Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Samenvatting : Cognitieve ontwikkeling (Eunice)

Hoofdstuk 4.
Bij de ontwikkeling van het denken in de adolescent zijn twee begrippen van belang:
cognitie
intelligentie

Cognitie: de handeling of het proces van het kennen.


Intelligentie kan dan worden gezien als het product van die cognitieve processen.

Benaderingen van cognitieve ontwikkeling.


Binnen de cognitieve ontwikkeling kan een indeling gemaakt worden van verschillende
benaderingen, n.l :
De Piagetiaanse benadering.

De informatieverwerkingsbenadering.
De psychometrische benadering.

De Piagetaanse benadering
Piaget gaat ervan uit dat er zich binnen de ontwikkeling kwalitatieve veranderingen voordoen in
het cognitief functioneren
Hij gaat uit van drie veronderstellingen, die terug te voeren zijn op een organismische visie

Cognitief functioneren behoort tot een biologische proces van aanpassen.


Met het ouder worden ontwikkelen zich nieuwe structuren.
In samenhang daarmee doen zich kwalitatieve veranderingen voor: de ontwikkeling loopt in een
opeenvolging van fasen.
Adaptatie
Intelligent functioneren maakt deel uit van dit biologische adaptatieproces. Binnen dit proces
kunnen twee aspecten worden onderscheiden:
assimilatie en accommodatie.
Assimilatie wil zeggen dat de persoon de omgeving beïnvloed en er veranderingen in aanbrengt
om deze aan te passen aan zijn
mogelijkheden.
Accommodatie betekent dat een persoon zich aanpast aan de omgeving.

Structuren
De cognitieve structuur of structuur van de intelligentie is een onderling samenhangend geheel
van begrippen en inzichten. Die een individu
ontwikkeld door actief met zijn omgeving om te gaan en kennis telkens opnieuw te structureren
en te organiseren
Ontwikkelingsfasen
De veranderingen in de cognitieve structuren en de verandering in de aard van het denken
verloopt volgens Piaget in een vaste volgorde,
oftewel in fasen.
De volgende fasen zijn voor alle mensen hetzelfde:
Senso-motorische fase. (baby) Een baby staat in contact met zijn omgeving door zijn zintuigen
te gebruiken en dingen te manipuleren
Intuïtieve of peroperationele fase. Bij peuters en kleuters (van 18 maanden tot 7 jaar) Door het
gebruik van taal kan het kind een
innerlijke representatie hebben van de dingen om hem heen. Wel wordt het kind nog gekenmerkt
door een zeker vorm van
egocentrisme, wat zich uit in het feit dat hij zich niet in kan leven in de belevingswereld van de
ander. Er is een gebrek aan role
taking (rol nemen) of perspective taking (perspectief nemen).
De fase van de concrete denk-operaties. (7 tot 12 jaar) Kinderen hebben bredere mogelijkheden
om de omgeving te representeren.
Zij kunnen de representaties van de omgeving actief veranderen, denkhandelingen verrichten,
ordenen en classifiseren. Het kind kan
in deze periode oorzakelijke samenhangen zien en conclusies trekken, maar alleen van zaken die
in zijn omgeving direct
waarneembaar zijn.
De fase van de formele denk-operaties. (vanaf 12 jaar) De formele denk-operaties hebben geen
betrekking meer op dingen die
zichtbaar zijn, maar ze hebben betrekking op het denken zelf. De denkoperaties worden zelf
onderwerp van het denken. Formele
denkoperaties zijn dus operaties op operaties.
Het formeel-operationeel denken is dus abstract van aard..
Samenvatting : Cognitieve ontwikkeling (Eunice)
Alleen de gele stukken gebruiken

Hoofdstuk 4.
Bij de ontwikkeling van het denken in de adolescent zijn twee begrippen van belang:
cognitie
intelligentie

Cognitie: de handeling of het proces van het kennen.


Intelligentie kan dan worden gezien als het product van die cognitieve processen.

Benaderingen van cognitieve ontwikkeling.


Binnen de cognitieve ontwikkeling kan een indeling gemaakt worden van verschillende
benaderingen, n.l :

De Piagetiaanse benadering.

De informatieverwerkingsbenadering.
De psychometrische benadering.

De Piagetaanse benadering
Piaget gaat ervan uit dat er zich binnen de ontwikkeling kwalitatieve veranderingen voordoen in
het cognitief functioneren (dat wil zeggen:
veranderingen in de aard van het denken). Hij gaat uit van drie veronderstellingen, die terug te
voeren zijn op een organismische visie
(hoofdstuk 2). Namelijk:
Cognitief functioneren behoort tot een biologische proces van aanpassen.
Met het ouder worden ontwikkelen zich nieuwe structuren.
In samenhang daarmee doen zich kwalitatieve veranderingen voor: de ontwikkeling loopt in een
opeenvolging van fasen.

Adaptatie
Intelligent functioneren maakt deel uit van dit biologische adaptatieproces. Binnen dit proces
kunnen twee aspecten worden onderscheiden:
assimilatie en accommodatie.
Assimilatie wil zeggen dat de persoon de omgeving beïnvloed en er veranderingen in aanbrengt
om deze aan te passen aan zijn
mogelijkheden.
Accommodatie betekent dat een persoon zich aanpast aan de omgeving.
Piaget spreekt van een proces van ‘equilibratie’ (evenwicht). Na het bereiken van het nieuwe
evenwicht functioneert het individu op een
hoger niveau dan daarvoor.
Voor het individu spelen in dit aanpassingsproces twee zaken een rol: het handelen en het
denken. Waarbij het denken volgens Piaget een
speciaal soort activiteit is, namelijk een handeling die niet feitelijk hoeft plaats te vinden.
Daarom noemt hij het gedachten ook wel
‘geïnternaliseerde’ handelingen of denkoperaties.
Structuren
De cognitieve structuur of structuur van de intelligentie is een onderling samenhangend geheel
van begrippen en inzichten. Die een individu
ontwikkeld door actief met zijn omgeving om te gaan en kennis telkens opnieuw te structureren
en te organiseren. De cognitieve structuur
van een kind op een bepaald moment is bepalend voor de vraag welke informatie wel en welke
niet verwerkt kan worden. de cognitieve
structuur ontwikkeld zich doordat het kind naarmate het ouder wordt omdat het interactie heeft
met zijn omgeving.
Ontwikkelingsfasen
De veranderingen in de cognitieve structuren en de verandering in de aard van het denken
verloopt volgens Piaget in een vaste volgorde,
oftewel in fasen.
De volgende fasen zijn voor alle mensen hetzelfde:
Senso-motorische fase. (baby) Een baby staat in contact met zijn omgeving door zijn zintuigen
te gebruiken en dingen te manipuleren
Intuïtieve of peroperationele fase. Bij peuters en kleuters (van 18 maanden tot 7 jaar) Door het
gebruik van taal kan het kind een
innerlijke representatie hebben van de dingen om hem heen. Wel wordt het kind nog gekenmerkt
door een zeker vorm van
egocentrisme, wat zich uit in het feit dat hij zich niet in kan leven in de belevingswereld van de
ander. Er is een gebrek aan role
taking (rol nemen) of perspective taking (perspectief nemen).
De fase van de concrete denk-operaties. (7 tot 12 jaar) Kinderen hebben bredere mogelijkheden
om de omgeving te representeren.
Zij
kunnen de representaties van de omgeving actief veranderen, denkhandelingen verrichten,
ordenen en classifiseren. Het kind kan
in deze periode oorzakelijke samenhangen zien en conclusies trekken, maar alleen van zaken die
in zijn omgeving direct
waarneembaar zijn.
De fase van de formele denk-operaties. (vanaf 12 jaar) De formele denk-operaties hebben geen
betrekking meer op dingen die
zichtbaar zijn, maar ze hebben betrekking op het denken zelf. De denkoperaties worden zelf
onderwerp van het denken. Formele
denkoperaties zijn dus operaties op operaties.
Het formeel-operationeel denken is dus abstract van aard. Deze abstractie komt naar voren in
drie onderling verwante kenmerken:
Het contrafactische karakter wil zeggen dat men kan denken over imaginaire situaties die
radicaal afwijken van hoe ze op dit moment
feitelijk zijn. Het kind is in staat om contrafactische als…dan redeneringen op te zetten. Dit helpt
bij het oplossen van problemen.
(wat zou er gebeuren als het water op zou zijn…).
Het hypothetisch-deductieve karakter heeft van doen met hypothesen (veronderstellingen) op
zetten en vervolgens deducties
(gevolgtrekkingen) te maken. Het denken wordt experimenteel; men kan vanuit
veronderstellingen gevolgtrekkingen maken, deze
gevolgtrekkingen toetsen aan de concrete werkelijkheid en aan de hand daarvan zijn mening
wijzigen of behouden.
Het combinatorische karakter: Men is in staat de voor een probleem relevante aspecten eerst uit
elkaar te halen, om ze vervolgens in
alle mogelijke manieren te combineren en op basis van het wel of niet voorkomen van bepaalde
combinaties causale verbanden af
te leiden.
Het formeel-operationeel denken beperkt zich niet alleen tot het denken over het denken.
Kinderen/ adolescenten in deze leeftijd
beginnen ook na te denken over zichzelf, de wereld waarin zij leven en over hun eigen positie in
deze wereld.
Ontwikkeling in en na de adolescentie?
Voor Piaget is de fase van het formele denken het eindpunt van de cognitieve ontwikkeling.
Echter is er onderzoek gedaan naar de
ontwikkeling van het denken in de volwassenheid. Waarbij wijsheid een grote rol speelt.
Wijze mensen worden gekenmerkt door:
Een uitgebreide feitelijke kennis van de zaken die in een mensenleven belangrijk zijn.
Een uitgebreide procedurele kennis van diezelfde zaken (bv hoe beslissingen te nemen.)

Alleen het geel gedeelte gebruiken.

You might also like