Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 62

2 VWO / GYMNASIUM – KATERN A

MathPlus is een digitale wiskundemethode gebaseerd


op de open content van Math4all.
In het colofon staan de namen van de betrokken auteurs.

Editie 2017
MALMBERG ’s-Hertogenbosch

www.mathplus.nl
3

Inhoud
Rekenen Grafieken en formules

13 Machten en wortels
Contexten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
14 Vergelijkingen
Contexten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
1 Kwadraten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 1 Rekenschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
2 Wortels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 2 Balansmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
3 Rekenen met wortels . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3 Kwadraat in de formule . . . . . . . . . . . . . . . . 39
4 Machten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 4 Haakjes in de formule . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
5 Wetenschappelijke notatie . . . . . . . . . . . . . 20 5 Breuk in de formule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
6 Soorten getallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Oefenopgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Oefenopgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
4

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Rekenen HOOFDSTUK 13 Machten en wortels 5

+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

13
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Machten en wortels
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Context 1
Vul het patroon van de meubelmaker verder aan. Trek het aantal tegeltjes dat je toevoegt,
steeds af van de voorraad. Je kunt maximaal twee keer een rand met een breedte van 10
toevoegen. Daarna kun je nog een keer een rand van 1 tegeltje toevoegen. Er zijn dan
nog 159 tegeltjes over. Dat is niet genoeg voor een extra rand. Het tafelblad wordt dus
100+100+10+10+1 = 221 tegeltjes breed. De meubelmaker houdt 159 tegeltjes over.

Context 2
a 4104 = 15 + 9 = 16 + 2
b 32 832 = 30 + 18 = 32 + 4
c 635 318 657 = 59 +158 = 133 +134 = 312 900 721+322 417 936 = 635 318 657
De getallen waarnaar gevraagd wordt, zijn dus 133 en 134.
6 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

1 Kwadraten
Uitleg
1 a 3 =3⋅3=9
b 5 = 5 ⋅ 5 = 25
c 8 = 8 ⋅ 8 = 64
d (- 6) = - 6 ⋅ - 6 = 36
e 25 = 25 ⋅ 25 = 625
f 12 = 12 ⋅ 12 = 144

2 a 6 = 6 ⋅ 6 = 36
2 =2⋅2=4
6 + 2 = 36 + 4 = 40
b 8 = 8 ⋅ 8 = 64
3 =3⋅3=9
8 − 3 = 64 − 9 = 55

4 getal 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
kwadraat 1 4 9 16 25 36 49 64 81 100

getal 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
kwadraat 121 144 169 196 225 256 289 324 361 400

5 a (- 3) = - 3 ⋅ - 3 = 9
b Het verschil zit in de rekenvolgorde. Bij (- 3) bereken je - 3 ⋅ - 3 en bij - 3 bereken je
- (3 ⋅ 3).
c 𝑎 = 3 of 𝑎 = - 3

7 a = =

b = =
(- )
c - = =
of
- = =
(- )

d 2 = = = =7

8 a 1, 1 = = = = 1, 21

b 2, 3 = = = = 5, 29

(- 3, 7) = - -
c = = = 13, 69

d 1, 9 = = = = 3, 61

Voorbeeld
9 a = =

b = =
PARAGRAAF 1 Kwadraten 7

c 0, 4 = = = = 0, 16
-
d (- 1, 9) = - = = = 3, 61

10 a 3, 8 = = = = 14, 44

b = =
c 𝑎 = 2, 3 want 2, 3 ⋅ 2, 3 = 5, 29
d 20 + 3 = 400 + 9 = 409 en 23 = 529
Je kunt dit ook laten zien door een vierkant van 23 bij 23 zo op te delen dat er een
vierkant van 20 bij 20 en een van 3 bij 3 ontstaat. Er blijven dan twee stukken over.

11

12 a Teken het kwadraat als de oppervlakte van een vierkant.


• oppervlakte grijze vierkant: 50 ⋅ 50 = 2500
• oppervlakte twee gele rechthoeken: 1 ⋅ 50 + 1 ⋅ 50 = 50 + 50 = 100
• oppervlakte rode vierkantje: 1 ⋅ 1 = 1
• oppervlakte totale vierkant: 2500 + 100 + 1 = 2601
51 = 50 + 2 ⋅ 50 ⋅ 1 + 1 = 2500 + 100 + 1 = 2601
b 98 = 90 + 8 ⋅ 90 + 90 ⋅ 8 + 8 = 8100 + 400 + 64 − 9604
of
98 = 100 − 2 ⋅ 100 ⋅ 2 + 2 = 10 000 − 400 + 4 = 9604
c 10, 4 = 10 + 2 ⋅ 10 ⋅ 0, 4 + 0, 4 = 100 + 8 + 0, 16 = 108, 16

13

Verwerken
14 a 6 ⋅ 6 = 36
b 19 ⋅ 19 = 361
c - 18 ⋅ - 18 = 324
8 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

d 7 ⋅ 7 = 49
e - 9 ⋅ - 9 = 81
f 13 ⋅ 13 = 169

15

16 a 10 + 9 = 100 + 81 = 181
b 6 + 17 = 36 + 289 = 325
c 15 − 13 = 225 − 169 = 56
d 16 − 12 = 256 − 144 = 112

17 a = =
(- ) - ⋅-
b - = = ⋅ =
(- )
c -1 = - = = =1
(- )
d -2 = - = = =5

18 a 3, 3 = = = = 10, 89

b 0, 9 = = = = 0, 81
-
c - 2, 7 = - = = = 7, 29
(- )
d (- 0, 1) = - = = = 0, 01

19 a 16 + = 256 + = 256

b - −4 +5 = − 16 + 25 = 9
of
- −4 +5 = − 16 + 25 = 0, 16 − 16 + 25 = 9, 16

c 2, 5 + = 6, 25 + = 6, 25 + 0, 25 = 6, 5

d 7 +2 − = 49 + 4 − = 53 − = 52

20 a 1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 4 + 3 + 2 + 1 = 25 banen
b 1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 + 6 + 5 + 4 + 3 + 2 + 1 = 49 banen
c Als je het piramidegetal kwadrateert, krijg je het aantal te zwemmen banen. Bij een
piramide-5 zwem je 5 = 25 banen. Bij een piramide-7 zwem je 7 = 49 banen.
d Zoek in de lijst kwadraten naar twee kwadraten die onderling precies veertig ver-
schillen. Bijvoorbeeld 121 en 81. Of 49 en 9.
Als Hans 121 banen zwemt en Sjors 81, zwemt Hans 40 banen meer dan Sjors. Samen
zwemmen ze dan 202 banen.
Als Hans 49 banen zwemt en Sjors 9, zwemt Hans ook 40 banen meer dan Sjors.
Samen zwemmen ze dan 58 banen.

21 a Zoek het getal dat gekwadrateerd 121 oplevert. 11 = 121, maar (- 11) levert ook
121 op. Want als je een negatief getal vermenigvuldigt met een negatief getal, is de
uitkomst een positief getal. (- 11) is ook 121. De twee oplossingen zijn 11 en -11.
PARAGRAAF 2 Wortels 9

b Zoek het getal dat gekwadrateerd 4,41 oplevert. Beredeneer uit de kwadratentabel
dat 2, 1 = 4, 41, maar (- 2, 1) is ook 4,41. Een negatief getal vermenigvuldigen met
een negatief getal levert een positief getal op. (- 2, 1) is ook 4,41. De twee oplossin-
gen zijn 2,1 en -2,1.
c 𝑝 = = 1 of 𝑝 = - = - 1
Schrijf de breuk eerst om naar . Voor het kwadrateren van breuken geldt de regel:
=
Zoek een getal waarvan het kwadraat 16 is, en een getal waarvan het kwadraat 9 is.
4 = 16 en 3 = 9, dan is = .
Bij het kwadrateren van een negatief getal is de uitkomst een positief getal, daarom
zijn er twee oplossingen. De oplossingen zijn nu en - . Anders geschreven 1 en
-1 .

2 Wortels
Uitleg
1 a 7
b 2
c √16 = 4, want 4 ⋅ 4 = 16
d - 10
e 1
f 0

2 a Nee, de wortel van een negatief getal bestaat niet.


Neem bijvoorbeeld √- 16. Je zou als antwoord wellicht - 4 willen geven, maar het kwa-
draat van - 4 is 16 en niet - 16.
b Het antwoord - 4 is niet juist.

De goede berekening is: (- 4) = √16 = 4


c Er bestaat geen getal dat vermenigvuldigd met zichzelf een negatief getal oplevert.

3 a √64 = 8 cm
b √7 =7

5 a √10
b √19 ≈ 4, 3589
c √44
d √23 ≈ 4, 7958


6 a 2, 25 = 2 = = = =1


b √0, 64 = = = =


c √1, 44 = = = = =1


d √0, 81 = = =

10 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

7 a

De vier rechthoekige driehoeken hebben ieder een oppervlakte van ⋅ 2 ⋅ 1 = 1.


Het kleine vierkant in het midden heeft een oppervlakte van 1.
De oppervlakte van het grote vierkant is: 4 ⋅ 1 + 1 = 5
b Rond het gekantelde vierkant kan een rechtop staand vierkant van 3 bij 3 worden
getekend.
De oppervlakte is 3 ⋅ 3 = 9.
Er zijn vier rechthoekige driehoeken te veel gerekend, met ieder een oppervlakte van
⋅ 2 ⋅ 1 = 1.
Voor het gekantelde vierkant blijft over: 9 − 4 = 5

c Uit de oppervlakte bereken je de zijde.


zijde = 𝑜𝑝𝑝𝑒𝑟𝑣𝑙𝑎𝑘𝑡𝑒
𝐴𝐵 = √5 ≈ 2, 24

Voorbeeld
8 a √169 = 13 = 13

b √225 = 15 = 15

c √9, 61 = 3, 1 = 3, 1

d 6, 25 = 2, 5 = 2, 5

e √0, 09 = 0, 3 = 0, 3

f √0, 36 = 0, 6 = 0, 6

9 a = =

b = =

c 1 = = = =1
PARAGRAAF 2 Wortels 11

d 2 = = = =1

e 2 = = = =1

f 20 = = = =4

10 a Het vierkant bestaat uit vier halve roosterhokjes.


b 1, 4 = 1, 96 ≠ 2
c 1, 414 213 562 ≠ 2
d Waarschijnlijk krijg je √2 = 1, 414 213 562 (of nog meer decimalen). Druk je met
dit getal in beeld op de kwadraattoets dan geeft je machine waarschijnlijk 2 als ant-
woord, hoewel dat eigenlijk niet klopt. Kennelijk heeft je machine nog meer decima-
len in zijn geheugen en dan kan het kwadraat met afronden toch wel 2, 000 000 000
zijn en komt er 2 in beeld.

11 a schatting: 0 < √0, 4 < 1


benadering: √0, 4 ≈ 0, 6325
b schatting: 31 < √1000 < 32 (wel erg nauwkeurig, dat √1000 tussen 30 en 40 ligt,
moet je nog wel uit het hoofd kunnen schatten).
benadering: √1000 ≈ 31, 6228

c schatting: 2 < 5 <3

benadering: 5 ≈ 2, 3094

d √- 21 kun je niet benaderen.


e schatting: - 5 < - √21 < - 4
benadering: - √21 ≈ - 4, 5826
f schatting: 4 < √50 − √5 < 5 (lastige schatting, √50 ≈ 7 en √5 ≈ 2).
benadering: √50 − √5 ≈ 4, 8350

12

13 a Verdeel het vierkant in vierkanten en halve rechthoeken en tel de oppervlaktes op.


of
Tel nauwkeurig het aantal roostervierkantjes binnen de oppervlakte van het vier-
kant.
b Het vierkant met zijden van de lengte 𝐴𝐵 past dan in een vierkant van 6 bij 6 met vier
rechthoekige driehoeken te veel van 4 bij 2. Die vormen samen twee rechthoeken van
2 bij 4. De oppervlakte is dan 36 − 16 − 20.
Het vierkant zou dan een oppervlakte van 20 roosterhokjes hebben. De zijde van het
vierkant is: √20 ≈ 4, 47

14 a Verdeel het vierkant in rechthoekige driehoeken en een kleiner vierkant.


De oppervlakte van het kleinere vierkant is 9 eenheden. De oppervlakte van een
rechthoekige driehoek is ⋅ 1 ⋅ 4 = 2 eenheden.
De oppervlakte van het vierkant is in totaal: 9 + 4 ⋅ 2 = 17 eenheden.
b √17 ≈ 4, 1231
12 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

Verwerken
15 a 5
b 2
c 9
d 4

16 a √121 = 11 = 11

b √169 = 13 = 13

c √324 = 18 = 18

d √1024 = 32 = 32

e √289 − √16 = 17 − 4 = 17 − 4 = 13

f - √900 = - 30 = - 30

17 a - 13 kan niet.

b 6 = = =2


c 12 = = = =3


d √1, 69 = = = = 1, 3

e 2, 25 = = = = 1, 5

f √3, 61 = = = = 1, 9

18 a schatting: 2 < √5 < 3


benadering: √5 ≈ 2, 2361
b schatting: 9 < √96 < 10
benadering: √96 ≈ 9, 7980
c schatting: 0 < √0, 0014 < 1
benadering: √0, 0014 ≈ 0, 0374
d schatting: 40 < √1700 < 50 (het is nu niet nodig om te schatten tussen welke twee
opeenvolgende gehele getallen deze wortel ligt, het gaat om de orde van grootte).
benadering: √1700 ≈ 41, 2311

e schatting: 3 < 15 < 4

benadering: 15 ≈ 3, 8987

f schatting: 24 < 12 ⋅ √5 < 36


benadering: 12 ⋅ √5 ≈ 26, 8328

19 a 13
b 13
c √7 − 2 ⋅ √49 = 7 − 2 ⋅ 7 = - 7

d √256 − √15 = 16 − 15 = 1
PARAGRAAF 3 Rekenen met wortels 13

20 a Tel de hele en de halve vierkantjes bij elkaar op. De totale oppervlakte is 8 cm2.
b √8 ≈ 2, 83

21 a Noem de lengte van elke zijde van het vierkant 𝑧, dan volgt uit 𝐴 = 25 dat 𝑧 = 5 en
dus 𝑃 = 4 ⋅ 5 = 20.
b Noem de lengte van elke zijde van het vierkant 𝑧, dan volgt uit 𝐴 = 24 dat 𝑧 = √24
en dus 𝑃 = 4 ⋅ √24.
c Als 𝐴 de oppervlakte van het vierkant is, 𝑧 de lengte van een zijde en 𝑃 de omtrek,
dan geldt altijd hetzelfde verband. Er geldt namelijk altijd dat √𝐴 = 𝑧 en 𝑃 = 4𝑧. Stel
nu het verband tussen 𝐴 en 𝑃 op.
𝑃 = 4 ⋅ √𝐴
d 𝐴= ⋅𝑃
e Behalve de waarde 𝐴 = 𝑃 = 0 is er ook nog 𝐴 = 𝑃 = 16.

3 Rekenen met wortels


Uitleg
1 a rekenregel: √𝑎 + √𝑎 = 2 ⋅ √𝑎
voorbeeld: √23 + √23 = 2√23
b rekenregel: √𝑎 + √𝑏 = √𝑏 + √𝑎
voorbeeld: √9 + √6 = √6 + √9
c rekenregel: √𝑎 ⋅ √𝑏 = √𝑎𝑏
voorbeeld: √5 ⋅ √7 = √35

d rekenregel: =


voorbeeld: = =

3 a 2
b 2√2

c = =

d 5−3=2

4 a

De oppervlakte van het middelste vierkant is 4. Van de vier driehoeken aan de rand
is de oppervlakte ook 4 voor elke driehoek. In totaal is de oppervlakte dus 5 ⋅ 4 = 20

b 2√5 ⋅ 2√5 = 2 ⋅ 2 ⋅ √5 ⋅ √5 = 4 ⋅ √5 = 4 ⋅ 5 = 20

5
14 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

6 a √20 = √4 ⋅ √5 = 2√5
b √72 = √36 ⋅ √2 = 6√2
c √160 = √16 ⋅ √10 = 4√10
d √128 = √64 ⋅ √2 = 8√2

7 a √50 − √32 = √25 ⋅ √2 − √16 ⋅ √2 = 5√2 − 4√2 = √2


b √45 + √20 = √9 ⋅ √5 + √4 ⋅ √5 = 3√5 + 2√5 = 5√5
c √500 + √125 = √100 ⋅ √5 + √25 ⋅ √5 = 10√5 + 5√5 = 15√5
d √150 − √54 = √25 ⋅ √6 − √9 ⋅ √6 = 5√6 − 3√6 = 2√6

Voorbeeld
8 a √2 + 3 + 4 = √9 = 3
b √2 + √3 + √4 ≈ 5, 15
c √5 + √5 + √5 = 3√5 ≈ 6, 71
d 6√5 + 3√5 − 5√5 = 4√5 ≈ 8, 94

9 a 4√7 + √7 = 5√7
b 4√7 + 2√9 = 4√7 + 2 ⋅ 3 = 4√7 + 6
c 5√3 − 3√3 = 2√3
d 4√7 − 3√7 = √7
e 8√6 − √16 = 8√6 − 4
f 8√6 − √6 = 7√6

10 AEF

11 a √7 ⋅ √5 = √7 ⋅ 5 = √35
b √3 ⋅ √3 = √3 ⋅ 3 = √9 = 3
c 4√2 ⋅ 2√7 = 4 ⋅ 2√2 ⋅ 7 = 8√14

d = = √9 = 3


e = = √5


f = = 4√3

12 a √8 = √2 ⋅ √4 = 2√2
b √32 = √16 ⋅ √2 = 4√2
c √45 = √9 ⋅ √5 = 3√5
d √28 = √4 ⋅ √7 = 2√7

13 a √90 − √40 = √9 ⋅ √10 − √4 ⋅ √10 = 3√10 − 2√10 = √10


b √27 + √300 = √9 ⋅ √3 + √100 ⋅ √3 = 3√3 + 10√3 = 13√3
c √32 + √50 = √16 ⋅ √2 + √25 ⋅ √2 = 4√2 + 5√2 = 9√2
d √600 − √54 = √100 ⋅ √6 − √9 ⋅ √6 = 10√6 − 3√6 = 7√6

Verwerken
14 a 2√7
b 5√5
c 3√7
d 2√5

15 a √2 ⋅ 12, 5 = 2 ⋅ 12, 5 = √25 = 5


b 3√3 ⋅ √10 = 3√3 ⋅ 10 = 3√30
PARAGRAAF 3 Rekenen met wortels 15

c 2√6 ⋅ 3√6 = 2 ⋅ 3 ⋅ √6 ⋅ 6 = 6√36 = 6 ⋅ 6 = 36



d = = √10


e =2⋅ = 2√36 = 2 ⋅ 6 = 12

√ , ,
f = = 2 6, 25 = √4 ⋅ 6, 25 = 4 ⋅ 6, 25 = √25 = 5

16

17 a √48 = √16 ⋅ √3 = 4√3


b √108 = √36 ⋅ √3 = 6√3
c √90 = √9 ⋅ √10 = 3√10
d √128 = √64 ⋅ 2 = √64 ⋅ √2 = 8√2

18 a 34 roostereenheden
b Elk vierkant heeft een oppervlakte van 17, dus elke zijde is √17 lang.
𝐴𝐷 = √17
𝐴𝐵 = 2√17
c 2√17 ⋅ √17 = 2√289 = 34
d 2 ⋅ √17 + 2 ⋅ 2√17 = 6√17

19 a De oppervlakte van 𝐴𝐵𝐶𝐷 = 6, dus zijde 𝐴𝐵 = √6


De oppervlakte van het grote vierkant is twee maal 𝐴𝐵𝐶𝐷, dus die oppervlakte is 12.
𝐴𝐶 is even lang als een zijde van het grote vierkant. Daarom geldt: 𝐴𝐶 = √12 = √4 ⋅ 3 = √4⋅√3 = 2√3
b De oppervlakte van 𝐴𝐵𝐶𝐷 = 10, dus zijde 𝐴𝐵 = √10
De oppervlakte van het grote vierkant is twee maal 𝐴𝐵𝐶𝐷, dus de oppervlakte = 20.
𝐴𝐶 is even lang als een zijde van het grote vierkant. Daarom geldt:
𝐴𝐶 = √20 = √4 ⋅ 5 = √4 ⋅ √5 = 2√5
c De diagonaal is √2 ⋅ 8 = √16 = 4
d De diagonaal is √2 ⋅ 𝐴 = √2𝐴

20 De lengte van de zijde van het grote vierkant is: √10


De lengte van de zijde van het kleine vierkant is: √4
De afmetingen van de rechthoeken zijn: √10 bij √4
De oppervlakte van één rechthoek is: √10 ⋅ √4 = √40 = 2√10
Tel de oppervlaktes bij elkaar op: 10 + 4 + 2√10 + 2√10 = 14 + 4√10
Het hele vierkant heeft oppervlakte: 14 + 4√10

21 Als je vijf decimalen wilt berekenen moet je minimaal deze stappen berekenen:
1+

Je vindt een benadering van 1, 414 211 438. De echte waarde van √2 is ongeveer
1, 414 213 562.... De eerste vijf decimalen komen overeen.
Je kunt de nauwkeurigheid van je eigen rekenmachine evenaren of zelfs voorbijgaan door
genoeg niveaus toe te voegen in de kettingbreuk. Bijvoorbeeld zo:
1+
16 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

4 Machten
Uitleg
1 a 1·1·1·1·1·1·1·1·1·1·1·1=1
b 3, 5 · 3, 5 · 3, 5 = 42, 875
c · · · = =

d · · · = =

2 a 3 ⋅ 3 ⋅ 3 ⋅ 3 = 81
b (- 3) = - 3 ⋅ - 3 ⋅ - 3 ⋅ - 3 = 81
c - 3 = - (3 ⋅ 3 ⋅ 3 ⋅ 3) = - 81
(- )
d - ·- ·- ·- = =

3 1 = 1

2 = 8

3 = 27

4 = 64

5 = 125

6 = 216

7 = 343

8 = 512

9 = 729

10 = 1000

5 a 3 ⋅3 =3 =3
b =3 =3

c 3 =3 =3
d 3 ⋅3 =3 ⋅1=3

6 a 3 ⋅3 =3 =3
b =3 =3

c 3 =3 =3

d ⋅
= =3 =1

7 a Door de derdemachtswortel uit de inhoud te trekken.


b √8 is de lengte van de zijde van zo’n kubus. Daar komt 2 uit, omdat 2 = 8.
c Omdat 1 = 1 en 2 = 8 ligt √2 tussen 1 en 2.
d Je vindt: √2 ≈ 1, 260

8 a 4 = 64; 5 = 125; 6 = 216; 7 = 343; 8 = 512; 9 = 729; 10 = 1000


PARAGRAAF 4 Machten 17

b 10 = 1000, daarom reken je vanaf 12 . Geen 11 , want 1728 eindigt op een 8.


12 = 1728
c Het antwoord ligt tussen 1 en 2. Je ziet dat 3,375 op een 5 eindigt. Zo vind je dat:
1, 5 = 3, 375

d = =

9 a √18 ≈ 2, 62
b √100 ≈ 4, 64
c √49 ≈ 3, 66
d √400 ≈ 7, 37

Voorbeeld
10 a 3⋅4 +6 =

3 ⋅ 16 + 6 =

48 + 6 = 54

b (2 + 3) ⋅ 7 + 1 =

5⋅7+1 =

5⋅7+1 =

35 + 1 = 36

c √9 + 3 ⋅ 6 =

3+9⋅6 =

3 + 54 = 57

d 7⋅3⋅1+5 =

7 ⋅ 3 ⋅ 1 + 125 =

21 + 125 = 146

11 a 4⋅2 − = 4 ⋅ 32 − = 4 ⋅ 32 − 100 = 128 − 100 = 28


b 4⋅2 − = 4 ⋅ 32 − = 128 − 100 = 28


4⋅2 − = 4 ⋅ 32 − = 4 ⋅ 32 − 100 = 128 − 100 = 28


( )
c − √64 = −4= − 4 = 17 − 4 = 13

d 2 ⋅ √2 = 2 ⋅ √2 = 8 ⋅ 2 = 16

12 a - 5 = - 5 ⋅ 5 = - 25
b (- 5) = - 5 ⋅ - 5 = 25
c - 5 = - 5 ⋅ 5 ⋅ 5 = - 125
d (- 5) = - 5 ⋅ - 5 ⋅ - 5 = - 125
e - 5 = - 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 = - 625
f (- 5) = - 5 ⋅ - 5 ⋅ - 5 ⋅ - 5 = 625

13 a 500 − - 5 ⋅ 5 ⋅ 5 = 500 + 125 = 625


b 500 − - 5 ⋅ - 5 ⋅ - 5 = 500 + 125 = 625
18 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

c 500 + - 5 ⋅ 5 ⋅ 5 ⋅ 5 = 500 − 625 = - 125


d 500 + - 5 ⋅ - 5 ⋅ - 5 ⋅ - 5 = 500 + 625 = 1125

14 a 2, 1 ⋅ 2, 1 ⋅ 2, 1 = (2, 1) = 9, 261 cm3


b √1331 = 11, want 11 = 1331
c Omdat je daarvoor een meter met een meter met een meter moet vermenigvuldigen.
Je hebt dus in drie richtingen met een meter te maken.
𝑚×𝑚×𝑚 =𝑚

15 a Bereken eerst 6 . Bereken daarna wat de derdemachtswortel is van de uitkomst. Het


antwoord is 6.
6 =6
b Neem eerst de derdemachtswortel van 27 en verhef die vervolgens tot de derde-
macht. De uitkomst is weer 27.
c In beide gevallen is 17 de uitkomst.
d Ja, dat geldt ook voor negatieve getallen. De derdemachtswortel uit een negatief getal
wordt weer een negatief getal. Een negatief getal tot de derdemacht is ook weer een
negatief getal.
- 3 = - 3, want - 3 = - 27 en √- 27 = - 3

√- 8 = - 2, want √- 8 = - 2 en - 2 = - 8

Verwerken
16 a 4 ⋅ 4 ⋅ 4 ⋅ 4 ⋅ 4 = 1024
b 3 ⋅ 2 = 81 ⋅ 8 = 648
c = =

d 1 = = =4
e (- 2) = - 2 ⋅ - 2 ⋅ - 2 ⋅ - 2 ⋅ - 2 ⋅ - 2 = 64
f - 2 ⋅ 3 = - 16 ⋅ 27 = - 432

17 a 3 ⋅ 2 = 81 ⋅ 8 = 648
b 3 ⋅ 3 = 9 ⋅ 9 = 81
c - 2 ⋅ 3 = - 16 ⋅ 27 = - 432
d -1 ⋅ 1 = -1 ⋅ 1 = -1

18

19

20 a 2 ⋅ 2 =2 ⋅2 =2
⋅ ⋅
b = = =2
PARAGRAAF 4 Machten 19


c = =2 =1
( )

d ⋅
= =9 =9

21 a ⋅
= =9
b 6 ⋅6 =6
c 4 =4

d 12 ⋅ = 12 ⋅ 12 = 12

22 a √1000, want 10 ⋅ 10 ⋅ 10 = 1000


b √1 000 000, want 100 ⋅ 100 ⋅ 100 = 1 000 000
c 10 = √1 000 000 = 100
d √ 001, want 0, 1 ⋅ 0, 1 ⋅ 0, 1 = 0, 001
0,
e √0, 000 001 = 0, 01, want 0, 01 ⋅ 0, 01 ⋅ 0, 01 = 0, 000 001
f 0, 125 = 0, 5, want 0, 5 ⋅ 0, 5 ⋅ 0, 5 = 0, 125

23 a 100, 00 ⋅ 1, 04 = 108, 16 euro


b 100, 00 ⋅ 1, 04 = 116, 99 euro
c 100, 00 ⋅ 1, 04 = 148, 02 euro
d Onderzoek met de rekenmachine wanneer het bedrag voor het eerst is verdubbeld.
Kijk dan wanneer het bedrag voor het eerst boven de € 200,00 gaat.
Voer in op de rekenmachine: 100 x 1,04 (dit is het bedrag na één jaar)
Tik dan in: ×1, 04 en druk op =
Dat geeft het bedrag na twee jaar.
Druk weer op = en je krijgt het bedrag na drie jaar. Je blijft nu op = drukken tot je
boven de 200 komt. Je hebt dan 18 keer op = gedrukt. Na 18 jaar is het beginbedrag
verdubbeld door de rente die er jaar op jaar bijkomt.

24 a = =

= =
b 1+ + + = + + + = =1
c Elke keer als er een nieuw getal bij geteld wordt, komt de totale som dichter bij 2 te
liggen. Deze waarde zal nooit bereikt worden, omdat de stapjes waarmee dat gebeurt
steeds kleiner worden. Kijk naar het verschil tussen de som van de machten en 2:
2−1=1
2− 1+ =
2− 1+ + =
2− 1+ + + =
2− 1+ + + + =
Het verschil halveert steeds, maar wordt nooit 0 of negatief. Daarom is de grenswaar-
de waarnaar gevraagd wordt 2.
d Als het grondtal groter is dan 1, zullen de machten alleen maar groter en groter wor-
den naarmate de exponent toeneemt. De som van die machten gaat dan ook steeds
sneller stijgen. De waarde van deze som is daarom onbegrensd. De reden dat bij de
som van de machten wel naar een grenswaarde gaat, is omdat tussen - 1 en 1 ligt.
20 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

5 Wetenschappelijke notatie
Uitleg
1 a 2, 5 ⋅ 10
b 3, 75 ⋅ 10

2 a een miljoen: 10
b een miljard: 10

3 3 ⋅ 10
4 ⋅ 10
5 ⋅ 10
8 ⋅ 10
6 ⋅ 10

4 3 miljoen is 3 ⋅ 10
468 miljard is 4, 68 ⋅ 10

5 a 10- = 0, 01
b 10- = 0, 0001
c 10- = 0, 0 000 001
d 10- = 0, 001

7 3 ⋅ 10
4 ⋅ 10-
5 ⋅ 10-
8 ⋅ 10-
6 ⋅ 10-

Voorbeeld
8 a 3600 ⋅ 3, 0 ⋅ 10 = 10 800 ⋅ 10 = 1, 08 ⋅ 10 m/h
b 0, 001 ⋅ 1, 08 ⋅ 10 = 10- ⋅ 1, 08 ⋅ 10 = 1, 08 ⋅ 10 km/h

9 a 40 000 km = 40 000 000 m = 4 ⋅ 10 m



, = , ⋅ 10 ≈ 2, 7 ⋅ 10

b , ⋅
≈ 2, 6 ⋅ 10

, ⋅
10 ongeveer , ⋅
= 0, 5 ⋅ 10 = 500 seconden
Dat is ongeveer 8,3 minuten.

11 ongeveer 12 000 ⋅ 1, 5 ⋅ 10- = 18 gram

12 a 1 ⋅ 10 , dus een 1 met 200 nullen.


b 1 ⋅ 10 , dus een 1 met 50 nullen

Verwerken
13 a 10
b 10
c 10
d 10-
PARAGRAAF 6 Soorten getallen 21

e 10-
f 10-

14 a 1, 23 ⋅ 10
b 6, 14 ⋅ 10
c 1, 496 ⋅ 10-
d 4, 2 ⋅ 10-

15

16 mm is 10- m. Dus zo’n amoebe is 800 ⋅ 10- = 8 ⋅ 10- m.

17 a 1, 7 ⋅ 10 ⋅ 1, 8 ⋅ 10 = 3, 06 ⋅ 10 euro
b 1, 5 ⋅ 10 ⋅ 4, 5 ⋅ 10 = 6, 75 ⋅ 10 euro

18 Per dag maakt een olifant gemiddeld 60 kg mest, waarvan er 48 kg papier kan worden
gemaakt.
48 × 550 000 × 365 = 9 636 000 000 ≈ 9, 6 · 10

19 a 2, 4 ⋅ 10- ⋅ 3, 2 ⋅ 10 = 7, 68 ⋅ 10- kg, dus ongeveer 76,8 gram.


b , ⋅ - ≈ 4, 17 ⋅ 10

20 Stel dat een klaslokaal precies 9 bij 9 meter is. De omloopbaan van Neptunus, de buiten-
ste planeet, zou daar dan net in moeten passen. Die baan is in werkelijkheid een cirkel
met een diameter van 9 miljard kilometer. Om dat in het lokaal te plaatsen, moet je het
dus 1000 miljard, ofwel een triljoen keer verkleinen. Elke afstand uit de tabel moet je
dus delen door 10 om de nieuwe afmeting te krijgen die in het lokaal past.
planeet diameter (mm) afstand tot de Zon (m)
Zon 1, 3 0
Mercurius 0, 005 0, 058
Venus 0, 012 0, 108
Aarde 0, 013 0, 150
Mars 0, 008 0, 228
Jupiter 0, 14 0, 778
Saturnus 0, 12 1, 427
Uranus 0, 051 2, 871
Neptunus 0, 050 4, 498

6 Soorten getallen
Uitleg
1 a Bijvoorbeeld bij hoogteschalen, temperatuursschalen en dergelijke. Of bij een reke-
ning op de bank waarbij je in het rood kunt staan.
b Door de deling uit te voeren met de hand of met de rekenmachine.
c Ja, dat kan beide.
d Ja, bijvoorbeeld de wortels.

2 a Bijvoorbeeld:
b Bij rationale getallen ontstaat er altijd regelmaat in de decimalen, of is er maar een
beperkt aantal decimalen (het aantal decimalen is niet eindig). Bij veel wortels is het
aantal decimalen onbeperkt en zijn de decimalen onvoorspelbaar.
22 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

c eigen antwoord
d Dat kan bijvoorbeeld door steeds het getal voor de komma er van af te trekken en
dan met 10 te vermenigvuldigen. Probeer maar eens.
(Waarschijnlijk krijg je niet meer dan twee extra decimalen.)

3 a gehele getallen
b rationale getallen
c natuurlijke getallen
d √4 = 2 natuurlijke getallen
e reële getallen
f - = - 4 gehele getallen

4 a even getallen
b Het getal 2 en de oneven getallen onder de 100.
c Je houdt alle oneven getallen die niet deelbaar zijn door 3 over. Dat zijn er nog 34.
d Dat zijn even getallen en die zijn al doorgestreept.
e de priemgetallen onder de 100
f ja, behalve 0 en 1

5 a Een venndiagram is een iguur met ellipsen, waarmee in beeld wordt gebracht hoe
(getal)verzamelingen samenhangen.
b In de kleinste ellips staat de verzameling van de natuurlijke getallen.
c In de grootste ellips staat de verzameling van de reële getallen.

6 a Als je een reëel getal kwadrateert, is de uitkomst altijd positief.


b Dan is √- 1 = 𝑖.
c √- 4 = √4 ⋅ √- 1 = 2 ⋅ 𝑖
√- 2 = √2 ⋅ √- 1 = √2 ⋅ 𝑖

7 • 𝑧 = 0, 34
• 100 ⋅ 𝑧 = 100 ⋅ 0, 34 = 34, 34
• 100 ⋅ 𝑧 − 𝑧 = 34, 34 −0, 34 = 34
• 99𝑧 = 34 dus 𝑧 =

8 • 𝑧 = 0, 1234
• 10 000 ⋅ 𝑧 = 10 000 ⋅ 0, 1234 = 1234, 1234
• 10 000 ⋅ 𝑧 − 𝑧 = 1234, 1234 −0, 1234 = 1234
• 9999𝑧 = 1234 dus 𝑧 =

9 • 𝑧 = 0, 12 34
• 100 ⋅ 𝑧 = 100 ⋅ 0, 12 34 = 12, 34
• 10 000 ⋅ 𝑧 = 10 000 ⋅ 0, 12 34 = 1234, 34
• 10 000𝑧 − 100𝑧 = 1234, 34 −12, 34 = 1222
• 9900𝑧 = 1222 dus 𝑧 = =

Voorbeeld
10

11 √- 2 moet buiten het venndiagram staan. Dit getal behoort niet tot de reële getallen.
PARAGRAAF 6 Soorten getallen 23

12 a Gebruik de rekenmachine.
= 0, 1875
b Gebruik de rekenmachine, het blijkt een repeterende breuk:
0, 153 846 153 846... = 0, 153 846
c Gebruik de rekenmachine. Waarschijnlijk zie je niet meteen welk patroon zich her-
haalt. Je zult met de hand verder moeten rekenen, of een nauwkeurigere rekenma-
chine op internet moeten gebruiken om te vinden:
= 0, 05882352941176470
= 0, 0526315789473684210
= 0, 0322580645161290

13 • 𝑧 = 12, 34
• 100𝑧 = 1234, 34
• 99𝑧 = 1234, 34 −12, 34 = 1222
• 𝑧=

Controleer eventueel met de rekenmachine of de deling inderdaad het getal


12, 343 434... oplevert.

14 • 𝑧 = 2, 714 285
• 1 000 000𝑧 = 2 714 285, 714 285
• 999 999𝑧 = 2 714 285, 714 285 −2, 714 285 = 2 714 283
• 𝑧 =      = =2

Controleer eventueel met de rekenmachine of de deling inderdaad het getal


2, 714 285... oplevert.

15 • 𝑧 = 0, 22 56
• 100 ⋅ 𝑧 = 100 ⋅ 0, 22 56 = 22, 56
• 10 000 ⋅ 𝑧 = 10 000 ⋅ 0, 22 56 = 2256, 56
• 10 000𝑧 − 100𝑧 = 2256, 56 −22, 56 = 2234
• 9900𝑧 = 2234, dus 𝑧 = =

Verwerken
16 a = 0, 06
b = 0, 27

17 A

18 a geheel getal
b rationaal getal
c natuurlijk getal
d reëel getal

19 a = 0, 4
b = 0, 85
c = 2 = 2, 6
d 0, 45 =
24 HOOFDSTUK 13 Machten en wortels

e • 𝑧 = 0, 1 6
• 10 ⋅ 𝑧 = 10 ⋅ 0, 1 6 = 1, 6
• 100 ⋅ 𝑧 = 100 ⋅ 0, 1 6 = 16, 6
• 100𝑧 − 10𝑔 = 16, 6 −1, 6 = 15
• 90𝑧 = 15, dus 𝑧 = =

f 0, 31 =

20 a • 𝑧 = 0, 163
• 1000 ⋅ 𝑧 = 1000 ⋅ 0, 163 = 163, 163
• 1000 ⋅ 𝑧 − 𝑧 = 163, 163 −0, 163 = 163
• 999𝑧 = 163 dus 𝑧 =

b 3, 456 = 3 =3

21 a

b - < - √5 < - 1, 5 < 0 < 1, 15 < < √16

22 a Nee, want bijvoorbeeld 3 − 5 = - 2 en hoewel 3 en 5 natuurlijke getallen zijn, is - 2


dat niet.
b Ja, het verschil van twee gehele getallen is altijd weer een geheel getal.
c Ja, voor vermenigvuldigen wel. Het product van twee gehele getallen is altijd weer
een geheel getal.
Maar voor delen niet, bijvoorbeeld is geen geheel getal.
d 0 en de positieve reële getallen

Oefenopgaven

1 a = =
b √6, 25 = 2, 5 want 2, 5 ⋅ 2, 5 = 6, 25

c = =


d 1 = = = =1

e √70 ≈ 8, 37
f 3√6 = 3 ⋅ √6 = 9 ⋅ 6 = 54

2 a √18 + √200 = √9 ⋅ √2 + √100 ⋅ √2 = 3√2 + 10√2 = 13√2


b √125 − √80 = √25 ⋅ √5 − √16 ⋅ √5 = 5√5 − 4√5 = √5
PARAGRAAF Oefenopgaven 25

3 a = =
b 16 = 256
1 < 1, 6 < 2 , dus 1 < 1, 6 < 4
1, 6 = 2, 56
c 2 ⋅ 2 + 17 = √2 ⋅ 4 + 17 = √8 + 17 = √25 = 5
⋅ ⋅
d = = - = - 18

4 a 7⋅7 =7 ⋅7 =7 =7
b =7 =7

c 7 =7 =7

d = =7
( )

5 a Inhoud kubus is lengte van een ribbe tot de macht drie.


2, 5 = 15, 625 cm3
b tussen 3 en 4 cm
c √40 ≈ 3, 420

6 a 2 ⋅ 3√2 + 2√2 = 10√2


b Door de oppervlaktes van de zes vierkanten op te tellen, vind je 12 als oppervlakte.
Door lengte en breedte te vermenigvuldigen vind je 3√2 ⋅ 2√2 = 6√4 = 12 als
oppervlakte. Twee keer hetzelfde dus.

8 a aantal inwoners: 1, 66 ⋅ 10
nationaal inkomen: 2, 7058 ⋅ 10 euro
, ⋅
b , ⋅
≈ 1, 63 ⋅ 10 = 16 300, 00 euro
, ⋅
c , ⋅
≈ 4, 64 ⋅ 10- = 0, 464 km2
26

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Grafieken en formules HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen 27

+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

14
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Vergelijkingen
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Context 1
a Vul het maximale bedrag, het aantal belminuten en het aantal sms’jes in de formule
in.
maandelijks bedrag = 0, 03⋅ (belminuten + sms’jes) +0, 07⋅ aantal MB’s
30 = 0, 03 ⋅ (300 + 20) + 0, 07⋅ aantal MB’s

30 = 9, 60 + 0, 07⋅ aantal MB’s

20, 40 = 0, 07⋅ aantal MB’s

aantal MB’s = 20, 40 : 0, 07 ≈ 291, 43

Je kunt voor 30 euro bij 300 belminuten en 20 sms’jes maximaal 291 MB nemen.
b Om te bereken wat het maximale aantal belminuten is:
• Stel het aantal MB’s op 0.
• Vul voor het aantal sms’jes 20 in.
maandelijks bedrag = 0, 03⋅ (belminuten + sms’jes) +0, 07⋅ aantal MB’s
30 = 0, 03⋅ aantal belminuten +20

1000 = aantal belminuten +20

aantal belminuten = 980


Het maximaal aantal belminuten is 980.

Context 2
a Er waren in totaal 592 bezoekers en 𝑥 zijn de leden en 𝑦 de niet-leden: 𝑥 + 𝑦 = 592
De totale opbrengst van € 2708,00 krijg je door de opbrengst van de leden (2𝑥 euro)
en van de niet-leden (5𝑦 euro) bij elkaar op te tellen: 2𝑥 + 5𝑦 = 2708
b Van beide zijden trek je 𝑥 af (balansmethode).
c met de balansmethode:
Als je aan beide zijden 2𝑥 aftrekt, krijg je: 5𝑦 = 2708 − 2𝑥
Vervolgens beide zijden delen door 5, geeft: 𝑦 = 541, 6 − 0, 4𝑥
d

Maak eerst een tabel met voor 𝑥 de waarden: 0, 100, 200, 300, 400 en 500
28 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

e Bij het snijpunt van beide gra ieken voldoen de waarden van 𝑥 en 𝑦 aan beide formu-
les.
f Ga uit van de herleide vorm van de formules uit b en c:
𝑦 = 592 − 𝑥 en 𝑦 = 541, 6 − 0, 4𝑥
Dan volgt uit de balansmethode:
592 − 𝑥 = 541, 6 − 0, 4𝑥

- 0, 6𝑥 = - 50, 4

𝑥 = 84

g Uit f blijkt dat 𝑥 = het aantal leden = 84, dus er waren 84 leden. En het aantal niet
leden is: 592 − 84 = 508
h Ja. Als er 𝑥 leden zijn, dan zijn er 592 − 𝑥 niet-leden. Dat levert de volgende vergelij-
king op.
2𝑥 + 5(592 − 𝑥) = 2708

2𝑥 + 2960 − 5𝑥 = 2708

- 3𝑥 = - 252

𝑥 = 84

1 Rekenschema
Uitleg
1 a Stap 1: 𝑏 + 10
Stap 2: ×3
b

2 a Vul 500 in voor 𝑑.


Bereken het aantal euro: 0, 14 ⋅ 500 + 5 = 75
500 DKK kost bij deze bank € 75,00.
b rekenschema:

3 a
b 𝐾 = 150 + 0, 075𝑎
Vul 20 000 in voor 𝑎:
𝐾 = 150 + 0, 075 ⋅ 20 000
𝐾 = 150 + 1500 = 1650
De kosten voor de school zijn: € 1650,00

4 a De € 150,00 aan maandelijkse huur kun je uit de formule halen. Je houdt 0, 075𝑎 over.
Hieris is 𝑎 het aantal kopieën. Per kopie betaal je € 0,075.
b rekenschema:
• Vermenigvuldig het aantal kopieën met 0,075: 15 000 ⋅ 0, 075 = 1125
• Tel 150 op bij de uitkomst: 1125 + 150 = 1275
De maandelijkse kosten zijn dus € 1275,00.
c terugrekenschema:
• Trek 150 af van het eindbedrag: 2287, 50 − 150 = 2137, 5
• Deel die uitkomst door 0,075: er zijn , , = 28 500 kopieën gemaakt
PARAGRAAF 1 Rekenschema 29

5 a Vul 500 in op de plek van de 𝑑. Je kunt nu het aantal euro berekenen:


500 ⋅ 0, 14 + 5 = 75
500 DKK kost bij deze bank € 75,00.
b rekenschema:

terugrekenschema:

c Vul het aantal euro in op de plek waar de 𝑒 staat: 0, 14𝑑 + 5 = 100


d terugrekenschema:

e • Bereken: 100 − 5 = 95
• Deel door 0,14: , ≈ 678, 57

terugrekenschema:

Voorbeeld
6 a

d Kan niet, omdat de waarden voor 𝑟 een tweede keer ingevoerd moeten worden als
de uitdrukking in de teller is berekend.

7 a Neem het bijbehorende rekenschema en vul de waarde voor 𝑞 in:


eerst: 250 ⋅ 20 = 5000
dan: 5000 + 6000 = 11 000
b Neem het rekenschema en vul de waarde voor 𝑡 in:
eerst: 10 × - 1, 5 = - 15
dan: - 15 + 50 = 35

8 a

b
𝑞 = 196

9 Los op: 50 − 1, 5𝑡 = 5
Gebruik het terugrekenschema.

Ingevuld is het terugrekenschema:

𝑡 = 30
30 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

Verwerken
10 a In de formule vermenigvuldig je het aantal Amerikaanse dollars met 0,75. In de for-
mule staat verder +4, 5. Je betaalt dus eenmalig € 4,50 provisie aan de bank.
b rekenschema:

terugrekenschema:

c Vul 1250 Amerikaanse dollars in voor 𝑑.


0, 75 ⋅ 1250 + 4, 5 = 942 euro

11 a

b
c Als je 𝐿 invult, komt er 𝑆 uit. De formule begint dus met 𝑆 = .... Als je de 𝐿 invult,
vermenigvuldig je dit eerst met 1,5. Daarna tel je er nog 2 bij op. Maak de formule af:
𝑆 = 1, 5𝐿 + 2
d Bereken de schoenmaat met behulp van het rekenschema of de formule. Vul voor 𝐿
26 in en bereken hiermee 𝑆. Met de formule is de schoenmaat: 1, 5 ⋅ 26 + 2 = 41
e Vul voor 𝑆 de gegeven schoenmaat 36,5 in. De voetlengte 𝐿 is onbekend, zowel in de
formule als in de vraag. De vergelijking is: 1, 5𝐿 + 2 = 36, 5
f Bekijk het terugrekenschema met de onbekenden en ingevulde terugrekenschema.

De voetlengte bij schoenmaat 36,5 is 23 cm.

12

13 a Bram heeft veertien fouten gemaakt, dus hij krijgt = 3, 5 punten aftrek.
Hij heeft een 10 − 3, 5 = 6, 5 gehaald.
b Voor elke vier fouten krijg je één punt in mindering. Dit betekent dat er per fout
0,25 punt en af gaat. Het maximum is een 10, en per fout gaat er steeds 0,25 van af.
Je wilt het cijfer weten, dus begint de formule met 𝑐. De formule is: 𝑐 = 10 − 0, 25𝑓
c Maak eerst het rekenschema en op basis daarvan het terugrekenschema:

terugrekenschema:

- ,
Los 10 − 0, 25𝑓 = 5, 5 op. Inge heeft -0,25 = 18 fouten.

14 a Het aantal punten 𝑝 is gelijk aan 33. Vul dit in de formule in: ⋅ 9 + 1 ≈ 6, 8
b rekenschema:

terugrekenschema:

c Gebruik het terugrekenschema van b. Je weet dat zijn punt een 6,5 is. Hiervan haal je
er 1 af: 6, 5 − 1 = 5, 5. Deel dit door 9. Dat geeft: , ≈ 0, 61. Vermenigvuldig dit met
51 en je weet hoeveel punten hij heeft behaald: 0, 61 ⋅ 51 ≈ 31 punten.
d Gebruik het terugrekenschema. Als je 𝑐 invult, komt er 𝑝 uit. De formule begint dus
met 𝑝 = .... Als je 𝑐 invult, haal je er eerst 1 van af. Deel alles door 9, dus 𝑐 − 1 moet
samen in de teller van de breuk komen te staan. Tot slot vermenigvuldig je alles met
51. De formule wordt: 𝑝 = ⋅ 51
PARAGRAAF 2 Balansmethode 31

15 Vul het terugrekenschema in:

Je medeleerling had het getal 8 in gedachten.

16 a Ze zijn achttien uur bezig, dus dat betekent dat ze 35, 00 ⋅ 18 = 630, 00 euro moeten
betalen. Voor de oppervlakte moeten ze 8, 50 ⋅ 48 = 408, 00 euro betalen.
In totaal moeten ze dus 630, 00 + 408, 00 = 1038, 00 euro betalen.
b

, ,
Ze hebben , = 15, 5 uur gewerkt.
c

, ,
Er is , = 63 m2 geschilderd.

17 a De formule bij deze kerstbomen is als volgt: 𝐿 = 3𝑑


Hierin is 𝐿 het aantal lucifers en 𝑑 het aantal driehoeken.
Er zijn 35 lucifers, dus de vergelijking die je moet oplossen is 3𝑑 = 435. Los dit op
met het terugrekenschema waarvoor je het rekenschema nodig hebt. Bekijk beide
schema’s en het ingevulde terugrekenschema.

= 145 driehoeken
b Kijk goed hoe de driehoeken in de iguur zijn opgebouwd. Als je drie driehoeken hebt,
bestaan twee driehoeken uit twee lucifers en de laatste driehoek uit drie lucifers.
Deze heeft er eentje meer. Stel dat elke driehoek uit twee lucifers bestaat, behalve
de laatste, dan moet je er steeds één lucifer bij optellen. De formule is dan als volgt:
𝐿 = 2𝑑 + 1. 𝐿 is het aantal lucifers en 𝑑 het aantal driehoeken.
Er is bekend dat er 889 lucifers zijn, dus de vergelijking die je moet oplossen is
2𝑑 + 1 = 889. Dit kun je oplossen met een terugrekenschema. Hiervoor maak je
eerst het rekenschema.
Je hebt 889 lucifers waarvan je er eentje a haalt, dus houd je 888 lucifers over. Dit
deel je door 2 om het aantal driehoeken te krijgen.
Met 889 lucifers kun je = 444 driehoeken maken.
rekenschema:

terugrekenschema:

ingevuld terugrekenschema:

2 Balansmethode
Uitleg
1 a 3𝑥 + 2 = 11
beide zijden −2
3𝑥 = 9
beide zijden : 3
𝑥 = 3
32 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

b 3(𝑥 + 7) = 24
beide zijden : 3
𝑥+7 = 8
beide zijden −7
𝑥 = 1

c 6𝑥 − 5 = 13
beide zijden +5
6𝑥 = 18
beide zijden : 6
𝑥 = 3
d 4(𝑥 − 2) = 16
beide zijden : 4
𝑥−2 = 4
beide zijden +2
𝑥 = 6

2 a 2𝑥 − 7 = 15
beide zijden +7
2𝑥 = 22
beide zijden : 2
𝑥 = 11

b 3(𝑥 − 4) = 15
beide zijden : 3
𝑥−4 = 5
beide zijden +4
𝑥 = 9

c - 5𝑥 − 12 = 28
beide zijden +12
- 5𝑥 = 40
beide zijden : - 5
𝑥 = -8

d - 3(𝑥 + 2) = - 9
beide zijden : - 3
𝑥+2 = 3
beide zijden −2
𝑥 = 1

4 a 7𝑥 + 2 = 3𝑥 + 10
beide zijden −3𝑥
4𝑥 + 2 = 10
beide zijden −2
4𝑥 = 8
beide zijden : 4
𝑥 = 2

b 9 − 2𝑥 = 8𝑥 − 1
beide zijden −8𝑥
9 − 10𝑥 = - 1
beide zijden −9
- 10𝑥 = - 10
beide zijden : - 10
𝑥 = 1
PARAGRAAF 2 Balansmethode 33

c 10𝑥 + 1500 = 6𝑥 + 2100


beide zijden −6𝑥
4𝑥 + 1500 = 2100
beide zijden −1500
4𝑥 = 600
beide zijden : 4
𝑥 = 150

d 3𝑥 + 4 + 𝑥 = 16 − 2𝑥
herleid
4𝑥 + 4 = 16 − 2𝑥
beide zijden +2𝑥
6𝑥 + 4 = 16
beide zijden −4
6𝑥 = 12
beide zijden : 6
𝑥 = 2

6 a Aan de linkerzijde: - 20 + 20 = 0
Blijft over: 6𝑥
Aan de rechterzijde: 4 + 20 = 24
Blijft over: 4𝑥 + 24
De vergelijking wordt: 6𝑥 = 4𝑥 + 24
b 4𝑥 is kleiner dan 6𝑥, dus trek je 4𝑥 aan beide zijden af.
c 6𝑥 − 4𝑥 = 4𝑥 − 4𝑥 + 24
beide zijden −4𝑥
2𝑥 = 24

d 2𝑥 = 24
beide zijden : 2
𝑥 = = 12

Voorbeeld
7 a 3𝑥 + 2 = - 7
beide zijden −2
3𝑥 = - 9
beide zijden : 3
𝑥 = -3

b 4𝑥 + 3 = 15
beide zijden −3
4𝑥 = 12
beide zijden : 4
𝑥 = 3

c - 2𝑥 + 4 = - 6
beide zijden −4
- 2𝑥 = - 10
beide zijden : - 2
𝑥 = 5

d 6 + 2𝑥 = - 2
beide zijden −6
2𝑥 = - 8
beide zijden : 2
𝑥 = -4
34 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

e 5 − 2𝑥 = 17
beide zijden −5
−2𝑥 = 12
beide zijden : - 2
𝑥 = -6

f 8𝑥 − 3 = 21
beide zijden +3
8𝑥 = 24
beide zijden : 8
𝑥 = 3

8 a 3𝑥 − 5 = - 2
beide zijden +5
3𝑥 = 3
beide zijden : 3
𝑥 = 1

b 5𝑥 + 8 = - 2
beide zijden −8
5𝑥 = - 10
beide zijden : 5
𝑥 = -2

c 7 − 2𝑥 = 13
beide zijden −7
- 2𝑥 = 6
beide zijden : - 2
𝑥 = -3

d 8−𝑥 = 2
beide zijden −8
-𝑥 = -6
beide zijden : - 1
𝑥 = 6

e -𝑥 + 4 = 0
beide zijden −4
-𝑥 = -4
beide zijden : - 1
𝑥 = 4

f 5𝑥 + 8 = - 7
beide zijden - 8
5𝑥 = - 15
beide zijden : 5
𝑥 = -3

10 a 7𝑥 + 6 = 5𝑥 + 16
beide zijden −5𝑥
2𝑥 + 6 = 16
beide zijden −6
2𝑥 = 10
beide zijden : 2
𝑥 = 5
PARAGRAAF 2 Balansmethode 35

b 8𝑥 − 15 = 5𝑥 + 21
beide zijden −5𝑥
3𝑥 − 15 = 21
beide zijden +15
3𝑥 = 36
beide zijden : 3
𝑥 = 12

c 8𝑥 − 15 = 5𝑥
beide zijden −5𝑥
3𝑥 − 15 = 0
beide zijden +15
3𝑥 = 15
beide zijden : 3
𝑥 = 5

d 6𝑥 + 2 = 12 − 4𝑥
beide zijden +4𝑥
10𝑥 + 2 = 12
beide zijden −2
10𝑥 = 10
beide zijden : 10
𝑥 = 1

11 a 2𝑥 + 15 + 6𝑥 = 5 + 3𝑥 − 20

8𝑥 + 15 = - 15 + 3𝑥

8𝑥 = - 30 + 3𝑥

5𝑥 = - 30

𝑥 = -6

b 6+ = 4 − 5𝑥 + 12 + 𝑥

6 + 4𝑥 = 16 − 4𝑥

6 + 8𝑥 = 16

8𝑥 = 10

𝑥 = =1

c 26 − 𝑎 − 4𝑎 = 8𝑎

26 − 5𝑎 = 8𝑎

26 = 13𝑎

2 = 𝑎

d 𝑥 + 6 − 0, 5𝑥 = 3, 4 + 0, 1𝑥

0, 5𝑥 + 6 = 3, 4 + 0, 1𝑥

0, 4𝑥 + 6 = 3, 4

0, 4𝑥 = - 2, 6
- ,
𝑥 = , = - 6, 5
36 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

12 Noem het getal 𝑥 en de uitkomst 𝑢.


De vergelijking die je moet oplossen is: =𝑢
Herleid de linkerzijde van de vergelijking.
De vergelijking wordt: 𝑢 = 𝑥 + 10

Verwerken
13 a 12𝑥 + 3 = 7𝑥 + 18

12𝑥 = 7𝑥 + 15

5𝑥 = 15

𝑥 = 3

b 13 + 6𝑥 − 2 = 2 + 8𝑥

11 + 6𝑥 = 2 + 8𝑥

9 + 6𝑥 = 8𝑥

9 = 2𝑥

4, 5 = 𝑥

𝑥 = 4, 5

c 5𝑥 = 3𝑥 + 8 − 2𝑥

5𝑥 = 𝑥 + 8

4𝑥 = 8

𝑥 = 2

d - 6𝑥 + 55 = 4𝑥 − 25

- 6𝑥 + 80 = 4𝑥

80 = 10𝑥

8 = 𝑥

𝑥 = 8

e - 𝑥 + 7 = 4𝑥 − 11

- 𝑥 = 4𝑥 − 18

- 5𝑥 = - 18

𝑥 = 3, 6

f 320 + 0, 5𝑥 = 950 − 1, 25𝑥

0, 5𝑥 = 630 − 1, 25𝑥

1, 75𝑥 = 630

𝑥 = 360
PARAGRAAF 2 Balansmethode 37

14 a De kosten voor het gebruiken van de kopieermachine moeten gelijk zijn aan de in-
komsten.
De kosten voor de huur van de kopieermachine zijn € 150,00 en per kopie betaalt de
school € 0,075 (links van het isgelijkteken).
De leerlingen 𝑎 betalen per kopie € 0,10; de inkomsten voor de school (rechts van
het isgelijkteken).
Stel de inkomsten en de kosten aan elkaar gelijk.
Je krijgt de vergelijking: 150 + 0, 075𝑎 = 0, 10𝑎
Hierin is 𝑎 het aantal kopieën per maand.
b 150 + 0, 075𝑎 = 0, 10𝑎

150 = 0, 025𝑎

6000 = 𝑎

c Je weet dat 𝑎 = 6000. De 𝑎 stond voor het aantal kopieën per maand. Als er in een
maand 6000 kopieën worden gemaakt, dan zijn de kosten voor het gebruik van de
kopieermachine even groot als de inkomsten.
Bij 6000 kopieën zijn de inkomsten en uitgaven voor de school gelijk.

15 a 𝐿 is gelijk aan de lengte in centimeter. De vraag is na hoeveel tijd de kaars nog 5 cm


lang is. Vul voor 𝐿 5 (cm) in. De vergelijking voor de lengte van de kaars is al gegeven.
Voor 𝐿 5 invullen: 20 − 1, 5𝑡 = 5
b Omdat de variabele 𝑡 maar op één plek in de vergelijking voorkomt.
c 20 − 1, 5𝑡 = 5
beide zijden −20
- 1, 5𝑡 = - 15
beide zijden : - 1, 5
𝑡 = 10

Na tien uur is de kaars nog 5 cm lang.


d Vergelijk de formule voor de tweede kaars met de formule voor de eerste kaars. De
tweede kaars is 30 cm lang en wordt elk uur 2,75 cm korter. De eerste kaars is 20 cm
lang en wordt per uur 1,5 cm korter. Daarbij hoorde de formule: 𝐿 = 20 − 1, 5𝑡
De formule voor de tweede kaars wordt: 𝐿 = 30 − 2, 75𝑡
Stel beide formules aan elkaar gelijk om de juiste vergelijking te krijgen:
20 − 1, 5𝑡 = 30 − 2, 75𝑡
e 20 − 1, 75𝑡 = 30 − 3𝑡
beide zijden +3𝑡
20 + 1, 25𝑡 = 30
beide zijden −20
1, 25𝑡 = 10
beide zijden : 1, 25
𝑡 = , =8

Na 8 uur zijn de kaarsen even lang.

16 Bepaal de formule van de omtrek van beide iguren.


De linker iguur heeft een omtrek van 6𝑎 + 24.
De rechter iguur heeft een omtrek van 4𝑎 + 36.
Als ze dezelfde omtrek moeten hebben, dan stel je de formules aan elkaar gelijk.
38 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

6𝑎 + 24 = 4𝑎 + 36
beide zijden −24
6𝑎 = 4𝑎 + 12
beide zijden −4𝑎
2𝑎 = 12
beide zijden : 2
𝑎 = 6

Als 𝑎 = 6 hebben beide iguren dezelfde omtrek.

17 a - 2𝑥 + 3 − 5𝑥 + 6𝑥 = 2 + 2𝑥 + 8 − 4

- 𝑥 + 3 = 2𝑥 + 6

- 𝑥 = 2𝑥 + 3

- 3𝑥 = 3

𝑥 = -1

b 3ℎ + 17 − 3ℎ = 6 − 7 − 11ℎ + 5

17 = - 11ℎ + 4

13 = - 11ℎ

ℎ = -

c 20𝑘 − 10𝑘 + 10 − 15 = 𝑘 − 8 − 3𝑘 + 9

10𝑘 − 5 = - 2𝑘 + 1

10𝑘 = - 2𝑘 + 6

12𝑘 = 6

𝑘 =

d 2𝑚 + 4 + 10𝑚 − 2 − 6𝑚 = 2 + 4𝑚 − 2 − 2𝑚 − 6

6𝑚 + 2 = 2𝑚 − 6

6𝑚 = 2𝑚 − 8

4𝑚 = - 8

𝑚 = -2

18 a Theo en Saar zijn samen 38 jaar oud. Als je weet hoe oud Saar is, dan weet je ook hoe
oud Theo is. Het enige wat je over de leeftijd van Saar weet, is dat die gelijk is aan 𝑥.
Dan is Theo 38 − 𝑥 jaar oud.
b Theo was vijf jaar geleden twee keer zo oud als Saar. Je moet dus vijf jaar van zijn
huidige leeftijd aftrekken. Zijn huidige leeftijd is 38 − 𝑥, dus dat wordt 38 − 𝑥 − 5.
Toen hij die leeftijd had, was hij twee keer zou oud als Saar nu. Zijn leeftijd staat dus
gelijk aan 2𝑥. De totale vergelijking luidt: 38 − 𝑥 − 5 = 2𝑥
PARAGRAAF 3 Kwadraat in de formule 39

c 38 − 𝑥 − 5 = 2𝑥

33 − 𝑥 = 2𝑥

33 = 3𝑥

𝑥 = 11

Er geldt dat 𝑥 = 11, dus Saar is 11 jaar.


De leeftijd van Theo is dan 38 − 11 = 27 jaar.

19 Noem de hoogte van de kleinste kubus ℎ cm. Dan zijn de andere kubussen ℎ + 2, ℎ + 4,
ℎ + 6 en ℎ + 8 cm hoog.
De twee kleinste zijn samen ℎ + ℎ + 2 cm. Korter geschreven: 2ℎ + 2 cm hoog
Deze twee kubussen zijn even hoog als de grootste kubus: ℎ + 8
Hieruit volgt de vergelijking: 2ℎ + 2 = ℎ + 8
Hieruit volgt: ℎ = 6 cm
De hoogte van de hele stapel: 6 + 8 + 10 + 12 + 14 = 50 cm

3 Kwadraat in de formule
Uitleg
1 a worteltrekken
b Een getal voor 𝑥 is in het kwadraat gelijk aan 9.
c Beide zijden worteltrekken.

2 a 3𝑥 = 27
beide zijden : 3
𝑥 = 9
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √9 of 𝑥 = √9
bereken wortel
𝑥 = - 3 of 𝑥 = 3

b - 2𝑥 = - 18
beide zijden : - 2
𝑥 = 9
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √9 of 𝑥 = √9
bereken wortel
𝑥 = - 3 of 𝑥 = 3

c -𝑥 + 8 = -1
beide zijden −8
-𝑥 = -9
beide zijden : - 1
𝑥 = 9
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √9 of 𝑥 = √9
bereken wortel
𝑥 = - 3 of 𝑥 = 3

d 2 + 2𝑥 = - 10
beide zijden −2
2𝑥 = - 12
beide zijden : 2
𝑥 = -6

De vergelijking heeft geen oplossingen.


40 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

e 4𝑥 − 1 = 7
beide zijden +1
4𝑥 = 8
beide zijden : 4
𝑥 = 2
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √2 of 𝑥 = √2
f 3𝑥 + 5 = 38
beide zijden - 5
3𝑥 = 33
beide zijden : 3
𝑥 = 11
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √11 of 𝑥 = √11

Voorbeeld
4 a 4𝑥 = 36
beide zijden : 4
𝑥 = 9
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √9 of 𝑥 = √9
bereken wortel
𝑥 = - 3 of 𝑥 = 3

b - 3𝑥 = - 12
beide zijden : - 3
𝑥 = 4
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √4 of 𝑥 = √4
bereken wortel
𝑥 = - 2 of 𝑥 = 2

c 𝑥 + 4 = -5
beide zijden −4
𝑥 = -9

Een kwadraat kan niet negatief zijn, dus 𝑥 + 4 = - 5 heeft geen oplossing.
d 𝑥 − 81 = 0
beide zijden +81
𝑥 = 81
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √81 of 𝑥 = √81
bereken wortel
𝑥 = - 9 of 𝑥 = 9

e 3𝑥 + 5 = 23
beide zijden - 5
3𝑥 = 18
beide zijden : 3
𝑥 = 6
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √6 of 𝑥 = √6
f - 2𝑥 + 4 = - 26
beide zijden - 4
- 2𝑥 = - 30
beide zijden : 2
𝑥 = 15
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √15 of 𝑥 = √15
PARAGRAAF 3 Kwadraat in de formule 41

5 a 30 = 3𝑥 + 3
beide zijden −3
27 = 3𝑥
wissel zijden
3𝑥 = 27
beide zijden : 3
𝑥 = 9
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √9 of 𝑥 = √9
bereken wortel
𝑥 = - 3 of 𝑥 = 3

b - 8 = - 2𝑥
beide zijden : - 2
𝑥 = 4
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √4 of 𝑥 = √4
bereken wortel
𝑥 = - 2 of 𝑥 = 2

c 4 − 𝑥 = - 12
beide zijden −4
- 𝑥 = - 16
beide zijden : - 1
𝑥 = 16
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √16 of 𝑥 = √16
bereken wortel
𝑥 = - 4 of 𝑥 = 4

d 0 = 9𝑥 − 9
beide zijden +9
9𝑥 = 9
beide zijden : 9
𝑥 = 1
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √1 of 𝑥 = √1
bereken wortel
𝑥 = - 1 of 𝑥 = 1

Verwerken
7 a - 25 + 𝑥 = 75
beide zijden +25
𝑥 = 100
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √100 of 𝑥 = √100
bereken wortel
𝑥 = - 10 of 𝑥 = 10

b - 3𝑥 + 6 = - 21
beide zijden −6
- 3𝑥 = - 27
beide zijden : - 3
𝑥 = 9
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √9 of 𝑥 = √9
bereken wortel
𝑥 = - 3 of 𝑥 = 3
42 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

c 17 = 18 − 𝑥
beide zijden −18
-1 = -𝑥
wissel zijden
-𝑥 = -1
beide zijden : - 1
𝑥 = 1
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √1 of 𝑥 = √1
bereken wortel
𝑥 = - 1 of 𝑥 = 1

d 𝑥 + 25 = - 4
beide zijden −25
𝑥 = - 29

De vergelijking heeft geen oplossingen.

8 a 15 = 24 − 𝑥
beide zijden −15
0 = 9−𝑥
beide zijden −9
-9 = -𝑥
wissel zijden
-𝑥 = -9
beide zijden × - 1
𝑥 = 9
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √9 of 𝑥 = √9
bereken wortel
𝑥 = - 3 of 𝑥 = 3

b 8 − 4𝑥 = 32
beide zijden −8
- 4𝑥 = 24
beide zijden : -4
𝑥 = -6

De vergelijking heeft geen oplossingen.


c 24 = 6𝑥 − 6
beide zijden +6
30 = 6𝑥
beide zijden : 6
5 = 𝑥
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √5 of 𝑥 = √5

d 3𝑥 = 18
beide zijden : 3
𝑥 = 6
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √6 of 𝑥 = √6

9 a 4𝑥 = 8
beide zijden : 4
𝑥 = 2
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √2 of 𝑥 = √2
PARAGRAAF 3 Kwadraat in de formule 43

b 3𝑥 − 9 = 0
beide zijden +9
3𝑥 = 9
beide zijden : 3
𝑥 = 3
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √3 of 𝑥 = √3

c 6 − 𝑥 = - 11
beide zijden −6
- 𝑥 = - 17
beide zijden : - 1
𝑥 = 17
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √17 of 𝑥 = √17

d 2𝑥 − 17 = - 7
beide zijden +17
2𝑥 = 10
beide zijden : 2
𝑥 = 5
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √5 of 𝑥 = √5

10 a - 3𝑥 + 5 = 5
beide zijden −5
- 3𝑥 = 0
beide zijden : - 3
𝑥 = 0
bereken wortel
𝑥 = 0

b 4𝑥 + 1 = 10
beide zijden −1
4𝑥 = 9
beide zijden : 4
𝑥 =
beide zijden worteltrekken

𝑥 = - of 𝑥 =
herleid
√ √
𝑥 = - of 𝑥 =
√ √
bereken wortel
𝑥 = - of 𝑥 =
herleid
𝑥 = -1 of 𝑥 = 1
44 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

c - 15 = 10 − 4𝑥
beide zijden −10
- 25 = - 4𝑥
wissel zijden
- 4𝑥 = - 25
beide zijden : - 4
𝑥 =
beide zijden worteltrekken

𝑥 = - of 𝑥 =
herleid

𝑥 = -√ of 𝑥 = √
√ √
bereken wortel
𝑥 = - of 𝑥 =
herleid
𝑥 = -2 of 𝑥 = 2

d 4𝑥 + 1 = - 8
beide zijden −1
4𝑥 = - 9
beide zijden : 4
𝑥 = -

De vergelijking heeft geen oplossingen.

11 a 𝑥 + 8𝑥 − 22 = 8𝑥 + 14
beide zijden −8𝑥
𝑥 − 22 = 14
beide zijden +22
𝑥 = 36
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √36 of 𝑥 = √36
bereken wortel
𝑥 = - 6 of 𝑥 = 6

b 𝑥 − 9𝑥 + 4 = 33 − 9𝑥
beide zijden +9𝑥
𝑥 + 4 = 33
beide zijden −4
𝑥 = 29
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √29 of 𝑥 = √29

c 𝑥 + 8𝑥 − 16 = 𝑥 + 7𝑥 + 33
beide zijden −𝑥
8𝑥 − 16 = 7𝑥 + 33
beide zijden −7𝑥
𝑥 − 16 = 33
beide zijden +16
𝑥 = 49
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √49 of 𝑥 = √49
bereken wortel
𝑥 = - 7 of 𝑥 = 7
PARAGRAAF 4 Haakjes in de formule 45

d 𝑥 − 5𝑥 + 72 = 𝑥 − 4𝑥 − 9
beide zijden −𝑥
- 5𝑥 + 72 = - 4𝑥 − 9
beide zijden +4𝑥
- 𝑥 + 72 = - 9
beide zijden −72
- 𝑥 = - 81
beide zijden × - 1
𝑥 = 81
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √81 of 𝑥 = √81
bereken wortel
𝑥 = - 9 of 𝑥 = 9

12 E
De grootte van de overlappingen is niet van belang! Noem de drie overlappingen van
links naar rechts 𝐴, 𝐵 en 𝐶.
Voor de oppervlakte van de grijze vlakken samen geldt:
grijs = 11 − 𝐴 + 7 − 𝐵 − 𝐶
Voor de oppervlakte van de zwarte vlakken samen geldt:
zwart = 9 − 𝐴 − 𝐵 + 5 − 𝐶
Het verschil tussen beide oppervlaktes is:
11 − 𝐴 + 7 − 𝐵 − 𝐶 − 9 − 𝐴 − 𝐵 + 5 − 𝐶 = 11 + 7 − 9 − 5 =
121 + 49 − 81 − 25 = 64

4 Haakjes in de formule
Uitleg
1 a 2(𝑥 + 3) = 2𝑥 + 2 ⋅ 3 = 2𝑥 + 6
b 4(𝑦 − 3) = 4𝑦 + 4 ⋅ - 3 = 4𝑦 − 12
c - 3(𝑎 + 4) = - 3𝑎 − 3 ⋅ 4 = - 3𝑎 − 12
d - 4(𝑝 − 6) = - 4𝑝 − 4 ⋅ - 6 = - 4𝑝 + 24
e 3 − (𝑎 + 4) = 3 − 𝑎 − 4 = - 𝑎 − 1
f 𝑥 − (3𝑥 + 1) = 𝑥 − 3𝑥 − 1 = - 2𝑥 − 1

3 a (𝑥 + 2)(𝑥 + 4) = 𝑥 + 2𝑥 + 4𝑥 + 8 = 𝑥 + 6𝑥 + 8
b (𝑥 + 2)(𝑥 − 4) = 𝑥 − 4𝑥 + 2𝑥 − 8 = 𝑥 − 2𝑥 − 8
c (𝑥 + 2)(𝑦 + 3) = 𝑥𝑦 + 3𝑥 + 2𝑦 + 6
d (𝑎 − 1)(𝑎 − 4) = 𝑎 − 4𝑎 − 𝑎 + 4 = 𝑎 − 5𝑎 + 4

4 a op de verticale balk: 𝑥 + 3
op de horizontale balk: 𝑥 + 2
op het groene veld: 𝑥 , vijf keer een 𝑥 en zes keer een 1
Op het groene veld staat de uitkomst 𝑥 + 5𝑥 + 6 van de vermenigvuldiging
(𝑥 + 3)(𝑥 + 2). Het antwoord als je in (𝑥 + 3)(𝑥 + 2) de haakjes wegwerkt.
b Er is een groen uitkomstvak en een rood uitkomstvak: positief en negatief.
In het positieve vak staat: 𝑥 + 3𝑥
In het negatieve vak staat: - 2𝑥 − 6
Tel deze twee vakken bij elkaar op: 𝑥 + 3𝑥 − 2𝑥 − 6 = 𝑥 + 𝑥 − 6
Dit krijg je ook als je (𝑥 + 3)(𝑥 − 2) zonder haakjes schrijft.
(𝑥 + 3)(𝑥 − 2) = 𝑥 ⋅ 𝑥 − 2𝑥 + 3𝑥 − 6 = 𝑥 + 𝑥 − 6
46 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

c Kijk voor het gedeelte met haakjes dat voor het isgelijkteken moet komen te staan,
naar de paarse balken: verticaal staat er 2𝑥 en horizontaal staat er 𝑥 + 3.
Vermenigvuldig verticaal met horizontaal: 2𝑥(𝑥 + 3)
Lees in het groene vak wat er na het isgelijkteken komt te staan: 2𝑥 + 6𝑥
In het derde iguur komt 2𝑥(𝑥 + 3) = 2𝑥 + 6𝑥 in beeld.
2𝑥(𝑥 + 3) = 2𝑥 + 6𝑥
d Kijk in de paarse balken voor het isgelijkteken: verticaal staat er 𝑥 − 3 en horizontaal
staat er 𝑥 − 2.
Vermenigvuldig verticaal met horizontaal: (𝑥 − 3)(𝑥 − 2)
Lees in de groene en rode vakken wat er na het isgelijkteken komt: in de positieve
vakken staat 𝑥 en 6; in de negatieve vakken staat - 3𝑥 en - 2𝑥.
Tel bij elkaar op om te bepalen wat na het isgelijkteken komt: 𝑥 −3𝑥−2𝑥+6 = 𝑥 −5𝑥+6

In de vierde iguur komt (𝑥 − 3)(𝑥 − 2) = 𝑥 − 5𝑥 + 6 in beeld.


(𝑥 − 3)(𝑥 − 2) = 𝑥 − 5𝑥 + 6

5 a 5(3𝑥 − 6) = 14𝑥 + 11
haakjes wegwerken
15𝑥 − 30 = 14𝑥 + 11
beide zijden −14𝑥
𝑥 − 30 = 11
beide zijden +30
𝑥 = 41

b 7 + 6𝑥 = 9(4𝑥 − 10)
haakjes wegwerken
7 + 6𝑥 = 36𝑥 − 90
beide zijden −36𝑥
7 − 30𝑥 = - 90
beide zijden −7
- 30𝑥 = - 97
beide zijden : - 30
𝑥 =

c 2(𝑥 + 3) + 6𝑥 = 14
haakjes wegwerken
2𝑥 + 6 + 6𝑥 = 14
herleid
8𝑥 + 6 = 14
beide zijden −6
8𝑥 = 8
beide zijden : 8
𝑥 = 1

d 3(𝑥 − 4) + 16 = 𝑥 + 20
haakjes wegwerken
3𝑥 − 12 + 16 = 𝑥 + 20
herleid
3𝑥 + 4 = 𝑥 + 20
beide zijden −𝑥
2𝑥 + 4 = 20
beide zijden −4
2𝑥 = 16
beide zijden : 2
𝑥 = 8
PARAGRAAF 4 Haakjes in de formule 47

6 a 𝑥(𝑥 + 3) = 𝑥 + 9
haakjes wegwerken
𝑥 + 3𝑥 = 𝑥 + 9
beide zijden −𝑥
3𝑥 = 9
beide zijden : 3
𝑥 = 3

b 8𝑥(𝑥 + 9) = 8𝑥 + 22𝑥 + 25
haakjes wegwerken
8𝑥 + 72𝑥 = 8𝑥 + 22𝑥 + 25
beide zijden −8𝑥
72𝑥 = 22𝑥 + 25
beide zijden −22𝑥
50𝑥 = 25
beide zijden : 50
𝑥 =

c 𝑥 − 9 = (𝑥 − 3)(𝑥 − 4)
haakjes wegwerken
𝑥 − 9 = 𝑥 − 4𝑥 − 3𝑥 + 12
beide zijden −𝑥
- 9 = - 7𝑥 + 12
beide zijden −12
- 7𝑥 + 12 = - 9
beide zijden −12
- 7𝑥 = - 21
beide zijden : - 7
𝑥 = 3

d (𝑥 − 4) = - 8𝑥 + 32
herleid
(𝑥 − 4)(𝑥 − 4) = - 8𝑥 + 32
haakjes wegwerken
𝑥 − 4𝑥 − 4𝑥 + 16 = - 8𝑥 + 32
beide zijden +8𝑥
𝑥 + 16 = 32
beide zijden −16
𝑥 = 16
beide zijden worteltrekken
𝑥 = - √16 = - 4 of 𝑥 = √16 = 4

Voorbeeld
8 a 4(𝑘 + 5) = 4𝑘 + 4 ⋅ 5 = 4𝑘 + 20
b 10(𝑥 − 3) = 10𝑥 + 10 ⋅ - 3 = 10𝑥 − 30
c 2(1 − 2𝑥) = 2 ⋅ 1 + 2 ⋅ - 2𝑥 = 2 − 4𝑥
d 2 − (1 − 2𝑥) = 2 − 1 ⋅ 1 − 1 ⋅ - 2𝑥 = 2 − 1 + 2𝑥 = 1 + 2𝑥
e 2(𝑎 + 𝑏) − (𝑎 − 𝑏) = 2𝑎 + 2𝑏 − 1 ⋅ 𝑎 − 1 ⋅ -b = 2𝑎 + 2𝑏 − 𝑎 + 𝑏 = 𝑎 + 3𝑏
f - 4(1 − 𝑥) − 2(𝑥 + 1) = - 4 ⋅ 1 − 4 ⋅ - 𝑥 − 2𝑥 − 2 ⋅ 1 = -4 +4𝑥 − 2𝑥 − 2 = 2𝑥 − 6

10 a (𝑥 + 4)(𝑥 + 5) = 𝑥 ⋅ 𝑥 + 5𝑥 + 4𝑥 + 20 = 𝑥 + 9𝑥 + 20
b (𝑥 − 4)(𝑥 − 5) = 𝑥 ⋅ 𝑥 − 5𝑥 − 4𝑥 + 20 = 𝑥 − 9𝑥 + 20
c 5𝑥(𝑥 − 3) + (𝑥 + 2)(𝑥 + 3) = 5𝑥 ⋅ 𝑥 + 5𝑥 ⋅ - 3 + 𝑥 ⋅ 𝑥 + 3𝑥 + 2𝑥 + 2 ⋅ 3 =
5𝑥 − 15𝑥 + 𝑥 + 5𝑥 + 6 = 6𝑥 − 10𝑥 + 6
d (3𝑥 + 1) = (3𝑥 + 1)(3𝑥 + 1) = 3𝑥 ⋅ 3𝑥 + 3𝑥 + 3𝑥 + 1 = 9𝑥 + 6𝑥 + 1
e 2(𝑎 + 𝑏)(𝑎 − 𝑏) = 2(𝑎 ⋅ 𝑎 + 𝑎 ⋅ - 𝑏 + 𝑎𝑏 − 𝑏 ⋅ 𝑏) = 2 𝑎 − 𝑎𝑏 + 𝑎𝑏 − 𝑏 = 2 𝑎 − 𝑏 = 2𝑎 −2𝑏
f 𝑥 − 1 𝑥 + 2 = 𝑥 ⋅ 𝑥 + 2𝑥 − 𝑥 − 2 = 𝑥 + 𝑥 − 2
48 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

11 a 9(𝑎 − 5) = 3(𝑎 + 2)

9𝑎 − 45 = 3𝑎 + 6

9𝑎 = 3𝑎 + 51

6𝑎 = 51

𝑎 =

𝑎 = 8, 5

b 8 2𝑏 + = 4(7 − 2𝑏)

16𝑏 + 4 = 28 − 8𝑏

16𝑏 = 24 − 8𝑏

24𝑏 = 24

𝑏 = 1

c 3(𝑐 − 4) + 4(𝑐 + 2) = 5(3 − 𝑐)

3𝑐 − 12 + 4𝑐 + 8 = 15 − 5𝑐

7𝑐 − 4 = 15 − 5𝑐

7𝑐 = 19 − 5𝑐

12𝑐 = 19

𝑐 = =1

12 a (𝑎 + 2)(𝑎 + 7) = (𝑎 + 3)(𝑎 + 4)

𝑎 + 7𝑎 + 2𝑎 + 14 = 𝑎 + 4𝑎 + 3𝑎 + 12

𝑎 + 9𝑎 + 14 = 𝑎 + 7𝑎 + 12

9𝑎 + 14 = 7𝑎 + 12

9𝑎 = 7𝑎 − 2

2𝑎 = - 2

𝑎 = -1

b (8 − 𝑏)(𝑏 + 4) = (𝑏 − 3)(9 − 𝑏)

8𝑏 + 32 − 𝑏 − 4𝑏 = 9𝑏 − 𝑏 − 27 + 3𝑏

4𝑏 + 32 − 𝑏 = 12𝑏 − 𝑏 − 27

4𝑏 + 32 = 12𝑏 − 27

4𝑏 + 59 = 12𝑏

59 = 8𝑏

𝑏 = =7
PARAGRAAF 4 Haakjes in de formule 49

c 8(- 7𝑐 − 2) − 10 = - 5(- 2𝑐 − 10) − 10

- 56𝑐 − 16 − 10 = 10𝑐 + 50 − 10

- 56𝑐 − 26 = 10𝑐 + 40

- 56𝑐 = 10𝑐 + 66

- 66𝑐 = 66

𝑐 = -1

13 a Er zijn 50 dieren en 𝑥 aantal kippen. Dus er blijven 50 − 𝑥 aantal geiten over.


b Het totale bedrag bestaat uit:
de prijs per kip × het aantal kippen + de prijs per geit × het aantal geiten
De vergelijking wordt: 1 ⋅ 𝑥 + 51 ⋅ (50 − 𝑥) = 1000
𝑥 + 51 ⋅ (50 − 𝑥) = 1000
c 𝑥 + 51(50 − 𝑥) = 1000

𝑥 + 2550 − 51𝑥 = 1000

2550 − 50𝑥 = 1000

- 50𝑥 = - 1550

𝑥 = 31

d Er zijn 31 kippen en 19 geiten.

14 a Gebruik de formule (𝑥 + 11)(𝑥 + 2) om de oppervlakte van landje 1 te berekenen.


Gebruik de formule 𝑥(𝑥 + 18) om de oppervlakte van landje 2 te berekenen.
De oppervlaktes zijn gelijk, dus geldt de vergelijking:
(𝑥 + 11)(𝑥 + 2) = 𝑥(𝑥 + 18)
b (𝑥 + 11)(𝑥 + 2) = 𝑥(𝑥 + 18)

𝑥 + 2𝑥 + 11𝑥 + 22 = 𝑥 + 18𝑥

𝑥 + 13𝑥 + 22 = 𝑥 + 18𝑥

13𝑥 + 22 = 18𝑥

22 = 5𝑥

𝑥 = =4

c 𝑥= en beide landjes hebben een even grote oppervlakte. Vul de waarde van 𝑥 bij
landje 2 in om de oppervlakte te berekenen.
+ 18 = ⋅ = = 98

Verwerken
15 a 10(𝑝 + 3) = 10𝑝 + 10 ⋅ 3 = 10𝑝 + 30
b 6 − (4 − 𝑥) = 6 − 1 ⋅ 4 − 1 ⋅ - 𝑥 = 6 − 4 + 𝑥 = 2 + 𝑥
c (𝑥 − 5)(3𝑥 − 2) = 𝑥 ⋅3𝑥 −2𝑥 −5⋅3𝑥 −5⋅- 2 = 3𝑥 −15𝑥 −2𝑥 +10 = 3𝑥 −17𝑥 +10
d 3(2𝑎 + 3)(6𝑎 − 9) = 3(2𝑎 ⋅ 6𝑎 − 9 ⋅ 2𝑎 + 3 ⋅ 6𝑎 − 9 ⋅ 3) = 3 12𝑎 + 18𝑎 − 18𝑎 − 27 = 3 12𝑎 − 27 =
3 ⋅ 12𝑎 − 27 ⋅ 3 = 36𝑎 − 81
e 5𝑘 − 2(𝑘 + 2) = 5𝑘 − 2𝑘 − 2 ⋅ 2 = 5𝑘 − 2𝑘 − 4 = 3𝑘 − 4
f (3 + 𝑎)(2 − 4𝑎) − 𝑎(3 + 7𝑎) = 3 ⋅ 2 − 4𝑎 ⋅ 3 + 2𝑎 − 4𝑎 ⋅ 𝑎 − 3𝑎 − 𝑎 ⋅ 7𝑎 =
6 − 12𝑎 + 2𝑎 − 4𝑎 − 3𝑎 − 7𝑎 = - 11𝑎 − 13𝑎 + 6
50 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

16

17 a 4(2𝑥 + 3) = 14𝑥
haakjes wegwerken
8𝑥 + 12 = 14𝑥
beide zijden −14𝑥
- 6𝑥 + 12 = 0
beide zijden −12
- 6𝑥 = - 12
beide zijden : - 6
𝑥 = 2

b 6 − 2(2𝑥 − 1) = 30
haakjes wegwerken
6 − 4𝑥 + 2 = 30
herleid
8 − 4𝑥 = 30
beide zijden −8
- 4𝑥 = 22
beide zijden : - 4
𝑥 = - = -5 = -5

c 2(𝑥 + 5) = - 4(𝑥 − 8)
haakjes wegwerken
2𝑥 + 10 = - 4𝑥 + 32
beide zijden +4𝑥
6𝑥 + 10 = 32
beide zijden −10
6𝑥 = 22
beide zijden : 6
𝑥 = =3 =3

d 3(𝑥 + 1) − 2(𝑥 − 4) = 1
haakjes wegwerken
3𝑥 + 3 − 2𝑥 + 8 = 1
herleid
𝑥 + 11 = 1
beide zijden −11
𝑥 = - 10

18 a 2(𝑘 + 5) = - 4(𝑘 − 8)

2𝑘 + 10 = - 4𝑘 + 32

2𝑘 = - 4𝑘 + 22

6𝑘 = 22

𝑘 = =

b (𝑎 − 5)(𝑎 + 6) = (3 + 𝑎)(𝑎 − 7)

𝑎 + 6𝑎 − 5𝑎 − 30 = 3𝑎 − 21 + 𝑎 − 7𝑎

𝑎 + 𝑎 − 30 = - 4𝑎 − 21 + 𝑎

𝑎 − 30 = - 4𝑎 − 21

𝑎 = - 4𝑎 + 9

5𝑎 = 9

𝑎 =
PARAGRAAF 4 Haakjes in de formule 51

c 3(𝑥 + 1) − 2(𝑥 − 4) = 1

3𝑥 + 3 − 2𝑥 + 8 = 1

𝑥 + 11 = 1

𝑥 = - 10

d 3(𝑦 + 4)(𝑦 − 1) = (3𝑦 − 6)(𝑦 − 2)

3 𝑦 + 3𝑦 − 4 = 3𝑦 − 6𝑦 − 6𝑦 + 12

3𝑦 + 9𝑦 − 12 = 3𝑦 − 12𝑦 + 12

9𝑦 − 12 = - 12𝑦 + 12

9𝑦 = - 12𝑦 + 24

21𝑦 = 24

𝑦 =

𝑦 =

19 a De moestuin van Klaas is vier meter langer dan de afmeting van de standaardmoes-
tuin, dus de lengte is gelijk aan 𝑥 + 4. De moestuin wordt ook drie meter breder, dus
de breedte is gelijk aan 𝑥 + 3. Bereken de oppervlakte van de moestuin van Klaas met
lengte × breedte. De oppervlakte van de moestuin van Klaas is gelijk aan:
oppervlakte: (𝑥 + 4)(𝑥 + 3)
b De moestuin van Vera is elf meter langer dan de afmeting van de standaard moestuin,
dus de lengte is 𝑥 + 11. De moestuin wordt in de breedte twee meter ingekort, dus
de breedte is gelijk aan 𝑥 − 2. Bereken de oppervlakte van de moestuin van Vera met
lengte × breedte. De oppervlakte van de moestuin van Vera is gelijk aan:
oppervlakte: (𝑥 + 11)(𝑥 − 2)
c (𝑥 + 4)(𝑥 + 3) = (𝑥 + 11)(𝑥 − 2)

𝑥 + 3𝑥 + 4𝑥 + 12 = 𝑥 − 2𝑥 + 11𝑥 − 22

𝑥 + 7𝑥 + 12 = 𝑥 + 9𝑥 − 22

7𝑥 + 12 = 9𝑥 − 22

7𝑥 + 34 = 9𝑥

34 = 2𝑥

𝑥 = 17
d Er geldt: 𝑥 = 17. Vul dit in de formule voor de oppervlakte van de moestuin van Vera
in: (17 + 11)(17 − 2) = 28 ⋅ 15 = 420 m2

20 a Als je aan beide zijden van de lengte en de breedte 2 meter a haalt, houd je in de
lengte en de breedte 𝑥 − 4 meter over om te bebouwen.
De oppervlakte van het te bebouwen stuk land wordt: (𝑥 − 4) ⋅ (𝑥 − 4) = (𝑥 − 4)
Dat stuk land heeft een oppervlakte van 1225 m2.
Daarom geldt: (𝑥 − 4) = 1225
52 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

b (𝑥 − 4) = 1225
beide zijden worteltrekken
𝑥 − 4 = = - √1225 of 𝑥 − 4 = √1225
bereken wortel
𝑥 − 4 = - 35 of 𝑥 − 4 = 35
beide zijden +4
𝑥 = - 31 of 𝑥 = 39

De oplossingen zijn: 𝑥 = 39 en 𝑥 = - 31. Deze laatste oplossing vervalt, want een


afmeting kan niet negatief zijn. De enige oplossing is dus 𝑥 = 39.
c De totale oppervlakte van het land van boer Lutjes is 39 = 1521 m2.
De oppervlakte van het pad wordt: 1521 − 1225 = 296 m2

21 a Maartjes leeftijd is nu 𝑥 jaar. Drie jaar geleden was ze dus 𝑥 − 3 jaar oud. Arnoud en
Maartje zijn samen 36 jaar oud, dus Arnoud’s leeftijd is 36 − 𝑥 jaar.
b Arnouds leeftijd is gelijk aan 36 − 𝑥 jaar. Hij is ook twee keer zo oud als Maartje drie
jaar geleden was. Maartje’s leeftijd was drie jaar geleden gelijk aan 𝑥 − 3. Arnouds
leeftijd is daar het dubbele van op dit moment. Dit betekent dat hij 2(𝑥 − 3) jaar oud
is. Nu heb je twee manieren om zijn leeftijd te berekenen. Stel deze twee manieren
aan elkaar gelijk en dan heb je de vergelijking 36 − 𝑥 = 2(𝑥 − 3) te pakken.
c Los de vergelijking 36 − 𝑥 = 2 ⋅ (𝑥 − 3) op.
36 − 𝑥 = 2 ⋅ (𝑥 − 3)
haakjes wegwerken
36 − 𝑥 = 2𝑥 − 6
beide zijden +6
42 − 𝑥 = 2𝑥
beide zijden +𝑥
42 = 3𝑥
beide zijden : 3
𝑥 = 14

Hieruit volgt dat 𝑥 = 14, dus Maartje is 14 jaar oud. Arnoud is dan 36 − 14 = 22 jaar
oud.

22 Als de breedte van het hek bij 𝐴 gelijk is aan 𝑥 meter, dan heeft het hek bij 𝐵 een breedte
van 2, 20 − 𝑥 en het hek bij 𝐷 een breedte van 2, 00 − 𝑥.
Het hek bij 𝐶 = hek bij 𝐷: 2, 00 − 𝑥
Het hek bij 𝐶 is ook: 1, 40− hek 𝐵 = 1, 40 − (2, 20 − 𝑥) = - 0, 80 + 𝑥
Dus geldt: 2, 00 − 𝑥 = - 0, 80 + 𝑥
Los deze vergelijking op voor de lengte 𝑥 van het hek bij 𝐴.
2, 00 − 𝑥 = - 0, 80 + 𝑥
beide zijden +0, 80
2, 80 − 𝑥 = 𝑥
beide zijden +𝑥
2, 80 = 2𝑥
beide zijden : 2
𝑥 = 1, 40

De lengte van het hek bij 𝐴 is: 1,4 m


De lengte van het hek bij 𝐵 is: 2, 20 − 1, 4 = 0, 8 m
De lengte van het hek bij 𝐶 is: - 0, 80 + 1, 4 = 0, 6 m
De lengte van het hek bij 𝐷 is: 2, 00 − 1, 4 = 0, 6 m
De breedte van de schaapskooi is: de heklengte 𝐶+ heklengte 𝐷 = 0, 6 + 0, 6 = 1, 2 m
PARAGRAAF 5 Breuk in de formule 53

5 Breuk in de formule
Uitleg
⋅ ⋅
1 a + = ⋅ + ⋅ = + =
⋅ ⋅
b − = ⋅ − ⋅ = − =

c ⋅ = ⋅ =


d : = ⋅ = =

2 a + = + =
b − = − =
c − = − =
d + = + =

3 a : = = =

b ⋅ = =
c ⋅ = =

d : = = =

4 a = 5
beide zijden ×𝑎
60 = 5𝑎
zijden wisselen
5𝑎 = 60
beide zijden : 5
𝑎 =

𝑎 = 12

b = 16
beide zijden ×15
𝑏 = 240

c = 4
beide zijden ×𝑐
30 = 4𝑐
zijden wisselen
4𝑐 = 30
beide zijden : 4
= 𝑐

𝑐 = 7, 5

d = 12
beide zijden ×11
𝑑 = 132

5 a = 6
beide zijden ×5
3𝑥 = 30
beide zijden : 3
𝑥 = 10
54 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

b 5+ = 8
beide zijden −5
= 3
beide zijden ×𝑥
1 = 3𝑥
zijden wisselen
3𝑥 = 1
beide zijden : 3
𝑥 =

c + 1 = -1
beide zijden −1
= -2
beide zijden ×3𝑥
1 = - 6𝑥
zijden wisselen
- 6𝑥 = 1
beide zijden : - 6
𝑥 = - =-

d − = 11
vereenvoudig
− 5 = 11
beide zijden +5
= 16
beide zijden ×𝑒
80 = 16𝑒
zijden wisselen
16𝑒 = 80
beide zijden : 16
𝑒 = =5

e ⋅ = 2
herleid
= 2
beide zijden ×45
6𝑓 = 90
beide zijden : 6
𝑓 = 15

f + = 2
teller en noemer eerste breuk : 4
+ = 2
tellers optellen
= 2
vereenvoudig
= 2
beide zijden ×𝑔
4 = 2𝑔
zijden wisselen
2𝑔 = 4
beide zijden : 2
𝑔 = 2

Voorbeeld

7 a 7+ = + = ⋅ + = + =

b 1 ⋅ = ⋅ = ⋅ =


c : = ⋅ = =

PARAGRAAF 5 Breuk in de formule 55


d 1 − 2𝑥 = − = − ⋅ = − =

8 a + = + = + =
Vereenvoudig niet zomaar beide breuken. Ze moeten immers ook gelijknamig wor-
den.
b + = + = + = =
Vereenvoudig niet zomaar beide breuken. Ze moeten immers ook gelijknamig wor-
den.


9 a ⋅ = ⋅ =
b 𝑎⋅ = ⋅ = =

10 a : = = =

b 𝑎: = = = =

11

12 a =
beide zijden ×4𝑝

=
herleid
3 = 𝑝
zijden wisselen
𝑝 = 3

b =
herleid
=
beide zijden ×8
3𝑞 = 28
beide zijden : 3
𝑞 =

c ⋅ 𝑟 =
herleid
𝑟 =
beide zijden ×4
7𝑟 =
beide zijden ×3
21𝑟 = 8
beide zijden : 21
𝑟 =

13 a 𝑥 + 4 = 3− 𝑥
beide zijden + 𝑥
𝑥+ 𝑥+4 = 3
beide zijden −4
𝑥 + 𝑥 = -1
herleid
𝑥 + 𝑥 = -1
herleid
𝑥 = -1
beide zijden ×
𝑥 = - = -1
56 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

b 𝑥−4 = 𝑥+1
beide zijden − 𝑥
𝑥− 𝑥−4 = 1
beide zijden +4
𝑥− 𝑥 = 5
herleid
𝑥− 𝑥 = 5
herleid
𝑥 = 5
beide zijden ×
𝑥 = 5⋅ = 12

c 𝑥+ = 𝑥−
beide zijden ×12
4𝑥 + 3 = 12𝑥 − 2
herleid
3 + 2 = 12𝑥 − 4𝑥
herleid
5 = 8𝑥
zijden wisselen
8𝑥 = 5
beide zijden : 8
𝑥 =

14

Verwerken
15 a 𝑝= + − = + − = = =
⋅ ⋅
b 𝑝= ⋅ ⋅ = ⋅ ⋅ = = = =

c 𝑝= = = =

16 a + = + = + =

b ⋅ = ⋅ =

c : = : = : = = 7, 5

d − = − = − = − = − =


17 a + = + ⋅ = + = = =
⋅ ⋅
b ⋅ ⋅ = ⋅ ⋅ = = =

⋅ ( )
c − = ⋅ − ⋅ = − = =
⋅ ⋅
d : = : = ⋅ : ⋅ = : = =
⋅ ⋅ ⋅
e ⋅ + = ⋅ + = + = ⋅
+ ⋅
= + =

18 a 𝑘= + 0, 75 ⋅ 11 = + 8, 25 = 21, 89 euro
b 0, 75𝑑 = 𝑑 =
Schrijf de formule dus als: 𝑘 = + = + =
PARAGRAAF 5 Breuk in de formule 57

c Los op: = 11, 54


= 11, 54

150 = 11, 54𝑑

𝑑 = , ≈ 13

Ze heeft de telefoon 13 dagen gehuurd.


d Los op: 0, 75𝑑 = 11, 25
0, 75𝑑 = 11, 25
,
𝑑 = ,

𝑑 = 15

Ze heeft de simkaart 15 dagen gehuurd.

19 a = 4

𝑘 = 36

𝑘 = - √36 of 𝑘 = √36

𝑘 = - 6 of 𝑘 = 6

b −4 = 8

= 12

3 = 12𝑙

𝑙 = =

c ⋅ = +2

= + 14

- = 14

- 5 = 14𝑚

𝑚 = -

d − =

11𝑡 =

11𝑡 = 66

𝑡 = 6

e + = 1

+ = 1

= 1

2ℎ = 5

ℎ =
58 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

f : = 6

: = 6

= 6

2 = 6𝑡

𝑡 = =

20 a Ze moeten € 5900,00 huur betalen. Deel dit door 𝑔 aantal gasten om te weten hoeveel
dit per persoon is.
Dat geeft . Per persoon betalen ze nog € 2,00 extra: +2
De formule is: 𝑝 = +2
b Voor locatie A betalen ze per persoon:
+ 4, 50 = 35, 06 euro
Voor locatie B betalen ze per persoon:
+ 2 = 34, 78 euro
Locatie B is goedkoper.
c + 4, 50 = +2

+ 2, 50 =

2, 50 =

2, 50𝑔 = 400

𝑔 = ,

𝑔 = 160

Bij 160 gasten zijn de kosten van beide locaties gelijk.

21 De afstand op de heenreis is 𝑎 km. De terugreis is even lang, dus ook 𝑎 km. Heen duurt de
reis uur. Terug duurt de reis uur. De heen- en terugreis samen is 2𝑎 km en duurt
+ uur.
De gemiddelde snelheid van Vera is: km/h.

Herleid:

     
= = = = = ≈ 929 km/h
       

Oefenopgaven
1 a 4(6 + 3𝑝) + 2(𝑝 − 4) = 24 + 12𝑝 + 2𝑝 − 8 = 14𝑝 + 16
b 3(𝑎 − 5)(𝑎 + 12) = 3 𝑎 − 5𝑎 + 12𝑎 − 60 = 3 𝑎 + 7𝑎 − 60 = 3𝑎 + 21𝑎 − 180
⋅ ⋅
c : = : = ⋅ : ⋅ = : = = =
d 2(𝑥 − 8) − (3 − 𝑥) = 2𝑥 − 16 − 3 + 𝑥 = 3𝑥 − 19
e 4𝑘 𝑘 + 2𝑘 − 2𝑘 (3𝑘 − 3) = 4𝑘 + 8𝑘 − 6𝑘 + 6𝑘 = - 2𝑘 + 14𝑘
⋅ ⋅ ⋅
f ⋅ − = ⋅ − = − = ⋅
− ⋅
= − =
PARAGRAAF Oefenopgaven 59

2 a 2(𝑘 − 3) = 6

2𝑘 − 6 = 6

2𝑘 = 12

𝑘 = 6

b - 𝑥(𝑥 + 3) = (𝑥 + 5)(7 − 𝑥)

- 𝑥 − 3𝑥 = 7𝑥 − 𝑥 + 35 − 5𝑥

- 𝑥 − 3𝑥 = 2𝑥 − 𝑥 + 35

- 3𝑥 = 2𝑥 + 35

- 5𝑥 = 35

𝑥 = - = -7

c 𝑝+ =

𝑝+ = 𝑝

= 𝑝

𝑝 = 5

d + =

+ =

12𝑦 = 5

𝑦 =

3 a Begin met de gemiddelde vaartijd 𝑡. In de formule wordt dit met 10 vermenigvuldigd,


dus dat gebeurt ook in het rekenschema. Daarna wordt er nog 35 bij opgeteld, dat
geeft de prijs 𝑝:
b Vul voor 𝑝 de gegeven prijs € 215,00 in. De gemiddelde vaartijd 𝑡 is onbekend. De
vergelijking wordt: 35 + 10 ⋅ 𝑡 = 215
c Maak eerst het terugrekenschema aan de hand van het rekenschema. Draai de pijlen
om en neem de inverse van ⋅10 en +35. De prijs 𝑝 is gelijk aan 215. Vul het terugre-
kenschema in. Hieruit volgt 𝑡 = 18. De vaartijd is gemiddeld 18 uur.

d Invullen van 𝑝 geeft 𝑡. Dus de formule begint met 𝑡 = ....


Vul eerst de 𝑝 in, trek dan 35 er van af en deel het geheel door 10.
De formule is: 𝑡 =

4 Hij heeft 𝑔 guldens, dus 100 − 𝑔 rijksdaalders. Per gulden krijgt hij € 0,50; dat is 0, 50𝑔.
Per rijksdaalder krijgt hij € 1,25; dat is 1, 25(100 − 𝑔). Alle munten bij elkaar kosten
€ 73,25.
De vergelijking om op te lossen wordt 0, 50𝑔 + 1, 25(100 − 𝑔) = 73, 25.
60 HOOFDSTUK 14 Vergelijkingen

0, 50𝑔 + 1, 25(100 − 𝑔) = 73, 25

0, 50𝑔 + 125 − 1, 25𝑔 = 73, 25

125 − 0, 75𝑔 = 73, 25

51, 75 = 0, 75𝑔
,
𝑔 = , = 69

Hieruit volgt: 𝑔 = 69, dus hij heeft 69 guldens en 100 − 69 = 31 rijksdaalders.

5 Stel, Martin plant 𝑥 rozen op een rij. Dan plant hij er in totaal 𝑥 ⋅ 𝑥 = 𝑥 . Zijn buurman
plant er per rij vier minder, dus 𝑥 − 4. Zijn buurman plant vijf rijen meer, dus 𝑥 + 5. In
totaal heeft zijn buurman dus (𝑥 − 4)(𝑥 + 5) rozenstruikjes geplant.
Dit levert een vergelijking op: 𝑥 = (𝑥 − 4)(𝑥 + 5)
Los de vergelijking op.
𝑥 = (𝑥 − 4)(𝑥 + 5)

𝑥 = 𝑥 + 5𝑥 − 4𝑥 − 20

𝑥 = 𝑥 + 𝑥 − 20

0 = 𝑥 − 20

𝑥 = 20

Ze hebben 20 = 400 rozenstruikjes geplant.

6 Stel ze hebben er 𝑥 gewonnen, dus 23 − 𝑥 gelijkgespeeld. Het totaal aantal punten van
55 levert dan op:
3𝑥 + 1(23 − 𝑥) = 55

3𝑥 + 23 − 𝑥 = 55

2𝑥 + 23 = 55

2𝑥 = 32

𝑥 = = 16

Ze hebben 16 wedstrijden gewonnen.

7 a In totaal moeten ze € 125,00 betalen. Deel dit door 𝑔 aantal gasten, om te berekenen
hoeveel dit per persoon is. Dat geeft . Per persoon betalen ze nog € 2,50 extra. Per
persoon zijn ze dus + 2, 5 kwijt.
De formule wordt: 𝑝 = + 2, 5
b zwembad: + 0, 5 = 15 + 0, 5 = 15, 50 euro
speeltuin: + 2, 5 = 12, 5 + 2, 5 = 15, 00 euro
De speeltuin is goedkoper.
c + 0, 5 = + 2, 5

150 + 0, 5𝑔 = 125 + 2, 5𝑔

25 + 0, 5𝑔 = 2, 5𝑔

25 = 2𝑔

12, 5 = 𝑔
PARAGRAAF Oefenopgaven 61

Dit betekent dat vanaf 13 klasgenootjes de kosten voor het zwembad goedkoper zijn
dan voor de speeltuin.

8 47 − (𝑥 + 4) = - 17
beide zijden −47
- (𝑥 + 4) = - 64
beide zijden : - 1
(𝑥 + 4) = 64
beide zijden worteltrekken
𝑥 + 4 = - √64 of 𝑥 + 4 = √64
bereken wortel
𝑥 + 4 = - 8 of 𝑥 + 4 = 8
beide zijden −4
𝑥 = - 12 of 𝑥 = 4

2(𝑥 + 17) − 3 = 47
beide zijden +3
2(𝑥 + 17) = 50
beide zijden : 2
(𝑥 + 17) = 25
beide zijden worteltrekken
𝑥 + 17 = - √25 of 𝑥 + 17 = √25
bereken wortel
𝑥 + 17 = - 5 of 𝑥 + 17 = 5
beide zijden −17
𝑥 = - 22 of 𝑥 = - 12

Het gezamenlijke antwoord is - 12. Dit getal had Jaro in gedachten.


Colofon

Auteurs
Marieke Bor-de Vries, Jeannette van Dongen,
Dieuwertje van Geest, Yannick van Glabbeek, Thijs
Harleman, Irene Hof, Linda Kaper, Bryan Kroon, Gijs
Langenkamp, Boris Nolte, Piet Peters, Hugo Platell, ISBN 978-94-020-3115-7
Louise Platell, Tanja Stroosma, Wiljo Treurniet, Editie 2017, eerste oplage
Arnaud Uwland, Barbara Verweijen, Vera de Visser,
Jeroen Winkel, Martin Winkel, Gerrit van
Wolfswinkel

Eindredactie
Marie-Anne Frinking
Tim Seynaeve
Gerardo Soto y Koelemeijer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitga-
Gert Treurniet ve mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar ge-
Conceptredactie maakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elek-
Johan Gademan tronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of
Frits Spijkers enige andere manier, zonder voorafgaande schrifte-
lijke toestemming van de uitgever.
Ontwerp omslag
Buro de Kuijper, ’s-Hertogenbosch
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave
Ontwerp binnenwerk is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet
Uitgeverij Malmberg 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zo-
als gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
Beeldresearch St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men
Beeldbalie, Utrecht de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te
Uitgeverij Malmberg voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051,
2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van ge-
Technisch tekenwerk
deelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers
Flin Graphic Group, Oostkamp (België)
en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet
Foto’s en illustraties 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
123rf; Shutterstock
© Malmberg ’s-Hertogenbosch

De uitgever heeft getracht met alle rechthebbenden


op beelden en tekst in contact te treden. Mogelijk
is dit niet alle gevallen gelukt. Degene die meent op
beelden en/of tekst recht te kunnen doen gelden,
wordt verzocht in contact te treden met Uitgeverij
Malmberg te ’s-Hertogenbosch.

You might also like