Delprat - de Gids 1853 - Geven en Weldoen

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 11

GEVEN EN WÉLDOEN.

BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS DER ARMENVERZORGING


BIJ DE CHRISTENVOLKEN
GEDURENDE

--
DE :i\'IIDDELEEUWEN.

Naar cene vrij algemeen verspreide meening, staan de


begrippen, aangeduid door de twee woorden: geven en wél-
doen, in ,mik een onafscheidelijk verband tot elkander, dat
zij de uitdrukking schijnen van schier dezelfde daad. Hij
toch, die aan een ander geeft, wordt verondersteld hem
wél te doen. En weldadigheid heeft wederkeerig behoefte
aun giften, ten einde van haar bestaan te doen blijken.
Er is intusschen weinig scherpzinnigheid noodig, om een
aanmerkelijk verschil tusschen de twee handelingen in te
zien. Zij staan tot elkander gelijk hooren en verstaan, zien
en aanschouwen, zich be\vegen en llandelen. Terwijl geven
eene daad, soms van het verstand, soms van het hart, en
soms het toegeven aan eene bloote neiging is, waaraan geen
van beide veel deel hebben, zoo veronderstelt wéldoen eene
verstandelijke en zedelijke handeling. Geene ware liefda-
digheid zonder voorafgaand overleg. Hij, die milde giften
uitstort, mag soms een verkwister, een hoovaardige, een
zelfzuchtige heeten. Op den waren weldoener kleeft die
smet nimmer. Het getal der eersten kan der maatschappij
tot schade zijn, dat der laatsten zal men telkens met vreugde
zien vermeerderen.
Hoe verschillend de twee begrippen zijn mogen, het is
opmerll:elijk, hoe dikwerf zij met elkander verwisseld en
door elkander verward zijn; en hoe menigmaal vooroordee-
458 GEVEN EN WÉLDOEN. GEVEN EN WJ:<~LDOJ~N. 45H

len van allerlei aard, ook uit eerbiedwaárdige bron ont- "en a1'moede zijn in uw land." Naar hunne grondbeteeke-
sproten, de menschheid in den waan bragten, dat men nis doelen die woorden op hetgeen wij gewoon zijn te noe-
wéldeed mits men gaf, en dat giften een onvoorwaardelijk men: eerlijke armoede I. Voorts op verlatene vreemdelingen,
teek en van weldadigheid zijn. Vele zijn de nadeelen voor de en vooral op weduwen en weezen. "vVanneer gij uwen oogst
welvaart der maatschappijen uit dit misverstand geboren. "op uwen akker hebt afgeoogst en gij hebt eene garve op
Nog werken hunne gevolgen voort, en nog heeft vaak de "den akker vergeten, zoo zult gij niet wederkeeren, om die
staathuishoudkundige wetenschap tegen die dwaling te strij- "op te nemen; voor den vreemdeling, voor den wees en
den. Zonder mij op het breede veld der daartoe betrek- "voor de weduwe is zij. Wanneer gij uwen olijfboom hebt
kelijke bespiegelingen te wagen, acht ik het niet onvrucht- "afgeslagen, zult gij dien daarna niet gaan afplukken; voor
baar, om uit de geschiedenis der Christenvolken den gang "den wees en voor de weduw is het. Wanneer gij uwen
dier verwarring na te gaan, haar in enkele bijzonderheden "wijngaard hebt afgelezen, zult gij daarna de druiven niet
tot aan het einde der middeleeuwen te schetsen, en op "nogmaals plukken; voor den vreemdeling, voor den wees,
sommige van hare meest in het óog loopende gevolgen in- "voor de weeluw is het. Gij zult gedenken, dat gij dienst-
dachtig te maken. "knechten geweest zijtin Egyptenland; daarom gebiede ik u
Ik noem mijn geschrijf slechts eene bijdrage. Meer is zij "aldus .te doen."
niet. Thans, bij zoo levendige belangstelling in Armen en Dergelijke roerend eenvoudige voorschriften ademen een
Armenwetgeving , kan zij meer bevoegden tot breeder en geest van ware liefdadigheid. De daad van geven staat op
grondiger behandeling opwekken. den achtergrond: de toeleg is, om te verzachten, te helpen,
De liefdadigheid jegens behoeftigen mag bij uitnemend- te ondersteunen. "Wanneer uw llaaste een arm man is,
heid eene Oostersche deugd genoemd worden. Dat zij dit "en gij van uw' naasten eenige schuld te vorderen hebt,
in d'e vroegste tijden bij de .Joden was, is buiten twijfel. "zoo zult gij tI op zijn pand niet nederleggen" (dat is, zijn
Menigvuldig zÜn in het O. V. de aansporingen tot me&- opperkleed, datgene waarmede hij zich over dag kleedt en
warigheid jegens behoeftigen. Men hoore, om enkelen te bij nacht dekt). "Gij zult hem zijn pand zekerlijk terug-
noemen, de vermaningen 1: "Indien onder u een arme is, "brengen, als de zon ondergaat, opdat hij zich in zijn kleed
"één uit uwe broederen, in ééne uwer poorten, in het land, "nederIegge en u zegene. Wa11l1eeruw broeder tot armoede
"dat de Heer, uw God, u geven zal; zoo zult gij niet on- "vervalt en zijne hand (zijn vermogen) bij u wankelt, zoo
"gevoelig van hart zijn, noch uwe hand toesluiten voor "zult gij hem daarbij vasthouden; vreemdeling en bijwoner,
"uwen broeder, die arm is; maar gij zult uwe hand hem "dat hij bij u leven kunne. Gij zult geen woeker van hem
"mildelijk openen, en hem overvloediglijk leenen genoeg "nemen noch overmaat; maar gij zult vreezen voor nwen
"voor het ontbrekende, 't welk hij behoeft. Wacht u, - "God, dat nw broeder bij u leven kunne" 2.
"dat uw oog kwaad zou zijn tegen uwen broeder, die arm Het waren dus de eigenlÜk gezegde ware hulpbehoeven-
"is, en gij hem niet geven zoudt; en hij tegen u tot den den, de weduwen en weezen , de verlatenen, degenen, die
"Heere zou roepen, en het u tot zonde ware. Gij zult tot arbeid onvermogend, een onvermijdelijk gebrek ten prooije,
"hem zekerlijk geven, en uw hart zal niet bekrompen zijn, zich buiten staat bevonden, om voor eigen onderhoud te
"als gij hem geeft."
Doch, wie waren de armen, en jegens welke onder hen
werd liefdadigheid ten pligt gesteld? Het antwoord ligt in I De twee woorden, vertaald door in druk en in armoede ("~:llen i~":::l~),
de omschrijving, vervat Deuter. XV: 11: "Gij zult uwe beteekenen, volgens Winer, "Hebr. Lexie." ad v., het eerste: aJflictus, miser,
mansuetus, modestus; het tweede: mise,', inp,'irnis sine ipsius culpil, unde pie-
"hand mildelijk openen voor uwen broeder voor die in drllk tafia q"aeclam uotio acceclit.
" Deuter. XXIV: 12, 13. Levit, XXV: 35, 36. Zie over andere middelen
om de armoede voor 1e komen of te verzachten, hij de Joden in gebrnik,
1 Levit. XXV: :\.5-37. Deuteronom, XV: 7,8,10, lL Vergelijli: Exod.
XXII: 21 v,v, Michaëlis, "Mosaisch Regt," § 143,
460 GEVEN EN WÉLDOEN. GEVEN EN WI~LDOEN. 461

zorgen. Bijaldien zij validen waren, dan stond voor hen "uit tot voeding der regtvaardigen en geeft lIet den zonela-
het vooruitzigt open, om zich vrijwillig als slaaf aan te mel- "ren niet."
den, wanneer zij, des verkiezende, slechts zeven jaren zich Hierbij voegen zich menschkundige zedelessen , om meer
dien staat hadden te getroosten 1. te doen dan te geven, om bedroefden te hulp te komen, hon-
Eigenlijk gezegde bedelaars, inwoners, die, zonder door na- gerigen te spijzigen, het weldoen niet uit te stellen (J ez. Bil'.
tuurlijke gebreken gedrongen, hun onderhoud ten koste van IV: 1 V.v., XXIX: 11).
arbeidende menschen afvorderen, waren bij de Israëliten Intusschen, in de genoemde schriften ziet men reeds de
weinig bekend; wanneer er van de zoodanige sprake is, dan meening veld winnen, dat aalmoezen als voorzigtigheidsmaat-
is het met verachting en als van diep ontaarden (gelijk regelen voor den gever zeIven zijn aan te prijzen. "Zij toch
Ps. eIX: 10). "verwekken een' goeden naam, zij redden als de kwade dag
Na de Babylonische gevangenis en het slechts gedeeltelijk "komt. De aalmoeze verlost van den dood, en laat in de
herstel van den Joodschen staat, is er noodwendig verande. "duisternis niet leven" (Jez. Sir. XXIX: 15 v.v., Tob.
ring in dien toestand ontstaan. Allen, die zich als slaven IV: 11,12).
aanmeldden, konden wel onmogelijk huisvesting, of meesters De voordeelen, bij God uit de gave te hopen, komen
verkrijgen. Er zullen vele ongeschikten, of ongezinden tot den meer in aanmerking, dan de troost, den armen te bewijzen.
arbeid, zijn overgebleven, welke, noch onder de gebrekkigen, Daarbij ontstaat de gewoonte, om de uiting van liefdebetoon,
noch onder de vreemdelingen behoorende , liefdegaven zul": bloot, of hoofdzakelijk, in de uitdeeling van aalmoezen te vin-
len hebben afgevorderd. Dat dit in de daad plaats greep, den; zoodat alle vermaning tot liefdadigheid ontaardt in
blijkt uit de meer dan vroeger, thans in de apokryfe boe~ de aanprijzing van ruime gaven, en wel te meer, wijl naar
ken, uitgesproken vermaningen om aalmoezen te geven: zoo het nu heerschend wordend gevoelen der J oodsche wetge-
als Tobias IV: 17, XII: 9. Dergelijke algemeene aanprij- I€erden, aalmoezen den mensch van zonden verlossen. "Door
zing van het doen van liefdegaven toont, dat het bedelen "aalmoezen, zeggen zij, zal het volk gered en weder gekocht
door valide armen toenam. Desniettemin wordt bedelarij "worden van de slavernij. De verdiensten der aalmoezen
tot schande aangerekend (B. der Wijsh. XL: 28,31): "Mijn "zullen hun tot redding zijn; zij zijn het teek en van Abra-
"kind, leid geen bedelaarsleven ; het is beter te sterven dan "hams zaad" 1. Geen wonder dus, dat de veronachtzaming
"te bedelen. In den mond des onbeschaamden is bedelarij eener op dien grond steunende zedewet als een vergrijp
"zoet, maar in zijn buik zal een vuur branden." tegen de veiligheid van den Staat wordt aangemerkt en,
Weldra ontmoet men voorschriften van bedachtzaamheid om die reden, in het oog van .T oodsche schriftgeleerden
bij het geven (Jez. Sir. XII: 1): "Indien gij wel doet, zoo ligchaamsstraffen verdient. "Wanneer iemand," dus gaan
"weet aan wien gij het doet, en gij zult dank voor uwe wel- zij voort, "geene aalmoezen geeft, of wel minder dan be-
"daden hebben. Doet wel aan den godvreezenden en gij zult "taamt, zoo heeft het synedrium regt, hem door geesse-
"vergelding vinden; en is het niet bij hem, immers bij den "ling (en wel door de strengste, aan geen bepaald getal
"Allerhoogste (vs. 4). Geeft dengene, die GoJ vreest, en "slagen gebonden) te straffen, totdat hij zoo veel geve, als
"neemt u de zondaars niet aan (vs. 5). Doet den nederigen goed "hij, naar de meening van het synedrium, geven moet, des
"en geeft den goddeloozen niet (vs. 6). Onthoudt hem uw "noods, door daarb\i in zijne tegenwoordigheid inzage te ne-
"brood en geeft het hem niet, opdat hij u door hetzelve niet 'men van z\ine bezittingen, en daarvan tot gave af te zon-
"ovel,'weldige: want dubbel kwaaJ zal u overkomen voor al 'deren, wat billijk is, of daarvan te verpanden, zelfs al ware
"het goed, dat gij hem zult gedaan hebben (XX: 13). De 'het op een sabbathavond ". De Jood moest overigens be-
"gave eens onwijzen zal u, die ze ontvangen hebt, niet voor-
"derlijk zijn." (Tob. IV: 18): "Giet uw brood overvloedig " Zie de plaatsen uit de Joodsche schriftgeleerden, aangeh. hij J. B. CUl'p-
wviw, Diss. "de eleemosynis Jilliaeorum" (Lipsiae, 1728), § 29.
I Michaëlis, t. a. p., § 12:1. 2 Mairirouides, aangeh. hij Carpzovius, 1.1.
1853. 1. 31
462 GEVEN EN WÉLDOEN. GEVEN EN W1~LDOEN. 463

denken, dat rzj'kdommen, met aalmoezen gezouten, bekl0'ven, even onwaardigen, met den naam van geloovigen bestempeld. De
als vleesch, dat door zmtt besprengd tegen bedMf w01,dt bewaard 1. jongeren deelen weldra in des Meesters denkwijze omtrent de
In de keuze der voorwerpen zijner liefdadigheid had de Jood meest heilzame liefdehulp. Over gemis aan vermogen, om
te letten, of de arme een bloed verwant, een stam- of stad- die te verleenen, klagen zij niet: goud of zilver verla.ngen zij
genoot, of een vreemdeling waS. De giften mogten naar niet uit: tedeelen, maar verheugen zich over weldaden van
zulke rangschikking in hoeveelheid verminderen. Anderen hooger waarde te beschikken (Handel. IU: 6).
dreven die onderscheiding verder. De armen hadden eene 'Weldra echter roepen de omstandigheden hen op om ver-
afdalende waarde, en wel in dezer voege. Allereerst moes- al)ncle, beroofde medebroeders te hulp te komen. Van hun-
ten bedeeld worden de dienstdoende Priesters; 2. de Leviten; nen liefdeijver , om daarin te voorzien, is het overtollig in
3. de gewone Israëliet; 4. de Profaan, dat is tot de priester. het breede te gewagen. Ik mag, als algemeen bekend, voor-
schap onbekwaam; 5. de proseliet uit een ander volk; 6. de bijgaan wat daaromtrent in alle Kerkgeschiedenissen uitvoe-
vrijgelaten slaaf; 7. de Nethinei (uit een onwettig huwe- rig te lezen staat 1. Het zij genoeg op het aanmerkelijk ver-
lijk gesproten); 9. de natuurlijke kinderen (van eene bekende schil te wijzen tusschen het apostolisch hulpbetoon, beschre-
moeder maar onbekenden vader); 10. en allerlaatst ... de ven 2 Cor. IX, en den aard der mededeelzaamheid naar de
vondelingen 2. leer van Jezus Sirach; de Joodsche schriftgeleerden nog daar-
Dergelijke spitsvindigheden schijnen echter eerst in lateren gelaten! Geene opwekking bij den Apostel om te geven, hoe
tijd door de Rabbijnen uitgedacht: immers opmerkelijk is het, en waartoe dan ook, maar om wél te doen, en w~l te doen
dat de bekende J oodsche wijsgeer Philo daarvan niets 'weet. aan des verdienenden. De daad wordt, als uitvloeisel van
In zijne verhandeling over de menschenliefde C7rEpL rplÀav- Christenpligt, maar niet als op zich zelf van waarde, be-
()pW7rLar.:) treft men, in plaats van soortgelijke wanbegrippen schreven, wanneer zij door den toestand van anderen niet
over aalmoezen, integendeelregt oordeelkundige vermanin- noodzakelijk, en tot beveiliging van dezen tegen wanhoop
gen aan over verstandig gebruik van overvloed, en van den en onverdiend gebrek onmisbaar is. Voorts in zulk hulpbe-
toeleg des wijzen vermogenden , om ontmoediging, wanhoop toon ziet de Apostel geen waarborg van veiligheid voor
en gebrek van zijn' naasten af te wenden. den gever zelven. Zij is geen voorzigtigheidsmaatregel: in-
Dan lessen en voorschriften waren genoeg voorhanden: tegendeel, wel kunnen de milde schenkers door hunnen lief-
veel, van hetgeen wij hierboven herinnerden, had, als voor- dadigen ijver in kommervollen toestand geraken (vs. 10);
bereiding tot betel' licht, eene betrekkelijke waarde. De ver- doch dan vertrouwt de Apostel, dat hoogere hulp uitredding
wezenlijking van het ideaal der ware liefdadigheid ontbrak. zal schenken.
Zij werd in den stichter des Christendoms aan het mensch- Van den toeleg der eerste Christenen, om de liefdegaven
dom geschonken. W éldoen, in den ruimsten zin des woords, goed te besteden, getuigt deinstelling van Dialcenen (Hand.
was hoofddoel zijner verschijning. Daartoe strekte zijne zorg VI: 5). De bediening der tafelen, dat is de uitdeeling van
zich uit tot de geestelijke, zoowel als tot de stoffelijke, be- voedsel aan behoeftigen, en wel voornamelijk aan wednwen,
hoeften van verarmden en ellendigen. Ofschoon giften in behoort met orde te geschieden. In die noodige zaak, ge-
geldswaarde van zijn liefdebetoonniet worden uitgesloten (ver- lijk zij genoemcl wordt, vs. 3, willende voorzien, stellen zij
gelijk Matth. XIX: 21, XXVI: 9; Marc. XIV: 5; Johan. daartoe mannen aan, voorzien van goede getuigenis, vol des
XII: 5), zoo bestaat zijne hulp meel' bepaaldelijk in het ge- H. Gcestes en der wijsheid. Zij geven hun den naam van
schenk van datgene, dat armoede voorkomen, of verdrijven Diaconi 2, Oeconomi, helpers. Het is geene voorbiïgaande,
kan. Genezing van ligchaams- en zielsgebreken, herstel van
het zintuig des gezigts vooral, - en dat alles aan den niet 1 Verg. J. W. F. HÖfling (Prof. te E1'iang~n), "Ge(lanken und Bemerkun-
gen übèr die altkirchliche Armenpflege. Anhang hinter die Lehre der ältes-
ten Kirche vom Opfer im Leben und Cultus der Christen" (Erlangen, '185]),
1 zie deze spreuk bij Buxtorf, "Lexicon. Rabb.," voce Mi'''~, p. m. Jsgl. p. 227-236.
2 Cal'pzovius, 1.1. ~ 33, 2 Bij tie oude Grieken was het woord DiakOl108 niet onbekend. Dnt het
31 "
464 GEVEN EN WÉLDOEN. GEVEN EN WÉLDOEN. 465

maar blijvende bediel).ing. Immers de vermelding hunner maning, om slechts aan de eigenlijk gezegde armen en hulp-
betrekking komt daarna meermalen in de apostolische brie- behoevenden, welke zijn: weezen, weduwen, zieken, grijsaards,
ven voor, als van een bekend kerkelijk ambt. Men vergelijke noodlijdende schipbreukelingen, de vrijwillig bijeengezamelde
b. v. Philipp. I, V: 1; 1 Tim. lIl:
8. Ook werden hun gelden met oordeel te besteden. "Hij," vervolgen zij, "die
Diakonessen toegevoegd (Rom. XVI: 1; 1 Tim. V: 4), en "de zorg voor weezen , den last des ouderdoms , de ver-
deze zeer bepaaldelijk met het doel van armenverzorging 1. "drietelijkheden aan zieken eigen, de moeitevolle oppassing
W éldoen en verstandig wéldoen was het streven. Daartoe "van jonge kinderen geduldig op zich laadt, zal niet bespot,
strekte mede onder de Christen belijders het beginsel, dat zij, "maar veeleer geprezen worden" 1. Voorts verbieden zij het
als broeders en zusters, leden van een gezin, elkander in nood aannemen van gaven uit de hand van zondaars. "Der boo-
hadden bij te staan. Opofferingen van geld zonder dat doel "zen offer toch is een gruwel. Mogt men onwetend derge-
schenen toen nog zonder waarde. "lijke offers hebben ontvangen, men heeft ze tot brandstof, tot
Denzelfden geest ademen de voorschriften van enkele zoo- "aankoop van hout en kolen aan te wenden: want billijk is
genaamde Apostolische vaders. In den Pastor beschrijft Her- "het, dat de opbrengst op die wijze warde verteerd en niet
mas ~ in het breede de zorg aan ongelukkigen te besteden. Hij "tot voedsel der Geloovigen strekke."
is geen voorstander van eene vrijgevigheid zonder liefdadig Zoo weinig wordt nog het geven zonder meer aangemoe-
doel, ofschoon hij, met oogmerk om te groote angstvallig- digd, dat bij dezelfde apo stol. inzettingen het bédelend rond-
heid in het wegschenken te voorkomen, dit laat volgen: gaan der armen bij de gemeente verboden, en de behoefti-
"Geef aan alle ongelukkigen eenvoudig en zonder schroom. gen tot de opzieners zelve verwezen worden. "Evenwel" (hier
"Want God wil toch dat alle aan het zijne deel hebben. Zij, ontwaart men reeds de kiem eener gevaarlijke verheffing van
"die ontvangen, zullen bij God rekening moeten afleggen, den stand der armen in de Kerk), "de armen hebben zich
"waarom en tot welk doel zij ontvangen hebben. Hij, die "des niet te schamen. Zij zijn toch niet meer en niet min-
"geeft, blijft onschuldig: want al gevende, heeft hij het ambt "der dan het offeraltaar van de gemeente" 2. Denzelfden eer-
"vervuld, waartoe God hem geroepen heeft door hem mid- naam kennen Polycarpus en Irenaeus aan de weduwen toe 8.
"delen tot weldoen in handen te stellen" 8. Clemens Ro- . Zoo ver gaan de apostol. inzettingen in hun ijver voor
manus (1 Corinth. XXI) vermaant zijne vrienden, dat zij rigtige armenbedeeling, dat zij de gemeente-leden verbieden om
aan allen, die God heiliglijk vreezen , zonder aanzien des die naar eigen goeddunken in te rigten. De uitdeeling moet
persoons, onpartijdige liefde bewijzen. door den Presbyter (ouderling) gesehieden, als aan welken de
In de apostolische inzettingen (constitutiones apostolicae), zorg voor de huishouding der gemeente toekomt. De diakenen
die, al zijn zij niet door den zoo evengenoemden Clemens zijn onder-aalmoezeniers van den Bisschop: zonder des laat-
opgest!3ld, toch den geest der vroegste Christenkerk aan- sten bevel mag geene gift geschieden. "Zoo gij, 0 Diaken,"
duiden, lezen wij (Const. II, c. 25) bepaaldelijk eene ver- dus spreken de apostol. inzettingen, "eenen ongelukkigen
"ontdekt, waarschuw den Bisschop, opdat hij geve. Door zon-
bepaaldelijk bij hen beteekende , wat de Eerw. P. Nieuwland beweert ("Uit- "der zijn mecleweten te geven, doet men hem smaad aan "."
legkundige vermakelijkheden," Dl. IV, bi. 706), Koks, aides de cuisine. fa;- Alzoo heet en de Diakenen weldra het oor, de mond, de
seurs de ragouts, komt mij wat overdreven voor. Dat echter het woord Hy-
regterhand en het hart van den Bisschop ö; henamingen,
pod;akonos Opperkok, en D;akonion eene soort van koek soms beteekenile, is
bekend. De Kerkvergadering van Trullc (692) meent tegen de dwaling te die evenwel niet zoo zeer, of hoofdzakelijk, uit hunne zorg
moeten waarschuwen, dat Diakenen de mysterië'l bedienen; zij hebben alleen
een ministerium, quod in usum menSQ1'um adkibetur. Zie de plaats bij Bing-
ham, "Origin. Ecc]es,," T. I, p. 297. 1 L. IV, c. 3.
I Bingham, 1. c. p. 354. Zij verdwijnen in de Xde of XIde eeuw. Ib. 2 L. II, 14, 16, 27.
p, 358. 3 Polycarpus ad Philipp., ~. 4. Grabe ad Irenaei, "Fragm. Anccd.," p. 266.
• Visio, 111, c. 9, Lib. I. • Constitut. II. 31.
sLib. 1I, Mand. 11. 5 Bingham, 1. c., 1, 321.
466 GEVEN EN W~LDOEN. GEVEN EN W~LDOEN. 467

voor de verarmde leden der Gemeenten voortvloeijen , dan Een latere Kerkvader, Tertullianus (einde van de tweede
wel uit de hun opgelegde verpligting om het gedrag van al eeuw), weet echter nog duidelijk het onderscheid tusschen
de leden gade te slaan, hen te vermanen, te berispen en de geven en wéldoen te onderkennen. Men hoore b. v. zijne
boetvaardigen tot den vrede der Ke1'k terug te brengen. Lang- merkwaardige beschrijving van het gebruik der geldkas bij
zamethand raakt de zorg voor de armen als pligt der Dia- de Christengemeenten in zijn tijd. "Is er bij eene gemeente
kenen geheel op den achtergrond. ZU hebben in dertien "eene geldkas aanwezig, dan is zij niet aangevuld meet af-
ambtsverrigtingen te voorzien. Op één na, de laatste, wordt "geperste gelden als van eene te koop staande godsdienst 1.
de armenverzorging genoemd 1. In lateren tijd verdween zij "Ieder stort daarin eene matige som ,eens in de maand,
in de R. C. Kerk nagenoeg geheel uit de rij hunner "wanneer hij wil, of wanneer hij wil, ook kan. Immers
pligten 2. "niemand wordt gedwongen, maar elk draagt uit eigen be-
DuidelUk leerden de uitspraken van het N. T., dat giften, "weging bij. Het zijn alle gaven tot liefdebetoon ; want tot
afgescheiden van hun doel, van alle zedelijke waarde zijn ont- "maaltijden, tot drinkgelagen, tot smulgenot (in gratiis vo-
bloot; en toch leiden enkele nieuw-testamentische gezegden "ratrinis ?) wordt daarvan niets besteed: alles strekt tot
den grond tot een misverstand, of tot een misbruik, dat soms "voeding en uitvaartkosten van behoeftigen, tot ondersteu-
inderdaad bijna vernuftig uitgedacht mag heeten. Aan de "ning van jongelingen en meisjes zonder middelen en zonder
Pharizeën, die het buitenste van drinkbekers en schotels naar "ouders, alsmede tot lafenis van zwakke en afgeleefde sla-
de Wet reinigen, ZE)gtde Zaligmaker (Luc. XI: 41): "geeft "ven: ook voor schipbreukelingen, en voor hen, die op
"tot aalmoeshetgene daarin is, en ziet, alles isu rein" (dat "eilanden verbannen of in de gevangenis hongerende zijn,
is: gij 1l100gtdan alles, bekers en drank, schotels en spijs "mits zU allen ter liefde van God kweeke1ingen van onze
voor rein houden, verg. Matth. XXIII: 25, 26). Hieruit "leer worden."
wisten de kerkelUke uitleggers te leeren : "Deel aalmoezen Nog spreekt Tertulliaans verlichte mijddadigheid in zijne
"uit, en alles inu wordt rein 3. Elke gift is eene offerande, veroordeeling van de bedelende godvruchtigheid, die zich
"en offeranden reinigen;" dit laatste toch meende men te . ter inzameling van giften bij de cauponae, d. i. herbergen
moeten opmaken uit Philipp. IV: 8, alwaar eene gift wordt of gaarkeukens, aanmeldden 2.
genoemd: "een liefelijk ;reukwerk, eene aangename offerande, Het geven blijft in zwang, of liever verkrijgt meer en
"Gode welgevallig," namelijk (volgens de mijns inziens meer grooten lof in de naastvolgende eeu\ven, en nu met
juiste omschrijving van van der Palm) een offer der dank- verachting allengs van een verstandig en dus in waarheid
baarheid, Gode voor de weldaad des Evangeliums opge- Evangelisch hulpbetoon. Men hoore het antwoord van den
dragen. Desgelijks Hebr. XIII: 16 : "Vergeet der welda- heiligen Athanasius (einde van de derde eeuw) op enkele
"digheid en mededeelzaamheid niet, want aan zulke offers" conscientie-vragen, hem door zekeren vorst ten aanzien van
(d. i. niet aan offers, die gU te Jeruzalem in den tempel liefdegaven voorgelegd 3, b. v. op de vraag: "wat te denkeli
offert) "heeft God welgevallen." Op grond van een en an- "van dezulken, welke beweten, dat het niet goed is aal-
der hooren wij den ouden Kerkvader Polycarpus aan de "moezen te geven zonder onderzoek, maar dat men naauw-
Philippensel's toevoegen: eene aalmoes 'verlost van den dood I,. "keurig heeft na te gaan, of hij, die vraagt, behoeftig is,
"naar aanleiding van de les van Salomo" (lees Jezus Sirach,
I Ibid. Lib. 1I, c. 20. de vrager vergist zich!): "als gij weldoet, zie toe, aan wien
2 "Het Concilie van Treute heeft den wenseh geuit om heu in hunne al-
"gij het doet?" antwoordt de vrome Kerkvader: "Gij be-
oude werkelijke betrekking te herstellen; maar dit kan thans geene plaats
bebben," zegt de Hoogleeraar Walter, "Lehrb. des Kirchenreehts," § 205. "grijpt die vermaning niet. Als gij geeft, dan geeft gij
3 Op grond van het gezegde Luc. XI: 41 wordt uog in lateren tijd begre-
pen, dat Koning Sigebertus, nl was hij een groot zondaar, door z\jne vele 1 Zoo vertaal ik op het voetspoor van Heraldus de woorden one1'al'ia sum-
aalmoezen het stof zijner zouden heeft afg~reeg(l. "Acta Sane. Belg. ," ma, quasi 1'edemptae 1'eligionis •• A polag. e. 39.
'f. 3, p. 66. " Ibid. c. 13.
,I Ad Philipp. e. 10. 3 Oper. T. 2, p. 3Gö (Ed. Colon, },EiSEi),Quaest. 8-L
GEVEN EN WÉLDOEN. 469
468 GEVEN EN \rf;LDOl~I'.

"aan God: dat is de zin van de woorden: aan wielt g0· geift De geleerde Benediktijners, schrijvers van de "Histoire lit-
~f téraire de France," van onzen Salvianus in het breede ge-
"Gij doet dan wel aan God door uw gift. - "Vat gaan de
"armen u dus aan!" wagen de, laten zich voorzigtig op deze wijze uit: "On re-
Bij de meening, dat aalmoezen de zonde uitwisschen en "marque qu'il peut avoir quelquefois porté les choses un
dus niet genoeg kunnen vermenigvuldigd worden ,·paart "peu trop loin" 1. Ernesti gaat verder, en meent, dat het
zich weldra een ander begrip, desgelijks de bron van mil- betoog van Salvianus niet moest heet en tegen (adversusava-
ritiam) maar pro, ten voordeele der geldgierigheid, wijl der-
de giften, maar daarom niet van wezenlijke weldaden voor
de lijdende menschheid: het begrip, namelijk, dat armoede gelijke vermaningen de strekking hebben, om de geldzucht
een Gode welgevallige toestand is, en dat het toppunt van aan te moedigen, en de zoogenaamde armen tot bovenmatige
hebzucht uit te lokken.
Christelijke volkomenheid berèikt wordt, wanneer men zich
\Vij zeggen zoogenaamde armen, want er ontstaat nu eene
vrijwillig, vooral door onbeperkte milddadigheid, van alles
berooft. Op grond van dit denkbeeld stijgen weldra de vr0'willige armoede, die men hoogelijk verheft. Bezitting
wordt zonde, gebrek eene deugd. Men hoort de grondstel-
kerkelijke vermaningen, als zij tot liefdegaven aansporen,
tot het ongerijmde. Merkwaardig is in dit opzigt het ge- ling verspreiden: Non potest esse sanctitas ubi non est vera pau-
schrift van Salvianus , Bisschop van Marseille, geboortig pertas (Geene ware heiligheid, waar geene ware armoede is).
omstreeks de derde eeuw uit Keulen of Trier. In zijn wei- De behoeftigen ontvangen den eernaam van pauperes Christi
vel Dei (Christus of Gods armen). Hoe zou eene liefdadig-
nig grondig gekend, ofschoon dikwijls aangehaald vertoog
heid, welke dien eertitel van de wereld wegnam, ooit loffelijk
tegen de geldgierigheid (adversus avaritiam), wijdt hij in
den lof van mildheid in het geven op eene wijze uit, die heeten, of aanprijzing verdienen? 2.
door het overdrevene allezins zonderling mag heet en. Vol- De vroegste verordeningen in de Christenkerk, ook de
gens hem behoort ieder , om zalig te worden, alles wat hij zoogenaamde apostolische inzettingen, ademen nog een' geest
van bedachtZaamheid: desgelijks enkele onder kerkelijken in-
bezit weg te geven, zoo niet bij zijn leven, ,althans bij
uitersten wil, wanneer het pligt wordt alles aan de armen vloed uitgevaardigde burgerlijke wetten 3. Zoo lang men
en niets aan zijne natuurlijke erfgenamen te beschikken~ het wéldoen tot hoofdzaak stelde, was het noodig te zor-
"Een vader bedrijft zonqe, wanneer hij een deel zijner be- gen, dat men de weldaden aan geene onwaardigen verkwistte.
"zittillgen aan zijne kinderen laat: hij moet het zijne aan N u verandert de rigting. V oorzigtigheidsmaatregelen schij-
"God teruggeven, en alzoo zijne zonden afkoopen. Beter nen laakbaar: zij worden, als bewijs van schroom in het ge-
"is het zijne kinderen vroomheid en godsvrucht dan eene ven en dus van een wankelrnoedigen zin in het volbrengen
"erfenis na te laten. Al is het - luidt het verder - der heiligste wet, voor zonde uitgekreten.
"dat iemand niet zoo veel zonden heeft bedreven, dat hij In de 5de en 6de eeuw treft men schier geene enkele ver-
"die met al zijne goederen moet afkoopen, toch zijn er daar- ordening aan tegen onwaardige armoede. De leerredenen
"boven in de andere wereld goederen te koop, welke hij van dien tijd luiden veeleer in een' tegenovergestelden zin.
"alsdan verkrijgt, en die heerlijker zijn dan dat weinige Men 1100re b. v. de Homiliën de misericol'dia., uitgesproken
"geld. Beter is het te zorgen, dat wij goed sterven, dan
I T. II, p. 524.
"dat anderen goed leven: beter deze laatsten in armoede,
2 Ambrosius spreekt van zekeren Archidiaconus, die op de armen wees,
"dan wij zelven in het eeuwig ongeluk. God moet men toen men hem naar de schatten der kerk vroeg. Bingham, 1.1. I, 332.
"boven alles liefhebben, en dus Hem (dat is aan de mon- " Verg. Tit. Cod. 25, L. 11, "de validis mendicantibus expell." C. W. de
"11ike11) behoort men alles weg te geven, want hoe kan Rhoer, Diss. IV, inter "Dissertt. de effectu religionis Christianae in Jurispru-
dentialll Romanam" (Gron. 1776), een werk, dat men met vrucht zal raad-
"men iemand zijne liefde bewijzen, zoo men hem zijne ga- plegen, ook na het meer bekende prijsschrift van J. Naudet, "des change-
"ven onthoudt" I. ments de l'adrninistration romaine sous Diocletien, Constantin et Ieurs suc-
cesseurs" (Paris, 1817).
I Eelle naauwkeurige analyse van dit werk, met aanvoering dezer gezegden, I Te vinden onder de Opera Sirmondi, T. I, p. 346 (ed. Vcnet. 1728).
leest men in de "Opuscu!. Theolog." van J. A. Erllcsti, p. 405-510.
I

DI·' 470 GEVEN EN WÉLDOEN. GEVEN EN Wl<;LDOEN. 471

door Valerianus, Bisschop uit het zuiden van Frankrijk der paal of perk, en daarmede een telkensaangroeijend aan-
(jr. 460). Zijne leerredenen worden door de reeds genoemde tal behoeftigen of vragenden. Reeds in 250 wordt de ge-
geleerde Fransche Benediktijners genoemd als: pièces d'tme meente te Rome, die toen voorzeker nog niet zeer talrijk in
éloqltenCe grave et lumineuse, pleine d' onction et de majesté '. leden zijn kon, gezegd 154 geestelijken en meer dan 1500
"Waarom," dus spreekt hij, "is het nooclig dat gij in het uit- armen te voeden '. Ten tijde van Chrysostomlls (IVdeeeuw)
"reiken van aalmoezen niemand uitsluit en u geene keuze bedroeg het getal der bedeelde vrouwen en weduwen te An-
"moogt aanmatigen? Omdat eene zaak, die noodig is, geene tiochië over de 3000, en dat der gewone armen, die te
"beoordeeling veroorlooft. 'IV at behoeft gij te vragen, of het ,Alexandrië dagelijks van hem onderstand genoten, 7700 2.
"een Christen of een Jood, of het een ketter of een Heiden, In onze gewesten wordt van zekeren Piaton, zendeling en
"of het een Romein of een Barbaar, of hij een vrij man of priester te Doornik uit de lIlde eeuw, door een schrijver (van
"een slaaf is, die hulp verlangt? - Het is niet noodig, dat; de VUde eeuw) verzekerd, dat hij dagelijks aan elk, die hij
"gij naar den persoon onderzoekt; door den onwaardigen uw tegenkwam, alles weggaf wat hij bekomen kon: voor zich
"medelijden te ontzeggen, zoudt gij wel1igt een kind Gods zelf hield hij niets dan zijn indumentum (hemd?) over 3.
"te gelijk terugzetten. - Geen onderscheid is er tusschen de Van de kloosterlingen te Clugny (Xde eeuw) wordt ver-
"vragenden : onnoodig is het om naar de behoefte van den haald, dat, behalve hunne dagelijksche uitdeelingen van
"arme onderzoek te doen: de vrucht van de gift is voor den vleesch en spek, zij tegen het begin van het groot vasten
"gever; niet voor den ontvanger. Het is van geen belang, omtrent 17000 armen tot hunnen last namen '. Zoo wordt
"aan wien dervragenden gij geeft: want de Heer onderzoekt mede van den geleerden Rabanus Maurus (VlIIste eeuw)
"niet, of hij die vraagt, verdient, maar of hij die geeft, ge- getuigd, dat hij dagelijks 300 armen onderhield ö. ·Wereld-
"noegzaam geeft. Voorzeker, zoo dikwerf wij de armen te lijke en geestelijke aanzienlijken wedijverden in vrijgevigheid
"hulp komen, bewijzen wij ons zelven eene weldaad: de winst jegens behoeftigen, of liever jegens elk, die behoefte voor-
"is voor ons: de gave verrijkt ons: dat is het ware doel der wendde. Als merkwaardige proeve eener milddadigheid, die
"liefdadigheid." Zoo hoort men nog veel later Bernard de tevens wéldoen beoogde, mag wel de gewone levenswijze
Clairvaux uitroepen: "Aan allen ,moet men 'weldoen; wie het gelden van den Franschen koning Lodewijk VII, zoo als zij
"verdient, gaat ons niet aan. God weet het" 2. ons dooT zijnen vriend Joinville wordt beschreven. Ik kan
Nog eene andere meening wint veld, en doet de aalmoe- mij niet weerhouden, die beschrijving hier over te nemen.
zen aangroeijen met minachting van eigenlijk wéldoen. Aan Zij is merkwaardig, als bijdrage tot de kennis van den ge-
de aalmoezen kent men eene zoenkracht toe in tijden van moedsaard des vromen konings, en tevens als spiegel van
algemeenen rampspoed. Groote volksonheilen worden door het toenmalig ideaal eener vorstelijke milddadigheid. Om
groote giften afgewend. "Gelijk toch het water het vuur uit- het naïve moet ik het oorspronkelijke onvertaald laten.
"dooft, zoo delgt de aalmoes de zonde uit, en met de zonde "Dès le temps de s'enfance (son enfance) fut le roi piteux
"de oorzaak der rampen" 3. Hierop grondde zich het bevel "des pauvres et des sOllffreteux; et acoutumé étoit que le
der overheid tot de geestelijken, om het volk tot ruime lief- "roi partout ou illitlloit, qlle 120 pou vres feussent tout adès
degaven aan te manen, ten einde opheffing van pestziekten "(toujours) repeus (rassasiés) en sa maison de pain, de vin,
of hongersnood te verwerven '.
Uit dergelijke begrippen ontstond eene vrijgevigheid zon- 1 Eusebius, "Hist. EecL" VI, 43.
2 Bingham, l. c. Ir, 292.
I Hist. littér. de France, T. 2, p. 330.
3 "Acta S. S. Belgii", T. 1, p. 127. Onze Eligius handelde in Vlaanderen
2 In de uitlegging Van de parabel moer den onregtvaarcligen rentmeester
en Zecland met meer bedachtzaamheid. Zie daarvan de bewijzen "Acta S. S.',
(Oper. ed. Feuardent, p. m. 275).
'1'. 3, p. 224.
3 Zoo spreekt Marculfus uit de 7de eeuW iu zijne "Formulae" bij Baluzius,
4 Naar de verzekering van Moreau Christophe, "Du problême de la misère
"CapituJ." T. 2, p. 399.
4 "CapituJ.", gegeven te Aken iu 810, Cl1p. '1, lJij Pertz, "lVIoulIln. Germ." "et de sa solution chez les penpies anciens ct modernes" (Paris 1851), T. 2,
p,450.
T, 3 (Leg. T. 1) p. 161.
• "Bist. littcr. de FrallCr, pUl' Jcs Bellcdictins, T. 5, 1" ] [,4,.
GEVEN EN WÉLDOEN. 473
472 GEVEN EN WÉLDOEN.
Carthago (398) wier bevel herhaald wordt in die van Trente 1,
"de chair ou de poisson chascun jour. En quaresmc ct ès avent schrijft den bisschoppen een zeer sober (vil is) huisraad en
"croissoit le nombre des pouvres: et plusieurs fois avint que tafel en een bekrompen levenswijze voor (victus pauper).
"le roi les servoit et leur mettoit la viande devant eux, et Geen uiterlijk aanzien moet eerbied voor hen inboezemen;
"leur tranchoit la viande devant eux; et leur donnoit de maar elk zorge voor een Armengesticht niet ver van de
"sa propre main au départir des deniers. Mesmement aux Kerk 2.
"hautes vigiles des fétes solennelIes il servoit ces pouvres de Dat echter de kerkelijke inkomsten niet aan dat doel be-
"toutes ces choses de susdites avant que il ne mangeat ni antwoordden, maar dat zij, integendeel, in ons vaderland
"ne bût. Avec toutes ces choses avoit il chascun jour au althans, tot verkwistingen van allerlei aard, tot het aanrig-
"disner et au souper près de lui anciens hommes et des bri- ten van gastmalen, ook tot jagtfeesten werden misbruikt,
"siés (des estropiés) et leur fesoit donnel' telle viande com- wordt met scherpe woorden aangeduid in de "Apocalypsis
"me il mangeoit, et quand ils avoient mangé, ils emportoient "super miserabili statu ecclesiae" (of klagt over den ellendi-
"certaine somme d'argent. Par dessus toutes ces choses le gen staat der Kerk), door den Goudaschen regulieren kanun-
"roi dOl1noit chascun jour si gral1s et si larges aumOl1es aux nik Cornelius aan Paus Adriaan VI aangeboden 3.
"pouvres de religion (moines mendial1ts), aux pouvres ho spi- . Bij de heerschende d(:lnkwijze konden, gelijk wij zagen,
"taux (étrangers), aux pouvres malades, et aux pouvres gen- de voorzigtigheidsmaatregelen tegen misbruik der gaven slechts
"tilshommes et femmes et demoiselles, à femmes déchues, weinige zijn. Men had van zulke maatregelen een 8telsel-
"à pouvres femmes veuves et à celles qui gisaiel1t d'enfans matigen afkeer. Alleen blijkt te dien aanzien het volgende.
"(accouchées) età pouvres qui par vieillesse ou par maladie Behalve aan geëxcommuniceerden was' het bepaaldelijk
"ne povroient ltibourer ni maintenir le11r mestier , que à verboden aalmoezen uit te deelen aan hen, die ... een tweede
"peine pourroit l'en raconter le nombre." 1 huwelijk aangingen 4.
Giften aan de geestelijken werden van dezelfde zedelijke Eene wet van Karel den Groote, gegeven in 802 (te Aken,
waarde beschouwd, als giften aan de armen: van daar, dat bij Pertz, T. J. p. 94) beveelt, c. 27, dat "door het gehee1e rijk
de goederen der kerk den algemeenen naam van Eleemo- "elk, arm of rijk, huis en haard openstelle , en een dronk
synae, Aalmoezen, beginnen te voeren, en als zoodanig in "waters aan biede aan iederen vreemdeling, wie hij zij, en
de middeleeuwsche wetgeving onderscheidene voorregten te "zoo mogelijk nog meer schenke, indachtig aan het woord:
genieten 2. Het is het patrimonium pauperttm: hun komt een ""Die een dezer kleinen om mijnentwil aanneemt, hij neemt
bevoorregt beheer toe. 1\-len ontwaart intusschen tevens, dat ""Mij aan ;" - en: "Ik· ben vreemdeling geweest en gij hebt u
die armengoederen , uit ware eleemosynae voortgesproten, ""Mijner aangetrokken."" - Doch alreeds in 806 spreekt
van lieverlede geheel van bestemming veranderen. Allengs dezelfde wetgever dit uit : "Aangaande de bedelaars, die de
ontstaat de gewoonte, om die inkomsten in 4 deelen af te "landen doorkruisen, bevelen wij, dat elk van onze getrou-
parten 3, namelijk één deel voor de eigenlijk gezegde armen; "wen zijne eigen armen uit kerkelijk goed (de beneficia)
één voor het onderhoud van de geestelijken, diakenen en "of uit eigen goed onderhoude, en hem niet toesta, elders
andere kerkelijke personen; één voor den opbouw of het on- "te gaan bedelen. vVaar dezulken gevonden worden, laten
derhoud van de kerk zelve, en één voor den Bisschop, ten
einde dien laatsten ook in de gelegenheid te stellen goede
werken te verrigten ten behoeve van vreemdelingen, gevan- 1 "S. Cons. Trident. canones et decreta" (ed. G. Smets, Bielfeld, 185J), cap. 1
decret. de Reform., p. 100.
genen en andere ongelukkigen. De kerkvergadering van • Een hospitium zeggen de Trentsche kerkvaders. Dit vertaalt de kanunnik
Smets, I. c. p. 230, dus: auch befinde sick eine Herberge nicht .rem von der
1 "Mémoires du sire de Joinvillc dans la nouv. coll. des historiens de France, Kirche.
3 "In de Ana!. van Burman ad vit. Had,'. VI," p. 299 vvo
"par Michand "t Poujoulat" (paris 1850), lste Serie, T. 1, p. 321-
2 Zie Du Cange, "01088ar. adv. Eleemosyna", N° 2 (edit. Didot.) 4 Volgens eene verordening van den H. Hieronymus, aangehaald bij l\f ar-
3 Eene uitvoerige aanwijzing omtrent de g;eschiedenis (lier verdecling !JU tene, "de ant. ecclesiae ritib." T. 2, p. 599.
C. Burnian, "Ana!. ad vit. lladrian. VI", p. 300.
D

GEVEN EN WÉLDOEN. 475


474 GEVEN EN WÉLDOEN.
eene lijst op te maken van degenen, die delii algemeene wel-
"zij met eigen httbden arbeiden, en niemancl verstoute zich dadigheid werden aanbevolen, of daaraan deelnamen. Naar
"hun iets te geven." 1 de meening van sommigen, werd die lijst bij feestelijke ge-
Gelijk verbod troflater de zoogenaamde Trttwni (Truands), legenheden opzettelijk in de kerken voorgelezen, ten einde
zwervende vreemdelingen, die onder een' gewaanden naam, de gemeente daaruit zou kunnen opmaken, wie onder de
of voorwendsel, liefdegaven afvorderden; terwijl zelfs eene armen (dat is onder de heiligen, sancti) behoorde 1. Aan de
wet uit de XIV eeuw 2 bevel geeft, om in het uitdee- naar elders vertrekkenden werden ,"ten bewijze van hunne
len van alnlOezen, niet alleen op de hoeveelheid, maar christelijke gezindheid epistolae pacijicae of commnnicatoriae,
op de hoedanigheid der hulpbehoevenden te letten, opdat eigenlijk gezegde kerkelijke attestatiën, verleend 2.
altijd de meest gebreklijdenden en geenszins de Trntanii en B~j verdere uitbreiding van het Christendom werd het wel
Ba1'aterii (dat zijn bedriegers, ook wel gezonde bedelaars) onmogelijk, die lijst in al zijn omvang, overal, b~i te hou-
tot het ontvangen van aalmoezen worden toegelaten. den. De zoogenaamde heiligen vermenigvuldigden te veel.
In gansch IJ sland duldde men (naar gezegd wordt) de De getuigschriften raakten of in onbruik, of tot den geestelij-
bedelarij niet. Zij was in de middeleeuwen aldaar nagè- ken stand beperkt, gaven alleen getuigenis van tot dien laatst-
noeg onbekend. 3 genoemden stand te hehooreÎl, en werden toen meer alge-
Eene wet van den Franschen koning Jean (zoon van Fi-
meenbij/çlekerkelijke schrijvers bekend onder clennaam van
lips de Valois) in 1350 ging verder. Zij veroordeelde de epistolae f01'matae 3.
vagebonden en bedelaars tot geese1Ïl1g en tot de, schandpaal; In vervolg van tijd herleefde toch de gewoonte, om de na-
bij recidive ten derdenmaal werden' zij met een brandijzer men van degenen, die kerkelijke of kloosterbedeelingen
op het voorhoofd geteekend en het land uitgebannen. 4 ontvingen, op eene lijst te brengen, mat1'icttla geheeten. De
'Wijl men echter uit den mond van kerkelijken den lof bewaarders dier lijst ontvingen den naam van matricularii;
der armoede, gelijk wij zagen, vrij onbepaald hoorde ver- vancIaar nog het Fransche woord ma1'gnille1's 4. :Men wane
kondigen, zoo valt het ligt te begrijpen, dat de uitvoering echter niet, dat zij alle, welke als mat1'icnla1'es, of ingeschre-
der wetten ter beteugeling der bedelarij nimmer zeer ernstig venen op de matricula, bij de geschiedschrijvers voorkomen,
plaats greep. Dergelijke verordeningen waren v~$lal bloot altijd tot de beboeftigen behooren. Neen, spoedig reeds blijkt
comminatoir. Van zeer onbeschaamde bedelarij (in de XIIlde het, dat onder dien titel al de regthebbenden op kerkelijke
eeuw) getuigt onder anderen het gebeurde met den beruch- inkomsten of tienden, en dus zelfs booge kerkelijke ambte-
ten Italiaanschen vorst Eccelinus da Romano, die eens, in naars werden gestelel. Zij allen voerden toch den naam van
eene vlaag van bij hem zeer ongewone menschlievendheicl, pauperes Christi: De kerk zelf heette eleëmosyna. Aan die
al de bedelaars uit de omstreken van Milaan liet bijeenko- matriculawerden bezittingen verbonden, waarop nu en dan
men, en met nieuwe kleedingstukken voorzien. Toen men door vorsten of andere magthebbenden giften, ook voor niet-
uit zorg voor zindelijkheid hunne oude lompen wilde ver- behoeftigen, werden toegewezen ö.
branden, zochten zij dit, doch te vergeefs, te beletten. En Al bleef men bloote uitdeeling of beheer bedoelen, zoo
zie! uit de overgeblevene asch, verzamelde men zoo veel werd het onvermijdelijk noodig daartoe meerdere kerkelijke
goud en zilver, dat Eccelinus meer dan de kosten aan nieu-
we kleederen besteed terugerlangde ö. 1 Dns Dodwellin zijne Diss. over den oorsprong der "Diptychen" in Diss.
Intusschen, om wanorde voor te komen en ongelegenhe- v. Cyprianicà, p. m. 24. Het eerste vindt men van zoodanigelijst gewag
den aan de gevers te besparen, werd men al vroeg gewoon gemaakt 1 Tim. V: 9.
o Vermeld bij Baronills,"Anna1.Ece. ad an. 142, N°. 7.
3 Hun vorm en inhoudwordendoor den priester Mareulfllsuit de 7de eeuw

, Capitul. van Muart 806 te Nijmegen (bij Pcrtz, "Leg." T. 1, p. 144). opgegeveninter farmilIas bij Baluzii, "Capitu1." T. 2, p. 586.
4 Du Cange in voce.
2 Bij Du Cange 1. I. T. VI, p. 690 in v. "Trutanii.
3 Wachsmllth; "Culttirgesch.(das Mittelalter),2 Th, p. 305. S Matthaei, "Analecta", '1'. 1, p. 236. VergelijkPertz, "Mollum.Hist. Germ."

4 Moreau-Christophe,1. 1. T. 2, p. 437. T. IV, p. 389, 392.


5 V. Raumer, "Gesch. der Hohenstaufen"(1825, 4to AllSg.),Th. VI, 4G4.
47H GEVEN EN WÉLDOEN. GEVEN EN WÉLDOEN. 477

ambten te verordenen. Aanzienlijk is het aantal van deze. Met de huizen. Met het geven ziet men het wéldoen gepaard'
Alom, in ons vaderland vooral, ziet men de zieken- en zoo-
optelling hunner namen, zoo als zij in de verordeningen der
middeleeuwen bekend staan, mag ik mijne lezers niet ver- genaamde leprozenhuizen, hospitalen en andere gestichten
moeijen 1. Ik moet alleen daarbij opmerken, dat de verme- oprijzen. Uit den heiligen krijg kwamen zoo vele vermink-
nigvuldiging dier ambten niet altijd tot beter beheer strekte, ten en ellendigen terug! Hun toestand wekte algemeene
maar soms verlangd werd, wijl. de nieuwe oprigting van belangstelling op, de bron van soms zeel' wijs uitgedachte
kerkelijke ambten tot nieuwe gelegenheid tot gunstbewijs hulp. Hare eigenlijke beschrijving zou mij buiten de mij
voor de Magten der eeuw noodig was. Zoo klaagt in 1289 voorgestelde grenzen voeren. Te minder voel ~k mij daar-
de geestelijkheid van Portugal, dat de Koning de verplig- toe geroepen na. de voortreffelijke verhandeling, waarin
ting oplegt, om niet alleen bij elk klooster en bij eIken de hoogleeraar de Bosch Kemper onlangs reeds deze taak
prelaat een in de armverzorging van die tijden bekendep volbragt I.
ambtenaar, namelijk een portier (portarius pauperum), maar Ten slotte vergenoeg ik mij, met slechts nog de h~'ee vol-
nog daarenboven een portarius major te bezoldigen 2. gende aanmerkingen:
Geenszins valt het niettemin te ontkennen, dat sommige 1. Zöödra men uit het hierboven medegedeelde kennis
dier ambten, nu en dan, van eene wijze zorg voor de armen bekomt van de onbestemde, onmenschkundige, ja dikwerf
zelve getuigen. Enkele kloosters stelden eleemosY1farii aan ongerijmde begrippen, in den loop der middeleeuwen, niet
(aalmoezeniers) , wier hoofd bezigpeid niet alleen tot beveili- bloot theoretisch, maar praktikaal in zwang, nopens de waardij
ging van de kerkelijke inkonist~~j o<?k tot een ver- der armoede en het doel van het geven, dan heeft het pau-
standig en zachtmoedig beheer over de uitdeeling, althans perisme dier tijden niets, dat bevreemdt. Zoo veel zorgeloos-
in het klooster van St. Victor te Parijs, moest strekken 3. heid in het uitreiken van giften moest wel tot krachteloos-
Eene enkele maal zien wij de matricularii (de armen) geroe- heid en ontienuwing der maatschappij leiden. Met schrik
pen, om onder hen zelven eenen opzigter te kiezen (primi- lezen wij de verwoestingen, aangerigt door volksrampen van
cerius geheeten), die gedrag en levenswijze zijner mede-be- allerlei aard, door pestziekten , hongersnood en andere ont-
deelden had gade te slaan. Dan de Primicerius werd ook zettende geesels in de middeleeuwen; maar wat was van de
spoedig een eerambt '. Europesch~ menschheid geworden, zonder dergel\jke geweld-
""Ijsselijk werd van de matricularii nu en dan handen- dadige stuiting eener telkens toenemende ledigloopende be-
arbeid verlangd. In enkele gestichten moesten zij zorg volking? - of liever, vinden die rampen niet gedeeltelijk
dragen voor het klokluiden , voor het schoonhouden der l1are bron in de aangegevene oorzaak?
2. Pauperisme, zegt men, is eene vrucht onzer heden-
kerkgebouwen, en voor andere min aanzienlijke diensten,
vooral wanneer zij hun intrek namen in de paupertas, de do- daagsche overbeschaving. Is zij niet veel meer in menig oord
mus matriculae, het armenhuis, of behoorden onder de nu- van Europa eene erfenis uit de ruwere tijden, toen de armoede
triti, de klooster-opvoedelingen, ter verzorging aan de matri- heiligheid en onvoorwaardelijk weggeven een Christenpligt
cularii l1utricarii opgedragen 5. scheen? Wenschen wij die tijden met hunne dwaalbegrip-
Na het einde der kruistogten vermenigvuldigden zich deze pen niet terug; maar de verlichte ,echt-apostolische geest,-
dien wij in enkele trekken poogden te herinneren, zij en
worde meer en meer de steun onzer tegenwoordige volksmaat-
I Die verordeningen geven op: Rogatarius, Erogatarius, Distdbutores, Pro-
visores, Procurat01'es pauperum, Xenodochiarius, Caritader-ius, Magister cari· schappijen!
tatum, Eleemosynarius, Subeleellwsynariu8, Distributar-ius, Vice·dominus (ap. G. H. J\I. DELPRAT.
Adam Brem. c. 182) etc.
• Raynaldus, "AI111. Ecel." ad a. 1289, N°. 29. "Geschiedkundig onderzoek naar de armoede in ons vaderland, hare 001'-
3 Hunne eigenschappen beschreven !Jij Dn Cange in v. eleemosynarius. ken, en de middelen, die tot hare vermindering zouden kunnen medewer-
, Du Cange in v. Prindcerius. 'n" (Haarlem, 40• 1851).
3 Zie de bewijzen bij al deze woorden in het bl'eede aangevoerd in het meer-
malen aangehaald onschat!Jaar woordenboek van Du Cange.
1853. r. 32

You might also like