Professional Documents
Culture Documents
Celbiologie 1
Celbiologie 1
Chaperonnes eiwitten creëren een milieu waarbij de eiwitten uit zichzelf vouwen.
Ze doen de vouwing dus niet maar assisteren.
Alle eiwitten hebben actieve sites. Hier kunnen liganten binden non-covalent.
Delen
Differentiëren (functieverandering)
Doodgaan
Remming kan zorgen voor activatie doordat het de remmer van een ander eiwit
kan remmen. Hierdoor wordt het eerst geremde eiwit geactiveerd.
Src kinase activatie: leidt tot heel veel celdeling. Bestaat uit 3 delen. SH2 en SH3
komen vrij bij activatie en kunnen een ligant binden met fosfaat. Hierdoor wordt
de active site actief.
MAP kinases (ser/ threonine), Cdks(ser/threonine), Serine kinases en Tyrosine
kinases.
ATP binding:
GTP binding:
Als GTP gebonden is veranderd het eiwit van conformatie en wordt actief.
Veel eiwitten worden verkeerd gemaakt of zijn maar voor een bepaalde duur
nodig. 1 type ubiquitin met daarop Lys48 en Lyys63. Bind op een eiwit dat
afgebroken moet worden of dat gerepareerd moet worden.
P53: Eiwit wat gemethelyseerd wordt, geeft aan of een cel in apoptose moet of
dat er nog DNA repair kan plaats vinden. Zijn actief als hun inhibitor geïnhibeerd
wordt.
Signaal sequensen:
Zorgen dat eiwitten op de juiste plek zijn en dat ze aan en uit staan.
Membranen:
Selectief permeabel.
Meest positieve ladingen zitten aan de buitenkant (Na veel meer buiten de cel).
ER en mitochondriën hebben een hoger level van Ca2+ dan het cytoplasma.
Transporters (actief): laat deeltje voor deeltje door. Werkt als een soort
draaideur met een opendeur. Gaan conformatie verandering door als het deeltje
bindt. Zijn ook passieve transporters deze hebben geen energie nodig
veranderen willekeurig van vorm.
Kanaal eiwitten (passief): laat een selectief aantal deeltjes door. Kan open of
dicht zijn afhankelijk van de concentratie in de cel en buiten de cel.
Concentratie gradiënt.
Ladingsverschil.
ATP-pompen:
Kanalen:
Natrium kalium pomp: 3x Na+ wordt eruit gepompt en 2x K+ erin. Hierdoor wordt
Repolarization: kalium natrium pomp wordt actief en lading gaat naar beneden.
Zenuwcellen:
Soorten transport:
Peroxisomen:
Calnexin cycles: calnexin zijn lectines. Ze gedragen zich als ankers van
ongevouwen eiwitten. Hier worden ze gebonden aan een glucose van de N-linked
glycosylatie. Hier blijven ze vast tot dat ze goed zijn gevouwen.
UPS (Unfolded Protein Response): niet goed gevouwen eiwitten worden uit het
ER gebracht en afgebroken. N-glycanase (haalt suikerketen eraf). Polyubiquitin
blijft over en wordt afgebroken.
Clathrin triskelion: Eiwit wat bestaat uit 3 heavy chains en 3 light chains. Vormt
een kooi om het vesicle heen. Nodig omdat membraan flexibel is maar maakt
niet uit zichzelf vesicle (bobbels die loslaten).
COPI: terug winnen van eiwitten. Vanaf cis, medail kant van de Golgi. pH in Golgi
is lager waardoor er een andere conformatie is van receptoren.
COPII: Zorgen dat er eiwitten verder gaan. Deze coat gaat er pas op af tijdens
fusie.
BAR domein: al van zichzelf gebogen. Zorgt dat de bobbel wordt gemaakt.
IRE1:
Red: secretory pathway
Targeting vesicles:
Rab-GTP (zijn meerdere) ook aanwezig bepaald waar het naar toe gaat. Bind aan
een Rab effector.
v-SNARE: eiwit wat een reactie aangaat met de t-SNARE (target). Kan door de
binding van Rab. Maakt trans-SNARE complex.
Door deze bindingen kan er fusie plaats vinden van de vesicle en het target
membraan. Tijdens fusie wordt rad-GDP afgeschreven met GDI. En cargo gaat
het target membraan in.
NSF en accessoir eiwit zorgen samen met behulp van ATP dat de v-SNARE en t-
SNARE los gaan.
dynamin
Golgi:
Endo-H: enzym dat alleen hoge mannose glycosylatie kan knippen en geen
complexe oligosachariden.
Basic signalen ():
Tweede messengers:
Enzym-coupled receptors: dimeer zorgt dat de domeinen dicht bij elkaar komen
zodat ze actief worden.
<-PKA mechanisme.
PKA fosfoleerd Pi
(negatieve feedback).
Pi hydoleert cAMP.
Mechanisme cAMP. PKA wordt vooral geactiveerd door cAMP.
• CRE: cAMP response element: target sequence
Intracellulair signaal:
Specificiteit/precisie:
aantal receptoren
moeten geactiveerd
worden voordat er
activatie plaats vind.
Alle werken met een
threshold waarden
(drempel) waar het
eerst overheen
moet.
Achtergrond
activiteit
Signaal variatie
Hoeft voorbeeld niet uit je hoofd te weten maar wel kunnen uitleggen als je het ziet
Signaal integraties: vaak twee signaal moleculen nodig om te binden voor een
downstram signaal.
Enzyme-linked receptors:
RTK (receptor typsine kinases)
Dimeer zorgt dat RTK’s bij elkaar komen en fosforylatie plaats vind. Op de
gefosforyleerd plekken binden de activators waardoor de RTK’s geactiveerd zijn.
Ras is een downstream pathway van vele RTK’s. Grb2 bind door een SH2 domein
aan de gefosforyleerde RTK’s (tyrosines). Aan de SH3 domeinen bind Sos (ras-
GEF). Sos zorgt dat GDP eraf gaat en GTP bind waardoor Ras actief wordt.
Hoeft alleen
de afkortingen te kennen en na kunnen tekenen.
Ras-Raf-Mek-Erk.
Jak-STAT pathway.
Cytokine bind de JAK via de cytokine receptors, JAK fosfoleren elkaar. SH2 bind
aan de gefosforyleerde receptors. Deze vormen na activatie een transcriptie
regulator complex.
T
GFβ pathway (wond heling):
NFκB parhway (inflammation):
TNFα bind aan TNFα-receptor, hierdoor wordt het IKK complex gefosforyleerd
(geactiveerd). IκB (inhibitor) met daarop NFκB. Het IKK complex fosforyleerd IκB
hierdoor gaat NFκB van IκB af. NFκB gaat naar de kern en zorgt hier voor gene
transcriptie. IκB gaat naar de proteasome.
DNA loopt schade op, kinases worden geactiveerd. Kinases fosforyleren p53. p53
wordt actief en bind op regulatie regio van p21 gen, deze activeert die. p21
inhibeert de cyclines (CKI).