Bloemlezing

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 9

Bloemlezing

Schrijver Titel (+ Jaar van verschijning) Analysator Paginanumme Niveau


r
1 Anna Blaman De visser (1941) David 2 4
Poell
2 Spinvis Astronaut (2001) David 4 4
(pseudoniem van Poell
Erik de Jong)

3 Jan Kal Effectief studeren (1974) Tjeh Chou 6 3

4 Willem de Geboorte (1933) Tjeh Chou 8 3


Mérode

10

Gemaakt door David Poell uit 4Vc.


De visser
(1941)

Hij zit op de dijk als een treurende gnoom. A 1


Zijn hengel, dwars door het heelal gestoken, B 2
reikt naar de onberekenbare droom A 3
die hem gelokt heeft en gebroken. B 4

Zijn ogen met de spleetpupillen C 5


gericht op een verdwaasde talisman, D 6
ziet hij die weifelzuchtig trillen C 7
tussen verlangen en zijn ban D 8

en zinken – en hij slaat een blanke vis E 9


uit ’t water, een roof uit een verzonken rijk F 10
waarvan de droomspiegel gebroken is, E 11

en de zon en hemel zijn een gebarsten prijk. F 12


Het vissenoog dooft vol bekommernis E 13
tussen de scherven op de dijk. F 14

Anna Blaman (1905-1960) - 4

Vorm

Strofe 1 en 2 bestaan uit 4 regels, dit wordt een kwatrijn genoemd. Strofe 3 en 4 bestaan uit 3 regels
en dit noem je een terzine. Er zit dus niet echt een regelmaat in de strofebouw. Wel zit er een
regelmaat in de eindrijm in het gedicht. In de eerste twee strofes rijmt de eerste regel met de derde
en de tweede regel rijmt met de vierde regel. Dit wordt gekruist rijm genoemd. Dit vind ook plaats in
strofe 3 en 4. Het bijzondere is dat dezelfde eindklank in verschillende strofes voor komt. In dit
gedicht komt alleen een herhaling voor van het soort rijm. Dit gedicht bevat 14 regels van eerst twee
kwatrijnen en dan twee terzines en het is een metrisch gedicht, dus dit is een sonnet. In strofe 3
wordt gebruik gemaakt van een enjambement. De regel ‘en hij slaat een blanke vis uit ’t water’ wordt
onnatuurlijk afgebroken.

In de eerste regel komen we een vergelijking tegen. De hij-figuur wordt vergeleken met een
treurende gnoom. Een gnoom is een soort kabouter, maar dit woord zorgt voor een negatieve
connotatie. Hier zal waarschijnlijk bedoeld worden dat hij een kleine, stille, zielige man is. In de derde
regel staat een metafoor. De hengel kan niet echt reiken naar een onberekenbare droom, maar dit
wordt als metafoor gebruikt voor het waar maken van je dromen. Met een hengel probeer je dus je
dromen de werkelijkheid in te krijgen. In strofe 3 staat ‘een roof uit het verzonken rijk’. Het
verzonken rijk is een metafoor voor het water, maar ook voor het aardse leven. Want door een leven
te leidden waarbij je dromen nooit waar zullen komen is zwaar bestaan, waardoor je je verzonken
kan voelen. Ook staat er een personificatie in dit gedicht. De ‘die’ in strofe 2 slaat op de dobber van
de hengel. Een dobber kan niet trillen tussen verlangen en zijn ban, dus het wordt als een mens
vergeleken.
Ook zitten er stijlfiguren in dit gedicht. In regel twee staat een hyperbool, want de hengel wordt niet
letterlijk dwars door de hemel gestoken. Hiermee wordt bedoeld dat de visser iets heel groots, iets
wat eigenlijk niet gaat lukken, wilt gaan bereiken. De man weet zelf dat het niet gaat lukken om dit te
bereiken.

Inhoud

Het gedicht wordt beschreven vanuit een voorbijganger die de hij-persoon ziet. Deze voorbijganger
schrijft over deze hij-persoon. De voorbijganger richt zich niet op deze hij-persoon, maar vertelt in
algemene zin over hem. De parafase van dit gedicht is dat er een visser is die een hengel heeft die
door de hemel steekt om een droom te vissen. De visser is op zoek naar een geluksvoorwerp en hij
heeft een vis met een gedoofd oog gevangen.

Dit gedicht roept een droevige stemming bij mij op. Dit komt doordat alles mislukt in het leven van
de visser. Ook door de negatieve connotatie van de woorden die zijn gebruikt, wordt dit gedicht
somber. In het begin van het gedicht heb je nog hoop dat de visser wel zijn droom kan bereiken,
maar door de laatste twee strofes gaat deze hoop weg en lees je dat visser weer pech heeft.

Door dit gedicht ga je wel nadenken over je eigen levensvisie. Moet je juist hoge verwachtingen
opstellen en je uiterste best doen om te voldoen aan die verwachtingen? Of moet je juist hele lage
verwachtingen opstelleen en dan altijd tevreden zijn ook al heb je niets bereikt in je leven? Dat is een
moeilijke vraag en daar ben ik door dit gedicht meer over na gaan denken.

Conclusie

De titel van het gedicht is ‘De visser’. Het gedicht gaat over een visser en er zijn metaforen gebruikt
te maken hebben met het vissen, dus daarom heet dit gedicht de visser. Het thema van dit gedicht is
dat te hoge verwachtingen kunnen leiden tot veel nativiteit. Dit haal ik vooral uit de regels ‘reikt naar
de onberekenbare droom, die hem gelokt heeft en gebroken.‘ Hij is dus gebroken doordat zijn
onberekenbare droom niet is uitgekomen. Maar toch probeert hij zijn best te doen om het wel te
laten lukken. In strofe 2 zien we dat hij toch kijkt naar de dobber, die hem geluk moet geven. En hij
heeft ook geluk, want hij vangt een vis. Maar er wordt gezegd dat deze vangst een roof uit een
verzonken rijk is. Dit wil dus zeggen dat de visser niet zijn droom heeft gevangen, maar een voor hem
slechtere alternatief. Er staat ook dat het vissenoog dooft vol bekommernis, dus het is een hele
slechte vis die de visser eigenlijk niet wilt, maar wel heeft gevangen. En zo is dit dus ook met zijn
leven. Hij wil niet in deze situatie zijn, maar doordat hij zijn droom niet kon waar maken, zit hij nu wel
in deze situatie.

De vorm heeft niet veel invloed op de inhoud van het gedicht. Wel is het zo dat doordat de laatste 2
strofes 3 regels hebben in plaats van 4 dat deze strofes meer als de conclusie van het gedicht worden
gezien. De boodschap van dit gedicht is: Stel niet te hoge verwachtingen. Deze zullen je alleen maar
teleurstellen en daarom vind je al het andere wat je in je leven doet minder zin hebben.
Astronaut
(2001)

goeie reis, je hebt nu geen gewicht A 1


astronaut, ga sneller dan het licht A 2

de planeten zingen zacht B 3


van het wonder dat je wacht B 4
kijk niet om, ga steeds vooruit C 5
goeie reis en hou je haaks en kijk goed uit C 6

astronaut, astraal verzilverd kind D 7


astronaut, door duisternis omringd D 8

en als je soms verdwaald E 9


ga rechtdoor en wees niet bang F 10
geef de liefde wat ze vraagt G 11
eet de vruchten die ze draagt G 12
kijk niet om, ga steeds vooruit C 13

goeie reis en hou je haaks en kijk goed uit C 14

Spinvis, pseudoniem van Erik de Jong (geb. 1961) - 4

Vorm

Dit gedicht bestaat uit vijf strofes. Strofe 1 en 3 bestaan uit 2 regels. Dit wordt een distichon
genoemd. Strofe 2 bestaat uit 4 regels, dit wordt een kwatrijn genoemd. Strofe 4 bestaat uit 5 regels,
dat heet een quinet. De laatste strofe bestaat uit één regel en dit heeft geen bijzondere naam. De
regelmaat in het gedicht dat er eerst een distichon is en dan volgt er een langere strofe van 4 of 5
regels.

In dit gedicht rijmt de eerste regel op de tweede en de derde regel rijmt op de 4 de. Dit wordt gepaard
rijm genoemd. In de laatste strofe wordt deze harmonie verstoort, doordat de eerste zinnen van
deze strofe niet op elkaar rijmen. In dit gedicht komt ook heel veel alliteratie voor. Het duidelijkst zie
je dit in strofe 1 met de ‘g’ die steeds herhaald word. Maar in de rest van het gedicht komt ook vaak
alliteratie voor, maar dan met twee woorden.

Er wordt gebruik gemaakt van het stijlfiguur repetitio in dit gedicht. De regels ‘kijk niet om, ga steeds
vooruit’ en ‘goeie reis en hou je haaks en kijk goed uit’ worden twee keer herhaald. In strofe 2 wordt
het woord astronaut herhaald. Dit woord komt ook al terug in strofe 1 en de titel. De regels zijn
ongeveer even lang, waardoor er een ritme ontstaat. Er zit ook een duidelijk metrum in dit gedicht.

In dit gedicht zit niet zoveel directe beeldspraak. Wel staat er een metafoor in strofe 3. Want je kan
niet letterlijk de vruchten eten die de liefde vraagt. Maar hiermee wordt bedoeld dat je alles uit de
liefde moet halen wat er in zit. Ook is hier sprake van personificatie, want de liefde kan niet vragen.
In strofe 2 staat dat de planeten zingen. Dit is iets wat alleen mensen kunnen, dus hier is sprake van
personificatie.

Er zitten een aantal stijlfiguren in dit gedicht. In strofe 3 wordt het stijlfiguur parallellisme gebruikt.
De regels in deze strofe lijken namelijk erg veel op elkaar. Eerst wordt het woord ‘astronaut’
geschreven en daarna een beschrijving van die astronaut in drie woorden. Bij de regel ‘goeie reis en
hou je haaks en kijk goed uit’ wordt het stijlfiguur enumeratie gebruikt. Het is namelijk een
opsomming van wat de verteller tegen de astronaut wil zeggen. In strofe 1 staat een hyperbool. Je
kan niet sneller dan het licht gaan, dus dit is een overdrijving.

Dit gedicht is een lied. In dit lied worden de noten en dus ook de woorden heel lang aangehouden.
De melodie is redelijk monotoon maar het gaat wel steeds omhoog en omlaag. De regel ‘goeie reis
en hou je haaks en kijk goed uit’ klinkt heel anders dat de rest van het lied. Het klinkt vooral erg
vrolijk. Nadat deze regel is gezongen komt er ook een duidelijke beat in het lied waardoor het voor je
gevoel meer tempo krijgt.

Inhoud

Er is sprake van een verteller. Deze verteller spreekt tegen de astronaut. De verteller wenst de
astronaut veel succes met zijn reis en zegt dat hij goed moet uitkijken. Ook geeft de verteller nog
meer tips aan de astronaut bijvoorbeeld dat de astronaut de vruchten moet eten die de liefde draagt.
De parafase van dit gedicht is: er is een astronaut die een ruimtereis gaat maken en hij krijgt tips van
een onbekende verteller.

Dit gedicht roept een vrolijke stemming bij mij op. Dit komt doordat het een schattig gedicht is over
de liefde die wordt vergeleken met een ruimtereis. De muziek die hoort bij dit gedicht is om sommige
momenten erg vrolijk. Hierdoor krijgt deze blije stemming nog meer nadruk. In het begin van het
gedicht riep er bij mij een neutrale stemming op, omdat ik nog niet wist waar het gedicht over ging.
Maar deze vrolijke stemming komt vooral door strofe 3 en 4 waar echt over de liefde wordt
beschreven.

Conclusie

De titel van dit gedicht is ‘astronaut’. Deze titel is makkelijk te verklaren, omdat het gedicht gaat
over een zogenaamde astronaut die een ruimtereis gaat maken. Ik vat dit gedicht op als een
vergelijking tussen liefde en een ruimtereis: er staan je wonderen te wachten, maar tegelijkertijd is
het ook een sprong in het diepe, het onbekende, het donkere. Je weet niet waar je uit zult komen
maar er kunnen je hele goede dingen te wachten staan. Daarom moet je niet omkijken maar alleen
voorruit gaan. Je moet durven om niet bang te zijn voor het onbekende maar om vooruit in de
toekomst te kijken en de mooie wonderen van de liefde beleven.

De invloed van de vorm van dit gedicht is dat de regel ‘goeie reis en hou je haaks en kijk goed uit’
extra nadruk krijgt. Deze regel wordt twee keer herhaald in dit gedicht en er is een losse strofe
gemaakt voor deze regel. Hierdoor merk ik dat de dichter dit een belangrijke regel vindt. Met deze
regel bedoelt de schrijver dat hij je veel succes wenst in de reis door de liefde, maar dat je niet
onnodig je relatie in gevaar brengt door de angst die je zelf hebt voor de liefde.

De boodschap van dit gedicht is: je moet niet bang zijn voor de liefde. Je moet steeds vooruit kijken
in de liefde, kijkend naar alle mooie dingen die gaan gebeuren en niet bang zijn voor wat er eerder is
gebeurd of wat er komend gaat.
Effectief studeren
(1974)

wanneer ik al mijn uren zou rangschikken A


naar de wijze van besteding, in rubrieken, B
die ik weer uit zou zetten in grafieken, B
beleefde ik geen leuke ogenblikken. A

laag kruipen is het karakteristieke B


van de studeerlijn, met zijn flauwe knikken, A
die bij tentamens als zaagtanden prikken, A
bij herexamens met de hoogste pieken B

teneinde deze curve op te krikken A


bedenk ik waterdichte methodieken B
dat ik mij voor het werk niet af laat schikken. A

in studietijd ontwikkel ik technieken B


om mijn studeergewoontes te verwrikken, A
waarmee ik uur na uur zit te verzieken. B

Jan Kal (geb. 1946) - 3

Vorm
Dit gedicht heeft 4 strofes, waarvan twee kwatrijnen en twee terzinen, dat samen een sonnet maakt.
De versregels die eindrijm hebben zijn aangegeven met een letter daarnaast. Het heeft een
omarmend rijm schema, omdat de letters elkaar steeds omarmen.
Ik heb geen alliteratie gevonden maar wel assonantie bij de eerste regel met ‘a’, de laatste regel van
de eerste strofe met ‘ee’ en de laatste regel van de laatste strofe met ‘uu’. Bij de eerste regel is er
ook een enjambement. De regel wordt daar onnatuurlijk afgebroken en dit is ook bij de eerste regel
van de tweede strofe. ‘Wanneer ik al mijn uren zou rangschikken – naar de wijze van besteding’ en
‘laag kruipen is het karakteristieke – van de studeerlijn.’
Ik heb geen bepaald ritme of herhaling gevonden in het gedicht tussen de regels en strofes.
Er is een vergelijking bij de regel die gemarkeerd is met geel. Hier wordt flauwe knikken vergeleken
met dat ze als zaagtanden prikken. Ik heb verder geen beeldspraak gevonden zoals metaforen,
omdat alles letterlijk wordt bedoeld denk ik, maar ik kon er wel een vinden bij waterdichte
methodieken. Hiermee wordt niet letterlijk bedoeld dat er geen water doorheen kan, maar dat het
een plan is die niet mis kan gaan. Er was wel nog een personificatie bij de eerste regel van de tweede
strofe. Hier kruipt de studeerlijn, terwijl het geen persoon is en dat de studeerlijn een karakter heeft.
Een stijlfiguur die ik in het gedicht gevonden heb is een hyperbool. Daar wordt geschreven dat hij
zich niet van zijn werk laat afschikken, maar het is een beetje overdreven van zich niet van zijn werk
laten afleiden. In een sonnet zit meestal een soort wending en in dit gedicht zit die wending tussen
de eerste twee strofes en de derde strofe. De eerste twee gaan over slecht studeren en de derde
over goed (proberen) te studeren.
Inhoud
Er is sprake van een ik-verteller. Hij richt zich niet bepaald op een andere persoon en verteld over zijn
studeerplan. Het gedicht begint over dat als hij al zijn uren van besteding zou zetten in grafieken hij
daar niet blij over zou zijn. Daarna zegt hij dat alle punten van hem van tentamens veel lager zijn dan
zijn punten van herexamens. Om dit tegen te gaan bedenkt hij manieren om beter te kunnen
studeren, zodat hij niet afgeleid raakt van het studeren, maar tijdens zijn studie-uren bedenkt hij die
technieken, waarmee hij uiteindelijk uren heeft verspilt.
Het roept bij mij de stemming op dat het herkenbaar is, omdat dit bij mezelf ook gebeurd is. De
stemming verandert bij mij niet tijdens het gedicht.

Conclusie
De titel van het gedicht is effectief studeren. De titel is de onderwerp van het gedicht. Het hele
gedicht gaat over hoe hij niet effectief kan studeren en daarom is het de titel. De thema’s van het
gedicht is studeren en school. Verder kan ik geen andere thema’s vinden maar ik kan ook geen echte
diepere betekenis eruit halen.

De boodschap die ik eruit heb gehaald is dat je hulp moet zoeken om advies te krijgen voor een
betere leerstrategie, omdat je zelf alleen er waarschijnlijk niet uitkomt en daardoor meer tijd verspilt.
Niet elke leerstrategie werkt voor elk persoon. Iedereen heeft een eigen leerstrategie die voor
hem/haar het beste werkt.
Geboorte
(1933)

Ik droomde een verschrikkelijk verhaal. A


Ik was een zaadje en ben ontsproten B
In een warm duister en werd groter C
En was een plantje in een rode schaal, A
Grootlobbig en ik groeide tot een dier D
Dat bloed dronk en zich blind bewoog E
En wegschool in een zacht rood wier, D
En groter werd, en rees, en hoog E
Boven en binnen zich een kloppen F
Voelde, en een vreemde drang begon G
En een verscheuren, en ik won G
Een lichte wijdte, en ik kon G
Mijn eerste schreien niet verkroppen. F

’t Leven is zwoegen om zich te verstoppen F


In ’t duister, waarin men begon. G

Willem de Mérode (1887-1939) - 3

Vorm
Er zijn twee strofes in dit gedicht, waarvan een van dertien regels en een van twee regels, dat een
distichon is. De rijmschema is een beetje raar, want het is gebroken rijm maar ook een beetje
omarmend rijm en gekruist rijm. A omarmt B en C, D met E kruisen elkaar en F omarmt G. De
alliteratie is met geel gemarkeerd en assonantie door groen gemarkeerd. Het woord ‘en’ is heel vaak
gebruikt in het gedicht, maar verder kan ik geen bepaald ritme vinden of herhaling in het gedicht.
Er zitten heel veel metaforen in dit gedicht. Zaadje is geen plantenzaadje maar een zaadcel,
ontsproten is groeien, warm duister is in de moeders buik, plantje is embryo, rode schaal is
baarmoeder, dier is foetus, en roodwier is waarschijnlijk ook baarmoeder. Er zit een enjambement bij
het einde van de achtste regel, negende, elfde en twaalfde regel. ‘…, en hoog – Boven en binnen zich
een kloppen – Voelde…’ en ‘…ik won – Een lichte wijdte en ik kon – Mijn eerste schreien niet
verkroppen.’ Verder heb ik geen andere beeldspraak gevonden.
De stijlfiguur die in het gedicht zit is climax. Het gedicht start over een zaadje dat groter werd tot een
plantje, daarna een dier en uiteindelijk werd het groter en werd het geboren.

Inhoud
Er is een ik-verteller, maar hij richt zich niet tot iemand in het gedicht.
Het gedicht gaat over dat de ik persoon een nachtmerrie had over dat hij een zaadje was. Hij
ontsproot in een warm duistere plek en groeide tot een plantje op een rode schaal, waarna hij nog
doorgroeide tot een dier, dat bloed dronk en blind bewoog. Hij school weg in rood zacht wier en
groeide steeds door. Hij voelde iets binnen hemzelf en buiten hem kloppen en kreeg een drang om te
gaan huilen. Het licht kon hij een beetje zien en kon zijn gehuil niet meer stoppen.
De stemming was een beetje eng in het begin door de eerste regel: ‘Ik droomde een verschrikkelijk
verhaal.’ en door de woorden in een warm duister enzovoort. Later veranderde de stemming wel
doordat ik achter kwam dat het over een geboorte ging.

Conclusie
De titel van het gedicht is Geboorte. Het hele gedicht staat bijna in metafoor voor een geboorte met
een zaadje in plaats van een baby, dus daarom denk ik dat het gedicht de titel geboorte heeft. De
thema van het gedicht is familie, omdat het over geboortes gaat en daardoor ontstaan families.
De diepere betekenis kan je denk ik zien aan de laatste twee regels van het gedicht: ‘’t Leven is
zwoegen om zich te verstoppen - In ’t duister, waarin men begon. Ik denk dat hiermee gezegd wordt
dat het leven draait om voor te planten en een familie te starten, want in de regels wordt gezegd dat
het leven draait om het zwoegen om weer terug bij het begin te zijn.
De eerste strofe is een beetje lang, maar dat helpt wel met de climax van het gedicht, doordat het
dan niet onderbroken zou worden door witregels en zorgt het ervoor dat het een duidelijkere climax
is.
De boodschap van het gedicht is denk ik dat er meer is dan alleen kinderen krijgen in het leven,
omdat in aan het einde van het gedicht schreef hij dat het leven draait om kinderen krijgen, maar op
het begin schreef hij dat hij een verschrikkelijk verhaal droomde en de geboorte wordt ook heel eng
beschreven.

You might also like