Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Kua:

Hoofdvraag:
Op welke kritiek stuitte het Realisme in de schilderkunst toen zij begonnen in de 19 e
eeuw?

Deelvragen:
Wat is de context van die tijd waarin het realisme begon?

Wat werd er in die tijd als de normale/doorgaanse visie beschouwd in de schilderkunst?

Wat was de visie van het realisme in de schilderkunst?

Leerdoelen:
De leerling kan benoemen wat als de doorgaanse/normale visie in de schilderkunst
werd beschouwd in de tijd waarin het realisme begon.

De leerling kan benoemen wat de visie van het realisme in de schilderkunst was.

De leerlingen kan de kenmerken van het realisme in de schilderkunst benoemen door


middel van: inhoud, voorstelling en vormgeving.

De leerling kan benoemen waarom en op welke manier het realisme in de schilderkunst


op kritiek stuitte toen zij begonnen in de 19e eeuw.
opbouw les:

Intro: Context van de tijd.


Wat was er aan de hand en wat was er?

Visies: Welke visie was er in die tijd ten opzichte van kunst?
Welke visie heeft het realisme?

Visie en uitvoering daarvan:


Hoe kwam de visie van het Realisme in de schilderkunst tot uitvoering?
 Veel afbeeldingen bekijken.

Afsluiting:
Salon vs. Realisme.
Herhaling wat hebben we gehad en of dit duidelijk was.

Eventuele werkvormen:

- Salon v.s Realisme  als afsluiter

- Intro context  powerpoint?

- Bestaande visie, visie realisme


 Welke zin hoort bij welke visie.
Algemene intro tekst Courbet + losse zinnen van visies, welke is welke?

- Visies welk schilderij hoort bij jou.


De leerlingen krijgen een visie te lezen van een kunstenaar/kunststroming. Ook krijgen
ze schilderijen te zien of zinnen. Welk schilderij of zin hoort bij jou?
(Uitspraken van schilders. Rollenspel. Boek me primaire bronnen, 19 e eeuw, kunstkritiek
19e eeuw.)

- Visie realisme en uitvoering daarvan  onderwijsleergesprek aan de hand van


afbeeldingen.
Context:

Stromingen ervoor: Neoclassicisme, Romantiek.


Kunst wordt aan een iedereen vertoont in de Salon.
Fotografie wordt ontdekt (1816). Fotografie gebruikt als achtergrond info bij veel
schilderijen.
1789 Franse revolutie.
Industriële revolutie (1800-1950).
De eerste grote internationale wereldtentoonstelling werd in 1851 in Londen gehouden.

Visies:

Estheticisme (l’art pour l’art) versus realisme.


L’art pour l’art, kunst om kunst. Hier vonden ze dat alle kunst op zichzelf moest staan en
morele, didactische of nuts functie nodig heeft. Het kunstwerk moet los staan van
expressieve input van de kunstenaar of betekenis naar de toeschouwer.

Neoclassicisme 1760 - 1810:


Zeer doordachte, vaak statische , compositie , gladde manier van schilderen , spot-
achtige uitlichting van de afgebeelde scénes, alsof alles zich op een toneel afspeelt,
helder kleurgebruik, in decors, achtergronden en kleding veelvuldige verwijzing naar de
Oude Romeinen, strakke lijnvoering waardoor de vormen sterk tegen elkaar afsteken.

Romantiek 1780 - 1850: Delacroix.


Niet zozeer het gebruik van de beeldaspecten bepaalt de herkenning van een
Romantisch kunstwerk als wel de onderwerpkeuze. Kunstenaars lieten zich meer leiden
door het gevoel dan door het verstand. Creativiteit in de kunst boven nabootsing

Realisme 1850 – 1875:


Men pakte onderwerpen die sloegen op het dagelijks leven. Men idealiseerde niet. De
realisten hanteerden een niet glad gemaakte, wat grove techniek, en men werkte vaak
op groot formaat. Zij toonden het volk het naakt onomwonden.

De opvattingen van Gustave Courbet:


Halverwege de negentiende eeuw verklaarde de schilder Gustave Courbet (1819-1877)
dat schilderkunst vooral een kunst van het zien is en zich daarom alleen bezig moet
houden met de zichtbare dingen. Een beroemde uitspraak van Courbet is: “Ik schilder
geen engelen. Wie heeft er wel eens engelen gezien?” Hij ging met deze visie in tegen de
opvattingen van de officiële en machtige Académie des Beaux-Arts waar de
classicistische schilder- en beeldhouwkunst werd onderwezen. Kenmerkend voor deze
classicistische kunst waren de geïdealiseerde beelden, de keuze voor dramatische
hoogtepunten en de poëtische, dikwijls op literatuur gebaseerde, onderwerpen van de
Romantiek. Courbet wilde zich juist richten op eigentijdse onderwerpen die destijds
eigenlijk te gewoon, te vulgair gevonden werden voor de schilderkunst.
De jury van de officiële Salons, die voornamelijk bestond uit kunstenaars van de
Académie des Beaux-Arts, wezen Courbets schilderijen op diverse momenten af, onder
andere vanwege de keuze van zijn onderwerpen. Ook voor de Salon van 1855 werden
alle schilderijen die Courbet inzond, waaronder Un enterrement à Ornans, afgewezen.
Om zijn werk toch te kunnen tonen aan het publiek organiseerde Courbet datzelfde jaar
een onafhankelijke expositie in zijn ‘Pavillion du Réalisme’ vlak bij de ingang van de
wereldtentoonstelling in Parijs.

Academische kunst:
Academische kunst is een stijl van beeldhouwen en schilderen die ontstond door de
invloed van de Europese kunstacademies en universiteiten. De term academische kunst
wordt vooral gebruikt in verband met kunst en kunstenaars die gedurende de 19e eeuw
onder invloed stonden van de Franse Académie des Beaux-Arts. In de 19e eeuw toen de
discussie terugkeerde wilde men graag een synthese tussen het neoclassicisme en het
romanticisme. Gedurende de 19e eeuw was de Europese kunst doordrongen van de
invloed van academische kunst en vooral van de Académie des Beaux Arts. Wilden
kunstenaars in de Parijse Salons exposeren dan moesten zij zich houden aan de regels
van deze academie.

Uitvoering:
Salonschilders die mythologische, historische of bijbelse taferelen met naakt moesten
stofferen, kozen voor de veilige weg en beeldden uiterst kuise scènes uit. Dat neemt niet
weg dat het vaak om geraffineerd vakmanschap ging. Een tegenwoordig minder
bekende schilder als Jean-Jacques Henner (1829-1905), wiens woning in Parijs nog
altijd kan worden bezocht, was een ware meester in de weergave van marmer en de
lichtbreking in het water. Ook geheide salontoppers als Jean-Léon Gérô me en William-
Adolphe Bouguereau beheersten het schildersvak op technisch vlak tot in de perfectie,
maar schoten wat ideeënrijkdom betrof ijzig tekor

http://patrick-verhoeven-kunstgeschiedenis.blogspot.nl/p/grrrr.html
Kunstkritiek tijdens de salon parijs

De antwoorden moeten de volgende strekking hebben:


• Realisme: De volkse en wat boerse figuur links staat voor de opvatting
dat de schilderkunst zich inhoudelijk moet richten op de alledaagse
werkelijkheid, bij voorkeur die van de ‘lagere klasse’ 1
• De vormgeving van het realisme sluit daarbij aan: de dikke kwast en het klunzige
palet staan voor de directe en onopgesmukte weergave
van de werkelijkheid en/of duiden op een grove schilderwijze 1
• Idealisme: De sierlijke, naakte en bebrilde figuur rechts die oogt als
een antieke held, staat voor de opvatting dat de schilderkunst zich inhoudelijk moet
bezig houden met verheven en grootse onderwerpen, bij voorkeur onderwerpen die
aansluiten bij een literaire / klassieke / intellectuele traditie 1
• Ook de vormgeving van het idealisme is bepaald door de traditie: een
‘verantwoord’ schilderspalet en/of de schildersstok verwijzen naar de verfijnde
academische stijl van de classicistische schilder

Het publiek wilde bevestigd worden in zijn smaak en dat betekende destijds dat
schilderkunst synoniem was met geïdealiseerde schoonheid: kunst moest behagen.
Kunst die niet aansloot bij deze opvatting werd niet begrepen.
Lesopbouw:

- Korte introductie van de context en tijd.


Een paar afbeeldingen en info over wat er in die tijd bezig was.

- Een werkvorm over de visies van die tijd:


De klas krijgt in groepjes een visie uit die tijd (neoclassicisme, romantiek, realisme).
Op de PowerPoint komen verschillende schilderijen of zinnen langs. Als jij denkt dat
deze bij jou visie hoort zeg je dit en leg je uit waarom.

- De uitvoering van het Realisme:


Onderwijsleergesprek naar aanleiding van afbeeldingen op de PowerPoint.

- Afsluiting, Realisme of niet:


De klas wordt in groepjes verdeeld, elk groepje krijgt een stapeltje schilderijen.
Deze moeten ze verdelen in een stapeltje die bij het Realisme hoort en een stapeltje dat
niet bij het Realisme hoort. Ook moeten ze bespreken waarom deze bij welk stapeltje
hoort naar aanleiding van inhoud, voorstelling en vormgeving.
Als afsluiting bespreken we de schilderijen die vragen opriepen.
Een werkvorm over de visies van die tijd:

Teksten visies:

Realisme:
Men pakte onderwerpen die sloegen op het dagelijks leven. Men idealiseerde niet. De
realisten hanteerden een niet glad gemaakte, wat grove techniek, en men werkte vaak
op groot formaat. Zij toonden het volk het naakt onomwonden.

De opvattingen van Gustave Courbet (realisme):

Halverwege de negentiende eeuw verklaarde de schilder Gustave Courbet (1819-1877)


dat schilderkunst vooral een kunst van het zien is en zich daarom alleen bezig moet
houden met de zichtbare dingen. Een beroemde uitspraak van Courbet is: “Ik schilder
geen engelen. Wie heeft er wel eens engelen gezien?” Hij ging met deze visie in tegen de
opvattingen van de officiële en machtige Académie des Beaux-Arts waar de
classicistische schilder- en beeldhouwkunst werd onderwezen. Kenmerkend voor deze
classicistische kunst waren de geïdealiseerde beelden, de keuze voor dramatische
hoogtepunten en de poëtische, dikwijls op literatuur gebaseerde, onderwerpen van de
Romantiek. Courbet wilde zich juist richten op eigentijdse onderwerpen die destijds
eigenlijk te gewoon, te vulgair gevonden werden voor de schilderkunst.
De jury van de officiële Salons, die voornamelijk bestond uit kunstenaars van de
Académie des Beaux-Arts, wezen Courbets schilderijen op diverse momenten af, onder
andere vanwege de keuze van zijn onderwerpen. Ook voor de Salon van 1855 werden
alle schilderijen die Courbet inzond, waaronder Un enterrement à Ornans, afgewezen.
Om zijn werk toch te kunnen tonen aan het publiek organiseerde Courbet datzelfde jaar
een onafhankelijke expositie in zijn ‘Pavillion du Réalisme’ vlak bij de ingang van de
wereldtentoonstelling in Parijs.

Romantiek:

Niet zozeer het gebruik van de beeldaspecten bepaalt de herkenning van een
Romantisch kunstwerk als wel de onderwerpkeuze. Kunstenaars lieten zich meer leiden
door het gevoel dan door het verstand. Creativiteit in de kunst staat boven nabootsing.
onderwerpen: historische gebeurtenissen, natuur en mystiek, exotische landen/volken
lichtval en kleur.

Neoclassicisme:

Een kunststroming waarin opnieuw de vermeende puurheid van de klassieken werd


nagestreefd.
Zeer doordachte, vaak statische , compositie , gladde manier van schilderen , spot-
achtige uitlichting van de afgebeelde scénes, alsof alles zich op een toneel afspeelt,
helder kleurgebruik, in decors, achtergronden en kleding veelvuldige verwijzing naar de
Oude Romeinen, strakke lijnvoering waardoor de vormen sterk tegen elkaar afsteken.

You might also like