwe indeling van de inleidende verklaring zal beter illustreren dat deze twee perspectieven elkaar
aanvullende analytische kaders bieden die de Raad van Bestuur van hulp zijn bij zijn algehele beoordeling van
de risico's voor prijsstabiliteit. In dit opzicht dient de monetaire analyse voornamelijk als een middel tot
onderlinge toetsing, vanuit middellange- tot lange-termijnperspectief, van de korte- tot middellange-
termijnindicaties die door de economische analyse worden verschaft.

Teneinde de nadruk te leggen op de langere-termijnaard van de referentiewaarde voor de geldgroei als een
maatstaf voor de beoordeling van monetaire ontwikkelingen, heeft de Raad van Bestuur tevens besloten niet
langer jaarlijks een herbeoordeling van de referentiewaarde uit te voeren. De Raad zal echter de onderliggende
voorwaarden en aannames blijven beoordelen.

De ECB zal vandaag op haar website een aantal door haar staf opgestelde achtergrondstudies publiceren die,
samen met reeds eerder gepubliceerde documenten, als informatiebron dienden bij de overwegingen van de
Raad van Bestuur met betrekking tot de monetaire-beleidsstrategie van de ECB.

8 ECB Maandbericht • mei 2003


Economische ontwikkelingen in het
eurogebied
1 Monetaire en financiële ontwikkelingen

Monetaire-beleidsbeslissingen van de Grafiek 2


Raad van Bestuur van de ECB De groei van M3 en de referentiewaarde
(voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd)

In de op 8 mei 2003 gehouden vergadering heeft M3 (twaalfmaands groei)


M3 (voortschr. 3-maands gecentreerd gemiddelde
de Raad van Bestuur van de ECB besloten de van de twaalfmaands groei)
minimale inschrijvingsrente voor de als variabele M3 (zesmaands groei op jaarbasis)
rentetenders uitgevoerde basis-herfinancierings- referentiewaarde (41/2%)
10,0 10,0
transacties op 2,50% te handhaven. De renteta-
rieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de 9,0 9,0
depositofaciliteit werden eveneens ongewijzigd
gelaten, op respectievelijk 3,50% en 1,50% (zie 8,0 8,0
Grafiek 1).
7,0 7,0

6,0 6,0
M3-groei in maart krachtig doorgezet
5,0 5,0
Het groeitempo op jaarbasis van het ruime
monetaire aggregaat M3 bedroeg in maart 2003, 4,0 4,0
evenals in de voorgaande maand, 7,9% (zie Gra-
fiek 2). Het driemaands gemiddelde van het 3,0 3,0
groeitempo op jaarbasis van M3 nam toe, van
7,3% in de periode december 2002-februari 2,0 2,0
1999 2000 2001 2002
2003 tot 7,7% in de periode januari-maart 2003. Bron: ECB. xxxxx

De krachtige groei van M3 hield nog steeds ver- deze periode afspelende militaire activiteiten in
band met de grote economische, financiële en Irak. Bovendien hebben de lage alternatieve kos-
geopolitieke onzekerheid, die met name in maart ten van het houden van in M3 begrepen midde-
duidelijk aanwezig was als gevolg van de zich in len waarschijnlijk ook bijgedragen aan de krach-
tige groei van dit aggregaat. Vanwege de
Grafiek 1 langdurige periode van sterke M3-groei is er in
ECB-rentevoeten en de geldmarktrente het eurogebied overliquiditeit ontstaan in relatie
(procenten per jaar; daggegevens)
tot de liquiditeit die benodigd is ter financiering
marginale beleningsrente
depositorente
van duurzame niet-inflatoire groei. Een dergelijk
minimale inschrijvingsrente bij basis- hoog liquiditeitsniveau zou – indien niet gecorri-
herfinancieringstransacties
daggeldrente (EONIA) geerd – zorgwekkend kunnen zijn voor de prijs-
marginale rente op stabiliteit op de middellange termijn en dient
basis-herfinancieringstransacties
4,5 4,5 derhalve nauwlettend te worden gevolgd. Een
deel van deze overliquiditeit is echter waar-
4,0 4,0
schijnlijk het gevolg van een tijdelijk toegenomen
3,5 3,5
voorzorgsvraag, die naar verwachting zal dalen
zodra de onzekerheid afneemt, en behoeft daar-
3,0 3,0 om niet al te zorgwekkend te zijn.

2,5 2,5
Wat de hoofdcomponenten van M3 betreft, ver-
2,0 2,0
toonde het groeitempo op jaarbasis van het eng
gedefinieerde monetaire aggregaat M1 in maart
1,5 1,5 een stijging tot 11,6%, van 10,3% in februari (zie
Tabel 1). Binnen M1 steeg het twaalfmaands
1,0 1,0 groeitempo van de girale deposito’s tot 7,9%, van
II III IV I
2002 2003 6,4% in februari.Het groeitempo op jaarbasis van
Bronnen: ECB en Reuters. de chartale geldhoeveelheid bedroeg in maart

ECB Maandbericht • mei 2003 9


39,9%, ten opzichte van 41,1% in de voorgaande groeitempo van deposito’s met een opzegter-
maand. Het korte-termijn beloop van de charta- mijn tot en met drie maanden toenam van 7,7%
le geldhoeveelheid was onverminderd krachtig, in februari tot 8,3% in maart.Dit verschil in dyna-
en vertoonde een voor seizoen gecorrigeerde miek weerspiegelde waarschijnlijk nog steeds
maandelijkse groei van EUR 9 miljard in maart, het afnemende ecart tussen de rentevoeten op
hetgeen overeenkomt met de gemiddelde groei deze twee soorten deposito’s in de afgelopen
op maandbasis sinds maart 2002. Deze opwaart- maanden, waardoor het aanhouden van kortlo-
se tendens wat betreft de chartale geldhoeveel- pende spaardeposito’s (dat wil zeggen deposito’s
heid weerspiegelt de geleidelijke wederopbouw met een vaste opzegtermijn tot en met drie
van het bezit aan chartaal geld door (niet-)inge- maanden) relatief aantrekkelijker werd.
zetenen van het eurogebied na de scherpe afna-
me in de aanloop naar de invoering van de charta- Het groeitempo op jaarbasis van verhandelbare
le euro. Beschouwt men de chartale geldomloop instrumenten nam in maart af tot 7,9%, vanaf een
en girale deposito’s tezamen, dan kan de aanhou- niveau van 11,3% in februari. Deze afname werd
dend sterke vraag in de afgelopen maanden naar veroorzaakt door een sterke daling van het
de, in M3 begrepen, meest liquide activa worden groeitempo op jaarbasis van zowel uitgegeven
verklaard uit zowel de lage alternatieve kosten van schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee
het aanhouden van deze instrumenten, gelet op de jaar (tot -10,3%, ten opzichte van -3,2% in de
lage korte en lange rente, als door portefeuille- voorgaande maand) als repo’s (van 10,2% in de
herschikkingen in reactie op de grote onzekerheid voorgaande maand tot 1,4%).Het groeitempo op
op de financiële markten. jaarbasis van de beleggingen in geldmarktfondsen
bleef daarentegen krachtig (onveranderd op
Het groeitempo op jaarbasis van kortlopende 16,4%). Gelet op de uitgesproken aantrekkelijk-
deposito’s met uitzondering van girale deposito’s heid van de laatstgenoemde instrumenten als
liep in maart terug tot 4,5%, vanaf een niveau van veilige rentedragende beleggingen in tijden van
4,7% in de voorgaande maand. Met betrekking onzekerheid op de financiële markten, bevestigt
tot deze deposito’s werd het groeitempo op deze krachtige groei de hypothese van een gro-
jaarbasis van deposito’s met een vaste looptijd tere voorzorgsvraag naar monetaire activa (zie
tot en met twee jaar negatief (-0,5% in maart, Kader 1 “Raming van de omvang van portefeuille-
vergeleken met 1,2% in februari), terwijl het herschikkingen van aandelen naar liquide activa”).

Tabel 1
Overzicht monetaire variabelen voor het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgemiddelden)

2002 2002 2003 2002 2003 2003 2003


III IV I dec. jan. febr. maart
Voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd
M1 7,6 8,8 10,2 9,9 9,5 10,3 11,6
waarvan: chartale geldomloop -7,6 12,9 39,1 42,7 34,8 41,4 39,9
waarvan: girale deposito’s 10,3 8,1 6,5 5,9 6,1 6,4 7,9
M2 – M1 (= overige kortlopende deposito’s) 5,5 4,9 4,2 3,7 4,0 4,7 4,5
M2 6,5 6,7 7,0 6,6 6,5 7,3 7,9
M3 – M2 (= verhandelbare instrumenten) 10,2 8,5 10,2 8,6 11,1 11,3 7,9
M3 7,0 7,0 7,5 6,9 7,2 7,9 7,9

Niet voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd


Langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) 5,1 5,2 4,7 4,9 4,6 4,9 4,6
Kredietverlening aan ingezetenen van het eurogebied 4,2 4,1 4,2 4,1 4,1 4,3 4,0
Kredietverlening aan de overheid 1,1 1,9 2,0 1,7 1,8 2,4 1,9
waarvan: Leningen aan de overheid -0,9 -1,2 -1,2 -1,2 -0,8 -1,3 -1,7
Kredietverlening aan overige ingezetenen van het eurogebied 5,0 4,8 4,8 4,7 4,8 4,9 4,6
waarvan: Leningen aan de particuliere sector 5,3 4,8 4,9 4,7 4,9 5,0 4,5
Bron: ECB.

10 ECB Maandbericht • mei 2003


Wat betreft de tegenposten van M3 op de 4,6% in maart. Dit beloop kan verband houden
geconsolideerde balans van de MFI’s daalde het met het lage niveau van de lange rente en moge-
groeitempo op jaarbasis van de langerlopende lijk met de grote volatiliteit op de obligatiemark-
financiële passiva van MFI’s (met uitzondering ten in maart.
van kapitaal en reserves) van 4,9% in februari tot

Kader 1
Raming van de omvang van portefeuilleherschikkingen van aandelen naar liquide activa

M3 is sinds de tweede helft van 2001 sterk gegroeid. Dit beloop lijkt grotendeels veroorzaakt te zijn door grote
portefeuilleherschikkingen van aandelen naar liquide activa. Particuliere economische subjecten hebben in
reactie op de grote mate van onzekerheid op de financiële markten in deze periode hun portefeuilles herschikt
ten gunste van veilige en liquide activa (zie Grafiek A).

Het onderkennen, en met name het kwantificeren, van


Grafiek A: Impliciete volatiliteit van de
portefeuilleherschikkingen wordt bemoeilijkt door
aandelenmarkt en groei van M3 op de korte
het feit dat er geen direct bewijsmateriaal beschikbaar
termijn is. Financiële aggregaten omvatten uiteenlopende
(procenten)
individuele transacties, die de uitkomst zijn van ver-
Volatiliteit aandelenmarkt (links) 1)
M3, driemaands groei op jaarbasis (rechts) schillende beleggingsstrategieën; het is derhalve niet
eenvoudig een exclusief verband tussen macroaggre-
60 11
gaten af te zonderen. Bovendien is het in een dynami-
10
50 sche economie waarin de financierings- en beleg-
9
gingsstromen in de loop der tijd voortdurend groeien
40 8
niet eenvoudig om de verandering in de aangehouden
7
30
financiële instrumenten die het gevolg is van porte-
6
feuilleherschikkingen af te zonderen van de trendma-
5
20 tige toename in de economie van de beleggingen. Ten
4
slotte kunnen portefeuillewijzigingen die uit speculatie
10 3
2001 2002 2003 of voorzorgsgedrag voortvloeien niet zonder meer wor-
Bronnen: ECB en Bloomberg. den onderscheiden van veranderingen in liquide activa
1) De impliciete volatiliteiten geven de verwachte standaard- die worden aangehouden uit transactiemotieven.
deviatie weer van de procentuele mutaties van de beurs-
koersen gedurende een periode van maximaal drie maanden,
Niettemin wordt er in dit Kader geprobeerd tot een
zoals impliciet begrepen in de koersen van opties op beurs-
koersindices. De aandelenkoersindex waarop de impliciete
grove raming te komen van de omvang van de
volatiliteiten betrekking hebben is de Dow Jones EURO
STOXX 50. portefeuilleherschikkingen door gegevens uit
verschillende statistische bronnen, zoals statistieken
over liquide activa en bancaire transacties, geldstroomgegevens en betalingsbalansgegevens, samen te brengen
en deze gegevens te combineren met de resultaten van enkele gehanteerde modellen.

Gestileerde feiten uit de analyse van financiële stromen

In Grafiek B is een voorzichtige raming weergegeven van de netto aankoop van aandelen door niet-MFI’s1 in
het eurogebied in vergelijking met M3-ontwikkelingen. De grafiek geeft een indicatie van het nauwe verband
tussen deze twee variabelen in de afgelopen paar jaar. De grafiek lijkt met name de hypothese te bevestigen dat
er sinds het voorjaar van 2001 sprake is van grote portefeuilleherschikkingen van aandelen naar M3. Uit
betalingsbalansgegevens blijkt dat deze portefeuilleherschikkingen overwegend verband hielden met een
1 Er bestaan geen directe gegevens op maandbasis over door niet-MFI’s in het eurogebied aangehouden aandelen. Er is derhalve een
raming gemaakt op basis van een combinatie van uit verschillende statistische bronnen afkomstige gegevens: de betalingsbalans,
MFI-balansen, Thomson Financial, en de database IFR Platinum. Dit betekent dat de uitkomst van deze raming met omzichtigheid
moet worden geïnterpreteerd. De door niet-MFI’s aangehouden aandelen worden afgeleid uit de totale uitgifte van binnenlandse aan-
delen door binnenlandse sectoren verminderd met de aankoop van aandelen door banken en niet-ingezetenen, vermeerderd met de
door niet-MFI’s in het eurogebied aangehouden buitenlandse aandelen. Er zij opgemerkt dat een toename van de door niet-MFI’s
aangehouden aandelen geen invloed heeft op de aangehouden liquide activa indien deze aandelen door niet-MFI’s zijn uitgegeven.

ECB Maandbericht • mei 2003 11


belangrijke afname van de netto aankoop van buitenlandse aandelen door niet-MFI’s. Dit beloop houdt verband
met de uitzonderlijke toename van de netto externe activa van de MFI-sector sinds de tweede helft van 2001.
Beide ontwikkelingen hangen nauw met elkaar samen, aangezien wijzigingen in de netto externe activa van de
MFI-sector verband houden met de afwikkeling van voornamelijk financiële transacties door MFI’s met niet-
ingezetenen van het eurogebied.2 Deze substitutie-effecten worden ook weerspiegeld in de sterke afname van
de groei op jaarbasis van door de niet-financiële sector aangehouden beursgenoteerde aandelen en aandelen in
beleggingsfondsen (uitgezonderd geldmarktfondsen) (zie Grafiek C en, voor nadere gegevens, Kader 1 op
pagina 9 in het Maandbericht van maart 2003). Deze analyse wordt bevestigd door het beloop van de
componenten van M3. De omvang van aandelen/participaties in geldmarktfondsen, die dikwijls worden
gebruikt om middelen te parkeren, is met name in de afgelopen twee jaar sterk toegenomen. Alhoewel deze
waarnemingen met betrekking tot de financiële stromen niet voldoende zijn om portefeuilleherschikkingen naar
M3 te kwantificeren, doen zij duidelijk vermoeden dat er sinds het voorjaar van 2001 sprake is van belangrijke
herschikkingen van aandelen naar liquide activa.

Grafiek B: Netto aankopen van aandelen Grafiek C: Beleggingen van de niet-


door in het eurogebied gevestigde niet- financiële sector
(groei in procenten per jaar)
MFI’s, M3 en de netto externe activa van
MFI’s
(twaalfmaands stromen; EUR miljard)

netto aankopen van aandelen door in het euroge- aandelen en participaties in beleggingsfondsen
bied gevestigde niet-MFI’s (m.u.v. geldmarktfondsen)
M3 M3
netto externe activa
9 9
500 500
400 400 8 8
300 300 7 7
200 200 6 6
100 100
5 5
0 0
4 4
-100 -100
-200 -200 3 3
-300 -300 2 2
2000 2001 2002 2000 2001 2002 2003
Bronnen: Berekeningen van de ECB. Netto aankopen van aan- Bron: ECB.
delen geraamd op basis van gegevens van IFR Platinum, balans-
gegevens van de MFI-sector en betalingsbalansgegevens

Op modellen gebaseerd bewijs voor de invloed van portefeuilleherschikkingen op M3-ontwikkelingen

Bewijs voor portefeuilleherschikkingen kan tevens worden verkregen met behulp van geldvraagmodellen. Deze
modellen bevatten normaliter geen aandelenmarktvariabelen als verklarende variabelen voor de geldvraag. Als
recente ontwikkelingen in de geldvraag derhalve niet op basis van traditionele factoren (reëel bbp, prijzen,
rente) kunnen worden verklaard, zouden de onverklaarde onderdelen van de modellen in hoofdzaak een
weerspiegeling kunnen zijn van de invloed van ontwikkelingen op de aandelenmarkt. De uitkomsten van
geldvraagmodellen geven zelfs aan dat niet-traditionele factoren een essentiële rol hebben gespeeld bij de
opbouw van de liquiditeit in 2001, 2002 en begin 2003, aangezien de door dergelijke modellen onverklaarde
restwaarden (bijvoorbeeld de nieuwe schokken in het meest recente kwartaal) tussen het tweede kwartaal van
2001 en het eerste kwartaal van 2003 positief bleven. Dit kwam het sterkst tot uitdrukking in het derde kwartaal
van 2001 (na 11 september) en het vierde kwartaal van 2002 (toen er sprake was van verhoogde geopolitieke
onzekerheid). Aannemende dat de positieve schokken uitsluitend door portefeuilleherschikkingen worden
veroorzaakt en dat er geen andere verstoringen waren die de geldvraag beïnvloedden, geeft het totaal van de
schokken tussen het tweede kwartaal van 2001 en het eerste kwartaal van 2003 aan dat de
portefeuilleherschikkingen in deze periode ongeveer EUR 180 miljard zouden bedragen. Deze raming is echter
2 Voor nadere gegevens wordt verwezen naar het Maandbericht van mei 2001, pagina 56.

12 ECB Maandbericht • mei 2003


omgeven door een grote mate van onzekerheid, deels Grafiek D: Reële M3-cyclus en bijdrage van
als gevolg van de vermelde aannames. de tijdelijke liquiditeitspreferentieschok*
(logaritmen)
Inzicht in het belang van portefeuilleherschikkingen reële M3-cyclus
zou ook kunnen worden verkregen door gebruik te tijdelijke liquiditeitspreferentieschok
maken van het VAR-model van Cassola/Morana3, 0,05 0,05
0,04 0,04
waarmee het verband tussen verschillende nominale 0,03 0,03
variabelen (inflatie en nominale rente) en reële 0,02 0,02
variabelen (productie, reële M3 en reële 0,01 0,01
0 0
aandelenkoersen) in het eurogebied wordt -0,01 -0,01
geanalyseerd. In dit model lijkt de historische -0,02 -0,02
-0,03 -0,03
ontleding van de conjuncturele dynamiek van de -0,04 -0,04
economische variabelen in de bijdragen van hun -0,05 -0,05
onderliggende determinanten bij uitstek geschikt om -0,061981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003-0,06
de gevolgen van aandelenmarktontwikkelingen op de
conjuncturele dynamiek van M3 te analyseren. Zoals Toelichting: De grafiek toont de afwijking van het reële M3 van
het trendmatige beloop, dat kan worden opgevat als de "reële-
blijkt uit Grafiek D is er in de terminologie van het geldcyclus". De bijdrage van "liquiditeitspreferentieschokken"
model sprake van een “liquiditeitsvoorkeursschok”, aan deze cyclus wordt eveneens getoond; deze komt overeen met
de conjuncturele afwijking die verklaarbaar is uit een tijdelijke
bijvoorbeeld de tijdelijke herschikking van aandelen portefeuilleherschikking van aandelen naar liquiditeiten.
naar liquide activa die ook het conjuncturele beloop
van M3 tussen 2001 en begin 2003 domineerde. Bovendien geeft Grafiek D aan dat de bijdrage van de
liquiditeitsvoorkeursschok-variabele aan het conjuncturele beloop van M3 in de voorgaande perioden niet erg
groot was, behalve in de periode rond de ineenstorting van de aandelenmarkt in het najaar van 1987. Het model
geeft aan dat een toename van M3 van circa EUR 230 miljard tussen het tweede kwartaal van 2001 en het eerste
kwartaal van 2003 kan worden toegeschreven aan portefeuilleherschikkingen die verband houden met
ontwikkelingen op de aandelenmarkt. Zoals bij ieder model echter, dienen de resultaten met omzichtigheid te
worden behandeld, aangezien de liquiditeitsvoorkeursschok in het model ook andere elementen dan
portefeuilleherschikkingen kan weergeven, en ook niet in het model opgenomen variabelen relevante informatie
zouden kunnen bevatten met betrekking tot portefeuilleherschikkingen.

Kwantificering van de omvang van portefeuilleherschikkingen met een tijdreeksmodel

De invloed van portefeuilleherschikkingen op de M3-groei kan ook op grove wijze met behulp van een een-
voudig tijdreeksmodel4 worden gekwantificeerd.
1)
Zonder rekening te houden met portefeuilleherschik- Grafiek E: Eenstaps-vooruit voorspelfout
kingen waren de eenstaps-vooruit voorspelfouten van voor M3
(EUR miljard, met 95% betrouwbaarheid (stippellijn))
het tijdreeksmodel tussen het voorjaar van 2001 en
eind 2001 alsook in de tweede helft van 2002 en begin 40 40
2003 eigenlijk altijd positief (zie Grafiek E). Het 30 30
gestileerde patroon vertoont grote gelijkenis met dat 20 20
van geldvraagmodellen. Op basis van de analyse van 10 10
de voorspeluitkomsten van het univariate tijdreeks- 0 0
model en de hiervoor beschreven analyse van finan-
-10 -10
ciële stromen wordt de toenemende geneigdheid van
-20 -20
economische participanten om in de periode maart
-30 -30
2001 – oktober 2001 en in de periode september 2002
– begin 2003 aandelen in te ruilen voor liquide activa -40 2001 2002 2003
-40

door het model zichtbaar gemaakt door twee afge- 1) Het verschil tussen het waargenomen niveau van M3 en het
knotte lineaire lijnen.5 Uit de hieruit voortvloeiende door het model verwachte niveau.

3 N. Cassola, C. Morana, (2002), “Monetary policy and the stock market in the euro area”, ECB Working Paper nr 119.
4 Voor nadere gegevens wordt verwezen naar pagina 57 van het Maandbericht van mei 2001. Het gehanteerde tijdreeksmodel is
een univariaat ARIMA-model met additionele regressietermen voor het niet- seizoenvrije M3.
5 Voor september en oktober 2001 werd afgeweken van de veronderstelling van lineairiteit door uit te gaan van een dubbele inten-
siteit voor de toename in september en slechts de helft van de intensiteit voor oktober. Een vergelijkbare afwijking werd gemo-
delleerd voor november en december 2002, waarbij slechts van de helft van de normale intensiteit werd uitgegaan.

ECB Maandbericht • mei 2003 13


ramingen komt naar voren dat er tussen het tweede kwartaal van 2001 en het eerste kwartaal van 2003 sprake
was van belangrijke portefeuilleherschikkingen naar liquide activa, met een omvang van circa EUR 250 mil-
jard. Men dient echter te bedenken dat het samenstellen van de variabelen tot op zekere hoogte arbitrair is en
dat in het univariate model geen onderscheid kan worden gemaakt tussen portefeuilleherschikkingen die wor-
den veroorzaakt door andere variabelen zoals het lage renteniveau. Daarom moeten de resultaten met omzich-
tigheid worden beschouwd.

Conclusie

In dit Kader is duidelijk geworden dat er verschillende technieken kunnen worden gehanteerd om de omvang
te ramen van de portefeuilleherschikkingen van aandelen naar M3 als gevolg van de tegenvallende
ontwikkelingen op de aandelenmarkten en de grote onzekerheid op de financiële markt in de afgelopen paar
jaar, die waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak zijn van de hoge M3-groei sinds het tweede kwartaal van 2001.
De resultaten van al deze technieken wijzen in dezelfde richting, namelijk dat de herschikkingen van
aanzienlijke omvang zijn geweest, alhoewel de volgens de verschillende methoden bepaalde ramingen
belangrijk afwijken, uiteenlopend van EUR 180 miljard tot EUR 250 miljard tussen het tweede kwartaal van
2001 en het eerste kwartaal van 2003. Deze ramingen zouden overeenkomen met een invloed op de M3-groei
op jaarbasis van tussen 21/2 en 3 procentpunt in het eerste kwartaal van 2003. Zij worden echter gekenmerkt
door conceptuele en meetproblemen en dienen derhalve alleen als een ruwe indicatie te worden beschouwd en
niet als absolute waarde.

Groei van leningen aan de particuliere tiecriteria in het eerste kwartaal van 2003 zijn
sector in maart gedaald aangescherpt, met name ten aanzien van leningen
aan ondernemingen. Echter, het percentage ban-
Wat betreft de actiefzijde van de geconsolideer- ken dat hiervan melding maakt met betrekking tot
de balans van de MFI-sector nam het groeitem- het vierde kwartaal van 2002, is geringer in de
po op jaarbasis van de totale kredietverlening april-enquête dan in de januari-enquête.Voorlopig
aan ingezetenen van het eurogebied in maart af dienen deze uitkomsten met omzichtigheid te
tot 4,0%, tegen 4,3% in februari. Dit was het worden geïnterpreteerd, aangezien de kennis over
gevolg van de daling van het groeitempo op jaar- het verband tussen de antwoorden op de enquê-
basis van zowel de kredietverlening aan de over-
heid (tot 1,9%, tegen 2,4% in februari) als aan de Grafiek 3
particuliere sector (tot 4,6%, vergeleken met Ontwikkeling M3 en tegenposten
4,9% in de voorgaande maand). De groei op jaar- (twaalfmaands stromen, ultimocijfers; EUR miljard; niet voor
seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd)
basis van de leningen aan de particuliere sector
nam ook in maart af,van 5,0% in februari tot 4,5% III 2002
IV 2002
in maart. Op de korte termijn was de dynamiek I 2003
voor deze leningen, na een sterke maand-op- 500 500
maand toename in januari en februari, in maart 400 400
slechts licht sterker (0,1%). Op de langere ter- 300 300
mijn echter lijkt het groeitempo op jaarbasis van 200 200
MFI-leningen aan de particuliere sector niet 100 100
ongewoon laag, gelet op de huidige economische 0 0
omstandigheden, en niet te wijzen op een wijd- -100 -100
verspreide beperking van de kredietverlening in -200 -200
het eurogebied in zijn geheel. M3 Krediet- Krediet- Netto Langerlo- Overige
verlening verlening externe pende tegenpos-
aan de par- aan de activa financiële ten (m.i.v.
ticuliere overheid (3) passiva kapitaal en
De ECB publiceert in dit bericht voor de eerste sector
(1)
(2) (m.u.v.
kapitaal en
reserves)
(5)
reser-
keer de resultaten van de kredietverleningsenquê- ves)(4)

te onder banken van het Eurosysteem (zie Kader Bron: ECB.


2). Uit de resultaten blijkt dat de kredietaccepta- M3 = 1+2+3 – 4+5.

14 ECB Maandbericht • mei 2003


Kader 2
De eerste resultaten van de enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied

Zoals gemeld in het artikel “Een enquête naar kredietverlening door banken in het eurogebied” in het Maand-
bericht van april 2003, is door het Eurosysteem een kwartaalenquête opgezet om een beter inzicht te verkrijgen
in de bancaire kredietverlening in het eurogebied. De enquête is voor het eerst gehouden in januari 2003 en voor
de tweede maal in april 2003. In dit Kader worden de belangrijkste resultaten van de eerste twee enquêtes gepre-
senteerd. Een uitgebreider verslag is te vinden op de website van de ECB.

De enquête naar de bancaire kredietverlening bevat 18 vaste vragen omtrent de gerealiseerde en verwachte ont-
wikkelingen op de kredietmarkten. De vragen over de gerealiseerde ontwikkelingen betreffen de ontwikkelin-
gen gedurende de “afgelopen drie maanden”, terwijl die over de verwachtingen betrekking hebben op de ont-
wikkelingen gedurende de “komende drie maanden”. De vragen zijn ingedeeld naar de twee sectoren die in de
enquête centraal staan, te weten “ondernemingen” en “huishoudens”. De vragen zijn gericht aan hoge functio-
narissen die zich met kredietverlening bezighouden op het eerste of tweede echelon, binnen een steekproef
bestaande uit een aantal banken in het eurogebied.

De resultaten van de in april 2003 gehouden enquête geven aan dat de kredietacceptatiecriteria de afgelopen
drie maanden door de responderende banken per saldo zijn aangescherpt. Dit geldt met name voor de accepta-
tiecriteria voor leningen of kredietfaciliteiten voor ondernemingen en in mindere mate voor de acceptatiecrite-
ria voor leningen aan huishoudens. Van januari op april is voor beide sectoren het percentage banken dat aan-
geeft dat de desbetreffende criteria zijn aangescherpt echter afgenomen.

Met betrekking tot leningen aan ondernemingen geven de resultaten van de in april gehouden enquête aan dat
voor het eurogebied als geheel het netto percentage banken dat meldt de acceptatiecriteria voor leningen aan
ondernemingen te hebben aangescherpt is afgenomen van 65% in januari tot 46% in april (zie Tabel A). Deze
netto aanscherping die uit de enquête van april naar voren komt, betrof met name de criteria voor leningen aan
grote ondernemingen (51% van de respondenten, tegen 67% in januari). Uit de enquête van april bleek dat 31%
van de banken per saldo de criteria voor leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen had aangescherpt,
hetgeen aanzienlijk lager lag dan de 59% die per saldo uit de enquêteresultaten van januari was gebleken. Wat
de oorspronkelijke looptijd van de leningen betreft, was de netto aanscherping in de enquêteresultaten van april
(evenals in die van januari) sterker voor langlopende dan voor kortlopende leningen.
Tabel A: Veranderingen in criteria voor goedkeuring van leningen aan ondernemingen
gedurende de afgelopen drie maanden
(%)
Totaal Leningen aan Leningen aan Kort-lopende Lang-
kleine en grote onderne- leningen lopende
middelgrote mingen leningen
onder-
nemingen
april jan. april jan. april jan. april jan. april jan.
Aanzienlijk verscherpt 1 4 0 6 8 12 0 2 8 16
Enigszins verscherpt 45 61 34 54 43 55 32 44 35 43
Niet wezenlijk veranderd 54 35 64 39 49 32 68 53 57 41
Enigszins versoepeld 0 0 3 1 0 1 0 0 0 1
Aanzienlijk versoepeld 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100

Netto percentage 1) 46 65 31 59 51 67 32 47 43 59
Aantal responderende banken 83 76 80 77 80 76 83 77 83 79
1) Heeft betrekking op het verschil tussen de som van de percentages voor "aanzienlijk verscherpt" en "enigszins verscherpt" en de
som van de percentages voor "enigszins versoepeld" en "aanzienlijk versoepeld".

De antwoorden op de enquête duiden erop dat de aanscherping van de acceptatiecriteria zowel in april als in
januari in hoofdzaak voortvloeide uit een hogere risico-inschatting, met name met betrekking tot de algemene
economische vooruitzichten. De aanscherping werd voornamelijk vormgegeven door een vergroting van de
marges, hoewel de niet op de prijs van het krediet betrekking hebbende voorwaarden ook werden aangescherpt.

ECB Maandbericht • mei 2003 15


Wat de vraag naar leningen van de kant van ondernemingen betreft, is het netto percentage banken dat aangaf
de afgelopen drie maanden een daling te hebben ervaren van januari op april gelijk gebleven (31%; zie Tabel
B). Het netto percentage dat meldde dat de vraag naar leningen of kredietfaciliteiten van de zijde van grote
ondernemingen was afgenomen bedroeg in de enquête van april 26% (tegen 24% in januari). Ten aanzien van
kleine en middelgrote ondernemingen bedroeg dit netto percentage in de enquête van april 19%, tegen 29% in
januari. De netto afname van de vraag naar leningen deed zich bij langlopende leningen sterker gevoelen dan
bij kortlopende leningen.

Tabel B: Veranderingen in vraag naar leningen of kredietfaciliteiten voor ondernemingen


gedurende de afgelopen drie maanden
(%)
Totaal Leningen aan Leningen aan Kort-lopende Lang-
kleine en grote onderne- leningen lopende
middelgrote mingen leningen
onder-
nemingen
april jan. april jan. april jan. april jan. april jan.
Aanzienlijk afgenomen 0 5 2 9 7 11 0 5 1 15
Enigszins afgenomen 41 41 34 34 34 32 18 28 41 32
Niet wezenlijk veranderd 48 39 47 41 45 39 67 54 29 29
Enigszins toegenomen 10 12 16 12 15 17 14 11 28 22
Aanzienlijk toegenomen 0 3 0 3 0 1 0 3 0 3
Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100

Netto percentage 1) -31 -31 -19 -29 -26 -24 -4 -19 -14 -22
Aantal responderende banken 82 77 81 77 80 76 83 77 83 77

1) De netto percentages voor de vragen omtrent de vraag naar leningen worden gedefinieerd als het verschil tussen de som van de
percentages voor "aanzienlijk toegenomen" en "enigszins toegenomen" en de som van de percentages voor "enigszins afgeno-
men" en "aanzienlijk afgenomen".

Ten aanzien van de verwachtingen met betrekking tot de kredietacceptatiecriteria in de komende drie maanden
is het netto percentage banken dat een aanscherping van de criteria verwacht gedaald van 46% in januari tot
39% in april (zie Tabel C). Deze verwachtingen ten aanzien van een verdere netto aanscherping van de kre-
dietacceptatiecriteria gelden in min of meer gelijke mate voor zowel kleine en middelgrote als grote onderne-
mingen
Tabel C: Verwachte veranderingen in criteria voor goedkeuring van leningen aan
ondernemingen gedurende de komende drie maanden
(%)
Totaal Leningen aan Leningen aan Kort-lopende Lang-
kleine en grote onderne- leningen lopende
middelgrote mingen leningen
onder-
nemingen
april jan. april jan. april jan. april jan. april jan.
Aanzienlijk strenger 2 2 2 2 4 9 3 2 4 9
Enigszins strenger 36 43 35 40 33 41 26 30 37 43
Niet wezenlijk anders 61 54 61 55 61 48 71 67 58 47
Iets soepeler 0 0 3 2 2 2 0 1 2 2
Aanzienlijk soepeler 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100

Netto percentage 1) 39 46 35 40 36 48 29 31 39 50
Aantal responderende banken 83 78 81 77 80 76 83 78 83 79

1) Zie de voetnoot bij Tabel A.

Wat de sector huishoudens betreft, geven de resultaten van de enquête van april aan dat de acceptatiecriteria voor
leningen aan huishoudens per saldo zijn aangescherpt (zie Tabel D). Het netto percentage banken dat aangeeft dat
de acceptatiecriteria voor woninghypotheken zijn aangescherpt is echter afgenomen van 20% in januari tot 14% in
april. Bij consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens bedroeg het netto percentage banken dat een
aanscherping van de kredietacceptatiecriteria meldde in april 15%, tegen 23% in januari.

16 ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel D: Veranderingen in criteria voor Tabel E: Veranderingen in vraag naar
goedkeuring van leningen aan huishoudens leningen voor huishoudens gedurende de
gedurende de afgelopen drie maanden afgelopen drie maanden
(%) (%)

Woning- Consumptief Woning- Consumptief


hypotheken krediet en hypotheken krediet en
overige leningen overige leningen
april jan. april jan. april jan. april jan.
Aanzienlijk verscherpt 0 4 0 1 Aanzienlijk afgenomen 5 3 3 1
Enigszins verscherpt 19 22 17 27 Enigszins afgenomen 18 16 24 31
Niet wezenlijk veranderd 77 69 81 68 Niet wezenlijk veranderd 35 34 47 45
Enigszins versoepeld 5 5 2 5 Enigszins toegenomen 33 35 20 19
Aanzienlijk versoepeld 0 0 0 0 Aanzienlijk toegenomen 9 13 5 5
Totaal 100 100 100 100 Totaal 100 100 100 100

Netto percentage 1) 14 20 15 22 Netto percentage 1) 19 29 -2 -8


Aantal responderende Aantal responderende
banken 80 77 77 76 banken 80 77 78 75

1) Zie de voetnoot bij Tabel A. 1) Zie de voetnoot bij Tabel B.

Met betrekking tot de vraag naar leningen geven de resultaten van de enquête van april aan dat zich de afgelopen
drie maanden een stijging heeft voorgedaan van de vraag naar woninghypotheken voor huishoudens. Het netto
percentage banken dat een toename van de vraag naar woninghypotheken meldt bedroeg in april 19%, tegen 29%
in januari (zie Tabel E). Voor dezelfde periode is ook een geringe afname geconstateerd van de vraag naar
consumptief krediet en overige leningen voor huishoudens. Dit patroon was ook uit de enquête van januari naar
voren gekomen. Het netto percentage banken dat voor de afgelopen drie maanden een daling van de vraag naar
consumptief krediet en overige leningen aan huishoudens meldde, bedroeg in april 2%, tegen 8% in januari.

Ten aanzien van de verwachtingen voor de komende Tabel F: Verwachte veranderingen in criteria
drie maanden geven de resultaten van de in april gehou- voor goedkeuring van leningen aan
den enquête aan dat de banken per saldo een verdere huishoudens gedurende de komende drie
aanscherping verwachten van de kredietacceptatiecrite- maanden
ria voor leningen aan huishoudens, zij het in mindere (%)

mate dan uit de enquête van januari was gebleken (zie Woning- Consumptief
Tabel F). Deze verwachting is per saldo iets sterker voor hypotheken krediet en
consumptief krediet en overige leningen aan huishou- overige leningen
dens (14%) dan voor woninghypotheken voor huishou- april jan. april jan.
dens (8%), hetgeen overeenkomt met het patroon dat uit Aanzienlijk strenger 2 2 1 3
Enigszins strenger 16 14 20 21
de resultaten van de enquête van januari naar voren was Niet wezenlijk anders 71 79 73 75
gekomen (respectievelijk 23% and 12%). Iets soepeler 10 4 7 1
Aanzienlijk soepeler 0 0 0 0
Totaal 100 100 100 100
Aangezien de enquête zich nog in een beginstadium
bevindt, moeten de resultaten zeer behoedzaam worden Netto percentage 1) 8 12 14 23
geïnterpreteerd. Alvorens tot een precieze beoordeling Aantal responderende
banken 80 77 78 75
van de enquêteresultaten kan worden gekomen en ver-
banden kunnen worden gelegd tussen deze resultaten en 1) Zie de voetnoot bij Tabel A.
de werkelijke economische en financiële ontwikkelin-
gen zal nog de nodige ervaring moeten worden opgedaan.

te en de feitelijke krediet- en economische ont- ne activa van de MFI-sector groeide gedurende


wikkelingen onvoldoende blijft. de twaalf maanden tot en met maart met EUR
220 miljard, vergeleken met EUR 207 miljard
De omvang van de netto externe activa van de gedurende de twaalf maanden tot en met febru-
MFI-sector in het eurogebied nam in maart, in ari. De gegevens met betrekking tot de beta-
absolute en niet voor seizoen gecorrigeerde zin, lingsbalans van het eurogebied doen vermoeden
met EUR 7 miljard toe. Die van de netto exter- dat de aanzienlijke toename van de netto exter-

ECB Maandbericht • mei 2003 17


ne activa van de MFI-sector in het eurogebied De uitsplitsing naar valuta’s laat zien dat de
gedurende de twaalf maanden tot en met febru- twaalfmaands groei van het uitstaande bedrag
ari een gevolg was van de netto kapitaalinvoer uit aan door ingezetenen van het eurogebied uitge-
hoofde van directe investeringen en effectenver- geven schuldbewijzen luidend in euro licht is toe-
keer en, in mindere mate, een verbetering van de genomen, en wel van 6,0% in januari tot 6,5% in
lopende rekening van de betalingsbalans van het februari. De groei op jaarbasis van het uitstaan-
eurogebied. de bedrag aan door ingezetenen van het euroge-
bied uitgegeven, niet in euro luidende schuldbe-
wijzen liep in februari 2003 op tot 13,3%, tegen
Uitgifte van schuldbewijzen in februari 11,2% in januari. De laatstgenoemde schuldbe-
toegenomen wijzen vertegenwoordigen ongeveer 9% van het
totale uitstaande bedrag aan door ingezetenen
De groei op jaarbasis van het uitstaande bedrag van het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen.
aan door ingezetenen van het eurogebied uitgege-
ven schuldbewijzen liep in februari 2003 op tot Wat betreft de uitsplitsing naar sectoren van de
7,1%,tegen 6,5% in januari (zie Grafiek 4).De groei uitgifte van in euro luidende schuldbewijzen
op jaarbasis van het uitstaande bedrag aan langlo- bedroeg de groei op jaarbasis van het uitstaande
pende schuldbewijzen nam licht toe, van 5,6% in bedrag aan door MFI’s uitgegeven schuldbewij-
januari tot 5,9% in februari. In dezelfde periode zen, dat het grootste deel vormt van de uitstaan-
liep de groei op jaarbasis van het uitstaande bedrag de niet-overheidsuitgiften, in februari 4,8% en
aan kortlopende schuldbewijzen met 3,3 procent- was daarmee globaal ongewijzigd ten opzichte
punt op, om in februari uit te komen op 19,0%.Ten van de maand ervoor. Deze groei was groten-
grondslag aan deze ontwikkeling lag een sterke deels vergelijkbaar met het groeitempo van de
toename van de uitgifte van kortlopende schuld- leningen van MFI’s aan de particuliere sector. De
bewijzen in de MFI-sector. geconsolideerde balans van de MFI-sector toont
echter aan dat een aanzienlijk deel van de uitgif-
te niet dient als netto financiering voor de gehe-
Grafiek 4 le sector. Een groot deel van de door MFI’s uit-
Twaalfmaands groei van door ingezetenen gegeven schuldbewijzen wordt immers door
van het eurogebied uitgegeven andere MFI’s aangekocht. Op geconsolideerde
schuldbewijzen
(mutaties in procenten)
basis bedroeg de twaalfmaands groei van uit-
totaal staande door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen in
kortlopend februari 2003 dan ook 1,1%.
langlopend
20 20
Wat betreft de bedrijvensector met uitzonde-
18 18
ring van MFI’s, die zowel niet-monetaire financië-
16 16 le als niet-financiële ondernemingen omvat, ver-
14 14 toonde de groei op jaarbasis van het uitstaande
12 12
bedrag aan schuldbewijzen de eerste stijging
sedert augustus 2002, en wel tot 16,6% in febru-
10 10
ari 2003, tegen 14,9% in januari. Binnen deze sec-
8 8 tor liep de groei op jaarbasis van het uitstaande
6 6 bedrag aan door niet-financiële ondernemingen
4 4 uitgegeven schuldbewijzen op van 4,8% in januari
tot 6,2% in februari. De uitgegeven schuldbewij-
2 2
zen omvatten de eerste, door telecommunica-
0 0 tieondernemingen in januari uitgegeven 30-jaars
2000 2001 2002
Bron: ECB. bedrijfsobligaties.Tevens hebben enkele nutsbe-
Toelichting: Twaalfmaands groeicijfers worden berekend op basis van drijven in februari dit soort obligaties uitgegeven
financiële transacties en zijn derhalve niet gecorrigeerd voor herru-
briceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit
en daarmee de aanzet gegeven voor een geva-
transacties voortvloeiende mutaties rieerdere samenstelling van sectoren in het zeer

18 ECB Maandbericht • mei 2003


lange segment van de rendementscurve voor Grafiek 5
bedrijfsobligaties.De toename van de uitgifte van Korte bancaire rente en de vergelijkbare
bedrijfsobligaties hangt deels samen met de marktrente
(procenten per jaar; maandgemiddelden)
daling van de rendementsecarts tussen bedrijfs-
driemaands geldmarktrente
en overheidsobligaties in het eurogebied gedu- leningen aan bedrijven met een looptijd tot en met 1 jaar
rende de winter van 2002-03. deposito’s met een vaste looptijd tot en met 1 jaar
deposito’s met een opzegtermijn tot en met 3 maanden
girale deposito’s
In de sector niet-monetaire financiële onderne- 8,0 8,0
mingen, die ongeveer eenzelfde bedrag aan uit- 7,0 7,0
staande schuldbewijzen voor zijn rekening
6,0 6,0
neemt als de sector niet-financiële ondernemin-
gen, nam de groei op jaarbasis van het bedrag aan 5,0 5,0
uitstaande schuldbewijzen toe van 27,3% in janu- 4,0 4,0
ari tot 29,2% in februari,en liet daarmee voor het
3,0 3,0
eerst een stijging zien na de neerwaartse tendens
die in januari 2002 inzette. De aanzienlijke emis- 2,0 2,0
sieactiviteit in de sector niet-monetaire financië- 1,0 1,0
le ondernemingen houdt ten dele verband met
0,0 0,0
een verschuiving bij ondernemingen van recht- 1999 2000 2001 2002
streekse obligatie-uitgiften naar indirecte emis- Bronnen: Aggregatie door de ECB van gegevens voor de
sies door gespecialiseerde financiële interme- afzonderlijke landen en Reuters.
Toelichting: Met ingang van januari 2001 met inbegrip van gegevens
diairs. Ondernemingen in de telecommunicatie- voor Griekenland.
sector en de automobielindustrie in het bijzonder
gaven grote hoeveelheden waardepapieren uit via was begonnen. De rente op deposito’s met een
hun financiële dochterinstellingen in andere vaste looptijd tot en met een jaar is evenals die
landen van het eurogebied, die worden ingedeeld op leningen aan bedrijven met een looptijd tot en
in de niet-monetaire financiële sector. met een jaar in maart met rond 13 basispunten
gedaald ten opzichte van de voorgaande maand.
Wat betreft de overheidssector steeg het groei-
tempo op jaarbasis van het uitstaande bedrag aan Grafiek 6
door de overheidssector uitgegeven waardepa- Lange bancaire rente en de vergelijkbare
pieren van 4,8% in januari tot 5,4% in februari.De marktrente
(procenten per jaar; maandgemiddelden)
twaalfmaandsgroei van het uitstaande bedrag aan
door de centrale overheid uitgegeven schuldbe- rendement op vijfjaars overheidsobligaties
woninghypotheken voor huishoudens
wijzen nam licht toe, van 4,0% in januari tot 4,3% deposito’s met een vaste looptijd van meer dan 2 jaar
in februari, hetgeen deels samenhing met emis- leningen aan bedrijven met een looptijd van meer dan 1 jaar

sies die in januari waren uitgesteld. De groei op 7,0 7,0


jaarbasis van het uitstaande bedrag aan schuld-
6,5 6,5
bewijzen uitgegeven door regionale en overige
overheidsinstellingen liep op van 28,0% in januari 6,0 6,0
tot 32,7% in februari. 5,5 5,5

5,0 5,0

Korte bancaire rente in maart verder 4,5 4,5


gedaald 4,0 4,0

3,5 3,5
De korte bancaire rente vertoonde in maart
2003 een verdere daling, die door de verlaging 3,0 3,0
1999 2000 2001 2002
van de belangrijkste rentevoeten van de ECB op Bronnen: Aggregatie door de ECB van gegevens voor de afzonderlijke
6 maart 2003 werd geschraagd,en zette daarmee landen en Reuters.
Toelichting: Met ingang van januari 2001 met inbegrip van gegevens
de neerwaartse tendens voort die in mei 2002
voor Griekenland.

ECB Maandbericht • mei 2003 19


Al met al leidde deze daling tot een renteniveau Geldmarktrente voor langere looptijden
voor deze korte bancaire rentevoeten dat in april licht afgenomen
respectievelijk ongeveer 70 en 40 basispunten
lager lag dan dat van mei 2002, een niveau dat De medio mei 2002 ingezette daling van de geld-
voor het laatst in de tweede helft van 1999 was marktrente kwam in de eerste helft van maart
waargenomen (zie Grafiek 5). 2003 tot stilstand. Toch is de geldmarktrente in
april en begin mei weer enigszins gedaald, vooral
Ofschoon het rendement op langlopende over- in het lange segment van de geldmarktrende-
heidsobligaties in maart 2003 licht opliep, liet de mentscurve (zie Grafiek 7). Dientengevolge
lange bancaire rente in dezelfde maand een ver- werd de helling van de geldmarktrendements-
dere daling zien en zette daarmee de sinds mei curve, afgemeten aan het verschil tussen de
2002 waargenomen tendens voort (zie Grafiek twaalfmaands en de eenmaands EURIBOR, begin
6). De rente op woninghypotheken en die op mei licht negatiever.
langlopende leningen aan bedrijven was respec-
tievelijk ongeveer 115 en 80 basispunten lager Tussen eind maart en 7 mei schommelde de dag-
dan in mei 2002. geldrente, afgemeten aan de EONIA, tussen
2,54% en 2,66%. De tweeweeks EONIA swap-
Al met al lijken de bewegingen van de meeste rente varieerde in dezelfde periode tussen 2,50%
bancaire rentetarieven in de afgelopen maanden en 2,56% en kwam op 7 mei uit op 2,50%. De
globaal in overeenstemming met het historische marginale en de gemiddelde toewijzingsrente bij
beloop. In het geval van leningen aan bedrijven de basis-herfinancieringstransacties van het
echter was het ecart ten opzichte van de markt- Eurosysteem lagen beide gemiddeld 4 basispun-
rente iets hoger dan in het verleden, waarschijn- ten boven de minimale inschrijvingsrente van
lijk als gevolg van een hoger kredietrisico. 2,50% (zie Kader 3).

Tussen eind maart en 7 mei bleef de eenmaands


EURIBOR vrijwel ongewijzigd op 2,56%, terwijl
Grafiek 7 de driemaands EURIBOR met 4 basispunten
Korte rente in het eurogebied en de helling daalde, om op laatstgenoemde datum uit te
van de geldmarktrendementscurve komen op 2,48%. Het beloop van de driemaands
(procenten per jaar; procentpunten; daggegevens)
EURIBOR is, zoals gebruikelijk, bepalend
eenmaands EURIBOR (links) geweest voor de toewijzingsrente bij de langer-
driemaands EURIBOR (links)
twaalfmaands EURIBOR (links) lopende herfinancieringtransacties van het Euro-
marge tussen twaalfmaands en eenmaands systeem. Bij de op 30 april verrekende transactie
EURIBOR (rechts)
4,5 bedroegen de marginale en de gemiddelde toe-
wijzingsrente respectievelijk 2,50% en 2,51%,
globaal gelijk aan de rentevoeten bij de op 27
4,0
maart verrekende langerlopende herfinancie-
ringstransactie.
3,5

Tussen eind maart en 7 mei daalden de zesmaands


3,0 en de twaalfmaands EURIBOR beide met 6 basis-
punten tot respectievelijk 2,38% en 2,33% op
2,5 laatstgenoemde datum. De helling van de geld-
marktrendementscurve, afgemeten aan het ver-
0,9
0,6 schil tussen de twaalfmaands en de eenmaands
0,3 EURIBOR, bedroeg op 7 mei -23 basispunten, en
0,0
-0,3
was daarmee iets steiler dan eind maart.
-0,6
II III IV I
2002 2003 De verwachtingen ten aanzien van het beloop
Bron: Reuters. van de driemaands EURIBOR, zoals impliciet

20 ECB Maandbericht • mei 2003


Kader 3
Monetaire-beleidstransacties en liquiditeitsverhoudingen in de op 23 april 2003
eindigende reserve-aanhoudingsperiode
Gedurende de onderhavige reserve-aanhoudingsperiode heeft het Eurosysteem vijf basis-herfinancierings-
transacties en één langerlopende herfinancieringstransactie verricht.
Reguliere monetaire-beleidstransacties
(EUR miljard; rentevoeten in procenten per jaar)
Transactie Datum Verval- Bedrag Bedrag Verhouding Aantal Minimale Marginale Gewogen
verrekening datum inschrij- toewij- inschr./toe- deelnemers inschr. rentevoet gemiddelde
vingen zingen wijzing rente rente

BHFT* 25/03/2003 09/04/2003 115,5 104,0 1,11 220 2,50 2,53 2,55
BHFT 02/04/2003 16/04/2003 112,0 71,0 1,58 247 2,50 2,53 2,54
BHFT 09/04/2003 23/04/2003 135,5 101,0 1,32 267 2,50 2,53 2,53
BHFT 16/04/2003 30/04/2003 126,9 77,0 1,65 281 2,50 2,53 2,54
BHFT 23/04/2003 07/05/2003 157,0 125,0 1,26 279 2,50 2,54 2,55
LLHT** 27/03/2003 26/06/2003 33,4 15,0 2,23 133 - 2,49 2,51
* Basis-herfinancieringstransactie.
** Langlopende herfinancieringstransacties
Bron: ECB.

De marginale en de gewogen gemiddelde rente bij alle basis-herfinancieringstransacties lagen tussen 2,53% en
2,55%. Hoewel de verhouding inschrijvingen/toewijzing bij de eerste basis-herfinancieringstransactie aan de lage
kant was, keerde deze bij de volgende transacties terug naar gebruikelijkere niveaus.

Gedurende de eerste vijf dagen van de reserve-aanhoudingsperiode bedroeg de EONIA 2,56%. Op maandag 31
maart steeg deze rentemaatstaf tot 2,66% als gevolg van een kwartaalultimo-effect. Vanaf dinsdag 1 april tot en
met woensdag 16 april lag de EONIA 4 of 5 basispunten boven de minimale inschrijvingsrente van 2,50%.
Gedurende het paasweekeinde, van 17 tot 21 april, steeg de EONIA tot 2,64% om op 22 april, de voorlaatste dag
van de reserve-aanhoudingsperiode, uit te komen op 2,65%. Dit lijkt erop te duiden dat het liquiditeitsverkrappende
effect van de autonome factoren sterker was dan verwacht, hetgeen gepaard ging met de marktverwachting dat de
reserve-aanhoudingsperiode aan de krappe kant zou eindigen. Tevens duidt deze stijging op een iets hogere
liquiditeitsvraag als gevolg van de in verband met het lange paasweekeinde vereiste hogere reserves. De op de
laatste dag van de reserve-aanhoudingsperiode verrichtte basis-herfinancieringstransactie verschafte echter
voldoende liquiditeit om de aanhoudingsperiode soepel te laten eindigen en de EONIA daalde op die dag tot 2,58%.
In werkelijkheid eindigde de reserve-aanhoudingsperiode enigszins aan de ruime kant, met een netto beroep op de
depositofaciliteit van EUR 3,9 miljard.

Bijdragen aan de liquiditeit van het bankwezen


(EUR miljard)

Daggemiddelden gedurende de reserve-aanhoudingsperiode van 24 maart 2003 tot en met 23 april 2003
Liquiditeitsverruimend Liquiditeitsverkrappend Netto bijdrage
(a) Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem 224,5 0,2 + 224,3
Basis-herfinancieringstransacties 179,4 - + 179,4
Langerlopende herfinancieringstransacties 45,0 - + 45,0
Permanente faciliteiten 0,1 0,2 -0,1
Andere transacties 0,0 - 0,0

(b) Andere factoren van invloed op de bancaire liquiditeiten 337,4 431,0 - 93,6
Bankbiljetten in omloop - 358,5 - 358,5
Overheidsdeposito’s bij het Eurosysteem - 52,1 - 52,1
Netto externe activa (met inbegrip van goud) 337,4 - + 337,4
Overige factoren (netto) - 20,5 - 20,5

(c) Bij het Eurosysteem door kredietinstellingen op


rekeningen-courant aangehouden tegoeden (a) + (b) 130,6

(d) Reserveverplichtingen 130,0


Bron: ECB.
Toelichting: Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen.

ECB Maandbericht • mei 2003 21


Het gemiddelde verschil tussen de door de kredietinstellingen bij het Eurosysteem aangehouden rekening-
couranttegoeden en de reserveverplichtingen bedroeg EUR 0,65 miljard.

Het netto liquiditeitsverkrappende effect van de autonome factoren, dat wil zeggen de factoren die geen verband
houden met het monetaire beleid (post(b) in de tabel), bedroeg gemiddeld EUR 93,6 miljard. De gepubliceerde
ramingen van de gemiddelde liquiditeitsbehoefte voortvloeiend uit de autonome factoren varieerden van EUR 89,2
miljard tot EUR 102,3 miljard. De grootste afwijking tussen de gepubliceerde raming en het feitelijke cijfer deed
zich voor in de eerste week van de aanhoudingsperiode en beliep EUR 2,8 miljard.

begrepen in futures-contracten met vervaldata op tienjaars overheidsobligaties zowel in het


in de tweede helft van 2003 en begin 2004, zijn eurogebied als in de Verenigde Staten met rond
iets gedaald sinds eind maart.Terwijl de implicie- 10 basispunten gedaald, tot respectievelijk onge-
te rentevoeten op futures-contracten met ver- veer 4% en 3,8% op laatstgenoemde datum (zie
valdata in juni 2003 vrijwel onveranderd bleven, Grafiek 8). Het negatieve rendementsecart op
daalden tussen eind maart en 7 mei de rente- tienjaars overheidsobligaties tussen de Verenigde
voeten op contracten met vervaldata in septem- Staten en het eurogebied bleef als gevolg daarvan
ber en december 2003 en maart 2004 met 6-16 gedurende dezelfde periode ongewijzigd en
basispunten. Deze kwamen op 7 mei uit op kwam op 7 mei uit op een niveau van ongeveer
respectievelijk 2,32%, 2,18%, 2,17% en 2,21%. –30 basispunten. De onzekerheid, afgeleid uit de
impliciete volatiliteit van opties op futures-con-
tracten op overheidsobligaties, nam tussen eind
Rendement op langlopende maart en 7 mei beduidend af.a
overheidsobligaties in april globaal stabiel b
In de Verenigde Staten nam de onzekerheid op de
Tussen eind maart en 7 mei zijn de rendementen obligatiemarkt, zoals afgemeten aan de implicie-
te volatiliteit afgeleid uit opties op futurescon-
Grafiek 8 tracten op tienjaars Amerikaans schatkistpapier
Rendement op langlopende overheids- (zie Grafiek 9), beduidend af na de beëindiging
obligaties in het eurogebied en de van de militaire operaties in Irak. Het beloop van
Verenigde Staten het rendement op obligaties werd beïnvloed
(procenten per jaar; daggegevens)
doordat beleggers lagere risicopremies verlang-
eurogebied den als vergoeding voor het aanhouden van aan-
Verenigde Staten delen en door de daarmee samenhangende
4,5 4,5
ommekeer van de eerdere vlucht van beleggers
uit obligaties naar de veiliger geachte aandelen-
markt.

In tegenstelling tot de daling van het nominale ren-


dement nam het reële rendement afgeleid van
4,0 4,0 geïndexeerde Amerikaanse overheidsobligaties
licht toe.Tussen eind maart en 7 mei steeg het reë-
le rendement op tienjaars obligaties ongeveer 5
basispunten weer naar het niveau van februari
2003. Dit niveau, rond 1,9%, is naar historische
maatstaven nog altijd laag (zie Kader 4). Wat
betreft de inflatieverwachting wordt aangetekend
3,5 3,5 dat de 10-jaars ‘break-even’-inflatie voor de Ver-
febr. maart april
2003 enigde Staten, afgemeten aan het rendementse-
Bron: Reuters.
cart tussen vergelijkbare nominale en geïndexeer-
Toelichting: De rendementen op langlopende overheidsobligaties de Amerikaanse overheidsobligaties, tussen eind
hebben betrekking op tienjaars obligaties of obligaties met de
meest vergelijkbare looptijd.
maart en 7 mei met 15 basispunten is gedaald.

22 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek 9 maatstaven nog altijd zeer laag. Als gevolg van
Impliciete volatiliteit voor futures-contracten deze ontwikkelingen in het reële en nominale
op tienjaars Duitse Bund en tienjaars rendement daalde de tienjaars ‘break-even’-infla-
Amerikaans schatkistpapier tie voor het eurogebied, afgeleid uit het rende-
(procenten per jaar; voortschrijdende tiendaagse gemiddelden
van daggegevens) mentsecart tussen tienjaars nominale obligaties
Verenigde Staten en de eerder genoemde Franse geïndexeerde
Duitsland obligaties, tussen eind maart en 7 mei met rond
9,0 9,0 15 basispunten.
8,0 8,0
De impliciete-termijndaggeldrentecurve schoof
7,0 7,0 over het gehele looptijdenspectrum iets omlaag
(zie Grafiek 10). De beëindiging van de militaire
6,0 6,0 operaties in Irak leidde tot een beduidende afna-
me van de onzekerheid op de obligatiemarkten
5,0 5,0
van het eurogebied, zoals afgemeten aan de im-
4,0 4,0
pliciete volatiliteit van opties op futurescontrac-
febr. maart april mei ten op Duitse langlopende overheidsobligaties
2003 (zie Grafiek 9). Opvallend is dat het voortschrij-
Bron: Bloomberg.
Toelichting: De impliciete volatiliteiten zijn die voor algemene
dend tiendaags gemiddelde van de impliciete
futures-contracten, met een ”roll-over”-clausule 20 dagen vóór volatiliteit voor futurescontracten op tienjaars
de vervaldatum, zoals door Bloomberg gedefinieerd. Dit houdt in
dat, 20 dagen vóór afloop van het contract, de keuze van het
Duitse Bunds tussen eind maart en 7 mei met
contract voor de berekening van de impliciete volatiliteit wordt
gewijzigd van het contract dat de vervaldatum nadert naar het Grafiek 10
volgende contract.
Impliciete termijndaggeldrente in het
eurogebied
(procenten per jaar; daggegevens)
In Japan daalde het rendement op tienjaars over-
heidsobligaties tussen eind maart en 7 mei met 31 maart 2003
7 mei 2003
10 basispunten,met als eindstand ongeveer 0,6%. 6,0 6,0
Deze historisch gezien lage stand weerspiegelt
de pessimistische beoordeling door marktdeel- 5,5 5,5
nemers van de vooruitzichten voor de Japanse
economie op zowel de korte als de lange termijn, 5,0 5,0
met inbegrip van de deflatoire tendensen, maar
is ook het gevolg van desinvesteringen op de
4,5 4,5
geplaagde Japanse aandelenbeurzen, waar de
Nikkei-beursindex op 28 april het laagste punt in
4,0 4,0
20 jaar bereikte. Daartegenover staat de zeer
geringe onzekerheid op deze beurzen zoals afge-
3,5 3,5
meten aan de impliciete volatiliteit afgeleid uit
opties op futurescontracten op Japanse langlo-
3,0 3,0
pende overheidsobligaties, die in april het laagste
niveau bereikte dat ooit is genoteerd.
2,5 2,5

In het eurogebied liepen de rendementen op


2,0 2,0
tienjaars overheidsobligaties gelijk op met die in 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
de Verenigde Staten. De reële rendementen, Bron: Raming van de ECB.
zoals afgeleid van Franse obligaties geïndexeerd Toelichting: De impliciete termijnrendementscurve, die is afge-
leid van de in de markt waargenomen rentetermijnstructuur, geeft
aan de HICP voor het eurogebied ongerekend de marktverwachtingen weer ten aanzien van de toekomstige
tabaksprijzen, steeg tussen eind maart en 7 mei korte-renteniveaus. De voor het berekenen van deze impliciete
met rond 5 basispunten. Toch is het op 7 mei termijnrendementscurves gebruikte methode is uiteengezet op
pagina’s 30 en 31 in het Maandbericht van januari 1999. De bij
genoteerde niveau van 2,1% naar historische de ramingen gebruikte gegevens zijn afgeleid uit swapcontracten.

ECB Maandbericht • mei 2003 23


Kader 4
De diepere oorzaken van de lage rendementen op langlopende obligaties in de
Verenigde Staten en het eurogebied

De rendementen op langlopende overheidsobligaties in de Verenigde Staten en het eurogebied daalden in de


eerste maanden van 2003 tot uitzonderlijk lage waarden (zie onderstaande grafiek). De rendementen op tienjaars
obligaties in beide economieën bereikten in maart een dieptepunt, toen de onzekerheden omtrent een mogelijke
oorlog in Irak zich het sterkst deden gelden, en bedroegen tegen eind april nog altijd slechts rond 4%. In dit Kader
wordt gepoogd enkele oorzaken van de jongste tendensen op de obligatiemarkten in het eurogebied en de Verenigde
Staten te benoemen, waarbij structurele en conjuncturele oorzaken worden onderscheiden alsmede elementen van
de marktdynamiek die dikwijls tot korte-termijnontwikkelingen in het koersverloop leiden.
Rendementen op langlopende overheidsobligaties in het eurogebied en de Verenigde Staten
(procenten per jaar; daggegevens)

eurogebied
Verenigde Staten
11,5 11,5

9,5 9,5

7,5 7,5

5,5 5,5

3,5 3,5
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bron: Reuters.
Toelichting: De rendementen op langlopende overheidsobligaties hebben betrekking op tienjaars obligaties of obligaties met de meeste
vergelijkbare looptijd.

Bij beschouwing van de tendensen van het afgelopen decennium blijkt dat de voornaamste oorzaken van de
neerwaartse tendens in de rendementen op obligaties structureel van aard zijn geweest. De lange rente is
opgebouwd uit de verwachte reële rente, inflatieverwachtingen voor de lange termijn en een aantal premies
waaronder een risicopremie die de onzekerheid omtrent de inflatie uitdrukt. Een voorname structurele oorzaak is
de daling van het overheidstekort en de overheidsschuld in verhouding tot het bbp die zich sinds tien jaar aftekent
en heeft geleid tot een verminderd beroep van de publieke sector op de mondiale kapitaalmarkten, waardoor de
reële lange rente is gedaald. Ook demografische factoren hebben wellicht bijgedragen aan de neerwaartse tendens
in het rendement op overheidsobligaties die zich de afgelopen tien jaar aftekende. Zo heeft de vergrijzing in de
hoogontwikkelde economieën wellicht een rol gespeeld bij de daling van de lange rente, doordat ze leidde tot een
toenemende vraag naar vastrentende waarden, zoals overheidsobligaties, die pensioengerechtigden een stabiel
inkomen verschaffen. Een bijkomende factor in het eurogebied was de geleidelijke verdwijning van intervalutaire
wisselkoersrisicopremies gedurende de aanloop tot de invoering van de euro.

Ondanks deze invloeden op de reële rente is de daling van de nominale lange rente van de afgelopen tien jaar in
belangrijke mate toe te schrijven aan de daling van de inflatie en de inflatieverwachtingen, waarbij het op
prijsstabiliteit gerichte monetaire beleid een essentiële rol heeft gespeeld. De Federal Reserve hield door middel
van een geloofwaardig monetair beleid de inflatie laag en wist daardoor de marktdeelnemers in de Verenigde Staten
ervan te overtuigen dat de inflatie ook in de toekomst laag en stabiel zal blijven. Evenzo bracht het succesvolle
convergentieproces, uitmondend in de derde fase van de EMU, marktdeelnemers tot de overtuiging dat de ECB in
staat was de inflatie in het eurogebied op een stabiel laag niveau te houden.1 Intussen kwam het vertrouwen van de
marktdeelnemers tot uiting in sterk dalende risicopremies uit hoofde van inflatierisico.

24 ECB Maandbericht • mei 2003


Was de daling van de lange rente gedurende de afgelopen tien jaar grotendeels toe te schrijven aan genoemde
structurele factoren, meer recent blijken andere factoren ertoe te hebben bijgedragen dat de lange rente tot een
historisch dieptepunt is gedaald. Hiertoe behoren conjuncturele factoren, waaronder besparings- en
beleggingsbeslissingen die nauw samenhangen met het conjuncturele klimaat en met marktopvattingen omtrent
toekomstige groeivooruitzichten. Omdat in de lange rente zowel de actuele als de verwachte toekomstige korte
rentevoet tot uiting komt, lijkt de recente daling van de rendementen op langlopende obligaties er tevens op te
duiden dat marktdeelnemers in zowel de Verenigde Staten als het eurogebied hun beoordeling van de
groeivooruitzichten voor de korte termijn neerwaarts hebben bijgesteld. Aanwijzingen hiervoor vormen tendensen
in de markten voor geïndexeerde obligaties, waar eind april 2003 de reële rendementen op tienjaars obligaties in
het eurogebied en de Verenigde Staten ruim 100 basispunten achterbleven bij de gemiddelden over de voorgaande
twee jaar. Tegelijkertijd lijken de inflatieverwachtingen de afgelopen maanden van weinig invloed te zijn geweest
op de daling van de lange rente.

De laatste jaren lijkt nog een reeks tot de marktdynamiek bijdragende factoren eveneens uitwerking te hebben
gehad op tendensen in de obligatiemarkten. Aandelenkoersen en rendementen op obligaties lijken zich ongeveer
gelijk op te bewegen sinds de aanvang van de beurscorrectie, begin 2000. Hoewel een gemeenschappelijke
conjuncturele factor, namelijk het toenemende pessimisme ten aanzien van de economische groeivooruitzichten,
hierbij ook wel een rol heeft gespeeld, lijkt het toch dat de belangstelling van beleggers voor risicovolle activa is
getemperd door de sterke koersdalingen op de effectenbeurzen in combinatie met een extreme volatiliteit van
diezelfde beurzen. Vooral sinds na het boekhoudschandaal bij WorldCom in juni 2002 de beursvolatiliteit
omhoogschoot, hebben beleggers dan ook de samenstelling van hun portefeuilles verlegd en hun toevlucht gezocht
tot de minder riskante obligatiemarkt. Vervolgens lijkt zich begin 2003, toen de onzekerheid omtrent de kans op
een oorlog in Irak sterker werd, opnieuw een accentverschuiving van een hoogst onzekere aandelenmarkt naar de
obligatiemarkt te hebben voorgedaan. De beëindiging van de oorlog heeft weliswaar iets van deze onzekerheid
weggenomen, maar toch bleven marktdeelnemers nog ietwat onzeker omtrent de economische groeivooruitzichten.

Resumerend kan worden gesteld dat de lage rendementen op overheidsobligaties in de Verenigde Staten en het
eurogebied lijken te zijn veroorzaakt door verscheidene factoren. Hoewel de trendmatige daling gedurende het
afgelopen decennium wellicht is veroorzaakt door structurele factoren, lijken de recente dalingen vooral toe te
schrijven aan een combinatie van conjuncturele factoren, zoals de neerwaartse bijstelling van economische
groeiverwachtingen en verschuivingen binnen beleggersportefeuilles in de richting van veiliger activa. Hoewel
deze verschuivingen al optreden sinds de aanvang van de beurscorrectie begin 2000, lijkt deze tendens te zijn
versterkt door de uitzonderlijke turbulentie op de mondiale aandelenbeurzen in de tweede helft van 2002 en, in
samenhang met geopolitieke spanningen, begin 2003.

1 Zie het artikel ‘Een op stabiliteit gericht beleid en de ontwikkeling van de lange reële rente in de jaren negentig’ in het Maand-
bericht van november 1999.

1 procentpunt afnam tot een niveau dicht bij het ten onder beleggers, maar kan ook impliceren
gemiddelde over de afgelopen twee jaar. dat beleggers het kredietrisico thans lager
inschatten.
Het rendementsecart tussen bedrijfs- en over-
heidsobligaties vervolgde in april de neer-
waartse tendens die in het laatste kwartaal van Aandelenkoersen gestegen, volatiliteit
2002 is ingezet.Tussen eind maart en 7 mei nam gedaald in april
het verschil tussen het rendement op obligaties
uitgegeven door bedrijven met een BBB-rating De ruime Dow Jones EURO STOXX-index en de
en dat op overheidsobligaties in het eurogebied Standard & Poor’s 500-index zijn tussen eind
met rond 60 basispunten af tot het laagste maart en 7 mei 2003 respectievelijk rond 15% en
niveau sinds april 2000. De huidige stand van rond 10% gestegen (zie Grafiek 11). Bovendien
het genoemde rendementsecart weerspiegelt werden de aandelenbeurzen wereldwijd geken-
wellicht de sterke vraag naar deze instrumen- merkt door een significante daling van de koers-

ECB Maandbericht • mei 2003 25


volatiliteit, waarin het wegvallen van de onzeker- Grafiek 12
heid als gevolg van de militaire operaties in Irak Impliciete volatiliteit van de aandelenmarkt
tot uiting kwam. In dezelfde periode stegen de in het eurogebied, de Verenigde Staten en
Japanse aandelenkoersen zoals gemeten door de Japan
(procenten per jaar; voortschrijdende tiendaagse gemiddelden van
Nikkei 225-index, met rond 2%. daggegevens)

In de Verenigde Staten noteerden de aandelen- eurogebied


Verenigde Staten
beurzen een opleving die in verband werd Japan
gebracht met ‘opluchting’ over de beëindiging van 50 50
de militaire operaties in Irak. De aandelenkoersen
profiteerden van de afgenomen onzekerheid en de
40 40
navenant lagere aandelenrisicopremie, en van de
terugkeer naar de aandelenmarkten van eerder in
veiliger geachte obligaties gevluchte beleggers. De 30 30
verminderde onzekerheid uitte zich, tussen eind
maart en 7 mei, in een daling met 8 procentpunt
20 20
van het tiendaags voortschrijdend gemiddelde van
de impliciete volatiliteit afgeleid uit opties op de
Standard & Poor’s 500-index; op laatstgenoemde 10 10
febr. maart april mei
datum lag de volatiliteit rond 4 procentpunt bene- 2003
den het gemiddelde over de voorgaande twee jaar Bron: Bloomberg.
(zie Grafiek 12). Hoewel de in april gepubliceerde Toelichting: De impliciete volatiliteiten geven de verwachte stan-
daarddeviatie weer van de procentuele mutaties van de beurs-
economische gegevens een gemengd effect had- koersen gedurende een periode van maximaal drie maanden,
den op de aandelenmarketen, profiteerden de zoals impliciet begrepen in de koersen van opties op beurskoers-
indices. De koersindices waarop de impliciete volatiliteiten
aandelenkoersen van het feit dat de bedrijfswin- betrekking hebben zijn de Dow Jones EURO STOXX 50-index
sten over het eerste kwartaal van 2003 per saldo voor het eurogebied, de Standard & Poor’s 500-index voor de
Verenigde Staten en de Nikkei 225 voor Japan.

Grafiek 11
Koersindices in het eurogebied, de hoger uitvielen dan door de marktdeelnemers
Verenigde Staten en Japan werd verwacht.
(index: 1 februari 2003 = 100; daggegevens)

eurogebied In Japan stegen de aandelenkoersen tussen eind


Verenigde Staten maart en 7 mei, evenals in het eurogebied en de
Japan Verenigde Staten. Toch bereikte de Nikkei 255-
110 110
index in deze maand het laagste niveau sinds
meer dan 20 jaar.Weliswaar stonden de koersen
onder druk van zowel het aanhoudende pessi-
100 100
misme omtrent de economische vooruitzichten
voor Japan als de liquidatie van aandelenposities
door fondsbeheerders na een hervorming waar-
bij het ondernemingen werd toegestaan hun
90 90
bedrijfspensioenfonds onder te brengen bij het
pensioenfonds van de overheid, maar begin mei
verleende de aankondiging door de Japanse rege-
ringscoalitie van maatregelen om de aandelen-
80 80
markt te stimuleren de aandelenkoersen een
febr. maart april opwaartse impuls. Het tiendaags voortschrij-
2003
Bron: Reuters. dend gemiddelde van de impliciete volatiliteit
Toelichting: Ruime Dow Jones EURO STOXX (koers)index voor
het eurogebied, Standard & Poor’s 500 voor de Verenigde Staten
afgeleid van opties op de Nikkei 225-index daal-
en Nikkei 225 voor Japan. de tussen eind maart en 7 mei met rond 6 pro-

26 ECB Maandbericht • mei 2003


centpunt tot een niveau ruim onder het gemid- Dow Jones EURO STOXX 50-index tussen eind
delde over de voorgaande twee jaar. maart en 7 mei met rond 19 procentpunt, om op
laatstgenoemde datum beduidend onder het
De aandelenkoersen in het eurogebied volgden gemiddelde niveau van de afgelopen twee jaar uit
de ontwikkelingen op de Amerikaanse beurzen te komen. Tegen het einde van april vlakte de
in april en begin mei nauwgezet, hoewel de stij- opwaartse tendens in de aandelenkoersen weer
ging in het eurogebied wat sterker was. Dit laat- iets af, tegen de achtergrond van gemengde
ste moet ten dele worden gezien in het licht van berichten over de economie en het bedrijfsle-
de eerdere, eveneens sterkere daling van de aan- ven. De aandelenkoersen in het eurogebied ste-
delenbeurzen in het eurogebied, vooral tijdens gen in april en begin mei over een breed spec-
de voorbereidingen van de militaire operaties in trum, waarbij de financiële, de technologie- en de
Irak. Parallel aan de ontwikkelingen in de Ver- telecommunicatiesector de aanzienlijkste stijgin-
enigde Staten stegen de aandelenkoersen in het gen noteerden. Deze stijgingen leken echter
eurogebied beduidend naarmate de uitkomst mede het gevolg van een correctie na de eerde-
van de militaire operaties in Irak zich duidelijker re koersdalingen in deze sectoren, waarvan de
aftekende. Bovendien daalde het tiendaags indices in maart historische diepterecords ves-
voortschrijdend gemiddelde van de impliciete tigden.
volatiliteit berekend op basis van opties op de

ECB Maandbericht • mei 2003 27


2 Prijsontwikkelingen

HICP-inflatie volgens raming gedaald in len en energie daalde, na een lichte stijging tot
april 2003 2,1% in februari, tot 2,0% in maart, waarmee de
sinds medio 2002 waargenomen neergaande lijn
Volgens de voorlopige (‘flash’) raming van Euro- werd voortgezet.
stat is de HICP-inflatie voor het eurogebied, in
februari 2003 nog 2,4%, in april gedaald tot 2,1% De onveranderde twaalfmaands stijging van de
(zie Tabel 2). Hoewel voor deze maand nog geen totale HICP in maart 2003 maskeerde tegenge-
gedetailleerde uitsplitsing in HICP-componenten stelde bewegingen in de volatiele componenten
beschikbaar is,lijkt deze ontwikkeling vooral ver- onbewerkte voedingsmiddelen en energie. Het
oorzaakt te zijn door de energiecomponent, twaalfmaands mutatietempo van de energieprij-
gezien de daling van de olieprijzen sinds medio zen daalde van 7,7% in februari 2003 tot 7,4% in
maart. De prijsstijging op jaarbasis van enkele maart als gevolg van een gunstig basiseffect dat
individuele diensten is daarentegen wellicht de opwaartse impuls van de tot medio maart stij-
hoger als gevolg van een afwijkend seizoenspa- gende olieprijzen ruimschoots compenseerde
troon: Pasen viel dit jaar niet in maart maar in (zie Grafiek 13). Belangrijk hierbij is dat de daling
april. van de in euro genoteerde olieprijzen optrad in
de tweede helft van maart 2003 en vermoedelijk
In maart 2003, de jongste maand waarover gede- pas vanaf april 2003 in de HICP tot uiting zal
tailleerde HICP-informatie beschikbaar is, komen. Het twaalfmaands mutatietempo van de
bedroeg de HICP-inflatie evenals in februari prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen liep
2,4%. Het twaalfmaands stijgingstempo van de daarentegen van 0,3% in februari 2003 op tot
HICP ongerekend onbewerkte voedingsmidde- 0,8% in maart.

Tabel 2
Prijs- en kostenontwikkelingen in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

2000 2001 2002 2002 2002 2002 2003 2002 2002 2003 2003 2003 2003
II III IV I nov. dec. jan. febr. mrt. april

Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) en componenten


Totale index 1) 2,1 2,3 2,3 2,1 2,1 2,3 2,3 2,3 2,3 2,1 2,4 2,4 2,1
waarvan:
Goederen 2,5 2,3 1,7 1,4 1,3 1,8 2,0 1,8 1,9 1,6 2,1 2,2 .
Voedingsmiddelen 1,4 4,5 3,1 2,9 2,3 2,3 2,0 2,4 2,2 1,5 2,1 2,3 .
Bewerkte voedingsmiddelen 1,2 2,9 3,1 3,2 2,9 2,7 3,2 2,6 2,7 2,9 3,3 3,3 .
Onbewerkte voedingsmiddelen 1,8 7,0 3,1 2,5 1,4 1,7 0,2 2,0 1,3 -0,6 0,3 0,8 .
Industriële goederen 3,0 1,2 1,0 0,7 0,8 1,6 2,0 1,5 1,7 1,7 2,2 2,2 .
Industriële goederen m.u.v. energie 0,5 0,9 1,5 1,6 1,3 1,2 0,7 1,3 1,2 0,6 0,7 0,8 .
Energie 13,0 2,2 -0,6 -2,3 -0,7 2,9 7,0 2,4 3,8 6,0 7,7 7,4 .
Diensten 1,5 2,5 3,1 3,1 3,3 3,1 2,7 3,1 3,0 2,8 2,7 2,6 .
Overige prijs- en kostenindicatoren
Industriële producentenprijzen 5,5 2,2 0,0 -0,7 0,0 1,3 2,4 1,2 1,6 2,3 2,7 2,4 .
Arbeidskosten per eenheid product 1,2 2,7 2,2 2,2 1,8 1,3 . - - - - - -
Arbeidsproductiviteit 1,3 0,1 0,4 0,2 0,6 1,1 . - - - - - -
Loonsom per werknemer 2,6 2,8 2,6 2,4 2,4 2,4 . - - - - - -
Totale arbeidskosten per uur 3,2 3,4 3,6 3,4 3,5 3,6 . - - - - - -
Olieprijzen (EUR per vat) 31,0 27,8 26,5 27,8 27,2 26,5 28,4 24,2 27,1 28,3 29,8 27,2 22,9
Grondstoffenprijzen (EUR) 16,7 -7,6 -1,7 -5,5 -1,6 4,4 -5,0 3,4 2,1 -2,3 -4,5 -8,1 -7,5
Bronnen: Eurostat, nationale gegevens, Thomson Financial Datastream, HWWA-Institut für Wirtschaftsforschung (Hamburg) en
berekeningen van de ECB.
Toelichting: HICP-gegevens over perioden vóór 2001 hebben geen betrekking op Griekenland, de overige prijs- en kostenindicatoren wel.
Voor nadere gegevens wordt verwezen naar “Statistieken voor het eurogebied" elders in dit Maandbericht.
1) De HICP-inflatie in april 2003 berust op de voorlopige raming van Eurostat.

28 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek 13 Twaalfmaands mutatietempo
Uitsplitsing HICP-inflatie in het eurogebied producentenprijzen in maart 2003
naar componenten afgenomen
(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

totaal HICP In maart 2003 daalde het twaalfmaand mutatie-


bewerkte voedingsmiddelen tempo van producentenprijzen in de industrie
onbewerkte voedingsmiddelen
industriële goederen m.u.v. energie
in het eurogebied tot 2,4%, vergeleken met
energie 2,7% in februari (zie Grafiek 14). Deze ontwik-
diensten keling werd met name veroorzaakt door een
16 16
daling van het twaalfmaands mutatietempo van
14 14 de energieprijzen, vooral als gevolg van een
gunstig basiseffect. Op maandbasis daalden in
12 12 maart ook de energieprijzen, omdat de olie-
prijzen in die maand lager waren dan in de
10 10
maand daarvoor.Vanuit deze component wordt
8 8
een verdere neerwaartse druk verwacht, aan-
gezien de olieprijzen al sinds half maart aan het
6 6 dalen zijn.De consumptiegoederenprijzen daal-
den van 1,4% in februari tot 1,2% in maart 2003
4 4 (op jaarbasis). De duurzame goederen ver-

2 2 Grafiek 14

0 0
Uitsplitsing industriële producentenprijzen
in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
-2 -2
energie (links)
-4 -4 industriële productie ongerekend bouwnijverheid (rechts)
halffabrikaten (rechts)
investeringsgoederen (rechts)
-6 -6
1997 1998 1999 2000 2001 2002 consumptiegoederen (rechts)
24 8
Bron: Eurostat.
Toelichting: Voor perioden vóór 2001 hebben de gegevens geen
betrekking op Griekenland. 20
6
De daling van het twaalfmaands stijgingstempo
16
van de HICP ongerekend onbewerkte voedings-
middelen en energie kwam vooral voor rekening
12 4
van de afnemende opwaartse druk op de prijzen
in de dienstensector doordat de invloed van eer-
8
dere prijsschokken verder wegebt. De stijging
2
van de dienstenprijzen op jaarbasis bedroeg
4
2,6%, 0,1 procentpunt minder dan in februari, en
noteerde daarmee het laagste niveau sinds
0 0
augustus 2001. Van de overige componenten
bleef het twaalfmaands mutatietempo van de
-4
prijzen van bewerkte voedingsmiddelen staan op
-2
3,3%, hetgeen globaal overeenkomt met de
-8
gemiddelde stijging gedurende 2002. Het muta-
tietempo op jaarbasis van de prijzen van indus-
-12 -4
triële goederen ongerekend energie steeg licht 1997 1998 1999 2000 2001 2002
tot 0,8%, voornamelijk als gevolg van een sterke-
Bron: Eurostat.
re stijging op maandbasis van de kledingprijzen Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook
na de voorjaarsuitverkoop. voor perioden vóór 2001).

ECB Maandbericht • mei 2003 29


Grafiek 15 stabilisatie in de loop van 2002. In de tweede uit-
Totale producentenprijzen en prijzen van gave van de nationale rekeningen voor het vier-
door de verwerkende industrie verbruikte de kwartaal van 2002 is het groeitempo van de
grondstoffen en halffabrikaten in het loonsom per werknemer voor 2002 naar bene-
eurogebied den bijgesteld. Naar verwachting blijft het muta-
(maandgegevens)
tietempo van de loonsom per werknemer in de
PPI 1) (links) laatste drie kwartalen van 2002 2,4% op jaarba-
EPI 2) (rechts) sis, een daling vergeleken met de 3% uit het eer-
8 80
ste kwartaal (zie Grafiek 16). Hoewel het alge-
mene beeld niet radicaal is veranderd, lijkt de
75
daling van de loonsom per werknemer in 2002
6
70
groter als gevolg van de bijstellingen. Bovendien
lijken er na de eerdere opwaartse beweging uit
4 65
voorgaande jaren duidelijker indicaties te zijn
voor stabilisatie, hoewel er nog geen gegevens
60 zijn die dit bevestigen.Voor 2002 als geheel is het
2 gemiddelde groeitempo nu 2,6%, 0,2 procent-
55 punt lager dan in 2001.

0 50 Na de sterke daling begin 2002 steeg in het vier-


de kwartaal het groeitempo van de totale
45 arbeidskosten per uur in de bedrijvensector met
-2 uitzondering van de landbouw op jaarbasis
40 wederom licht (tot 3,6%). In tegenstelling hier-
mee, maar meer in de lijn van de meest recente
-4 35 aanwijzingen gebaseerd op de loonsom per
1997 1998 1999 2000 2001 2002
werknemer,nam het groeitempo op jaarbasis van
Bronnen: Eurostat en Reuters.
de bruto maandinkomsten in het vierde kwartaal
Toelichting: Waar beschikbaar hebben de gegevens betrekking op de
Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001). iets af, terwijl de collectieve loongroei na een
1) Producentenprijsindex; mutaties in procenten per jaar; ongere- daling in het derde kwartaal grotendeels onge-
kend bouwnijverheid.
2) “Eurozone Price Index”; prijzen van door de verwerkende indus- wijzigd bleef.
trie verbruikte grondstoffen en halffabrikaten uit de Purchasing
Managers-enquête. Een indexwaarde hoger dan 50 geeft een
prijsstijging aan, een waarde lager dan 50 een prijsdaling. In het vierde kwartaal van 2002 herstelde de
arbeidsproductiviteitsgroei zich verder. Hier-
toonden een iets sterkere afname dan de niet- door nam de stijging van de arbeidskosten per
duurzame goederen. eenheid product voor de gehele economie op
jaarbasis af van 1,8% in het derde kwartaal tot
De Eurozone Price Index (EPI) uit de Purchasing 1,3% in het vierde.Voor 2002 als geheel nam de
Managers’ enquête daalde in april tot 56,2, ver- groei van de arbeidskosten per eenheid product
geleken met 59,7 in maart, hetgeen wijst op een af tot 2,2%, vergeleken met 2,7% in 2001. Hierbij
lager, maar nog altijd positief twaalfmaands muta- is rekening gehouden met de hierboven genoem-
tietempo van de inputprijzen (zie Grafiek 15).De de bijstellingen ten aanzien van het groeitempo
belangrijkste reden voor deze ontwikkeling lijkt van de loonsom per werknemer en de gestaag
de recente daling van de olieprijzen in euro. toenemende productiviteitsgroei.

Stijging loonsom per werknemer op Verdere afname inflatie in eurogebied op


jaarbasis in vierde kwartaal van 2002 middellange termijn
onveranderd gebleven
Vooruitblikkend, wijzen de huidige indicatoren
De meeste arbeidskostenindicatoren wijzen op op de korte termijn niet op een verdere sterke

30 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek 16 afname van de inflatie, hoewel op de iets langere
Enkele arbeidskostenindicatoren voor het termijn een aantal factoren naar verwachting zal
eurogebied bijdragen aan een verdere vermindering van de
(mutaties in procenten per jaar)
inflatiedruk. Hoewel de inflatie volatiel zou kun-
loonsom per werknemer nen worden als gevolg van ontwikkelingen in de
contractlonen energie- of onbewerkte voedingsmiddelenprij-
werkelijk verdiende bruto maandlonen zen, zullen de appreciatie van de euro sinds begin
arbeidskosten per uur
4,5 4,5 2002 en de bescheiden vraag waarschijnlijk een
neerwaartse druk uitoefenen op de inflatie bin-
nen het eurogebied. Overeenkomstig hiermee
4,0 4,0 zal de HICP-inflatie naar verwachting verder
dalen en op middellange termijn stabiliseren op
een niveau beneden 2%. Deze verwachting, die
3,5 3,5 overeenkomt met recente prognoses (zie Kader
5 voor de uitkomsten van de Survey of Profes-
sional Forecasters 2003-II en andere indicatoren
3,0 3,0
voor verwachtingen in de particuliere sector),
gaat echter uit van aanhoudende loonmatiging.
2,5 2,5

2,0 2,0

1,5 1,5

1,0 1,0
1999 2000 2001 2002
Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.

Kader 5
Verwachtingen binnen de particuliere sector met betrekking tot de inflatie en de
economische bedrijvigheid in het eurogebied: de uitkomsten van de Survey of
Professional Forecasters 2003-II en andere beschikbare indicatoren

In dit Kader worden de beschikbare indicatoren belicht van de verwachtingen van de particuliere sector ten
aanzien van de inflatie en de economische bedrijvigheid in het eurogebied. Onderstaand wordt een
samenvatting gegeven van de resultaten van de door de ECB in de tweede helft van april uitgevoerde Survey
of Professional Forecasters (SPF) voor het tweede kwartaal van 2003. Zoals de naam van deze enquête aangeeft,
zijn de deelnemers allen deskundigen in dienst van financiële en niet-financiële instellingen in de Europese
Unie. Bedacht moet worden dat, aangezien aan de deelnemers geen gemeenschappelijke reeks aannames wordt
verstrekt als basis voor hun prognoses, de geaggregeerde uitkomsten naar alle waarschijnlijkheid een
betrekkelijk heterogeen geheel van subjectieve inzichten en aannames weerspiegelen. Waar mogelijk zijn de
cijfers weergegeven tezamen met andere prognoses uit de particuliere sector voor dezelfde termijnen.1
1 Deze termijnen zijn de perioden tot en met de kalenderjaren 2003, 2004 en 2007. Daarnaast worden ook de in de SPF gevraag-
de verwachtingen voor de twee “voortschrijdende” termijnen gegeven. Deze “voortschrijdende” termijnen eindigen één en twee
jaar na de periode waarvoor op het tijdstip van de enquête de meest recente gegevens voor elke afzonderlijke variabele beschik-
baar zijn. Bij de SPF 2003-II liepen deze voortschrijdende termijnen tot en met maart 2004 en maart 2005 voor de HICP-infla-
tie, tot en met het vierde kwartaal van 2003 en van 2004 voor de reële bbp-groei, en tot en met februari 2004 en februari 2005
voor het werkloosheidspercentage. Met behulp van deze voortschrijdende termijnen zijn mogelijk dynamische patronen te signa-
leren die moeilijk zijn af te leiden uit de gemiddelden over kalenderjaren.

ECB Maandbericht • mei 2003 31


Inflatieverwachtingen voor 2003 en 2004

De deelnemers aan de SPF verwachten dat de inflatie op jaarbasis in het eurogebied in 2003 gemiddeld 2,0%
zal bedragen en in 2003 zal afnemen tot 1,7% (zie onderstaande tabel). De inflatieverwachtingen voor 2003 zijn
daarmee opwaarts bijgesteld met 0,2 procentpunt, vooral als gevolg van de hoge olieprijzen in de eerste
maanden van dit jaar. Het risico van hoge olieprijzen als zich in het Midden-Oosten een militair conflict zou
voordoen, was door de deelnemers aan de vorige enquête al onderkend. Toch verwacht men dat de inflatie na
2003 beneden 2% zal blijven, en de jongste uitkomsten voor 2004 geven zelfs een met 0,1 procentpunt
neerwaarts bijgestelde verwachting te zien. Het ligt voor de hand dat deze bijgestelde beoordeling samenhangt
met een verslechtering in de groeivooruitzichten voor 2004 (zie onderstaande paragraaf over deze
groeivooruitzichten), lagere aannames ten aanzien van de olieprijzen na medio 2003 en de sterkere euro
waarvan in deze ronde wordt uitgegaan op grond van door de deelnemers verstrekte gegevens. Zoals blijkt uit
onderstaande tabel sluiten deze uitkomsten goed aan bij andere prognoses over dezelfde perioden, namelijk de
cijfers van Consensus Economics en de uitkomsten van de Euro Zone Barometer, beide gepubliceerd in april
2003 (1,9% voor 2003 en 1,6% voor 2004). Volgens de SPF zal de inflatie in maart 2004 en maart 2005 naar
verwachting 1,6% respectievelijk 1,7% bedragen.

Resultaten van de SPF 2003-II en 2003-I en Consensus Economics (april 2003)


(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

Periode tot en met


HICP-inflatie maart 2004 2003 maart 2005 2004 Langere termijn 2)
2003-II SPF 1,6 2,0 1,7 1,7 1,9
Vorige SPF (2003-I) - 1,8 - 1,8 1,9
Consensus (april 2003) - 1,9 - 1,6 1,9
Groei reëel bbp 2003-IV 2003 2004-IV 2004 Langere termijn 2)
2003-II SPF 1,3 1,0 2,3 2,1 2,4
Vorige SPF (2003-I) - 1,4 - 2,3 2,4
Consensus (april 2003) - 1,0 - 2,0 2,2
Werkloosheid 1) febr. 2004 2003 febr. 2005 2004 Langere termijn 2)
2003-II SPF 8,9 8,8 8,5 8,7 7,5
Vorige SPF (2003-I) - 8,5 - 8,2 7,1
Consensus (april 2003) - 8,8 - 8,7 -

1) Als percentage van de beroepsbevolking.


2) Bij de SPF hebben de inflatieverwachtingen voor de langere termijn betrekking op 2007. Bij Consensus Economics hebben de
cijfers betrekking op de periode 2009-2013, zoals opgenomen in het nummer van april 2003.

Als onderdeel van de SPF wordt tevens gevraagd een waarschijnlijkheidscijfer toe te kennen aan realisaties binnen
bepaalde intervallen. Door aggregatie van de antwoorden verkrijgt men een waarschijnlijkheidsverdeling op grond
waarvan nauwkeuriger kan worden bepaald hoe de deelnemers, gemiddeld genomen, het risico inschatten dat de
feitelijke ontwikkeling hoger of lager zal uitkomen dan die volgens het interval met de hoogste waarschijnlijkheid.
Grafiek A toont de geaggregeerde waarschijnlijkheidsverdeling voor de gemiddelde HICP-inflatie in 2004 zoals
aangegeven in de jongste twee enquêtes. De grafiek bevestigt dat de inflatieverwachting sinds de SPF 2003-I
slechts zeer marginaal veranderd is. Beide verdelingen zijn gecentreerd op het interval tussen 1,5% en 1,9%, dat
in beide gevallen ongeveer 45% van de waarschijnlijkheidsmassa beslaat. Rekening houdend met de neerwaartse
bijstelling van de raming voor 2004, lijkt het risico dat de gerealiseerde inflatie beneden dan wel boven dit interval
uitkomt heel evenwichtig verdeeld, terwijl het risico dat de inflatie in 2004 boven 2% uitkomt navenant lijkt te zijn
afgenomen. Aan inflatierealisaties boven het centrale interval werd een waarschijnlijkheid van 28% toegekend, aan
een realisatie beneden 1,5% een waarschijnlijkheid van rond 26%. Uit de SPF 2003-I kwamen deze
waarschijnlijkheden nog uit op respectievelijk 32% en 23%, hetgeen suggereert dat het risico van overschrijding
relatief het hoogst werd geacht.

32 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek A: Waarschijnlijkheidsverdeling voor de gemiddelde inflatie in 2004 in de twee
meest recente voorspelronden van SPF
(procenten)

2003-I SPF
2003-II SPF
50 50

40 40

30 30

20 20

10 10

0 0
0,5-0,9 1,0-1,4 1,5-1,9 2,0-2,4 2,5-2,9 3,0-3,4

Indicatoren voor inflatieverwachtingen op de langere termijn

Volgens de SPF 2003-II zal de gemiddelde inflatie in 2007 naar verwachting 1,9% bedragen, dezelfde uitkomst
als bij de voorgaande enquête. Deze inflatieverwachting voor de langere termijn stemt overeen met die uit
andere beschikbare bronnen. De Euro Zone Barometer van april 2003 geeft een met 0,1 procentpunt naar boven
bijgestelde lange-termijnverwachting voor de gemiddelde inflatie in 2007, die daarmee nu eveneens 1,9%
bedraagt. En ook de verwachte inflatie over de periode 2009-2013 voor het eurogebied als geheel, zoals in april
2003 gepubliceerd door Consensus Economics, bedraagt 1,9%.2 De indicatoren van de inflatieverwachting op
de lange termijn zoals afgeleid van de koersen op de financiële markten geven eenzelfde beeld te zien. Grafiek
B toont het beloop van de zogeheten ‘break-even’-inflatie afgeleid van Franse obligaties gekoppeld aan de
Franse CPI respectievelijk de HICP voor het eurogebied (beide ongerekend tabak). De afgelopen maanden is
de ‘break-even’-inflatie afgeleid van de aan de HICP voor het eurogebied geïndexeerde obligatie duidelijk

Grafiek B: Indicatoren van de inflatieverwachtingen voor de lange termijn


(gemiddelde procentuele mutaties per jaar)

Consensus Economics
SPF vijf jaar vooruit
tienjaars "break-even"-inflatie eurogebied
tienjaars "break-even"-inflatie Frankrijk
2,5 2,5

2,0 2,0

1,5 1,5

1,0 1,0

0,5 0,5
jan. april juli okt. jan. april juli okt. jan. april juli okt. jan. april juli okt. jan. april
1999 2000 2001 2002 2003

Bronnen: Franse Ministerie van Financiën, Reuters, Consensus Economics en de ECB.

2 In voorgaande enquêtes van Consensus Economics werd het cijfer voor het eurogebied berekend op basis van nationale gegevens
voor Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Nederland, die tezamen rond 85% van het totaal voor het eurogebied uitmaken. Gra-
fiek B is op die cijfers gebaseerd.

ECB Maandbericht • mei 2003 33


beneden 2% gebleven na de eerder in 2002 bereikte, tamelijk hoge niveaus. Men bedenke echter wel dat de
‘break-even’-inflatie geen directe maatstaf van de in de markt levende inflatieverwachtingen vormt, omdat er
tevens tal van risicopremies, waaronder een inflatie-onzekerheidspremie en een liquiditeitspremie, in worden
verdisconteerd.3

Verwachtingen ten aanzien van de reële bbp-groei en de werkloosheid in het eurogebied

Deelnemers aan de SPF hebben hun verwachtingen voor de gemiddelde reële bbp-groei op jaarbasis in 2003
bijgesteld tot 1,0%, ofwel 0,4 procentpunt beneden het cijfer uit de vorige enquête (zie de tabel). De verlaging
van de groeivooruitzichten voor 2003 lijkt te zijn ingegeven door de voortdurende zwakte van de mondiale
economische en financiële stituatie, hoewel de onzekerheid in verband met geopolitieke spanningen iets is
verminderd. Voor 2004 als geheel wordt thans een gemiddelde groei van 2,1% verwacht, terwijl voor het vierde
kwartaal van 2004 een hogere verwachting geldt: 2,3%. Volgens de in april door Consensus Economics en de
Euro Zone Barometer gepubliceerde prognoses zal de reële bbp-groei op jaarbasis voor het eurogebied in 2003
gemiddeld 1,0% bedragen, om in 2004 op te lopen tot 2,0%. De verwachte groei op de lange termijn (volgens
de SPF 2,4% in 2007, gemiddeld 2,2% over de periode 2009-2013 op basis van door Consensus Economics
gepubliceerde gegevens, en volgens de Euro Zone Barometer van april 2003 2,3% in 2007) blijft als voorheen
binnen de ramingen van de potentiële trendmatige groei in het eurogebied.

Volgens de jongste SPF zal de werkloosheid in het eurogebied in 2003 oplopen tot gemiddeld 8,8%, een stijging
waarin de naijleffecten van de voorbije vertraging van de economische bedrijvigheid en de povere
groeivooruitzichten voor het eurogebied in 2003 tot uiting komen. Vervolgens zal de werkloosheid naar
verwachting in 2004 8,7% bedragen en 7,5% in 2007. Deze uitkomsten stemmen globaal overeen met de cijfers
in de Euro Zone Barometer van april 2003 (8,8%, 8,7% en 7,7% in respectievelijk 2003, 2004 en 2007) en met
de in april 2003 gepubliceerde prognoses van Consensus Economics (8,8% en 8,7% in 2003 respectievelijk
2004).

3) Opgemerkt wordt dat de “break-even”-inflatie de gemiddelde waarde weergeeft van de inflatieverwachtingen voor de looptijd
van de beschouwde geïndexeerde obligatie en geen puntschatting voor een bepaald jaar betreft (zoals dat voor de indicatoren
van de inflatieverwachtingen voor de lange termijn uit de enquêtes wèl het geval is). Voor een uitgebreide beschrijving van de
conceptuele aard van de “break-even”-inflatievoet wordt verwezen naar Kader 2 “Inflatieverwachtingen op de lange termijn
voor het eurogebied afgeleid van geïndexeerde Franse schatkistobligaties” in het Maandbericht van februari 2002.

34 ECB Maandbericht • mei 2003


3 Productie-, vraag- en arbeidsmarktontwikkelingen

Reële bbp-groei in het vierde kwartaal nomische vooruitzichten bij de hoogopgelopen


van 2002 licht neerwaarts bijgesteld geopolitieke spanningen, alsook de behoefte van
bedrijven om hun winstgevendheid te herstellen
Het reële bbp in het eurogebied is in het laatste en hun balansen te verbeteren. De bijdrage van
kwartaal van 2002 op kwartaalbasis naar raming voorraadmutaties in het laatste kwartaal van
met 0,1% gestegen; een neerwaartse bijstelling 2002 was licht positief.Tot slot steeg de particu-
ten opzichte van de 0,2% uit de eerste raming liere consumptie op kwartaalbasis met 0,4% als
(zie Tabel 3). Deze bijstelling is het gevolg van een gevolg van een stijging van de reële lonen en de
grotere invoer, en dus een kleinere netto bijdra- fiscale stimuleringsmaatregelen in Italië voor de
ge van de handel aan de reële bbp-groei. Het aanschaf van een auto.Tot eind vorig jaar lijken de
beeld voor de totale investeringen in de loop van consumptieve bestedingen slechts marginaal te
2002 werd eveneens bijgesteld, vanwege zwak- zijn beïnvloed door de eerdere afname van het
kere investeringen aan het begin van 2002, en consumentenvertrouwen.
werd vervolgens opwaarts bijgesteld in de twee-
de helft van het jaar. De investeringen laten nu Aanhoudend zwakke indicatoren voor de
voor het derde en vierde kwartaal van vorig jaar consumptie in het eerste kwartaal van
een positieve groei van 0,2% op kwartaalbasis 2003
zien, in tegenstelling tot eerdere ramingen van
verdere gematigde afnames over die periode. In het eerste kwartaal bleven de indicatoren
Ondanks deze bijstelling naar boven bleven de voor de korte termijn gemengde signalen over
investeringsontwikkelingen in de tweede helft de ontwikkelingen in de particuliere consumptie
van 2002 gematigd, hoogstwaarschijnlijk door de afgeven. Aan de ene kant is een sterke toename
groeiende onzekerheid over de algemene eco- in de detailhandelsvolumes in januari 2003

Tabel 3
Samenstelling groei reëel bbp in het eurogebied
(procentuele mutaties, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)

Mutaties op jaarbasis 1) Mutaties op kwartaalbasis 2)


2000 2001 2002 2001 2002 2002 2002 2002 2001 2002 2002 2002 2002
IV I II III IV IV I II III IV

Reëel bruto binnenlands product 3,5 1,4 0,8 0,5 0,4 0,7 0,9 1,3 -0,2 0,4 0,4 0,3 0,1
waarvan:
Binnenlandse vraag 2,9 0,9 0,2 0,0 -0,1 -0,2 0,3 0,9 -0,1 0,1 0,2 0,1 0,5
Particuliere consumptie 2,5 1,8 0,6 1,6 0,6 0,3 0,7 1,1 0,0 -0,2 0,3 0,5 0,4
Overheidsconsumptie 2,0 2,1 2,6 1,8 2,4 2,9 2,8 2,4 0,7 0,9 0,8 0,4 0,3
Bruto investeringen in vaste activa 4,9 -0,6 -2,6 -2,4 -2,9 -3,4 -2,6 -1,6 -0,9 -0,7 -1,2 0,2 0,2
Voorraadmutatie 3) 0,0 -0,4 -0,1 -0,8 -0,3 -0,2 -0,1 0,2 -0,1 0,1 0,1 -0,3 0,1
Uitvoersaldo 3) 0,6 0,5 0,6 0,5 0,5 0,9 0,7 0,4 -0,1 0,3 0,2 0,2 -0,3
Uitvoer4) 12,6 2,8 1,2 -2,7 -2,9 0,8 3,0 4,0 -0,9 -0,2 2,0 2,1 0,0
waarvan: goederen 12,7 2,8 1,5 -2,8 -2,8 0,4 3,6 4,7 -1,1 0,1 1,7 2,9 -0,1
Invoer 4) 11,3 1,4 -0,4 -4,3 -4,5 -1,8 1,4 3,2 -0,8 -1,1 1,7 1,7 1,0
waarvan: goederen 11,3 0,8 -0,4 -5,6 -4,7 -2,4 1,6 4,2 -1,0 -1,1 1,6 2,2 1,5
Reële bruto toegevoegde waarde:
Landbouw en visserij -0,6 -1,3 0,5 -0,7 1,2 1,2 0,0 -0,4 -0,2 0,0 -0,1 0,3 -0,6
Industrie 3,7 0,8 0,0 -1,2 -1,4 0,2 0,3 1,0 -1,0 0,7 0,4 0,2 -0,4
Diensten 4,0 2,3 1,6 1,7 1,5 1,5 1,5 1,7 0,2 0,4 0,5 0,3 0,5

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.


Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar “Sta-
tistieken voor het eurogebied” elders in dit Maandbericht.
1) Mutaties op jaarbasis: procentuele mutatie ten opzichte van overeenkomstige periode een jaar eerder.
2) Mutaties op kwartaalbasis: procentuele mutatie ten opzichte van voorgaand kwartaal.
3) Als bijdrage aan de groei van het reële bbp; in procentpunten.
4) Uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten mede de interne grensoverschrijdende handel binnen
het eurogebied. De handel binnen het eurogebied wordt in de in de nationale rekeningen gepresenteerde in- en uitvoercijfers niet
geëlimineerd. Deze gegevens zijn derhalve niet volledig vergelijkbaar met de betalingsbalansgegevens.

ECB Maandbericht • mei 2003 35


Tabel 4
Resultaten conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie voor het eurogebied
(voor seizoen gecorrigeerd)

2000 2001 2002 2002 2002 2002 2003 2002 2002 2003 2003 2003 2003
II III IV I nov. dec. jan. febr. mrt. april

Conjunctuurindex 1) 2,5 -2,8 -1,8 0,3 -0,4 -0,3 -0,5 -0,4 0,2 -0,4 0,2 -0,6 0,1

Indicator van consumentenvertrouwen 2) 12 6 0 3 1 -3 -8 -3 -5 -7 -8 -10 -8


Indicator van producentenvertrouwen 2) 12 -1 -5 -4 -5 -3 -4 -4 -2 -3 -4 -5 -6
Indicator van vertrouwen binnen de bouwnijverheid 2) 16 10 1 3 -2 -3 0 -4 -2 -1 0 0 0
Indicator van vertrouwen binnen de detailhandel 2) 5 0 -9 -11 -10 -8 -10 -7 -9 -12 -6 -11 -10
Indicator van vertrouwen binnen de dienstensector 2) 10 -5 -19 -15 -21 -24 -25 -24 -25 -24 -24 -27 -24

Indicator van ondernemingsklimaat 3) 1,4 -0,1 -0,5 -0,5 -0,5 -0,4 -0,4 -0,4 -0,2 -0,3 -0,3 -0,6 -0,7
Bezettingsgraad (%) 8,4 83,1 81,2 81,1 81,3 81,4 81,1 - - 81,3 - - 80,9
Bronnen: Conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie en Europese Commissie (DG-ECFIN).
Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar “Statis-
tieken voor het eurogebied” elders in dit Maandbericht.
1) Procentuele mutaties ten opzichte van de voorgaande periode.
2) Procentuele saldi; de getoonde gegevens zijn berekend als afwijkingen van het gemiddelde voor de periode sinds april 1995 voor de indi-
cator van vertrouwen binnen de dienstensector, sinds juli 1986 voor de indicator van vertrouwen binnen de detailhandel en sinds januari
1985 voor de overige vertrouwensindicatoren.
3) In als standaarddeviatiepunten gedefinieerde eenheden.

slechts gedeeltelijk tenietgedaan door een


bescheiden afname in februari, wat erop wijst dat Grafiek 17
de consumentenuitgaven in het begin van het jaar Registratie nieuwe personenauto’s en
wellicht relatief op peil zijn gebleven. Aan de detailhandelsverkopen in het eurogebied
andere kant daalde het aantal registraties van (mutaties in procenten per jaar; voortschrijdende driemaands
gecentreerde gemiddelden; voor aantal werkdagen gecorrigeerd)
nieuwe personenauto’s in het eerste kwartaal
registratie nieuwe personenauto’s (links)
van 2003 met 6%. Deze afname deed zich voor totaal detailhandelsverkopen1) (rechts)
ondanks de fiscale stimuleringsmaatregelen in 15 5,0
Italië, die eerder, in het laatste kwartaal van 2002,
4,5
wel voor een grote stijging van het aantal regis-
traties van nieuwe personenauto’s hadden 4,0
gezorgd (zie Grafiek 17). 10
3,5

Het consumentenvertrouwen nam in april iets 3,0


toe, met name in antwoord op de iets positieve-
5
re verwachtingen ten aanzien van de algemene 2,5
economische vooruitzichten, maar ook ten aan-
2,0
zien van de werkloosheid en de financiële situ-
atie van de huishoudens zelf (zie Tabel 4).De ont- 0
1,5
wikkelingen in het consumentenvertrouwen in
1,0
april duiden er dus op dat de onzekerheid ver-
geleken met maart mogelijk iets is afgenomen. 0,5
Toch blijft het vertrouwen over het algemeen -5
laag door de slechtere arbeidsmarktvoorwaar- 0,0
den, de recente aandelenkoersdalingen, en de
-0,5
onzekerheid als gevolg van geopolitieke spannin-
gen. Het vertrouwen in de detailhandel vertoon- -10 -1,0
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
de in april 2003 een lichte verbetering als gevolg
Bronnen: Eurostat en ACEA (European Automobile Manufacturers
van de positievere verwachtingen ten aanzien Association, Brussel).
van de situatie in de bedrijvensector in het alge- Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor
perioden vóór 2001).
meen. 1) Berekend op basis van seizoenvrije gegevens.

36 ECB Maandbericht • mei 2003


Toename van de industriële productie Deze waarde ligt duidelijk onder de indexwaar-
begin dit jaar; onderliggende tendensen de van 50, de scheidslijn tussen groei en krimp.
aanhoudend zwak Het is de laagste waarde sinds januari 2002.Deze
daling was met name het gevolg van een lagere
De industriële productie in het eurogebied (met productie en minder orderontvangsten. Boven-
uitzondering van de bouwnijverheid) nam in dien gaven de conjunctuurenquêtes van de Euro-
februari 2003 op maandbasis toe. Deze stijging pese Commissie een afname van het industriële
volgde op het volatiele beeld van eind vorig jaar vertrouwen in april te zien als gevolg van de pes-
toen zich een aanzienlijke afname van de pro- simistischer beoordeling van orders en voorra-
ductie voordeed, gevolgd door een vergelijkbaar den (zie Tabel 4). De verwachtingen ten aanzien
grote toename in januari (zie Tabel 5). Het van de productie daarentegen bleven in april sta-
patroon van de industriële productie aan het biel, na een forse verslechtering in maart.
eind van het jaar werd aanzienlijk vertekend
door het geringere aantal werkdagen als gevolg Het vertrouwen binnen de bouwnijverheid bleef
van de sluiting tijdens de kerstperiode van meer in april voor de tweede opeenvolgende maand
fabrieken dan gebruikelijk. De verdere groei van ongewijzigd (zie Tabel 4). Over het algemeen is
de productie in februari was het gevolg van de het vertrouwen binnen de bouwnijverheid de
toenames in de kapitaalgoederen- en energie- afgelopen maanden iets toegenomen. Tekenen
sectoren. De productie van duurzame consump- van een toename van de productie in deze sec-
tiegoederen kromp,terwijl de productie van half- tor in de maanden tot en met februari doen ver-
fabrikaten min of meer onveranderd bleef. Op moeden dat zich in de bouwnijverheid recente-
basis van een driemaands voortschrijdend lijk enige verbetering heeft voorgedaan, na de
gemiddelde lijkt er nog geen indicatie te zijn dat productiedalingen in geheel 2002.
de industriële bedrijvigheid aantrekt.
De bedrijvigheid in de dienstensector was in het
Uit enquêtegegevens blijkt dat de zwakke eco- laatste kwartaal van 2002 de voornaamste
nomische verhoudingen aan het begin van het motor van de algehele bedrijvigheid. De totale
tweede kwartaal van 2003 aanhielden, ondanks toegevoegde waarde in deze sector steeg met
het feit dat de onzekerheid na de beëindiging van 0,5% in het kwartaal, terwijl de marktdiensten
de militaire operaties in Irak is afgenomen. De iets minder snel stegen met 0,4%. Als we kijken
Purchasing Managers’ Index (PMI) voor de ver- naar de ontwikkelingen in de eerste helft van
werkende industrie daalde, na een sterke daling 2003, dan blijkt uit de enquêtegegevens tot en
in maart, in april verder tot 47,8 (zie Grafiek 18). met april dat de groei van de toegevoegde waar-

Tabel 5
Industriële productie in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

2001 2002 2002 2003 2003 2002 2003 2003 2002 2002 2002 2002 2003
dec. jan. febr. dec. jan. febr. sept. okt. nov. dec. jan.
maand op maand voortschr. 3-maands gem.

Totale industrie m.u.v. bouwnijverheid 0,4 -0,6 -0,4 1,3 2,0 -1,5 1,2 0,4 0,2 0,3 0,0 0,1 -0,1
naar hoofdsector:
Totale industrie m.u.v. bouwnijverheid 0,2 -0,7 0,4 1,1 1,0 -1,7 0,9 0,0 0,2 0,2 0,0 0,1 -0,4
en energie -0,7 0,3 1,4 2,4 1,1 -2,0 1,9 -0,2 0,3 0,3 -0,5 -0,1 -0,4
Halffabrikaten 1,5 -2,2 0,1 1,3 3,0 -1,7 0,4 0,7 0,4 0,2 0,6 0,6 0,0
Investeringsgoederen 0,3 -0,7 -0,5 -1,2 -1,0 -1,3 0,1 -0,1 -0,2 0,3 0,3 0,0 -0,8
Consumptiegoederen -1,7 -5,4 -6,7 -4,0 -4,9 -3,2 1,6 -1,5 -1,2 -0,4 -1,3 -1,1 -2,6
Duurzame consumptiegoederen 0,7 0,2 0,8 -0,6 -0,2 -1,0 -0,2 0,2 0,0 0,5 0,6 0,2 -0,4
Niet-duurzame consumptiegoederen 1,0 0,7 -5,4 1,0 8,0 0,2 2,4 3,6 -0,8 -1,0 -0,8 -0,6 1,9
Energie
Verwerkende industrie 0,3 -0,7 0,3 1,1 1,0 -1,3 0,5 0,2 0,4 0,3 -0,1 0,0 -0,4

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.


Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar “Statis-
tieken voor het eurogebied” elders in dit Maandbericht.

ECB Maandbericht • mei 2003 37


Grafiek 18 kwartaal van 2003, voornamelijk als gevolg van
Industriële productie, producenten- een afname in maart, die vervolgens in april weer
vertrouwen en Purchasing Managers’ Index ongedaan werd gemaakt.Toch blijft het vertrou-
(PMI) voor het eurogebied wen in april op een laag niveau, vergelijkbaar met
(maandgegevens) het niveau kort na de terroristische aanslagen in
industriële productie 1) (links) september 2001.De PMI voor de bedrijvigheid in
producentenvertrouwen 2) (rechts) de dienstensector stond na vier opeenvolgende
PMI 3) (rechts)
3 18 maanden van dalingen in april ongewijzigd op
47,7. Deze ontwikkelingen wijzen op een vertra-
16
ging van de bedrijvigheid in de dienstensector in
14
2 de eerste maanden van het jaar.
12
10
1 8 Werkloosheid in het eurogebied in het
6 eerste kwartaal van 2003 aanzienlijk
toegenomen
4
0
2
Uit de gegevens voor de werkloosheid blijkt dat
0 de arbeidsmarkt in het eerste kwartaal van 2003
-1 -2 aanzienlijk is verslechterd. Het gestandaardiseer-
-4 de werkloosheidspercentage voor het euroge-
-6 bied steeg in maart 2003 tot 8,7%, vergeleken
-2 met 8,6% in februari (zie Tabel 6). Het werkloos-
-8
heidscijfer werd voor de periode november
-10
2002 tot en met februari 2003 iets naar beneden
-3 -12 bijgesteld. Het aantal werklozen steeg in maart
1997 1998 1999 2000 2001 2002
met 86.000, na eerdere stijgingen met rond
Bronnen: Eurostat, conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie,
Reuters en berekeningen van de ECB. 110.000 in januari en februari. De totale stijging
1) Verwerkende industrie; procentuele mutaties per driemaands perio- in het eerste kwartaal van het jaar met meer dan
de; voor aantal werkdagen en seizoen gecorrigeerde gegevens.
2) Procentuele saldi; afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde
300.000 personen was de grootste kwartaalstij-
sinds januari 1985. ging sinds eind 1993. Op jaarbasis is het aantal
3) Afwijkingen van een indexwaarde van 50; positieve afwijkingen
geven een toename van de bedrijvigheid aan.
werklozen in het eerste kwartaal van 2003 met
rond 800.000 gestegen (zie Grafiek 19).
de in marktdiensten in het eerste kwartaal van
2003 is vertraagd en in het begin van het tweede
kwartaal zwak is gebleven. De gegevens over de Lichte stijging werkgelegenheid in het
dienstensector zoals die blijken uit de enquête vierde kwartaal van 2002
van de Europese Commissie wijzen op een lich-
te afname van het vertrouwen in het eerste Volgens de gegevens uit de nationale rekeningen

Tabel 6
Werkloosheid in het eurogebied
(% beroepsbevolking; voor seizoen gecorrigeerd)

2000 2001 2002 2002 2002 2002 2003 2002 2002 2002 2003 2003 2003
II III IV I okt. nov. dec. jan. febr. mrt.
Totaal 8,5 8,0 8,3 8,2 8,3 8,4 8,6 8,4 8,4 8,5 8,6 8,6 8,7
Onder de 25 1) 16,6 15,6 16,1 16,0 16,1 16,4 16,9 16,2 16,4 16,5 16,7 16,9 17,0
25 en ouder 7,4 7,0 7,3 7,2 7,3 7,4 7,6 7,4 7,4 7,5 7,5 7,6 7,6

Bron: Eurostat.
Toelichting: Volgens aanbevelingen van de ILO. De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001).
1) In 2002 maakte deze categorie 22,4% van de totale werkloosheid uit.

38 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek 19 was van afrondingseffecten, was echter margi-
Werkloosheid in het eurogebied naal.De werkgelegenheidsgroei bleef in de mees-
(maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd)
te sectoren van de economie zwak. De werkge-
twaalfmaands mutatie, miljoenen (links)
legenheid in de industriële sector daalde in het
% beroepsbevolking (rechts)
3,0 11,5 vierde kwartaal van het afgelopen jaar met 0,4%,
ongeveer evenveel als in de eerdere kwartalen
2,5 11,0 van dat jaar. Ook de werkgelegenheid in de
bouwnijverheidsector bleef dalen, ofschoon in
2,0
10,5 een trager tempo dan in het voorafgaande kwar-
1,5 taal. De werkgelegenheid in de dienstensector
10,0 vertoonde daarentegen tekenen van herstel, en
1,0 trok na een iets lagere groei in het derde kwar-
9,5 taal van 2002 met 0,3% op kwartaalbasis aan.Het
0,5
verschil tussen de werkgelegenheid in de dien-
9,0
0,0 stensector en die in de rest van de economie
nam verder toe.
8,5
-0,5

8,0
De prognoses voor wat betreft de werkgelegen-
-1,0
heid in de verwerkende industrie in het eerste
-1,5 7,5 kwartaal van 2003 waren vergeleken met het
1994 1996 1998 2000 2002 laatste kwartaal van 2002 iets gunstiger, maar
Bron: Eurostat.
Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor
bleven duiden op een afname van de werkgele-
perioden vóór 2001). genheidsgroei in die periode. De PMI-indicator
voor werkgelegenheid in de verwerkende indus-
bedroeg de groei van de totale werkgelegenheid trie stond bovendien in het eerste kwartaal
in het vierde kwartaal van 2002 0,1%, nadat zich gemiddeld op 46, beduidend lager dan de drem-
in het derde kwartaal geen enkele stijging had pel van 50, het niveau waarop de werkgelegen-
voorgedaan (zie Tabel 7). De werkelijke toename heid groeit. De PMI-indicator voor werkgelegen-
in het laatste kwartaal van 2002, die het gevolg heid in de dienstensector vertoonde in het

Tabel 7
Werkgelegenheidsgroei in het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)

2000 2001 2002 2001 2002 2002 2002 2002 2001 2002 2002 2002 2002
IV I II III IV IV I II III IV
mutaties op kwartaalbasis1)

Gehele economie 2,1 1,4 0,4 0,8 0,7 0,5 0,3 0,2 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1
waarvan:
Landbouw en visserij 2) -1,6 -0,6 -2,0 -1,3 -2,0 -1,9 -1,8 -2,2 -0,4 -0,2 -0,5 -0,7 -0,8
Industrie 0,9 0,3 -1,2 -0,5 -1,0 -1,1 -1,3 -1,4 -0,2 -0,4 -0,3 -0,4 -0,4
Industrie m.u.v. bouwnijverheid 0,6 0,3 -1,2 -0,5 -1,0 -1,2 -1,2 -1,4 -0,2 -0,4 -0,3 -0,3 -0,4
Bouwnijverheid 1,8 0,4 -1,1 -0,4 -0,8 -1,0 -1,4 -1,3 -0,3 -0,4 -0,2 -0,5 -0,2
Diensten 2,9 1,9 1,2 1,5 1,6 1,3 1,1 1,0 0,4 0,3 0,2 0,2 0,3
Handel en transport 3) 3,1 1,6 0,7 1,2 1,5 0,9 0,3 0,2 0,3 0,3 -0,2 0,0 0,2
Financiële en zakelijke dienstverlening 4) 5,7 3,8 1,9 2,9 2,2 2,0 1,7 1,6 0,6 0,2 0,6 0,3 0,5
Openbaar bestuur 5) 1,6 1,3 1,4 1,1 1,3 1,4 1,5 1,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,3

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.


Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12 (ook voor perioden vóór 2001).
1) Kwartaalmutaties: procentuele mutatie ten opzichte van het voorgaande kwartaal.
2) Met inbegrip van jacht en bosbouw.
3) Met inbegrip van onderhoud, communicatie en de horeca.
4) Met inbegrip van diensten m.b.t. onroerend goed en verhuur.
5) Met inbegrip van onderwijs, gezondheidszorg en overige dienstverlening.

ECB Maandbericht • mei 2003 39


eerste kwartaal van 2003 een lichte daling ten de korte termijn.Op de middellange termijn blijft
opzichte van het laatste kwartaal van vorig jaar. ons voornaamste scenario dat van een geleide-
In april bleek uit conjunctuurenquêtes een stabi- lijk herstel van de bbp-groei later in 2003 dat in
lisatie van de werkgelegenheid in de verwerken- de loop van 2004 aan kracht zal winnen, in
de industrie en de dienstensector. samenhang met een verwacht herstel van de
wereldvraag, een dalende inflatie die de groei van
het reële beschikbare inkomen ten goede zal
Geleidelijk aantrekken reële bbp-groei komen, en de lage rente. Ook het feit dat de
nog steeds waarschijnlijk onzekerheid als gevolg van de geopolitieke span-
ningen iets is afgenomen, zou het economisch
Nu de militaire operaties in Irak zijn afgerond, is herstel bevorderen.
de geopolitieke onzekerheid ten aanzien van
zowel de wereldeconomie als de economie in Toch blijven er neerwaartse risico’s. Allereerst
het eurogebied iets afgenomen. Dit bleek al uit zijn er de risico’s die voortvloeien uit de eerde-
recente ontwikkelingen in de olieprijzen en op re opeenstapeling van macro-economische on-
de financiële markten.Voor wat betreft het ver- evenwichtigheden buiten het eurogebied, en van
trouwen, toonden in april ook de meer toe- de bezorgdheid die onlangs is gerezen naar aan-
komstgerichte enquêtecomponenten die het leiding van het SARS-virus. Daarnaast bestaat er
meest getroffen waren door de onzekere geo- enige onzekerheid over de mate waarin de
politieke situatie een verbetering. Uit de con- bedrijvensector in het eurogebied zich nog dient
junctuurenquêtes tot en met april blijkt dat het aan te passen om te zorgen voor een betere pro-
algemene klimaat aan het begin van het tweede ductiviteit en winstgevendheid, wat van invloed
kwartaal nog niet bijzonder bevorderlijk is voor kan zijn op de werkgelegenheidsgroei en dus de
een krachtigere economische bedrijvigheid op particuliere consumptie.

4 Wisselkoers- en betalingsbalansontwikkelingen

Herstel euro in april liep. In de loop van april en begin mei richtten de
marktdeelnemers de aandacht weer meer op
Na een periode van tamelijk sterke schommelin- macro-economische factoren, zoals het aanhou-
gen in maart en begin april, die voor het groot- dende tekort op de Amerikaanse lopende reke-
ste deel te maken hadden met het verloop van ning.Tezamen met het gemengde beeld dat werd
de oorlog in Irak, lijken de valutamarkten zich in opgeroepen door verschillende publicaties van
april en begin mei weer meer te hebben gericht economische gegevens voor de Verenigde Staten,
op macro-economische factoren, zoals het dub- die wezen op een trage groei van de bedrijvig-
bele tekort in de Verenigde Staten en de zwakke heid in de verwerkende industrie en een zwakke
bedrijvigheid in Japan. Tegen deze achtergrond arbeidsmarkt maar ook op een krachtige parti-
heeft, na een kortstondige daling in de eerste culiere consumptie, lijkt dit te hebben geleid tot
week van april, de nominaal-effectieve wissel- enige steun voor de euro, ondanks het feit dat
koers van de euro zich weer hersteld tot globaal door de publicaties van macro-economische
het gemiddelde niveau van het eerste kwartaal gegevens voor het eurogebied ook gemengde
van 1999. signalen werden afgegeven. Op 7 mei noteerde
de euro USD 1,14, 4,9% boven het niveau van
Begin april daalde de euro ten opzichte van de ultimo maart 2003 en 20,8% boven het gemid-
Amerikaanse dollar in waarde alvorens in de delde over 2002 (zie Kader 6 “Beoordeling van
daaropvolgende weken weer in waarde te stijgen de stemming op de valutamarkten door middel
(zie Grafiek 20). De aanvankelijke waardedaling van indicatoren op basis van valutaopties”).
van de euro lijkt verband te hebben gehouden
met de afnemende onzekerheid naarmate de Gedurende de gehele maand april daalde de
militaire fase van de operaties in Irak ten einde Japanse yen in waarde ten opzichte van de euro;

40 ECB Maandbericht • mei 2003


ten opzichte van de Amerikaanse dollar wist de De waardedaling van de yen ten opzichte van de
yen zich, afgezien van enige depreciatie in de eer- euro is mogelijk ook het gevolg geweest van de
ste week van april, beter te handhaven. De nogal pessimistische marktvisie omtrent de
betrekkelijke stabiliteit van de yen ten opzichte vooruitzichten voor de bedrijvigheid in Japan,
van de Amerikaanse dollar had wellicht mede te tegen de achtergrond van de bij voortduring tra-
maken met de in de markt levende verwachtin- ge groei van de wereldeconomie (zie Grafiek
gen dat de Japanse autoriteiten mogelijk weer 20). Op 7 mei noteerde de euro JPY 133,6, 3,4%
tot valutamarktinterventies zouden overgaan hoger dan ultimo maart en 13,2% boven het
om een waardestijging van de yen te voorkomen. gemiddelde over 2002.

Grafiek 20
Wisselkoersen
(daggegevens)

Vanaf januari 2000 Van 31 maart 2003 tot 7 mei 2003


USD/EUR USD/EUR
1,15 1,15 1,15 1,15
1,10 1,10 1,14 1,14
1,05 1,05 1,13 1,13
1,00 1,00 1,12 1,12
1,11 1,11
0,95 0,95
1,10 1,10
0,90 0,90
1,09 1,09
0,85 0,85 1,08 1,08
0,80 0,80 1,07 1,07
0,75 0,75 1,06 1,06
0,70 0,70 1,05 1,05
2000 2001 2002 4 11 18 25 2
april

JPY/EUR JPY/EUR (links)


JPY/USD JPY/USD (rechts)
140 140 134 122
135 135 133 121
130 130 132 120
125 125 131
120 120 119
130
115 115 118
129
110 110 117
105 105 128
127 116
100 100
95 95 126 115
90 90 125 114
85 85 124 113
2000 2001 2002 4 11 18 25 2
april

GBP/EUR GBP/EUR (links)


GBP/USD GBP/USD (rechts )
0,75 0,75 0,66
0,72
0,70 0,70 0,65
0,71
0,65 0,65
0,64
0,70
0,60 0,60
0,69 0,63
0,55 0,55
0,50 0,50 0,68 0,62

0,45 0,45 0,67 0,61


2000 2001 2002 4 11 18 25 2
april
Bron: ECB
Toelichting: De schalen zijn per kolom onderling vergelijkbaar. Horizontale lijnen geven jaargemiddelden weer.

ECB Maandbericht • mei 2003 41


Kader 6
Beoordeling van de stemming op de valutamarkten door middel van indicatoren op
basis van valutaopties

Vanaf het tweede kwartaal van 2002 is de euro in waarde gestegen ten opzichte van andere belangrijke valuta’s.
Na enkele maanden van betrekkelijke stabiliteit in de zomermaanden van 2002, is de euro tussen 1 november
2002 en 30 april 2003 opnieuw ten opzichte van de Amerikaanse dollar geapprecieerd en wel met rond 11,6%
(zie Grafiek A).1 Sedert de tweede helft van februari 2003 heeft de koers van de euro ten opzichte van de
Amerikaanse dollar echter behoorlijke schommelingen laten zien. In dit Kader wordt het beloop gedurende de
afgelopen zes maanden van de in de markt levende verwachtingen en van de marktstemming beoordeeld aan
de hand van gegevens afgeleid van de koersen van valutaopties, waarbij de nadruk ligt op de USD/EUR-koers.

Grafiek A: USD/EUR wisselkoers en Met behulp van gegevens over de koersen van valuta-
effectieve wisselkoers van de euro opties kunnen schattingen worden gemaakt van een
(daggegevens) groot aantal indicatoren van de toekomstige wissel-
USD/EUR (links) koersontwikkeling. Ten eerste kan de verwachte toe-
Nominaal-effectieve wisselkoers (rechts) komstige volatiliteit van een valutapaar worden afge-
1,13
106 leid, waarmee een maatstaf wordt verkregen van de
1,11 door de markt aan de toekomstige wisselkoersontwik-
104
1,09 keling toegekende onzekerheidsmarge. Ten tweede kan
102
1,07 uit gegevens op basis van opties worden afgeleid of de
100 markt van mening is dat de onzekerheid symmetrisch is
1,05
1,03 98 of dat deze overwegend in een bepaalde richting ten-
1,01 96 deert. Ten slotte kan met gebruikmaking van interpola-
94 tie- en extrapolatietechnieken een maatstaf worden
0,99
verkregen van de door de markt gepercipieerde algehe-
0,97 92
le waarschijnlijkheidsverdeling voor de toekomstige
0,95 90
nov. dec. jan. febr. maart april wisselkoers. De ECB maakt vaak gebruik van indicato-
2002 2003 ren op basis van gegevens omtrent valutaopties om de
Bron: ECB. ontwikkelingen op de valutamarkten te volgen en te
analyseren.

Met gebruikmaking van de eigenschappen van het model van Black en Scholes met betrekking tot de koersvorming
voor opties kan uit de koersen van Europese opties nuttige informatie worden afgeleid.2 Aangezien alle elementen
van de koersvormingsformule in het model van Black en Scholes – met uitzondering van de verwachte volatiliteit
van de desbetreffende wisselkoers – rechtstreeks kunnen worden waargenomen uit de koersnoteringen voor
valutaopties, kan de inschatting van de markt ten aanzien van de toekomstige volatiliteit eenvoudig worden afgeleid
door de formule van Black en Scholes om te keren. De van de optiekoersen afgeleide volatiliteit staat bekend als
de “impliciete volatiliteit”, die een maatstaf vormt van de mate van onzekerheid waarmee in de marktperceptie de
toekomstige ontwikkeling van de wisselkoers in een bepaalde richting gedurende de looptijd van de optie is
omgeven. Risico-omkering is een optiestrategie die bestaat uit de aankoop van een calloptie en de gelijktijdige
verkoop van een putoptie met vergelijkbare kenmerken,3 en wordt gewoonlijk genoteerd als het verschil tussen de
impliciete volatiliteiten van de twee opties. Daaruit kan worden afgeleid hoe de markt de verhouding inschat tussen
het risico van een forse stijging en dat van een forse daling van de wisselkoers. Een hoge positieve waarde van een
risico-omkering op de markt voor USD/EUR-opties duidt erop dat een hogere waarschijnlijkheid wordt toegekend

1 De appreciatie van de euro was breder gespreid, zoals aangegeven door de stijging van de nominaal-effectieve wisselkoersindex
gedurende dezelfde periode met 8,5%.
2 In de formule van Black and Scholes worden de koersen van Europese valutaopties bepaald door de actuele contante wisselkoers,
de binnen- en buitenlandse rentevoeten, de koers en de vervaldatum van het optiecontract, en de volatiliteit van de desbetreffen-
de wisselkoers gedurende de looptijd van het optiecontract. Een Europese optie kan niet vóór de vervaldatum worden uitgeoe-
fend, terwijl Amerikaanse opties op elk willekeurig moment tussen de aankoop- en de vervaldatum kunnen worden uitgeoefend.
3 Bij een Europese putoptie koopt een belegger het recht, maar niet de verplichting, de valuta tegen een bepaalde wisselkoers te
verkopen aan het einde van de looptijd van het contract. Omgekeerd geeft een Europese calloptie de koper het recht, maar niet
de verplichting, de valuta tegen een bepaalde wisselkoers te kopen.

42 ECB Maandbericht • mei 2003


aan een forse waardestijging van de euro, terwijl een Grafiek B: Impliciete volatiliteit USD/EUR
hoge negatieve waarde erop wijst dat de verwachtingen koers en risico-omkering
tenderen naar een aanzienlijke waardedaling van de euro. (daggegevens)

Impliciete volatiliteit USD/EUR, % (links)


Grafiek B laat de ontwikkeling zien van de impliciete USD/EUR risico-omkering1) (rechts)
volatiliteit en de risico-omkeringen, afgeleid van 12 1,8
USD/EUR-valutaopties met een looptijd van één maand. 1,4
De impliciete volatiliteit is gedurende geheel november 11
1,0
2002 afgenomen en heeft begin december een laagste
punt bereikt. Daarna is, met de steeds krachtiger wor- 10 0,6

dende waardestijging van de euro ten opzichte van de 0,2


9
Amerikaanse dollar, de impliciete volatiliteit gedurende -0,2
de rest van december tamelijk sterk gestegen. Deze toe-
8 -0,6
name van de impliciete volatiliteit viel samen met een
beloop van de risico-omkeringen van een ongeveer neu- -1,0
7
trale waarde (nul) naar waarden die duidden op ver- -1,4
wachtingen van een waardestijging van de euro op de 6 -1,8
korte termijn. Het lijkt er derhalve op dat, toen de waar- nov. dec. jan. febr. maart april
2002 2003
destijging van de euro eenmaal goed op gang kwam, de
Bron: Citibank.
optiemarkt een hogere waarschijnlijkheid ging toeken- 1) Risico-omkering wordt gemeten als het verschil in impliciete
nen aan een naar een verdere waardestijging van de euro volatiliteit tussen een putoptie en een calloptie met vergelijk-
bare kenmerken.
tenderende ontwikkeling van de USD/EUR-koers op de
korte termijn.

In de eerste vier maanden van 2003 heeft de impliciete volatiliteit rond het bereikte hogere niveau geschommeld
alvorens in de tweede helft van april aanzienlijk af te nemen. Deze ontwikkeling hield nauw verband met de
oorlog in Irak en voltrok zich in een klimaat gekenmerkt door betrekkelijk forse wisselkoersschommelingen en
een geleidelijke afname van de risico-omkeringen tot nul. In onderlinge samenhang bezien, duiden dergelijke
ontwikkelingen erop dat, ondanks aanhoudende zorg op de optiemarkt over de mogelijkheid van grote
schommelingen op de korte termijn in de USD/EUR-wisselkoers, tot begin april een steeds lagere
waarschijnlijkheid werd toegekend aan de mogelijkheid dat deze schommelingen gepaard zouden gaan met een
waardestijging van de euro. Een kenmerkend effect van de invloed op de korte termijn van geopolitieke
spanningen gedurende deze periode werd gevormd door de sterke waardedaling van de euro. Deze viel samen
met een plotselinge sterke toename van de impliciete volatiliteit en, enkele dagen later, met een meer
uitgesproken plotselinge afname van de risico-omkeringen in de week na 13 maart 2003, toen de Amerikaanse
regering de aanvang van de militaire operaties in Irak aankondigde (zie Grafiek A en Grafiek B).

De informatie-inhoud van de uit optiekoersen afgeleide gegevens kan worden verbeterd door een schatting te
maken van de algehele waarschijnlijkheidsverdeling voor de wisselkoers. Met name kan een maatstaf van de
impliciete risiconeutrale dichtheid worden verkregen uit de gegevens met betrekking tot de impliciete
volatiliteiten, de risico-omkeringen en de zogeheten “strangles” (een andere optiestrategie die bestaat uit de
gelijktijdige aankoop van een put- en een calloptie met vergelijkbare kenmerken). De impliciete risiconeutrale
dichtheid geeft de visie van de markt weer op de waarschijnlijkheidsverdeling van de desbetreffende wisselkoers
op de datum waarop de optie afloopt, als de marktdeelnemers risiconeutraal gedrag vertonen.4 Ondanks de
voorbehouden die moeten worden gemaakt bij de aanname van risiconeutraliteit van de kant van beleggers, kan de
impliciete risiconeutrale dichtheid nuttige aanwijzingen opleveren met betrekking tot andere aspecten van de
verdeling, zoals de spreiding van de onzekerheid en mogelijke asymmetrieën in de vorm van de verdeling.

In Grafiek C zijn de impliciete risiconeutrale dichtheidsfuncties voor een aantal data afgezet. In het linkerdeel
van de grafiek komt de stijging van de eenmaands termijnkoers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse
dollar gedurende de gehele maand december 2002 naar voren als een verschuiving naar rechts in het gemiddelde

4 Aangezien de impliciete risiconeutrale dichtheid risiconeutraal is, komt het gemiddelde van de verdeling overeen met de ter-
mijnkoers voor de desbetreffende periode. Omdat beleggers in het algemeen risicomijdend gedrag vertonen, vormt de impliciete
risiconeutrale dichtheid echter slechts een schatting van de “werkelijke” marktvisie op de waarschijnlijkheidsverdeling.

ECB Maandbericht • mei 2003 43


Grafiek C: Impliciete risiconeutrale verdelingen USD/EUR wisselkoers op een aantal data
2 dec. 2002 31 maart 2003
31 dec. 2002 16 april 2003
25 25 18 18
16 16
20 20 14 14
12 12
15 15
10 10
8 8
10 10
6 6
5 5 4 4
2 2
0 0 0 0
0,9 0,95 1 1,05 1,1 1,15 0,94 1,04 1,14 1,24

Bronnen: Citibank en berekeningen van de ECB.


Toelichting: Op de verticale assen is de waarschijnlijkheid afgezet, op de horizontale assen de eenmaands termijnkoersen

van de functie. De stijging hield ook verband met een tamelijk sterke toename van de onzekerheid, zoals
aangegeven door de hogere standaarddeviatie van de risiconeutrale dichtheid tussen 2 en 31 december 2002.
De risiconeutrale dichtheid op 31 december is ook duidelijk meer asymmetrisch: de dikkere staart aan de
rechterzijde van de verdeling geeft aan dat de verwachtingen gingen tenderen naar een waardestijging van de
euro. Het rechterdeel van de grafiek toont de ontwikkeling gedurende de laatste twee weken (begin april 2003)
van de militaire operaties in Irak. Hoewel de termijnkoers tussen de twee in de grafiek getoonde data geen
aanzienlijke verandering onderging, nam de algehele onzekerheid, afgemeten aan de standaarddeviatie van de
risiconeutrale dichtheid, wel af. De functie werd ook iets meer asymmetrisch van vorm, als gevolg van sterkere
verwachtingen van een waardestijging van de euro.

Samenvattend kan worden gesteld dat de maatstaven van de marktverwachtingen ten aanzien van de
ontwikkeling van de wisselkoers op de korte termijn, afgeleid uit de koersen van eenmaands USD/EUR-
valutaopties, in de periode november 2002 – april 2003 aanzienlijke veranderingen hebben ondergaan, een
periode waarin de desbetreffende wisselkoers ook forse schommelingen heeft vertoond. Met de toepassing van
deze maatstaven kan met name nader inzicht worden verkregen in de wisselkoersontwikkeling en de verdeling
van de risico’s waarmee de termijnkoersen zijn omgeven. Ten aanzien van het trekken van specifieke conclusies
omtrent de gerealiseerde en de verwachte wisselkoersontwikkeling moeten echter de nodige voorbehouden
worden gemaakt.

De euro steeg ook in waarde ten opzichte van Grafiek 21


het Britse pond, naarmate door publicaties van Wisselkoersen binnen het ERM-II
(daggegevens)
economische gegevens de tragere groei van de
bedrijvigheid in het Verenigd Koninkrijk, met DKK/EUR
7,70 7,70
name in de dienstensector, leek te worden
bevestigd. Op 7 mei noteerde de euro GBP 0,71, 7,60 7,60
3,3% hoger dan ultimo maart en 13,2% boven het
gemiddelde over 2002. 7,50 7,50

Wat de overige Europese valuta’s betreft, bleef 7,40 7,40


de Deense kroon binnen een smalle bandbreed-
7,30 7,30
te iets onder de spilkoers binnen het ERM-II
schommelen (zie Grafiek 21). De euro daalde
7,20 7,20
met 1,6% in waarde ten opzichte van de Zweed- nov. dec. jan. febr. maart april
2002 2003
se kroon, en steeg met 2,5% in waarde ten
Bron: ECB.
opzichte van de Zwitserse frank.Al met al depre- Toelichting: De horizontale lijnen geven de spilkoers (DKK 7,46)
cieerde de Zwitserse frank bij de aanvang van de en de fluctuatiemarges aan (± 2,25% voor DKK).

44 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek 22 gecompenseerd door de appreciatie van de
De effectieve wisselkoers van de euro: beloop Zweedse kroon ten opzichte van de euro.
en uitsplitsing1)
(daggegevens)

Van 31 maart 2002 tot en met 7 mei 2003 Overschot op lopende rekening in
(index: 1999-I = 100) februari 2003 licht gedaald
102,00 102,00

101,00 101,00 In februari 2003 werd op de lopende rekening


van het eurogebied een overschot van EUR 3,2
100,00 100,00
miljard geboekt, tegen EUR 4,7 miljard in febru-
99,00 99,00 ari 2002. De daling van het overschot was de
98,00 98,00
resultante van een stijging van het tekort op de
inkomensrekening met EUR 3 miljard en een
97,00 97,00 lichte daling van het goederenoverschot, die de
96,00 96,00 daling van de tekorten op de dienstenrekening
4 11 18 25 2
april en de inkomensoverdrachtenrekening meer dan
teniet deed (zie Tabel 8). De voor seizoen gecor-
Bijdragen aan mutaties van de effectieve
wisselkoersen2) rigeerde cijfers van maand tot maand laten, met
1,30 (in procentpunten) 1,30 een overschot op de lopende rekening van EUR
1,10 1,10 1,9 miljard in februari 2003, tegen een overschot
0,90 0,90 van EUR 2,2 miljard een maand eerder, een
0,70 0,70 soortgelijke ontwikkeling zien.
0,50 0,50
0,30 0,30 Op wat langere termijn bezien blijkt (zie Grafiek
0,10 0,10
23) dat de stijging van het twaalfmaands gecu-
muleerde overschot tegen het einde van 2002
-0,10 -0,10
tot staan is gekomen. Dit was grotendeels het
-0,30 -0,30
AUD CHF GBP KRW SEK USD gevolg van de afvlakking van het gecumuleerde
CAD DKK JPY NOK SGD HKD

Bron: ECB. Grafiek 23


1) Een stijging van de index betekent een appreciatie van de
effectieve wisselkoers ten opzichte van twaalf valuta’s. Saldo op de lopende rekening voor het euro-
2) De mutaties zijn berekend met behulp van handelsgewichten gebied, goederensaldo en goederenin- en
ten opzichte van twaalf belangrijke handelspartners.
uitvoer
(EUR miljard, voor seizoen gecorrigeerd)

militaire operaties in Irak tamelijk sterk ten saldo lopende rekening (links)
goederensaldo (links)
opzichte van de euro, waardoor de eerder, sinds goederenuitvoer (rechts)
eind 2002, geboekte winst in verband met de goedereninvoer (rechts)
140 100
functie van de Zwitserse valuta als vluchthaven
120
weer teniet werd gedaan.
100 90
80
Als gevolg van vorengenoemde ontwikkelingen 60
lag de nominaal-effectieve wisselkoers van de 80
40
euro – gemeten ten opzichte van de valuta’s van 20
de twaalf belangrijkste handelspartners van het 70
0
eurogebied – op 7 mei 2,9% boven het niveau van -20
ultimo maart en 13% boven het gemiddelde -40 60
niveau over 2002 (zie Grafiek 22). Dit weerspie- -60
gelt met name de appreciatie van de euro ten -80 50
1999 2000 2001 2002
opzichte van de Amerikaanse dollar, het Britse Bron: ECB.
pond, de Japanse yen en, in mindere mate, de Toelichting: De gegevens hebben betrekking op de Euro-12. De
saldi zijn over 12 maanden gecumuleerd; de goederenin- en uit-
Zwitserse frank, welke slechte ten dele werd voercijfers zijn op maandbasis.

ECB Maandbericht • mei 2003 45


Tabel 8
Betalingsbalans van het eurogebied
(EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerd)

2002 2002 2003 2002 2003 2003


jan.-febr. febr. jan.-febr. dec. jan. febr.

Saldo op lopende rekening 4,5 4,7 -3,2 9,1 -6,5 3,2


Ontvangsten 274,5 132,8 274,7 144,8 143,3 131,5
Uitgaven 270,0 128,1 278,0 135,7 149,7 128,3

Goederensaldo 13,2 10,1 10,3 10,7 0,8 9,5


Uitvoer 163,1 83,5 165,2 84,9 81,8 83,5
Invoer 149,9 73,3 154,9 74,1 80,9 74,0

Dienstensaldo -4,0 -1,4 -0,7 2,4 -0,4 -0,3


Uitvoer 47,4 23,1 48,3 29,4 25,2 23,1
Invoer 51,3 24,5 48,9 27,0 25,6 23,3

Inkomenssaldo -6,6 -0,2 -13,2 -0,4 -10,1 -3,2


Inkomensoverdrachtensaldo 1,8 -3,9 0,3 -3,7 3,1 -2,8

Saldo op vermogensoverdrachtenrekening 3,0 0,4 1,2 0,9 2,1 -0,9

Saldo op financiële rekening -26,1 13,3 -18,7 -15,0 -15,6 -3,1

Directe investeringen -7,9 -9,1 -0,2 -1,7 -0,9 0,7


Buiten het eurogebied -28,1 -21,4 -17,9 -4,3 -10,9 -7,0
Kapitaaldeelnemingen en herinvestering
van winsten -13,7 -5,1 -11,9 -15,6 -6,7 -5,2
Overige financiële transacties,vnl.
intragroepsleningen -14,4 -16,2 -6,0 11,3 -4,2 -1,8
In het eurogebied 20,1 12,2 17,7 2,6 10,0 7,6
Kapitaaldeelnemingen en herinvestering
van winsten 6,2 3,4 13,9 11,4 8,4 5,5
Overige financiële transacties,
vnl. intragroepsleningen 14,0 8,9 3,7 -8,8 1,6 2,1

Effectenverkeer -42,1 -8,6 5,2 -2,6 -5,5 10,7


Aandelen 0,4 0,6 20,3 -6,7 16,2 4,1
Activa -22,3 -8,8 2,0 -6,6 2,0 -0,1
Passiva 22,7 9,4 18,3 -0,1 14,1 4,2
Schuldbewijzen -42,6 -9,2 -15,1 4,1 -21,7 6,6
Activa -23,9 -9,8 -48,5 -9,0 -24,7 -23,8
Passiva -18,7 0,6 33,4 13,1 3,0 30,4

PM Netto directe investeringen


en effectenverkeer tezamen -50,1 -17,7 4,9 -4,3 -6,4 11,4

Financiële derivaten 5,4 2,1 -0,1 -2,0 -1,0 0,9


Overige financiële transacties 21,4 26,4 -30,5 -7,5 -9,6 -20,8
Officiële reserves -2,9 2,5 7,0 -1,2 1,5 5,4

Statistische verschillen 18,6 -18,3 20,7 4,9 20,0 0,7


Bron: ECB.
Toelichting: Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. Bij de financiële rekening geeft een plusteken een inkomende stroom aan en
een minteken een uitgaande stroom. Bij de officiële reserves geeft een minteken een stijging aan en een plusteken een daling. Een meer gedetailleerde
reeks tabellen met betrekking tot de betalingsbalansgegevens van de Euro-12 is te vinden op de website van de ECB.

46 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek 24 tante van zowel een zwak invoervolume als een
Volume van de handel met landen buiten het lichte daling van de invoerprijzen (zie Grafiek
eurogebied en indices van de waarde per 24). Tot dusverre lijkt de zwakke vraag in het
eenheid 1) eurogebied – met name voor invoerintensieve
(index: 2000 = 100; voor seizoen gecorrigeerd; voortschrijden-
de driemaands gemiddelden) uitgavencategorieën, zoals investeringen – de
invoervolume opwaartse druk op het invoervolume als gevolg
uitvoervolume van de waardestijging van de euro te hebben
index waarde per invoereenheid
gecompenseerd. De stijging van de olieprijzen
index waarde per uitvoereenheid
110 110 leek een gedeeltelijk tegenwicht te bieden aan de
105 105
neerwaartse druk op de invoerprijzen als gevolg
van de appreciatie van de euro.Wat de toekomst
100 100
betreft, mag echter voor de rest van 2003 een
95 95
aanzienlijke neerwaartse druk op de invoerprij-
90 90 zen worden verwacht als gevolg van het ver-
85 85 traagde effect van de waardestijging van de euro
80 80 in combinatie met de recente daling van de olie-
75 75 prijzen, mits deze laatste van meer blijvende aard
blijkt te zijn.
70 70
1999 2000 2001 2002
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
1) De meest recente waarnemingen betreffen januari 2003 en In februari 2003 netto kapitaalinvoer uit
zijn deels gebaseerd op ramingen.
hoofde van effectenverkeer
goederenoverschot. Dit laatste is wellicht ten
dele veroorzaakt door de invloed van de waar- In februari 2003 resulteerden de directe investe-
destijging van de euro: de waarde van de uitvoer ringen en het effectenverkeer tezamen in een
naar landen buiten het eurogebied liet in de netto kapitaalinvoer van EUR 11,4 miljard, in
tweede helft van het afgelopen jaar een margina- hoofdzaak als gevolg van een netto kapitaalin-
le daling zien,als gevolg van zowel een trage volu- voer uit hoofde van het effectenverkeer (EUR
megroei van de uitvoer als dalende uitvoerprij- 10,7 miljard).
zen (benaderd met behulp van indices van de
waarde per eenheid). Het volume van de uitvoer Aan de ontwikkeling van het effectenverkeer in
naar landen buiten het eurogebied heeft sinds de februari 2003 lag een netto kapitaalinvoer ten
tweede helft van 2002 weinig groei vertoond (zie grondslag uit hoofde van transacties in zowel
Grafiek 24), hetgeen samenviel met een zwakke aandelen (EUR 4,1 miljard) als schuldbewijzen
buitenlandse vraag en een verlies aan prijscon- (EUR 6,6 miljard). Bij de schuldbewijzen deed
currentievermogen als gevolg van de waardestij- zich in februari een aanzienlijke netto kapitaalin-
ging van de euro. Een andere aanwijzing van het voer voor als gevolg van aankopen van in het
effect van de appreciatie van de euro wordt eurogebied uitgegeven geldmarktinstrumenten
gevormd door het feit dat met name de uitvoer (EUR 12,6 miljard) door niet-ingezetenen (zie
naar landen waarvan de valuta’s ten opzichte van Tabel 8.5 in “Statistieken voor het eurogebied”
de euro sterker zijn gedaald, zoals de Verenigde elders in dit Maandbericht). Deze invoer werd
Staten, zich zwak heeft ontwikkeld. Overigens slechts ten dele gecompenseerd door een netto
zijn gedurende dezelfde periode de uitvoerprij- kapitaaluitvoer uit hoofde van transacties in obli-
zen gedaald, hetgeen erop wijst dat exporteurs gaties en notes:tegenover aanzienlijke netto aan-
in het eurogebied hun winstmarges hebben ver- kopen van buitenlandse obligaties en notes door
kleind in een poging het verlies aan prijsconcur- ingezetenen van het eurogebied ten bedrage van
rentievermogen als gevolg van de waardestijging EUR 25,1 miljard stonden netto aankopen van in
van de euro deels goed te maken. het eurogebied uitgegeven obligaties en notes
door niet-ingezetenen ten bedrage van EUR 17,8
Tezelfdertijd is de waarde van de goederenin- miljard.
voer zich ook zwak blijven ontwikkelen,als resul-

ECB Maandbericht • mei 2003 47


Daartegenover waren de kapitaalstromen uit Gegevensherzieningen
hoofde van directe investeringen in februari
2003, evenals in de voorgaande maanden, vrijwel Binnen de lopende rekening heeft de invoering
in evenwicht. Bij de overige financiële transacties van een nieuwe enquête omtrent het reisverkeer
deed zich in februari een netto kapitaaluitvoer in een lidstaat aanleiding gegeven tot een herzie-
voor van EUR 20,8 miljard, in hoofdzaak als ning van de dienstenrekening. Uit de nieuwe
gevolg van ontwikkelingen binnen de “overige methodiek bleek dat de uitgaven in het reisver-
sectoren” (d.w.z. de geldaanhoudende sector). keer waren onderschat; in dat verband zijn de
uitgaven op de dienstenrekening vanaf 1997 her-
De gegevens voor februari 2003 met betrekking zien. Als gevolg van onder meer deze herziening,
tot de financiële rekening vormen een bevestiging is het saldo op de lopende rekening van het euro-
van enkele in de voorgaande maanden waargeno- gebied voor de periode 1997-2001 met rond
men tendensen. De belangrijkste hiervan betreft EUR 5 miljard per jaar neerwaarts bijgesteld, en
het feit dat binnen de financiële stromen van en voor 2002 met EUR 0,3 miljard.
naar het eurogebied die met betrekking tot
schuldbewijzen een overheersende rol blijven spe- Op de financiële rekening zijn de cijfers voor het
len, terwijl de netto kapitaalstromen uit hoofde effectenverkeer sinds 2001 herzien, aangezien
van het aandelenverkeer en de directe investerin- door een euroland aanzienlijke correcties zijn
gen reeds enkele maanden bescheiden zijn geble- toegepast op de passiva met betrekking tot
ven. Deze verschuiving in de samenstelling van de schuldinstrumenten. De netto kapitaalinvoer uit
financiële stromen is wellicht een gevolg van de hoofde van transacties in in het eurogebied uit-
aanzienlijke mate van onzekerheid en de hoge gegeven schuldbewijzen is opwaarts bijgesteld
mate van volatiliteit op de financiële markten, met van EUR 95,0 miljard in 2001 en EUR 150,3 mil-
name in de paar maanden vóór de oorlog in Irak. jard in 2002 tot respectievelijk EUR 122,5 miljard
Deze verklaring spoort niet alleen met de grote en EUR 194,2 miljard. In de cijfers voor januari
netto kapitaalstromen uit hoofde van transacties 2003 is de netto kapitaalinvoer uit hoofde van
in obligaties en notes, zowel aan de actief- als aan deze transacties met EUR 6,7 miljard opwaarts
de passiefzijde, in februari 2003, maar ook met de bijgesteld.
aanzienlijke netto aankopen van in het eurogebied
uitgegeven geldmarktinstrumenten door niet-
ingezetenen gedurende die maand.

48 ECB Maandbericht • mei 2003


Recente tendensen in de huizenprijzen
binnen het eurogebied
In dit artikel wordt de dynamiek bezien van de huizenprijzen in het eurogebied en worden de mogelijke deter-
minanten daarvan besproken alsmede de effecten die deze prijzen waarschijnlijk hebben op de consumptie
van de sector huishoudens en op de verstrekking van woninghypotheken. Het volgen van en het verkrijgen
van inzicht in de dynamiek van de huizenprijzen is van belang voor het monetaire beleid, omdat de huizen-
markt een belangrijk kanaal kan vormen bij de transmissie van het monetaire beleid alsook omdat schom-
melingen in huizenprijzen een mogelijke bron vormen van economische schokken. Helaas wordt het volgen
en verklaren van de dynamiek van de huizenprijzen vooralsnog bemoeilijkt door een gebrek aan betrouwba-
re en geharmoniseerde informatie omtrent deze prijzen.

Sinds 1998 zijn de huizenprijzen in het eurogebied sneller gestegen dan de consumptieprijzen (dat wil zeg-
gen dat zij “reëel” zijn gestegen), maar de stijging is minder uitgesproken geweest dan in de tweede helft van
de jaren tachtig. De stijging is in belangrijke mate het gevolg geweest van de daling van de hypotheekrente
en van de aanhoudende stijging van de inkomens. De dynamiek van de huizenprijzen is ook beïnvloed door
demografische en een aantal landenspecifieke factoren. De indruk bestaat dat de invloed van de recente stij-
ging van de reële huizenprijzen op de particuliere consumptie in het eurogebied als geheel betrekkelijk
bescheiden is geweest, hoewel in enkele eurolanden de particuliere consumptie mogelijk sterker is beïnvloed
door de ontwikkeling van de huizenprijzen. De bruto schuldenlast van de sector huishoudens is eveneens toe-
genomen, zij het vanaf een laag niveau, mede als gevolg van de stijging van de huizenprijzen.

1 Inleiding

De koop of verkoop van een huis is gewoonlijk omtrent deze prijzen (zie Kader 1 “Gegevens-
de grootste transactie die ooit door een huis- bronnen en gegevensbeperkingen”) en doordat
houden wordt afgesloten.Veranderingen in hui- de huizenmarkt een geografische segmentatie
zenprijzen zijn dan ook naar alle waarschijnlijk- kent, wat betekent dat vele van de factoren die
heid van invloed op de plannen die mogelijke van invloed zijn op de huizenprijzen plaatselijk
huizenkopers en -verkopers hebben ten aanzien zijn bepaald.
van hun uitgaven en besparingen alsmede op hun
besluiten met betrekking tot hun plaats van ves- Met inachtneming van deze problemen met
tiging en hun deelname aan de arbeidsmarkt. betrekking tot de beschikbare gegevens,wordt in
Schommelingen in huizenprijzen hebben ook een paragraaf 2 van dit artikel de recente ontwikke-
onmiddellijke en grote invloed op het vermogen ling van de huizenprijzen in het eurogebied
van huiseigenaren, aangezien het eigen huis vaak besproken. In paragraaf 3 worden enkele moge-
hun grootste actiefpost vormt.Voorzover de hui- lijke determinanten van de recente dynamiek van
zenprijzen van invloed zijn op de in de markt de huizenprijzen beschouwd. In de daaropvol-
bepaalde huren, beïnvloeden zij ook de inko- gende twee paragrafen worden de mogelijke
mensverdeling tussen huurders en verhuurders. kanalen besproken waardoor schommelingen in
Huizenprijzen zijn verder nog van invloed op de huizenprijzen van invloed kunnen zijn op de rest
bedrijvigheid in de bouwnijverheid. van de economie. In dit artikel gaat daarbij de
aandacht in het bijzonder uit naar twee van deze
Het bovenstaande geeft aan dat schommelingen kanalen die onlangs sterk in de belangstelling
in huizenprijzen van invloed kunnen zijn op de hebben gestaan, te weten de mogelijke effecten
economische bedrijvigheid en op de prijsstabili- van schommelingen in huizenprijzen op de tota-
teit via de effecten die zij hebben op de totale le consumptie (paragraaf 4) en op de financiële
vraag en het totale aanbod, op de inkomensver- positie van huishoudens (paragraaf 5).
deling en op de kredietbesluiten van de sector
huishoudens. Het volgen en verklaren van de
dynamiek van de huizenprijzen in het eurogebied
wordt echter bemoeilijkt door een gebrek aan
betrouwbare en geharmoniseerde gegevens

ECB Maandbericht • mei 2003 49


Kader 1
Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen

Voor de meeste in dit artikel gebruikte reeksen zijn ofwel in het geheel geen geharmoniseerde gegevens
beschikbaar of bestrijken de beschikbare geharmoniseerde gegevens slechts een korte periode. Derhalve wordt
op uitgebreide schaal gebruik gemaakt van nationale niet-geharmoniseerde reeksen gegevens, met het
voorbehoud dat deze reeksen in beginsel tussen de landen niet vergelijkbaar zijn. In dit Kader worden enkele
van de gegevensbeperkingen besproken.

Huizenprijzen
Voor de meeste eurolanden zijn gegevens beschikbaar sinds de tweede helft van de jaren zeventig of de eerste
helft van de jaren tachtig. Voor Spanje zijn gegevens beschikbaar sinds 1987, voor Oostenrijk en Portugal sinds
1988 en voor Griekenland sinds 1994. De huizenprijsindex voor het eurogebied wordt samengesteld als
gewogen gemiddelde van de mutaties in de niet-geharmoniseerde nationale huizenprijsindicatoren. Omdat
gegevens over transactiewaarden niet beschikbaar zijn, worden de aggregaten voor het eurogebied
samengesteld met behulp van bbp-gewichten. Aangezien de nationale reeksen niet geharmoniseerd zijn, geeft
de index niet meer dan een indicatie van de huizenprijsontwikkeling in het eurogebied.

Met name doet zich het probleem voor dat het verzamelen of opstellen van huizenprijsstatistieken niet onder enige
vorm van EU-wetgeving valt en dat de beschikbare gegevens afkomstig zijn van een verscheidenheid aan
overheidsinstellingen en particuliere bronnen (nationale bureaus voor de statistiek, verstrekkers van
woninghypotheken, makelaars, enz.). Deze gegevens verschillen qua geografische dekking (bijvoorbeeld alleen de
grootste steden of nationaal), qua dekking van type woningen (bijvoorbeeld nieuwe of bestaande woningen,
appartementen of eengezinswoningen) en bestrijken vaak slechts bepaalde soorten huizentransacties (alleen door
hypothecair krediet gefinancierde transacties of transacties afgesloten via makelaars). De nationale reeksen van de
huizenprijzen worden in wisselende mate gecorrigeerd voor wijzigingen in de grootte van de woningen en de
ligging ervan. Andere correcties voor kwaliteitsverschillen in de tijd tussen transacties worden zelden toegepast.

De invloed van deze methodologische verschillen op de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de


huizenprijsreeksen kan moeilijk tevoren worden ingeschat. Verschillen in dekking kunnen een bijzonder
belangrijk effect hebben op de dynamiek van een reeks op de korte termijn. Zo zijn huizenprijzen gebaseerd op
waarnemingen in grote steden waarschijnlijk veel volatieler dan gegevens die het gehele land bestrijken.
Veranderingen in de samenstelling van het waargenomen huizenpakket kunnen leiden tot “ruis” in de reeks
(niet-systematische fouten) en kunnen de prijstrend voor de lange termijn vertekenen. Zo kan, als geen correctie
voor de ligging wordt aangebracht, een neerwaartse vertekening ontstaan in de prijsindex voor nieuwe
woningen, aangezien deze in de loop van de tijd meestal steeds verder van de stadscentra komen te liggen,
terwijl daarentegen, als geen correctie voor kwaliteitsverbeteringen wordt toegepast, in de tijdreeks een
opwaartse vertekening kan ontstaan.
Bronnen: Verscheidene nationale bronnen, berekeningen van de ECB.

Rente op woninghypotheken voor huishoudens


Gegevens beschikbaar sinds december 1995.
Bron: ECB.

Geraamde kredietkosten voor woningaankoop


De kredietkosten voor het eurogebied worden geraamd als gewogen gemiddelde van de nationale niet-
geharmoniseerde rentevoeten op woninghypotheken en wel in vorm van een index. Omwille van de
vergelijkbaarheid met de huizenprijzen in het eurogebied, worden bbp-gewichten toegepast. De niet-
geharmoniseerde rentevoeten op woninghypotheken zijn strikt genomen niet tussen de eurolanden
vergelijkbaar, omdat zij betrekking hebben op verschillende soorten contracten.
Bronnen: nationale centrale banken, berekeningen van de ECB.

50 ECB Maandbericht • mei 2003


Door Monetaire Financiële Instellingen (MFI’s) aan huishoudens verstrekte woninghypotheken
Gegevens beschikbaar sinds 1997.
Bron: ECB.

Geraamde verstrekking van woninghypotheken door alle categorieën kredietverstrekkers


Voor de meeste eurolanden zijn gegevens beschikbaar sinds de eerste helft van de jaren tachtig. Voor Ierland
zijn gegevens beschikbaar sinds 1992, voor Luxemburg sinds 1997 en voor Oostenrijk sinds 1995. Afhankelijk
van het land hebben de hier gebruikte gegevens betrekking op leningen ter financiering van woningaankoop of
-onderhoud dan wel op leningen op onderpand van woningen. De dekking kan ook verschillen. In sommige
landen hebben woninghypotheken alleen betrekking op door MFI’s verstrekte leningen, terwijl in andere landen
hierin door alle categorieën kredietverleners verstrekte leningen zijn begrepen.
Bronnen: Nationale centrale banken, berekeningen van de ECB.

2 Overzicht van de huizenprijsdynamiek in het eurogebied

De huizenprijsinflatie is in het eurogebied in en Nederland afgevlakt, na eerder niveaus van


2002 betrekkelijk hoog gebleven. Voorlopige bijna 20% of zelfs meer te hebben bereikt.Voor-
ramingen duiden erop dat de huizenprijzen in lopige ramingen duiden er echter op dat in 2002
2002 met 6,7% zijn gestegen, ruwweg hetzelfde in Griekenland en Spanje de reële huizenprijzen
percentage als het jaar daarvoor.1 Gedefleerd met meer dan 10% zijn gestegen.
met de Geharmoniseerde Index van de
Consumptieprijzen (beter bekend als de HICP) In België, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Finland
zijn de reële huizenprijzen in 2002 naar raming heeft zich ook een opleving voorgedaan van de
met bijna 4,5% gestegen. Daarmee was 2002 het reële huizenprijzen, maar de gemiddelde stijgin-
vierde achtereenvolgende jaar waarin de reële gen op jaarbasis zijn daar in de afgelopen vier jaar
huizenprijzen in het eurogebied een stijging tus- naar raming een niveau van 6,5% niet te boven
sen 4,2% en 5,2% op jaarbasis hebben laten zien. gegaan. (De gegevens voor Luxemburg hebben
slechts betrekking op de periode tot en met
De huizenprijsontwikkelingen verschilden tus- 2000). De huizenprijsinflatie in deze groep lan-
sen de verschillende eurolanden (zie Tabel 1). den heeft in 2002 echter wel enige tekenen van
Sinds 1998 zijn de reële huizenprijzen gemiddeld versnelling laten zien.
per jaar het sterkst gestegen in Griekenland,
Spanje, Ierland en Nederland, met geraamde stij-
gingspercentages tussen 7,6% en 10,9%. In 2002 1 Zie het Kader "Huizenprijzen in het eurogebied" in het Maand-
is de stijging van de reële huizenprijzen in Ierland bericht van oktober 2002, blz. 25-26.

Tabel 1
Reële huizenprijzen in het eurogebied
(gemiddelde stijging in procenten per jaar)

Eurogebied 1) België 2) Duitsland Griekenland 2) Spanje Frankrijk 3) Ierland 3)


1998-2002 4,5 3,6 -0,6 8,6 10,9 6,5 7,6
2002 4,3 5,1 -0,8 10,1 12,5 6,5 0,5

Italië Luxemburg 4) Oostenrijk 5) Nederland Portugal Finland


1998-2002 5,4 5,1 -3,4 9,1 1,4 3,0
2002 7,0 n.b. n.b. 2,2 -2,5 5,5
Bronnen: Nationale bronnen, ramingen en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 “Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen”.
1) Raming van de ECB voor 2002 op basis van nationale ramingen van de huizenprijzen in dat jaar.
2) Raming van de ECB voor 2002 op basis van gegevens voor de eerste twee kwartalen van het jaar.
3) Raming van de ECB voor 2002 op basis van gegevens voor de eerste drie kwartalen van het jaar.
4) Betreft de periode 1998-2000 voor Luxemburg en 1998-99 voor Oostenrijk.
5) Betreft de periode 1998-1999.

ECB Maandbericht • mei 2003 51


Grafiek 1
Nominale en reële huizenprijzen in het eurogebied
(stijging in procenten per jaar)

reële huizenprijzen
nominale huizenprijzen
16 16
14 14
12 12
10 10
8 8
6 6
4 4
2 2
0 0
-2 -2
-4 -4
-6 -6
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 “Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen”.
Toelichting: Met het bbp gewogen gemiddelde stijging in procenten per jaar van de nominale en de reële huizenprijzen. De dekking
voor de eurolanden varieert in de tijd, afhankelijk van de beschikbaarheid van de gegevens. De reële huizenprijzen zijn berekend als
de verhouding tussen de nominale-huizenprijsindex en de HICP.

Duitsland, Oostenrijk en Portugal zijn de enige aan een opgekropt aanbod van nieuwe woningen
eurolanden waar de stijging van de nominale hui- na de Duitse hereniging. In de jaren tachtig hebben
zenprijzen de afgelopen jaren dichtbij of onder de zich in Duitsland echter ook langere perioden met
consumptieprijsinflatie is gebleven, maar de gege- dalende reële huizenprijzen voorgedaan.2
vens voor Oostenrijk lopen slechts tot en met
1999. In de afgelopen vier jaar zijn de reële hui-
2 Opgemerkt wordt echter dat de negatieve langetermijntrend in de
zenprijzen in Portugal weinig gestegen en die in reële huizenprijzen in Duitsland niet wordt bevestigd door gegevens
Duitsland gedaald. De daling van de reële huizen- van het Duitse Federale Bureau voor de Statistiek met betrekking
tot grondprijzen of bouwkosten. Zie "Structural factors in the EU
prijzen in Duitsland wordt veelal toegeschreven housing markets", Europese Centrale Bank, maart 2003.

Grafiek 2
Spreiding van de stijging van de reële huizenprijzen in het eurogebied
(procentpunten)
Verschil tussen hoogste en laagste 1) (links)
Met bbp gewogen standaarddeviatie 2) (rechts)
40 10

35 9
8
30
7
25 6
20 5

15 4
3
10
2
5 1
0 0
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 “Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen”.
1) Verschil tussen het hoogste en het laagste stijgingspercentage van de reële huizenprijzen. De dekking voor de eurolanden varieert
in de tijd, afhankelijk van de beschikbaarheid van de gegevens.
2) Met het bbp gewogen gemiddelde standaarddeviatie van de procentuele stijging van de reële huizenprijzen per jaar. Vanwege pro-
blemen met betrekking tot de beschikbaarheid van gegevens, zijn Griekenland, Luxemburg, Oostenrijk en Portugal niet inbegre-
pen, en is Spanje vóór 1988 niet inbegrepen.

52 ECB Maandbericht • mei 2003


De gestage stijging van de reële huizenprijzen in De spreiding van de stijging van de reële huizen-
het eurogebied sinds 1998 verschilt van de hui- prijzen binnen het eurogebied is de afgelopen
zenprijsdynamiek die zich gedurende de vorige jaren ook betrekkelijk stabiel gebleven vergeleken
hausse op de woningmarkten van het eurogebied met de hausse in de tweede helft van de jaren
in de tweede helft van de jaren tachtig voordeed tachtig. In Grafiek 2 worden twee indicatoren van
(zie Grafiek 1). De stijging van de reële huizen- de spreiding getoond – de gewogen standaardde-
prijzen versnelde toen gedurende de gehele viatie en het verschil tussen de hoogste en de laag-
periode 1986-1989, en kwam in 1989 uit op bij- ste stijging van de reële huizenprijzen. Beide indi-
na 9%. In een aantal eurolanden deden zich toen catoren laten zien dat de stijging van de reële
reële stijgingen voor van meer dan 10%, en in huizenprijzen gedurende de hausse van de tweede
Italië en Finland werd op het hoogtepunt van de helft van de jaren tachtig in het eurogebied uit-
hausse zelfs een niveau van ruim 20% op jaarbasis eenliep. Daarmee vergeleken is de opleving van de
bereikt. De hausse eindigde plotseling in 1991 en huizenprijzen in de meeste eurolanden de afgelo-
werd gevolgd door een periode met dalende pen jaren meer synchroon verlopen.
reële huizenprijzen tot en met 1997.

3 Determinanten van de huizenprijsdynamiek

De huizenprijsdynamiek vormt een weerspiege- De daling van de rente op woninghypotheken, de


ling van de veranderingen in de vraag naar en het aanhoudende stijging van het beschikbare inko-
aanbod van woningen. De vraag naar woningen men alsmede demografische factoren verklaren
hangt af van het aantal huishoudens, de ver- althans deels het beloop van de huizenprijzen
wachtingen omtrent het beschikbare inkomen in zoals dat zich het afgelopen decennium in het
de toekomst, de rente op woninghypotheken, de eurogebied heeft voorgedaan.
beschikbaarheid van krediet en een aantal lan-
denspecifieke en lokale factoren, waaronder In de periode vanaf december 1995 (de eerste
belastingheffing en subsidieverlening. Het aan- datum waarvoor gegevens beschikbaar zijn) tot
bod hangt af van de beschikbaarheid van bouw- en met januari 2003 is de gemiddelde rente op
grond en van verscheidene factoren die van woninghypotheken in het eurogebied met bijna
invloed zijn op de bouwkosten. 280 basispunten gedaald. De daarmee overeen-
komende reële rente (na aftrek van de HICP-
Op de korte termijn is het moeilijk het aanbod van inflatie) is in diezelfde periode met ongeveer 250
nieuwe woningen aan te passen aan de heersende basispunten gedaald (zie Grafiek 3).
marktverhoudingen.Derhalve kunnen zelfs tijdelij-
ke veranderingen,bijvoorbeeld met betrekking tot Grafiek 3
de belastingheffing, aanleiding geven tot aanzienlij- Rente op woninghypotheken voor
ke schommelingen in de huizenprijzen. Hoe langer huishoudens in het eurogebied
(procenten per jaar)
het duurt voordat het aanbod op veranderende
nominale rente
marktverhoudingen reageert, des te sterker kun- reële rente
nen de huizenprijzen afwijken van hun trendmati- 9 9
ge beloop.Voorts geven grote schommelingen in 8 8
huizenprijzen aanleiding tot grote vermogenswin- 7 7
sten of vermogensverliezen op de korte termijn, 6 6
5 5
die huishoudens er dan weer toe aanzetten speci-
4 4
fieke strategieën te volgen en de tijdstippen van 3 3
hun transacties te kiezen op basis van hun ver- 2 2
wachtingen ten aanzien van de huizenprijzen in de 1 1
toekomst. Dergelijke strategieën kunnen zich 0 0
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
weer voelbaar maken in de huizenprijscyclus en Bronnen: ECB, berekeningen van de ECB.
deze versterken. Toelichting: De reële rente is berekend als de in rekening
gebrachte rente minus de HICP-inflatie.

ECB Maandbericht • mei 2003 53


Grafiek 4
Indicatoren van de betaalbaarheid van huizen in het eurogebied
(index 1995 = 100)
verhouding tussen nominale huizenprijzen en nominaal bbp
verhouding tussen financiële kosten eigen huis en nominaal bbp
170 170

150 150

130 130

110 110

90 90

70 70

50 50

30 30
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen, Europese Commissie en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 "Gegevensbronnen en gegevensbeper-
kingen".
Toelichting: De financiële kosten van het eigen huis zijn geraamd als het product van de nominale huizenprijs en een indicator van de
gewogen gemiddelde nominale kredietkosten in het eurogebied.

De combinatie van een dalende rente op demografische druk op de huizenmarkt is ech-


woninghypotheken en een stijgend beschikbaar ter afgenomen. De groei van de bevolking in de
inkomen betekent dat de aankoop van een leeftijdscategorie van 25 tot en met 44 jaar, de
woning waarschijnlijk voor het gemiddelde grootste groep huizenkopers, is, na het hoogte-
huishouden in het eurogebied betaalbaarder is punt in 1991, in de rest van de jaren negentig
geworden.De financiële kosten van de aankoop sterk afgenomen (Grafiek 5). Als gevolg daar-
van een woning in verhouding tot het nomina- van is ook de groei van het aantal huishoudens
le bbp (als benadering van het nominale in het eurogebied vertraagd.
beschikbare inkomen) zijn naar raming sinds
het begin van de jaren negentig sterk gedaald Een aantal landenspecifieke en lokale factoren,
(zie Grafiek 4).3 In 2002 lag de verhouding tus- zoals met name belastingheffing, subsidieverle-
sen de nominale huizenprijzen en het bbp, een ning alsmede regels ten aanzien van de ruimte-
iets andere indicator van de betaalbaarheid van lijke ordening en de infrastructuur die het aan-
woningen, onder het niveau van het begin van bod van bouwgrond beïnvloeden, zijn in
de jaren negentig, in hoofdzaak als gevolg van bepaalde regio’s van het eurogebied ook van
een aanzienlijke daling van deze verhouding in invloed geweest op de schommelingen van de
Duitsland. huizenprijzen.4 De huizenmarkten zijn geogra-
fisch gesegmenteerd en de krachten die de ega-
Voorts zijn door de financiële liberalisering en lisatie van de huizenprijzen tussen verschillen-
de toegenomen integratie van de markt voor
woninghypotheken met de rest van het finan- 3 De financiële kosten worden geraamd als het product van de
ciële stelsel de voorwaarden geschapen voor nominale huizenprijzen en een gewogen gemiddelde van de lan-
denspecifieke nominale rentevoeten voor woninghypotheken in
een snelle uitbreiding van het scala aan hypo- het eurogebied. Zie het Kader "Gegevensbronnen en gegevensbe-
theekproducten. Hierdoor is ook de concur- perkingen". Hetzelfde patroon van sterk dalende financiële kos-
ten in verhouding tot het bbp komt ook naar voren op basis van
rentie op de hypotheekmarkt toegenomen en het gewogen gemiddelde van de reële rentevoeten voor woning-
is, naar wordt aangenomen, de kwantitatieve hypotheken. De hier gebruikte indicatoren van de betaalbaarheid
vormen slechts een ruwe benadering van de dynamiek van de kos-
kredietrantsoenering afgenomen. ten van aankoop van een woning, omdat daarin geen factoren
zoals belastingen, subsidies en registratiekosten zijn begrepen.
4 Voor een gedetailleerde analyse van de landenspecifieke factoren
De bovengenoemde factoren hebben tezamen wordt verwezen naar "Structural factors in the EU housing mar-
de vraag naar woningen gestimuleerd; de kets", Europese Centrale Bank, maart 2003.

54 ECB Maandbericht • mei 2003


Grafiek 5 de regio’s in de hand werken zijn zwak. Zo kun-
Toename van de bevolking in de leeftijd van nen lokale vraag- of aanbodschokken leiden tot
25-44 jaar in het eurogebied aanzienlijke schommelingen in lokale huizen-
(groei in procenten per jaar)
prijzen, die dan ook tot uiting komen in de hui-
2,5 2,5 zenprijsindex voor het gehele gebied. Het komt
bijvoorbeeld voor dat een krap aanbod in som-
2 2
mige grote steden ten grondslag ligt aan een
1,5 1,5 groot deel van de huizenprijsdynamiek, zowel
lokaal als nationaal. De geografische spreiding
1 1
van de bevolking en van de bedrijvigheid binnen
0,5 0,5 een land kan ook van invloed zijn op de lande-
lijke huizenprijsdynamiek.
0 0
1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Vóór 1991 met inbegrip van de bevolking in de leef-
tijd van 25-44 jaar in Oost-Duitsland. In de gegevens voor 2000
is Griekenland niet begrepen.

4 Huizenprijzen en de particuliere consumptie

De schommelingen in de huizenprijzen hebben Tezelfdertijd zal een stijging van de huizenprijzen


de laatste tijd sterk in de belangstelling gestaan leiden tot hogere kosten van het woningbezit
vanwege de effecten die deze naar wordt aange- voor huishoudens en derhalve ook een negatief
nomen op de particuliere consumptie hebben. (inkomens)effect hebben op de consumptie. Als
De reële huizenprijzen en de particuliere con- de huizenprijzen stijgen,moeten huishoudens die
sumptie hebben in het algemeen in het euroge- voor het eerst een huis willen kopen meer
bied een gelijkgericht beloop gekend, maar het sparen om het benodigde kapitaal te vergaren
verband tussen deze twee grootheden lijkt noch voor de aanbetaling. Huiseigenaren houden er
zeer sterk noch zeer stabiel in de tijd (Grafiek 6). ook rekening mee dat, als zij hun woning willen
Bovendien worden beide grootheden waar- verkopen en dus de vermogenswinst realiseren,
schijnlijk door een aantal gemeenschappelijke zij een hogere prijs moeten betalen voor een
factoren beïnvloed, zoals de verwachtingen andere woning.
onder consumenten en het reële beschikbare
inkomen. Een gelijkgericht beloop van de huizen- Daarnaast kunnen schommelingen in de huizen-
prijzen en de particuliere consumptie betekent prijzen van invloed zijn op de in de markt bepaal-
dus niet noodzakelijkerwijs dat hiertussen een de huren en daarmee op de inkomensverdeling
causaal verband bestaat. tussen huurders en verhuurders. Afhankelijk van
de consumptiebereidheid van deze twee groe-
De invloed van schommelingen in huizenprijzen pen, kunnen veranderingen in de huren van
op de consumptie is in theorie in hoge mate invloed zijn op de consumptie.
dubieus. Een stijging van de huizenprijzen doet
het vermogen van huiseigenaren toenemen en Het bovenstaande duidt erop dat de effecten van
kan hen er derhalve toe aanzetten hun lopende schommelingen in de huizenprijzen op de parti-
inkomen voor een groter deel te besteden voor culiere consumptie zowel tussen landen als, bin-
consumptieve doeleinden. Een stijging van de nen één en hetzelfde land, in de tijd kunnen ver-
huizenprijzen kan het ook eenvoudiger maken schillen. Deze effecten hangen onder meer af van
door hypotheek gedekt krediet op te nemen de oorzaak van de schommelingen in de huizen-
voor consumptiedoeleinden. Derhalve mag wor- prijzen, de verwachtingen onder huishoudens
den verwacht dat stijgingen van de huizenprijzen omtrent de huizenprijzen, de werking van het
een positief vermogens- en kredieteffect hebben kredietstelsel, de kenmerken van huiseigenaren
op de consumptie van huiseigenaren. en de spreiding van het woningbezit.

ECB Maandbericht • mei 2003 55


Grafiek 6
Huizenprijzen en particuliere consumptie in het eurogebied
(groei in procenten per jaar
reële huizenprijzen
particuliere consumptie tegen constante prijzen
10 10

8 8

6 6

4 4

2 2

0 0

-2 -2

-4 -4

-6 -6
1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
Bronnen: Nationale bronnen, Europese Commissie en berekeningen van de ECB. Zie Kader 1 "Gegevensbronnen en gegevensbeperkingen".

Uit empirisch onderzoek blijkt dat over het gelden vallen tegen elkaar weg. Daarentegen kan
geheel genomen de huizenprijzen een positieve de liquiditeit van huishoudens wel toenemen via
invloed hebben op de consumptie in de landen het kredieteffect als meer kan worden geleend
van het eurogebied. Er zijn ook aanwijzingen dat tegen de gestegen waarde van de woning.
deze effecten in de loop van de tijd sterker zijn
geworden, maar vooralsnog zijn deze resultaten De op de hypotheekmarkt geldende regels en
weinig overtuigend.Met name zijn de schattingen gewoonten zijn hierbij van belang.Als huishoudens
in het algemeen voor een aantal eurolanden, na een verandering in de huizenprijzen hun hypo-
waaronder Duitsland, Frankrijk en Italië, niet sta- theekschuld kunnen verhogen (of verlagen) zon-
tistisch significant.5 Op grond van deze empiri- der daartoe een transactie op de woningmarkt te
sche resultaten mag worden verwacht dat de verrichten of, anders gezegd, als zij daartoe geen
effecten van de recente opleving van de huizen- huis hoeven te kopen of verkopen, dan kunnen zij
prijzen op de particuliere consumptie voor het deze verhoging of verlaging snel realiseren. Dit
eurogebied als geheel betrekkelijk bescheiden soort rechtstreekse mutaties van de hoogte van
zijn geweest. In slechts enkele landen heeft de woninghypotheken zijn in de meeste eurolanden
huizenprijsdynamiek een grotere invloed uitge- niet gebruikelijk. In sommige eurolanden, waaron-
oefend op de consumptiebeslissingen. der Nederland en Finland, zijn echter wel meer
mogelijkheden voor het verzilveren van de over-
Eén factor die waarschijnlijk de kracht van de ver- waarde van de eigen woning tot ontwikkeling
mogens- en kredieteffecten in het bijzonder heeft gekomen.6 Als huishoudens in de toekomst meer
beïnvloed, is de werking van het stelsel van gebruik zouden maken van dergelijke hypotheek-
woningfinanciering. De vermogens- en kredietef- producten, dan zouden ze daarmee beter in staat
fecten op de consumptie worden beïnvloed door zijn hun vermogen in de vorm van de eigen woning
de mogelijkheid die huishoudens hebben om ver- tegen lage kosten te benutten, waardoor de
mogenswinsten op de woning om te zetten in invloed van schommelingen op de huizenmarkt op
extra liquiditeiten. Gezien het feit dat de overgro- de consumptieve bestedingen zou worden ver-
te meerderheid van de transacties op de markt sterkt.
voor bestaande woningen tussen huishoudens 5 Zie bijvoorbeeld Ludwig en Slok "The impact of changes in stock
plaatsvindt, kan de sector huishoudens als geheel prices and house prices on consumption in OECD countries", IMF
Working paper 02/1, 2002, Boone, Girouard en Wanner "Finan-
in het algemeen de vermogenswinst niet realise- cial market liberation, wealth and consumption", OESO Working
ren door de woning te verkopen. De meeste paper 308, 2001, Eschenbach en Schuknecht "Asset prices and
transacties op de markt voor bestaande woningen fiscal balances", ECB Working Paper 141, 2002.
6 Zie "Structural factors in the EU housing markets",Europese Cen-
en de daaruit voortvloeiende overdrachten van trale Bank, maart 2003.

56 ECB Maandbericht • mei 2003


5 Huizenprijzen en woninghypotheken

In de portefeuilles van vele huishoudens is de huishoudens gemakkelijker gemaakt nieuwe


eigen woning de belangrijkste actiefpost. Lenin- leningen op te nemen. Dit kan dan weer hebben
gen voor de aankoop van woningen, waarbij die- geleid tot een grotere vraag naar woningen
zelfde woningen gewoonlijk ook als onderpand doordat huishoudens probeerden hun woningen
dienen, vertegenwoordigen ongeveer twee der- “in te ruilen”, waardoor de opwaartse druk op
de van de totale passiva van de sector huishou- de huizenprijzen verder werd versterkt.
dens.Schommelingen in de huizenprijzen kunnen
derhalve aanzienlijke gevolgen hebben voor het Ondanks de recente stijgingen van het uitstaan-
eigen vermogen (d.w.z. de activa minus de passi- de bedrag aan woninghypotheken en van de tota-
va) en de kredietwaardigheid van huishoudens. le schuldenlast van de sector huishoudens in het
Aangenomen wordt dat schommelingen in de eurogebied, zijn beide nog betrekkelijk beperkt
huizenprijzen in vroegere kredietcycli een rol in verhouding tot het bbp (of het beschikbare
hebben gespeeld, zowel omdat een hausse op de inkomen) (Tabel 2). De rentelast van huishou-
huizenmarkt het gemakkelijker maakte extra dens is in de jaren negentig betrekkelijk stabiel
krediet op te nemen als omdat dalende huizen- gebleven en de sector huishoudens als geheel is
prijzen aanleiding gaven tot financiële tegen- per saldo ten opzichte van de andere sectoren
spoed, waardoor de economische teruggang een crediteur en derhalve per saldo een ontvan-
werd versterkt en het economische herstel ger van rente.
werd vertraagd.7 7 Voor huishoudens met een hoge schuldenlast en buiten de eigen
woning weinig andere activa, kunnen dalingen van de huizenprij-
Bovenvermelde overwegingen hebben aanleiding zen leiden tot een negatief eigen vermogen en tot een geografi-
sche "blokkering". Als de marktwaarde van het huis lager is dan
gegeven de ontwikkeling van de woninghypothe- de uitstaande schuld, komt verkoop van het huis niet in aanmer-
ken en het verband tussen woninghypotheken en king. Om het huis te kunnen verkopen om naar een andere
woning te verhuizen moet nieuw vermogen worden aangetrokken
de huizenprijzen nader te bezien. In het euroge- en moet tenminste een deel van de uitstaande hypotheekschuld
bied is het uitstaande bedrag aan woninghypo- worden afgelost, wat zeer problematisch kan zijn gezien de finan-
ciële positie van het desbetreffende huishouden.
theken vanaf 1991 sterk gestegen, zij het vanaf
een betrekkelijk laag niveau. In verhouding tot
het nominale bbp is het nominale bedrag aan uit- Grafiek 7
staande woninghypotheken naar raming sinds Schuld uit hoofde van woningfinanciering in
1992 met 12 procentpunt gestegen (Grafiek 7). verhouding tot het bbp
(procenten)
De totale schuldenlast van de sector huishou-
geraamde verstrekking van woninghypotheken
dens is daarbij ook toegenomen. Onlangs heeft door alle categorieën kredietverstrekkers; euroge-
de groei van het nominale bedrag aan woninghy- bied m.u.v. Luxemburg en Oostenrijk
verstrekking van woninghypotheken door MFI’s;
potheken een vertraging laten zien (zie Kader 2 eurogebied
40 40
“Woninghypotheken en totale schuldenlast van
huishoudens”). 35 35

30 30
Een hoge graad van vermogensvorming via het
eigenwoningbezit, waardoor de inkomensver- 25 25
wachtingen werden verbeterd, een dalende ren-
20 20
te en een gunstige fiscale behandeling van
woninghypotheekschuld, het zijn allemaal facto- 15
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002
15
ren die waarschijnlijk aan het oplopen van het Bronnen: ECB en nationale centrale banken. Zie Kader 1 "Gege-
uitstaande bedrag aan woninghypotheken heb- vensbronnen en gegevensbeperkingen".
Toelichting: De woninghypotheekverstrekking door alle catego-
ben bijgedragen. In sommige landen in het euro- rieën kredietverleners berust op een raming gebaseerd op niet-
gebied, zoals Nederland, hebben de snel stijgen- geharmoniseerde nationale gegevens. Vanwege kortere tijdreek-
sen zijn Luxemburg en Oostenrijk niet inbegrepen. In de door
de huizenprijzen hiertoe wellicht ook Monetaire Financiële Instellingen (MFI’s) aan huishoudens ver-
bijgedragen. Zoals eerder gesteld, heeft de hoge- strekte woninghypotheken zijn geen door andere kredietverle-
re onderpandswaarde van woningen het voor ners, zoals verzekeringmaatschappijen, verstrekte woninghypo-
theken begrepen.

ECB Maandbericht • mei 2003 57


Tabel 2
Verstrekking van woninghypotheken door MFI’s aan huishoudens in het eurogebied
(procenten)

Land België Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland


Woninghypotheken verstrekt
door MFI’s aan huishoudens als
percentage van het nominale
bbp (ultimo 2002) 24 44 15 35 22 35
Rente-aanpassing1) V (75) In hoofdzaak V (5) Var (ruim 75) V/G/O (86 ) Var (70), rest
(percentage van alle nieuwe G (19) G en V G (15) Var (14)2) in hoofdzaak
woninghypotheken in 2001) Var (6) Var (80) G

Land Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Finland


Woninghypotheken verstrekt
door MFI’s aan huishoudens als
percentage van het nominale
bbp (ultimo 2002) 10 32 62 15 50 22
Rente-aanpassing1) V (28) Var (90) V (74)3) In hoofdzaak V (2)
(percentage van alle nieuwe G (19)3) Var Var (97)
woninghypotheken in 2001) Var (7)3) O (1)

Bronnen: ECB en nationale centrale banken. Zie "Structural factors in the EU housing markets", Europese Centrale Bank, maart 2003.
1) Vast (V): rente vast voor meer dan vijf jaar of tot einde looptijd; Gemengd (G): rente vast voor meer dan één jaar tot en met vijf
jaar; Variabel (Var): na één jaar rente heronderhandelbaar of gekoppeld aan marktrente of aanpasbaar naar goeddunken van kre-
dietverstrekker; (O): overig.
2) Var: rente alleen gekoppeld aan marktrente (overige heronderhandelbare rentevoeten niet inbegrepen). Verstrekking nieuwe
woninghypotheken door ingezeten kredietinstellingen in 2001.
3) Van uitstaand totaal aan leningen.

Bovendien wordt in een aantal eurolanden een gebied derhalve niet bijzonder zorgwekkend,
groot deel van de woninghypotheekschuld aan- hoewel in sommige landen huishoudens met een
gegaan tegen een vaste rente voor perioden van hoge schuldenlast waarschijnlijk blootstaan aan
meer dan vijf jaar (Tabel 2), waardoor de onmid- risico’s uit hoofde van schommelingen in de hui-
dellijke risico’s die huishoudens lopen bij een stij- zenprijzen.
ging van de woninghypotheekrente worden
beperkt.8 In het huidige stadium lijkt de financië- 8 Zie "Report on financial structures", Europese Centrale Bank,
2002.
le positie van de sector huishoudens in het euro-

Kader 2
Woninghypotheken en totale schuldenlast van huishoudens

De ontwikkeling van woninghypotheken voor huishoudens is de resultante van de op de markt werkzame vraag-
en aanbodfactoren, die qua relatief belang moeilijk van elkaar zijn te onderscheiden. De vraag naar dit soort
financiering hangt af van de vraag naar woningen en andere factoren (zoals juridische regelgeving, soorten
hypotheekcontracten en boetes bij vroegtijdige aflossing), alsmede van financiële usances die ertoe kunnen
leiden dat hypothecair krediet wordt gebruikt voor de financiering van lopende uitgaven. Tezelfdertijd berust
de zeggenschap over de beschikbaarheid van het krediet bij de financiële intermediairs, die de belangrijkste
verstrekkers van deze leningen vormen.

Woninghypotheken maken ruim 60% uit van de totale leningen van MFI’s aan huishoudens in het eurogebied (zie
de tabel). In de tweede helft van de jaren negentig hebben de totale leningen van MFI’s aan huishoudens een
groeiversnelling laten zien, waarbij een groei op jaarbasis van meer dan 11% werd bereikt, hetgeen in hoge mate
kon worden toegeschreven aan de ontwikkelingen bij de woninghypotheken. Vervolgens is, na een gematigde
groeivertraging, de groei van zowel de totale kredietverlening als de verstrekking van woninghypotheken aan
huishoudens min of meer gestabiliseerd, waarbij het relatieve belang van woninghypotheken is toegenomen (zie
de grafiek). In 2002 bedroeg de groei op jaarbasis van deze leningen nominaal 7,6% en, gedefleerd met de geraamde
stijging van de huizenprijzen in het eurogebied, ongeveer 0,9% reëel.

58 ECB Maandbericht • mei 2003


De ontwikkeling van de verstrekking van woninghypotheken aan huishoudens verschilt sterk per land (zie ook
de ECB-publicaties “Report on financial structures” (2002) en “Structural factors in the EU housing markets”
(2003)). Hoewel de huizenprijsdynamiek een deel van de verschillen in de nominale groei van deze leningen
tussen de verschillende landen verklaart, wordt ook een rol gespeeld door andere landenspecifieke factoren,
zoals demografische ontwikkelingen, belastingvoordelen, mogelijkheden tot herfinanciering en mogelijkheden
om de overwaarde van de eigen woning te verzilveren.

De stijging van de schuldenlast van de huishoudens in het eurogebied als gevolg van de verstrekking van
woninghypotheken is niet gepaard gegaan met een aanzienlijke verzwaring van de schuldendienst – rentelasten
op woninghypotheken als percentage van het beschikbare inkomen van huishoudens – vanwege de belangrijke
daling van de rente, met name in enkele eurolanden gedurende de periode vóór de invoering van de euro.
Rentelasten – waarvan het grootste deel voor rekening komt van woninghypotheken – vertegenwoordigen
ongeveer 51/2% van het beschikbare inkomen van de huishoudens in het eurogebied, hetgeen volgens voorlopige
ramingen vergelijkbaar is met het niveau van het begin van de jaren negentig. Hoewel de ontwikkeling van de
verstrekking van woninghypotheken tussen de verschillende landen grote verschillen laat zien, is in de
afgelopen jaren de spreiding van de rente op woninghypotheken geringer geweest dan die van de rente op andere
soorten leningen. Desalniettemin kunnen de financieringskosten per land verschillen als gevolg van de
verschillende fiscale behandeling van hypotheekschuld en de verschillende leges voor het nemen van een
hypotheek.

Door MFI’s verstrekte woninghypotheken in het eurogebied


(procenten)

Als percentage van totale kredietverlening


aan huishoudens Groei op jaarbasis
dec. 1999 62,7 12,2
dec. 2000 63,8 8,5
dec. 2002 65,0 6,9
dec. 2002 66,4 7,6
Bron: ECB.

Groei kredietverstrekking aan huishoudens in het eurogebied, naar soort krediet


(groei in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
totaal
consumptief krediet
woninghypotheken
14,0 14,0

12,0 12,0

10,0 10,0

8,0 8,0

6,0 6,0

4,0 4,0

2,0 2,0

0,0 0,0
1999 2000 2001 2002
Bron: ECB.
Toelichting: Het totaal bestaat uit de som van woninghypotheken, consumptief krediet en “overige kredietverlening” (niet in de grafiek
opgenomen).

ECB Maandbericht • mei 2003 59


6 Afsluitende opmerkingen

De huizenprijsinflatie in het eurogebied is de gehad. Het is waarschijnlijk dat de stijging van de


afgelopen vier jaar ruim boven de consumptie- huizenprijzen ook heeft bijgedragen aan de hoge-
prijsinflatie gebleven. De recente opleving van de re bruto schuldenlast van de huishoudens in het
huizenprijzen is minder uitgesproken dan in de eurogebied.
tweede helft van de jaren tachtig. De groei van
het beschikbare inkomen en de daling van de De schommelingen in huizenprijzen vormen het
rente op woninghypotheken hebben in belangrij- belangrijkste kanaal dat de huizenmarkt met de
ke mate bijgedragen aan de recente opleving. De rest van de economie verbindt. Het is daarom
invloed van de recente opleving van de huizen- van belang het beloop van de huizenprijzen
prijzen op de particuliere consumptie is in het nauwgezet te volgen en te trachten inzicht te
eurogebied als geheel waarschijnlijk betrekkelijk verkrijgen in de determinanten ervan. Daartoe
bescheiden geweest, hoewel in sommige landen bestaat behoefte aan verbeterde normen voor
de huizenprijsdynamiek wellicht een aanzienlij- het verzamelen van statistieken omtrent de hui-
ker effect op de consumptiebeslissingen heeft zenmarkt in de landen van het eurogebied.

60 ECB Maandbericht • mei 2003


Elektronificering van betalingen in
Europa
Het stijgend gebruik van nieuwe communicatietechnologieën en de behoefte aan specifieke betalingsmecha-
nismen voor elektronische handel hebben de afgelopen jaren mogelijkheden gecreëerd voor nieuwe inter-
mediairs die het versturen en het verwerken van betalingsopdrachten moeten vergemakkelijken. Tegelijkertijd
hebben de banken ook nieuwe middelen voor klanten ontwikkeld om toegang te verlenen tot rekeningen en
om betalingen te verrichten. De meeste initiatieven bevinden zich nog in een pril stadium. Conform haar
statutaire verantwoordelijkheid “om een goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen”, ziet de
Europese Centrale Bank twee rollen voor zich weggelegd: die van katalysator en die van toezichthouder.
Aangezien de markt zich nog in een ontwikkelingsfase bevindt,zal de nadruk aanvankelijk op de eerste functie
liggen. De ECB tracht een forum te bieden voor samenwerking tussen de spelers en analyses en statistieken
op te stellen ter ondersteuning van de integratie van verschillende onderdelen van de betalingscyclus en
infrastructuren in Europa. Haar toezichtactiviteiten inzake het elektronisch betalingsverkeer zullen zich in
eerste instantie toespitsen op de veiligheid van de daarmee verband houdende instrumenten en systemen.

1 De veranderende aard van betalingen

Een betaling kan in het algemeen worden gedefi- aspecten van belang: het afleveren van de factuur
nieerd als een overdracht door een betaler van aan de betaler en het op elkaar afstemmen van
een monetaire vordering op een partij die aan- de verzonden facturen en de ontvangen betalin-
vaardbaar is voor de begunstigde. Voor een gen door de begunstigde.
kleine transactie is de aanvaardbare monetaire
vordering normaliter centrale-bankgeld of bij In principe kan het hele betalingsproces, inclusief
een financiële instelling aangehouden deposito’s/ het verstrekken van elektronische betaalmid-
passiva. De jongste tijd zijn, voor zover de regle- delen, volledig worden geautomatiseerd met
mentering het toeliet, ook verplichtingen van behulp van informatie- en communicatietechno-
niet-banken als aanvaardbare vorderingen ge- logie. De omschakeling naar de verstrekking van
bruikt. Een monetaire vordering die geaccep- betalingsdiensten op een uitsluitend elektroni-
teerd wordt door de begunstigde, wordt het sche en sterk geautomatiseerde basis wordt de
“betaalmiddel” genoemd. elektronificering van betalingen genoemd. In
Kader 1 wordt een schematisch voorbeeld ge-
Betalingsinstrumenten zijn instrumenten waar- geven van het betalingsproces en de elektronifi-
mee de betaler de overdracht van het betaal- cering ervan.
middel kan initiëren. Er bestaat een hele waaier
betalingsinstrumenten voor transacties op het Conform haar statutaire verantwoordelijkheid
verkooppunt (zoals debet- en kredietkaarten), “om een goede werking van het betalingsverkeer
transacties om facturen te betalen en, meer in te bevorderen”, ziet de ECB op het vlak van de
het algemeen, voor de overdracht van middelen elektronificering van betalingen voor zichzelf
tussen economische subjecten (zoals overschrij- voornamelijk een rol weggelegd in de doelmatig-
vingsopdrachten aan het loket of on line). heid en de veiligheid van de daarmee verband
houdende instrumenten en systemen. Door de
In de meeste gevallen zijn het betalingsinstru- ontwikkelingen in de informatie- en communica-
ment en het betaalmiddel verschillend. De tietechnologie en,meer recent,het internet,is de
belangrijkste uitzondering is contant geld.Als het elektronificering van betalingen de afgelopen
betaalmiddel verschilt van het betalingsinstru- decennia voortdurend toegenomen.
ment, is een infrastructuur nodig voor het uit-
voeren van de overdracht van het betaalmiddel Dit artikel schetst een overzicht van de recente
van de betaler aan de begunstigde. De infra- ontwikkelingen, met de nadruk op de elektroni-
structuur voor de overdracht van passiva tussen ficering van betalingsinstrumenten voor elektro-
financiële instellingen is het interbancair beta- nische detailhandel. Onder elektronische handel
lingssysteem. Als een betaling wordt uitgevoerd wordt de verkoop of aankoop van goederen of
op basis van een factuur, zijn nog twee andere diensten verstaan via computergestuurde net-

ECB Maandbericht • mei 2003 61


Kader 1
De betalingscyclus

Bij een betalingstransactie zijn doorgaans vier ver- Bank van de 3.Verevening Bank van de
betaler tussen banken begunstigde
schillende partijen betrokken: de betaler, de
begunstigde en de twee financiële instellingen die
instaan voor de uitvoering van de middelenover-
2. Betaling 4. Afstemming
dracht. De communicatie tussen de partijen is van betaler van bank aan
steeds meer geautomatiseerd, zodat transacties aan bank begunstigde
zonder manuele interventie kunnen worden uit-
gevoerd. In de betalingscyclus in de afbeelding
wordt een schematische voorstelling gegeven van
1. Facturatie van
een betalingstransactie met een overschrijving als Betaler Begunstigde
begunstigde aan
betalingsinstrument. betaler

• Elektronische facturatie, waarbij het facturatieproces tussen de begunstigde en de betaler is geautomatiseerd,


is tot dusver beperkt gebleven.
• Het geven van betalingsinstructies, of het initiëren van betalingen, is de afgelopen jaren sterk veranderd door
de opkomst van een brede waaier aan initiatieven voor elektronische betalingsinstrumenten.
• De interbancaire betalingssystemen zijn in de betalingscyclus het verst gevorderd inzake elektronische com-
municatie. De geautomatiseerde elektronische berichtenuitwisseling wordt in deze systemen algemeen
gebruikt en is er reeds de norm geworden.
• De afstemming van balans- en betalingsgegevens tussen de aanbieder van betalingsdiensten en de begun-
stigde voor boekhoudkundige doelstellingen (met afschriften en ontvangstbewijzen) wordt reeds op grote
schaal met elektronische middelen uitgevoerd tussen grote bedrijven en hun banken. Ook kleinere bedrij-
ven beschikken in toenemende mate over deze mogelijkheid.

werken zoals het internet of de netwerken van publiek. De tweede groep bestaat uit regelingen
mobiele-telecommunicatieoperatoren. die extra voordelen trachten aan te bieden of
zich richten tot specifieke delen van de beta-
lingscyclus of niches in de markt (zoals veiling-
Een reeks nieuwe initiatieven in de markt sites op het internet).

In Europa werd een breed scala nieuwe initiatie-


ven uitgewerkt om betalingen uit te voeren via De elektronificering van traditionele
het internet en mobiele netwerken. De meeste betalingsinstrumenten
ervan staan nog in de kinderschoenen; sommige
kenden succes, maar vele moesten worden stop- De voornaamste traditionele betalingsinstru-
gezet. menten, die momenteel worden aangepast aan
het internet en mobiele netwerken, zijn krediet-
Een onderscheid kan worden gemaakt tussen kaarten, overschrijvingen en debetinstrumenten
traditionele betalingsinstrumenten die aan elek- (zoals domiciliëringen, debetkaarten en
tronische handel werden aangepast en nieuwe cheques). Kader 2 verschaft toelichting bij deze
betalingsinstrumenten die speciaal met dat doel instrumenten en het gebruik ervan in Europa.
werden ontwikkeld. De eerste groep bestaat uit
initiatieven die bestaande instrumenten hebben Kredietkaarten zijn momenteel het meest
aangepast aan het gebruik in nieuwe markten, gebruikte betalingsinstrument om betalingen uit
met slechts geringe of geen veranderingen aan de te voeren op het internet.Het succes van het on-
logica van deze instrumenten. De vertrouwd- linegebruik van kredietkaarten kan worden
heid van de producten lag aan de basis van een verklaard door het feit dat ze internationaal
algemene en probleemloze aanvaarding door het gekend zijn door klanten en algemeen worden

62 ECB Maandbericht • mei 2003


Kader 2
Gebruik van niet-contante betalingsinstrumenten in Europa

Een overschrijving is een opdracht van de betaler aan Gebruik van niet-constante
zijn/haar bank om zijn/haar bankrekening te debiteren betalingsinstrumenten in Europa
en te crediteren aan de bankrekening van de begun- (aantal transacties per inwoner per jaar)

stigde. Overschrijvingen zijn de meest gebruikte elektronisch geld op kredietkaarten


betalingsinstrumenten in Europa. Zowat een derde van basis van kaart incasso’s
cheques overschrijvingen
alle niet-contante betalingen zijn overschrijvingen. debetkaarten
250 250
Debetinstrumenten bieden de begunstigde de mogelijk-
heid een opdracht te geven aan zijn/haar bank om de
door de betaler gedane aankopen rechtstreeks aan te
rekenen (debiteren) op de rekening van de betaler. Drie 200 200
soorten debetinstrumenten worden onderscheiden:
incasso’s, debetkaarten en cheques.

1. Incasso’s zijn op voorhand toegestane debiteringen 150 150

van de bankrekening van de betaler, waarvoor de begun-


stigde opdracht geeft. Incasso’s worden vaak gebruikt
voor periodieke betalingen, zoals betalingen voor nuts-
100 100
voorzieningen (bijvoorbeeld voor het gebruik van
water, telefoon en elektriciteit), of voor eenmalige beta-
lingen waarbij er geen rechtstreeks contact is tussen de
betaler en de begunstigde. Incasso’s zijn het op één na 50 50
meest gebruikte middel voor betalingen (een vierde).

2. Debetkaarten zijn een handig middel om de


gegevens van de betaler door te geven die nodig zijn om 0 0
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
een domiciliëring uit te voeren. Deze gegevens zijn
1 Oostenrijk 9 Italië
opgeslagen op de magnetische strook (of chip) op de 2 België 10 Luxemburg
kaart. Een terminal is nodig om de informatie op de 3 Denemarken 11 Nederland
4 Finland 12 Portugal
debetkaart te lezen en eventueel na te gaan of de kaart
5 Frankrijk 13 Spanje
nog geldig is en of de transactie de gebruikslimiet daar- 6 Duitsland 14 Zweden
van niet zou overschrijden. Debetkaarten zijn het meest 7 Griekenland 15 Verenigd Koninkrijk
8 Ierland 16 Europese Unie
gebruikte instrument voor niet-contante betalingen bij
verkooppunten. Zowat een vijfde van alle betalingen Bron: “Payment and securities settlement systems in the European
Union (Blue Book)”, Addendum, ECB, juli 2002, cijfers voor het jaar
wordt met een debetkaart uitgevoerd. 2000.

3. Een cheque is een geschreven opdracht van een partij (de trekker) aan een andere (de betrokkene, normaal-
gesproken een bank), waarbij de betrokkene wordt verzocht een bepaalde som op verzoek te betalen aan de trekker
of aan een door de trekker aangeduide derde partij. In sommige landen worden cheques nog vaak gebruikt, waar-
door betalingen met cheques goed zijn voor tussen 19% en 20% van alle in Europa uitgevoerde betalingen. In veel
landen zijn ze echter vrijwel onbestaande.

Met kredietkaarten kunnen klanten aankopen doen en/of contant geld afhalen als krediet van het uitgevende
kredietkaartbedrijf. Het verstrekte krediet wordt ofwel volledig verrekend op het einde van een specifieke periode,
doorgaans een maand, ofwel gedeeltelijk, waarbij het overblijvende saldo als krediet wordt verstrekt. Eerst-
genoemde regeling wordt wel eens een kaart met uitgesteld debet genoemd, maar in dit artikel worden eenvoudig-
heidshalve beide varianten kredietkaarten genoemd. Kredietkaarten worden gebruikt in 5% tot 6% van alle niet-
contante transacties in Europa.

ECB Maandbericht • mei 2003 63


aanvaard door de handelaars. In vele landen ligt cheques slechts een geringe rol en in landen
de aansprakelijkheid voor een frauduleuze trans- waar ze meer algemeen worden gebruikt zijn
actie ofwel bij de handelaar of wel bij het krediet- andere betalingsinstrumenten en -diensten ont-
kaartbedrijf. Dit maakt kredietkaarten bijzonder wikkeld voor de elektronische handel.
aantrekkelijk voor de betaler, die er zeker van
kan zijn dat hij/zij geen geld verliest door fraude,
als hij/zij aan zijn/haar verplichtingen heeft vol- Nieuwe betalingsinstrumenten en
daan. -diensten

De meeste banken in Europa bieden hun klanten Terwijl de voorbeelden in de vorige paragraaf
reeds toepassingen inzake elektronisch bankie- voornamelijk betrekking hadden op elektroni-
ren aan, waarmee overschrijvingen on line kun- sche presentatie en transmissie van betalings-
nen worden uitgevoerd. Elektronisch bankieren informatie met behulp van traditionele betalings-
wordt erg populair en er wordt werk gemaakt instrumenten (bijvoorbeeld kredietkaarten,
van gemeenschappelijke normen in Europa. Het overschrijvingen, enz.) en betaalmiddelen (com-
gebruik van overschrijvingen voor aankopen op merciële-bankgeld), worden in deze paragraaf
het internet is echter nog niet op grote schaal nieuwe betalingsinstrumenten en aanverwante
verspreid, hoewel in Scandinavië een aantal sys- diensten besproken.Aanbieders gebruiken ofwel
temen met succes werd geïmplementeerd. traditionele betaalmiddelen ofwel een nieuw
betaalmiddel zoals elektronisch geld of passiva
In sommige landen kunnen ook domiciliëringen van andere bedrijven. Deze nieuwe initiatieven
worden gebruikt voor betalingen over het inter- hebben met elkaar gemeen dat ze gebruik maken
net. De procedures zijn vergelijkbaar met die van informatie- en communicatietechnologieën
voor een on-linebetaling met een kredietkaart. die voordien niet beschikbaar waren voor
De betaler zendt zijn/haar bankgegevens (reke- betalingen.
ningnummer en routinginformatie) naar de
begunstigde of de bank van de begunstigde, Elektronisch geld (e-money) wordt door de ECB
waarna de fondsen afzonderlijk van de rekening ruim gedefinieerd als “een elektronische opslag-
worden gedebiteerd. Deze systemen zijn vorm van monetaire waarde op een technische
gewoonlijk beperkt tot gebruik binnen één drager, gebruikt voor betalingen aan instellingen
bepaald land, waardoor incasso’s minder of ondernemingen andere dan de emitterende
geschikt zijn voor grensoverschrijdende elektro- instelling zonder dat er bij de transactie nood-
nische handel. zakelijk bankrekeningen betrokken zijn, maar
fungerend als een betaalmiddel aan toonder
In sommige Europese landen kunnen debetkaar- waarin van tevoren waarde is opgeslagen”
ten worden gebruikt in internetwinkels. Het is (Report on electronic money, ECB, augustus
vergelijkbaar met het incassosysteem, maar 1998). Volgens deze definitie is elektronische
biedt extra beveiliging voor betalingen door de waarde vergelijkbaar met contant geld (hoewel
aanwezigheid van de kaart. De eigenaar van de ze, in tegenstelling tot contant geld, niet open-
kaart identificeert zich met behulp van een op de baar hoeft te circuleren) en kan ze bijvoorbeeld
PC aangesloten kaartlezer. Het gebruik van worden opgeslagen op een intelligente kaart
debetkaarten voor aankopen op het internet is (systemen op basis van een kaart) of op een per-
nog relatief beperkt. sonal computer (systemen op basis van soft-
ware). Elektronisch geld is via de wetgeving een
Een elektronische “cheque” is een nabootsing nieuw betaalmiddel geworden. In Europa is de
van de papieren cheque, met het verschil dat de uitgifte van elektronisch geld beperkt tot kre-
opdracht elektronisch wordt gegeven. In som- dietinstellingen en bedrijven – een soort van
mige rechtsgebieden kan het ontbreken van de beperkte bank – die ressorteren onder de natio-
geschreven handtekening leiden tot een verschil- nale toepassingen van de Richtlijn over elektro-
lende juridische classificatie van deze instrumen- nisch geld (zie wetgevende aspecten hieronder).
ten. In de meeste Europese landen spelen De definitie van elektronisch geld in de Richtlijn

64 ECB Maandbericht • mei 2003


is ruimer dan de door de ECB gehanteerde Een soortgelijke benadering wordt toegepast in
definitie en kan – naast systemen van elektro- vooruitbetaalde kaarten. Bij die systemen wor-
nisch geld op basis van kaarten en software – den de vooraf betaalde rekeningen van de beta-
systemen op basis van rekeningen omvatten. ler gespijsd met behulp van in kiosken en winkels
verkochte kaarten. De vooraf betaalde rekenin-
Momenteel bestaan er in de EU 25 verschillende gen worden op afstand bijgehouden op servers
systemen voor elektronisch geld op basis van in plaats van opgeslagen op de PC van de gebrui-
kaarten, meestal beheerd door financiële instel- ker of een intelligente kaart. Bij dit systeem kun-
lingen. Al met al zijn de hoge verwachtingen van nen betalingen ook anoniem worden uitgevoerd,
een paar jaar geleden over het gebruik ervan tot omdat er geen registratie vereist is en er geen
op heden niet bevestigd. Elektronische trans- bank- of kredietkaartgegevens worden verzon-
acties op basis van kaarten vertegenwoordigen den via het internet. De aanvaarding van deze
momenteel slechts 0,2% van alle niet-contante systemen is nog steeds beperkt. Net als bij per-
betalingen in Europa. Ze worden het meest soonlijke on-linebetalingen, kan het betaalmiddel
gebruikt in België en Luxemburg. Net als vele handelsbankgeld zijn (als een bank of elektro-
betalingssystemen, ondervinden de systemen nisch-geldinstelling daarvoor verantwoording
voor elektronisch geld problemen om een kriti- draagt) of bedrijfsgeld.
sche massa te bereiken. Er zijn de laatste tijd
geen initiatieven op Europees vlak ontwikkeld. Een andere type dienstverlening op basis van
De meeste initiatieven in verband met elektro- traditionele instrumenten zijn betalingsportalen.
nisch geld op basis van software werden stop- Dat zijn aanbieders van betalingsdiensten die toe-
gezet vooraleer ze op ruimere schaal konden gang bieden tot een breed scala verschillende
worden toegepast. betalingsinstrumenten en die handelsrekeningen
kunnen aanbieden voor on-linedetailhandel in het
Het stijgende succes van veilingsites op het inter- algemeen. Betalingsportalen verzorgen het beta-
net leidde tot het ontstaan van aanbieders van lingsgedeelte van elektronische handelstrans-
betalingsdiensten, waarmee via het internet acties voor handelaars, die hun klanten kunnen
betalingen tussen personen kunnen worden uit- verwijzen naar het betalingsportaal om on-line-
gevoerd. Deze worden meestal persoonlijke on- betalingen te verrichten.Als de betaling correct is
linebetalingen genoemd. De systemen werken uitgevoerd, meldt het portaal aan de handelaar
op dezelfde manier als bankdeposito’s: klanten dat de bestelling kan worden verzonden.
openen specifieke rekeningen bij de aanbieders
van betalingsdiensten en het geld op deze reke- Om in te spelen op de behoefte aan kleine beta-
ningen kan worden gebruikt voor betalingen via lingen via het internet, ontstonden initiatieven
het internet. Zij borduren voort op de traditio- die hier diensten voor cumulatieve inning (cumu-
nele betalingsinstrumenten (bijvoorbeeld kre- lative collection services) worden genoemd. Ze
dietkaarten of overschrijvingen). De belangrijk- hebben gemeen dat ze meerdere kleinere beta-
ste gemeenschappelijke vernieuwing van deze lingen samenvoegen tot een enkele transactie die
initiatieven is het gebruik van e-mails en de web- op geregelde tijdstippen (bijvoorbeeld het einde
site van de provider voor communicatie tussen van elke maand) in een keer aan de klant wordt
de betalingsprovider en de gebruikers,alsook het aangerekend. De inningsprocedures zijn te ver-
gemak waarmee nieuwe rekeningen worden gelijken met uitgestelde betalingen voor het ver-
gecreëerd.Volgens de bancaire regelgeving in de effenen van kredietkaartrekeningen. De aan-
EU dienen de betaalmiddelen bij deze initiatieven rekening kan op twee manieren gebeuren: ten
handelsbankgeld of elektronisch geld te zijn. Dat eerste, systemen waarin de transacties op gere-
betekent dat een bankvergunning of een vergun- gelde tijdstippen worden vereffend via tradionele
ning om als een elektronisch-geldinstelling op te betalingsinstrumenten, bijvoorbeeld via een
treden verplicht is. Buiten de EU zijn in sommige incasso van de bankrekening van de klant of via
landen ook passiva van niet-banken (“bedrijfs- een kredietkaartrekening en, ten tweede, syste-
geld”) toegestaan. men waarbij de transacties worden bijgeschre-
ven op de rekening van de klant door een bedrijf

ECB Maandbericht • mei 2003 65


Kader 3
Classificatie van betalingsinstrumenten/betaalmiddelen

Traditionele betaalinstrumenten Betaalmiddelen


Bankbiljetten en muntstukken Centrale-bankgeld
Overschrijvingen Handelsbankgeld
Debetinstrumenten Handelsbankgeld
Kredietkaarten Handelsbankgeld
Nieuwe betaalinstrumenten Betaalmiddelen
Elektronisch geld elektronisch geld
Persoonlijke on-linebetalingen Handelsbankgeld, elektronisch geld of “bedrijfsgeld
Vooruitbetaalde kaarten Handelsbankgeld, elektronisch geld of “bedrijfsgeld
Betalingsportalen Handelsbankgeld, elektronisch geld of “bedrijfsgeld
Cumulatieve inning Handelsbankgeld, elektronisch geld of “bedrijfsgeld
M-payments Handelsbankgeld, elektronisch geld of “bedrijfsgeld
Opmerking: “Bedrijfsgeld” kan op kleine schaal in de EU worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn inzake
elektronisch geld, mits andere nationale bepalingen zulks niet uitsluiten.

waarmee hij/zij al een relatie heeft (bijvoorbeeld geld) worden gebruikt om producten en dien-
de telefoonmaatschappij of de internetaanbie- sten mee te betalen. Mobiele toestellen zijn erg
der). Diensten voor cumulatieve inning zijn geen geschikt hiervoor, omdat ze persoonlijk zijn,
nieuw betaalmiddel, maar eerder een nieuwe voortdurend meegedragen worden, speciaal
laag bovenop bestaande producten om te bespa- ontworpen werden voor het tot stand brengen
ren op de transactiekosten. In sommige gevallen van verbindingen en omdat de penetratiegraad
is deze dienst bedoeld voor micro-betalingen: de van digitale mobiele telefoons in Europa hoger
verwerking van deze bedragen via traditionele ligt dan die van personal computers. Mobiele
betalingsinstrumenten zou zowel voor de klant telefoontoestellen kunnen ook voor alle soorten
als voor de handelaar erg duur kunnen uitvallen. betalingen worden gebruikt: zowel aan bemande
Het gebruik van diensten voor cumulatieve als onbemande betaalterminals, voor internet-
inning is echter beperkt gebleven. betalingen en in sommige systemen ook voor
betalingen tussen particulieren. Om de onder-
Voor het uitvoeren van betalingen via mobiele linge operabiliteit van de verschillende produc-
telefoons werden verscheidene initiatieven ont- ten voor m-payment te bevorderen werden ver-
wikkeld. Die worden soms m-payments schillende initiatieven op het getouw gezet,
genoemd. Momenteel bieden m-payments in de waaronder het MOBEY-forum, het Mobile elec-
eerste plaats een nieuw betalingskanaal voor het tronic Transactions (Met) initiatief, het Mobile
uitvoeren van een overschrijving of een incasso Payments Forum en PayCircle. Deze fora stimu-
van middelen (handelsbankgeld) bij een financiële leren het gebruik van mobiele technologie in
instelling. Sommige bieden ook vooraf betaalde financiële diensten en fungeren als verbinding
producten aan met rekeningen die toegankelijk tussen de verschillende standaardiseringsorgani-
zijn via mobiele telefoons. De middelen op der- saties in de sectoren van de mobiele telecom-
gelijke rekeningen (elektronisch geld of bedrijfs- municatie en de financiële dienstverlening.

2 Uitdagingen inzake ontwikkeling

Technologische innovaties kunnen de efficiëntie dagingen die het hoofd moeten worden geboden
van de betalingen verhogen door de transactie- opdat een veilige en efficiënte infrastructuur
kosten te drukken, en aldus de algemene wel- voor elektronische betalingen ontstaat.
vaart verhogen. Er zijn echter nog talrijke uit-

66 ECB Maandbericht • mei 2003


Een belangrijke uitdaging die de invoering van niseerd geweest door een vrij gesloten groep
nieuwe betalingsdiensten bemoeilijkt, is hun deelnemers uit de financiële sector, en vond zij
afhankelijkheid van een voldoende uitgebreid geen ingang over de landsgrenzen heen. De
netwerk. De betalingsinstrumenten ontlenen gewijzigde omgeving - met name het mondiale
hun waarde aan het aantal acceptatiepunten of draagvlak dat tot stand is gebracht door internet
plaatsen waar ze kunnen worden gebruikt. Die en mobiele netwerken en door de invoering van
instrumenten worden daarom ook netwerk- de euro - hebben op diverse wijzen bijgedragen
producten genoemd.Zo zal een bepaald type van tot de toegenomen complexiteit van de samen-
kaart voor de gebruiker waardevoller worden en werking en van het vastleggen van standaarden.
zal het netwerk op anderen een grotere aan-
trekkingskracht uitoefenen, naarmate de kaart Eén aspect dat het vastleggen van standaarden
door meer terminals wordt aanvaard. Een grote bemoeilijkt, is het toegenomen aantal spelers in
moeilijkheid waaraan nieuwe netwerkproducten de betalingscyclus, waaronder steeds meer niet-
of -systemen het hoofd moeten bieden, is de financiële organisaties. Zoals beschreven in
noodzaak om een kritische massa tot stand te Kader 1, omvat de volledige cyclus van de elek-
brengen om voldoende andere gebruikers te tronische betalingen de facturering door de fac-
kunnen aantrekken. De klanten zullen slechts tot tureerder, de initiëring van de betaling door de
het netwerk toetreden indien voldoende accep- betaler, de betalingsverwerking en -afwikkeling
tatiepunten beschikbaar zijn, terwijl de hande- door de financiële instellingen en ten slotte de
laars slechts acceptatiepunten zullen aanbieden betalingsafstemming door de begunstigde. Er zijn
indien voldoende klanten er mogelijk gebruik van oplossingen nodig die aanvaardbaar zijn voor alle
maken. Dit probleem van “de kip en het ei” partijen, die idealiter betrokken moeten worden
brengt hoge aanloopkosten met zich mee voor bij de ontwikkeling en invoering van de stan-
alle nieuwe betalingsinstrumenten en -diensten. daarden die van toepassing zijn op hun taak in de
betalingscyclus.
De overige uitdagingen voor het welslagen van
de elektronische betalingen hebben te maken De technologische ontwikkelingen en de intrede
met standaardiserings en wetgeving, evenals met van nieuwe providers op de markt, gekoppeld
de beveiliging van de instrumenten en betaalmid- aan de snelle ontwikkelingen in andere domei-
delen. De voordelen van de elektronificering van nen waar communicatie van essentieel belang is,
de betaalcyclus kunnen slechts ten volle worden hebben geleid tot hogere verwachtingen van-
benut door gebruik te maken van gemeenschap- wege de klanten. De klanten verwachten
pelijke standaarden. Ook een goed onderbouwd snellere en goedkopere betalingen, hetgeen
wettelijk kader is volstrekt onontbeerlijk voor impliceert dat de bestaande interbancaire
het leveren van de nieuwe betalingsdiensten.Tot infrastructuur - die van oudsher gebaseerd is op
slot is de beveiliging van de diensten van het het concept van valutadata en dagelijkse afwik-
allergrootste belang, zowel vanuit het oogpunt kelingen - zich zal moeten aanpassen aan de
van de betalingsprovider als vanuit het oogpunt nieuwe omgeving. De huidige ontwikkelingen in
van het publiek.In deze vlakken zou een nauwere de betalingssystemen omvatten de invoering van
samenwerking tussen de betrokken partijen dui- een rechtstreekse en eenvoudige toegang (vb.
delijk voordelen opleveren. met behulp van internettechnologieën) en
instrumenten om de veiligheidsrisico’s te
beheersen (vb. de Public Key Infrastructure of
Standaardiseringsaspecten PKI), veranderingen in de timing en de finaliteit
(vb. meervoudige of real-time interbancaire
Het is van essentieel belang dat overeenstem- afwikkeling per dag), de vergrote mogelijkheid
ming wordt bereikt inzake gemeenschappelijke om informatie over te dragen (bijvoorbeeld om
standaarden en berichtformaten die straight- automatische afstemming mogelijk te maken) en
through-processing (STP) mogelijk maken zon- variabele berichtformaten (vb. XML).
der manuele tussenkomst. Van oudsher is de
standaardisering in de betalingsdiensten georga- De consolidatie- en integratieprocessen in

ECB Maandbericht • mei 2003 67


Europa en de oprichting van grensoverschrij- door het publiek het vaakst worden aangehaald
dende betalingssystemen verhogen de complexi- om geen elektronische betalingsinstrumenten te
teit nog meer, maar maken ook dat de voordelen gebruiken. Bovendien kan het mislukken van
groter zijn. Binnen Europa is er een aanzienlijk sommige initiatieven worden toegeschreven aan
onderling verschil tussen de nationale standaar- onvoldoende beveiliging van de door de beta-
den, en de overgang naar Europese of mondiale lingsprovider aangeboden diensten. Er werden
standaarden is een dure zaak. diverse beveiligingsinitiatieven ontplooid met het
oog op betalingen via internet, maar niet al deze
initiatieven vonden algemene ingang.
Regelgevingsaspecten
Wanneer men de globale beveiliging van elek-
Het Europese regelgevingskader voor elektroni- tronische betalingen en on-line transacties
sche handel omvat diverse richtlijnen die zich beoordeelt, dient men rekening te houden met
toespitsen op problemen die zouden kunnen verschillende componenten, zoals de beschik-
voortvloeien uit on-line handel en betalingen in baarheid, authenticiteit/machtiging, integriteit,
de diverse wettelijke, contractuele en juridische onweerlegbaarheid en vertrouwelijkheid. Deze
stelsels van de verschillende EU-landen componenten worden kort toegelicht in Kader 5.
(Kader 4).
Veel van de hogervermelde beveiligingsaspecten
De Europese Commissie heeft recentelijk een kunnen enkel worden verwezenlijkt door ver-
consultatie gehouden over een “Possible Legal schillende technieken te combineren, veelal
Framework for the Single Payments Area in the door gebruik te maken van encryptietechnolo-
Internal Market” (Eventueel Wettelijk Kader gieën in combinatie met aangepaste organisato-
voor de Eengemaakte Ruimte voor Betalingen in rische maatregelen. Tot dusver vormden inade-
de Interne Markt).1 Het doel van het consulta- quate organisatorische maatregelen een beletsel
tiedocument was de invoering van een coherent voor de succesvolle invoering van de initiatieven
en modern wettelijk kader voor de betalingen in op grote schaal, terwijl de vereiste technolo-
de Interne Markt te bespreken, teneinde te gieën om aan deze vereisten te voldoen, reeds
komen tot een codificatie van de diverse door enige tijd beschikbaar waren. De beveiliging van
het Europees Parlement, de Europese Commis- de elektronische betalingen is niet alleen een
sie en de Raad goedgekeurde rechtsinstrumen- kwestie van technologie, maar is ook afhankelijk
ten in één allesomvattend wettelijk kader. van een geëigend bedrijfsmodel dat door de
klanten wordt aanvaard, en dat niet te duur is
In het licht van de snelle technologische ontwik- voor de gebruikers.
kelingen zou het voor de wetgevers moeilijk kun-
nen worden om te voorzien in een aangepaste Er zijn diverse encryptiestandaarden ontwikkeld
en hedendaagse wetgeving.Elke aanvullende wet- en initiatieven genomen om een veiligere trans-
telijke vereiste ten aanzien van innovatieve bet- missie en opslag van de betalingsinformatie
alingsregelingen zou bijgevolg grondig moeten mogelijk te maken. Het meest wijdverbreide
worden getoetst qua noodzaak, zou als alge- protocol is de Secure Socket Layer (SSL). Het
meen principe moeten worden gedefinieerd ten- biedt een veilige uitwisseling van gegevens tussen
einde tegemoet te komen aan de toekomstige de PC van de klant en de webstek van de hande-
technologische ontwikkelingen, en zou moeten laar. Meestal is een aanvullend paswoord vereist
worden ontwikkeld in overleg met de markt- om de deelnemers te authentificeren. Krediet-
deelnemers. kaarten – de vaakst gebruikte betalingsinstru-
menten op internet – werden in toenemende
mate belaagd door fraudeurs, zodat de krediet-
Beveiligingsaspecten kaartmaatschappijen, handelaars en klanten zich
zorgen gingen maken over het beveiligingsaspect.
De beveiligingsbekommernissen omtrent elek-
tronische betalingen behoren tot de redenen die 1 Zie www.europa.eu.int.

68 ECB Maandbericht • mei 2003


Kader 4
Wettelijk kader voor elektronische handel in Europa

Er zijn een aantal richtlijnen goedgekeurd om het vertrouwen in de elektronische handel op te krikken en om
het leveren van on-line diensten en producten aan te moedigen. De drie belangrijkste richtlijnen met betrekking
tot elektronische betalingen zijn de volgende:
– de Richtlijn inzake elektronische handel (Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en van de
Europese Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatie-
maatschappij, met name de elektronische handel, in de Interne Markt) is erop gericht het “vrije verkeer van
diensten van de informatiemaatschappij tussen de Lidstaten” te waarborgen. De Richtlijn bevordert het vrije
verkeer van on-line diensten door middel van het toezicht op de dienstverleners in de Lidstaat waarin zij
gevestigd zijn (“land-van-oorsprong”-beginsel). Zij stelt tevens maatregelen in om de transparantie van de
commerciële communicatie en “elektronische verkoop” te bevorderen, en zorgt voor de erkenning van de
wettelijke validiteit van de elektronische contracten;
– de Richtlijn inzake elektronisch geld (Richtlijn 2000/46/EG betreffende de toegang, de uitoefening van en
het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld) introduceert
een minimaal stelsel van geharmoniseerde regels voor bedrijfseconomisch toezicht op de uitgifte van
elektronisch geld, en past de regelingen inzake wederzijdse erkenning van binnenlands toezicht in de
Lidstaat (zoals bepaald in Richtlijn 2000/12/EG) toe op de instellingen voor elektronisch geld; en
– de Richtlijn inzake elektronische handtekeningen (Richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk
kader voor elektronische handtekeningen) voert het kader in met betrekking tot de voorwaarden die van toe-
passing zijn op elektronische handtekeningen. De Richtlijn garandeert dat alle Lidstaten de wettelijke validi-
teit van een elektronische handtekening erkennen, en vervolgens dat alle diensten die verband houden met
elektronische handtekeningen, op de EU-markt kunnen worden geleverd zonder nationale belemmeringen.

De overige geldende wetgeving omvat het volgende:


– De Bankrichtlijn (2000/12/EG) van 20 maart 2000 voorziet in een Europees paspoort waarmee krediet-
instellingen diensten kunnen aanbieden en bijkantoren kunnen oprichten in andere Lidstaten. Het stelt de
kredietinstellingen tevens in staat toegang te verkrijgen tot buitenlandse, in de EU gevestigde betaalsyste-
men, en dit niet alleen via de in dat land gevestigde bijkantoren, maar ook via toegang op afstand zonder
fysieke aanwezigheid, op voorwaarde dat zij de voorwaarden van de desbetreffende systemen aanvaarden.
– De Verordening inzake grensoverschrijdende betalingen in euro (2560/2001/EG) schrijft regels voor die
moeten garanderen dat de kosten voor grensoverschrijdende betalingen dezelfde zijn als die voor betalingen
in euro binnen de Lidstaat (voor grensoverschrijdende betalingen tot (uiteindelijk) EUR 50.000).
– De Aanbeveling betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het
bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder (97/489/EG) omvat een beschrijving van de juis-
te verdeling van de aansprakelijkheid tussen de consument, de handelaar en de aanbieder van betalings-
diensten.

De Europese banken en kaartsystemen hebben kenmerken. In het geval van elektronische beta-
onlangs werk gemaakt van een actieve aanpak lingen vormt de verdeling van de risico’s en ver-
van fraudebestrijding onder leiding van de nieuw antwoordelijkheden tussen de betrokken
opgerichte European Payments Council (EPC). partijen bijgevolg een cruciale factor in de ont-
wikkeling van veilige betalingen. De verplichtin-
Meer in het algemeen dient de structuur van de gen en verantwoordelijkheden van alle partijen
stimulansen in gedachten te worden gehouden die betrokken zijn bij een betalingscyclus, dienen
wanneer men de beveiligingskenmerken be- duidelijk te worden toegewezen en wettelijk te
spreekt. Het risico dat men aansprakelijk wordt worden onderbouwd. De partijen die een
gesteld voor een falend beveiligingskenmerk, potentieel risico lopen en mogelijke kosten
vormt een sterke, ja zelfs de sterkste stimulans riskeren als gevolg van een verplichting (vb. om
voor het ontwikkelen van adequate beveiligings- de vertrouwelijkheid te handhaven of om

ECB Maandbericht • mei 2003 69


Kader 5
Beveiligingscomponenten

Enkele van de belangrijkste beveiligingscomponenten zijn:


– Beschikbaarheid: het instrument reageert efficiënt en snel, heeft voldoende capaciteit om aanvaardbare pres-
taties te leveren, en kan snel herstellen na een storing.
– Authenticiteit en machtiging: het instrument beschikt over het juiste middel om de identiteit en bevoegdheid
te authentificeren van klanten die van de dienst gebruik maken, en om erop toe te zien dat alle transacties
wettig zijn.
– Integriteit: het instrument beschikt over de aangepaste hulpmiddelen om de integriteit van de gegevens bij
elektronische-betalingstransacties te waarborgen. Dit impliceert dat alle informatie die verband houdt met
verzonden of opgeslagen elektronische betalingen, niet kan worden gewijzigd of geannuleerd zonder mach-
tiging.
– Onweerlegbaarheid: het instrument maakt gebruik van transactie-authentificatiemethoden die de weerleg-
baarheid bemoeilijken en die de aansprakelijkheid voor elektronische-betalingstransacties vastleggen. Er
wordt een bewijs geleverd voor de verzending of ontvangst van een bericht, teneinde de zender ertegen te
beschermen dat de ontvanger de ontvangst van de gegevens valselijk ontkent, en teneinde de ontvanger erte-
gen te beschermen dat de zender valselijk ontkent de gegevens al dan niet te hebben verstuurd.
– Vertrouwelijkheid: het instrument heeft de nodige middelen om het vertrouwelijke karakter van de desbe-
treffende elektronische-betalingsinformatie te vrijwaren. De sleutelinformatie mag niet op een zodanige
manier worden onthuld, dat zij door onbevoegden kan worden geraad pleegd of misbruikt.

valse/frauduleuze betalingen te herstellen), nische betalingen informatie die verder gaat dan
zullen sterk gemotiveerd zijn om de nodige de betaling op zich (vb. over de gedragspatronen
beveiligingsmaatregelen te nemen. van de betalers en begunstigden, de circulatie-
snelheid van de betaalmiddelen, enz.). De gege-
Tot slot moet men zich ervan bewust zijn dat de vensbeveiliging en de bescherming van de per-
elektronificering van de betalingen door het soonlijke levenssfeer, evenals de toewijzing en
gebruik van elektronische betalingsinstrumenten het oordeelkundige gebruik van verstrekte
en betaalmiddelen leidt tot een nieuwe informa- waardevolle informatie, zijn verstrekkende
tiekwaliteit. Dankzij de door de informatietech- aspecten die moeten worden besproken en aan
nologie geboden functies, genereren de elektro- de orde gesteld.

3 De betrokkenheid van de ECB bij elektronische betalingen

De taken van de ECB in het vlak van betaal- met de marktdeelnemers ziet de ECB twee
systemen en betalingsinstrumenten omvatten hoofdtaken voor zichzelf weggelegd – een kata-
het bevorderen van de beveiliging en efficiëntie lysatorfunctie, en een toezichtsfunctie.Teneinde
van die betaalsystemen en betalingsinstrumen- de efficiëntie en beveiliging te waarborgen, zal
ten, de vrijwaring van het transmissiemechanis- het Eurosysteem zich in eerste instantie – zolang
me van het monetaire beleid en de rekeneen- de markt zich nog in een ontwikkelingsfase
heidsfunctie van geld, en de handhaving van de bevindt – toespitsen op de eerste taak.
systeemstabiliteit.

In de herfst van 2002 publiceerde de ECB een Katalysator


paper “E-payments in Europe – the Eurosystem’s
perspective”, en organiseerde zij een conferen- Het grote publiek heeft het meeste baat bij een
tie om de toekomst van de elektronische beta- naadloze samenwerking van de diverse partijen
lingen en de rol van het Eurosysteem in dit vlak die betrokken zijn bij het elektronisch-betalings-
te bespreken. Op grond van deze gesprekken proces. Door op te treden als drijvende kracht

70 ECB Maandbericht • mei 2003


achter de ontwikkelingen terzake (katalysator), Account Number (IBAN), de Bank Identifier
tracht de ECB een forum aan te bieden voor de Code (BIC), en de electronic Payment Initiator
samenwerking tussen de betrokken partijen (ePI).2 De ECB bevordert het gebruik en de ver-
evenals voor analyses en statistieken ter onder- spreiding van deze standaarden voor de elektro-
steuning van het integratieproces. nische presentatie van betalingen.

In 2003 besloot de ECB door te gaan met het Wat het interbancaire luik van de cyclus betreft,
beheer van het electronic payment systems heeft de ECB diverse analyses uitgevoerd
observatory (ePSO of observatorium voor elek- betreffende de infrastructuur voor interbancaire
tronische betaalsystemen), dat oorspronkelijk retailbetalingen, en heeft zij aanbevelingen gefor-
door de Europese Commissie was opgericht in muleerd om de situatie te verbeteren.3 De cen-
2000. Het ePSO is een open informatie-uitwis- trale banken bieden vaak interbancaire betalings-
selingsinfrastructuur voor elektronische betalin- systemen aan, en kunnen bijgevolg een rol spelen
gen. Zijn doelstelling bestaat erin een gedachte- bij de aanpassing van deze systemen aan de
wisseling tussen de marktdeelnemers tot stand behoeften van retailbetalingen. Er zal nader
te brengen en als informatiebron te fungeren. De onderzoek worden verricht naar de specifieke
ePSO-webstek kan worden geraadpleegd op vereisten voor de ontwikkeling van interbancaire
www.e-pso.info. afwikkelings- en clearinginfrastructuren als
gevolg van de elektronificering van de betalingen.
Degelijke statistieken zijn van vitaal belang voor
de beleidsbeslissingen van de bedrijven die beta- De meeste nieuwe initiatieven op het vlak van
lingsdiensten aanbieden, voor de analisten en betalingen die momenteel worden genomen,wij-
financiers van die diensten, en voor de over- zigen het interbancaire afwikkelingsproces niet;
heden die de onderliggende beleidslijnen bepa- zij zijn afhankelijk van banken voor de afwikkeling
len.In 2002 nam de ECB een aanvang met de ver- via de interbancaire betalingssystemen.De gevol-
betering van de kwaliteit en beschikbaarheid van gen van de toegenomen toepassing van innova-
de globale betalingsstatistieken voor de EU, het tieve technologieën op het interbancaire bet-
eurogebied en de kandidaat-lidstaten. De eerste alingsproces zouden echter een zet kunnen
resultaten van deze werkzaamheden worden geven aan de real-time afwikkeling, naarmate de
verwacht in de loop van 2004. verwachtingen van het grote publiek ten aanzien
van real-time betalingen toenemen en de kosten
De ECB spitst zich toe op de grensoverschrij- van de informatietechnologie en telecommuni-
dende interoperabiliteit van de standaarden. Het catie afnemen, terwijl hun capaciteiten en moge-
is echter niet eenvoudig om op betalingsgebied lijkheden tegelijkertijd uitbreiding nemen.
overeenstemming te bereiken over de standaar-
den, wegens de betrokkenheid van verschillende Er zijn geen algemeen geaccepteerde standaar-
nationale en internationale spelers, door de spe- den op Europees niveau voor het laatste luik van
cifieke kenmerken van de netwerkproducten, de betalingscyclus tussen de begunstigde en
evenals door zowel de wijzigende eisen van de zijn/haar bank of aanbieder van betalingsdien-
klanten als de herstructureringen in de verwer- sten, namelijk de synchronisatie van de factuur-
king van de betalingen. en rekeninginformatie (“afstemming”) voor de
rekeningen van de factureerder. Voor on-line
De bijdrage van de ECB aan de goedkeuring van handel, waarbij de voordelen slechts in end-to-
de standaarden spitst zich toe op diverse com- end STP ten volle worden benut, is dit duidelijk
ponenten van de betalingscyclus:de initiëring van een tekortkoming die de kosten van de elektro-
de betalingen, het interbancaire luik en de
afstemming. Wat de initiëring van de betalingen 2 Richt u voor meer bijzonderheden tot het European Committee for
Banking Standards (www.ecbs.org).
of van de communicatie tussen de betaler en 3 Zie bijvoorbeeld “Towards an integrated infrastructure for credit
zijn/haar bank of aanbieder van betalingsdiensten transfers in euro”, ECB, november 2001, “Improving cross-border
betreft, bestaan reeds enkele internationale retail payment services – Progress report”, ECB, september 2000,
en “Improving cross-border retail payment services in the euro
standaarden, onder meer het International Bank area – the Eurosystem’s view”, ECB, september 1999.

ECB Maandbericht • mei 2003 71


nische handel nodeloos opdrijven. De ECB zal en de vereisten inzake efficiëntie dienen bijgevolg
zowel de invoering van de bestaande standaar- tegen elkaar te worden afgewogen om de juiste
den als de ontwikkeling van nieuwe standaarden balans tussen de twee te vinden.
ter ondersteuning van volwaardige STP blijven
opvolgen, en dit vanaf de aanbieding van de beta- Het Eurosysteem is begonnen met het onder-
ling tot op het ogenblik van afstemming. zoeken van de beveiliging van specifieke beta-
lingsinstrumenten voor kleine bedragen. De
gemeenschappelijke aanpak van het Euro-
Toezichthouder systeem ten aanzien van elektronisch geld werd
ter consultatie gepubliceerd in het verslag over
In het kader van haar toezichtsactiviteiten houdt “Electronic Money Systems Security Objecti-
de ECB zich bezig met de veiligheid van alle ves”, dat een lijst bevat van meer specifieke
betaalmiddelen en betalingsinstrumenten die beveiligingsdoelstellingen voor elektronisch-
door het publiek worden gebruikt. Een veron- geldsystemen. Deze beveiligingsdoelstellingen
dersteld of reëel gebrek aan beveiliging van spe- zouden de globale betrouwbaarheid en techni-
cifieke betalingsinstrumenten of -systemen zou sche beveiliging van de systemen moeten garan-
kunnen leiden tot een verlies aan vertrouwen in deren, en zouden het vertrouwen van het grote
dat instrument of systeem, en zou in extreme publiek in deze systemen moeten vergroten. Zij
gevallen een negatief effect kunnen hebben op de zijn ook ontworpen om gelijke regelgevings-
werking van de betaalsystemen, bijvoorbeeld als voorwaarden te scheppen voor de diverse sys-
men bezwaarlijk zijn toevlucht kan nemen tot temen.
andere betaalmiddelen of als het verlies aan ver-
trouwen ook andere instrumenten aantast. Dit In juli 2002 vaardigde het Eurosysteem een stel-
geldt evenzeer voor de veiligheid van de betaal- sel van overzichtsstandaarden uit met betrekking
middelen, die tot dusver gegarandeerd was door tot de systemen voor in euro luidende retail-
de regel dat op deposito’s gebaseerde betalings- betalingen.4 Het Eurosysteem zal weldra het
diensten slechts kunnen worden geleverd door definitieve stelsel van standaarden publiceren en
een financiële instelling waarop toezicht wordt de eventueel aangebrachte wijzigingen toelich-
uitgeoefend (inclusief de instellingen voor elek- ten. Het Eurosysteem heeft deze standaarden
tronisch geld). opgezet om te zorgen voor de vlotte werking
van de systemen voor retailbetalingen die van
Hoewel de beveiliging van de elektronische beta- groot belang zijn voor de economie, om de effi-
lingsinstrumenten kan worden verbeterd door ciëntie, de veiligheid en gelijke concurrentie-
middel van striktere veiligheidseisen, kunnen voorwaarden te garanderen voor de deelnemers
deze het systeem ook duurder maken voor de aan de diverse systemen, en uiteindelijk om het
consumenten, de handelaren en de aanbieders vertrouwen van het publiek in de euro te ver-
van diensten, zodat de acceptatie en efficiëntie sterken.
van de dienst verminderen. De beveiligingseisen

4 Conclusies

Het betalingsproces evolueert in de richting van dusver bestaan de nieuwe diensten voor beta-
een grotere elektronificering. De huidige ontwik- lingen via internet en mobiele netwerken vooral
kelingen hebben veelal betrekking op het luik tus- uit traditionele betalingsinstrumenten die wer-
sen de begunstigde en de betaler (facturatie), en den aangepast aan elektronische toepassingen.
in het bijzonder op het luik tussen de betaler en
zijn/haar betalingsprovider. De laatste jaren heeft De ECB ziet voor zichzelf een taak weggelegd als
een grote verscheidenheid aan nieuwe beta- katalysator en toezichthouder. Beide taken zijn
lingsdiensten het levenslicht aanschouwd en zijn
veel van hen ook even snel weer verdwenen.Tot 4 “Oversight standards for euro retail payment systems”, 8 juli 2002.

72 ECB Maandbericht • mei 2003


gericht op het bevorderen van de veiligheid en bewerkstelligen voor het leveren van de nieuwe
efficiëntie van de elektronische betaalsystemen betalingsdiensten. De resultaten van deze werk-
en betalingsinstrumenten. De ECB zal trachten zaamheden zullen aan het publiek worden ken-
de coördinatie op de markten te verbeteren, sta- baar gemaakt. Bovendien ligt het in de lijn van de
tistieken te verspreiden ter ondersteuning van verwachtingen dat de overzichtstaak van de ECB
de zakelijke besluitvorming en het overheids- met betrekking tot de elektronische betalingen
beleid terzake, onderzoek te verrichten naar belangrijker zal worden dan de katalysatorfunc-
standaarden die een volledige automatisering tie, zodra het gebruik van de elektronische beta-
van de gehele betalingscyclus zouden ondersteu- lingen het embryonale stadium zal zijn ontgroeid.
nen, en een degelijk wettelijk kader te helpen

ECB Maandbericht • mei 2003 73


74 ECB Maandbericht • mei 2003
De aanpassing van de stemprocedure in
de Raad van bestuur
Om te verzekeren dat de Raad van bestuur van de ECB tijdig en op een efficiënte wijze beslissingen kan blij-
ven nemen, zelfs na een toekomstige forse uitbreiding van het eurogebied, heeft de EU-Raad, bijeen in de
samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, onlangs een besluit aangenomen over de aanpassing
van de stemprocedure in de Raad van bestuur, op basis van een aanbeveling van de ECB. Dit artikel schetst
de fundamentele punten van de discussie die heeft geleid tot de ECB-aanbeveling voor een nieuwe stempro-
cedure en licht de belangrijkste kenmerken en de werking ervan toe.Ten slotte herinnert het aan de proce-
dure die uitmondde in de goedkeuring van het nieuwe systeem en bespreekt het summier de argumenten die
de verschillende Europese instellingen in dit verband hadden aangevoerd.

1 Inleiding

De EU bereidt zich momenteel voor op een aan- de euro. Zodra ze zullen hebben aangetoond dat
zienlijke uitbreiding met nieuwe lidstaten uit ze op een duurzame wijze kunnen voldoen aan
Midden-, Oost- en Zuid-Europa. Een verruiming de convergentiecriteria van Maastricht, zullen ze
van het EU-lidmaatschap tot de momenteel de euro invoeren. Derhalve dient de Raad van
beoogde 27 landen zal een diepgaande invloed bestuur van de ECB ook voorbereid te zijn op
uitoefenen op de werking van de EU-instellingen een potentieel sterke toename van het aantal lid-
en -organen, met inbegrip van de ECB. Hoewel staten binnen het eurogebied en op de daaruit
de nieuwe lidstaten tot de EU toetreden met de voortvloeiende deelname van de presidenten
status van “Lidstaat met een derogatie”, zullen ze van de respectieve NCB’s aan de Raad van
ernaar streven uiteindelijk over te schakelen op bestuur.

2 De ECB-“machtigingsclausule”

Als antwoord op de uitdaging om een efficiënte en verklaring gehecht aan de slotakte van de Inter-
tijdige besluitvorming van de Raad van bestuur te gouvernementele conferentie ter voorbereiding
handhaven, zelfs indien het aantal leden ervan aan- van het verdrag van Nice, spraken de regeringen
zienlijk toeneemt, bevat het Verdrag van Nice een van de lidstaten de verwachting uit dat een aanbe-
ECB-“machtigingsclausule”. Deze neemt de vorm veling in de zin van artikel 10.6 zo snel mogelijk na
aan van een nieuw artikel 10.6 van de statuten van de inwerkingtreding van het verdrag zou worden
het Europees Stelsel van Centrale Banken en van uitgebracht.
de Europese Centrale Bank (“de statuten”), die
een aanpassing mogelijk maakt van de stemproce- Na de conclusie van de Intergouvernementele
dure in de Raad van bestuur van de ECB, zoals conferentie besprak de Raad van bestuur uitvoe-
vastgelegd in artikel 10.2 van de statuten. rig de mogelijkheden voor een aanpassing van zijn
stemprocedure. Op 3 februari 2003 hechtte de
Overeenkomstig artikel 10.6 van de statuten (zie Raad met eenparigheid van stemmen zijn goed-
ook Kader 1) mag artikel 10.2 van de statuten met keuring aan de ECB-aanbeveling voor een besluit
eenparigheid van stemmen worden gewijzigd door van de Raad betreffende een wijziging van artikel
de EU-Raad, bijeen in de samenstelling van de 10.2 van de statuten van het Europees Stelsel van
staatshoofden en regeringsleiders, hetzij op basis Centrale Banken en van de Europese Centrale
van een aanbeveling van de ECB, en na raadpleging Bank (ECB/2003/1), die nog dezelfde dag aan de
van de Europese Commissie en het Europees Par- EU-Raad werd voorgelegd. Op 21 maart 2003
lement, of op basis van een aanbeveling van de hechtte de EU-Raad,bijeen in de samenstelling van
Europese Commissie, waarbij dan de ECB en het de staatshoofden en regeringsleiders, zijn goed-
Europees Parlement worden geraadpleegd. Arti- keuring aan het besluit over die wijziging van de
kel 10.6 van de statuten bepaalt tevens dat de Raad statuten, dat nu in de lidstaten dient te worden
van bestuur de aanbeveling van de ECB met een- geratificeerd overeenkomstig hun onderscheiden
parigheid van stemmen moet goedkeuren. In een grondwettelijke bepalingen.

ECB Maandbericht • mei 2003 75


Kader 1
Enkele wettelijke bepalingen in verband met de aanpassing van de stemprocedure
in de Raad van bestuur

Artikel 10 van de statuten (zoals gewijzigd bij het Verdrag van Nice)

De Raad van bestuur

10.1. Overeenkomstig artikel 112, lid 1, van het Verdrag bestaat de Raad van bestuur uit de leden van de directie
en de presidenten van de nationale centrale banken.

10.2. Onder voorbehoud van artikel 10.3 hebben slechts persoonlijk aanwezige leden van de Raad van bestuur
stemrecht. In afwijking van deze regel kan in het in artikel 12.3 bedoelde reglement van orde worden bepaald
dat leden van de Raad van bestuur hun stem via een teleconferentie kunnen uitbrengen. Dat reglement van orde
bepaalt ook dat een lid van de Raad van bestuur dat langdurig verhinderd is te stemmen, een plaatsvervanger
kan aanwijzen als lid van de Raad van bestuur.

Onder voorbehoud van artikel 10.3 en artikel 11.3 heeft ieder lid van de Raad van bestuur één stem. Tenzij in
deze statuten anders is bepaald, besluit de Raad van bestuur met gewone meerderheid van stemmen. Bij staking
van stemmen brengt de president de beslissende stem uit.

Alvorens de Raad van bestuur tot stemming kan overgaan, dient een quorum aanwezig te zijn van twee derde
van de leden. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering bijeenroepen
waar besluiten kunnen worden genomen zonder inachtneming van het bovenbedoelde quorum.

10.3. Voor alle besluiten die op grond van de artikelen 28, 29, 30, 32, 33 en 51 dienen te worden genomen,
worden de stemmen van de leden van de Raad van bestuur gewogen overeenkomstig de verdeling van het
geplaatste kapitaal van de ECB onder de nationale centrale banken. Aan de stemmen van de directieleden wordt
een gewicht van nul toegekend. Een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt geacht te zijn
aangenomen wanneer de stemmen voor het besluit ten minste twee derde van het geplaatste kapitaal van de
ECB en ten minste de helft van de aandeelhouders vertegenwoordigen. Indien een president verhinderd is, mag
hij een plaatsvervanger aanwijzen om zijn gewogen stem uit te brengen.

10.4. De besprekingen van de vergaderingen zijn vertrouwelijk. De Raad van bestuur kan besluiten het resultaat
van zijn beraadslagingen openbaar te maken.

10.5. De Raad van bestuur vergadert ten minste tienmaal per jaar.

10.6 De bepalingen van lid 2 kunnen, met eenparigheid van stemmen, worden gewijzigd door de Raad in de
samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders, hetzij op basis van een aanbeveling van de ECB en na
raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Commissie, hetzij op basis van een aanbeveling van
de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de ECB. De Raad zal dergelijke wijzigingen
doorgeven aan de lidstaten voor goedkeuring. De wijzigingen worden van kracht nadat ze door alle lidstaten
zijn geratificeerd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.

Een aanbeveling die de ECB op grond van dit lid formuleert, moet door de Raad van bestuur met eenparigheid
van stemmen worden goedgekeurd.
***
In de Slotakte van de Conferentie op te nemen verklaring over artikel 10.6 van de statuten van het Europees
Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank

“De Conferentie verwacht dat zo snel mogelijk een aanbeveling zal worden uitgebracht in de zin van artikel 10.6
van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.”

76 ECB Maandbericht • mei 2003


3 Het kader voor de discussie over een nieuwe stemprocedure

Een forse uitbreiding van het aantal leden in de in de Raad van bestuur. Volgens de Raad van
Raad van bestuur zal niet enkel een invloed uit- bestuur vormt een roulatiesysteem een recht-
oefenen op het besluitvormingsproces in de vaardige, efficiënte en aanvaardbare manier om
Raad. Ze zal ook de visie van het publiek en de de stemrechten tussen de presidenten in de
markten beïnvloeden op de bekwaamheid van de Raad van bestuur toe te wijzen.
ECB om efficiënt en tijdig beslissingen te nemen.
Het was bijgevolg onontbeerlijk dat de Raad van De Raad van bestuur was van mening dat de
bestuur een hervormingsvoorstel indiende ten- leden van de directie een permanent stemrecht
einde de doeltreffendheid van de bestuursstruc- moeten behouden, gelet op hun bijzondere sta-
turen van de ECB na de uitbreiding van het euro- tus als de enige leden van de Raad van bestuur
gebied veilig te stellen. die op Europees vlak benoemd zijn via een ver-
dragsprocedure en die uitsluitend optreden in
de context van het eurogebied en voor de ECB,
De beperkingen die de waarvan de bevoegdheid zich uitstrekt over het
“machtigingsclausule” oplegt hele eurogebied. Bovendien brengt de Presi-
dent, een lid van de directie, bij staking van
Bij het ontwerpen van een passende nieuwe stemmen in de Raad van bestuur ook de beslis-
stemprocedure was de Raad van bestuur gebon- sende stem uit.
den door de beperkingen die de machtigings-
clausule oplegt. Deze begrenzen de hervorming Bij het uitwerken van de precieze kenmerken van
tot een verandering van de stemprocedure zoals het roulatiesysteem liet de Raad van bestuur zich
vastgelegd in artikel 10.2 van de statuten. Bijge- leiden door de volgende grondbeginselen.
volg mocht een aanpassing van die procedure
geen afbreuk doen aan het recht van alle leden
van de Raad van bestuur om de vergaderingen “Eén lid, één stem”
van de Raad van bestuur bij te wonen (artikel
10.1 van de statuten) en deel te nemen aan de Zoals reeds aangegeven in het ECB-advies van 5
beraadslagingen. Bovendien mocht zo’n aanpas- december 2000 over de machtigingsclausule
sing evenmin gevolgen hebben voor de stemming (CON/00/30), acht de Raad van bestuur het
over besluiten die op grond van de artikelen 28, principe “één lid, één stem” van fundamenteel
29,30,32,33 en 51 van de statuten worden geno- belang voor zijn besluitvorming. Hoewel een
men (artikel 10.3 van de statuten). Meer funda- roulatiesysteem noodzakelijkerwijs impliceert
mentele hervormingen, zoals veranderingen in dat er bij een toename van het aantal presiden-
de samenstelling van de Raad van bestuur of een ten niet langer permanente stemrechten zullen
andere taakverdeling tussen de directie en de zijn voor alle leden van de Raad van bestuur, zou
Raad van bestuur – zoals onder meer het Euro- dit beginsel niettemin moeten behouden blijven
pees Parlement en de Europese Commissie in en zou het moeten gelden voor die leden van de
hun officiële adviezen vermelden (zie Paragraaf Raad van bestuur die daadwerkelijk hun stem-
5) – vielen derhalve buiten het bestek van de recht uitoefenen. Dit sluit alle hervormingsvoor-
machtigingsclausule. stellen uit die gebaseerd zijn op gewogen stem-
ming. Noch een systeem met uitsluitend
gewogen stemming, bijvoorbeeld op grond van
Vijf grondbeginselen de bepalingen van artikel 10.3 van de statuten,
noch enige vorm van een dubbel meerderheids-
Om een efficiënte besluitvorming van de Raad systeem, met een mechanisme om na te gaan of
van bestuur te handhaven in een uitgebreid euro- een gewone meerderheid van de presidenten
gebied, kwam de Raad van bestuur overeen dat een vastgesteld percentage vertegenwoordigt
het aantal presidenten met stemrecht kleiner van een bepaalde indicator van het eurogebied
diende te zijn dan het totale aantal presidenten (zoals het Europees Parlement bijvoorbeeld

ECB Maandbericht • mei 2003 77


voorstelt – zie paragraaf 5), zou verenigbaar zijn Voor alle presidenten die op ongeacht welk
met het behoud van het beginsel “één lid, één moment hun stemrecht uitoefenen, moet het
stem”. beginsel “één lid, één stem” gelden. Bijgevolg zou
die differentiatie geen invloed mogen hebben op
de feitelijke effectieve besluitvorming, maar zou
“Deelname ad personam” ze enkel relevant mogen zijn om te bepalen wie
mag stemmen en wanneer.
Alle leden van de Raad van bestuur zouden de
vergaderingen van de Raad van bestuur blijven
bijwonen, en wel op persoonlijke titel en onaf- “Automatisme”
hankelijk (deelname ad personam), ongeacht of
zij al dan niet het recht hebben te stemmen. Bij- Aangezien de volgorde van de toekomstige uit-
gevolg zou elke nieuwe op kies- of landengroe- breidingen van het eurogebied onzeker is, dient
pen gebaseerde stemprocedure, waarin presi- de nieuwe stemprocedure voldoende robuust te
denten een afgevaardigde kiezen die handelt en zijn om te voorkomen dat de regels moeten
stemt namens de landengroep/kiesgroep, of elke worden veranderd telkens wanneer een nieuwe
procedure berustend op de volmacht om te lidstaat tot het eurogebied toetreedt. Derhalve
stemmen in een roulatiesysteem, niet verenig- dienen de regels van het nieuwe systeem zoda-
baar zijn met dat principe. nig te worden opgesteld dat het in staat is zich
automatisch aan te passen aan de intrede van
nieuwe presidenten in de Raad van bestuur tij-
“Representativiteit” dens het uitbreidingsproces van het eurogebied.
Bovendien zou het roulatiesysteem zich moeten
De invoering van een roulerende toewijzing van kunnen aanpassen aan elke denkbare verdere
stemrechten zou kunnen leiden tot situaties uitbreiding van het eurogebied tot 27 lidstaten,
waarin de groep van presidenten met stemrecht namelijk de huidige EU-lidstaten en de 12 kandi-
bestaat uit lidstaten die samen niet voldoende daat-lidstaten die zijn opgesomd in de aan het
representatief worden geacht voor de economie verdrag van Nice gehechte verklaring over de
van het eurogebied als geheel. De nieuwe stem- uitbreiding van de EU. Het automatisch functio-
procedure dient derhalve zodanig te worden neren van het systeem zou tevens situaties moe-
ontworpen dat dergelijke situaties worden voor- ten voorkomen waarbij presidenten van “kleine-
komen. re” lidstaten, door de werking van het
roulatiesysteem, de facto hogere stemfrequen-
Om een voldoende representativiteit te berei- ties zouden genieten dan presidenten van “gro-
ken, zouden de presidenten hun stemrecht niet tere” lidstaten.
met dezelfde frequentie kunnen uitoefenen,
waarbij presidenten van de “grotere” lidstaten
vaker zouden mogen stemmen dan die van “klei- “Transparantie”
nere” lidstaten.Tegelijkertijd zou elke verwijzing
naar het land van herkomst van een president uit- De nieuwe stemprocedure dient doorzichtig te
sluitend bedoeld zijn om de frequentie te bepalen zijn, zodat de hoofdkenmerken en de werking
waarmee elke president het stemrecht uitoefent. ervan met relatief gemak kunnen worden mee-
Hoewel de invoering van representativiteits- gedeeld. Bijgevolg dient de noodzakelijke ver-
overwegingen een afwijking inhoudt van de dragstaal van een herzien artikel 10.2 van de sta-
bestaande stemregelingen in de Raad van tuten redelijk toegankelijk te zijn en te stroken
bestuur, wordt dit enkel gerechtvaardigd door met de vereisten van het primaire gemeen-
de noodzaak om de weerslag van de uitbreiding schapsrecht.
op de besluitvorming in de ECB op te vangen.

78 ECB Maandbericht • mei 2003


4 De nieuwe stemprocedure

Het was een hele uitdaging zowel te voldoen aan het totaal voor het eurogebied volgens een vast-
die vijf beginselen als terzelfder tijd de door de gestelde indicator van “representativiteit”. Deze
machtigingsclausule opgelegde limieten na te indeling bepaalt hoe vaak een president beschikt
leven. Desondanks kon de Raad van bestuur over een stemrecht.
overeenstemming bereiken over een nieuwe
stemprocedure met de volgende hoofdkenmer-
ken: Samengestelde indicator om de rangorde van de
landen te bepalen

15 roulerende stemrechten voor de presidenten; Die rangorde van landen dient te berusten op
zes permanente stemrechten voor de leden van een samengestelde indicator bestaande uit twee
de directie componenten:

In de nieuwe stemprocedure zullen niet meer – Bbp-mp: De eerste component is het aandeel
dan 15 presidenten stemrecht hebben. Dit aantal van een lidstaat in het geaggregeerde bruto
ligt besloten in de institutionele status-quo. binnenlands product tegen marktprijzen
Momenteel bepaalt het verdrag dat de leden van (“bbp-mp”) van de lidstaten die de euro heb-
de directie en de presidenten van de NCB’s van ben ingevoerd. Het economische gewicht van
de lidstaten de Raad van bestuur vormen. Aan- een lidstaat uitgedrukt in bbp-mp is een
gezien de Maastricht-bepalingen niet gewijzigd geschikt bestanddeel, omdat de impact van
zijn bij de uitbreiding in 1995 (toen de EU werd beslissingen van centrale banken in lidstaten
verruimd tot 15 lidstaten), houdt dit in dat de met een grotere economie sterker is dan in lid-
NCB-presidenten 15 stemrechten hebben. Elk staten met een kleinere economie.
van de zes leden van de directie beschikt over
een permanent stemrecht. – TGB-MFI’s: Tegelijkertijd is de omvang van de
financiële sector van een lidstaat van bijzonder
belang voor de beslissingen van centrale ban-
De NCB-presidenten hebben stemrecht met een ken, omdat deze sector de tegenpartij is bij
verschillende frequentie transacties van centrale banken. Daarom
wordt een tweede component ingevoerd,
Overeenkomstig het principe van de representa- namelijk het aandeel van een lidstaat in de tota-
tiviteit zullen de presidenten hun stemrecht met le geaggregeerde balans van de monetaire
een verschillende frequentie uitoefenen, afhan- financiële instellingen (“TGB-MFI’s”) van lidsta-
kelijk van een indicator betreffende de relatieve ten die op de euro zijn overgegaan.
omvang van de economie en de financiële sector
van hun respectieve lidstaat in het eurogebied. Wat de keuze van de relatieve gewichten van de
Een op groepen gebaseerd roulatiesysteem twee componenten van de samengestelde indi-
garandeert dat die differentiatie tussen de presi- cator betreft, lijkt een gewicht van 5/6 voor het
denten met betrekking tot hun recht om stem- bbp en 1/6 voor de TGB-MFI’s passend om te ver-
recht uit te oefenen, berust op bepaalde duide- zekeren dat de financiële component voldoende
lijke en transparante regels. en zinvol vertegenwoordigd is.

Indeling van de presidenten bij groepen op basis Invoering van het roulatiesysteem in twee stappen
van een rangorde van landen
Om de invoering van het roulatiesysteem soepel
De indeling bij de groepen zal gebaseerd zijn op te laten verlopen, zal het in twee stappen in
een rangorde van de respectieve lidstaten van de gebruik worden genomen. In principe zal het sys-
presidenten die voortvloeit uit hun aandeel in teem van roulerende stemrechten een aanvang

ECB Maandbericht • mei 2003 79


Tabel 1
Roulatiesysteem met twee groepen (eerste stap) – stemrechtfrequenties van de presidenten in
elke groep
Aantal presidenten in de Raad van bestuur
16 17 18 19 20 21 22 en meer
1ste Aantal stemrechten/
groep
Aantal presidenten 5/5 5/5 5/5 4/5 4/5 4/5
Tweede stap:
Stemrechtfrequentie 100% 100% 100% 80% 80% 80% Roulatiesysteem
met drie groepen
2de Aantal stemrechten/
groep (zie Tabel 2)
Aantal presidenten 10/11 10/12 10/13 11/14 11/15 11/16

Stemrechtfrequentie 91% 83% 77% 79% 73% 69%


∑ stemrechten 15 15 15 15 15 15 15

nemen zodra de 16de lidstaat toetreedt tot het zelfde ogenblik zal toetreden tot het eurogebied,
eurogebied, in eerste instantie op basis van twee dan wel of ze dat één voor één zullen doen. In
groepen. Als het aantal eurolanden stijgt tot elk geval zou een dergelijke situatie kunnen wor-
meer dan 21, komen er drie groepen. den vermeden als de Raad van bestuur met een
tweederde meerderheid van alle leden, die al dan
niet stemrecht hebben, besluit de invoering van
Regels voor het toewijzen van presidenten en stem- het roulatiesysteem uit te stellen tot de datum
rechten aan de groepen waarop het aantal presidenten groter is dan 18.

Tijdens de eerste fase zullen de presidenten bij Zodra de 22ste lidstaat toetreedt tot het euro-
twee groepen worden ingedeeld, met inachtne- gebied, zal het systeem werken met drie groe-
ming van de volgende regels: pen, krachtens de volgende regels:

– De eerste groep bestaat uit vijf presidenten – De eerste groep bestaat uit de vijf presidenten
van de eurolanden die de hoogste plaatsen van de eurolanden die de hoogste plaatsen
bekleden in de landenrangorde. Deze groep bekleden in de landenrangorde. Deze groep
krijgt vier stemrechten. krijgt vier stemrechten.

– De tweede groep bestaat uit alle overige pre- – De tweede groep bestaat uit de helft van het
sidenten. Deze groep krijgt 11 stemrechten. totale aantal presidenten, naar boven afgerond
op het dichtstbijzijnde gehele getal, op basis
Zoals blijkt uit Tabel 1,kan deze toewijzing van de van de volgende plaatsen in de landenrang-
stemrechten aan de twee groepen worden ver- orde. Deze groep krijgt acht stemrechten.
anderd als er 16,17 of 18 presidenten zitting heb-
ben in de Raad van bestuur. Deze tijdelijke aan- – De derde groep is samengesteld uit de overige
passing zou nodig kunnen zijn om ervoor te presidenten en krijgt drie stemrechten toege-
zorgen dat de stemrechtfrequentie van de presi- wezen.
denten in de eerste groep niet lager is dan de
stemrechtfrequentie van die in de tweede groep, Deze regels leiden tot de stemrechtfrequenties
zoals vereist door het automatismebeginsel. weergegeven in Tabel 2.
Hierdoor zouden de presidenten in de eerste
groep - tijdelijk - een stemrechtfrequentie van
100% hebben.Of deze situatie zich zal voordoen, Door de Raad van bestuur vast te stellen
hangt af van de volgorde van de toekomstige uit- toepassingsbepalingen
breiding van het eurogebied, met andere woor-
den van de vraag of een aantal landen op het- De precieze toepassingsbepalingen inzake de

80 ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2
Roulatiesysteem met drie groepen (tweede stap) – stemrechtfrequenties van de presidenten in
elke groep

Aantal presidenten in de Raad van bestuur


16 – 21 22 23 24 25 26 27
1ste Aantal stemrechten/
groep Aantal presidenten 4/5 4/5 4/5 4/5 4/5 4/5
Stemrechtfrequentie Eerste stap: 80% 80% 80% 80% 80% 80%
2de Aantal stemrechten/ Roulatie-
groep Aantal presidenten systeem 8/11 8/12 8/12 8/13 8/13 8/14
met twee
Stemrechtfrequentie groepen 73% 67% 67% 62% 62% 57%
3de Aantal stemrechten/ (zie Tabel 1)
groep Aantal presidenten 3/6 3/6 3/7 3/7 3/8 3/8
Stemrechtfrequentie 50% 50% 43% 43% 38% 38%
∑ stemrechten 15 15 15 15 15 15 15

roulatie van de stemrechten in elke groep statuten goedgekeurde regels voor de bereke-
(zoals de tijdspanne tussen de roulatie van de ning van de verdeelsleutel voor de inschrijving op
stemrechten) zullen worden goedgekeurd het kapitaal van de ECB. De relevante gegevens
door de Raad van bestuur via een bepaling in voor de berekening van de aandelen in de TGB-
het herziene artikel 10.2 van de statuten. Een MFI’s zullen door de ECB worden verstrekt in
duidelijke omschrijving van deze veeleer tech- overeenstemming met het in de EU geldende
nische parameters in de statuten is niet nood- statistische kader.
zakelijk, aangezien ze niet van constitutionele
aard zijn en enkel de tenuitvoerlegging zijn van De omvang en/of samenstelling van de groepen
de stemrechten, zoals afgeleid uit de indeling van presidenten zullen worden aangepast tel-
van de presidenten bij de groepen. Bovendien kens wanneer het aandeel van de lidstaat van
vergt de onzekerheid over de volgorde van de iedere NCB in het geaggregeerde bbp-mp en
toekomstige uitbreiding van het eurogebied de TGB-MFI’s van de lidstaten die de euro heb-
een zekere flexibiliteit in de exacte toepassing ben ingevoerd, worden aangepast overeen-
van het roulatiesysteem. Om de wettekst van komstig artikel 29.3 van de statuten (regelma-
het nieuwe artikel 10.2 van de statuten een- tige aanpassingen) of telkens wanneer een
voudig te houden, worden die details overgela- nieuwe president lid wordt van de Raad van
ten aan toekomstige toepassingsbesluiten. bestuur (onregelmatige aanpassingen). De
Deze toepassingsbepalingen zullen worden nieuwe omvang en/of samenstelling van de
goedgekeurd via een speciale stemprocedure groepen als gevolg van de regelmatige aanpas-
die zal worden omschreven in het herziene singen zullen dan vanaf de eerste dag van het
artikel 10.2, namelijk een tweederde meerder- volgende jaar van toepassing zijn. De nieuwe
heid van alle leden van de Raad van bestuur, die omvang en/of samenstelling van de groepen als
al dan niet stemrecht hebben. gevolg van onregelmatige aanpassingen zijn van
toepassing met ingang van de dag waarop één
of meer presidenten lid worden van de Raad
Gegevens voor de berekening van de van bestuur. Deze operationele details maken
samengestelde indicator deel uit van de door de Raad van bestuur vast
te stellen toepassingsbepalingen, waarbij de
De relevante gegevens voor de berekening van Raad besluit met een tweederde meerderheid
de aandelen in het bbp tegen marktprijzen zullen van alle leden, die al dan niet stemrecht hebben.
door de Commissie worden verstrekt conform
de door de Raad op basis van artikel 29.2 van de

ECB Maandbericht • mei 2003 81


Diagram
Roulatiesysteem voor de Raad van Bestuur van de ECB op basis van drie groepen (scenario
voor een eurogebied bestaande uit 27 landen)

Leden van de
Directie

Zes permanente
stemrechten

Eerste
Drie Vier
Derde roulerende roulerende groep
groep stem-
21 stem-
rechten stemrechten rechten
in totaal Presidenten van
nationale centrale
Resterende Acht roulerende stemrechten banken in rangorde
presidenten
1 t/m 5
nationale centrale
banken

Helft totale aantal


presidenten nationale In volgorde 6de
centrale banken en volgende

Tweede groep

5 De discussies in de EU-instellingen

Door formeel een aanbeveling aan de EU-Raad aanpassingsproces van de bevoegdheid [van de
voor te leggen, heeft de ECB de procedure op Raad van bestuur] tot besluitvorming in het licht
gang gebracht voor een wijziging van artikel 10.2 van de uitbreiding”. Tegen de achtergrond van
conform de machtigingsclausule.Voorts hebben deze positieve algemene beoordeling heeft de
vertegenwoordigers van de ECB de vergaderin- Commissie ook “eventuele verbeteringen voor-
gen van de Eurogroep, van de ECOFIN-Raad en gesteld van het in drie groepen ingedeelde rou-
van het Economisch en Financieel Comité aan- latiemodel”, onder meer:
gegrepen om de aanbevolen nieuwe stemproce-
dure gedetailleerd toe te lichten jegens de ver- – een kleiner aantal presidenten met stemrecht
tegenwoordigers van de lidstaten en de dan de door de ECB aanbevolen 15 presiden-
Europese Commissie. ten, aangezien dit de tijdige en efficiënte
besluitvorming nog zou bevorderen;

Raadpleging van de Europese Commissie – de toevoeging van een bevolkingsmaatstaf aan


de indicator voor de rangorde van de lidstaten
In overeenstemming met de in artikel 10.6 van de (b.v. door toepassing van de kapitaalsleutel van
statuten vastgelegde procedure, heeft de Euro- de ECB), opdat de indeling van de presidenten
pese Commissie op 19 februari 2003 haar advies bij de respectieve groepen door zowel de
uitgebracht. De Commissie oordeelt dat de bestaande als de toekomstige lidstaten als neu-
nieuwe stemprocedure zoals die door de ECB traal en onbevooroordeeld zou kunnen wor-
wordt aanbevolen een “belangrijke stap is in het den beschouwd;

82 ECB Maandbericht • mei 2003


– een betere specificatie van de maatregelen die operationele beslissingen, die moeten worden
nodig zijn om het systeem in werking te stellen genomen door een “uitgebreide directie van
(b.v. de tijdspanne tussen de verschillende rou- negen leden die de economie van het eurogebied
laties, enz.); en op adequate wijze vertegenwoordigen”, en stra-
tegische en algemene monetaire-beleidsbeslis-
– een toelichting bij de precieze startdatum van singen die moeten worden genomen door de
het roulatiesysteem. Raad van bestuur. Wat deze laatste beslissingen
betreft, zou de Raad een systeem van dubbele
Tot slot erkent de Commissie dat de door de meerderheid moeten toepassen, waarbij zou
machtigingsclausule opgelegde beperkingen het worden nagegaan of een gewone meerderheid
aantal mogelijke hervormingsopties verkleint. In van presidenten voldoende representatief is
dat opzicht wijst zij erop dat iedere potentieel voor “de bevolking van de lidstaten, de totale
ruimere aanpassing, bijvoorbeeld met betrekking omvang van de economie en de relatieve omvang
tot het monetaire-besluitvormingsproces, en de van de financiële dienstensector binnen die eco-
rol van de directie ter zake, gerealiseerd zou nomie”.
moeten worden binnen het ruimere kader van
de Conventie betreffende de toekomst van
Europa en de nakende Intergouvernementele Goedkeuring door de Raad van bestuur
Conferentie. en follow-up

Op 21 maart 2003 heeft de EU-Raad, bijeen in de


Raadpleging van het Europees samenstelling van de staatshoofden en rege-
Parlement ringsleiders, unaniem zijn goedkeuring verleend
aan “het besluit inzake een wijziging van artikel
Het Europees Parlement heeft tijdens zijn ple- 10.2 van de statuten van het ESCB en de ECB”
naire vergadering van 13 maart 2003 een resolu- betreffende de regelingen inzake het stemmen
tie goedgekeurd betreffende de aanbeveling van van de Raad van bestuur van de ECB. De unanie-
de ECB. Dat gebeurde op basis van een verslag me goedkeuring was mogelijk nadat twee lidsta-
van de Economische en Monetaire Commissie. ten (Finland en Nederland) bepaalde vroeger
In die resolutie verwerpt het Europees Parle- geuite bedenkingen introkken. Zij drongen er
ment de aanbeveling van de ECB, daarbij aanvoe- evenwel op aan dat tijdens de komende Inter-
rend dat het voorgestelde roulatiesysteem te gouvernementele Conferentie opnieuw aan-
complex is, ondanks de moeilijkheidsgraad van dacht zou worden besteed aan de kwestie van
de opdracht in het licht van de door artikel 10.6 het ECB-bestuur, en dat de commentaar ter zake
van de statuten opgelegde beperkingen. zou worden genoteerd. Op initiatief van Neder-
land ging de Raad bovendien akkoord om in de
Het alternatieve voorstel van het Europees Par- notulen vast te leggen dat het voor de Raad van
lement bestaat uit twee fasen. Er wordt voorge- bestuur van de ECB uitgewerkte model “niet als
steld om, voorlopig, de status-quo te behouden, een precedent mag worden worden beschouwd
wat betekent dat alle leden van de Raad van voor de toekomstige samenstelling en het toe-
bestuur met volledig stemrecht aan de besluit- komstige besluitvormingsproces van andere
vorming blijven deelnemen en dat de beslissingen Gemeenschaps-instellingen”.
met gewone meerderheid zullen blijven worden
genomen. In de Conventie betreffende de toe- Het nieuwe artikel 10.2 van de statuten is
komst van Europa zou evenwel een hervorming weergegeven in Kader 2. Na de goedkeuring
op ruimere schaal moeten worden overwogen, van het besluit van de EU-Raad, dient de statu-
die dan ter goedkeuring aan de volgende Inter- tenwijziging door de lidstaten te worden gera-
gouvernementele Conferentie zou worden tificeerd conform hun respectieve constitutio-
voorgelegd. Bij een dergelijke ruime hervorming nele bepalingen. Algemeen verwacht wordt dat
zou – volgens het Europees Parlement – een in geen enkele lidstaat referenda zullen worden
onderscheid moeten worden gemaakt tussen georganiseerd.

ECB Maandbericht • mei 2003 83


Kader 2
De nieuwe stemprocedure van de Raad van bestuur – artikel 10.2 van de statuten
zoals gewijzigd krachtens het besluit van de EU-Raad van 21 maart 2003

10.2 Ieder lid van de Raad van bestuur heeft één stem. Met ingang van de datum waarop het aantal leden van
de Raad van bestuur meer dan 21 bedraagt, heeft ieder lid van de directie één stem. Het aantal presidenten met
stemrecht bedraagt dan 15. De toewijzing en roulatie van deze stemrechten geschiedt als volgt:

– Met ingang van de datum waarop het aantal presidenten meer dan 15 en minder dan 22 bedraagt, worden de
presidenten bij twee groepen ingedeeld volgens de rangorde van de omvang van het aandeel van de lidstaat
van de NCB in kwestie in het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale
geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen van de lidstaten die de euro hebben ingevoerd.
Het aandeel in het bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale geaggregeerde balans van de
monetaire financiële instellingen krijgt een gewicht van respectievelijk 5/6 en 1/6. De eerste groep bestaat uit
vijf presidenten en de tweede groep uit de overige presidenten De frequentie van de stemrechten van de bij
de eerste groep ingedeelde presidenten zal niet lager zijn dan voor de presidenten van de tweede groep. Onder
voorbehoud van het in de vorige zin bepaalde, krijgt de eerste groep vier stemrechten toegewezen en de
tweede groep elf stemrechten.

– Met ingang van de datum waarop het aantal presidenten 22 bedraagt, worden de presidenten volgens een op
basis van de voornoemde criteria vastgestelde rangorde bij drie groepen ingedeeld. De eerste groep bestaat uit
vijf presidenten en krijgt vier stemrechten toegewezen. De tweede groep bestaat uit de helft van het totale aantal
presidenten, waarbij iedere fractie wordt afgerond op het dichtsbijzijnde gehele getal, en krijgt acht stemrechten
toegewezen. De derde groep bestaat uit de overige presidenten en krijgt drie stemrechten toegewezen.

– Binnen elke groep hebben de presidenten even lang stemrechten.

– Op de berekening van het aandeel in het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen is
artikel 29.2 van toepassing. De totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen wordt
overeenkomstig het ten tijde van de berekening in de Europese Gemeenschap toepasselijke statistische kader,
berekend.

– Telkens wanneer het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen overeenkomstig artikel
29.3 wordt aangepast, dan wel telkens wanneer het aantal presidenten toeneemt, wordt overeenkomstig de
voornoemde beginselen de omvang en/of de samenstelling van de groepen aangepast.

– Met tweederde meerderheid van de leden, die al dan niet stemrecht hebben, neemt de Raad van bestuur alle
voor de toepassing van voornoemde beginselen noodzakelijke maatregelen en kan besluiten de invoering van
het roulatiesysteem uit te stellen tot het aantal presidenten meer dan 18 bedraagt.

Slechts persoonlijk aanwezige leden hebben stemrecht. In afwijking van deze regel kan in het in artikel 12.3
bedoelde reglement van orde worden bepaald dat leden van de Raad van bestuur hun stem via een
teleconferentie kunnen uitbrengen. Dat reglement van orde bepaalt tevens, dat een lid van de Raad van bestuur
dat langdurig verhinderd is de vergaderingen van de Raad van bestuur bij te wonen, een plaatsvervanger kan
aanwijzen als lid van de Raad van bestuur. De bepalingen in de voorgaande paragrafen laten de stemrechten van
alle leden van de Raad van bestuur, al dan niet met stemrecht, krachtens de artikelen 10.3, 10.6 en 41.2 onverlet.

Tenzij in deze statuten anders is bepaald, besluit de Raad van bestuur met gewone meerderheid van de leden
met stemrecht. Bij staking van stemmen brengt de president de beslissende stem uit.

De Raad van bestuur kan alleen tot stemming overgaan, indien een quorum van tweederde van de leden met
stemrecht aanwezig is. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering
bijeenroepen waar besluiten worden genomen zonder inachtneming van het bovenbedoelde quorum.

84 ECB Maandbericht • mei 2003


6 Afsluitende opmerkingen

De ratificatie van de wijziging van artikel 10.2 van deringen van de Raad van bestuur de beraadsla-
de statuten, zoals die is goedgekeurd door de gingen niet noodzakelijkerwijs vlotter zal doen
EU-Raad, zou de Raad van bestuur voorzien van verlopen,zal de nieuwe stemprocedure de besluit-
een nieuwe stemprocedure die een tijdige en vorming bovendien ongetwijfeld efficiënter
efficiënte besluitvorming waarborgt, zelfs in een maken. Tot slot doet de nieuwe stemprocedure
aanzienlijk uitgebreid eurogebied. Bij de beoor- vragen rijzen in verband met de representativiteit,
deling van de commentaren en suggesties van de maar dat is uitsluitend om te bepalen wie wanneer
verschillende, bij de procedure betrokken instel- stemt. Het principe van de deelneming van de pre-
lingen en van de opmerkingen van outsiders, die- sidenten op persoonlijke titel blijft geldig en het
nen overigens de volgende overwegingen in acht beginsel “één lid, één stem” geldt voor alle leden
te worden genomen. met stemrecht. Dit alles beoogt te verzekeren dat
tijdens de beraadslagingen, ook in een uitgebreide
De nieuwe stemprocedure – net als ieder ander Raad van bestuur, de aangevoerde elementen
rouleringssysteem – vertoont onvermijdelijk een gewicht in de schaal zullen leggen en niet het land
zekere graad van complexiteit, wat te maken heeft van oorsprong van een president, of de omvang
met de doelstelling om tegelijkertijd een aantal van het land.
principes na te leven. Er zij opgemerkt dat de nieu-
we stemprocedure sterke gelijkenissen vertoont De nieuwe stemprocedure behoudt in grote lij-
met het systeem dat wordt toegepast in het nen de reeds geteste elementen van het huidige
Federal Market Committee in de Verenigde Staten, institutionele kader van het Eurosysteem en
waar de presidenten van de Federal Reserve Bank waarborgt zodoende dat de Raad van bestuur
eveneens bij groepen worden ingedeeld en een zijn beslissingen zal kunnen nemen op basis van
verschillende stemrechtfrequentie hebben. Hoe- de situatie in het eurogebied, ook na de uitbrei-
wel deelneming van alle presidenten aan de verga- ding ervan.

ECB Maandbericht • mei 2003 85


86 ECB Maandbericht • mei 2003
Statistieken voor het eurogebied

ECB Maandbericht • mei 2003 1*


2* ECB Maandbericht • mei 2003
Inhoud1

Statistieken

Overzichtstabel voor het eurogebied 5*


1 Statistieken monetair beleid
1.1 Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem 6*
1.2 Belangrijkste rentetarieven van de ECB 8*
1.3 Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenders 8*
1.4 Statistieken minimumreserves 10*
1.5 Liquiditeitspositie van het bankwezen 11*
2 Monetaire ontwikkelingen en beleggingsfondsen in het eurogebied
2.1 Geaggregeerde balans van het Eurosysteem 12*
2.2 Geaggregeerde balans van de MFI’s in het eurogebied, met uitzondering van het Eurosysteem 13*
2.3 Geconsolideerde balans van de MFI’s in het eurogebied, met inbegrip van het Eurosysteem 14*
2.4 Monetaire aggregaten en tegenposten 16*
2.5 Leningen van MFI’s, naar tegenpartij, categorie en oorspronkelijke looptijd 21*
2.6 Bij MFI’s aangehouden deposito’s, naar tegenpartij en instrument 24*
2.7 Belangrijkste schuldverhoudingen van MFI’s ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied 26*
2.8 Uitsplitsing naar valuta van bepaalde passiva en activa van de MFI’s in het eurogebied 28*
2.9 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied 30*
2.10 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied naar fondstype 31*
2.11 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied naar beleggerstype 33*
3 Financiële markten en rentetarieven in het eurogebied
3.1 Geldmarktrentevoeten 34*
3.2 Rendement op overheidsobligaties 35*
3.3 Effectenbeursindices 36*
3.4 Bancaire rentetarieven 37*
3.5 Uitgiften van effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van
emittent en valuta 38*
3.6 In euro luidende effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van
emittent en sector 40*
3.7 Groei op jaarbasis van door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten m.u.v
aandelen 46*
3.8 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 48*
4 HICP en andere prijzen in het eurogebied
4.1 Geharmoniseerde consumptieprijsindex 50*
4.2 Andere prijsindicatoren 51*
5 Indicatoren van de reële economische ontwikkelingen in het eurogebied
5.1 Nationale rekeningen 52*
5.2 Diverse andere reëel-economische indicatoren 54*
5.3 Conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie onder producenten en consumenten 55*
5.4 Arbeidsmarktindicatoren 56*
6 Besparings-, investerings-, beleggings- en financieringsoverzicht voor het eurogebied
6.1 Beleggings- en financieringsoverzicht niet-financiële sectoren 59*
6.2 Beleggings- en financieringsoverzicht verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen 63*
6.3 Besparings-, investerings-, beleggings- en financieringsoverzicht 65*

1) Op de website van de ECB (www.ecb.int) zijn langere reeksen en meer gedetailleerde gegevens te vinden.

ECB Maandbericht • mei 2003 3*


7 Begrotingspositie van de overheid in het eurogebied en in de landen van het eurogebied
7.1 Ontvangsten, uitgaven en tekort /overschot 66*
7.2 Schuld 67*
7.3 Schuldmutatie 68*
8 Betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied
(m.i.v. de officiële reserves)
8.1 Betalingsbalans 69*
8.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening 70*
8.3 Inkomensrekening 71*
8.4 Directe investeringen 72*
8.5 Effectenverkeer 73*
8.6 Overige financiële transacties en de officiële reserves 74*
8.7 Internationale investeringspositie en de uitstaande officiële reserves 76*
9 Externe goederenhandel van het eurogebied 78*
10 Wisselkoersen 80*
11 Economische en financiële ontwikkelingen in de andere lidstaten van de EU 82*
12 Economische en financiële ontwikkelingen buiten de EU
12.1 Economische en financiële ontwikkelingen 83*
12.2 Besparings-, investerings-, beleggings- en financieringsoverzicht 84*

Technische aantekeningen 85*


Toelichting 89*

Verklaring der tekens

“-” geen gegevens beschikbaar


“.” gegevens nog niet beschikbaar
“…” nul of verwaarloosbaar
(v) voorlopig

4* ECB Maandbericht • mei 2003


Overzichtstabel voor het eurogebied

Overzichtstabel van de economische indicatoren voor het eurogebied


(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

1. Monetaire ontwikkelingen en rentevoeten


M1 1) M2 1) M3 1)2) Leningen van Effecten Driemaands Rendement op
MFI’s aan inge- uitgegeven door rentevoet tienjaars over-
Voortschrijdend zetenen van het niet-financiële (EURIBOR, % heidsobligaties
driemaands eurogebied en niet-mone- per jaar, gemid- (% per jaar,
gemiddelde m.u.v. MFI’s en taire financiële delden per gemiddelden
(gecentreerd) overheid 1) ondernemingen1) periode) per periode)
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 3,6 4,2 5,3 - 7,8 27,6 4,26 5,03
2002 7,3 6,5 7,2 - 5,3 21,9 3,32 4,92
2002 II 6,6 6,5 7,3 - 5,6 24,3 3,45 5,26
III 7,6 6,5 7,0 - 5,2 18,0 3,36 4,77
IV 8,8 6,7 7,0 - 4,8 16,1 3,11 4,54
2003 I 10,2 7,0 7,5 - 4,9 . 2,69 4,16
2002 nov. 9,1 6,9 7,0 6,9 4,5 15,4 3,12 4,59
dec. 9,9 6,6 6,9 7,0 4,7 15,4 2,94 4,41
2003 jan. 9,5 6,5 7,2 7,3 4,9 14,9 2,83 4,27
febr. 10,3 7,3 7,9 7,7 5,1 16,6 2,69 4,06
maart 11,6 7,9 7,9 . 4,5 . 2,53 4,13
april . . . . . . 2,54 4,23
2. Prijzen en reëel-economische ontwikkelingen
HICP Industriële Arbeidskosten Reëel bbp Industriële Bezettingsgraad Werkgelegen- Werkloosheid
producenten- per uur (gehele productie in verwerkende heid (gehele (% beroeps-
prijzen economie) (m.u.v. bouw- industrie (%) economie) bevolking)
nijverheid)
9 10 11 12 13 14 15 16
2001 2,3 2,2 3,4 1,4 0,4 83,1 1,4 8,0
2002 2,3 0,0 3,6 0,8 -0,6 81,2 0,4 8,3
2002 II 2,1 -0,7 3,4 0,7 -0,7 81,1 0,5 8,2
III 2,1 0,0 3,5 0,9 0,0 81,3 0,3 8,3
IV 2,3 1,3 3,6 1,3 1,2 81,4 0,2 8,4
2003 I 2,3 2,4 . . . 81,1 . 8,6
2002 nov. 2,3 1,2 - - 2,7 - - 8,4
dec. 2,3 1,6 - - -0,4 - - 8,5
2003 jan. 2,1 2,3 - - 1,3 81,3 - 8,6
febr. 2,4 2,7 - - 2,0 - - 8,6
maart 2,4 2,4 - - . - - 8,7
april 2,1 . - - . 80,9 - .

3. Betalingsbalans, officiële reserves en wisselkoersen


(EUR miljard, tenzij anders aangegeven)
Betalingsbalans (netto stromen) Officiële Effectieve wisselkoers euro t.o.v. USD/EUR
Lopende Goederen Directe Effectenverkeer reserves grotere groep (1999 I = 100) wisselkoers
rekening en investeringen (standen per Nominaal Reëel (CPI)
vermogensover- ultimo)
drachtenrekening
17 18 19 20 21 22 23 24
2001 -9,8 75,5 -102,8 64,7 392,7 91,0 87,8 0,896
2002 73,5 133,3 -45,5 110,6 366,1 95,6 91,7 0,946
2002 II 5,7 31,3 -9,2 72,2 367,0 93,9 90,2 0,919
III 25,3 38,5 -12,0 35,7 380,9 97,9 93,8 0,984
IV 27,3 36,8 -8,3 38,4 366,1 99,4 95,0 0,999
2003 I . . . . 339,2 104,1 99,3 1,073
2002 nov. 12,0 13,7 0,5 15,8 372,6 99,3 94,7 1,001
dec. 10,0 10,7 -1,7 -2,6 366,1 100,4 96,0 1,018
2003 jan. -4,4 0,8 -0,9 -5,5 363,4 103,0 98,1 1,062
febr. 2,4 9,5 0,7 10,7 352,2 104,4 99,4 1,077
maart . . . . 339,2 105,1 100,2 1,081
april . . . . . 105,2 100,2 1,085
Bronnen: ECB, Europese Commissie (Eurostat en DG Economische en Financiële Aangelegenheden) en Reuters.
Voor meer gegevens wordt verwezen naar de desbetreffende tabellen.
1) Maandgegevens verwijzen naar de maandultimo, terwijl kwartaal- en jaargegevens berekend worden als gemiddelden per periode. Groeicijfers voor
M1, M2, M3 en leningen worden berekend op basis van voor seizoen gecorrigeerde maandelijkse standen- en stroomgegevens.
2) In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en
schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen.

ECB Maandbericht • mei 2003 5*


1 Statistieken monetair beleid

Tabel 1.1
Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem
(EUR miljoen)

1. Activa

Goud en goud- Vorderingen op Vorderingen op Vorderingen op Krediet-


vorderingen niet-ingezete- ingezetenen van niet-ingezete- verlening aan Basis-herfinan- Langerlopende “Fine-tuning”-
nen van het het eurogebied, nen van het kredietinstellin- cieringstransac- herfinancie- transacties met
eurogebied, luidende in eurogebied, gen binnen het ties ringstransacties wederinkoop
luidende in vreemde valuta luidende in eurogebied,
vreemde valuta euro luidende in euro

1 2 3 4 5 6 7 8
2002 6 dec. 131.065 248.397 20.125 3.668 219.704 173.791 45.000 0
13 131.034 250.736 20.192 3.700 221.816 176.792 45.000 0
20 130.961 248.555 20.196 3.720 223.805 168.501 45.000 9.999
27 130.858 248.634 19.881 4.020 236.589 191.501 45.000 0
2003 3 jan. 130.739 236.765 19.948 4.030 225.117 180.000 45.000 0
10 130.702 237.058 16.585 4.085 219.066 174.001 45.000 0
17 130.686 235.409 15.565 4.369 208.613 160.999 45.000 0
24 130.664 231.755 16.584 4.378 215.343 169.999 45.000 0
31 130.641 233.338 18.335 4.924 219.190 174.001 45.000 0
7 febr. 130.641 231.438 17.498 5.305 214.019 169.000 45.000 0
14 130.640 229.822 17.331 5.690 206.155 161.000 45.000 0
21 130.314 228.010 17.686 6.230 216.190 170.001 45.000 0
28 130.314 228.349 17.331 5.926 223.186 178.001 45.000 0
7 maart 130.314 227.928 17.384 6.164 182.175 137.090 45.000 0
14 130.314 226.868 17.048 5.511 270.123 225.091 45.000 0
21 130.314 223.947 17.725 5.121 234.917 189.001 45.000 0
28 130.314 224.146 16.800 5.202 232.049 187.000 45.000 0
4 april 122.728 216.872 17.072 4.783 220.040 174.999 45.000 0
11 122.728 215.994 16.736 4.496 217.097 172.000 44.973 0
18 122.728 215.786 16.528 4.551 223.000 177.998 44.973 0
25 122.274 215.757 16.919 4.575 247.011 201.999 44.973 0
2 mei 122.274 214.456 16.721 4.597 207.989 163.001 44.979 0

2. Passiva

Bankbiljetten Verplichtin- Overige ver- Uitgegeven


in omloop gen aan kre- Rekeningen- Deposito- Termijn- “Fine-tuning”- Deposito’s plichtingen schuld-
dietinstellin- courant (met faciliteit deposito’s transacties u.h.v. marge- aan kredietin- bewijzen
gen binnen inbegrip van met weder- stortingen stellingen bin-
het euroge- reserve- inkoop nen het euro-
bied, luidende verplichtin- gebied, lui-
in euro gen) dende in euro

1 2 3 4 5 6 7 8 9
2002 6 dec. 351.340 127.068 127.002 66 0 0 0 262 2.029
13 355.673 130.036 129.942 94 0 0 0 15 2.029
20 367.890 127.909 126.745 1.164 0 0 0 15 2.029
27 374.600 129.305 129.146 159 0 0 0 15 2.029
2003 3 jan. 354.528 130.012 129.938 74 0 0 0 15 2.029
10 346.293 133.539 133.441 89 0 0 9 15 2.029
17 341.636 132.870 132.748 118 0 0 4 15 2.029
24 338.201 127.180 127.168 9 0 0 3 15 2.029
31 339.517 126.760 126.631 128 0 0 1 62 2.029
7 febr. 342.781 133.194 133.161 33 0 0 0 62 2.029
14 342.890 128.006 127.947 59 0 0 0 61 2.029
21 341.561 131.392 128.951 2.441 0 0 0 61 2.029
28 345.414 125.405 125.346 59 0 0 0 62 2.029
7 maart 350.078 89.529 89.431 98 0 0 0 62 2.029
14 350.014 177.351 177.262 89 0 0 0 15 2.029
21 350.482 128.616 127.972 623 0 0 21 15 2.029
28 351.783 129.392 129.356 23 0 0 13 15 2.029
4 april 357.775 131.573 131.477 90 0 0 6 76 2.029
11 360.186 128.359 128.321 29 0 0 9 76 2.029
18 367.559 132.655 132.436 216 0 0 3 15 2.029
25 363.873 147.509 147.427 80 0 0 2 15 2.029
2 mei 367.432 122.600 122.512 87 0 0 1 15 2.029
Bron: ECB.

6* ECB Maandbericht • mei 2003


Totaal
Overige vorde- Waardepapieren Overheids- Overige
Structurele Marginale Kredieten u.h.v. ringen op kre- uitgegeven door schuld, activa
transacties met belenings- margestortingen dietinstellingen ingezetenen van luidende in
wederinkoop faciliteit binnen het euro- het eurogebied, euro
gebied, luidende luidende in
in euro euro

9 10 11 12 13 14 15 16
0 892 21 211 33.231 67.224 89.080 812.706 2002 6 dec.
0 15 9 197 33.205 67.106 90.733 818.720 13
0 275 30 163 33.253 67.106 92.688 820.448 20
0 40 48 109 33.098 66.306 93.062 832.558 27
0 45 72 120 27.824 44.486 105.962 794.992 2003 3 jan.
0 10 55 103 27.919 44.475 106.625 786.619 10
0 2.575 39 174 28.016 44.485 105.949 773.267 17
0 299 45 238 28.522 44.485 106.893 778.863 24
0 170 19 296 29.054 44.485 106.466 786.730 31
0 3 16 330 30.675 44.436 107.701 782.044 7 febr.
0 110 45 326 31.685 44.355 109.365 775.370 14
0 1.145 44 250 32.602 44.355 109.171 784.809 21
0 148 37 552 33.484 44.355 107.151 790.649 28
0 50 35 938 33.495 44.340 107.218 749.960 7 maart
0 2 30 473 36.694 44.342 107.546 838.923 14
0 889 27 276 37.823 44.345 107.801 802.273 21
0 10 39 275 38.149 44.344 107.391 798.674 28
0 3 38 289 38.760 44.318 109.563 774.429 4 april
0 109 15 164 39.658 44.322 109.351 770.550 11
0 14 15 134 39.785 44.279 109.666 776.461 18
0 30 9 116 40.185 44.273 109.529 800.643 25
0 1 8 111 40.295 44.273 109.631 760.351 2 mei

Totaal
Verplichtin- Verplichtin- Verplichtin- Verplichtin- Tegenwaarde Overige pas- Her- Kapitaal en
gen aan ove- gen aan niet- gen aan inge- gen aan niet- toegewezen siva waarderings- reserves
rige ingezete- ingezetenen zetenen van ingezetenen bijzondere rekeningen
nen van het van het euro- het euroge- van het euro- trekkings-
eurogebied, gebied, bied, luidende gebied, rechten in het
luidende in luidende in in vreemde luidende in IMF
euro euro valuta vreemde
valuta
10 11 12 13 14 15 16 17 18

62.194 8.489 1.341 20.045 6.567 62.616 106.307 64.448 812.706 2002 6 dec.
58.514 8.428 1.296 22.432 6.567 62.972 106.307 64.451 818.720 13
49.967 9.541 1.382 20.693 6.567 63.728 106.307 64.420 820.448 20
55.085 8.810 1.232 20.067 6.567 64.121 106.307 64.420 832.558 27
47.408 11.555 1.126 20.996 6.339 73.817 82.844 64.323 794.992 2003 3 jan.
48.541 8.278 1.147 19.714 6.339 73.640 82.844 64.240 786.619 10
42.522 8.346 1.136 17.259 6.339 74.025 82.844 64.246 773.267 17
58.993 8.872 1.125 14.978 6.339 74.217 82.844 64.070 778.863 24
65.146 9.426 1.054 15.759 6.339 73.719 82.848 64.071 786.730 31
52.197 8.473 1.017 15.776 6.339 73.256 82.848 64.072 782.044 7 febr.
51.338 8.543 1.017 15.195 6.339 72.734 82.848 64.370 775.370 14
58.968 8.421 1.025 14.113 6.339 74.543 82.840 63.517 784.809 21
70.147 8.704 1.024 14.054 6.339 70.187 82.840 64.444 790.649 28
60.226 8.659 1.050 14.772 6.339 69.932 82.840 64.444 749.960 7 maart
60.064 8.607 1.054 16.093 6.339 70.055 82.840 64.462 838.923 14
72.700 8.441 1.076 14.706 6.339 70.565 82.840 64.464 802.273 21
73.624 8.395 1.071 14.490 6.339 64.227 82.840 64.469 798.674 28
53.949 8.858 1.081 15.366 6.168 65.081 68.005 64.468 774.429 4 april
51.602 8.717 1.005 14.572 6.168 65.227 68.005 64.604 770.550 11
44.996 9.172 1.045 14.304 6.168 65.907 68.005 64.606 776.461 18
59.278 8.455 1.048 14.132 6.168 65.475 68.005 64.656 800.643 25
40.143 9.506 1.048 12.990 6.168 65.853 67.910 64.657 760.351 2 mei

ECB Maandbericht • mei 2003 7*


Tabel 1.2
Belangrijkste rentetarieven van de ECB
(niveaus in procenten per jaar; mutaties in procentpunten)

Per: 1) Depositofaciliteit Basis-herfinancieringstransacties Marginale beleningsfaciliteit


Vaste- Variabele-
rentetenders rentetenders
Vaste rentevoet Minimale
inschrijvings-
rente
Niveau Mutatie Niveau Niveau Mutatie Niveau Mutatie
1 2 3 4 5 6 7
1999 1 jan. 2,00 - 3,00 - - 4,50 -
4 2) 2,75 0,75 3,00 - ... 3,25 -1,25
22 2,00 -0,75 3,00 - ... 4,50 1,25
9 april 1,50 -0,50 2,50 - -0,50 3,50 -1,00
5 nov. 2,00 0,50 3,00 - 0,50 4,00 0,50
2000 4 febr. 2,25 0,25 3,25 - 0,25 4,25 0,25
17 maart 2,50 0,25 3,50 - 0,25 4,50 0,25
28 april 2,75 0,25 3,75 - 0,25 4,75 0,25
9 juni 3,25 0,50 4,25 - 0,50 5,25 0,50
283) 3,25 ... - 4,25 ... 5,25 ...
1 sept. 3,50 0,25 - 4,50 0,25 5,50 0,25
6 okt. 3,75 0,25 - 4,75 0,25 5,75 0,25
2001 11 mei 3,50 -0,25 - 4,50 -0,25 5,50 -0,25
31 aug. 3,25 -0,25 - 4,25 -0,25 5,25 -0,25
18 sept. 2,75 -0,50 - 3,75 -0,50 4,75 -0,50
9 nov. 2,25 -0,50 - 3,25 -0,50 4,25 -0,50
2002 6 dec. 1,75 -0,50 - 2,75 -0,50 3,75 -0,50
2003 7 maart 1,50 -0,25 - 2,50 -0,25 3,50 -0,25
Bron: ECB.
1) De data hebben betrekking op de depositofaciliteit en de marginale beleningsfaciliteit. Voor de basis-herfinancieringstransacties gaan, tenzij anders aan-
gegeven, mutaties in de rentevoet in per de eerste transactie na de aangegeven datum. De mutatie per 18 september 2001 is op diezelfde dag ingegaan.
2) Op 22 december 1998 heeft de ECB aangekondigd dat, bij wijze van uitzondering, tussen 4 en 21 januari 1999 een smalle bandbreedte van 50 basis-
punten zou gelden tussen de marginale beleningsrente en de depositorente, om de overgang voor de marktdeelnemers naar het nieuwe stelsel te
vergemakkelijken.
3) Op 8 juni 2000 heeft de ECB aangekondigd dat de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem, met ingang van de op 28 juni 2000 te
verrekenen transactie, zouden worden uitgevoerd als variabele-rentetenders. De minimale inschrijvingsrente is de minimale rente waartegen tegen-
partijen inschrijvingen kunnen indienen.

Tabel 1.3
1)
Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenders
(EUR miljoen; rentevoeten in procenten per jaar)
1. Basis-herfinancieringstransacties 2)
Datum Inschrijvingen Toewijzing Vaste-renteten- Variabele-rentetenders
verrekening (bedrag) (bedrag) ders
Vaste rentevoet Minimale Marginale rente- Gewogen Looptijd, dagen
inschrijvings- voet 3) gemiddelde
rente rentevoet
1 2 3 4 5 6 7

2002 13 nov. 85.033 51.000 - 3,25 3,28 3,28 14


20 120.351 99.000 - 3,25 3,27 3,29 14
27 108.905 62.000 - 3,25 3,29 3,31 14
4 dec. 111.791 111.791 - 3,25 3,25 3,25 14
11 100.511 65.000 - 2,75 2,82 2,83 13
18 103.502 103.502 - 2,75 2,75 2,87 13
24 146.157 88.000 - 2,75 3,02 3,08 15
31 117.377 92.000 - 2,75 2,85 2,95 15
2003 8 jan. 133.781 82.000 - 2,75 2,83 2,84 14
15 120.349 79.000 - 2,75 2,80 2,81 14
22 123.705 91.000 - 2,75 2,80 2,81 14
29 114.931 83.000 - 2,75 2,79 2,81 14
5 febr. 115.836 86.000 - 2,75 2,78 2,79 14
12 100.544 75.000 - 2,75 2,76 2,78 14
19 125.104 95.000 - 2,75 2,77 2,78 13
26 110.698 83.000 - 2,75 2,75 2,76 14
4 maart 54.090 54.090 - 2,75 2,75 2,75 15
12 126.251 106.000 - 2,50 2,57 2,63 13
12 75.870 65.000 - 2,50 2,55 2,64 7
19 129.827 83.000 - 2,50 2,58 2,59 14
25 115.518 104.000 - 2,50 2,53 2,55 15
2 april 112.031 71.000 - 2,50 2,53 2,54 14
9 133.547 101.000 - 2,50 2,53 2,53 14
16 126.889 77.000 - 2,50 2,53 2,54 14
23 156.979 125.000 - 2,50 2,54 2,55 14
30 106.071 38.000 - 2,50 2,55 2,55 14
7 mei 120.843 76.000 - 2,50 2,53 2,54 14
7 67.356 53.000 - 2,50 2,53 2,54 7

8* ECB Maandbericht • mei 2003


2. Langerlopende herfinancieringstransacties
Datum Inschrijvingen Toewijzing Vaste-rentetenders Variabele-rentetenders
verrekening (bedrag) (bedrag)
Vaste rentevoet Marginale rente- Gewogen gemid- Looptijd, dagen
voet 3) delde rentevoet
1 2 3 4 5 6
2001 31 mei 46.448 20.000 - 4,49 4,51 91
28 juni 44.243 20.000 - 4,36 4,39 91
26 juli 39.369 20.000 - 4,39 4,42 91
30 aug. 37.855 20.000 - 4,20 4,23 91
27 sept. 28.269 20.000 - 3,55 3,58 85
25 okt. 42.308 20.000 - 3,50 3,52 98
29 nov. 49.135 20.000 - 3,32 3,34 91
21 dec. 38.178 20.000 - 3,29 3,31 97
2002 31 jan. 44.547 20.000 - 3,31 3,33 84
28 febr. 47.001 20.000 - 3,32 3,33 91
28 maart 39.976 20.000 - 3,40 3,42 91
25 april 40.580 20.000 - 3,35 3,36 91
30 mei 37.602 20.000 - 3,45 3,47 91
27 juni 27.670 20.000 - 3,38 3,41 91
25 juli 28.791 15.000 - 3,35 3,37 98
29 aug. 33.527 15.000 - 3,33 3,34 91
26 sept. 25.728 15.000 - 3,23 3,26 88
31 okt. 27.820 15.000 - 3,22 3,24 91
28 nov. 38.644 15.000 - 3,02 3,04 91
23 dec. 42.305 15.000 - 2,93 2,95 94
2003 30 jan. 31.716 15.000 - 2,78 2,80 90
27 febr. 24.863 15.000 - 2,48 2,51 91
27 maart 33.367 15.000 - 2,49 2,51 91
30 april 35.096 15.000 - 2,50 2,51 92

3. Overige tendertransacties
Datum Soort transactie Inschrijvin- Toewijzing Vaste- Variabele-rentetenders
verrekening gen (bedrag) (bedrag) rentetenders
Vaste rente- Minimale Marginale Gewogen Looptijd,
voet inschrijvings- rentevoet 3) gemiddelde dagen
rente rentevoet
1 2 3 4 5 6 7 8
2000 5 jan. 4)Aantrekken van
termijndeposito's 14.420 14.420 - - 3,00 3,00 7
21 juni Transactie met wederinkoop 18.845 7.000 - - 4,26 4,28 1
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 30 april Transactie met wederinkoop 105.377 73.000 - 4,75 4,77 4,79 7
12 sept. Transactie met wederinkoop 69.281 69.281 4,25 - - - 1
13 Transactie met wederinkoop 40.495 40.495 4,25 - - - 1
28 nov. Transactie met wederinkoop 73.096 53.000 - 3,25 3,28 3,29 7
2002 4 jan. Transactie met wederinkoop 57.644 25.000 - 3,25 3,30 3,32 3
10 Transactie met wederinkoop 59.377 40.000 - 3,25 3,28 3,30 1
18 dec. Transactie met wederinkoop 28.480 10.000 - 2,75 2,80 2,82 6

Bron: ECB.
1) De opgenomen bedragen kunnen enigszins afwijken van die in Tabel 1.1, kolommen 6 t/m 8, als gevolg van toegewezen maar niet verrekende transacties.
2) Op 8 juni 2000 heeft de ECB aangekondigd dat met ingang van de transactie die op 28 juni 2000 zou worden verrekend, de basis-
herfinancieringstransacties van het Eurosysteem als variabele-rentetenders zouden worden uitgevoerd. De minimale inschrijvingsrente is de mini-
male rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen.
3) Bij liquiditeitsverruimende (-verkrappende) transacties is de marginale rentevoet de laagste (hoogste) rente waartegen middelen worden toegewezen.
4) Deze transactie werd verricht tegen een maximale rente van 3%.

ECB Maandbericht • mei 2003 9*


Tabel 1.4
Statistieken minimumreserves
1. Reservebasis van reserveplichtige kredietinstellingen 1) 2)
(EUR miljard; ultimocijfers)

Reservebasis per: Totaal Passiva waarop een reservecoëfficiënt Passiva waarop een reservecoëfficiënt van 0% wordt
van 2% wordt toegepast toegepast
Deposito’s (giraal, Schuldbewijzen met Deposito’s (met vaste Repo’s Schuldbewijzen met
met vaste looptijd of vaste looptijd tot en looptijd of opzegter- vaste looptijd van
opzegtermijn tot en met 2 jaar mijn van meer dan 2 meer dan 2 jaar
met 2 jaar) jaar)
1 2 3 4 5 6
2002 maart 11.031,8 6.178,0 400,6 1.349,9 663,1 2.440,1
april 11.076,4 6.176,1 404,9 1.355,1 699,1 2.441,2
mei 11.111,6 6.150,4 410,5 1.355,8 741,7 2.453,2
juni 11.009,1 6.083,3 407,5 1.355,3 699,2 2.463,9
juli 10.999,6 6.069,3 408,6 1.368,0 691,0 2.462,7
aug. 10.952,0 6.010,3 401,5 1.359,7 703,2 2.477,2
sept. 11.054,3 6.055,4 405,0 1.373,5 747,6 2.472,7
okt. 11.113,6 6.052,0 414,2 1.379,1 790,5 2.477,8
nov. 11.207,0 6.142,9 426,9 1.365,2 784,2 2.487,7
dec. 11.116,8 6.139,9 409,2 1.381,9 725,5 2.460,3
2003 jan. 11.100,8 6.048,5 426,0 1.385,7 773,9 2.466,7
febr. 11.214,2 6.092,6 434,0 1.396,4 808,2 2.483,0
maart(v) 11.211,2 6.116,3 424,7 1.404,0 782,3 2.484,0

Bron: ECB.
1) Passiva ten opzichte van andere reserveplichtige kredietinstellingen, de ECB en de deelnemende nationale centrale banken zijn van de reservebasis uitgesloten.
Indien een kredietinstelling niet kan aantonen welk bedrag aan uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met 2 jaar door bovengenoemde instellingen
wordt aangehouden, mag een bepaald percentage van deze passiva van de reservebasis worden afgetrokken. Tot november 1999 was dit percentage 10% voor de
berekening van de reservebasis, daarna 30%.
2) Aanhoudingsperioden beginnen op de 24ste van de maand en eindigen op de 23ste van de volgende maand; de reserveverplichting wordt berekend op grond van
de reservebasis per de voorafgaande maandultimo.
3) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.

2. Aangehouden reserves 1)
(EUR miljard; rente in procenten per jaar)
Aanhoudings- Verplichte reserves 2) Werkelijk aangehouden Overreserves 4) Tekorten 5) Rente op verplichte
periode reserves 3) reserves 6)
eindigend in:
1 2 3 4 5
2002 mei 131,0 131,5 0,5 0,0 3,30
juni 131,0 131,7 0,7 0,0 3,33
juli 130,7 131,3 0,6 0,0 3,32
aug. 129,3 129,7 0,5 0,0 3,29
sept. 129,0 129,5 0,5 0,0 3,28
okt. 127,7 128,2 0,5 0,0 3,28
nov. 128,7 129,2 0,5 0,0 3,28
dec. 128,8 129,4 0,7 0,0 3,06
2003 jan. 130,9 131,4 0,6 0,0 2,87
febr. 130,4 131,0 0,6 0,0 2,78
maart 128,9 129,5 0,6 0,0 2,67
april 130,0 130,5 0,5 0,0 2,53
mei(v) 130,3 . . . .
Bron: ECB.
1) Deze tabel bevat volledige gegevens voor afgesloten aanhoudingsperioden alsmede reserveverplichtingen voor de lopende aanhoudingsperiode.
2) Het bedrag aan reserveverplichtingen wordt voor elke kredietinstelling eerst berekend door op de reserveplichtige passiva de reserveratio voor deze passiva toe te
passen, op basis van de balansgegevens per de ultimo van elke kalendermaand; vervolgens trekt elke kredietinstelling hiervan een vast bedrag van EUR 100.000 af.
De daaruit resulterende reserveverplichtingen worden dan voor het eurogebied geaggregeerd.
3) Totaalbedrag dat gedurende de aanhoudingsperiode gemiddeld per dag door reserveplichtige kredietinstellingen op hun reserverekeningen wordt aangehouden.
4) Gemiddeld bedrag dat gedurende de aanhoudingsperiode door reserveplichtige kredietinstellingen op hun reserverekeningen meer wordt aangehouden dan verplicht,
berekend op basis van die kredietinstellingen welke aan hun reserveverplichting hebben voldaan.
5) Gemiddelde bedragen waarmee de werkelijk aangehouden reserves de reserveverplichting gedurende de aanhoudingsperiode onderschrijden, berekend op basis van
die kredietinstellingen welke niet aan hun reserveverplichting hebben voldaan.
6) Deze rente is gelijk aan het gemiddelde, gedurende de aanhoudingsperiode, van de rente van de ECB (gewogen met het aantal kalenderdagen) op de basis-herfinan-
cieringstransacties van het Eurosysteem (zie Tabel 1.3).

10* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 1.5
Liquiditeitspositie van het bankwezen 1)
(EUR miljard; gemiddelden per periode van dagposities)

Aanhoudings- Liquiditeitsverruimende factoren Liquiditeitsverkrappende factoren Rekenin- Basisgeld5)


periode Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem gen-cou-
eindigend in: Netto acti- Basis- Langer- Marginale Overige Deposito- Overige Bank- Tegoeden Overige rant van
va van het herfinan- lopende belenings- liquidi- faciliteit liquidi- biljetten in van de factoren kredietin-
4)
Euro- cierings- herfinan- faciliteit teitsverrui- teitsver- omloop centrale (per stellingen
systeem in trans- cierings- mende krappende overheid saldo)3)
goud en acties transacties trans- trans- bij het
vreemde acties2) acties2) Euro-
valuta systeem
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
2002 maart 386,7 114,6 60,0 0,2 0,0 0,1 0,0 283,3 54,2 91,8 132,1 415,6
april 395,4 112,7 60,0 0,4 0,0 0,2 0,0 285,9 55,9 95,3 131,2 417,3
mei 397,7 110,6 60,0 0,1 0,0 0,3 0,0 293,7 49,2 93,5 131,7 425,6
juni 396,2 112,6 60,0 0,5 0,0 0,4 0,0 300,8 45,1 91,2 131,8 433,0
juli 369,1 130,4 60,0 0,2 0,0 0,2 0,0 313,4 54,4 60,3 131,4 445,0
aug. 360,0 139,2 55,2 0,1 0,0 0,1 0,0 322,8 50,9 50,8 129,9 452,8
sept. 362,3 140,9 50,8 0,1 0,0 0,2 0,0 323,6 49,1 51,7 129,6 453,4
okt. 370,0 146,1 45,3 0,1 0,0 0,1 0,0 329,2 45,6 58,2 128,3 457,6
nov. 372,1 147,5 45,0 0,1 0,0 0,1 0,0 334,0 42,8 58,6 129,3 463,4
dec. 371,5 168,1 45,0 1,1 2,0 0,2 0,0 350,7 51,7 55,5 129,5 480,5
2003 jan. 360,9 176,3 45,0 0,5 0,0 0,3 0,0 353,9 43,7 53,3 131,6 485,8
febr. 356,4 168,6 45,0 0,3 0,0 0,3 0,0 340,7 50,2 48,0 131,1 472,2
maart 352,5 179,5 45,0 0,2 0,0 0,1 0,0 347,8 59,1 40,6 129,6 477,5
april(v) 337,4 179,4 45,0 0,1 0,0 0,2 0,0 358,5 52,1 20,5 130,6 489,3

Bron: ECB.
1) De liquiditeitspositie van het bankwezen wordt gedefinieerd als de in euro luidende, door kredietinstellingen in het eurogebied op rekeningen-courant
bij het Eurosysteem aangehouden bedragen. De bedragen worden afgeleid uit de geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem.
2) Met uitzondering van door nationale centrale banken in de tweede fase uitgegeven schuldbewijzen.
3) Overige posten op de geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem.
4) Deze post is gelijk aan het verschil tussen de som van de liquiditeitsverruimende factoren (posten 1 tot en met 5) en de som van de liquiditeitsverkrap-
pende factoren (posten 6 tot en met 10).
5) Berekend als de som van de depositofaciliteit (post 6), bankbiljetten in omloop (post 8) en de rekeningen-courant van kredietinstellingen (post 11).

ECB Maandbericht • mei 2003 11*


2 Monetaire ontwikkelingen en
beleggingsfondsen in het eurogebied
Tabel 2.1
Geaggregeerde balans van het Eurosysteem
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

1. Activa
Totaal
Leningen Aan- Aange- Externe Vaste Overige
1)
aan inge- MFI’s Overheid Overige gehou- MFI’s Overheid Overige houden MFI’s Overige activa1) activa activa
zetenen ingeze- den ingeze- aandelen ingezete-
van het tenen van effecten tenen van en deel- nen van
euro- het euro- m.u.v. het euro- nemin- het euro-
gebied gebied aandelen, gebied gen uit- gebied
uitgege- gegeven
ven door door
ingeze- ingeze-
tenen van tenen van
het euro- het euro-
gebied gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
2000 445,0 427,4 17,1 0,5 97,4 2,5 93,6 1,3 15,3 4,3 11,0 380,7 11,2 56,1 1.005,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 401,7 373,9 27,2 0,6 105,0 2,7 101,2 1,1 14,7 4,6 10,1 396,7 11,3 54,3 983,8
II 426,0 398,2 27,2 0,6 105,8 3,1 101,5 1,2 14,2 4,6 9,6 414,7 11,9 54,5 1.027,2
III 388,2 360,4 27,2 0,6 106,6 3,7 101,9 1,1 13,1 4,8 8,3 397,1 11,9 54,8 971,7
IV 412,7 386,4 25,7 0,6 107,0 3,8 101,8 1,3 13,8 4,6 9,2 399,0 11,9 54,3 998,6
2002 maart 381,3 354,9 25,8 0,6 106,5 4,1 101,0 1,4 13,8 4,7 9,1 414,4 11,9 101,5 1.029,4
april 344,2 317,8 25,8 0,6 107,5 5,0 101,4 1,1 13,5 4,7 8,8 401,2 12,0 103,3 981,7
mei 356,1 329,7 25,7 0,6 107,0 4,9 101,0 1,0 13,3 4,7 8,6 394,4 12,0 105,5 988,3
juni 387,7 361,3 25,7 0,6 107,9 4,9 101,6 1,4 12,9 4,7 8,2 372,7 12,0 108,9 1.001,9
juli 364,0 337,7 25,7 0,6 108,8 5,3 101,9 1,7 12,7 4,7 7,9 377,9 12,1 110,5 986,0
aug. 363,4 337,5 25,3 0,6 110,8 5,4 103,3 2,1 12,8 4,8 8,0 377,9 12,1 110,9 987,9
sept. 365,6 339,6 25,3 0,6 112,5 5,8 104,6 2,2 12,3 4,8 7,5 386,0 12,1 112,5 1.000,9
okt. 370,8 344,8 25,3 0,6 113,5 6,5 106,1 0,9 13,0 4,9 8,1 379,9 12,1 115,1 1.004,5
nov. 377,3 351,3 25,3 0,6 115,0 7,0 107,1 0,9 13,6 5,0 8,6 378,9 9,8 119,2 1.013,8
dec. 416,1 391,3 24,2 0,6 94,5 7,6 86,0 0,8 13,3 5,1 8,2 374,6 12,1 125,1 1.035,7
2003 jan. 412,3 387,5 24,2 0,6 96,8 8,6 87,4 0,8 12,8 4,9 7,9 373,4 12,2 109,8 1.017,9
febr. 410,2 385,4 24,1 0,6 100,7 9,1 90,8 0,8 12,7 5,0 7,8 363,4 12,0 121,1 1.020,6
maart(v) 411,8 387,0 24,1 0,6 105,2 9,5 94,8 0,8 12,5 5,2 7,3 349,7 11,9 123,5 1.015,1

2. Passiva
Totaal
Chartale geld- Deposito’s van Uitgegeven Kapitaal en Externe Overige
omloop ingezetenen MFI’s 1) Centrale over- Overige over- schuld- reserves passiva1) passiva
van het euro- heid heid/ overige bewijzen 2)
gebied ingezetenen
van het euro-
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2000 390,2 327,3 270,4 47,1 9,8 3,8 197,5 29,9 57,0 1.005,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 370,5 312,6 253,4 46,8 12,4 5,5 204,6 26,8 63,8 983,8
II 368,8 342,2 274,1 51,8 16,3 5,6 223,7 32,6 54,2 1.027,2
III 346,1 323,6 269,4 37,6 16,6 5,5 209,2 30,0 57,3 971,7
IV 285,9 391,9 342,4 35,1 14,4 4,6 209,8 35,6 70,8 998,6
2002 maart 309,2 355,1 282,4 56,3 16,4 4,6 217,8 36,9 105,9 1.029,4
april 311,3 323,5 254,8 50,8 17,9 4,6 212,7 32,4 97,2 981,7
mei 319,6 326,6 268,4 40,7 17,4 4,6 207,9 31,6 98,0 988,3
juni 329,4 354,3 285,2 51,5 17,5 4,6 182,3 31,0 100,5 1.001,9
juli 340,1 316,0 247,4 52,9 15,6 4,6 183,7 35,1 106,6 986,0
aug. 342,3 318,7 255,8 47,3 15,6 4,6 186,4 31,0 104,9 987,9
sept. 347,0 317,6 258,9 41,7 17,0 4,6 190,2 32,5 109,1 1.000,9
okt. 355,3 313,5 254,4 40,8 18,3 4,6 187,9 31,4 111,9 1.004,5
nov. 360,8 319,3 255,2 46,2 17,9 3,6 185,7 31,5 112,9 1.013,8
dec. 393,0 328,4 283,3 29,5 15,6 3,6 156,2 32,9 121,7 1.035,7
2003 jan. 352,1 348,3 284,1 49,3 15,0 3,6 154,5 30,2 129,1 1.017,9
febr. 358,1 346,0 276,9 54,2 14,9 2,8 159,5 28,6 125,5 1.020,6
maart(v) 365,4 345,8 279,0 50,7 16,2 2,7 149,2 28,7 123,2 1.015,1

Bron: ECB.
1) Sinds eind november 2000 worden tegoeden met betrekking tot het TARGET-systeem op dagbasis gesaldeerd door schuldvernieuwing. Dit betekent
dat de bilaterale posities van iedere nationale centrale bank bij de ECB en andere nationale centrale banken vervangen zijn door één enkele bilate-
rale positie bij de ECB. De bruto posities met betrekking tot het TARGET-systeem per de maandultimo’s in 1999 en 2000 (januari tot en met oktober)
zijn vermeld in de overeenkomstige voetnoot in de Maandberichten van februari 2000 en december 2000.
2) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.

12* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2.2
Geaggregeerde balans van de MFI’s in het eurogebied, met uitzondering van het Eurosysteem
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

1. Activa
Totaal
Lenin- Aan- Aan- Aan- Externe Vaste Overige
gen aan MFI’s Over- Overige gehou- MFI’s Over- Overige delen/ gehou- MFI’s Overige activa activa activa
ingeze- heid ingeze- den heid ingeze- partici- den aan- ingeze-
tenen tenen effecten tenen paties in delen en tenen
van het van het m.u.v. van het geld- deelne- van het
euro- euro- aande- euro- markt- mingen euro-
gebied gebied len, uit- gebied fondsen uitgege- gebied
gegeven ven door
door ingezete-
ingezete- nen van
nen van het euro-
het euro- gebied
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

2000 10.419,8 3.510,4 817,8 6.091,5 2.311,5 1.051,4 995,9 264,2 23,3 750,9 240,2 510,8 2.026,2 158,7 1.015,2 16.705,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 10.814,0 3.715,6 824,4 6.274,0 2.454,0 1.100,6 1.066,2 287,1 25,6 812,3 255,3 557,0 2.242,1 160,8 1.097,2 17.606,0
II 10.894,4 3.698,3 808,5 6.387,6 2.529,2 1.123,3 1.104,9 300,9 32,9 799,3 251,3 548,0 2.290,1 163,5 1.128,3 17.837,7
III 10.953,2 3.729,3 802,6 6.421,3 2.543,2 1.123,5 1.093,3 326,4 36,1 771,6 245,1 526,4 2.300,6 165,7 1.115,8 17.886,2
IV 11.134,7 3.794,0 822,0 6.518,7 2.535,9 1.122,9 1.077,4 335,6 38,5 810,8 251,9 559,0 2.408,8 168,1 1.129,5 18.226,3
2002 maart 11.210,8 3.778,4 826,8 6.605,5 2.646,9 1.173,5 1.128,1 345,3 46,6 811,4 260,0 551,4 2.430,8 164,5 1.031,1 18.342,2
april 11.264,9 3.817,7 806,7 6.640,6 2.653,2 1.183,6 1.127,8 341,8 47,5 825,4 267,5 557,9 2.425,3 164,2 1.011,2 18.391,8
mei 11.329,0 3.866,4 803,4 6.659,1 2.673,9 1.188,7 1.141,2 343,9 50,8 826,0 265,7 560,3 2.451,4 164,4 984,6 18.480,1
juni 11.334,7 3.839,8 804,4 6.690,5 2.675,0 1.195,9 1.137,5 341,7 58,3 819,0 263,4 555,6 2.358,6 164,3 1.002,3 18.412,2
juli 11.339,5 3.844,7 802,8 6.691,9 2.671,9 1.192,8 1.135,5 343,6 60,5 808,1 266,9 541,2 2.378,8 164,6 1.025,6 18.449,0
aug. 11.321,2 3.836,8 792,7 6.691,7 2.657,6 1.187,0 1.131,7 338,9 60,9 816,7 265,5 551,1 2.367,3 165,6 1.011,0 18.400,2
sept. 11.406,6 3.885,0 795,5 6.726,1 2.687,2 1.190,0 1.148,6 348,6 62,1 805,1 263,6 541,5 2.427,5 166,2 1.057,9 18.612,6
okt. 11.463,5 3.926,4 795,1 6.742,0 2.680,0 1.185,5 1.142,3 352,2 63,7 819,5 266,0 553,5 2.483,6 167,1 1.021,1 18.698,6
nov. 11.592,2 4.034,5 803,9 6.753,9 2.706,7 1.203,5 1.147,3 355,8 65,6 822,9 264,7 558,2 2.558,2 167,1 1.055,3 18.968,1
dec. 11.610,1 4.020,8 812,0 6.777,4 2.672,9 1.171,9 1.134,2 366,9 62,9 827,9 257,5 570,4 2.463,6 168,1 1.057,1 18.862,6
2003 jan. 11.658,6 4.051,9 803,4 6.803,3 2.782,4 1.220,5 1.187,3 374,5 65,5 814,6 254,6 559,9 2.475,9 164,3 1.024,9 18.986,5
febr. 11.733,1 4.102,7 803,8 6.826,6 2.817,4 1.229,6 1.206,9 380,9 66,8 812,1 254,5 557,5 2.544,3 163,2 1.047,9 19.185,0
maart(v) 11.724,1 4.068,6 805,2 6.850,2 2.832,4 1.236,9 1.212,9 382,6 67,2 815,9 257,5 558,4 2.534,8 161,0 1.046,0 19.181,5

2. Passiva
Totaal
Chartale Depo- Aan- Uitge- Kapitaal Externe Overige
geld- sito’s van MFI’s Centrale Overige delen/ geven en reser- passiva passiva
omloop ingeze- overheid overheid/ Giraal Met vaste Met Repo’s partici- schuld- ves
tenen van overige looptijd opzeg- paties in bewijzen
1) 2)
het euro- ingeze- termijn geld-
gebied tenen van markt-
het euro- fondsen
1)
gebied

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
2000 0,0 9.057,1 3.679,3 117,4 5.260,5 1.648,9 2.159,8 1.276,9 174,9 323,3 2.712,9 940,5 2.299,5 1.372,2 16.705,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 0,0 9.325,3 3.814,5 103,6 5.407,2 1.624,0 2.237,8 1.322,8 222,6 369,2 2.817,4 982,4 2.638,7 1.473,1 17.606,0
II 0,0 9.424,1 3.805,6 113,7 5.504,8 1.715,9 2.236,6 1.330,8 221,5 390,2 2.861,3 998,1 2.713,8 1.450,1 17.837,7
III 0,0 9.484,8 3.839,0 110,2 5.535,5 1.733,7 2.233,5 1.342,6 225,7 417,3 2.875,5 1.011,1 2.613,4 1.484,1 17.886,2
IV 0,0 9.696,6 3.829,6 103,9 5.763,1 1.882,1 2.257,5 1.405,0 218,5 436,5 2.882,9 1.041,9 2.687,4 1.480,9 18.226,3
2002 maart 0,0 9.695,4 3.852,1 101,2 5.742,1 1.823,1 2.266,3 1.423,0 229,6 477,9 2.966,1 1.057,6 2.754,4 1.390,7 18.342,2
april 0,0 9.742,5 3.871,8 106,7 5.763,9 1.852,1 2.269,0 1.414,7 228,1 485,0 2.969,4 1.064,1 2.741,5 1.389,4 18.391,8
mei 0,0 9.810,7 3.920,5 108,3 5.781,9 1.852,8 2.278,8 1.415,5 234,8 493,4 2.994,0 1.071,3 2.723,4 1.387,2 18.480,1
juni 0,0 9.836,4 3.926,6 103,5 5.806,3 1.898,8 2.256,3 1.421,7 229,6 497,5 2.984,6 1.071,6 2.589,0 1.433,2 18.412,2
juli 0,0 9.818,1 3.932,1 99,0 5.787,1 1.870,1 2.263,8 1.424,3 228,8 510,7 2.989,6 1.081,4 2.613,1 1.436,1 18.449,0
aug. 0,0 9.779,9 3.918,3 93,6 5.768,0 1.836,2 2.265,4 1.429,8 236,5 524,3 3.002,0 1.088,2 2.585,3 1.420,5 18.400,2
sept. 0,0 9.870,6 3.960,8 104,6 5.805,2 1.891,3 2.242,8 1.432,8 238,3 522,5 3.004,3 1.094,1 2.642,2 1.478,9 18.612,6
okt. 0,0 9.942,0 4.020,2 111,0 5.810,8 1.873,5 2.263,8 1.438,1 235,6 526,4 3.010,3 1.097,0 2.666,6 1.456,3 18.698,6
nov. 0,0 10.091,7 4.126,6 101,3 5.863,8 1.925,7 2.259,8 1.448,7 229,6 542,8 3.038,6 1.100,1 2.706,3 1.488,6 18.968,1
dec. 0,0 10.190,5 4.133,0 106,9 5.950,6 1.985,1 2.261,3 1.477,8 226,4 532,9 2.990,4 1.102,0 2.596,5 1.450,4 18.862,6
2003 jan. 0,0 10.197,6 4.159,5 105,8 5.932,3 1.935,2 2.263,5 1.500,6 233,0 600,3 3.012,8 1.106,9 2.635,7 1.433,3 18.986,5
febr. 0,0 10.292,8 4.214,7 121,7 5.956,5 1.932,9 2.275,7 1.514,0 233,9 613,8 3.033,3 1.104,3 2.689,1 1.451,7 19.185,0
maart(v) 0,0 10.295,1 4.184,4 119,3 5.991,3 1.968,6 2.275,2 1.524,3 223,3 617,6 3.041,8 1.110,3 2.666,7 1.450,0 19.181,5

Bron: ECB.
1) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
2) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen zijn begrepen in
de externe passiva.

ECB Maandbericht • mei 2003 13*


Tabel 2.3
Geconsolideerde balans van de MFI’s in het eurogebied, met inbegrip van het Eurosysteem
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

1. Activa: standen
Totaal
Leningen Aangehou- Aangehou- Externe Vaste activa Overige
aan ingezete- den effecten den aandelen activa3) activa
nen van het Overheid Overige m.u.v. aande- Overheid Overige en deelne-
eurogebied ingezetenen len, uitgege- ingezetenen mingen uit-
van het euro- ven door van het euro- gegeven
gebied2) ingezetenen gebied door overige
van het euro- ingezetenen
gebied2) van het euro-
gebied

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
2001 sept. 7.251,7 829,8 6.421,9 1.522,6 1.195,2 327,4 534,7 2.697,8 177,6 1.134,1 13.318,6
okt. 7.278,8 827,2 6.451,6 1.516,6 1.186,8 329,9 543,7 2.742,5 178,3 1.164,2 13.424,2
nov. 7.345,2 843,3 6.501,9 1.524,1 1.191,0 333,1 544,6 2.827,6 179,1 1.153,9 13.574,5
dec. 7.367,0 847,7 6.519,3 1.516,1 1.179,2 336,9 568,1 2.807,8 180,0 1.137,6 13.576,7
2002 jan. 7.379,2 844,8 6.534,4 1.548,3 1.206,3 341,9 568,1 2.829,6 177,5 1.164,8 13.667,3
febr. 7.396,2 847,5 6.548,7 1.557,7 1.207,8 349,9 566,7 2.833,2 176,6 1.126,8 13.657,2
maart 7.458,8 852,6 6.606,1 1.575,7 1.229,1 346,6 560,5 2.845,2 176,4 1.077,8 13.694,4
april 7.473,6 832,4 6.641,2 1.572,2 1.229,3 342,9 566,8 2.826,5 176,2 1.065,0 13.680,2
mei 7.488,9 829,2 6.659,7 1.587,2 1.242,3 345,0 568,9 2.845,8 176,4 1.044,4 13.711,6
juni 7.521,2 830,1 6.691,1 1.582,0 1.239,0 343,0 563,9 2.731,2 176,2 1.067,7 13.642,2
juli 7.521,1 828,5 6.692,6 1.582,7 1.237,4 345,3 549,1 2.756,7 176,7 1.092,7 13.679,1
aug. 7.510,4 818,0 6.692,3 1.576,0 1.235,0 341,0 559,1 2.745,3 177,7 1.080,7 13.649,2
sept. 7.547,5 820,8 6.726,8 1.603,9 1.253,2 350,8 549,1 2.813,5 178,3 1.130,0 13.822,3
okt. 7.563,1 820,4 6.742,7 1.601,6 1.248,5 353,1 561,5 2.863,5 179,3 1.094,8 13.863,8
nov. 7.583,7 829,2 6.754,5 1.611,1 1.254,4 356,7 566,8 2.937,1 177,0 1.135,1 14.010,7
dec. 7.614,2 836,2 6.778,0 1.587,9 1.220,2 367,7 578,6 2.838,2 180,2 1.130,5 13.929,7
2003 jan. 7.631,6 827,6 6.803,9 1.650,0 1.274,7 375,3 567,9 2.849,3 176,6 1.094,7 13.970,7
febr. 7.655,2 828,0 6.827,2 1.679,4 1.297,7 381,7 565,3 2.907,8 175,1 1.130,3 14.113,7
maart(v) 7.680,2 829,3 6.850,9 1.691,2 1.307,8 383,4 565,7 2.884,6 172,9 1.131,3 14.126,5

2. Passiva: standen
Totaal

Chartale Deposi- Deposi- Aande- Uitgege- Kapitaal Externe Overige Overschot


geld- to’s to’s Giraal Met vaste Met Repo’s len/parti- ven en passiva3) passiva inter-MFI
omloop centrale overige looptijd opzeg- cipaties in schuld- reserves passiva
overheid overheid/ termijn geld- bewijzen
2) 4)
overige markt-
ingezete- fondsen 4)
nen van
het euro-
gebied

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

2001 sept. 309,6 147,8 5.552,2 1.749,9 2.233,9 1.342,6 225,7 381,2 1.753,9 970,4 2.643,4 1.541,4 18,7 13.318,6
okt. 295,5 153,3 5.574,8 1.750,3 2.237,6 1.351,9 235,1 392,3 1.767,9 981,1 2.665,2 1.588,7 5,5 13.424,2
nov. 279,7 150,2 5.628,1 1.798,1 2.239,2 1.365,0 225,9 400,8 1.760,3 982,6 2.729,9 1.632,4 10,4 13.574,5
dec. 239,7 139,0 5.777,6 1.896,2 2.257,9 1.405,0 218,5 398,0 1.760,8 995,2 2.723,0 1.551,8 -8,5 13.576,7
2002 jan. 246,5 148,9 5.736,9 1.847,8 2.254,1 1.418,8 216,2 416,6 1.775,9 1.007,5 2.759,4 1.573,6 2,0 13.667,3
febr. 240,3 155,7 5.736,7 1.843,3 2.251,4 1.420,9 221,1 427,0 1.778,2 1.011,5 2.768,0 1.538,8 1,1 13.657,2
maart 254,3 157,5 5.758,5 1.839,1 2.266,7 1.423,0 229,6 431,2 1.793,1 1.010,7 2.791,3 1.496,6 1,3 13.694,4
april 261,7 157,5 5.781,8 1.869,7 2.269,3 1.414,7 228,1 437,5 1.785,5 1.004,6 2.774,0 1.486,6 -8,9 13.680,2
mei 273,9 149,0 5.799,3 1.869,8 2.279,1 1.415,5 234,8 442,6 1.805,0 1.008,8 2.755,1 1.485,2 -7,3 13.711,6
juni 285,8 155,0 5.823,9 1.916,0 2.256,6 1.421,7 229,6 439,2 1.788,3 985,8 2.619,9 1.533,6 10,7 13.642,2
juli 296,8 151,9 5.802,6 1.885,4 2.264,1 1.424,3 228,8 450,3 1.796,1 993,4 2.648,1 1.542,7 -2,9 13.679,1
aug. 301,2 141,0 5.783,6 1.851,6 2.265,7 1.429,8 236,5 463,4 1.814,3 1.004,3 2.616,3 1.525,4 -0,2 13.649,2
sept. 306,7 146,3 5.822,2 1.908,0 2.243,1 1.432,8 238,3 460,4 1.813,0 1.015,9 2.674,8 1.588,0 -5,0 13.822,3
okt. 313,9 151,8 5.829,1 1.891,4 2.264,1 1.438,1 235,6 462,7 1.822,9 1.013,9 2.698,0 1.568,2 3,3 13.863,8
nov. 321,4 147,5 5.881,6 1.943,2 2.260,1 1.448,7 229,6 477,1 1.831,7 1.016,0 2.737,8 1.601,5 -4,0 14.010,7
dec. 341,3 136,4 5.966,1 2.000,3 2.261,6 1.477,8 226,4 470,1 1.814,5 995,6 2.629,3 1.572,1 4,3 13.929,7
2003 jan. 312,1 155,1 5.947,2 1.949,8 2.263,8 1.500,6 233,0 534,7 1.787,2 1.001,8 2.665,9 1.562,5 4,2 13.970,7
febr. 319,4 175,9 5.971,4 1.947,4 2.276,0 1.514,0 233,9 547,0 1.797,3 1.004,3 2.717,7 1.577,2 3,5 14.113,7
maart(v) 327,2 170,0 6.007,5 1.984,5 2.275,5 1.524,3 223,3 550,4 1.798,1 996,8 2.695,4 1.573,2 7,7 14.126,5
Bron: ECB.
1) Berekend uit de verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoersmutaties en
overige niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
2) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
3) Zie voetnoot 1 bij Tabel 2.1.
4) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen zijn begrepen in
de externe passiva.

14* ECB Maandbericht • mei 2003


3. Activa: stromen 1)
Totaal

Leningen Aangehou- Aangehou- Externe Vaste activa Overige


aan ingezete- Overheid Overige den effecten Overheid Overige den aandelen activa 3) activa
nen van het ingezetenen m.u.v. aande- ingezetenen en deelne-
eurogebied van het euro- len, uitgege- van het euro- mingen uit-
gebied ven door gebied gegeven
ingezetenen door overige
van het euro- ingezetenen
gebied2) van het euro-
gebied

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

2001 okt. 25,7 -2,7 28,4 -7,0 -9,6 2,6 5,7 43,7 0,7 30,1 99,0
nov. 65,7 16,0 49,7 9,9 7,9 2,1 -3,2 66,0 1,1 5,9 145,6
dec. 25,5 3,7 21,8 -8,4 -10,3 2,0 22,1 -26,2 1,1 -17,1 -3,0
2002 jan. 9,5 -3,1 12,6 27,1 21,9 5,2 -0,3 -0,1 -2,5 26,6 60,2
febr. 19,0 2,7 16,2 9,2 1,2 8,0 0,6 0,3 -0,9 -39,3 -11,1
maart 64,2 5,2 59,0 14,1 16,9 -2,9 -7,6 19,9 0,0 -48,1 42,4
april 21,7 -20,0 41,7 -1,9 1,5 -3,3 6,3 18,0 -0,2 -13,1 30,8
mei 25,4 -2,8 28,2 12,7 9,7 3,0 0,9 73,9 0,2 -20,8 92,3
juni 40,7 1,4 39,3 -3,0 -1,3 -1,7 -5,1 -26,8 -0,2 23,7 29,2
juli -4,7 -1,8 -2,9 -2,5 -2,0 -0,5 -11,7 -2,4 0,5 23,9 3,1
aug. -10,6 -10,9 0,3 -5,7 -3,1 -2,6 9,4 -10,5 1,0 -12,1 -28,6
sept. 38,3 2,8 35,4 20,8 11,5 9,3 -4,4 65,5 0,6 47,8 168,5
okt. 18,2 -0,4 18,6 -0,4 -2,6 2,2 10,2 55,0 0,9 -35,8 48,1
nov. 28,4 9,0 19,4 9,7 6,1 3,6 3,2 84,8 -2,3 39,6 163,3
dec. 44,9 7,4 37,5 -4,4 -14,9 10,6 10,7 -35,2 1,7 -15,9 2,0
2003 jan. 28,2 0,6 27,5 23,9 19,9 4,0 -6,2 17,3 -2,4 -21,8 39,4
febr. 24,1 -1,4 25,5 24,5 17,8 6,7 -1,5 68,6 -1,5 34,9 149,2
maart(v) 28,8 1,5 27,3 14,4 12,4 2,1 1,9 -6,2 -0,2 -5,2 33,5

4. Passiva: stromen 1)
Totaal

Chartale Deposi- Deposi- Aande- Uitgege- Kapitaal Externe Overige Overschot


geld- to’s to’s Giraal Met vaste Met Repo’s len/parti- ven en passiva2) passiva inter-MFI
omloop centrale overige looptijd opzeg- cipaties in schuld- reserves passiva
overheid overheid/ termijn geld- bewijzen
2) 4)
overige markt-
ingezete- fondsen4)
nen van
het euro-
gebied

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

2001 okt. -14,2 5,4 22,6 0,9 3,0 9,2 9,5 11,5 13,1 7,9 18,7 45,7 -11,8 99,0
nov. -15,7 -3,0 51,4 47,2 0,3 13,1 -9,2 9,7 24,1 2,9 38,8 32,9 4,6 145,6
dec. -40,0 -11,2 149,3 98,4 18,4 40,0 -7,4 -1,3 -0,5 13,6 -17,3 -76,2 -19,5 -3,0
2002 jan. 6,8 10,4 -42,5 -49,5 -3,1 12,4 -2,3 19,5 10,6 14,2 14,1 15,6 11,3 60,2
febr. -6,2 6,9 0,2 -4,3 -2,5 2,1 4,9 10,4 4,8 -0,8 11,3 -36,9 -0,7 -11,1
maart 14,0 1,7 22,8 -3,8 16,1 2,2 8,4 3,3 18,4 2,7 25,5 -55,2 9,3 42,4
april 7,4 0,0 27,6 32,1 5,2 -8,2 -1,5 7,9 -2,1 -5,2 20,6 -15,9 -9,6 30,8
mei 12,2 -8,5 24,6 2,4 14,4 1,1 6,7 4,0 29,2 3,7 34,9 -9,3 1,5 92,3
juni 12,0 6,0 31,1 48,2 -17,3 6,4 -6,1 -7,2 0,6 -17,1 -67,8 56,1 15,6 29,2
juli 11,0 -3,1 -24,5 -31,8 5,4 2,5 -0,7 12,0 5,4 9,6 -5,1 11,3 -13,5 3,1
aug. 4,4 -11,0 -4,7 -33,6 15,7 5,5 7,7 12,3 4,0 9,0 -24,8 -20,5 2,8 -28,6
sept. 5,6 1,6 39,5 56,4 -22,3 3,0 2,4 -2,7 15,8 9,3 47,4 53,9 -1,9 168,5
okt. 7,2 5,5 7,8 -16,4 21,7 5,3 -2,8 2,1 11,4 -0,1 25,6 -20,8 9,4 48,1
nov. 7,5 -4,3 55,6 52,9 -3,7 10,6 -4,4 14,7 14,9 2,7 49,6 29,2 -6,5 163,3
dec. 19,9 -11,0 80,8 49,1 5,5 29,4 -3,2 -6,6 -14,2 -3,1 -53,0 -19,0 8,3 2,0
2003 jan. -7,6 15,6 -12,1 -49,0 -1,3 23,0 15,1 19,6 9,9 7,4 11,4 -8,2 3,5 39,4
febr. 7,3 18,3 24,3 -2,4 12,4 13,4 0,9 12,1 10,8 5,3 56,7 12,5 1,9 149,2
maart(v) 7,8 -5,9 37,9 37,7 0,5 10,3 -10,6 4,2 1,7 -1,7 -13,6 -1,1 4,1 33,5

ECB Maandbericht • mei 2003 15*


Tabel 2.4
Monetaire aggregaten 1) en tegenposten
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd) en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

1. Monetaire aggregaten: standen per ultimo

M2
Totaal Index
M1 Deposito’s met Deposito’s met december
vaste looptijd tot opzegtermijn 2001=1003)
Totaal Index en met 2 jaar tot en met
december 3 maanden
Chartale Girale deposito’s 2001=1003)
geldomloop
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 sept. 309,6 1.815,1 2.124,7 96,23 1.070,9 1.299,7 4.495,3 96,40
okt. 295,5 1.816,1 2.111,6 95,66 1.074,7 1.311,6 4.497,9 96,46
nov. 279,7 1.864,6 2.144,3 97,11 1.077,6 1.326,4 4.548,2 97,50
dec. 239,7 1.968,2 2.207,9 100,00 1.088,8 1.367,9 4.664,6 100,00
2002 jan. 246,5 1.921,9 2.168,4 98,16 1.080,9 1.390,4 4.639,7 99,44
febr. 240,3 1.917,1 2.157,4 97,67 1.076,7 1.394,5 4.628,7 99,21
maart 254,3 1.914,2 2.168,5 98,19 1.088,5 1.397,9 4.654,8 99,79
april 261,7 1.945,5 2.207,2 100,01 1.092,0 1.391,9 4.691,2 100,65
mei 273,9 1.945,4 2.219,3 100,66 1.099,6 1.394,0 4.712,8 101,24
juni 285,8 1.992,1 2.277,9 103,41 1.074,8 1.400,0 4.752,8 102,23
juli 296,8 1.959,3 2.256,1 102,37 1.083,7 1.403,0 4.742,8 101,89
aug. 301,2 1.927,4 2.228,6 101,13 1.096,8 1.408,9 4.734,3 101,72
sept. 306,7 1.984,3 2.291,0 103,96 1.073,6 1.411,1 4.775,7 102,61
okt. 313,9 1.968,3 2.282,2 103,57 1.093,6 1.417,7 4.793,5 103,00
nov. 321,4 2.020,9 2.342,3 106,35 1.086,2 1.428,8 4.857,3 104,40
dec. 341,3 2.083,2 2.424,5 109,71 1.075,1 1.458,9 4.958,5 106,47
2003 jan. 312,1 2.030,6 2.342,7 107,06 1.076,6 1.485,9 4.905,2 105,86
febr. 319,4 2.029,0 2.348,4 107,32 1.079,0 1.501,4 4.928,8 106,37
maart(v) 327,2 2.067,0 2.394,2 109,45 1.072,0 1.513,1 4.979,4 107,49

2. Monetaire aggregaten: stromen 4)

M2
Totaal Mutaties
M1 Deposito’s met Deposito’s met in procenten
vaste looptijd tot opzegtermijn tot per jaar3)
Mutaties en met 2 jaar en met 3 maan-
Totaal den
in procenten
Chartale Girale deposito’s per jaar3)
geldomloop
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 okt. -14,2 1,6 -12,6 5,0 3,3 11,8 2,6 5,4
nov. -15,7 47,8 32,0 5,5 1,9 14,8 48,7 5,9
dec. -40,0 103,8 63,8 5,1 11,1 41,5 116,4 6,1
2002 jan. 6,8 -47,3 -40,6 6,7 -6,7 21,1 -26,2 6,7
febr. -6,2 -4,6 -10,8 6,3 -4,0 4,1 -10,7 6,3
maart 14,0 -2,6 11,4 6,3 12,3 3,4 27,1 6,4
april 7,4 32,8 40,2 6,6 5,4 -5,8 39,8 6,4
mei 12,2 2,1 14,3 6,4 10,9 2,3 27,5 6,7
juni 12,0 48,6 60,6 7,3 -20,6 6,3 46,3 6,6
juli 11,0 -33,8 -22,9 7,3 4,2 2,8 -15,9 6,4
aug. 4,4 -31,7 -27,3 8,0 13,5 6,0 -7,9 6,6
sept. 5,6 56,9 62,4 8,0 -23,3 2,2 41,3 6,4
okt. 7,2 -15,8 -8,6 8,3 20,4 6,7 18,5 6,8
nov. 7,5 53,8 61,2 9,5 -7,3 11,1 65,0 7,1
dec. 19,9 54,2 74,1 9,7 -8,0 30,3 96,4 6,5
2003 jan. -7,6 -51,0 -58,6 9,1 2,6 27,2 -28,8 6,5
febr. 7,3 -1,6 5,7 9,9 2,5 15,5 23,7 7,2
maart(v) 7,8 38,7 46,5 11,5 -6,2 11,8 52,1 7,7

Bron: ECB.
1) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van niet tot de
MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid.
2) In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en
schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen.

16* ECB Maandbericht • mei 2003


M3 2)

Repo’s Aandelen/ participaties in Schuldbewijzen met Totaal Index


geldmarktfondsen looptijd tot en met december
2 jaar 5) 2001=1003)

9 10 11 12 13
225,7 381,2 147,6 5.249,9 96,71 2001 sept.
235,1 392,3 149,5 5.274,7 97,16 okt.
225,9 400,8 152,2 5.327,1 98,16 nov.
218,5 398,0 145,9 5.427,0 100,00 dec.
216,2 416,6 141,8 5.414,4 99,83 2002 jan.
221,1 427,0 138,8 5.415,5 99,84 febr.
229,6 431,2 137,2 5.453,0 100,56 maart
228,1 437,5 134,7 5.491,5 101,35 april
234,8 442,6 144,0 5.534,2 102,23 mei
229,6 439,2 132,9 5.554,4 102,70 juni
228,8 450,3 125,5 5.547,4 102,45 juli
236,5 463,4 126,5 5.560,8 102,70 aug.
238,3 460,4 131,3 5.605,7 103,52 sept.
235,6 462,7 133,6 5.625,4 103,89 okt.
229,6 477,1 131,2 5.695,3 105,24 nov.
226,4 470,1 128,3 5.783,3 106,77 dec.
233,0 534,7 107,0 5.780,0 106,96 2003 jan.
233,9 547,0 107,9 5.817,6 107,65 febr.
223,3 550,4 101,1 5.854,1 108,35 maart(v)

M3 2)
Repo’s Aandelen/ participaties in Schuldbewijzen met Totaal Mutaties in procenten
geldmarktfondsen looptijd tot en met per jaar3)
2 jaar 5)

9 10 11 12 13

9,5 11,5 0,6 24,2 7,3 2001 okt.


-9,2 9,7 5,2 54,4 7,6 nov.
-7,4 -1,3 -7,8 99,9 7,6 dec.
-2,3 19,5 -0,2 -9,1 7,7 2002 jan.
4,9 10,4 -3,9 0,7 7,3 febr.
8,4 3,3 0,2 39,0 7,3 maart
-1,5 7,9 -3,6 42,6 7,2 april
6,7 4,0 9,5 47,8 7,5 mei
-6,1 -7,2 -7,8 25,2 7,2 juni
-0,7 12,0 -8,6 -13,2 6,9 juli
7,7 12,3 1,1 13,2 7,1 aug.
2,4 -2,7 3,6 44,6 7,0 sept.
-2,8 2,1 2,5 20,3 6,9 okt.
-4,4 14,7 -2,6 72,8 7,2 nov.
-3,2 -6,6 -3,8 82,9 6,8 dec.
15,1 19,6 4,3 10,2 7,1 2003 jan.
0,9 12,1 0,7 37,3 7,8 febr.
-10,6 4,2 -7,7 38,0 7,7 maart(v)

3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoers-
mutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
5) Waaronder geldmarktpapier. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.

ECB Maandbericht • mei 2003 17*


Tabel 2.4 (vervolg)
Monetaire aggregaten 1) en tegenposten
(EUR miljard en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

3. Voor seizoen gecorrigeerde standen per ultimo

M2
Totaal Index 4)

M1 Overige kortlopende deposito’s 5)


Totaal Index 4) Totaal Index 4)

Chartale geld- Girale


omloop deposito’s
1 2 3 4 5 6 7 8
2001 sept. 309,0 1.819,5 2.128,5 96,40 2.392,8 97,47 4.521,3 96,96
okt. 297,2 1.841,8 2.139,0 96,90 2.406,3 98,00 4.545,3 97,48
nov. 279,8 1.870,3 2.150,0 97,37 2.421,1 98,56 4.571,1 97,99
dec. 233,3 1.917,8 2.151,1 97,43 2.447,8 99,64 4.598,9 98,59
2002 jan. 251,7 1.924,5 2.176,2 98,52 2.452,9 99,83 4.629,1 99,21
febr. 244,8 1.932,3 2.177,1 98,57 2.449,6 99,71 4.626,7 99,17
maart 254,2 1.921,7 2.175,8 98,52 2.471,8 100,64 4.647,7 99,64
april 263,4 1.939,2 2.202,7 99,81 2.477,4 100,95 4.680,1 100,41
mei 272,5 1.945,4 2.217,9 100,60 2.481,1 101,24 4.699,0 100,94
juni 281,9 1.948,2 2.230,1 101,24 2.486,5 101,64 4.716,6 101,45
juli 292,3 1.959,4 2.251,7 102,17 2.497,1 101,88 4.748,9 102,02
aug. 299,1 1.970,9 2.270,1 103,01 2.503,4 102,15 4.773,4 102,56
sept. 307,5 1.988,5 2.296,0 104,19 2.511,1 102,47 4.807,2 103,28
okt. 315,7 1.996,0 2.311,7 104,91 2.531,8 103,33 4.843,5 104,08
nov. 321,9 2.017,8 2.339,7 106,23 2.532,7 103,37 4.872,4 104,73
dec. 332,8 2.032,3 2.365,1 107,03 2.527,5 103,29 4.892,6 105,06
2003 jan. 317,3 2.042,1 2.359,5 107,83 2.538,4 103,79 4.897,9 105,70
febr. 323,8 2.055,6 2.379,4 108,74 2.551,9 104,35 4.931,3 106,42
maart(v) 332,4 2.073,8 2.406,2 110,00 2.572,2 105,21 4.978,5 107,47

4. Voor seizoen gecorrigeerde stromen 7)

M2
Totaal Mutatie in Mutatie in
M1 Overige kortlopende deposito’s 5) procenten procenten
per per jaar 4)
Totaal Mutatie in Mutatie in Totaal Mutatie in Mutatie in maand 4)
procenten procenten procenten procenten
Chartale geld- Girale per per jaar 4) per per jaar 4)
omloop deposito’s maand 4) maand 4)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
2001 okt. -11,8 22,9 11,1 0,5 5,1 12,9 0,5 5,7 24,0 0,5 5,4
nov. -17,4 27,8 10,3 0,5 5,9 13,8 0,6 5,9 24,1 0,5 5,9
dec. -46,4 47,7 1,3 0,1 5,4 26,5 1,1 7,2 27,8 0,6 6,4
2002 jan. 18,4 5,7 24,1 1,1 6,6 4,8 0,2 6,9 28,8 0,6 6,8
febr. -6,9 8,0 1,0 0,0 6,1 -3,0 -0,1 6,5 -2,0 0,0 6,3
maart 9,3 -10,2 -0,9 0,0 6,0 22,8 0,9 6,5 21,9 0,5 6,3
april 9,3 19,0 28,3 1,3 6,7 7,6 0,3 6,2 35,9 0,8 6,4
mei 9,1 8,4 17,5 0,8 6,8 7,3 0,3 6,6 24,7 0,5 6,7
juni 9,3 4,8 14,1 0,6 6,9 9,8 0,4 6,0 23,9 0,5 6,4
juli 10,5 10,1 20,5 0,9 7,6 5,8 0,2 5,5 26,3 0,6 6,5
aug. 6,8 11,8 18,6 0,8 7,7 6,6 0,3 5,4 25,2 0,5 6,5
sept. 8,4 17,5 25,9 1,1 8,1 7,7 0,3 5,1 33,7 0,7 6,5
okt. 8,2 7,6 15,8 0,7 8,3 21,1 0,8 5,4 37,0 0,8 6,8
nov. 6,2 22,9 29,1 1,3 9,1 1,0 0,0 4,9 30,2 0,6 6,9
dec. 10,9 6,7 17,6 0,8 9,9 -1,9 -0,1 3,7 15,6 0,3 6,6
2003 jan. 6,5 11,2 17,7 0,7 9,5 12,2 0,5 4,0 29,8 0,6 6,5
febr. 6,4 13,5 19,9 0,8 10,3 13,6 0,5 4,7 33,6 0,7 7,3
maart(v) 8,7 18,9 27,5 1,2 11,6 21,2 0,8 4,5 48,7 1,0 7,9
Bron: ECB.
1) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van niet tot de MFI-
sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid.
2) In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuld-
bewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen.
3) Leningen, en andere componenten van de kredietverlening, worden niet voor seizoen gecorrrigeerd getoond op bladzijde 20*.
4) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.

18* ECB Maandbericht • mei 2003


Monetaire aggregaten 1) en tegenposten
(EUR miljarden (mutaties en procenten, tenzij anders aangegeven))

M3 2) Leningen aan overige ingezetenen van het


eurogebied (m.u.v. overheid) 3)
Verhandelbare instrumenten 6) Totaal Index 4)
4)
Totaal Index Totaal Index 4)

9 10 11 12 13 14

761,9 99,55 5.283,2 97,33 6.432,5 98,63 2001 sept.


783,6 102,31 5.329,0 98,16 6.466,8 99,14 okt.
784,0 102,85 5.355,1 98,68 6.511,5 99,81 nov.
789,1 103,50 5.388,0 99,28 6.513,1 99,91 dec.
778,5 102,74 5.407,5 99,71 6.534,3 100,19 2002 jan.
780,9 102,96 5.407,6 99,70 6.558,6 100,59 febr.
784,5 103,50 5.432,2 100,18 6.595,8 101,19 maart
787,6 103,99 5.467,7 100,91 6.625,1 101,74 april
800,8 105,62 5.499,8 101,59 6.661,8 102,45 mei
802,3 105,65 5.518,9 102,04 6.660,8 102,56 juni
809,9 106,61 5.558,7 102,66 6.680,5 102,79 juli
824,0 108,35 5.597,4 103,37 6.718,4 103,38 aug.
838,3 110,20 5.645,5 104,25 6.737,2 103,69 sept.
838,5 110,22 5.682,0 104,94 6.757,2 104,04 okt.
843,8 111,14 5.716,2 105,63 6.764,4 104,26 nov.
853,4 112,36 5.746,0 106,08 6.775,0 104,64 dec.
877,9 114,14 5.775,7 106,88 6.805,5 105,14 2003 jan.
882,0 114,63 5.813,4 107,57 6.838,2 105,68 febr.
859,5 111,69 5.837,9 108,05 6.839,4 105,76 maart(v)

M3 2) Leningen aan overige ingezetenen van


het eurogebied (m.u.v. overheid) 3)
Verhandelbare instrumenten 6) Totaal Mutatie in Mutatie in Voortschrij-
Totaal Mutatie in Mutatie in procenten procenten dend Totaal Mutatie in Mutatie in
procenten procenten per maand 4) per jaar 4) driemaands procenten procenten
per maand 4) per jaar 4) gemiddelde per maand 4) per jaar 4)
(gecen-
treerd)
(%)

12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
21,1 2,8 19,4 45,1 0,9 7,3 7,2 33,0 0,5 6,5 2001 okt.
4,1 0,5 19,4 28,2 0,5 7,7 7,6 44,1 0,7 6,6 nov.
5,0 0,6 17,6 32,8 0,6 7,9 7,8 6,0 0,1 6,1 dec.
-5,8 -0,7 13,9 23,1 0,4 7,7 7,6 18,7 0,3 5,7 2002 jan.
1,6 0,2 13,5 -0,3 0,0 7,3 7,4 26,2 0,4 5,6 febr.
4,1 0,5 12,8 26,0 0,5 7,2 7,2 38,7 0,6 5,5 maart
3,7 0,5 12,6 39,6 0,7 7,3 7,3 36,0 0,5 5,5 april
12,4 1,6 12,9 37,1 0,7 7,6 7,3 46,4 0,7 5,8 mei
0,2 0,0 10,8 24,1 0,4 7,1 7,2 6,9 0,1 5,4 juni
7,3 0,9 10,1 33,6 0,6 7,0 7,0 15,3 0,2 5,1 juli
13,3 1,6 9,8 38,5 0,7 7,0 7,0 38,4 0,6 5,4 aug.
14,1 1,7 10,7 47,7 0,9 7,1 7,0 19,9 0,3 5,1 sept.
0,2 0,0 7,7 37,1 0,7 6,9 7,0 22,6 0,3 4,9 okt.
7,0 0,8 8,1 37,1 0,7 7,0 6,9 14,7 0,2 4,5 nov.
9,2 1,1 8,6 24,9 0,4 6,9 7,0 24,6 0,4 4,7 dec.
13,5 1,6 11,1 43,4 0,8 7,2 7,3 32,1 0,5 4,9 2003 jan.
3,8 0,4 11,3 37,4 0,6 7,9 7,7 34,9 0,5 5,1 febr.
-22,6 -2,6 7,9 26,0 0,4 7,9 . 4,8 0,1 4,5 maart(v)

5) Overige kortlopende deposito’s omvatten deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar en deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden.
6) Verhandelbare instrumenten omvatten repo’s, aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met twee
jaar.
7) Berekend op basis van verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoersmutaties en
andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.

ECB Maandbericht • mei 2003 19*


Tabel 2.4 (vervolg)
Monetaire aggregaten 1) en tegenposten
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd) en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

5. Belangrijkste tegenposten van M3: standen per ultimo


Langerlopende passiva van MFI’s Kredietverlening 2) Netto externe Vaste
activa activa
Deposito’s Deposito’s met Schuldbewijzen Kapitaal en Aan overheid Aan andere
met vaste loop- opzegtermijn met looptijd reserves ingezetenen van Waarvan Index decem-
tijd van meer van meer dan 3 van meer dan het eurogebied leningen ber 2001 =
dan 2 jaar maanden 2 jaar 1003)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

2001 sept. 1.163,0 118,6 1.604,7 970,4 2.025,0 7.284,1 6.421,9 98,47 54,3 177,6
okt. 1.162,9 116,9 1.617,0 981,1 2.014,0 7.325,2 6.451,6 98,90 77,3 178,3
nov. 1.161,6 115,8 1.606,6 982,6 2.034,3 7.379,6 6.501,9 99,67 97,7 179,1
dec. 1.169,1 115,8 1.613,6 995,2 2.026,9 7.424,4 6.519,3 100,00 84,7 180,0
2002 jan. 1.173,2 112,3 1.632,9 1.007,5 2.051,1 7.444,4 6.534,4 100,19 70,1 177,5
febr. 1.174,7 111,2 1.638,8 1.011,5 2.055,3 7.465,4 6.548,7 100,44 65,2 176,6
maart 1.178,2 109,9 1.655,8 1.010,7 2.081,7 7.513,2 6.606,1 101,35 54,0 176,4
april 1.177,3 108,0 1.650,2 1.004,6 2.061,7 7.550,9 6.641,2 101,99 52,5 176,2
mei 1.179,6 106,8 1.660,6 1.008,8 2.071,5 7.573,6 6.659,7 102,42 90,8 176,4
juni 1.181,7 106,6 1.655,2 985,8 2.069,1 7.598,0 6.691,1 103,02 111,3 176,2
juli 1.180,4 106,6 1.670,1 993,4 2.065,9 7.587,0 6.692,6 102,98 108,5 176,7
aug. 1.168,9 106,8 1.687,0 1.004,3 2.053,0 7.592,5 6.692,3 102,98 129,0 177,7
sept. 1.169,5 107,2 1.680,8 1.015,9 2.073,9 7.626,6 6.726,8 103,53 138,7 178,3
okt. 1.170,5 106,2 1.688,7 1.013,9 2.068,8 7.657,3 6.742,7 103,81 165,5 179,3
nov. 1.174,0 105,7 1.698,9 1.016,0 2.083,6 7.678,0 6.754,5 104,11 199,2 177,0
dec. 1.186,4 105,8 1.685,0 995,6 2.056,4 7.724,4 6.778,0 104,69 208,9 180,2
2003 jan. 1.187,2 106,3 1.679,4 1.001,8 2.102,4 7.747,1 6.803,9 105,12 183,5 176,6
febr. 1.197,0 105,0 1.688,9 1.004,3 2.125,7 7.774,2 6.827,2 105,51 190,0 175,1
(v)
maart 1.203,4 103,5 1.696,2 996,8 2.137,1 7.800,0 6.850,9 105,93 189,1 172,9

6. Belangrijkste tegenposten van M3: stromen 4)


Langerlopende passiva van MFI’s Kredietverlening 2) Netto externe Vaste
activa activa
Deposito’s Deposito’s met Schuldbewijzen Kapitaal en Aan overheid Aan andere
met vaste loop- opzegtermijn met looptijd reserves ingezetenen van Waarvan Mutaties in
tijd van meer van meer dan 3 van meer dan het eurogebied leningen procenten per
dan 2 jaar maanden 2 jaar jaar 3)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2001 okt. -0,3 -1,7 12,7 7,9 -12,3 36,8 28,4 6,5 25,0 0,7
nov. -1,6 -1,1 18,7 2,9 23,8 48,6 49,7 6,6 27,2 1,1
dec. 7,3 0,1 7,6 13,6 -6,6 45,9 21,8 6,0 -9,0 1,1
2002 jan. 3,6 -3,6 11,0 14,2 18,7 17,5 12,6 5,7 -14,3 -2,5
febr. 1,6 -1,0 9,3 -0,8 3,9 24,9 16,2 5,6 -11,0 -0,9
maart 3,7 -1,3 18,7 2,7 22,1 48,5 59,0 5,5 -5,6 0,0
april -0,2 -1,9 1,0 -5,2 -18,5 44,6 41,7 5,5 -2,6 -0,2
mei 3,5 -1,2 19,7 3,7 6,9 32,1 28,2 5,8 39,0 0,2
juni 3,3 -0,2 8,6 -17,1 0,1 32,5 39,3 5,4 41,0 -0,2
juli 1,3 0,0 13,8 9,6 -3,8 -15,1 -2,9 5,1 2,7 0,5
aug. 2,2 0,2 2,7 9,0 -14,0 7,1 0,3 5,4 14,3 1,0
sept. 1,0 0,4 12,1 9,3 14,3 40,3 35,4 5,1 18,1 0,6
okt. 1,3 -1,0 9,1 -0,1 -3,0 31,0 18,6 5,0 29,4 0,9
nov. 3,6 -0,5 16,6 2,7 15,1 26,2 19,4 4,5 35,1 -2,3
dec. 13,5 0,1 -10,1 -3,1 -7,5 58,9 37,5 4,7 17,8 1,7
2003 jan. -3,9 0,5 6,0 7,4 20,6 25,3 27,5 4,9 5,8 -2,4
febr. 9,9 -1,2 10,4 5,3 16,4 30,8 25,5 5,0 12,0 -1,5
maart(v) 6,7 -1,6 9,0 -1,7 13,9 31,3 27,3 4,5 7,4 -0,2

1) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van niet tot de MFI-
sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid.
2) Kredietverlening omvat leningen aan niet tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied en aangehouden effecten uitgegeven door niet
tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied.
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van maand op maand in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wisselkoersmutaties
en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.

20* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2.5
Leningen van MFI’s, naar tegenpartij, categorie en oorspronkelijke looptijd 1)
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd) en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

1. Leningen aan niet-monetaire financiële ondernemingen en aan de overheid: ultimostanden


Niet-monetaire financiële onder- Verzekeringsinstellingen en Overheid
nemingen m.u.v. verzekerings-
instellingen en pensioenfondsen pensioenfondsen
Totaal Index Totaal Index Centra- Overige overheid Totaal Index
t/m 1 dec. 01 t/m 1 dec. 01 le over- dec. 01
jaar = 100 2) jaar = 100 2) heid 3) Deelstaatoverheid Lagere overheid Wettelij- = 100 2)
ke socia-
le-verze-
Meer Meer kerings-
dan 5 dan 5 instellin-
jaar jaar gen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
2001 II 425,5 280,7 97,5 36,2 26,7 102,9 174,1 294,0 254,9 350,4 312,4 17,2 835,7 98,6
III 409,0 256,8 93,7 37,4 26,9 107,3 167,3 293,9 254,1 349,7 312,0 18,9 829,8 98,0
IV 434,4 276,0 100,0 34,9 24,8 100,0 170,1 298,3 252,0 362,9 322,3 16,4 847,7 100,0
2002 I 459,4 305,3 105,9 38,9 28,3 111,3 180,3 294,0 248,2 361,8 317,9 16,4 852,6 100,6
II 461,1 303,4 106,3 42,5 30,5 120,8 163,0 280,9 245,8 366,6 314,5 19,5 830,1 98,0
III 452,4 288,0 104,3 42,1 30,1 113,6 156,4 274,7 241,6 367,8 315,6 21,9 820,8 96,9
IV(v) 454,7 287,4 105,5 32,9 20,0 88,9 155,5 277,7 237,0 382,0 324,6 21,0 836,2 98,8

2. Leningen aan niet-monetaire financiële ondernemingen en aan de overheid: stromen 4)


Niet-monetaire financiële onder- Verzekeringsinstellingen en Overheid
nemingen m.u.v. verzekerings-
instellingen en pensioenfondsen pensioenfondsen
Totaal Muta- Totaal Muta- Centra- Overige overheid Totaal Mutatie
T/m 1 tie per t/m 1 tie per le over- per jaar
jaar jaar 2) jaar jaar 2) heid 3) Deelstaatoverheid Lagere overheid Wettelij- 2)
(%)
(%) (%) ke socia-
le-verze-
Meer Meer kerings-
dan 5 dan 5 instellin-
jaar jaar gen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
2001 III -16,8 -23,9 7,8 1,5 0,2 13,8 -6,2 0,0 -0,7 -0,7 -0,4 1,7 -5,2 -0,8
IV 27,5 21,3 11,8 -2,5 -2,1 11,3 1,9 4,4 -2,1 13,2 10,3 -2,5 16,9 -0,9
2002 I 25,6 29,8 10,5 3,9 3,5 7,5 10,1 -4,3 -3,8 -1,1 -4,4 0,1 4,8 0,0
II 1,6 -1,8 9,0 3,3 2,1 17,4 -16,2 -13,1 -2,4 4,8 -3,5 3,1 -21,4 -0,6
III -8,7 -15,4 11,3 -2,5 -0,4 5,9 -6,7 -6,8 -4,7 1,2 1,1 2,4 -9,9 -1,1
IV(v) 5,5 2,8 5,5 -9,2 -10,2 -11,1 -0,4 3,1 -4,6 14,2 9,0 -0,9 15,9 -1,2
Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
3) Voor leningen aan de centrale overheid is geen uitsplitsing naar looptijd beschikbaar.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wissel-
koersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.

ECB Maandbericht • mei 2003 21*


Tabel 2.5 (vervolg)
1)
Leningen van MFI’s, naar tegenpartij, categorie en oorspronkelijke looptijd
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd) en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

3. Leningen aan niet-financiële sectoren m.u.v. de overheid: ultimostanden


Niet-financiële ondernemingen

T/m 1 Meer dan 1 Meer dan Totaal Index Consumptief krediet 3)


jaar jaar t/m 5 5 jaar dec. 01 =
jaar 100 2) T/m 1 Meer Meer Totaal Index
jaar dan 1 jaar dan 5 jaar dec. 01 =
t/m 5 jaar 100 2)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

2001 II 1.051,7 456,3 1.343,7 2.851,8 97,8 100,1 171,1 217,7 488,8 98,4
III 1.027,2 467,3 1.372,1 2.866,6 98,7 100,6 170,7 221,7 493,1 99,3
IV 1.019,0 489,8 1.394,5 2.903,3 100,0 102,5 170,4 224,2 497,1 100,0
2002 I 1.018,8 494,8 1.418,9 2.932,5 100,8 99,3 170,5 226,5 496,2 99,8
II 1.008,4 502,7 1.434,1 2.945,2 102,1 102,2 173,6 230,1 505,9 101,3
III 992,9 505,4 1.450,4 2.948,8 102,2 104,1 175,6 233,8 513,5 102,4
IV(v) 987,7 513,9 1.469,3 2.970,9 103,5 102,2 180,2 235,9 518,3 103,7

4. Leningen aan niet-financiële sectoren m.u.v. de overheid: stromen 4)


Niet-financiële ondernemingen

T/m 1 Meer dan 1 Meer dan Totaal Mutatie Consumptief krediet 3)


jaar jaar t/m 5 5 jaar per jaar 2)
jaar (%) T/m 1 Meer Meer Totaal Mutatie
jaar dan 1 jaar dan 5 jaar per jaar 2)
t/m 5 jaar (%)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

2001 III -19,2 14,3 32,3 27,4 7,6 0,9 -0,5 4,1 4,5 3,6
IV -9,1 23,2 22,4 36,5 6,2 1,8 -0,7 2,4 3,5 3,0
2002 I -2,1 4,7 20,3 22,8 5,0 -4,2 1,2 2,3 -0,7 3,7
II -2,3 13,3 27,5 38,6 4,4 2,9 0,7 3,7 7,3 3,0
III -13,1 -1,2 16,3 2,0 3,5 1,9 0,0 3,7 5,6 3,2
IV(v) 1,2 12,4 25,8 39,4 3,5 1,3 4,1 1,0 6,3 3,7

Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.

22* ECB Maandbericht • mei 2003


Huishoudens Instellingen zonder
winstoogmerk
ten behoeve van
huishoudens
Woninghypotheken 3) Overige leningen Totaal Index Totaal Index
dec. 01 dec. 01
T/m 1 Meer Meer Totaal Index T/m 1 Meer Meer Totaal Index = 100 2) = 100 2)
jaar dan 1 dan 5 dec. 01 jaar dan 1 dan 5 dec. 01
jaar t/m jaar = 100 2) jaar t/m jaar = 100 2)
5 jaar 5 jaar
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24

22,3 62,4 1.868,0 1.952,8 96,6 148,8 100,9 342,7 592,4 100,1 3.034,0 97,5 40,7 104,3 2001 II
22,5 61,1 1.905,9 1.989,5 98,4 144,3 100,8 342,1 587,2 99,3 3.069,8 98,7 39,0 99,9 III
22,7 61,0 1.937,6 2.021,3 100,0 143,9 101,9 343,6 589,3 100,0 3.107,6 100,0 39,1 100,0 IV
23,1 60,7 1.975,6 2.059,3 101,9 142,1 101,2 337,7 581,1 99,5 3.136,7 101,1 38,7 99,1 2002 I
23,7 60,7 2.019,8 2.104,1 104,1 145,6 103,3 339,4 588,4 101,0 3.198,4 103,1 43,9 112,5 II
24,6 60,7 2.059,7 2.145,0 106,1 141,8 100,0 343,3 585,2 101,0 3.243,7 104,6 39,8 102,0 III
25,8 64,5 2.087,5 2.177,8 107,6 145,9 95,8 342,3 584,0 101,5 3.280,2 105,8 39,4 102,5 IV(v)

Huishoudens Instellingen zonder


winstoogmerk
ten behoeve van
huishoudens
Woninghypotheken 3) Overige leningen Totaal Mutatie Totaal Mutatie
per jaar per jaar
2) 2)
T/m 1 Meer Meer Totaal Mutatie T/m 1 Meer Meer Totaal Mutatie
jaar dan 1 dan 5 per jaar jaar dan 1 dan 5 per jaar (%) (%)
2) 2)
jaar t/m jaar jaar t/m jaar
5 jaar (%) 5 jaar (%)
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24

0,2 -1,4 38,4 37,3 7,6 -4,5 0,1 0,2 -4,3 2,1 37,4 5,9 -1,7 3,7 2001 III
0,1 -0,1 31,4 31,4 6,9 -0,4 2,3 2,0 3,9 1,7 38,9 5,2 0,0 2,2 IV
0,4 -0,4 38,1 38,1 7,3 -1,3 -0,3 -1,2 -2,8 0,4 34,6 5,4 -0,4 3,9 2002 I
0,6 0,0 44,2 44,8 7,8 3,7 2,4 2,3 8,4 0,9 60,6 5,7 5,3 7,9 II
0,9 0,0 39,6 40,5 7,8 -3,8 -1,3 5,2 0,1 1,7 46,3 5,9 -4,1 2,1 III
1,2 2,0 27,4 30,5 7,6 1,8 1,0 0,4 3,2 1,5 40,0 5,8 0,2 2,5 IV(v)

3) De definities van consumptief krediet en woninghypotheken zijn in het eurogebied niet geheel homogeen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wissel-
koersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.

ECB Maandbericht • mei 2003 23*


Tabel 2.6
1)
Bij MFI’s aangehouden deposito’s, naar tegenpartij en instrument
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd) en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

1. Door niet-monetaire financiële ondernemingen en de overheid aangehouden deposito’s: ultimostanden


Niet-monetaire financiële ondernemingen Verzekeringsinstellingen en Overheid
m.u.v. verzekeringsinstellingen en pen- pensioenfondsen
sioenfondsen
Overige overheid
Totaal2) Index Totaal2) Index Cen- Totaal Index
Giraal Met Repo’s dec. 01 Giraal Met Repo’s dec. 01 trale Deel- Lagere Wette- dec. 01
vaste = 1003) vaste = 1003) over- staat- over- lijke = 1003)
loop- loop- heid over- heid socia-
tijd tijd heid le-ver-
zeke-
rings-
instel-
lingen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 455,6 164,3 196,0 89,3 100,6 486,3 41,4 424,2 16,9 98,2 165,5 31,4 66,8 60,8 324,6 108,6
III 455,3 162,7 201,8 85,6 98,8 487,8 39,3 426,9 17,9 98,5 147,8 33,3 67,4 60,4 308,9 103,3
IV 465,8 157,9 217,3 85,3 100,0 495,4 48,0 427,5 16,4 100,0 139,0 30,0 68,9 61,0 299,0 100,0
2002 I 485,5 157,8 228,8 92,8 103,8 498,6 43,9 433,0 17,7 100,6 157,5 31,0 64,2 61,8 314,5 105,4
II 492,4 164,0 229,9 93,0 104,8 503,9 48,4 432,9 19,0 101,7 155,0 34,2 65,7 59,8 314,7 105,4
III 488,5 158,2 219,4 105,2 106,4 506,3 50,1 437,9 14,4 102,2 146,3 34,3 63,8 55,0 299,4 99,1
IV(v) 480,4 154,0 223,8 96,0 104,9 522,6 56,3 445,4 17,4 105,5 136,4 31,7 68,8 53,0 290,0 96,0

2. Door niet-monetaire financiële ondernemingen en de overheid aangehouden deposito’s: stromen 4)


Niet-monetaire financiële ondernemingen Verzekeringsinstellingen en Overheid
m.u.v. verzekeringsinstellingen en pen- pensioenfondsen
sioenfondsen
Overige overheid
Totaal2) Muta- Totaal2) Muta- Cen- Totaal Muta-
Giraal Met Repo’s tie per Giraal Met Repo’s tie per trale Deel- Lagere Wette- tie per
vaste jaar 3) vaste jaar 3) over- staat- over- lijke jaar 3)
loop- (%) loop- (%) heid over- heid socia- (%)
tijd tijd heid le-ver-
zeke-
rings-
instel-
lingen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 III -8,2 -1,6 -2,2 -3,7 2,3 1,5 -2,1 2,7 1,0 4,6 -17,7 1,9 0,5 -0,5 -15,7 -2,0
IV 5,7 -4,7 10,5 -0,2 3,8 7,6 8,8 0,6 -1,4 3,3 -8,8 -3,4 1,5 0,7 -10,0 -6,9
2002 I 17,7 0,0 9,6 7,4 5,5 3,0 -4,2 5,3 1,3 3,1 19,0 1,0 -4,7 0,7 16,1 3,8
II 4,8 5,8 1,4 -0,4 4,2 5,3 4,5 -0,1 1,2 3,6 -2,5 3,3 1,5 -2,1 0,2 -2,9
III 7,3 -6,2 1,2 12,2 7,7 2,5 1,7 5,1 -4,6 3,8 -12,5 0,1 -1,9 -4,7 -19,0 -4,1
IV(v) -6,9 -4,2 4,0 -7,7 4,9 16,3 6,2 7,5 3,0 5,5 -9,8 -2,6 5,1 -2,0 -9,3 -4,0

Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Met inbegrip van deposito’s met opzegtermijn.
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen,
wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.

24* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2.6 (vervolg)
Bij MFI’s aangehouden deposito’s, naar tegenpartij en instrument 1)
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd) en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

3. Door niet-financiële sectoren m.u.v. de overheid aangehouden deposito’s: ultimostanden


Niet-financiële ondernemingen Huishoudens 2)

Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Index Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Index
looptijd opzeg- dec. 01 = looptijd opzeg- dec. 01 =
termijn 100 3) termijn 100 3)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
2001 II 514,6 331,2 24,4 29,1 899,3 90,6 947,2 1.198,8 1.293,5 81,3 3.520,8 95,5
III 514,8 318,4 25,4 32,0 890,7 91,5 963,6 1.203,8 1.305,3 84,6 3.557,3 96,5
IV 577,1 335,2 27,5 36,2 976,0 100,0 1.043,5 1.194,6 1.365,7 76,6 3.680,4 100,0
2002 I 529,1 344,5 27,5 33,8 934,9 95,7 1.039,1 1.180,1 1.382,6 80,6 3.682,4 100,1
II 555,7 337,5 27,7 37,0 957,9 99,9 1.076,3 1.174,7 1.382,0 77,0 3.710,0 100,9
III 562,3 337,9 28,7 36,4 965,3 100,7 1.066,7 1.172,2 1.391,8 78,4 3.709,0 100,9
IV(v) 595,1 340,5 30,7 36,0 1.002,3 105,6 1.119,1 1.179,7 1.433,8 74,7 3.807,3 103,3

4. Door niet-financiële sectoren m.u.v. de overheid aangehouden deposito’s: stromen 4)


Niet-financiële ondernemingen Huishoudens 2)

Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Mutatie Giraal Met vaste Met Repo’s Totaal Mutatie
looptijd opzeg- per jaar 3) looptijd opzeg- per jaar 3)
termijn (%) termijn (%)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
2001 III 3,9 1,6 0,4 3,0 8,9 5,4 16,2 5,2 12,7 3,4 37,4 6,0
IV 62,1 14,5 2,0 4,3 82,8 10,2 80,1 -4,1 60,3 -8,0 128,3 7,6
2002 I -48,5 9,2 0,0 -2,5 -41,8 8,0 -4,5 -10,1 15,1 4,0 4,5 6,5
II 33,0 4,6 0,2 3,0 40,8 10,3 36,9 -5,1 1,6 -3,7 29,7 5,7
III 5,6 1,4 0,9 0,0 8,0 10,1 -9,2 -2,8 9,7 1,4 -0,8 4,5
IV(v) 36,5 7,8 3,1 -0,4 47,1 5,6 41,9 7,6 41,3 -3,7 87,1 3,3

Bron: ECB.
1) Sectorcodes in ESR95: niet-financiële ondernemingen: S.11, huishoudens: S.14, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens: S.15,
niet-monetaire financiële ondernemingen m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (overeenkomend met overige financiële intermediairs
in ESR95): S.123 (met inbegrip van financiële hulpbedrijven: S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen: S.125, overheid: S.13.
2) Omvat huishoudens (S.14) en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen,
wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.

ECB Maandbericht • mei 2003 25*


Tabel 2.7
Belangrijkste schuldverhoudingen van MFI’s ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd) en mutaties in procenten, tenzij anders aangegeven)

1. Ultimostanden
Leningen aan niet-ingezetenen Aangehouden effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door
niet-ingezetenen
Banken 1)2) Niet-banken Totaal Index Banken 1) Niet-banken Totaal Index
dec. 01 dec. 01
Totaal Index Over- Overige Totaal Index = 100 3) Totaal Index Over- Overige Totaal Index = 100 3)
dec. 01 heid dec. 01 dec. 01 heid dec. 01
= 100 3) = 100 3) = 100 3) = 100 3)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 1.073,2 94,3 79,2 519,0 598,1 94,81.671,3 94,5 210,6 87,6 294,6 208,7 503,3 97,2 713,9 94,1
III 1.084,7 97,4 75,1 527,4 602,5 99,01.687,2 97,9 206,7 88,8 273,8 213,1 486,9 97,1 693,6 94,5
IV 1.119,7 100,0 75,2 543,3 618,6 100,01.738,3 100,0 236,6 100,0 290,2 218,0 508,2 100,0 744,8 100,0
2002 I 1.104,8 98,5 76,8 556,1 633,0 102,51.737,8 99,9 262,9 110,8 275,9 217,8 493,7 97,3 756,6 101,6
II 1.083,4 102,9 73,2 529,6 602,9 104,81.686,3 103,6 244,0 109,2 244,5 214,6 459,2 96,0 703,2 100,2
III 1.122,2 105,6 76,3 540,1 616,3 106,31.738,5 105,9 249,8 110,2 253,1 231,8 484,9 99,9 734,7 103,2
IV(v) 1.169,2 112,9 73,4 533,1 606,4 108,11.775,6 111,2 242,2 109,9 245,7 232,7 478,4 101,6 720,6 104,2

2. Stromen 4)
Leningen aan niet-ingezetenen Aangehouden effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door
niet-ingezetenen
Banken 1)2) Niet-banken Totaal Mutatie Banken 1) Niet-banken Totaal Mutatie
per per
Totaal Mutatie Over- Overige Totaal Mutatie jaar 3) Totaal Mutatie Over- Overige Totaal Mutatie jaar 3)
per jaar heid per jaar (%) per jaar heid per jaar (%)
3) 3) 3) 3)
(%) (%) (%) (%)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 III 34,8 10,1 -4,1 30,5 26,4 19,6 61,2 13,4 2,9 26,7 -22,3 21,9 -0,4 3,2 2,6 9,2
IV 29,2 14,0 0,1 6,1 6,2 16,0 35,4 14,7 26,0 33,3 16,7 -2,1 14,6 7,3 40,6 14,3
2002 I -17,3 4,4 3,6 11,8 15,4 6,3 -2,0 5,1 25,6 35,7 -10,9 -2,8 -13,7 0,9 11,9 10,7
II 50,2 9,1 -3,6 18,1 14,5 10,6 64,7 9,7 -3,8 24,7 -34,1 27,5 -6,6 -1,2 -10,4 6,5
III 28,4 8,5 3,0 5,3 8,3 7,4 36,7 8,1 2,3 24,1 4,6 14,0 18,6 2,9 20,9 9,2
IV(v) 76,9 12,9 -2,9 13,3 10,4 8,1 87,3 11,2 -0,7 9,9 -7,5 15,7 8,2 1,6 7,5 4,2

Bron: ECB.
1) Met "banken" worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
2) Waaronder door MFI’s bij banken buiten het eurogebied geplaatste deposito’s.
3) Voor de berekeningen van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
4) Berekend op basis van verschillen van kwartaal op kwartaal in standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen,
wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.

26* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2.7 (vervolg)

Aangehouden aandelen en deelnemingen uitgegeven door Door niet-ingezetenen aangehouden deposito’s


niet-ingezetenen
Banken 1) Overige Totaal Index Banken 1) Niet-banken Totaal Index
dec. 01 dec. 01
Totaal Index Totaal Index = 100 3) Totaal Index Over- Overige Totaal Index = 100 3)
dec. 01 dec. 01 dec. 01 heid dec. 01
= 100 3) = 100 3) = 100 3) = 100 3)
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
61,1 87,5 97,2 107,5 158,3 98,8 1.817,5 103,3 94,9 587,1 681,9 94,3 2.499,4 100,7 2001 II
63,6 90,9 89,9 99,2 153,5 95,6 1.710,8 100,7 93,0 588,5 681,5 97,2 2.392,3 99,7 III
73,1 100,0 89,8 100,0 162,9 100,0 1.718,4 100,0 95,3 615,0 710,3 100,0 2.428,8 100,0 IV
77,1 104,5 98,5 110,9 175,6 108,0 1.740,4 100,4 99,0 636,8 735,9 103,3 2.476,3 101,3 2002 I
77,0 104,2 100,9 113,4 177,9 109,3 1.605,9 98,9 96,2 607,6 703,8 104,6 2.309,7 100,6 II
79,5 107,6 94,3 105,9 173,9 106,7 1.644,0 99,3 102,5 613,5 715,9 105,8 2.359,9 101,2 III
78,7 107,4 98,7 113,2 177,4 110,6 1.605,8 99,7 98,4 596,4 694,9 105,3 2.300,7 101,4 IV(v)

Aangehouden aandelen en deelnemingen uitgegeven door Door niet-ingezetenen aangehouden deposito’s


niet-ingezetenen
Banken 1) Overige Totaal Mutatie Banken 1) Niet-banken Totaal Mutatie
per jaar per jaar
Totaal Mutatie Totaal Mutatie 3)
(%) Totaal Mutatie Over- Overige Totaal Mutatie 3)
(%)
per jaar per jaar per jaar heid per jaar
3) 3) 3) 3)
(%) (%) (%) (%)
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
2,4 8,5 -7,5 13,5 -5,1 11,4 -45,2 11,3 -1,9 22,4 20,6 14,0 -24,6 12,0 2001 III
6,3 11,8 0,8 12,9 7,1 12,4 -12,0 8,7 2,3 17,5 19,8 18,0 7,8 11,2 IV
3,3 12,0 9,8 6,1 13,0 8,4 7,6 -2,9 4,2 19,0 23,2 9,9 30,8 0,6 2002 I
-0,2 19,1 2,3 5,5 2,1 10,6 -26,1 -4,2 -2,8 12,3 9,5 10,9 -16,6 -0,1 II
2,5 18,4 -6,7 6,8 -4,1 11,7 5,8 -1,4 6,1 2,2 8,2 8,9 14,1 1,5 III
-0,1 7,4 6,5 13,2 6,3 10,6 7,5 -0,3 -4,0 0,3 -3,7 5,3 3,7 1,4 IV(v)

ECB Maandbericht • mei 2003 27*


Tabel 2.8
Uitsplitsing naar valuta van bepaalde passiva en activa van de MFI’s in het eurogebied 1)
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

Uitstaande passiva
1. Deposito’s van ingezetenen van het eurogebied
MFI’s Niet-MFI’s
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 4.079,7 3.590,3 52,8 436,6 309,0 43,3 65,4 19,0 5.686,6 5.476,6 30,7 179,3 133,5 21,0 11,6 13,2
III 4.108,4 3.628,3 48,9 431,2 300,6 41,7 71,0 17,9 5.700,0 5.503,7 28,2 168,1 125,7 19,4 10,8 12,2
IV 4.171,9 3.699,5 46,6 425,9 307,6 33,5 67,2 17,6 5.916,6 5.715,8 26,0 174,8 127,4 23,9 10,5 13,0
2002 I 4.134,6 3.645,4 46,1 443,0 315,8 40,6 65,6 21,0 5.915,9 5.712,5 28,8 174,6 126,8 22,4 10,7 14,6
II 4.211,9 3.771,7 41,3 398,8 276,4 40,8 62,8 18,8 5.978,9 5.791,1 26,7 161,0 115,0 22,3 10,9 12,8
III 4.219,7 3.799,3 38,8 381,6 266,0 37,1 58,1 20,4 5.968,5 5.782,3 27,3 158,9 115,6 20,8 9,5 13,0
IV(v) 4.416,3 4.011,7 35,3 369,2 252,6 34,0 60,2 22,5 6.102,6 5.925,5 25,1 151,9 107,7 20,1 10,9 13,2

2. Deposito’s van niet-ingezetenen van het eurogebied

Banken 3) Niet-banken
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 1.817,5 690,1 133,8 993,6 815,4 72,9 73,2 32,2 681,9 286,7 73,2 322,0 274,2 19,3 13,6 14,9
III 1.710,8 664,3 140,3 906,2 745,2 53,5 76,3 31,2 681,5 297,7 69,2 314,5 263,0 18,4 17,1 16,0
IV 1.718,4 631,1 132,3 955,1 799,1 48,5 75,3 32,1 710,3 308,1 60,8 341,4 293,9 16,8 18,1 12,6
2002 I 1.740,4 661,8 144,8 933,8 781,0 44,4 74,6 33,8 735,9 312,7 66,6 356,6 302,8 20,0 18,9 14,8
II 1.605,9 648,9 141,6 815,4 665,8 40,5 73,4 35,7 703,8 322,4 63,3 318,1 268,7 19,4 17,8 12,2
III 1.644,0 703,2 147,8 793,0 649,0 37,7 73,0 33,3 715,9 335,7 68,2 312,1 261,7 17,7 16,4 16,4
IV(v) 1.605,8 702,7 141,3 761,8 627,4 34,2 69,1 31,2 694,9 334,2 72,3 288,3 244,1 15,6 13,6 15,0

3. Door MFI’s in het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen en geldmarktpapier 4)


Schuldbewijzen Geldmarktpapier
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

2001 II 2.731,3 2.358,3 53,9 319,1 189,3 69,4 39,6 20,8 275,5 227,0 4,3 44,2 35,8 4,7 2,5 1,1
III 2.751,5 2.384,7 52,9 313,9 187,4 68,6 38,5 19,5 265,0 217,9 4,0 43,2 36,0 3,1 2,8 1,2
IV 2.780,1 2.377,9 67,9 334,4 209,7 63,8 40,6 20,2 254,7 204,8 6,0 43,9 37,9 2,8 2,1 1,1
2002 I 2.844,8 2.428,7 71,5 344,6 219,8 56,4 43,3 25,2 274,7 226,1 5,4 43,2 36,9 2,4 2,6 1,3
II 2.850,7 2.448,4 67,9 334,4 209,4 55,1 44,1 25,8 285,3 233,7 7,2 44,5 38,0 1,5 2,7 2,3
III 2.862,4 2.457,8 72,3 332,4 203,2 53,4 47,8 28,1 287,0 234,6 6,8 45,6 40,4 1,0 3,1 1,1
IV(v) 2.848,7 2.441,4 72,6 334,7 206,2 53,7 46,8 27,9 289,4 238,1 7,9 43,4 37,9 0,9 3,6 1,0

Bron: ECB.
1) Niveaus per ultimo. De cijfers zijn deels geraamd.
Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
2) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
3) Met ”banken” worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
4) Kwartaalgegevens over schuldbewijzen en geldmarktpapier worden afzonderlijk getoond tot de eerste publicatie van gegevens met betrekking tot
2003. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.

28* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2.8 (vervolg)
Uitsplitsing naar valuta van bepaalde passiva en activa van de MFI’s in het eurogebied 1)
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

Uitstaande activa
4. Leningen aan ingezetenen van het eurogebied
MFI’s Niet-MFI’s
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 4.096,6 - - - - - - - 7.223,9 6.857,3 29,4 337,2 205,0 51,7 74,0 6,5
III 4.089,7 - - - - - - - 7.251,7 6.907,3 30,9 313,5 178,2 52,1 77,3 5,8
IV 4.180,4 - - - - - - - 7.367,0 7.025,2 29,8 312,0 181,6 47,8 77,5 5,1
2002 I 4.133,3 - - - - - - - 7.458,8 7.106,7 30,5 321,5 187,4 51,0 76,8 6,3
II 4.201,2 - - - - - - - 7.521,2 7.209,0 28,9 283,3 152,5 46,7 78,3 5,8
III 4.224,7 - - - - - - - 7.547,5 7.238,6 28,4 280,5 148,1 45,4 81,2 5,8
IV(v) 4.412,0 - - - - - - - 7.614,3 7.323,1 28,5 262,6 133,7 40,6 82,6 5,7

5. Aangehouden effecten, m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
Uitgegeven door MFI’s Uitgegeven door niet-MFI’s
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 1.114,1 1.071,0 11,0 32,1 22,1 6,5 1,6 1,8 1.508,6 1.466,8 4,9 36,9 21,7 13,3 1,1 0,8
III 1.109,6 1.070,1 9,6 29,9 21,0 5,9 1,5 1,5 1.522,6 1.483,6 4,2 34,8 20,4 12,6 1,2 0,6
IV 1.113,6 1.068,6 12,4 32,6 23,1 6,3 1,4 1,8 1.516,1 1.478,6 3,6 33,9 20,1 12,1 1,1 0,6
2002 I 1.161,3 1.113,2 14,8 33,3 24,0 5,6 1,8 1,9 1.575,7 1.539,1 3,7 32,9 19,5 11,7 1,1 0,6
II 1.183,6 1.136,6 13,5 33,5 23,9 5,8 2,0 1,8 1.582,0 1.547,8 4,5 29,8 15,5 12,2 1,2 0,8
III 1.177,0 1.132,2 14,1 30,7 22,2 4,9 2,0 1,7 1.603,9 1.568,9 5,1 29,8 15,9 11,7 1,4 0,7
IV(v) 1.050,1 1.006,9 13,2 29,9 21,9 4,6 1,8 1,7 1.587,9 1.552,4 6,1 29,4 16,2 11,0 1,5 0,7

6. Leningen aan niet-ingezetenen van het eurogebied


Banken 3) Niet-banken
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 1.073,2 474,4 103,0 495,8 375,9 48,2 36,7 35,0 598,1 184,7 47,7 365,7 318,1 12,1 26,9 8,6
III 1.084,7 488,3 101,5 494,8 378,6 42,0 40,3 33,9 602,5 201,5 46,8 354,2 307,5 12,7 24,9 9,0
IV 1.119,7 452,2 114,7 552,9 435,9 45,2 37,9 33,8 618,6 202,3 46,8 369,5 323,4 12,0 25,7 8,4
2002 I 1.104,8 432,2 131,1 541,6 424,4 45,6 37,3 34,3 633,0 199,4 49,9 383,7 331,2 16,4 26,9 9,2
II 1.083,4 457,7 129,9 495,9 375,0 61,4 36,1 23,4 602,9 205,7 46,6 350,5 300,8 12,8 28,1 8,8
III 1.122,2 495,3 143,8 483,0 369,9 55,8 33,4 23,9 616,3 219,8 46,2 350,3 297,0 15,4 29,0 8,9
IV(v) 1.169,2 545,6 122,3 501,3 392,8 53,3 32,4 22,8 606,4 221,4 44,3 340,7 288,9 14,3 28,0 9,5

7. Aangehouden effecten, m.u.v. aandelen, uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied
Uitgegeven door banken 3) Uitgegeven door niet-banken
Alle Euro 2) Overige Overige Alle Euro 2) Overige Overige
valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s valuta’s
van de USD JPY CHF Overige van de USD JPY CHF Overige
EU EU
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
2001 II 210,6 72,5 25,5 112,6 98,4 6,8 2,6 4,8 503,3 121,4 25,8 356,1 316,2 26,9 3,0 9,9
III 206,7 76,5 27,0 103,2 93,1 4,7 2,1 3,4 486,9 129,1 27,1 330,7 292,7 27,1 3,9 7,1
IV 236,6 80,7 27,6 128,3 118,1 4,2 2,7 3,3 508,2 131,5 27,1 349,6 306,4 30,3 4,2 8,7
2002 I 262,9 87,1 33,5 142,4 130,5 4,4 2,9 4,5 493,7 127,9 26,9 339,0 298,6 24,6 5,0 10,8
II 244,0 87,5 32,6 123,9 111,8 4,0 2,3 5,9 459,2 132,4 25,0 301,7 260,7 24,3 5,0 11,7
III 249,8 90,9 38,7 120,1 111,6 4,0 1,4 3,2 484,9 136,3 31,6 316,9 273,8 26,2 5,4 11,6
IV(v) 242,2 88,1 35,4 118,7 110,9 3,9 1,3 2,6 478,4 134,3 33,5 310,7 269,4 24,2 5,8 11,3

ECB Maandbericht • mei 2003 29*


Tabel 2.9
Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied 1)
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

1. Activa
Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Vaste activa Overige
effecten T/m 1 jaar Meer dan 1 aandelen/ aandelen in activa
m.u.v. jaar deelnemingen beleggings-
aandelen fondsen

1 2 3 4 5 6 7 8 9
2001 II 248,7 1.293,6 62,0 1.231,7 1.340,4 211,9 104,3 92,2 3.291,3
III 242,4 1.293,9 62,6 1.231,4 1.053,9 192,4 105,0 90,4 2.977,9
IV 244,6 1.309,9 63,5 1.246,5 1.219,1 209,6 108,9 98,7 3.190,8
2002 I 253,6 1.308,7 70,7 1.238,0 1.263,3 224,6 111,0 98,0 3.259,2
II 242,8 1.312,6 75,4 1.237,1 1.056,1 215,2 108,0 99,8 3.034,4
III 236,7 1.337,4 74,3 1.263,0 844,8 203,4 121,0 103,2 2.846,5
IV(v) 242,0 1.336,6 72,5 1.264,1 853,6 203,4 123,5 106,8 2.865,9

2. Passiva
Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen

1 2 3 4

2001 II 39,3 3.164,2 87,8 3.291,3


III 41,5 2.858,8 77,6 2.977,9
IV 41,1 3.075,6 74,1 3.190,8
2002 I 42,6 3.137,7 78,8 3.259,2
II 39,1 2.919,8 75,5 3.034,4
III 38,9 2.732,3 75,3 2.846,5
IV(v) 40,1 2.748,6 77,2 2.865,9

3. Totaal activa/passiva naar fonds- en beleggerstype


Totaal
Fondstype Fondsen naar beleggerstype
Aandelen- Obligatie- Gemengde Vastgoed- Overige fondsen Fondsen voor Fondsen voor
fondsen fondsen fondsen fondsen het publiek bijzondere
beleggers

1 2 3 4 5 6 7 8
2001 II 947,5 1.019,3 857,1 123,6 343,8 2.510,3 781,0 3.291,3
III 738,2 1.019,1 756,0 127,0 337,7 2.241,8 736,1 2.977,9
IV 839,6 1.031,7 810,3 134,0 375,2 2.408,1 782,7 3.190,8
2002 I 862,4 1.039,3 820,3 142,3 394,8 2.464,2 794,9 3.259,2
II 728,7 1.037,0 762,6 139,2 366,9 2.262,4 772,0 3.034,4
III 585,2 1.063,2 699,9 145,6 352,6 2.092,3 754,2 2.846,5
IV(v) 593,5 1.068,1 701,7 150,8 351,7 2.091,0 774,9 2.865,9

Bron: ECB.
1) Niet zijnde geldmarktfondsen. De gegevens betreffen de landen van het eurogebied met uitzondering van Ierland. Voor nadere gegevens wordt verwezen
naar de Toelichting.

30* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2.10
Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied naar fondstype
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

1. Activa van aandelenfondsen


Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Overige
effecten m.u.v. T/m 1 jaar Meer dan aandelen/deel- aandelen in activa
aandelen 1 jaar nemingen beleggings-
fondsen

1 2 3 4 5 6 7 8
2001 II 48,8 34,7 4,5 30,2 830,5 21,0 12,6 947,5
III 41,2 30,6 4,2 26,4 636,1 16,7 13,6 738,2
IV 39,5 29,0 3,0 26,1 735,2 19,4 16,5 839,6
2002 I 39,3 28,7 2,9 25,8 759,1 20,6 14,7 862,4
II 34,0 27,4 4,0 23,4 630,0 22,2 15,0 728,7
III 29,0 26,5 3,7 22,8 496,5 19,1 14,1 585,2
IV(v) 26,7 28,2 3,1 25,1 505,6 18,3 14,9 593,5

2. Passiva van aandelenfondsen


Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen

1 2 3 4

2001 II 3,2 936,4 8,0 947,5


III 4,1 727,9 6,1 738,2
IV 2,6 831,4 5,6 839,6
2002 I 3,5 852,7 6,1 862,4
II 4,4 718,7 5,6 728,7
III 4,1 576,0 5,1 585,2
IV(v) 3,9 586,0 3,6 593,5

3. Activa van obligatiefondsen


Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Overige
effecten m.u.v. T/m 1 jaar Meer dan aandelen/deel- aandelen in activa
aandelen 1 jaar nemingen beleggings-
fondsen

1 2 3 4 5 6 7 8

2001 II 78,6 858,5 29,4 829,1 36,4 12,3 33,6 1.019,3


III 74,9 865,5 32,2 833,3 34,3 12,7 31,6 1.019,1
IV 73,2 875,5 33,2 842,3 38,5 11,2 33,4 1.031,7
2002 I 77,9 874,0 37,3 836,7 42,9 11,5 33,0 1.039,3
II 75,9 882,2 38,5 843,8 33,2 10,8 34,9 1.037,0
III 78,3 902,1 37,2 865,0 32,6 11,6 38,5 1.063,2
IV(v) 83,9 902,5 36,9 865,6 32,0 12,3 37,5 1.068,1

4. Passiva van obligatiefondsen


Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen

1 2 3 4

2001 II 7,3 984,5 27,5 1.019,3


III 8,1 991,2 19,8 1.019,1
IV 8,4 1.007,3 16,0 1.031,7
2002 I 8,5 1.013,2 17,7 1.039,3
II 7,9 1.011,5 17,6 1.037,0
III 7,0 1.039,2 17,0 1.063,2
IV(v) 7,7 1.044,0 16,5 1.068,1

Bron: ECB.

ECB Maandbericht • mei 2003 31*


Tabel 2.10 (vervolg)
Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied naar fondstype
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

5. Activa van gemengde fondsen


Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Vaste activa Overige
effecten T/m 1 jaar Meer dan 1 aandelen/ aandelen in activa
m.u.v. jaar deelnemingen beleggings-
aandelen fondsen

1 2 3 4 5 6 7 8 9
2001 II 55,8 296,3 18,0 278,3 382,8 93,8 2,6 25,9 857,1
III 55,2 290,4 16,4 274,0 297,5 85,7 2,5 24,8 756,0
IV 56,9 286,5 17,0 269,5 347,5 92,7 2,4 24,3 810,3
2002 I 52,6 283,8 18,1 265,7 357,0 100,3 2,3 24,4 820,3
II 54,2 286,9 20,6 266,3 298,8 94,6 2,1 26,0 762,6
III 53,0 291,7 21,3 270,4 234,3 88,1 5,2 27,7 699,9
IV(v) 53,9 295,4 21,4 274,0 233,0 87,8 3,4 28,2 701,7

6. Passiva van gemengde fondsen


Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen

1 2 3 4

2001 II 3,4 834,1 19,6 857,1


III 3,3 734,4 18,3 756,0
IV 2,9 790,9 16,5 810,3
2002 I 2,9 799,4 18,0 820,3
II 3,1 741,3 18,2 762,6
III 3,5 676,9 19,5 699,9
IV(v) 3,0 677,3 21,5 701,7

7. Activa van vastgoedfondsen


Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Vaste activa Overige
effecten T/m 1 jaar Meer dan 1 aandelen/ aandelen in activa
m.u.v. jaar deelnemingen beleggings-
aandelen fondsen

1 2 3 4 5 6 7 8 9
2001 II 6,6 8,7 0,5 8,2 1,0 1,3 101,5 4,4 123,6
III 9,8 7,6 0,5 7,1 0,9 1,5 102,3 4,9 127,0
IV 8,6 10,7 0,5 10,1 1,0 2,0 106,1 5,7 134,0
2002 I 11,5 12,9 0,6 12,3 1,1 2,1 108,3 6,4 142,3
II 13,5 9,8 0,6 9,2 0,9 3,9 105,1 6,0 139,2
III 13,3 10,7 0,6 10,1 0,8 5,1 109,5 6,2 145,6
IV(v) 10,9 9,5 0,5 8,9 0,8 7,0 115,7 6,9 150,8

8. Passiva van vastgoedfondsen


Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen

1 2 3 4

2001 II 24,1 95,0 4,5 123,6


III 24,8 97,9 4,4 127,0
IV 25,9 103,3 4,8 134,0
2002 I 26,7 110,7 4,9 142,3
II 22,3 112,1 4,8 139,2
III 22,9 117,7 5,0 145,6
IV(v) 24,5 120,9 5,4 150,8

Bron: ECB.

32* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 2.11
Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied naar beleggerstype
(EUR miljard (niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers))

1. Activa van fondsen voor het publiek


Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Vaste Overige
effecten m.u.v. aandelen/ aandelen in activa activa
aandelen deelnemingen beleggings-
fondsen

1 2 3 4 5 6 7
2001 II 209,3 919,1 1.047,7 170,4 96,5 67,4 2.510,3
III 196,4 912,1 820,2 151,6 96,4 65,1 2.241,8
IV 201,0 928,7 949,2 167,0 99,1 63,2 2.408,1
2002 I 213,3 921,8 984,8 176,8 100,6 66,9 2.464,2
II 199,2 915,7 818,4 166,7 96,1 66,3 2.262,4
III 187,9 917,6 654,4 156,0 107,9 68,5 2.092,3
IV(v) 190,7 905,4 663,0 153,1 108,9 69,9 2.091,0

2. Passiva van fondsen voor het publiek


Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen

1 2 3 4

2001 II 35,7 2.397,4 77,3 2.510,3


III 37,4 2.137,4 67,0 2.241,8
IV 36,4 2.312,9 58,8 2.408,1
2002 I 38,1 2.360,2 65,9 2.464,2
II 34,0 2.166,0 62,4 2.262,4
III 33,0 1.997,8 61,5 2.092,3
IV(v) 33,6 1.995,7 61,7 2.091,0

3. Activa van fondsen voor bijzondere beleggers


Totaal
Inleg Aangehouden Aangehouden Aangehouden Vaste Overige
effecten m.u.v. aandelen/ aandelen in activa activa
aandelen deelnemingen beleggings-
fondsen

1 2 3 4 5 6 7
2001 II 39,4 374,6 292,7 41,5 7,8 24,9 781,0
III 46,0 381,8 233,7 40,7 8,6 25,3 736,1
IV 43,6 381,2 270,0 42,6 9,8 35,6 782,7
2002 I 40,3 386,9 278,4 47,8 10,3 31,2 794,9
II 43,6 396,9 237,7 48,5 11,9 33,5 772,0
III 48,8 419,8 190,3 47,5 13,1 34,7 754,2
IV(v) 51,3 431,2 190,6 50,3 14,7 36,9 774,9

4. Passiva van fondsen voor bijzondere beleggers


Totaal
Opgenomen Aandelen in Overige
deposito’s en beleggingsfondsen passiva
leningen

1 2 3 4

2001 II 3,6 766,8 10,6 781,0


III 4,2 721,4 10,5 736,1
IV 4,6 762,8 15,3 782,7
2002 I 4,5 777,5 12,9 794,9
II 5,1 753,8 13,1 772,0
III 5,9 734,5 13,8 754,2
IV(v) 6,5 753,0 15,4 774,9

Bron: ECB.

ECB Maandbericht • mei 2003 33*


3 Financiële markten en rentetarieven in
het eurogebied
Tabel 3.1
Geldmarktrentevoeten 1)
(procenten per jaar)

Eurogebied 4) Verenigde Staten 6) Japan 6)


Girale deposito’s Eenmaands Driemaands Zesmaands Twaalfmaands Driemaands Driemaands
2) 3)
deposito’s 5) deposito’s 5) deposito’s 5) deposito’s 5) deposito’s deposito’s
1 2 3 4 5 6 7
1998 3,09 3,84 3,83 3,78 3,77 5,57 0,66
1999 2,74 2,86 2,96 3,06 3,19 5,42 0,22
2000 4,12 4,24 4,40 4,55 4,78 6,53 0,28
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 4,39 4,33 4,26 4,16 4,09 3,78 0,15
2002 3,29 3,30 3,32 3,35 3,49 1,80 0,08
2002 april 3,32 3,34 3,41 3,54 3,86 1,97 0,08
mei 3,31 3,37 3,46 3,62 3,95 1,91 0,08
juni 3,35 3,38 3,46 3,59 3,87 1,88 0,07
juli 3,30 3,36 3,41 3,48 3,64 1,85 0,07
aug. 3,29 3,33 3,35 3,38 3,44 1,78 0,07
sept. 3,32 3,32 3,31 3,27 3,24 1,80 0,07
okt. 3,30 3,31 3,26 3,17 3,13 1,78 0,07
nov. 3,30 3,23 3,12 3,04 3,02 1,46 0,07
dec. 3,09 2,98 2,94 2,89 2,87 1,41 0,06
2003 jan. 2,79 2,86 2,83 2,76 2,71 1,37 0,06
febr. 2,76 2,77 2,69 2,58 2,50 1,34 0,06
maart 2,75 2,60 2,53 2,45 2,41 1,29 0,06
april 2,56 2,58 2,54 2,47 2,45 1,30 0,06
2003 4 april 2,54 2,58 2,52 2,43 2,41 1,28 0,06
11 2,54 2,57 2,52 2,45 2,43 1,29 0,06
18 2,64 2,59 2,56 2,52 2,51 1,32 0,06
25 2,55 2,58 2,54 2,47 2,44 1,31 0,06
2 mei 2,55 2,57 2,50 2,41 2,36 1,29 0,06

Geldmarktrente in het eurogebied Driemaands geldmarktrentevoeten


(maandgegevens) (maandgegevens)

eenmaands driemaands
eurogebied Verenigde Staten Japan
twaalfmaands
% per jaar % per jaar
9,00 8,00

8,00 7,00

6,00
7,00
5,00
6,00
4,00
5,00
3,00
4,00
2,00

3,00 1,00

2,00 0,00
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002

Bronnen: Reuters en ECB.


1) M.u.v. de daggeldrente tot en met december 1998 zijn de maand- en jaarcijfers gemiddelden per periode.
2) Tot en met december 1998 interbancaire deposito’s, biedprijzen; vanaf januari 1999 bevat kolom 1 de gemiddelde euro daggeldrente (EONIA).
3) Tot en met december 1998 ultimocijfers; daarna gemiddelden per periode.
4) Vóór januari 1999 zijn op basis van de nationale, met het bbp gewogen rentevoeten, rentevoeten voor het eurogebied geconstrueerd.
5) Vanaf januari 1999 interbancaire euro laatprijzen (EURIBOR). Tot en met december 1998, LIBOR voorzover beschikbaar.
6) LIBOR.

34* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 3.2
Rendement op overheidsobligaties 1)
(procenten per jaar)

Eurogebied 2) Verenigde Staten Japan


2 jaar 3 jaar 5 jaar 7 jaar 10 jaar 10 jaar 10 jaar
1 2 3 4 5 6 7
1998 3,16 3,22 3,38 3,67 4,71 5,33 1,30
1999 3,38 3,63 4,01 4,38 4,66 5,64 1,75
2000 4,90 5,03 5,19 5,37 5,44 6,03 1,76
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 4,11 4,23 4,49 4,79 5,03 5,01 1,34
2002 3,68 3,94 4,35 4,70 4,92 4,60 1,27
2002 april 4,21 4,53 4,86 5,12 5,30 5,21 1,39
mei 4,25 4,55 4,89 5,16 5,30 5,15 1,38
juni 4,10 4,37 4,70 4,99 5,16 4,90 1,36
juli 3,83 4,10 4,48 4,84 5,03 4,62 1,30
aug. 3,47 3,76 4,15 4,54 4,73 4,24 1,26
sept. 3,19 3,46 3,85 4,20 4,52 3,88 1,16
okt. 3,13 3,41 3,86 4,36 4,62 3,91 1,09
nov. 3,04 3,31 3,81 4,28 4,59 4,04 0,99
dec. 2,84 3,08 3,63 4,10 4,41 4,03 0,97
2003 jan. 2,64 2,85 3,40 3,93 4,27 4,02 0,84
febr. 2,45 2,61 3,18 3,68 4,06 3,90 0,83
maart 2,50 2,66 3,26 3,76 4,13 3,79 0,74
april 2,59 2,81 3,38 3,85 4,23 3,94 0,66
2003 4 april 2,55 2,72 3,38 3,86 4,26 3,93 0,70
11 2,62 2,87 3,44 3,91 4,28 3,97 0,68
18 2,66 2,89 3,43 3,89 4,24 3,96 0,63
25 2,53 2,78 3,29 3,77 4,17 3,88 0,62
2 mei 2,49 2,75 3,27 3,78 4,16 3,90 0,61

Rendement op overheidsobligaties, eurogebied Rendement op 10-jaars overheidsobligaties


(maandgegevens) (maandgegevens)

3 jaar 5 jaar 7 jaar eurogebied Verenigde Staten Japan

% per jaar % per jaar


10,00 10,00

9,00
9,00
8,00
8,00
7,00
7,00
6,00

6,00 5,00

4,00
5,00
3,00
4,00
2,00
3,00
1,00

2,00 0,00
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002

Bronnen: Reuters, ECB, Federal Reserve en Bank van Japan.


1) Tot en met december 1998 betreffen de twee-, drie-, vijf- en zevenjaars rendementen voor het eurogebied ultimocijfers en de tienjaars rendementen
gemiddelden per periode. Daarna zijn alle rendementen uitgedrukt als gemiddelden per periode.
2) Tot en met december 1998 zijn de rendementen voor het eurogebied berekend op basis van geharmoniseerde nationale rendementen op overheids-
obligaties, gewogen met het bbp. Daarna bestaan de gewichten uit de nominale uitstaande bedragen aan overheidsobligaties in elke looptijdklasse.

ECB Maandbericht • mei 2003 35*


Tabel 3.3
Effectenbeursindices
(indices in punten) 1)

Dow Jones EURO STOXX indices Verenig- Japan


Referentie Economische hoofdsectoren de Staten
Ruim 50 Grond- Con- Con- Energie Finan- Indus- Techno- Nutsbe- Tele- Gezond- Standard Nikkei
stoffen sumptie, sumptie, cieel trie logie drijven commu- heids- & 225
con- niet- nicatie zorg Poor’s
junctu- conjunc- 500
reel tureel
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1998 280,5 3.076,3 257,9 245,0 295,5 249,3 281,3 218,4 333,6 282,4 488,1 348,9 1.085,3 15.338,4
1999 325,8 3.787,3 279,2 262,9 327,7 286,0 295,7 285,1 470,4 306,2 717,7 392,6 1.327,8 16.829,9
2000 423,9 5.075,5 299,1 292,9 324,3 342,3 350,7 378,0 963,1 341,7 1.072,5 476,0 1.426,7 17.162,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 336,3 4.049,4 296,0 228,2 303,3 341,4 321,6 310,0 530,5 309,6 541,2 540,1 1.193,8 12.114,8
2002 259,9 3.023,4 267,5 175,0 266,5 308,9 243,3 252,4 345,1 255,5 349,2 411,8 995,4 10.119,3
2002 april 310,2 3.657,0 308,6 210,2 302,8 351,5 299,5 299,0 438,6 296,9 409,7 472,1 1.112,0 11.391,6
mei 298,2 3.503,5 306,9 204,3 300,7 347,3 293,7 296,7 378,3 290,6 355,9 460,8 1.079,9 11.695,8
juni 269,8 3.143,1 293,1 187,5 282,1 324,6 263,8 275,3 312,4 273,0 302,4 408,1 1.014,0 10.965,9
juli 241,2 2.810,6 267,8 160,9 252,1 298,6 229,2 248,8 282,1 244,0 300,4 370,6 905,5 10.352,3
aug. 231,3 2.697,4 243,6 152,9 250,1 290,9 217,4 227,9 258,8 236,7 310,0 376,6 912,6 9.751,2
sept. 211,8 2.450,2 227,2 140,6 241,2 274,0 193,1 215,3 229,0 221,2 283,1 337,0 870,1 9.354,8
okt. 204,0 2.384,7 214,4 135,3 236,5 272,1 177,8 193,6 235,8 209,6 286,8 345,4 854,6 8.781,1
nov. 219,5 2.559,0 224,2 145,4 234,8 272,4 197,0 208,8 289,6 215,2 324,5 347,1 910,1 8.699,6
dec. 213,6 2.475,1 225,3 139,4 226,5 268,8 194,2 205,2 270,4 207,3 322,5 324,4 899,1 8.674,8
2003 jan. 206,3 2.377,4 213,0 130,9 220,2 262,4 186,5 198,5 250,2 210,0 330,0 313,8 896,0 8.567,4
febr. 189,8 2.170,9 185,8 121,5 196,5 245,1 172,2 186,0 226,5 198,1 309,4 274,3 836,6 8.535,8
maart 183,0 2.086,5 176,1 115,4 188,4 241,1 164,5 181,2 228,2 185,6 292,8 275,2 846,6 8.171,0
april 197,9 2.278,2 193,4 122,5 203,9 250,0 181,0 192,0 251,6 201,0 324,8 288,7 889,6 7.895,7
2003 4 april 193,0 2.223,2 187,8 119,2 202,3 253,0 172,9 188,0 241,5 198,5 314,9 291,1 878,9 8.074,1
11 195,2 2.247,5 191,9 120,0 204,7 251,5 177,4 190,7 240,2 198,9 320,8 288,1 868,3 7.816,5
18 201,3 2.324,3 197,5 125,1 205,7 252,3 185,5 193,3 260,4 202,0 328,9 290,2 893,6 7.874,5
25 198,3 2.271,9 194,8 122,4 201,4 239,2 184,2 194,1 254,4 200,2 330,8 291,2 898,8 7.699,5
2 mei 202,9 2.321,9 202,0 125,9 203,2 244,9 189,0 198,7 263,1 205,8 326,3 303,7 930,1 7.907,2

Dow Jones EURO STOXX Ruim, Standard & Poor’s 500 en Nikkei 225
(januari 1994 = 100; maandgegevens)

Dow Jones EURO STOXX Ruim Standard & Poor’s 500 Nikkei 225
350

300

250

200

150

100

50

0
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002

Bron: Reuters.
1) De maand- en jaarcijfers zijn gemiddelden per periode.

36* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 3.4
Bancaire rentetarieven
(procenten per jaar; gemiddelden per periode)

Creditrente Debetrente
Giraal Met vaste looptijd Met opzegtermijn Ondernemingen Huishoudens
T/m 1 jaar T/m 2 jaar Meer dan T/m Meer dan T/m 1 jaar Meer dan Consump- Woning-
2 jaar 3 maanden 3 maanden 1 jaar tief krediet hypotheken
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2000 0,85 3,45 3,45 4,52 2,25 3,79 6,60 6,23 9,87 6,34
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 0,94 3,49 3,49 4,12 2,40 3,59 6,83 6,15 10,12 5,97
2002 0,73 2,80 2,80 3,85 2,13 2,85 6,13 5,71 9,78 5,54
2002 maart 0,73 2,84 2,84 4,07 2,15 3,00 6,09 5,85 9,78 5,74
april 0,74 2,89 2,90 4,13 2,14 3,07 6,17 5,95 9,83 5,81
mei 0,74 2,91 2,92 4,15 2,15 3,08 6,20 5,98 9,87 5,82
juni 0,74 2,93 2,94 4,09 2,13 3,08 6,18 5,92 9,83 5,77
juli 0,74 2,89 2,90 4,02 2,13 3,02 6,16 5,79 9,78 5,68
aug. 0,73 2,84 2,85 3,81 2,12 2,94 6,15 5,71 9,79 5,53
sept. 0,73 2,77 2,77 3,64 2,13 2,73 6,12 5,61 9,85 5,38
okt. 0,72 2,74 2,74 3,58 2,11 2,63 6,13 5,54 9,72 5,26
nov. 0,71 2,70 2,69 3,53 2,11 2,55 6,10 5,50 9,70 5,21
dec. 0,68 2,51 2,51 3,45 2,05 2,41 5,97 5,34 9,58 5,09
2003 jan. 0,63 2,43 2,43 3,29 2,04 2,34 5,95 5,29 9,58 4,91
febr. 0,62 2,32 2,32 3,15 2,02 2,12 5,89 5,19 9,51 4,78
maart 0,59 2,20 2,19 3,08 1,98 2,05 5,76 5,17 9,36 4,69
Creditrente Debetrente
(maandgegevens) (maandgegevens)
giraal t/m 1 jaar, ondernemingen
vaste looptijd t/m 1 jaar consumptief krediet
vaste looptijd meer dan 2 jaar huishoudens, voor woninghypotheken
% %
12,00 12,00

10,00 10,00

8,00 8,00

6,00 6,00

4,00 4,00

2,00 2,00

0,00 0,00
1999 2000 2001 2002 1999 2000 2001 2002
Bron: ECB.
Deze bancaire rentes voor het eurogebied moeten met voorzichtigheid worden gehanteerd en alleen voor statistische doeleinden worden gebruikt, met name voor het ana-
lyseren van de ontwikkeling in de tijd en niet van de niveaus. Zij zijn berekend als gewogen gemiddelde van de door de nationale centrale banken opgegeven nationale ren-
tevoeten. De nationale rentevoeten zijn de rentes die momenteel uit nationale bronnen beschikbaar zijn en die geschikt worden geacht voor de standaardcategorieën. Deze
nationale rentevoeten zijn op het niveau van het eurogebied geaggregeerd, waarbij in sommige gevallen is uitgegaan van werkhypothesen gezien het gebrek aan homoge-
niteit in nationale financiële instrumenten tussen de lidstaten van de Monetaire Unie. Voorts zijn de nationale rentevoeten niet geharmoniseerd voor wat betreft hun gel-
digheid (nieuwe contracten en/of uitstaande bedragen), de aard van de gegevens (nominaal of effectief) of de wijze van samenstelling. De landengewichten voor de ban-
caire rentevoeten voor het eurogebied zijn afgeleid van de balansstatistieken van de MFI’s of geschikte alternatieven. De gewichten weerspiegelen het landenspecifieke
belang van de desbetreffende instrumenten binnen het eurogebied, gemeten in uitstaande bedragen. De gewichten worden maandelijks aangepast, zodat de rentes en de
gewichten steeds betrekking hebben op dezelfde maand.

ECB Maandbericht • mei 2003 37*


Tabel 3.5
Uitgiften van effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en valuta
(EUR miljard; transacties tijdens periode en ultimostanden; nominale bedragen)

1. Kortlopend
Door ingezetenen van het eurogebied
In euro1) In andere
Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen
uitgiften bedragen uitgiften bedragen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 407,4 409,0 -1,6 733,9 387,3 387,7 -0,4 647,9 20,0 21,2
maart 422,5 404,5 17,9 753,4 400,6 383,5 17,1 666,3 21,9 21,0
april 403,4 407,0 -3,6 749,3 377,3 384,4 -7,1 659,1 26,1 22,7
mei 402,1 379,9 22,2 770,3 378,2 358,7 19,5 677,5 23,9 21,2
juni 337,8 342,2 -4,4 766,2 317,0 319,1 -2,1 676,8 20,9 23,1
juli 406,0 392,2 13,7 772,6 382,4 371,4 11,0 685,0 23,5 20,9
aug. 384,5 378,1 6,4 775,6 366,2 356,8 9,4 693,1 18,3 21,3
sept. 414,9 400,6 14,3 792,6 392,1 381,0 11,0 706,7 22,8 19,5
okt. 468,3 456,4 11,9 806,0 441,8 433,3 8,5 715,4 26,5 23,1
nov. 435,4 413,0 22,4 830,4 413,5 388,9 24,6 740,1 22,0 24,1
dec. 406,1 451,6 -45,5 783,4 386,7 429,9 -43,1 696,0 19,3 21,7
2003 jan. 545,1 487,4 57,7 837,8 518,6 462,7 55,9 750,4 26,5 24,7
febr. 453,8 428,4 25,4 863,0 431,2 408,3 22,9 773,3 22,6 20,1

2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied
In euro1) In andere
Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen
uitgiften bedragen uitgiften bedragen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 141,9 108,2 33,7 7.126,7 130,7 97,5 33,1 6.487,0 11,2 10,7
maart 164,4 101,3 63,1 7.188,7 143,0 90,2 52,7 6.539,0 21,5 11,1
april 126,0 79,5 46,5 7.225,4 114,9 74,4 40,5 6.580,1 11,1 5,1
mei 149,4 87,4 61,9 7.274,0 126,9 75,8 51,0 6.632,4 22,5 11,6
juni 133,1 95,0 38,1 7.289,2 123,3 87,2 36,1 6.664,9 9,7 7,8
juli 131,1 113,2 17,9 7.318,6 114,3 103,8 10,4 6.679,0 16,8 9,3
aug. 68,8 64,2 4,6 7.320,8 59,2 54,7 4,5 6.683,1 9,6 9,5
sept. 140,2 86,3 53,9 7.374,2 121,4 74,6 46,8 6.729,2 18,8 11,7
okt. 123,0 92,1 30,9 7.404,6 105,7 81,5 24,3 6.753,7 17,3 10,6
nov. 132,1 95,6 36,5 7.438,3 118,7 89,8 29,0 6.782,7 13,4 5,9
dec. 138,8 172,4 -33,7 7.385,5 127,7 159,7 -32,0 6.749,6 11,0 12,7
2003 jan. 174,0 133,2 40,8 7.416,3 151,5 124,4 27,1 6.777,5 22,5 8,8
febr. 167,0 110,5 56,5 7.478,0 148,4 102,3 46,1 6.825,2 18,6 8,2

3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied
In euro1) In andere
Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen
uitgiften bedragen uitgiften bedragen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 549,3 517,2 32,1 7.860,6 518,0 485,2 32,8 7.134,9 31,2 31,9
maart 586,9 505,8 81,1 7.942,1 543,6 473,8 69,8 7.205,3 43,3 32,1
april 529,5 486,5 42,9 7.974,7 492,2 458,8 33,4 7.239,2 37,2 27,8
mei 551,5 467,4 84,1 8.044,3 505,1 434,5 70,6 7.309,9 46,4 32,9
juni 470,9 437,2 33,7 8.055,4 440,3 406,3 34,0 7.341,7 30,6 30,9
juli 537,1 505,4 31,7 8.091,3 496,7 475,2 21,5 7.364,1 40,4 30,2
aug. 453,3 442,3 11,0 8.096,4 425,4 411,5 13,8 7.376,2 27,9 30,8
sept. 555,1 486,8 68,2 8.166,9 513,4 455,6 57,8 7.435,9 41,6 31,3
okt. 591,3 548,5 42,9 8.210,6 547,5 514,7 32,8 7.469,1 43,8 33,7
nov. 567,6 508,7 58,9 8.268,8 532,2 478,6 53,6 7.522,8 35,4 30,0
dec. 544,9 624,0 -79,2 8.168,9 514,5 589,5 -75,1 7.445,6 30,4 34,5
2003 jan. 719,1 620,6 98,5 8.254,1 670,0 587,1 83,0 7.527,9 49,1 33,6
febr. 620,8 538,8 81,9 8.341,0 579,6 510,6 69,0 7.598,5 41,1 28,3

Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.

38* ECB Maandbericht • mei 2003


Door niet-ingezetenen van het eurogebied, in euro1) Totaal in euro1)
valuta’s
Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande
uitgiften bedragen uitgiften bedragen uitgiften bedragen

11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
-1,2 86,0 13,4 11,8 1,7 43,3 400,8 399,5 1,3 691,2 2002 febr.
0,8 87,1 24,3 7,9 16,4 59,7 424,9 391,4 33,5 726,0 maart
3,4 90,2 9,7 28,1 -18,4 41,3 387,0 412,5 -25,5 700,3 april
2,6 92,8 13,7 13,4 0,3 41,5 391,9 372,1 19,8 719,1 mei
-2,2 89,5 20,9 8,0 12,9 54,4 337,9 327,1 10,7 731,2 juni
2,7 87,6 14,7 24,8 -10,1 44,4 397,1 396,2 1,0 729,4 juli
-3,0 82,5 12,1 11,5 0,6 44,9 378,3 368,4 9,9 738,0 aug.
3,3 85,9 31,7 7,7 24,0 68,9 423,8 388,7 35,1 775,7 sept.
3,4 90,7 17,1 31,4 -14,2 54,7 458,9 464,6 -5,7 770,1 okt.
-2,2 90,3 14,6 16,9 -2,3 52,4 428,1 405,8 22,3 792,5 nov.
-2,4 87,4 23,9 10,7 13,2 65,6 410,6 440,5 -29,9 761,6 dec.
1,8 87,4 . . . . . . . . 2003 jan.
2,5 89,7 . . . . . . . . febr.

Door niet-ingezetenen van het eurogebied, in euro1) Totaal in euro1)


valuta’s
Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande
uitgiften bedragen uitgiften bedragen uitgiften bedragen

11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0,5 639,7 20,0 13,9 6,2 895,0 150,7 111,4 39,3 7.382,0 2002 febr.
10,4 649,7 25,5 12,0 13,5 908,5 168,4 102,2 66,2 7.447,6 maart
6,0 645,3 23,0 7,6 15,4 924,1 137,9 82,0 55,9 7.504,3 april
10,9 641,6 26,3 8,2 18,0 942,3 153,1 84,1 69,1 7.574,7 mei
2,0 624,3 29,3 10,9 18,5 960,7 152,6 98,1 54,6 7.625,6 juni
7,5 639,6 11,6 8,2 3,4 964,1 125,9 112,1 13,9 7.643,1 juli
0,1 637,7 7,0 8,1 -1,1 963,0 66,2 62,8 3,4 7.646,1 aug.
7,1 645,1 24,3 11,4 12,9 976,0 145,7 86,0 59,7 7.705,1 sept.
6,7 650,8 13,2 13,1 0,1 976,1 118,9 94,6 24,3 7.729,9 okt.
7,5 655,7 13,7 11,9 1,8 977,9 132,4 101,6 30,8 7.760,6 nov.
-1,7 635,9 18,3 10,9 7,4 985,3 146,1 170,6 -24,5 7.735,0 dec.
13,7 638,8 . . . . . . . . 2003 jan.
10,4 652,8 . . . . . . . . febr.

Door niet-ingezetenen van het eurogebied, in euro1) Totaal in euro1)


valuta’s
Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande Uitgiften Aflossingen Netto Uitstaande
uitgiften bedragen uitgiften bedragen uitgiften bedragen

11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
-0,7 725,7 33,5 25,6 7,8 938,3 551,5 510,9 40,6 8.073,2 2002 febr.
11,3 736,8 49,8 19,9 30,0 968,2 593,4 493,6 99,8 8.173,6 maart
9,5 735,5 32,7 35,7 -3,0 965,4 524,9 494,5 30,4 8.204,6 april
13,5 734,4 39,9 21,6 18,3 983,9 545,0 456,1 88,9 8.293,8 mei
-0,3 713,7 50,2 18,9 31,3 1.015,1 490,5 425,2 65,3 8.356,8 juni
10,2 727,2 26,4 33,0 -6,7 1.008,5 523,1 508,2 14,8 8.372,5 juli
-2,9 720,2 19,1 19,7 -0,6 1.007,9 444,5 431,2 13,3 8.384,1 aug.
10,4 731,0 56,0 19,1 37,0 1.044,9 569,5 474,7 94,8 8.480,8 sept.
10,1 741,5 30,3 44,5 -14,2 1.030,8 577,9 559,2 18,6 8.499,9 okt.
5,4 746,0 28,3 28,8 -0,5 1.030,3 560,5 507,4 53,1 8.553,1 nov.
-4,1 723,3 42,2 21,6 20,6 1.051,0 556,7 611,1 -54,4 8.496,6 dec.
15,5 726,2 . . . . . . . . 2003 jan.
12,9 742,5 . . . . . . . . febr.

ECB Maandbericht • mei 2003 39*


Tabel 3.6
In euro luidende effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en sector 1)
(EUR miljard; ultimocijfers; nominale bedragen)
Uitstaande bedragen
1. Kortlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 647,9 255,6 3,9 98,2 286,7 3,5 43,3 19,9 19,2 3,6
maart 666,3 262,5 4,3 97,1 299,0 3,3 59,7 26,4 26,4 6,4
april 659,1 260,2 4,5 92,6 298,8 3,0 41,3 18,2 18,6 3,8
mei 677,5 266,7 3,7 89,9 314,3 3,0 41,5 18,3 19,2 3,5
juni 676,8 265,4 3,8 82,0 322,5 3,0 54,4 21,3 28,0 4,4
juli 685,0 269,7 4,1 86,2 321,7 3,4 44,4 18,3 22,8 2,8
aug. 693,1 269,9 4,3 86,7 328,8 3,3 44,9 18,1 23,9 2,6
sept. 706,7 276,6 4,1 87,7 335,7 2,6 68,9 26,8 37,3 4,0
okt. 715,4 284,0 4,2 88,5 335,6 3,0 54,7 20,9 28,1 3,5
nov. 740,1 304,7 4,7 89,9 337,8 3,1 52,4 18,2 28,1 3,7
dec. 696,0 281,5 4,3 85,2 321,8 3,2 65,6 20,5 37,9 4,6
2003 jan. 750,4 312,7 4,5 92,6 337,9 2,6 . . . .
febr. 773,3 317,1 5,9 95,8 351,2 3,2 . . . .

2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 6.487,0 2.346,2 374,6 357,6 3.275,6 133,0 895,0 229,8 339,5 106,5
maart 6.539,0 2.368,6 380,7 357,9 3.294,3 137,6 908,5 232,2 350,3 108,2
april 6.580,1 2.377,4 390,8 363,4 3.306,3 142,2 924,1 234,9 360,8 108,7
mei 6.632,4 2.391,5 402,0 368,7 3.322,4 147,7 942,3 238,5 367,6 111,5
juni 6.664,9 2.401,8 406,5 372,2 3.334,1 150,2 960,7 245,9 381,2 111,0
juli 6.679,0 2.400,7 413,3 374,6 3.331,1 159,2 964,1 245,9 385,5 110,7
aug. 6.683,1 2.399,8 413,6 372,7 3.337,0 160,1 963,0 245,3 385,3 110,8
sept. 6.729,2 2.421,4 421,8 375,5 3.348,7 161,8 976,0 246,1 394,5 109,3
okt. 6.753,7 2.417,7 428,2 374,6 3.367,8 165,5 976,1 246,9 396,1 109,0
nov. 6.782,7 2.418,3 441,2 374,9 3.381,2 167,0 977,9 249,2 398,5 108,7
dec. 6.749,6 2.404,3 471,6 376,8 3.328,2 168,7 985,3 251,8 403,2 109,8
2003 jan. 6.777,5 2.399,4 470,7 383,4 3.351,3 172,7 . . . .
febr. 6.825,2 2.410,7 483,1 387,5 3.365,8 178,1 . . . .

3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 7.134,9 2.601,8 378,5 455,8 3.562,2 136,5 938,3 249,7 358,7 110,1
maart 7.205,3 2.631,1 384,9 455,1 3.593,3 140,9 968,2 258,6 376,6 114,6
april 7.239,2 2.637,6 395,3 456,0 3.605,1 145,2 965,4 253,2 379,5 112,5
mei 7.309,9 2.658,2 405,7 458,6 3.636,7 150,7 983,9 256,8 386,7 115,0
juni 7.341,7 2.667,2 410,4 454,2 3.656,7 153,2 1.015,1 267,2 409,2 115,4
juli 7.364,1 2.670,4 417,5 460,8 3.652,8 162,6 1.008,5 264,2 408,3 113,5
aug. 7.376,2 2.669,7 417,9 459,4 3.665,8 163,4 1.007,9 263,4 409,1 113,4
sept. 7.435,9 2.697,9 425,9 463,2 3.684,4 164,4 1.044,9 272,9 431,8 113,3
okt. 7.469,1 2.701,7 432,4 463,1 3.703,4 168,4 1.030,8 267,8 424,2 112,5
nov. 7.522,8 2.723,0 446,0 464,8 3.718,9 170,1 1.030,3 267,4 426,6 112,4
dec. 7.445,6 2.685,8 475,8 462,0 3.650,1 171,9 1.051,0 272,3 441,1 114,4
2003 jan. 7.527,9 2.712,1 475,2 476,0 3.689,3 175,3 . . . .
febr. 7.598,5 2.727,8 489,0 483,3 3.717,0 181,4 . . . .

Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.

40* ECB Maandbericht • mei 2003


van het eurogebied Totaal
Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0,1 0,1 0,4 691,2 275,5 23,1 101,8 286,8 3,6 0,4 2002 febr.
0,1 0,1 0,4 726,0 288,9 30,7 103,5 299,2 3,4 0,4 maart
0,1 0,1 0,5 700,3 278,4 23,1 96,4 298,9 3,1 0,5 april
0,1 0,1 0,4 719,1 285,0 22,9 93,4 314,4 3,1 0,4 mei
0,2 0,1 0,5 731,2 286,7 31,8 86,4 322,7 3,1 0,5 juni
0,2 0,0 0,2 729,4 288,0 26,9 89,0 321,9 3,4 0,2 juli
0,1 0,0 0,1 738,0 288,0 28,2 89,3 329,0 3,4 0,1 aug.
0,2 0,0 0,6 775,7 303,3 41,4 91,8 335,9 2,7 0,6 sept.
0,1 0,2 1,8 770,1 304,9 32,4 92,1 335,7 3,2 1,8 okt.
0,1 0,2 2,0 792,5 322,9 32,9 93,6 337,8 3,3 2,0 nov.
0,0 0,2 2,4 761,6 302,0 42,2 89,8 321,9 3,4 2,4 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

van het eurogebied Totaal


Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
92,0 14,6 112,5 7.382,0 2.576,0 714,1 464,1 3.367,6 147,6 112,5 2002 febr.
92,2 14,6 111,1 7.447,6 2.600,8 730,9 466,2 3.386,4 152,1 111,1 maart
94,1 14,6 111,0 7.504,3 2.612,3 751,6 472,2 3.400,4 156,8 111,0 april
95,1 14,6 115,1 7.574,7 2.630,0 769,6 480,3 3.417,5 162,3 115,1 mei
93,2 14,6 114,7 7.625,6 2.647,7 787,8 483,2 3.427,3 164,8 114,7 juni
93,1 14,6 114,3 7.643,1 2.646,7 798,9 485,3 3.424,2 173,8 114,3 juli
93,4 14,6 113,6 7.646,1 2.645,1 798,9 483,5 3.430,4 174,7 113,6 aug.
94,1 14,7 117,3 7.705,1 2.667,5 816,4 484,8 3.442,8 176,5 117,3 sept.
93,6 14,6 115,9 7.729,9 2.664,6 824,3 483,6 3.461,4 180,1 115,9 okt.
93,1 14,6 113,8 7.760,6 2.667,5 839,7 483,6 3.474,3 181,6 113,8 nov.
92,7 14,3 113,6 7.735,0 2.656,2 874,7 486,6 3.420,9 183,0 113,6 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

van het eurogebied Totaal


Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
92,2 14,7 112,9 8.073,2 2.851,5 737,2 565,9 3.654,4 151,2 112,9 2002 febr.
92,3 14,6 111,5 8.173,6 2.889,7 761,6 569,7 3.685,6 155,5 111,5 maart
94,2 14,6 111,5 8.204,6 2.890,7 774,7 568,5 3.699,3 159,8 111,5 april
95,2 14,6 115,5 8.293,8 2.915,0 792,4 573,6 3.731,9 165,4 115,5 mei
93,4 14,7 115,2 8.356,8 2.934,4 819,6 569,7 3.750,0 167,9 115,2 juni
93,3 14,7 114,5 8.372,5 2.934,7 825,7 574,3 3.746,1 177,2 114,5 juli
93,5 14,7 113,7 8.384,1 2.933,1 827,0 572,8 3.759,4 178,1 113,7 aug.
94,3 14,7 117,9 8.480,8 2.970,8 857,8 576,5 3.778,7 179,1 117,9 sept.
93,7 14,8 117,7 8.499,9 2.969,5 856,6 575,7 3.797,2 183,2 117,7 okt.
93,2 14,8 115,9 8.553,1 2.990,4 872,6 577,2 3.812,1 184,9 115,9 nov.
92,7 14,5 116,0 8.496,6 2.958,1 916,9 576,4 3.742,8 186,3 116,0 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

ECB Maandbericht • mei 2003 41*


Tabel 3.6 (vervolg)
In euro luidende effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en sector 1)
(EUR miljard; transacties gedurende de maand; nominale bedragen)
Bruto uitgiften
1. Kortlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 387,3 269,0 2,6 66,0 47,9 1,9 13,4 5,0 6,6 1,5
maart 400,6 287,4 2,2 60,2 49,0 1,8 24,3 10,7 10,1 3,3
april 377,3 255,9 2,5 63,3 53,8 1,8 9,7 4,4 4,1 0,9
mei 378,2 255,0 2,1 62,5 57,0 1,6 13,7 5,2 7,1 1,2
juni 317,0 208,1 2,5 51,7 52,5 2,2 20,9 6,3 12,6 1,8
juli 382,4 260,2 1,8 65,6 52,6 2,2 14,7 5,9 8,2 0,6
aug. 366,2 257,8 1,8 50,9 53,9 1,8 12,1 4,5 6,8 0,6
sept. 392,1 278,4 1,9 56,8 53,0 2,0 31,7 11,1 18,0 2,0
okt. 441,8 319,5 2,2 64,7 53,1 2,3 17,1 5,0 9,0 1,3
nov. 413,5 302,9 2,4 58,2 47,7 2,3 14,6 4,7 8,4 1,2
dec. 386,7 291,3 2,2 46,4 44,3 2,6 23,9 6,3 15,7 1,3
2003 jan. 518,6 375,7 2,1 66,0 72,9 1,9 . . . .
febr. 431,2 306,6 2,2 56,6 63,6 2,1 . . . .

2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 130,7 54,6 9,2 8,3 57,5 1,1 20,0 8,2 8,8 1,3
maart 143,0 56,9 9,1 2,9 68,8 5,3 25,5 8,6 12,4 3,3
april 114,9 44,1 12,6 8,2 45,2 4,9 23,0 5,1 12,8 1,1
mei 126,9 41,5 16,0 7,4 55,3 6,6 26,3 5,7 10,1 3,2
juni 123,3 48,2 13,5 7,4 51,3 2,9 29,3 9,9 17,7 0,7
juli 114,3 37,9 12,7 6,2 48,2 9,4 11,6 2,9 6,9 0,4
aug. 59,2 28,2 2,4 2,1 25,2 1,3 7,0 3,1 2,7 0,3
sept. 121,4 52,5 11,5 4,4 50,4 2,6 24,3 5,2 12,6 0,2
okt. 105,7 39,3 9,1 0,9 52,1 4,4 13,2 4,6 6,8 0,3
nov. 118,7 48,5 15,7 3,0 48,0 3,6 13,7 5,6 6,6 0,8
dec. 127,7 45,6 36,1 7,9 34,4 3,7 18,3 6,1 8,8 2,2
2003 jan. 151,5 57,9 2,6 8,9 75,8 6,3 . . . .
febr. 148,4 54,5 15,9 8,4 63,2 6,3 . . . .

3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 518,0 323,6 11,8 74,3 105,4 3,0 33,5 13,2 15,4 2,9
maart 543,6 344,3 11,3 63,1 117,8 7,1 49,8 19,3 22,5 6,6
april 492,2 300,0 15,1 71,5 99,0 6,7 32,7 9,5 16,9 2,0
mei 505,1 296,5 18,1 69,9 112,3 8,2 39,9 10,9 17,2 4,4
juni 440,3 256,3 16,0 59,1 103,8 5,2 50,2 16,3 30,3 2,5
juli 496,7 298,1 14,5 71,8 100,8 11,6 26,4 8,8 15,1 1,0
aug. 425,4 285,9 4,2 53,1 79,1 3,2 19,1 7,7 9,6 0,9
sept. 513,4 330,9 13,4 61,1 103,5 4,6 56,0 16,3 30,7 2,1
okt. 547,5 358,8 11,3 65,6 105,2 6,7 30,3 9,7 15,8 1,6
nov. 532,2 351,4 18,1 61,2 95,7 5,8 28,3 10,4 15,1 2,0
dec. 514,5 336,9 38,3 54,3 78,7 6,4 42,2 12,4 24,5 3,5
2003 jan. 670,0 433,5 4,7 74,9 148,7 8,2 . . . .
febr. 579,6 361,1 18,2 65,0 126,9 8,4 . . . .

Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.

42* ECB Maandbericht • mei 2003


van het eurogebied Totaal
Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0,0 0,0 0,2 400,8 274,1 9,2 67,5 47,9 1,9 0,2 2002 febr.
0,0 0,0 0,1 424,9 298,0 12,4 63,6 49,0 1,8 0,1 maart
0,1 0,0 0,2 387,0 260,3 6,6 64,2 53,9 1,8 0,2 april
0,0 0,0 0,1 391,9 260,2 9,2 63,8 57,0 1,6 0,1 mei
0,0 0,0 0,1 337,9 214,4 15,1 53,5 52,5 2,2 0,1 juni
0,0 0,0 0,0 397,1 266,1 10,0 66,2 52,7 2,2 0,0 juli
0,0 0,0 0,1 378,3 262,3 8,6 51,5 53,9 1,8 0,1 aug.
0,1 0,0 0,5 423,8 289,5 19,9 58,7 53,1 2,0 0,5 sept.
0,0 0,1 1,6 458,9 324,5 11,2 66,0 53,1 2,5 1,6 okt.
0,0 0,0 0,2 428,1 307,6 10,8 59,4 47,7 2,3 0,2 nov.
0,0 0,0 0,5 410,6 297,6 17,9 47,7 44,3 2,7 0,5 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

van het eurogebied Totaal


Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1,5 0,0 0,3 150,7 62,7 18,0 9,6 59,0 1,1 0,3 2002 febr.
0,8 0,2 0,3 168,4 65,5 21,5 6,1 69,5 5,5 0,3 maart
3,3 0,0 0,7 137,9 49,1 25,3 9,3 48,5 4,9 0,7 april
2,0 0,0 5,3 153,1 47,2 26,1 10,6 57,2 6,6 5,3 mei
0,1 0,1 0,7 152,6 58,2 31,3 8,1 51,4 3,0 0,7 juni
0,9 0,1 0,3 125,9 40,8 19,6 6,6 49,1 9,5 0,3 juli
0,3 0,1 0,5 66,2 31,3 5,1 2,4 25,5 1,4 0,5 aug.
0,7 0,2 5,5 145,7 57,6 24,1 4,5 51,1 2,7 5,5 sept.
0,2 0,0 1,3 118,9 43,9 15,9 1,2 52,2 4,4 1,3 okt.
0,0 0,0 0,5 132,4 54,1 22,3 3,8 48,0 3,6 0,5 nov.
0,4 0,0 0,8 146,1 51,7 44,9 10,1 34,8 3,7 0,8 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

van het eurogebied Totaal


Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1,5 0,0 0,5 551,5 336,8 27,2 77,1 106,9 3,0 0,5 2002 febr.
0,8 0,2 0,4 593,4 363,6 33,9 69,7 118,6 7,3 0,4 maart
3,3 0,0 0,9 524,9 309,5 31,9 73,5 102,3 6,7 0,9 april
2,0 0,0 5,5 545,0 307,4 35,3 74,3 114,3 8,2 5,5 mei
0,2 0,1 0,9 490,5 272,6 46,3 61,6 103,9 5,3 0,9 juni
1,0 0,1 0,4 523,1 306,8 29,6 72,8 101,8 11,7 0,4 juli
0,3 0,1 0,6 444,5 293,6 13,7 54,0 79,4 3,3 0,6 aug.
0,8 0,2 6,0 569,5 347,1 44,0 63,3 104,3 4,8 6,0 sept.
0,2 0,2 2,9 577,9 368,4 27,1 67,2 105,3 6,9 2,9 okt.
0,0 0,0 0,7 560,5 361,8 33,2 63,2 95,7 5,9 0,7 nov.
0,4 0,0 1,3 556,7 349,3 62,7 57,8 79,1 6,4 1,3 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

ECB Maandbericht • mei 2003 43*


Tabel 3.6 (vervolg)
In euro luidende effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en sector 1)
(EUR miljard; transacties gedurende de maand; nominale bedragen)
Netto uitgiften
1. Kortlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. -0,4 -6,2 0,2 -2,2 7,8 0,0 1,7 1,1 -0,1 0,5
maart 17,1 5,7 0,4 -1,1 12,4 -0,2 16,4 6,5 7,1 2,8
april -7,1 -2,2 0,2 -4,5 -0,3 -0,3 -18,4 -8,1 -7,7 -2,6
mei 19,5 7,6 -0,8 -2,7 15,5 0,0 0,3 0,1 0,5 -0,3
juni -2,1 -2,5 0,1 -8,1 8,3 0,0 12,9 3,0 8,8 1,0
juli 11,0 7,2 0,3 4,1 -0,8 0,3 -10,1 -3,0 -5,2 -1,6
aug. 9,4 1,5 0,2 0,5 7,2 0,0 0,6 -0,2 1,1 -0,2
sept. 11,0 4,1 -0,3 1,1 6,9 -0,7 24,0 8,6 13,5 1,4
okt. 8,5 7,5 0,2 0,8 -0,3 0,3 -14,2 -5,8 -9,2 -0,5
nov. 24,6 20,5 0,5 1,4 2,2 0,1 -2,3 -2,7 0,0 0,2
dec. -43,1 -22,2 -0,4 -4,7 -15,9 0,1 13,2 2,3 9,8 0,9
2003 jan. 55,9 32,8 0,3 7,3 16,1 -0,6 . . . .
febr. 22,9 4,4 1,4 3,2 13,2 0,6 . . . .

2. Langlopend
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 33,1 20,0 4,8 3,3 5,4 -0,4 6,2 3,5 3,3 0,9
maart 52,7 23,0 6,0 0,4 18,7 4,6 13,5 2,4 10,8 1,7
april 40,5 8,2 10,1 5,5 12,0 4,6 15,4 2,7 10,5 0,5
mei 51,0 12,9 11,2 5,3 16,1 5,5 18,0 3,6 6,7 2,8
juni 36,1 13,8 4,6 3,5 11,7 2,5 18,5 7,4 13,7 -0,6
juli 10,4 -4,6 6,8 2,4 -3,0 8,9 3,4 0,0 4,3 -0,3
aug. 4,5 -0,7 0,3 -1,9 5,9 0,9 -1,1 -0,6 -0,2 0,1
sept. 46,8 22,5 8,2 2,6 11,7 1,7 12,9 0,8 9,3 -1,5
okt. 24,3 -4,2 6,3 -0,9 19,3 3,7 0,1 0,8 1,5 -0,3
nov. 29,0 0,7 13,0 0,4 13,3 1,5 1,8 2,3 2,4 -0,3
dec. -32,0 -14,1 30,4 2,9 -52,9 1,7 7,4 2,6 4,7 1,1
2003 jan. 27,1 -5,7 -0,9 6,6 23,1 4,0 . . . .
febr. 46,1 9,8 12,4 4,1 14,5 5,4 . . . .

3. Totaal
Door ingezetenen van het eurogebied Door niet-ingezetenen
Totaal MFI’s Niet-mone- Niet-finan- Centrale Overige Totaal Banken Niet- Niet-
(m.i.v. het taire finan- ciële onder- overheid overheid (m.i.v. monetaire financiële
Euro- ciële onder- nemingen centrale financiële onder-
systeem) nemingen banken) onder- nemingen
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2002 febr. 32,8 13,8 5,0 1,1 13,2 -0,4 7,8 4,6 3,2 1,3
maart 69,8 28,7 6,4 -0,7 31,1 4,3 30,0 8,9 17,9 4,5
april 33,4 6,0 10,3 1,0 11,8 4,4 -3,0 -5,4 2,8 -2,1
mei 70,6 20,5 10,4 2,6 31,6 5,5 18,3 3,7 7,2 2,5
juni 34,0 11,4 4,7 -4,6 20,0 2,5 31,3 10,4 22,5 0,4
juli 21,5 2,6 7,1 6,5 -3,9 9,2 -6,7 -3,0 -1,0 -1,9
aug. 13,8 0,9 0,5 -1,4 13,0 0,8 -0,6 -0,8 0,9 -0,1
sept. 57,8 26,6 8,0 3,7 18,6 1,0 37,0 9,4 22,7 -0,1
okt. 32,8 3,3 6,5 -0,1 19,1 4,0 -14,2 -5,1 -7,6 -0,8
nov. 53,6 21,2 13,5 1,7 15,5 1,6 -0,5 -0,4 2,4 -0,1
dec. -75,1 -36,3 30,1 -1,8 -68,9 1,8 20,6 4,9 14,5 2,0
2003 jan. 83,0 27,1 -0,7 13,9 39,2 3,4 . . . .
febr. 69,0 14,1 13,9 7,3 27,7 6,0 . . . .

Bronnen: ECB en BIB (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied).
1) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.

44* ECB Maandbericht • mei 2003


van het eurogebied Totaal
Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0,0 0,0 0,2 1,3 -5,2 0,1 -1,7 7,8 0,0 0,2 2002 febr.
0,0 0,0 0,0 33,5 12,2 7,5 1,7 12,4 -0,2 0,0 maart
-0,1 0,0 0,1 -25,5 -10,3 -7,5 -7,1 -0,3 -0,3 0,1 april
0,0 0,0 -0,1 19,8 7,7 -0,3 -3,0 15,5 0,0 -0,1 mei
0,0 0,0 0,1 10,7 0,5 8,9 -7,1 8,3 0,0 0,1 juni
0,0 0,0 -0,2 1,0 4,2 -4,9 2,5 -0,8 0,3 -0,2 juli
0,0 0,0 -0,1 9,9 1,3 1,3 0,3 7,1 0,0 -0,1 aug.
0,1 0,0 0,5 35,1 12,7 13,2 2,5 6,9 -0,7 0,5 sept.
-0,1 0,1 1,2 -5,7 1,7 -9,0 0,3 -0,3 0,5 1,2 okt.
0,0 0,0 0,2 22,3 17,8 0,5 1,5 2,1 0,1 0,2 nov.
-0,1 0,0 0,3 -29,9 -19,9 9,4 -3,8 -16,0 0,1 0,3 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

van het eurogebied Totaal


Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0,7 -0,3 -1,9 39,3 23,6 8,1 4,2 6,1 -0,7 -1,9 2002 febr.
0,1 0,0 -1,4 66,2 25,4 16,8 2,1 18,8 4,5 -1,4 maart
1,8 0,0 -0,1 55,9 10,9 20,6 6,0 13,9 4,7 -0,1 april
0,9 0,0 4,1 69,1 16,5 17,9 8,1 17,0 5,5 4,1 mei
-1,9 0,0 -0,3 54,6 21,3 18,3 3,0 9,8 2,5 -0,3 juni
-0,1 0,0 -0,5 13,9 -4,6 11,1 2,1 -3,1 8,9 -0,5 juli
0,3 0,0 -0,7 3,4 -1,3 0,0 -1,7 6,2 0,9 -0,7 aug.
0,7 0,0 3,7 59,7 23,4 17,5 1,1 12,4 1,7 3,7 sept.
-0,5 -0,1 -1,4 24,3 -3,4 7,9 -1,2 18,8 3,6 -1,4 okt.
-0,5 0,0 -2,0 30,8 3,0 15,4 0,0 12,9 1,5 -2,0 nov.
-0,4 -0,3 -0,3 -24,5 -11,5 35,1 4,0 -53,4 1,4 -0,3 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

van het eurogebied Totaal


Centrale Overige Inter- Totaal Banken Niet- Niet- Centrale Overige Inter-
overheid overheid nationale (m.i.v monetaire financiële overheid overheid nationale
organisaties centrale financiële onder- organisaties
banken) onder- nemingen
nemingen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0,7 -0,4 -1,7 40,6 18,4 8,2 2,5 14,0 -0,7 -1,7 2002 febr.
0,1 0,0 -1,4 99,8 37,6 24,3 3,7 31,2 4,3 -1,4 maart
1,8 0,0 0,0 30,4 0,6 13,1 -1,1 13,5 4,4 0,0 april
0,9 0,0 4,0 88,9 24,1 17,7 5,0 32,5 5,5 4,0 mei
-1,8 0,0 -0,3 65,3 21,8 27,2 -4,2 18,2 2,6 -0,3 juni
-0,1 0,0 -0,7 14,8 -0,4 6,1 4,6 -3,9 9,2 -0,7 juli
0,3 0,0 -0,8 13,3 0,1 1,3 -1,4 13,3 0,8 -0,8 aug.
0,8 0,0 4,2 94,8 36,0 30,7 3,6 19,3 1,0 4,2 sept.
-0,6 0,1 -0,2 18,6 -1,7 -1,2 -0,9 18,5 4,1 -0,2 okt.
-0,5 0,0 -1,8 53,1 20,8 15,9 1,6 15,0 1,6 -1,8 nov.
-0,5 -0,3 0,1 -54,4 -31,4 44,6 0,2 -69,4 1,5 0,1 dec.
. . . . . . . . . . 2003 jan.
. . . . . . . . . . febr.

ECB Maandbericht • mei 2003 45*


Tabel 3.7
Groei op jaarbasis van door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten m.u.v aandelen 1)
(mutaties in procenten)
1. Kortlopend
In alle valuta’s tezamen
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen

1 2 3 4 5 6 7
2002 febr. 2,1 104,8 -3,2 -21,7 5,7 7,4 55,3
maart 2,3 107,4 -2,5 -16,3 4,1 7,5 48,8
april 0,5 106,9 -3,0 -18,0 1,3 4,4 36,1
mei 3,8 110,0 2,1 -32,8 -8,3 10,5 27,8
juni 4,5 109,4 0,4 -25,1 -15,2 16,7 50,8
juli 5,3 111,4 3,8 -16,4 -14,0 14,6 -3,1
aug. 5,4 112,3 4,8 0,6 -18,0 15,2 -1,3
sept. 7,7 114,4 8,9 0,8 -17,0 16,3 -19,4
okt. 8,9 116,1 10,5 14,9 -18,5 17,9 -0,9
nov. 12,3 119,3 18,6 23,3 -14,6 15,6 -5,3
dec. 12,8 112,8 14,8 30,4 -10,4 19,3 -14,3
2003 jan. 15,3 121,1 17,6 28,9 -7,3 21,1 -16,0
febr. 19,0 124,7 22,0 60,3 -1,8 22,7 -0,2

2. Langlopend
In alle valuta’s tezamen
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen

1 2 3 4 5 6 7
2002 febr. 7,7 101,3 6,7 31,9 23,4 3,7 21,6
maart 7,8 102,2 7,5 30,6 15,8 4,0 23,7
april 7,9 102,9 7,4 32,1 16,3 3,8 25,4
mei 7,9 103,8 8,0 32,7 14,4 3,5 29,6
juni 7,5 104,3 7,7 30,2 12,9 3,1 31,7
juli 7,0 104,6 6,7 27,1 11,7 3,1 36,6
aug. 6,8 104,6 6,5 26,5 8,9 3,3 34,3
sept. 7,3 105,4 7,0 27,3 11,7 3,6 31,2
okt. 7,2 105,8 6,3 26,6 12,2 3,9 30,0
nov. 6,9 106,3 5,7 26,8 7,7 4,3 29,3
dec. 5,9 105,9 5,0 24,6 6,8 2,9 29,7
2003 jan. 5,6 106,5 4,7 22,9 7,1 2,7 30,2
febr. 5,9 107,3 4,4 25,0 7,5 3,0 34,6

3. Totaal
In alle valuta’s tezamen
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen

1 2 3 4 5 6 7
2002 febr. 7,2 101,6 5,5 31,1 19,5 3,9 22,3
maart 7,3 102,7 6,3 30,0 13,4 4,2 24,2
april 7,1 103,2 6,2 31,4 13,3 3,9 25,7
mei 7,5 104,3 7,3 31,8 9,6 4,0 29,6
juni 7,2 104,8 6,8 29,5 7,1 4,2 32,0
juli 6,9 105,2 6,4 26,6 6,3 4,0 35,4
aug. 6,7 105,3 6,3 26,3 3,1 4,3 33,2
sept. 7,3 106,2 7,2 27,0 5,5 4,6 29,7
okt. 7,4 106,8 6,7 26,5 5,4 5,0 29,2
nov. 7,5 107,5 7,1 26,8 3,0 5,2 28,4
dec. 6,5 106,5 6,0 24,7 3,5 4,1 28,3
2003 jan. 6,5 107,8 6,1 22,9 4,3 4,1 29,0
febr. 7,1 108,8 6,3 25,3 5,7 4,6 33,7

Bron: ECB.
1) Voor de berekening van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
2) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.

46* ECB Maandbericht • mei 2003


In euro
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen

8 9 10 11 12 13 14
2,4 105,7 -4,1 -21,7 4,5 8,0 58,5 2002 febr.
2,7 108,5 -2,9 -16,3 2,4 8,1 52,5 maart
-0,2 107,3 -5,3 -18,0 -0,2 4,7 38,6 april
3,2 110,5 0,9 -32,8 -10,1 10,6 26,0 mei
4,1 110,1 -0,9 -27,1 -16,6 16,5 51,6 juni
5,0 111,9 3,5 -18,5 -15,6 14,5 -7,0 juli
5,6 113,5 6,0 -1,8 -19,4 15,0 -7,0 aug.
7,7 115,3 9,0 -1,8 -18,1 16,7 -28,9 sept.
7,5 116,7 8,0 12,1 -20,3 18,1 -11,8 okt.
12,3 120,7 20,3 20,6 -15,9 15,9 -14,0 nov.
13,6 113,6 16,6 27,3 -11,4 20,3 -23,4 dec.
16,1 122,8 20,5 26,0 -8,2 21,1 -27,0 2003 jan.
19,7 126,5 25,2 57,4 -2,9 22,4 -9,0 febr.

In euro
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen

8 9 10 11 12 13 14
7,3 101,3 5,0 45,5 23,2 3,7 22,5 2002 febr.
7,4 102,1 5,6 43,5 18,8 3,9 24,7 maart
7,5 102,7 5,6 44,7 19,4 3,8 26,5 april
7,4 103,5 5,8 42,8 17,3 3,6 30,5 mei
7,0 104,1 5,7 39,4 15,8 3,2 32,7 juni
6,4 104,2 4,5 33,6 15,7 3,1 37,9 juli
6,3 104,3 4,4 32,5 12,8 3,3 35,3 aug.
6,7 105,0 5,1 33,3 14,1 3,4 32,1 sept.
6,5 105,4 4,3 31,0 14,7 3,9 29,7 okt.
6,5 105,9 4,2 31,5 9,2 4,3 29,1 nov.
5,4 105,4 3,5 29,2 8,3 2,8 29,2 dec.
5,0 105,8 3,1 27,3 8,5 2,5 29,4 2003 jan.
5,2 106,5 2,6 29,0 8,6 2,8 33,8 febr.

In euro
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële Centrale Overige
Index (m.i.v. financiële ondernemingen overheid overheid
dec. 01 = 100 Eurosysteem) ondernemingen

8 9 10 11 12 13 14
6,8 101,6 4,1 44,2 18,6 4,1 23,2 2002 febr.
6,9 102,6 4,7 42,4 14,9 4,3 25,2 maart
6,7 103,1 4,4 43,4 14,8 3,9 26,7 april
7,0 104,1 5,3 41,3 10,7 4,2 30,4 mei
6,7 104,6 5,0 38,2 8,2 4,2 33,0 juni
6,3 104,9 4,4 32,8 8,3 4,1 36,6 juli
6,2 105,1 4,6 32,0 4,9 4,2 34,0 aug.
6,8 105,9 5,5 32,9 6,3 4,5 30,3 sept.
6,6 106,4 4,7 30,7 5,9 5,0 28,7 okt.
7,0 107,2 5,8 31,4 3,3 5,3 27,9 nov.
6,1 106,1 4,7 29,1 4,0 4,1 27,6 dec.
6,0 107,3 4,9 27,3 4,8 4,0 28,0 2003 jan.
6,5 108,3 4,8 29,2 6,2 4,3 32,7 febr.

ECB Maandbericht • mei 2003 47*


Tabel 3.8
Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
(EUR miljard; ultimostanden; marktwaarde)
Uitstaande bedragen
Totaal MFI’s Niet-monetaire Niet-financiële
financiële ondernemingen
ondernemingen

1 2 3 4

2000 febr. 5.794,6 647,8 600,6 4.546,2


maart 5.841,3 658,2 649,7 4.533,4
april 5.860,1 670,4 654,9 4.534,8
mei 5.751,1 673,4 648,2 4.429,5
juni 5.716,5 692,0 645,7 4.378,8
juli 5.833,7 700,3 696,3 4.437,2
aug. 5.947,3 742,1 700,4 4.504,7
sept. 5.638,6 730,3 687,7 4.220,7
okt. 5.666,3 719,0 664,4 4.282,9
nov. 5.465,3 674,5 673,5 4.117,4
dec. 5.430,4 687,0 675,0 4.068,3
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 jan. 5.667,2 762,2 706,3 4.198,7
febr. 5.247,9 710,1 661,6 3.876,2
maart 5.020,1 686,3 620,4 3.713,5
april 5.364,4 715,3 643,4 4.005,6
mei 5.233,9 697,9 627,0 3.909,0
juni 4.984,1 676,5 635,1 3.672,5
juli 4.959,8 647,0 572,4 3.740,4
aug. 4.650,3 643,2 576,6 3.430,5
sept. 4.052,5 535,7 485,3 3.031,5
okt. 4.277,9 551,5 497,7 3.228,7
nov. 4.522,8 587,5 512,0 3.423,2
dec. 4.652,5 617,3 511,1 3.524,1
2002 jan. 4.574,0 623,8 518,8 3.431,4
febr. 4.545,6 622,4 509,8 3.413,4
maart 4.750,1 665,3 536,7 3.548,2
april 4.569,8 678,0 517,5 3.374,2
mei 4.432,0 666,3 484,9 3.280,9
juni 4.113,3 614,8 463,4 3.035,1
juli 3.709,7 515,6 395,4 2.798,7
aug. 3.519,2 521,7 371,0 2.626,5
sept. 2.977,9 412,6 276,0 2.289,3
okt. 3.250,9 446,9 321,2 2.482,8
nov. 3.434,7 487,3 346,0 2.601,4
dec. 3.127,3 450,7 283,6 2.393,0
2003 jan. 2.993,8 425,8 261,1 2.306,9
febr. 2.900,3 425,5 270,7 2.204,1

Totaal uitstaande bedragen


(EUR miljard; ultimostanden; marktwaarde)
7000

6000

5000

4000

3000

2000

1000

0
I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I
1999 2000 2001 2002
Bron: ECB

48* ECB Maandbericht • mei 2003


ECB Maandbericht • mei 2003 49*
4 HICP en andere prijzen in het eurogebied

Tabel 4.1
Geharmoniseerde consumptieprijsindex
(niet voor seizoen gecorrigeerd, mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Totale index en goederen en diensten
Totaal Goederen Diensten Totaal (seizoenvrij) Goederen Diensten
(seizoenvrij) (seizoenvrij)

Procentuele
mutatie
t.o.v. voor-
Index Index Index Index gaande Index Index
96 = 100 96 = 100 96 = 100 96 = 100 periode 96 = 100 96 = 100
Gewichten in
totaal (%) 1) 100,0 100,0 59,1 59,1 40,9 40,9 100,0 100,0 59,1 40,9

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1999 103,8 1,1 102,7 0,9 106,0 1,5 - - - -


2000 106,0 2,1 105,3 2,5 107,5 1,5 - - - -
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 108,5 2,3 107,7 2,3 110,2 2,5 - - - -
2002 110,9 2,3 109,5 1,7 113,6 3,1 - - - -
2002 II 111,0 2,1 109,9 1,4 113,1 3,1 110,7 0,5 109,4 113,1
III 111,1 2,1 109,2 1,3 114,5 3,3 111,2 0,4 109,6 114,0
IV 111,7 2,3 110,1 1,8 114,5 3,1 111,7 0,5 110,0 114,8
2003 I 112,5 2,3 110,8 2,0 115,3 2,7 112,6 0,8 111,1 115,5
2002 mei 111,1 2,0 110,0 1,3 113,2 3,3 110,8 0,2 109,4 113,3
juni 111,1 1,9 109,7 1,0 113,5 3,2 110,8 0,0 109,3 113,5
juli 111,0 2,0 108,9 1,2 114,5 3,2 110,9 0,1 109,4 113,8
aug. 111,0 2,1 108,9 1,4 114,6 3,3 111,2 0,2 109,6 114,1
sept. 111,3 2,1 109,7 1,4 114,2 3,2 111,4 0,3 109,9 114,3
okt. 111,6 2,3 110,1 1,8 114,2 3,1 111,7 0,2 110,1 114,6
nov. 111,5 2,3 110,0 1,8 114,2 3,1 111,7 0,0 109,9 114,8
dec. 112,0 2,3 110,2 1,9 115,2 3,0 111,9 0,2 110,1 115,1
2003 jan. 111,9 2,1 110,2 1,6 115,0 2,8 112,3 0,4 110,7 115,3
febr. 112,4 2,4 110,7 2,1 115,4 2,7 112,6 0,3 111,1 115,4
maart 113,1 2,4 111,7 2,2 115,6 2,6 113,0 0,3 111,5 115,7
april2) . 2,1 . . . . . . . .

2. Uitsplitsing goederen en diensten


Goederensdfsdfsdfsdfs Diensten
Voedingsmiddelen 3) Industriële goederen Huisves- Transport Communi- Recreatie Diversen
ting catie en per-
Totaal Bewerkt 3) Onbewerkt Totaal M.u.v. Energie soonlijke
energie diensten
Gewichten in
totaal (%) 1) 19,3 11,7 7,6 39,8 31,6 8,2 10,4 6,3 2,9 14,9 6,4
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21

1999 0,6 0,9 0,0 1,0 0,7 2,4 1,8 2,1 -4,4 2,0 1,8
2000 1,4 1,2 1,8 3,0 0,5 13,0 1,5 2,5 -7,1 2,4 2,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 4,5 2,9 7,0 1,2 0,9 2,2 1,8 3,6 -4,1 3,6 2,7
2002 3,1 3,1 3,1 1,0 1,5 -0,6 2,4 3,2 -0,3 4,2 3,4
2002 II 2,9 3,2 2,5 0,7 1,6 -2,3 2,4 3,2 -0,2 4,2 3,4
III 2,3 2,9 1,4 0,8 1,3 -0,7 2,4 3,4 0,0 4,3 3,5
IV 2,3 2,7 1,7 1,6 1,2 2,9 2,5 3,0 -0,2 4,0 3,4
2003 I 2,0 3,2 0,2 2,0 0,7 7,0 2,4 3,2 -0,8 3,0 3,7
2002 mei 2,7 3,2 2,1 0,6 1,6 -2,8 2,4 3,3 -0,1 4,5 3,5
juni 2,3 3,1 1,2 0,4 1,5 -3,6 2,4 3,3 -0,1 4,3 3,4
juli 2,2 3,0 1,0 0,7 1,3 -1,6 2,4 3,4 0,0 4,3 3,5
aug. 2,3 3,0 1,4 0,9 1,3 -0,3 2,4 3,6 -0,1 4,4 3,5
sept. 2,4 2,8 1,7 0,9 1,3 -0,2 2,4 3,2 0,1 4,3 3,4
okt. 2,3 2,7 1,7 1,5 1,2 2,6 2,4 3,0 0,1 4,3 3,3
nov. 2,4 2,6 2,0 1,5 1,3 2,4 2,5 3,2 -0,4 4,0 3,4
dec. 2,2 2,7 1,3 1,7 1,2 3,8 2,5 2,8 -0,5 3,8 3,5
2003 jan. 1,5 2,9 -0,6 1,7 0,6 6,0 2,5 3,3 -0,7 3,2 3,6
febr. 2,1 3,3 0,3 2,2 0,7 7,7 2,4 3,3 -0,9 3,0 3,7
maart 2,3 3,3 0,8 2,2 0,8 7,4 2,4 3,0 -0,7 2,8 3,7
april . . . . . . . . . . .
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
1) Heeft betrekking op de indexperiode 2003.
2) Raming op basis van door Duitsland en Italië (en waar beschikbaar door andere lidstaten) gepubliceerde voorlopige cijfers, alsmede voorlopige
cijfers met betrekking tot de energieprijzen.
3) Met inbegrip van alcoholische dranken en tabak.

50* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 4.2
Andere prijsindicatoren
1. Industriële en grondstoffenprijzen
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

Industriële producentenprijzen Wereldmarktprijzen Olie-


grondstoffen 1) prijzen2)
3 Bouw- Verwer-
Industrie m.u.v. bouwnijverheid (EUR
nijver- kende Totaal
Totaal Totaal m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector Energie per vat)
heid 4) industrie m.u.v.
Index Totaal Half- Investe- Consumptiegoederen energie
95=100 fabrikaten rings- Totaal Duur Niet-
goederen zaam duurzaam

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

1997 101,4 1,1 0,6 0,2 0,3 1,1 0,6 1,2 3,2 1,3 0,8 10,7 14,6 17,0
1998 100,6 -0,8 0,2 -0,4 0,6 0,5 0,7 0,5 -5,2 0,3 -0,6 -21,0 -12,5 12,0
1999 100,2 -0,4 -0,6 -1,5 0,2 -0,1 0,7 -0,2 0,5 1,2 0,2 15,8 -5,9 17,1
2000 105,7 5,5 2,6 5,0 0,6 1,5 1,4 1,6 19,0 2,4 5,2 50,8 16,7 31,0
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 108,2 2,2 1,9 1,2 1,1 3,0 1,8 3,1 2,7 2,1 1,2 -8,8 -7,6 27,8
2002 108,1 0,0 0,7 -0,2 1,0 1,3 1,6 1,3 -2,2 2,4 0,3 -3,2 -1,7 26,5
2002 I 107,5 -0,7 0,4 -1,5 1,2 1,7 1,9 1,6 -4,4 2,5 -0,5 -10,5 -3,6 24,6
II 108,1 -0,7 0,4 -0,7 1,1 1,0 1,7 0,9 -4,5 2,3 -0,3 -8,7 -5,5 27,8
III 108,3 0,0 0,8 0,3 0,9 1,1 1,4 1,1 -2,5 2,3 0,4 -4,2 -1,6 27,2
IV 108,6 1,3 1,1 1,0 0,9 1,4 1,3 1,4 2,9 2,7 1,5 14,0 4,4 26,5
2003 I 110,2 2,4 1,2 1,6 0,4 1,3 0,9 1,3 7,8 . 2,3 9,9 -5,0 28,4
2002 april 108,1 -0,5 0,4 -1,0 1,2 1,2 1,8 1,1 -3,4 - -0,1 -1,2 -1,4 29,3
mei 108,1 -0,7 0,3 -0,8 1,2 1,0 1,6 0,9 -4,6 - -0,4 -9,5 -6,8 28,1
juni 108,0 -0,8 0,4 -0,4 1,0 0,9 1,6 0,8 -5,4 - -0,5 -14,9 -8,4 25,8
juli 108,1 -0,2 0,7 0,1 0,9 1,1 1,3 1,0 -3,3 - 0,1 -10,2 -7,6 25,9
aug. 108,2 0,0 0,8 0,3 0,9 1,1 1,5 1,0 -2,4 - 0,4 -4,3 -1,3 27,0
sept. 108,5 0,2 0,9 0,5 0,9 1,3 1,5 1,3 -1,8 - 0,6 2,4 4,7 28,9
okt. 108,8 1,1 1,0 0,8 0,9 1,4 1,3 1,4 2,1 - 1,3 14,3 7,8 27,9
nov. 108,4 1,2 1,1 1,1 0,9 1,3 1,3 1,3 2,3 - 1,4 10,5 3,4 24,2
dec. 108,7 1,6 1,2 1,1 0,9 1,4 1,3 1,5 4,2 - 1,9 17,2 2,1 27,1
2003 jan. 109,8 2,3 1,1 1,4 0,6 1,3 1,0 1,3 6,9 - 2,1 16,9 -2,3 28,3
febr. 110,2 2,7 1,2 1,7 0,4 1,4 0,9 1,4 8,8 - 2,6 16,6 -4,5 29,8
maart 110,5 2,4 1,2 1,7 0,4 1,2 0,7 1,3 7,6 - 2,3 -2,0 -8,1 27,2
april . . . . . . . . . - . -15,4 -7,5 22,9

2. Deflatoren bruto binnenlands product 5)


(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
Totaal Binnenlandse Uitvoer 6) Invoer 6)
vraag Particuliere Overheids- Bruto
Index consumptie consumptie investeringen in
95=100 vaste activa
15 16 17 18 19 20 21 22
1997 103,6 1,5 1,7 2,0 1,3 0,9 1,8 2,6
1998 105,3 1,7 1,3 1,4 1,2 0,9 -0,1 -1,5
1999 106,4 1,1 1,2 1,1 1,9 0,8 -0,5 -0,3
2000 107,8 1,3 2,5 2,2 2,7 2,5 4,6 8,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 110,8 2,4 2,2 2,4 2,4 2,0 1,5 0,8
2002 113,5 2,4 2,2 2,3 1,8 2,0 -0,7 -1,6
2001 II 110,7 2,5 2,6 2,8 2,7 2,1 2,5 2,6
III 111,0 2,3 2,1 2,4 2,2 2,1 0,7 0,0
IV 112,1 2,9 1,8 2,1 2,3 1,8 -0,4 -3,1
2002 I 112,7 2,6 2,3 2,5 2,0 2,1 -0,7 -1,8
II 113,2 2,3 2,0 2,1 1,7 2,2 -1,0 -2,0
III 113,9 2,6 2,1 2,2 1,9 1,8 -0,4 -2,0
IV 114,4 2,1 2,3 2,3 1,7 1,9 -0,7 -0,4

Bronnen: Eurostat, met uitzondering van de kolommen 12 en 13 (HWWA-Institut für Wirtschaftsforschung, Hamburg), de kolommen 14 (Thomson Finan-
cial Datastream) en 15 tot en met 22 (berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat).
1) Tot en met december 1998 in ecu’s; vanaf januari 1999 in euro.
2) Brent Blend (voor levering op termijn van één maand). Tot en met december 1998, in ecu’s; vanaf januari 1999 in euro.
3) Uitsplitsing overeenkomstig de geharmoniseerde definitie van de industriële hoofdsectoren.
4) Woningen, op basis van niet-geharmoniseerde gegevens.
5) De gegevens tot en met ultimo 1998 zijn op basis van nationale gegevens in de nationale valuta.
6) Deflatoren voor de uitvoer en de invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten tevens de grensoverschrijdende handel binnen het
eurogebied.

ECB Maandbericht • mei 2003 51*


5 Indicatoren van de reële economische
ontwikkelingen in het eurogebied
Tabel 5.1
Nationale rekeningen 1)
Bbp en uitgavencomponenten
1. Lopende prijzen
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998), voor seizoen gecorrigeerd)
Bbp
Totaal Binnenlandse vraag Extern saldo 3)

Totaal Particuliere Overheids- Bruto inves- Voorraad- Totaal Uitvoer 3) Invoer 3)


consumptie consumptie teringen in mutaties 2)
vaste activa
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1998 5.883,6 5.743,8 3.330,9 1.176,4 1.203,6 33,0 139,8 1.949,1 1.809,3
1999 6.150,1 6.048,6 3.507,1 1.230,0 1.291,8 19,7 101,5 2.052,1 1.950,6
2000 6.449,4 6.380,5 3.674,6 1.288,8 1.389,0 28,0 68,9 2.415,9 2.347,0
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 6.827,7 6.716,1 3.919,1 1.367,1 1.437,3 -7,4 111,6 2.551,7 2.440,1
2002 7.049,9 6.877,0 4.033,9 1.428,7 1.427,7 -13,3 173,0 2.564,3 2.391,4
2001 III 1.711,4 1.682,1 984,7 342,9 359,5 -5,0 29,3 633,9 604,6
IV 1.724,0 1.686,0 989,2 347,3 357,7 -8,2 37,9 629,5 591,6
2002 I 1.740,4 1.701,0 995,5 351,9 357,6 -4,0 39,4 625,7 586,3
II 1.755,5 1.713,4 1.002,8 356,2 355,1 -0,7 42,1 637,8 595,7
III 1.771,7 1.722,4 1.012,8 359,0 356,5 -5,9 49,3 650,4 601,1
IV 1.782,3 1.740,1 1.022,7 361,6 358,5 -2,7 42,2 650,4 608,2

2. Constante prijzen
(Ecu miljard tegen prijzen van 1995, voor seizoen gecorrigeerd)
Bbp
Totaal Binnenlandse vraag Extern saldo 3)

Totaal Particuliere Overheids- Bruto inves- Voorraad- Totaal Uitvoer 3) Invoer 3)


consumptie consumptie teringen in mutaties 2)
vaste activa
10 11 12 13 14 15 16 17 18
1998 5.667,3 5.544,8 3.186,3 1.142,2 1.191,0 25,4 122,5 1.938,8 1.816,2
1999 5.826,1 5.738,1 3.299,2 1.164,7 1.260,6 13,7 88,0 2.039,4 1.951,4
2000 6.029,4 5.904,1 3.382,0 1.187,7 1.321,9 12,4 125,3 2.295,4 2.170,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 6.223,2 6.073,9 3.519,8 1.227,6 1.338,9 -12,4 149,3 2.386,8 2.237,5
2002 6.274,7 6.086,7 3.542,6 1.259,9 1.303,8 -19,6 188,0 2.415,6 2.227,6
2001 III 1.557,6 1.517,2 881,6 307,4 333,8 -5,6 40,4 595,0 554,6
IV 1.554,7 1.515,4 882,1 309,5 330,9 -7,1 39,4 589,6 550,3
2002 I 1.561,2 1.516,7 880,7 312,4 328,6 -4,9 44,6 588,6 544,0
II 1.567,0 1.519,4 883,0 314,8 324,5 -2,9 47,6 600,6 553,1
III 1.572,2 1.521,5 887,5 315,9 325,1 -7,0 50,7 613,0 562,4
IV 1.574,3 1.529,1 891,4 316,8 325,6 -4,7 45,2 613,3 568,1
(mutaties in procenten per jaar)
1998 2,9 3,5 3,0 1,4 5,1 - - 7,4 10,0
1999 2,8 3,5 3,5 2,0 5,8 - - 5,2 7,4
2000 3,5 2,9 2,5 2,0 4,9 - - 12,6 11,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1,4 0,9 1,8 2,1 -0,6 - - 2,8 1,4
2002 0,8 0,2 0,6 2,6 -2,6 - - 1,2 -0,4
2001 III 1,3 0,7 1,8 2,4 -1,5 - - 1,3 -0,5
IV 0,5 0,0 1,6 1,8 -2,4 - - -2,7 -4,3
2002 I 0,4 -0,1 0,6 2,4 -2,9 - - -2,9 -4,5
II 0,7 -0,2 0,3 2,9 -3,4 - - 0,8 -1,8
III 0,9 0,3 0,7 2,8 -2,6 - - 3,0 1,4
IV 1,3 0,9 1,1 2,4 -1,6 - - 4,0 3,2

Bron: Eurostat.
1) Zie het eerste deel van de Toelichting voor nadere gegevens met betrekking tot enkele kenmerken van lopende prijzen in ecu’s tot ultimo 1998.
2) Inclusief aankopen minus verkopen van waarden.
3) Uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten tevens de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied. Deze
gegevens stemmen niet geheel overeen met die in de Tabellen 8 en 9.

52* ECB Maandbericht • mei 2003


Toegevoegde waarde naar bedrijfstak
3. Lopende prijzen
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998), voor seizoen gecorrigeerd)
Bruto toegevoegde waarde Intermediaire Belastingen
consumptie van minus subsidies
Totaal Landbouw, Verwerkende Bouwnijverheid Handel, herstel, Financiële Openbaar IGFI 1) op producten
jacht, bosbouw industrie, ener- horeca, trans- dienstverlening, bestuur, onder-
en visserij gie en delf- port en commu- diensten ter wijs, gezond-
stoffenwinning nicatie zake van onroe- heidszorg en
rend goed en overige dienst-
verhuur, en verlening
zakelijke dienst-
verlening

1 2 3 4 5 6 7 8 9

1998 5.471,0 138,7 1.276,8 295,4 1.139,8 1.441,3 1.179,0 202,2 614,8
1999 5.689,1 136,0 1.293,3 310,7 1.191,3 1.527,3 1.230,6 201,6 662,7
2000 5.972,6 136,9 1.347,3 326,5 1.261,1 1.619,9 1.280,9 212,1 688,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 6.343,5 151,7 1.412,0 347,3 1.356,5 1.719,0 1.357,0 232,3 716,4
2002 6.545,2 155,3 1.427,8 358,2 1.392,3 1.789,6 1.421,9 237,7 742,4
2001 III 1.591,1 38,5 353,4 87,2 340,8 430,7 340,5 58,6 178,9
IV 1.603,4 38,8 350,5 88,4 342,9 437,9 344,9 59,1 179,7
2002 I 1.616,0 39,0 352,8 89,4 344,4 440,6 349,7 59,1 183,6
II 1.630,7 38,6 356,9 89,0 346,7 445,9 353,6 58,9 183,7
III 1.643,9 39,0 359,5 89,5 349,1 449,7 357,2 59,2 187,0
IV 1.654,5 38,8 358,6 90,3 352,0 453,4 361,5 60,5 188,3

4. Constante prijzen
(Ecu miljard tegen prijzen van 1995, voor seizoen gecorrigeerd)
Bruto toegevoegde waarde Intermediaire Belastingen
consumptie van minus subsidies
Totaal Landbouw, Verwerkende Bouwnijverheid Handel, herstel, Financiële Openbaar IGFI 1) op producten
jacht, bosbouw industrie, ener- horeca, trans- dienstverlening, bestuur,onder-
en visserij gie en delf- port en commu- diensten ter wijs, gezond-
stoffenwinning nicatie zake van onroe- heidszorg en
rend goed en overige dienst-
verhuur, en verlening
zakelijke dienst-
verlening

10 11 12 13 14 15 16 17 18

1998 5.319,6 142,3 1.256,7 291,9 1.114,3 1.388,4 1.126,1 222,4 570,2
1999 5.462,1 146,0 1.268,3 299,2 1.164,1 1.441,0 1.143,5 231,2 595,3
2000 5.666,9 145,6 1.319,0 306,2 1.220,5 1.507,7 1.167,9 247,6 610,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 5.864,7 151,8 1.348,5 310,9 1.282,3 1.569,0 1.202,3 264,7 623,2
2002 5.928,9 152,5 1.352,6 307,1 1.299,6 1.590,8 1.226,3 271,5 617,3
2001 III 1.468,6 38,2 337,0 77,7 321,0 393,8 301,0 66,3 155,3
IV 1.467,0 38,2 332,8 77,9 321,4 394,4 302,3 67,2 154,9
2002 I 1.473,9 38,2 336,1 77,5 322,6 395,2 304,2 67,0 154,4
II 1.481,2 38,1 338,7 76,7 324,1 397,7 305,9 67,4 153,1
III 1.485,3 38,2 339,5 76,5 325,6 398,5 307,0 68,1 154,9
IV 1.488,4 38,0 338,3 76,3 327,3 399,3 309,2 69,0 154,9
(mutaties in procenten per jaar)
1998 2,9 1,5 3,2 0,4 4,0 3,7 1,5 3,6 2,6
1999 2,7 2,6 0,9 2,5 4,5 3,8 1,5 4,0 4,4
2000 3,8 -0,3 4,0 2,3 4,8 4,6 2,1 7,1 2,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1,7 -1,3 1,1 -0,6 2,6 2,6 1,4 5,4 0,2
2002 1,1 0,5 0,3 -1,2 1,4 1,4 2,0 2,6 -0,9
2001 III 1,6 -1,3 0,8 -0,7 2,3 2,5 1,5 4,7 0,0
IV 0,8 -0,7 -1,4 -0,4 1,4 2,0 1,5 4,8 -0,4
2002 I 0,6 1,2 -1,6 -0,2 1,0 1,6 1,8 2,7 -1,3
II 1,1 1,2 0,5 -1,2 1,1 1,5 2,0 2,2 -2,2
III 1,1 0,0 0,8 -1,5 1,4 1,2 2,0 2,7 -0,2
IV 1,5 -0,4 1,6 -2,0 1,8 1,2 2,3 2,7 0,0

Bron: Eurostat.
1) Het gebruik van indirect gemeten financiële intermediatie (IGFI) wordt beschouwd als intermediaire consumptie en wordt niet aan bedrijfstakken toegerekend.

ECB Maandbericht • mei 2003 53*


Tabel 5.2
Diverse andere reëel-economische indicatoren1)
1. Industriële productie
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
Totaal Industrie m.u.v. bouwnijverheid 2) Bouwnij- Verwer-
Totaal Industrie m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector Energie verheid kende
industrie
Index Totaal Halffabri- Investe- Consumptiegoederen
(seizoen- katen ringsgoe-
vrij) 95 = deren Totaal Duurzaam Niet-duur-
100 zaam
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1999 2,0 111,4 1,9 2,0 1,9 2,5 1,5 1,4 1,6 0,9 3,9 2,0
2000 4,9 117,4 5,4 5,8 5,8 9,0 2,0 6,2 1,2 1,9 2,1 5,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 0,2 118,0 0,4 0,2 -0,7 1,5 0,3 -1,7 0,7 1,0 0,0 0,3
2002 -0,7 117,2 -0,6 -0,7 0,3 -2,2 -0,7 -5,4 0,2 0,7 -0,3 -0,7
2002 I -2,4 116,7 -2,8 -3,3 -2,1 -6,5 -1,4 -7,0 -0,1 1,5 1,8 -3,6
II -1,1 117,1 -0,7 -0,9 0,0 -2,3 -1,1 -6,3 0,0 2,2 -0,4 -0,8
III -0,2 117,6 0,0 -0,2 1,1 -1,3 -1,2 -4,6 -0,5 1,1 0,2 -0,1
IV 0,7 117,6 1,2 1,6 2,4 1,5 0,7 -3,7 1,6 -1,6 -2,3 1,6
2003 I . . . . . . . . . . . .
2002 mei -1,7 117,0 -1,0 -1,3 0,2 -4,1 -0,6 -7,2 0,8 2,4 -2,0 -1,4
juni -1,0 117,5 -0,5 -1,0 -0,6 -1,0 -1,8 -5,4 -1,1 3,8 -1,1 -0,9
juli 0,2 117,7 0,6 0,3 1,5 -0,3 -1,0 -2,3 -0,7 2,2 0,1 0,4
aug. -0,8 117,6 -0,8 -1,0 0,0 -1,5 -1,9 -9,3 -0,7 0,9 0,6 -0,8
sept. -0,2 117,5 0,1 -0,1 1,7 -2,1 -0,8 -3,6 -0,2 0,1 0,0 0,0
okt. 0,3 117,8 1,2 0,9 1,5 0,4 0,4 -3,3 1,2 3,4 -3,5 1,0
nov. 2,1 118,4 2,7 3,5 4,2 4,2 2,0 -1,6 2,7 -1,8 -1,5 3,5
dec. -0,3 116,7 -0,4 0,4 1,4 0,1 -0,5 -6,7 0,8 -5,4 -1,7 0,3
2003 jan. 0,3 118,0 1,3 1,1 2,4 1,3 -1,2 -4,0 -0,6 1,0 2,3 1,1
febr. 0,6 118,5 2,0 1,0 1,1 3,0 -1,0 -4,9 -0,2 8,0 -1,3 1,0
maart . . . . . . . . . . . .

2. Detailhandelsverkopen en registratie nieuwe personenauto’s


(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
Detailhandelsverkopen (seizoenvrij) Registratie nieuwe
Lopende prijzen Constante prijzen personenauto’s
Totaal Totaal Voedings- Niet- Duizenden 3)
Index, Index, en genot- voedings- (seizoenvrij)
95 = 100 95 = 100 middelen middelen Textiel, Huis-
kleding en houdelijke
schoeisel apparaten
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
1999 111,4 3,1 107,3 2,4 2,8 2,3 1,1 2,6 973 5,4
2000 115,9 4,1 109,7 2,3 2,0 2,2 1,7 4,5 953 -2,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 121,0 4,2 111,2 1,4 1,5 1,3 1,1 -0,4 968 -0,8
2002 123,3 1,9 111,4 0,1 0,7 -0,2 -0,9 -2,0 926 -4,3
2002 I 122,5 2,6 111,3 0,4 0,8 -0,3 0,0 -2,1 920 -4,3
II 122,9 1,8 111,0 -0,2 0,3 0,0 -1,4 -2,2 911 -7,7
III 123,8 1,7 111,8 0,5 0,9 0,3 -1,5 -0,9 919 -4,8
IV 123,9 1,5 111,4 -0,1 0,9 -0,7 -0,8 -2,9 953 0,2
2003 I . . . . . . . . 898 -2,6
2002 mei 122,6 1,4 111,3 0,2 0,8 0,1 -3,0 -1,5 908 -7,8
juni 123,0 1,3 110,9 -0,8 -0,6 -0,5 -0,7 -2,8 927 -7,6
juli 123,3 1,6 111,7 0,8 0,8 0,7 0,5 0,1 899 -7,1
aug. 124,1 2,0 112,2 0,5 1,4 0,2 -0,1 -2,1 925 -4,1
sept. 123,8 1,4 111,5 0,1 0,5 0,1 -4,8 -0,6 932 -2,6
okt. 124,7 3,3 112,2 1,7 1,9 1,6 4,8 -1,7 931 -3,3
nov. 123,5 0,8 111,3 -0,9 1,0 -1,6 -5,0 -3,5 945 -1,2
dec. 123,6 0,4 110,6 -1,2 -0,2 -1,9 -1,9 -3,4 983 6,1
2003 jan. 125,9 3,3 113,2 2,4 4,1 1,4 2,5 -0,5 887 -5,3
febr. 125,9 2,6 112,2 0,7 2,4 0,1 -1,7 -0,9 897 -3,5
maart . . . . . . . . 910 0,6
Bronnen: Eurostat, met uitzondering van de kolommen 21 en 22 (berekeningen van de ECB op basis van gegevens van ACEA, European Automobile
Manufacturers’ Association).
1) Gecorrigeerd voor schommelingen in aantal werkdagen.
2) Uitsplitsing overeenkomstig de geharmoniseerde definitie van de industriële hoofdsectoren.
3) De jaar- en kwartaalcijfers zijn gemiddelden van maandtotalen.

54* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 5.3
Conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie onder producenten en consumenten 1)
1. Conjunctuurindicator, enquêtes onder producenten in de verwerkende industrie en consumenten
(procentuele saldi 2), tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
Conjunc- Verwerkende industrie Indicator van consumentenvertrouwen 4)
tuur- Indicator van producentenvertrouwen Bezettings- Totaal 5)
Financiële Economi- Werkloos- Bespa-
indicator 3) Totaal 5) Order- Voorraden Prductie- graad 4) situatie in sche heid in ringen
(index portefeuille eind- verwach- (%) komende situatie in komende in komende
95=100) fabrikaten tingen 12 maanden komende 12 maanden 12 maanden
12 maanden
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
1999 101,2 -7 -16 12 6 82,3 -3 3 -4 11 1
2000 103,7 5 3 5 16 84,4 1 4 1 1 2
2001 100,8 -8 -14 13 1 83,1 -5 2 -10 14 2
2002 99,0 -12 -25 12 3 81,2 -11 -1 -12 26 -3
2002 I 99,1 -14 -26 14 -1 81,1 -10 0 -12 28 0
II 99,4 -11 -25 12 4 81,1 -8 -1 -9 22 -3
III 98,9 -12 -27 11 4 81,3 -10 -1 -11 26 -3
IV 98,6 -10 -23 11 3 81,4 -14 -3 -15 30 -8
2003 I 98,1 -11 -24 10 1 81,1 -19 -5 -23 39 -9
2002 april 99,2 -11 -26 12 4 81,2 -9 -1 -10 23 -3
mei 99,5 -10 -23 11 4 - -8 -1 -8 22 -2
juni 99,4 -11 -25 12 4 - -8 0 -8 22 -3
juli 99,1 -11 -26 11 4 81,0 -10 -1 -10 26 -4
aug. 98,7 -12 -30 10 4 - -11 -1 -12 27 -4
sept. 99,0 -12 -26 12 3 - -9 -1 -10 24 -2
okt. 98,8 -11 -25 10 3 81,5 -12 -2 -12 27 -7
nov. 98,4 -11 -23 12 2 - -14 -4 -15 30 -7
dec. 98,6 -9 -22 10 4 - -16 -4 -19 33 -9
2003 jan. 98,2 -10 -23 10 2 81,3 -18 -5 -21 36 -9
febr. 98,4 -11 -23 11 2 - -19 -5 -23 39 -9
maart 97,8 -12 -25 10 -1 - -21 -6 -26 42 -9
april 97,9 -13 -28 10 -1 80,9 -19 -5 -22 40 -9

2. Enquêtes met betrekking tot de bouwnijverheid, detailhandel en dienstensector


(procentuele saldi 2), voor seizoen gecorrigeerd)

Indicator van vertrouwen bouwnijverheid Indicator van vertrouwen detailhandel Indicator van vertrouwen dienstensector 4)
Totaal 5) Order- Verwach- Totaal 5) Huidig Volume Verwacht Totaal 5) Onder- Vraag Vraag
portefeuille tingen ten onder- voorraden onder- nemings- afgelopen komende
aanzien nemings- nemings- klimaat maanden maanden
van werk- klimaat klimaat
gelegen-
heid
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

1999 -10 -17 -2 -7 -7 17 2 27 25 26 31


2000 -5 -13 3 -2 1 17 9 30 36 23 33
2001 -11 -16 -4 -7 -7 17 2 15 16 8 20
2002 -20 -28 -12 -16 -23 18 -9 1 -4 -6 13
2002 I -16 -23 -9 -16 -22 20 -6 3 3 -14 21
II -18 -24 -10 -18 -24 20 -9 5 1 1 14
III -23 -32 -14 -17 -23 15 -11 -1 -5 -8 11
IV -24 -31 -16 -15 -21 16 -8 -4 -13 -4 4
2003 I -21 -28 -14 -17 -24 17 -10 -5 -16 -11 11
2002 april -18 -24 -11 -17 -25 21 -6 7 3 1 18
mei -17 -24 -9 -18 -24 21 -8 6 3 1 14
juni -18 -25 -11 -18 -23 18 -12 3 -3 1 10
juli -21 -31 -10 -17 -23 17 -11 0 -4 -7 10
aug. -25 -34 -16 -16 -22 14 -12 -2 -4 -12 11
sept. -23 -30 -15 -17 -25 15 -11 0 -6 -5 12
okt. -23 -32 -14 -16 -21 15 -11 -4 -13 -4 5
nov. -25 -32 -18 -14 -17 18 -7 -4 -13 -4 5
dec. -23 -30 -15 -16 -24 16 -7 -5 -13 -4 2
2003 jan. -22 -29 -15 -19 -29 18 -10 -4 -15 -12 14
febr. -21 -28 -13 -13 -17 14 -9 -4 -15 -8 10
maart -21 -28 -14 -18 -25 18 -12 -7 -17 -13 9
april -21 -28 -14 -17 -24 17 -9 -4 -15 -2 5

Bron: Conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie onder producenten en consumenten.


1) De gegevens hebben betrekking op de Euro-12.
2) Het verschil tussen het percentage positieve en het percentage negatieve antwoorden.
3) De conjunctuurindicator is samengesteld uit de vertrouwensindicatoren voor producenten, consumenten, de bouwnijverheid en de detailhandel; aan
de indicator van producentenvertrouwen wordt een gewicht van 40% toegekend, aan de overige drie indicatoren een gewicht van elk 20%.
4) De gegevens worden verzameld in januari, april, juli en oktober. De kwartaalcijfers zijn het gemiddelde van twee opeenvolgende enquêtes. De jaar-
cijfers zijn afgeleid uit kwartaalgemiddelden.
5) De vertrouwensindicatoren worden berekend als enkelvoudig gemiddelde van de aangegeven componenten; de beoordelingen van de voorraden
(kolommen 4 en 17) en de werkloosheid (kolom 10) krijgen bij de berekening van de vertrouwensindicatoren een omgekeerd teken.

ECB Maandbericht • mei 2003 55*


Tabel 5.4
Arbeidsmarktindicatoren 1)
1. Werkgelegenheid
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven, voor seizoen gecorrigeerd)
Gehele economie Naar soort werkgelegenheid Naar bedrijfstak
Miljoenen Weknemers Zelf- Landbouw, Verwerken- Bouw- Handel, Financiële Openbaar
standigen jacht, bos- de industrie, nijverheid herstel, dienstverle- bestuur,
bouw en energie en horeca, ning, dien- onderwijs,
visserij delfstoffen- transport en sten ter zake gezond-
winning communi- van onroe- heidszorg en
catie rend goed en overige
verhuur, en dienst-
zakelijke verlening
dienst-
verlening

Gewicht in
het totaal 2) 100,0 100,0 84,2 15,8 4,7 19,3 7,0 25,2 14,2 29,6

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

1998 122,334 1,8 1,9 0,9 -1,3 1,0 0,1 2,0 5,3 1,6
1999 124,585 1,8 2,3 -0,6 -2,5 -0,2 1,9 2,3 5,6 1,9
2000 127,345 2,2 2,5 0,8 -1,5 0,6 1,7 3,1 5,8 1,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 133,077 1,4 1,6 0,2 -0,6 0,3 0,4 1,6 3,8 1,3
2002 133,654 0,4 0,6 -0,6 -2,0 -1,2 -1,1 0,7 1,9 1,4
2001 IV 133,458 0,8 1,1 -0,4 -1,3 -0,5 -0,4 1,2 2,9 1,1
2002 I 133,599 0,7 0,9 -0,3 -2,0 -1,0 -0,8 1,5 2,2 1,3
II 133,645 0,5 0,7 -0,7 -1,9 -1,2 -1,0 0,9 2,0 1,4
III 133,640 0,3 0,5 -0,8 -1,8 -1,2 -1,4 0,3 1,7 1,5
IV 133,733 0,2 0,3 -0,6 -2,2 -1,4 -1,3 0,2 1,6 1,4

2. Werkloosheid
(voor seizoen gecorrigeerd)
Totaal Naar leeftijd 3) Naar geslacht 4)
Volwassenen Jeugd Mannen Vrouwen
Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage Miljoenen Percentage
beroeps- beroeps- beroeps- beroeps- beroeps-
bevolking bevolking bevolking bevolking bevolking

11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1998 13,270 10,2 10,146 8,9 3,124 20,0 6,445 8,6 6,825 12,5
1999 12,247 9,3 9,431 8,2 2,815 18,0 5,901 7,8 6,345 11,4
2000 11,104 8,4 8,555 7,3 2,549 16,2 5,286 7,0 5,818 10,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 11,026 8,0 8,506 7,0 2,521 15,6 5,295 6,7 5,731 9,7
2002 11,522 8,3 8,942 7,3 2,580 16,1 5,693 7,2 5,829 9,7
2002 I 11,279 8,1 8,734 7,1 2,545 15,8 5,513 7,0 5,766 9,7
II 11,447 8,2 8,871 7,2 2,575 16,0 5,642 7,1 5,805 9,7
III 11,591 8,3 9,004 7,3 2,587 16,1 5,749 7,2 5,841 9,8
IV 11,770 8,4 9,149 7,4 2,621 16,4 5,868 7,4 5,902 9,8
2003 I 12,069 8,6 9,364 7,6 2,705 16,9 6,037 7,6 6,032 10,0
2002 maart 11,330 8,2 8,775 7,1 2,555 15,9 5,552 7,0 5,779 9,7
april 11,360 8,2 8,810 7,2 2,550 15,9 5,576 7,0 5,784 9,7
mei 11,451 8,2 8,882 7,2 2,568 16,0 5,647 7,1 5,804 9,7
juni 11,529 8,3 8,921 7,2 2,608 16,2 5,702 7,2 5,827 9,7
juli 11,561 8,3 8,972 7,3 2,589 16,1 5,726 7,2 5,835 9,8
aug. 11,590 8,3 9,002 7,3 2,588 16,1 5,750 7,2 5,840 9,8
sept. 11,621 8,3 9,036 7,3 2,585 16,1 5,771 7,3 5,850 9,8
okt. 11,680 8,4 9,087 7,4 2,593 16,2 5,811 7,3 5,869 9,8
nov. 11,774 8,4 9,150 7,4 2,623 16,4 5,870 7,4 5,904 9,8
dec. 11,855 8,5 9,209 7,5 2,645 16,5 5,922 7,4 5,932 9,9
2003 jan. 11,967 8,6 9,286 7,5 2,680 16,7 5,981 7,5 5,986 10,0
febr. 12,077 8,6 9,368 7,6 2,709 16,9 6,043 7,6 6,033 10,0
maart 12,163 8,7 9,437 7,6 2,727 17,0 6,086 7,6 6,078 10,1

Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat (kolommen 1 tot en met 10) en Eurostat (kolommen 11 tot en met 20).
1) De werkgelegenheidsgegevens hebben betrekking op personen en zijn gebaseerd op ESR95. De werkloosheidsgegevens hebben betrekking op perso-
nen en zijn berekend volgens de aanbevelingen van de ILO.
2) In 2002.
3) Volwassenen: 25 jaar en ouder; jeugd: onder de 25; de cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor de desbetreffende leef-
tijdsgroep.
4) De cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor het desbetreffende geslacht.

56* ECB Maandbericht • mei 2003


3. Arbeidskosten per eenheid product, loonsom per werknemer en arbeidsproductiviteit
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
Totaal Naar bedrijfstak
Index Landbouw, jacht, Verwerkende Bouwnijver- Handel, herstel horeca, Financiële dienstverle- Openbaar bestuur, onder-
1995=100 bosbouw en visserij industrie, ener- heid transport en communicatie ning, diensten ter zake wijs, gezondheidszorg en
gie en delf- van onroerend goed en overige dienstverlening
stoffenwinning verhuur, en zakelijke
dienstverlening
1 2 3 4 5 6 7 8
Arbeidskosten per eenheid product 1)
2000 104,3 1,3 1,5 -0,3 2,0 0,0 4,1 1,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 107,2 2,7 3,2 1,7 4,1 1,5 4,1 2,8
2002 109,6 2,2 . . . . . .
2001 IV 108,8 3,3 3,0 3,2 3,4 2,6 3,8 3,1
2002 I 109,2 3,4 3,0 6,2 3,7 3,4 3,8 2,8
II 109,3 2,2 0,7 0,2 2,8 2,3 2,4 2,1
III 109,6 1,8 0,7-0,2 2,5 1,5 2,5 1,8
IV 110,2 1,3 . . . . . .
Loonsom per werknemer
2000 110,2 2,5 2,8 3,0 2,6 1,7 3,0 2,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 113,7 2,8 2,5 2,4 3,0 2,5 2,9 3,0
2002 116,6 2,6 . . . . . .
2001 IV 114,9 3,0 3,6 2,3 3,3 2,8 2,9 3,5
2002 I 115,7 3,1 9,7 4,3 2,4 2,9 3,2 3,2
II 116,2 2,4 3,4 2,6 2,4 2,6 1,9 2,7
III 116,9 2,4 1,5 2,3 2,7 2,7 2,0 2,3
IV 117,6 2,4 . . . . . .
Arbeidsproductiviteit2)
2000 105,7 1,2 1,2 3,3 0,6 1,7 -1,1 0,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 106,0 0,1 -0,7 0,8 -1,0 1,0 -1,1 0,1
2002 106,4 0,4 2,5 1,5 -0,1 0,6 -0,5 0,6
2001 IV 105,6 -0,3 0,6 -0,8 -0,1 0,2 -0,9 0,4
2002 I 106,0 -0,3 3,3 -0,6 0,6 -0,5 -0,6 0,4
II 106,3 0,2 3,2 1,7 -0,2 0,3 -0,5 0,6
III 106,7 0,6 1,8 2,0 -0,1 1,1 -0,5 0,5
IV 106,7 1,1 1,8 3,1 -0,8 1,6 -0,4 0,9
4. Indicatoren arbeidskosten per uur
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

Totaal 3) Naar component Naar bedrijfstak


Index (seizoenvrij) Lonen Door werkgevers betaal- Verwerkende indus- Bouwnijverheid Dienstensector
1995=100 de sociale verzekerings- trie, energie en
premies delfstoffenwinning
9 10 11 12 13 14 15
2000 109,9 3,2 3,4 2,3 3,2 3,9 3,0
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 113,7 3,4 3,6 2,7 3,2 4,0 3,2
2002 117,8 3,6 3,7 3,3 3,4 4,1 3,6
2001 IV 115,2 3,4 3,6 2,9 3,0 4,4 3,7
2002 I 116,4 4,0 4,2 3,4 3,8 5,0 4,0
II 117,2 3,4 3,4 3,3 3,0 3,7 3,6
III 118,3 3,5 3,5 3,2 3,3 3,9 3,4
IV 119,4 3,6 3,6 3,4 3,6 3,7 3,3
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat (kolommen 1 tot en met 8 en 15) en Eurostat (kolommen 9 tot en met 14).
1) Loonsom (tegen lopende prijzen) per werknemer verdeeld door toegevoegde waarde (tegen constante prijzen) per werknemer.
2) Toegevoegde waarde (tegen constante prijzen) per werknemer.
3) Arbeidskosten per uur voor de gehele economie met uitzondering van landbouw, openbaar bestuur, onderwijs en gezondheidszorg en overige dien-
sten. Als gevolg van verschillen in dekking stemt de som van de componenten niet overeen met het totaal.

ECB Maandbericht • mei 2003 57*


58* ECB Maandbericht • mei 2003
6 Besparings-, investerings-, beleggings- en
financieringsoverzicht voor het eurogebied
Tabel 6.1
Beleggings- en financieringsoverzicht niet-financiële sectoren 1)
(EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers)

Uitstaande bedragen
1. Belangrijkste financiële activa 2)
Chartaal geld en deposito’s PM: Deposi-
to’s van niet-
Totaal Chartaal Deposito’s van niet-financiële sectoren m.u.v. centrale overheid bij Deposito’s Deposito’s banken bij
geld MFI’s in het eurogebied van centrale bij niet- banken bui-
overheid bij MFI’s 4) ten het euro-
Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s MFI’s in het gebied3)
looptijd termijn eurogebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1998 IV 4.825,9 323,4 4.211,2 1.282,9 1.463,3 1.386,3 78,6 149,8 141,5 215,3
1999 I 4.676,1 318,6 4.075,8 1.239,1 1.464,6 1.306,2 66,0 133,4 148,3 243,9
II 4.702,4 324,8 4.114,2 1.321,8 1.418,3 1.315,7 58,4 125,0 138,4 242,7
III 4.713,7 328,3 4.112,8 1.324,6 1.416,5 1.313,1 58,7 133,3 139,4 238,6
IV 4.859,9 350,8 4.215,1 1.370,9 1.457,7 1.323,5 63,0 142,0 152,0 229,7
2000 I 4.837,9 335,5 4.222,3 1.379,6 1.462,5 1.303,3 76,8 130,2 150,0 260,5
II 4.894,9 342,0 4.256,9 1.409,7 1.485,7 1.282,6 78,9 146,0 150,0 247,1
III 4.915,1 339,8 4.266,5 1.396,9 1.524,0 1.263,7 81,9 159,2 149,6 253,9
IV 5.030,3 348,4 4.361,6 1.464,4 1.542,4 1.269,1 85,6 164,5 155,9 230,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 5.140,9 336,3 4.494,1 1.446,1 1.620,9 1.314,6 112,6 150,3 160,1 259,6
II 5.238,8 333,0 4.579,2 1.526,1 1.616,7 1.321,1 115,3 165,5 161,0 268,8
III 5.226,7 309,6 4.609,0 1.547,9 1.605,2 1.333,7 122,2 147,8 160,2 265,6
IV 5.362,7 239,7 4.816,3 1.690,3 1.613,0 1.396,3 116,7 139,0 167,6 297,7
2002 I 5.363,9 254,3 4.774,3 1.637,4 1.604,8 1.413,0 119,1 157,5 177,8 300,5
II 5.448,7 285,8 4.827,6 1.703,6 1.593,8 1.412,5 117,6 155,0 180,3 277,7
III 5.461,9 306,7 4.827,4 1.699,6 1.585,8 1.423,3 118,8 146,3 181,4 289,0
IV . 341,3 4.963,2 1.790,0 1.592,3 1.467,7 113,1 136,4 . .

Effecten m.u.v. aandelen Aandelen 5) Verzekeringstechnische reserves


Totaal Kortlopend Langlopend Totaal Genoteerd Beleggings- Totaal Netto aandeel Vooruit-
instellingen Aandelen in van huishou- betalingen
geldmarkt- dens in levens- van verzeke-
fondsen verzekerings- ringspremies
technische en reserves
reserves en voor
reserves uitstaande
van pensioen- aanspraken
fondsen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

1998 IV 1.532,7 155,6 1.377,1 3.762,2 2.252,5 1.509,7 168,1 2.630,2 2.353,0 277,2
1999 I 1.583,9 136,7 1.447,3 4.042,1 2.423,7 1.618,4 194,9 2.686,3 2.403,5 282,8
II 1.502,5 126,7 1.375,8 4.164,3 2.447,0 1.717,4 211,4 2.755,8 2.468,9 286,9
III 1.512,7 114,3 1.398,5 4.081,3 2.356,5 1.724,9 210,0 2.797,9 2.507,1 290,8
IV 1.595,6 166,3 1.429,2 4.822,5 3.002,5 1.820,0 204,2 2.943,0 2.648,9 294,1
2000 I 1.590,9 183,1 1.407,8 4.887,4 2.969,2 1.918,2 214,9 3.061,4 2.760,6 300,8
II 1.619,2 189,7 1.429,5 4.800,0 2.908,0 1.892,0 204,6 3.108,1 2.803,5 304,6
III 1.697,2 207,6 1.489,6 4.843,3 2.938,1 1.905,3 204,1 3.163,1 2.854,5 308,6
IV 1.777,9 226,5 1.551,4 4.867,1 3.009,0 1.858,1 200,2 3.193,0 2.885,7 307,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 1.916,5 315,3 1.601,2 4.543,6 2.725,1 1.818,6 223,7 3.243,7 2.930,5 313,2
II 1.910,1 268,4 1.641,7 4.519,1 2.669,7 1.849,4 232,2 3.302,6 2.987,2 315,4
III 1.938,1 263,4 1.674,7 4.039,1 2.312,0 1.727,0 253,0 3.277,8 2.958,7 319,2
IV 1.948,0 251,9 1.696,1 4.384,0 2.566,1 1.817,9 259,9 3.373,1 3.049,9 323,3
2002 I 2.019,4 292,0 1.727,4 4.462,0 2.611,1 1.851,0 290,4 3.409,7 3.077,2 332,4
II 2.046,2 254,2 1.792,0 4.077,5 2.324,0 1.753,6 292,8 3.429,2 3.093,0 336,2
III 2.108,5 277,2 1.831,3 3.480,7 1.765,4 1.715,3 310,1 3.455,7 3.116,2 339,5
IV . . . . . . . . . .

Bron: ECB.
1) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen zonder
winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
2) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
3) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
4) Omvat deposito’s bij de centrale overheid (S.1311) in het eurogebied, overige financiële intermediairs (S.123) en verzekeringsinstellingen en
pensioenfondsen (S.125).
5) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.

ECB Maandbericht • mei 2003 59*


Tabel 6.1 (vervolg)
Beleggings- en financieringsoverzicht niet-financiële sectoren 1)
(EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers)

Uitstaande bedragen
2. Belangrijkste passiva 2)
Leningen opgenomen bij MFI’s en overige financiële ondernemingen in het eurogebied door PM: Lenin-
gen opgeno-
Totaal Overheid Niet-financiële ondernemingen Huishoudens 4) men bij ban-
Opgeno- ken buiten het
men bij Totaal Kort- Langlopend Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang- eurogebied
5)
MFI’s in lopend lopend lopend lopend lopend door niet-ban-
het euro- ken 3)
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

1998 IV 6.221,7 5.663,5 909,9 36,0 873,9 2.597,3 902,9 1.694,4 2.714,5 240,8 2.473,8 151,3
1999 I 6.253,6 5.682,7 900,8 36,3 864,5 2.592,5 921,3 1.671,1 2.760,3 251,8 2.508,5 156,8
II 6.417,4 5.817,5 898,2 39,0 859,3 2.684,6 964,2 1.720,4 2.834,5 255,6 2.578,9 183,3
III 6.485,3 5.886,6 883,4 37,9 845,5 2.699,6 943,7 1.755,9 2.902,4 255,4 2.647,0 191,4
IV 6.658,7 6.039,5 898,8 42,1 856,7 2.791,8 979,8 1.811,9 2.968,2 264,1 2.704,1 201,4
2000 I 6.803,7 6.156,4 889,5 41,1 848,3 2.890,3 1.038,0 1.852,3 3.024,0 265,6 2.758,4 221,1
II 6.952,9 6.262,2 885,5 42,0 843,5 2.990,4 1.090,7 1.899,7 3.077,0 274,4 2.802,7 219,7
III 7.098,2 6.379,6 866,1 39,9 826,2 3.098,4 1.152,4 1.946,0 3.133,7 275,9 2.857,7 252,3
IV 7.262,0 6.500,5 881,9 42,0 839,9 3.196,6 1.167,3 2.029,3 3.183,4 281,0 2.902,4 245,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 7.456,2 6.671,7 897,6 41,8 855,8 3.322,3 1.244,0 2.078,3 3.236,3 279,3 2.957,0 257,3
II 7.561,6 6.762,2 881,8 42,1 839,6 3.394,0 1.266,4 2.127,6 3.285,8 285,2 3.000,6 279,2
III 7.633,6 6.805,2 875,5 45,1 830,4 3.434,5 1.244,6 2.189,9 3.323,7 280,7 3.042,9 249,7
IV 7.748,2 6.897,7 901,9 50,6 851,3 3.474,1 1.227,4 2.246,7 3.372,3 282,1 3.090,1 268,7
2002 I 7.821,2 6.960,5 905,9 53,3 852,6 3.509,6 1.224,6 2.285,0 3.405,7 277,7 3.128,0 285,5
II 7.903,7 7.017,6 879,0 53,5 825,5 3.549,6 1.209,3 2.340,3 3.475,2 288,5 3.186,7 252,1
III 7.945,6 7.053,0 869,0 54,8 814,2 3.555,3 1.191,1 2.364,2 3.521,3 284,5 3.236,8 247,6
IV . 7.126,6 . . . . . . . . . .

Effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door Genoteerde Deposito- Pensioenfonds-


aandelen uit- verplichtin- reserves van
Totaal Overheid Niet-financiële ondernemingen gegeven gen centrale niet-financiële
door niet- overheid ondernemingen
Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang- financiële
lopend lopend lopend lopend ondernemin-
gen
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

1998 IV 3.924,3 3.591,8 468,0 3.123,9 332,4 55,0 277,4 2.817,3 140,3 217,2
1999 I 3.970,3 3.635,6 466,6 3.169,1 334,6 65,9 268,7 2.964,9 146,9 219,6
II 3.953,5 3.612,8 459,0 3.153,8 340,7 66,5 274,2 3.087,2 136,6 221,9
III 3.932,7 3.578,3 449,1 3.129,2 354,5 74,9 279,6 3.012,8 137,6 224,2
IV 3.899,3 3.534,5 420,9 3.113,6 364,8 78,2 286,7 4.193,3 149,8 226,5
2000 I 3.953,7 3.586,2 425,3 3.160,9 367,5 78,6 288,9 4.533,4 147,6 228,4
II 3.987,8 3.608,1 426,0 3.182,1 379,6 88,8 290,8 4.378,8 147,6 230,2
III 4.020,0 3.621,0 422,0 3.199,0 399,0 95,5 303,6 4.220,7 147,2 232,1
IV 4.066,8 3.648,0 400,7 3.247,3 418,8 101,0 317,8 4.068,3 153,7 233,9
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 4.243,6 3.787,5 429,8 3.357,7 456,1 111,9 344,2 3.713,5 154,7 236,1
II 4.293,0 3.811,9 441,6 3.370,3 481,1 122,9 358,2 3.672,5 155,2 238,3
III 4.377,8 3.879,6 450,3 3.429,4 498,2 136,9 361,2 3.031,5 155,4 240,5
IV 4.389,8 3.874,4 434,3 3.440,1 515,4 135,7 379,8 3.524,1 165,5 240,0
2002 I 4.445,9 3.924,8 446,7 3.478,1 521,1 140,9 380,2 3.548,2 174,8 242,4
II 4.535,6 4.020,3 481,8 3.538,5 515,3 126,5 388,8 3.035,1 176,1 244,8
III 4.643,8 4.113,5 479,6 3.634,0 530,2 133,9 396,3 2.289,3 177,2 247,2
IV . . . . . . . 2.393,0 . .
Bron: ECB.
1) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen
zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
2) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
3) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
4) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
5) Met inbegrip van alle door de centrale overheid bij MFI’s in het eurogebied opgenomen leningen.

60* ECB Maandbericht • mei 2003


Beleggings- en financieringsoverzicht niet-financiële sectoren 1)
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998); niet voor seizoen gecorrigeerd)

Transacties
1. Belangrijkste financiële activa 1)
Chartaal geld en deposito’s PM: Deposi-
to’s van niet-
Totaal Chartaal Deposito’s van niet-financiële sectoren 3) m.u.v. centrale overheid Deposito’s Deposito’s banken bij
geld bij MFI’s in het eurogebied van centrale bij niet- banken buiten
overheid bij MFI’s 4) het
Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s MFI’s in het eurogebied 2)
looptijd termijn eurogebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1998 IV 148,5 11,6 137,0 98,1 13,0 44,8 -18,9 -6,6 6,5 -24,5
1999 I -40,3 -5,2 -37,7 -19,4 -15,7 10,1 -12,7 -4,2 6,8 23,4
II 22,0 6,2 34,2 81,3 -48,9 9,4 -7,6 -8,4 -9,9 -4,3
III 12,9 3,5 0,2 3,5 -1,1 -2,6 0,3 8,3 1,0 -2,8
IV 138,7 22,3 95,1 44,2 36,4 10,3 4,2 8,7 12,7 -14,2
2000 I -28,9 -15,3 0,4 6,1 0,9 -20,4 13,7 -11,9 -2,1 26,1
II 52,6 6,7 30,0 31,9 17,8 -21,8 2,1 15,8 0,1 -12,8
III 6,4 -2,2 -4,2 -17,3 28,8 -18,5 2,9 13,3 -0,5 -1,7
IV 128,4 8,6 108,3 71,4 27,3 5,7 3,8 5,3 6,3 -16,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I -17,3 -19,8 13,9 -34,4 42,6 -6,1 11,8 -15,6 4,2 13,6
II 94,6 -3,3 81,8 77,1 -4,3 6,3 2,7 15,1 0,9 4,8
III 6,4 -23,4 48,3 25,4 3,0 13,0 7,0 -17,7 -0,8 3,4
IV 138,6 -69,9 209,9 142,3 10,6 62,5 -5,4 -8,8 7,4 12,2
2002 I 3,6 14,6 -40,2 -53,4 -4,1 14,9 2,3 19,0 10,2 1,9
II 104,8 31,5 73,2 72,2 0,9 1,7 -1,7 -2,5 2,5 -9,2
III 11,3 20,9 0,6 -4,4 -7,3 10,6 1,7 -12,5 2,3 9,1
IV . 34,6 134,7 83,6 11,9 44,8 -5,6 -9,8 . .

Effecten m.u.v. aandelen Aandelen 5) Verzekeringstechnische reserves


Totaal Kortlopend Langlopend Totaal Genoteerd Beleggings- Totaal Netto aandeel Vooruit-
instellingen Aandelen in van huishou- betalingen
geldmarkt- dens in levens- van verzeke-
fondsen verzekerings- ringspremies
technische en reserves
reserves en voor
reserves uitstaande
van pensioen- aanspraken
fondsen
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

1998 IV -15,4 -2,3 -13,1 72,8 53,6 19,1 -15,4 51,7 50,0 1,8
1999 I 32,8 -13,1 45,9 105,3 3,9 101,3 4,3 63,6 57,7 5,8
II -41,0 -11,9 -29,0 154,1 69,7 84,4 15,4 52,9 48,7 4,2
III -3,3 -13,0 9,7 90,1 49,7 40,4 -2,1 55,7 51,6 4,1
IV 90,1 50,4 39,6 -17,0 15,7 -32,6 -12,6 73,9 70,5 3,5
2000 I 13,2 25,9 -12,7 -18,4 -65,2 46,7 13,6 79,6 72,9 6,7
II 41,2 4,4 36,8 56,4 38,1 18,4 -7,4 55,9 52,0 3,9
III 81,0 20,4 60,6 105,0 98,4 6,6 -1,3 56,0 52,0 4,0
IV 24,1 6,5 17,6 179,8 142,6 37,2 -5,0 60,0 61,2 -1,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 133,2 89,4 43,8 45,3 -2,4 47,7 21,9 60,9 55,0 5,9
II -4,7 -41,7 37,1 41,0 38,7 2,3 3,4 55,6 53,3 2,2
III 36,0 -4,9 40,9 54,9 28,2 26,7 14,1 50,8 47,1 3,7
IV -0,1 -16,7 16,6 11,7 -13,6 25,3 2,9 68,2 64,1 4,1
2002 I 77,8 36,8 41,0 47,7 2,8 44,8 25,9 70,6 61,4 9,2
II -5,5 -43,1 37,6 26,9 12,7 14,2 -1,8 50,8 47,0 3,8
III 48,3 23,9 24,4 51,1 22,4 28,7 13,6 50,3 46,2 4,1
IV . . . . . . . . . .
Bron: ECB.
1) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
2) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
3) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen
zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
4) Omvat deposito’s bij de centrale overheid (S.1311) in het eurogebied, overige financiële intermediairs (S.123) en verzekeringsinstellingen en
pensioenfondsen (S.125).
5) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.

ECB Maandbericht • mei 2003 61*


Tabel 6.1 (vervolg)
Beleggings- en financieringsoverzicht niet-financiële sectoren 1)
(EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerd)

Transacties
2. Belangrijkste passiva 2)
Leningen opgenomen bij MFI’s en overige financiële ondernemingen in het eurogebied door PM: Lenin-
gen opgeno-
Totaal Overheid Niet-financiële ondernemingen Huishoudens 4) men bij ban-
Opgeno- ken buiten het
men bij Totaal Kort- Langlopend Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang- eurogebied
5)
MFI’s in lopend lopend lopend lopend lopend door niet-ban-
het euro- ken 3)
gebied
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

1998 IV 160,2 151,0 8,4 2,8 5,6 75,8 37,3 38,5 76,0 7,1 68,9 3,5
1999 I 89,5 75,6 -7,7 0,3 -8,0 21,1 23,3 -2,2 76,2 9,2 67,0 1,7
II 162,6 133,2 -4,1 2,7 -6,7 89,6 41,2 48,4 77,1 3,9 73,2 23,9
III 70,5 71,5 -14,7 -1,1 -13,6 17,4 -16,7 34,1 67,8 -0,3 68,1 8,4
IV 170,0 146,6 15,0 4,2 10,9 86,2 34,0 52,2 68,7 8,8 59,9 -7,0
2000 I 141,8 108,8 -7,9 -0,9 -7,0 91,7 54,7 37,0 58,0 1,6 56,5 15,1
II 164,9 118,4 -4,3 0,9 -5,2 113,3 62,2 51,2 55,9 9,8 46,1 -0,8
III 132,7 91,6 -15,8 -2,1 -13,7 96,7 53,4 43,3 51,8 0,0 51,8 23,2
IV 186,8 140,1 16,1 2,1 14,0 117,4 19,7 97,7 53,3 5,3 48,0 1,9
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 96,0 78,5 -3,6 -0,5 -3,2 63,3 39,6 23,7 36,3 -5,1 41,5 9,2
II 105,6 88,0 -16,2 0,3 -16,5 64,6 20,9 43,7 57,2 6,0 51,2 16,8
III 83,7 57,9 -5,8 2,9 -8,7 50,5 -15,8 66,3 38,9 -4,2 43,1 -21,4
IV 112,0 92,4 25,5 5,5 20,1 37,6 -15,8 53,5 48,8 1,4 47,4 4,2
2002 I 72,0 61,9 3,9 2,7 1,2 29,1 -4,7 33,9 39,0 -4,9 43,9 15,8
II 108,9 83,0 -25,8 0,2 -26,0 66,3 -7,2 73,5 68,3 10,9 57,4 -18,2
III 36,2 34,2 -12,3 1,3 -13,6 1,3 -15,9 17,2 47,2 -4,0 51,1 -6,1
IV . 95,5 . . . . . . . . . .

Effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door Genoteerde Deposito- Pensioenfonds-


aandelen uit- verplichtin- reserves van
Totaal Overheid Niet-financiële ondernemingen gegeven gen centrale niet-financiële
door niet- overheid ondernemingen
Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang- financiële
lopend lopend lopend lopend ondernemin-
gen
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

1998 IV -11,3 -15,8 -31,5 15,6 4,6 0,5 4,1 28,7 6,4 1,9
1999 I 73,3 59,8 0,4 59,4 13,5 10,5 3,0 10,8 6,6 2,3
II 37,3 29,0 -7,8 36,7 8,4 0,6 7,8 34,4 -10,3 2,3
III 56,8 38,8 -9,8 48,6 18,0 8,3 9,7 34,7 1,0 2,3
IV -12,1 -19,5 -27,6 8,1 7,5 3,3 4,1 41,9 12,1 2,3
2000 I 61,0 60,0 9,9 50,1 1,0 0,5 0,5 20,0 -2,2 1,9
II 39,2 23,7 -1,0 24,8 15,5 10,3 5,2 29,2 0,0 1,9
III 48,3 25,3 -2,7 28,1 23,0 7,0 16,0 68,6 -0,4 1,9
IV -1,1 -20,1 -27,3 7,2 18,9 5,8 13,1 55,0 6,4 1,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 74,5 37,6 32,3 5,3 36,8 11,1 25,7 52,4 1,1 2,2
II 90,3 65,1 16,1 49,0 25,3 11,1 14,1 45,0 0,4 2,2
III 48,0 29,5 8,8 20,7 18,5 14,4 4,1 10,1 0,2 2,2
IV 7,0 -8,8 -22,3 13,5 15,8 -1,8 17,6 7,2 10,1 -0,5
2002 I 102,4 92,9 21,7 71,2 9,5 5,6 3,9 9,5 9,3 2,4
II 59,6 61,7 33,9 27,8 -2,1 -15,1 13,0 4,2 1,3 2,4
III 56,4 45,5 -1,4 46,9 10,9 7,5 3,4 -0,4 1,1 2,4
IV . . . . . . . . . .
Bron: ECB.
1) De niet-financiële sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens (S.14) met inbegrip van instellingen
zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
2) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen, deelnemingen en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
3) Internationale bancaire statistieken van de BIB. De door de BIB gehanteerde definitie van banken is vrijwel identiek aan die van MFI’s.
4) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
5) Met inbegrip van alle door de centrale overheid bij MFI’s in het eurogebied opgenomen leningen.

62* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 6.2
Beleggings- en financieringsoverzicht verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
(EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers)

Uitstaande bedragen

Belangrijkste financiële activa 1)


Deposito’s bij MFI’s in het eurogebied Leningen Effecten m.u.v. aandelen

Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang-
looptijd termijn Lopend lopend lopend lopend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

1998 IV 412,4 28,3 371,2 2,8 10,1 331,2 41,5 289,8 1.013,3 36,4 976,9
1999 I 426,0 32,1 380,1 3,0 10,8 323,3 42,6 280,8 1.008,6 37,1 971,6
II 430,9 36,4 380,5 3,3 10,7 321,7 42,5 279,2 1.020,3 35,7 984,6
III 436,6 32,0 389,8 3,3 11,5 313,6 41,3 272,3 1.031,1 35,4 995,7
IV 447,5 32,2 400,3 3,3 11,7 313,6 41,1 272,5 1.035,3 38,5 996,8
2000 I 458,9 35,4 407,1 3,2 13,1 317,1 45,1 272,0 1.066,8 45,2 1.021,6
II 460,8 34,6 411,1 3,5 11,6 316,1 46,5 269,6 1.088,8 46,4 1.042,4
III 464,6 34,1 413,8 3,7 12,9 317,3 47,1 270,2 1.088,5 46,1 1.042,5
IV 477,6 40,6 418,5 3,2 15,3 312,5 50,5 262,0 1.084,7 40,2 1.044,4
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 483,8 38,2 423,3 3,5 18,8 311,3 50,8 260,5 1.115,6 35,5 1.080,1
II 486,3 41,4 424,2 3,8 16,9 316,3 53,6 262,7 1.126,5 37,4 1.089,1
III 487,8 39,3 426,9 3,8 17,9 314,8 53,1 261,7 1.148,2 37,9 1.110,3
IV 495,4 48,0 427,5 3,4 16,4 313,8 55,8 258,1 1.189,6 37,8 1.151,8
2002 I 498,6 43,9 433,0 4,0 17,7 325,5 56,1 269,3 1.240,7 49,1 1.191,5
II 503,9 48,4 432,9 3,7 19,0 329,9 60,6 269,3 1.230,5 37,9 1.192,5
III 506,3 50,1 437,9 3,9 14,4 327,1 61,6 265,5 1.356,5 47,2 1.309,3
IV 522,6 56,3 445,4 3,5 17,4 . . . . . .

Belangrijkste financiële activa 1) Belangrijkste passiva 1)

Aandelen 2) Leningen opgenomen Verzekeringstechnische reserves


Vooruitbetalin- bij MFI’s en andere Effecten Genoteer-
gen van ver- financiële instellingen m.u.v. de aande- Netto aandeel
Totaal Genoteerde Participa- zekerings- in het eurogebied aandelen len Totaal huishoudens in Vooruit-
aandelen ties in Participa- premies en levensverzeke- betalingen van
beleggings- ties in reserves voor ringstechni- verzekerings-
fondsen geldmarkt- uitstaande Totaal Opgenomen sche reserves premies en
fondsen aanspraken bij MFI’s in en reserves reserves voor
het euroge- van pensioen- uitstaande
bied fondsen aanspraken
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23

1998 IV 860,9 496,5 364,5 26,4 66,6 41,9 27,4 1,5 293,3 2.390,4 2.076,4 313,9
1999 I 931,9 538,5 393,4 33,7 70,1 49,8 36,1 2,1 290,5 2.444,3 2.123,7 320,6
II 1.001,5 580,2 421,2 36,6 71,3 54,4 40,4 4,3 276,8 2.511,8 2.186,1 325,6
III 1.011,9 585,7 426,1 33,7 72,5 56,4 41,9 5,0 269,1 2.552,5 2.221,8 330,7
IV 1.232,5 719,4 513,1 33,4 75,5 44,1 29,6 5,0 332,4 2.696,7 2.359,5 337,2
2000 I 1.347,9 777,1 570,8 37,1 78,0 52,3 37,1 5,8 363,8 2.814,1 2.467,4 346,7
II 1.362,9 771,4 591,5 40,6 78,9 54,2 38,8 5,9 332,2 2.859,1 2.508,0 351,1
III 1.411,8 797,2 614,6 37,4 80,0 49,0 33,1 8,9 359,1 2.912,4 2.556,6 355,8
IV 1.332,1 727,5 604,6 36,9 78,4 47,3 31,5 10,2 328,8 2.937,8 2.582,5 355,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 1.317,0 723,9 593,1 44,9 80,9 51,3 36,4 10,8 317,9 2.987,7 2.623,7 364,0
II 1.346,7 746,8 599,9 46,7 81,9 51,2 36,2 12,0 315,6 3.045,1 2.678,2 366,9
III 1.201,1 646,7 554,4 46,1 83,8 52,2 37,4 12,6 221,5 3.021,2 2.648,2 373,0
IV 1.304,7 713,3 591,4 46,1 85,2 48,5 34,9 13,5 234,7 3.116,7 2.738,3 378,4
2002 I 1.381,5 772,0 609,5 47,8 89,2 54,5 38,9 13,6 257,0 3.154,5 2.763,5 390,9
II 1.265,7 679,0 586,7 50,4 90,0 59,2 42,5 13,9 226,5 3.171,9 2.776,8 395,1
III 1.139,2 566,5 572,7 49,0 91,2 64,2 42,1 14,0 127,1 3.198,6 2.798,2 400,4
IV . . . . . . 32,9 . 112,9 . . .

Bron: ECB.
1) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid en niet-
financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
2) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.

ECB Maandbericht • mei 2003 63*


Tabel 6.2 (vervolg)
Beleggings- en financieringsoverzicht verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
(EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerd; ultimocijfers)

Transacties

Belangrijkste financiële activa 1)


Deposito’s bij MFI’s in het eurogebied Leningen Effecten m.u.v. aandelen

Totaal Giraal Met vaste Met opzeg- Repo’s Totaal Kort- Lang- Totaal Kort- Lang-
looptijd termijn Lopend lopend lopend lopend
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

1998 IV 3,1 3,9 4,8 0,2 -5,9 -3,8 1,2 -5,0 10,8 -1,2 12,0
1999 I 12,7 3,8 8,1 0,1 0,7 2,1 1,3 0,8 26,9 0,8 26,1
II 4,8 4,3 0,4 0,3 -0,2 -1,7 -0,1 -1,6 18,2 -1,4 19,7
III 5,8 -4,4 9,3 0,0 0,8 -8,4 -1,2 -7,2 20,9 0,0 21,0
IV 10,5 0,2 10,1 0,0 0,2 -0,1 -0,3 0,2 3,8 3,0 0,8
2000 I 11,4 3,2 6,8 0,0 1,4 3,8 4,1 -0,3 33,7 7,5 26,3
II 1,9 0,3 2,8 0,3 -1,5 -0,7 1,3 -2,0 18,4 1,0 17,4
III 1,2 -0,7 0,4 0,2 1,3 1,4 0,7 0,7 4,6 -0,2 4,8
IV 13,0 6,5 4,6 -0,5 2,4 -4,6 3,1 -7,7 -12,6 -6,5 -6,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 3,9 -2,5 4,7 0,3 1,3 -1,2 0,3 -1,5 17,3 -4,8 22,1
II 2,8 3,4 1,0 0,3 -1,9 5,1 2,9 2,2 18,5 1,9 16,5
III 1,5 -2,1 2,7 -0,1 1,0 -1,6 -0,6 -1,0 31,2 0,4 30,8
IV 7,6 8,8 0,6 -0,3 -1,4 0,3 2,7 -2,4 33,1 -0,6 33,7
2002 I 3,0 -4,2 5,3 0,5 1,3 12,3 1,0 11,3 59,4 11,4 48,0
II 5,3 4,5 -0,1 -0,3 1,2 5,1 5,1 0,0 -15,5 -11,3 -4,2
III 2,5 1,7 5,1 0,3 -4,6 -2,3 1,6 -3,9 33,0 9,1 24,0
IV 16,3 6,2 7,5 -0,4 3,0 . . . . . .

Belangrijkste financiële activa 1) Belangrijkste passiva 1)

Aandelen 2) Leningen opgenomen Verzekeringstechnische reserves


Vooruitbetalin- bij MFI’s en andere Effecten Genoteer-
gen van ver- financiële instellingen m.u.v. de aande- Netto aandeel
Totaal Genoteerde Participa- zekerings- in het eurogebied aandelen len Totaal huishoudens in Vooruit-
aandelen ties in Participa- premies en levensverzeke- betalingen van
beleggings- ties in reserves voor ringstechni- verzekerings-
fondsen geldmarkt- uitstaande Totaal Opgenomen sche reserves premies en
fondsen aanspraken bij MFI’s in en reserves reserves voor
het euroge- van pensioen- uitstaande
bied fondsen aanspraken
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
1998 IV 35,3 9,5 25,8 3,2 0,1 -7,1 -7,4 -0,3 3,4 47,3 47,7 -0,3
1999 I 20,8 5,3 15,5 5,5 2,1 9,1 8,7 -0,4 0,4 62,7 54,5 8,2
II 23,1 12,5 10,6 3,0 1,2 4,3 4,3 1,8 0,3 50,9 45,7 5,2
III 14,8 11,7 3,1 -2,8 1,3 1,7 1,5 0,4 0,2 53,8 48,6 5,2
IV 51,2 11,6 39,6 -0,3 3,0 -12,6 -12,4 0,6 -0,4 73,5 66,8 6,7
2000 I 46,2 9,0 37,3 4,4 2,4 8,2 7,5 0,5 0,7 78,6 69,1 9,5
II 32,6 7,8 24,8 3,4 0,9 1,9 1,7 0,0 1,9 54,1 49,6 4,5
III 35,8 18,3 17,5 -3,2 1,1 -5,2 -5,7 2,7 0,2 54,4 49,7 4,7
IV 14,9 0,5 14,4 -0,5 -1,6 -1,7 -1,6 1,0 0,1 58,2 58,6 -0,4
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 46,2 29,9 16,2 8,3 2,5 3,9 4,8 0,0 0,4 59,7 51,0 8,7
II 16,7 13,2 3,4 1,3 1,0 0,0 -0,2 0,6 0,0 54,2 51,3 2,9
III 24,8 20,7 4,1 -0,8 1,9 1,2 1,5 0,1 4,1 51,1 45,1 6,1
IV 31,9 5,2 26,7 0,0 1,4 -3,8 -2,5 0,3 0,6 68,7 63,3 5,4
2002 I 32,8 17,4 15,4 1,6 4,0 6,0 3,9 0,1 0,2 70,1 57,5 12,5
II 18,4 5,8 12,6 2,5 0,8 4,4 3,3 0,2 0,2 48,1 43,9 4,2
III 12,2 4,8 7,4 -1,5 1,2 2,8 -2,5 0,0 0,0 49,0 43,7 5,3
IV . . . . . . -9,2 . . . . .

Bron: ECB.
1) De tabel dekt de meeste in het ESR95 gedefinieerde categorieën financiële activa en passiva. Financiële derivaten, leningen verstrekt door de overheid
en niet-financiële ondernemingen, niet-genoteerde aandelen en deelnemingen, en overige te ontvangen en te betalen bedragen zijn niet opgenomen.
2) Ongerekend niet-genoteerde aandelen.

64* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 6.3
Besparings-, investerings-, beleggings- en financieringsoverzicht 1)
(EUR miljard, tenzij anders aangegeven)

1. Alle sectoren in het eurogebied 2)


Netto verwerving van niet-financiële activa Netto verwerving van financiële activa
Totaal Bruto Verbruik Voor- Niet- Totaal Monetair Chartaal Effecten Leningen Aande- Verzeke- Overige
investe- vaste raadmu- geprodu- goud en geld en m.u.v. len en rings- beleggin-
ringen in activa (-) taties 3) ceerde bijzonde- deposi- aan- deelne- techni- gen (per
vaste activa re trek- to’s delen 4) mingen sche saldo) 5)
activa kings- reserves
rechten
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
1995 368,4 1.093,3 -751,7 26,6 0,1 1.539,0 0,7 489,7 222,9 422,4 164,6 202,1 36,5
1996 340,9 1.122,7 -783,9 1,7 0,4 1.727,2 -3,0 395,1 397,8 383,8 312,5 195,4 45,6
1997 353,2 1.139,5 -797,1 10,8 0,1 1.913,3 -0,2 393,2 332,2 449,7 483,5 223,7 31,2
1998 412,5 1.203,6 -823,6 32,3 0,2 2.374,9 11,0 430,2 360,8 519,7 813,4 214,0 25,9
1999 448,0 1.291,8 -863,7 19,7 0,1 3.046,6 1,3 554,3 437,1 880,0 903,6 253,6 16,6
2000 487,1 1.389,0 -913,1 27,8 -16,6 2.776,8 1,3 348,4 247,9 804,8 1.116,5 254,4 3,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 456,1 1.437,3 -973,6 -8,3 0,7 2.486,8 -0,5 587,8 464,9 699,1 552,3 242,4 -59,1

Vermogensmutaties 6) Netto verwerving van passiva


Totaal Bruto Verbruik Per saldo te Totaal Char- Effecten Leningen Aandelen en Verzekerings-
besparingen vaste activa ontvangen taal geld en m.u.v. aan- deel- technische
(-) vermogens- deposito’s delen 4) nemingen reserves
over-
drachten
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
1995 413,1 1.159,8 -751,7 5,0 1.494,2 486,7 277,8 384,3 140,0 205,5
1996 410,7 1.190,0 -783,9 4,6 1.657,4 472,2 378,2 335,0 275,8 196,3
1997 456,2 1.241,8 -797,1 11,5 1.810,4 510,3 319,0 378,0 373,2 229,9
1998 486,5 1.299,1 -823,6 11,1 2.300,9 646,0 322,2 481,2 632,0 219,5
1999 498,4 1.352,0 -863,7 10,1 2.996,1 926,7 493,8 755,7 557,0 262,9
2000 514,3 1.419,4 -913,1 8,0 2.749,7 530,9 411,7 831,9 721,7 253,4
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 483,6 1.449,4 -973,6 7,7 2.459,4 675,7 479,3 570,2 490,3 243,8
2. Niet-financiële ondernemingen
Netto verwerving van niet- Netto verwerving van financiële activa Vermogens- Netto verwerving van passiva
financiële activa mutaties 6)
Totaal Totaal Totaal Totaal
Bruto Verbruik Chartaal Effecten Leningen Aandelen Bruto Effecten Leningen Aandelen
investe- vaste geld en m.u.v. en deel- bespa- m.u.v. en deel-
ringen in activa (-) deposi- aan- nemingen ringen aan- nemingen
vaste to’s delen4) delen4)
activa
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1995 155,0 569,8 -438,7 255,3 33,5 10,2 40,0 64,6 270,4 531,0 139,9 -87,3 126,0 90,5
1996 136,3 589,4 -454,8 265,7 54,4 -13,8 55,1 86,0 126,5 538,4 275,5 7,0 143,8 117,1
1997 157,5 615,2 -469,3 244,1 24,4 -13,4 46,3 94,8 114,3 546,6 287,4 12,0 154,5 111,4
1998 202,4 660,2 -487,8 432,5 55,0 -7,6 96,6 200,0 151,7 592,2 483,2 25,6 252,7 196,3
1999 221,7 708,1 -508,5 610,9 28,5 89,2 169,8 307,2 113,5 572,4 719,2 47,3 422,0 235,1
2000 319,4 774,1 -542,9 816,0 69,9 101,9 167,9 420,6 97,0 593,6 1.038,5 58,3 551,2 424,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 217,9 799,5 -577,0 543,3 83,4 90,7 137,8 184,4 72,7 598,5 688,4 96,4 317,0 268,3

3. Huishoudens 7)
Netto verwerving van niet- Netto verwerving van financiële activa Vermogens- Netto verwerving PM:
financiële activa mutaties 6) van passiva
Totaal Totaal Totaal Totaal Beschik- Bruto
Bruto Verbruik Chartaal Effecten Aandelen Verzeke- Bruto Leningen baar inko- spaar-
investe- vaste geld en m.u.v. en deel- rings- bespa- men quote 8)
ringen in activa (-) deposi- aan- nemingen techni- ringen
vaste to’s delen4) sche
activa reserves
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1995 162,2 351,6 -192,0 394,7 185,2 82,3 1,2 179,6 420,0 606,8 136,9 135,8 3.604,7 16,8
1996 160,0 361,8 -203,4 433,3 145,6 24,6 93,6 190,9 431,9 620,0 161,3 160,1 3.762,9 16,5
1997 156,1 353,7 -198,7 421,6 69,1 -17,9 194,3 217,4 409,3 588,7 168,5 167,1 3.789,3 15,5
1998 163,8 363,8 -203,3 444,7 95,5 -118,5 288,8 208,9 395,7 567,0 212,7 211,4 3.897,8 14,5
1999 172,6 392,6 -217,5 476,4 115,1 -16,4 198,8 240,1 380,8 555,1 268,2 266,7 4.062,1 13,7
2000 180,5 413,1 -225,2 417,3 52,7 45,9 132,0 248,4 375,7 559,0 222,1 220,4 4.233,7 13,2
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 176,0 422,4 -245,8 401,6 178,9 66,6 67,5 230,0 409,0 610,0 168,6 166,7 4.529,1 13,5
Bron: ECB.
1) Niet-geconsolideerde gegevens.
2) Alle sectoren omvatten de overheid (S.13), niet-financiële ondernemingen (S.11), financiële ondernemingen (S.12) en huishoudens (S.14) met inbe-
grip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15).
3) Met inbegrip van netto verwerving van waarden.
4) Ongerekend financiële derivaten.
5) Financiële derivaten, overige te ontvangen/betalen bedragen en statistische verschillen.
6) Als gevolg van besparingen en per saldo te ontvangen vermogensoverdrachten, na aftrek van verbruik vaste activa (-).
7) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
8) Bruto besparingen als percentage van het beschikbare inkomen.

ECB Maandbericht • mei 2003 65*


7 Begrotingspositie van de overheid in het
eurogebied en in de landen van het euro-
gebied
Tabel 7.1
Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – ontvangsten
Totaal Lopende Kapi- PM:
ontvang- Directe Indirecte Sociale- Verko- taalont- Vermo- belasting-
sten belastin- Huis- Bedrij- belastin- Ontvangen verzeke- Werkge- Werkne- pen vang- gensbe- druk 2)
gen hou- ven gen door EU- rings- vers mers sten lasting
dens instellingen premies
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1993 48,0 47,5 12,1 10,0 2,0 13,2 0,8 17,5 8,7 5,6 2,5 0,5 0,3 43,1
1994 47,6 47,1 11,6 9,5 1,9 13,4 0,8 17,5 8,5 5,7 2,5 0,4 0,2 42,8
1995 47,2 46,6 11,6 9,5 2,0 13,3 0,9 17,3 8,4 5,6 2,5 0,5 0,3 42,6
1996 48,0 47,5 12,0 9,6 2,3 13,4 0,8 17,6 8,7 5,6 2,5 0,5 0,3 43,3
1997 48,3 47,6 12,2 9,6 2,5 13,5 0,7 17,6 8,8 5,6 2,5 0,7 0,4 43,7
1998 47,7 47,2 12,4 9,9 2,5 14,1 0,7 16,5 8,5 5,0 2,5 0,5 0,3 43,3
1999 48,2 47,7 12,8 10,1 2,6 14,3 0,6 16,4 8,5 5,0 2,5 0,5 0,3 43,8
2000 47,8 47,3 13,0 10,2 2,7 14,2 0,6 16,2 8,4 4,9 2,4 0,5 0,3 43,6
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 47,1 46,6 12,6 10,0 2,5 13,9 0,6 16,0 8,4 4,8 2,3 0,5 0,3 42,8
2002 46,6 46,0 12,1 9,6 2,4 13,8 0,5 16,0 8,4 4,7 2,3 0,6 0,3 42,2
2. Eurogebied – uitgaven
Totaal Lopende uitgaven Kapitaal- PM:
uitgaven Inves- Kapitaal- primaire
Totaal Loonsom Interme- Rente Inkomens-
terin- over- Betaald uitgaven 4)
diaire overdrach- Sociale be- Subsidies door EU-
Betaald door gen drachten instellingen
consumptie ten talingen 3) EU-instellingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1993 53,7 49,2 11,6 5,1 5,9 26,6 22,9 2,5 0,6 4,6 3,1 1,6 0,1 47,9
1994 52,7 48,3 11,3 5,0 5,5 26,5 23,0 2,4 0,6 4,3 2,9 1,5 0,0 47,2
1995 52,2 47,7 11,2 4,8 5,7 26,1 22,9 2,2 0,6 4,5 2,7 1,8 0,1 46,5
1996 52,3 48,3 11,2 4,8 5,7 26,6 23,3 2,2 0,6 4,0 2,6 1,4 0,0 46,6
1997 50,9 47,2 11,0 4,7 5,1 26,3 23,2 2,1 0,6 3,7 2,4 1,3 0,1 45,8
1998 50,0 46,0 10,7 4,6 4,7 26,0 22,7 2,0 0,5 3,9 2,4 1,5 0,1 45,3
1999 49,5 45,4 10,7 4,7 4,2 25,8 22,6 2,0 0,5 4,0 2,5 1,5 0,1 45,3
2000 48,7 44,8 10,5 4,7 4,0 25,5 22,3 1,9 0,5 3,9 2,5 1,4 0,0 44,7
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 48,7 44,6 10,5 4,7 4,0 25,4 22,3 1,9 0,5 4,2 2,5 1,6 0,0 44,8
2002 48,8 44,8 10,6 4,8 3,7 25,7 22,8 1,8 0,5 4,0 2,4 1,6 0,0 45,1

3. Eurogebied – tekort/overschot, primair tekort/overschot en overheidsconsumptie


Tekort (-)/overschot (+) Primair Overheidsconsumptie 5)
tekort (-)/
Totaal Centrale Deel- Lagere Sociale- Totaal Overheid – Overheid –
overschot
overheid staat overheid verzeke- Loonsom Interme- Overdrachten Consumptie Verkopen collectieve individuele
(+) in natura via
overheid ringsin- diaire con- markt-
van vast (–) consumptie consumptie
stellingen sumptie producenten kapitaal
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1993 -5,7 -5,0 -0,4 -0,2 -0,1 0,2 21,2 11,6 5,1 5,0 1,9 -2,5 9,0 12,2
1994 -5,1 -4,4 -0,5 -0,2 0,0 0,4 20,8 11,3 5,0 5,1 1,9 -2,5 8,7 12,1
1995 -5,1 -4,2 -0,5 -0,1 -0,3 0,6 20,5 11,2 4,8 5,1 1,8 -2,5 8,6 11,9
1996 -4,3 -3,6 -0,4 0,0 -0,2 1,4 20,6 11,2 4,8 5,2 1,8 -2,5 8,6 12,0
1997 -2,6 -2,3 -0,4 0,1 0,0 2,5 20,4 11,0 4,7 5,1 1,8 -2,5 8,4 11,9
1998 -2,3 -2,2 -0,3 0,1 0,0 2,4 20,0 10,7 4,6 5,1 1,7 -2,5 8,2 11,8
1999 -1,3 -1,6 -0,1 0,1 0,4 2,9 20,0 10,7 4,7 5,1 1,7 -2,5 8,2 11,8
2000 -1,0 -1,4 -0,1 0,1 0,4 3,1 20,0 10,5 4,7 5,2 1,7 -2,4 8,1 11,8
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -1,6 -1,5 -0,4 0,0 0,3 2,3 20,0 10,5 4,7 5,2 1,7 -2,3 8,1 11,9
2002 -2,3 -1,9 -0,5 -0,1 0,2 1,5 20,2 10,6 4,8 5,3 1,7 -2,3 8,1 12,0
4. Landen van het eurogebied – tekort (-)/overschot (+) 6)
BE DE GR ES FR IE IT LU NL AT PT FI
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

1999 -0,5 -1,5 -1,8 -1,2 -1,8 2,3 -1,7 3,5 0,7 -2,3 -2,8 2,0
2000 0,1 1,1 -1,9 -0,8 -1,4 4,3 -0,6 6,1 2,2 -1,5 -2,8 6,9
2001 0,4 -2,8 -1,4 -0,1 -1,5 1,1 -2,6 6,4 0,1 0,3 -4,2 5,1
2002 0,0 -3,6 -1,2 -0,1 -3,1 -0,1 -2,3 2,6 -1,1 -0,6 -2,7 4,7
Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende het tekort/overschot van landen.
1) De ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot zijn op basis van ESR95, maar de cijfers omvatten geen opbrengsten van verkopen van UMTS-licenties
in 2000 (met inbegrip van deze opbrengsten komt het tekort/overschot uit op 0,1). De transacties tussen landen en EU-instellingen zijn inbegrepen en
geconsolideerd. De transacties tussen overheden zijn niet geconsolideerd.
2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies.
3) Omvat sociale uitkeringen, sociale overdrachten in natura via marktproducenten en overdrachten aan instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve
van huishoudens.
4) Omvat totale uitgaven minus rentebetalingen.
5) Komt overeen met de finale-consumptie-uitgaven (P.3) van de overheid in ESR95.
6) Met inbegrip van opbrengsten uit de verkoop van UMTS-licenties.

66* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 7.2
Schuld 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – overheidsschuld naar financieel instrument en houderschap
Totaal
Financieel instrument Houder
Munten en Leningen Kortlopende Langlopende Overige
Binnenlandse crediteuren 2)
deposito’s effecten effecten crediteuren 3)
Totaal MFI’s Overige Overige
financiële sectoren
ondernemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1993 67,3 2,7 17,0 10,0 37,6 52,5 27,6 8,8 16,2 14,8
1994 70,0 2,9 16,1 10,3 40,6 55,8 29,8 10,0 16,0 14,2
1995 74,2 2,9 17,7 9,9 43,8 58,3 30,5 11,0 16,8 15,9
1996 75,4 2,9 17,2 9,9 45,5 58,9 30,3 13,2 15,4 16,5
1997 74,9 2,8 16,3 8,9 46,8 56,9 29,0 14,5 13,4 17,9
1998 73,2 2,8 15,1 7,9 47,3 53,4 27,0 16,3 10,2 19,8
1999 72,1 2,9 14,2 6,9 48,1 49,8 25,3 14,9 9,7 22,1
2000 69,6 2,7 13,0 6,2 47,6 45,9 22,8 13,3 9,8 23,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 69,2 2,6 12,5 6,3 47,8 44,6 22,5 12,5 9,6 24,6
2002 69,0 2,5 11,8 6,7 48,0 43,3 21,7 12,1 9,5 25,7

2. Eurogebied – overheidsschuld naar emittent, looptijd en valuta


Totaal Uitgegeven door 4) Oorspronkelijke looptijd Resterende looptijd Valuta

Centrale Deelstaat Lagere Sociale-ver- T/m 1 jaar Meer dan T/m 1 Meer dan 1 Meer dan Euro of deelne- Overige
overheid overheid overheid zekerings- 1 jaar Variabele rente jaar jaar t/m 5 jaar 5 jaar mende valuta 5) Buitenlandse valuta’s
instellingen valuta
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

1993 67,3 55,2 5,2 6,3 0,6 11,9 55,4 6,6 18,4 24,4 24,4 65,6 2,9 1,7
1994 70,0 57,9 5,4 6,1 0,5 11,2 58,8 7,4 16,5 26,8 26,7 68,1 3,0 1,9
1995 74,2 61,7 5,7 6,0 0,8 10,6 63,6 6,8 17,6 26,4 30,2 72,3 2,9 1,9
1996 75,4 62,9 6,1 5,9 0,5 10,2 65,2 6,3 19,2 25,4 30,8 73,5 2,7 1,9
1997 74,9 62,3 6,3 5,6 0,6 8,8 66,0 6,0 18,6 25,4 30,8 72,8 2,8 2,0
1998 73,2 61,1 6,3 5,4 0,4 7,7 65,4 5,5 16,4 26,1 30,7 71,4 3,2 1,7
1999 72,1 60,2 6,2 5,3 0,3 6,5 65,6 5,0 14,4 26,9 30,7 70,2 - 1,9
2000 69,6 58,1 6,1 5,1 0,3 5,7 63,8 4,4 14,3 27,6 27,7 67,7 - 1,9
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 69,2 57,8 6,2 4,9 0,3 6,0 63,2 3,2 14,6 26,3 28,3 67,5 - 1,8
2002 69,0 57,5 6,4 4,8 0,3 6,2 62,8 3,2 15,7 24,8 28,5 67,4 - 1,6

3. Landen van het eurogebied – overheidsschuld


BE DE GR ES FR IE IT LU NL AT PT FI
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

1999 114,9 61,2 105,1 63,1 58,5 49,3 114,9 6,0 63,1 67,5 54,3 47,0
2000 109,6 60,2 106,2 60,5 57,2 39,3 110,6 5,6 55,8 66,8 53,3 44,5
2001 108,5 59,5 107,0 56,9 56,8 36,8 109,5 5,6 52,8 67,3 55,6 43,8
2002 105,4 60,8 104,9 54,0 59,1 34,0 106,7 5,7 52,6 67,9 58,0 42,7

Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende de schulden van landen.
1) Deels geraamd. Bruto geconsolideerde overheidsschuld per jaarultimo – nominale waarde. De door andere overheden aangehouden schuld is niet
geconsolideerd.
2) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
3) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
4) Uitgezonderd schuld aangehouden door overheidsinstanties in het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
5) Omvat vóór 1999 schuld in ecu’s, in de nationale valuta en in de valuta’s van andere lidstaten die op de euro zijn overgegaan.

ECB Maandbericht • mei 2003 67*


Tabel 7.3
Schuldmutatie 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – mutatie in de overheidsschuld naar bron, financieel instrument en houderschap
Mutatiebron Financieel instrument Houder
Totaal
Financie- Waarde- Overige Aggrega- Munten en Leningen Kortlopen- Langlopen- Binnen- Overige
ringsbe- ringseffec- volume tie-effect 5) deposito’s de effecten de effecten landse MFI’s Overige crediteu-
hoefte 2) ten 3) mutaties 4)
credi financiële ren 7)
teuren 6) onder-
nemingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
1993 8,0 7,5 0,3 0,1 0,1 0,2 1,2 0,1 6,5 3,6 2,0 1,3 4,4
1994 6,0 5,2 0,2 0,7 0,0 0,4 -0,1 0,9 4,9 5,9 3,6 1,7 0,2
1995 7,8 5,5 0,2 2,2 -0,2 0,2 2,3 0,0 5,2 5,3 2,2 1,5 2,4
1996 3,8 4,2 -0,2 0,1 -0,3 0,1 0,1 0,4 3,2 2,6 0,8 2,6 1,2
1997 2,3 2,4 0,2 -0,2 0,0 0,0 -0,2 -0,6 3,1 0,2 -0,1 1,8 2,0
1998 1,7 1,9 -0,2 0,0 0,0 0,1 -0,4 -0,6 2,6 -1,0 -0,8 2,4 2,6
1999 1,7 1,4 0,3 0,1 0,0 0,2 -0,4 -0,7 2,6 -1,5 -0,7 -0,7 3,1
2000 0,9 0,8 0,1 -0,1 0,0 0,0 -0,5 -0,3 1,7 -1,5 -1,3 -0,9 2,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1,7 1,7 0,0 0,0 0,0 0,0 -0,2 0,4 1,4 0,2 0,1 -0,1 1,5
2002 2,0 2,5 -0,1 -0,4 0,0 0,0 -0,4 0,6 1,7 0,2 0,0 0,0 1,9

2. Eurogebied – tekort-schuld aanpassing


Schuld- Tekort (-)/
Tekort-schuld aanpassing 9)
mutatie overschot (+)8)
Totaal Waarde- Overige Overige 11)
Transacties in de voornaamste door de overheid aangehouden financiële activa
rings- Wissel- volume-
Totaal Chartaal Effecten 10) Leningen Aandelen effecten koers- mutaties
geld en en deelne- Privatise- Kapitaal- effecten
deposito’s mingen ringen dotaties
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

1993 8,0 -5,7 2,3 1,5 1,3 0,2 0,3 -0,2 -0,3 0,1 0,3 0,3 0,1 0,3
1994 6,0 -5,1 0,9 0,0 -0,2 0,1 0,3 -0,1 -0,4 0,2 0,2 0,0 0,7 0,1
1995 7,8 -5,1 2,7 0,6 0,1 -0,1 0,5 0,1 -0,4 0,2 0,2 0,0 2,2 -0,3
1996 3,8 -4,3 -0,5 -0,2 -0,1 0,0 -0,1 -0,1 -0,3 0,2 -0,2 -0,1 0,1 -0,2
1997 2,3 -2,6 -0,3 -0,5 0,2 -0,1 0,0 -0,5 -0,8 0,3 0,2 0,2 -0,2 0,2
1998 1,7 -2,3 -0,6 -0,5 0,1 0,0 -0,1 -0,6 -0,8 0,3 -0,2 0,0 0,0 0,1
1999 1,7 -1,3 0,4 -0,1 0,5 0,1 0,0 -0,7 -0,9 0,2 0,3 0,2 0,1 0,1
2000 0,9 0,1 1,0 0,9 0,7 0,1 0,2 -0,2 -0,4 0,2 0,1 0,0 -0,1 0,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1,7 -1,6 0,1 -0,4 -0,6 0,1 0,2 -0,1 -0,3 0,2 0,0 0,0 0,0 0,6
2002 2,0 -2,3 -0,2 0,2 0,3 0,0 0,1 -0,2 -0,4 0,1 -0,1 -0,1 -0,4 0,0

Bron: ECB.
1) Deels geraamd. Jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld als percentage van het bbp [schuld(t) – schuld (t-1)] ÷ bbp(t).
2) De financieringsbehoefte is per definitie gelijk aan de transacties in de overheidsschuld.
3) Waaronder naast het effect van wisselkoersontwikkelingen de effecten die verband houden met de meting van de nominale waarde (bijvoorbeeld agio
en disagio op uitgegeven effecten).
4) Omvat met name het effect van herrubriceringen van participaties en bepaalde soorten schuldverwerving.
5) Het verschil, als gevolg van mutaties in de voor aggregatie gebruikte wisselkoersen vóór 1999, tussen de mutaties in de geaggregeerde schuld van de
afzonderlijke landen, en de aggregatie van de schuldmutaties in de afzonderlijke landen.
6) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
7) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
8) Met inbegrip van opbrengsten van verkopen van UMTS-licenties.
9) Het verschil tussen de jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld en het tekort als percentage van het bbp.
10) Met uitzondering van financiële derivaten.
11) Omvat voornamelijk transacties in andere activa en passiva (handelskrediet, overige te ontvangen of betalen bedragen en financiële derivaten).

68* ECB Maandbericht • mei 2003


8 Betalingsbalans en de internationale
investeringspositie van het eurogebied
(m.i.v. de officiële reserves)
Tabel 8.1
Betalingsbalans 1)2)
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998); netto stromen)
Lopende rekening Vermo- Financiële rekening Statis-
Totaal Goede- Diensten Inko- Inko- gens- Totaal Directe Effecten- Finan- Overige Officiële tische
ren mens mens- over- investe- verkeer ciële finan- reserves verschil-
over- drachten- ringen deri- ciële len
drachten rekening vaten trans-
acties
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
1997 56,7 116,4 -2,3 -15,2 -42,2 13,0 . -44,4 -24,1 . . . .
1998 26,7 109,0 -6,3 -28,8 -47,2 12,4 -67,0 -81,3 -109,9 -8,2 124,2 8,2 27,9
1999 -23,8 75,7 -16,5 -37,0 -46,1 12,8 13,5 -119,5 -41,4 3,3 161,0 10,1 -2,5
2000 -66,0 31,6 -17,5 -25,5 -54,6 9,8 66,9 -16,5 -111,6 -3,4 180,8 17,6 -10,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -19,4 75,5 -3,7 -39,9 -51,2 9,5 -24,9 -102,8 64,7 -3,5 -1,1 17,8 34,7
2002 61,7 133,3 11,0 -36,6 -46,0 11,8 -137,7 -45,5 110,6 -13,9 -186,7 -2,2 64,3
2001 IV 9,0 30,4 0,2 -4,8 -16,8 1,3 -32,1 18,0 12,9 -6,6 -59,6 3,3 21,8
2002 I 12,0 26,7 -4,7 -7,4 -2,6 3,2 -8,2 -16,0 -35,8 2,5 44,1 -3,1 -6,9
II 2,2 31,3 5,9 -16,2 -18,8 3,5 -19,8 -9,2 72,2 -2,8 -86,7 6,7 14,1
III 23,0 38,5 5,9 -10,7 -10,7 2,3 -50,3 -12,0 35,7 -9,6 -59,7 -4,6 24,9
IV 24,5 36,8 4,0 -2,3 -13,9 2,8 -59,5 -8,3 38,4 -3,9 -84,4 -1,3 32,2
2001 dec. 3,9 10,5 1,7 -2,3 -6,1 0,7 -6,2 1,7 -13,4 -1,0 0,7 5,9 1,6
2002 jan. -0,1 3,1 -2,5 -6,4 5,7 2,6 -39,4 1,2 -33,6 3,3 -5,0 -5,3 37,0
febr. 4,7 10,1 -1,4 -0,2 -3,9 0,4 13,3 -9,1 -8,6 2,1 26,4 2,5 -18,3
maart 7,4 13,5 -0,8 -0,8 -4,4 0,3 17,9 -8,1 6,4 -2,9 22,7 -0,2 -25,6
april -5,8 7,3 0,6 -7,7 -6,0 1,3 14,8 8,1 16,0 1,4 -19,1 8,4 -10,3
mei 0,7 10,3 2,1 -6,4 -5,3 1,0 5,6 1,5 34,2 -2,0 -30,0 1,9 -7,3
juni 7,4 13,7 3,2 -2,1 -7,5 1,1 -40,2 -18,8 22,0 -2,2 -37,7 -3,5 31,8
juli 4,8 15,3 1,7 -9,0 -3,1 0,5 -17,4 -6,7 10,7 -8,2 -10,7 -2,6 12,1
aug. 9,9 12,2 0,4 0,3 -3,0 0,6 -11,5 1,7 8,3 -2,1 -21,1 1,8 1,0
sept. 8,3 11,1 3,9 -2,0 -4,6 1,2 -21,3 -7,0 16,7 0,7 -27,9 -3,8 11,8
okt. 3,8 12,3 0,2 -2,4 -6,3 1,5 -18,5 -7,1 25,2 -0,4 -38,5 2,2 13,2
nov. 11,5 13,7 1,4 0,4 -4,0 0,4 -26,0 0,5 15,8 -1,5 -38,4 -2,4 14,0
dec. 9,1 10,7 2,4 -0,4 -3,7 0,9 -15,0 -1,7 -2,6 -2,0 -7,5 -1,2 4,9
2003 jan. -6,5 0,8 -0,4 -10,1 3,1 2,1 -15,6 -0,9 -5,5 -1,0 -9,6 1,5 20,0
febr. 3,2 9,5 -0,3 -3,2 -2,8 -0,9 -3,1 0,7 10,7 0,9 -20,8 5,4 0,7

Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening Directe investeringen en effectenverkeer


(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998); netto stromen) (EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998); netto stromen)

goederen inkomensoverdrachten directe investeringen


diensten vermogensoverdrachtenrekening effectenverkeer
totaal 150
inkomens
50
100
40

30 50

20 0

10
-50

0
-100
-10
-150
-20

-200
-30

-40 -250
1998 1999 2000 2001 2002 1998 1999 2000 2001 2002
Bron: ECB.
1) Inkomende stromen (+); uitgaande stromen (-). Officiële reserves: toename (–); afname (+).
2) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.

ECB Maandbericht • mei 2003 69*


Tabel 8.2
1)
Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998))

1. Voornaamste posten
Lopende rekening Vermogens-
overdrachtenrekening
Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensoverdrachten
Ont- Uitgaven Netto Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Ont- Uitgaven Ont- Uitgaven Ont- Uitgaven
vangsten vangsten vangsten vangsten
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
1997 1.218,5 1.161,8 56,7 754,6 638,3 214,3 216,5 189,5 204,7 60,0 102,3 18,9 5,9
1998 1.277,3 1.250,6 26,7 784,4 675,4 231,6 237,9 198,5 227,3 62,9 110,1 17,7 5,3
1999 1.337,0 1.360,8 -23,8 818,3 742,5 246,7 263,2 207,3 244,2 64,8 110,9 19,1 6,3
2000 1.613,1 1.679,1 -66,0 989,8 958,3 287,5 304,9 269,1 294,6 66,7 121,3 18,3 8,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1.716,3 1.735,7 -19,4 1.033,0 957,6 325,0 328,7 283,1 322,9 75,3 126,5 17,0 7,5
2002 1.713,6 1.651,9 61,7 1.059,7 926,4 331,7 320,7 238,1 274,7 84,1 130,1 19,1 7,3
2001 IV 434,7 425,8 9,0 264,0 233,6 83,5 83,3 71,0 75,8 16,3 33,1 4,4 3,1
2002 I 416,5 404,6 12,0 254,9 228,2 72,5 77,3 58,3 65,7 30,8 33,4 4,7 1,5
II 429,3 427,1 2,2 267,3 236,0 84,5 78,6 62,5 78,6 15,1 33,9 5,0 1,5
III 426,8 403,8 23,0 263,2 224,7 89,8 83,9 55,4 66,0 18,4 29,2 4,1 1,7
IV 441,0 416,5 24,5 274,3 237,6 84,9 81,0 62,0 64,4 19,7 33,6 5,3 2,5
2001 dec. 147,1 143,2 3,9 80,5 69,9 30,2 28,4 30,0 32,3 6,4 12,5 2,4 1,7
2002 jan. 141,7 141,9 -0,1 79,6 76,6 24,3 26,8 20,3 26,7 17,4 11,7 3,0 0,5
febr. 132,8 128,1 4,7 83,5 73,3 23,1 24,5 19,2 19,4 7,1 10,9 1,0 0,6
maart 142,0 134,5 7,4 91,8 78,3 25,1 25,9 18,7 19,6 6,3 10,8 0,7 0,5
april 141,4 147,2 -5,8 88,4 81,1 27,5 26,8 20,2 27,9 5,3 11,3 1,9 0,6
mei 143,0 142,3 0,7 88,9 78,6 28,2 26,1 20,5 26,9 5,3 10,6 1,5 0,4
juni 144,9 137,6 7,4 89,9 76,3 28,8 25,6 21,7 23,8 4,5 12,0 1,6 0,5
juli 151,1 146,3 4,8 93,5 78,2 31,3 29,6 20,1 29,1 6,3 9,4 1,1 0,6
aug. 134,9 125,1 9,9 81,7 69,5 28,9 28,6 18,3 18,0 6,0 9,0 1,3 0,7
sept. 140,8 132,4 8,3 88,1 77,0 29,6 25,7 17,0 19,0 6,1 10,7 1,6 0,4
okt. 151,3 147,5 3,8 97,7 85,4 28,8 28,7 19,7 22,1 5,1 11,4 2,1 0,6
nov. 144,9 133,3 11,5 91,7 78,0 26,7 25,3 19,7 19,3 6,7 10,7 1,2 0,8
dec. 144,8 135,7 9,1 84,9 74,1 29,4 27,0 22,6 22,9 7,9 11,6 2,0 1,1
2003 jan. 143,3 149,7 -6,5 81,8 80,9 25,2 25,6 18,7 28,7 17,6 14,4 2,6 0,5
febr. 131,5 128,3 3,2 83,5 74,0 23,1 23,3 17,1 20,3 7,8 10,7 1,5 2,4
2. Voornaamste posten op de lopende rekening (seizoenvrij)
Lopende rekening
Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensoverdrachten
Ontvang- Uitgaven Netto Uitvoer Invoer Uitvoer Invoer Ontvang- Uitgaven Ontvang- Uitgaven
sten sten sten
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

2000 IV 438,8 457,0 -17,8 266,0 262,5 78,5 83,4 76,8 78,4 17,6 32,6
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 I 431,6 440,4 -8,8 261,0 245,6 78,8 81,9 72,7 83,6 19,1 29,4
II 432,2 443,4 -11,2 261,3 244,1 81,5 82,3 70,7 83,3 18,7 33,7
III 428,4 430,1 -1,8 257,2 238,9 82,1 82,5 70,6 78,1 18,4 30,6
IV 422,9 420,1 2,8 254,1 228,9 81,8 81,7 68,4 76,6 18,7 32,9
2002 I 425,1 409,9 15,2 263,9 228,6 81,6 81,8 59,8 67,9 19,8 31,5
II 427,8 418,2 9,6 265,8 232,4 82,9 80,7 59,6 71,3 19,5 33,9
III 430,9 411,5 19,4 265,9 232,0 83,7 78,8 59,0 68,7 22,3 31,9
IV 430,2 412,5 17,7 264,6 233,5 83,2 79,3 60,1 66,3 22,3 33,5
2001 dec. 144,9 143,2 1,8 84,4 75,3 28,9 27,8 25,6 28,5 6,0 11,5
2002 jan. 142,3 134,8 7,5 86,5 74,5 27,3 27,4 21,3 24,2 7,2 8,8
febr. 142,3 138,5 3,8 88,3 77,0 27,2 27,3 20,7 22,8 6,0 11,4
maart 140,5 136,6 3,9 89,2 77,2 27,1 27,1 17,7 21,0 6,5 11,4
april 142,7 142,4 0,3 88,1 77,9 27,9 27,6 20,2 25,6 6,4 11,4
mei 141,8 137,9 3,9 88,4 76,5 27,2 26,6 19,7 23,7 6,6 11,1
juni 143,3 137,9 5,4 89,3 78,0 27,8 26,5 19,7 22,0 6,5 11,4
juli 141,8 138,2 3,6 87,5 76,8 27,0 26,6 20,1 24,5 7,2 10,2
aug. 145,1 137,6 7,5 89,4 77,6 27,6 26,9 20,4 22,6 7,7 10,5
sept. 144,0 135,6 8,4 89,1 77,5 29,1 25,3 18,5 21,6 7,4 11,2
okt. 143,2 140,4 2,8 88,3 78,5 27,5 27,0 20,1 23,2 7,3 11,6
nov. 145,4 137,8 7,7 89,0 77,2 28,1 26,5 20,6 22,9 7,7 11,2
dec. 141,6 134,4 7,2 87,3 77,7 27,6 25,8 19,3 20,3 7,4 10,6
2003 jan. 143,5 141,2 2,2 88,6 78,6 28,3 26,1 19,4 25,5 7,2 11,0
febr. 140,8 139,0 1,9 88,1 77,7 27,4 26,1 18,5 24,1 6,8 11,1
Bron: ECB.
1) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.

70* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 8.3
Inkomensrekening
(EUR miljard; bruto stromen)
Totaal Inkomen uit arbeid Inkomen uit kapitaal
Totaal Directe investeringen Effecten Overige financiële
activa
Ontvang- Uitgaven Ontvang- Uitgaven Ontvang- Uitgaven Ontvang- Uitgaven Ontvang- Uitgaven Ontvang- Uitgaven
sten sten sten sten sten sten
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1999 207,3 244,2 12,6 4,9 194,7 239,3 42,7 51,2 64,2 102,2 87,8 85,8
2000 269,1 294,6 13,2 5,3 255,9 289,4 61,3 64,5 76,7 107,4 117,9 117,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 283,1 322,9 14,0 5,9 269,1 317,0 69,5 68,9 82,5 118,2 117,1 129,8
2002 238,1 274,7 14,4 5,7 223,7 269,0 56,9 55,3 83,2 121,9 83,6 91,8
2001 IV 71,0 75,8 3,6 1,4 67,4 74,3 19,5 22,2 22,2 22,3 25,7 29,9
2002 I 58,3 65,7 3,5 1,2 54,7 64,5 11,3 12,9 20,6 26,4 22,8 25,1
II 62,5 78,6 3,5 1,4 58,9 77,2 17,2 16,3 22,0 38,6 19,8 22,3
III 55,4 66,0 3,6 1,6 51,8 64,5 10,9 11,8 20,5 31,0 20,3 21,6
IV 62,0 64,4 3,8 1,5 58,2 62,9 17,4 14,3 20,1 25,9 20,7 22,7

Inkomen uit directe investeringen Inkomen uit effecten

Aandelen Schuld Aandelen Schuld

Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten Uitgaven


13 14 15 16 17 18 19 20
1999 36,2 46,7 6,5 4,6 9,5 34,0 54,7 68,3
2000 50,5 56,8 10,9 7,7 14,3 30,6 62,4 76,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 59,3 60,1 10,2 8,9 17,3 43,8 65,2 74,4
2002 49,3 49,7 7,5 5,7 20,6 53,0 62,5 68,9
2001 IV 16,4 20,1 3,1 2,1 4,8 6,3 17,4 16,0
2002 I 9,3 11,6 2,1 1,3 4,8 8,8 15,7 17,6
II 15,4 15,1 1,8 1,2 6,5 23,8 15,5 14,8
III 9,5 10,5 1,4 1,3 4,4 10,4 16,1 20,6
IV 15,2 12,5 2,2 1,8 4,9 10,0 15,2 15,9
Bron: ECB.

ECB Maandbericht • mei 2003 71*


Tabel 8.4
Directe investeringen 1)
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998); netto stromen)

Door ingezetenen buiten het eurogebied Door niet-ingezetenen in het eurogebied


Totaal Kapitaaldeelnemingen en Overige financiële trans- Totaal Kapitaaldeelnemingen en Overige financiële trans-
herinvestering van winsten acties (voornamelijk herinvestering van winsten acties (voornamelijk
intragroepsleningen) intragroepsleningen)
Totaal MFI’s 2) Niet- Totaal MFI’s 2) Niet- Totaal MFI’s2) Niet- Totaal MFI’s2) Niet-
MFI’s MFI’s MFI’s MFI’s
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1997 -93,2 . . . . . . 48,7 . . . . . .
1998 -172,7 . . . . . . 91,4 . . . . . .
1999 -320,9 -239,5 -25,0 -214,6 -81,3 -0,6 -80,7 201,3 145,7 3,5 142,2 55,6 0,2 55,4
2000 -443,3 -351,7 -35,5 -316,2 -91,5 0,3 -91,8 426,7 301,0 12,4 288,6 125,8 0,1 125,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -259,2 -167,0 -13,9 -153,1 -92,1 -0,6 -91,6 156,4 99,9 5,3 94,6 56,5 0,7 55,8
2002 -174,5 -145,7 -18,4 -127,3 -28,8 -0,5 -28,3 129,0 94,1 3,2 90,9 34,9 0,7 34,2
2001 IV -28,0 -25,2 -3,3 -21,9 -2,7 -0,1 -2,6 45,9 15,6 8,4 7,2 30,3 0,1 30,1
2002 I -55,5 -41,6 -2,5 -39,1 -13,9 0,0 -13,8 39,5 26,3 1,2 25,2 13,1 0,0 13,1
II -47,0 -28,8 -6,0 -22,7 -18,2 -0,3 -17,9 37,7 22,1 2,8 19,3 15,6 0,1 15,6
III -32,5 -36,2 -5,2 -31,0 3,7 -0,1 3,8 20,5 12,2 -0,4 12,6 8,4 0,6 7,8
IV -39,5 -39,1 -4,8 -34,4 -0,4 -0,1 -0,3 31,3 33,5 -0,3 33,9 -2,3 0,0 -2,3
2001 dec. -18,4 -9,0 -3,0 -6,0 -9,4 0,0 -9,3 20,1 11,0 6,3 4,7 9,1 0,0 9,1
2002 jan. -6,7 -8,6 -0,6 -8,0 1,9 0,0 1,9 7,9 2,8 0,2 2,6 5,1 0,1 5,1
febr. -21,4 -5,1 -0,4 -4,8 -16,2 0,0 -16,2 12,2 3,4 1,2 2,2 8,9 0,0 8,9
maart -27,4 -27,9 -1,5 -26,4 0,5 -0,1 0,5 19,3 20,2 -0,1 20,3 -0,9 0,0 -0,8
april -7,7 -2,3 -4,1 1,8 -5,4 0,0 -5,4 15,8 9,4 2,0 7,4 6,4 0,0 6,4
mei -18,0 -10,5 -1,0 -9,5 -7,4 0,0 -7,4 19,4 6,5 0,7 5,8 13,0 0,0 12,9
juni -21,3 -15,9 -0,9 -15,0 -5,4 -0,3 -5,1 2,5 6,2 0,1 6,2 -3,7 0,1 -3,8
juli -13,1 -14,5 -3,4 -11,1 1,4 0,0 1,4 6,4 2,8 0,9 1,9 3,6 0,0 3,6
aug. -1,1 -6,6 -0,3 -6,3 5,5 -0,1 5,5 2,8 2,4 -0,8 3,2 0,4 0,7 -0,3
sept. -18,3 -15,2 -1,5 -13,7 -3,1 0,0 -3,1 11,3 7,0 -0,6 7,5 4,3 -0,1 4,4
okt. -13,3 -7,1 -0,9 -6,2 -6,1 0,0 -6,1 6,2 6,6 0,2 6,4 -0,4 -0,1 -0,2
nov. -22,0 -16,4 -0,3 -16,1 -5,6 0,0 -5,5 22,5 15,5 -0,4 15,9 7,0 0,1 6,9
dec. -4,3 -15,6 -3,5 -12,1 11,3 0,0 11,3 2,6 11,4 -0,2 11,6 -8,8 0,0 -8,9
2003 jan. -10,9 -6,7 -0,8 -5,9 -4,2 0,0 -4,2 10,0 8,4 0,3 8,1 1,6 0,0 1,6
febr. -7,0 -5,2 -0,9 -4,3 -1,8 0,0 -1,7 7,6 5,5 1,1 4,5 2,1 0,0 2,1

Bron: ECB.
1) Inkomende stromen (+); uitgaande stromen (-).
2) Met uitzondering van het Eurosysteem.

72* ECB Maandbericht • mei 2003


Tabel 8.5
Effectenverkeer 1)
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998); netto stromen)

1. Naar instrument 2)
Totaal Aandelen Schuldbewijzen
Activa Passiva ) Activa Passiva s Activa Passiva
Totaal Obligaties Geldmarkt- Totaal Obligaties Geldmarkt-
en instrumenten en instrumenten
notes notes
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1998 -363,3 253,3 -116,2 104,0 -247,1 -238,9 -8,2 149,4 121,3 28,1
1999 -311,3 269,8 -156,5 93,0 -154,8 -154,9 0,1 176,8 117,0 59,9
2000 -409,0 297,4 -285,9 49,9 -123,1 -114,3 -8,8 247,5 239,2 8,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -291,0 355,8 -108,3 233,2 -182,7 -160,1 -22,6 122,5 115,1 7,4
2002 -172,8 283,3 -40,8 89,2 -132,0 -78,1 -53,9 194,2 128,6 65,6
2001 IV -87,2 100,1 -24,9 61,3 -62,3 -51,0 -11,3 38,8 35,9 2,9
2002 I -75,0 39,2 -32,1 34,5 -42,9 -21,9 -21,0 4,8 7,1 -2,3
II -54,2 126,5 -13,9 36,0 -40,3 -25,3 -15,0 90,5 61,4 29,1
III -19,8 55,5 12,7 6,0 -32,5 -17,3 -15,2 49,5 26,3 23,2
IV -23,7 62,1 -7,5 12,8 -16,2 -13,5 -2,7 49,4 33,7 15,6
2001 dec. -12,8 -0,7 -6,6 12,6 -6,2 -15,5 9,3 -13,3 -16,4 3,1
2002 jan. -27,5 -6,1 -13,5 13,3 -14,0 -3,0 -11,0 -19,4 -11,6 -7,8
febr. -18,6 10,1 -8,8 9,4 -9,8 -5,7 -4,2 0,6 1,2 -0,5
maart -28,9 35,2 -9,9 11,7 -19,0 -13,2 -5,8 23,5 17,5 6,0
april -13,2 29,3 -1,9 6,5 -11,3 -10,1 -1,2 22,8 15,1 7,7
mei -29,5 63,7 -5,8 27,8 -23,6 -14,7 -9,0 35,9 22,8 13,1
juni -11,6 33,5 -6,2 1,7 -5,4 -0,6 -4,8 31,8 23,5 8,3
juli -15,8 26,5 -6,4 4,5 -9,4 -1,3 -8,1 22,0 13,4 8,6
aug. -4,4 12,7 5,1 -0,3 -9,5 -10,1 0,5 13,0 2,1 10,9
sept. 0,4 16,4 14,0 1,9 -13,6 -6,0 -7,7 14,5 10,8 3,7
okt. 1,0 24,2 -0,6 -3,7 1,6 -4,0 5,6 27,9 15,7 12,3
nov. -9,1 24,8 -0,3 16,5 -8,8 -5,0 -3,7 8,3 6,6 1,7
dec. -15,6 13,1 -6,6 -0,1 -9,0 -4,5 -4,6 13,1 11,5 1,7
2003 jan. -22,6 17,1 2,0 14,1 -24,7 -17,0 -7,7 3,0 4,3 -1,3
febr. -23,9 34,6 -0,1 4,2 -23,8 -25,1 1,3 30,4 17,8 12,6
2. Activa naar instrument en houderschap
Aandelen Schuldbewijzen
Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten
Eurosys- MFI’s 3) Niet-MFI’s Eurosys- MFI’s 3) Niet-MFI’s Eurosys- MFI’s 3) Niet-MFI’s
teem teem teem
Totaal Over- Overige Totaal Over- Overige Totaal Over- Overige
heid sectoren heid sectoren heid sectoren
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
1999 0,1 -1,5 -155,1 -2,1 -153,0 0,1 -15,4 -139,6 -1,7 -137,9 0,9 -8,1 7,3 -0,1 7,5
2000 -0,1 -4,3 -281,6 -2,6 -278,9 -1,9 -46,3 -66,1 -1,5 -64,6 2,2 -15,5 4,6 -1,0 5,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -0,4 3,8 -111,8 -2,1 -109,8 1,9 -71,1 -90,9 -1,2 -89,6 -2,3 -34,5 14,3 -0,2 14,5
2002 -0,3 -9,7 -30,8 -5,2 -25,6 3,7 -7,0 -74,8 -1,0 -73,8 2,1 -35,0 -21,0 -0,9 -20,1
2001 IV -0,1 4,8 -29,6 -0,5 -29,0 -0,7 -37,8 -12,5 -0,3 -12,2 -0,3 -3,6 -7,3 1,9 -9,3
2002 I 0,0 -4,8 -27,3 -1,4 -25,8 0,4 -4,7 -17,5 -0,5 -17,0 0,8 -13,0 -8,8 -1,1 -7,7
II -0,1 -3,7 -10,1 -2,0 -8,1 2,4 -2,3 -25,4 0,2 -25,6 0,0 -1,9 -13,1 -0,1 -13,0
III -0,1 2,8 10,0 -0,6 10,6 -1,1 -2,9 -13,3 -0,3 -13,0 0,9 -13,3 -2,7 0,2 -3,0
IV -0,1 -4,0 -3,5 -1,2 -2,3 2,1 3,0 -18,6 -0,4 -18,1 0,4 -6,8 3,6 0,1 3,5
2002 sept. 0,3 -0,6 14,3 . . -0,4 0,5 -6,0 . . 0,4 -6,0 -2,1 . .
okt. 0,0 -2,2 1,6 . . 0,4 3,8 -8,3 . . 0,4 3,5 1,7 . .
nov. -0,1 -1,2 0,9 . . 1,4 -6,2 -0,3 . . -0,1 -9,8 6,2 . .
dec. 0,0 -0,6 -6,0 . . 0,2 5,3 -10,0 . . 0,1 -0,5 -4,2 . .
2003 jan. 0,0 1,4 0,6 . . 0,0 -12,7 -4,2 . . -0,3 -10,9 3,4 . .
febr. -0,1 -0,9 0,9 . . 1,0 -10,1 -16,0 . . -0,9 -0,3 2,5 . .

Bron: ECB.
1) Inkomende stromen (+); uitgaande stromen (-).
2) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.
3) Met uitzondering van het Eurosysteem.

ECB Maandbericht • mei 2003 73*


Tabel 8.6
Overige financiële transacties en de officiële reserves
(EUR miljard (ecu miljard tot ultimo 1998); netto stromen)

1. Naar sector 1)2)


Totaal Eurosysteem Overheid MFI’s (m.u.v. het Eurosysteem) Overige sectoren
Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Totaal Langlopend Kortlopend Activa Passiva
Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1998 -81,5 205,6 -0,7 3,5 -1,0 -6,1 -22,6 192,4 -37,6 40,4 15,0 152,0 -57,1 15,9
1999 -31,8 192,7 -1,9 6,6 3,3 -13,0 16,3 161,2 -47,2 53,8 63,5 107,4 -49,4 37,9
2000 -179,0 359,8 -1,1 0,9 -2,2 0,7 -130,4 288,8 -50,0 52,5 -80,4 236,3 -45,4 69,5
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -250,2 249,0 0,6 4,4 2,9 -0,5 -227,6 233,5 -45,3 22,4 -182,3 211,1 -26,1 11,6
2002 -224,4 37,7 -1,2 0,1 0,0 -8,3 -167,3 29,5 -28,3 51,9 -139,0 -22,3 -55,9 16,4
2001 IV -69,8 10,2 -0,4 3,7 1,9 4,8 -46,3 4,6 -18,1 -5,9 -28,2 10,5 -25,2 -2,9
2002 I 19,8 24,3 -0,4 1,2 -0,6 -8,3 18,7 25,8 -2,5 11,4 21,2 14,4 2,2 5,6
II -77,6 -9,1 -0,6 -3,5 0,9 3,8 -62,7 -11,8 -4,4 19,8 -58,3 -31,6 -15,2 2,4
III -62,1 2,3 0,3 -0,1 -0,5 -2,8 -34,9 9,6 -4,7 4,6 -30,2 5,0 -26,9 -4,3
IV -104,5 20,1 -0,4 2,5 0,3 -1,0 -88,3 6,0 -16,6 16,1 -71,7 -10,1 -16,1 12,7
2001 dec. 30,6 -30,0 0,1 -2,8 0,1 -0,2 30,4 -24,3 -4,3 2,9 34,7 -27,3 0,1 -2,7
2002 jan. 2,0 -7,0 -0,7 2,6 -1,4 -8,8 14,7 0,5 -1,0 6,3 15,6 -5,8 -10,6 -1,3
febr. 27,0 -0,6 -0,1 -3,8 1,0 -1,6 5,3 12,4 -7,7 1,3 13,1 11,1 20,8 -7,6
maart -9,2 31,9 0,4 2,4 -0,2 2,1 -1,4 12,9 6,2 3,8 -7,5 9,1 -8,0 14,5
april -42,2 23,1 -0,4 -4,3 1,7 5,6 -30,1 22,2 -4,2 7,1 -25,9 15,1 -13,3 -0,4
mei -64,2 34,2 -0,1 -0,5 0,0 0,0 -56,0 36,4 -3,9 8,2 -52,1 28,2 -8,0 -1,7
juni 28,8 -66,4 -0,1 1,3 -0,7 -1,8 23,4 -70,4 3,7 4,4 19,7 -74,8 6,2 4,5
juli -2,3 -8,4 0,4 2,7 -0,2 -1,2 14,0 -9,8 2,8 1,6 11,2 -11,4 -16,5 -0,1
aug. 8,5 -29,7 0,1 -5,0 -0,6 -2,2 12,8 -17,9 0,4 2,0 12,4 -19,9 -3,8 -4,6
sept. -68,3 40,4 -0,2 2,1 0,3 0,6 -61,7 37,3 -7,9 0,9 -53,8 36,3 -6,6 0,4
okt. -68,8 30,3 -0,1 -0,3 -0,4 1,3 -54,2 22,4 -4,4 7,6 -49,8 14,8 -14,2 7,0
nov. -78,3 39,9 0,9 1,2 -1,6 -0,3 -65,5 34,8 -7,8 -7,0 -57,6 41,8 -12,1 4,2
dec. 42,5 -50,1 -1,3 1,6 2,2 -2,0 31,3 -51,2 -4,4 15,5 35,8 -66,7 10,2 1,5
2003 jan. -9,5 -0,2 0,5 -2,4 -2,3 -6,2 6,5 3,4 -2,0 9,3 8,5 -5,8 -14,1 5,0
febr. -81,9 61,1 -0,5 -2,0 -3,8 -2,9 -55,1 54,5 -3,8 6,1 -51,3 48,4 -22,4 11,4
2. Naar sector en instrument 1)
2.1. Eurosysteem
Leningen/chartaal geld en deposito’s Overige activa/passiva
Activa Passiva Saldo Activa Passiva Saldo
1 2 3 4 5 6
1999 -1,1 6,7 5,6 -0,8 -0,1 -0,9
2000 -1,1 0,9 -0,2 0,0 0,0 0,0
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 0,6 4,4 5,0 0,0 0,0 0,0
2002 -1,2 0,0 -1,1 0,0 0,0 0,0
2001 IV -0,4 3,8 3,4 0,0 0,0 0,0
2002 I -0,4 1,2 0,7 0,0 0,0 0,0
II -0,6 -3,5 -4,1 0,0 0,0 0,0
III 0,3 -0,2 0,1 0,0 0,0 0,0
IV -0,4 2,6 2,1 0,0 0,0 0,0
Bron: ECB.
1) Inkomende stromen (+); uitgaande stromen (-).
2) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.

74* ECB Maandbericht • mei 2003


2.2. Overheid
Handelskrediet Leningen/chartaal geld en deposito’s Overige activa/passiva
Activa Passiva Saldo Activa Passiva Saldo Activa Passiva Saldo
7 8 9 10 11 12 13 14 15
1999 0,0 0,0 0,0 4,4 -13,1 -8,7 -1,2 0,2 -1,0
2000 0,1 0,0 0,1 -1,4 0,6 -0,8 -0,9 0,1 -0,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -0,1 0,0 -0,1 4,4 -0,6 3,9 -1,4 0,1 -1,3
2002 1,5 0,0 1,4 -0,6 -8,0 -8,6 -0,8 -0,3 -1,1
2001 IV 0,0 0,0 0,0 2,1 4,7 6,8 -0,1 0,1 -0,1
2002 I 0,0 0,0 0,0 -0,3 -8,0 -8,3 -0,3 -0,3 -0,6
II 1,4 0,0 1,4 -0,2 3,6 3,4 -0,3 0,2 -0,2
III 0,0 0,0 0,0 -0,3 -2,7 -3,0 -0,2 0,0 -0,3
IV 0,0 0,0 0,0 0,2 -0,9 -0,6 0,1 -0,1 -0,1
2.3. MFI’s (m.u.v. het Eurosysteem)
Leningen/chartaal geld en deposito’s Overige activa/passiva
Activa Passiva Saldo Activa Passiva Saldo
16 17 18 19 20 21
1999 15,5 160,5 176,0 0,8 0,7 1,5
2000 -126,3 283,5 157,1 -4,1 5,3 1,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -213,6 223,7 10,0 -13,9 9,8 -4,1
2002 -163,6 32,5 -131,1 -3,7 -2,9 -6,6
2001 IV -41,6 3,3 -38,2 -4,7 1,3 -3,4
2002 I 24,1 19,7 43,9 -5,5 6,0 0,5
II -61,8 -10,5 -72,3 -0,9 -1,3 -2,2
III -32,6 7,6 -25,0 -2,3 2,0 -0,3
IV -93,4 15,6 -77,7 5,0 -9,7 -4,6
2.4. Overige sectoren
Handelskrediet Leningen/chartaal geld en deposito’s Overige activa/passiva
Activa Passiva Saldo Activa Passiva Saldo Activa Passiva Saldo
22 23 24 25 26 27 28 29 30
1999 -7,5 4,8 -2,7 -18,9 21,7 2,9 -23,0 11,3 -11,7
2000 -14,6 10,5 -4,0 -25,2 64,0 38,8 -5,7 -5,0 -10,7
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 -0,4 0,6 0,1 -25,3 10,6 -14,7 -0,3 0,4 0,1
2002 -9,6 -2,3 -11,9 -43,5 14,4 -29,1 -2,8 4,3 1,5
2001 IV 2,6 -1,2 1,4 -27,7 -2,3 -30,0 -0,1 0,5 0,4
2002 I -1,2 -0,5 -1,7 5,0 5,3 10,3 -1,6 0,8 -0,8
II -3,6 -1,4 -5,0 -11,4 2,9 -8,6 -0,1 0,9 0,8
III -2,8 0,9 -1,9 -23,9 -7,2 -31,2 -0,1 2,0 1,9
IV -2,0 -1,4 -3,4 -13,1 13,5 0,4 -1,0 0,6 -0,4
3. Officiële reserves1)
Totaal Monetair Bijzonde- Reserve- Deviezen Overige
goud re trek- positie in Totaal Chartaal geld en Effecten Finan- vorde-
kings- het IMF deposito’s ciële ringen
rechten Bij Bij Aandelen Obliga- Geld- derivaten
monetaire banken ties markt-
autori- en notes instru-
teiten en menten
de BIB
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

1999 10,1 0,3 1,0 2,0 6,1 12,5 -12,1 0,2 3,5 2,0 -0,1 0,8
2000 17,6 1,0 0,3 2,9 13,3 4,3 4,6 0,0 -5,6 10,1 -0,1 0,0
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 17,8 0,6 -1,0 -4,2 22,5 10,0 -5,3 -1,1 20,4 -1,6 0,0 0,0
2002 -2,2 0,7 0,2 -2,0 -1,2 -2,3 -15,3 0,0 8,2 8,4 -0,2 0,0
2001 IV 3,3 0,1 -0,1 0,8 2,4 2,7 1,7 0,0 4,8 -6,9 0,0 0,0
2002 I -3,1 -0,2 0,0 -0,4 -2,4 -1,7 -12,4 0,0 4,2 7,4 0,0 0,0
II 6,7 0,5 0,5 -2,1 7,8 -0,6 1,2 0,0 4,3 3,1 -0,2 0,0
III -4,6 -0,1 -0,2 0,2 -4,6 -2,4 -3,0 0,0 1,9 -1,2 0,0 0,0
IV -1,3 0,4 -0,1 0,3 -1,9 2,3 -1,2 0,0 -2,2 -0,9 0,0 0,0
Bron: ECB.
1) Toename (-); afname (+).

ECB Maandbericht • mei 2003 75*


Tabel 8.7
Internationale investeringspositie 1) en de uitstaande officiële reserves
(EUR miljard (ECU miljard in 1997); ultimocijfers)

1. Overzicht internationale investeringspositie


Totaal Directe Effectenverkeer Financiële Overige Officiële reserves
Als % bbp investeringen derivaten financiële activa
1 2 3 4 5 6 7
2)3)
Netto internationale investeringspositie
1997 16,3 0,3 181,5 -750,5 -5,9 223,8 367,3
1998 -170,1 -2,8 152,0 -748,5 2,3 86,5 337,6
1999 -297,3 -4,7 369,6 -881,2 16,0 -183,9 382,2
2000 -414,7 -6,3 428,4 -804,9 8,5 -437,2 390,4
2001 -152,2 -2,2 530,7 -682,7 -5,9 -387,0 392,7
Uitstaande activa
1999 5.796,7 92,5 1.174,5 2.058,1 111,1 2.070,8 382,2
2000 6.740,0 102,5 1.609,7 2.344,1 117,9 2.277,9 390,4
2001 7.459,4 109,3 1.859,9 2.499,8 123,7 2.583,4 392,7
Uitstaande passiva
1999 6.094,0 97,2 804,9 2.939,3 95,1 2.254,7 -
2000 7.154,7 108,9 1.181,2 3.149,1 109,3 2.715,1 -
2001 7.611,6 111,5 1.329,2 3.182,5 129,5 2.970,5 -
2. Directe investeringen
Door ingezetenen buiten het eurogebied Door niet-ingezetenen in het eurogebied
Aandelenkapitaal en herinvestering Overige financiële transacties Aandelenkapitaal en herinvestering Overige financiële transacties
van winsten (voornamelijk intragroepsleningen) van winsten (voornamelijk intragroepsleningen)
Totaal MFI’s 4) Niet- Totaal MFI’s 4) Niet- Totaal MFI’s 4) Niet- Totaal MFI’s 4) Niet-
MFI’s MFI’s MFI’s MFI’s
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

1999 938,7 85,7 853,0 235,8 1,8 234,0 606,3 24,3 582,0 198,6 1,7 196,9
2000 1.256,0 115,9 1.140,1 353,7 2,3 351,3 880,6 31,8 848,8 300,7 1,8 298,9
2001 1.478,4 132,0 1.346,4 381,5 2,6 378,9 985,6 42,4 943,2 343,6 2,6 341,0

3.1. Effectenverkeer naar instrument


Aandelen Schuldbewijzen
Activa Passiva
Activa Passiva Totaal Obligaties en Geldmarkt- Totaal Obligaties en Geldmarkt-
notes instrumenten notes instrumenten
1 2 3 4 5 6 7 8

1999 1.013,6 1.698,1 1.044,4 937,2 107,2 1.241,2 1.138,5 102,7


2000 1.183,6 1.627,6 1.160,5 1.038,4 122,1 1.521,5 1.399,9 121,6
2001 1.111,5 1.577,6 1.388,3 1.208,1 180,1 1.604,9 1.505,5 99,4

3.2. Effectenverkeer: activa naar instrument en sector van de houder


Aandelen Schuldbewijzen
Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten
Euro- MFI’s 4) Niet-MFI’s Euro- MFI’s 4) Niet-MFI’s Euro- MFI’s 4) Niet-MFI’s
systeem systeem systeem
Totaal Over- Overige Totaal Over- Overige Totaal Over- Overige
heid sectoren heid sectoren heid sectoren
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
1999 0,4 25,9 987,3 4,1 983,2 4,5 257,2 675,4 6,2 669,3 2,6 68,5 36,1 0,2 35,9
2000 0,9 42,7 1.140,0 5,6 1.134,4 3,4 328,5 706,5 5,7 700,9 0,5 85,6 36,0 0,1 35,8
2001 1,2 43,7 1.066,7 6,6 1.060,0 2,1 422,1 784,0 8,0 776,0 2,8 125,2 52,1 0,2 51,9

Bron: ECB.
1) De gegevens hebben betrekking op de Euro-12, dat wil zeggen dat Griekenland is inbegrepen.
2) Activa minus passiva.
3) Zie ten aanzien van de vergelijkbaarheid van recente en enkele eerdere gegevens de Toelichting.
4) Met uitzondering van het Eurosysteem.
.

76* ECB Maandbericht • mei 2003


4. Overige financiële transacties naar sector en instrument
Eurosysteem Overheid
Totaal Leningen/chartaal Overige activa/ Totaal Handelskrediet Leningen/chartaal Overige activa/
geld en deposito’s passiva geld en deposito’s passiva
Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1999 3,1 27,4 3,0 27,1 0,1 0,3 125,5 57,3 2,5 0,1 72,4 45,4 50,6 11,8
2000 3,0 32,2 2,9 31,9 0,1 0,3 133,8 60,0 2,8 0,2 77,5 47,7 53,5 12,1
2001 3,0 36,4 2,9 36,2 0,1 0,2 132,5 63,8 3,1 0,2 73,6 51,4 55,9 12,3

MFI’s (m.u.v. het Eurosysteem) Overige sectoren


Totaal Leningen/chartaal Overige activa/ Totaal Handelskrediet Leningen/chartaal Overige activa/
geld en deposito’s passiva geld en deposito’s passiva
Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva Activa Passiva
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
1999 1.317,7 1.823,5 1.291,8 1.798,1 25,9 25,5 624,5 346,5 161,0 90,7 394,2 225,7 69,3 30,1
2000 1.458,5 2.168,4 1.421,4 2.126,4 37,1 42,0 682,6 454,5 179,5 110,2 418,9 314,8 84,2 29,5
2001 1.719,5 2.407,3 1.668,6 2.354,1 50,9 53,2 728,4 462,9 177,6 109,7 478,4 321,9 72,4 31,4

5. Officiële reserves en aanverwante activa van het Eurosysteem en van de Europese Centrale Bank 1)
(EUR miljard; ultimocijfers tenzij anders aangegeven)

Officiële reserves PM:


Aanver-
wante
activa
Totaal Mone- Bijzon- Reser- Deviezen Overige Vorde-
tair Troy dere veposi- Totaal Chartaal geld en Effecten Finan- vorde- ringen
goud ounces trek- tie in deposito’s ciële ringen op inge-
fijn kings- het IMF Bij Bij Totaal Aan- Obliga- Geld- deriva- zetenen
(miljoe- rechten mone- banken delen ties en markt- ten van het
nen) 2) taire notes instru- euroge-
autori- menten bied,
teiten luidende
en de in
BIB vreemde
valuta
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Eurosysteem3)
1998 dec.4) 329,4 99,6 404,131 5,2 23,4 201,2 12,6 19,6 169,0 0,0 116,6 52,4 0,0 0,0 7,6
1999 dec. 372,1 116,4 402,758 4,5 24,3 226,9 13,5 23,0 190,7 0,0 133,9 56,8 -0,2 0,0 14,6
2000 dec. 377,2 117,1 399,537 4,3 20,8 235,0 9,7 20,1 204,4 0,0 154,0 50,4 0,7 0,0 15,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1 jan. 390,4 118,4 404,157 4,3 21,2 246,5 16,8 20,5 208,5 0,0 158,1 50,4 0,7 0,0 16,3
2001 dec. 392,7 126,1 401,876 5,5 25,3 235,8 8,0 25,9 201,5 1,2 147,0 53,3 0,4 0,0 24,7
2002 dec. 366,1 130,4 399,022 4,8 25,0 205,8 10,3 35,3 159,8 - - - 0,4 0,0 22,4
2003 jan. 363,4 135,5 398,728 4,7 24,4 198,8 13,1 38,5 146,6 - - - 0,6 0,0 20,4
febr. 352,2 128,2 397,765 4,8 24,3 194,9 10,4 38,4 145,6 - - - 0,5 0,0 19,3
maart 339,2 122,3 397,765 4,7 24,5 187,7 7,9 36,4 142,8 - - - 0,6 0,0 18,9
Europese Centrale Bank 5)

1999 dec. 49,3 7,0 24,030 0,0 0,0 42,3 0,3 7,8 34,3 0,0 27,8 6,5 0,0 0,0 2,6
2000 dec. 45,3 7,0 24,030 0,0 0,0 38,2 0,6 6,8 30,6 0,0 20,4 10,2 0,3 0,0 3,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 dec. 49,3 7,8 24,656 0,1 0,0 41,4 0,8 7,0 33,6 0,0 23,5 10,1 0,0 0,0 3,6
2002 dec. 45,5 8,1 24,656 0,2 0,0 37,3 1,2 9,9 26,1 - - - 0,0 0,0 3,0
2003 jan. 42,9 8,4 24,656 0,2 0,0 34,4 0,8 9,5 24,1 - - - 0,0 0,0 2,9
febr. 42,0 7,9 24,656 0,2 0,0 33,9 1,3 8,8 23,8 - - - 0,0 0,0 2,6
maart 40,5 7,6 24,656 0,2 0,0 32,8 0,9 9,3 22,6 - - - 0,0 0,0 3,0

Bron: ECB.
1) Op de website van de ECB zijn meer uitgebreide gegevens te vinden, opgesteld volgens het sjabloon voor de internationale reserves en in vreemde
valuta luidende liquiditeiten.
2) De mutatie in de goudvoorraad van het Eurosysteem wordt veroorzaakt door goudtransacties overeenkomstig de voorwaarden van de goudovereen-
komst tussen centrale banken van 26 september 1999.
3) Als gevolg van verschillen in dekking en waardering zijn de gegevens niet geheel vergelijkbaar met die in Tabel 1.1.
4) Positie per 1 januari 1999.
5) Deel van de reserves van het Eurosysteem.

ECB Maandbericht • mei 2003 77*


9 Externe goederenhandel van het
eurogebied
Tabel 9
1. Waarde, volume en waarde per eenheid naar categorie goederen 1)2)
(niet voor seizoen gecorrigeerd, tenzij anders aangegeven)

Goederenuitvoer (f.o.b.) Goedereninvoer (c.i.f.) Totaal (seizoenvrij)


Totaal PM: Totaal PM: (2000 = 100)
Halffa- Investe- Con- Fabrika- Halffa- Investe- Con- Fabrika- Olie Uitvoer Invoer
brikaten ringsgoe- sumptie- ten brikaten ringsgoe- sumptie- ten
deren goederen deren goederen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

Waarde (EUR miljard; 2000 = 100 voor de kolommen 12 en 13)


1999 832,8 386,5 183,2 224,2 725,0 781,2 423,2 143,6 192,1 590,6 61,5 82,5 78,1
2000 1.013,7 482,6 221,7 265,4 883,2 1.008,4 579,8 179,4 218,1 730,2 118,9 100,0 100,0
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1.060,8 491,6 235,8 287,0 930,8 1.011,1 575,1 178,2 226,1 738,1 107,5 106,3 98,9
2002 1.073,3 489,6 226,5 301,3 935,9 970,5 544,2 159,5 227,0 704,6 101,9 107,5 95,0
2001 IV 272,9 122,4 63,1 75,1 238,8 247,5 137,0 44,8 57,3 181,8 23,1 104,9 94,2
2002 I 258,5 118,9 53,8 72,8 225,9 239,5 134,8 39,5 55,8 175,9 22,7 107,4 94,2
II 273,0 127,5 57,4 74,8 238,4 248,5 141,8 40,5 57,0 180,7 25,8 108,1 95,9
III 265,4 120,2 55,4 75,9 231,5 232,9 130,2 37,7 56,1 169,4 26,0 107,7 94,5
IV 276,4 123,1 59,9 77,8 240,1 249,5 137,3 41,9 58,1 178,7 27,4 107,0 95,3
2002 sept. 89,6 40,5 18,3 25,9 78,0 80,4 45,2 13,4 18,8 58,6 8,7 108,2 94,4
okt. 98,6 43,9 20,4 28,9 85,9 89,1 50,1 14,1 20,9 64,2 9,9 106,7 95,8
nov. 92,9 41,5 20,0 26,5 80,9 83,1 45,4 14,6 19,3 60,1 8,3 108,5 96,1
dec. 84,8 37,7 19,5 22,4 73,3 77,4 41,8 13,2 18,0 54,3 9,2 105,7 94,0
2003 jan. 82,1 38,1 15,9 23,2 71,0 83,0 46,6 13,2 19,2 58,8 10,1 107,2 96,7
febr. 84,6 39,3 17,0 23,3 73,8 79,4 45,4 12,1 17,8 56,9 8,9 108,0 97,0
Volume (mutaties in procenten per jaar; 2000 = 100 voor de kolommen 12 en 13)
1999 2,2 2,8 -0,8 3,3 1,4 6,1 3,5 12,9 7,7 7,1 6,0 89,3 95,1
2000 12,4 12,5 12,7 12,7 13,6 5,9 6,8 11,7 4,5 8,9 4,7 99,9 99,9
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 5,1 1,8 8,6 7,9 5,8 -1,2 -1,0 -3,9 -0,1 -1,7 -1,6 105,3 98,7
2002 1,8 1,0 -3,5 4,3 1,2 -1,5 -2,5 -8,2 1,6 -2,7 -1,5 107,3 97,1
2001 IV -0,4 -3,8 0,9 3,1 -0,5 -5,7 -4,9 -12,8 -1,7 -8,0 0,5 103,9 96,8
2002 I -2,3 -3,8 -7,1 1,9 -3,0 -6,1 -6,1 -17,9 -1,0 -8,8 -1,3 106,2 96,5
II 2,7 2,7 -2,5 4,8 2,4 -1,4 -1,7 -9,4 2,4 -2,7 -3,1 107,5 97,5
III 4,7 3,5 -0,3 6,5 3,9 0,8 -0,6 -0,3 1,6 0,7 -2,6 108,3 97,1
IV 2,3 1,8 -4,0 4,2 1,6 0,4 -1,9 -4,2 3,0 0,0 -0,9 107,1 97,3
2002 sept. 9,0 9,2 4,2 8,2 8,9 3,6 2,0 2,6 4,7 3,9 -3,9 108,8 96,9
okt. 0,5 -0,6 -7,3 4,1 -0,4 -0,2 -0,9 -7,3 2,2 -0,3 -0,7 106,7 97,8
nov. 1,9 0,4 -1,2 4,1 2,0 -3,0 -5,9 -3,3 -1,3 -3,7 -3,5 108,3 98,3
dec. 4,9 5,4 -1,3 4,6 3,8 4,2 0,3 -0,5 8,3 4,0 0,9 106,4 95,8
2003 jan. 3,8 3,2 -1,9 5,2 2,8 2,2 -1,9 9,6 4,8 3,6 -3,8 108,7 98,5
febr. 2,7 3,4 1,2 -1,0 2,5 2,6 1,1 1,9 2,3 4,6 -7,3 109,3 99,5
Waarde per eenheid (mutaties in procenten per jaar; 2000 = 100 voor de kolommen 12 en 13)
1999 2,3 1,7 2,7 1,4 2,4 3,5 3,9 3,4 1,4 2,0 39,4 92,4 82,0
2000 8,3 11,0 7,4 5,1 7,2 21,9 28,3 11,8 8,7 13,5 84,8 100,0 100,0
––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1,0 0,7 0,3 1,9 1,0 0,2 -1,3 1,6 2,8 1,7 -11,0 101,0 100,2
2002 -0,7 -1,4 -0,6 0,5 -0,7 -2,4 -2,8 -2,2 -1,0 -1,6 -3,7 100,3 97,8
2001 IV -1,6 -3,1 -0,2 0,2 -1,0 -7,5 -11,5 -2,8 -1,0 -2,6 -34,5 101,0 97,3
2002 I 0,9 -0,5 1,5 2,9 0,9 -3,4 -5,7 -0,6 1,1 -0,6 -16,8 101,1 97,6
II -0,7 -1,4 -0,3 0,4 -0,6 -3,2 -4,2 -1,8 -1,1 -1,6 -8,4 100,6 98,3
III -1,9 -2,7 -1,8 -0,6 -1,9 -3,4 -3,6 -3,4 -2,8 -2,8 -4,6 99,5 97,3
IV -1,1 -1,0 -1,6 -0,7 -1,2 0,6 2,6 -2,9 -1,4 -1,5 19,7 99,9 97,9
2002 sept. -1,5 -2,6 -1,2 0,2 -1,6 -1,6 -1,4 -1,8 -1,8 -1,4 0,4 99,5 97,5
okt. 0,0 -0,3 -0,8 0,9 0,0 1,4 3,2 -1,6 -0,4 -0,6 19,6 100,0 97,9
nov. -0,9 -0,8 -1,4 -0,6 -1,1 0,3 1,8 -3,2 -0,6 -1,4 15,4 100,2 97,8
dec. -2,3 -2,0 -2,7 -2,4 -2,5 0,1 2,8 -3,9 -3,2 -2,6 24,5 99,4 98,1
2003 jan. -2,5 -2,0 -2,7 -2,6 -2,7 1,3 4,5 -6,1 -1,8 -2,7 32,6 98,6 98,2
febr. -2,4 -1,5 -2,3 -3,3 -2,5 0,1 4,1 -6,9 -4,8 -4,4 33,8 98,8 97,4
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat (volumeberekeningen en seizoencorrectie van waarden per eenheid).
1) Als gevolg van verschillen in definitie, dekking en tijdstip van registratie zijn de handelsgegevens (samengesteld door Eurostat) niet geheel verge-
lijkbaar met de goederenpost in de door de ECB samengestelde betalingsbalansstatistieken (Tabel 8.2).
2) De goederenuitsplitsing in de kolommen 2 tot en met 4 en 7 tot en met 9 is in overeenstemming met de Classification by Broad Economic Categories.
Fabrikaten (kolommen 5 en 10) en olie (kolom 11) zijn in overeenstemming met SITC Rev. 3.

78* ECB Maandbericht • mei 2003


2. Geografische uitsplitsing 1)
(EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerd tenzij anders aangegeven)

Totaal Totaal Verenigd Zweden Dene- Toe- Zwitser- Verenig- Japan Azië Afrika Latijns Overige
(seizoen- Konink- marken tredende land de Staten m.u.v. Amerika landen
vrij) rijk landen Japan
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Uitvoer (f.o.b.)
1999 832,8 - 161,4 33,1 21,1 77,3 56,1 135,1 26,8 119,2 48,4 39,1 115,2
2000 1.013,7 - 189,7 38,8 23,2 94,6 63,4 171,4 34,2 151,6 56,1 46,7 144,1
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1.060,8 - 201,9 36,9 24,3 105,9 66,3 180,0 34,5 165,3 60,3 49,8 135,6
2002 1.073,3 - 203,1 36,7 24,6 112,0 63,7 180,7 32,5 169,8 59,5 42,9 .
2001 IV 272,9 262,5 50,9 9,6 6,2 27,7 16,2 45,0 8,8 43,3 15,8 12,6 36,7
2002 I 258,5 268,8 51,8 9,2 6,0 26,3 15,9 44,6 7,9 39,4 14,0 10,2 33,2
II 273,0 270,5 51,5 9,3 6,2 28,9 16,2 45,9 7,8 42,8 15,6 11,3 37,6
III 265,4 269,6 49,8 8,3 6,0 27,7 15,6 44,1 8,3 42,8 14,8 10,5 37,5
IV 276,4 267,7 50,0 9,9 6,5 29,1 16,0 46,1 8,5 44,9 15,1 10,9 .
2002 sept. 89,6 90,3 17,3 3,1 2,2 9,8 5,4 14,4 2,8 14,2 4,7 3,2 12,4
okt. 98,6 89,0 17,9 3,6 2,3 10,7 5,8 16,6 3,0 15,6 5,3 4,1 13,7
nov. 92,9 90,5 17,2 3,5 2,2 10,0 5,5 15,7 2,9 14,4 4,8 3,4 13,4
dec. 84,8 88,2 14,9 2,8 1,9 8,3 4,7 13,8 2,6 14,9 5,0 3,4 .
2003 jan. 82,1 89,4 15,3 3,0 1,9 8,9 5,3 14,2 2,5 12,3 4,5 3,1 .
febr. 84,6 90,1 . . . . . . . . . . .
Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar
2003 febr. 0,3 - . . . . . . . . . . .

Invoer (c.i.f.)
1999 781,2 - 131,0 33,2 18,6 60,3 43,2 113,2 53,9 151,8 49,0 30,4 96,6
2000 1.008,4 - 156,6 38,0 21,8 76,8 49,8 140,7 65,5 211,6 72,2 39,7 135,8
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 1.011,1 - 154,0 34,3 21,3 88,8 52,9 138,1 58,6 207,9 74,0 40,9 140,3
2002 970,5 - 143,4 34,1 21,5 93,4 51,9 124,5 52,0 202,8 68,3 38,9 .
2001 IV 247,5 241,2 39,2 8,7 5,7 22,9 14,0 32,7 13,5 50,4 16,9 9,4 34,1
2002 I 239,5 241,0 36,1 8,2 5,1 22,2 12,7 32,9 12,8 49,2 17,8 9,3 33,2
II 248,5 245,5 37,5 8,9 5,2 23,9 13,6 32,9 13,5 48,7 17,1 10,6 36,6
III 232,9 241,9 33,5 7,9 5,2 22,5 12,3 28,4 12,3 51,0 16,2 9,8 33,8
IV 249,5 243,9 36,4 9,1 6,0 24,7 13,3 30,2 13,4 53,8 17,2 9,1 .
2002 sept. 80,4 80,6 11,9 3,0 1,8 8,0 4,3 8,9 4,2 17,8 5,8 3,3 11,4
okt. 89,1 81,7 12,3 3,2 2,0 9,0 4,9 10,8 4,9 19,3 6,4 3,6 12,8
nov. 83,1 82,0 12,1 3,0 2,0 8,3 4,4 10,6 4,6 18,0 5,4 2,9 11,8
dec. 77,4 80,2 12,0 2,8 2,0 7,4 4,0 8,9 4,0 16,5 5,4 2,6 .
2003 jan. 83,0 82,5 10,9 2,7 1,9 8,0 4,1 9,7 4,4 18,7 6,2 3,0 .
febr. 79,4 82,7 . . . . . . . . . . .
Procentuele mutaties t.o.v. voorgaand jaar
2003 febr. 2,7 - . . . . . . . . . . .

Saldo
1999 51,6 - 30,4 -0,1 2,6 17,0 12,9 21,9 -27,1 -32,6 -0,6 8,7 18,6
2000 5,3 - 33,1 0,8 1,4 17,8 13,6 30,7 -31,3 -60,0 -16,1 7,0 8,3
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 49,7 - 47,8 2,7 3,0 17,1 13,4 42,0 -24,1 -42,5 -13,7 8,9 -4,7
2002 102,8 - 59,7 2,6 3,1 18,6 11,8 56,3 -19,4 -32,9 -8,8 4,1 .
2001 IV 25,3 21,3 11,8 0,9 0,5 4,8 2,2 12,3 -4,6 -7,1 -1,1 3,1 2,6
2002 I 19,0 27,7 15,7 1,0 0,9 4,1 3,2 11,7 -4,9 -9,8 -3,8 1,0 0,1
II 24,5 25,0 13,9 0,4 1,0 5,0 2,7 13,0 -5,7 -6,0 -1,5 0,6 1,0
III 32,5 27,6 16,4 0,5 0,8 5,2 3,3 15,7 -4,0 -8,2 -1,4 0,7 3,6
IV 26,8 23,8 13,6 0,8 0,4 4,4 2,7 15,9 -4,9 -9,0 -2,1 1,8 .
2002 sept. 9,2 9,7 5,4 0,1 0,4 1,8 1,1 5,6 -1,4 -3,6 -1,2 0,0 1,0
okt. 9,6 7,3 5,6 0,4 0,3 1,7 0,9 5,8 -1,8 -3,7 -1,1 0,5 0,9
nov. 9,8 8,5 5,1 0,4 0,2 1,7 1,1 5,1 -1,7 -3,6 -0,6 0,5 1,6
dec. 7,4 8,0 3,0 0,0 -0,1 0,9 0,8 4,9 -1,4 -1,7 -0,4 0,8 .
2003 jan. -0,9 6,9 4,4 0,3 0,0 0,9 1,2 4,5 -1,9 -6,4 -1,7 0,1 .
febr. 5,2 7,3 . . . . . . . . . . .
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat (saldo en overige landen).
1) Als gevolg van verschillen in definitie, dekking en tijdstip van registratie zijn de handelsgegevens (samengesteld door Eurostat) niet geheel verge-
lijkbaar met de goederenpost in de door de ECB samengestelde betalingsbalansstatistieken (Tabellen 8.1 en 8.2).

ECB Maandbericht • mei 2003 79*


10 Wisselkoersen

Tabel 10
Wisselkoersen
(gemiddelden per periode, eenheden nationale valuta’s per ecu of euro (bilateraal); index 1999 I = 100 (effectief))

Effectieve wisselkoers van de euro 1) Bilaterale wisselkoersen ecu of euro 2)


Beperkte groep landen Grotere groep landen Amerikaanse Japanse yen Zwitserse Brits
Nominaal Reëel CPI Reëel PPI Reëel AEP Nominaal Reëel CPI dollar frank pond

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1997 99,1 99,4 99,3 100,6 90,4 96,5 1,134 137,1 1,644 0,692
1998 101,5 101,3 101,6 99,4 96,6 99,1 1,121 146,4 1,622 0,676
1999 95,7 95,7 95,7 96,0 96,6 95,8 1,066 121,3 1,600 0,659
2000 85,7 86,3 87,1 87,1 88,2 86,0 0,924 99,5 1,558 0,609
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2001 87,3 88,6 89,3 87,7 91,0 87,8 0,896 108,7 1,511 0,622
2002 90,0 92,5 92,9 90,7 95,6 91,7 0,946 118,1 1,467 0,629
2001 I 88,6 89,5 90,6 89,2 91,4 88,4 0,923 109,1 1,533 0,633
II 86,0 87,3 87,9 86,9 89,5 86,5 0,873 106,9 1,528 0,614
III 87,0 88,3 89,0 86,8 91,2 87,8 0,890 108,3 1,507 0,619
IV 87,5 89,3 89,9 87,9 92,0 88,4 0,896 110,5 1,473 0,621
2002 I 87,1 89,4 89,9 87,5 91,3 87,8 0,877 116,1 1,473 0,615
II 88,8 91,4 91,6 90,0 93,9 90,2 0,919 116,5 1,465 0,629
III 91,3 93,9 94,4 92,4 97,9 93,8 0,984 117,2 1,464 0,635
IV 92,5 95,4 95,6 92,9 99,4 95,0 0,999 122,4 1,467 0,636
2003 I 96,9 100,1 100,0 - 104,1 99,3 1,073 127,6 1,466 0,670
2001 jan. 89,2 89,9 91,0 - 91,7 88,7 0,938 109,6 1,529 0,635
febr. 88,3 89,1 90,4 - 91,0 88,1 0,922 107,1 1,536 0,634
maart 88,4 89,4 90,5 - 91,4 88,5 0,910 110,3 1,535 0,629
april 87,6 88,8 89,6 - 91,0 88,0 0,892 110,4 1,529 0,622
mei 85,9 87,2 87,7 - 89,3 86,3 0,874 106,5 1,533 0,613
juni 84,7 86,0 86,5 - 88,1 85,1 0,853 104,3 1,522 0,609
juli 85,4 86,8 87,2 - 89,1 86,0 0,861 107,2 1,514 0,609
aug. 87,7 89,0 89,6 - 91,8 88,3 0,900 109,3 1,514 0,627
sept. 88,0 89,3 90,0 - 92,6 89,0 0,911 108,2 1,491 0,623
okt. 88,0 89,6 90,1 - 92,8 89,2 0,906 109,9 1,479 0,624
nov. 86,8 88,4 89,2 - 91,3 87,6 0,888 108,7 1,466 0,618
dec. 87,7 89,8 90,3 - 91,9 88,5 0,892 113,4 1,475 0,620
2002 jan. 87,6 89,9 90,5 - 91,6 88,1 0,883 117,1 1,475 0,617
febr. 86,8 89,0 89,6 - 91,1 87,5 0,870 116,2 1,477 0,612
maart 86,8 89,3 89,7 - 91,2 87,9 0,876 114,7 1,468 0,616
april 87,2 89,7 90,1 - 91,7 88,2 0,886 115,8 1,466 0,614
mei 88,6 91,1 91,4 - 93,7 90,0 0,917 115,9 1,457 0,628
juni 90,6 93,2 93,4 - 96,4 92,5 0,955 117,8 1,472 0,644
juli 91,7 94,4 94,7 - 98,2 94,2 0,992 117,1 1,462 0,639
aug. 91,1 93,6 94,2 - 97,7 93,5 0,978 116,3 1,464 0,636
sept. 91,2 93,7 94,4 - 98,0 93,7 0,981 118,4 1,465 0,631
okt. 91,7 94,3 94,5 - 98,5 94,2 0,981 121,6 1,465 0,630
nov. 92,5 95,1 95,3 - 99,3 94,7 1,001 121,7 1,467 0,637
dec. 93,6 96,7 96,8 - 100,4 96,0 1,018 124,2 1,468 0,642
2003 jan. 95,8 98,8 99,0 - 103,0 98,1 1,062 126,1 1,462 0,657
febr. 97,1 100,2 100,2 - 104,4 99,4 1,077 128,6 1,467 0,670
maart 97,9 101,3 100,6 - 105,1 100,2 1,081 128,2 1,469 0,683
april 98,6 102,0 101,3 - 105,2 100,2 1,085 130,1 1,496 0,689
Procentuele mut.4) voorgaande maand
2003 april 0,7 0,7 0,7 - 0,2 0,0 0,4 1,5 1,8 0,9
Procentuele mut.4) voorgaande maand
2003 april 13,0 13,7 12,5 - 14,8 13,7 22,5 12,4 2,1 12,2

Bron: ECB.
1) Meer gegevens over de berekening zijn te vinden in de Toelichting.
2) Tot en met december 1998 koersen voor de ecu (bron BIB); vanaf januari 1999 koersen voor de euro.
3) Tot en met september 2000 zijn de koersen voor deze valuta’s indicatief, aangezien de ECB voor deze valuta’s voordien geen officiële referentiekoer-
sen bekend maakte.

80* ECB Maandbericht • mei 2003


Bilaterale wisselkoersen ecu of euro 2)

Zweedse Deense kroon Noorse Canadese Australische Hongkong Koreaanse won Singapore
kroon kroon dollar dollar dollar 3) 3)
dollar 3)
11 12 13 14 15 16 17 18

8,65 7,48 8,02 1,569 1,528 8,75 1.069,8 1,678 1997


8,92 7,50 8,47 1,665 1,787 8,69 1.568,9 1,876 1998
8,81 7,44 8,31 1,584 1,652 8,27 1.267,3 1,806 1999
8,45 7,45 8,11 1,371 1,589 7,20 1.043,5 1,592 2000
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– Uitbreiding eurogebied –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
9,26 7,45 8,05 1,386 1,732 6,99 1.154,8 1,604 2001
9,16 7,43 7,51 1,484 1,738 7,37 1.175,5 1,691 2002
9,00 7,46 8,20 1,410 1,741 7,20 1.174,7 1,616 2001 I
9,13 7,46 8,01 1,345 1,701 6,81 1.138,9 1,583 II
9,41 7,44 8,01 1,374 1,734 6,94 1.150,1 1,582 III
9,48 7,44 7,97 1,416 1,751 6,99 1.155,2 1,634 IV
9,16 7,43 7,81 1,398 1,692 6,84 1.155,3 1,607 2002 I
9,16 7,43 7,52 1,428 1,666 7,17 1.157,8 1,657 II
9,23 7,43 7,40 1,536 1,796 7,67 1.172,7 1,729 III
9,09 7,43 7,32 1,569 1,791 7,79 1.215,4 1,767 IV
9,18 7,43 7,57 1,620 1,809 8,37 1.288,9 1,872 2003 I
8,91 7,46 8,24 1,410 1,689 7,32 1.194,9 1,630 2001 jan.
8,98 7,46 8,21 1,403 1,724 7,19 1.153,8 1,607 febr.
9,13 7,46 8,16 1,417 1,807 7,09 1.173,4 1,611 maart
9,11 7,46 8,11 1,390 1,785 6,96 1.183,5 1,617 april
9,06 7,46 7,99 1,347 1,681 6,82 1.133,7 1,586 mei
9,21 7,45 7,94 1,302 1,647 6,65 1.104,1 1,550 juni
9,26 7,44 7,97 1,315 1,689 6,71 1.120,3 1,569 juli
9,31 7,45 8,06 1,386 1,717 7,02 1.154,0 1,586 aug.
9,67 7,44 8,00 1,426 1,804 7,11 1.178,3 1,593 sept.
9,58 7,44 8,00 1,422 1,796 7,07 1.178,6 1,640 okt.
9,42 7,45 7,92 1,415 1,717 6,93 1.137,5 1,625 nov.
9,44 7,44 7,99 1,408 1,735 6,96 1.147,0 1,639 dec.
9,23 7,43 7,92 1,413 1,709 6,89 1.160,8 1,625 2002 jan.
9,18 7,43 7,79 1,388 1,696 6,79 1.147,2 1,594 febr.
9,06 7,43 7,72 1,390 1,669 6,83 1.157,3 1,602 maart
9,14 7,43 7,62 1,401 1,654 6,91 1.163,2 1,619 april
9,22 7,44 7,52 1,421 1,666 7,15 1.150,1 1,651 mei
9,11 7,43 7,40 1,463 1,679 7,45 1.160,6 1,703 juni
9,27 7,43 7,40 1,532 1,792 7,74 1.169,2 1,740 juli
9,25 7,43 7,43 1,533 1,805 7,63 1.167,1 1,716 aug.
9,17 7,43 7,36 1,543 1,793 7,65 1.182,6 1,732 sept.
9,11 7,43 7,34 1,548 1,783 7,65 1.211,9 1,751 okt.
9,08 7,43 7,32 1,574 1,785 7,81 1.208,2 1,767 nov.
9,10 7,43 7,29 1,587 1,808 7,94 1.226,9 1,786 dec.
9,17 7,43 7,33 1,636 1,822 8,28 1.250,1 1,843 2003 jan.
9,15 7,43 7,54 1,630 1,811 8,40 1.282,8 1,880 febr.
9,23 7,43 7,84 1,594 1,795 8,43 1.335,4 1,895 maart
9,15 7,43 7,83 1,585 1,781 8,46 1.337,4 1,928 april
Procentuele mut.4) voorgaande maand
-0,8 0,0 -0,2 -0,6 -0,8 0,4 0,1 1,7 2003 april
Procentuele mut.4) voorgaande maand
0,2 -0,1 2,8 13,2 7,7 22,5 15,0 19,1 2003 april

4) Procentuele mutatie van de meest recente maandelijkse waarneming ten opzichte van de voorgaande maand en de overeenkomstige maand van het
voorgaande jaar. Een positieve mutatie duidt op appreciatie van de euro. Als gevolg van een verandering in het gewichtenschema, zijn de gegevens
met betrekking tot de effectieve wisselkoersen met ingang van januari 2001 niet geheel vergelijkbaar met eerdere waarnemingen.

ECB Maandbericht • mei 2003 81*


11 Economische en financiële ontwikkelingen
in de andere lidstaten van de EU
Tabel 11
Economische en financiële ontwikkelingen
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

HICP Tekort (-) Bruto Rende- Wissel- Lopende Arbeids- Reëel Indus- Gestan- Ruim Drie-
/over- schuld ment op koers2) rekening kosten bbp triële daardi- gedefi- maands
schot (+) overheid, langlo- t.o.v. en ver- per productie- seerde nieerde rente 1),
4)
overheid, % bbp pende euro mogens- eenheid index werkloos- geld- % per
% bbp over- over- product 3) heid, % hoeveel- jaar
heidsobli- drachten- beroeps- heid 5)
gaties 1), reke- bevol-
% per ning, king, sei-
jaar % bbp zoenvrij
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Denemarken
1999 2,1 3,3 53,0 4,91 7,44 1,8 2,4 2,6 0,1 4,8 -0,2 3,44
2000 2,7 2,6 47,4 5,64 7,45 1,5 1,4 2,9 5,7 4,4 1,1 5,00
2001 2,3 3,1 45,4 5,08 7,45 3,1 3,7 1,4 1,3 4,3 5,7 4,70
2002 2,4 1,9 45,2 5,06 7,43 2,9 1,4 1,6 1,5 4,5 3,5 3,54
2001 IV 2,0 - - 4,83 7,44 0,7 3,7 1,0 -0,5 4,3 9,6 3,77
2002 I 2,5 - - 5,21 7,43 2,7 3,0 1,2 -0,4 4,3 2,3 3,63
II 2,1 - - 5,36 7,43 3,3 0,6 3,1 4,4 4,4 2,8 3,71
III 2,4 - - 4,92 7,43 3,8 1,0 1,1 0,9 4,6 2,6 3,57
IV 2,7 - - 4,74 7,43 1,8 1,0 1,0 1,0 4,7 6,1 3,27
2003 I 2,8 - - 4,30 7,43 . . . . . 19,1 2,83
2002 nov. 2,8 - - 4,79 7,43 - - - -2,8 4,7 4,7 3,31
dec. 2,6 - - 4,61 7,43 - - - -1,9 4,8 10,8 3,07
2003 jan. 2,6 - - 4,43 7,43 - - - -2,2 4,9 17,7 2,97
febr. 2,9 - - 4,21 7,43 - - - 2,8 5,0 21,1 2,83
maart 2,8 - - 4,26 7,43 - - - . . 18,5 2,67
april . - - 4,41 7,43 - - - . . . 2,67

Zweden
1999 0,6 1,5 62,7 4,98 8,81 2,6 -1,2 4,6 2,2 6,7 6,8 3,32
2000 1,3 3,4 52,8 5,37 8,45 3,8 5,0 4,4 6,3 5,6 6,2 4,07
2001 2,7 4,5 54,4 5,11 9,26 3,8 5,8 1,1 -0,3 4,9 3,4 4,11
2002 2,0 1,2 52,4 5,31 9,16 4,1 2,1 1,9 -1,2 4,9 5,3 4,24
2001 IV 3,0 - - 5,12 9,48 4,3 5,6 0,8 -2,3 4,9 6,2 3,85
2002 I 2,9 - - 5,42 9,16 5,5 4,7 0,8 -1,1 4,9 7,0 4,00
II 1,9 - - 5,64 9,16 5,3 0,8 3,1 0,2 4,9 5,3 4,43
III 1,5 - - 5,16 9,23 4,1 1,4 2,4 -1,2 4,9 5,8 4,41
IV 1,6 - - 5,00 9,09 1,8 1,7 1,3 -2,5 5,1 3,1 4,09
2003 I 2,9 - - 4,59 9,18 . . . . 5,3 5,6 3,72
2002 nov. 1,4 - - 5,05 9,08 - - - -1,6 5,1 2,8 4,12
dec. 1,7 - - 4,89 9,10 - - - -3,5 5,1 4,2 3,85
2003 jan. 2,6 - - 4,71 9,17 - - - 1,7 5,4 5,2 3,83
febr. 3,3 - - 4,48 9,15 - - - -2,2 5,2 5,7 3,75
maart 2,9 - - 4,57 9,23 - - - . 5,3 5,9 3,56
april . - - 4,73 9,15 - - - . . . 3,56

Verenigd Koninkrijk
1999 1,3 1,1 45,1 5,01 0,659 -2,1 2,9 2,4 0,8 5,9 5,5 5,54
2000 0,8 3,9 42,1 5,33 0,609 -1,8 2,3 3,1 1,6 5,4 6,6 6,19
2001 1,2 0,8 39,0 5,01 0,622 -1,1 4,1 2,1 -2,1 5,0 8,1 5,04
2002 1,3 -1,4 38,6 4,91 0,629 -0,7 . 1,8 -3,4 5,1 6,0 4,06
2001 IV 1,0 -1,8 38,7 4,82 0,621 -1,5 3,4 1,9 -5,6 5,1 7,8 4,16
2002 I 1,5 2,8 37,7 5,13 0,615 -0,3 2,7 1,2 -5,7 5,1 6,1 4,08
II 0,9 -3,6 38,1 5,28 0,629 -1,7 2,6 1,6 -4,3 5,1 5,7 4,17
III 1,1 -0,7 37,7 4,71 0,635 0,3 1,5 2,2 -2,2 5,2 5,7 4,01
IV 1,6 -3,0 38,3 4,52 0,636 -1,1 . 2,2 -1,1 5,0 6,3 3,98
2003 I 1,5 -1,8 37,6 4,34 0,670 . . 2,3 . . 6,9 3,80
2002 nov. 1,6 -7,4 37,6 4,55 0,637 - - - -1,6 5,1 6,1 3,97
dec. 1,7 -4,5 38,3 4,49 0,642 - - - -0,9 4,9 7,2 4,02
2003 jan. 1,4 3,8 37,6 4,31 0,657 - - - -2,1 5,0 6,6 3,98
febr. 1,6 -1,5 37,3 4,29 0,670 - - - -1,3 . 6,8 3,75
maart 1,6 -7,5 37,6 4,41 0,683 - - - . . 7,2 3,66
april . . . 4,56 0,689 - - - . . . 3,65
Bronnen: Eurostat (kolommen 1, 8, 9 en 10); Europese Commissie (DG Economische en Financiële Aangelegenheden en Eurostat) (kolommen 2 (jaar-
gegevens) en 3 (jaargegevens)), Reuters (kolom 12), nationale gegevens (kolommen 2 (kwartaal- en maandgegevens), 3 (kwartaal- en maandgegevens),
4, 5, 7 (behalve Zweden), en 11); berekeningen van de ECB (kolommen 6 en 7 (Zweden)).
1) Gemiddelden per periode.
2) Voor meer gegevens wordt verwezen naar Tabel 10.
3) Gehele economie; de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk omvatten niet de werkgeverspremies voor de sociale verzekering.
4) Totaal m.u.v. bouwnijverheid; gecorrigeerd voor schommelingen in aantal werkdagen.
5) Gemiddelden van ultimocijfers; M3; voor het Verenigd Koninkrijk M4.

82* ECB Maandbericht • mei 2003


12 Economische en financiële ontwikkelingen
buiten de EU
Tabel 12.1
Economische en financiële ontwikkelingen
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)

Consump- Arbeids- Reëel bbp Industriële Werkloos- M2 2) Drie- Rendement Wissel- Begrotings- Bruto
tie- kosten per productie- heid, % maands 10-jaars koers4) saldo, schuld
prijsindex eenheid index 1) beroepsbe- inter- overheids- t.o.v. euro tekort (-) / over-
product 1) volking, bancaire obliga- overschot heid 6),
seizoenvrij deposito- ties 3), % (+)5), % bbp % bbp
rente 3), % per jaar
per jaar

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Verenigde Staten
1999 2,2 -1,1 4,1 5,0 4,2 7,6 5,42 5,64 1,066 0,7 49,6
2000 3,4 3,2 3,8 5,2 4,0 6,1 6,53 6,03 0,924 1,4 44,3
2001 2,8 0,7 0,3 -4,1 4,8 8,7 3,78 5,01 0,896 -0,5 43,9
2002 1,6 -1,1 2,4 -1,0 5,8 7,7 1,80 4,60 0,946 -3,4 46,1
2001 IV 1,9 1,0 0,1 -6,2 5,6 10,3 2,15 4,74 0,896 -1,0 44,0
2002 I 1,3 -0,8 1,4 -4,0 5,6 9,1 1,90 5,06 0,877 -3,0 44,3
II 1,3 -1,5 2,2 -1,5 5,8 7,5 1,92 5,08 0,919 -3,3 44,6
III 1,6 -1,9 3,3 0,5 5,8 7,3 1,81 4,25 0,984 -3,4 45,2
IV 2,2 -0,3 2,9 1,1 5,9 7,0 1,55 3,99 0,999 -3,8 46,1
2003 I 2,9 1,2 2,1 0,4 5,8 6,9 1,33 3,90 1,073 . .
2002 nov. 2,2 - - 1,5 5,9 7,3 1,46 4,04 1,001 - -
dec. 2,4 - - 0,9 6,0 6,6 1,41 4,03 1,018 - -
2003 jan. 2,6 - - 0,9 5,7 6,7 1,37 4,02 1,062 - -
febr. 3,0 - - 0,4 5,8 6,8 1,34 3,90 1,077 - -
maart 3,0 - - 0,0 5,8 7,1 1,29 3,79 1,081 - -
april . - - . 6,0 . 1,30 3,94 1,085 - -
Japan
1999 -0,3 -2,4 0,1 0,2 4,7 3,7 0,22 1,75 121,3 -7,2 118,2
2000 -0,7 -6,3 2,8 5,7 4,7 2,1 0,28 1,76 99,5 -7,4 126,1
2001 -0,7 5,8 0,4 -6,8 5,0 2,8 0,15 1,34 108,7 -6,1 134,6
2002 -0,9 -3,0 0,3 -1,4 5,4 3,3 0,08 1,27 118,1 . .
2001 IV -1,0 11,1 -2,3 -12,6 5,4 3,2 0,08 1,35 110,5 . .
2002 I -1,4 6,6 -3,0 -9,9 5,3 3,6 0,10 1,46 116,1 . .
II -0,9 -1,7 -0,2 -3,8 5,4 3,5 0,08 1,37 116,5 . .
III -0,8 -7,6 1,8 3,2 5,4 3,3 0,07 1,24 117,2 . .
IV -0,5 -8,5 2,6 5,9 5,4 2,9 0,07 1,01 122,4 . .
2003 I -0,2 . . 5,4 . 1,9 0,06 0,80 127,6 . .
2002 nov. -0,4 -8,2 - 5,3 5,3 3,2 0,07 0,99 121,7 - -
dec. -0,3 -8,4 - 7,0 5,4 2,1 0,06 0,97 124,2 - -
2003 jan. -0,4 -8,8 - 8,2 5,5 1,9 0,06 0,84 126,1 - -
febr. -0,2 . - 4,8 5,2 1,9 0,06 0,83 128,6 - -
maart -0,1 . - 3,7 . 1,8 0,06 0,74 128,2 - -
april . . - . . . 0,06 0,66 130,1 - -

Reëel bbp Consumptieprijsindices


(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) (mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
Verenigde Staten eurogebied Verenigde Staten eurogebied
Japan Japan
8 4
7
6 3
5
4
2
3
2
1
1
0
0
-1
-2
-3 -1
-4
-5 -2
1998 1999 2000 2001 2002 1998 1999 2000 2001 2002

Bronnen: Nationale gegevens (kolommen 1, 2 (Verenigde Staten), 3, 4, 5, 6, 9 en 10); OESO (kolom 2 (Japan)); Eurostat (gegevens voor het eurogebied in de
grafieken); Reuters (kolommen 7 en 8), berekening van de ECB (kolom 11).
1) Verwerkende industrie. 5) Bronnen voor 1999: financiële rekeningen.
2) Gemiddelden per periode, M2 en CD’s voor Japan. 6) Bruto geconsolideerde schuld overheid (per ultimo).
3) Voor meer gegevens wordt verwezen naar de Tabellen 3.1 en 3.2.
4) Voor meer gegevens wordt verwezen naar Tabel 10.

ECB Maandbericht • mei 2003 83*


Tabel 12.2
Besparings-, investerings-, beleggings- en financieringsoverzicht
(% bbp)

Nationale besparingen, Investeringen, beleggingen en financiering niet-financiële Investeringen, beleggingen en


investeringen en beleggingen ondernemingen financiering huishoudens 1)
Bruto Bruto Finan- Bruto Netto Bruto Netto Kapitaal- Netto Bruto Netto
bespa- investe- cierings- investe- Bruto verwer- bespa- schuld- Effecten uitgaven verwer- bespa- schuld-
ringen ringen saldo ringen investe- ving ringen verwer- en aan- ving ringen werving
t.o.v. rest ringen in finan- ving delen finan-
van de vaste ciële ciële
wereld activa activa activa
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Verenigde Staten
1999 18,4 20,9 -3,0 9,5 8,9 10,5 8,2 10,6 2,9 12,4 4,6 11,2 6,2
2000 18,4 21,1 -4,0 9,7 9,1 12,3 7,5 12,6 2,7 12,5 3,0 11,5 5,7
2001 16,5 19,1 -3,7 7,9 8,5 3,7 7,7 3,7 2,0 13,0 5,5 11,6 5,7
2002 15,2 18,6 -4,6 7,7 7,7 2,3 7,6 2,9 0,2 12,8 6,4 12,7 6,8
2001 I 16,9 20,0 -4,1 8,6 8,9 4,6 7,1 5,6 2,2 12,9 4,0 11,4 3,5
II 16,6 19,3 -3,8 8,1 8,6 4,0 7,4 4,1 2,8 12,9 6,2 11,2 6,6
III 16,5 18,8 -3,5 7,7 8,3 2,6 7,8 2,2 0,8 12,9 9,1 12,8 9,1
IV 15,9 18,2 -3,6 7,1 8,0 3,8 8,5 2,8 2,3 13,4 2,7 10,9 3,7
2002 I 15,6 18,6 -4,1 7,5 7,8 2,6 7,9 2,8 0,3 12,8 6,5 12,3 6,7
II 15,5 18,7 -4,8 7,7 7,6 2,6 7,7 3,1 1,1 12,7 6,8 12,7 5,8
III 15,0 18,6 -4,7 7,8 7,6 1,2 7,5 2,1 -1,3 12,9 4,7 12,7 6,5
IV 14,8 18,7 -5,0 7,8 7,6 2,7 7,3 3,5 0,8 12,7 7,5 12,8 8,2

Japan
1999 27,8 25,9 2,2 14,4 14,8 2,4 13,7 -3,5 1,7 5,2 5,1 11,5 0,2
2000 27,7 26,2 2,3 15,8 15,4 2,4 14,3 0,3 1,2 5,2 4,1 10,7 0,0
2001 26,4 25,6 2,0 15,7 15,2 -2,3 14,1 -5,7 1,7 4,9 3,0 8,6 -0,1
2002 . 23,7 . . . -2,4 . -6,6 -0,3 . 1,2 . -2,1
2001 I 30,1 26,4 2,3 . . 8,9 . -2,4 2,2 . -4,1 . 3,2
II 24,2 25,4 1,7 . . -26,7 . -15,3 4,0 . 11,8 . -4,5
III 25,9 25,3 2,1 . . 6,3 . -8,9 -1,1 . -5,2 . 2,6
IV 25,5 25,5 2,0 . . 2,3 . 3,2 1,5 . 8,8 . -1,5
2002 I 29,6 22,8 3,4 . . 10,0 . -6,7 -2,5 . -6,5 . 2,5
II . 22,7 . . . -25,0 . -19,0 2,0 . 7,4 . -8,0
III . 23,7 . . . -0,8 . -7,5 -2,6 . -4,3 . -0,1
IV . 25,0 . . . 6,0 . 5,8 1,5 . 7,3 . -2,6

Financieringssaldo niet-financiële ondernemingen Financieringssaldo huishoudens 1)


(% bbp) (% bbp)

Verenigde Staten eurogebied Verenigde Staten eurogebied


Japan Japan
5 7

4 6

5
3

4
2

3
1
2
0
1

-1
0

-2
-1

-3 -2

-4 -3
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001

Bronnen: ECB, Federal Reserve Board, Bank van Japan en Economic and Social Research Institute.
1) Huishoudens met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.

84* ECB Maandbericht • mei 2003


Technische aantekeningen

Bij Tabellen 2.3 tot en met 2.7 volgende twee formules:

Berekening van stroomgegevens d)

Stroomgegevens op maandbasis worden


berekend uit verschillen van maand op maand in e)
standen, gecorrigeerd voor herrubriceringen,
overige herwaarderingen, wisselkoersmutaties Evenzo kan de procentuele mutatie atM op
en andere niet uit transacties voortvloeiende maandbasis voor maand t berekend worden als:
mutaties.
f)
Als Lt de stand per de ultimo van maand t is, CtM
de herrubriceringsmutatie in maand t, EtM de
wisselkoersmutatie en VtM de overige herwaar- g)
deringsmutaties, dan wordt stroom FtM in maand
t gedefinieerd als: Ten slotte wordt het voorschrijdend driemaands
gemiddelde voor M3 verkregen als
a) = (at + at-1 + at-2)/3.

Evenzo wordt stroom FtQ op kwartaalbasis, voor Door afrondingen kunnen verschillen ontstaan
het kwartaal dat in maand t eindigt, gedefinieerd ten opzichte van de in Tabel 2.4 opgenomen
als: mutaties in procenten per jaar. De gecorrigeerde
standenindex is met een grotere precisie
b) = beschikbaar op de website van de ECB
(www.ecb.int) op de pagina "Euro area statistics
waar Lt-3 de per de ultimo van maand t-3 (de – download" (in CVS-bestandsformaat); daaruit
ultimo van het voorgaande kwartaal) uitstaande kunnen de exacte procentuele mutaties in Tabel
stand is en bijvoorbeeld CtQ de 2.4 worden berekend.
herrubriceringsmutatie in het kwartaal dat
eindigt in maand t.
Seizoencorrectie van de monetaire
aggregaten en de leningen van het
Bij Tabel 2.4 eurogebied1

Berekening van groeicijfers De cijfers zijn verkregen met behulp van


multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA.2
Groeicijfers kunnen worden berekend uit In de seizoencorrectie van de monetaire
stroomgegevens of uit de gecorrigeerde aggregaten is voor sommige componenten van
standenindex. Als FtM en Lt als hierboven M2 een correctie voor de dag van de week
gedefinieerd worden, dan wordt index It van de begrepen. De seizoencorrectie van M3 wordt
gecorrigeerde standen in maand t gedefinieerd indirect uitgevoerd door de seizoenvrije reeksen
als:
1) Zie voor meer gegevens "Seasonal adjustment of monetary
aggregates and HICP for the euro area", ECB, augustus 2000.
c) 2) Zie voor meer gegevens Findley, D., Monsell, B., Bell,W., Otto, M.
en Chen, B.C. (1998) "New Capabilities and Methods of the
X-12-ARIMA Seasonal Adjustment Program", Journal of Business
Als basis wordt de index (van de niet- and Economics Statistics, 16, 2, 127-152, of "X-12-ARIMA
seizoenvrije reeks) gelijkgesteld aan 100 per Reference Manual", december 1998,Time Series Staff, Bueau of
the Census,Washington, D.C.
december 2001. De procentuele mutatie at op Voor interne doeleinden worden tevens multiplicatieve modellen
jaarbasis voor maand t, dat wil zeggen de mutatie van TRAMO-SEATS gebruikt. Zie voor meer gegevens over
TRAMO-SEATS, Gomez, V. en Maravall, A. (1996), "Programs
in de twaalf maanden tot en met maand t, kan TRAMO and SEATS. Instructions for the User", Banco de Espa_a,
berekend worden met behulp van één van de Working Paper nr 9628, Madrid.

ECB Maandbericht • mei 2003 85*


van M1,M2 min M1,en M3 min M2 te aggregeren.
i)
De seizoencorrectie wordt eerst toegepast op
de gecorrigeerde standenindex.3 De daaruit
volgende ramingen van de seizoenfactoren j)
worden vervolgens toegepast op de standen en
op de uit herrubriceringen en herwaarderingen
voortvloeiende mutaties, zodat seizoenvrije Evenzo kan de procentuele mutatie atQ op
stromen worden verkregen. De seizoen- kwartaalbasis in het kwartaal dat eindigt in
invloeden (en correcties voor werkdagen) maand t berekend worden als:
worden jaarlijks, of zoveel vaker als nodig, herzien.
k)

Bij Tabellen 2.5 tot en met 2.8


l)
Waar mogelijk zijn de gegevens geharmoniseerd
en vergelijkbaar. Desalniettemin zijn als gevolg Door afronding kunnen verschillen ontstaan ten
van de invoering van een nieuwe rapportage in opzichte van de in de Tabellen 2.5 tot en met 2.7
januari 1999 de uitstaande niveaus voor opgenomen mutaties in procenten per jaar. De
perioden vóór het eerste kwartaal van 1999 niet gecorrigeerde standenindex is met een grotere
altijd rechtstreeks vergelijkbaar met die voor precisie beschikbaar op de website van de ECB
latere perioden. (www.ecb.int) op de pagina "Euro area statistics
– download" (in CSV-bestandsformaat); daaruit
De cijfers in de Tabellen 2.5 tot en met 2.8 kunnen de exacte procentuele mutaties in de
worden eens per kwartaal herzien (in het Tabellen 2.5 tot en met 2.7 worden berekend.
Maandbericht van maart, juni, september en
december). Daardoor kunnen geringe
verschillen optreden tussen de gegevens in deze Bij Tabel 3.7
tabellen en die in tabellen waarin maandgegevens
worden getoond. Berekening van groeicijfers

Groeicijfers worden berekend op basis van


Berekening van groeicijfers financiële transacties en zijn derhalve niet
gecorrigeerd voor herrubriceringen, herwaarde-
Groeicijfers kunnen worden berekend uit ringen, wisselkoersmutaties en andere niet uit
stroomgegevens of uit de gecorrigeerde transacties voortvloeiende mutaties. Zij kunnen
standenindex. Als FtQ en Lt-3 als hiervoor worden berekend uit stromen of uit de
gedefinieerd worden, wordt de index It van de gecorrigeerde standenindex. Als NtM de stroom
gecorrigeerde standen voor het kwartaal dat (netto uitgiften) in maand t vertegenwoordigt en
eindigt in maand t gedefinieerd als: L t het per de ultimo van maand t uitstaande
niveau, dan wordt de gecorrigeerde
h) standenindex It in maand t berekend als:

Als basis wordt de index gelijkgesteld aan 100 m)


per december 2001. De mutatie in procenten
per jaar in de vier kwartalen tot en met maand t,
dat wil zeggen at, kan berekend worden met
behulp van één van de volgende twee formules: 3) Het logische gevolg hiervan is dat voor de seizoenvrije reeks het
niveau van de index voor de basisperiode, dat wil zeggen
december 2001, over het algemeen verschilt van 100, hetgeen
aangeeft in hoeverre die maand aan seizoeninvloeden onderhevig
is.

86* ECB Maandbericht • mei 2003


Als basis wordt de index gelijkgesteld aan 100 Bij Tabel 8.2
per december 2001. De procentuele mutatie op
jaarbasis at voor maand t, dat wil zeggen de Seizoencorrectie van de lopende rekening
mutatie in de twaalf maanden tot en met maand van de betalingsbalans
t, kan worden berekend met behulp van één van
de volgende twee formules: De cijfers zijn verkregen met behulp van
multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA
n) (zie voetnoot 2 op pagina 85*). In de
seizoencorrectie voor goederen is een correctie
o) voor het aantal werkdagen, 29 februari en Pasen
begrepen terwijl de seizoencorrectie voor
diensten slechts een correctie voor het aantal
De berekeningsmethode voor de groeicijfers werkdagen inhoudt. De seizoencorrectie van
met betrekking tot de effectenuitgiften is goederen en diensten wordt uitgevoerd op deze
dezelfde als die voor de monetaire aggregaten, vooraf gecorrigeerde reeksen. Inkomens en
met dien verstande dat hier een "N" gebruikt inkomensoverdrachten worden niet vooraf
wordt in plaats van een "F". Hiermee wordt gecorrigeerd. De seizoencorrectie van de totale
aangeduid dat er een verschil is tussen de wijze lopende rekening wordt uitgevoerd door de
waarop de "stromen" voor de monetaire seizoenvrije reeksen voor het eurogebied voor
aggregaten worden verkregen, en de wijze goederen, diensten, inkomens en inkomens-
waarop de "netto uitgiften" voor de statistieken overdrachten te aggregeren. De seizoen-
omtrent effectenuitgiften worden verkregen, invloeden worden jaarlijks, of zoveel vaker als
omdat de ECB de informatie omtrent bruto nodig, herzien.
uitgiften en aflossingen afzonderlijk verzamelt.

Bij Tabel 4.1

Seizoencorrectie van de HICP 4)

De cijfers zijn verkregen met behulp van


multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA
(zie voetnoot 2 op pagina 85*). De seizoen-
correctie van de totale HICP voor het
eurogebied wordt indirect uitgevoerd door de
seizoenvrije reeksen voor het eurogebied van
bewerkte voedingsmiddelen, onbewerkte
voedingsmiddelen, industriële goederen m.u.v.
energie, en diensten te aggregeren. Energie
wordt ongecorrigeerd toegevoegd omdat er
geen statistisch aanwijzingen voorhanden zijn dat
zich hier seizoeninvloeden doen gevoelen. De
seizoeninvloeden worden jaarlijks, of zoveel
vaker als nodig, herzien.

4) Zie voetnoot 1 op pagina 85*.

ECB Maandbericht • mei 2003 87*


88* ECB Maandbericht • mei 2003
Toelichting

De basis voor de door de Europese Centrale 2.8 uitgedrukt in eenheden verkregen door omre-
Bank (ECB) samengestelde statistieken is uiteenge- kening van de nationale valuta’s tegen de onher-
zet in het document “Statistical information col- roepelijke,op 31 december 1998 vastgestelde wis-
lected and compiled by the ESCB”, van mei 2000. selkoersen ten opzichte van de euro.Tenzij anders
Dit document is een geactualiseerde versie van het aangegeven, zijn de statistieken aangaande prijzen
rapport “Statistical requirements for Stage Three en kosten vóór 1999 gebaseerd op gegevens in de
of Monetary Union (Implementation package)”,van nationale valuta’s.
juli 1996. Het document bestrijkt monetaire en
bancaire en aanverwante statistieken, betalings- Voor de aggregatie en/of consolidatie (met
balansstatistieken, statistieken aangaande de inter- inbegrip van consolidatie tussen landen) zijn
nationale investeringspositie en statistieken om- geëigende methoden toegepast.
trent financiële rekeningen. De vereisten van de
ECB met betrekking tot statistieken betreffende De afsluitingsdatum voor de in het Maandbericht
prijzen en kosten, nationale rekeningen, de arbeids- van de ECB opgenomen statistieken is in het
markt, overheidsinkomsten en -uitgaven, korte- algemeen de dag vóór de eerste bijeenkomst in
termijnindicatoren van de productie en de vraag,en de maand van de Raad van Bestuur van de ECB.
conjunctuurenquêtes zijn van de Europese Com- Voor deze uitgave was dat 7 mei 2003.
missie te vinden in het document “Requirements in
the field of general economic statistics” van augus- Recente gegevens zijn veelal voorlopig en
tus 2000.1) kunnen onderhevig zijn aan wijziging. Als gevolg
van afronding kunnen zich tussen de totalen en
Deze statistieken richten zich primair op het de afzonderlijke posten verschillen voordoen.
eurogebied als geheel. Als nieuwe gegevens ter
beschikking komen, zullen deze worden gepubli- De statistische reeksen voor het eurogebied
ceerd in het Maandbericht van de ECB. Meer hebben betrekking op de EU-lidstaten die tijdens
gedetailleerde en langere reeksen zijn, met toe- de door de statistieken bestreken perioden deel
lichting, op de website van de ECB (www.ecb.int) uitmaken van het eurogebied. Zodoende hebben
beschikbaar. De binnen “Statistics on-line” de gegevens voor het eurogebied tot eind 2000
beschikbare diensten omvatten onder meer een betrekking op elf landen en met ingang van 2001
browser interface met zoekmogelijkheden, toe- op twaalf landen.Waar nodig worden uitzonde-
gang tot verschillende reeksen en de mogelijk- ringen op deze regel aangegeven.
heid tot rechtstreeks downloaden in de vorm
van CSV-bestanden. In de tabellen wordt de breuk aangegeven met
een lijn die de uitbreiding van het eurogebied
Omdat de samenstelling van de ecu niet over- aangeeft. In de grafieken wordt de breuk aange-
eenkomt met de valuta’s van de landen die op de geven met een stippellijn. Waar mogelijk wordt
euro zijn overgegaan, worden de bedragen voor voor absolute en procentuele mutaties voor
perioden vóór 1999, verkregen door omrekening 2001, die berekend zijn uit gegevens voor 2000,
in ecu’s van de deelnemende valuta’s tegen lopen- gebruik gemaakt van een reeks waarin rekening
de ecu-wisselkoersen, beïnvloed door het beloop gehouden wordt met het effect van de toetre-
van de valuta’s van EU-lidstaten die niet op de euro ding van Griekenland.
zijn overgegaan. Om dit effect in de monetaire
statistieken te elimineren,zijn de gegevens voor de Gegevens over het eurogebied plus Griekenland
perioden vóór 1999 in de Tabellen 2.1 tot en met tot eind 2000 zijn te vinden op de website van de
ECB (www.ecb.int) als CSV-bestanden.
1) De ECB is verantwoordelijk voor de monetaire en bancaire
statistieken en voor statistieken aangaande de financiële markten De “toetredende landen” zijn Tsjechië, Estland,
op Europees niveau; de verantwoordelijkheid voor de betalings-
balans, de internationale investeringspositie en de financiële Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta,
rekeningen wordt gedeeld met de Europese Commissie Polen, Slovenië en Slowakije.
(Eurostat); statistieken aangaande prijzen, kosten en andere
economische grootheden vallen onder de verantwoordelijkheid
van de Europese Commissie (Eurostat).

ECB Maandbericht • mei 2003 89*


Overzicht opzichte van niet-ingezetenen van het euro-
gebied.Tabel 2.8 bevat een uitsplitsing naar valuta
De voornaamste ontwikkelingen in het euro- op kwartaalbasis van bepaalde MFI-balansposten.
gebied worden in een overzicht uiteengezet. In de Tabellen 2.5 tot en met 2.7 zijn stroom-
gegevens opgenomen, gecorrigeerd voor her-
rubriceringen, overige herwaarderingen, wissel-
Statistieken aangaande het koersmutaties en andere niet uit transacties
monetaire beleid voortvloeiende mutaties, alsmede procentuele
mutaties per jaar.Een volledige lijst van Monetaire
De Tabellen 1.1 tot en met 1.5 bevatten het Financiële Instellingen wordt op de website van
geconsolideerde financiële overzicht van het de ECB gepubliceerd. Voor nadere gegevens
Eurosysteem, gegevens omtrent de transacties omtrent de definities van de verschillende secto-
van het Eurosysteem, statistieken met betrek- ren wordt verwezen naar “Money and Banking
king tot minimumreserves, en de liquiditeitsposi- Statistics Sector Manual: Guidance for the
tie van het bankwezen.De Tabellen 1.2 en 1.3 zijn statistical classification of customers” (ECB,
aangepast in verband met de overgang op varia- november 1999). In de “Handleiding bij Verorde-
bele-rentetenders in juni 2000. ning Nr. 2423/2001 van de Europese Centrale
Bank van november 2001 met betrekking tot de
geconsolideerde balans van de sector monetaire
Monetaire ontwikkelingen en financiële instellingen” worden de aanbevolen
beleggingsfondsen door de nationale centrale banken te volgen pro-
cedures uiteengezet. Vanaf 1 januari 1999 worden
Monetaire gegevens betreffende Monetaire de statistische gegevens verzameld en samenge-
Financiële Instellingen (MFI’s), met inbegrip van steld op basis van de Verordening van de ECB met
het Eurosysteem, zijn opgenomen in de Tabellen betrekking tot de geconsolideerde balans van de
2.1 tot en met 2.3. Tabel 2.3 is geconsolideerd; sector monetaire financiële instellingen
inter-MFI posities binnen het eurogebied zijn niet (ECB/1998/16, met ingang van 1 januari 2003 ver-
opgenomen, maar eventuele verschillen tussen vangen door ECB/2001/13).
het totaal van dergelijke vorderingen en schul-
den worden getoond in kolom 13. In Tabel 2.4 Naar aanleiding van de inwerkingtreding van
worden de monetaire aggregaten getoond, afge- Verordening ECB/2001/13 is de balanspost ‘geld-
leid uit de geconsolideerde balans van de MFI’s; marktpapier’ aan zowel de actiefzijde als de pas-
hierin zijn tevens enkele (monetaire) passiva van siefzijde van de balans van MFI’s opgegaan in de
de centrale overheid opgenomen. In de gegevens post ‘schuldbewijzen’. De term ‘geldmarktpapier’
met betrekking tot M3 in Tabel 2.4 zijn geen door komt nog voor in de kwartaaltabellen 2.5-2.8,
niet-ingezetenen van het eurogebied aangehou- omdat daarover nog geen gegevens met betrek-
den i) door in het eurogebied gevestigde geld- king tot 2003 beschikbaar zijn. De meest recente
marktfondsen uitgegeven aandelen/participaties, beschikbare gegevens betreffen het vierde kwar-
en ii) door in het eurogebied gevestigde MFI's taal van 2002.
uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot
en met twee jaar begrepen. Deze zijn derhalve Tabel 2.9 toont de per de kwartaalultimo uit-
begrepen in de post “Externe activa” in Tabel 2.3, staande bedragen op de balans van de beleg-
en beïnvloeden dientengevolge de post “Netto gingsfondsen (niet zijnde geldmarktfondsen) in
externe activa” in Tabel 2.4. Tabel 2.5 bevat een
2) De codes in ESR 95 voor de in de tabellen van het ECB Maand-
uitsplitsing op kwartaalbasis, naar sector en loop- bericht getoonde sectoren zijn: MFI’s (m.i.v. het Eurosysteem)
tijd, van leningen van MFI’s aan ingezetenen van omvatten de ECB en de nationale centrale banken van het euro-
gebied (S121) en overige monetaire financiële instellingen
het eurogebied.Tabel 2.6 bevat een uitsplitsing op (S122); niet-monetaire financiële ondernemingen omvatten
kwartaalbasis van de door ingezetenen van het overige financiële intermediairs (S123), financiële hulpbedrijven
(S124) en verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S125);
eurogebied bij MFI’s aangehouden deposito’s. niet-financiële ondernemingen (S11); centrale overheid (S1311);
Tabel 2.7 geeft een uitsplitsing op kwartaalbasis overige overheid omvat deelstaatoverheid (S1312), lagere over-
heid (S1313) en wettelijke sociale verzekeringsinstellingen
van de schuldverhoudingen van de MFI’s ten (S1314).

90* ECB Maandbericht • mei 2003


het eurogebied. Omdat de balans geaggregeerd de effecten.Voor ingezetenen van het eurogebied
is, omvatten de passiva ook de door beleggings- stemt deze uitsplitsing overeen met ESR 95.2 De
fondsen aangehouden aandelen/participaties uit- statististieken met betrekking tot effecten-
gegeven door andere beleggingsfondsen. De emissies dekken naar raming 95% van de totale
totale activa/passiva worden tevens uitgesplitst uitgiften door ingezetenen van het eurogebied.
naar fondstype (aandelenfondsen, obligatiefond- Voor niet-ingezetenen van het eurogebied, heeft
sen,gemengde fondsen,vastgoedfondsen en ove- de term “banken (m.i.v. centrale banken)”
rige fondsen) en naar beleggerstype (fondsen betrekking op instellingen die overeenstemmen
voor het publiek en fondsen voor bijzondere met MFI’s (m.i.v. het Eurosysteem) die niet
beleggers). Tabel 2.10 toont de geaggregeerde ingezeten zijn in het eurogebied. De term “inter-
balans van de beleggingsfondsen uitgesplitst naar nationale organisaties” omvat mede de Europese
fondstype, en Tabel 2.11 de geaggregeerde balans Investeringsbank. De ECB is begrepen in het
uitgesplitst naar beleggerstype. Eurosysteem.

De totalen (kolommen 1,7 en 14) in Tabel 3.6 zijn


Financiële markten en rentetarieven identiek aan de gegevens met betrekking tot de
uitstaande bedragen (kolommen 8, 16 en 20), de
Statistieken betreffende de geldmarktrente, ren- bruto uitgiften (kolommen 5, 13 en 17) en de
dementen op langlopende overheidsobligaties en netto uitgiften (kolommen 7, 15 en 19) van de in
effectenbeursindices (Tabellen 3.1 tot en met 3.3) euro luidende effecten in Tabel 3.5. De uitstaan-
worden door de ECB samengesteld op basis van de bedragen aan door MFI’s uitgegeven effecten
gegevens van nieuwsagentschappen. Voor meer (kolom 2) in Tabel 3.6 komen globaal overeen
gegevens omtrent de statistieken over bancaire met de uitgegeven schuldbewijzen en geldmarkt-
rentes (Tabel 3.4) wordt verwezen naar de voet- papier aan de passivazijde van de geaggregeerde
noot onderaan de desbetreffende pagina. balans van de MFI’s in Tabel 2.8.3 (kolommen 2
en 10), ofschoon de statistieken betreffende
De statistieken omtrent effectenemissies heb- effectenemissies een iets nauwer bereik hebben.
ben betrekking op effecten met uitzondering van
aandelen (schuldbewijzen), die in de Tabellen 3.5, Tabel 3.7 toont de groeicijfers op jaarbasis van
3.6 en 3.7 getoond worden, alsook genoteerde door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven
aandelen, die in Tabel 3.8 getoond worden. schuldbewijzen, ook uitgesplitst naar sector van
Schuldbewijzen worden uitgesplitst naar lang- en de emittent; deze cijfers zijn gebaseerd op finan-
kortlopend.“Kortlopend” verwijst naar effecten ciële transacties als een instelling financiële acti-
met een oorspronkelijke looptijd van een jaar of va verwerft of afstoot en passiva aangaat of
minder (in uitzonderlijke gevallen twee jaar of aflost. De groeicijfers op jaarbasis zijn derhalve
minder overeenkomstig ESR 95). Effecten met niet gecorrigeerd voor herrubriceringen, her-
een langere looptijd, of met een vervaldatum waarderingen, wisselkoersmutaties en andere
naar keuze, waarvan de laatste meer dan een jaar niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
verwijderd is, of met een onbepaalde looptijd
worden beschouwd als langlopend. De statistie- Tabel 3.8 toont de uitstaande bedragen aan door
ken met betrekking tot effectenemissies dekken ingezetenen van het eurogebied uitgegeven
naar raming ongeveer 95% van de totale uitgiften genoteerde aandelen,uitgesplitst naar sector van
door ingezetenen van het eurogebied.Tabel 3.5 de emittent. De maandgegevens met betrekking
toont de uitgiften, aflossingen en uitstaande tot door niet-financiële ondernemingen uit-
bedragen, uitgesplitst naar kortlopend en lang- gegeven genoteerde aandelen komen overeen
lopend. De verschillen tussen de netto uitgiften met de in Tabel 6.1 getoonde kwartaalreeksen
en de mutatie in de uitstaande bedragen zijn te (Belangrijkste passiva, kolom 20).
wijten aan herwaarderingen, herrubriceringen
en andere aanpassingen.Tabel 3.6 bevat een uit-
splitsing naar sector van al dan niet in het euro-
gebied ingezeten emittenten van in euro luiden-

ECB Maandbericht • mei 2003 91*


HICP en andere prijzen 19 mei 1998 omtrent korte-termijn statistieken
zal tot een verbreding van de reeks voor het
De in deze sectie en de sectie “Indicatoren van eurogebied beschikbare gegevens leiden.De in de
de reële economische ontwikkelingen in het tabellen 4.2.1 en 5.2.1 toegepaste uitsplitsing naar
eurogebied” vermelde gegevens zijn, op een eindgebruik van de producten is gebaseerd op de
enkele uitzondering na, geproduceerd door de geharmoniseerde onderverdeling van de indus-
Europese Commissie (hoofdzakelijk Eurostat) en trie m.u.v. de bouwnijverheid (NACE-catego-
de nationale bureaus voor de statistiek. De rieën C tot en met E) in industriële hoofdsecto-
gegevens voor het eurogebied zijn verkregen ren zoals gedefinieerd in Verordening Nr.
door aggregatie van de gegevens voor de afzon- 586/2001 van de Commissie (EG) van 26 maart
derlijke landen. Waar mogelijk zijn de gegevens 2001.
geharmoniseerd en vergelijkbaar. De beschik-
baarheid van vergelijkbare gegevens neemt in het Enquêtegegevens (Tabel 5.3) zijn afgeleid uit
algemeen echter toe naarmate de gegevens enquêtes onder producenten en consumenten,
recenter zijn. die door de Europese Commissie worden uitge-
voerd.
De Geharmoniseerde Consumptieprijsindex
(HICP) voor het eurogebied (Tabel 4.1) is vanaf De werkgelegenheidscijfers (Tabel 5.4) zijn
1995 beschikbaar. De index is gebaseerd op de gebaseerd op ESR 95. Waar de dekking voor het
nationale HICP’s waarbij in alle landen van het eurogebied onvolledig is, worden sommige gege-
eurogebied dezelfde methodiek wordt toege- vens door de ECB op basis van de beschikbare
past. De uitsplitsing naar goederen- en diensten- informatie geraamd.Werkloosheidscijfers zijn in
componenten is afgeleid uit de voor de HICP overeenstemming met de richtlijnen van de
gebruikte classification of individual consump- Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). De aan
tion by purpose (Coicop). De HICP dekt mone- het werkloosheidscijfer ten grondslag liggende
taire uitgaven terzake van consumptie door huis- ramingen ten aanzien van de beroepsbevolking
houdens op het economisch grondgebied van verschillen van het totaal van de in Tabel 5.4
het eurogebied. De tabel omvat ook voor sei- gepubliceerde werkgelegenheids- en werkloos-
zoen gecorrigeerde gegevens met betrekking tot heidsniveaus.
de HICP die door de ECB zijn samengesteld.

Besparings-, investerings-, beleggings-


Reëel-economische indicatoren en financieringsoverzicht

Met betrekking tot de statistieken aangaande Tabel 6.1 toont de kwartaalgegevens over finan-
nationale rekeningen (Tabellen 4.2 en 5.1) maakt ciële rekeningen met betrekking tot niet-financië-
de tenuitvoerlegging van het Europees Stelsel le sectoren in het eurogebied, waartoe de over-
van Rekeningen 1995 (ESR 95) vanaf 1999 het heid (S13),niet-financiële ondernemingen (S11) en
mogelijk mettertijd tot volledig vergelijkbare huishoudens (S14) met inbegrip van instellingen
gegevens te komen, met inbegrip van samenvat- zonder winstoogmerk ten behoeve van huishou-
tende kwartaalrekeningen voor het gehele euro- dens (S15) worden gerekend.De gegevens hebben
gebied. De in Tabel 4.2.2 opgenomen bbp-defla- betrekking op de uitstaande bedragen en de trans-
toren vóór 1994 zijn afgeleid uit nationale acties gerubriceerd volgens ESR 95 en betreffen
gegevens in de nationale valuta’s. De in deze uit- de belangrijkste beleggings- en financieringsactivi-
gave opgenomen gegevens omtrent de nationale teiten van de niet-financiële sectoren. Aan de
rekeningen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op financieringszijde (passiva) zijn de gegevens uit-
ESR95. gesplitst in sectoren volgens ESR 95 en naar oor-
spronkelijke looptijd.Waar mogelijk, wordt de van
In Tabel 5.2 zijn diverse andere reëel-economi- MFI’s verkregen financiering afzonderlijk getoond.
sche indicatoren opgenomen. De tenuitvoerleg- De informatie over de beleggingen (activa) is
ging van Raadsverordening (EG) nr. 1165/98 van voorlopig minder uitgebreid dan die over de finan-

92* ECB Maandbericht • mei 2003


ciering, met name omdat uitsplitsing in sectoren Tabel 7.1 toont de ontvangsten en uitgaven van
niet mogelijk is. de overheid op basis van definities die in de
Verordening van de Commissie (EG) nr
Tabel 6.2 toont de kwartaalgegevens over finan- 1500/2000 van 10 juli 2000 ter amendering van
ciële rekeningen met betrekking tot verzekerings- ESR 95 zijn vastgelegd.Tabel 7.2 toont de bruto
instellingen en pensioenfondsen (S.125) in het geconsolideerde overheidsschuld (nominale
eurogebied. Evenals in Tabel 6.1, hebben de gege- waarde) in detail, overeenkomstig de Verdragsbe-
vens betrekking op de uitstaande bedragen en palingen inzake de buitensporige-tekortprocedu-
transacties alsmede de belangrijkste beleggings- re. De Tabellen 7.1 en 7.2 bevatten overzichtsge-
en financieringsactiviteiten van deze sector. gevens voor individuele landen van het
eurogebied in verband met het Pact voor Stabili-
De kwartaalgegevens van beide tabellen zijn teit en Groei.Tabel 7.3 geeft een analyse van de
gebaseerd op de nationale financiële kwartaal- mutaties van de overheidsschuld. Het verschil
rekeningen, de balansen van de MFI-sector en de tussen de mutatie van de overheidsschuld en die
statistieken aangaande de effectenuitgiften. van het overheidstekort, de tekort-schuld aan-
Tabel 6.1 heeft tevens betrekking op gegevens passing, wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door
ontleend aan de statistieken omtrent het inter- overheidstransacties in financiële activa en door
nationale bankwezen van de Bank voor Inter- de waarderingseffecten van wisselkoersontwik-
nationale Betalingen. Hoewel alle eurolanden kelingen.
gegevens verstrekken voor de statistieken
omtrent de balans van de MFI’s en de effectenuit-
giften, leveren Ierland en Luxemburg vooralsnog Betalingsbalans en internationale
geen kwartaalgegevens met betrekking tot de investeringspositie (met inbegrip van
nationale financiële rekeningen. de officiële reserves)

In Tabel 6.3 zijn jaargegevens opgenomen omtrent De gebruikte begrippen en definities met betrek-
de besparingen, de beleggingen en de investerin- king tot de betalingsbalans (Tabellen 8.1 tot en
gen,alsmede de financiering daarvan,voor alle sec- met 8.6) en de internationale investeringspositie
toren in het eurogebied als geheel, en voor de (Tabellen 8.7.1 tot en met 8.7.4) corresponderen
niet-financiële ondernemingen en de huishoudens in het algemeen met die in de 5e editie van het
afzonderlijk. Deze jaargegevens omvatten met IMF Balance of Payments Manual (oktober 1993),
name uitgebreidere sectorale informatie over de het Richtsnoer van de ECB van mei 2000 (ECB/
verwerving van financiële activa en stemmen 2000/4) betreffende de statistische rapportage-
overeen met de kwartaalgegevens in de twee vereisten van de ECB en de documentatie van
voorgaande tabellen. Eurostat.

De gegevens met betrekking tot de betalingsba-


Begrotingspositie overheid lans voor het eurogebied wordt door de ECB
samengesteld. Gegevens tot en met december
De Tabellen 7.1 tot en met 7.3 tonen de begro- 1998 luiden in ecu’s. Recente maandcijfers voor
tingspositie van de overheid in het eurogebied. De de betalingsbalans moeten als voorlopig worden
gegevens zijn grotendeels geconsolideerd en op beschouwd. De cijfers worden maandelijks her-
basis van ESR 95. De voor het eurogebied geag- zien en wanneer de uitgebreide kwartaal-
gregeerde gegevens zijn door de ECB samenge- gegevens voor de betalingsbalans gepubliceerd
steld uit door de nationale centrale banken aange- worden. Eerdere cijfers worden periodiek her-
leverde geharmoniseerde gegevens, die regelmatig zien of als gevolg van methodologische wijzigin-
worden geactualiseerd. De gegevens met betrek- gen in de samenstelling van de brongevens.
king tot het tekort en de schuld van de landen van
het eurogebied kunnen verschillen van de door de Sommige eerdere gegevens zijn deels geraamd
Europese Commissie in de context van de buiten- en daardoor mogelijkerwijs niet geheel ver-
sporige-tekortprocedure gebruikte gegevens. gelijkbaar met meer recente waarnemingen. Dat

ECB Maandbericht • mei 2003 93*


is het geval met de financiële rekening vóór eind ("Statistical treatment of the Eurosystem’s inter-
1998, de dienstenrekening vóór eind 1997, de national reserves", oktober 2000).
maandcijfers met betrekking tot inkomen in de
jaren 1997 en 1998 en de internationale
investeringspositie per eind 1997. Tabel 8.5.2 Externe goederenhandel
geeft een uitsplitsing naar sector van door ingeze-
tenen van het eurogebied verrichte aankopen van In Tabel 9 is de externe goederenhandel van het
door niet-ingezetenen uitgegeven effecten. Het is eurogebied opgenomen. De belangrijkste gege-
voorlopig niet mogelijk om een uitsplitsing naar vensbron is Eurostat. De ECB leidt van de indi-
sector te geven van de ingezeten emittenten van ces voor de waarde en de waarde per eenheid
effecten die door niet-ingezetenen zijn aange- van Eurostat volume-indices af en verzorgt de
kocht. seizoencorrectie van de indices voor de waarde
per eenheid terwijl de seizoencorrectie en de
De internationale investeringspositie van het correctie voor aantal werkdagen van de waarde-
eurogebied (Tabellen 8.7.1 tot en met 8.7.4) wordt cijfers door Eurostat wordt verzorgd.
samengesteld op basis van de posities van de lid-
staten van het eurogebied ten opzichte van niet- De indeling van de goederen is conform de inde-
ingezetenen van het eurogebied (waarbij het euro- ling Broad Economic Categories (gebaseerd op de
gebied als één economisch geheel wordt definitie volgens SITC Rev. 3) voor halffabrikaten
beschouwd) met ingang van de posities per eind investeringsgoederen en consumptiegoederen,
1999, met als gevolg dat de activa en passiva van en conform SITC Rev. 3 voor fabrikaten en olie.
het eurogebied afzonderlijk worden getoond (zie De geografische uitsplitsing betreft de belang-
ook Kader 9 in "Economische ontwikkelingen in rijkste handelspartners hetzij afzonderlijk hetzij
het eurogebied" in het Maandbericht van decem- regionaal gecombineerd.
ber 2002). De internationale investeringspositie
wordt samengesteld op netto basis, dat wil zeggen Als gevolg van verschillen in definitie, dekking en
door nationale gegevens met betrekking tot de tijdstip van registratie zijn de gegevens omtrent de
posities per eind 1997 en eind 1998 te aggregeren. externe handel, met name de invoer, niet geheel
De twee samenstellingsmethoden leveren moge- vergelijkbaar met de goederenpost in de be-
lijk niet geheel vergelijkbare resultaten op. De talingsbalansstatistieken (Tabellen 8.1 en 8.2). Het
internationale investeringspositie wordt ge- verschil is deels het gevolg van het feit dat bij de
waardeerd tegen lopende marktprijzen, met uit- registratie van de goedereninvoer de kosten van
zondering van de directe investeringen, die hoofd- verzekering en vracht worden meegerekend,die in
zakelijk tegen boekwaarde worden gewaardeerd. 1998 naar raming van de ECB ongeveer 3,8% van
de waarde van de invoer (c.i.f.) uitmaakten.
De uitstaande bedragen betreffende de officiële
reserves van het Eurosysteem en aanverwante
activa zijn in Tabel 8.7.5 opgenomen met de Wisselkoersen
daarmee corresponderende, door de ECB aan-
gehouden, reserves en aanverwante activa. De Tabel 10 toont de door de ECB op basis van de
gegevens in Tabel 8.7.5 worden opgesteld in gewogen gemiddelden van bilaterale eurowissel-
overeenstemming met de aanbevelingen voor de koersen berekende nominaal-effectieve en
IMF/BIB opstelling voor de internationale reser- reëel-effectieve wisselkoersindices voor de
ves en in vreemde valuta’s luidende liquide mid- euro. De gewichten zijn gebaseerd op de handel
delen. Eerdere gegevens worden continue her- in fabrikaten met de handelspartners in de perio-
zien. De gegevens met betrekking tot de officiële de 1995-1997 en omvatten ook de effecten op
reserves vóór ultimo 1999 zijn niet geheel ver- derde markten. Tot en met december 2000
gelijkbaar met latere waarnemingen. Op de web- bestaat de beperkte groep uit de landen waarvan
site van de ECB is een publicatie over de statis- de valuta’s in de tabel zijn opgenomen, plus
tische behandeling van de internationale Griekenland. Sinds Griekenland in januari 2001 is
reserves van het Eurosysteem te vinden. overgegaan op de euro, telt het niet langer mee

94* ECB Maandbericht • mei 2003


als handelspartner bij de berekening van de effec-
tieve wisselkoers van de euro. Het gewichten-
schema is dienovereenkomstig aangepast. De
grotere groep omvat de volgende landen: Alge-
rije, Argentinië, Brazilië, China, Kroatië, Cyprus,
Tsjechië, Estland, Hongarije, India, Indonesië,
Israël, Maleisië, Mexico, Marokko, Nieuw Zee-
land, de Filippijnen, Polen, Roemenië, Rusland,
Slowakije, Slovenië, Zuid-Afrika,Taiwan,Thailand
en Turkije. De reële koersen worden berekend
aan de hand van de consumptieprijzen (CPI), de
producentenprijzen in de verwerkende industrie
(PPI) en de arbeidskosten per eenheid product in
de verwerkende industrie (AEP).Waar nog geen
deflatoren voorhanden zijn, dienen ramingen als
basis. De getoonde bilaterale koersen zijn de
koersen ten opzichte van de 12 valuta’s die in de
door de ECB gemaakte berekening van de
"beperkte" effectieve wisselkoers van de euro
voorkomen.Voor deze en enkele andere valuta’s
publiceert de ECB dagelijks referentiekoersen.
Voor meer informatie wordt verwezen naar de
Occasional Paper Series van de ECB, nr. 2 ("The
effective exchange rates of the euro" door Luca
Buldorini, Stelios Makrydakis en Christian
Thimann,februari 2002),die vanaf de website van
de ECB kan worden gedownload.

Economische en finanële
ontwikkelingen buiten de EU

Bij de statistieken voor de overige lidstaten van


de EU (Tabel 11) zijn dezelfde grondslagen
gebruikt als bij de gegevens voor het eurogebied.
Gegevens voor de Verenigde Staten en Japan
(Tabellen/Grafieken 12.1 en 12.2) zijn afkomstig
van nationale bronnen.

ECB Maandbericht • mei 2003 95*


Overzicht van de monetaire-
beleidsmaatregelen van het Eurosysteem1)
2 januari 2001 rekening gehouden met de voor 2001 verwach-
te liquiditeitsbehoefte van het bankwezen in het
Op 1 januari 2001 is Griekenland op de euro eurogebied en met de wens van het Eurosysteem
overgegaan. Dit maakt Griekenland de twaalfde om door middel van basis-herfinancieringstrans-
EU-lidstaat die de gemeenschappelijk munt acties in het grootste deel van de herfinanciering
invoert en het eerste land dat op de euro over- van de financiële sector te blijven voorzien.
gaat sinds de aanvang van de derde fase van de Indien zich onverwachte ontwikkelingen in de
Economische en Monetaire Unie op 1 januari liquiditeitsbehoefte voordoen kan de Raad van
1999.Als gevolg hiervan is de Griekse centrale Bestuur het toewijzingsbedrag in de loop van het
bank nu volwaardig lid van het Eurosysteem met jaar aanpassen.
dezelfde rechten en plichten als de elf nationale
centrale banken van de EU-lidstaten die de euro
al eerder hebben ingevoerd. Overeenkomstig 18 januari, 1 februari, 15 februari, 1 maart,
Artikel 49 van de Statuten van het Europees 15 maart, 29 maart, 11 april, 26 april 2001
Stelsel van Centrale Banken en de Europese
Centrale Bank werd door de Bank van Grie- De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
kenland de rest van de verschuldigde bijdrage male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
aan het kapitaal van de ECB overgemaakt even- ringstransacties, de rente op de marginale bele-
als het aandeel in de reserves van de ECB. ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
Tevens vond overmaking plaats van de bijdrage onveranderd te laten op respectievelijk 4,75%,
van de Bank van Griekenland aan de deviezen- 5,75% en 3,75%.
reserves van de ECB.

Na de aankondiging van 29 december 2000 is met 10 mei 2001


succes de eerste basis-herfinancieringstransactie
van 2001 uitgevoerd waaraan de Griekse tegen- De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
partijen van het Eurosysteem voor het eerst heb- male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
ben meegedaan. In het toegewezen bedrag van ringstransacties met ingang van de op 15 mei
EUR 101 miljard is rekening gehouden met de 2001 te verrichten transacties met 0,25 pro-
extra liquiditeitsbehoefte van het bankwezen in centpunt te verlagen tot 4,50%, alsook de rente
het eurogebied als gevolg van de integratie van de op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op
Griekse Monetaire Financiële Instellingen. de depositofaciliteit met ingang van 11 mei 2001
met 0,25 procentpunt te verlagen tot respectie-
velijk 5,50% en 3,50%.
4 januari 2001

De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- 23 mei, 7 juni, 21 juni, 5 juli, 19 juli,
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- 2 augustus 2001
ringstransacties, de rente op de marginale bele-
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
onveranderd te laten op respectievelijk 4,75%, male inschrijvingsrente op de basisherfinancie-
5,75% en 3,75%. ringstransacties, de rente op de marginale bele-
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
Daarnaast besluit de Raad van Bestuur voor de onveranderd te laten op respectievellijk 4,50%,
in 2001 af te sluiten langerlopende herfinancie- 5,50% en 3,50%
ringstransacties een toewijzing van EUR 20 mil-
jard per transactie vast te stellen. In dit bedrag is
30 augustus 2001
1) Voor een overzicht van de monetaire-beleidsmaatregelen van het
Eurosysteem in 1999 en 2000 wordt verwezen naar pagina’s
179-182 van het ECB Jaarverslag over 1999 respectievelijk naar De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
pagina’s 224-226 van het ECB Jaarverslag over 2000. male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-

96* ECB Maandbericht • mei 2003


ringstransacties met ingang van de op 5 septem- 9 november 2001 met 0,50 procentpunt te
ber 2001 te verrichten transactie met 0,25 pro- verlagen tot respectievelijk 4,25% en 2,25%.
centpunt te verlagen tot 4,25%, alsook de rente
op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op
de depositofaciliteit met ingang van 31 augustus 6 december 2001
2001 met 0,25 procentpunt te verlagen tot
respectievelijk 5,25% en 3,25%. De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
ringstransacties, de rente op de marginale bele-
13 september 2001 ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
onveranderd te laten op respectievelijk 3,25%,
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- 4,25% en 2,25%.Voorts besluit de Raad de refe-
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- rentiewaarde voor de monetaire expansie, te
ringstransacties, de rente op de marginale bele- weten een jaarlijkse groeivoet van 4 1/2% voor het
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit ruim gedefinieerde aggregaat M3 te handhaven.
onveranderd te laten op respectievelijk 4,25%,
5,25% en 3,25%.
3 januari 2002

17 september 2001 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-


male inschrijvingrente op de basis-herfinancie-
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- ringstransacties, de rente op de marginale bele-
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
ringstransacties met ingang van de op 19 sep- onveranderd te laten op respectievelijk 3,25%,
tember 2001 te verrichten transactie met 0,50 4,25% en 2,25%.
procentpunt te verlagen tot 3,75%, alsook de
rente op de marginale beleningsfaciliteit en de De Raad van Bestuur besluit tevens voor de in
rente op de depositofaciliteit met ingang van 18 2002 af te sluiten langerlopende herfinancierings-
september 2001 met 0,50 procentpunt te verla- transacties een toewijzing van EUR 20 miljard per
gen tot respectievelijk 4,75% en 2,75%. transactie vast te stellen. In dit bedrag is rekening
gehouden met de voor 2002 verwachte liquidi-
teitsbehoefte van het bankwezen in het euroge-
27 september,11 oktober,25 oktober 2001 bied en met de wens van het Eurosysteem om
door middel van basis-herfinancieringstransacties
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de in het grootste deel van de herfinanciering van de
minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinan- financiële sector te blijven voorzien. Indien zich
cieringstransacties, de rente op de marginale onverwachte ontwikkelingen in de liquiditeitsbe-
beleningsfaciliteit en de rente op de deposito- hoefte voordoen kan de Raad van Bestuur het toe-
faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk wijzingsbedrag in de loop van het jaar aanpassen.
3,75%, 4,75% en 2,75%.

7 februari, 7 maart, 4 april, 2 mei,


8 november 2001 6 juni , 4 juli 2002

De Raad van Bestuur van de ECB besluit de De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinan- male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
cieringstransacties met ingang van de op ringstransacties, de rente op de marginale bele-
14 november 2001 te verrichten transactie met ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
0,50 procentpunt te verlagen tot 3,25%, alsook onveranderd te laten op respectievelijk 3,25%,
de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de 4,25% en 2,25%.
rente op de depositofaciliteit met ingang van

ECB Maandbericht • mei 2003 97*


10 juli 2002 23 januari 2003

De Raad van Bestuur besluit de toewijzing voor De Raad van Bestuur van de ECB besluit tot
elk van de in de tweede helft van 2002 af te slui- invoering van de volgende twee maatregelen ter
ten langerlopende herfinancieringstransacties te verbetering van het operationele kader voor het
verlagen van EUR 20 miljard naar EUR 15 miljard. monetaire beleid:
In dit bedrag is rekening gehouden met de in de De eerste wijziging houdt in dat de reserve-aan-
tweede helft van 2002 verwachte liquiditeits- houdingsperiode zal aanvangen op de dag van
behoefte van het bankwezen in het eurogebied verrekening van de basis-herfinancieringstrans-
en met de wens van het Eurosysteem om door actie die plaatsvindt na de vergadering van de
middel van basis-herfinancieringstransacties in Raad van Bestuur waarvoor de maandelijkse
het grootste deel van die behoefte te voorzien. beoordeling van het monetaire-beleidsstandpunt
gepland staat. Bovendien zullen wijzigingen van
de permanente faciliteit van kracht worden op
1 augustus, 12 september, 10 oktober, de dag van aanvang van de nieuwe reserve-aan-
7 november 2002 houdingsperiode.
Daarnaast zal de looptijd van de basis-herfinan-
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- cieringstransacties verkort worden van twee
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- weken tot één week.
ringstransacties, de rente op de marginale bele- Deze maatregelen worden volgens planning in de
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit loop van het eerste kwartaal van 2004 van
onveranderd te laten op respectievelijk 3,25%, kracht.
4,25% en 2,25%.
Overeenkomstig het persbericht van 10 juli 2002
besluit de Raad van Bestuur de toewijzing voor
5 december 2002 elk van de in 2003 af te sluiten langerlopende
herfinancieringstransacties te handhaven op
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- EUR 15 miljard. In dit bedrag is rekening gehou-
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- den met de in 2003 verwachte liquiditeits-
ringstransacties met ingang van de op 11 decem- behoefte van het bankwezen in het eurogebied
ber 2002 te verrichten transactie met 0,50 en met de wens van het Eurosysteem om door
procentpunt te verlagen tot 2,75%. De Raad middel van basis-herfinancieringstransacties in
besluit tevens de rente op zowel de marginale het grootste deel van die behoefte te voorzien.
beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met
ingang van 6 december 2002 met 0,50 procent-
punt te verlagen tot respectievelijk 3,75% en 6 februari 2003
1,75%.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de
Voorts besluit de Raad de referentiewaarde voor minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinan-
de jaarlijkse groei van het ruim gedefinieerde cieringstransacties, de rente op de marginale
monetaire aggregaat M3 te handhaven op 41/2%. beleningsfaciliteit en de rente op de deposito-
faciliteit onveranderd te laten op respectievelijk
2,75%, 3,75% en 1,75%.
9 januari 2003

De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- 6 maart 2003


male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
ringstransacties, de rente op de marginale bele- De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
onveranderd te laten op respectievelijk 2,75%, ringstransacties met ingang van de op 12 maart
3,75% en 1,75%. 2003 te verrichten transactie met 0,25 procent-

98* ECB Maandbericht • mei 2003


punt te verlagen tot 2,50%,alsook de rente op de ven op een uitgebreide analyse van de risico’s
marginale beleningsfaciliteit en de rente op de voor prijsstabiliteit.Tegelijkertijd besluit de Raad
depositofaciliteit met ingang van 7 maart 2003 van Bestuur in zijn communicaties uitleg te geven
met 0,25 procentpunt te verlagen tot respectie- over de rol die zowel door de economische ana-
velijk 3,50% en 1,50%. lyse als door de monetaire analyse wordt vervuld
bij de totstandkoming van de algehele beoorde-
ling van de Raad ten aanzien van de risico’s voor
3 april, 8 mei 2003 prijsstabiliteit.

De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini- Om het langere-termijnkarakter van de referen-
male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie- tiewaarde voor de geldgroei als maatstaf voor de
ringstransacties, de rente op de marginale bele- beoordeling van de monetaire ontwikkelingen te
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit benadrukken heeft de Raad van Bestuur tevens
onveranderd te laten op respectievelijk 2,50%, besloten geen jaarlijkse herbeoordeling van de
3,50% en 1,50%. referentiewaarde meer uit te voeren. De Raad
zal echter de onderliggende omstandigheden en
aannames wel blijven beoordelen.
8 mei 2003

De Raad van Bestuur van de ECB besluit de mini-


male inschrijvingsrente op de basis-herfinancie-
ringstransacties, de rente op de marginale bele-
ningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit
onveranderd te laten op respectievelijk 2,50%,
3,50% en 1,50%.

De Raad van Bestuur maakt tevens de uitkomst


bekend van zijn evaluatie van de monetaire-
beleidsstrategie van de ECB. Deze strategie, die
op 13 oktober 1998 werd bekendgemaakt, kent
drie hoofdelementen: een kwantitatieve definitie
van prijsstabiliteit,een vooraanstaande rol van de
geldhoeveelheid bij de beoordeling van risico’s
voor prijsstabiliteit en een breed gefundeerde
beoordeling van de vooruitzichten voor het
prijsbeloop.

De Raad van Bestuur bevestigt de definitie van


prijsstabiliteit zoals die in oktober 1998 is gefor-
muleerd: "Prijsstabiliteit wordt gedefinieerd als
een jaarlijkse stijging van de Geharmoniseerde
Consumptieprijsindex (HICP) voor het euroge-
bied met minder dan 2%. Prijsstabiliteit moet op
de middellange termijn worden gehandhaafd."
Tegelijkertijd is de Raad van Bestuur overeenge-
komen zich bij het streven naar prijsstabiliteit te
richten op handhaving van de inflatie dicht bij 2%
op de middellange termijn.

De Raad van Bestuur heeft bevestigd dat de


monetaire-beleidsbesluiten gestoeld zullen blij-

ECB Maandbericht • mei 2003 99*


100* ECB Maandbericht • mei 2003
Publicaties van de Europese Centrale
Bank
De volgende documenten zijn door de Europese Centrale Bank gepubliceerd. De publicaties zijn
gratis verkrijgbaar bij de Afdeling Pers en Informatie. Lezers wordt verzocht schriftelijke verzoeken
daartoe te richten aan het postadres op de achterzijde van het titelblad.

Een volledige lijst publicaties van het Europees Monetair Instituut is te vinden op de Website van de
ECB (http://www.ecb.int).

Jaarverslag

"Jaarverslag 1998", april 1999.

"Jaarverslag 1999", april 2000.

"Jaarverslag 2000", mei 2001.

"Jaarverslag 2001", april 2002.

"Jaarverslag 2002", april 2003.

Convergentieverslag

"Convergentieverslag 2000", mei 2000.

"Convergentieverslag 2002", mei 2002.

Maandbericht

Vanaf januari 1999 verschenen artikelen:

"Het eurogebied bij de aanvang van de derde fase", januari 1999.

"De op stabiliteit gerichte monetaire-beleidsstrategie van het Eurosysteem", januari 1999.

"Monetaire aggregaten voor het eurogebied en hun rol in de monetaire-beleidsstrategie van het Euro-
systeem", februari 1999.

"De rol van economische korte-termijnindicatoren bij de analyse van de prijsontwikkelingen in het
eurogebied", april 1999.

"Het bankwezen in het eurogebied: structurele kenmerken en tendensen", april 1999.

"Het operationele kader van het Eurosysteem: beschrijving en eerste beoordeling", mei 1999.

"De implementatie van het stabiliteits- en groeipact", mei 1999.

"Ontwikkelingen op de langere termijn van en conjunctuurgebonden wijzigingen in de economische


sleutelindicatoren van de eurolanden", juli 1999.

ECB Maandbericht • mei 2003 101*


"Het institutioneel kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken", juli 1999.

"De internationale rol van de euro", augustus 1999.

"De balansen van de Monetaire Financiële Instellingen in het eurogebied (begin 1999)",augustus 1999.

"Inflatieverschillen in een monetaire unie", oktober 1999.

"ESCB-voorbereidingen op het jaar 2000", oktober 1999.

"Een op stabiliteit gericht beleid en de ontwikkeling van de lange reële rente in de jaren negentig",
november 1999.

"TARGET en betalingen in euro", november 1999.

"Rechtsinstrumenten van de Europese Centrale Bank", november 1999.

"Het eurogebied één jaar na de invoering van de euro: basiskenmerken en wijzigingen in de financiële
structuur", januari 2000.

"Deviezenreserves en -transacties van het Eurosysteem", januari 2000.

"Het Eurosysteem en de uitbreiding van de EU", februari 2000.

"Consolidatie in de effectenvereveningssector", februari 2000.

"De nominaal-effectieve en de reëel-effectieve wisselkoersen van de euro", april 2000.

"De EMU en het bankentoezicht", april 2000.

"De informatie-inhoud van rentetarieven en hun derivaten voor het monetaire beleid", mei 2000.

"Ontwikkelingen op en structurele kenmerken van de arbeidsmarkten in het eurogebied",


mei 2000.

"De overgang op variabele-rentetenders bij de basis-herfinancieringstransacties", juli 2000.

"Monetaire-beleidstransmissie in het eurogebied", juli 2000.

"Vergrijzing en begrotingsbeleid in het eurogebied", juli 2000.

"Prijs- en kostenindicatoren voor het eurogebied: een overzicht", augustus 2000.

"De buitenhandel van het eurogebied: gestileerde feiten en recente tendensen", augustus 2000.

"Groei van de potentiële output en output gaps: begrippen, gebruik en ramingen", oktober 2000.

"De betrekkingen van de ECB met instellingen en organen van de Europese Gemeenschap",
oktober 2000.

"De twee pijlers van het monetaire beleid van de ECB", november 2000.

102* ECB Maandbericht • mei 2003


"Vraagstukken in verband met de opkomst van elektronisch geld", november 2000.

"Het eurogebied na de toetreding van Griekenland", januari 2001.

"Monetaire-beleidsvorming in een onzekere omgeving", januari 2001.

"De betrekkingen van de ECB met internationale organisaties en fora", januari 2001.

"De kenmerken van bedrijfsfinanciering in het eurogebied", februari 2001.

"Naar een eenvormig dienstverleningsniveau voor kleine betalingen in het eurogebied", februari 2001.

"De externe communicatie van de Europese Centrale Bank", februari 2001.

"Algemene economische statistieken voor het eurogebied: een beoordeling", april 2001.

"Het onderpandskader van het Eurosysteem", april 2001.

"De invoering van euromunten en -bankbiljetten", april 2001.

"Monetaire analyse: kader en instrumenten", mei 2001.

"Het nieuwe stelsel van kapitaaltoereikendheid – het standpunt van de ECB", mei 2001.

"Financiering en financiële beleggingen van de niet-financiële sectoren in het eurogebied", mei 2001.

"De nieuwe technologieën en de productiviteit in het eurogebied", juli 2001.

"Metingen van de onderliggende inflatie in het eurogebied", juli 2001.

"Begrotingsbeleid en economische groei", augustus 2001.

"Productenmarkthervormingen in het eurogebied", augustus 2001.

"Consolidatie in de clearing via centrale tegenpartijen in het eurogebied", augustus 2001.

"Problemen verbonden aan monetaire-beleidsregels", oktober 2001.

"Het inschrijvingsgedrag van de tegenpartijen bij de open-markttransacties van het Eurosysteem",


oktober 2001.

"De overgang op de chartale euro op markten buiten het eurogebied", oktober 2001.

"De informatie-inhoud van samengestelde indicatoren van de conjunctuurcyclus in het eurogbied",


november 2001.

"Het economische-beleidskader in de EMU", november 2001.

"Fundamentele economische verhoudingen en de wisselkoers van de euro", januari 2002.

ECB Maandbericht • mei 2003 103*


"De voorbereidingen voor de eurobankbiljetten: activiteiten voor en na de invoering van de euro",
januari 2002.

"De aandelenmarkt en het monetaire beleid", februari 2002.

"Recente ontwikkelingen in de internationale samenwerking", februari 2002.

"De werking van de automatische begrotingsstabilisatoren in het eurogebied", april 2002.

"De rol van het Eurosysteem bij betalings- en clearingsystemen", april 2002.

"Verbeterde balans- en rentestatistieken voor de MFI-sector", april 2002.

"Het liquiditeitsbeheer van de ECB", mei 2002.

"De internationale samenwerking bij het toezicht", mei 2002.

"Gevolgen van de overgang op de chartale euro voor de circulatie van bankbiljetten en munten",
mei 2002.

“Kenmerken van de conjunctuur in het eurogebied gedurende de jaren negentig”, juli 2002.

“De dialoog van het Eurosysteem met de kandidaat-lidstaten van de EU”, juli 2002.

“Ontwikkelingen van de externe directe investeringsstromen en van het externe effectenverkeer


van het eurogebied”, juli 2002.

“Convergentie van het prijsniveau en concurrentie in het eurogebied”, augustus 2002.

“Recente ontwikkelingen en risico’s binnen het bankwezen in het eurogebied”, augustus 2002.

“Besparingen, financiering en investeringen in het eurogebied”, augustus 2002.

“Recente onderzoeksresultaten met betrekking tot de transmissie van het monetaire beleid binnen
het eurogebied”, oktober 2002.

“Hoofdkenmerken van de repomarkt in het eurogebied”, oktober 2002.

"De verantwoordingsplicht van de ECB", november 2002.

"Doorzichtigheid bij het monetaire beleid van de ECB", november 2002.

"De samenstelling van de werkgelegenheidsgroei in het eurogebied in de afgelopen jaren",


november 2002.

"De vraag naar chartaal geld in het eurogebied en de invloed van de overgang op de chartale euro",
januari 2003.

"CLS – doel, opzet en gevolgen", januari 2003.

104* ECB Maandbericht • mei 2003


"De verhouding tussen het monetaire beleid en het begrotingsbeleid in het eurogebied", februari
2003.

"Wisselkoersstelsels voor de opkomende markteconomieën", februari 2003.

"Uitgebreide hervormingen noodzakelijk om aan vergrijzing het hoofd te bieden", april 2003.

"Ontwikkelingen in de algemene economische statistieken voor het eurogebied", april 2003.

"Een enquête naar kredietverlening door banken in het eurogebied", april 2003.

"Recente tendensen in de huizenprijzen binnen het eurogebied", mei 2003

"Elektronificering van betalingen in Europa", mei 2003

"De aanpassing van de stemprocedure in de Raad van bestuur", mei 2003.

Occasional Paper Series

1. "The impact of the euro on money and bond markets", door J. Santillán, M. Bayle en C.Thygesen,
juli 2000.

2 "The effective exchange rates of the euro" door L. Buldorini, S. Makrydakis en C.Thimann, februari
2002.

3. "Estimating the trend of M3 income velocity underlying the reference value for monetary
growth", door C. Brand, D. Gerdesmeier en B. Roffia, mei 2002.

4. "Labour force developments in the euro area since the 1980s", door V. Genre en R.Gómez-
Salvador, juli 2002.

5. "The evolution of clearing and central counterparty services for exchange-traded derivatives
in the United States and Europe: a comparison", door D. Rucco,T.L. Hart en A. Schönenberger,
september 2002.

6 "Banking integration in the euro area", door I. Cabral, F. Dierick en J.Vescala, december 2002.

7 "Economic relations with regions neighbouring the euro area in the ‘Euro Time Zone’" door
T. Mazzaferro, A. Mehl, M. Sturm, C.Thimann en A.Winkler, december 2002.

Working Paper Series

1. "A global hazard index for the world foreign exchange markets" door V. Brousseau en
F. Scacciavillani, mei 1999.

2. "What does the single monetary policy do? A SVAR benchmark for the European Central Bank"
door C. Monticelli en O.Tristani, mei 1999.

ECB Maandbericht • mei 2003 105*


3. "Fiscal policy effectiveness and neutrality results in a non-Ricardian world" door C. Detken,
mei 1999.

4. "From the ERM to the euro: New evidence on economic and policy convergence among EU
countries" door I.Angeloni en L. Dedola, mei 1999.

5. "Core inflation: review of some conceptual issues" door M.Wynne, mei 1999.

6. "The demand for M3 in the euro area" door G. Coenen en J.-L.Vega, september 1999.

7. "A cross-country comparison of market structures in European banking" door O. de Bandt en


E.P. Davis, september 1999.

8. "Inflation zone targeting" door A. Orphanides en V.Wieland, oktober 1999.

9. "Asymptotic confidence bands for the estimated autocovariance and autocorrelation functions of
vector autoregressive models" door G. Coenen, januari 2000.

10. "On the effectiveness of sterilized foreign exchange intervention" door R. Fatum, februari 2000.

11. "Is the yield curve a useful information variable for the Eurosystem?" door J.M. Berk en P. van
Bergeijk, februari 2000.

12. "Indicator variables for optimal policy" door L.E.O. Svensson en M. Woodford, februari 2000.

13. "Monetary policy with uncertain parameters" door U. Söderström, februari 2000.

14. "Assessing nominal income rules for monetary policy with model and data uncertainty" door
G.D. Rudebusch, februari 2000.

15. "The quest for prosperity without inflation" door A. Orphanides, maart 2000.

16. "Estimating the implied distribution of the future short-term interest rate using the Longstaff-
Schwartz model" door P. Hördahl, maart 2000.

17. "Alternative measures of the NAIRU in the euro area: estimates and assessment" door S. Fabiani
en R. Mestre, maart 2000.

18. "House prices and the macroeconomy in Europe: results from a structural VAR analysis" door
M. Iacoviello, april 2000.

19. "The euro and international capital markets" door C. Detken en P. Hartmann, april 2000.

20. "Convergence of fiscal policies in the euro area" door O. de Bandt en F.P. Mongelli, mei 2000.

21. "Firm size and monetary policy transmission: evidence from German business survey data" door
M. Ehrmann, mei 2000.

22. "Regulating access to international large-value payment systems" door C. Holthausen en T. Rønde,
juni 2000.

106* ECB Maandbericht • mei 2003


23. "Escaping Nash inflation" door I.K. Cho en T.J. Sargent, juni 2000.

24. "What horizon for price stability" door F. Smets, juli 2000.

25. "Caution and conservatism in the making of monetary policy" door P. Schellekens, juli 2000.

26. "Which kind of transparency? On the need for clarity in monetary policy-making" door B.
Winkler, augustus 2000.

27. "This is what the US leading indicators lead" door M. Camacho en G. Perez-Quiroa, augustus
2000.

28. "Learning uncertainty and central bank activism in an economy which strategie interactions" door
M. Ellison en N.Valla, augustus 2000.

29. "The sources of unemployment fluctuations: an empirical application to the Italian case" door
S. Fabiani,A. Locarno, G. Oneto and P. Sestito, september 2000.

30. "A small estimated euro area model with rational expectations and nominal rigidities" door
G. Coenen en V. Wteland, september 2000.

31. "The disappearing tax base: Is foreign direct investment eroding corporate income taxes?" door
R. Cropp en K. Kostial, september 2000.

32. "Can indeterminacy explain the short-run non-neutrality of money?" door F. de Fiore, september
2000.

33. "The information content of M3 for future inflation in the euro area" door C.Trecroci en B.L.Vega,
oktober 2000.

34. "Capital market development, corporate governance and the credibility of exchange rate pegs"
door O. Castrén en T.Takalo, oktober 2000.

35. "Systemic Risk: A Survey" door O. de Bandt en P. Hartmann, november 2000.

36. "Measuring core inflation in the euro area" door C. Morana, november 2000.

37. "Business fixed investment: evidence of a financial accelerator in Europe" door P. Vermeulen,
november 2000.

38. "The optimal inflation tax when taxes are costly to collect" door F. de Fiore, november 2000.

39. "A money demand system for euro area M3" door C. Brand en N. Cassola, november 2000.

40. "Financial structure and the interest rate channel of ECB monetary policy" door B. Mojon,
november 2000.

41. "Why adopt transparency? The publication of central bank forecasts" door P.M. Geraats.

42. "An area-wide model (AWM) for the euro area" door G. Fagan, J. Henry en R. Mestre.

ECB Maandbericht • mei 2003 107*


43. "Sources of economic renewal from the traditional firm to the knowledge firm" door D.
Rodrigues Palenzuela, februari 2001.

44. "The supply and demand for Eurosystem deposits - The first 18 months" door U. Bindseil en
F. Seitz, februari 2001.

45. "Testing the rank of the Hankel Matrix: A statistical approach", door G. Camba-Mendez en
G. Kapetanios, maart 2001.

46 "A two-factor model of the German term structure of interest rates" door N. Cassola en J. B.
Luís, maart 2001.

47 "Deposit insurance and moral hazard: does the counterfactual matter?" door R. Gropp en
J.Vesala, maart 2001.

48 "Financial market integration in Europe: on the effects of EMU on stock markets" door
M. Fratzscher, maart 2001.

49 "Business cycle and monetary policy analysis in a structural sticky-price model of the euro area"
door M. Casares, maart 2001.

50 "Employment and productivity growth in service and manufacturing sectors in France, Germany
and the US" door T. von Wachter, maart 2001.

51 "The functional form of the demand for euro area M1" door L. Stracca, maart 2001.

52 "Are the effects of monetary policy in the euro area greater in recessions than in booms?"
door G. Peersman en F. Smets, maart 2001.

53 "An evaluation of some measures of core inflation for the euro area" door J.-L.Vega en
M.A.Wynne, april 2001.

54 "Assessment criteria for output gap estimates" door G. Camba-Méndez en D. Rodriguez


Palenzuela, april 2001.

55 "Modelling the demand for loans to the private sector in the euro area" door A. Calza,
G. Gartner en J. Sousa, april 2001.

56 "Stabilization policy in a two country model and the role of financial frictions" by E. Faia,
april 2001.

57 "Model-based indicators of labour market rigidity" door S. Fabiani en D. Rodriguez Palenzuela,


april 2001.

58 "Business cycle asymmetries in stock returns: evidence from higher order moments and
conditional densities" door G. Pérez-Quirós en A.Timmermann, april 2001.

59 "Uncertain potential output: implications for monetary policy" door M. Ehrmann en F. Smets,
april 2001.

108* ECB Maandbericht • mei 2003


60 "A multi-country trend indicator for euro area inflation: computation and properties" door
E. Angelini, J. Henry en R. Mestre, april 2001.

61 "Diffusion index-based inflation forecasts for the euro area" door E.Angelini, J. Henry en
R. Mestre, april 2001.

62 "Spectral based methods to identify common trends and common cycles" door G.C. Mendez en
G. Kapetanios, april 2001

63 “Does money lead inflation in the euro area?” door S. Nicoletti Altimari, mei 2001.

64 “Exchange rate volatility and euro area imports” door R.Anderton en F. Skudelny, mei 2001.

65 “A system approach for measuring the euro area NAIRU” door S. Fabiani en R. Mestre, mei 2001.

66 “Can short-term foreign exchange volatility be predicted by the Global Hazard Index?” door
V. Brousseau en F. Scacciavillani, juni 2001.

67 “The daily market for funds in Europe: Has something changed with the EMU?” door G. Pérez-
Quirós en Rodríguez Mendizábal, juni 2001.

68 “The performance of forecast-based monetary policy rules under model uncertainty” door
A. Levin,V.Wieland en J.C.Williams, juli 2001.

69 “The ECB monetary policy strategy and the money market” door V. Gaspar, G. Pérez-Quirós en
J. Sicilia, juli 2001.

70 “Central bank forecasts of liquidity factors: Quality, publication and the control of the overnight
rate” door U. Bindseil, juli 2001.

71 “Asset market linkages in crisis periods” door P. Hartmann, S. Straetmans en C.G. de Vries,
juli 2001.

72 "Bank concentration and retail interest rates" door S. Corvoisier en R. Gropp, juli 2001.

73 "Interbank lending and monetary policy transmission – evidence for Germany" door
M. Ehrmann en A.Worms, juli 2001.

74 "Interbank market integration under asymmetric information" door X. Freixas en


C. Holthausen, augustus 2001.

75 "Value at Risk models in finance" door S. Manganelli en R.F. Engle, augustus 2001.

76 "Rating agency actions and the pricing of debt and equity of European banks:What can we infer
about private sector monitoring of bank soundness?" door R. Gropp en A.J. Richards, augustus
2001.

77 "Cyclically adjusted budget balances: An alternative approach" door C. Bouthevillain, P. Cour-


Thimann, G. van den Dool, P. Hernández de Cos, G. Langenus, M. Mohr, S. Momigliano en
M.Tujula, september 2001.

ECB Maandbericht • mei 2003 109*


78 "Investment and monetary policy in the euro area" door B. Mojon, F. Smets en P. Vermeulen,
september 2001.

79 "Does liquidity matter? Properties of a synthetic divisia monetary aggregate in the euro area"
door L. Stracca, oktober 2001.

80 "The microstructure of the euro money market" door P. Hartmann, M. Manna en


A. Manzanares, oktober 2001.

81 "What can changes in structural factors tell us about unemployment in Europe?" door J. Morgan
en A. Mourougane, oktober 2001.

82 "Economic forecasting some lessons from recent research" door D. Hendry en M.P. Clements,
oktober 2001.

83 "Chi-squared tests of interval and density forecasts, and the Bank of England’s fan charts" door
K.F. Wallis, november 2001.

84 "Data uncertainty and the role of money as an information variable for monetary policy" door
G. Coenen, A. Levin en V. Wieland, november 2001.

85 "Determinants of the euro real effective exchange rate: a BEER/PEER approach" door F. Maeso-
Fernandez, C. Osbat en B. Schnatz, november 2001.

86 “Rational expectations and near rational alternatives: how best to form expectations” door
M. Beeby, S. G. Hall en S. B. Henry, november 2001.

87 “Credit rationing, output gap and business cycles” door F. Boissay, november 2001.

88 “Why is it so difficult to beat the random walk forecast of exchange rates?” door L. Kilian en
M. P.Taylor, november 2001.

89 “Monetary policy and fears of financial instability” door V. Brousseau en C. Detken, november
2001.

90 “Public pensions and growth” door S. Lambrecht, P. Michel en J.-P.Vidal, november 2001.

91 “The monetary transmission mechanism in the euro area: more evidence from VAR analysis”
door G. Peersman en F. Smets, december 2001.

92 “A VAR description of the effects of the monetary policy in the individual countries of the euro
area” door B. Mojon en G. Peersman, december 2001.

93 “The monetary transmission mechanism at the euro area level: issues and results using
structural macroeconomic models” door P. McAdam en J. Morgan, december 2001.

94 “Monetary policy transmission in the euro area: what do aggregate and national structural
models tell us?” door P. van Els,A. Locarno, J. Morgan en J.-P.Villetelle, december 2001.

110* ECB Maandbericht • mei 2003


95 “Some stylised facts on the euro area business cycle” door A.-M.Agresti en B. Mojon, december
2001.

96 “The reaction of bank lending to monetary policy measures in Germany” door A.Worms,
december 2001.

97 “Asymmetries in bank lending behaviour. Austria during the 1990s” door S. Kaufmann,
december 2001

98 “The credit channel in the Netherlands: evidence from bank balance sheets” door L. De Haan,
december 2001.

99 “Is there a bank lending channel of monetary policy in Spain?” door I. Hernando en J. Martínez-
Pagés, december 2001.

100 “Transmission of monetary policy shocks in Finland: evidence from bank level data on loans”
door J.Topi en J.Vilmunen, december 2001.

101 “Monetary policy and bank lending in France: are there asymmetries?” door C. Loupias, F.
Savignac en P. Sevestre, december 2001.

102 “The bank lending channel of monetary policy: identification and estimation using Portuguese
micro bank data” door L. Farinha en C. Robalo Marques, december 2001.

103 “Bank-specific characteristics and monetary policy transmission: the case of Italy” door L.
Gambacorta, december 2001.

104 “Is there a bank lending channel of monetary policy in Greece? Evidence from bank level data”
door S. N. Brissimis, N. C. Kamberoglou en G.T. Simigiannis, december 2001.

105 “Financial systems and the role of banks in monetary policy transmission in the euro area”
door M. Ehrmann, L. Gambacorta, J. Martínez-Pagés, P. Sevestre en A.Worms, december 2001.

106 “Investment, the cost of capital, and monetary policy in the nineties in France: a panel data
investigation” door J.-B. Chatelain en A.Tiomo, december 2001.

107 “The interest rate and credit channel in Belgium: an investigation with micro-level firm data”
door P. Butzen, C. Fuss en P.Vermeulen, december 2001.

108 “Credit channel and investment behaviour in Austria: a micro-econometric approach” door
M.Valderrama, december 2001.

109 “Monetary transmission in Germany: new perspectives on financial constraints and investment
spending” door U. von Kalckreuth, december 2001.

110 “Does monetary policy have asymmetric effects? A look at the investment decisions of Italian
firms” door E. Gaiotti en A. Generale, december 2001.

111 “Monetary transmission: empirical evidence from Luxembourg firm level data” door
P. Lünnemann en T. Mathä, december 2001.

ECB Maandbericht • mei 2003 111*


112 “Firm investment and monetary transmission in the euro area” door J.-B. Chatelain,
A. Generale, I. Hernando, U. von Kalckreuth en P.Vermeulen, december 2001.

113 “Financial frictions and the monetary transmission mechanism: theory, evidence and policy
implications” door C. Bean, J. Larsen en K. Nikolov, januari 2002.

114.“Monetary transmission in the euro area: where do we stand?” door I.Angeloni,


A. Kashyap, B. Mojon en D.Terlizzese, januari 2002.

115.“Monetary policy rules, macroeconomic stability and inflation: a view from the trenches” door
A. Orphanides, december 2001.

116.“Rent indices for housing in West Germany 1995 to 1998” door J. Hoffmann en C. Kurz,
januari 2002.

117.“Hedonic house prices without characterisitics: the case of new multiunit housing” door
O. Bover en P.Velilla, januari 2002.

118. “Durable goods, price indexes and quality change: an application to automobile prices in Italy,
1988-1998” door G.M.Tomat, januari 2002.

119 “Monetary policy and the stock market in the euro area” door N. Cassola en C. Morana,
januari 2002.

120 “Learning stability in economics with heterogeneous agents” door S. Honkapohja en K. Mitra,
januari 2002.

121 “Natural rate doubts” door A. Beyer en R.E.A. Farmer, februari 2002.

122 “New technologies and productivity growth in the euro area” door F.Vijselaar en R.Albers,
februari 2002.

123 “Analysing and combining multiple credit assessments of financial institutions” door E.Tabakis
en A.Vinci, februari 2002..

124 "Monetary policy, expectations and commitment" door G.W. Evans en S. Honkapohja, februari
2002.

125 "Duration, volume and volatility impact of trades" door S. Manganelli, februari 2002.

126 "Optimal contracts in a dynamic costly state verification model" door C. Monnet en E. Quintin,
februari 2002.

127 "Performance of monetary policy with internal central bank forecasting" door S. Honkapohja
en K. Mitra, februari 2002.

128 "Openness, imperfect exchange rate pass-through and monetary policy" door F. Smets en
R.Wouters, maart 2002.

129 "Non-standard central bank loss functions, skewed risks and certainty equivalence" door A. al-
Nowaihi en L. Stracca, maart 2002.

112* ECB Maandbericht • mei 2003


130 "Harmonized indexes of consumer prices: their conceptual foundations" door E. Diewert,
maart 2002.

131 "Measurement bias in the HICP; what do we know, and what do we need to know?" door
M.A.Wynne en D. Rodriguez-Palenzuela, maart 2002.

132 "Inflation dynamics and dual inflation in accession countries: a "new Keynesian" perspective"
door O. Arratibel, D. Rodriguez-Palenzuela en C.Thimann, maart 2002.

133 "Can confidence indicators be useful to predict short term real GDP growth?' door
A. Mourougane en M. Roma, maart 2002.

134 "The cost of private transportation in the Netherlands, 1992-1999" door B. Bode en J.Van
Dalen, maart 2002.

135 "The optimal mix of taxes on money, consumption and income" door F. De Fiore en P.Teles,
april 2002.

136 "Retail bank interest rate pass-through: new evidence at the euro area level" door G. de Bondt,
april 2002.

137 Equilibrium bidding in the Eurosystem’s open market operations" door U. Bindseil, april 2002.

138 "’New’ views on the optimum currency area theory: what is EMU telling us?" door
F.P. Mongelli, april 2002.

139 "On currency crises and contagion" door M. Fratzscher, april 2002.

140 "Price setting and the steady-state effects of inflation" door M. Casares, mei 2001.

141 "Asset prices and fiscal balances" door F. Eschenbach en L. Schuknecht, mei 2002.

142 "Modelling the daily banknotes in circulation in the context of the liquidity management of the
European Central Bank", door A. Cabrero, G. Camba-Mendez, A. Hirsch en F. Nieto, mei 2002.

143 "A non-parametric method for valuing new goods", door L. Blow en I. Crawford, mei 2002.

144 "A failure in the measurement of inflation: results from a hedonic and matched experiment
using scanner data", door M. Silver en S. Heravi, mei 2002.

145 "Towards a new early warning sytem of financial crises", door M. Bussiere en M. Fratzscher,
mei 2002.

146 "Competition and stability – what’s special about banking?", door E. Carletti en P. Hartmann,
mei 2002.

147 "Time-to-build approach in a sticky price, stricktly wage optimizing monetary model",
door M. Casares, mei 2002.

148 "The functional form of yield curves" door V. Brousseau, mei 2002.

ECB Maandbericht • mei 2003 113*


149 "The Spanish block of the ESCB-multi-country model" door A.Willman en A. Estrada, mei 2002.

150 "Equity and bond market signals as leading indicators of bank fragility" door R. Gropp, J.Vesala
en G.Vulpes, juni 2002.

151 "G 7 inflation forecasts" door F. Canova, juni 2002.

152 "Short-term monitoring of fiscal policy discipline" door G. Camba-Mendez en A. Lamo, juni
2002.

153 "Euro area production function and potential output: a supply side system approach" door
A.Willman, juni 2002.

154 "The euro bloc, the dollar bloc and the yen bloc: how much monetary policy independence can
exchange rate flexibility buy in an interdependent world?" door M. Fratzscher, juni 2002.

155 "Youth unemployment in the OECD: demographic shifts, labour market institutions, and
macroeconomic shocks" door J. F. Jimeno en D. Rodriguez-Palenzuela, juni 2002.

156 "Identifying endogenous fiscal policy rules for macroeconomic models" door J.J. Perez en
P. Hiebert, juli 2002.

157 "Bidding and performance in repo auctions: evidence from ECB open market operations" door
K.G. Nyborg, U. Bindseil en I.A. Strebulaev, juli 2002.

158 "Quantifying Embodied Technological Change" door P. Sakellaris en D.J.Wilson, juli 2002.

159 "Optimal public money" door C. Monnet, juli 2002.

160 "Model uncertainty and the equilibrium value of the real effective euro exchange rate" door
C. Detken,A. Dieppe, J. Henry, C. Marin en F. Smets, juli 2002.

161 "The optimal allocation of risks under prospect theory" door L. Stracca, juli 2002.

162 "Public debt asymmetries: the effect on taxes and spending in the European Union" door
S. Krogstrup, augustus 2002.

163 "The rationaliry of consumers’ inflation expectations: survey-based evidence for the euro area"
door M. Forsells en G. Kenny,Augustus 2002.

164 "Euro area corporate debt securities market: first empirical evidence" door G. de Bondt,
augustus 2002.

165 "The industry effects of monetary policy in the euro area" door G. Peersman en F. Smets.
augustus 2002.

166 "Monetary and fiscal policy interactions in a micro-founded model of a monetary union" door
R.M.W.J. Beetsma en H. Jensen. augustus 2002.

167 "Identifying the effects of monetary policy shocks on exchange rates using high frequency data"
door J. Faust, J.H. Rogers, E. Swanson en J.H.Wright, augustus 2002.

114* ECB Maandbericht • mei 2003


168 "Estimating the effects of fiscal policy in OECD countries" door R. Perotti, augustus 2002.

169 "Modeling model uncerrainty" door A Onatski en N.Williams, augustus 2002.

170 "What measure of inflation shouId a central bank target?" door G. Mankiw en R. Reis, augustus
2002.

171 "An estimated stochastic dynamic general equilibrium model of the euro area" door F. Smets
en R.Wouters, augustus 2002.

172 "Constructing quality-adjusted price indices: a comparison of hedonic and discrete choice
models" door N. Jonker, september 2002.

173 "Openness en equilibrium determinacy under interest rate rules" door F. de Fiore en Z. Liu,
september 2002.

174 “International monetary policy coordination and financial market integration” door A.
Sutherland, september 2002.

175 “Monetary policy en the financial accelerator in a monetary union” door S. Gilchrist, J. O.
Hairault en H. Kempf, september 2002.

176 “Macroeconomics of international price discrimination” door G. Corsetti en L. Dedola,


september 2002.

177 “A theory of the currency denomination of international trade” door P. Bacchetta en E. van
Wincoop, september 2002.

178 “Inflation persistence en optimal monetary policy in the euro area” door P. Benigno en J. D.
López-Salido, september 2002.

179 “Optimal monetary policy with durable en non-durable goods” door C. J. Erceg en A.T. Levin,
september 2002.

180 “Regional inflation in a currency union: fiscal policy vs. fundamentals” door M. Duarte en
A. L.Wolman, september 2002.

181 “Inflation dynamics en international linkages: a model of the United States, the euro area en
Japan” door G. Coenen en V.Wielen, september 2002.

182 “The information content of real-time output gap estimates, an application to the euro area”
door G. Rünstler, september 2002.

183 “Monetary policy in a world with different financial systems” door E. Faia, oktober 2002.

184 “Efficient pricing of large-value interbank payment systems” door C. Holthausen en


J.-C. Rochet, oktober 2002.

185 “European integration: what lessons for other regions? The case of Latin America” by
E. Dorrucci, S. Firpo, M. Fratzscher en F. P. Mongelli, oktober 2002.

ECB Maandbericht • mei 2003 115*


186 "Using money market rates to assess the alternatives of fixed versus variable rate tenders: the
lesson from 1989-1998 data for Germany" door M. Manna, oktober 2002.

187 "A fiscal theory of sovereign risk" door M. Uribe, oktober 2002.

188 "Should central banks really be flexible?" door H.P. Grüner, oktober 2002.

189 "Debt reduction and automatic stabilisation" door P. Hiebert. J.J. Pérez en M. Rostagno, oktober
2002.

190 "Monetary policy and the zero bound to interest rates: a review" door T.Yates, oktober 2002.

191 "The fiscal costs of financial instability revisited" door L. Schuknecht en F. Eschenbach,
november 2002.

192 "Is the European Central Bank (and the United States Federal Reserve) predictable?" door
G. Perez-Quiros en J. Sicilia, november 2002.

193 "Sustainability of public finances and automatic stabilisation under a rule of budgetary
discipline" door J. Marín, november 2002.

194 "Sensitivity analysis of volatility: a new tool for risk management" door S. Manganelli,V. Ceci en
W.Vecchiato, november 2002.

195 "In-sample or out-of-sample tests of predictability: which one should we use?" door A. Inoue
en L. Kilian, november 2002.

196 "Bootstrapping autoregressions whith conditional heteroskedasticity of unknown form" door


S. Gonçalves en L. Kilian, november 2002.

197 "A model of the Eurosystem’s operational framework for monetary policy implementation"
door C. Ewerart, november 2002.

198 "Extracting risk neutral probability densities by fitting implied volatility smiles: some
methodological points and an application to the 3M Euribor futures option prices" door
A.B.Andersen en T. Wagener, december 2002.

199 "Time variation in the tail behaviour of bund futures returns" door T.Werner en C. Upper,
december 2002.

200 "Interdependence between the euro area and the US: what role for EMU" door M.Ehrmann
en M. Fratzscher, december 2002.

201 "Euro area inflation persistence" door N. Batini, december 2002.

202 "Aggregate loans to the euro area private sector" door A. Calza, M. Manrique en J. Sousa,
januari 2003.

203 "Myopic loss aversion, disappointment aversion, and the equity premium puzzle" door
D. Fielding en L. Stracca, januari 2003.

116* ECB Maandbericht • mei 2003


204 "Asymmetric dynamics in the correlations of global equity and bond returns" door
L. Cappiello, R.F. Engle en K. Sheppard, januari 2003.

205 "Real exchange rate in an inter-temporal n-country-model with incomplete markets" door
B. Mercereau, januari 2003.

206 "Empirical estimates of reaction functions for the euro area" door D. Gerdesmeier en B. Roffia,
januari 2003.

207 "A comprehensive model on the euro overnight rate" door F.R.Würtz, januari 2003.

208 "Do demographic changes affect risk premiums? Evidence from international data" door A.Ang
en A. Maddaloni, januari 2003.

209 "A framework for collateral risk control determination" door D. Cossin, Z. Huang,
D.Aunon-Nerin en F. González, januari 2003.

210 "Anticipated Ramsey reforms and the uniform taxation principle: the role of international
financial markets" door S. Schmitt-Grohé en M. Uribe, januari 2003.

211 "Self-control and savings" door P. Michel en J.P. Vidal, januari 2003.

212 "Modelling the implied probability of stock market movements" door E. Glatzer en
M. Scheicher, januari 2003.

213 "Aggregation and euro are Phillips curves" door S. Fabiani en J. Morgan, februari 2003.

214 "On the selection of forecasting models" door A. Inoue en L. Kilian, februari 2003.

215 "Budget institutions and fiscal performance in Central and Eastern European countries" door
H. Gleich, februari 2003.

216 "The admission of accession countries to an enlarged monetary union: a tentative assessment"
door M. Ca Zorzi en R.A. De Santis, februari 2003.

217 "The role of product market regulations in the process of structural change" door J. Messina,
maart 2003.

218 "The zero-interest-rate bound and the role of the exchange rate for monetary policy in Japan"
door G. Coenen en V.Wieland, maart 2003.

219 "Extra-euro area manufacturing import prices and exchange rate pass-through" door B.
Anderton, maart 2003.

220 "The allocation of competencies in an international union: a positive analysis" door M Ruta,
april 2003.

221 "Estimating risk premia in money market rates" door A. Durré, S. Evjen en R. Pilegaard, april
2003.

ECB Maandbericht • mei 2003 117*


222 “Inflation dynamics and subjective expectations in the United States” door K. Adam en
M. Padula, april 2003.

223 “Optimal monetary policy with imperfect common knowlege” door K. Adam, april 2003.

224 “The rise of the yen vis-à-vis the (“synthetic”) euro: is it supported by economic
fundamentals?” door C. Osbat, R. Rüffer en B. Schnatz, april 2003.

225 “Productivity and the (synthetic”) euro-dollar exchange rate” door C. Osbat, F. Vijselaar en
B. Schnatz, april 2003.

226 “The central banker as a risk manager: quantifying and forecasting inflation risks” door L. Kilian
en S. Manganelli, april 2003.

227 “Monetary policy in a low pass-through environment” door T. Monacelli, april 2003.

Overige publicaties

"The TARGET service level", juli 1998.

"Report on electronic money", augustus 1998.

"Assessment of EU securities settlement systems against the standards for their use in ESCB
credit operations", september 1998.

"Money and banking statistics compilation guide", september 1998.

"Het gemeenschappelijke monetaire beleid in de derde fase:Algemene documentatie met betrekking


tot de monetaire-beleidsinstrumenten en -procedures van het ESCB", september 1998.

"Third progress report on the TARGET project", november 1998.

"Correspondent central banking model (CCBM)", december 1998.

"Payment systems in the European Union: Addendum incorporating 1997 figures", januari 1999.

"Possible effects of EMU on the EU banking systems in the medium to long term", februari 1999.

"Euro area monetary aggregates: conceptual reconciliation exercise", juli 1999.

"The effects of technology on the EU banking systems", juli 1999.

"Payment systems in countries that have applied for membership of the European Union", augustus 1999.

"Improving cross-border retail payment services: the Eurosystem’s view", september 1999.

"Compendium: een verzameling rechtsinstrumenten, juni 1998-mei 1999", oktober 1999.

118* ECB Maandbericht • mei 2003


"European Union balance of payments/international investment position statistical methods",
november 1999.

"Money and banking statistics compilation guide, addendum I: money market paper", november
1999.

"Money and banking statistics sector manual" tweede uitgave, november 1999.

"Report on the legal protection of banknotes in the European Union Member States", november 1999.

"Correspondent central banking model (CCBM)", november 1999.

"Cross-border payments in TARGET: A users’ survey", november 1999.

"Money and banking statistics: Series Keys for the exchange of balance sheet items time series",
november 1999.

"Money and banking statistics: Handbook for the compilation of flow statistics", december 1999.

"Payment systems in the European Union: Addendum incorporating 1998 figures", februari 2000.

‘"Interlinking: Data dictionary", versie 2.02, maart 2000.

"Asset prices and banking stability", april 2000.

"EU banks’ income structure", april 2000.

"Statistical information collected and compiled by the ESCB", mei 2000.

"Correspondent central banking model (CCBM)", juli 2000.

"Statistical requirements of the European Central Bank in the field of general economic statistics",
augustus 2000.

"Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area", augustus 2000.

"Improving cross-border retail payment services", september 2000.

"Statistical treatment of the Eurosystem’s international reserves", oktober 2000.

"European Union balance of payments/international investment position statistical methods",


november 2000.

"Information guide for credit institutions using TARGET", november 2000.

"Het gemeenschappelijke monetaire beleid in de derde fase: Algemene documentatie met betrekking
tot de monetaire-beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem", november 2000.

"EU banks’ margins and credit standards", december 2000.

ECB Maandbericht • mei 2003 119*


"Mergers and acquisitions involving the EU banking industry: facts and implications", december 2000.

"Annual report on the activities of the Anti-Fraud Committee of the European Central Bank",
januari 2001.

"Cross-border use of collateral:A user’s survey", februari 2001.

"Price effects of regulatory reform in selected network industries", maart 2001.

"The role of central banks in prudential supervision", maart 2001.

"Money and banking statistics in the accession countries: Methodological manual", april 2001.

"TARGET: Annual Report", mei 2001.

“A guide to Eurosystem staff macroeconomic projection exercises”, juni 2001.

“Payment and securities settlement systems in the European Union”, juni 2001.

“Why price stability?”, juni 2001.

“The euro bond market”, juli 2001.

“The euro money market”, juli 2001.

"The euro equity markets", augustus 2001.

"The monetary policy of the ECB", augustus 2001.

"Monetary analysis: tools and applications", augustus 2001.

"Review of the international role of the euro", september 2001.

"The Eurosystem‘s policy line with regard to consolidation in central counterparty clearing",
september 2001.

"Provisional list of MFIs of the accession countries (as at the end of December 2000)", oktober 2001.

"TARGET": the Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system
– update 2001", november 2001.

"European Union balance of payments/international investment position statistical methods", novem-


ber 2001.

"Fair value accounting in the banking sector", november 2001.

"Towards an integrated infrastructure for credit transfers in euro", november 2001.

"Accession countries: Balance of payments / international investment position / statistical methods",


februari 2002.

120* ECB Maandbericht • mei 2003


"List of Monetary Financial Institutions and institutions subject to minimum reserves", februari 2002.

"Labour market mismatches in euro area countries", maart 2002.

"Compendium: Collection of legal instruments, June 1998 – December 2001", maart 2002.

"Evaluation of the 2002 cash changeover", april 2002.

"TARGET Annual Report 2001", april 2002.

"The single monetary policy in the euro area: General documentation on Eurosystem monetary
policy instruments and procedures", april 2002.

"Annual report on the activities of the Anti-Fraud Committee of the European Central Bank, cove-
ring the period from January 2001 to January 2002", mei 2002.

"Developments in banks' liquidity profile and mangement", mei 2002.

"The Eurosystem's terms of reference for the use of cash-recycling machines by credit institutions
and other euro area institutions engaged in the sorting and distribution of banknotes to the public
as a professional activity", mei 2002.

"Bond markets and long-term interest rates in European Union accession countries", juni 2002.

"TARGET minimum common performance features of RTGS systems within TARGET as at


November 2001", juni 2002.

"TARGET Interlinking data dictionary as at November 2001", juni 2002.

"TARGET Interlinking specification as at November 2001", juni 2002.

"TARGET Interlinking user requirement as at November 2001", juni 2002.

"Task force on portfolio investment collection systems, Final Report", juni 2002.

"Measurement issues in European consumer price indices and the conceptual framework of the
HICP", juli 2002.

"Payment and securities settlement systems in the European Union. Addendum incorporating 2000
figures", juli 2002.

"Financial sectors in EU accession countries", augustus 2002.

"Payment and securities settlement systems in accession countries", augustus 2002.

"TARGET Interlinking specification", november 2002.

"TARGET Interlinking data dictionary", november 2002.

"Guidance Notes to Regulation ECB/2001/13 on the MFI balance sheet statistics", november 2002.

ECB Maandbericht • mei 2003 121*


"Structural analysis of the EU banking sector", november 2002.

"European Union balance of payments/international investment position statistical methods", novem-


ber 2002.

"Review of the international role of the euro", uitgave van december 2002.

"Euro money market study 2001 (MOC)", december 2002.

"EU banking sector stability", februari 2003.

"Review of the foreign exchange market structure", maart 2003.

"List of Monetary Financial Institutions and institutions subject to minimum reserves", februari 2003.

"Structural factors in the EU housing markets", maart 2003.

"List of Monetary Financial Institutions in the accession countries", maart 2003.

"Memorandum of Understanding of the exchange of information among credit registers for the
benefit of reporting institutions", maart 2003.

"Memorandum of Understanding on Economic and Financial Statistics between the Directorate


General Statistics of the European Central Bank and the Statistical Office of the European
Coommunities (Eurostat).
Annex 1: Share of responsibilities in the filed of balance of payments and international investment
position statistics", maart 2003.

"TARGET Annual Report 2002", april 2003.

"Supplementary guidance notes concerning statistics on the holders of money market fund
shares/units", april 2003.

"Money, banking and financial market statistics in the accession countries. Methodological manual.
Vol. 1:The current definition and structure of money and banking statistics in the asseccion
countries", mei 2003.

"Money, banking and financial market statistics in the accession countries. Methodological manual.
Vol. 2: Statistics on other financial intermediaries, financial markets and interest rates in the
accession countries", mei 2003.

Brochures

"TARGET: Facts, figures, future", september 1999.

"The ECB payment mechanism", augustus 2000.

"The euro: integrating financial services", augustus 2000 (niet meer in voorraad).

"TARGET", augustus 2000 (niet meer in voorraad).

122* ECB Maandbericht • mei 2003


"The European Central Bank", april 2001.

"The euro banknotes and coins", mei 2001.

"TARGET-update 2001", juli 2001.

"The euro and the integration of financial services", september 2001.

"The euro. Ons geld", juni 2002.

ECB Maandbericht • mei 2003 123*


124* ECB Maandbericht • mei 2003

You might also like