Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Organisaties Begrijpen
Samenvatting Organisaties Begrijpen
Raakvlakken
Inleiding
• Sociologie (organisaties en toegepaste sociologische vraagstukken)
Waarom ‘organisatiebewust werken’ en ‘organisaties begrijpen’? • Psychologie (mensen, groepen, organisatie/bedrijfspsychologie)
Organisatiebewust werken: waarom? • Agogiek (sociale interventies)
• Antropologie (cultuur, diversiteit)
Organisaties beïnvloeden het werk van sociaal werkers • Recht (wettelijk kader)
• Economie (managementmodellen, samenspel people planet profit)
inzicht in eigen organisatie is voorwaarde om eigen plaats en bevoegdheden • Geschiedenis (politieke en sociale context uit verleden)
te begrijpen • Organisatietheorieën (systeemdenken)
• Filosofie (ethiek, maatschappijkritiek)
Sociaal werkers beïnvloeden organisaties
• Politiek en beleid (bestuurskunde, politieke context, …)
vaardigheden nodig om organisatiedoelstellingen te kunnen realiseren
Stromingen in kijken naar organisaties
=> leren kijken naar organisaties!!!!
• Organisaties zijn er altijd geweest
• morfologie +
• Organisatieleer (het bestuderen van het gedrag van organisaties, de factoren
processen + context
die dit gedrag veroorzaken en hoe deze organisaties het meest doeltreffend
Sociaal werker werkt vanuit bestuurd kunnen worden) is echter een vrij nieuwe wetenschap
organisaties met doelgroepen en is
• Ontstaan ervan loopt gelijk met moderniteit
gedreven door maatschappelijke
thema’s • Voor 1800: ambachten en gilden
“Organisations are social units (or human groupings) deliberately constructed and • Stoommachine breng kentering teweeg in arbeid
reconstructed to seek specific goals” • Ontstaan van bedrijven
• Vanaf het einde van de 19e eeuw : aandacht voor organisatiekunde
“Organisaties zijn doelgerichte samenwerkingsverbanden van mensen” en theorieën hierover. Deze zijn in 4 stromingen te delen.
• Scientific management
• Human relations benadering
1
• Revisionisme Hawthorne experimenten : belang van sociale aspecten. Door ook aandacht te
• Open systeem model schenken aan de sociale verhoudingen binnen de organisatie kon meer succes
1. Scientific management behaald worden.
Eind 19e eeuw tot 1935 • Groeiende aandacht voor de ‘sociale mens’: humanistische perspectief
Op een wetenschappelijke wijze vorm geven aan (het aansturen van) bedrijfsprocessen • Organisaties waren in deze periode nog gesloten systemen.
Taylor als belangrijkste exponent van deze stroming. schaarste nog groot was op de economische markt.
• Streven naar efficiency stond voorop. Focus: impact van sociale context
• De lopende band werd in deze periode uitgevonden
• de mens werd een verlengstuk van de machine. 3. Revisionisme
• mens is een rationeel wezen was die alleen gemotiveerd werd van
geldprikkels. De jaren ’60, O.a. D. McGregor
Focus: efficiëntie, arbeidsdeling, command & control, processen ontwerpen Probeerde het scientific management en de human-relations benadering te combineren.
Fayol gebruikte de general management theory: • Van economische en sociale behoeften naar ontplooingsbehoefte (A.
Maslow)
• prévoir (vooruitzien = plannen) • Taakverrijking en motivatie staan centraal
• organiser (organiseren) • Medewerkers: van kostenpost naar “menselijk kapitaal”
• commander (opdrachten geven)
• coordonner (afstemmen, coördineren) Systeemdenken => Medezeggenschap en delegatie
• contrôler (controleren)
Focus: behoeften & motivatie
Weber : de bureaucratische organisatie
4. Open-systeem model
• functievervulling onafhankelijk moet zijn, mensen op hun kennis en • De jaren ’80 (in ontwikkeling sinds jaren ’60)
vaardigheden een functie krijgen (geen vriendjespolitiek) • de organisatie als een systeem dat zonder de omgeving niet kan functioneren. Tussen
• eenheid-van-bevelprincipe. Iedere werknemer heeft maar 1 baas, en niet omgeving en de organisatie vindt interactie plaats, omdat de organisatie een systeem
meerdere. is.
• Formalisering van regels: leidt tot administratie, maar ook gelijkvormigheid • Stijgend belang van technologie en globalisering
• Meer samenwerking
Focus: efficiëntie, arbeidsdling, command en control, processen ontwerpen
Focus: strategie, samenwerking, leren ontwikkelen
2. Human relations benadering
En nu…?
De periode van circa 1935 tot circa 1955
• Welzijn op het werk
2
• Belang van communicatie Kenmerken van levende systemen
• “war for talent”: verpleegkundigen, ICT, … • levende systemen zijn gericht op overleven
• elk systeem is deel van een groter geheel
• Meer en meer aandacht voor duurzaamheid • elk systeem leeft door permanente uitwisseling
• de delen van het systeem staan ten dienste van het geheel
• Duurzame economie én duurzame loopbanen
• het geheel is meer dan de som der delen
• VUCA-omgeving (Volatile, uncertain, complex, ambiguous) • in de delen tonen zich de eigenschappen van het geheel
• levende systemen kennen zelfregulering
• Nood aan flexibilisering • een levend systeem kent een dynamisch evenwicht tussen behoud en uitwisseling
Een organisatie als levend systeem • neoliberalisering (gericht op vrijehid) -> neigt nr marktfundamentalisme
• individualisering (minder gekenmerkt tot behoren bij een groep, unieke mens
• systeem + herkenbare entiteit die uit meerdere delen bestaat centraal)
• systeem is geheel dat in interactie staat met omgeving en zich aanpast om te • NEW PUBLIC MANAGEMENT: bedrijfsmatige overheid
kunnen overleven = gericht op verbeteringen bij de overheid. Meer prestatiegerichtheid, innovatie
en creativiteit, meer marktgerichtheid en vraagstelling –> MEER MARKTWERKING
Universele wetmatigheden van systemen & ONDERNEMERSCHAP
beheersbaarheid (“yes we can”) -> rationalisering (intellectueel denken) &
Ordenen managerialism (goed managen) -> verantwoordelijkheidsdiscours (nieuwe helden
en boosdoeners) -> verantwoording en rekenschap (iedereen is er bij betrokken
• de ordeningsvraag is in organisatiesystemen ingewikkelder dan in familiesystemen. Er en iedereeen is potentiële klant met belang en menig over dienstvelrlening) ->
lopen allerlei ordeningen door elkaar (functies, competenties, anciënniteit, bijzondere transparantie inbouwen (inzage) boost door digitalisering -> vermogen tot
prestaties). De hiërarchie is een dominante wijze van ordenen. Ordening gaat niet connectiviteit (communicatie = horizontal, inclusief en sociaal
over gelijkwaardigheid maar over duidelijkheid corporatisering (overname van for-profit door non-rofit organisaties)
economisering (financiële doelstellingen steeds belangrijker)
Regel: er is rust en stabiliteit in een organisatie als iedereen zijn eigen positie
• levende systemen zijn gericht op overleven
inneemt en de daarbij behorende verantwoordelijkheid opneemt
• elk systeem is deel van een groter geheel
Uitwisselen • elk systeem leeft door permanente uitwisseling
• de delen van het systeem staan ten dienste van het geheel
• faire balans tussen investeren en terugkrijgen (wederkerigheid). Zonder uitwisseling • het geheel is meer dan de som der delen
stagneert elke relatie • in de delen tonen zich de eigenschappen van het geheel
• levende systemen kennen zelfregulering
Regel: wat je investeert, moet je ongeveer terugkrijgen om een relatie
• een levend systeem kent een dynamisch evenwicht tussen behoud en
gezond te houden uitwisseling
3
Van binnenuit, interne complexiteit • Gaat over dienstbaarheid, niet over slaafsheid -> klant is koning maar de koning mag
niet alles.
• Vaak combinatie van rollen -> rolverwarring -> nood aan denken en herdefiniëren van
klantgerichteid Klanten
Zijn burgers, patiënten, cliënten, bezoekers, deelnemers,… klanten? Discussie in social
profit.
Klantgericht -> patiënt centraal, burger centraal, vraaggestuurd werken, zorg op maat Klanten zijn mensen die warme interesse hebben in wat u doet. (etymologisch)
organisaties die klantgericht zijn -> colruyt, coolbleu, volvo, bol.com • Gericht op relatie
een groot deel van de organisaties zeggen dat ze klant gericht zijn maar maar een klein een klant is “een persoon of organisatie die een relatie met de organisatie onderhoudt en
deel van de klanten denkt dat ze klant gericht zijn. die (al dan niet tegen betaling) gebruikmaakt van de diensten en / of producten van deze
organisatie.”
• Intentie is iets anders dan perceptie
• Niet iets wat je doet, maar wat je bent Bij verhouding met klanten speelt macht een rol -> commerciële klantrelatie speelt
• Wordt door de klant bepaald, niet door de organisatie afhankelijkheid een rol. Bedrijf kan niet leven zonder klanten
• Is geen afgebakende set van acties of deel van de organisatie, meer een integraal en
geïntegreerd concept • Gericht op doelstelling
4
“klanten zijn mensen die je helpt” (Burgers, 2009). Goodwillklatngerichtheid: klantgericht handelen is iets wat org. Aan afnemer wil geven
omdat het terecht is (u verdient het om vriendelijk te worden behandelt) (- > link visie en
Klanten ondervinden WAARDE bij wat we doen waarden)
Dubbelzinnigheid bij taalgebruik- minder om klant maar om VRAAG
Methodische klantgerichtheid: klantgerichtheid beidt een meerwaarde in de diens of
Oplossing in de term ‘klant’? Klatnen zijn mensen die interesse hebben in wat u doet. produc die ze leveren (maatwerk vr betere hulpverlening) is dus functionel
Financiële transactie is bijzaak. Andere defenitie ‘ een klatn is een persoon of organisatie
die een relatie met een organisatie onderhoudt en die (al dan niet) tegen betaling ! valkuil aanbod vanuit organisatie.
gebruikmaakt van diensten of producten van deze organisatie. -> benadering ‘klant moet
verder met uw werk’
Er zijn dus mer groepen dan opdrachtgevers en afnemers -> stakeholders, organiseren =>afhankelijkheid -> MACHT
zich rond een bepaald thema of belang. Ze zijn instaat een organisatie te beïnvloeden of
worden door de organisatie beïnvloed. ‘Zijn organisaties afhankelijk van de (economische) macht van de klant, of de klant net
van de goodwill en methodische aanpak van de organisatie? ‘
Vb. bij commerciële organisaties : vakbonden en aandeelhouders
Waarde
In social profit leggen ze druk op uit meerdere hoeken -> overheden, oepelorganisaties,
belangengroepen,… vooral de maatschappelijke actoren zijn stakeholder. “Kwaliteit in een product of dienst is niet wat de leverancier erin stopt. Het is wat de klant
eruit haalt en bereid is ervoor te betalen. Een product bezit geen kwaliteit omdat het
Onderscheidt interne & externe klanten moeilijk te maken is en veel geld kost, zoals veel producenten typisch geloven. Dit is
incompetentie. Klanten betalen alleen voor wat nuttig is voor hen en hen waarde biedt.
Interne klanten Externe klanten Niets anders behelst kwaliteit.”(Peter F. Drucker)
Boekhouding,.loonberekening, Diegene buiten de organisatie
opleidingsbeleid, leidinggeven,… Def: Klantgerichtheid = is het maximaliseren van de waarde die klanten hechten aan het
Interne afnemers, product of dienst die het levert.
belanghebbenden,
opdrachtgevers als stakeholder Organisaties leveren waarde aan klanten door te voorzien in hun vraag met aanbod.
2 waarde modellen
KLANT = IETS OF IEMAND WAARVOOR JE IETS DOET
Waarde = klantgerichtheid de waarde maximaliseren dat klant ervaart. Wat organisatie
Klantgerichtheid doet en wat klant ervaart als waarde.
Uitgaan van de uitwisseling tss helper en cliënt, waarbij klantgerichtheid het verbeteren is
MODEL 1 Waarde Pine & Gilmore (commodisatie doet waarde verdampen
van die ervaring. Richten op handelingen die die er op gericht zijn behoeften en
verwachtingen van de klant binnen grenzen organisatie.
Commodisatie
Spanning?
= wat we normaal vinden w. niet zomaar vervangen maar ingeschoven in basis
Commerciële of zakelijke klantgerichheid: klant is belangrijk, want betaalt de rekeningen verwachting van klant en kan enkel teleurstellen wanneer het noiet voldoet
Vb. fitness na feestdagen bikiniproof vr zomer ook bij SOCPR ziek naar gezond. • Bvparkeermogelijkheden,passage,uitbreidingsmogelijkheden,
toegankelijkheid, zichtbaarheid, sfeer en inrichting, uitstraling
MODEL 2 Waarde: Business Model Canvas
• Hoe wil de klant bereikt worden?
Door van Alex Osterwalder & Yves
Pigneur, laat model bouwstenen Customer relationship = klantenrelaties
beschrijven van hoe een organisatie
Gaat over hoe duurzame klantenrelaties opgebouwd worden.
waarde wil creëren. In model zijn Wordt veelal vertaald richting klantensegmenten
‘activiteiten’ (wat je als org doet) en Type: directe relatie of indirecte relatie?
‘waardeproposities’ (als klant ervaart Band met ‘klant’: transactioneel, eenmalig, lange termijn,…
onderscheiden Afstand met klant: persoonlijke dienst, gestandaardiseerde dienst of
geautomatiseerd aanbod?
Customer segments = Klanten(segment)
6
Hoe zal u zich bekendmaken bij uw klanten? (internet, eigen website, beurzen, De kostenstructuur geeft alle kosten weer die nodig zijn om het business model
mailings, flyers, advertenties, via partners, discussiefora, sociale media,...) te laten werken.
Hoe organiseren we nazorg? Wat zijn de belangrijkste kosten?
vaste kosten zoals personeel, huisvesting, administratieve kosten,
Key activities = kern- of primaire processen marketingkosten, exploitatie- en productiekosten, verplaatsingskosten, financiële
kosten, … en variabele kosten
Beschrijving van de belangrijkste activiteiten die een onderneming moet doen om Stelt in vraag of de organisatie gaat voor een lage kosten structuur of hoge
te zorgen dat haar business model werkt. kostenmodel
Het geheel van acties en/of processen die men onderneemt om de klanten te
bereiken en om met de partners samen te werken.
Wat zijn de kernactiviteiten en processen?
o Wie binnen de organisatie neemt welke activiteit als taak op zich? Concept klantenwaarde (waarde propositie) kan worden opgesplitst
Hoe kunnen we dit vertalen naar een (week-)planning?
Eindwaarde
Key Partners = strategische partnerschappen
= overkoepelende term van beide
Deze bouwsteen beschrijft het netwerk van leveranciers en partners dat van hoofdcategoriën heen. Het staat
invloed is op het succes van het business model en dus de werking van de
voor de basis waarop de klant al
organisatie.
Wie zijn de belangrijkste partners met wie de organisatie samenwerkt? dan niet kiest voor het product/ de
Welke samenwerkingsverbanden zijn essentieel voor ons aanbod? mate waarop de klant tevreden is
Welke diensten leveren partners aan ons? van het product. Degene die
Welke partners zijn cruciaal om nog succesvoller te zijn? doorslaat is afhankelijk van de
Waar ligt de win-win? klant of de ‘klatensegmenten’
Revenu streams – kerninkomsten
1. Praktische, zakelijke, harde waarde
Gaat over de vraag hoe de meerwaarde voor de klant zich vertaalt in inkomsten a. Functionele klantenwaarde
voor de organisatie. = het product of de dienst biedt een gemak of lost een probleem op
Non-profit: vooral focus op (project-)subsidies, meer en meer inkomsten door b. Economische klantenwaarde
dienstverleningsmodel of een dochterorganisatie met commerciële activiteiten
= mikt op financieel voordeel/besparingvan middelen, tijd, energie
(bv Social profit / sociale economie)
Voorbeelden van commerciële modellen 2. Gevoelsmatige waarde
o Verhuur: meermaals inkomsten a. Emotionele klantenwaarde
o Gebruikersfee: terugkerende inkomsten zelfde klant = product of dienst levert een gevoelsmatige prikkel op: plezier, nostalgie,…
o Advertenties: 3de betaler b. Symbolische klantenwaarde
o Vaste prijs: gelijk voor iedereen of gesegmenteerd = te vinden in de status die met het product of dienst gepaard gaat.
o Variabele prijs: veiling; vraag / aanbod, …
Kernuitdaging BMC
Kostenstructuur
7
= matchen van waardepropositie met klantensegmenten is de kernuitdaging van een Maatwerk gaat over het vermogen van een organisatie om het product of dienst aan te
organisatie passen aan (groepen van) klanten.
Value Proposition design Beleving gaat over het aanleveren van emotie, subjectieve positieve perceptie of
= hoe je waardepropositie kunt ontwerpen van Osterwalder en Pigneur simpelweg een “wow-gevoel”.
= kern van het ontwerpen van van klantenwaarde zit hem in het zoeken naar de fit tss Historische lagen van klantgerichtheid
klantensegmenten en het aanbod van de organisatie. Elk klantsegment heeft een aantal
1. Van maken naar produceren
klanttaken -> problemen waar de klant een oplossing voor wil of nood die hij/eij wil
lenigen. Input -> productie van producten / diensten -> output (aantal stuks -> outcome (effect
wat het teweeg brengt)
De klant verwacht pijnpunten die verbonden zijnaan het aanbod dit zijn de kostprijs,
wachttijden & administratie. Om diep ijnpunten te verzachten maken we gebruik van pijn • Industriële revolutie
verzachters -> voordelen voor klant • (concept van) machinale productie: rationaliteit en efficiëntie
• Belangrijke termen:
• Arbeidsdeling (opsplitsen complexe taken in subtaken en uiteindelijke
Waardepropositie van de organisatie is het inschatten van klanttaken, pijnpunten en handelingen Adam smith. Van horizontale arbeidsdeling naar verticale
voordelen. arbeidsdeling)
• Scientific management (focus van vr wie naar hoe we het doen ->
efficiëntiedenken = meer doen met minder)
• Opschaling (efficiëntiewinst door opschaling-> bigger better)
Massaproducerend aanbieder sterker dan klant -> Henry Ford 1 auto 1kleur
3 sporen naar klantgerichtheid
• Massaproductie leidt tot verzadiging -> ondergang kracht massaproductie
Performantie hanteert efficiëntie als manier om meerwaarde voor klanten te generen
• Ontstaan van een buyer’s market: niet aanbod naar klantenvraag werd bepalend
-> org hernieuwende interesse van wat klanten verwachten
8
• Segmenteren van klanten o.b.v. kenmerken, leidend tot aangepast
organisatiegedrag vb. jeugdbeweging
• Objectieve kenmerken
• Levensstijl
• Verhouding met organisatie -> via objectieve vrg (keuzemenu’s tel.)
• Koopmotieven (gezocht waarde, behoeften) Seller’smarket Buyer’s market
• Koopgedrag Macht bij de organisatie, klant moet Wat klant vraagt is bepalend
nemen wat er is.
Categorieën klanten verawachting, verleden, negatief en positief: En herontdekten we de (gevoelens van de) klant
Zorgvuldige klanten: gericht op verleden, optimistisch, willen perfectie • Van gesegmenteerde klant naar individuele klant
Zoekende klanten: toekomstgericht, optimitstisch, willenuitdaging
• Beleving, “wow”-gevoel
Zeurende klanten: gericht op verleden, pessimistisch, willen bevestiging
Zorgelijke klanten: gericht op toekeomst, pessimistisch, willen zekerheid • Niet tevreden, maar enthousiaste klanten zijn het doel (zie Pine &
gilmore)
Men kan ze ook opdelen volgens koopgedrag/ rendement: trouwe klantne, eenmalige • Opkomst van “mass customization” : massa-maatwerk
klanten, heavy spenders & kleine aankopers.
• Maatwerk vereist specialisatie langs de aanbodszijde: opkomst van specialisten Massa maatwerk
(“professionals”)
• Pine & Gilmore 4 mogelijke strategieën concept massamaatwerk waarbij
Valkuilen van maatwerk: bepaalde opoffering wordt teruggedrongen.
Oversegmentering (opdelen in hokjes); te veel zoeken naar verschillen doet te • HERHALING: Niet-zichtbaar of
niet niet aan het aanbod. transparant maatwerk: vermijden van de
Zaken die individueel bepaald zijn haalt de segmentering niet -> nooit een opoffering van herhaling door het
volledig passend aanbod verzamelen en/of bijhouden van info.
9
verwarring door in interactie te gaan met de klant om deze toe te laten vlot te Vermijden van verspilling (Lean-denken)
kiezen uit een complex aanbod.
Procesverbetering door identificeren en wegwerken van “bottlenecks”
Vb: overleg met architect
Belang van veranderingsbereidheid en cultuur!
• SORTEREN: Maatwerk door aanpassing (experimenteerbelevenis): vermijden van
de opoffering van sorteren door ondersteunen bij kiezen uit ruim aanbod. Bronnen verspilling Lean: vb 54-55
Digitalisering kan hier een grote hulp in zijn.
Clean desk-principe
1. Seiri (seperate, sort): leg dingen bij elkaar die bij elkaar horen
2. Seiton (set in order): leg dingen in de juiste volgorde van gebruik voor het uitvoeren
van het proces
3. Seiso (shine): maak na proces alles proper en leg alles terug op hun plaats.
4. Seiketsu (standarize): zoveel mogelijk proberen om te standaardiseren en de 3 s van
hierboven toepassen
Spoor 1: performantie ‘feilloosheid’ 5. Shitsuke (sustain): zorg als manager ervoor dat alle principes opgevolgd worden
Vb. toyota continu verbetren en respect voor mensen zijn bedrijfscultuur p.57 Ewa ja – benadering : als org gaan we ervan uit dat perfetie niet bestaat en dat
er altijd een groep ontevreden zal zijn. Voor elke klacht bestaat een goede reden
Ervaar zelf het probleem
Continu verbeteren om onze aanpak te verantwoorden
Defcon1-benadering: ontevredenheid van klanten iso naanvaardbaar. Elke klacht
Spoor 2: Maatwerk ‘fit’ wordt gezien als groot onrecht en dus absoluut te vermijden.en is
aangrijpingspunt om personeel of procedures in vraag te stellen.
Denkwijze waarmee organisatie nr buitenwereld en klant kijkt.
Beleving staat of valt met het creëren van extraatjes, om zo verwachtingen van klanten te
overtreffen; beleving kan worden gecreëerd uit feilloze performantie of doorgedreven
(verpakkings)maatwerk en bestaat ook olwaardig als derde spoor.
frontstage backstage
De voor de klant zichtbare organisatie, Achterliggende processen en
fysieke omgeving van de org, structuren die doel hebben om
medewerkers & processen werking te sturen en te ondersteunen
Organisatieontwikkeling
Benadering van Greiner, onvermijdelijkheid van revolutie. Elke organisatie wisselt van
periodes van gezonde groei naar crisis
Leiderschapscrisis: Kloof tussen boven en beneden. Er is een wildgroei aan systemen, opgelegd door
gefrustreerde stafmedewerkers. Weinig innovatie en ondernemerschap
De pionier-oprichter is soms niet de beste manager, is meer gefocust op creëren en
ontwikkelen, eerder dan op beheren en besturen… Samenwerkeningsfase: groei door samenwerking
Maar: Hiërarchie werkt niet meer, de procedures vertragen, de kennis aan de basis wordt Overlegcrisis ?
niet gezien, de baas is een “wereldvreemde dikke nek” geworden…
Overleg dient niet om besluiten te nemen maar om de vrede te bewaren. Leidt tot
Autonomiecrisis: verstarring en “vergaderitis”
Medewerkers voelen zich gevangen in een gecentraliseerde hiërarchie, hebben het gevoel Groei door ondernemen
dat hun specifieke kennis en competenties niet gezien worden
• Belang van de flexibiliteit
Decentrelisatiefase: groei door delegatie • Inspelen op de omgeving, ondernemerschap, zelfsturing
• Oplossen is belangrijk
• Delegeren naar middenkader
• Meer autonomie maar:“welke richting gaan we uit?”…
• Aansturing is belangrijk
maar: Het begint een beetje te lijken op het herderen van katten… Identiteitscrisis / legitimiteitscrisis
Medewerkers zien door de bazen het bos niet meer… Verliezen van gevoel van gezamenlijkheid, onduidelijkheid over de te volgen richting en
bedoeling
Beheerscrisis:
En verder? (Keuning en Eppink)
Het hoger management heeft het gevoel te controle te verliezen, de lokale baronnen
versterken de eigen positie eerder dan deze van de grote organisatie. • Groei door geïntegreerd mens- en omgevingsgericht beleid. (cultuur)
Standaardisatiefase: groei door coördinatie • Groei door coöperatieve strategie in externe netwerkstructuur. (missie en visie)
• …?
• Opkomst van de specialisten
• Meer externe input Ontwikkeling vanuit zoeken naar vermogen: (Teun Hardjono)
• Gelijkvormigheid is belangrijk
13
Zoektocht van organisaties dr hun levensloop is het streve nr verzamelen, borgen en • Ontwikkeld door McKinsey, wereldwijde consultancy organisatie
verhogen van vermogen • Model dat toelaat het DNA van een organisatie bloot te leggen
• 7 gebieden die de totaliteit van een organisatie weergeven
Teun Hardjono 4 soorten vermogens in een organisatie, die groei als doel hebben:
• 3 harde en 4 zachte elementen
1. Materieel vermogen: financiële & materiële middlene die org ter beschikking
heeft • De onderlinge elementen beïnvloeden elkaar: elk element heeft invloed op de 6
2. Commercieel vermogen: toegang tot markten en doelgroepen, uitwisseling met andere elementen
anderen of product /dienst aan de man brengen • Gebruik: effectiviteit en efficiëntie van een organisatie verbeteren
3. Sociaal vermogen: samenwerken, als groep gedragen en ontwikkelen
4. Denkvermogen: kennis, innovatie, kracht van verbeelding, leren uit voorgaande Significante waarden
ervaringen
Kernwaarden van de organisatie
Vierfasenmodel Cyclisch model in tegenstelling tot de chronologische kijk van Greiner
• Nemen centrale plaats in in het model: zorgen voor sturing en samenhang met de
Idem aan Greiner: spanning tussen flexibiliteit en beheersing, en interne dan wel externe andere factoren in het model
gerichtheid. Elk van deze heeft als doel versterken vd organisatie met een gunstige • Rechtstreeks verbonden met missie en visie van de organisatie
evolutie in klantgerichtheid • Laten zich vertalen naar kerncompetenties die door hun generiek karakter de basis
vormen voor het functioneren van medewerkers.
Stijl Q-model
Complexitiet van organisatie ontwerp vatten en biedt integratie van aantal modellen.
• Hoe gaan leidinggevenden in de organisatie om met de medewerkers?
• Dragen vanuit hun rol en positie de m/v/w uit en vertalen die naar de dagdagelijkse
activiteiten
Staf (medewerkers)
Sleutelvaardigheden
15
concurrenten. Strategie is hier niet zozeer het aanvalsplan, maar de keuze van het
strijdtoneel.
• Strategie als perspectief zegt meer over de gedachtegang van de strategen zelf en
verraadt de op visie en waarden gebaseerde bril waarmee de organisatie naar de
wereld kijkt.
• Strategie als patroon biedt handelingen, beslissingen, uitspraken,… zin en onderlinge
samenhang.
• De strategie als plot vertelt een verhaal over hoe we onszelf zien tegenover onze
Strategie omgeving.
• Strategie als plan: een vooropgezette handelswijze, een weloverwogen en doelgericht
Strategisch kaders
idee hoe een probleem aan te pakken en op te lossen.
Insteek Simon Sinek insteek Treacy & Wiersema
Organisaties opereren niet in het luchtledige maar zijn deel van, beïnvloeden en worden
beïnvloed door omgeving.
Maximaal aanleveren van klantwaarde (klantgeichtheid) kan pas als je door hebt dat
omgeving steeds verandert en beïnvloedt wat klanten belangrijk vinden
16
• VUCA: volatile, uncertain, complex & ambiguous • Nieuwe actoren
Nieuwe actoren moeten voldoen aan toetredingsdrempels om toe te treden
• Organisaties als open systemen: bepaald door de omgeving tot sector
• Substituten
• Aanpassen aan heersende regels (institutionele theorie)
Bieden een dienst aan maar in een alternatieve vorm; nieuw antwoord
• Verwerven van middelen (resource dependence theorie)
bieden op oude klantenvraag
• Maar: ook beïnvloeden en gebruiken van de omgeving
• Voorwaardenscheppende factoren
• Strategische vernieuwing
Verzamelterm vr wie instaat vr dem iddelen om als organisatie actief te
• Vermijden van “gekookte kikkers”
kunnen zijn (vb. leveranciers, overheden als regelgever, belangengroepen)
Kijken naar de omgeving: veraf (DESTEP) • Klanten
De eigenlijke eindklant en ook doorverwijzers en stakeholders,..
= systematisch onderzoek nr demografische, ecologische, sociale (sociaal-culturele),
technologisch, economishce en politieke factoren Methodiek om concurrentie in te schatten
Door deze te onderzoeken kunnen zowel kansen als bedriegingen worden onderzocht. Concurrentie?
• Demografisch : evolutie van bevolking, zowel met oog op doelgroep als medewerkers • Stijgende vermarkting op de “markt van welzijn en geluk”
• Ecologisch: duurzaamheid als derde industriële revolutie? • Onderlinge concurrentie binnen sectoren
• Nieuwe (profit-)spelers
• Sociaal: sociale trends
• Concurrentie in het hoofd van de klant
• Technologisch: (snelle) evolutie van mogelijkheden • Klanten vergelijken, gaan afwegen aan vergelijkbare indrukken
• Economisch: gevolgen van én impact op conjunctuur • Ook buiten sectoren, want daar wordt de lat verlegd
• Politiek: gevolgen van én impact op politiek / het politieke Vriendelijkheid aan de balie van OCMW wordt door de
klant niet vergeleken met de vriendelijkheid van een ander
• => kansen/ bedreigen OCMW, maar met de vriendelijkheid in de Torfs-winkel om
de hoek …
Kijken naar de omgeving: dichtbij (Porter) • Gevaren
• “cherry picking”
Elementen uit concrete omgeving kunnen kansen en bedreigingen blootleggen. • Race to the bottom
Methodiek om concurrentie in te schatten. • Voordelen concurrentie?
• Kwaliteit?
5-krachtenmodel van Porter • Innovatie? (blue Ocean strategy)
17
• Positionering: wat vinden we van bepaalde evoluties? intern verkennen (sterktes / zwaktes)
• Vermogen: wat kunnen we ermee / eraan doen?
Interne werking
Adapters = pragmatici (wiens brood men eet, diens broood men spreekt’; herkennen
verwachtingen klanten en hun omgeving en proberen er in tegemoet te komen Structuur & Systemen
Best-in-class = ambitieus, willen uitblinken, voldoen aan verwachtingen ne deze zelf Medewerkers (tevredenheid, verloop, …)
overtreffen.
…
Resistor = hakken in het zand, voelen weerstand tegen wat rond hen gebeurt en hen
beïnvloedt maar er ontbreekt geloof om iets aan dezm ogelijkheden te veranderen. Ze Confrontatiematrix
stellen verwachtingen ter discussie en voldoen er bewust niet of onder protest aan.
Intern Extern
Game-changer= resistor met meer innovatief vermogen. Niet blij met de wereld verander Positief Sterktes Opportuniteiten
ze. Vaak van uit ontevreden. Negatief Zwaktes Bedreigingen
• Doel: de confrontatie organiseren tussen interne en externe elementen
SWOT • Ordenen van de gegevens in categorieën
SWOT(I)-analyse Combineren van S&W met O&T
Prioriteiten bepalen
Strenghts (sterkten) Weaknesses (zwakten)
Formuleren van strategische doelstellingen en concrete acties
Opportunities (kansen) Threats (bedreigingen) Uitwerking -> relevante combinaties
18
• Doelstellingen: eisen (SMART-I)
o Specifiek
Doelen & acties o Meetbaar
o Aanvaardbaar
Doelstellingen o Realistisch
o Tijdsgebonden
o concrete omschrijving van het gewenste eindresultaat o Inspirerend
o vertaling van de visie • Resultaatgerichtheid
• Belang • Effecten
o identiteit en rol o beoogde effect: nog concreter dan doelstelling
o effectnorm – indicatoren
o richting aan handelen
o instrumenten / middelen ter realisatie
• Soorten doelstellingen actieplan
De ideal ketting
19
• … Om welk concreet doel te bereiken … MISSIE + VISIE + WAARDEN = OPDRACHTVERKLARING
• … Dat welke strategisch doel dient … Dood door ophanging -> wanneer deze wordt omghoog gehangen en niet wordt rond
gewerkt; wanneer personeel niet meer weet wat de mssie, visie en waarden zijn.
• … Dat in lijn met onze waarden …
• Kern van het bestaansrecht van een organisatie, wat ze willen verwezenlijken
• Focus op de uiteindelijke eindbedoeling
• Tijdloos
• Blik naar binnen: wie zijn we, waarom bestaan we? (bestaansrede)
Waarden Disney heeft bepaalde service standards die ment uitwerkt, men is gericht op veiligheid,
hoffelijkheid, show en efficiêntie ze gaan deze uitwerken in plan (mensen, middelen en
• Bron én concretisering van missie en visie methoden). En gaan deze constant evalueren aan wat de klant wil.
• Drukken een geloof uit
• Beschrijven wat elk onderdeel van de organisatie moet uitdragen Klantintenties vormen grondlaag van klantbeloftes , specifiek ma-ken van klantintenties in
• Kernwaarden waarin wordt gelooft harde beloftes. Vb. colruyt laagste prijzen, voor alle producten. Heti s een organisatie
• DNA oorsprong brede belofte geldend over verchillende teams en diensten.
20
4 ambities: 4. Hoe vertaalt u team/afdeling deze in concrete normen. Verwoord kantenbelofte
resultaatsverbintenis?
• Maak uw beloftes waar (concreet en duidelijk zijn, aan belofte 5. Welke activitetien moet u ontwikkelen of niet?
reslutaatsverbintenis maken, geen ruimte voor excuses en geen foutenmarge) 6. Welke modaliteiten moet u leggen op klantenwaarde om deze te
• Repareer uw beloftes (proactief herstelprocedure in te bouwen en luisteren naar bewerkstelligen?
klachten)
• Maak uw beloftes persoonlijk (belofte die u aan elke individuele klant maakt,
feedback) Structuur (regie = leiderschap, systemen, structuur, cultuur, HR)
• Doe meer dan u belooft doe meer dan de verwachtingen van de klant)
Organisatiestructuur
3 uitdagingen WAARMAKEN + HERSTELLEN + OVERTREFFEN = KWALITEITSZORG
Activiteiten Modaliteiten
Wat u doet? Hoe geeft u de activiteit vorm?
Algemeen als organisati
De lijnstructuur(lineaire structuur / managerial reporting system) (klein)
Individueel per medewerker Spelregels aan actviteiten en aanpassen
Evaluatie van de activiteiten aan aan beoogde klantenwaarde?
Eenhoofdige leiding stuurt rechtstreeks alle medewerkers
klantenwaarde Te maken met verschillende zaken:
• Leveringswijze (thuis/afhalen)
• Voordelen
• Contactvorm
(digitaal/telefonisch) o eenvoud – overzichtelijkheid
• Toegankelijkheid, bereikbaarheid o duidelijke gezagsverhoudingen
en beschikbaarheid o snelle besluitvorming
(openingsuren, perkeerplaats)
• Nadelen
• Organisatievorm
(individueel/groep) o leiding geven is veeleisend
• … o Mogelijke blokkering van communicatie (bureaucratie)
• voorbeeld:
Denken over en ontwepren van klantbeloftes in stappen: o bibliothecaris en medewerkers
o directeur basisschool en leerkrachten
1. Bepalen klantenwaarde die u wilt bieden, functioneel en gevoelswaardig
2. Performantie, maatwerk of beleving?
3. Hoe voelt die vr u klant in praktijk? Wat is uw intentie?
21
o duidelijkheid over verantwoordelijkheden en rapporteringslijnen
o concentratie en ontwikkeling deskundigheden
De staforganisatie (lijnstaforganisatie) (klein)
• Nadelen
Deskundigestafmedewerkers plaats tss leiding en medewerkers zonderh oger dan o vertraagde besluitvorming
medewerkers te staan. o streven naar autonomie: conflicten
o staat binnen de staat: loyaliteit
• Voordelen • voorbeeld:
o advies van deskundigen o koekjesonderneming
o ondersteuning leidinggevende
• Nadelen De divisionele organisatie
o Machtsprobleem manager –expert
Elke afdeling vormt opzich een mini organisatie met een hoge vorm van autonomie.
o demotivatie bij staf
• voorbeeld: • Voordelen
o jeugdrechtbank o grote onafhankelijkheid van divisies
o makkelijker te beheren
De collegiale organisatie (klein)
o efficiënter inspelen op kenmerken en vereisten van doelgroepen
Leiderschap door verschillende persoenne, groep gelijkwaardige leiders. • Nadelen
o eigen resultaten centraal (baronieën / silo’s)
• Voordelen o botsende besluitvorming divisie – centraal beheer
o samenwerking aan de top • voorbeeld:
o evenwichtiger beslissingen o Arteveldehogeschool
o collectieve verantwoordelijkheid
• Nadelen De matrixorganisatie
o onenigheid: vertraging – compromissen
Dubbele structuur: groeperen medewerkers volgens taak (func. Org.) of verdelen via
o ondergraven besluitvaardigheid
regio/ product (div. org.), maar creëren tegelijkertijd oo kteams waarm edewerkers over
• voorbeeld:
afdelingen en divisies heen samenkomen.
o familiebedrijf
• Voordelen
De functionele organisatie
o Flexibiliteit
Verschillende functies ondergebracht in afzonderlijke afdelingen met elke eigen o Combinatie functionele structuur met product- of dienstgerichte
leidingevende. (onthaal boekhouding personeelsdienst quality) structuur
• Nadelen
• Voordelen o geen eenheid van bevelvoering: risico op conflicten
22
• Voorbeeld Belang van interne interactie tussen de verschillende bouwstenen van een
o ziekenhuis organisatie -> via configuraties
Medewerkers van verschillende divisies entaken stappen constant in teams om De strategische top, die de leiding van organisatie
gezamenlijk te werken aan een taak als deze a is heffen zoe het team op. uitmaakt (directie, raad van bestuur, …)
Het middenkader, dat de link vormt tussen de
• Voordelen
strategische top en de rest van de organisatie
o Tijdelijk & doelgericht rond complexe problemen werken
(hoofdverpleegkundigen, zorgmanagers,
o Tijdelijke doorbreking hierachie & functionele bevoegdheid mogelijk afdelingshoofden, …)
o Innovatie kan een boost krijgen, uittesten De uitvoerende kern, die instaat voor het uitvoeren van de eigenlijke kerntaken van
o Ontplooiing medewerkers de organisatie (ambtenaren, verpleegkundigen, leerkrachten, opvoeders, …)
• Nadelen De technostructuur, die niet zelf instaat voor het uitvoeren van de kernopdrachten,
o Stresserend voor medewerkers maar er een ondersteunde rol in speelt (kwaliteitscoördinator, ombudsdienst, …)
o Boost voor CV (maar in een 'afwijkende' zin) De ondersteunende diensten, die geen bijdrage levert aan de kernopdrachten, maar
• Vb de organisatie ondersteunt (personeelsadministratie, personeelsrestaurant, …)
o Onderzoek in AHS
o Consulantancy
23
Typologie van Mintzberg
Eenvoudige structuur
Machinebureaucratie
Ouder en groter
Standaardisatie en formalisatie
o regels, procedures, controle
Formele en informele macht
o formeel: top
o informeel: hulp- en stafdiensten
24
o kunde = macht
Professioneel handelen: categorisatieproces
o Professionele deskundigheid
Divisiestructuur o Routinematige werkwijze
Coördinatie via standaardisatie van kennis en vaardigheden buiten de organisatie
opdeling in zelfstandige divisionele eenheden met eigen diensten of o formele training in de praktijk
producten o normen (extern: beroepsorganisaties)
centraal bestuur - selectieve decentralisatie
per divisie: hulp- en stafdiensten
Non-profitorganisaties
o Onderwijs
o Ziekenhuizen
Adhocratie
o NGO’s
(ook: innovatieve organisatie) Profitorganisaties
o Advocatenkantoren
groot aanpassingsvermogen aan complexe omgeving o Adviesbureaus
inspelen op innovaties
nauwelijks standaardisatie Sterktes
zelfstandig opererende teams
Democratische structuur
Autonomie
Perfectioneren van vaardigheden (categorisatie)
Valkuilen
Samengevat
5 krachten
26
• Processen: gebeurtenissen geordend in de tijd
• Instrumenten die processen ondersteunen
= visueel voorstellen van proces en verbanden. Zo worden ook ‘gaps’ of ‘missing links’
weergeven. Er kunnen ook ‘bottelnecks’/ beperkingen worden weergeven. Begrijpen van
dze zaken sis cruciaal en kan zorgen voor optimalisatie.
28
RASCI/RASCIO herdenken en vernieuwen
van bedrijfsprocessen met
= staat vr de verschillende rollen die kunnen worden opgenomen in een proces. Via de prestatieverbetering.
RASCI tabel wordt duidelijk/welke afdeling verantwoordelijk of bevoegd is en in welke SOFTWARE SAP SUEZ
hoedanigheid. (weegbrug -> facturatie ->
vrachten…)
• Responsable: is verantwoordelijk voor het proces en/of het resultaat (de
proceseigenaar)
Sleutelen aan systemen
• Accountable: kan de Systeem bepaalt structuur
proceseigenaar ter
verantwoording roepen • Normale logica:
over het resultaat
• Klantintenties bepalen systemen
• Supportive: helpt de • Systemen bepalen de inrichting (structuur)
proceseigenaar bij
totstandkoming van het • Realiteit: structuren ontwikkelen een eigen een logica (ontwikkelingsfase,
resultaat (r hulp nodig configuratie)
moet helpen)
• Valkuil: klant bepaalt niet de systemen, maar dient zich aan te passen (“sorry, maar
• Consulted: wordt hier doen we dat zo …”)
geraadpleegd, kan het resultaat beïnvloeden (advies geven)
• Eventueel tegengewicht: “klantenhuis”: systemen afwegen aan noden en behoeften
• Informed: wordt geïnformeerd achteraf, kan het resultaat niet meer van de klant
beïnvloeden.
• Matrixteam
Eventueel: “O”: Out of the loop -> RASCIO als je je ergensn iet meee mag moeien • Ombudsdienst
• Accountmanagers (trajectbegeleiders)
interne process mapping Costumer journey Busisness proces mapping • “chief customer officer”
mapping
Het gaat over interne Verschillende stappen die = interne process mapping
stappen die moeten een klant ervaart wordenin + costumer journey Cultuur
worden gevolgd om een kaart gebracht. mapping
product of service te Organisatiecultuur
creëren vr een klant. Vaak gebruikt in social
Nadruk ok backstage profit. “Gedeeld patroon van denken, ideeën, gevoelens en waarden als resultaat van
gedeelde ervaringen en gezamenlijk leren” (Edgar Schein)
Het “eigen karakter” van organisaties
Busines process re- o nastreven waarden en normen
engeneering o gedragspatronen als gevolg
Systematisch analyseren, Collectief en cognitief systeem
29
o collectief: gedeelde opvattingen o Beheersings- en controlesystemen
o cognitief: opvattingen en kennis o Formalisme als remedie tegen angst
o Onzekerheid
Nut van organisatiecultuur Rituelen, planning, routine
Autoritair optreden
• Bieden van identiteit: Cultuur= creator of meaning o Dwangmatig perfectionisme
o geloven in waarden en opvattingen / nut van een organisatie
o cultuur als motivator Dramatische cultuur
o motivatie als voorwaarde voor kwaliteit
• Fungeert als bindmiddel • hoofdfantasie = ‘Ik wil aandacht trekken en indruk maken op mensen die
o minder conflicten meetellen in mijn leven’
o integratie via gemeenschappelijke waarden en opvattingen • Symptomen
o weinig plaats voor ‘andersdenkenden’ o Behoefte leider om in centrum van belangstelling te staan
• Biedt stabiliteit in het sociale systeem o Nood aan dramatiek, breedsprakigheid, dikdoenerij
o Cultuur bepaalt hoe leden zich horen te gedragen o Autoritaire machtsuitoefening
o aan nieuwelingen rituelen en symbolen verduidelijken o Overactief – impulsief
o Slechte informatie en communicatie
• Beheersingsmechanisme o Intuïtief (ipv nadenkend) en oppervlakkigheden (ipv feiten)
• Fundamenteel negatieve cultuur (neurotische organisaties) • hoofdfantasie = ‘Ik kan op niemand vertrouwen en er zijn machten die het op mij
• Druk tot aanpassing (“conformeren of oprotten”) gemunt hebben; ik moet op mijn hoede zijn’
• Weerstand tegen verandering • Symptomen
o Achterdocht en wantrouwen
Depressieve cultuur o Vastklampen aan procedures
• Hoofdfantasie= ‘Het is nutteloos te pogen de loop van de dingen te veranderen. o Op zoek naar complotten
Daartoe ben ik niet in staat’ o Agressief, want voelt zich snel aangevallen
• Symptomen
Schizoïde cultuur
o Gebrek aan vertrouwen / gevoel van mislukking
o Sfeer: passief en apathisch • Hoofdfantasie = ‘Mijn omgang met anderen zal op niets uitlopen en mij schade
o Eigen gang gaan / geen leiding / weinig verandering berokkenen. Het is veiliger op afstand te blijven’
o Extreme behoudszucht • Symptomen
o Bureaucratische bekrompenheid o Ontbreken van effectieve leiding
o Leiding: onverschilligheid, weinig betrokkenheid, wispelturigheid
Dwangmatige cultuur o Buitenwereld heeft niet te bieden - alle heil van binnen organisatie
• hoofdfantasie: ‘Ik wil niet willoos overgeleverd zijn aan de goden van het lot; ik o Geen richting
moet heer en meester zijn over alles waarmee ik te maken krijg’ o Tegenwerkende onafhankelijk ‘staatjes’
• Symptomen
Uitingen van cultuur
30
• Samenhangend geheel van “vertogen en praktijken” Rituelen
o Praktijken: aan de oppervlakte, zichtbaar
o Vertogen: onderliggende, niet geëxpliceerde waarden, overtuigingen, … Patronen / gewoonten in omgang
• Het “uidiagram” van Hofstede biedt een goed doorzicht o begroeten
• Ijsberg: aan de oppervlakte zien we materialen, instrumenten, gedrag,… . o vergaderen
onderaan bevinden zich de persoonlijke waarden en attitudes. Er wordt over o communiceren
gepraat maar niet rechtstreeks
Waarden en opvattingingen
Idealen / waarden
Opvattingen: ‘credo’
Link cultuur-structuur
Heb je in een adhocatie meer nood aan een sterke cultuur dan in een
De symbolen machinebureaucratie?
MB regels en procedures minderbelangrijk dat iederen zelfde geloofd.
• Opvallende tekens Adho team ideale wereld moet waarden delen voor programma
o Woorden (vb. SOW empowerment, referentiekader, reflecteren,…) Welke structuur zal een paranoïde cultuur aannemen?
• Jargon (empowerment, belanghebbende, reflecteren, inclusie,…)
Snappen van taal = deel van cultuur Cultuur in kaart brengen: HARRISON
• Afkortingen
• Buzz-words (bullshit Bingo, woorden die iedereen gebruikt maar dat
een betekenis kwijt raken vb. out of the box, …) • Gebaseerd op Harrison en Handy
(1972)
o voorwerpen
o huisstijl: logo • Vier types:
o kleding
• machtcultuur (baasgericht)
o bouwstijl / interieur
• rolcultuur (functiegericht)
De helden • taakcultuur (resultaatgericht)
• persoonscultuur
Voorbeeldfiguren / model (mensgericht)
Antihelden
31
• Op basis van • VB alle personen zijn belangrijk, ieder eigen ding (universiteiten)
• Spreiding van de macht ( via tekening heb ik het gevoel datde macht Model van QUINN
hier gedeeld is)
Model van concurrende waarden
• Mate van samenwerking
• Gebaseerd op Quinn & Rohrbaugh (1983)
machtscultuur (lage machtsspreiding / hoge samenwerking)
• 39 indicatoren teruggebracht tot twee dimensies
• focus op de leider. (2 assen)
• weinig formele regels of procedures nodig, vanwege persoonlijke invloed en interne versus externe gerichtheid (op ons zelf of buiten
ad-hoc beslissingen van de leider flexibiliteit versus stabiliteit (flexibel of beheersing (procedures, regels))
• Medewerkers zijn bereid tot samenwerking en de leider loyaal volgen. (o.b.v.
charisma)
• Vb. daar moet de baas over beslissen, persoonlijke invloed leider Familiecultuur
rollencultuur (lage machtsspreiding / lage samenwerking) • De focus: intern / flexibiliteit
• Centraal: medewerkers, onderlinge verhouding en sfeer
• nadruk op functies.
• Succes: goede sfeer in het team en welbevinden van medewerkers. Er heerst dan ook
• Hier zijn procedures dan net wel weer van belang, omdat zij de relaties
een informele sfeer en er is weinig structuur aanwezig.
tussen de verschillende functies regelen.
• Leider: persoons- en relatiegericht, en stelt zich als coach, mentor en bemiddelaar op.
• De macht is strak gereguleerd en afgelijnd verdeeld, en samenwerking
Bij conflicten primeert het relationele op het taakgerichte.
verloopt niet spontaan, maar binnen afgesproken kaders en procedures.
• Gevaar: meer op een club (“knuffelcultuur”) gaat lijken dan op een organisatie, waar
• Vb. dat isn iet uw job dat ism ijn job -> wie doet wat?
onderlinge relaties de bovenhand halen op bereiken van doelen.
taakcultuur (hoge machtsspreiding / hoge samenwerking)
Adhocratiecultuur
• focus op het resultaat. “Getting things done” is belangrijk
• De focus: extern / flexibiliteit
• deskundigheid wordt sterker geapprecieerd dan taak of hiërarchie.
• Centraal: innovatie en flexibiliteit
• Teamwerk en samenwerking wordt geapprecieerd, omdat dit het
• Succes: slagen op een unieke vraag van een unieke klant in te spelen
gezamenlijke resultaat kan versterken.
• Leider: pionier die focust op bereiken van de doelen van de organisatie, het
• Vb. hoe gaan we zorgen dat het geregeld raakt (voetbalploeg)
veroveren van een plek op de markt, en goede interne relaties.
personencultuur (hoge machtsspreiding / lage samenwerking) • Gevaar: verzanden in een tumultueuze anarchie
Marktcultuur Diagnose
• De focus: extern / beheersing • Beschrijven van organisatiecultuur gebruik maken van een typologie: steeds een
• Centraal: efficiëntie (sneller, hoe beter, hoe succesvoller) verdunning van de werkelijkheid
• Succes: efficiënt organiseren van veel aanbod aan veel klanten • Contingentiebenadering: er is geen “beste” cultuur, is afhankelijk van context
• Leider: manager, gericht op het bereiken van de organisatiedoelstellingen en op het • Via observatie
beheersen van de middelen • Via gericht onderzoek (vb. OCAI of SOQ)
• Gevaar: verenging • Terugkoppeling en gesprek
o Over sterktes en valkuilen
o Over achterliggende waarden
HARRISON VS QUINN
• Altijd chronologisch?
Bewustwording: urgentiebesef
• Externe factoren
o Competitie
o Globalisering
o technologische vernieuwing
o Overheidspolitiek
• Interne factoren
o veranderen om te overleven
• nood aan (cultuur)verandering beseffen
• emotie (see-feel-change) eerder dan ratio (analysis-think-change)
35
• Een duidelijke en eenvoudige visie uitwerken • Overmoed vermijden
• Aantrekkelijk perspectief bieden: lef hebben • Doorzetten, sense of urgency behouden
• Strategische doelen (SMART) • Uitputting vermijden: belang van doseren van inspanningen van bij het
• Gedrag wijzigen via kerncompetenties en competentiemanagement begin. Veranderen is een marathon, geen sprint
• Valkuil: verleiding van een nieuw “snoepje van de week” bij de top
Oriëntering: communiceren
Verankering borgen
• Een duidelijke en eenvoudige visie uitwerken
• Informeren: zekerheid en duidelijkheid creëren • Veranderingen periodiek en systematisch meten en evalueren
• Betrekken: • Inpassen in systemen, structuur, cultuur, …
o Belang ‘zich veilig voelen’
o Open dialoog Waarderende benadering / appreciative inquiry
• Valkuil: remmende voorsprong = laat ons zoeken naar wat we waarderen
• Visie concretiseren: laten aanvullen door input • Mensen zijn in staat op hun werkelijkheid, eigen realiteit op te bouwen. Mensen
• Aanvaarding: cognitief (snappen het) en emotioneel (geloven er in) zijn instaat om samen als groep na te denken waar organisatie naartoe gaat.
• Gevoel van haalbaarheid bewerkstellingen door • Vijf principes
o Betrekken o Constructionistische principe
o Luisteren (niet enkel overtuigen) o Principe van gelijktijdigheid
o Informeren o Poëtische principe
o Rekening houden met belangen en motivaties o Anticipatorische principe
o Positieve principe
Uitvoering: korte termijn successen
Constructionistisch principe
• Zichtbare quick wins: zien én vieren
• Versterken van geloof in succes • "The best way to predict the future is to invent it”
• Doet kritiek verstommen o kennen en handelen zijn nauw verweven, we kunnen dat zelf in handen
• Belang van concrete tussendoelen nemen. Aanpassen en toekomst veranderen.
• Nood aan waarderende blik van leiders, en besef van gevaar van o organisaties zijn sociaal geconstrueerde realiteiten. Herconstrueren ->
remmende voorsprong anders gaan doen zelf bedenken.
o betrekken bij proces van betekenis
Verankering: volhouden o dialoog centraal
37
o Projecten worden verder uitgewerkt
o Plannen komen tot actie en uitvoering
Weerstand
Als je 100 mensen hebt hebt je 20 die meewillen (nieuw en zijn verkocht). 60 ervan willen
mee maar twijfelen nog. 20 zijn harde weerstanders (resistors) ,het is een kleine harde
kern.
Principe 4: met weerstand moet men meegaan, niet ertegenin o Persoonlijkheid, ervaringen, …
o Mindset van groei versus behoud
Weerstand Rationele factoren
o Fundamentele meningsverschillen
• Principe: verandering roept weerstand op
Politieke factoren
• Afwijzend reageren o Groepen met tegengestelde belangen
• Bezwaren formuleren o Verandering grijpt in op machtsverhoudingen
• Maar: weerstand kan wijzen op betrokkenheid Organisatorische factoren
• Weerstand heeft nut, mits constructief mee omgegaan o Stabiliteit, geworteld in cultuur, systemen, … wordt bedreigt
Groepskenmerken
Soorten weerstand o Verandering bedreigt cultuur, samenstelling, belang, … van bepaalde
groepen
Openlijk of verborgen
Sociale relaties
Actief of passief
o Onderlinge relaties en beïnvloeding?
Verbaal of non-verbaal
Managementfactoren
o Slecht management draagt bij tot weerstand
o Hoe wordt weerstand door managers gezien / ervaren?
38
• Stabiliserend: stabiliteit tegenover drang naar verandering (biedt tegen
gewicht tegen veranderingstroom)
Blikken op weerstand • Signalerend: toont bezorgdheden, onzekerheden, …
• Toont betrokkenheid: weerstand is een uiting van mee-denken
• “Oude” visie : vechten tegen weerstand (weerstand slecht, niet willen moet er
• Feedback : biedt bijkomend perspectief
uit)
• Bron van innovatie: verkennen van alternatieve oplossingen (creatief
• Weerstand ligt aan de basis van ongewenst conflict, is slecht en moet
nadenken op het moment van weerstand gebruiken vr alternatieve
worden geëlimineerd
oplossingen)
• Weerstand wijst op egoïstisch gedrag en eigenbelang
• Nieuwere kijk: manipuleren van weerstand Omgaan met weerstand
• Human relations benadering: weerstand is niet abnormaal of intrinsiek
negatief, maar eigen aan de interactie tussen mensen in systemen • Niet negeren
• Vermijden of oplossen blijft de boodschap • Weerstand als trauma: zien als rouwproces
• Participatie als therapie • Weerstand als mening: meerwaarde voor verandering
• Nieuwste kijk: gebruiken van weerstand Creëer bewustzijn vanuit empathie
• Weerstand is een natuurlijk fenomeen Keer terug naar de doelstelling
• Biedt meerwaarde aan veranderprocessen Verander de verandering
• Weerstand is feedback, kan kwaliteit van veranderprocessen verhogen Bouw op participatie en betrokkenheid
• Inspraak als échte input, vanuit een geloof in betrokkenheid Zet een punt achter het verleden
• Zoek zwakke plekken uit ons plan en als je echt denkt dat je het kana
verbeteren we luisteren. Weerstand wordt creatief vanuit een negatief
gevoel.
• teken van betrokkenheid.
39
40
41