Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 77

TECHNOLOGIE ELEKTRICITEIT

MS GROENHOVE

NAAM:…………………………

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 1


1 Inhoudstafel
1 Inhoudstafel 2
2 Wat is elektriciteit? 4
2.1 Energie 4
2.1.1 Wat is energie? 4
2.1.2 Energievormen 5
2.1.3 Energie omvormen 5
2.2 Elektrische energie 6
2.2.1 De verschillende uitwerkingen van elektriciteit 6
2.2.1.1 Elektriciteit → warmte 6
2.2.1.2 Elektriciteit → licht 7
2.2.1.3 Elektriciteit → magnetisme 7
2.2.1.4 Elektriciteit → vonkopwekking 8
2.2.1.5 Elektriciteit → elektrolyse 8
2.2.1.6 Elektriciteit → schok 8
3 De elektrische stroomkring 9
3.1 De bouw van een stof 9
3.1.1 Moleculen 9
3.1.2 Atomen 9
3.1.2.1 Opbouw van een atoom 9
3.1.2.2 Ladingen in een atoom 10
3.1.2.3 Neutraal atoom, positief ion, negatief ion. 11
3.2 Ontstaan van elektrische stroom 13
3.2.1 Vergelijken van een waterstroom met de elektrische stroom 13
3.2.2 Elektronenstroom  conventionele stroom 14
3.3 Delen in een elektrische stroomkring. 15
3.3.1 De verbruiker 16
3.3.1.1 Enkele symbolen van verbruikers 19
3.3.1.2 De eenvoudigste gelijkstroommotor 20
3.3.2 De geleiders 21
3.3.2.1 Het toepassingsgebeid van de meest gebruikte geleiders 22
3.3.2.1.1 Draden 22
3.3.2.1.2 Kabels 22
3.3.2.1.3 Snoeren 23
3.3.2.1.4 Voorbedrade soepele buis 24
3.3.3 Bronnen 25
3.3.3.1 De batterij 26
3.3.3.1.1 Principe 26
3.3.3.1.2 Soorten batterijen 26
3.3.3.1.3 Symbool van een batterij 28
3.3.3.1.4 Praktijk: Zelf een batterij maken. 28
3.3.3.2 Alternator/generator 29
3.3.3.2.1 Principe 29
3.3.3.2.2 Symbool van een generator 29
4 Centrale 32
4.1 Centrale 32
4.2 Principe van een thermische centrale 32
4.3 Klassieke thermische centrale 35

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 2


4.3.1 Stoomketel (verwarmingsketel) 36
4.3.2 De stoomturbine 37
4.3.3 De generator 38
4.3.4 De condensor 39
4.3.5 De koeltoren 40
4.4 De kerncentrale 41
4.5 Windkracht 44
4.6 Waterkrachtcentrales of hydraulische centrales 45
4.7 Indeling van centrales op de manier hoe ze de turbine aandrijven. 46
4.8 Zonnepanelen 46
5 Van centrale tot verbruiker 50
6 Elektrische grootheden 52
6.1 Spanning 52
6.1.1 Definitie en eenheid 52
6.1.2 Soorten spanning 53
6.1.2.1 Gelijkspanning 53
6.1.2.2 Wisselspanning 54
6.2 Stroom 55
6.2.1 Definitie en eenheid 55
6.3 Weerstand 55
6.3.1 Geleiders 55
6.3.2 Weerstandmaterialen 56
6.3.3 Isolatiestoffen 56
6.3.4 Definitie en eenheid 58
7 Werken met voorvoegsels 60
7.1 Omzetten van eenheden met hulp van een tabel 60
7.2 Oefeningen 61
8 De wet van ohm 62
8.1 Een vraagstuk in een overzichtelijk gegeven omzetten 62
8.2 De formule omvormen 66
8.2.1 De stroom berekenen als de weerstand en de spanning gegeven zijn.
67
8.2.2 De spanning berekenen als de stroom en de weerstand gegeven zijn.
68
8.2.3 De weerstand berekenen als de spanning en de stroom gegeven zijn.
69
8.3 Oefeningen 70

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 3


2 Wat is elektriciteit?
Elektriciteit is een energievorm. Ze wordt overal gebruikt en je kan de wereld niet
indenken zonder elektriciteit.

OPDRACHT: Geef 10 voorbeelden waar je elektriciteit gebruikt.

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

• ............................................................................................................................

2.1 Energie
2.1.1 Wat is energie?
Lichamen bezitten energie als ze in staat zijn
arbeid te verrichten.

Voorbeelden:
• Je kunt je boekentas opheffen omdat je energie bezit, die energie neem je op
via voedsel.
• De benzine in een brommer bezit energie. Door de benzine zal de motor
rijden.
• De zon bezit energie: …………………………………………………………………

…………………………………………………………………………........................

.............................................................................................................................

Energie is in verschillende vormen aanwezig.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 4


2.1.2 Energievormen
• Bewegingsenergie: een draaiende boor, een rijdende auto, een ventilator die
draait, allen bezitten zij bewegingsenergie
• Warmte-energie: houtkachel, verwarmingsapparaat
• Chemische energie: batterijen bezitten chemische energie
• Lichtenergie:
• Kernenergie
• Geluidsenergie
• Magnetische energie
• Stralingsenergie
• Zonne-energie

Er bestaan heel wat verschillende soorten energie. Energie kan worden omgezet van
de ene soort naar de andere.

2.1.3 Energie omvormen


Met elektrische energie op zich ben je niet veel. Elektrische energie moet worden
omgezet naar een bruikbare, nuttige energievorm. Energie wordt omgezet van de
ene vorm naar de andere.

• in een bezinemotor wordt de in de benzine opgestapelde chemische energie


omgezet in mechanische energie.

• bij het verbranden van steenkool wordt chemische energie omgezet in


warmte-energie.

• in een strijkijzer en andere elektrische verwarmingsapparaten wordt de


toegevoerde elektrische energie omgezet in warmte-energie.

OPDRACHT: Geef van volgende toestellen de energieomzetting(en)

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 5


………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

………………………………. ………………………………. ……………………………….

2.2 Elektrische energie


De elektrische energie wordt omgezet naar een voor ons bruikbare energievorm.
Elektriciteit heeft verschillende uitwerkingen.

2.2.1 De verschillende uitwerkingen van elektriciteit


2.2.1.1 Elektriciteit → warmte
Elektriciteit wordt omgezet naar warmte. Dit noemt men het warmte- effect of joule-
effect

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 6


OPDRACHT:Geef nog 3 voorbeelden

………………………………………………

………………………………………………

……………………………………………….

Figuur 1: Warmte-effect van elektriciteit bij soldeerbout

2.2.1.2 Elektriciteit → licht


Elektriciteit wordt omgezet in licht, dit noemt men het lichteffect van elektriciteit

Figuur 2: Het lichteffect van elektriciteit

2.2.1.3 Elektriciteit → magnetisme


Als men elektrische stroom doorheen een geleider om spoel stuurt dan wordt dat
magnetisch. Men spreekt over elektromagnetisme. Dit noemt men het magnetisch
effect van elektriciteit.

Figuur 3: het magnetisch effect van


Figuur 4: Elektrisch DC motor, gebaseerd op het elektriciteit
magnetisch effect

Alle elektrische motoren zijn toepassingen van dit magnetisch effect.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 7


2.2.1.4 Elektriciteit → vonkopwekking
Als er tussen twee punten een te hoog
spanning optreedt dan onstaat er doorslag
(bliksemtje)

Toepassing: bij ontsteken van een


samengeperst gasmengsel, elektrisch lassen,
onsteken van aansteker,…
Figuur 5: Vonkopwekking bij een bougie

2.2.1.5 Elektriciteit → elektrolyse


Scheikundig effect: vb, verchromen, verzilveren,…

2.2.1.6 Elektriciteit → schok


Het schokeffect: elektriciteit veroorzaakt schokken in het lichaam. Die kunnen de
dood tot gevolg hebben.

Andere toepassing: schrikdraad bij een weideafsluiting

Figuur 6: defibrillatie

Elektriciteit zie je niet, ruik je niet en hoor je niet. Toch is elektriciteit heel
gevaarlijk!
Opletten dus, volgende krantenartikels tonen dit aan.

UIT De Gazet van Antwerpen:


28/01/'08 Een 61-jarige vrouw uit Buggenhout is zaterdag in haar bad om het leven gekomen door elektrocutie. Volgens het
parket van Dendermonde werd ze het slachtoffer van een slecht werkende, niet-gekeurde elektrische installatie.

21/05/'08 In het gemeentehuis van Herselt raakten dinsdag twee arbeiders van een firma uit Oevel (Westerlo) zwaargewond
toen ze werden geëlektrocuteerd. Een van hen boorde per vergissing in een kast met een transformator van 10.000 volt. Het
gemeentepersoneel diende de eerste zorgen toe. In een deel van Herselt viel een uurtje de stroom uit.
Opschudding dinsdag om 10.30u in het gemeentehuis van Herselt. Tijdens de plaatsing van een airconditioning in het
gemeentehuis liep het mis. Een arbeider van de firma AVS Service uit Oevel (Westerlo) boorde in plaats van in een buitenmuur
in een ruimte waar een transformator van Eandis staat.
“De firma wilde via de buitenmuur een aansluiting maken van de installatie op het dak naar onze schakelkast in de garage”, legt
Danny Verwimp, het hoofd van de technische diensten uit. “Hij stak een elektriciteitskabel door het geboorde gat en raakte
daarmee de transformator van 10.000 volt. Hierdoor ontstond meteen kortsluiting.”
De arbeider, de 27-jarige K.A. uit Lummen, liep zware brandwonden aan een arm op. H.J., een 19-jarige stagiair uit Tongerlo
(Westerlo) was er erger aan toe. Hij stond bij de arbeider die het gat boorde en kreeg de grootste klap te verwerken. Hij ligt in
een coma in het ziekenhuis Gasthuisberg in Leuven. Zijn toestand is kritiek, maar stabiel. De jongeman volgt een opleiding aan
de Xios-hogeschool in Diepenbeek en was nog maar twee dagen bezig.
“Vic Hendrickx en Mirèse Dreessen, twee personeelsleden bij de gemeente, hebben de jongen nog gereanimeerd in afwachting
van de hulpdiensten. Mede dankzij hen leeft hij nog. Ze hebben ooit een cursus eerste hulp gevolgd bij de gemeente”, vervolgt
Danny Verwimp.
Door het incident viel de stroom uit in het gemeentehuis en bij 600 aansluitingen in Herselt. “Arbeiders van Eandis hebben zo
snel mogelijk de schade hersteld. Vooral de bewoners in de richting van Aarschot hadden een uurtje geen stroom”, zegt Jean-
Pierre Blomme van Eandis.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 8


3 De elektrische stroomkring
3.1 De bouw van een stof
Stoffen zoals water, koper, ijzer, hout, enz zijn opgebouwd uit bouwstenen
Een stof kan je vergelijken met een bakstenen muur. De muur (de stof) is
opgebouwd uit bakstenen. De bakstenen zijn de bouwstenen van de muur.

3.1.1 Moleculen
Water is opgebouwd uit watermoleculen.

Een druppel water kan je delen in verschillende


kleinere druppels, die kun je op hun beurt weer
delen, enz

Het kleinste deeltje van een stof dat nog alle


eigenschappen van die stof bezit noemen we
een molecule.
Anders gezegd:

Het kleinste deeltje van een stof, die nog die stof
is noemen we een molecule

Figuur 7: Water is opgebouwd uit


moleculen

Figuur 2 toont ons schematisch een watermolecule.


De watermolecule is opgebouwd uit 1 zuurstof (O)
atoom en 2 waterstofatomen (H) vandaar de naam
H2O
De grootte van moleculen ligt in de orde van
nanometers. ( 1nm = 1 × 10-9 m, één miljoenste
millimeter), je hebt dus een microscoop nodig om ze
te kunnen zien.
Figuur 8: Water molecule

3.1.2 Atomen
3.1.2.1 Opbouw van een atoom
Moleculen zijn op hun beurt opgebouwd uit atomen. De bouwsteentjes van
moleculen zijn atomen.

Een stof bestaat uit moleculen. Moleculen zijn opgebouwd


uit atomen. Atomen bestaan uit een kern en elektronen.
Een kern bestaat uit protonen en neutronen.

Figuur 9: Opbouw van een molecule

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 9


Een atoom bestaat uit een KERN met daarrond elektronen.

• DE KERN: bestaat uit protonen en


neutronen. Meestal evenveel protonen
als neutronen.
• De elektronen: ‘draaien’ rond de kern.
Meestal evenveel elektronen als protonen.

Figuur 10: Opbouw atoom

OPDRACHT: Teken een atoom met 4 protonen

3.1.2.2 Ladingen in een atoom


In een atoom hebben bepaalde deeltjes een zekere lading.
Een elektron is negatief geladen.
Een proton is positief geladen.

Lading elektron = -1 elektron = negatief


Lading proton = +1 proton = positief

Figuur 11: Protonen positief, elektronen negatief

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 10


3.1.2.3 Neutraal atoom, positief ion, negatief ion.
• NEUTRAAL ATOOM: De totale lading van het atoom is neutraal (= 0).

Aantal protonen: 1 ………………………….


Aantal elektronen:1 ………………………….
Totale lading: 1 ………………………….

Figuur 12: Neutraal geladen atoom

• POSITIEF ION: De totale lading van het atoom is positief

Aantal protonen 1 ………………………….


Aantal elektronen1 ………………………….
Totale lading 1 ………………………….

Figuur 13: Positief ion

• NEGATIEF ION: De totale lading van het atoom is negatief

Aantal protonen 1 ………………………….


Aantal elektronen1 ………………………….
Totale lading 1 ………………………….

Figuur 14: Negatief ion

Positief (+) betekent te WEINIG elektronen


Negatief (-) betekent te VEEL elektronen

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 11


SAMENVATTING

• Elektriciteit is een energievorm

• Een lichaam bezit energie als het is staat is om arbeid te leveren

• Energie wordt omgezet van de ene vorm naar de andere

• Elektriciteit heeft verschillende uitwerkingen: Warmte-effect, lichteffect,


vonkopwekking, magnetisch effect, scheikundig effect, schokeffect.

• Een stof is opgebouwd uit moleculen

• Moleculen zijn opgebouwd uit atomen

• Een atoom bestaat uit een kern waarrond er zich elektronen bewegen

• De kern van een atoom bestaat uit neutronen en protonen

• De lading van een elektron is negatief

• De lading van een proton is positief

• Een atoom met meer elektronen als protonen noemt met een negatief ion

• Een atoom met minder elektronen als protonen noemt men een postief ion

• Een negatief geladen stof heeft teveel elektronen

• Een positief geladen stof heeft te weinig elektronen

HERHALINGSVRAGEN

1. Geef 4 verschillende uitwerkingen van elektriciteit met een voorbeeld.


2. Wat is een molecule?
3. Teken een atoom, benoem de verschillende delen
4. Wat is elektriciteit?
5. Geef 4 verschillende energievormen.
6. Wanneer bezit een lichaam energie?
7. Geef 3 verschillende uitwerkingen van elektriciteit.
8. Teken een positief ion.
9. Wanneer is een stof negatief geladen?
10. Geef de lading van een elektron, proton, neutron.
11. Leg uit: waarom is elektriciteit zo gevaarlijk.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 12


3.2 Ontstaan van elektrische stroom
In de natuur streef alles naar evenwicht. Water wil ‘plat’ liggen. Atomen voelen zich
het best in neutrale toestand. Een leerling ligt eerder op zijn stoel.

Zo wil een positief lichaam terug neutraal worden, het zal elektronen aantrekken.
Een negatief lichaam wil neutraal worden, het zal elektronen afstoten

Figuur 15: afstoting en aantrekken van ladingen.

3.2.1 Vergelijken van een waterstroom met de elektrische stroom

Nog aan te vullen


Elektrische stroom is verplaatsing van elektronen (elektronenstroom)

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 13


3.2.2 Elektronenstroom  conventionele stroom

SAMENVATTING

HERHALINGSVRAGEN

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 14


3.3 Delen in een elektrische stroomkring.
Wat hebben we nodig om een lamp te laten branden en te schakelen?

• ……………………………………

• ……………………………………

• ……………………………………

• ……………………………………

OPDRACHT: Teken een elektrische stroomkring en benoem de delen.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 15


3.3.1 De verbruiker
De elektrische verbruiker zet elektrische energie om in een andere energievorm.
Opgelet de verbruiker verbruikt geen energie maar zet energie om.

OPDRACHT 1: Geef de energieomzettingen van volgende verbruikers

OPDRACHT 2: Teken het elektrisch symbool van het toestel in de derde kolom

Elektrisch toestel Energieomzetting symbool

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 16


……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 17


……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 18


3.3.1.1 Enkele symbolen van verbruikers

Figuur 16: Enkele elektrische symbolen van verbruikers

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 19


3.3.1.2 De eenvoudigste gelijkstroommotor

Figuur 18: De gelijkstroommotor: met een magneet een batterij en een geleider

Figuur 17: Principe motor

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 20


3.3.2 De geleiders
Geleiders laten de elektronen goed door. Ze laten de elektrische stroom goed door.
Er bestaan ontzettend veel geleiders. We moeten de juiste draadkeuze maken in
functie van het toepassingsgebeid.

Figuur 19: Beperkt overzicht kabels, draden en snoeren

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 21


3.3.2.1 Het toepassingsgebeid van de meest gebruikte geleiders

3.3.2.1.1 Draden
De draaddoorsnede of sectie wordt altijd uitgedrukt in mm². Dit is de oppervlakte van
het koper.
• VOB
Dit is een draad met aderisolatie uit PVC (2) en een kern uit koper(1), die
tot 750 V mag gebruikt worden. Geen soepele geleider!
Europese aanduiding: H 07 V-U
Gebruik: In buisinstallaties (in lessen praktijk, in huisinstallaties) gebruiken
we VOB draad. Verplicht in een buis te gebruiken.
Samenstelling:
1. Kern bestaande uit één of meerdere draden van zacht koper.
2. Isolatie van PVC
Figuur 20

• VOBS
Dit is een draad met aderisolatie uit PVC en een kern uit koper, die tot
750 V mag gebruikt worden. Dit is een soepele geleider!
Europese aanduiding: H 07 V-K
Gebruik: bedrading in schakelmateriaal, schakelkasten van machines,
draaduiteinden moeten voorzien van een draadhuls.

Samenstelling:
1. Kern meerdere dunne koperen draadjes.
2. Isolatie van PVC
Figuur 21

3.3.2.1.2 Kabels
Een of meer geleiders zitten samen in een isolatiemantel. Ze worden gebruikt voor
vaste leidingen. Meestal hebben kabels geen soepele geleiders
• XVB
Kabel die gebruik mag worden zowel inbouw als opbouw, mag
rechtstreeks zonder buis in de muur.
Europese aanduiding: geen
Gebruik: als installatiekabel in huishoudelijke en industriële installatie,
zowel inbouw als opbouw.

Samenstelling:
1. Kern bestaande uit één of meerdere draden van zacht koper.
2. Isolatie van polyethyleen
3. Pvc opvulling
4. Moeilijk brandbare pvc buitenmantel

Figuur 22

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 22


• XFVB
Kabel die gebruik mag worden zowel inbouw als opbouw, mag
rechtstreeks zonder buis in de muur.
Europese aanduiding: geen
Gebruik: als installatiekabel in huishoudelijke en industriële installatie,
zowel inbouw als opbouw op plaatsen met gevaar voor mechanische
beschadiging.

Samenstelling:
1. Kern bestaande uit één of meerdere draden van zacht koper.
2. Isolatie van polyethyleen
3. Binnenmantel van pvc opvulling

Figuur 23 4. Blanke koperdraden


5.Overlappende ijzerbanden
6. Moeilijk brandbare pvc buitenmantel

• VGVB
Kabel die enkel mag gebruikt worden voor opbouw in woonvertrekken
(binnen).
Europese aanduiding: geen
Gebruik: als installatiekabel in huishoudelijke enkel opbouw voor
zichtbare uitbreiding.
Samenstelling:
1. Massieve koperen kern
2. Pvc-aderisolatie
3. Vlakke pvc mantel: twee of drie naast elkaar liggende geleiders onder
eenzelfde buitenmantel
Figuur 24

3.3.2.1.3 Snoeren
Snoeren bestaan uit soepele geleiders, ze worden meestal niet gebruikt voor vaste
leidingen.

• VTLB L=lichte belasting


Gebruikt bij geringe mechanische belasting.
Europese aanduiding: H 03 VV-F
Gebruik:in woonvertrekken, keukens, voor lichte verplaatsbare toestellen
zoals radio’s en schemerlampen. Verboden voor verwarmingstoestellen,
verboden in openlucht.
Samenstelling:
1. Soepele kern bestaande uit meerde koperdraadjes.
2. Aderisolatie in pvc
Figuur 25 3. Mantelisolatie in pvc

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 23


• VTMB M=middelmatige belasting
Gebruikt bij geringe mechanische belasting.
Europese aanduiding: H 05 VV-F
Gebruik:in woonvertrekken, keukens, voor lichte verplaatsbare
toestellen zoals radio’s en schemerlampen. Ook voor
verwarmingstoestellen. Verboden in openlucht.
Samenstelling:
1. Soepele kern bestaande uit meerde koperdraadjes.
2. Aderisolatie in pvc
3. Mantelisolatie in pvc

Figuur 26
• CTMB M=middelmatige belasting
Europese aanduiding: H 07 RN-F
Gebruik:in droge als natte ruimten, in buitenlucht. Voor middelmatige
belastingen bv. Kookketels, kookplaten, looplampen, cirkelzagen,
handgereedschap.
Samenstelling:
1. Zeer soepele kern bestaande uit meerde koperdraadjes.
2. Aderisolatie in rubber
3. Mantelisolatie in neopreen

Figuur 27

3.3.2.1.4 Voorbedrade soepele buis


In plaats van draden in buizen te trekken gebruikt men tegenwoordig heel vaak
voorbedrade buis. De draden zitten al in de buis, ze worden verkocht in rollen van
25m tot 100m.

Figuur 28: Voorbedrade buis

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 24


OPDRACHT: Bepaal welk soort draad, snoer, kabel je zou gebruiken voor volgende
toepassingen.

• Ik wil thuis een extra verlichtingspunt in de hoek van mijn living. Ik wil opbouw
werken.

…………………………………………………………………………………………...

• In de kelder wil ik een stopcontact plaatsen.

…………………………………………………………………………………………...

• Het snoer van mijn soldeerbout is per ongeluk kapot. Ik wil het vervangen.

…………………………………………………………………………………………...

• In mijn werkplaats (ik ben zelfstandig garagist) wil ik extra stopcontacten en ik


wil opbouw werken.

…………………………………………………………………………………………...

• Ik ben over het snoer van mijn grasmachine gereden en het is aan vervanging
toe.

…………………………………………………………………………………………...

• In een grote verbouwing wil de elektriciteit vernieuwen. Welke kabels, draden,


ga ik gebruiken?

…………………………………………………………………………………………...

…………………………………………………………………………………………...

3.3.3 Bronnen
Er bestaan verschillende soorten elektrische bronnen.
OPDRACHT: Som 5 verschillende bronnen op

1…………………………………………….

2…………………………………………….

3…………………………………………….

4…………………………………………….

5…………………………………………….

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 25


3.3.3.1 De batterij

Figuur 29: Soorten batterijen

3.3.3.1.1 Principe
Een batterij kan elektrische energie opslaan en chemische energie weer in
elektrische energie omzetten, voor het afgeven van stroom aan verbruikers als
verlichting, startmotor, gereedschappen etc. Het zou te ver gaan uit te leggen hoe dit
allemaal precies gaat. Om kort te zijn kun je zeggen dat er zich binnen de batterij
chemische processen afspelen.
Een batterij geeft gelijkspanning. (zie later)

3.3.3.1.2 Soorten batterijen


Batterijen zijn in veel verschillende vormen en zijn gebruikt voor verschillende
doeleinden. Een batterij is een statische bron.
OPDRACHT: Geef bij iedere batterij een voorbeeld van waar ze kan gebruikt worden

OPDRACHT: Geef de bronspanning

Batterij Voorbeeld gebruik Spanning

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 26


……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

…………………………………………...

……………………………………………

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 27


3.3.3.1.3 Symbool van een batterij
Op elektrische schema’s vind je verschillende symbolen voor een batterij het
symbool dat wij hanteren voor een batterij is:

Duid op het symbool de pluspool van de batterij aan met


een +
De minpool met een –

Figuur 30: Symbool van een batterij

Een ander symbool voor een batterij is volgend symbool: (dat is zo voor een auto-
accu)

Figuur 31: Symbool cellenbatterij

3.3.3.1.4 Praktijk: Zelf een batterij maken.


Je kunt zelf heel gemakkelijk een batterij maken.
Benodigdheden:
• citroensap of keukenazijn
• munten die koper bevatten
• aluminiumfolie
• stevig papier
• tape
• tissue of keukenpapier
• twee elektriciteitsdraadjes
Rol van het stevige papier een koker waarin de stapel munten past (nog niet erin
doen). Vouw een cirkel aluminiumfolie over één van de uiteindes en maak dit met
tape vast. Maak propjes van stukjes aluminiumfolie en druk hier schijfjes van die net
zo groot en dik zijn als de munten. Doe hetzelfde met tissue- of keukenpapier. Leg
deze tissue of keukenpapierschijfjes in het citroensap of in de azijn. Vul nu de koker
door steeds een schijfje tissue, een munt en een schijfje aluminiumfolie op elkaar te
stapelen. Zorg dat je eindigt met een munt.
Haal de plastic uiteinden van de elektriciteitsdraadjes, zodat je het koper op van de
draadjes aan elke kant kan bevestigen. Test nu de batterij met een fietslampje.

Figuur 32: Zelfgemaakte batterij

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 28


3.3.3.2 Alternator/generator

Een fiets dynamo is een mooi


voorbeeldje van een generator: Een
generator zet mechanische energie
om in elektrische energie.

Figuur 33: Een fietsdynamo is een generator

3.3.3.2.1 Principe

Een motor draait doordat op een stroomvoerende geleider in een


magnetisch veld een kracht wordt uitgeoefend. Bij een generator gebeurt
het omgekeerde: geleiders zitten rond een bewegende magneet en
daardoor zullen er elektronen verplaatsten. Er wordt spanning opgewekt.

3.3.3.2.2 Symbool van een generator

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 29


SAMENVATTING

• Een elektrische stroomkring bestaat uit: een bron, geleiders, een verbruiker
en een schakelaar

• Een verbruiker zet elektrische energie om in een andere energievorm


o Warmte energie (vb soldeerbout)
o Licht energie (vb gloeilamp)
o Bewegingsenergie (vb motor, luidspreker,)
o
• Een motor draait op het principe van elektromagnetisme

• Geleiders geleiden de elektrische stroom heel goed

• Isolatoren geleiden de elektrische stroom niet

• Draden zijn enkelvoudige geleiders

• Kabels bestaan uit meerdere vaste geleiders in eenzelfde omhulsel.

• Kabels worden gebruikt voor vaste verbindingen

• Snoeren bestaan uit meerdere soepele geleiders in eenzelfde omhulsel.

• Snoeren worden gebruikt voor verplaatsbare verbruikers aan te sluiten.

• Voor elke toepassing bestaat een welbepaalde geleider

• Er bestaan verschillende soorten bronnen


o Batterij
o Dynamo
o Generator
o Elektriciteitsnet

• Symbool van een batterij

• Symbool van een generator

• Een generator werkt op hetzelfde principe van een motor maar dan
omgekeerd.

• Een batterij zet chemische energie om in elektrische energie

• Iedere batterij heeft zijn toepassingsgebied

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 30


HERHALINGSVRAGEN

1. Geef de 4 bestanddelen van een elektrische stroomkring


2. Geef 3 voorbeelden van verbruikers
3. Wordt er energie verbruikt in een verbruiker?
4. Geef 4 voorbeelden van energie omzettingen in een verbruiker
5. Welke kabels gaat men gebruiken in een huishoudelijke installatie
6. Geef het symbool van een batterij
7. Geef het symbool van een generator
8. Op welk principe werkt een generator?
9. Op welk principe werkt een motor?
10. Teken een fietsdynamo, benoem de delen.
11. Waarom gaat een dynamo draaien?
12. Bekijk onderstaande schema’s.
a. Kleur de lampen die branden
b. Kleur de zoemer indien de zoemer zoemt.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 31


4 Centrale
4.1 Centrale
Elektriciteit wordt opgewekt in een centrale. Een centrale zet de ene energievorm om
in een andere.
In een centrale wordt meestal een generator (een enorme dynamo) aangedreven.
Laten we bekijken hoe men tot elektrische energie komt.

4.2 Principe van een thermische centrale


THERMISCH = …………………………………….

1. In elke generator zit een reuzemagneet. Rond deze magneet hebben we een
koperen draad rond gewikkeld. Wat moeten met de magneet opdat we
elektriciteit zouden hebben?

A:De magneet opwarmen B:De magneet laten C: De magneet stilhouden


draaien

Dit is het principe van een generator: leg uit

2. Hier zie je een eenvoudige voorstelling van een turbine. De turbine is hier het
molentje. Als het molentje draait, draait de generator en hebben we stroom.
Maar hoe gaan we dit molentje laten draaien?

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 32


A: Er stoom tegen blazen B: Er een gewicht aan C: De zon er laten
hangen opschijnen

3. In de stoomketel wordt stoom gemaakt. Hiervoor hebben we water nodig.


Wat moeten we juist doen met dat water om stoom te krijgen?
A: Er hard in roeren B: Het water koken C: Er hard in blazen

Onderstaande tekening vat alles wat we nu hebben even samen.

Figuur 34: Basisprincipe van een centrale


De centrale werkt nu volledig. We hebben brandstof om stoom te maken, de stoom
drijft de turbine aan en deze op zijn beurt de generator. Maar waar blijven we nu met
die stoom aan het eind van de turbine?
A: We laten de stoom B: We condenseren de C: Condenseren en
ontsnappen stoom en lozen het water opnieuw gebruiken
in de rivier

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 33


De werking van een thermische centrale kunnen we kort samenvatten:
Stap 1: We maken vuur: Waarom? Wat doen we daarmee?

Stap 2: Wat drijft de stoom aan? Wat gebeurt met de stoom nadat hij zijn ‘werk’
heeft gedaan?

Stap 3: De turbine draait, wat moet er nu nog gebeuren?

We gaan de verschillende centrales eens nader bekijken.

Figuur 35: Even tussendoor

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 34


4.3 Klassieke thermische centrale

Figuur 36: De klassieke thermische centrale

1. Stoomketel
2. Elektrofilter
3. Stoomturbine
4. Alternator/generator
5. Transformator
6. Condensor
7. Koeltoren

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 35


4.3.1 Stoomketel (verwarmingsketel)
Een brandstof (steenkool, aardgas, pellets,…) wordt verbrand en warmt zo de
stoomketel op. In de stoomketel lopen tal van kleine buisjes waar water in zit. Die
buisjes gaan we verwarmen door ze in het vuur te plaatsen. Het water wordt dan
stoom en die stoom gaat naar de turbine.

Figuur 37: Buizenstel in een stoomketel

1 : stoomketel
2: rookgasfilter

Figuur 38: Stoomketel van een thermische centrale

OPDRACHT: Los volgende vragen op!


1. Wat is het doel van de stoomketel (verwarmingsketel)?

2. Welke energieomzetting gebeurt er?

De brandstoffen die worden gebruikt zijn steenkool, aardgas of aardolie. Dit zijn
fossiele brandstoffen.
Nadelen: -de voorraad fossiele brandstoffen raakt stilaan op
- verbranding van die brandstoffen is schadelijk voor het milieu

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 36


4.3.2 De stoomturbine
Met de hete en samengeperste stoom gaan we de turbine aandrijven. Je kan de
turbine vergelijken met een windmolentje.
Hieronder zien we een turbine. Ze bestaat uit een as met allemaal wieken. Als
we stoom tegen de wieken blazen gaat de turbine draaien. Opdat de turbine
snel zou draaien gebruiken we hete en samengeperste stoom.

Figuur 39: Werking van een stoomturbine

Figuur 40: Een stoomturbine in opbouw

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 37


OPDRACHT: Los volgende vragen op!
1. Wat beweegt er in de turbine?

2. Wat veroorzaakt die beweging?

3. Wat is het doel van een stoomturbine?

4.3.3 De generator
De turbine drijft de generator aan. Doordat magneten draaien wordt in de geleiders
de rond de magneten zitten elektriciteit opgewekt.

Figuur 41: De generator wekt elektriciteit op

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 38


OPDRACHT: Los volgende vragen op!
1. Wat is het doel van de generator?

2. Welke energieomzetting gebeurt er?

4.3.4 De condensor
We condenseren de stoom die uit de turbine komt en we gebruiken ze opnieuw. Om
de stoom te condenseren gebruiken we hier geen koelkast maar met een condensor.
Dit is een ruimte waarin tal van kleine buisjes lopen met koel rivierwater in. De stoom
wordt op deze buizen geblazen en zal condenseren tot water. Dit water zal opnieuw
naar de stoomketel gaan.

Figuur 42: Condenseren van de stoom in de condensor

Figuur 43: Een condensor uit een oude stoommachine

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 39


OPDRACHT: Los volgende vragen op!
1. Wat is condenseren?

2. Welk water loopt er door de kleine buisjes van de condensor?

4.3.5 De koeltoren

Figuur 44: Principe van een koeltoren

Het rivierwater dat door de condensor loop zal natuurlijk opwarmen. De centrales
mogen dat warme water niet zomaar terug in de rivier lozen. Het water moet eerst
afgekoeld zijn. Men sproeit het bovenaan de koeltoren uit. Het geeft zo zijn warmte af
aan de omgeving.
Pas als het water afgekoeld is kan men het lozen in de rivier of terug gebruiken om
de stoom te condenseren.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 40


OPDRACHT: Los volgende vragen op!
1. Welk water moet worden afgekoeld?

2. Waarom moet dat water worden afgekoeld?

OPDRACHT: Vul volgend schema aan


In te vullen woorden: Stoom, Generator, Condensor, Net , Koeltoren, Koelwater,
Brandstof, water wordt stoom, turbine aangedreven door stoom,

4.4 De kerncentrale
Het principe van de kerncentrale ligt heel dicht bij een klassieke centrale. In een
kerncentrale zal men ook met stoom een turbine aandrijven. Die turbine laat een

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 41


generator draaien en daardoor wordt er elektriciteit opgewekt. Het enige verschil zit
in de manier waarop die stoom gemaakt wordt. In een kerncentrale zal men als
warmtebron kernenergie gebruiken.

Figuur 45: Principe van een kerncentrale

In de reactor (gevuld met water) gebeurt er een kernreactie waardoor er ontzettend


veel warmte vrijkomt. Het reactorwater wordt heel warm (300°C) en loopt door een
stoomgenerator (maakt stoom), de warmte wordt afgegeven en vloeit daarna terug
naar het reactorvat. Dit is een gesloten circuit (primaire kring)
In de stoomgenerator wordt het ‘turbine’water terug stoom en drijft de stoomturbine
aan. Deze stoomkring (stoom naar turbine naar condensor naar stoomgenerator
terug naar turbine) noemt men de primaire kring.

Figuur 46: Ontstaan van een kettingreactie

Het reactorwater is radioactief en zeer gevaarlijk daarom werken ze bij een


kerncentrale met twee gescheiden waterkringen. De primaire kring (reactorwater) en
een secundaire kring (turbinewater)

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 42


Kleur op de tekening de
primaire kring in het rood.
De secundaire kring kleur
je in het blauw.

Figuur 47: Kerncentrale

Een kerncentrale is een thermische centrale waar men kernenergie gebruikt om


water in stoom te veranderen.
Voordelen:
• geen luchtverontreiniging;
• geen uitstoot van kooldioxide
• veel minder afval
• grondstoffen in grotere hoeveelheden beschikbaar, dan de fossiele
brandstoffen
• sommige bijproducten (bepaalde radioactieve isotopen) zijn van essentieel
belang voor de nucleaire geneeskunde (radiotherapie).
Nadelen:
• afval kan niet gemakkelijk worden hergebruikt of onschadelijk gemaakt;
• afval is over een onoverzichtelijk lange periode gevaarlijk en opslag ervan is
daardoor problematisch;
• bij ongelukken kan enorme milieuschade ontstaan;

Figuur 48: Kernramp in Tsjernobyl in 1986, in 2013 moet er een nieuwe betonnen
'sarcofaag’ overheen

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 43


4.5 Windkracht

Figuur 49: Windmolens te Kortrijk (de daltons)

Op de as van de rotor zit een generator. Als de wieken draaien dan wordt de
generator aangedreven en heb je elektriciteit.
Windenergie wordt omgevormd tot mechanische energie, de mechanische energie
wordt omgevormd naar elektrische energie.

Figuur 50: Principe van een windmolen

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 44


4.6 Waterkrachtcentrales of hydraulische centrales

Figuur 51: Hoover dam

Het vallende water drijft een turbine aan, die turbine drijft een generator aan.

Figuur 52: Principe van een waterkrachtcentrale

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 45


4.7 Indeling van centrales op de manier hoe ze de turbine
aandrijven.

Figuur 53: Indeling van centrales

4.8 Zonnepanelen

Figuur 54: Zonnepanelen

Zonnepanelen bestaan uit fotovoltaische cellen. Deze cellen zetten zonne-energie


om in elektrische energie.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 46


Dit is een vorm van hernieuwbare energie. Hernieuwbare energie bestaat uit
fotovoltaïsche en thermische zonne-energie, windenergie, kleinschalige waterkracht,
en biomassa.
Deze energievormen zijn niet schadelijk voor het milieu, en zijn onuitputtelijk

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 47


SAMENVATTING

• Een centrale zet een bepaalde energievorm om in elektrische energie

• Principe van een centrale: laat een generator draaien.

• Een thermische centrale zet water om in stoom, met die stoom wordt een
turbine aangedreven, die turbine doet de generator draaien en de elektriciteit
wordt opgewekt.

• Doel van de stoomketel is om water op te warmen tot stoom

• Doel van de stoomturbine is van de rechtlijnige verplaatsing van de stoom om


te zetten in een draaibeweging

• De generator zet mechanische energie (draaibeweging) om in elektrische


energie

• De condensor zorgt ervoor dat de stoom gebruikt om de turbine te laten


draaien terug wordt afgekoeld tot water (condenseren)

• Door de condensor loop in dunne buisjes koelwater

• De koeltoren koelt het koelwater af

• De kerncentrale is een thermische centrale, in de plaats van fossiele


brandstoffen te verbruiken wordt de warmte opgewekt met een kernreactie.

• In een kerncentrale heb je 2 waterkringen (primaire en secundaire)

• Bij een windmolen drijven de wieken rechtstreeks de generator aan.

• Bij waterkrachtcentrales drijft het vallende water een turbine aan

• Zonnepanelen zetten zonne-energie om in elektrische energie

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 48


HERHALINGSVRAGEN

1. Wat is het doel van een stoomketel?


2. Welke energieomzetting gebeurt er in een generator?
3. Op welk principe werkt een thermische centrale?
4. Hoe wordt de afgewerkte stoom terug water wordt?
5. Uit wat bestaat een condensor?
6. Waarom is een koeltoren nodig?
7. Geef 2 nadelen van een klassieke thermische centrale.
8. Geef 2 voor- en nadelen van een kerncentrale.
9. Geef twee vormen van hernieuwbare energie.
10. Wat is hernieuwbare energie?
11. Benoem ieder onderdeel op onderstaand schema.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 49


5 Van centrale tot verbruiker

Figuur 55: De elektriciteit van centrale naar verbruiker

De centrale levert spanningen van 220 tot 380 kV (380 000 V) Deze spanningen zijn
zo hoog om de verliezen klein te houden.
Via hoogspanningskabels wordt deze gebracht naar een transformatiepost
(hoogspanningsstation).

Figuur 56: Hoogspanning, hoogspanningsnet

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 50


In een hoogspanningsstation wordt de
hoge spanning (hoogspanning, HS) (tot
380 kV) omgezet in een lagere spanning
(middenspanning, MS) (3kV tot 15 kV).

Deze middenspanning wordt


verdeeld via het
middenspanningsnet naar
de verschillende plaatselijke
cabines

Figuur 57: Transformatiepost of hooggspanningsstation)

Figuur 58: Middenspanningsnet, rechts: scheider en transfo

In de plaatselijk distributiecabines of soms op het


middenspanningsnet (zie boven) wordt de
middenspanning omgezet naar lage spanning (380V-
220V)

Figuur 59: Transfo in een plaatselijke cabine

En zo komt de 220V binnen in je huis!

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 51


6 Elektrische grootheden
GROOTHEID: Iets dat kan gemeten worden: vb: lengte, gewicht, ……………………...
EENHEID: Vastgelegde maat waarmee je een grootheid mee vergelijkt: vb: een tafel
is 2 keer langer dan de eenheid tafel is 2m

6.1 Spanning
In een vorig hoofdstuk hebben we een elektrische stroomkring vergeleken met een
waterkring. De spanning in een stroomkring is de stuwkracht op de elektronen.
In de waterkring kunnen we dit vergelijken met het hoogteverschil van de
waterkolom. Hoe hoger de waterkolom hoe groter de drukkracht op de
watermoleculen.
De spanning noemt men ook soms het potentiaal verschil (vergelijk met
hoogteverschil)

Figuur 60: Vergelijken van waterverschil met de spanning

1 Wat gebeurt er als van we de kraan van het linkervat openen?

2. Wat gebeurt er indien we de schakelaar sluiten?

Indien het waterhoogteverschil stijgt dan zal het water sneller/trager lopen. De druk
op de watermoleculen wordt groter/kleiner.
Indien de elektrische spanning vergroot dan is het ladingsverschil groter/kleiner. De
stuwkracht op de elektronen is groter/kleiner.

6.1.1 Definitie en eenheid


DEFINITIE: Spanning is de stuwkracht op de elektronen

SYMBOOL: U (HOOFDLETTER U)

EENHEID: de volt V

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 52


6.1.2 Soorten spanning
Een spanning kan verschillend zijn in grootte (vb een spanning van 1,5V  een
spanning van 24V)
Een spanning kan ook verschillend zijn van vorm.

6.1.2.1 Gelijkspanning
Met een gelijkspanning vloeit de stroom steeds in dezelfde zin.

Figuur 61: Een zuivere gelijkspanning

VOORBEELDEN VAN GELIJKSPANNINGSBRONNEN:


Batterij, accu, dynamo, …

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 53


6.1.2.2 Wisselspanning

Bij een wisselspanningbron veranderen de polen van de


bron voortdurend. De stroom verandert van richting.
In het eerste deel heb je een positieve spanning in het
tweede deel een negatieve spanning.

Figuur 62: Een wisselspanning

DIT GEBEURT 50 KEER per SECONDE

DEEL A

DEEL B

De stroom wisselt voortdurend van richting: wisselstroom als gevolg van


wisselspanning.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 54


6.2 Stroom
De stroom geeft aan hoeveel elektronen er worden verplaatst per tijdseenheid.

Figuur 63: Vergelijken van een waterstroom met de elektrische stroom

De stroom kunnen we vergelijken met het debiet van het water. Hoe meer water per
tijdseenheid er door de buis loopt hoe groter het debiet. Hoe meer elektronen er zich
verplaatsen per tijdseenheid hoe groter de elektrische stroom.

6.2.1 Definitie en eenheid


DEFINITIE: Stroom is het aantal verplaatste elektronen per tijdseenheid

SYMBOOL: I (HOOFDLETTER I)

EENHEID: de ampère A

6.3 Weerstand
De weerstand geeft aan hoe goed of slecht een bepaalde materie de elektrische
stroom doorlaat.
Iedere materie laat de stroom op een andere manier door. Men spreekt over
geleiders en isolatoren.

6.3.1 Geleiders
Geleiders zijn stoffen die de stroom goed geleiden.

Figuur 64: De elektronen door een geleider

Zilver, koper, aluminium zijn zeer goede geleiders.


Zilver wordt in elektrische componenten vaak gebruikt bij contactpunten (te duur als
leiding)
Koper is het materiaal dat het meest gebruikt als geleider.
Aluminium geleidt de stroom slechter dan koper maar is een heel stuk lichter en gaat
men toepassen in luchtleidingen.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 55


6.3.2 Weerstandmaterialen
Weerstandmaterialen zijn stoffen die de elektrische stroom niet goed geleiden, ze
bieden weerstand tegen de stroom.

Figuur 65: Stoffen die de stroom niet goed geleiden

Deze materialen komen goed van pas in de elektronica, bij


verwarmingsweerstanden, en gloeiweerstanden (gloeilamp)

Figuur 66: Een weerstandje en


zijn symbool

6.3.3 Isolatiestoffen
Isolatiestoffen zijn stoffen die de elektrische stroom niet geleiden.

Figuur 67: Isolatiestoffen geleiden de elektrische stroom niet

Isolatiestoffen worden gebruikt om geleidende (snoeren, kabels,…) af te zonderen,


dit noemt men isoleren van elektrische geleiders. Isoleren beidt dus bescherming!

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 56


OPDRACHT: Los volgende vragen op!

DUID DE GELEIDERS AAN MET GROEN


1 DUID DE ISOLATOREN AAN MET ROOD
1. Waarom worden de geleiders gebruikt?

2. Waarom wordt op die plaats een isolator aangebracht?

1. Waarom worden de geleiders gebruikt?


2

2. Waarom wordt op die plaats een isolator aangebracht?

1. Waarom worden de geleiders gebruikt?


3

2. Waarom wordt op die plaats een isolator aangebracht?

1. Waarom worden de geleiders gebruikt?


4

2. Waarom wordt op die plaats een isolator aangebracht?

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 57


6.3.4 Definitie en eenheid

DEFINITIE: De weerstand is de tegenstand die de elektrische stroom ondervindt


tijdens zijn doorstroming in het materiaal.

SYMBOOL: R (hoofdletter R)

EENHEID: de ohm (Ω) Griekse letter o

Graaf Alessandro Giuseppe Antonio Anastasio Volta


(Como, 18 februari 1745 – Camnago (bij Como), 5 maart
1827) was een Italiaanse natuurkundige die bekend is
geworden door zijn ontdekking van de elektrische batterij
ofwel de voltaïsche cel (Zuil van Volta).

André-Marie Ampère (Poleymieux-au-Mont-d’Or, 22 januari


1775 – Marseille, 10 juni 1836) was een Frans natuur- en
wiskundige die algemeen wordt beschouwd als een van de
ontdekkers van het elektromagnetisme.

Georg Simon Ohm (Erlangen, 16 maart 1787 – München, 6


juli 1854) was een Duits wis- en natuurkundige. Hij is bekend
geworden door de naar hem genoemde Wet van Ohm waarin
de relatie tussen elektrische spanning, elektrische stroom en
weerstand wordt uitgedrukt. Tevens is de eenheid van de
elektrische weerstand - de Ohm - naar hem vernoemd.

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 58


SAMENVATTING

• Een grootheid is iets wat kan gemeten worden

• Een eenheid is een vastgelegde maat waarmee een grootheid kan vergelijken
worden

• Bij een gelijkspanning blijft de stroom in dezelfde richting stromen

• Bij een wisselspanning verandert de richting van de stroom voortdurend

• Een geleider laat de elektrische stroom goed door.

• Een weerstand laat de elektrische stroom niet goed door

• Een isolator laat de elektrische stroom niet door

Elektrische grootheid Eenheid Definitie van de grootheid


Naam Symbool Naam Symbool

Spanning U volt V De stuwkracht op de elektronen,

Hoeveel verplaatste elektronen


Stroom I ampère A
per tijdseenheid
De tegenstand van een
Weerstand R ohm Ω materiaal tegen de elektrische
stroom

HERHALINGSVRAGEN

1. Wat is een grootheid?


2. Geef de eenheid van spanning, stroom en weerstand
3. Geef de definitie van spanning, stroom en weerstand
4. Teken een gelijkspanning.
5. Teken een wisselspanning.
6. wat is het verschil tussen een geleider en een weerstand?
7. Waarom worden isolatoren gebruikt?

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 59


7 Werken met voorvoegsels
Net zoals lengte eenheden kunnen elektrische grootheden weergegeven worden met
voorvoegsels.
Vb: 1000m = 1 km
10mm = 1 cm
Deze lengtematen worden weergegeven met voorvoegsels, een handig hulpmiddel
om eenheden om te vormen is een tabel maken.

7.1 Omzetten van eenheden met hulp van een tabel


VOORVOEGSELS

micro…
hecto…
mega…

centi…
deca…

deci…
klio…

milli
M k h da …
… d c m µ

De punten na de voorvoegsel stellen de eenheid voor.

Voorbeelden:
Werkwijze
123 mV = 0,123 V duid de maat aan
1 kA = 1 000 A schrijf de cijfers van het maatgetal in de tabel op de juiste
99 mΩ = 0,099 Ω plaats
23 mm = 2,3 cm
0,0025 kV= 2,5 V zet een schuine streep bij de gevraagde eenheid
22µA = 0,022 A vul de kolommen aan met nullen
5,5MV = 5500 kV plaats van de schuine streep is de plaats van de komma
5 500kV = 5 500 000V

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 60


7.2 Oefeningen

1mV = …………….. V 20kV = ………………. V


1,5V = …………….. mV 15000V = ……………. KV
0,4V = …………….. mV 0,03V = ……………… mV
1kV = ……………… V 0,0045kV = ………….. V

2mA = …………… A 0,005A = …………….. mA


50mA = …………….. A 500mA = …………….. A
250mA = …………… A 0,0002A = …………… mA
100µA = ……………. A 0,5mA = ……………… µA

220kΩ = …………… Ω 1MΩ = …………… kΩ


500kΩ = …………… Ω 50000Ω = …………. kΩ
0,22MΩ = ………….. Ω 0,5MΩ = …………… kΩ
1,2MΩ = …………… Ω 1,1MΩ = 1MΩ + ………. kΩ

85 km = ……………. M 0,012 A=……………… mA


50 kV=……………… V 0,008 A= …………….. µA
22 MΩ=…………….. Ω 0,000 54 A=……………. mA
45 µA= …………….. A 8 200 000 Ω=…………… MΩ

3,56 mA=…………….. A 666 A=............................. kA


6,02 MV = .................. V 6,654 µA= ....................... mA
0,002 Ω =…………….. mΩ 33,1 dV= …………………. V
5 600mV=.................... V 8 732 mA =.........................A

10 cm = ........................ mm 12,12cm=.......................... m
0,32 m= ......................... cm 20 Ω= ……………….. mΩ
56,6 dm = ...................... m 0,000 001A=................... µA
123,5 Ω = ……………….. k Ω 0,056 2 V= ………………. mV

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 61


8 De wet van ohm
De wet van ohm is de belangrijkste wet binnen de elektriciteit. De wet zegt dat de
spanning over een stroomkring gelijk is aan het product van de weerstand van
die stroomkring en de stroom door die stroomkring.

Met symbolen geeft dit

U=RxI
Met deze formule gaan we nu vraagstukken oplossen.

U is uitgedrukt in volt
R is uitgedrukt in ohm
I is uitgedrukt in ampère

8.1 Een vraagstuk in een overzichtelijk gegeven omzetten


Het moeilijke van een vraagstuk is het omzetten van woorden in symbolen. We
moeten proberen uit de woorden de belangrijke zaken te halen. We halen de
grootheden eruit en rangschikken ze in een gegeven.

1) Door een geleider met een weerstand van 20 Ω. Vloeit een stroom van 2A.
Welke spanning staat erover de geleider?

WERKWIJZE: We onderstrepen in het vraagstuk de gegevens met groen. Het


gevraagde onderlijnen we met blauw.
We kennen de symbolen voor onze drie basisgrootheden:
• Spanning = U in volt (V)
• Weerstand = R in ohm (Ω)
• Stroom = I in ampere (A)

We noteren:
Geg: R = 20 Ω
I = 2A

Gvr: U=?

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 62


2) Een verbruiker wordt aangesloten op een bron met een spanning van 230V.
de verbruiker neemt een stroom op van 0,75 mA. Bereken de weerstand van
de verbruiker
WERKWIJZE: onderstrepen van de gekende grootheden (gegeven: groen,
gevraagd:blauw)

We noteren:
Geg: U = 230V
I = 0,75 mA

Gvr: R=?

PROBLEEM: We zien dat de eenheid van de stroom in mA uitgedrukt is en niet in A

WE HERLEIDEN ALLE GROOTHEDEN NAAR DE BASISEENHEID


Dus krijgen we
Geg: U = 230V
I = 0,75 mA = 0,000 75 A

Gvr: R=?

SAMENVATTING

STAPPENPLAN om vraagstuk om te zetten in een gegeven.


1. Duid de gegevens aan in het groen (grootheid en eenheid)
2. Duid het gevraagde aan in het blauw (grootheid en eenheid)
3. Noteer met symbolen in het gegeven
4. Herleid indien nodig naar basiseenheid = eenheid zonder voorvoegsels (volt,
ampère, ohm)

OEFENINGEN

1. De weerstand van een strijkijzer is 55Ω. Bereken de stroom die vloeit bij
aansluiting op 220V werkspanning

GEG

GEVR

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 63


2. Door een weerstand van 220kΩ wil men een stroom sturen van 1mA. Welke
spanning moet men aan de klemmen van de weerstand aansluiten?
GEG

GEVR

3. Op een schaallampje is aangegeven 6,3V – 0,1A. Bereken de weerstand van


dit lampje.
GEG

GEVR

4. Bereken de stroom die vloeit door een weerstand van 220kΩ bij aansluiting op
220V.
GEG

GEVR

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 64


5. Door een gloeilamp die aangesloten is op 220V vloeit een stroom van 500mA.
Bereken de weerstand van deze lamp.
GEG

GEVR

6. Door een parkeerlichtje van een auto met weerstand 24Ω, vloeit 0,25A. Welke
spanning is aangesloten?
GEG

GEVR

7. Door een kookplaat met weerstand 26Ω vloeit een stroom van 5A. Op welke
spanning is deze aangesloten?
GEG

GEVR

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 65


8. Door een kookplaat met weerstand 2,6 Ω vloeit een stroom van 5A. Op welke
spanning is deze aangesloten?
GEG

GEVR

8.2 De formule omvormen

Met de formule U = R x I kunnen we verschillende grootheden berekenen. We


kunnen U berekenen als I en R gegeven zijn, we kunnen I berekenen als U en R
gegeven zijn en tot slotte kunnen R berekenen als U en I gegeven zijn.
De formule moeten we dus omvormen.

We schrijven de formule in een driehoek.

We krijgen dus 3 formules!

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 66


8.2.1 De stroom berekenen als de weerstand en de spanning
gegeven zijn.

Een verbruiker met een weerstand van 3 kΩ is aangesloten op een bron van 230V.
Bereken de opgenomen stroom

GEG
De stroom wordt
gevraagd. We
bedekken in de
driehoek I. We
krijgen de formule:
GEVR
I=U
R

OPL

WERKWIJZE: - gegeven opstellen (in basiseenheden)


- eenheden meenemen in de formules.
- getallen opschrijven
- indien nodig afronden op 2 cijfers
- antwoord naast het gevraagde schrijven

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 67


8.2.2 De spanning berekenen als de stroom en de weerstand
gegeven zijn.

Een verbruiker met een weerstand van 2,75 kΩ neemt een stroom op van 0,025A.
Bereken de aangelegde spanning.
GEG
De spanning wordt
gevraagd. We
bedekken in de
driehoek U. We
krijgen de formule:
GEVR
U=RxI

OPL

WERKWIJZE: - gegeven opstellen (in basiseenheden)


- eenheden meenemen in de formules.
- getallen opschrijven
- indien nodig afronden op 2 cijfers
- antwoord naast het gevraagde schrijven

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 68


8.2.3 De weerstand berekenen als de spanning en de stroom
gegeven zijn.

Een verbruiker wordt aangesloten op een bron met een spanning van 230V. De
verbruiker neemt een stroom op van 0,75mA. Bereken de weerstand van de
verbruiker.
GEG
De weerstand
wordt gevraagd.
We bedekken in
de driehoek R.
We krijgen de
GEVR formule:

R=U
I
OPL

WERKWIJZE: - gegeven opstellen (in basiseenheden)


- eenheden meenemen in de formules.
- getallen opschrijven
- indien nodig afronden op 2 cijfers
- antwoord naast het gevraagde schrijven

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 69


8.3 Oefeningen
WERKWIJZE: - Geg en gevr opstellen
- Bepalen welke formule er nodig is (driehoek tekenen)
- Vraagstuk oplossen

1. De weerstand van een strijkijzer is 55Ω. Bereken de stroom die vloeit bij
aansluiting op 220V werkspanning
GEG

GEVR

OPL

2. Door een weerstand van 220kΩ wil men een stroom sturen van 1mA. Welke
spanning moet men aan de klemmen van de weerstand aansluiten?
GEG

GEVR

OPL

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 70


3. Op een schaallampje is aangegeven 6,3V – 0,1A. Bereken de weerstand van dit
lampje.
GEG

GEVR

OPL

4. Bereken de stroom die vloeit door een weerstand van 220kΩ bij aansluiting op
220V.
GEG

GEVR

OPL

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 71


5. Door een gloeilamp die aangesloten is op 220V vloeit een stroom van 500mA.
Bereken de weerstand van deze lamp.
GEG

GEVR

OPL

6. Door een parkeerlichtje van een auto met weerstand 24Ω, vloeit 0,25A. Welke
spanning is aangesloten?
GEG

GEVR

OPL

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 72


7. Door een kookplaat met weerstand 26Ω vloeit een stroom van 5A. Op welke
spanning is deze aangesloten?
GEG

GEVR

OPL

8. Door een kookplaat met weerstand 2,6 Ω vloeit een stroom van 5A. Op welke
spanning is deze aangesloten?
GEG

GEVR

OPL

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 73


9. In een stroomkring met een lamp vloeit er een stroom van 2A. De lamp heeft een
weerstand van 52Ω. Hoeveel is de spanning van de aangesloten spanningsbron?

GEG

GEVR

OPL

10. Welke weerstand moet ik in een kring schakelen om een stroom van 300mA te
bekomen bij een spanning van 9V.

GEG

GEVR

OPL

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 74


11. Een toestel is aangesloten op een spanning van 240V, de stroomsterkte bedraagt
8A. hoe groot is de weerstand van het toestel?
GEG

GEVR

OPL

12. Welke stroom vloeit er door een weerstand van 2200Ω bij een spanning van
220V.

GEG

GEVR

OPL

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 75


13. Welk is de weerstand bij een stroom van 10A en bij een spanning van 220V?

GEG

GEVR

OPL

14. Welk is de weerstand bij een stroom van 20A en bij een spanning van 110V?

GEG

GEVR

OPL

Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 76


Gonnissen Rik MS Groenhove Technologie elektriciteit 77

You might also like