Professional Documents
Culture Documents
Wijsbegeerte en Ethiek
Wijsbegeerte en Ethiek
Wijsbegeerte en Ethiek
1. INTRODUCTIE
1. Thema’s:
2. Tijdsas:
3. Aantal verschilpunten:
- Met de wetenschap:
o Wetenschap is bezig met het heden en is een continu proces, filosofie keert
soms terug naar het verleden. Men kan eender welk moment bekijken om tot
inzichten te komen en steeds vanaf 0 beginnen.
1
2
- Filosofie versus literatuur:
o Filosofie is redeneren, bevragen (logos = rede) terwijl literatuur beschrijvend
is.
o Wetenschap = wereld
4. Evolutie
Thales van Mylete lag mee aan de basis van de wijsbegeerte, een continue zoektocht
die dus open-ended was. Die continue verwondering liet toe dat wetenschap ontstond
in onze Westerse cultuur.
Confusius lag aan de basis van het denken over levenswijsheid. Levenswijsheid werd
opgedaan uit ervaring, leeftijd, het relativeren van dingen in het leven. Dit houdt in dat
men terugkeert in het leven, vastgeroest blijft in de cultuur en niet op zoek gaat naar
iets nieuws. Vandaar dat wetenschap niet zo snel vorderde in de Chinese cultuur.
Het gevolg van die ontwikkeling was dat er in de Westerse wereld totaaldenkers waren. Vb:
Descartes, Aristotoles, Mill, Leibniz, Smith … De verwondering werd losgelaten op alle
aspecten van het leven. Vaak waren zij wiskundigen, filosofen, … Die combinatie zorgde
ervoor dat men naar objectiviteit evolueerde. Zo kan men filosofie bekijken als een boom
waaraan alle takken van de wetenschap ontsproten.
“De verwondering kan dus gezien worden als het startpunt van de filosofie. Verwondering
betekent immers dat men de traditionele verklaringen achterwege laat en opnieuw fenomenen
in vraag gaat stellen. Men denkt na over vanzelfsprekende zaken in plaats van gewoon
traditionele verklaringen over te nemen.”
Tegenwoordig is men zodanig gespecialiseerd in zijn domein van de wetenschap dat het vaak
eerder een handicap is dan een voordeel.
3
2. GRIEKSE CULTUUR
1. Archaïsche periode
Voor Homeros bestond er een orale traditie. Alle cultuur werd door middel van verhalen
overgedragen in de samenleving (~ grotschilderingen). Deze verhaalcultuur was heel stabiel
en had een ritueel karakter.
Homeros pende veel van die verhalen neer. Kernidee is dat de mystiek de wereld ordende.
Alles heeft een ziel, staat in een verhouding tot de samenleving. Net zoals bij Tolkien en
andere fantasy-schrijvers wordt die mystiek gekleurd in menselijke termen en helpen deze
verhalen om de plaats van de mens in de wereld weer te geven.
Kenmerkend is dat over de hele wereld dergelijke mystiek bestaat en dat er veel gelijkenissen
zijn qua inhoud van die verhalen. Ook in de Griekse cultuur zijn de goden sterk menselijk qua
karakter en bevatten al deze verhalen een zekere levenswijsheid (vb waarschuwen voor
hoogmoed)
Gaia = Oeranos en Pontus => Gaia + Oeranos (incest) = Titanen = Zeus en Olympische
Goden => RIP Titanen (vadermoord, jaloezie, intriges, …)
Antwoord via observatie = Water (andere filosofen bekomen dan weer andere antwoorden).
Erosie, landbouw, impact van de zee op de handel, … vormden voor Thales voldoende
bewijs. Hij leefde immers op de Ionische eilanden.
Breekpunt want de goden komen niet langer voor in dit verhaal. De Homerische traditie
wordt hier achterwege gelaten. Het zelfstandig denken van de mens zorgt nu voor antwoorden
op dergelijke vragen. Dit was een serieuze schok voor de Griekse samenleving.
Thales maakte opgang door een zonsverduistering te voorspellen (wat voordien een
goddelijke gebeurtenis was). Hij was het toonbeeld van een verstrooide filosoof en toch
buitengewoon praktisch. Zo nam hij de eerste optie op olijfpersen omdat hij een goede oogst
voorspelde.
Aristotoles beschreef Thales als een praktische filosoof, voor Thales was vooral logos
belangrijk => Ontstaan van het logocentrisme (denken, redeneren staat centraal)
4
Heraclitus
Heraclitus was ook bezig met de vraag rond Phusis. Hij nam 3 stellingen in.
− Dit is niet religieus getint, maar moet de mensen duidelijk maken wat hun
plaats in de wereld is.
2. Niet is vast
− Eeuwig vervloeien van dingen
o Vb: Men komt nooit dezelfde rivier tegen, het water beweegt continu
− Relativiteit van de dingen
o Vb: Zoet water dodelijk voor vis, zout water dodelijk voor mens
Parmenides
Bespreekt het zijn en het niet-zijn. Hij onderscheidt daarbij 2 groepen: de Zijnden en het Zijn.
Parmenides was gefascineerd door dergelijk permanente zaken. Er waren in de wiskunde wel
oneindig veel driehoeken, maar wat is DE driehoek, wat geldt altijd voor alle driehoeken, … ?
5
Tussendoortje
Wereld = Objectief
Leefwereld = Subjectief
Er is dus een verschuiving van een archaïsche structuur, waarin alles (inclusief
maatschappelijke regels) vastligt omwille van religieuze en mythische redenen,
naar een nieuwe vorm waarin de rede een belangrijke plaats inneemt.
Filosofie behandelde vroeger dus een breed spectrum, er was immers nog geen
wetenschap die zich bezighield met specifieke domeinen. Bij Thales was die
brede visie nog niet aanwezig, omdat hij wordt beperkt door de archaïsche
structuur, voor Socrates en Plato waren deze vragen echter wel belangrijk.
Deze 4 domeinen beïnvloeden elkaar sterk omdat filosofen op zoek waren naar
een homogeen wereldbeeld.
6
7
2. Grieks-Romeins (Klassieke tijd)
Men moet dus voor ogen houden dat Plato en Socrates sterk met elkaar verweven
zijn geraakt. We zien Socrates door de “bril” van Plato.
Protagoras verkondigde dat de mens de maat was van alle dingen (~ relativiteit). Socrates
vond sofisten (=lesgevers in het redevoeren, …) echter verkopers. Ze leerden enkel “een
waarheid” aan die paste bij henzelf en hun klanten en deden dat dan nog tegen betaling.
Socrates wou nooit betaald worden voor zijn lessen omdat hij het als zijn taak zag “de
waarheid” aan te leren. Hij stelde alles in vraag, in feite was hij zodanig kritisch voor de
politieke orde van Athene dat deze hem liet terechtstellen. Er zijn een aantal dialogen die
hiernaar verwijzen.
De apologie is het moment waarop Socrates zich verdedigd gedurende zijn proces. Zijn
betoog houdt in dat hij de schijnkennis wenst te doorbreken, machtswellustelingen aan de
kaak stellen …
3. Critoon
Moment waar Socrates de kans krijgt om te ontsnappen alvorens gedood te worden. Socrates
blijft echter omdat hij de geschreven wetten van Solon wenst te respecteren. Het idee van
gelijkheid voor de wet en het belang van de wet om chaos te voorkomen, liggen aan de basis
van zijn beslissing.
4. Phaedo
Socrates drinkt de gifbeker. Hij beschouwde het lichaam als de gevangenis van de ziel. Er was
voor hem een sterk onderscheid tussen lichaam en ziel waarbij vooral de ziel primeerde. De
gedachtenwereld / spirituele wereld is veel belangrijker dan de wereldse.
Vb: Jan, Max, Petra hebben bruin haar. Personen en namen zijn irrelevant, bruin is
veel conceptueler. Bruin is immers altijd bruin. Dit sluit ook aan bij de mathematica.
Wiskunde tracht universele inzichten te bieden en dat vereist een abstracte redenatie.
Dit blijkt ook uit “Meno”. Socrates laat een slaaf de leer van Pythagoras ontdekken
en bewijst hiermee dat conceptuele kennis ingebakken zit in de mens vanaf zijn
geboorte.
8
Dit is een heel radicaal idee (in feite reden om mensen als gelijken te beschouwen).
Theoretisch ontstaan goede mensen uit goede kennis en we beschikken allemaal over
die kennis. De dood is dus geen bedreiging, we gaan immers naar een conceptueel
niveau.
Leer van de reminicente: vooraleer we geboren worden, beschikken we over
conceptuele kennis, deze moet enkel losgemaakt worden.
Plato
Zeer populair in de Middeleeuwen. Zijn ideeën sloten immers makkelijker aan bij de
feodaliteit en de theocratie.
Republiek
Na de dood van Socrates verwerpt Plato de Atheense staatsvorm. Hij gaat op zoek naar een
politieke orde waar Socrates niet zou veroordeeld geweest zijn. Zijn antwoord is de republiek.
De democratie houdt immers in dat het volk regeert, het volk heeft geen inzicht en dus
resulteert dit in chaos. (vandaar zijn populariteit in de ME) Aristotoles dacht er ook zo over,
van hem onthouden we dat we bewust moeten stemmen, met inzicht dus. Deze visie
weerspiegelde ook hun mening over andere domeinen van de samenleving.
Bovenaan bevonden zich de Wijzen (1%). Zij waren de elite van de elite, de aristoi. Volgens
Plato mochten zij geen familie of bezittingen hebben omdat die ruis vormen. Op die manier
verhinderde hij vriendjespolitiek, zorgen, hebzucht, …
Daaronder bevonden zich de Wachters (9%), dit was de militaire klasse. Als onderste klasse
onderscheidde hij het Volk (90%).
Piramide tekenen
Plato zwakte zijn idee later af omdat deze vorm van regeren aanleunt bij een totalitaire staat
of dictatuur. In combinatie met een zwakke economie was dat rampzalig.
9
Ontologie (~wereld) Epistemologie
(~kennis)
Grotniveau Zintuiglijk Empirisch weten
- Afbeeldingen - Gissen (van
horen zeggen)
- Dingen - Mening (door
observatie)
Ware Intelligebele werkelijkheid (~concepten)
werkelijkheid
- Mathematische objecten
- Zuivere ideeën:
o Dianoia(knowhow and practical or
moral wisdom;net onder noesis)
o Noesis (het meest zuivere denken)
Akrasia
o Wilszwakte
We willen studeren, maar kijken toch tv.
Aboulia
o Ondoordacht handelen, impulsief handelen
Staat in contrast met de conceptuele wereld waarin we inzicht hebben
en handelen naar ons inzicht.
Socrates en Plato waren te optimistisch, ze gingen ervan uit dat iedereen tot die
concepten kon komen. Aristotoles was daar veel realistischer over.
Organon => Logica, hij legde de fundamenten voor het redeneren vast. Deze logica
werd pas veel later door Francis Bacon vervangen door de empirie.
Filosofeerde over:
10
o Tametata fysica (metafysica ~ ontologie)
Hij zag de werkelijkheid als een kinesis, een beweging. (net zoals
Heraclitus)
Plato zag deze als een onveranderlijke eenheid (net zoals Parmenides)
“Aristotoles vormde een probleem in de Middeleeuwen. Hij was immers een ketter, die echter
veel beter geïnformeerd was over de wereld dan de theocratie van die tijd. Omdat zij
dreigden hun monopolie op het denken te verliezen, werd Aristotoles genegeerd of
hervertaald naar een Platonist, gezien Plato veel aanvaardbaarder was.
Enkelingen zoals Thomas van Aquino(1250 ~ Universiteit Parijs) omhelsden echter de leer
van Aristotoles. Ze verweefden deze met een religieuze context en maakten een nieuwe
synthese.”
11
Een actieve god is dus onmogelijk volgens Aristotoles. Immers een god
is al perfect, en moet dus niet werken om nog tot de perfectie te komen.
Een god is volledig en bepaald en dus ook eindig.
12
Idee ook werkzaam op de “Ethica Nicomachea”
o De mens is een groeiend wezen en groeit naar de wijsheid toe (Phronesis). Het
doel is om Eudainomia te bereiken. Dit houdt in dat we ons erkend, volledig,
gelukkig voelen.
o Eudainomia past in de “leer van het juiste midden”. We moeten op zoek gaan
naar een evenwicht, een phronesis is immers een evenwichtige persoon. Zo
bevind moet zich tussen lafheid en hoogmoed.
• Aristotoles:
13
Economika
Cremisticé technè: het ambt waarin men geld leert verwerven door te
werken was voor hem compleet inferieur. Hij vond dit een gevaarlijk
iets, omdat het kon ontsporen. Sommigen verdienden geld zonder te
werken door interest en dergelijke …
Rechtvaardigheid:
o Algemene
Bone Communé, wat is goed voor de samenleving, wat is een goede
samenleving?
o Distributieve
Verdeling van de middelen
• Vb Verdeling van de oorlogsbuit in Athene, verdeling kosten
financiële crisis …
Aristotoles
• Suum cuique tribuere (= Geef aan elkeen wat hem toekomt)
o Praktijk = Probleem
Criterium ingevoerd:
• Sociale positie (architect > schoenmaker)
14
“Opnieuw weerspiegelt de verdeling van economische goederen de sociale ordening waar
Aristotoles belang aan hechtte. Economie was voor hem immers ondergeschikt, dit sluit aan
bij zijn sociale visie, de impact van economische welvaart op de sociale stabiliteit indachtig.
Ook Adam Smith koos voor een verdeling op basis van naam en familie en niet één op basis
van merits(beloond worden voor je werk), dus in feite ook op basis van sociale positie gezien
die werd bepaald door je naam. Vandaag de dag kennen we een enorme “sociale mobiliteit”.
Bijna iedereen kan omhoog/omlaag op de sociale ladder.”
• Nood: Voedselvoorziening gebaseerd op
de noden van de mens
o worstelaar > baby
o grote familie > kleine familie
“3 Indiaanse jongens maken een muziekinstrument, wie krijgt het? De schrijver onderscheidt
3 criteria: arbeid, talent, bezit.”
o Correctieve
Wetten corrigeren ons gedrag. Straf is nodig om de orde te bewaren en
om de kracht van de wet te bewaren.
o Retributieve
Wat is recht, wat is een wet, wat is straffen?
• Vb: Iemand steelt, dit vereist een straf, een reactie om de
stabiliteit van de samenleving te waarborgen. Er is echter nog
een extra functie, mensen willen dat de straf hoger is dan de
reële kostprijs van de misdaad net om de samenleving te
beschermen tegen chaos.
o Zo waren er in de Middeleeuwen processen tegen
varkens zodat men toch iemand de schuld kon geven.
Het Klassieke theater speelde een belangrijke rol in de Griekse samenleving. Het was daar
waar aan sociale reflectie, politieke participatie en sociale educatie werd gedaan. Het theater
zette de mensen volgens Aristotoles aan het denken over hun eigen leven. Het theater kon
leiden tot een catharsis(fysieke, emotionele, religieuze en mentale reiniging) omdat door het
theater mensen beter konden worden.
Vb: Antigone van Sofocles.(om gelukkig te worden moet je verstandig handelen en de goden
niet tarten, maar hoe doe je dit?)
Spelers:
15
o Teirisias = Ziener (hij weerspiegelt de aanwezigheid van het lot. Het lot kan altijd
toeslaan, is niet afwendbaar en zorgt dus voor een zekere tragiek in het leven van de
mens (~ schikgodinnen).
16
Verhaal: Opstand tegen Kreon wordt geleid door 1 van de broers. Tijdens de strijd sneuvelt
hij. Kreon beveelt dat de lijken moeten blijven liggen en niet begraven mogen worden.
Antigone overtreedt het verbod omdat ze vindt dat in deze kwestie de goddelijke wetten >
Kreon’s wetten die aards zijn. Zij wordt tot de dood veroordeeld ondanks het feit dat Teirisias
de koning waarschuwt voor zijn fout. Kreon wordt later gestraft.
Dit theaterstuk past in de discussie rondom de status van normen en wetten in de Griekse
maatschappij. De universaliteit van de wet wordt in vraag gesteld. Volgens de Sofisten was de
mens de maat van alle dingen, hij kon dus de waarheid verkondigen die het best bij hem paste
en dus zijn al deze wetten enigszins relatief. Elke polis had immers andere wetten. Volgens
Socrates was er wel degelijk een universele wet, waarheid, norm, …
“Zijn normen en wetten relatief? Ze zijn zeker cultureel relatief. Oscar Wild wou poëzie gaan
lezen in de VS. In een mijnstadje hing een bord in de saloon “Don’t shoot the pianist”. Hij
vreesde voor zijn leven omdat er in de Wild West gewoon op los geknald werd (breakfast
bullets), iets wat in Engeland dan weer compleet ondenkbaar was.”
(1) : Stel ja, dan hechten we allemaal een verschillend belang aan iets. Hoe kunnen we
dan samenleven, discussiëren over die normen? Bijvoorbeeld met Hitler kon je niet
discussiëren omdat die nu éénmaal normatief verschilde van jouw mening. We
discussiëren echter voortdurend over waarden en normen. We zoeken immers
erkenning, bevestiging van onze eigen juistheid. Wordt die ook toegepast door
anderen … op die manier controleren we ons eigen standpunt. Door roddel en sociale
controle passen we ons gedrag steeds aan conform de normen. Er is dus een zekere
complexiteit wanneer we spreken over het normatieve karakter van een norm.
Waarden
o Fundamenteel karakter
Respect, veiligheid, vrijheid
Normen
o Opgelegd
o Concreet
120 km/u limiet
Velen rijden boven de 120 maar toch ook geen 240. De regel kan dus in feite worden
afgeschaft maar blijkbaar beïnvloedt hij toch nog steeds ons rijgedrag. We
controleren immers onszelf, het gaat om een eigen waarde omdat we die normen en
waarden hebben geïnternaliseerd (vb tanden poetsen = automatisme)
17
Waarden en normen dringen zich op, er gaat een zekere passiviteit mee gepaard
(~automatisme). Indien er geen normen zouden zijn = totale chaos. Ons hedendaags
standpunt hieromtrent: sofisten(mensen vakkennis aanleren tegen hoge betaling) <
nu < Socrates(geen normen opleggen)
o Exam: Yves Desmet 29/01/00 column “De morgen” over het verschil tussen
waardenrelativisme en normloosheid.
18
3. MIDDELEEUWEN
In de Middeleeuwen kende Europa een theocratie. Alles werd verklaard via God en de Kerk
had dus het monopolie op wat “waarheid” was. Vandaar dat er ook weinig vooruitgang werd
geboekt op het vlak van filosofie. De tradities gelegd door de Grieken leefden echter wel
voort en vormden later de basis van onze Westerse cultuur.
De Renaissance, het Humanisme en mensen zoals Erasmus, Morus, Luther en Calvijn zijn
tekenen dat er een breekpunt komt. Er ontstaan langzamerhand barsten in de theologische
cultuur van de Middeleeuwen.
4. MODERNITEIT
De theocratie was steeds één geheel. Met Luther en Calvijn (Protestantisme en Reformatie)
komt het tot een interne breuk. Deze breuk werd aangemoedigd door mensen en staten met
uiteenlopende politieke belangen (vb Heilig Roomse Rijk). Luther en Calvijn protesteerden
vooral tegen de corruptie van de Kerk (aflaten) en de wantoestanden in het Vaticaan. De crisis
binnen de theocratie creëerde ruimte voor interpretatie los van de Bijbel en de scholastiek. Het
rationalisme kwam op met mensen zoals Galileii, Spinoza, … maar werd toch nog als zeer
bedreigend aanzien.
Veranderingen:
19
o De moderniteit kent dus een evolutie van subjectiviteit naar objectiviteit.
Vb Hemellichamen
Phytagoras
o Kennis over de sterren was een soort van mysterie, een semi-religie. De
bewegingen in het heelal hebben harmonische redenen die nauw verbonden
zijn met ons leven op aarde. (~ betekenis die werd gehecht aan kometen)
Ptolemaeus
o Geocentrisme (Aarde centraal)
Copernicus
o Heliocentrimse (Zon centraal), was echter niet overtuigd van zijn bevinding en
bang voor de reactie van zijn tijdsgenoten.
Galileii
o Gebruikte een telescoop en ontdekte op die manier duizenden andere
hemellichamen. De aarde en de mens als unieke identiteiten veranderen nu in
kleine, onbeduidende elementen in een oneindig universum.
Kepler
o Bewees dat hemellichamen een elipsvormige baan beschrijven ipv een cirkel,
de cirkel was harmonieus, een elips niet en op die manier verdwijnt dus ook de
interpretatie van harmonieuze bewegingen die gerelateerd zijn met ons leven.
Blaire Pascal
o Silence d’universe
20
o Het oneindige van het universum en de onbeduidendheid van de mens maakte
hem bang.
Vb Evolutietheorie
o Darwin’s theorie plaatste de mens niet langer centraal.
Vb Menswetenschappen worden belangrijker
o Durkheim, … zelfmoord wordt een statistisch gegeven ipv een dramatisch iets
o Freud objectiveerde ons bewustzijn, hij beschouwde ons als pervers, wreed,
egoïstisch, … terwijl men voordien onze ziel, geest als puur en zuiver
beschouwde.
Francis Bacon
Novum Organon
o Organon = logica van Aristotoles, het instrument om tot kennis te komen.
Novum: Bacon zegt een nieuw instrument nodig te hebben, de mens
moet zich lostrekken uit waanideeën geschapen door onze zintuigen,
onze eigen oordelen, onze “grot”
Hij verzette zich tegen autoritas, boekenwijsheid
• Vb: Het is juist want het staat in de Bijbel
Hecht veel belang aan instrumenten en voorzichtige observatie, op die
manier kan men dan zorgvuldig redeneren om tot conclusies te komen.
Zijn methode bestond erin alles in twijfel te trekken. Uiteindelijk concludeert hij dat er
altijd iets is dat twijfelt en dat iets is onze IK. Die IK is dus zeker en vandaar cogito
ergo sum, IK denk dus ik ben.
21
Conclusie: Dit cogito is een idee claire (klaar) en distinct (duidelijk herkenbaar), dit soort
inzichten is waar we naar op zoek moeten gaan. Descartes onderscheid een subject (IK,
denkproces) en objecten. (Kritiek: waarom zou het de IK zijn die twijfelt?)
22
o Uitgebreidheid van objecten:
Kaarsvet kan gekneed worden in allerlei vormen, maar gelijk welke
vorm, het is altijd een vorm, dezelfde substantie.
Conclusie: Subjecten (=cogito) en objecten (=uitgebreidheid van zaken in onze wereld). Hij
verbindt deze zaken via de pijnappelkier (nogal weird)
God is een volmaakt, als dit volmaakte niet bestaat dan is er dus iets dat
volmaakter is. Anders is er immers geen distinctie tussen onvolmaakt
en volmaakt. Dus dat wordt die laatste God en so on …
• = A-priori godsbewijs: zolang God volmaakt is, bestaat hij.
Conclusie: Er is een god. God kan niet het malin genie zijn want dan zou hij onvolmaakt zijn.
Gezien die malin genie wegvalt, kunnen we vertrouwen op ons redeneren. Onze werkelijkheid
is dus gered.
Descartes moest een brug bouwen tussen het object en het subject, die brug is god geworden
die door zijn aanwezigheid de waarheid van ons redeneren waarborgt. Dit Problème du pont is
iets wat bij velen na Descartes terugkomt.
Wanneer de brug verdwijnt, hebben we Dualisme. Descartes creëerde een opdeling tussen
subjecten en objecten:
Geest - Materie
Cultuur - Natuur
Ik - Werelds
Verstand – Lichaam
Individu – Staat
Privaat – Publiek
Deze redenering werd overgenomen door het Rationalisme. Het probleem was echter dat het
A-priori godsbewijs een aantal mankementen heeft. Zo is er geen verklaring voor het feit dat
bestaan beter is dan niet bestaan, volmaakt beter dan onvolmaakt, waarheid dan bedrog, …
dit zijn gewoon vooronderstellingen. Op die manier verdwijnt de brug en kennen we opnieuw
Dualisme. Kant maakte in zijn KRV een nieuw soort brug.
Het Postmodernisme laat die dualistische visie achterwege en probeert objecten en subjecten
opnieuw met elkaar te verweven. Zo is er in de 20e eeuw bijvoorbeeld Husserl Edmund die, in
zijn, Fenomenologie lichamelijkheid als een onderdeel ziet van onze persoonlijkheid.
Vandaar dat een handicap een verschil maakt in onze interactie met anderen. In het Dualisme
zijn deze zaken gescheiden en dus is een handicap geen probleem. Op dezelfde manier
weerspiegelt onze kledij onze “ik”.
23
Hobbes en Locke (~ over politiek)
Hobbes (1588-1679)
Fascinatie voor mathematica, exacte wetenschappen, … hij transfereerde dit naar het
politieke niveau (zijn geïntegreerd denken is een Middeleeuws aspect)
Zijn denken werd sterk beheerst door zijn levenservaringen. Engeland was in die tijd
verdeeld door een burgeroorlog (Glorious Revolution) tussen Cromwell en de Koning
Charles. Het conflict had veel te maken met de verhoudingen tussen adel en burgerij,
tussen monarchie en parlement. Hij was enorm bang voor chaos, anarchie, …
Menselijke natuur =?
o De mens is NIET rationeel maar gedreven door passie. Hij levert voortdurend
strijd om de beste zijn, de machtigste, … Mensen zijn als wolven tegenover
elkaar (Homo homeni lupus)
~ Economie
~ Geïnspireerd door Galileii die de wereld en het zonnestelsel als een
voortdurende beweging zag. Op dezelfde manier is de mens dus ook
steeds in beweging door angst, risico, passie, …
Life is brutal, nasty and short
• Vandaar de nood aan een publiek goed: “Veiligheid”. Het is de
Staat die voor die veiligheid moet zorgen en dat is dan ook haar
enige bestaansreden.
De Staat = Leviathan
o Waarborgt de veiligheid en orde in de samenleving.
o Is krachtdadig, brutaal en radicaal (anomalieën elimineren zonder
terughoudendheid)
o Via Leviathan ontstaat het recht, de afdwingbaarheid van het recht en andere
afspraken. Juridische orde vereist een gezagsstructuur.
24
o Kenmerken sociaal contract:
Staat is een artefact, een creatie
Het contract en individuen stichten de staat
Pactum
• Unionis (Beslissing van burgers om een natie te vormen)
• Subventionis (Mensen onderwerpen zich aan de Staat)
Leviathan laat dus ook geen ruimte voor religie. Hobbes beschouwde de Kerk als een
gezagstructuur binnen de Staat en dus als een gevaar voor de orde. (~heel radicaal)
Radicalisering van zijn denken en negatieve visie van de mens creëert echter een
probleem:
o Het pactum unionis wordt er onmogelijk door. Als mensen toch passioneel zijn
en enkel denken aan eigenbelang, waarom dan een contract tekenen en
respecteren?
o Pactum subventionis: Waarom zou de mens zich onderwerpen aan de staat en
geen wapens achterhouden, hij is immers passioneel en machtswellustig.
25
Locke (1632-1704)
In tegenstelling tot Hobbes had Locke geen negatieve visie over de mens, de
problemen die Hobbes had bij het uitwerken van zijn Leviathan komen bij Locke
daarom ook niet terug.
o Locke gaat ervan uit dat natuurrechten bestaan. Voorbeeld daarvan is het
private eigendomsrecht, iets wat voor Hobbes ondenkbaar was. Ook het recht
op leven, vrijheid, bezit, … is een natuurrecht. Ze vloeien voort uit een
natuurlijke orde.
o Waarom hebben we dan nog een Staat nodig?
Natuurrechten zijn niet afdwingbaar. Ze kunnen niet gehandhaafd
worden indien er geen gezagsstructuur is.
Daarom zullen individuen een sociaal contract afsluiten. Merk op dat
bij Locke er een incentief bestaat om het contract te sluiten, iets wat bij
Hobbes niet zo is.
• Evenals Hobbes gaat Locke ervan uit dat het bestaan van de
Staat tot het ontstaan van een positief recht, een constitutie en
andere structuren leidt.
• Het onderscheid tussen een wereld met en zonder Staat is echter
minder scherp omdat er sowieso een natuurlijke orde aanwezig
is.
o Hij gaat uit van het bestaan van een privaat eigendomsrecht, hoe moet Locke
dit verantwoorden?
26
• Het lichaam vermengt zich met objecten als gevolg van de
“Arbeid”.
o Daardoor transponeert het eigendomsrecht zich naar die
objecten op voorwaarde dat er steeds genoeg overblijft
voor anderen.
Ook Grotius ging ervan uit dat arbeid op zich
niet voldoende was, je moet ook toestemming
hebben van de gemeenschap en je mag niet
verspillen.
• De discussie tussen Locke en Grotius was politiek geïnspireerd.
De Nederlanden en Engeland leverden strijd om de kolonies en
de heerschappij op zee. Grotius vond dat de zee van iedereen
was, er was immers niemand die toestemming kon verlenen.
Locke vond dat, door arbeid, je de zee wel kon opeisen. Op
dezelfde manier verantwoorde hij de expansie van de Britse
kolonies ten koste van de inheemse bevolking. De natives
waren immers niet efficiënt genoeg in hun arbeid en er was toch
nog grond genoeg. De vereiste van efficiëntie wordt door Locke
gesteld omdat de natuur nog steeds bezit is van God. Je moest
er dus goed mee omgaan.
o Discussie stelt zich vandaag ook nog. Wie krijgt
Antarctica, Mars, Maan, … ?
o Volgens Locke zijn theorie was grootgrondbezit echter onmogelijk. Enkel door
arbeid kon men zich een stuk grond toe-eigenen. (gezien grootgrondbezitters
nogal in waren, was dat dus wel een probleem)
Het verdwijnen van de commons leidde tot stroperij en landlopers.
Locke zocht dus een manier om grootgrondbezit te verantwoorden.
o Eerste stap: Privaat bezit mogelijk maken door het als een natuurrecht te
erkennen.
27
• Daarom kan geld gebruikt worden om arbeid te kopen en te
verkopen. Door mensen aan te werven koop je een stuk van hun
arbeid. Hun arbeid wordt dan jouw arbeid zodat jij in feite de
grond kan bezitten.
• Locke gaat dus akkoord met de sterke ongelijkheid in zijn tijd.
De norm wordt dus efficiëntie, wat nog steeds merkbaar in onze
moderne vrije marktstructuur.
• Locke stelde eerder de voorwaarde dat er steeds genoeg moet
overblijven voor anderen. Maar gezien je steeds nog je arbeid
kan verkopen is die voorwaarde eenvoudig te omzeilen. Op die
manier weerspiegelt Locke zijn theorie ook de realiteit,
namelijk één van sterke ongelijkheid.
Valencia kent nog het systeem van waterrechtbanken. Via irrigatiekanalen worden vanuit een
gemeenschappelijk waterbekken, landbouwgronden bevloeit. Elke boer staat op hetzelfde uur
klaar om het water op zijn land te laten. Op die manier is er eens sterke sociale controle om
verspilling tegen te gaan. Eventuele conflicten worden opgelost in de waterrechtbanken, iets
wat afstamt uit de Romeinse en Moorse traditie.
Pregoratief
o Natuurtoestand
o Unanimiteit
o Meerderheid (Regering)
Uitvoerende macht
Wetgevende macht
• Hobbes: beide machten zijn aanwezig in één figuur = leviathan
• Locke: beide machten zijn twee aparte entiteiten
o Er is dus een spanning tussen beide machten.
Uitvoerende macht moet immers dagelijks
beslissen en soms is er geen duidelijke wet
voorhanden. Daarom kan de uitvoerende macht
zijn positie misbruiken. (=probleem in elke
democratie)
o Het is echter de wetgevende macht die de kern van de
Staat vormt volgens Locke.
Revolutie
o Ondenkbaar bij Hobbes
o Mogelijkheid bij Locke
Natuurrechten zijn immers de onderliggende basis. Indien die
geschonden worden, wordt revolutie een optie.
• Argument voor de VS om in opstand te komen tegen Engeland
gezien zij werden uitgebuit.
28
• De regering moet efficiënt regeren, doet zij dit niet dan is
revolutie een optie om wel tot efficiëntie te komen.
• Het volk is echter te lui om in opstand te komen, dus het risico
is volgens Locke beperkt.
o Het idee van een natie, vrijheid, een efficiënte regering...
leidde nadien echter wel tot revoluties in de kolonies en
in Europa.
In de 16e - 17e (wss 17e – 18e ???) werd de gelijkheidsgedachte steeds belangrijker via
het sociale contractsidee. Dit idee werd toegepast tijdens de Franse Revolutie en de
Amerikaanse revolutie. George Washington en de Founding Fathers namen deze
Lockiaanse gedachte op in de Amerikaanse grondwet. De ongelijkheid bleef echter
duren: vrouwen, gehandicapten, zwarten, armen werden allemaal uitgesloten van het
politieke toneel. Zo werd stemmen bijvoorbeeld getaxeerd, zodat enkel
grootgrondbezitters konden stemmen.
David Hume
Was een scepticus. De twijfel van Descartes was puur methodisch bedoeld, Hume
echter twijfelt echt aan alles. Echte kennis over de wereld is volgens hem onbestaande.
Hij gelooft in passie ipv rede: “Reason is but a slave of the passion”
Hume maakt net als zijn tijdsgenoten komaf met de godsbewijzen van Descartes, die
waren ten eerste een aanfluiting van de religie en klopten toch niet. Daardoor komen
we dus opnieuw in een situatie van dualisme terecht, met een scheiding tussen subject
en object.
o Rationalisten geloofden dat de bron van kennis zich in ons hoofd bevindt.
Ideeën worden getoetst door onze perceptie, de rede is dus primair.
o Empiristen zoals Hume en Locke geloofden dat onze geest tabula rasa is. Door
trial-and-error doen we kennis op, uit onze perceptie ontstaat dus kennis.
Vb Hume en biljart: Is er echt causaliteit tussen de beweging van de
ballen? Onmogelijk vast te stellen, onze reële kennis is steeds
voorlopig, het gaat om indrukken.
o Het problème du pont bleef echter steeds een probleem.
Kant (1724-1804)
29
Ging niet akkoord met Hume. Omwille van zijn kennis over fysica, grotendeels
afkomstig van Isaac Newton, ging hij ervan uit dat dat echt wel om kennis ging en niet
om een voorlopige indruk.
30
Volgens Kant is er kennis en is er moraal. De vraag is dan hoe kennis en moraal
mogelijk worden?
o Hij onderscheidt daartoe een aantal categorieën in onze geest die we steeds
projecteren op de werkelijkheid. We kunnen het volgens Kant niet laten om
objecten in tijd en ruimte te situeren, causaliteit te onderscheiden, … Het is een
soort raster, bril waar we de werkelijkheid mee bekijken.
• Is dus ook een oplossing voor het problème du pont omdat hij
het dualisme schrapt.
• Indien het landschap dan slechts een mentale constructie is, hoe
ziet de werkelijkheid (het object) er dan werkelijk uit? Dat
kunnen we volgens Kant niet weten en dus onderscheid hij de
werkelijkheid waarin wij leven van een tweede werkelijkheid
die dan de ware aard van objecten toont.
o Husserl schrapt die tweede werkelijkheid later, onze
perceptie is volgens hem de enige werkelijkheid.
31
• Wat is dan een moreel feit? Wat waarderen we als we iets goed
vinden?
o = De daad zelf omdat we erkenning krijgen van de
gemeenschap?
Moraliteit ligt dus niet in de daad. Het ligt in de
intentie en niet in wat we hopen te bereiken door
de daad te stellen. Hopen een relatie aan te
knopen met de moeder van de peuter en hem
daarom redden is dus geen moreel feit volgens
Kant.
• Hij definieert daarom het Categorisch Imperatief (CI)
o Handelingsregels (Maximes) zijn subjectief of objectief.
Die objectieve maximes deelt hij in als volgt:
Hypothetische (als x dan y)
Categorische (=dringt zich op, vraagt om een
reactie en is dus de moraal waar Kant het over
heeft)
o Als moraal moet steunen op emoties dan hebben we een
probleem want dat is veel te subjectief. Er is dus een
sterkere fundering nodig. De religies waren sterk
versplinterd in zijn tijd en dus boden ook zij geen stevig
fundament ( wel in Middeleeuwen). Moreel moet pijn
doen, je ongelukkig maken want als je er gelukkig door
wordt, dan is dat verdacht in Kant’s ogen. Moreel die je
ongelukkig maakt is er één die zeker en vast moreel is.
• Het Categorisch Imperatief / zedenwet wordt op 3 manieren
geformuleerd:
o Universaliteit
Handel uitsluitend volgens een beweegreden
waarvan je tegelijk wilt dat zij een algemene wet
wordt.
Alle handelingen die niet universaliseerbaar zijn,
zijn niet moreel.
• Er is een logische contradictie in ons
handelen. Beloftes zijn enkel waardevol
omdat velen zich eraan houden, indien
dat niet zo was, zou een belofte
waardeloos zijn. Zo berust liegen dus op
het bestaan van waarheid, liegen in een
wereld vol liegen is niet langer nuttig.
• Link met “Golden rule” uit religie: doe
anderen niet aan, wat je niet wil
aangedaan worden. ~ asymmetrisch
denken
o Mens
Handel zo dat je de mensheid, jou en anderen,
steeds als doel gebruikt en niet louter als middel.
• Louter toont aan dat Kant niet naïef is,
men gebruikt mensen ook als middel.
32
Respect in omgang met anderen
• Vb HRM moet meer dienen dan enkel een
hogere productiviteit.
• Vb zelfmoord is het niet respecteren van
jezelf.
• Je moet de mens in zijn natuur, uniciteit
respecteren als ene redelijk wezen.
• ~ Verklaring van de rechten van de mens
o Wet
Handel zo dat je “wil” (de wil van een redelijk
wezen) door zijn beweegreden tegelijk kan
beschouwen een algemene wetgever. De
wetgever van de universele wet waaraan je je
onderwerpt.
• Terug universaliteit, soort combo van
vorige 2 formuleringen.
• Vb: Zou mijn handelen
universaliseerbaar zijn? Ja = goed bezig
Er is sprake van een universele moraal, die geldt in alle tijds -en
ruimteaspecten. Vb: de rede
33
Grafsteen Kant: “Sterrenhemel boven mij, zedenwet in mij”. Eerste deel verwijst naar
het universele, tweede element verwijst naar het categorisch imperatief. Kant’s geloof
in universaliteit, kosmopolitisme toont aan dat hij zeer vooruitstrevend was.
Kosmopolitisme komt tot uiting in voorgaande punten:
o Er is kennis
o Onze visie is een raster waardoor we de wereld zien
o Objectiviteit in de moraal is mogelijk, er zijn universele regels.
o Kosmopolitisme te begrijpen als “deel uitmaken van een groter iets”
Hij vond de fundering in de rede. Dat komt tot uiting in zijn uitwerking
van het categorisch imperatief. Moraal doet pijn, zorgt ervoor dat we
onze waardigheid tonen, …
34
Bentham
Deontologisch vs Consequentionalistisch
35
• Vb oorlog vroeger = direct, tegenwoordig = indirect, je staat
meestal ver van het doelwit.
• Supererogatory behaviour: Gedrag waarbij mensen boven
zichzelf uitstijgen, iets doen wat eigenlijk niet van hen verwacht
wordt. Er is een soort heldendom in de moraliteit, een vorm van
opoffering, vb zelf springen.
o Het blijkt dus dat deontologische ethiek een weerspiegeling is van onze
realiteit. Er zijn wel degelijk universele regels waar we allemaal rekening mee
houden.
De affaire van de Ford Pinto lekte uit in de pers. Het publiek was
gechoqueerd. Men mag niet met mensenlevens rekenen op een
statistische manier.
• Overheden doen dit nochtans constant wanneer ze hun budget
verdelen: kies je voor verkeersveiligheid, betere bescherming
van soldaten, beter juridisch apparaat?
o Je moet steeds opofferen en afwegingen maken
o Het verschil zit hem erin dat de situatie ex ante en ex
post totaal verschillend is.
Ex ante is het logisch om afwegingen te maken
en te zeggen beter 1 dan 5 doden.
Ex post lijkt dat heel erg cynisch
Dergelijke feiten worden in het collectief geheugen geplaatst. Bedrijven
passen heel erg op om niet dezelfde fout te maken omdat men weet dat
het publiek hier zwaar aan tilt.
• Daarom zal men vandaag veel vaker wagens terugroepen, zelf
al is het merendeel in orde.
• Dat is deels uit consequentionalisme = rekening houden met de
gevolgen qua reputatie, maar ook omdat een bedrijf uit mensen
bestaat, die hebben ook principes.
36
o Deontologie (goede daad zonder resultaat =ok) botst ook constant met
consequentionalisme (goede daad zonder resultaat = niet ok), we maken
dagelijks dergelijke afwegingen en hebben het er vaak lastig mee.
Jongens blijken meer naar consequentionalisme te neigen, meisjes
eerder naar deontologisme, hoewel ze beide wel de mix maken.
Economische theorie
Nut maximaliseren?
o Hedonistisch
(pleasure – pain) doen
psychologisch dus
• Kritiek: Sommige zaken doen dan wel pijn, maar vinden we
toch leuk
o Vb parachutespringen en in boom/rivier belanden
• We vinden dergelijke ervaringen gewoon enorm interessant
o Liefde kan pijn doen, toch verkiezen we liefde boven
prostitutie.
37
Discussie rond happy-feeling pillen in rusthuizen
• Er is consensus dat we pijn moeten wegnemen, maar de vraag
of we ook iemand gelukkig mogen maken is wat delicater.
o Zonder die pillen komen ze vaak terecht in een
depressie, maar toch …
• Op individueel niveau botst er dus iets met het utilitarisme, het
weerspiegelt niet steeds onze realiteit.
38
Over ethiek
Ethiek is:
o Tijdsgebonden
o Themagebonden
Ontologie
Epistemologie
Politiek
…
o Griekse “Ethos”
Later vertaald naar Moralis (Moraal)
• Moraal en ethiek werden door Weber echter gescheiden.
o Moraal is volgens hem de verzameling van waarden en
normen op een bepaald tijdstip en een bepaalde plaats.
Het gaat hem dus om de regels die het samenleven
mogelijk maken.
o Ethiek heeft betrekking op de mensen die nadenken over
moraal, ethiek slaat dus op het denkproces.
Wetten zijn de veruitwendiging van bestaande regels, maar zijn daarom nog niet
identiek aan moraal. Moraal is immers, hoewel beperkt, individueel bepaald. Er
kunnen dus tegenstrijdigheden zijn.
39
Ethiek door de eeuwen heen
Grieken
o Socrates
Het ondergraven van de wet (Solon had de wetten neergepend) = het
ondergraven van de moraliteit. Wetten zijn de neergeschreven moraal
en verhinderen chaos.
o Aristotoles
Ethiek gaat over de vraag naar wat een goed mens is en wat een goede
burger is?
• Leidt tot het ontstaan van politieke filosofie (burgers zijn lid
van de staat)
o Deze politieke discussie bevond zich tussen wet en
moraal. Door de politiek kon moraal in een wet worden
vertaald. Dergelijke filosofie werd echter pas in de
moderniteit sterk ontwikkeld.
• De vraag naar een goed mens gaat over moraliteit, mensen zijn
lid van een gemeenschap immers.
Ethica Nicomachea
• Gaat over deugden, het “juiste midden” zoeken.
Middeleeuwen
o Ethiek wordt bepaald door de theologische ruimte
Moderniteit
o Religie wordt niet langer als een fundament voor moraal aanzien
o Er ontstaat een universele ethiek
Het probleem van relativisme keert terug. De universele ethiek probeert
te ontsnappen aan het relativisme.
• Sofisten vonden dat ethiek werd bepaald door de machtshebbers
en dus normatief kon worden bekeken.
o Zo was er in de Griekse cultuur absoluut geen probleem
met het hebben van slaven, het bestempelen van
buitenlanders als barbaren, … (Indien normen en
waarden persoonlijk en cultureel relatief zijn, dus
normatief, dan is dat soms nogal problematisch).
o Universele ethiek heeft daar dus wel een probleem mee.
Kosmopolitisme en gelijkheidsideeën zijn in opgang.
Functionele differentiatie
40
• = functioneel differentiatieprobleem
o Vb: verschillende functies binnen het bedrijf. De
normen liggen vast in de functiebeschrijving, deze kan
echter botsen met onszelf. (Goed ons werk doen of het
goede doen?)
Bedrijfsethiek behandelt deze tegenstelling, een tegenstelling die ons in
de war brengt.
• Hoe behoudt je een geheel (je integriteit)? Er zijn een aantal
grenzen : principes die je behoudt in alle rollen en die dus de
basis vormen van jezelf.
• Vb CFO Enron vervulde in de gemeenschap perfect zijn rol,
maar deed dat niet in zijn functie. Hij had echter ook geen enkel
incentief om dat te doen.
• Kwaliteitscontrole van 2 ingenieurs is negatief; de chef verkiest
het rapport te negeren en vraagt hen de constructie toch goed te
keuren. Hij zorgt er wel voor dat de overheid op een andere
plaats controleert na de aflevering. 1 ingenieur weigert te
tekenen en stapt naar de media, na zijn ontslag. Hij wordt
gebrandmerkt door zijn collega’s die het normaal vinden om
zoiets toch te tekenen.
• Financiële crisis ~ bonussysteem.
41
producten hun winst, dan zal in een competitieve markt, via de invisible
hand een pareto-optimaal evenwicht worden bereikt.
Realiteit tot de 20e eeuw bestond er echter uit dat de politiek economie controleerde.
Economie werd als bedreigend aanzien, koopman had een negatieve connotatie, … zij
kochten bijvoorbeeld aflaten bij de Kerk om op die manier hun ziel te redden, die in
principe al verloren was omdat ze koopman waren.
o Adam Smith zorgde dus voor een omschakeling in ons denken over economie
(omschakeling kwam geleidelijk weliswaar)
Benjamin Franklin creëerde een link tussen economisch succes en het
uitverkoren door god zijn. Op die manier kreeg economie een zekere
glorie, werd een stimulans gegeven om ijverig en ondernemend te zijn.
Een self-made man zoals Franklin was een voorbeeld van dergelijke
mensen. In deze visie zijn het de armen die door god worden
verworpen en niet de economische agenten.
• Voor Weber is die link de wortel van het kapitalisme.
42
Selfinterest drijft de mens, maar kan escaleren in greed. De
competitieve markt is de institutie die de selfinterest limiteerd waardoor
greed onmogelijk wordt.
• Voorbeelden van greed waren de Engelse grootgrondbezitters
die monopolies hadden op het graan, staatsmonopolies, … Zij
claimen alle meerwaarden ten koste van de gemeenschap.
• Greed is een te ver doorgedreven vorm van selfinterest waarin
alles opgeofferd kan worden. De harmonie tussen common -en
selfinterest wordt dan verstoord.
Werking van competieve markt komt ook voor op politiek niveau:
• Antitrust-commissie van de EU
• Limiet op ontslagvergoedingen, lonen
• Controle over financiële markten
o 1648: Vrede van Westfalen, op het einde van de 30-jarige oorlog erkent men
de soevereiniteit van staten. Allereerst een externe vorm van soevereiniteit:
nationale grenzen en het recht die te verdedigen. Daarnaast een interne
soevereiniteit, namelijk de mogelijkheid om belastingen te heffen, wetten te
maken, … centraal bestuur vervangt het feodalisme.
o Privaat bezit volgens Locke:
Lichaam en grond krijgen een sacraal karakter. Grond maakt immers
deel uit van onze identiteit. Dit kan geïnterpreteerd worden als
soevereiniteit. Extreme republikeinen vinden bijvoorbeeld dat een Staat
die belastingen heft een dief is. Het is dan ook een moral duty om
belastingen te ontduiken.
o Ontstaan van vrije marktstructuren en politieke steun hiervoor leiden samen
met het idee van privaat bezit tot een liberale stroming in Europa. Die
stromingen komen tot uiting in de tragedy of the commons. Privatiseren is een
oplossing die rechtsliberalen voorstellen; gemeenschappelijk bezit was de
gangbare stroming (links karakter). Kant is dus een links-liberaal. (=> Linkse
visie in een liberale samenleving, niet opvatten als liberaal zoals de VLD ofzo)
43
Coöperatief Niet-coöperatief
Coöperatief 3; 3 0;5
Niet-coöperatief 5;0 1;1
44
• Berty Feldstein (overlevende WO I)
o Geallieerde en Duitse soldaten vierden samen kerstmis,
schoten met opzet op dezelfde plaats om te laten merken
dat ze wel kunnen raken, maar het niet willen. Artillerie
volgde een vast patroon zodat er weinig slachtoffers
vielen
Generaals lieten troepen sneller roteren en
voerden bajonetaanvallen uit. Op die manier was
er geen kans tot coöperatief gedrag en het aantal
slachtoffers zorgde voor een toenemende haat.
Dit toont echter aan hoe graag mensen
samenwerken.
Collective action problems”
o Er zijn freeriders
45
• Het volgen van eigenbelangen is self-defeating
o Daarom zijn er maatschappelijke
ondersteuningsmechanismen die coöperatief gedrag
trachten te bekomen zoals vertrouwen in regering,
mensen, …
Komt voor op alle niveau’s, vb internationale
verdragen etc
o Kant noemt dit een plichtsgevoel, Smith noemt dit
sympathy, zijn invisible hand is immers ook een
oplossing voor dit probleem.
Het leidt ertoe dat we ons collectief gaan
gedragen. Dergelijk gedrag wordt cultureel
bepaald en dus vaak geïnternaliseerd via
socialisatie. Vb afval opruimen omdat het nu
eenmaal zo hoort.
o Dergelijke problemen komen ook voor in bedrijven
Beloningssystemen zijn op individuele prestaties gebaseerd, terwijl het
werk collectief moet verlopen, HR biedt dus verkeerde incentieven.
• Dat leidt tot een zeker spanningsveld waardoor men
bijvoorbeeld informatie achterhoudt, zelf met de eer gaat lopen,
…
o Coöperatieve banken doorstonden de financiële crisis
beter omdat ze dergelijke problemen in trachten te
vermijden. Zo is Rabobank niet beursgenoteerd om op
die manier korte termijnobjectieven zoals snelle returns
met veel risico te vermijden.
o Jonge technologiebedrijven in Silicon Valley zijn
eveneens sterk coöperatief geïnspireerd.
Marx (1818-1883)
Marx’s achtergrond
o Vluchtte uit Pruisen naar liberale bastions zoals Brussel en Londen
Werd geïnspireerd door:
• Duitse Idealisme
• Engelse politieke filosofie
• Franse Utopisten
46
o Duitse Idealisme
Filosofie met Hegel en Feuerbach als belangrijke figuren.
• Hegel had het over een logica in de geschiedenis
o Er is these, antithese en uiteindelijk synthese
Der geist in de geschiedenis zorgt ervoor dat
mensen zich steeds meer in de richting van totale
vrijheid ontwikkelen.
• Zo evolueerden we van despotisme;
polis; theocratie; feudalisme;
aristocraten; burgerij naar democratie
omwille van een machtsstrijd tussen de
verschillende groepen in de samenleving.
47
De Kerk kampte indertijd trouwens met
hetzelfde probleem. Moest ze er zijn voor de
massa of voor de elite?
• De massa was in die tijd onbetekenend.
Men was echter bang voor populisme en
de destructieve kracht van een irrationele
massa. In de 19e eeuw rezen hierover
echter vragen binnen de Kerk en met
Rerum Novarum werd beslist dat de Kerk
er was voor allen, inclusief de armen.
o Marx onderscheidt een 2e mechanisme van
vervreemding, namelijk arbeid
Kapitalisme is problematisch voor Marx. Waarde
ontstaat volgens hem door productie (=arbeid) en
niet door de werking van vraag -en
aanbodpreferenties. Dit is de Arbeidswaardeleer.
Arbeid is een cruciale productiefactor. In het
kapitalisme is winst echter gebaseerd op het
wegnemen van arbeidswaarde.
De winstmarge is immers de arbeidswaarde die
niet wordt uitgekeerd aan de arbeiders waardoor
deze vervreemd worden van hun product. Ook de
specialisatie creëert een vorm van vervreemding.
Arbeid verleent ons echter een eigenwaarde,
bepaalt onze identiteit en die wordt dus mee
weggenomen in het kapitalisme.
o Franse Utopisten
Fourier / Saint-Simon / Zola
• Auteurs die de ellende aanklaagden in de kunst, vaak vanuit een
religieuze achtergrond. Zij waren echter filosofisch.
o Marx vond dat er geen filosofie nodig was, maar directe
en krachtige actie.
De Internationale ontstaat vanuit dit idee van
sociale strijd.
• Lange tijd is nationalisatie van bedrijven
het doel van het socialisme geweest.
Gaudin
• Industrieel die doordrongen is van het socialisme, hij richt
coöperatieve bedrijven op die kachels produceren.
48
Na Marx
o Probleem: de revolutie kwam er niet
Neo-marxisten vroegen zich af waarom ze er niet kwam.
• In een self-interest context is het ondenkbaar dat de revolutie er
komt. Alleen revolteren heeft immers geen nut en collectieve
revolutie is onmogelijk omdat iedereen wacht op elkaar.
o Praktijk toont echter aan dat mensen vaak collectief
handelen en dus is dit geen voldoende verklaring.
• De dictatuur van het proletariaat is niet geslaagd, maar ook dit
is geen verklaring
• In de realiteit is de situatie van het proletariaat niet continu
verslechterd.
o De arbeidsduur ging omlaag, meer vakantiedagen,
sociale zekerheid, werkloosheidsuitkeringen, koopkracht
verbeterde,…
o De sociale strijd zorgde dus voor een verbetering van de
situatie, iets waar Marx geen rekening mee had
gehouden.
Kapitalisten waren immers niet blind, vanuit hun
eigenbelang was het beter de situatie te
verbeteren dan een revolutie te riskeren. Marx
had niet verwacht dat zij hun houding zouden
aanpassen.
• Baron Bekaert haalde zijn arbeiders uit
cafés en plaatste hen in de kerk om hun
ziel te redden.
• Ford gaf zijn arbeiders een veel hoger
loon. Omdat zijn arbeiders voornamelijk
immigranten waren, was de helft constant
afwezig vanwege religieuze feestdagen.
Door een hoger loon te bieden,
disciplineerde hij hen en trok hij de beste
arbeiders aan. Ook hun koopkracht steeg
hierdoor waardoor ze Ford’s eigen
producten konden aanschaffen.
• Hij controleerde zijn arbeiders thuis, gaf
hen desnoods een nieuwe woning, leerde
hen Engels aan op de “Ford grammar
school”, kledingvoorschriften, tips voor
een gezond ontbijt, …
o Zijn redenering was door en door
kapitalistisch, maar verhinderde
echter tegelijkertijd de revolutie
van Marx.
49
Twee neomarxistische scholen:
• Hun conclusie was dat de onderdrukking nu veel subtieler
gebeurt dan voorheen. De bloemen van de ketenen zijn
veranderd.
o Media heeft religie vervangen.
o De rechten die aan arbeiders zijn toegekend, alle sociale
verbeteringen creëren een illusie.
o Wetenschap speelt hier ook een belangrijke rol in:
gegeven de recessie, globalisering, … is een stijging van
het loon onmogelijk want …
Boek gaat rechtvaardigheid, fairness. Hij vraagt zich af wat de basisstructuren van een
samenleving moeten zijn opdat die rechtvaardig zou zijn => The just society
o Sterke link met het sociale contractsidee
o Sterke link ook met het rechtvaardigheidsidee van Aristotoles, …
o Zijn boek biedt een fundering voor de welvaartsstaat, hij beschouwde de
samenleving in die tijd immers als een welvaartsstaat, zijnde een staat die
gelijke startkansen biedt.
Right to a fair go
Equality of opportunity
• De vraag is dan hoe ver die gelijkheid moet worden
doorgedreven.
50
In de liberale samenleving kunnen mensen zelf kiezen hoe hun leven
eruit ziet. De Staat moeit zich niet, haar taak is het geven van gelijke
startkansen.
o Gelijkheidsidee
’60: Johnson L. start de “war on poverty” in de VS
Vraag: Hoe werk je de ongelijkheid in een Staat weg en hoe ver ga je daarin?
o Als gevolg van die gelijkheidsidee paste een monarchie niet langer in de
liberale samenleving => Frankrijk, VS werden een republiek (dit gebeurde wel
voor Rawls). Het wegwerken van de ongelijkheid moest gebeuren via een
“difference -of maximinprincipe”.
o Hierbij wordt het minimum gemaximaliseerd, men kiest dus voor (5,5,4)
10 7 1
8 8 3
5 5 4
Dit idee botst dus met het utilitarisme, dit probeert het totale nut te
maximaliseren. Men kiest dus voor (8,8,3)
51
o Veil of ignorance (je weet niet welke positie jij bekleedt in de samenleving of
wat je kunt bereiken, daarom gaat Rawls ervan uit dat je steeds voor de
mediane oplossing kiest en niet voor de extremen. (ABC-driehoek)
52
Wat is er dan noodzakelijk in de Staat?
• Rawls: primary goods en basic liberties
• Aangeboren talenten
Vb Handicap, verstand
53
o Nozick heeft kritiek op Rawls wanneer het op de correctie van talenten
aankomt.
1974 “Anarchy state and utopia”
• Vb van Wilt Chamberlain (basketspeler)
o Stel een rechtvaardige verdeling van
4 4 4 4 4
54
Jaren ‘20 en ’30 worden gekenmerkt door het ontstaan van een groot aantal
filosofische stromingen zoals fenomologie, maar ook
o Wiener Kreis
Carnip
Witgenstein I
• Taalfilosoof
• Schrijft Tractatus in de loopgraaf waarin hij radicaal afrekent
met bepaalde vormen van spreken: “Waar men niet over kan
spreken, moet men over zwijgen”
o Taal moet wetenschappelijk zijn, dat is immers het enige
waarover men met zekerheid kan spreken.
Witgenstein II was minder radicaal, hechte veel meer belang aan de
sociale structuren die taal ondersteunen.
• Individuele taal bestaat niet, de betekenis van een taal wordt
gecreëerd door sociale structuren. Daarom kan men taal geen
vast fundament geven, ze is afhankelijk van perceptie, kennis,
…
• Witgenstein II = Witgenstein I (gewoon wat ouder geworden)
Wijsbegeerte en Economie
Populatiedynamiek
o Er zijn 3 fases
Niet-ontwikkelde economie
• Hoog geboorte –en sterftecijfer
• Stationaire bevolking
Transitiefase
• Sterftecijfer daalt snel, vooral de kindersterfte
• De elementaire behoeften worden immers gemakkelijker
voldaan (voeding, warmte, huis)
• De populatie neemt dus toe
55
Ontwikkelde economie
• Geboortecijfer neemt af, kinderen zijn niet langer een bron van
inkomsten maar een investering geworden. Een zinvolle
investering omdat ze langer blijven leven.
• Het geboortecijfer neemt vooral af omdat de scholingsgraad
toeneemt, de gezinsstructuur wijzigt hierdoor.
HDI
o Welvaart meten adhv BNP/capita ; scholingsgraad en levensverwachting
o Kan uitgebreid worden met andere parameters
o Basis geleverd door Sen
o Beginperiode economische groei wordt gekenmerkt door een sterke stijging
qua HDI.
o Wanneer de transitiefase voorbij is, is slechts een beperkte stijging in de HDI
mogelijk.
o 1870: Europa was erger dan Afrika vandaag
o 1913: Alles behalve Westerse landen (ook VS) was een regelrechte ramp
o Azië nam een grote sprong voorwaards
o Afrika is een ramp
o Standaarddeviatie in HDI is gedaald, landen convergeren dus naar een gelijke
HDI, met verschillende welvaart weliswaar.
Productiviteit
o “Montgomery Ward Catalogue” = postorderbedrijf VS
o Hoe lang moet je werken om een goed te kopen? Vandaag de dag 35 keer
minder lang => onze productiviteit is met factor 35 toegenomen.
Staat
o Omvang van de economie is toegenomen, evenals de omvang van de Staat.
Deze levert immers ondersteunende diensten aan de economie zoals
administratie, infrastructuur, …
Kleine westerse landen => Staat gebruikt 40% à 50% van het BNP
Grote westerse landen => Staat gebruikt 30% à 40% van het BNP
Idee van deregulering en afslanken van de Staat is dus puur theorie
• Sociale zekerheid en transfers nemen steeds toe
56
Impact van economische groei op individuen
o World Value Survey
Meet waardestructuren
Bevat 2 assen
• Religie - seculiere samenleving
• Individueel - groepsgerichte samenleving
Andere parameters worden dan gelinkt met deze assen
o Globale trend:
Samenlevingen worden meer en meer individueel en seculier, er is ook
een link met de economische evolutie in dit geval, namelijk het hebben
van keuze (seculier en individueel) tegenover tekorten (groep en
religie)
57
Uit studies van Inglehart (World Value Survey) blijkt dat samenlevingen evolueren
naar een seculiere en op zelfexpressie gerichte maatschappij. Dit heeft een aantal
gevolgen:
o Qua arbeid
Vroeger: Arbeidsmoraal van Max Weber. Werken is noodzakelijk, het
is een plicht. Het type werk is totaal onbelangrijk, je moet gewoon
werken?
Nu wordt er veel meer belang gehecht aan het type werk (je ontleent er
deels je status en identiteit aan => A. Smith / Kant) en de
werkomgeving waarin je functioneert.
• Dit kadert in een evolutie van werken om te overleven, naar
werken in een omgeving van overvloed. In die laatste omgeving
is het mogelijk om zelfexpressie in je werk te leggen.
o Qua maatschappij
Evolutie van Gemeinschaft naar een gesellschaft
Toename qua complexiteit
Gemeinschaft Gesellschaft
Dorp Stad
Landbouweconomie (Post) industrieel
Face-to-face communicatie, grote Indirecte communicatie
betrokkenheid in de samenleving
Informele waarden en normen Formele wetten
Religie en staat gaan samen Religie en staat zijn gescheiden
Clans Individuen en individuele rechten
Afkomst en positie spelen een rol Verdienste speelt een rol
58
o De vraag naar het “Goede leven” wordt beïnvloedt door 2 evoluties, deze staan
in nauw verband met de economische evolutie.
Aristotoles = Eudaimonia
• Een gelukkig mens is een evenwichtige, matig mens
• Brede interpretatie
o Geluk wordt bepaald door de positie van je ouders, het
type staat waarin je leeft, je prestige en inkomen, fysieke
toestand, sociale relaties, …
Veel van die zaken vinden wij nu nog intuïtief
een factor voor geluk
Economie wordt bij Aristotoles verondersteld die
sociale relaties te ondersteunen (voorbeeld van
gift vs markt). Objecten en het verzamelen van
rijkdom spelen een veel kleinere rol in het
bereiken van geluk.
• De modernistische samenleving lijdt in
die zin aan een beschavingsziekte. De
overvloed leidde ertoe dat wij veel (mss
teveel) belang hechten aan objecten, uit
studies blijkt nochtans dat de criteria van
Aristotoles en vooral sociale relaties ons
geluk bepalen.
Evolutie 1 (Samenleving)
• Klassieke wereld: alles past in kosmische orde
• Middeleeuwen: alles past in de Visio Dei (ook kosmisch
feitelijk)
• Moderniteit: versplintering van de morele orde, de discussie
wordt openlijk gevoerd. Men hecht meer belang aan het
individu, iedereen kiest voor zichzelf welk leven hij leidt en wat
hem gelukkig maakt.
o De vraag naar wat een gelukkig mens is, waardoor de
eudaimonia bereikt wordt stelt zich dus opnieuw omdat
de antwoorden uit de vorige 2 culturele fases niet langer
gelden.
o Waar haalt men nu erkenning uit?
Vroeger zat die ingebakken in de sociale
structuur, in een moderne samenleving is die
sociale structuur echter versplinterd.
• Vb gift vs markt
Evolutie 2 (Subsistentie naar overvloed)
• Vroeger heerste er schaarste, de samenleving richtte zich op
overleven (subsistentie). Geluk kon men dus niet halen uit bezit,
maar eerder uit zijn positie in de samenleving, de erkenning die
men genoot in zijn dorp, …
59
• De moderne en postmoderne samenleving wordt echter
gekenmerkt door overvloed. De individualisering en
toenemende gelijkheid van de mens leiden ertoe dat sociale
positie en dergelijke niet langer een bron van erkenning vormen
(niet 100% maar in elk geval minder dan voorheen).
o De focus verlegt zich nu wel naar objecten.
Objecten krijgen (vb door reclame, Bond-films)
een symbolische waarde. Ze drukken onze
positie, ons vermogen, onze eigenheid uit. Op
die manier kunnen wij ons onderscheiden van
andere mensen.
• De toenemende productdiversiteit is er
omdat wij die nu eenmaal vragen.
• Zo is voedsel niet langer een kwestie van
overleven, maar een kwestie van ethiek
(bio), stijl, smaak, rijkdom, …
• Layard toont echter aan dat inkomen en dus objecten geen
100% verklaring bieden voor geluk
o In een samenleving van schaarste staat een toename qua
inkomen = aan een sterke stijging qua happiness. De
invulling van elementaire behoeftes heeft immers enorm
grote gevolgen.
o In een samenleving van overvloed leidt een toename van
het inkomen niet langer tot een toename qua happiness.
Die bereikt een saturatieniveau. Een absolute
verandering doet er niet langer toe, wat wel belangrijk
wordt is onze relatieve inkomenspositie. (Verdien ik
meer of minder dan anderen?)
o Verder blijkt dat inkomensverlies (vb 33%) slechts leidt
tot een relatief kleinere afname qua happiness, andere
factoren zoals werkloosheid, familie en gezondheid
hebben een veel grotere impact.
Zo worden we happier door religie, vertrouwen,
goede overheid, familie, gezin, …
• Je kunt dit in verband brengen met de
ontvreemding in de moderne
samenleving. Mensen voelen zich
ontheemd, verloren. Groepsstructuren
kunnen dan een gevoel van
geborgenheid, van identiteit bieden en
ons helpen onszelf te plaatsen in de
samenleving.
• Ook verband met theorie rond
roldifferentiatie => mensen kunnen door
het grote aantal rollen zichzelf niet langer
definiëren, groepstructuren en een
gemeenschappelijke identiteit bieden dan
extra houvast.
60
Herhaling evoluties
o -500 => ontstaan filosofie
o 1500 => Moderniteit
o 2000 => Postmoderniteit? In elk geval een verandering in cultuur en
samenleving door de sterke economische groei.
5. POSTMODERNITEIT
Cultuur is steeds sterk repetitief totdat er een wijziging optreedt op het vlak van
communicatiemiddelen of samenlevingsverbanden, dan komen we in een cultuurversnelling
terecht. Sommigen beweren dat we vandaag dergelijke cultuurversnelling meemaken en dat er
dus een breekpunt ontstaat met het modernisme.
Tijdense de Klassieke periode en Middeleeuwen werd natuur niet als een object
aanzien.
o De entzauberung tijdens de Moderniteit leidt er echter toe dat natuur wel als
een object wordt aanzien. De mens stelt zichzelf centraal (antropocentrisme) en
daarmee ook boven de natuur. De natuur is er om onderworpen te worden aan
de mens => ontstaan van milieuproblemen
Vandaag de dag merken we echter een tegenreactie. Wetenschap wordt
tegenwoordig soms als bedreigend opgevat en niet langer de hemel in
geprezen. De dominantie van de wetenschap wordt opnieuw
doorbroken.
• Proces gaat gepaard met een hertovering van de wereld.
o vb Treehuggers
o vb Menselijk lichaam wordt niet langer als enkel een
object beschouwd. Oosterse filosofie over ziel en
lichaam, massages, … tonen aan dat mensen het lichaam
opnieuw als iets sacraal beschouwen.
o Het uitsterven van diersoorten is in een modernistische
visie geen probleem. Immers de mens staat centraal, niet
de natuur. Nochtans blijken we vandaag de dag sterk
emotioneel betrokken te zijn bij deze problematiek. Daar
zit geen logica achter, maar een recent fenomeen => wij
identificeren ons met die dieren.
o Deze evoluties zijn tekenen van de postmoderniteit. Het
is duidelijk dat we breken met de heersende opvattingen
uit de Moderniteit.
61