Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Analyse 1 Compleet
Samenvatting Analyse 1 Compleet
Samenvatting Analyse 1 Compleet
WI1030MT Analyse 1
SAMENVATTING
Inhoud
Opmerkingen Vooraf..............................................................................................................................3
§12.1 3D-coordinatensysteem [blz. 786-790]..................................................................................4
§12.2 Vectoren [blz. 791-799]....................................................................................................4
§12.3 Inproduct [blz. 800-807]....................................................................................................4
Richtingshoeken.................................................................................................................................4
Projecties............................................................................................................................................5
§12.4 Uitproduct [blz. 808-816].....................................................................................................5
Triple Producten.................................................................................................................................6
Torsie..................................................................................................................................................6
§1.1 Stelsels lineaire Vergelijkingen [Lay blz. 2-11]..........................................................................6
Existentie en Uniciteit.........................................................................................................................7
§1.2 Rijreductie en Echelonvorm [Lay blz. 12-23]............................................................................7
§1.3 Vectorvergelijkingen [Lay blz. 24-33].....................................................................................7
§1.5 Oplossingen van Stelsels vergelijkingen [Lay blz. 43-48]............................................................7
§1.6 Inverse Functies en Logaritmen [blz. 58-71].............................................................................7
Logaritmische Functies.......................................................................................................................8
Natuurlijk Logaritme...........................................................................................................................8
Inverse Goniometrische Functies.......................................................................................................8
§2.2 De Limiet van een Functie [blz. 87-98].....................................................................................9
Eenzijdige Limieten.............................................................................................................................9
Oneindige Limieten............................................................................................................................9
§2.3 Rekenregels voor Limieten [blz. 99-107]................................................................................10
§2.4 Definitie ‘Limiet’ [blz. 108-117]...........................................................................................11
§2.5 Continuïteit [blz. 118-129]..................................................................................................11
§2.6 Limieten naar Oneindig; Horizontale Asymptoot [blz. 130-142]...............................................12
Oneindige limieten naar Oneindig....................................................................................................13
§4.4 Onbepaalde vormen en de regel van L’Hopital [blz. 301-309]..................................................13
De Regel van L’Hopital......................................................................................................................13
Onbepaalde producten....................................................................................................................13
Onbepaalde verschillen....................................................................................................................14
Onbepaalde krachten.......................................................................................................................14
§3.4 Kettingregel [blz. 198-208]...................................................................................................14
Opmerkingen Vooraf
Met “#” worden nieuwe punten aangemerkt. Zo wordt voorkomen over bepaalde informatie heen te
lezen en blijft het overzichtelijk.
# In de bijbehorende boeken staat veel voorbeelden, vaak met plaatjes, wat de losse informatie veel
duidelijker maakt.
# In deze samenvatting staat enkel de informatie uit de boeken, dus exclusief eventuele extra
informatie uit hoorcolleges.
a ∙ b=a1 b1 +a2 b2 +a 3 b 3
a∙ b
a ∙ b=|a||b|cos θ →cos θ=
|a||b|
a ∙ i a1
proj x A → cos α = =
|a||i| |a|
a ∙ j a2
proj y A →cos β= =
|a|| j| |a|
a ∙ k a3
proj z A → cos γ= =
|a||k| |a|
Kortom:
1
A=⟨|a|cos α ,|a|cos β ,|a|cos γ ⟩=|a|⟨ cos α , cos β , cos γ ⟩ → a=⟨ cos α , cos β , cos γ ⟩
|a|
Figuur 1: Richtingshoeken
Projecties
Scalaire projectie van vector b op vector a:
a∙ b
comp a b=
|a|
# Vector projectie van vector b op vector a:
W =F ∙ D=|F||D| cos θ
| |[ ]
i j k a 2 b 3−a3 b2
a × b= a1 a2 a3 = a 3 b 1−a1 b3 =( a2 b3−a3 b2 ) i+ ( a3 b1−a1 b 3 ) j+ ( a1 b2−a2 b1 ) k
b1 b 2 b3 a 1 b 2−a2 b1
|a× b|=|a||b|sin θ
# De lengte |a× b| is gelijk aan de oppervlakte van het parallellogram, bepaald door de vectoren a
en b.
1. a × b=−b ×a
2. ( c a ) ×b=c ( a ×b )=a × ( c b )
3. a × ( b+c )=a× b+ a× c
4. ( a+ b ) ×c=a× c +b × c
5. a ∙ ( b ×c ) =( a ×b ) ∙ c
6. a × ( b ×c )=( a∙ c ) b− ( a ∙b ) c
Triple Producten
Het volume V van een parallellepipedum (Figuur 2), waarvan de zijden de vectoren a, b en c zijn is
het volume: V =|a ∙ ( b × c )|.
Figuur 2: Parallellepipedum
Torsie
Moment is arm maal kracht, en θ is de hoek tussen r en F (met 0 ≤ θ ≤ π ), dan:
τ =r × F en |τ|=|r × F|=|r||F|sin θ
# Een stelsel lineaire vergelijkingen (of: lineair stelsel) is een verzameling lineaire vergelijkingen die
dezelfde variabelen x 1 , … , x n bevatten.
# De set van alle oplossingen heet de oplossingsverzameling van het lineaire stelsel. Wanneer twee
stelsels gelijke oplossingsverzameling hebben, heten de stelsels equivalent.
# Er zijn maar 3 mogelijkheden voor de hoeveelheid oplossingen van een stelsel vergelijkingen,
namelijk:
1. Géén oplossingen
2. Precies één oplossing
3. Oneindig veel oplossingen
# Matrixnotatie: de coëfficiënten van het stelsel vergelijkingen worden in rijen genoteerd. Een kolom
stelt een variabele voor. Een matrix met enkel de coëfficiënten heet een coëfficiëntenmatrix en een
coëfficiëntenmatrix aangevuld met de oplossingsvector heet een aangevulde matrix. (voor een
voorbeeld zie de volgende paragraaf)
1. Vervanging : vervang een rij door de som van zichzelf met een aantal maal een andere rij
2. Verwisselen : verwissel 2 rijen
3. Schalen : vermenigvuldig alle coëfficiënten in een rij met een constante ≠ 0
# Twee matrices zijn rij-equivalent als door een opeenvolging van rij-operaties de ene matrix
hetzelfde wordt als de ander. Als de aangevulde matrices van twee lineaire stelsels rij-equivalent zijn,
dan hebben de stelsels dezelfde oplossingsverzameling.
Existentie en Uniciteit
Twee fundamentele vragen over een lineair stelsel:
# Een stelsel lineaire vergelijkingen is inconsistent als na het uitvoeren van rij-operaties een
dergelijke vorm tot stand komt: 0 x n=a met a ≠ 0 : er bestaat geen mogelijke x n waarvoor dit waar
is.
f (x 1)≠ f ( x2 ) wanneer x 1 ≠ x 2
# Een functie is één-op-één als en alleen als geen horizontale lijn de grafiek meer dan eenmaal snijdt.
# Als f een één-op-één functie is met domein A en bereik B, dan heeft de inverse functie f −1 een
domein B en bereik A en wordt gedefinieerd door:
D ( f −1 )=B ( f ) en B ( f ) =D( f )
−1
# De grafiek van f −1 wordt verkregen door de grafiek van f te spiegelen in de lijn y=x .
Logaritmische Functies
Een logaritme is een inverse functie van een functie in de vorm y=a x. We noemen het ‘een
logaritmische functie met basis a’. Dus:
y=a x ⇔ log a y =x
# Rekenregels voor logaritmen:
1. log a a x =x
2. a log x =x
a
Natuurlijk Logaritme
Het natuurlijke logaritme is een logaritmische functie met als basis het Euler-getal e. Voor het
natuurlijk logaritme gelden precies dezelfde rekenregels als voor de andere logaritmische functies.
Het is echter wel handig om een ‘normaal’ logaritme om te schrijven naar een natuurlijk logaritme.
log e x=ln x
log b x ln x
log a x= =
log b a ln a
# Soms staat er geen a als basis bij een logaritme. Dan geldt: log x=log10 x .
lim f ( x )=L
x→ a
Om een beeld te krijgen van de uitkomst van de limiet, is de GR-functie ‘Table’ heel handig.
Eenzijdige Limieten
Als we de limiet van een functie willen weten aan de linkerkant van a, dan:
lim ¿, dit spreek je uit als: “de limiet van f(x) als x a nadert van links”.
−¿
x→ a f (x)= L¿
Oneindige Limieten
Als een functie x=a als verticale asymptoot heeft, dan is tenminste één van de volgende beweringen
waar:
lim ¿, lim ¿,
−¿ −¿
x→ a f (x)=∞ ¿ x→ a f (x)=−∞ ¿
lim ¿, lim ¿.
+¿ +¿
x→ a f (x)=∞ ¿ x→ a f (x)=−∞ ¿
# De limiet van de natuurlijke logaritme, waarvan de grafiek is weergegeven in Figuur 3, is als volgt:
lim ¿
+¿
x→ 0 ln x=−∞ ¿
[ ]
n n
6. Krachtregel: lim [ f ( x ) ] = lim f (x) voor n is een positief geheel getal
x→ a x →a
7. lim c=c
x→ a
8. lim x =a
x→ a
n n
9. lim x =a voor n is een positief geheel getal
x→ a
10. lim √ x= √ a
n n
voor n is een positief geheel getal
x→ a
(Als n is even, nemen we aan dat a> 0 )
√ f ( x)=√n lim f ( x)
n
11. lim voor n is een positief geheel getal
x→ a x→a
10
# Als f ( x )=g (x) wanneer x ≠ a , dan lim f ( x )=lim g (x), op voorwaarde dat de limieten bestaan.
x→ a x→ a
lim ¿
# De limiet lim f ( x )=L als en alleen als −¿
x→ a f (x)= L= lim ¿¿ .
x→ a +¿
x →a f( x)¿
# Als f (x) ≤ g ( x) wanneer x in de buurt is van a en de limieten bestaan, dan wanneer x naar a:
lim f ( x )≤ lim g( x)
x→ a x→ a
# Als f (x) ≤ g ( x)≤h ( x) (oftewel: g( x ) ligt tussen f (x) en h(x )) wanneer x nabij a en
lim f ( x )=lim h( x)=L , dan:
x→ a x→ a
lim g (x)=L
x→ a
# Een functie f (x) is discontinu in x=a als het bovenstaande niet geldt, a niet in het domein van f
lim ¿
ligt of x→ a −¿
f (x)≠ lim ¿¿ (zie Eenzijdige Limieten).
+¿
x→ a f (x) ¿
# Een functie heet ‘oneindig discontinu’ als er sprake is van de limiet naar een verticale asymptoot.
Een functie heet ‘sprong-discontinu’ als een functie “springt” van een waarde naar een andere.
lim ¿ of lim ¿
−¿ +¿
x→ a f (x)=f (a)¿ x→ a f (x)= f (a )¿
# Als f en g continu zijn in x=a en c is een constante, dan zijn de volgende functies ook continu in
x=a :
1. f +g
2. f −g
3. cf
4. fg
11
f
5. , als g( a) ≠ 0
g
# De volgende type functies zijn continu voor iedere waarde van x in hun domein:
- Polynomen
- Rationele functies
- Wortelfuncties
- Goniometrische functies
- Inverse goniometrische functies
- Exponentiele functies
- Logaritmische functies
# Als f continu is in x=b en lim g ( x)=b, dan lim f ( g( x))=f ( b). In andere woorden:
x→ a x→ a
lim f ( g( x))=f (lim g ( x ))
x→ a x→a
12
# Stel f een functie gedefinieerd op interval ( a , ∞ ) , waarbij f (x) steeds dichter bij L komt, naarmate
x toeneemt, maar het nooit écht wordt. Dan is de lijn y=L de horizontale asymptoot van y=f ( x ).
Bijvoorbeeld in Figuur 5 is de grafiek van f ( x )=arctan x weergegeven. Hierin is duidelijk te zien dat:
π −π
lim arctan x = en lim . Bedenk ook, met behulp van de grafiek, dat bijvoorbeeld:
x→ ∞ 2 x→−∞ 2
lim e x =0.
x→−∞
1
lim =0
x→ ∞ xr
# Als r >0 een rationeel getal is, zo dat x r gedefinieerd is voor alle x, dan:
1
lim =0
x→−∞ xr
13
∞
# Een onbepaalde vorm van het type is een limiet waarbij zowel de teller als de noemer naar
∞
oneindig (positief of negatief) gaat.
f (x) f '( x )
lim =lim
x→ a g(x ) x → a g ' (x)
# LET OP! Je mag de regel van L’Hopital meerdere malen toepassen op dezelfde limiet, zolang aan de
voorwaarden voldaan wordt.
Onbepaalde producten
Een onbepaalde vorm van het type 0 ∙ ∞ moet worden omgeschreven naar een quotiënt, zodat de
regel van L’Hopital toegepast kan worden. Bijvoorbeeld:
f
f ∙ g=
1
g
Onbepaalde verschillen
Een onbepaalde vorm van het type ∞−∞ moet worden omgeschreven naar een quotiënt. Dit kan
door middel van het zoeken naar een gemeenschappelijke deler. Op deze manier kan de regel van
L’Hopital weer worden toegepast.
Onbepaalde krachten
Een onbepaalde vorm van type 00 , ∞ 0 of 1∞, kan worden opgelost door de natuurlijke logaritme toe
te passen. Bijvoorbeeld:
x
x x =( e ln x ) =e x ln x → lim ¿
+¿ x
x→0 x = lim ¿¿
x →0+¿ e x ln x =e 0 =1¿
14
d n
( u ) =n un−1 ∙ du
dx dx
d n n−1
[ g(x) ] =n [ g ( x)] ∙ g ' (x )
dx
# Een rekenregel:
d x x
a =a ln a
dx
15
Figuur 6: Riemannsom
# Als de limiet van de Riemannsom bestaat, dus als f continu is op [a , b], dan is f integreerbaar.
b−a
# dx=
n
Eigenschappen van de bepaalde Integraal
a b
1.∫ f ( x ) dx=−∫ f ( x ) dx
b a
a
2.∫ f (x )dx=0
a
b
3.∫ c dx =c (b−a)
a
b b b
4. ∫ [f ( x ) +g ( x ) ]dx=∫ f ( x)dx+∫ g (x) dx
a a a
b b
5.∫ c ∙ f ( x)dx=c ∙∫ f (x) dx
a a
b b b
6.∫ [f ( x )−g ( x ) ]dx=∫ f (x) dx−∫ g ( x ) dx
a a a
c b b
7.∫ f ( x ) dx+∫ f ( x) dx=∫ f ( x )dx
a c a
16
x
1. Als g ( x )=∫ f (t )dt , dan g' ( x )=f (x ).
a
b b
2. ∫ f ( x )dx=∫ F '( x )dx=F ( b )−F (a) , waarbij dus F ' =f .
a a
# In algemene vorm:
∫ sin ( x ) dx=0
−π
17
1
∫ e x sin x dx= 2 e x (sin x−cos x)
∫ sin m x ∙cosn x dx
a) Als m oneven is. Gebruik dan de substitutieregel met u=cos x .
∫ sin 2 k+1 x ∙ cosn x dx=∫ ( sin2 x ) ∙ cosn x ∙ sin x dx=∫ (1−cos 2 x )k ∙ cosn x ∙sin x dx
k
c) Als zowel m als n oneven is, gebruik één van de bovenstaande formules.
d) Als zowel m als n even. Gebruik dubbele hoek formules om het probleem om te schrijven
naar een simpelere vorm.
∫ tanm x ∙ secn x dx
a) Als n even is.
k −1
∫ tanm x ∙ sec 2 k x dx=∫ tanm x ∙ ( sec 2 x ) ∙ sec 2 x dx=∫ tan m x ∙ ( 1+ tan 2 x )
k−1
∙ sec 2 x dx
b) Als m oneven is.
∫ tan2 k+1 x ∙ secn x dx=∫ ( tan 2 x ) ∙ secn−1 x ∙ sec x ∙ tan x dx=∫ ( sec 2 x −1 ) ∙ secn−1 x ∙ sec x ∙ tan x dx
k k
# Andere regels voor het oplossen van integralen, met A=mx en B=nx :
18
∞ t
∫ f ( x ) dx=lim ∫ f ( x ) dx
t →∞ a
a
b
b) Als ∫ f ( x ) dx bestaat voor iedere waarde t ≤ b , dan:
t
b b
∫ f ( x ) dx=t lim
→−∞
∫ f ( x ) dx
−∞ t
∫ f ( x ) dx= ∫ f ( x ) dx+∫ f ( x ) dx
−∞ −∞ a
∞
1
#∫ p
dx is convergent als p>1 en divergent als p ≤1.
1 x
∫ f ( x ) dx= lim
t
¿
a
t →b ∫ f ( x ) dx¿
−¿
19
∫ f ( x ) dx= lim
b
¿
a
t →a
+¿
∫ f ( x ) dx ¿
t
c) Als f discontinu is in een punt c met a<c< b en zowel als zijn convergent, dan:
b c b
∫ f ( x ) dx=∫ f ( x ) dx +∫ f ( x ) dx
a a c
Vergelijkingstest
Stel f en g zijn continue functies met f (x) ≥ g (x) ≥0 voor x ≥ a .
∞ ∞
a) Als ∫ f ( x ) dx divergent is, is ∫ g ( x ) dx divergent.
a a
∞ ∞
b) Als ∫ f ( x ) dx convergent is, is ∫ g ( x ) dx convergent.
a a
20