Professional Documents
Culture Documents
Inleiding Beladingstechnologie PDF
Inleiding Beladingstechnologie PDF
Inleiding Beladingstechnologie PDF
INLEIDING BELADINGSTECHNOLOGIE
R. A. van Hessem
decent
3e druk 1999
ISBN 90 70625 504
© COPYRIGHT 1997
Het vak beladingstechnologie ontstond uit de vakken laden en Op veler verzoek om de student in de aanvang van de opleiding
stuwen en stabiliteit voor schepen. meer over ladingbehandeling aan te kunnen bieden, is hoofdstuk
Evenals de oorspronkelijke vakgebieden is de leerstof van het vak VII, Stuwen, ontdaan van het aspect plannen van lading in het
beladingstechnologie omvangrijk. Dat heeft reeds menig student schip in dit boek opgenomen.
een zucht doen slaken. Het internationale karakter van het vak
veroorzaakt een grote verscheidenheid aan toepassingen en is naast Tweede drukjuli 1997.
de voortdurende ontwikkelingen hoofdoorzaak dat een duidelijke
begrenzing in de leerstof nauwelijks is aan te brengen. Zodra bij de
student daar zicht op ontstaat, groeit vanzelf de zucht naar inzicht. Voorschriften uit het arbeidsomstandighedenbesluit zijn in deze
druk verwerkt.
Om een handzaam studieboek te krijgen, is de basisleerstof
gesplitst in twee delen. Derde drukjuli 1999
Het boek, Inleiding Beladingstechnologie, behandelt basiskennis
van de veiligheid van het schip en de ladingbehandeling en stelt
eigenschappen van producten en de zorg voor het milieu aan de
orde.
Juli 1996.
VOORWOORD
II INHOUD
1 Vitale functies 1
2 Varen 1
4 Vervoer 4
5 Veiligheid 8
5.1 Kennis en kunde 8
5.2 Directoraat-Generaal Goederenvervoer 9
5.3 International Maritime Organization 10
5.4 Zorgsysteem 11
\
6 Vragen 13
7 Oefeningen 13 *
8 Opdracht 13 j
H PRODUCTEN
1 Inleiding 14 )
2 Grondstoffen 15
2.1 Metalen 16 /
2.2 Stenen en mineralen 17
2.3 Agrarische producten 18
3 Halffabrikaten en eindproducten 26
i
4 Vragen 28
5 Oefeningen 29
6 Opdracht 29 ;
II INHOUD
INHOUD III
m VERPAKKING
1 Cyclus 30
2 Functies 31
3 Eisen 34
4 Identificatie 35
4.1 Barcode 36
4.2 Radio-frequentie etiketten 36
4.3 Merken en etiketten 37
4.4 Beeldmerken voor vervoer 37
5 Materiaalidentificatie 38
6 Modaliteiten 40
7 Pallet 40
7.1 Palletkeuze 40
7.2 Palletzekering 42
7.3 Palletafmetingen 43
8 Container 43
8.1 Terminologie 44
8.2 Afhietingen, gewicht en beproevingen 45
8.3 Codering, markering en identificatie 48
10 Poolen 50
11 Afvalverwerking 50
12 Vragen 52
13 Oefeningen 52
14 Opdrachten 53
III INHOUD
IV INHOUD
IV SCHEEPSLAADGEREI
1 Uitrusting 54
2 Hijsgereedschap 55
2.1 Haken 55
2.2 Speciale haken 56
2.3 Kraanhaken 57
2.4 Blokken 57
2.5 Staaldraad kabels 61
2.6 Kabeltrommel 67
2.7 Gebruik van stalen kabels 69
2.8 Breeksterkte 69
2.9 Gebruiksklasse 70
2.10 Strop 77
2.11 Laadnet 83
2.12 Sprang 84
2.13 Traverseconstructies 86
2.14 Hijsbindmiddelen 87
2.15 Ladingspotter 88
2.16 Grijper 88
2.17 Gebruiksadviezen 88
3 Hijswerktuigen 89
4 Laadboom 89
5 Laadkranen 90
5.1 Hydraulische dekkranen 91
5.2 Dekkraan voor ladingbehandeling 93
5.3 Hydraulisch vermogen 97
5.4 Inscheren 98
5.5 Algemene beveiligingen 99
6 Stuwadoorswerk 103
6.1 Register van Laad- en Losgerei 104
6.2 Merken 107
6.3 Afkeuren 108
7 Vragen 109
8 Oefeningen 110
9 Opdrachten 112
IV INHOUD
INHOUD V
V GOED ZEEMANSCHAP
1 Inleiding 113
1.1 Transportschema 113
1.2 Fasen 114
1.3 Regels 114
3 Lenssysteem 116
3.1 Pompen 116
3.2 Verdeelkast 116
3.3 Leidingen 117
3.4 Vrachtschip 117
3.5 Passagiersschip 118
6 Ladingafval 120
6.1 Incinerator 121
7 Lensplannen 124
9 Zorgsysteem 130
10 Zeeklaar maken 132
11 Losklaar maken 132
12 Veilig werken 133
13 Vragen 134
14 Oefeningen 135
15 Opdracht 135
V INHOUD
VI INHOUD
VI UITWATERING
4 Vrijboordberekening 146
5 Houtvaartschip 155
6 Vrijboordlijnen 155
7 Zones 159
8 Vragen 162
9 Oefeningen 162
10 Opdracht 163
VI INHOUD
INHOUD VII
VII STUWEN
1 Inleiding 164
6 Stuwpatronen 169
6.1 Units en Stukgoed 170
6.2 Bulklading 175
6.3 Projectlading 176
6.4 Containers 177
7 Dekbelasting 179
7.1 Stuwagefactor 180
7.2 Formule dekbelasting 180
8 Ladingbescherming 182
8.1 Garneren 182
8.2 Separeren 183
9 Ventileren 184
9.1 Dampdruk 185
9.2 Vochtigheid 185
9.3 Grootheden 187
9.4 Zweetschade 188
9.5 Migratie van vocht 188
9.6 Reisroute 190
9.7 Luchtdrogen 191
VII INHOUD
VIII INHOUD
VII STUWEN
10 Stuwplan 193
10.1 Stukgoed Stuwplan 193
10.2 Tonnenstaat 197
10.3 Stuwplan Bulklading 197
10.4 Container Stuwplan 198
10.5 Roll-on Roll-off 202
10.6 Tanker Stuwplan 207
11 Ladingwacht 209
11.1 Personeel 210
11.2 Lading 210
11.3 Laadgerei 212
11.4 Gevaren 212
11.5 Administrate 213
12 Kostenaspect 213
13 Vrachtberekening 214
13.1 Maten en gewichten 215
14 Vragen 217
15 Oefeningen 229
16 Opdrachten 223
VIII INHOUD
I SCHIP ALS TRANSPORTMIDDEL
1 Vitale functies
•Varen
• Accommoderen van mensen
•Vervoer
^Veiligheid
De afgeleide aspecten van deze kenmerkende functies behoren tot het domein van de
beladingstechnologie.
2 Varen
Het schip als object moet kunnen drijven. De romp(casco) van het schip is drijflichaam en
verplaatst door zijn gewicht water. De romp moet waterdicht zijn en voldoende sterk. De
vereiste sterkte betekent meer gewicht en dientengevolge minder lading.
Voordat een schip naar zee vertrekt moet het zeeklaar worden gemaakt om te voorkomen
dat er ongewenst water kan binnendringen. Komt er toch water binnen dan wordt een
aanslag gedaan op het reserve drijfvermogen van het schip, dat moet overleven. Het feit dat
de lading erdoor onbruikbaar of beschadigd wordt, is dan bijkomstig.
Opdat het schip een veilig zee gedrag zal hebben moet het niet te rank zijn en ook niet te
wreed. Een rank schip wordt door een klein moment al ernstig uit zijn evenwichtsstand
gebracht; een wreed schip niet.
Is het schip wreed, dan beweegt het echter veelal schokkerig en zullen er grote dynamische
krachten op de scheepsconstructie optreden. Is de lading daarbij met sjorringen zeevast
gezet, dan werken die extra krachten ook op de lading. Op de vraag of een schip te wreed
of te rank is, heeft de verdeling van de lading een grote invloed. Is een schip te 'hoekig1
gebouwd dan biedt het gemakkelijk plaats aan lading, maar zal praktisch onhandelbaar zijn.
De rompvorm is daarom bij koopvaardijschepen gestroomlijnd. De einden van een schip
hebben een overheersende V-vorm die bij het stuwen lastig is om de lading zeevast te
stttwen. Er ontstaat ook veel stuwageverlies door. Dit is ruimte die door de vorm van de
lading en die van het ruim ter plaatse niet kan worden benut voor lading.
Ideaal is het als het schip onder alle bedrijfscondities zal blijven drijven en goed en veilig is
te manoeuvreren en dat de lading erin eenvoudig zeevast is te stuwen.
Om te voorkomen dat de constructie van het schip te duur wordt, is het nodig alle
bedrijfscondities vooraf te defmieren.
• vaargebieden en seizoenen
• reisduur
• soort lading
• soort voortstuwing
(mechanisch/wind/slepen/duwen)
Het toegestane vrijboord en de noodzakelijke stabiliteit van het schip worden door
genoemde factoren bepaald.
Er geldt wettelijk dat elk schip, alvorens het in bedrijf kan worden gesteld, onderworpen
moet worden aan een hellingproefwaarmedQ de stabiliteit van het schip kan worden
beproefd en de berekende gegevens geverifieerd. De stabUiteitsgegevens van het schip
moeten tevens worden aangevuld met uitgewerkte berekeningen van voorgeschreven
beladingstoestanden, die representatief zijn voor de bestemming(en) waarvoor het schip zal
worden gebruikt.
Vaargebieden kunnen worden gerelateerd aan een zone, dicht bij de kust en/of een beschut
gebied, maar ook aan gebieden met een zelfde weer of klimaat. In de winter geldt
bijvoorbeeld voor schepen kleiner dan 100 meter een extra beperking voor de inzinking op
de Noord-Atlantische Oceaan.
Dit alles heeft directe invloed op de toegestane diepgang en daarmede de hoeveelheid lading
die kan worden meegenomen. Het traject, de datum en de tijd van vertrek bepalen de
vaargebieden die doorkruist moeten worden en het te verwachten weer.
Voor alle schepen geldt dat zij voldoende diepgang moeten hebben als zonder of met
(weinig) lading moet worden gevaren. In geen van de bedrijfscondities mag het schip een
speelbal worden van de weerselementen en de zee. Voor de hiervoor noodzakelijke
hoeveelheid ballastruimte bestaan voorschriften, waar bij de bouw van het schip rekening
mee wordt gehouden.
Uit economisch oogpunt is het verstandig een schip met een mechanische voortstuwing,
waarvan in dit boek wordt uitgegaan, ballastruimte te geven opdat de schroef diep genoeg
in het water steekt, zodat deze maximale stuwkracht kan leveren.
Aangezien het bepalen van een juiste hoeveelheid ballastruimte niet eenvoudig is, omdat de
bedrijfscondities moeilijk voorspelbaar zijn, worden tanken voor brandstof zo gelokaliseerd,
dat zij in geval van nood als ballastruimte dienst kunnen doen. In zekere mate kan brandstof
of zoetwater als ballast worden gebruikt. Wordt hiervan verbruikt, dan moet er vooraf
rekening mee worden gehouden, zodat dit tijdens de reis geen problemen zal opleveren voor
de zeewaardigheid van het schip.
De samenleving op een schip vormt een leefgemeenschap. Om het leven aan boord
verantwoord te laten verlopen zijn er nutsvoorzieningen nodig.
Ten behoeve van de bedrijfsvoering aan boord zijn er naast de accommodatie voor
passagiers en bemanning ook dienstruimten nodig voor de ladingbehandeling. Dit zijn onder
andere de ladingcontrolekamer eventueel gecombineerd met ruimte voor de
ladingadministratie, de opslagruimte voor ladingmonsters, ruimtes voor de opstelling van
blusmiddelen ten dienste van de ruimen of tanken en opslagruimte voor uitrusting voor de
ladingbehandeling.
4 Vervoer
Het transport over zee vergt een voortstuwingsinstallatie voor het schip. De voortstuwer
van het schip kan voor hulpwerktuigen als krachtbron functioneren maar niet voor
dekwerktuigen ten dienste van de (be)lading.
Om lading te kunnen vervoeren moet het aan en van boord worden getransporteerd en in
het schip worden opgeslagen.
Transport
Bij transport van lading over zee moet onderscheid worden gemaakt in de behandeling van
lading en het vervoeren ervan.
Voorbereiding van het schip voorafgaand aan het behandelen van de lading is een noodzaak.
Het schip en vooral de ruimen moeten in gereedheid worden gebracht om de lading faan te
kunnen1.
De belading van het schip evenals de zorg tijdens het vervoer vergt vakkennis en kunde.
Synchroon aan het geheel verloopt een degelijke administrate.
Voordat met de behandeling van de lading kan worden aangevangen moet er een planning
worden gemaakt en alle betrokken personen erbij ervan op de hoogte worden gesteld. Het
plannen van de lading resulteert in een voorlopig Stuwplan.
Noodzakelijk hierbij is dat er ladingadministratie wordt gevoerd aan de hand van de
vervoersdocumenten van de lading. Dit voorkomt schade. Om zich tegen schade-claims te
kunnen verweren is het nodig te weten wanneer de schade is ontstaan en wat de oorzaak en
de omvang ervan was op dat moment. Die gegevens kunnen tevens preventief worden
gebruikt. De toestand van de lading moet zo accuraat mogelijk worden beschreven en de bij
de behandeling optredende schade worden vastgesteld. Dit moet extra zorgvuldig worden
gedaan bij de acceptatie van de lading. Het is ook noodzakelijk dan te beoordelen of de
schade te accepteren is met het oog op behoorlijk en veilig vervoer. Is dit niet het geval dan
zal de schade moeten worden hersteld alvorens de lading te accepteren. Ruggespraak met
ladingbelanghebbenden is dan zeker nodig.
Als daartoe aanleiding bestaat worden, van de geconstateerde schade, aanmerkingen op de
ladingspapieren gemaakt.
Opslag
Om de lading behoorlijk te kunnen opslaan moet de ladingruimte van het schip worden
verdeeld in ruimen en dekken, of tanken, al naar gelang de soort lading en de aard ervan.
Op vrachtschepen kunnen deeptanken voorkomen. Zij bevinden zich onderin het schip op
de tanktop die de dubbele bodem afsluit en dienen voor het vervoer van partijen vloeistof.
De ruimen of tanken worden in het algemeen vanaf het voorschip genummerd te beginnen
met 1. Hoewel niet overal strikt toegepast worden dekken geletterd, te beginnen met letter
A vanaf het bovenste dek. Sommige dekken hebben tevens een herkenbare naam zoals
topdek, brugdek, passagiersdek, vrijboorddek en tanktop. Ladingdekken worden voorts
nog aangeduid met bovendek, tussendek ofmim.
Elke deklocatie of sectie van een dek wordt aangeduid met bijvoorbeeld wing-voor of
voorste luiksectie, zoals in de containervaart met Bay-Row-Tear nummerring wordt
gebruikt. Bij het vervoer van rollende lading wordt de aanduiding Lane gebruikt, die per
dek wordt genummerd en vervolgens opgedeeld worden in units.
Elk dek is voorzien van afsluitmiddelen, die vrijwel alle met een krachtwerktuig worden
bediend bij het openen en sluiten. De luiken in het bovenste dek, vaak het vrijboorddek, dat
aan weer en wind is blootgesteld, moeten tegen weer en wind zijn te sluiten.
De luiken kunnen ook worden weggelaten. Dit heeft verstrekkende gevolgen om te voldoen
aan de regels ter bescherming van de mensen aan boord en het vervoer van stoffen met een
gevaarlijke aard. Een min of meer gunstige bijkomstigheid van de luiken is dat het meer
dekoppervlakte verschaft. Het kan tevens als afdoende separatie tussen ladingen dienst
doen.
Tanken worden afgesloten door toegangsopeningen die voldoende groot zijn om bij
calamiteiten een brancard door te laten. De openingen worden vervolgens met deksels,
voorzien van pakking, afgesloten.
Ruimten voor opslag van lading en uitrusting, en dienstruimten ten behoeve van de
ladingbehandeling, moeten kunnen worden geventileerd om schade aan de mens, de lading
of aan het schip te voorkomen. De ventilatie geschiedt door kokers en kan natuurlijk en/of
mechanisch zijn. In sommige gevallen is recirculatie een vereiste.
In de ladingruimte dient een adequate afVoer voor vocht aanwezig te zijn. Door regen,
condensatie en door lekkage van het schip kan er vloeistof in het ruim komen te staan.
Naast mogelijke schade aan lading, houdt dit tevens een ernstig gevaar in voor het schip en
de opvarenden. Soms is het nodig de ladingruimte te wassen, maar ook regen en zeewater
kunnen erin terecht komen. Daartoe heeft een vrachtschip in de ruimen een systeem
waarmede de ruimen lens gehouden kunnen worden. Voor het lens houden van de
machinekamer wordt het systeem met de Engelse benaming bilde gebruikt. Een tanker heeft
wel een bilgesysteem, maar geen systeem om de tanken lens te houden. Omdat deeptanken
op vrachtschepen ook voor droge lading zijn in te richten en meestal ook als dedicated
ballasttank kunnen worden benut, zijn zulke tanken tevens uitgerust met een lens- en een
ballastsysteem. Apparatuur en uitrusting moet aan boord zijn om vloeistof(water) effectief
te kunnen waarnemen. Het maakt op vrachtschepen onderdeel uit van het lens-systeem en
het bilgesysteem. Het verwijderen van lens- en bilgewater is aan regels gebonden, die tot
doel hebben een te zware belasting van het milieu te voorkomen.
De aard van de ruimte die nodig is voor de lading is afhankelijk van de soort die zal worden
vervoerd. Er wordt steeds naar gestreefd het grootst mogelijke deel van het schip te
reserveren voor het verdienen van vracht. Dit is per slot van rekening het doel van het
bedrijf. Dit aspect is ook van toepassing op de accommodatie in het geval er passagiers
worden vervoerd.
Dit heeft karakteristieke scheepstypen tot gevolg gehad, zoals een aantal dwarsdoorsneden
ervan in het figuur doorsneden illustreert.
ctrrf
Doorsneden
De behandeling van lading op deze groep van schepen is beperkt. Het toepassen van
werktuigen en gebruik van apparatuur heeft de overhand.
Voor sommige lading is het nodig zorgvuldig te kijken naar de locatie van de laadruimte in
het schip. Lading met een gevaarlijke en/of vervuilende aard wordt doorgaans in het hart
van het schip gesitueerd en zo door een kreiikelzone omgeven.
De kreukelzone beschermt de lading maar kan de veiligheid van het schip bedreigen als het
lek raakt. Het schip moet met lege compartimenten lek, in een aanvaardbare eindtoestand
kunnen blijven drijven met of zonder lading aan boord.
Soms is de aard van de lading zodanig, dat deze slechts onder strenge voorwaarden en
verpakt, als gevaarlijke stof, mag worden vervoerd.
Ook vloeistoffen kunnen een gevaarlijke aard hebben. Die worden dan wel in bulk vervoerd,
echter in speciaal daarvoor geconstrueerde tankers. Genoemd worden de crudetanker, de
productentanker, de chemicalientanker en de gastanker.
Ladingen die niet direct een gevaarlijke aard hebben maar een gevaar kunnen betekenen
voor schip en opvarenden door de wijze waarop zij per zeeschip worden vervoerd, worden
aangeduid met gevaarlijke lading. Hiertoe behoren ertsen en concentraten, graan in bulk,
gezaagdhout aan dek en steenkool. Vele ongevallen op zee met genoemde ladingen hebben
voor het vervoer ervan een ' ruiker aan regels f opgeleverd.
Lading die zonder temperatuurregeling niet kan worden vervoerd, moet in een goed
gei'soleerde ruimte worden gestuwd. Aan boord staat daarvoor dan een koel- en vries-
installatie. De bekleding van de laadruimen vraagt extra zorg evenals de afsluiting van de
toegangen ertoe. Sommige schepen zijn uitgerust met een installatie waarmede de toestand
van de atmosfeer in de laadruimte kan worden samengesteld. Voor het vervoer van units
met een eigen koel- en vriesinstallatie zijn schepen uitgerust met een adequate krachtbron
waarop die units zijn aan te sluiten.
5 Veiligheid
In het voorkomen van schade zit mede het begrip veiligheid opgesloten. Claims ten gevolge
van de exploitatie van het schip door pech, onkunde of nalatigheid kunnen de winst voor
vele jaren te niet doen.
Onderdeel van de veiligheid is de bescherming van het (mariene) milieu. Lading kan de
omgeving zodanig aantasten, dat deze onvoldoende tijd heeft tot herstel. Giftige stoffen
komen in de voedselketen terecht en bedreigen, op termijn, de mens.
De regelgeving voor veiligheid en milieu treffen we aan in verdragen en wetten met een
scala aan uitvoeringsbesluiten.
Voorafgaand aan de behandeling van lading maar ook tijdens het vervoer ervan moet er
zorg aan het schip en de lading worden besteed.
Zeemansgebed
Kortom het schip is hecht en dicht en niet overladen, voldoende en veilig uitgerust en bemand met voor hun
taak berekendpersoneel om de voorgenomen reis aan te vangen en te kunnen volbrengen.
Kennis en kunde van de scheepsbemanning komt de veiligheid en het milieu ten goede. Het
draagt dan direct bij tot een gunstig bedrijfsresultaat Kennis van het schip als object is
nodig evenals kennis van producten en verpakkingen om lading te kunnen behandelen. De
aard van de lading stelt allerlei constructieve eisen aan het schip. In bedrijf wordt het schip
in zijn geheel maar ook lokaal door de lading belast. Dit heeft statische en dynamische
krachten tot gevolg door de ladingbehandeling, de deining, de wind en ten gevolge van
zeegang.
Producten kunnen een fysische en/of chemische aard hebben die een gevaar kunnen zijn
voor de mens en de omgeving. De gevaren moeten tijdig worden onderkend en de risico's,
kundig, tot een minimum worden gereduceerd. Kundig stuwen is daarvoor een voorwaarde.
Stuwen is het zeevast plaatsen van lading in een meest geschikte plaats van het schip, zodat
het schip met de bemanning geen gevaar lopen en erbij geen schade aan het schip en de
lading optreedt, of zich een ongeval voordoet waarbij personen zijn betrokken. Het is meer
dan stapelen van verpakte producten ofstorten van losse producten. Onkundig behandelen
van lading kunnen tixotrope stofFen doen verpappen, brand of explosie in lading doen
ontstaan, of de vorming van een ongewenste, gevaarlijke of waardeloze materie tot gevolg
hebben. Veilig en kundig omgaan met het schip en het werken met laad- en stuwadoorsgerei
maakt daar onderdeel van uit.
Een schip dat te diep is beladen, dus over haar merk ligt, is onveilig door onnodig verlies
van reserve drijjvermogen en stabiliteit.
Wordt verzuimd het schip behoorlijk zeeklaar te maken voor vertrek en te houden tijdens
de reis, dan kan dit schade tot gevolg hebben door het binnendringen van water. Zelfs met
de huidige communicatie kan een schip nog altijd met man en muis vergaan. Oorzaak van
onzeewaardigheid kan ook zijn dat de lading onbehoorlijk is gestuwd of vastgezet en gaat
bewegen.
Het Nederlandse maritieme beleid wordt voorbereid binnen het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat, gemaakt door het Directoraat-Generaal Goederenvervoer en met name in het
directie Transportveiligheid. Het Directoraat heeft tevens de zorg voor de uitvoering en de
controle op de naleving van de wet- en regelgeving.
De controle op de naleving van de wetgeving wordt in Nederland uitgevoerd door de
verzelfstandigde Scheepvaart Inspectie (SI) met aan het hoofd een Hoofdvan de
Scheepvaartinspectie (HSI), die bevoegd is Bekendmakingen aan de Scheepvaart (BadS)
uit te vaardigen. Die BadS maken onderdeel uit van het Schepenbesluit (SB), dat een
uitvoeringsbesluit is van de Schepenwet (SW).
In 1948 aanvaardde de Verenigde Naties (VN) een verdrag tot de oprichting van een
international maritieme organisatie, die zich exclusief zou moeten bezighouden met
maritieme kwesties.
In 1959 ging het orgaan van start als Intergouvernemental Maritime Consultive
Organization (IMCO).
Eerst in 1972 werd de consultatieve status van het orgaan omgezet in een bestuurlijk
verantwoordelijke en verkreeg het tevens internationale status.
Het orgaan bestaat uit de Algemene Vergadering (the Assembly) waarin 137
lidstaten(1996) en twee geassocieerde leden zitting hebben. De dagelijkse leiding berust bij
een Raad (the Council). In de Raad hebben 32 gekozen gouvernementsleden(1996) zitting.
Dit is het bestuurlijke orgaan van de IMO. Het merendeel van de werkzaamheden wordt in
(sub) commissies (committees) verricht om later in de Algemene Vergadering te worden
aanvaard. De Raad heeft ondersteuning van een secretariaat. De Secretaris-Generaal wordt,
onder goedkeuring door de Algemene Vergadering, aangewezen door de Raad.
5.4 Zorgsysteem
Maatschappij voor schrift en dienen aan boord als handleiding te worden gebruikt. De
veiligheid aan boord is gediend met oplettendheid. Voldoende is niet een pre-loading list af
te checken en vervolgens het gevoel te hebben dat er niets meer fout kan gaan.
Veilig werken geschiedt door mensen; documenten, zelfs in een geautomatiseerd informatie
systeem, kunnen daarbij alleen hulpmiddel zijn.
Particuliere klasse-bureaus specialiseerden zich van oudsher in het opstellen van regels voor
de bouw, de uitrusting en het onderhoud van schepen met als doel deze als veilig te
klasseren. Het doel is dat de reder aan belanghebbende derden, bijvoorbeeld verzekeraars
aan kunnen tonen dat het schip deugdelijk is gebouwd, en onderhouden volgens de
richtlijnen van het betreffende klasse-bureau.
Een 6-tal onderzoekingsbureaus zijn door de Nederlandse overheid als betrouwbare klasse-
bureaus erkend en hebben het recht om tijdens de bouw en gedurende de vaart te
controleren of er aan de regels wordt voldaan. Hiertoe worden een diversiteit aan
onderzoeken uitgevoerd. Er wordt een klasse-certificaat afgegeven als na inspectie blijkt dat
aan de gestelde eisen is voldaan.
De classiflcatie verschaft een klant informatie over de geschiktheid van het schip en ook of
het voor die taak berekend is. Er worden voor dat doel notaties toegevoegd aan de
registratie van het schip. Voorbeelden zijn: oiltanker, barge, bulk, multipurpose, general
cargo of oil-bulk-ore.
6 Vragen
1 Welke invloed heeft het weer en de reisduur op het beladen van het schip?
2 Noem redenen om de ruimte voor de accommodatie te scheiden van die voor
de lading.
3 Welke aspecten kenmerken het vervoer van lading?
4 Omschrijf het begrip voorlopig Stuwplan.
5 Wat is lens- en wat is bilgewater?
6 Welke schepen zijn afgebeeld in het figuur doorsneden.
I Wat is het verschil tussen een crudetanker en een productentankerl
8 Definieer aan de hand van voorbeelden het begrip veiligheid.
9 Wat is de zin van het zeemansgebed?
10 Wat is zeeklaar maken van het schip?
I1 Omschrijf in twee situaties de wenselijkheid om de toestand van de
atmosfeer in de laadruimte te kunnen samenstellen.
12 Wat doet IMO?
13 Wat betekent ISM?
14 Wat is het doel van een 'zorgsysteem1?
7 Oefeningen
1 Noteer per vitale functie onderwerpen; geef de invloed(en) ervan aan op het
beladen van het schip.
2 Formuleer een aantal bedrijfscondities van schip naar keuze. Beschrijf ervan
kritieke condities en motiveer deze.
3 Maak een schema van de ladingen die kunnen worden vervoerd met de
schepen uit het overzicht.
8 Opdrachten
II PRODUCTEN
1 Inleiding
Tot de producten worden in dit kader gerekend, alles dat als lading voor vervoer kan
worden aangeboden, met uitzondering van mensen en dieren. Een selectief aantal ervan is
als voorbeeld2 in dit hoofdstuk opgenomen. De eigenstandige vervoersregels van bepaalde
producten komen niet ter sprake. Behandeld worden vooral de algemene eigenschappen, die
voor het vervoer van belang zijn. Een indeling van producten kan op verscheidene manieren
geschieden.
Er kan een indeling worden gemaakt op grond van de bewerkingsgraad, de fysische of
chemische eigenschappen en de aggregatietoestand. Het figuur ladingschema is een
overzicht gebaseerd op de aggregatietoestand van de lading tijdens het vervoer.
JVLOBBAAR
STTEENWQCL
HOrTAANDB<
SCHEPBBEaUIT EKTSEN
A130G
IMORESULUTIES
8CHEPBMBESLUIT
A130G A130D.EBIF
IMOF?SCLLrr!ES A130ABENC
Ladingschema
II PRODUCTEN 14
II PRODUCTEN 15
Bovenstaande beschouwing geeft aanleiding tot een indeling van producten in twee
rubrieken;
Wordt met de eigenschappen van de producten geen rekening gehouden, dan kan de mens,
het milieu en het product schade oplopen. Door breuk, stof- of dampvorming kan de mens
ermee in aanraking komen en kan schade aan de gezondheid optreden, zelfs de dood tot
gevolg hebben. Restanten van de beschadigde producten moeten worden opgeruimd,
hetgeen het milieu feitelijk onnodig extra zal belasten. Schadelijke restanten zullen daarbij in
de lucht-, water- en voedselkringloop, het biologische proces aantasten.
Schade aan het product, dat daardoor onbruikbaar kan worden, beschadigt vaak mede
andere lading en het proces leidt tot verlies aan winst.
De locatie waar het product in het schip kan worden geplaatst, hangt samen met de
eigenschappen ervan. Lichte producten kunnen niet onderin het schip of onder zwaardere
lading worden geplaatst. Producten die gevoelig zijn voor vocht, moeten uit de buurt van
vocht of water worden gehouden. Lading die voor diefstal in aanmerking komt, moet uit
zicht worden geladen.
Kennis van de producten heeft voor een ieder, die tijdens het transport met de behandeling
van de producten in aanraking komt voordelen. Productkennis draagt bij tot:
2 Grondstoffen
Tot deze groep kunnen worden gerekend de metalen en hun afgeleiden, de mineralen en de
stenen. Het betreffen alle gedolven producten en zij zijn ten opzichte van water gerekend
relatief zwaar. Zij worden in bulk, gebundeld, gekist, gezakt of gekrat, al dan niet in een
container, voor vervoer aangeboden.
Mineralen worden ook door middel van mijnbouw gewonnen, waaraan zij tevens hun
verzamelnaam danken. Zij hebben alle een kristallijne structuur.
15 II PRODUCTEN
16 II PRODUCTEN
2.1 Metalen
II PRODUCTEN 16
II PRODUCTEN 17
Ferro nikkel als ingot heeft afmetingen die in de buurt liggen van 760*760*630 of
1320*850*500 centimeter en het gewicht varieert daarbij van 800 tot 1700 kgf. De lading
moet in grondig gereinigde vorm worden aangeleverd en op schoon stuwhout worden
gestuwd, zodat het niet kan schuiven. Het moet stofvrij worden afgedekt met kleden en de
verschillende partijen moeten worden gesepareerd. Hiervoor kan het beste een sticker op
het bandijzer worden aangebracht. Met het oog op de dekbelasting moet het niet te hoog
worden gestuwd.
IJzer is in het algemeen een zware lading. Platen ijzer laten zich gemakkelijker zeevast
stuwen dan plaatstaal in rollen. Om het te sjorren moet staaldraad worden gebruikt en zo
nodig moet het worden geschoord of gestempeld.
Kwik-l- wordt vervoerd in ijzeren flessen, die zijn voorzien van een verzegelde schroefdop.
De verzegeling moet in tact zijn. Men moet bedacht zijn op het feit dat kwikdamp giftig is.
Kwik wordt, door zijn waarde, achter slot in een locker gestuwd.
Nikkelconcentraat+ wordt in jute zakken verscheept, die zijn voorzien van een polyethelene
binnenzak. De kans op broei is dan minder. Tijdens het laden moeten zakken met
rotverschijnselen worden geweigerd. Wordt schade geconstateerd aan de zakken bij het
lossen, dan moet dit op de ladingspapieren worden vermeld. De schade bestaat in het
algemeen uit rotting in het product en is zichtbaar op de zakken.
In bulk kan de lading verpappen. Een recent certificaat met erop de concentratie aan vocht
dient per partij te worden afgeven, anders moet het niet worden geaccepteerd.
De lading moet voorafgaand aan en tijdens het laden en de reis worden getemperatuurd.
Een hogere temperatuur dan de buitenlucht is verdacht. Een stijgende temperatuur
onderweg eveneens.
Tin wordt verscheept in verschillende afmetingen. Het wordt als dure lading beschouwd. Er
moet worden voorkomen dat de lading wordt verontreinigd. Het beste is dan ook om deze
met plastic folie af te dekken. Er moet voortdurende toezicht bij behandeling van deze
lading aanwezig zijn.
Tin in zakken, moet niet hoger dan 12 stuks worden gestuwd. Evenals bij broodjes tin,
wordt de dekbelasting snel bereikt. Een geschikte plaats is een goed te bewaken dek. Het
dek moet droog en schoon zijn en voorzien van schoon stuwhout. Onder de zakken dienen
schone kleden te worden gelegd om het veegsel per partij! op te kunnen vangen. De
toestand van de verpakking moet deugdelijk, schoon en heel zijn.
Zink verkleurt als het in aanraking komt met andere metalen en mineralen. Het moet op een
droge plaats worden gestuwd en in een goed bereikbare en te ventileren ruimte. Het zink
moet aan de bovenkant van de klamp worden afgedekt.
Vele ruwe steensoorten worden in de Industrie en de bouw gebruikt. Ruwe steen bevat vaak
vele soorten mineralen, waarvan sommige als (half)edelsteen worden gebruikt in
ornamenten en andere in de bereiding van specifieke kleisoorten.
17 II PRODUCTEN
18 II PRODUCTEN
De kleiachtigen worden gebruikt voor porselein en vuurvaste stenen, maar worden ook
toegepast bij de bereiding van papier en als katalysator in het kraakproces van olien in de
petro-chemische industrie.
Basalt is gestolde lava. De ene hoofdsoort het veldspaatbasalt bevat veel kalk, de andere
het alkalibasalt bevat meer natrium of kalium. Kenmerkend van basalt is dat het bij stolling
vaak zes-zijdige brokken vormt, die als oeverbekleding worden toegepast. Er wordt van
basalt ook isolatiemateriaal gemaakt. Basalt wordt in klompen en brokken vervoerd.
Voornaamste zorg bij de behandeling van basalt is de dekbelasting en het zeevast zetten.
Bleekaarde+ is aarde, waarin chemicalien zijn geabsorbeerd. Het moet uit de buurt van
cement, baryt en bentonit worden gehouden. Die producten breken de blekende werking
van de aarde af.
Edel- en half edelstenefl zijn door hun kleur en zeldzaamheid kostbaar en moeten achter slot
worden verscheept.
Graniet is gestolde magna dat is hersmolten en weer tot korrelachtig steen is gestold. Het is
een dieptegesteente en bevat veel SiO2 en bevat daarom veel kwarts en andere mineralen.
Door het hoge gehalte aan veldspaat is de kleur lichtgeel of rood-bruin. Het is een harde
steen en wordt in de bereiding van beton toegepast en als straatsteen gebruikt. Uit de
mineralen ervan worden kleimineralen en natuurlijke edelstenen gewonnen. Het gewicht van
dit product is een voorname zorg bij het vervoer.
Grafiet+ wordt in dubbele papieren zakken verscheept. Lekkage ervan moet worden
vermeden. Het verontreinigt andere lading eenvoudig en grondig.
Leisteexi wordt gevormd uit klei door druk- en temperatuurtoename (diagenese). Een
tussenfase is schalie. Lei is een fijn-kristallijn gesteente, dat nagenoeg plat is te splijten. Het
wordt als dakbedekking toegepast. Leisteen wordt in kratten vervoerd. Plaat vormige
kratten moeten staande worden gestuwd.
Manner is een korrelige, koolzure kalk of dolomiet met een kristallijne structuur, die goed
is te polijsten. De grondkleur is ivoorwit. Er bestaan vele soorten, die geaderde patronen
bevatten en tevens weerbestendige soorten. Het wordt in blokken, platen en kratten
verscheept, die rechtopstaande moeten worden geladen. Het is een zware lading. Wijnen,
olien en vetten tasten marmer aan.
Talk steatite is een mineraal dat vele toepassingen in de cosmetische en verfindustrie heeft.
De brokken of het poeder zitten meestal in zakken. Talk is redelijk bestand tegen zwakke
zuren en basen en goed bestand tegen hoge temperatuur. Het stoot water af en neemt
gemakkelijk een geur over. Het moet op een droge plaats worden gestuwd ver van geur
verspreidende lading.
Alle agrarische producten moeten, om gezondheidsredenen, zijn voorzien van een certificaat
van herkomst, dat in het land van bestemming zal worden geaccepteerd. Een
gezondheidscertificaat wordt afgegeven door een overheidsinstelling of een door de
overheid erkende particuliere instelling.
II PRODUCTEN 18
II PRODUCTEN 19
Voornaamste oorzaak van schade is het feit dat de gewassen ajvalgassen produceren en
zuurstof verbruiken. Worden zij in een gesloten ruimte opgeslagen, dan is ventilatie van
levensbelang.
Vele ongekoelde producten worden vervoerd in een extra ventileerbare container, waarbij
gebruik gemaakt wordt van vocht absorberende bekleding, die lucht doorlaat. De bekleding
bestaat uit textiel dat van een polymeerlaag is voorzien.
Aardappekti worden in kratten of zakken verscheept. In bulk ontstaat snel kneus-schade.
Afhankelijk van de vracht, worden de aardappelen in jute-zakken gestuwd. Op pallets treedt
een te groot stuwageverlies op.
Pootaardappelen en consumptie-aardappelen niet in eenzelfde ruimte laden.
Aardappelen worden doorgaans gekoeld vervoerd. De optimale vervoerstemperatuur voor
pootaardappelen is 6°C en voor consumptie-aardappelen 8°C. Komt de temperatuur
beneden de 4°C, dan kan de aardappel snel versuikeren. Boven de ideate vervoerstempe-
ratuur zal de aardappel sneller vergaan. Een aardappel die bevroren is geweest zal tenslotte
drogen. Het doorgelopen not zal op de zakken zichtbaar zijn.
De gassen die aardappelen ontwikkelen moeten worden afgevoerd. Er moet dagelijks verse
lucht worden toegelaten en CO2 worden afgevoerd.
Er moet niet worden geventileerd met lucht waarvan de temperatuur meer dan 5°C lager is
dan dat van de aardappelen. De kans is dan groot dat er suikeraardappelen ontstaan.
Aardappelen moeten een licht bruine gave schil hebben. Donkere (blauwe) vlekken duiden
op kneuzingen door te ruwe behandeling. Groene vlekken in de schil duiden erop dat de
aardappel te veel licht heeft gehad. In aardappelen komen per soort vele ziekten voor. Het
knolvlees van de aardappel moet, voor alle soorten echter, blank en niet droog zijn.
Babassu expellers-f zijn restanten van de uitgeperste gelijknamige noten. Er zit nog tussen
de 6% en 15% olie in. Het wordt als bulklading verscheept en moet droog worden geladen
en wel zo, dat oppervlakte-ventilatie mogelijk is. De lading kan gaan broeien:
temperatuurwaarnemingen zijn essentieel.
Het moet niet worden samengeladen in dezelfde ruimte met katoen, sisal, carnauba was,
peper en dergelijke producten wegens de stofontwikkeling.
Baaasse pellets^ wordt in bulk vervoerd en is een restproduct van suikerriet Het riekt sterk
en is corrosief voor staal. Het kan broeien en spontaan ontbranden. De lading moet
getemperatuurd worden. Een temperatuur hoger dan 40 °C moet niet worden geaccepteerd
en tijdens de reis moet twee maal daags de temperatuur worden gemeten. Bij stijgende
temperatuur de oppervlakte ventileren. Boven de 50 °C moet de oppervlakte-ventilatie
worden gestopt.
wordt in de lijmindustrie toegepast. Grof en fijn gemalen moet gesepareerd
worden geladen.
Er zit veel ongedierte in. Het moet vooral niet worden samengeladen met producten als
huiden, tabak, cacao, wol, katoen en geurgevoelige lading.
De lading moet worden ontsmet. Dit kan ook tijdens het laden geschieden. Draag
beschermende kleding ook bij het werken in on-ontsmette lading.
19 II PRODUCTEN
20 II PRODUCTEN
II PRODUCTEN 20
II PRODUCTEN 21
Cowbonen is een afvalproduct van witte bonen en bestemd voor veevoer. Er zit meestal
ongedierte in en moet uit de buurt worden gehouden van voeding en genotmiddelen.
Padels worden vers en gedroogd vervoerd. De verse dadels versuikeren sterk, waarbij vocht vrij
komt. De lading moet dan ook als natte lading worden behandeld.
Pitman worden in houten vaten verscheept en moeten op een plaats worden gestuwd waar het
lekvocht kan worden afgevoerd zonder andere lading te beschadigen. Er wordt daarom om de
partij heen wel een dam gelegd met een afVoergoot. Deze lading stinkt en moet uit de buurt
worden gehouden van geurgevoelige lading.
Gembet zit meestal in kisten of houten vaten. Het moet worden beschouwd als natte lading.
Erop mag slechts lichte lading worden gestuwd wegens de kwetsbare verpakking.
01as is in vulmateriaal, rechtop staand, verpakt in houten kratten. De kratten moeten zo worden
gestuwd dat het glas rechtop staat. Het moet niet tijdens regen worden geladen, het glas kan
daardoor gaan vlekken. Natte kratten moeten worden geweigerd of bemerkt. Glas mag nergens
bovenop worden gestuwd.
HaflPf is in het algemeen een vuile lading en wordt in balen verscheept.
mattefl worden in rollen verscheept en dienen als rug voor kleden. Op een vlakke
ondergrond stuwen. De beste plaats is een vlakke topstowage.
'.Honing moet op een koele plaats, onder de waterlijn, worden geladen. Als honing te warm
(>40°C) is, gaat de kwaliteit onomkeerbaar achteruit. Het kan gemakkelijk versuikeren.
Hontpulp in balen moet op een droge plaats worden gestuwd. De balen zetten als er vocht bij
komt enorm uit (>50%).
-Hidden kunnen een vochtgehalte hebben die varieert van droog tot nat.
Droog zijn ze gebundeld, verpakt in kratten of onverpakt. Het is oppassen dat deze
niet verontreinigd worden door ongedierte uit andere lading, die de huiden aantasten.
De lading is zelf vaak ook een bron van insecten. Soms zijn de huiden behandeld met
kamfer of nafta. Het is dan een geurende lading.
Losse huiden zijn noch droog, noch nat. Zij worden gepekeld vervoerd en een voor
een uitgevleid, terwijl er zout tussen wordt gestrooid. De huiden in een beklede
ruimte stuwen om te voorkomen dat ze gevlekt raken door contact met staal.
Nat zijn zij gebundeld en moeten goed worden ingepakt, zodat zij het scheepsstaal
maar minimaal kunnen aantasten. De huiden zijn gepekeld. Het is een dure lading en
de claims kunnen dan ook hoog zijn. Het is ongeschikt als deklading. De bundels niet
te hoog stuwen, want dan worden de onderste 'uitgeperst1, met alle gevolgen van
dien. Wel zo stuwen dat afVoer van lekwater goed mogelijk is. Na het uitlossen moet
het betreffende dek grondig worden gereinigd met zoet water.
21 II PRODUCTEN
22 II PRODUCTEN
Katoen+ wordt in balen verscheept en kan gaan broeien. Het moet vetvrij en droog worden
gestuwd.
Koffie wordt als groene boon in zakken vervoerd. Het is voor consumptie bedoeld en vraagt
aldus extra aandacht. Het wordt gepalletiseerd, pre-slung of in containers verpakt aangeboden.
Belangrijk is het voorkomen van zweetschade. Worden de zakken in een ruim geladen, dan moet
contact met het staal worden vermeden door het te garneren. Plywood wordt daarvoor vaak
gebruikt. Plastic folie kan tussen palletten met succes worden toegepast. Bovenop altijd een
voldoende dikke laag papier of ander absorberend materiaal gebruiken om het geheel te
beschermen tegen zweetschade. Koffie behoeft voortdurende ventilatie om vocht af te voeren.
De diverse lots moeten, om schadeclaims te voorkomen, goed worden gesepareerd. Opnieuw
sorteren in de loshaven kost veel geld.
Knoflook wordt verscheept in balen en kratten. Het verspreidt een penetrante geur en moet dus
ver worden gehouden van lading die geurgevoelig is. Knoflook moet op een goed ventileerbare
plaats worden gestuwd. Bij grote hoeveelheden wordt 'blokstuwage1 toegepast.
Kokosnoten+ is feitelijk een natte lading. Vooral geen beschadigde noten accepteren, omdat de
melk andere lading zal aantasten. Beschadigde noten zullen ook gauw bederven en zijn een bron
voor schimmels en rotting. Dit kan broei tot gevolg hebben.
Kokosnoot vezel+ wordt in balen verscheept. Het komt overeen met haar.
Kokosvrucht of kopra+ wordt in het algemeen als zakkengoed vervoerd. Het voornaamste
gevaar is zelfontbranding. De kans is groter als de zakken vuil, vettig of nat zijn. Zolang het
zeker is dat er geen condensatie door zal optreden in het ruim, moet de lading krachtig worden
geventileerd. Van dit product zijn vele derivaten bekend, zoals koprameel, -koeken, -pellets, -
expellers, met alle dezelfde eigenschappen als kopra.
Krijt is een stoffig product dat doorgaans verpakt is in kratten of alleen in papieren zakken. Het
kan zeer eenvoudig andere producten beschadigen. Het dek goed schoonmaken na het uitlossen.
Kurk stelt geen bijzondere eisen. Wel is het goed te weten dat kurk-platen geperst zijn. Erna
dienen zij goed afgekoeld te zijn anders kan het gebundeld tot zelfontbranding komen. Een
verklaring van de fabrikant, die de lading vergezeld, dat de lading voldoende tijd heeft kunnen
afkoelen is hiervoor nodig.
Late% wordt in metalen vaten verscheept. Er moeten geen lekkende vaten worden geaccepteerd,
omdat latex het lenssysteem kan verstoppen. Alvorens op een dergelijke ruimte te lenzen moet
eerst worden gecontroleerd of er latex in de lensput staat. Latex niet aan vorst blootstellen.
Lompen of rags+ kunnen gaan broeien. Er zit vaak ongedierte in de bundels.
Mais in zakken gaat makkelijk broeien en zweten. Het kan daarmee andere lading zweetschade
toebrengen. Steekproeven van de temperatuur van de mai's moeten vroegtijdige informatie
verstrekken over de kans op broei. Het wordt ook in bulkvorm verscheept.
Mais moet niet worden samengeladen met tabak of bloembollen. Er zitten vaak (koren)torren in.
II PRODUCTEN 22
II PRODUCTEN 23
Mai'sexpellers+ wordt in bulk vervoerd en kan gaan broeien. De lading moet worden
getemperatuurd alvorens het te laden. Verdacht is het product als de temperatuur hoger is dan
de omgevingstemperatuur overdag.
Het veroorzaakt tijdens het laden stof.
Molascuit is een restant van suikerriet. Het wordt in zakken vervoerd en is bestemd voor
veevoer.
Molasse is een stroop van suikerriet, dat in bulk of in drums wordt verscheept. Het moet in bulk
op voldoende temperatuur blijven om gelost te kunnen worden. De lading in drums kan het beste
aan dek worden geladen. Bij lekkage van drums rekenen op een taaie verharde substantie.
Noten worden meestal in jute-zakken vervoerd. De lading kan gaan broeien. Steekproefsgewijs
temperaturen nemen tijdens het laden en ook tijdens de reis. De beste plaats is een goed
ventileerbare ruimte en de voorkeur heeft blokstuwage. Het ruim en al het materiaal dat bij het
stuwen wordt gebruikt, moet schoon zijn.
Brazil nuts wordt in bulk verscheept in kleine partijen. Het wordt gesepareerd met
behulp van bins. In verband met het gevaar van broei moet men tijdens het transport
de noten omgooien en dit vermelden in het scheepsdagboek.
Nootmuskaat is een sterk geurende lading. De zakken waarin het is verpakt stuiven
door. Het is lastig samen te laden met andere lading.
Palmpitten gaan verkleuren in de buurt van warme schotten. Blokstuwage is het
beste. Er moet geen (zware) lading op worden geladen, aangezien er gemakkelijk olie
uit de pitten kan worden geperst.
Pinda!s zijn vettig. Ver verwijderd houden van lading die kan broeien. Bij het
samenladen van pinda's met andere producten moet rekening worden gehouden met
het feit dat er vaak torren in zitten.
Papier bestemd voor drukpersen, dient aan de randen van de rol schadevrij te zijn omdat anders
de persen steeds onklaar raken. Papier is zwaar. De lading moet in een schoon ruim op een
vlakke onderlaag worden gezet. Meestal worden de rollen staande gestuwd. Als de rollen alle
even groot zijn, kan de toplaag liggend worden geladen. Het geheel moet zorgvuldig 'zeevast'
worden gezet.
Rubber kan gemakkelijk vervormen. Het moet gepoederd worden om te voorkomen dat het aan
elkaar plakt. De lading moet niet te hoog worden gestuwd. Afhankelijk van de soort is dit
maximaal 8 hoog. Crepe plakt erg en kan het best als top stuwage worden geladen in het tussen
dek.
23 II PRODUCTEN
24 II PRODUCTEN
Uit Maleisie en Indonesie wordt rubber verpakt in papieren zakken verscheept. Er moeten geen
kapotte of vuile zakken worden geaccepteerd. Rubber moet op een vlakke ondergrond en tegen
vlakke wanden zonder gaten worden gestuwd. De wanden moeten daartoe worden voorzien van
een beschieting. Platen rubber kunnen beter niet op palletten worden vervoerd. De crepe-soorten
lenen zich hier wel voor. Het stuwen van kratten met rubber moet met de nodige oplettendheid
gebeuren, omdat het rubber in de kratten inklinkt. Daardoor wordt de stabiliteit van het krat en
de gehele klamp, behoorlijk bemvloed.
Rum moet gescheiden worden gehouden van reukgevoelige lading. Houten vaten moeten zo
worden gestuwd dat het spongat aan de bovenkant zit. Om diefstal zo veel mogelijk tegen te
gaan, moet de lading uit het zicht worden geplaatst. Toezicht bij het behandelen van deze lading
is geboden.
Suiker is gevoelig voor vocht. Niet geraffineerde suiker wordt in bulk verscheept. Het
lenssysteem moet dan goed suikerdicht worden gemaakt met dik folie.
Het wordt ook in papieren zakken en gepalletiseerd vervoerd. Het betreft dan suiker die voor
consumptie gereed is.
Suiker in water opgelost, werkt corrosief in op staal.
Suiker kan beter niet worden geventileerd, omdat het vocht uit de lucht opneemt. Nadeel is wel
dat de eventuele alcohol die wordt gevormd niet kan worden afgevoerd.
Cement en suiker verdragen elkaar niet; beide producten worden dan waardeloos.
Talg wordt gebruikt bij de kaarsen- en zeepfabricage. Het is een dierlijk of plantaardig vet en
moet als vettige lading worden behandeld.
Tabak is een gevoelige lading. Het wordt in bundels verscheept. De bladeren moeten heel
blijven, vooral als deze bestemd zijn voor sigaren(Deli tabak). Een lading tabak is meestal
gerookt om ongedierte te doden, die de bladeren kunnen beschadigen. De larven ervan gaan er
dan niet aan. Deze kunnen schade aan de tabak veroorzaken tijdens het transport. De larven
ontwikkelen sneller naarmate de temperatuur hoger is.
Tabak moet niet in aanraking komen met staal. De ondergrond moet vlak zijn en schoon. Een
laadruimte met tabak erin moet goed worden geventileerd.
Er moet een zorgvuldige keuze worden gemaakt uit de ladingen die zo nodig bij tabak moeten
worden geladen. Ladingen die geur verspreiden moeten niet in de buurt van tabak worden
geladen en ook geen ladingen die zelf geurgevoelig zijn.
Er komt vaak een surveyor aan te pas om het dek te inspecteren. Om schade te voorkomen aan
de tabak door een insect(lassioderma) wordt het dek vaak bewerkt met insecticide.
Java tabak wordt vaak gemerkt, zodat kan worden vastgesteld welke balen onder mogen.
Tabak moet altijd worden gegarneerd.
De balen moeten met pallets of broekstroppen worden behandeld.
Thee wordt aangeboden in lichte theekisten. De kisten zijn meestal niet stevig, de randen kunnen
roesten. Topstowage verdient de voorkeur.
Thee is bedoeld voor consumptie en moet in een schone ruimte worden geladen, uit de buurt van
vuile lading. Thee verspreidt een geur en is zelf tevens zeer geurgevoelig.
II PRODUCTEN 24
II PRODUCTEN 25
Uien bestaan er in vele rassen en maten. Uien verspreiden een karakteristieke geur, die ver
van andere lading moet worden gehouden. Uien moeten goed worden geventileerd. Het
vervoer geschiedt hoofdzakelijk in een ventileerbare en gekoelde container. De temperatuur
wordt op ± 4°C gehouden. Moet de temperatuur geleidelijk worden opgevoerd om het
product te lossen in een warme omgeving, dan moet een temperatuursprong in de uien
worden vermeden.
De uien zitten in het algemeen in 'luchtige' zakken verpakt en op een pallet gestrapt.
Er moeten geen natte zakken worden geaccepteerd, ook geen lekkende containers. Worden
de uien ongekoeld verscheept, dan is blokstuwage noodzakelijk om voldoende ventilatie te
garanderen.
Uit beschadigde uien komt propaanethylzwaveloxide vrij. De zwavel erin veroorzaakt bij de
mens traanvorming omdat het zuurvormend is. Bij een lagere temperatuur is deze stof
minder vluchtig en zal minder traanvorming optreden.
VerfpoederH- is vuile lading en zit verpakt in drums of vaten. Het is van chemische
oorsprong en kan schadelijk zijn. Na lossing moet het ruim grondig worden schoongemaakt.
Vtoeibare producten omvat een scala aan stoffen, die alle in tanken of gesloten houders
worden verscheept. Er moeten geen lekkende houders worden geladen. Houders met een
vloeistof kunnen het beste in de buurt van een afvoer worden geladen, zodat in geval van
lekkage, andere lading minimaal wordt beschadigd.
De soort van houder, alsmede de kwaliteit ervan, bepalen hoe hoog kan worden gestuwd.
Houders hebben een vulgat of een deksel, die bij het stuwen aan de bovenkant wordt
gehouden. De plaats ervan in de houder bepaalt of er liggend dan wel staand wordt
gestuwd.
In een deeptank te laden, zal de tank gereed moeten worden gemaakt voor ontvangst van de
vloeistof in bulk. Er wordt extra aandacht besteed aan de reinheid van de tank, waarvan de
coating geen beschadiging mag hebben als het om eetbare vloeistof gaat.
VismeeH* verspreidt een doordringende geur en is vettig. Het wordt gedesinfecteerd, omdat
vismeel het salmonella-virus kan bevatten. Het wordt in het algemeen in bulk of in zakken,
al dan niet gecontaineriseerd, vervoerd en kan gaan broeien. Ook tijdens de reis moet
worden gecontroleerd of de temperatuur niet te hoog wordt.
Wol+wordt in balen verscheept. Het kan ongewassen, ongedierte bevatten en is dan een
vuile lading. De banden van de balen moeten roestvrij zijn en de (jute) ompakking vlekvrij,
anders moeten op de lading aanmerkingen worden gemaakt. De balen moeten niet op staal
worden geplaatst.
Zout is een hygroscopische lading en moet volop worden geventileerd. Het kan gezakt of in
bulk worden aangeboden voor vervoer. Na het lossen moet het ruim grondig worden
schoongewassen, mede om sterke roestvorming aan het schip te voorkomen.
25 II PRODUCTEN
26 II PRODUCTEN
In het algemeen kan van deze groep worden opgemerkt dat elke beschadiging tot een claim
zal leiden, daar het product dichter bij de consument ligt. Elke lichte beschadiging
vermindert de verkoopwaarde van het product.
De lading dient dan ook zorgvuldig te worden behandeld; heel, schoon en volledig te
worden geaccepteerd. Dit geldt tevens voor de verpakking.
Afhankelijk van de verpakking moet rekening worden gehouden met de wijze van stuwen.
Het is ondoenlijk een beschrijving te geven van de ontelbare producten die tot deze groep
behoren. Er wordt hier volstaan met een kleine selectie en verwezen wordt naar het latere
hoofdstuk Stuwen.
Alurniniumfolie is een eindproduct dat beschermd moet worden tegen chemicalien,
geurstoffen en agressieve producten zoals kunstmest. Het dient altijd op een vlakke
ondergrond te worden gestuwd. Bovenop andere lading is dan ook geen geschikte plaats.
Aluminiumsilicaat (china clay) wordt als halffabrikaat in multi-ply papieren zakken
vervoerd. Het kan vele malen het eigen gewicht aan water absorberen en moet absoluut
droog blijven.
Auto's voor personen, die onverpakt worden verscheept kunnen het beste als top lading
vervoerd worden. Auto's mogen alleen met schriftelijke toestemming van de verscheper als
deklading worden geladen. Auto's staan het beste langsscheeps.
Tegen diefstal moet worden gewaakt en krassen erop zal de nieuw-waarde behoorlijk
verminderen. Een claim zal het gevolg zijn.
De auto moet op correcte wijze worden vastgezet. Als eerste moet het voertuig hiertoe op
de handrem staan. Vooral erop letten, dat geen voertuigen aan elkaar worden gesjord. De
sjorringen (staal of ketting) moeten uitsluitend op de chassisbalken en op daarvoor
aangegeven plaatsen worden vastgezet, waarbij geen leidingen bekneld kunnen raken. De
assen kunnen niet als bevestigingspunt voor de sjorringen dienstdoen.
Cacaoboter wordt in dozen voorzien van een plastic binnenzak, in vaten, blikken of kratten
voor vervoer aangeboden.
Cacaoboter moet op een koele plaats worden gestuwd, daar het reeds zacht begint te
worden bij 30 °C. De ruimte met de lading erin moet volop te ventileren zijn. Tegen een
schot van een machinekamer of een stalen tankwand, waarvan de inhoud moet worden
verwarmd, moet cacaoboter niet worden gestuwd. Het meest geschikt is een tussendek. Als
er koelruimte beschikbaar is, heeft die de voorkeur. De temperatuur moet dan gehouden
worden tussen de 15 °C en 25 °C. Bij het lossen moet de koelkamer niet te koud zijn,
anders is de kans groot dat de verpakking zweetschade oploopt.
Het aantal dozen dat op elkaar kan worden geplaatst zal afhankelijk zijn van de tempera-
tuur. In koude streken kan dit tot 8 hoog. Hoger dan 4 moet niet worden gegaan als de
temperatuur tegen de 30 °C kan lopen.
Cacaoboter is gevoelig voor de vorming van schimmel. Een lading als pinda's en katoenzaad
moet niet in dezelfde ruimte geladen worden, omdat die ladingen regelmatig ongedierte
bevatten. Cacao wordt in poedervorm verscheept, verpakt in zakjes en blikjes en vervolgens
in dozen. Het is geurgevoelig.
II PRODUCTEN 26
II PRODUCTEN 27
Cement+ is stoffig om te laden. Dek andere lading af als cement ermee moet worden
samengeladen. De sweepings, verontreinigd of niet, moeten ook naar wal. Het lenssysteem
moet tegen cement worden beschermd.
De verpakking bestaat uit papieren zakken al dan niet gepalletiseerd en folie gekrompen.
Het wordt ook in bulk vervoerd of in big bags 1 tot 1.2 tonnef. Van deze zakken dient men
naar een test certificaat te vragen. Cement in zakken wordt het beste geladen met
broekstroppen of op een pallet.
De toegestane dekbelasting is met cement al snel bereikt.
Cement is een stof met een grote variatie in storthoek.
Cement wordt onbruikbaar als het in aanraking komt met suiker. Goederen met ammonia
erin of bleekaarde, barytes en bentonite verliezen hun waarde als zij in contact komen met
cement.
Conserven in blikjes of potten, die verpakt in dozen wordt aangeboden, moeten met name
tegen sweetschade worden beschermd.
Een uitstekende plaats voor deze lading is een koele ruimte onder de waterlijn.
Dun plaatstaal als eindproduct moet met zorg worden behandeld. Dun plaatstaal met
vlekken moet zonder bemerkingen erover te laten optekenen, niet worden geaccepteerd.
Elke beschadiging kan de gehele rol onbruikbaar doen zijn.
Gegalvaniseerde platen of rollen moeten voorzichtig worden behandeld. Elke beschadiging
gaat oxideren. De lading moet droog zijn en zeker geen roestvlekken vertonen, anders
moeten er aanmerkingen over worden gemaakt of de lading moet zo niet worden geaccep-
teerd.
Tijdens het laden en lossen moet het droog weer zijn en er moet in droge en goed
ventileerbare dekken worden gestuwd. Hierbij moet er met het scheepsstaal of met
ongegalvaniseerde producten geen galvanisch element kunnen worden gevormd. Deze
producten moeten niet worden samengeladen met kunstmest of chemicalien, van welke
samenstelling dan ook.
Voertuigen worden ook in verpakte vorm vervoerd (knocked down). Voornaamste zorg is
dat de lichtste kisten bovenop liggen. Onverpakt geldt voor alle voertuigen hetzelfde als
voor een personenauto.
Vuurwapens moeten uit zicht worden gestuwd achter slot en grendel. Er zijn in het
algemeen vergunningen voor nodig. Voordat de lading wordt geaccepteerd moet men zich
van de noodzakelijke vergunningen vergewissen.
27 II PRODUCTEN
28 II PRODUCTEN
4 Vragen
II PRODUCTEN 28
II PRODUCTEN 29
5 Oefeningen
Opdracht
Maak een scriptie (in de Engelse taal) over de wijze van zee transport van
een product.
Aan de orde moet daarin komen:
bijzonderheden van het product
eigenschappen van het product, die voor het transport van belang zijn
de verpakking en de wijze van transport
de wijze van stuwen, garneren en separeren
het laad- en losgerei
het zeevast zetten
de noodzakelijke (boord)administratie.
29 II PRODUCTEN
30 III VERPAKKING
III VERPAKKING
1 Cyclus
Het verpakken van goederen voor vervoer is, enerzijds begrensd door de afmetingen en
anderzijds door het gewicht van het goed.
Niet slechts wordt gekeken naar de te verwachten belasting van het product tijdens het
vervoer; de bescherming van het milieu is eveneens een factor geworden, die de
bewustwording in het gebruik van verpakking heeft vergroot. Het schema belastingscyclus
emballage geeft de weg aan die verpakking vanaf fabricage tot aan verwerking tenminste
eenmaal doorloopt.
Belastingscyclus emballage
III VERPAKKING 30
Ill VERPAKKING 31
2 Functies
Transport van goederen houdt tevens in dat gebruik wordt gemaakt van verpakking. De
meest voor de hand liggende functie van verpakking is het bieden van bescherming aan de
lading (het goed en de verpakking) tijdens de normale laad en los handelingen.
Een algemene voorwaarde is dat de verpakking geen gevaarlijke reactie aangaat met de
inhoud, of de kwaliteit ervari aantast.
Mechanische inwerking
De verpakking moet de inhoud beschermen tegen de normale behandeling tijdens het
transport. De verschillende verpakte artikelen moeten elkaar onderling tijdens de
transportbehandeling, de opslag en het vervoer, niet kunnen beschadigen en bescherming
bieden tegen uitwendige krachten.
Als maat voor mechanische beschadiging wordt een zogenaamde g-waarde gehanteerd. Er
wordt vanuit gegaan dat een product, verpakt in een ongepallettiseerde verpakking, bestand
is tegen een schok van !30 g1. Dat wil zeggen dat de inhoud bij een val, niet op een hoek of
ribbe, een kracht kan doorstaan van 30 keer zijn eigen gewicht.
In tegenstelling tot een val op een vlakke zijde, loopt enkel de verpakking bij een val op een
hoek of ribbe schade op en niet de inhoud. Verpakking wordt daarom getest op een vlakke
val.
Bij het behandelen van verpakte lading kan dus worden verondersteld dat de inhoud een
slag, stoot of val van 30g onbeschadigd zal overleven. In alle andere gevallen wordt de
verpakking van een symbool voorzien dat aangeeft dat de inhoud breekbaar is.
31 III VERPAKKING
32 III VERPAKKING
Mechanische beschadiging kan ook ontstaan door trillen. Om bescherming te bieden tot 30g
wordt vulmateriaal gebruikt. Het absorberend vermogen ervan vangt weliswaar de klap op,
maar de inhoud kan erdoor in de verpakking bewegen. Staat het vulmateriaal de inhoud te
veel uitslag toe, dan kan de inhoud in resonantie geraken en worden beschadigd.
Als te zacht vulmateriaal is gebruikt, is de kans op resonantie groot. Dit is ook het geval als
het steunvlak van de inhoud te klein is.
Bij het behandelen van verpakte producten wordt als vuistregel gehanteerd:
f = 5>/(10/u).
Legende
f frequentie bij resoneren in Hertz (Hz.)
u uitslag van de inhoud in het vulmateriaal in mm.
Rekenvoorbeeld g-waarde
Rekenvoorbeeld Resonantiefrequentie
3
Vermeij BV
III VERPAKKING 32
VERPAKKING 33
Menging en vuil
Hoewel beschadiging aan, of vervuiling van de verpakking in het algemeen een claim
oplevert, zal deze lager zijn dan beschadiging van de inhoud. Dit zal zeker zo zijn als het
vervoersverpakking betreft en geen consumentverpakking. Het is raadzaam de omvang van
schade zo goed mogelijk vast te leggen. Het voorkomt misverstanden achteraf.
Diefstal4
Verpakking voorkomt geen diefstal. Het heeft wel een preventieve werking daar de
verpakking een hinderlijk restproduct is.
• de behandelbaarheid
Kleine partij en lading zijn in het algemeen ongeschikt voor vervoer in bulk. In verpakte
vorm is dat eenvoudiger en goedkoper. De praktische kubusvorm voor verpakking levert bij
het inpakken van het goed, stuffen van een container, samenstellen van een ladingunit,
stuwen in het schip en ook bij het plaatsen in vakken van een magazijn of een winkel het
minste ruimteverlies op.
Hoewel iedereen baat heeft bij genormaliseerde vormafmetingen, gaat de discussie over de
optimale (unit)maten internationaal voort. Bestaande en ingeburgerde maten veranderen en
gaan gepaard met hoge kosten met als gevolg dat de ontwikkelingen op dit terrein niet zo
vanzelfsprekend verlopen. ledereen heeft eigen optimale bestaande maten. De consument en
de concurrentie spelen een belangrijke rol bij het vormgeven van de voortdurend wisselende
consumenteenheid. Een logistiek probleem in de vervoers- en opslagketen.
• de stuwbaarheid
De stuwbaarheid hangt nauw samen met de vorm van de verpakking. Een product met een
grillige vorm kan in een verpakking met rechthoekige afmetingen beter zeevast worden
gestuwd. Eenheden kunnen dan op elkaar worden geplaatst en de ruimte wordt beter benut.
Zonder de verpakking zou veel garnerings- en of stuwmateriaal nodig zijn.
De verpakkingsbranche streeft naar zodanige maten, dat de hoogte van de eenheid kleiner is
dan de beide oppervlaktematen. Dit komt de stabiliteit van colli ten goede.
Op de verpakking kunnen beeldmerken 5 zijn aangebracht. Het gebruik van beeldmerken
maakt snellere behandeling van de lading mogelijk, naast het feit dat erdoor schade kan
worden voorkomen.
4 .
Zie onder 4 Identificatie.
33 III VERPAKKING
34 III VERPAKKING
Gewicht en afmetingen
Voor de planning van het vervoer en de uitvoering ervan, zijn het gewicht en de afmetingen
doorslaggevende waarden. Voordeel van de gegevens voor herkenning van de lading is dat
in een oogopslag controle mogelijk is op het feit of de lading juist wordt behandeld en
gestuwd.
Nummering
Een zending die van een nummering is voorzien, biedt de mogelijkheid om bij de praktische
behandeling snel te kunnen zien of alle colli 'erbij' zijn. Coderingen in de nummering maken
het mogelijk 'elektronisch bij elkaar behorende1 onderdelen van een zending te herkennen en
ingevoerde data van de colli te controleren op juistheid.
Voor eindproducten is dit een belangrijk aspect, maar ook voor de vervoerder is
productreclame niet onbelangrijk.
De komst van de transportcontainer heeft de terughoudendheid om de inhoud te vermelden
op de verpakking grotendeels weggenomen. Er werd vanuit gegaan dat diefstal niet meer
mogelijk was.
3 Eisen
Verpakking zal tenminste aan een aantal functionele eisen moeten voldoen.
Ill VERPAKKING 34
Ill VERPAKKING 35
Uit de functies die de verpakking heeft, volgen onder meer als eisen:
De verpakking kan uit economisch oogpunt niet duurder zijn dan de inhoud. Mogelijk is
wel, dat in een incidenteel geval, een duurdere verpakking wordt aangetroffen voor een
onderdeel van een groter project.
Een geprofileerde vormgeving zorgt voor de noodzakelijke sterkte. Het meest wordt als
buitenverpakking in de scheepvaart de kubusvorm gebruikt6.
Schokabsorberend vermogen wordt vaak verkregen met behulp van vulmateriaal dat dan
tevens dienst doet om de inhoud van de verpakking te zekeren.
De keuze van het materiaal bepaalt voornamelijk of de verpakking herbruikbaar,
milieuvriendelijk, inert en niet zelfontbrandbaar is7. De materialen die voor het verpakken
van een product wordt gebruikt, moeten inert zijn ten opzichte van elkaar en de inhoud.
Identificeerbaar
4 Identificatie
Om zendingen en inhoud automatisch te kunnen identiflceren (ID) zijn een aantal methoden
in gebruik.
Zie 5 Materiaalidentificatie.
35 III VERPAKKING
36 III VERPAKKING
De eerste twee methoden vinden in het vervoer en de distributie reeds vele toepassing. De
andere ID-methoden worden voor velerlei doeleinden gebruikt, waaronder Electronical
Data Interchanging(EDI).
4.1 Barcode
De barcode is een veel toegepast systeem met een wereldwijd uniform systeem van coderen.
Bekend zijn onder meer de systemen onder de namen Uniform Product Code, European
Article Numbering(EAN) en Uniform Article Code(UAC).
Soorten barcodes zijn onder andere; EAN-13, met de beschikking over maximaal 13 cijfers;
EAN-128 te gebruiken met een onbeperkt aantal karakters; Code 128 met 128 karakters en
controle bits en Code 49, een eerste generatie meerrijige of 2-D code.
De codering omvat artikelinformatie, verpakkingsdatum, houdbaarheidsdatum, adrescodes
en diverse soorten van logistieke informatie. Het vervoer per zeeschip is nog onvoldoende
geautomatiseerd om deze wijze van identificatie voldoende efficient te benutten.
Het radio-etiket wordt toegepast als beheerssysteem van containerstromen. Het is goed
bruikbaar in een zogenaamde total asset visibility. Daarmee kan men tijdens het hele
veroersproces de vragen beantwoorden; 'wat heb je1 en fwaar is het1.
Het principe van radio-frequency identification(RFID) berust op het gebruik van actieve of
passieve labels(tags), die voor- en herprogrammeerbaar zijn. De actieve labels zijn voorzien
van batterijtjes en tijdens het gebruik kan er informatie vanaf worden gelezen en op worden
weggeschreven. De informatie kan via een satelliet lopen en met behulp van Global
Positioning System kan vervolgens de vraag 'waar is het1 worden beantwoord.
Het systeem surface acoustical wave(SAW) werkt met een vooraf geprogrammeerde
identiteitslabel. Op de label bevinden zich een micro-chip en een dipool-antenne om
informatie op afstand te kunnen lezen.
Beide systemen zijn geschikt voor vervoer van bakken, palletten en containers, die niet
geschikt zijn voor het eraan bevestigen van etiketten met een barcode.
Ill VERPAKKING 36
Ill VERPAKKING 37
Deze kant boven Geen haken Hijs aanslaan Stapelhoogte Warmte Breekbaar,
gebruiken vermijden voorzichtig
behandelen
37 III VERPAKKING
38 III VERPAKKING
Afgebeeld zijn een aantal veel voorkomende merken van de International Standardization
Organization.
Een aanwijzing bovenkant heeft tot doel schade aan de inhoud te voorkomen. Het kan ook
zijn dat het vulmateriaal in de ompakking zo verdeeld is, dat de inhoud in die stand vast
staat. Bovendien hebben vochtabsorbeerders in de verpakking een doelmatige plaats.
De aanwijzingen op de verpakking moeten bij de behandeling van de lading worden
opgevolgd. Wordt dit niet gedaan en ontstaat er schade dan keert een verzekering niet uit.
Als de toepassing van een symbool aanleiding kan zijn tot een misverstand, dan kan het
beter worden weggelaten.
Materiaalidentificatie
Ill VERPAKKING 38
HI VERPAKKING 39
Legende materiaalcategorie
1 PET polyethyleenteref
A A A A 2 HDPE
talaat
high density
polyetheen
PVC polyvinylehlorid
e
PET HOPE PVC LDPE LDPE low density
polyetheen
PP polypropeen
PS polystyreen
Overig overig inclusief
meerlagen
verpakkingen
De toevoeging van het percentage vulmateriaal kan voor de verwerkbaarheid problemen geven.
Voorbeeld
Aanduiding PPGF15.
Onduidelijk is nu of het categoric 5 wegens het basis materiaal of 7 omdat het niet meer zuiver PP is.
39 III VERPAKKING
40 III VERPAKKING
6 Modaliteiten
Karton: Doos
Hout: Kist, krat, pallet, No nail-kist, vat, hogshead
Glas: Fles, pot
Papier: Zak
Jute: Zak, net
Kunststof: Zak, fles, pot, emmer, pallet, net, vat, jerrycan, container
Metaal: Blik, drum, tube, pails, lobbocks.
7 Pallet
Tot besluit van het pakproces wordt het enkelvoudige product, in zijn
consumentverpakking, in een omdoos, of-krat, of kist geplaatst om op een pallet (een
transportunif) verscheept te worden. Het markeert feitelijk de laatste fase van verpakken.
Palletten worden vervaardigd van hout, plywood, pershout, kunststof, karton en staal. Als
kunststof voor de fabricage van een pallet wordt voornamelijk polyetheen en polycarbonaat
gebruikt. Beide materialen zijn granulaten en goed her te gebruiken.
7. / Palletkeuze
Een perfecte pallet moet in alle maten leverbaar zijn, maatnauwkeurig en elastisch zijn
zonder de lading erop te beschadigen en goedkoop.
Er bestaat geen perfecte pallet, wel een ideale. Dat wil zeggen een juiste prijs/kwaliteit
verhouding en geschikt voor het beoogde transport.
Veel toegepast wordt de liggerpallet en de display-pallet ofperspallet. Van beide bestaan
vele varianten.
De keuze van pallet is afhankelijk van de wijze waarop de pallet zal worden belast en zal
worden behandeld tijdens het transport en bij eventuele opslag. Het is van belang of de
pallet uniform, hoog, laag, gemiddeld of ongelijk zal worden belast door de lading erop. Die
belasting bepaalt in voorname mate de vormgeving en de prijs loopt daarmede in de pas.
Zijn op een pallet breekbare goederen geplaatst, dan ligt het voor de hand dat de meer
fragile - behandeling van de lading op de pallet ook de pallet betreft. De pallet zal zwaarder
zijn uitgevoerd naarmate hij tijdens de behandeling meer wordt belast. De dubbeldekspallet
heeft zowel een bodem- als een deklaag. Weugelpallets, dubbeldeks of niet, hebben buiten
de ribben uitstekende dekken. Deze zijn gemakkelijk als 'hijs1 met palletstangen of-beugels
aan te slaan. Een licht ere constructie die regelmatig wordt aangetroffen is een open-
onder dek pallet.
Ill VERPAKKING 40
Ill VERPAKKING 41
Van belang bij de keuze van een pallet is of hij in twee (tweeweg) of meer richtingen(semi-
vierweg) verwerkbaar moet zijn. In een box-shape schip met passende luikopeningen zal
verwerking in meer dan tweerichtingen, met of zonder een handpallet- of vorktruck,
onnodig zijn. Zodra er onderdeks gewerkt moet worden, is de vierwegpallet een pre.
Palletten kunnen een- of meermalig te gebruiken zijn. Naast het feit dat de laatste
duurzamer moet zijn, is hij gemiddeld drie keer zo duur en levert het een retourvracht op.
Dan is van belang of de lege pallet stapelbaar is (display-pallet), zodat in geval van leeg-
retour volumewinst wordt geboekt.
Opgemerkt wordt nog dat een natte pallet van hout, meer droogtijd vergt dan een pallet van
kunststof. Oneens is men het nog over het feit of een kunststof pallet beter schoon is te
krijgen dan een houten pallet. Feit is wel dat een houten pallet veerkrachtiger is en daardoor
minder snel onbruikbaar wordt. Al met al ligt het marktaandeel van houten pallets boven de
90%.
Onderstaande tabel geeft enkele gemiddelde waarden als vergelijking8 tussen pallets van
verschillend materiaal.
Palletvergelijking
Wordt de prijs van een eenmalige, houten pallet gesteld op /10,=, dan komt een
soortgelijke pallet van kunststof op /25,= en een dergelijke meermalige, houten pallet op
/40=.
Bedraagt het gewicht van een eenmalige, houten pallet 5 kgf, dan is een soortgelijke
kartonnen pallet ongeveer even zwaar en een meermalige, stalen pallet heeft dan een
gewicht van circa 80 kgf.
Is het toegestane laadgewicht van een houten pallet 1 tonnef, dan geldt voor een
soortgelijke kunststof pallet een laadvermogen van ongeveer 750 kgf.
41 III VERPAKKING
42 III VERPAKKING
7.2 Palletzekering
Een pallet, bestemd voor vervoer, moet stabiel, waterdicht, stofvrij en niet diefstalgevoelig
zijn. Na een degelijke fabricage, moet de lading erop nog worden geborgd en beschermd.
Daarvoor zijn er methoden met lijm, omsnoerband, krimp- of wikkelfolie, rekfolie of
rekhoezen en zo nodig een opblaasbare stuwzak in gebruik.
Materialen als kunststof rek- of krimpfolie, ijzerband, kunststofband, lijm, polyvlokken,
cellofaanwol en zelfklevend golfkarton worden toegepast.
Algemene regel is dat zware lading het beste is te zekeren op een pallet. Het verschuiven
van de bovenste doos of krat op een pallet heeft al grote gevolgen voor de hechtheid van
het geheel.
Alle colli op het pallet moeten zoveel mogelijk onderlinge samenhang hebben. Loze ruimte
bij fin verband stuwen1 moet worden opgevuld of door middel van andere hulpmiddelen
worden verholpen.
Zichtbare middelen zijn:
Hoewel de folie ook bescherming biedt tegen vocht, is de hamvraag steeds: 'wie neemt al
dat afval terug1?
Minder zichtbaar en ook met minder afval zijn het gebruik van lijmen om de eenheden te
zekeren. Toegepast worden vele merken, die alle te herleiden zijn tot twee soorten:
•hotmeltlijm
•dispersielijm
Hotmeltlijm moet voor de applicatie worden gesmolten. Daarvoor is een investering voor
een smeltunit nodig. De lijm werkt voornamelijk in horizontale richting en laat al bij een
kleine verticale kracht los. De lijm laat na het verbreken van de zekering sporen na op de
verpakking.
Dispersielijm wordt ook wel koudlijm genoemd. Het kan handmatig en automatisch worden
aangebracht. Een bijzondere dispersielijm is de zogenaamde breeklijm. Bij een zekere
piekbelasting zal de lijm breken en geeft het breukvlak, direct na de breuk, niet af.
Er bestaat ook een versie die releaselijm wordt genoemd. De werking van die lijm maakt
het mogelijk de eenheid er weer af te halen en er weer op te plakken. Dat kan een beperkt
aantal keren.
De hotmeltlijm soort laat eerder hinderlijke sporen na dan de dispersielijm. Het is dus niet te
gebruiken op eindverpakking.
Ill VERPAKKING 42
Ill VERPAKKING 43
7.3 Palletafmetingen
Steeds meer waarde wordt er gehecht aan het meermalig gebruik van pallets. Dit vraagt
grote investeringen van bedrijven. Er wordt reeds enige tijd gewerkt in 'palletpools1.
Gestreefd wordt om de kosten omlaag te brengen door:
• gezamenlijk gebruik van pallets in een transportketen
• eenheid te verkrijgen in de afmetingen en het te gebruiken materiaal
• reductie in het transport van fust
• verkleinen van het transport van lucht1
• vereenvoudiging in gemeenschappelijke reinigingsprocessen van de pallets.
In het zeetransport volstaat de ISO-NEN 100*120 cm. maat, maar ook grotere maten
(120*180 cm. en 120*160 cm.) komen voor.
Er bestaat een wisselwerking tussen de 'eigen standaard1 en de afmetingen van de
consumentverpakkingen, winkelschappen, pallettiseer- en verpakkingsmachines en de
verpakkingslijnen van een distributiecentrum. Het grote aantal verschillende
consumentverpakkingen is de hoofdoorzaak dat verschepers en vervoerders te maken
hebben met vele modulaire eenheden.
De ISO-pallet meet 80 * 120 cm en de Europallet bestaat in de maten 100*100 en 100*120
cm. Om een 'slimme' hijs samen te stellen, dient men de oppervlakte van de pallet volledig te
benutten.
8 Container
Hoewel de container niet een verpakkingsmiddel in de zin van dit hoofdstuk is, hebben de
gebruikelijke formaten, momenteel in zwang voor containers, invloed op de afmetingen van
verpakking en omgekeerd. Voldoende reden om de container erbij te betrekken.
43 III VERPAKKING
44 III VERPAKKING
8.1 Terminologie
Vele uitdrukkingen worden in het vervoer met containers gebezigd. Een aantal veel
gebruikte begrippen worden hier genoemd.
Maximum operating Gross Mass (of Rating met symbool R) is gedefinieerd als de maximaal
toegestane massa van de container en zijn inhoud aan lading.
Tare (symbool T) is de massa van de lege container vermeerderd met de hulpmaterialen en -
middelen waarmede de container vast is uitgerust.
Maximum permissible payload (symbool P) is het verschil tussen de maximum operating
gross mass en de tare.
Voor het gewicht van de maximum operating gross mass geldt R*g en voor dat van de tare
T*g. Dit heeft tot gevolg dat:
Twenty feet Equivalent Unit (TEU) is het aantal containers herleid tot eenheden van 20'. De
herleiding tot eenheden van 40' bestaat eveneens; Forty feet Equivalent Units (FEU).
De uitdrukking wordt vaak gebezigd om de capaciteit van een containerschip aan te geven.
In de praktijk worden vaak naast de genormaliseerde hoofdtypen9 andere benamingen
gebruikt. Een niet volledige opsomming is:
Dry cargo container High cube
Bulkcontainer Ventilated container
Highly ventilated container Open top
Open sides Flatrack met 'fixed end frames'
Flatrack met collapsable end frames Insulated container
Refigerated Integral
no clip-on unit
- with clip-on unit
• Conair container • BIN of HH Half High container
• Tanktainer met 8 typen10.
9
Zie 8.3 Codering, markering en identificatie
Ill VERPAKKING 44
Ill VERPAKKING 45
Afmetingen en gewichten
De meest voorkomende container-afmetingen en toleranties zijn gegeven in de tabel
Specificaties en worden aangeduid in het gelijknamige figuur.
Specificaties
Legende:
type lengte in engelse voeten
L externe lengte maat
1 interne lengtemaat gemeten op
het hart van de hoekogen
b idem voor breedtemaat
B externe breedtemaat
H externe hoogtemaat
tl toegestane afwijkingen op L
t2 toegestane afwijkingen op B
t3 toegestane afwijkingen op H
Kl toegestane afwijkingen op het
verschil
|D1-D2 en |D3-D4 Specificaties
K2 toegestane afwijkingen op het
verschil |D5-D6
Naast de standaardhoogten van 8 f O" en 8'6" komen ook hoogten 9I0" en 9'6fl voor. Binnen
afzienbare tijd zullen de afmetingen voor vervoer over de weg, per rail, per pijplijn, door de
lucht en over het water meer en meer op elkaar worden afgestemd. De afmetingen zullen
wel onderwerp van internationaal overleg blijven.
De norm voor de brutogewichten van voile containers bedraagt voor de 40f, 30' en 20*
container respectievelijk 30.48, 25.4 en 20. 32 tonnef.
Om een ladingcontainer optimaal vol te krijgen heeft men een zelfde probleem als bij de
pallet. Het probleem is zelfs toegenomen doordat ook pallets in een container worden
verscheept.
45 III VERPAKKING
46 III VERPAKKING
Tests
Containers worden aan periodieke beproevingen onderworpen op grond van de Convention
for Safe Containers (CSC-1972). Na de eerste beproeving wordt een Safety Approval Plate
aan de container verbonden. De eerstvolgende controle geschiedt dan binnen vijf jaren. Erna
wordt de container met intervallen van maximaal 30 maanden herkeurd.
Verscheidene klasse-bureaus voeren die test uit en geven een klasse-certificaat af als blijkt
dat aan de eigen en de standaardeisen is voldaan.
• de toegestane maximale
interne belasting van de
bodem, de zij den en de einden
• de vervoersveiligheid van de
constructie
• de toegestane sjorkrachten.
Het stacken van de container wordt gedaan met een homogene interne belasting van 1.8*R-
T5 waarbij tegelijk elke corner fitting van de container extern wordt belast met 45% van de
toegestane statische stackload.
12
Zie hoofdstuk IV, Scheepslaadgerei.
Ill VERPAKKING 46
Ill VERPAKKING 47
Het dak van de container wordt op zijn zwakste plaatsen belast met een druk van 12/3
tonnef. per vierkante meter.
Siorproeven
De voornaamste betreffen de weerstand die de container heeft tegen verschranken en
knikken. Er worden in langs- als dwarsrichting krachten en momenten op de container
uitgeoefend. De container wordt daarbij op de hoekpunten belast.
Keuringsmerk
-CATE MANUFAJRJRB3
-IDBsfTlRCATiCN NLJVBff?
-MAXIMUM GROSS WBGHT
ALLOWABLE STACKING
-V\eGHTFOR1,8g
MANUFACTURERS NO 303-0265
OF THE CONTAINER
Container keurmerken
Een goedgekeurde container, zie het figuur Container keurmerken, is voorzien van:
47 III VERPAKKING
48 III VERPAKKING
Een container, voorzien van een bekleding- of een ander contructiemateriaal, dat besmetting
kan overbrengen, moet een gezondheidsmerk hebben van de betrokken landen.
Om containers te identiflceren wordt elke container voorzien van een eigenaarscode van
vier hoofdletters, een serienummer van zes cijfers en een letter-landcode. Op de container
wordt het type aangegeven en zijn gegevens over de afmetingen aangebracht.
De eigenaarscode en het serienummer maken het mogelijk de 'echtheid1 van de container te
controleren.
Hiertoe worden de letters van het alfabet gekoppeld aan een cijfer. A aan 10, B aan 12 en
tenslotte Z aan 38, waarbij 11 en elke veelvoud van 11 niet wordt gebruikt. De cijfers van
het serienummer hebben hun eigen getalswaarde. Van links naar rechts gaande, wordt
vervolgens elk karakter van de eigenaarscode en het serienummer vermenigvuldigd met de
strokende term van de meetkundige rij 2n.
De daaruit ontstane rij wordt gesommeerd en gedeeld door 11. De rest-uitkomst van deze
deling is het in een kader geplaatst controlecijfer achter het serienummer.
Voorbeeld 1 )
KNLU492158 1
Uit de eigenaarscode volgt dat het een Nedlloyd container betreft. Meestal sneller af te lezen aan het logo'
]
op de container.
21*1+25*2+23*4+32*8+4*16+9*32+2*64+1*128+5*256+8*512=6403.
Er volgt 6403/11=582 met als rest 1. .,)
Komt het controle-cijfer niet overeen, dan moet worden nagegaan of het een 'invoerfout1 betreft of dat de
container niet de juiste is.
Ill VERPAKKING 48
Ill VERPAKKING 49
Voorbeeld 2
NL
Uit de landcode blijkt dat het een Nederlandse container betreft. Landcodes zijn ISO-genormaliseerd
Bijvoorbeeld: USA-Verenigde Staten/JP-Japan/EXX-Spanje.
Voorbeeld 3
20GO
Het eerste cijfer (of letter) betreft de lengte. 2 staat voor 20'
Andere lengtecodering:
1 10' 3 30' 2 20' 4 40'
Het tweede cijfer(of letter) is de hoogte en de breedte. 0 betreft een 8' breed en hoog.
In het geval dat de hoogte van een container wordt aangeduid met een oneven cijfer; is die container
uitgerust met een zogenaamde goose-neck tunnel.
Voor een breedte groter dan 81 worden de letters C;D?E en F tot een breedte van 2500 mm en erboven de
letters L,M,N en P benut.
De beide laatste karakters van het blok van vier betrefien de soort container en een verbijzondering ervan.
Code G betreft een General Purpose container.
Andere coderingen zijn:
V General purpose met ventilatie B Dry bulk S Special zoals voor Livestock
R Reefer H Thermal U Open top
P Platform T Tank
In de plaats van verf voor het merken van een container worden ook plak-labels
aangebracht.
49 III VERPAKKING
50 III VERPAKKING
Containers met gevaarlijke stoffen worden tevens van een gevaarsetiket voorzien. Een tag,
zoals eerder beschreven, dient om de container te identiflceren. Daarbij wordt het merk van
de container gebruikt.
Een bigbag voor meermalig gebruik, wordt in het algemeen voor korrelproducten
toegepast. Dit voorkomt een duur reinigingsproces.
10 Poolen
Opgemerkt wordt dat het percentage vervoer van lege pallets en containers hoog is.
De mogelijkheden van poolen met pallets en containers zijn nog lang niet optimaal benut.
Besparingen zijn te boeken door centraal in te kopen, te beheren, te sorteren en de
onderhouds- en reparatiekosten te verlagen. Het poolen heeft tevens het voordeel dat de
leverbaarheid groter is en vrachtkosten voor leeg transport afnemen.
Een probleem hierbij is, dat in de keten uniformiteit over de soort verpakking en de
afmetingen moet bestaan.
11 Afvalverwerking
Ill VERPAKKING 50
Ill VERPAKKING 51
GFOOSTOFIJEVERANCIER
VERPAKWNGSFmiJC^
A ik AFVAL
65%
35%
INZAMELAAR ik
r
CONSUIVEhfT
Afvalverwerking
Nederland wil dit op 65% stellen. Het terugwinnen moet vervolgens voor tenminste 45%
per producent en voor tenminste 15% per materiaalsoort zijn.
51 III VERPAKKING
52 III VERPAKKING
12 Vragen
13 Oefeningen
1 Geef in het figuur Belastingscyclus emballage per blok aan welke handeling(en)
er wordt (worden) verricht en waar er piekbelastingen optreden. Motiveer die
piekbelastingen.
2 Motiveer kort en zo volledig mogelijk de functie(s) van verpakking.
3 Beschrijf aan de hand van voorbeelden van verpakkingsmateriaal onderling die
niet inert zijn en van verpakkingsmateriaal versus product die dat ten opzichte
van elkaar niet zijn.
4 Bereken de standaardvalhoogte voor een doos met een materiaaldikte van 7 mm.
5 Bereken de begrenzing van de uitslag u, zodat de kans op resonantie op een
vrachtwagen van verpakte goederen klein is.
6 Bereken de toegestane uitslag in zijdelingse richting als de slingerperioden van
het schip liggen tussen 12 en 20 sec. Welke conclusie kan daaruit worden
getrokken?
7 Een laaddek van een dompend schip voert een trilling uit van 60 Hz. Verpakt
hebben monitoren een amplitude van 0.3 mm in de verpakking. Bepaal de
mogelijkheid op schade ten gevolge van resonantie.
8 Bepaal van een product naar keuze wat er aan informatie op staat voor de
verschillende belanghebbenden en waarvoor het dient.
9 Beschrijf de beeldmerken voor transport en beschrijf de toepassing ervan aan de
hand van een praktisch voorbeeld.
10 Bepaal voor elke verpakkingsmodaliteit een meest geschikt product.
11 Beschrijf van een houten pallet en van een kunststofpallet, voor elk, drie
voordelen bij de behandeling tijdens het transport.
Ill VERPAKKING 52
Ill VERPAKKING 53
Oefeningen
12 Geef aan de hand van een tweetal voorbeelden van producten aan in welke
gevallen hotlijm en in welke gevallen een dispersielijm toepasbaar is.
13 Stel een slimme hijs samen op een ISO- en Europallet met de in dit hoofdstuk
gegeven submaten. De pallet kan tot 500 kgf met lading worden belast. Een colli
met de kleinste submaat weegt 7 kgf en het gewicht van de andere maten neemt
lineair toe met de inhoud. Opmerking: definieer eerst de voorwaarde(n) voor een
slimme hijs.
14 Bereken het maximale aantal pallets(100* 120* 100) dat in een 20' ISO-container
kan worden geplaatst.
15 Bepaal de afmetingen van een pallet, waarmede een 20' ISO-container geheel,
tot de toegestane payload, gevuld kan worden.
Opmerking: Definieer eerst het aantal gewenste tieren.
16 Pas de maten van een ISO en een Euro-pallet aan, zodat een 20' ISO-container,
tot het toegestane payload, gevuld kan worden.
17 Motiveer waarom de afmetingen van een container zijn genormaliseerd.
18 Controleer de check digit van de container: TTTU 070332 2
19 Noteer tenminste vier producten die in een FIBC voor eenmalig gebruik zullen
worden vervoerd.
20 Bepaal een standaard maat voor een 20' en een 40' container. Leidt ervoor een
minimum en een maximum aantal aan submaten af.
21 Stel een lijst samen van de tare van zoveel mogelijk soorten containers.
22 Beschrijf drie voordelen van poolen.
14 Opdrachten
53 III VERPAKKING
Jfj
54 IV SCHEEPSLAADGEREI
IV SCHEEPSLAADGEREI
1 Uitrusting
Laadgerei omvat alle werktuigen die aan boord zijn geplaatst ten dienste van de
ladingbehandeling. Laadgerei wordt in de twee groepen verdeeld, te weten:
hijsgereedschap en hijswerktuigen. Het moet voldoen aan de regels van de
arbeidsomstandighedenwet, -besluit en de bijbehorende ministeriele beleidsregels; alle
gebaseerd op nationale en internationale normen.
Hijsgereedschap dient om een hijs samen te stellen en dan aan te slaan met als doel de hijs
lading als eenheid te kunnen verplaatsen en op een plaats te 'manoeuvreren'.
Een hijswerktuig is aangesloten op een 'eigen1 krachtbron. Het kan op een vaste plaats zijn
opgesteld, maar ook mobiel zijn.
Alle laadgerei moet zijn voorzien van een geldig keuringscertificaat13. Zonder dat certificaat
mag het niet worden gebruikt. Belangrijk in het gebruik is de toegestane belasting.
Internationaal geldt de zogenaamde Working Load Limit (WLL)14. Dit is het maximaal
toelaatbare gewicht die met het hijsgerei mag worden behandeld. Het is een afgeleide
waarde van de breukbelasting ervan.
Voordat het in bedrijf wordt gesteld, wordt al het laadgerei afzonderlijk en als geheel, zoals
het zal worden gebruikt, getest met een proeflast. Blijken moet daarbij, dat de
veronderstelde( berekende) breukbelasting van het gerei juist is.
Het laadgerei van een schip is afhankelijk van het ladingpakket waarvoor het schip is
bestemd. Groot is het verschil in laadgerei tussen een tanker en een vrachtschip, niet zijnde
een tanker. Op een tanker wordt een ladingkraan hoofdzakelijk gebruikt voor het
aankoppelen van ladingslangen en zo nodig voor het verwerken van stores15.
Een groot verschil treft men aan in het laadgerei tussen bulkschepen, RoRo-schepen en
containerschepen. Dat geldt tevens voor het hijsgereedschap. Bulkschepen zijn, uitgerust
met eigen gerei, veelal voorzien van een gantrykraan en als hijsgerei met een grijper. Een
RoRo-schip heeft op- en afritten en een servicekraan voor stores, terwijl het laadgerei van
een containerschip divers en talrijk is, afhankelijk van de grootte en lijn waarop het dienst
doet.
13
In kN. Praktisch nog in kgf. of tonnef. IkN = 0.102 tonnef.
14
In kN. Praktisch nog in kgf. of tonnef. IkN - 0.102 tonnef
IV SCHEEPSLAADGEREI 54
IV SCHEEPSLAADGEREI 55
2 Hijsgereedschap
Voor elke afzonderlijke soort van lading bestaat er wel passend hijsgereedschap. Een
uitputtende beschrijving ervan wordt achterwege gelaten; veel voorkomend gereedschap
wordt beschreven, waarvan sommige aan de hand van een illustratie.
2.1 Haken
Een veiligheidshaak(l) wordt ook wel
voorwindehaak genoemd. Hij is voorzien
van een veiligheidsklep, die als de haak
wordt belast, de bek van de haak
vergrendelt. De haakt blijft minder
eenvoudig achter uitsteeksels hangen en
de hijs kan moeilijker van de haak
springen.
Bij een lenghaak (niet afgebeeld) zit in
tegenstelling tot een platte haak(2) het
Haken oog dwars op het vlak van de haak.
Een rijghaak(3) wordt in combinatie met een strop gebruikt, die aan de beide uiteinden is
voorzien van een oog. Een oog van de strop wordt op de rijghaak geslagen, het andere
bevestigd aan de laadhaak of Liverpool-hook(4). De sluiting tussen laadhaak en laadreep16
heeft geen uitstekende bout. De kop ervan is verzonken en de bout wordt in de sluiting
geschroefd.
Enkele gewichten van een Liverpoolhaak in relatie tot de Working Load Limit (WLL) of
werklast zijn:
WLL Gewicht
3 11 WLL in tonnef
5 20 Gewicht in kgf
8 45 Bron CASAR
10 78
Haken moeten zijn voorzien van een testcertificaat. Een gangbare waarde voor de
gebruiksfactor is 4.
6
Zie 2.5 Staaldraad kabels en 4 Laadboom.
55 IV SCHEEPSLAADGEREI
56 IV SCHEEPSLAADGEREI
Haken voor speciaal hijswerk zijn aangepast aan de last die zij moeten verwerken en
worden veelal in paren gebruikt, bevestigd aan een spruit of leng. Uit de talrijke exemplaren
is een arbitraire keuze gemaakt.
Duivelsklauwen(l) worden, zoals in het gelijknamige figuur is te zien, gebruikt voor het
hij sen van houten kisten. Een detailtekening van een enkele haak is in het figuur aangegeven
met een (2). De klauwen bij ten in het hout, dat zich na het uithoeken van de haken weer
nagenoeg herstelt.
Duivelsklauwen Punthaken
Pijphaken Containerhaken
Punthaken(3) zijn zeer geschikt om, op een eindeloze ketting aan een ring geschoven, korte
houten balken mee te verwerken. Hij sen van zware pijpen geschiedt met pijphaken(4).
IV SCHEEPSLAADGEREI 56
IV SCHEEPSLAADGEREI 57
2.3 Kraanhaken
2.4 Blokken
Afbeelding Eenschijfsblokken:
1 vooraanzicht voetblok
2 zijaanzicht voetblok
3 oogwartel
4 kinnebak
5 wang
6 beslag
7 schijf
8 schijfgroef
9 vooraanzicht laad-
hanger-leidblok
10 zijaanzicht laad-hanger-
leidblok
11 hondsvot
12 bronzen busvoering
13 schijfas
Eenschijfs oogblokken
57 IV SCHEEPSLAADGEREI
58 IV SCHEEPSLAADGEREI
Blokken zijn er in vele soorten en voor vele toepassingen. Het betreffen zowel houten als
stalen blokken met een enkele schijf of van meer schijven voorzien. De schijf kan met een
bronzen busvoering om een stalen as draaien of zijn voorzien van rollagers. Aan het blok
kan in plaats van een oogwartel ook een wartel met gaffel of haak zijn bevestigd.
Een veel voorkomende gebruiksfactor is 417.
Een bijzonder blok is de kabelschijf. Een kabelschijf wordt gebruikt als een staaldraad een
grote hoek moet maken en het om (zeer) zwaar hijsgerei gaat.
Discus
Spaak
Lijfplaat met ribben
Kelk
Lijfplaat zonder ribben
17
Zie regelgeving Arbeidsomstandighedenwet
IV SCHEEPSLAADGEREI 58
IV SCHEEPSLAADGEREI 59
Schiifdiameter
De diameter van de schijf van een blok, (D) in het figuur Kabelschijf, wordt gemeten tussen
de hartlijn van de ervoor bestemde ideale kabel. Het is gebruikelijk om blokken aan te
duiden met hun schijfdiameter.
Standaard is de diameter van de schijf gekoppeld aan de WLL van het blok. De tabel
Enkelschijfs blokken bevat daarvan enkele voorbeelden.
De waarden in de tabel staan in millimeters en betreffen enkele afmetingen van zowel bus-
als rolgelagerde laad-, hanger-, of leidblokken, zonder hondsvot. De gebruikte symbolen
zijn aangegeven in de tekening Bloklegende.
Buslager Rollager
D WLL L f a r D WLL
Enkelschijfs blokken
Blokken met rollagers hebben, bij
eenzelfde diameter schijf als een
ongelagerd blok, een lagere WLL.
Belangrijk is dat de juiste diameter
kabel in een schijf wordt gebruikt.
Een te grote kabel zal sneller slijten
en er is het gevaar dat de groefflens
breekt of de kabel. De kabel moet D
ook niet te klein zijn voor de groef.
Het loopvlak tussen de kabel en de
groef is dan te klein waardoor er te
grote spanningen in de kabel
Bloklegende
optreden.
Loopoppervlakte
Een goed raakoppervlak tussen kabel en schijf
wordt bereikt als de kabel aanligt in de groef
over een hoek van tenminste 135° tot 150°. De
groefopening(a) moet liggen tussen
45°>a>30°, adhankelijk van de
kabeldiameter(d). De groef van de schijf heeft
bij die opening nog voldoende groefdiepte(h) of
flenshoogte. Een gehanteerde regel daarbij is:
Loopvlak
3*d = 2*h.
59 IV SCHEEPSLAADGEREI
60 IV SCHEEPSLAADGEREI
Talies
Gevraagd:
Derde hand
Bereken de rendementen van de talie.
Oplossing:
fflJSEN
Er geldt aldus SpriS^ als aanduiding voor de opeenvolgende spanningen in de kabel.
Stel het rendement van de talie op (T]ht)
Er geldt algemeen: r|t=Arbeid door last verricht(WL)/Arbeid door kracht verricht(WT)
Verplaatst de last 1 meter, dan verplaatst de kracht(T) 3 meter.
Er geldt:
IV SCHEEPSLAADGEREI 60
IV SCHEEPSLAADGEREI 61
L = T * r i ( l + n + Ti2) 2
%t = Ti(l+T! + ii2)/3
rjht =0.96053.
DALEN
Dan gelden:
TlSi = SM
L = T * (1/T| + 1/T]2 + I/I]3).
%t = T/L
T]dt = 0.96027.
Aan boord van koopvaardij schepen wordt voor de behandeling van lading voornamelijk nog
lopend tuig aangetroffen. Het betreffen de laadreep, hanger- of topperdraad en geidraden
Aan boord wordt vaak de Engelse benaming gebruikt, te weten: the hoisting- luffing- en
slewinggear.
Staaldraad wordt aan boord veelvuldig gebruikt en er gelden vele operationele
veiligheidsregels voor het gebruik. De constructie van Staaldraad speelt daarbij een grote
rol.
Constructie
Staaldraad bestaat uit strengen die al dan niet rond een kern zijn geslagen. De strengen zijn
opgebouwd uit draden.
De verouderde niet-parallelle constructiemethode komt niet meer voor. De strengen erin
waren draden met alle dezelfde diameter en gelijke slaghoek.
De opvolgende lagen van strengen hadden een toenemende diameter en dus een
verschillende slaglengte.
61 IV SCHEEPSLAADGEREI
62 IV SCHEEPSLAADGEREI
De draden van de strengen kruisten elkaar daarbij met als gevolg interne puntbelasting en
onzichtbare slijtage.
Bij de parallelconstructie worden draden gebruikt van verschillende diameter, die onder een
verschillende slaghoek worden geslagen, maar met eenzelfde slaglengte. De draden hebben
onderling daardoor lijncontact.
Een kabel is opgebouwd uit strengen, die al dan niet rond een kerndraad zijn geslagen. De
strengen bevatten buitendraden, die om een kerndraad zijn gewikkeld. De strengen ontstaan
door lagen draden van verschillende diameter (parallelconstructie) onder verschillende
slaghoek maar met eenzelfde slaglengte rond een kern te slaan. Er treden dan geen elkaar
kruisende draden op. Dit komt de levensduur van de kabel en het veilige gebruik ervan ten
goede.
Slagwijze
De slagwijze is het best te bepalen met de lijn van een rechtse kurkentrekker. De draden
kunnen rechts(met zon) en links(tegen zon) worden geslagen.
Als de strengen met een rechtse schroeflijn in de kabel liggen betreft het een kabel die rechts
geslagen is, anders links.
Is de slagrichting van de draden van de strengen tegengesteld aan die van de strengen in de
kabel, dan betreft het een kruisslagkabel. In het andere geval is het een latigslagkabel. Een
is soepeler en slijt minder snel, maar heeft een grota neiging om uit te
draaim. De last zal aan zo'n kabel tijdens het lastspel draaien. Als hijskabel is een
langslagkabel daarom niet geschikt.
Zijn de draden in de strengen links geslagen en de strengen in de kabel rechts dan wordt de
kabel aangeduid met rechtse kruisslag.
Lopen de draden in de strengen met zon en de strengen in de kabel met zon dan heet de
kabel rechtse langs lag. De slaglengte van een kabel is de lengte, evenwijdig gemeten aan de
hartlijn van de kabel, waarin de streng een volledige omwenteling maakt. Voor hijskabels
geldt, dat de slaglengte ongeveer 6.5 keer de kabeldiameter is.
Kern
De kern kan van touw, staal of kunststof zijn. Hijsgerei heeft meestal een kern van staal.
De kern in het hart van een Staaldraad voorkomt dat in belaste toestand de strengen tegen
elkaar worden geperst.
In onbelaste toestand is de kern tussen de strengen zichtbaar. De kern wordt kernstreng
genoemd als de kern bestaat uit eenzelfde aantal draden als de omliggende strengen en
dezelfde diameter heeft. Staaldraad met een kernstreng heeft minder rek dan Staaldraad met
een kernkabel. De kernkabel is feitelijk een staaldraad(kabel) in een staaldraad(kabel).
IV SCHEEPSLAADGEREI 62
IV SCHEEPSLAADGEREI 63
Het meest komt de kernkabel voor met zes strengen van elk zeven draden en eenzelfde
streng als hart.
Patentuitvoeringen
Dhr. Seale introduceerde zijn constructie
in 1885 en Dhr. Dixon zijn Warrington
constructie in 1888. Dhr. Brown
voegde daar in 1894 de vuldraden aan
toe. In het figuur Strengpatenten is:
A Seale(S)
B Warrington(W)
C Vuldraad(V)
Strengpatenten
D Warrington/Seale(WS)
E Seale/vuldraad.
Kenmerkend in de Sealeconstructie zijn hetzelfde aantal draden van gelijke diameter per
laag. De draden in de buitenlaag hebben een grotere diameter.
Een Warringtonstreng heeft een kerndraad met in de eerste laag draden van gelijke diameter
als die van de kerndraad. De buitenlaag is de Warringtonlaag en bestaat uit een gelijk aantal
dikke en dunne draden. De dikke draden liggen in de tieren van de onderliggende draden en
de dunne liggen tussen de dikke draden en op de draden van de vorige laag. Het aantal
draden is daarmede het dubbele van de onderliggende laag.
Bij de vuldraadmethode neemt in een streng het aantal draden per laag, de vuldraden niet
meegerekend, met een factor twee toe. Tussen de lagen wordt in de loze ruimte een
vuldraad van kleinere diameter aangebracht. De diameter van de draden per laag is gelijk.
Staaldraadkabels
Van strengen worden kabels geslagen. Om kabels hanteerbaar te houden, moeten de draden
en de strengen worden voorgevormd. Dit voorkomt onnodige inwendige
spanning(vlechtspanning) in de kabel.
Kabels met zes strengen worden veel in staand-tuig gebruikt omdat de kabel meer
weerstand biedt tegen beschadiging van buiten af.
Kabels met acht strengen worden gebruikt als hijskabels. Dergelijke kabels zijn soepeler dan
een zes-strengs-kabel. Zij zijn slijtvaster door het grotere slijtoppervlak. Het grotere aantal
kabels zorgt voor meer weerstand op de trommel en de kabel slipt dus minder snel.
Draaivrije kabels
In een draaiarme kabel heffen de optredende torsiemomenten in de buitenste en binnenste
lagen strengen elkaar in belangrijke mate op. Een kabel is draaivrij als die momenten elkaar
geheel of vrijwel geheel opheffen bij een belasting van de vrij hangende kabel tot een zesde
van de minimale breukbelasting.
63 IV SCHEEPSLAADGEREI
64 IV SCHEEPSLAADGEREI
Per streng wordt een tangentiele kracht(Ftan) opgewekt op een afstand(R) van de kern van
de kabel. Die tangentiele kracht veroorzaakt een moment. Zie tekening Torsievrij
Staaldraad doorsnede AA.
Het totale moment(m2) in laag twee van de tekening is dan:
m2 = 6 * Fto * R [mtf.]
M = m x + m2.
Is aan deze voorwaarde niet voldaan dan betreft het een draaiarme kabel.
Compactkabel
Van de streng, samengesteld volgens de
parallelconstructie(A) is:
1 kerndraad
2 binnendraad
3 buitendraad
Kabels worden meer en meer plastisch
samengeperst. Een streng, vervaardigd
volgens de parallelconstructie(A) wordt
plastisch gecomprimeerd waardoor er
Compactstreng tussen de draden grotere raakvlakken
ontstaan(B).
IV SCHEEPSLAADGEREI 64
IV SCHEEPSLAADGEREI 65
De kabel is zeer geschikt als laadreep. De afgebeelde turboplast kabel heeft een
kabelkera(l) die uit zeven ongecomprimeerde strengen bestaat en een buitenlaag van acht
gecomprimeerde strengen van grotere diameter(2). De binnenstrengen zitten geheel, de
buitenstrengen gedeeltelijk opgesloten in kunststof(3).
De strengen zijn in kunststof
opgesloten. Dat levert een
aantal voordelen op, te weten:
B
gjjj$$ ® , ° de kunststof
©..
fiinctioneert als
bufferlaag tussen de
0- strengen en
vermindert zo
interne wrijving
o de kabel maakt
onder belasting
minder lawaai
o het voorkomt dat de
Laadreep en topperdraad smering uit de streng
wordt geknepen als
de kabel belast
wordt
o de kunststof absorbeert een deel van de energie bij dynamische belasting.
Tengevolge van het comprimeren neemt per doorsnede het oppervlak aan staal toe.
Hierdoor heeft de kabel bij eenzelfde diameter een grotere breeksterkte.
Diameter kabel
De diameter van een kabel wordt over de grootste doorsnede van de onbelaste kabel
opgegeven.
65 IV SCHEEPSLAADGEREI
66 IV SCHEEPSLAADGEREI
Kabelaanduiding
Stalen kabels worden gekenmerkt door het aantal strengen, het aantal draden per streng, de
soort constructie en vervolgens de gebruikte kern.
Voorbeeld bestelling
1* 100 meter effectieve lengte, blanke staalkabel, 18 mm, 6* 19 S+ Staaldraad, laadreep, 1770, kruisslag
rechts, voorgevormd.
IV SCHEEPSLAADGEREI 66
IV SCHEEPSLAADGEREI 67
Voorbeeld
8-Strengs Casar Turboplast.
Figuur Turboplast
8 * 26WS(1 + 5 + (5 + 5) +
10) Compact kabel met
kernkabel 7 * 17S.
8 Strengen met elke streng
een stalen kern en in drie
lagen 25 draden Warrington-
Seale.
Kernkabel 7 strengen,
waarvan 1 kabelstreng; elke
streng 17 draden Seale met
stalen kern.
2.6 Kabeltrommel
Er zijn diverse manieren om de kabel aan de trommel te bevestigen. Een 'sjieke1 manier is
om de kabel door de flens van de trommel te steken en aan de buitenkant ervan vast te
klemmen. Aan het einde van de kabel is daarbij in een talurit-eindverbinding voorzien. Er
moet daarvoor voldoende ruimte zijn tussen de fundatie en de trommel. Deze constructie
wordt voor zwaar hijswerk toegepast. Lichtere bevestigingen worden op de omloop van de
trommel vastgezet. Er zijn twee verschillende manieren in gebruik.
67 IV SCHEEPSLAADGEREI
68 IV SCHEEPSLAADGEREI
U-bout
De lengte(L), gemeten vanaf het hart van een gegroefde trommel tot het hart van de schijf
van het leidblok, voldoet dan aan:
Legende;
a helft van de lengte van de trommel.
IV SCHEEPSLAADGEREI 68
IV SCHEEPSLAADGEREI 69
Bij de constructie van stalen kabels wordt verondersteld dat de kabel 'normaal1 zal worden
belast. Hieronder wordt verstaan dat de kabel niet anders wordt belast dan een
o diameter <60 mm
o elasticiteitsmodulus < 1.25* 105 N/mm2
o Treksterkte(o) < 1960 N/mm2
Wijken de beoogde belastingen of de eigenschappen van de kabels hiervan af, dan wordt de
benodigde kabel op een andere wijze bepaald als hier beschreven.
De wijze waarop een stalen kabel veilig kan worden belast is afhankelijk van het type kabel
en van de kabelgroep. De kabelgroepen zijn gedefinieerd door de gebruikersklasse en het
lastspectrum.
2.8 Breeksterkte
Voordat een stalen kabel in gebruik wordt genomen wordt het getest op een trekbank. Het
geteste deel staat model voor de rest van de serie. De minimale breeksterkte van de kabel is
de voornaamste uitkomst van de test. De grootte ervan wordt bepaald door onder andere de
staalsoort, de constructie van de kabel en vooral de oppervlakte van de doorsnede.
Om te voldoen aan de verschillende eisen die aan staalkabels worden gesteld, wordt
Staaldraad voor de productie van kabels vervaardigd in drie kwaliteitsklassen.
De klassen zijn gebaseerd op de treksterkte (a) van het gebruikte staal
Van een stalen kabel kan de theoretische breeksterkte worden berekend als de oppervlakte
van de doorsnede van het materiaal bekend is en de treksterkte van het gebruikte Staaldraad.
De treksterkte van de afzonderlijke draden van de kabel is doorgaans hoger dan de
minimale breeksterkte van de kabel.
69 IV SCHEEPSLAADGEREI
70 IV SCHEEPSLAADGEREI
Dit is hoofdzakelijk het gevolg van de schroefligging van de draden. De grootte van het
verschil in breeksterkte is sterk afhankelijk van de slaglengte en de constructie van de kabel.
Enkele gegevens en getallen betreffende stalen kabels:
d A G T Type d A G T Type
Legende kabelgetallen:
d Nominale diameter van de kabel in mm A Staal oppervlakte in mm2
G Gewicht van de kabel per 100 m T minimale breeksterkte in kN
a Treksterkte van het staal in N/mm2 PL Powerlift
SL Starlift PP Powerplast(compactkabel)
TP Turboplast(compactkabel)
Gegeven:
PP kabel uit de tabel kabelgetallen bron CASAR.
d = 20 mm.
a = 1960 N/mm2
Gevraagd:
het procentuele verschil in breeksterkte ten opzichte van de theoretische breeksterkte.
Oplossing:
De theoretische breeksterkte is 217.2 * 1960 = 425712 N
De tabel vermeldt als minimale breeksterkte van de kabel 362200 N
Het verschil is 100 * (425712 - 362200)/425712 = 14.9%
2.9 Gebruikersklasse
IV SCHEEPSLAADGEREI 70
IV SCHEEPSLAADGEREI 71
1 0.9 1.6
3 2.6 4
4 4.1 6.3
regelmatig, niet continu
5 6.4 10
7 16.1 25
onafgebroken continu bedrijf
8 25.1 40
9 40.1 .
Tabel Gebruiksgroepen
Voor de laagste gebruiksgroep 0, is het aantal lastbewegingen < 0.8 keer per uur en voor
de hoogste groep 9 is dat > 40 keer per uur. Scheepslaadgerei is met lange tussenliggende
perioden van rust, fluctuerende in bedrijf en valt doorgaans in de gebruiksgroepen 2 en 3.
Het aantal bewegingen per uur voor de gebruiksgroepen 2 en 3 is dan respectievelijk : 1.7
<GG2<2.5en2.6<GG3 < 4.
71 IV SCHEEPSLAADGEREI
72 IV SCHEEPSLAADGEREI
Gegevens walploegen:
aanslaan gemiddeld 2 minuten
uithoeken gemiddeld 1.5 minuten
Tijden in minuten.
Duur van een enkel lastspel in minuten:
hijsen/vieren 20/200*1 = 0.1
zwenken 0.25/2.5* 1 = 0.1
aanslaan = 2.0
uithoeken =1.5
Totaal = 3.7 minuten
Lastspectrum
Voor de berekening van de lastspectrumfactor(LSF) wordt een formule benut. Het
lastspectrum is een profiel van de wijze waarop de kabel zal worden belast.
In het rekenvoorbeeld Lastspectrumfactor is de formule toegepast. De factor bepaalt tot
welk lastspectrum de kabel moet worden gerekend.
Rekenvoorbeeld Lastspectrumfactor.
Gegeven:
het laadgerei van het schip uit het rekenvoorbeeld Gebruikersgroep laadreep.
de laadreep ervan wordt voor 70% op een derde van WLL belast, voor 20% op de helft van WLL en voor de
rest op WLL.
Gevraagd:
bereken het lastspectrum van de laadreep.
IV SCHEEPSLAADGEREI 72
IV SCHEEPSLAADGEREI 73
Oplossing:
de ingevulde formule voor de bereken van het lastspectrum is:
Uit de tabel Lastspectrum volgt, dat de kabel een matig lastspectrum (aanduiding LS3) zal hebben.
De range van de factor(FR) voor het lastspectrum is 0.07 < FR < 0.16 . Dat wil zeggen dat
de kabel voor 5% van het gebruik belast wordt op WLL en het meest onder de WLL. Voor
een matig belaste kabel(3), zijn deze waarden 0.17 < FR < 0.40, hetgeen aangeeft dat de
kabel voor ongeveer 10% van de tijd op WLL wordt belast doch het meest tussen een derde
en twee derde van de WLL.
Het lastspectrum(LS) is een weergave van de wijze waarop de kabel bij gebruik op trek zal
worden belast.
LS FR opmerkingen
2 0.07 0.16 ±5% op WLL belast meest tot ongeveer een derde ervan
3 0.17 0.40 ±10% op WLL belast meest tussen een en twee derde ervan
Tabel Lastspectrum
Met behulp van de gebruiksgroep en het lastspectrum van een kabel wordt de
kabelgroep(KG) ervan bepaald.
LS GO
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
KG
1 1 1 1 2 3 4 5 6 7 8
2 1 1 2 3 4 5 6 7 8 8
3 1 2 3 4 5 6 7 8 8 8
4 2 3 4 5 6 7 8 8 8 8
Tabel Kabelgroep
73 IV SCHEEPSLAADGEREI
74 IV SCHEEPSLAADGEREI
De kabelgroep geeft een relatie aan tussen de gebruiksklasse en het lastspectrum. Voor een
kabel met een matig lastpectrum en een gebruiksgroep GG2 geldt een kabelgroep KG3 en
in het geval de gebruiksgroep GG3 is, een kabelgroep KG4. Zie de tabel Kabelgroep.
Voorbeeld Kabelgroep
Gegeven:
Het laadgerei van het schip van het rekenvoorbeeld Gebruikersgroep laadreep en Lastspectrumfactor.
Gevraagd:
Bepaal de kabelgroep.
Oplossing:
Met GG2 een LS3 volgt uit de tabel Kabelgroep voor het laadgerei KG3.
Met de kabelgroep en het type kabel kan de veiligheidsfactor worden bepaald aan de hand
van NEN 3508. De factor ligt tussen de waarden 3.35 en 6. Aan boord is een gangbare
waarde 4.
Gebruiksfactor
De kabelgroep en het type kabel zijn argumenten om de veilige gebruiksfactor(VGF) mee
op te zoeken.
TYPE KABEL KG
1 2 3 4 5 6 7 8
VGF
PARALLEL NEN 3,35 3,55 4,0 4,5 5,0 5,6 6,0 6,0
DRAAIARM NEN 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0 6,0
Een parallelconstructie heeft voor de kabelgroepen KG3 en KG4 respectievelijk een factor
4 en 4.5. Is de kabel uit de beide groepen draaiarm dan bedraagt de gebruiksfactor 6 en
voor een draaivrije kabel in beide groepen 5.
Voorbeeld VGF
Gegeven:
Laadreep van rekenvoorbeeld Gebruiksgroep. Type kabel is parallel constructie.
Gevraagd:
VGF van de laadreep.
Oplossing:
Met KG3 en type kabel parallel, wordt in de tabel VGF 4 gevonden. Er geldt dus VGF = 4.
IV SCHEEPSLAADGEREI 74
IV SCHEEPSLAADGEREI 75
F - VGF* WLL
Rekenvoorbeeld WLL
Gegeven:
Een PP kabel, zie tabel kabelgetallen CASAR, met d = 30 mm. en o = 1770 N/mm2.
De kabel is draaivrij en de kabelgroep is 4.
Gevraagd:
WLL van deze kabel.
Oplossing:
Uit de tabel kabelgetallen bron CASAR is onder o =1770 af te lezen een minimale breeksterkte van de
kabel.
F = 738. IkN.
Uit de tabel Veilige gebruiksfactor volgt met KG4 en constructie draaiarm een VGF = 5.
Berekend wordt:
WLL = 738.1/5
WLL = 147.62kN.
WLL = 15 tonnef.
Diameters onderling
Voor groefprofielen van trommels in relatie tot de diameter van het Staaldraad, geldt
hetzelfde als voor die van schijven van blokken.
D = d*h!*h2
75 IV SCHEEPSLAADGEREI
76 IV SCHEEPSLAADGEREI
Legende
D schijf- of trommelmiddellijn
d middellijn Staaldraad
hi spanningsfactor, te bepalen met de kabelgroep
h2 inscheerfactor? te bepalen met het aantal schijven en trommels waar de kabel over loopt.
Spanningsfactor
De voortdurende verandering van spanning in de kabel, doordat deze wordt gebogen en het
contact tussen kabel en schijf wisselt, wordt in de formule voor de diameters gebracht door
een spanningsfactor. Deze kan worden bepaald uit NEN 3508.
De factor heeft voor de kabelgroep KG3 de waarde 18 en voor KG4 de waarde 20.
Inscheerfactor
Loopt de kabel in de kraan over veel schijven (inclusief de trommel) dan wordt die tijdens
het verwerken van een last voortdurend gebogen. De mate van bulging is bepalend voor de
belasting van de kabel. Naarmate het aantal schijven groter is, moet de diameter van de
schijf toenemen om de kabel te ontlasten.
Voor 4 en 5 buigingen is de waarde van de factor 1.
Minder dan 4 buigingen levert een inscheerfactor op van 0.89 en voor 6 en meer buigingen
de waarde 1.12.
Diameterverhouding
De uitkomst van het quotient D/d is bepalend voor de locale spanning in de kabel. Mede
bepalend is de kabelconstructie.
Uit deze groepen zijn vier categorieen geformeerd waarvoor een grenswaarde voor de
verhouding D/d is bepaald. De keuze van een kabel wordt met het argument D/d en de
categorie bepaald.
Globale aanduidingen voor de vier categorieen zijn:
Categorie I grenswaarde 12.5, kabel bestaat uit 6 en 8 strengs WS met meer dan 31 draden.
Categorie II grenswaarde 14, kabel bestaat uit 6 en 8 strengs tot 31 draden.
Categorie III grenswaarde 18, kabels zijn 6 strengs tot maximaal 26 draden.
Categorie IV grenswaarde 20, kabels zijn 18 strengs en de draaivrije kabelconstructies.
Voor niet genormaliseerde kabelconstructies moet als grenswaarde D/d >20 worden
genomen.
IV SCHEEPSLAADGEREI 76
IV SCHEEPSLAADGEREI 77
Gegevens:
De laadreep van rekenvoorbeeld Gebruiksgroep laadreep heeft als KG3 en is als derde hand geschoren met
het hondsvot op het lopende blok. Het betreft een 8-strengs CASAR Turboplast. Zie onder voorbeelden
Kabels.
Gevraagd:
Bepaal de categorie van de te gebruiken kabel.
Oplossing:
Inclusief de trommel heeft de kabel 4 buigingen. De inscheerfactor is dan 1. Behorend tot de kabelgroep 3 is
de spanningsfactor 18. Zie onder Spanningsfactor.
Er gelden:
D = d*18*l.
D/d = 18.
De kabel is 8 strengs en 26 draden en de kabelkeuze valt dan op categorie II.
2.10 Strop
Hijsgereedschap met touwwerk wordt vrijwel niet meer toegepast. De reden is dat het door
veroudering snel onbetrouwbaar wordt.
Manilla
Voor stroppen van touw mag uitsluitend manilla(bananenplant musa textilis) worden
gebruikt. Een strop moet uit drie strengen bestaan en elke streng moet een gelijk aantal
garens hebben.
Het touw moet een oliegewicht van ten minste 14% van het gerede touw hebben. Lussen
aan de einden moeten zijn gesplitst. Elke streng moet hierbij in zijn geheel tenminste
driemaal zijn doorgestoken. Het samenstellen van een grommer moet ook door splitsen
geschieden. Aan weerszijden moet elke gehele kardeel dan tenminste driemaal zijn
doorgestoken. Er geldt een gebruiksfactor van 7 voor elk part.
Vezels worden met zon gesponnen tot dunne schiemansgarens of dikkere kabelgarens. De
kabelgarens worden tegen zon tot een streng of kardeel geslagen. Drie kardelen maken met
zon geslagen en zonder hart dan garenwantslag.
Vier kardelen rond een hart geven met zon geslagen kardeelslag. Een kabel wordt van drie
of vier kardelen want slag tegen zon geslagen tot een kabel (kabelslag).
77 IV SCHEEPSLAADGEREI
78 IV SCHEEPSLAADGEREI
Slangentouw
Een bijzondere toepassing van manilla-touw
als strop is in het zogenaamde slangentouw
of cobra, python en springlay.
Slangentouw bestaat uit zes strengen om een
touwkern(l). Elke streng(2) bestaat uit zes
strengen waarvan drie van touw(3) zijn en
drie verzinkt staaldraad(4). Het is soepeler
dan Staaldraad en heeft meer rek.
Het is stroever dan Staaldraad en beter 0 0
bestand tegen slijten dan touw, maar er Slangentouw
kunnen net als in Staaldraad vleeshaken in
voorkomen.
De ogen aan de einden moeten zijn gesplitst, waarbij de gehele streng tenminste drie keer
moet zijn doorgestoken. Dit geldt tevens voor een grommer. De splits moet altijd zijn
bekleed.
De werklast van slangentouw is gelijk aan die voor Staaldraad.
Kunststof
Wat voor touw van een natuurproduct geldt, is in gelijke mate van toepassing op kunststof
touwwerk. De vezels worden daarentegen niet gesponnen maar getrokken. Kunststof
bestemd voor touw is nylon, polyester, polyethyleen, polypropyleen en aramide.
Vergeliikingstabel touwsoorten
MANILLA
40 110.0 11.9
48 158.0 .
Polyamide
40 104.0 29.9
48 150.0 42.0
Polypropyleen
40 71.5 19.3
48 104.0 27.2
Supermix
40 71.5 28.1
48 104.5 39.1
IV SCHEEPSLAADGEREI 78
IV SCHEEPSLAADGEREI 79
Legende:
Voor stroppen wordt voornamelijk polypropyleen gebruikt. De ogen aan de einden van kunststof stroppen
moeten zijn gesplitst. Elke streng moet geheel tenminste vier maal zijn doorgestoken. Als er polyamide bij
een streng is bijgemengd, moet het doorsteken tenminste vijf keer geschieden. Dit geldt eveneens voor het
vervaardigen van een grommer van kunststof om als strop gebruikt te worden.
De gebruiksfactor bedraagt 7.
Kunststof bestemd voor stroppen moet uit tenminste 3 en ten hoogste 8 strengen bestaan, waarbij de garens
en strengopbouw voor iedere streng gelijk moet zijn.
Het smeltpunt van touw is in het bijzonder van belang als het onder droge omstandigheden cyclisch wordt
belast. De temperatuur kan dan in het touw hoog oplopen. Dit kan tot gevolg hebben dat het touw inwendig
wordt beschadigd en daardoor de minimale breeksterkte afneemt.
Kunststof touwwerk kan verweken. Het verliest dan zijn oorspronkelijke eigenschappen zoals breeksterkte
en slijtweerstand. De temperatuur waarbij dit proces merkbare vormen aanneemt wordt de
verwekingstemperatuur genoemd. Is touwwerk boven de verwekingstemperatuur geweest, dan keert het niet
meer in zijn oorspronkelijke eigenschappen terug. Het touw moet dan worden afgekeurd.
Thousand Cycle Load Level waarde is een indicatie voor het touwwerk onder de meest kritische dynamische
belastingsvorm. De opgegeven waarde is het procentuele belastingsniveau ten opzichte van de droge
breeksterkte waaronder het touw minimaal 1000 belastingscycli kan doorstaan.
Zonlicht bei'nvloedt materialen. Aan synthetische materialen wordt een UV-stabilisatie toegevoegd om de
prestatie te verbeteren. Dit kan niet worden toegevoegd aan natuurlijke materialen.
Staaldraad
Staaldraad stroppen moeten zijn vervaardigd van goedgekeurd Staaldraad, zonder stalen
kern. De ogen aan de einden moeten zijn gesplitst of zijn vastgezet met behulp van
persklemmen. Aangegoten kabelsokken zijn als hijsgereedschap voor het behandelen van
lading aan boord niet toegestaan. Het gevaar is te groot dat de strop ermee achter de last
blijft steken of de hijs daardoor ergens achter blijft hangen.
Een splits in een staalkabel moet tenminste driemaal met hele streng en tweemaal met halve
streng zijn doorgestoken. Het eind van de doorgestoken strengen moet glad zijn afgewerkt
om verwonding te voorkomen. De ogen worden daartoe bekleed.
Norm is dat de WLL, tot en met een belasting van 25 tonnef per part, van een strop of leng
van Staaldraad of slangentouw, maximaal een vijfde deel van de breukbelasting van het part
mag bedragen. Bedraagt de werkbelasting meer dan 25 tonnef dan moet een gebruiksfactor
worden gehanteerd die geleidelijk afneemt van 5 bij 25 tonnef tot 3.33 bij een werklast tot
180 tonnef.
79 IV SCHEEPSLAADGEREI
80 IV SCHEEPSLAADGEREI
Hijsbanden
Hijsbanden vinden naast touw, Staaldraad en ketting toepassing bij lading die anders
beschadiging door inknijpen kan oplopen.
Voorbeelden van zulke lading zijn een krukas, turbinerotors en walsen. Hijsbanden worden
vervaardigd van staalkabel, staaldraadlint en kunststof.
In een hijsband van Staaldraad kabel zijn de kabels naast elkaar geplaatst en met
rubberblokken, die de last beschermen, bekleed. De einden zijn voorzien van een stalen
beugel, die door middel van een talurit-verbinding met de kabel is verbonden. De beugels
hebben een oogvorm of een doorsteek. De hijsband is dan tevens als rijgstrop te gebruiken.
Een hijsband van staaldraadlint is gemaakt van een plat gevlochten lint van Staaldraad waar
omheen een laag rubber is gevulkaniseerd. Ook hierbij zijn de einden voorzien van een
beugel.
Voor hijsbanden van staal tot 150 tonnef moet een veiligheidsfactor 5 worden aangehouden.
Hijsbanden van kunststof komen het meest voor. De banden zijn gemaakt van
polyamide(nylon), polyester of polypropeen. Voor behandeling van lading moeten de
banden ten minste 60 mm breedte hebben. Voor een grommerband is dit 50 mm.
De lussen aan de einden van de banden, moeten tenminste 200 mm lang zijn en aan de
binnenzijde ervan door een geeigend materiaal worden beschermd. Overlappende delen aan
de einden moeten vloeiend zijn afgeschuind, zodat geen stootrand met het onderliggende
part ontstaat. Het stiksel moet met garen zijn geschied en van hetzelfde materiaal zijn als de
kunststofband.
De gebruiksfactor bedraagt 8.
IV SCHEEPSLAADGEREI 80
IV SCHEEPSLAADGEREI 81
figuirl
figuu"4 figuuS
Legende:
Figuur 1
Polyflex hijsband met leren lusbescherming
L Lengte van de hijsband Figuur 2 Afschuining van de lus omslag
L! Lengte van de lus Figuur 3 Triangel- en D-beugel voor kunststof hijsband
B Breedte van de hijsband Figuur 4 Type DL Hendrik Veder dubbele band met twee lussen
B! Breedte van de lus Figuur 5 Type DEL Hendrik Veder 4 laags vlakke hijsband
H Dikte van de dubbele band (hogere werkbelasting)
De WLL van kunststof hijsbanden wordt met kleuren aangegeven. Daarbij maakt het uit of
de hijsband wel of niet doorgestoken wordt gebruikt.
KLEUR E D F
81 IV SCHEEPSLAADGEREI
82 IV SCHEEPSLAADGEREI
Tabel Kwaliteitsklasse
WLL ketting
Kettingwerk
Kettingwerk van verschillende klasse moet niet gecombineerd worden gebruikt. Combinatie
mag slechts geschieden met kettingwerk van dezelfde kwaliteit en sterkte.
Norm is dat de WLL, tot en met een belasting van 25 tonnef per part, van een strop of leng
van Staaldraad of slangentouw, maximaal een vijfde deel van de breukbelasting van het part
mag bedragen. Bedraagt de werkbelasting meer dan 25 tonnef dan moet een gebruiksfactor
worden gehanteerd die geleidelijk afneemt van 5 bij 25 tonnef tot 1.33 bij een werklast tot
180 tonnef. Kettingstroppen worden toegepast als de last niet is voorzien van
bevestigingspunten en een behoorlijk gewicht heeft. Kettingstroppen komen in vele lengtes
voor als eindeloze en niet eindeloze strop.
18,,.
Zie de algemene aanduiding in de tabel Kwaliteitsklassen
19
Internationaal niet genormaliseerd.
IV SCHEEPSLAADGEREI 82
IV SCHEEPSLAADGEREI 83
Kettingleng
Een strop die te lang is, kan met een lus worden ingekort.
2.11 Laadnet
Laadnet
83 IV SCHEEPSLAADGEREI
84 IV SCHEEPSLAADGEREI
2.12 Sprong
iY/
I /
t 1 1.4 1 21 1.5
i
Belastingsfactor stroppen
Staaldraadsprongen
Er wordt gewerkt met buitenhoeken tot 45°, van 45° tot 60°. De binnenhoek mag niet
groter zijn dan 120°. Een buitenhoek groter dan 60° is verboden.
De belastingsfactor is van deze standen en de toepassing van de sprong afhankelijk.
Er geldt:
WLL = minimale breeksterkte * belastingsfactor/gebruiksfactor.
20.
In Europees verband is afgesproken om te werken met de buitenhoek.
IV SCHEEPSLAADGEREI 84
IV SCHEEPSLAADGEREI 85
Gegeven:
tweesprong van Staaldraad merk powerlift/CASAR. Zie tabel Kabelgetallen.
buitenhoek is 30°.
0 1770 N/mm2. en d = 20 mm.
Gevraagd:
WLL van de sprong.
Oplossing:
Minimale breeksterkte is; 327.1 *0.102 = 33.36 tonnef
WLL = 33.36 * 1.4/gebruiksfactor
Gebruiksfactor voor Staaldraad is tot een WLL van 25 tonnef, 5 en van een WLL van 25 tot 180 tonnef,
aflopend naar 3.33.
(ML)
NVT
Y NVT NVT
a NVT NVT NVT
f 1 0.8 1.6
IY/ |Y//L\
a
Belastingsfactor kettingsprongen
Kettingsprong
Legende:
Y buitenhoek a binnenhoek f belastingsfactor.
Soort sprongen zijn van links naar rechts:
85 IV SCHEEPSLAADGEREI
86 IV SCHEEPSLAADGEREI
Gegevens:
kortschalmige tweesprong ketting werk van ketting met diameter van 33 mm. Zie de tabel 'WLL ketting1.
buitenhoek is 30°.
Gevraagd:
de WLL van de tweesprong.
Oplossing:
D = 3 3 m m . i s d e breeksterkte 416.9 k N .
Wordt WLL kleiner dan 25 tonnef verondersteld, dan geldt:
VGF = 5.
De belastingsfactor
f = 1.4.
WLL = 490.5*1.4/5
WLL = 137.34 kN * 137.34 * 0.102 = 14 tonnef.
2.73 Traverseconstructies
Autocradle Palletvork
Toepassingen van sprongen geschiedt meestal met een of meer hijstraverses*, ook wel
aangeduid mzljuk.
Er bestaan vele en bijzondere uitvoeringen. Zo nodig worden zij op maat gemaakt voor
ladingmodificaties. Zij moeten zijn geleverd met een testcertificaat. Een gangbare
gebruiksfactor is 4. Zie de figuren Palletvork, autocradle en Spreader voor:
IV SCHEEPSLAADGEREI 86
IV SCHEEPSLAADGEREI 87
Spreader
Een spreader is in het algemeen zeer kwetsbaar en wordt nauwelijks nog aan boord van
schepen aangetroffen, maar behoort tot het vaste laadgerei van een container-terminal.
2.14 Hijsbindmiddelen
Het vacuum in een vacutimbinder wordt opgewekt en onderhouden door een systeem van
motoren, pompen, cilinders, leidingen, ventielen, kleppen en zuignappen. Het werktuig is
voorzien van een ladingborg.
Vacuumbinders zijn er in diverse
uitvoeringen en vinden toepassing bij
het verwerken van platen en rollen
papier.
Hijsbindmiddelen worden tevens in
een traverse-uitvoering toegepast.
87 IV SCHEEPSLAADGEREI
IV SCHEEPSLAADGEREI
2.15 Ladingspotter
2.16 Grijper
2.17 Gebruiksadviezen
Naast regels die van toepassing zijn op hijsgereedschap moet men het gereedschap ook juist
gebruiken.
IV SCHEEPSLAADGEREI 88
IV SCHEEPSLAADGEREI 89
Hijswerktuigen
De dienst waarop een schip zal worden ingezet alsmede het soort lading dat het zal gaan
vervoeren zijn voorname criteria om de soort(en) en aantal(len) hijswerktuigen voor het
schip te bepalen.
Geven de havens die het schip op zijn route zal aandoen nimmer problemen om (passende)
hijswerktuigen in te huren van de wal, dan is het plaatsen ervan aan boord van het schip
slechts zinvol als die dienst voor het schip zal wijzigen en ook met het oog op de
tweedehands waarde.
Schepen bestemd voor het vervoer van vloeibare lading, gestandaardiseerde koel- en vries
lading, gestorte lading, containers en schepen bestemd voor het vervoer van volumineuze
lasten worden soms niet met hijswerktuigen uitgerust.
Een multipurpose schip niet uitrusten met eigen hijswerktuigen is vrijwel ondenkbaar als
gevolg van het assortment aan ladingen dat vervoerd wordt. Veelal moet dan worden
overwogen of alle hijswerktuigen van dezelfde soort moeten zijn of verschillend.
Schepen die speciaal zijn ingericht voor het vervoer van zware lasten worden in het
algemeen uitgerust met zwaar laadgerei. Er is sprake van zwaar laadgerei als een last kan
worden verwerkt van meer dan 10 tonnef Schepen bestemd voor behandelen van zware
lasten verwerken regelmatig lasten boven de 150 tonnef.
Zeeschepen kunnen zijn uitgerust met een of meer laadbomen of laadkranen en ook met een
combinatie ervan.
Voor het transport van lading wordt aan boord tevens nog gebruik gemaakt van de
transporteur of lopende band, de vorkheftruck en diverse soorten trailers en carriers.
4 Laadboom
Hoewel de laadboom steeds meer wordt verdrongen door de laadkraan heeft het nog altijd
een fimctie bij het verwerken van zware lasten. Het figuur Union Purchase toont een
opstelling van laadbomen die gekoppeld werken. Zichtbaar zijn de laadbomen(l), die beide
afzonderlijk zijn bevestigd op de maststoel(2). Op elke laadboom zijn oogplaten(3)
bevestigd om blokken, geien of geischenkels op aan te sluiten. Het betreffen hier per
laadboom een laadblok(4), hangerblok(5), rammelblok(6), een midden gei(7) en
buitengeischenkels(S). Op de geischenkel wordt vervolgens de buitengei aangesloten. De
buitengeien(9) lopen middels geiblokken(lO), die op een geistoel(l 1) zijn bevestigd en een
geiblok(12) aan de zaling(13) van de laadmast(14) naar de buitengeiwinch(lS).
De getekende laadbomen hebben nog een oogplaat(16) die wordt benut om een juk(17)
dragend aan de laadbomen op te hangen. Het juk is voorzien van kabelschijven(lS)
waarover de laadreep(19) naar de laadhaak(20) loopt. De laadhaak is hier als ramshoorn
uitgevoerd en draaibaar bevestigd met een tweede juk ook voorzien van kabelschijven.
89 IV SCHEEPSLAADGEREI
90 IV SCHEEPSLAADGEREI
Union Purchase
5 Laadkranen
D de storekraan of servicekraan
D de dekkraan voor ladingbehandeling (laadkraan).
IV SCHEEPSLAADGEREI 90
IV SCHEEPSLAADGEREI 91
Dekkranen kunnen elektrisch dan wel hydraulisch worden aangedreven. Momenteel wordt
de voorkeur gegeven aan hydraulisch gedreven dekkranen. Redenen zijn dat een dergelijke
kraan goedkoper, lichter en
bedrijfszekerder is.
J
HYTOALIIFK
De slingerperiode zal in het geval dat de last in slingering geraakt echter kort zijn.
91 IV SCHEEPSLAADGEREI
92 IV SCHEEPSLAADGEREI
Een dergelijke kraan wordt aan boord vooral gebruikt voor het overnemen van proviand en
uitrusting.
Hij kan ook zijn geplaatst als hijswerktuig voor het te water laten van een reddingsmiddel of
het behandelen van ladingslangen. De noodzakelijke WLL bedraagt dan hooguit 3 tonnef
Soms worden zij gebruikt voor een specifieke ladingsoort zoals bundels hout.De WLL is
dan vaak beduidend hoger. Zie Ty 2 in de tabel Specificaties Scheepskranen.
IV SCHEEPSLAADGEREI 92
IV SCHEEPSLAADGEREI 93
93 IV SCHEEPSLAADGEREI
94 IV SCHEEPSLAADGEREI
A B La Ho PC Mi C D E G S
3 40 34 1.8 35* 20 40 90 0.6 280 18000 940 45 35000 2200 12700 240
0
5 250 18,5 5.4 15* 3 9 432 0.13 300 195 25000 4000 10000 5400 260
0+
Specificaties Scheepskranen
Legende21:
Opgemerkt wordt dat de Specificaties worden verstrekt op basis dat wijziging worden voorbehouden en zonder aankondiging vooraf.
De kolom afmetingen is gegeven in millimeters en onderverdeeld in de subkolommen C, D, E, G en S. De betekenis van de letters wordt
aangetroffen in de schets Kraanafmetingen.
IV SCHEEPSLAADGEREI 94
IV SCHEEPSLAADGEREI 95
Kraanafmetingen
Rekenvoorbeeld Kraancapaciteit
Gegevens:
kraan Ty 1 uit de tabel Specificaties
Scheepskranen. Aanduidingen voor afstand
en hoeksymbolen uit schotsAfstanden.
De last per hijs bedraagt 36 tonnef en moet
worden aangeslagen en uitgehoekt op een
plaats 5 meter boven de tanktop.
Tuig + laadreep weegt 6 tonnef.
Het schip ligt recht en zonder slagzij. De
lengte van de haakvoorloop K is 2.0 meter.
De handelingen met de kraan bij het laden
(laadcyclus) zijn gelijk aan die van de lege
cyclus.
De zwenkhoek a is 90°.
De werkhoeken (P) en (S) zijn tijdens de
cyclus respectievelijk 16° en 45°.
Toppen en hijsen kan gelijktijdig gebeuren.
Schets afstanden
95 IV SCHEEPSLAADGEREI
96 IV SCHEEPSLAADGEREI
Oplossing:
Cyclusbeschrijving:
I last aanslaan 2 stroppen stijf zetten en last oppakken
3 last hijsen 4 kraan toppen tot 6 (kan gelijktijdig met 3)
5 kraan zwenken 6 kraan aftoppen tot P (kan gelijktijdig met 7)
7 last vieren 8 last neerzetten en stroppen vieren
9 last uithoeken 10 lege haak hijsen
I1 lege kraan toppen tot d 12 lege kraan zwenken
13 lege haak vieren 14 lege kraan aftoppen tot p (kan samenvallen
met 13)
Hijshoogte:
Lengte van de jib is 33.22 meter.
Er geldt als hijshoogte HL = (L + K - 5) - h
Afgerondis y = 86°
Cyclusduur:
In seconden
De som van de laadcyclus bedraagt 130 s. Er zijn dan 3600/130 = 27 movements te maken per uur.
IV SCHEEPSLAADGEREI 96
IV SCHEEPSLAADGEREI 97
- RMS
Voor j = 2 geldt:
P2 is het vermogen nodig voor het hijsen van de last in de periode t2 seconden.
Etj is dan t x +12.
Voor de elektromotor van de unit wordt als vuistregel genomen het vermogen dat de kraan
consumeert gedurende de eerste 40% van de standaardcyclus(P40).
*EM 1.5*P r
Pc is constant vermogen.
Als met identieke kranen tegelijk wordt gewerkt, geldt voor het geleverde vermogen van
het scheepsnet PGEN:
GEN 1 . 3 * k * n * P40
97 IV SCHEEPSLAADGEREI
98 IV SCHEEPSLAADGEREI
Concurrency factor
5.4 Inscheren
De loop van de draden over de schijven naar de trommels is afhankelijk van het gewicht van
de last, de verwerkingssnelheid en het gebruik van hijsgereedschap. Betreft het en zware
last, dan zal het aantal schijven toenemen. Er zijn uitvoeringen van scheepskranen waarbij
de laadreep zo wordt ingeschoren dat erop met twee winches synchroon kan worden
gehieuwd. De loop van de kabel in het geval van synchrone trommels is genummerd
weergegeven.
TOFPERDfWD
IV SCHEEPSLAADGEREI 98
IV SCHEEPSLAADGEREI 99
Kraanbeveiliging hijsfunctie
/•"""• DCM\N
(7
99 IV SCHEEPSLAADGEREI
100 IV SCHEEPSLAADGEREI
Drukregelklep(l) wordt bij een test voordat de kraan in bedrijf wordt gesteld afgesteld op
de WLL van de kraan. Wordt in bedrijf die lastwaarde overschreden, dan opent de klep en
wordt de olie rechtstreeks naar de tank teruggevoerd. Schuif(K3) wordt dan tegelijk door
schuif(K2) bedient. Hierdoor valt de druk over smoorkleppen(5) weg en wordt zowel de
servo(6) van de hoofdpomp als de remcilinder(7) van de rem bedient.
In de stuurleiding van de hoofdpomp is zowel in de heen als de retourleiding een
veiligheidsklep opgenomen. Dit zijn de Empty drum (3) en de Full dmm(4) beveiligingen.
Zij zijn nodig om te voorkomen dat de laadreep verkeerd-om op de trommel wordt
opgewonden.
Zodra een van de veiligheidskleppen(3 of 4) wordt geactiveerd, wordt de olie uit de leiding
gedraind. De stuurcilinder van de hoofdpomp komt dan in de neutrale stand en levert geen
vermogen meer. De druk op de radiale motor(C) valt weg en de trommel stopt. Mocht dit
geschieden met een last in de laadreep, dan zal de trommelmotor doordat de last zal willen
zakken als pomp willen werken. Dit wordt dan door de tegendruk geblokkeerd. Via
smoorkleppen(5) valt tevens de druk onder de remplunjer(7) weg. De bandrem zal dan
worden aangetrokken.
IV SCHEEPSLAADGEREI 100
IV SCHEEPSLAADGEREI 101
Ook bij het toppen en aftoppen produceert de hoofdpomp, in neutrale stand, voldoende
tQgQndruk(plussing). De kraanarm zakt dan niet, omdat de als pomp werkende
trommelmotor die plussingdruk niet kan overwinnen.
Om grote piekbelastingen in het hijscircuit te voorkomen, is shockvalve(%) erin opgenomen.
Combinatiebeveiligingen
Tussen de kraanfuncties hijsen en toppen zit met betrekking tot de beveiligingen een
verband. Als een van beide functies wordt geblokkeerd dient ook de andere beweging te
worden beeindigd. Door schuif(K3) valt dan tevens de druk weg in de stuurleiding van het
luffing circuit(E). Het omgekeerde gebeurt ook. Als veiligheidsklep(12) wordt bediend
door een slappe draad op de trommel, wordt ook de olie uit het stuursysteem van het
hijscircuit gedraineerd. Door schuif(5) wordt dan ook de bandrem van de trommel
aangehaald.
Qlieniveau
In de olietank is een niveausensor geplaatst. Het bestaat uit een dubbele vlotter. Als de
bovenste contact maakt wordt in de cabine een auditief en visueel alarm gegeven, ten teken
dat het oliepeil zijn minimale stand heeft bereikt. Dat alarm kan worden afgezet. Er kan dan
worden doorgewerkt. Maakt de onderste vlotter contact dan wordt eenzelfde alarm
opnieuw gegeven, maar kan niet meer worden afgezet. De last in de haak kan dan nog
worden neergezet, door eerst de alarmschakelaar op by-pass te zetten. Erna moet de reden
van de lage oliestand eerst worden verholpen. Om dit alarmcircuit te kunnen testen heeft de
schakelknop naast de functies by-pass en alarm-off ook nog een stand test.
Grensschakelaar
Vaak geschiedt de aansturing van de veiligheidsklep elektrisch met zogenaamde limit-
switches op een nokkenas die proportioneel wordt aangedreven door de trommelas door
middel van een ketting of een wormwiel.
Op de nokkenas zitten meer dan een switch. De bewegingen van de kraan moeten geleidelijk
verlopen. Voorkomen moet worden dat er grote versnellingskrachten ontstaan bij het
afremmen van een beweging. Om de beweging vooraf te vertragen, schakelt het systeem
voordat de stop-switch full-drum en empty-drum inkomen, eerst een eindschakelaar speed
reduce in. De schakelaars staan aldus in verschillende begin-standen. Zij bedienen een
veiligheidsklep met een ingestelde waarde die past bij low speed. De toevoer van flow naar
de radiale motor gaat dan naar slechts vier in plaats naar acht zuigers. In het figuur
Hydrauliekmotor is dit te traceren.
Naast deze beveiligingen moet het ook niet mogelijk zijn de haak tegen de schijf van het
laadblok aan te hieuwen. Een eindschakelaars voor dat doel kan op de eerder genoemde
nokkenas zijn geplaatst of in de nok van de kraanarm zijn bevestigd.
De eindschakelaars voor de laadhaak zijn:
101 IV SCHEEPSLAADGEREI
102 IV SCHEEPSLAADGEREI
Net als in het hydraulische systeem voor het hijsen, treft men in de hydraulische systemen
voor toppen/aftoppen en voor het zwenken van de kraan ook oliedrukbeveiligingen aan die
elektrisch worden aangestuurd door de limit-switches. Het figuur Limit-switches toont de
onderdelen.
1 parkeerstand
2 snelheidreductie aftoppen
3 maximum radius
4 snelheidreductie topstand
5 minimum radius.
6 as limietnokken
7 limietschakelaar
8 koppeling trommelas
Limit-switch
9 snelheidreductie ccw
10 stopnok cw and ccw
11 snelheidreductie cw
12 kraanhuis
13 zwenkmotor
14 stopnok cw
15 stopnok ccw
16 stopnok cw
17 stopnok ccw
18 fundatiehuis
Legende: cw clockwise
ccw counterclockwise
IV SCHEEPSLAADGEREI 102
IV SCHEEPSLAADGEREI 103
Bereikt de laadreep(2) op de
trommel(l) een uiterste stand, dan
zal rol(3) op de hydraulische(9)
bediende hefboom(S), waar de
draad tegenaan loopt, in de
richting van de trommel bewegen
of er vanaf. Hierdoor zal of
veiligheidsklep(4) of (5) worden
bediend. Zoals reeds eerder
beschreven, valt dan de druk in
cilinder(6) van bandrem(7) weg en
wordt de rem bediend. Hydraulische trommelbeveiliging
Noodstop
Onder alle omstandigheden moet de kraandrijver in staat zijn alle bewegingen van de kraan
te beeindigen. Naast de twee controle-hendels hijsen/vieren en toppen/zwenken wordt in de
cabine tevens een knop voor noodstop aangetroffen.
Wordt die knop bedient, dan zullen de servo-cilinders van de hoofdpompen in de neutrale
stand komen en de bandremmen van de trommels worden aangetrokken. De noodknop sluit
tevens de voeding naar de elektromotoren af. Staat de noodstop-schakelaar 'in1, dan start de
kraan niet.
Accumulator
Hoewel niet in het schema getekend, zijn er in het stuur- en hoofdhydraulische systeem
accumulatoren op genomen. De aangebrachte accumulatoren zijn met stikstof op druk
gebracht en vangen vooral stoten op. In de accumulator kan de scheidingswand tussen het
gas en de hydraulische olie worden beschadigd als de gasdruk te laag is of de hydraulische
druk te hoog.
Met de accumulatoren wordt het systeem op een constante druk gehouden. Zij suppleren
tevens als een kraanfijnctie wordt gestart(geopend).
6 Stuwadoorswerk
Stuwadoorswerk betreft alle werkzaamheden die direct het gevolg zijn van brengen van
goederen in en halen van goederen uit een zeeschip en het verwerken ervan op de kacfe en
de aldaar bevindende opslagplaatsen. Het omvat ook de ladingbehandeling bij het lichteren
van lading of het verwerken ervan in een voertuig.
In het arbeidsomstandighedenbesluit is bepaald dat aan boord van elk schip een register van
hijs- en hefwerktuigen en hijs en hef gereedschappen moet worden bij gehouden.
103 IV SCHEEPSLAADGEREI
104 IV SCHEEPSLAADGEREI
Betreft het een Nederlands schip dan heeft het bedoelde register een vastgesteld model. Zie
de omslag op het figuur Register laad en los gerei, zoals het register in de praktijk wordt
genoemd.
MN
BMRONWEMr ACT
:Rasfenaam
*
.'-THE HAGUE
Het register levert een bijdrage in het voorkomen van ongevallen. Het voorziet in een
formeel bewijsstuk dat het schip goedgekeurd laad en los gerei heeft en biedt meer
zekerheid dat met de bedoelde uitrusting veilig kan worden gewerkt. Al het materiaal en de
werktuigen worden daartoe, in onderdelen en in zijn geheel, beproefd. De proefbelasting is
hoger dan de vervolgens toegestane maximale werkbelasting ( Working Load Limit-WLL).
Het register moet volledig zijn ingevuld en worden bijgehouden om zo maximale informatie
te verschaffen van de toestand van het materiaal. Het levert dan in geval van een ongeval de
meest betrouwbare informatie bij het onderzoek naar de oorzaak. De afbeelding Register
laad en los gerei is het voorblad van de omslag van het register.
IV SCHEEPSLAADGEREI 104
IV SCHEEPSLAADGEREI 105
de certificaten betreffende:
o de vereiste warmtebehandeling van kettingwerk
o de deugdelijkheid van staaldraadkabels en van het touwwerk
De trekproef tot breuk van een gedeelte van Staaldraad, touwwerk en kettingwerk staat
garant voor de hele kabel kuil touwwerk.
Beproeving
Een certificaat wordt uitgereikt door een erkend onderzoekingsbureau nadat door
beproeving is komen vast te staan dat het onderdeel de voorgeschreven proefbelasting
doorstond. Eraa mag het eerst in gebruik worden genomen.
Laad en los gerei als geheel wordt op basis van zijn werkbelasting verdeeld in twee groepen
teweten:
• een WLL < 50 tonnef22 overbelasting 0.25 * WLL met een maximum van 5 tonnef.
• een WLL > 50 tonnef. overbelasting 0.1 * WLL
105 IV SCHEEPSLAADGEREI
106 IV SCHEEPSLAADGEREI
Het periodiek gloeien kan dan achterwege blijven. In het certificaat is dan vermeld:
specially annealed mild steel, certificate valid until 4 years after date. Kettingwerk moet
bij schade altijd professioneel worden hersteld en vervolgens opnieuw worden beproefd.
Voor de overbelasting bij de beproeving van blokken wordt eerst onderscheid gemaakt in
eenschijfsblokken en meerschijfsblokken. De proefbelastingen (PL) zijn voor een:
eenschijfsblok
PL 4 * WLL
meerschiifsblok
Controle
Jaarlijks moet het laad en los gerei aan een algemeen onderzoek worden onderworpen.
Onderdelen waarvoor dit nodig wordt geacht, moeten worden losgenomen of blootgelegd.
Dit algemeen onderzoek kan door de scheepsbemanning worden uitgevoerd, ook het
blootleggen van onderdelen, mits het geen patentonderdelen zijn. De verantwoordelijke
scheepsofficier vermeldt dit onderhoud op een daarvoor aangewezen bladzijde in het
Register voor Laad en los gerei. De staat van hijsgereedschap moet bovendien afhankelijk
van het gebruik worden gecontroleerd. In het algemeen wordt dit voor het gebruik gedaan.
Worden defecten eraan geconstateerd, dan moet dit in het register worden vermeld.
Elke vijf jaren moet het laad en los gerei aan een bijzonder onderzoek worden onderworpen.
Onderdelen waarvoor dit nodig wordt geacht, moeten worden losgenomen en blootgelegd
voor inspectie. Hierbij is een inspecteur van een erkend klasse-bureau aanwezig.
De resultaten van de onderzoekingen zowel als de belangrijke herstellingen en
vernieuwingen moeten binnen een week in het Register van Laad en los gerei worden
ingeschreven op een daarvoor bestemde bladzijde. Het register moet op verzoek van een
ambtenaar van de Arbeids- of Scheepvaartinspectie ter inzage worden getoond.
IV SCHEEPSLAADGEREI 106
IV SCHEEPSLAADGEREI 107
Naamenae^vandef^^
rnit
A^ifccrf ckodoi pst sftHig
itsrealoncfstrailrtQf
_ 8ti
kgagt^ rkvsActteJlrY-jrl'
I Gertifylhat tteakw particulars are cofrect and that tte es-amrafeard ^ a cotrpetet
person
Certificaat
Algemeen certificaat
In het algemeen certificaat verklaart het Districtshoofd van de Arbeidsinspectie, dat op de
dag van afgifte van het certificaat het schip was uitgerust in overeenstemming met de
bepalingen van het besluit en dat de bewijsstukken betreffende de deugdelijkheid van het
laad en los gerei in hun geheel en in onderdelen in het register aanwezig waren.
6.2 Merken
Sluitingen, kettingwerk, blokken, laadhaken en wartels moeten zijn te identiflceren met het
nummer van het certificaat en erop moet duidelijk de WLL zijn aangebracht. In het tuigplan
kan dit worden geadministreerd.
Op elke laadboom moeten de extreme toegestane werkcondities worden aangebracht. Op
alle hefwerktuigen moet de WLL in tonnen worden vermeld, tevens die, die gerelateerd zijn
aan extreem toegestane werkcondities.
107 IV SCHEEPSLAADGEREI
108 IV SCHEEPSLAADGEREI
6.3 Afkeuren
De onderdelen waaruit het laad en los gerei bestaat, worden aangetroffen in het tuigplan
van het schip. Het tuigplan van het schip geeft aan welke onderdelen voor het laadgerei
moeten worden gebruikt en op welke plaats.
IV SCHEEPSLAADGEREI 108
IV SCHEEPSLAADGEREI 109
7 Vragen
109 IV SCHEEPSLAADGEREI
110 IV SCHEEPSLAADGEREI
8 Oefeningen
IV SCHEEPSLAADGEREI 110
IV SCHEEPSLAADGEREI 111
Oefeningen
Ill IV SCHEEPSLAADGEREI
112 IV SCHEEPSLAADGEREI
Opdrachten
Maak een scriptie van het laadgerei van een containerschip naar keuze. Aan de orde
moet tenminste komen:
• al het laadgerei aan boord.
• de reden(en) dat het aan boord werd geplaatst.
• hoe het wordt toegepast
• de capaciteit ervan.
Maak een korte scriptie over Staaldraad. Erin moet tenminste aan de orde komen:
• de constructie
• de toepassing
• het onderhoud.
Maak een scriptie over stalen of kunststof hijsbanden. Behandel tenminste:
• de constructie
• de toepassing
• deWLL
• het onderhoud.
Maak een scriptie over een laadboom met een WLL > 50 tonnef. Behandel tenminste:
• de samenstelling van de onderdelen en de opstelling aan boord
• de krachtbron
• de werking en de bediening
• het onderhoud en de controle(s).
Maak een scriptie over een elektrische dekkraan met een 3 < WLL < 10 tonnef.
Behandel tenminste:
• de samenstelling van de onderdelen en de opstelling aan boord
• de krachtbron
• de werking en de bediening
• het onderhoud en de controle(s).
Maak een scriptie over het merken van het hijswerktuigen en hijsgereedschap. Behandel
per onderwerp tenminste:
• de wijze van merken
• de controle(s) erop.
IV SCHEEPSLAADGEREI 112
V GOED ZEEMANSCHAP 113
GOED ZEEMANSCHAP
1 Inleiding
Goed Zeemanschap is een kunde waarbij, naast gezond verstand, inzicht, creativiteit,
motivatie en ervaring tevens nodig is: kennis van het schip, de lading, de ladingbehande-
ling en de wetgeving erop van toepassing. Het doel is om lading per zeeschip economisch
en veilig te vervoeren.
LI Transportschema
Het schema Transportfasen schematiseert de voornaamste fasen van het transport van
lading.
VB3ZBO3NG VRACHT
CPMAAKLAQNGUJST
LMDKLMRMAJOJ
AANVOER
INFCRMAT1ESCHIP-\AAL
LOSSING
Transportfasen
Transport per zeeschip kan grofweg in twee gekoppelde processen worden verdeeld. Tot
aan de fase Opmaak ladinglijst is het proces niet direct scheepsgebonden. Hoewel dit niet
per se altijd zo gebeurt, kan nadat de overeenkomst tot het vervoer is beklonken, een schip
worden gekozen. Elk deel wordt gekenmerkt door een aantal fasen, waarin niet
noodzakelijkerwijze bij ieder transport elke fase volledig doorlopen wordt.
1.2 Fasen
De snelheid waarmede het inladen van unitloads als containers en Ro-Ro eenheden moet
geschieden is een voorname reden dat stuwadoorsbedrijven in havens ernaar streven het
plannen van de lading aan de wal plaats te laten vinden. Hierdoor ligt het schip minder ijdel
in de haven, maar de noodzakelijke walstructuur groeit gestadig aan en vertoont daardoor
van lieverlede bureaucratische symptomen. Bijkomstig wordt de bemanning van het schip
onvoldoende bij de belading betrokken, terwijl dit met de beschikbare middelen voor
communicatie en automatisering in bedrijfsvoering, eenvoudig realiseerbaar is. In de
toekomst zullen de kosten van terminals blijven stijgen en het ligt dan ook voor de hand de
scheepsbemanning weer bij dit proces te betrekken. Het just in time principe zal stringenter
moeten worden toegepast. Bij binnenkomst van het schip moet de lading zonder kade-
opslag gelijk door kunnen naar het schip. Het plannen van de lading moet daarvoor
interactief plaatsvinden tussen terminal en schip. Naast het feit dat de scheepsleiding en de
bemanning van het schip meer betrokken zijn bij het proces, zijn zij ook beter op de hoogte
van de gevaren die met de lading mee aan boord komen of eruit kunnen ontstaan. Aan de
wettelijke verplichtingen, waaronder het feit dat het schip zeewaardig beladen moet zijn,
kan de kapitein van een schip dan beter voldoen.
Op de hoogte zijn van 'de werkzaamheden1 in het niet scheepsgebonden traject behoort
zeker tot een Goed Zeemanschap-attitude, maar is niet het doel van dit hoofdstuk. De
nadruk zal met name liggen op de onderdelen laadklaar maken, inladen, zeeklaar - en
losklaar maken, het lossen en het veilig uitvoeren van die werkzaamheden.
1.3 Regels
Het schema Transportfasen toont dat veel vooraf gaat aan het moment dat het schip in
gereedheid wordt gebracht voor het overnemen van de lading. Het laadklaar maken is
onderdeel van de bedrijfsvoorbereiding van het schip en is een start van werkzaamheden aan
boord na een walperiode van onderhandelen en sluiten van contract(en) alsmede het
mobiliseren van personen als cargadoors, stuwadoors, verzekeraars en financiers.
De aandacht die kan worden geschonken aan het in gereedheid brengen van het schip en de
ruimen komt vaak onder druk te staan, omdat in het onderhandelingsproces eenvoudig een
tijdsdruk kan ontstaan. Ondanks alles moet het in gereedheid brengen van het schip serieus
worden aangepakt. Het komt de veiligheid en daarmede de bedrijfsprestatie ten goede.
Regels om het schip zeewaardig te doen zijn, voortgekomen uit de praktijk, zijn voor
Nederland neergelegd in wetgeving en wel voornamelijk in de schepenwet Artikel 4 en 9 en
het schepenbesluit hoofdstuk IX en X.
In de praktijk heeft dit tot een zeemansgebed23 geleid. In het scheepsdagboek worden
daarmede allerlei wettelijke verplichtingen administratief ver(ant)woord. Uit de
arbeidsomstandighedenwetgeving volgen met betrekking tot de ladingbehandeling tevens
een aantal verplichtingen, die betrekking hebben op het laad en los gerei, de hulpwerktuigen
bij de ladingbehandeling, de toegangen tot het schip en de wegen aan boord en de
individuele verantwoordelijkheden.
Al die regels hebben tot doel om de condities voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van
het personeel te optimaliseren.
Het beladen van een schip moet altijd vanuit twee gezichtspunten worden belicht. Naast de
economische kant moet de zijde van de veiligheid nimmer uit het oog worden verloren.
Winst maken met vervoer van lading staat natuurlijk centraal, want zonder winst is er geen
bedrijvigheid. De controversie tussen economisch en veilig werken moet niet door een korte
termijn visie uit het oog worden verloren. De prijs van een calamiteit is hoog en bestaat uit
leed en financiele schade. Leed is niet in geld uit te drukken. De financiele schade zal
bestaan uit tijdverlies, schade aan lading en schip, kosten door juridisch gesteggel en
tenslotte uitmonden in een verhoging van de verzekeringspremie en verscherping van de
regelgeving. Het leidt tot een hogere kostprijs en de druk van de concurrentie leidt tot
lagere winst. De veiligheid kan dan eenvoudig in het gedrang komen.
Beide aspecten zijn tegelijk gediend met goede informatie naar het personeel, de agent-
schappen, de surveyor(s) maar ook met de keuze van geschikt en voldoende materieel.
Voorop staat dat het eigen personeel deugdelijk is opgeleid. Vakmanschap voorkomt
schade en dat komt het bedrijfsresultaat ten goede. Het vak beladingstechnologie gaat over
het veilig en snel beheersen van ladingsystemen.
3 Lenssysteem
ROM3
[
Een lenssysteem bestaat uit
I
een aantal verplichte
componenten, die in het
OVBBDC» | figuur Schema lenssysteem
zijn geschematiseerd.
Elk element dient te worden
gemspecteerd en een aantal
V\ai_BJ OF VUL NGBJ Iv€T ROOSTER regels moeten worden gekend
om te kunnen bepalen of een
deel van het systeem en het
geheel, deugdelijk functio-
neren.
Schema lenssysteem
3.1 Pompen
Het is toegestaan dat sanitaire-, ballast- en algemene dienstpompen als lenspomp worden
gebruikt, mits zij zelfaanzuigend zijn en op de lensleiding zijn aangesloten.
Een lenspomp moet iedere ruimte die het Hoofd van de Scheepvaartinspectie daarvoor
vatbaar acht, kunnen lenzen. Voor pompen die als extra worden voorgeschreven en
uitsluitend bestemd zijn voor voorpiekafdelingen geldt deze regel niet.
Van die pompen, die op een zelfde krachtbron zijn aangesloten, kan slechts een als
lenspomp dienst doen.
Feitelijk moet bij inspectie worden vastgesteld dat elke pomp op de verdeelkast haalt. Elke
lenspomp wordt op alle zuigeinden aangesloten om te controleren of hij erop haalt.
3.2 Verdeelkast
3.3 Leidingen
Het zuigeind op een lensleiding is voorzien van een korf, opdat grove verontreinigingen het
lenssysteem niet onklaar kunnen maken.
De lensleidingen zijn zo in het schip gemonteerd dat zij niet eenvoudig onklaar kunnen
geraken bij een aanvaring. Liggen zij dichter bij de huid dan b/5 dan wordt de leiding op een
doorvoering door een waterdicht schot voorzien van een op afstand bedienbare afsluiter aan
die zijde van het schot die moet worden beschermd.
Legende:
L, B, D hoofdafinetingen
1 lengte van de waterdichte afdeling in meters.
3.4 Vrachtschip
Het aantal pompen is op een vrachtschip afhankelijk van het tonnage en bedraagt tenminste
twee, die elk op de hoofdlensleiding zijn aangesloten en onafhankelijk van de
hoofdvoortstuwing kunnen werken.
Is het schip kleiner dan 100 ton, dan mag een van de pompen op de voortstuwer zijn
aangesloten, mits deze dan in staat is alle afdelingen lens te pompen. Is het schip kleiner dan
500 ton dan moet er een lenspomp van voldoende capaciteit zijn om alle afdelingen van het
schip lens te pompen. Deze pomp mag op de hoofdvoortstuwer zijn aangesloten of op
andere wijze worden aangedreven. Zodra het vermogen voor de voortstuwing groter is dan
120 kW dan moet er een tweede werktuiglijk gedreven pomp zijn, die als hulplenspomp
dienst kan doen. De hulplenspomp moet een andere krachtbron hebben dan de lenspomp.
Een van beide pompen moet een rechtstreekse aanzuig hebben op de machinekamer.
24
Zie hoofdstuk VI onder 3.5 Definities.
Ill V GOED ZEEMANSCHAP
118 V GOED ZEEMANSCHAP
Elke onafhankelijk gedreven lenspomp moet het water in de hoofdlensleiding een snelheid
kunnen geven van 122 meter per minuut. Wordt de pomp aangedreven door de hoofd-
voortstuwer dan moet die snelheid worden gehaald in de voorgeschreven zuigpijp naar de
wel van de machinekamer.
3.5 Passagiersschip
4 Niveaumeters en alarmering
Zijn in het lenssysteem niveaumeters en alarmeringen opgenomen dan dient men de werking
ervan te testen. Voor de werking van meet- en alarmsystemen worden de volgende
principes aangetroffen:
o vlotter
o verandering van weerstand
o verandering van het dielektricum
Een bekend systeem, Metritape, werkt volgens het principe verandering van de weerstand.
De sensor van het systeem bestaat uit een roestvast stalen geleider die omwikkeld is met een
weerstandsdraad. Afhankelijk van de stand van de vloeistof wordt een deel van de draad
door de vloeistofdruk kortgesloten. De draad heeft een weerstand van 1 Ohm per
centimeter. De Ohmse weerstand van het deel boven het vloeistofniveau is direct evenredig
met het waterniveau. De nauwkeurigheid is beter dan 3 centimeter vloeistofniveau.
In de machinekamer is altijd
© I
sprake van olie-lekkage; in
L
een ladingruim kan daarvan
sprake zijn. Meer voor de
I J
hand ligt het dat een
I O>FJrB=M3NfTQR
ladingruim verontreinigd is
r~ door restanten van lading,
--CZ3
verpakkings-, stuw- en
garneringsmateriaal
Steeds vaker komt het voor
dat ballastwater van elders af-
komstig als olie- of
biologisch verontreinigd
wordt beschouwd.
Bilge/Ballast sensor Ballastwater kan vervuild zijn
ingenomen of vervuild
worden omdat de tank alvorens te worden geballast niet werd schoongemaakt.
Om te voorkomen dat niet kan worden gelensd of ontballast, omdat er te veel olie in zit,
worden beide systemen voorzien van een monitoring systeem. Het vervuilde water wordt
naar een druktank(l} gevoerd, waarop een sensor is aangesloten, zoals te zien in het figuur
Bilge/Ballast sensor.
Een overloop(2) in de druktank zorgt voor de juiste doorstroomsnelheid van het monster.
Het monster wordt door Infra-Rood licht bestraald en vervolgens in een trechter opgevan-
gen en met de rest naar buitenboord afgevoerd. De concentratie olie van het water wordt
bepaald uit het quotient van de intensiteit van het IR-licht dat rechtstreeks via de referentie-
cel en indirect via de ontvanger wordt ontvangen.
Een concentratie lager dan 15 ppm kan zonder problemen, via een lenswaterreiniger26,
worden geloosd in zee. Is de concentratie hoger, dan wordt de overboord-afsluiter
dichtgestuurd en die van de tankreturn open.
Het komt voor dat de bilgepomp ook op de ruimen kan halen. Die pomp kan olie bevatten
en moet als lenspomp voor de ruimen eerst worden gereinigd.
Door de bilge, wellen of vullingen schoon te houden wordt de kans op een vuile pomp
kleiner.
6 Ladingafval
Sommige maatschappij en werken met een milieucoordinator, die als centrale vraagbaak
optreedt voor problemen aan boord en voor navraag naar mogelijkheden om afVal afte
geven. Aan boord wordt iemand met het beheer van het afval belast. Dit uit economische en
hygienische overwegingen.
Een veel voorkomend probleem is het feit dat de regels voor afvalverwerking per land
verschillend zijn. Sommige landen accepteren in zijn geheel geen afVal, andere slechts als het
gescheiden wordt aangeleverd.
LadingafVal kan van alles zijn. Sedert aanvang 1989 gelden criteria om het vrij te zetten te
weten:
- Plastic en gevaarlijke stoffen zijn te alien tijde verboden
- Stuwhout en drijvende materialen niet binnen de 25 M-zone
- Niet drijvende materialen niet binnen 12 M-zone
- In de special areas moet alle afVal aan boord worden opgeslagen.
Het gaat vaak om grote hoeveelheden, die veel ruimte innemen. Het ligt dan voor de hand
materiaal te kiezen dat meer dan eens bruikbaar is en dan nog het liefst recycable21.
Mogelijkheden om het volume te verkleinen kan worden gevonden in een pers of een
verbrandingsoven. Een verbrandingsoven vergt een hoge investering, waarbij bedacht moet
worden dat binnen afzienbare tijd het vervuilen van de lucht door koopvaardij schepen ook
aan strengere banden zal worden gelegd.
6.1 Incinerator
De oven afgebeeld in het figuur A tlas Maxi incinerator., wordt gestookt met olie. Dit betreft
dan sludge dat met de sludgepomp(l) wordt gevoerd naar de sludgebrander(14). De sludge
en vaste bestanddelen kunnen verpompbaar worden gehouden met de maal- en
circulatiepomp(18) en de verwarmingsspiraal(16). Is er geen afgewerkte olie beschikbaar
dan kan de oven worden gestookt met olie via pomp(2) en hulpbrander(3). Afval wordt
door de afvaldeur(4) in de verbrandingskamer(5) gebracht. De as moet vervolgens via
asdeur(6) worden verzameld en opgeslagen tot het kan worden afgegeven aan de wal. De
luchtfan(12) zorgt zowel voor de verbrandingslucht naar luchtinlaat(lS) als voor koellucht
naar de dubbele wand(8). De koellucht zorgt tevens voor voldoende de trek die geregeld
kan worden met klep( 10).
Een incinerator is niet meer dan een verbrandingsoven. Het MARPOL-verdrag(Annex V)
staat verbranding van afval toe. Bedacht moet worden dat hierbij giftige gassen kunnen
vrijkomen, zeker als deze al in het afVal aanwezig zijn.
BALLAST BALLAST
5" DIRECT BILGE SUCTION SUCTION SUCTION
5" DIRECT
BILGE SUCTION
SEA INLET
MUDBOX WITH STRAIT TAIL PIPE GENERAL SERVICE
Bilgeplan stoomtanker
DIRECT BILGE SUCTION o
5" D.TK. BILGE & BALLAST SUCTION P
CHANGE BEND
O
3" 1 HOLD BILGE SUCTION S
7 Lensplannen
Uit het Bilgeplan stoomtanker is af te leiden dat de bilgepomp tevens brandbluspomp is. De
algemene dienstpomp staat rechtstreeks op het bilgesysteem. De pompen zijn in duplo
uitgevoerd en kunnen alle dienstdoen als ballastpomp.
Het figuur Bilge- en lensplan van het motorvrachtschip toont dat de algemene dienstpomp
zowel bilge- als lenspomp is en dat de ballastpomp als lenspomp kan worden gebruikt. In de
tekening is tevens te lezen dat buiten de kleppenkast om, de deeptanken op het
ballastsysteem zijn aan te sluiten. Het systeem moet zo zijn ingericht dat het niet abusievelijk
verkeerd kan worden gezet. Hier wordt die verbinding gemaakt door een bocht- of
wisselstuk aan te brengen tussen de 5" bilge main en de 5" D. TK. bilge & ballast suction
line. Opgemerkt worden de screw down non-return valves in de verdeelkast van zowel de
General Service pomp als de Ballast pomp.
De tekening IR-monitor toont
een systeem met een meter RBVDTE VALVE
voor het bepalen van de con-
centratie olie.
In de leidingen die langs de ZUG
huid van het schip naar de
ruimen lopen is aan de kant SCHOT OF HUD
niet volloopt.
IR-monitor
VOORBEELD WERKPLAN
LIMITSW1TCH TESTEN S
Q_ LLI
LLI <0
TELLEN FITTINGEN
1
£L
Of
CD
(£.
LJJ
I
HI
CO
o
I
CL
GROFVUIL NAAR DE WAL
w
W
N
Werkplan
126 V GOED ZEEMANSCHAP
Het gezonde verstand en een algemene leidraad voor het laadklaar maken van het schip,
kunnen worden teruggevonden in het figuur Schema laadklaar maken dat als leidraad kan
dienen voor het laadklaar maken van het schip.
8.1 Inventarisatie
Een opsomming van onderdelen die aandacht verdienen tijdens de inventarisatie zijn:
De opsomming moet niet als volledig worden beschouwd maar als leidraad. Vele maatschappijen werken
met een checklist28.
8.2 Inspectie
28
Zie het voorbeeld verderop.
127 V GOED ZEEMANSCHAP
128 V GOED ZEEMANSCHAP
8.3 Uitvoering
Het betreden van besloten ruimten29 moet volgens de wettelijke procedures geschieden. De
meest recente regelgeving moet daarvoor worden geraadpleegd. Bij de feitelijke uitvoering
van de werkzaamheden zullen alle noodzakelijke reparaties en voorzieningen worden
getroffen. Er zijn echter een aantal werkzaamheden die niet direct onder het
inspectie-regime vallen.
Het is soms noodzakelijk dat schoonmaakwerkzaamheden moeten worden voorafgegaan
aan de inspecties, omdat anders geen deugdelijke inspectie of controle kan plaatsvinden.
Het is ondoenlijk en ongewenst de uitvoering van de werkzaamheden gedetailleerd te
beschrijven, aangezien het dan suggereert, de enige juiste manier te zijn.
Het proces is zoals eerder reeds gemeld scheepsafhankelijk. Er zijn echter over de
uitvoering wel enkele opmerkingen te maken die algemeen toepasbaar zijn.
Het lenssysteem moet altijd fimctioneel zijn (Schepenbesluit Bijlage III) om ongewenst
water weer buitenboord te krijgen. Dit noopt tot het schoon houden van de wellen of
vullingen en het rooster waarmede deze zijn afgedekt, maar ook de korf om het zuigeind
van de lenspijp. Er moet vervolgens worden nagegaan of het systeem werkt door er feitelijk
op te lenzen. Belangrijk hierbij is dat per zuigeind wordt gehaald en dit wordt
gecontroleerd waardoor zeker is dat de verdeelkast goed is gemerkt en de kleppen erin
goed werken. Bij dit proces is een directe communicatie tussen ruim, machinekamer en
controlekamer onontbeerlijk. Er moet tevens worden nagegaan of de alarmering werkt.
Het gebeurt regelmatig dat bij het uitlossen de volgende lading nog niet bekend is. Dit
noopt de scheepsleiding meestal tot een zodanige procedure van schoonmaken, dat elke
lading, binnen de fysieke mogelijkheden van het schip, ontvangen kan worden. Bij het
schoonmaken van de dekken/ruimen/tanken wordt zoveel mogelijk van boven naar beneden
gewerkt. Het komt echter vaak voor dat slechts een deel van de ruimte opgeklaard kan
worden. Vermijdt stofontwikkeling bij het schoonmaken. Het is slecht voor de gezondheid,
zeker als er stoffen met een gevaarlijke aard bij betrokken zijn. Zorg altijd voor juiste
bescherming van persoon en goed.
Door stof wordt ook vaak schade toegebracht aan andere lading. Hiertegen moet de lading
worden afgedekt met passende kleden (gonje, plastic). Bescherm tijdens het schoonmaken
vitale apparatuur zoals de brandontdekkings- en brandblusinstallatie, navigatiesystemen,
niveaumeters, maar ook de structurele verbanddelen, zo goed mogelijk tegen stof en
agressieve stoffen die zijn achtergebleven of kunnen ontstaan. Het is noodzakelijk om het
achtergebleven materiaal en de ladingresten te sorteren. Deze kunnen vervolgens
milieu-vriendelijk worden verwerkt. Restanten van lading die chemisch zijn en/of gevaarlijk
van aard, moeten zorgvuldig behandeld worden.
29
Zie Bekendmaking aan de Scheepvaart en MSC circ.744.
Het dragen van beschermende kleding is nodig en de materie moet worden gescheiden van
materiaal dat meer vergankelijk is. Vervolgens kan het stuw-, sjor-, garnerings- en
separatie-materiaal worden gesorteerd. Wat nog deugdelijk is, zal worden gebundeld en
opgeborgen in de daarvoor bestemde ruimten of worden klaargelegd voor reparatie of
onderhoud.
Criterium daarbij is of het opnieuw veilig, zonder schade of ongeval te veroorzaken, kan
worden gebruikt.
Het onbruikbare materiaal wordt als afVal behandeld. Hierbij moet gehandeld worden
conform de wet voorkoming verontreiniging door schepen, de nationale versie van het
Marpol verdrag, de protocollen en bijlagen. Aan boord is een Sludge and waste
incinerator*® geplaatst om dergelijk afVal zelf te verwerken.
Het ruim zal vervolgens bezemschoon worden gemaakt. Hierbij is het noodzakelijk, ook op
de verbanddelen met name de coaming, de restanten te verwijderen omdat achter gebleven
ladingresten veel schade aan het schip en de vervolgladingen kunnen veroorzaken. Met
behulp van vochtig zaagsel kan stofvorming tijdens het vegen worden tegengegaan. Door
ventilatie is de atmosfeer tijdens dit werk slecht te beheersen, zeker als het gebeurt met
gesloten luiken, bijvoorbeeld op zee. In geval het schip een tanker betreft, kunnen de tanken
pas worden gei'nspecteerd als deze zijn gewassen en voldoende (tot 21% zuurstof) zijn
geventileerd.
Er dient bij het schoonmaken altijd een juist evenwicht te worden gevonden tussen de
kosten en de baten. Als de vracht van de volgende lading niet opweegt tegen de schoon-
maakkosten of als de schade aan de vervolg lading van geen betekenis is en als het nalaten
van schoonmaken geen nadelige gevolgen voor het schip en bemanning heeft wordt dit tot
het hoogst noodzakelijke (veiligheid) beperkt.
Als een ruim moet worden beladen met gestorte lading zal het lenssysteem tegen de lading
moeten worden beschermd om onklaar worden te voorkomen. Dit gebeurt met behulp van
gonje kleden of kunststof materiaal met een soortgelijke eigenschap. Op de wellen of
vullingen kan het worden vast getengeld, gecementeerd of geplakt. Tengelen kan alleen als
er een buikdenning is aangebracht. Betreft het een dieptank die voor vloeibare lading gereed
moet worden gemaakt dan zal het lens- en ballastsysteem moeten worden afgeblind.
Dit kan met een brilflens of zoals eerder al werd geopperd een bochtstuk. Zo kan niet per
abuis de dieptank lading verontreinigd worden door lens-, ballastwater of wat ook
voorkomt stook-, diesel-, of smeerolie. Het omgekeerde wordt hiermede tevens geblok-
keerd. Extra aandacht verdient dit aspect als er mensen in de dieptanken werkzaam zijn.
Sommige dieptank ladingen kunnen ook het leidingsysteem verstopt doen raken. Dat is
natuurlijk ongewenst.
8.4 Controles
In deze fase moeten drie aspecten worden meegenomen. De feitelijke inspecties van
reparaties en voorzieningen, de controle op de kwaliteit van de werkzaamheden en een
evaluatie van het proces opdat deze kan worden geoptimaliseerd. Het kan nodig zijn dat
teruggesprongen moet worden naar het onderdeel werkzaamheden in de uitvoeringsfase.
8.5 Administrate
9 Zorgsysteem
2 Strumboxes/bilge-gratings clean
3. Bilqe line tested
4. Stomnvalves inspected
5. Automatic bilgealarm-adjusted level (centimeters) and tested
6. Scupper pipes open
7. All pipes in the hold inspected
8. All electric lines and switchboxes inspected
9. Fixed lights in the hold inspected
1 0. Manhole-covers in the hold inspected
1 1 . Double-bottom tanks pressure-tested (if openend)_
12. Watertight doors, bulkheads and decks inspected
1 3. CO2 line blown through with compressed air
14. Smoke detector tested
15. Space behind sparring dean
16. Coamings, girders and stringers dean
17. Guide-rails of hatchcovers clean
18. Cargo battings complete
19. Floor ceilling complete
20. Ventilation shafts open
21 . Dampers in ventilation shafts in correct position
22. Ladders, stairs, platforms in order
23. Hartchboards in order and complete
24 Hydraulic system for hatchecovers checked for leaks
25. Packing, deats, wedges of hatchcovers in order
26. Both valves in fireline to powder-room dosed
27. Testvalve between above valves open
28. Box, endosing these valves locked
Q 29. Valve in scupperpipe powder-room open and tested
cc
30. Sluice-valve forepeaktank tested
31. Officers) who carried out the inspection
1
132 V GOED ZEEMANSCHAP
Onderdeel van de administrate van zo'n zorgsysteem is het invullen van een pre-loading
checklist. Zie het voorbeeld verderop van Nedlloyd Fleet Services.
Bedacht moet worden dat dit niemand en niets dient, als het enkel en alleen als admini-
stratief obstakel wordt genomen. Het leidt er dan snel toe dat de bemanning er niet zelf
meer toe komt om de eigen situatie te beoordelen en passende maatregelen te nemen.
Het fenomeen schijnveiligheid en -efficiency is dan gei'ntroduceerd.
10 Zeeklaar maken
Zodra de lading is geladen zal het schip zeeklaar gemaakt moeten worden. Tijdens de
behandeling van de lading wordt reeds acht gegeven op het feit dat de lading zeevast wordt
gestuwd. Kan dit niet worden gerealiseerd, dan moet de lading worden gesjord. Dit kan met
zeevasten, schoren en stutten31 geschieden, maar ook door middel van Staaldraad of manilla
touw. In geval van units bestaat er een diversiteit aan hulp stukken. Het vastzetten van de
units gebeurt aan de hand van een sjorplan.
Een ander aspect is dat het schip gesloten wordt tegen weer en wind. Dit betreft vooral het
sluiten van de ruimen door middel van de (patent)luiken en het vervolgens keggen ervan,
zodat de afzonderlijke luiken goed op elkaars pakkingen aansluiten en geen water in het
schip kan dringen. Dit geschiedt ook met andere openingen zoals laadpoorten.
Openingen voor ventilatie worden met hun kap gesloten.
Zodra het schip is gesloten wordt het dek geschoond van alle nog aanwezige hulpmiddelen
bij belading. Deze worden opgeborgen in dekhuizen of kabelgaten en zeevast gezet.
Laadgerei wordt zo geplaatst dat erop de minste krachten zullen kunnen werken en zij een
minimale windvang zullen veroorzaken. De kranen worden vastgezet nadat dsjibs in hun
gaffels zijn neergelaten en geborgd. Laadbomen worden in hun mikken neergelaten en
geborgd. Het lopende - en staande tuig ervan wordt vastgezet.
De gangway wordt in zijn davit gehangen en standby gehouden.
Tenslotte wordt het schip vlak voor vertrek doorzocht op verstekelingen.
11 Losklaar maken
Een procedure die eerst kan worden opgestart als het schip binnengaats is. Wordt
bijvoorbeeld reeds buiten sjorringen van de lading geruimd dan is het schip niet meer
zeewaardig. Dit is strijdig met de wet.
Eerst in de haven kunnen sjorringen worden verwijderd, laadgerei in gereedheid gebracht en
luiken worden geopend.
12 Veilig werken
Het getuigt van GOED ZEEMANSCHAP als eerst een overzicht wordt gemaakt van de te
verrichten werkzaamheden. Zo'n overzicht biedt de mogelijkheid risico's te bepalen en zo
goed mogelijk te elimineren voordat aan de werkzaamheden wordt begonnen.
Tijdens het uitvoeren van het werk moet er regelmatig een controle-ronde worden gemaakt
door de scheepsofficier.
Naast de kwaliteit van het werk moet er dan ook worden gelet op de veiligheidsnormen.
Het schoonhouden van ruimen en tanken wil zeggen dat het werk veelal moet geschieden in
besloten ruimten. Daartoe dient een Enclosed space entry permit te worden afgegeven, die
door de kapitein of namens hem, alsmede door de verantwoordelijk officier en door de
betrokkene zelf, is ondertekend.
Er moet dan een VOORTDURENDE controle zijn door een verantwoordelijk scheepsoffi-
cier, die in DOORLOPENDE verbinding staat met iemand die hulpverleners direct kan
oproepen.
Zwaar en volumineus hulpmateriaal kan beter vooraf worden klaar gezet in de buurt van de
werkzaamheden. Hierdoor gaat geen kostbare tijd verloren. Voorname aspecten bij
hulpverlening zijn:
o de bereikbaarheid
o de afmetingen van de toegang(en)
o veilige en voldoende verlichting
o voldoende ventilatie
o zuurstof
o medicamenten
Ongevallen bij het behandelen van lading of het laadklaar maken van een schip worden
veelal veroorzaakt door breuk van het gerei, vallend gereedschap of lading die iemand treft
of een hijs die door een persoon niet wordt opgemerkt.
Het risico van breuk van hijswerktuigen aan boord zal moeten worden geminimaliseerd
door goed onderhoud en juiste vervanging. Bepalend ervoor is ook juiste bediening van de
apparatuur. Hiervoor is gewenst dat geen onervaren personeel alleen, het laad en los gerei
bedient of erop toezicht houdt.
Om te voorkomen dat iemand een hijs niet ziet aankomen, moet er altijd toezicht bij
hijswerkzaamheden zijn.
13 Vragen
14 Oefeningen
1 Maak een opsomming van de onderwerpen die op gezette tijden gei'nspecteerd moeten
worden op grond van de wet en vermeldt de maximaal toegestane tussentijdse tijdsin-
tervallen.
2 Omschrijf aan de hand van voorbeelden drie fasen die voorafgaan aan het laadklaar
maken van het schip en die er kwalitatief invloed op uitoefenen.
3 Beschrijf een lens- en bilgesysteem van een bestaand Nederlands schip.
4 Teken een wel of vulling voorzien van gonje.
5 Bereken de afmetingen van het schip uit het Bilgeplan stoomtanker.
6 Bereken de doorsnede van de hoofdlensleiding en de lenscapaciteit van een vrachtschip.
De afmetingen L, B, D zijn respectievelijk 180, 30 en 12 meter.
7 Welke functie(s) hebben in het figuur IR monitor de remote-valves?
8 Maak een werkplan om het lenssysteem van een stukgoedschip te inspecteren en te
testen.
9 Beschrijf het laadklaar maken van een deeptank voor vervoer van eetbare olie.
10 Omschrijf met voorbeelden het begrip GoedZeemanschap.
11 Ligt aan de hand van praktische voorbeelden toe, hoe Goed zeemanschap, een positieve
bijdrage kan leveren aan het bedrijfsresultaat.
12 Maak een overzicht van de certificaten van het schip, die betrekking hebben op Goed
Zeemanschap.
13 Beschrijf van de Pre-loading checklist de werkzaamheden die nodig zijn alvorens het
teken / kan worden ingevuld. Vermeldt ook wanneer het betreffende werk moet
geschieden. Welke belangrijke inspectie moet worden uitgevoerd als het ruim schoon is?
15 Opdracht
1 Maak een scriptie van het laadklaar maken van een scheepstype naar keuze
volgens het schema in dit hoofdstuk. Betrek erbij het onderwerp veilig
werken.
Als scheepstype dient een beschrijving ervan uit een vaktijdschrift te worden
gebezigd. Verwijzing naar het tijdschrift en de titel van het artikel voldoet.
135 V GOEDZEEMANSCHAP
136 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
VI UITWATERING
opvarenden.
Hiertoe moet het voldoende reserve
drijfvermogen hebben. Zoals in het gelijk-
namige figuur is geillustreerd, wordt dit
geleverd door dat gedeelte van het schip
dat boven de waterlijn ligt en dicht is
tegen weer en wind. Een schip is dicht
tegen weer en wind als onder alle omstandigheden die zich op zee kunnen voordoen geen
water het schip kan binnendringen.
2 Reserve drijfvermogen
DrijfVermogen wordt verkregen door de opwaartse kracht die op het schip werkt. Het
begrip opwaartse kracht komt in het hoofdstuk Hydrostatic^2 ter sprake. Hier wordt dat
begrip uitgebreid tot een fictieve bijdrage aan het drijfvermogen, waarop een beroep kan
worden gedaan in noodgevallen.
Om reserve drijfvermogen te verkrijgen, wordt een deel van de romp en de bovenbouw
gesloten tegen weer en wind. Per defmitie wordt het geleverd door een ruimte boven een
bepaalde lastlijn gelegen. Omwille van de eenduidigheid werd een Plimsoll-merk in
combinatie met uitwateringslijnen afgesproken. De invloeden van seizoenen worden middels
vaargebieden in rekening gebracht.
Het Plimsoll-merk wordt op een berekende afstand loodrecht onder de deklijn aangebracht.
Hiermede is een zekere vrijboord gewaarborgd en is reserve drijfvermogen verkregen.
Naast dit effect zorgt het vrijboord tevens voor extra stabiliteit33.
3.1 Inhoud
Beide aanhangsels zijn voor de gebruiker belangrijker dan de artikelen van het verdrag. Zij
bevatten de regelgeving die voor de operationele uitvoering van werkzaamheden aan boord,
met name op het gebied van de beladingstechnologie, van belang is voor de algemene
veiligheid.
3.2 Verplichtingen
De overheid (the Administration) heeft in het verdrag een aantal verplichtingen op zich
genomen te weten:
De eigenaar van het schip krijgt in het verdrag eveneens verplichtingen opgelegd. Hij moet
het schip onderwerpen aan een onderzoek voor het verkrijgen van een uitwaterings-
certificaat en ervoor zorgen dat het certificaat geldig blijft tijdens de vaart.
3.5 Definities
Vrijboordlengte
De vrijboordlengte(L) is de grootste lengte van:
• 96% van de lengte van de lastlijn, gemeten op 85% van de kleinste holte naar de mal,
• de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot het hart van de roerkoning op dezelfde
lastlijn gemeten.
Loodliinen
De voorloodlijn en de achterloodlijn zijn de loodlijnen op de einden van de vrijboordslengte.
De voorloodlijn loopt door het snijpunt van de lastlijn waarop de vrijboordslengte wordt
gemeten en de voorzijde van de voorsteven.
Holte
De holte naar de mal is de verticale afstand gemeten van de bovenkant van de kiel tot de
bovenkant van de balken van het vrijboorddek in de zijde.
Vrijboorddek
Elk schip heeft een vrijboorddek. Dit is het hoogste doorlopende dek in het schip dat met
permanent aanwezige middelen tegen weer en wind kan worden gesloten. Het is mogelijk
een doorlopend dek, dat lager is gelegen in het schip dan het hoogste doorlopende dek, bij
de bouw aan te wijzen als vrijboorddek.
34
Zie de tekening verderop.
139 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
140 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
Als het vrijboorddek is vastgesteld, wordt op de aansnijding ervan met de huid en rekening
houdende met de dekbedekking erop een deklijn geplaatst op de halve lengte tussen de
loodlijnen. De deklijn is 300 mm. lang en 25 mm. breed en wordt aan de buitenkant op de
huid aangebracht. De bovenkant van deze lijn dient als referentie voor de meting van het
vrijboord en ook voor de bepaling van de ligging van de seizoen-lastlijn! Zie het figuur
Deklijn verderop.
Vrijboord
Het vrijboord is gedefinieerd als de afstand, gemeten vanaf een daartoe aangewezen dek,
dat tegen weer en wind is te sluiten, tot aan de actuele waterlijn in de zijde van het schip.
Het vrijboord wordt gemeten op de helft van de lengte tussen de loodlijnen.
Om aan een schip een vrijboord toe te kunnen kennen, is een basisvrijboord in het verdrag
afgesproken. Hiertoe wordt het vrijboord gemeten tot aan de lastlijn in het zomer-
vaargebied.
Deklijn
Plimsollmerk
Alle lijnen van het merk zijn 25 mm breed.
Zie het figuur Uitwateringsmerk. Het
Plimsollmerk is een cirkel waardoor een
horizontale uitwateringslijn is getrokken.
De letters die bij de cirkel zijn geplaatst,
zijn de initialen van het klasse-bureau dat
LT
de berekening van de uitwatering
LS
LW
verrichtte. De bovenkant van de 25 mm
brede lijn strookt met het middelpunt van
LWJA de cirkel en met de waterlijn voor het
Uitwateringsmerk schip in zeewater en in het
zomervaargebied.
Het merk is op de helft van de afstand tussen de loodlijnen, aan beide zijden van het schip
op de buitenkant van de huid, opgelast.
Het merk moet duidelijk waarneembaar zijn, dat wil zeggen een witte kleur op een donkere
ondergrond of zwarte kleur op een lichte ondergrond.
In het figuur Uitwateringsmerk, is de Minimum Summer Freeboard ingetekend, tussen het
Plimsollmerk en de bovenkant van de deklijn. Deze waarde wordt voor elk schip berekend.
Aan de voorkant van het Plimsollmerk is, op een horizontale afstand van 540 mm ervan, het
Uitwateringsmerk aangebracht.
Naast de maximale toegestane waterlijnen zijn symbolen aangebracht, die staan voor:
In zeewater:
« WNA (WNA) Winter North Atlantic load line
Dit merk is slechts voor schepen met een
vrijboordlengte van 100 meter of kleiner verplicht als
het schip bestemd is te varen in het WNA-gebied.
• W(W) Winter load line
• S (Z) Summer load line
• T (T) Tropical load line
In zoet water:
• F (ZW) Fresh water loadline
• TF (TZW) Tropical fresh water load line
3.6 Scheepstypen
Om het vrijboord van een schip te kunnen berekenen, moet eerst het type van het schip
worden bepaald. Er wordt in de ICLL een scheepstype A en B onderscheiden.
Elk ander schip, dat niet kan voldoen aan de kenmerken van het type A schip is een type B
schip. Beide type schepen hebben een eigen tabel voor het basisvrijboord35.
3.7 Reducties
B+ schip
Aan een type B schip kan het vrijboord van een type A schip worden toegekend. Het moet
dan aan dezelfde kenmerken voldoen als een type A schip. Het type B schip kan dan het
basisvrijboord uit de tabel voor een type A schip krijgen. Een dergelijk schip wordt
aangeduid als B100 schip.
Een gereduceerd vrijboord van 60% van het verschil tussen het basisvrijboord van een type
A en B schip, is voor een type B schip ook mogelijk. Zo'n schip wordt aangeduid als B60
schip.
Open schip
De manier waarop de toegangen tot de laadruimen zijn af te sluiten, zijn mede bepalend
voor de uitwatering van het schip. In sommige gevallen is het voor de behandeling van de
lading geschikt geen luiken te gebruiken. De laadruimen zijn dan niet dicht tegen weer en
wind. Het schip wel. Het vrijboord van het schip wordt vastgesteld als tenslotte is aange-
toond dat:
• de bedrijfszekerheid en de capaciteit van het lenssysteem voldoende zijn om
binnenkomend water weer op tijd buitenboord te krijgen
• de stabiliteit van het schip toereikend is en blijft in zulk een proces.
3.8 Standaardvrijboord
Naast het begrip basisvrijboord wordt ook het begrip standaardvriiboord gehanteerd. Dit is
het basisvrijboord dat aan een schip wordt toegekend en waarop geen enkele correctie
behoeft te worden toegepast, omdat het schip juist voldoet aan alle minimale criteria om het
basisvrijboord te behouden. Een dergelijk schip wordt ook wel 'standaardschip1 genoemd.
3.9 Openingen
Elk schip wordt, om tot een berekening van het vrijboord te komen, geheel opgemeten en
beschreven. Er wordt daartoe door een klasse-bureau een Form of Record of Conditions of
Assignment of Load Lines opgemaakt.
In de Form of Record worden hoofdzakelijk de openingen beschreven, te weten:
Minder gangbaar zijn pontons, ook wel luikdeksels genoemd, die een voor een gehesen
moeten worden en op een veilige plaats moeten worden gezet. Zij komen op cellulaire
containerschepen en zware ladingschepen nog voor en zijn dan vaak zelfdrijvend. De luiken
zijn zo geen sta in de weg bij de ladingbehandeling.
Balansluiken
Vaker worden balansluiken toegepast. Zie
het gelijknamige figuur. De luiken kunnen
kantelen en als een harmonica vouwen.
De bediening van de luiken geschiedt met
een Her en een stalen kabel of zij worden
met een zijketting aangedreven. Het is
zaak dat bij het openen en sluiten van de
luiken vooral de pakking tussen de luik-
deksels goed aansluit.
Balansluiken
Vouwluiken
Hydraulisch te bedienen vouwluiken
worden ook veelvuldig toegepast. Het
figuur Hydraulische vouwluiken is een
typisch voorbeeld. Het voordeel ervan
is dat er minder met de luiken 'gesold1
hoeft te worden waardoor zij minder
snel beschadigd raken. De luiken
bevinden zich daarentegen dichter in de
\
u u u U Lj U LJ u
buurt van de luikopeningen en de kans
is groter dat zij door een last worden Hydraulische vouwluiken
1
'ontwricht of beschadigd. De deksels
sluiten op elkaar en op de luikhoofden aan, op een pakking van rubber.
Om dit type luik te openen moeten zij van hun excentrische wielen worden gezet. In
gesloten stand kunnen de wielen ook verzonken staan in de keggenbank op hydraulisch te
bedienen potlifts.
Zowel de balans- als vouwluiken worden in zeeklare stand met stalen keggen geborgd en
worden op de pakkingen geklemd met he/boom knevels. Als de luiken niet recht op de
luikopeningen passen, kan de pakking daarbij eenvoudig worden beschadigd.
Tankafsluiting
Een tankhatch wordt waterdicht gesloten met een scharnierende deksel voorzien van
rubberpakking in een sponning. De deksel wordt met een centrale knevel, ofvleugelknevels
op zijn plaats gehouden. Het is dan tegen weer en wind gesloten.
Luchtkokers en ontluchtingspijpen
Luchtkokers worden geacht dicht te zijn tegen weer en wind als zij een zekere minimale
afstand boven het vrijboorddek uitsteken. Wordt niet aan die eis voldaan dan zijn zij
voorzien van afsluitmiddelen. Is het schip korter dan 100 meter, dan moeten die afsluit-
middelen vast zijn aangebracht.
Ontluchtingspijpen van tanken steken een minimale afstand boven het dek uit. De
ontluchtingspijp moet van een afsluitmiddel zijn voorzien.
Wordt verwacht dat in een storm door de kokers en pijpen water in het schip kan komen,
dan worden bij het stormklaar maken van het schip deze openingen met een kap afgesloten.
Waterloospoorten
Ter bescherming van de bemanning heeft het type B schip verschansing. Opdat het zeewater
voldoende snel van dek kan worden gevoerd, zitten in de verschansing openingen. De
minimale oppervlakte van deze waterloospoorten is voorgeschreven.
Het type A-schip of B+ is voorzien van relingwerk, dat per definitie voldoende waterafvoer
waarborgt. Voor veilig verkeer over dek, heeft het schip aan dek een kippeloop.
Toegangen
Deuren die toegang geven naar de ruimen zijn in het algemeen waterdichte draaideuren, die
met knevels tegen weer en wind zijn te sluiten. Er moeten behoorlijke relingen en looppaden
zijn aangebracht aan dek en vooral als er deklast is geladen om het verkeer naar de
accommodatie van opvarenden zeker te stellen. Er kan daarbij gebruik worden gemaakt met
aangebrachte handleiders. De deklast mag niet de toegangen tot verblijven afsluiten.
Spuipiipen
In het algemeen moeten de afvoerpijpen, van ruimten onder het vrijboorddek of in
bovenbouwen en dekhuizen op het vrijboorddek, die door de scheepshuid naar buitenboord
lopen, zijn te sluiten vanaf een positie boven het vrijboorddek.
Afhankelijk van de afstand tussen de zomerlastlijn en de binnenboordsopening van de afVoer
zitten er een of twee kleppen in de spuipijp, beide voorzien van een dergelijke
borgimichting. Als deze afstand meer bedraagt dan 1% van de vrijboordslengte van het
schip zitten er geen borginrichtingen op de kleppen en als de afstand groter is dan 2% van
de vrijboordlengte wordt een klep zonder borginrichting aangetroffen.
Een van de (terugslag)kleppen zit aan de afvoerzijde van de spuipijp tegen het scheepsboord
als de afVoerzijde meer dan 450 mm. onder het vrijboorddek of minder dan 600 mm. boven
de zomerlastlijn door de huid gaat.
Belangrijk is dat openingen niet door de belading worden beschadigd of met resten van de
lading verstopt raken.
Is dit het geval, dan moet dit voor vertrek naar zee deugdelijk zijn hersteld. De meeste
openingen moeten voordat het schip naar zee vertrekt tegen weer en wind gesloten zijn.
AfVoeropeningen moeten gangbaar zijn.
De lading in de ruimen en aan dek moet zo zijn gestuwd, dat waterlozing verzekerd blijft
volgens de regels van ontwerp van het schip.
4 Vrij boordberekening
Een beschrijving van het schip tijdens de bouw en het overleg met de eigenaar bepaalt het
type van het schip. Deze dient als basis bij de berekening van het vrijboord.
De rekenvolgorde is:
1 Hoofdafmetingen
De hoofdafmetingen zijn opgemeten uit de tekeningen van het schip en er worden
controle-metingen op verricht. De gegevens worden genoteerd in de Form of Record of
Conditions of Assignment of Load Lines.
2 Basisvrijboord
Uit de betreffende vrijboord tabel wordt, met de vrijboordlengte als argument, het
basisvrijboord afgelezen. Zonodig wordt gemterpoleerd en de uitkomst afgerond.
3 Luiken
Heeft het schip houten luiken op de ruimen in de vrijboordpositie 1 van het schip, dan
wordt het basisvrijboord zonodig gecorrigeerd, met een toeslag uit tabel van artikel 27
van het verdrag. Het argument voor het vaststellen van de toeslag is de vrijboordlengte.
Positie 1 betreft alle openingen in het blootgestelde vrijboorddek, een
verhoogd halfdek en de bovenbouw, die gesitueerd zijn in een positie op
25% van de vrijboordlengte van het schip van af de voorloodlijn. Overal
elders is positie 2.
Het verbeterde vrijboord wordt hier aangeduid met F^
4 Lengte bovenbouw
De lengte van de bovenbouw (S) wordt uit de Form of Record betrokken.
Bovenbowv is een overdekte constructie op het vrijboorddek. Het moet
tegen weer en wind te sluiten zijn. Het mag vanuit de huid hooguit 4% van
de breedte inspringen.
Bij het bepalen van de lengte wordt rekening gehouden met uitstulpende
langsrondingen van de bovenbouw. In het algemeen wordt 2/3 van de pijl
van de uitstulpende langsronding in rekening gebracht. De lengte van de pijl
wordt gemeten op de helft van de breedte van de 'uitstulping1. De breedte
wordt gemeten tussen de snijpunten waar de uitstulping begint.
De hoogte van de bovenbouw wordt in de zijde gemeten tussen de balken
van de dekken.
Voor de berekening van het vrijboord geldt een verhoogd halfdek als
bovenbouw.
E = S * (b/Bs) * (h/hj
Voor schepen met een vrijboordlengte 24 < L < 100 dient vervolgens te
worden bepaald of E < 0.35 * L. Is dit het geval dan moet een term bij het
basisvrijboord(F0) of het verbeterde vrijboord Ft worden opgeteld.
Voor de term (tm) geldt de formule:
5 Blokcoefficient
Het zo verkregen vrijboord F2 moet voor de blokcoefficient (Cb) van het schip worden
gecorrigeerd. Het betreft de blokcoefficient voor de ontwerpdiepgang op 85% van de
holte.
Als geldt dat Cb > 0.68 dient F2 te worden vermenigvuldigd met een factor
(f).
f = (Q, +0.68)71.36
F
r3 = rF2 * fi.
6 Somcorrecties
De somcorrecties worden elk afzonderlijk berekend en vervolgens gesommeerd toege-
past op F3.
6.1 Vrijboordsholte
De vrijboordholte (D) wordt berekend uit:
D H + st + db.
Legende:
H is de kleinste holte naar de mal.
st de dikte van de stringerplaat.
db is de correctie voor dikte van de dekbedekking.
Er geldt:
db t * (L -S)/L
36
Zie het figuur Deklijn.
149 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
150 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
Is D < L/15, dan wordt het vrijboord niet verkleind. Heeft het schip in dat
geval echter een gesloten bovenbouw, die het midden over een lengte van >
0.6 * L bedekt, of een volledige trunk, of een samenstel van gesloten
bovenbouw en trunk van voor tot achter, dan wordt de bovenvermelde
vermeerdering (D-L/15)*R op het vrijboord in mindering gebracht.
De waarde van die vermindering van het vrijboord, wordt eerst nog
gecorrigeerd voor een tekort aan hoogte van de bovenbouw of de trunk. Dit
geschiedt door vermenigvuldiging met het quotient van de hoogte en de
standaardhoogte.
6.2 Bovenbouw
De effectieve lengte van de bovenbouw (E) levert een reductie op het
vrijboord op.
In voorschrift 37 van het verdrag ICLL, is de procentuele waarde37, voor de
berekening van de reductie op het vrijboord, te bepalen met het argument
effectieve lengte bovenbotnv.
EFFECTIEVE LENGTE E
A 0 7.0 14.0 21.0 31.0 41.0 52.0 63.0 75.3 87.7 100
B-I 0 5.0 10.0 15.0 23.5 32.0 46.0 63.0 75.3 87.7 100
B-II 0 6.3 12.7 19.0 27.5 36.0 46.0 63.0 75.3 87.7 100
Voor een lengte tussen 85 in. en 122 m. dierit lineair te worden geinterpoleerd.
Voor een schip van het type B geldt een restrictie op de procentuele waarde, afhankelijk
van de lengte van het brughuis en/of van de bak.
Als de lengte van de bak > 0.4 * L dan moet het percentage in de B-II rij worden geno-
men.
Is de lengte van het brughuis kleiner dan 0.2 * L. dan moet door interpolatie tussen de
waarden B-I en B-II het percentage worden berekend.
37.
Voor een schip dat hout aan dek vervoerd en dieper aflaadt, gelden andere percentages.
Is de bak van het schip < 0.07 * L, dan wordt het percentage uit de tabel verminderd
met een term (trm). Voor de term geldt:
Rekenvoorbeeld Baklengte
Gegeven:
Type B-II schip met vrijboordslengte 122 meter
E = 0.07 * L
Lengte bak is 7.32 meter.
Bereken:
het percentage voor de berekening van de reductie op het vrijboord.
Oplossing:
Bij E = 0.07 * 122 geldt een % van 63 punten.
6.3 Zeeg
De zeeg van een schip wordt in de zijde gemeten op zeven equidistante ordinaten ten
opzichte van de referentielijn. De referentielijn loopt evenwijdig aan de kiel of aan de
constructiewaterlijn en raakt de zeeglijn op de helft van de lengte. De eindordinaten
vallen samen met de loodlijnen.
De afbeelding standaard zeeglijn
vermeldt de basiswaarden van elke
standaardordinaat. Elke basiswaarde moet
nog worden vermenigvuldigd met de term
(L/3+10) om de zeeg ervan in millimeters
te verkrijgen.
In het algemeen wordt van het schip de zeeg van het vrijboorddek gemeten.
De zeeg van het dek van een gesloten bovenbouw wordt gemeten als:
1/3 * *
Legende:
s de aanpassing ter plaatse van de loodlijn.
y het verschil tussen de standaard- en de werkelijke hoogte ter plaatse van de loodlijn.
Lj de gemiddelde lengte van de bak of de kampanje, doch maximaal V4 * L.
Het bakdek of dat van de kampanje mag ten opzichte van deze lijn nergens lager liggen
dan de standaardhoogte van de bovenbouw.
Zodra de zeeg is gemeten, moet het te kort of de overmaat aan zeeg worden bepaald.
Op de acht ordinaten wordt afzonderlijk in het voor- en achterschip het verschil bepaald
tussen de sommaties van de producten38 van de standaard- en feitelijke ordinaten en de
overeenkomstige zeegfactoren.
Het rekenkundige gemiddelde van de overmaat of het tekort voor en achter levert dan
de overmaat of het tekort op aan zeeg.
Indien achter de zeeg groter is dan de standaardzeeg en voor kleiner, dan wordt de
overmaat niet in rekening gebracht op het vrijboord.
QO
De uitkomst wordt voor een tekort aan zeeg bij het vrijboord opgeteld.
Als er sprake is van een overmaat aan zeeg geschiedt het volgende:
1. Op VaL bedekt zowel voor als achter ervan, tenminste 0. 1 * L aan bovenbouw in lengte het
schip. De wijziging (w) wordt in dat geval op het vrijboord in mindering gebracht.
2. Als er geen bovenbouw op 1AL aanwezig is, bedraagt de wijziging van het vrijboord nul.
3. Als de lengte van de bovenbouw op V-iL minder is dan 0. 1 * L voor en achter, dan wordt
de wijziging (w) door interpolatie tussen w en 0 bepaald en op het vrijboord in mindering
gebracht.
De maximale wijziging tengevolge van zeeg mag niet meer bedragen dan 125 mm per
100 m scheepslengte.
Voorbeeldberekening Zeeg(Z)
Standaardzeeg
Het is gebruikelijk om de term (1/16L) weg te laten en die bij het vergelijken van de feitelijke zeeg eerst
toe te passen, met uitzondering van de waarde L.
Zs = (66.7*L + 2001)/16.
Overmaat of te kort volgt uit het verschil tussen standaard zeeg en de feitelijke zeeg.
De zeeg van het scliip volgt uit eenzelfde berekening nadat de waarden per standaardordinaat aan boord
zijn gemeten.
Voor een schip van 100 meter lengte wordt een feitelijke zeeg berekend van:
Zv = 8000
ZA = 2500
De totale zeeg van het schip bedraagt Zv + ZA = 10500
De standaard zeeg van het schip achter is (66.7 * 100 + 2001)73 = 2890.333
De standaardzeeg van dat schip voor is 2 * (66.7 * 100 + 2001)73 = 5780.66
Z0 = 114.3
De correctie op het vrijboord (w) wordt dan:
6.4 Dekliin39
Zoals bekend kan het voorkomen dat de deklijn niet op de juiste plaats kan
worden aangebracht omdat de huid rond in het dek overloopt. De deklijn
moet dan lager worden aangebracht. Het verschil mag op het vrijboord in
mindering worden gebracht. Dit getal wordt uitdrukkelijk op het certificaat
vermeld.
7 Boeghoogte
De boeghoogte is de verticale afstand tussen de ontwerplastlijn bij
zornerdiepgang en de bovenzijde van het blootgestelde dek in de zijde. De
afstand wordt gemeten ter plaatse van de voorloodlijn.
De boeghoogte is de sluitpost bij de berekening van het vrijboord van een
schip. Voldoet een schip niet aan de minimale boeghoogte dan moet of de
boeg worden verhoogd, of het vrijboord met eenzelfde waarde worden
vergroot.
39
Zie het figuur 2 in de tekening Deklijn pagina 140
Er geldt voor:
L < 250 m.: 56 * L *(1 - (L/500)) * ((1.367(0,+ 0-68)) mm.
L > 250 m.: 7000 * (1.367(0, + 0.68))
De toekenning van het vrijboord wordt tenslotte getoetst aan de mate van
waterdichtheid en de stabiliteit van het schip alsmede de
veiligheidsvoorzieningen voor de bemanning, alvorens het formeel wordt
toegekend.
5 Houtvaartschip40
Een vrachtschip dat hout aan dek vervoerd mag onder voorwaarden dieper afladen dan een
soortgelijk schip zonder een deklast hout. De filosofie erachter is, dat het schip extra
drijfvermogen verkrijgt van de deklast. Het schip moet voldoen aan algemene voorwaarden
ten aanzien van:
• de sterkte van het schip
• de stabiliteit van het schip
• de stuwage van de lading aan boord
• de bescherming van de bemanning.
De verwoording van de voorschriften van de ICLL worden aangetroffen in Bijlage I van het
Schepenbesluit en de betreffende Bekendmaking aan de Scheepvaart en IMO resolutie
A.715(17).
6 Vrijboordlijnen
Het uiteindelijke vrijboord dat voor het schip is vastgesteld, moet in acht worden genomen
in een vaargebied voor zomeruitwatering in zeewater. De andere lijnen worden met behulp
van de zomeruitwatering als referentie door berekening verkregen.
Het Winter- en Tropenmerk ligt op een afstand van 1/48 van de diepgang op het Zomer-
merk.
40
Een Gevaarlijke lading.
155 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
156 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
Betreft het een schip dat gezaagd hout aan dek vervoerd, dan is de betreffende afstand voor
het Wintermerk 1/36 van de diepgang op het Zomerhoutvaartmerk en voor het Tropenmerk
1/48 van de diepgang op het Zomerhoutvaartmerk.
Rekenvoorbeeld Vrijboord
Scheepsgegevens:
Afmetingen in meters
H = 8.700m.
B = 17.000m. Vrijboordbreedte.
Blokcoefficient Cb = 0.702
Afmetingen in millimeters
41
Gecorrigeerd voor Breedte.
Oplossing:
Het schip is een type A schip.
De hoofdafmetingen zijn (98.1;17.078.70)
Vrijboordlengte is de lengte tussen de loodlijnen.
Met Lpp is 98.1 meter, bedraagt het standaardvrijboord42 1107
Positie 1: schip tanker geen correctie 0
Effectieve lengte bovenbouw Bak en Kampanje.
Standaard hoogte bedraagt 1.80+1(98. l-75)/(125-75)}*(2.30-1.80) =2.031 meter.
E=(24.125*(l/l)*(l/l))+9.450*(l/l)*(1.6/2.031)=31.569. E/L =0.32
Met Lpp<100 en E<0.35*Lpp geldt: 15/2*(100-98.1)*(0.35-0.32) =0.42. 0
Blokcoefficient
Cb=0.702 Er geldt: 1107*((0.702+0.68)/1.36) = 1124.9 1125
Somcorrecties
Holte
D=8.70+0.01+0=8.71 Lpp<120
correctie (8.71-6.54)*(98.1/0.48) = 443.49 ...443
Deklijn correctie ....0
Bovenbouw E = 0.32181*L
(0.32181-0.3)*10/(0.4-0.3) = 2.181
Voor L = 98.1 volgt 860+74 = 934
Correctie (21+2.181)%*934 = 216.5 ...-217
Zeeg
Vrijboorddek heeft geen zeeg dus te kort (66.7*98.1+2001) = 8544.27
Overmaat hoogte van bak en kampanje
Bak, hoogte is 1.600 meter. Standaard hoogte = 2.031 meter.
Hoogte kleiner, dus correctie 0
Kampanje hoogte is 1.600 meter.
Standaardhoogte moet zijn 1.477 meter.
De lengte ervan is 24.125 meter.
Er geldt: (1.6-1.477)*(24.125/98.1)/3 = 0.01 dat is 10
Correctie
((8544.27/16)-10)*((0.75-((33.575/(2*98.1)) = 303.33 ....303
Boeghoogte
Standaard
56*98.1*((1-(98.1/500))*(1.36/(0.702+0.68) = 4345
Actuele boeghoogte
10.608-(8.71-1.654) = 3552
42
Zie tabel Basisvrijboord
157 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
158 VI UITWATERING VAN ZEESCHEPEN
Voorbeeldberekening DIEPGANGSLIJNEN
DIB^GANG OPZOVE3VERK
7056-793=6263 rrm
T 7056
Gegeven:
T op Z-merk 6274.0 mm.
Deplacement op Z-merk 7220.0 tonnef
tcm op Z -merk 13.5 tonnef/cm
Gevraagd:
alle diepgangslijnen. Minimale boeghoogte
Oplossing:
Standaard inzinking bedraagt: 72207(40 * 13.5) = 13.37cm. of 133.7mm.
98 1105 1229
99 1120 1250
Basisvrijboord
7 Zones
Het vrijboord heeft een grote invloed op de stabiliteit van het schip. Om de veilige vaart ter
zee te bevorderen zijn de wereldzeeen verdeeld in zones. In elke zone is het er heersende
klimaat bepalend voor de grootte van het vrijboord. De geschetste Seizoenkaart dient als
voorbeeld voor studiedoelen.
Aari gebieden waarin geen data worden vermeld, zijn geen seizoenswisselingen toegekend.
Is dit wel het geval dan wordt de datum van wisseling vermeld.
Op de Noordzee is het aldus vanaf 1 April tot en met 31 oktober zomer.
Vaart een schip van Freetown naar Kaapstad, dan moet het bij het bereiken van de
Steenbokskeerkring een vrijboord hebben die past bij de Zomerdiepgang van het schip.
Rekenvoorbeeld Zones
3 Resume
Deplacement winter KT 78140
Verbruik LP-KT 145
Vertrek LP 78285
Bunkeren 204
Aankomst LP 78081
Verbruik RB-LP 962
Vertrek RB 79043
Vertrek A 35209
Verbruik 653
Aankomst RB 34556
Ballast 21709
Voor laden en bunkeren 12847
Bunkeren 769
Zonder lading 13616
4. Controle:
Vertrek LP 78285
Gewicht Schip + constant + proviand 12408
Bunkers 300
Ballast 150
Lading 65427
8 Vragen
9 Oefeningen
1 Beschrijf tenminste drie situaties waarin een schip reserve drijfVermogen nodig heeft.
2 Onderzoek waar op een Ro-RO schip het vrijboorddek loopt. Motiveer het
antwoord.
3 Teken een Plimsollmerk.
4 De Bahrain ligt op wintermerk in zeewater. Bereken de gelijklastige diepgang in
zoet water en in brakwater(l .008)
5 Bepaal aan de hand van de wet:
de minimale hoogten boven het vrijboorddek van de:
• luikhoofden
• ventilatiekokers
• peilpijpen
Oefeningen
6 Motiveer waarom een type A schip minder reserve drijfvermogen kan hebben dan
een type B-schip.
7 Motiveer vijf verschillende kenmerken van een standaard B-schip.
8 Bereken het vrijboord van het schip uit het rekenvoorbeeld 'Vrijboord1 als:
1. het schip 110 meter lang is.
2. het schip identiek is, maar type B.
Reken voor de correctie voor de openingen in positie I bedraagt 20 mm.
9 Verifieer de uitwateringsmerken van:
1. het m.s. "Nedlloyd Bahrain1
2. het m.s. 'Sliedrecht1.
10 Bereken de uitwateringslijnen als gegeven is:
Lengte 122 meter. Zomerdiepgang 8.20 meter, tcm op Z-merk 15.
Depl op Z-merk 8200
11 Gebruik de gegevens van het ms 'Sliedrecht' en de seizoenkaart.
Het schip vertrekt op 1 april 2000 in ballastconditie volgens de pagina's 133 tot en
met 136 uit haven 'A. Na 10 dagen arriveert het schip in laadhaven Rotterdam.
Het schip ligt in zeewater(1.025). Nadat het schip is ontballast, blijkt er 125 tonnef.
ballastwater onverpompbaar te zijn. Deze blijft in het schip achter.
De orders zijn:
Rotterdam-Walvisbaai Maximum bulkcargo (SF 1.1 m3/tf).
Bunkering Las Palmas as much as possible.
10% spare FO, DO en FW van Rotterdam naar Walvisbaai.
Te hanteren afstanden, in nautical miles, zijn:
Rotterdam-Walvisbaai 5300
Rotterdam-Cape Torinana 700
Cape Torinana-Las Palmas 800
Verdere gegevens:
Verbruiken en vaart volgens pagina 65.
De TOP SIDE HOLDS worden niet beladen.
Bereken:
1 het deplacement van het schip na het ontballasten.
2 het aantal tonnef FO, DO en FW dat wordt ingenomen in Rotterdam en in
Las Palmas.
3 de hoeveelheid bulkftonnef] die kan worden geladen.
10 Opdracht
VII STUWEN
1 Inleiding
Stuwen is het plaatsen van lading in een schip met het doel het vervoer ervan te realiseren
zonder schade aan het schip, de lading, de mens en het milieu.
Stuwen is in de loop der tijd onderwerp geworden voor wetgeving.
2 Nationale wetgeving
* het beladen van het schip en het stuwen van de lading moet voldoen aan de eisen
van Goed Zeemanschap, opdat de lading of een gedeelte daarvan niet levendig
kan worden.
Stuwadoorswerk is aan gedetailleerde voorschriften gebonden, die wat het stuwen betreft
worden aangetroffen in het Arbeidsomstandighedenbesluit^. Toepassingen van de
regelgeving uit dit besluit zijn verwoord in de paragraaf Ladingwacht44.
Hoewel uitgangspunt is dat de lading in het schip onderdeks komt te staan, is er uit
economisch oogpunt en de heersende regelgeving, altijd behoefte aan extra laadruimte. Er
zijn diverse redenen om lading aan dek te plaatsen.
De voornaamsten zijn:
43
Uitvoeringsbesluit van de Arbeidsomstandighedenwet
44
Zie hoofdstuk VII, onderdeel 11 Ladingwacht.
3 Internationale regelgeving
De International Maritime Organization (IMO) houdt zich sinds aanvang tachtiger jaren
steeds intensiever bezig met de ladingbehandeling. Aanvankelijk betrof het slechts los
gestort graan en lading met een gevaarlijke aard, die onderdeel werden van het verdrag
Safety Of Lives At Sea(SOLAS). De regelgeving in SOLAS is sterk gericht op het
zeevastzetten van lading. Doordat mondiaal het aantal ongevallen toenam, kwamen er
steeds meer circulaires en resoluties die voornamelijk betrekking hadden op het op een
juiste wijze vastzetten van lading.
Resolutie A489(XI) van 1981 was het begin van Guidelines met betrekking tot het stuwen
en sjorren. Het betrof het stuwen en sjorren van unitloads en andere eenheden in schepen
anders dan cellulaire containerschepen.
In 1991 werd hoofdstuk VI van SOLAS hernieuwd en kreeg het als titel Carriage of
Cargoes. Het bestaat uit de delen A(algemeen), B(bulkladingen met uitzondering van graan)
en C( de codes).
In hoofdstuk VI van SOLAS(deel A) treft men een aantal regels aan die voor de
scheepsleiding van belang zijn.
45
Zware voorwerpen zijn niet goed vast te zetten. Het zal voor soortgelijke ladingen eveneens gelden.
* Verschepers dienen de kapitein van een schip te voorzien van passende informatie ten
aanzien van de lading.
• Er moet zonodig meet apparatuur aan bood zijn voor het meten van de samenstelling
van de ruimatmosfeer.
* Recommendation on the safe use of pesticides in ships.
• De acceptatie van lading voor zeetransport.
Het wordt verder door een aantal reglementen(Codes) ondersteund, waaronder de Safe
Practice for Cargo Stowage and Securing46.
Alleen de Internatinal Code for Safe Carriage of Grain in Bulk is van de Codes tot nu toe
imperatief
Aanbevolen worden:
De regelgeving voor vervoer over zee van vloeibare en gasvormige ladingen in bulk zijn
daarentegen niet in hoofdstuk VI opgenomen.
+ Code for the construction and equipment of ships carrying liquefied gases in bulk
4 International code for the construction and equipment of ships carrying dangerous
chemicals in bulk.
Het vervoer van Gevaarlijke Stoffen is opgenomen in hoofdstuk VII van SOLAS, maar valt
buiten het kader van dit boek.
46
Zie hoofdstuk X Beladingstechnologie.
47
Zie hoofdstuk 10.
Het Qperationele niveau vergt van de zeevarende kennis, inzicht en kunde op het terrein van
toezicht houden op de ladingbehandeling in het schip met in achtneming van de
regelgeving.
o laadklaar maken
o stuwen van lading
o lading vastzetten
o kennis om veilig om te gaan met gevaarlijke stoffen
o kennis om veilig om te gaan met gevaarlijke ladingen
o uitwatering
o ladingzorg tijdens de reis
o bescherming van het maritieme milieu
o invloeden van lading op de zeewaardigheid en de stabiliteit van het schip.
Het management niveau beschrijft een grondige kennis, inzicht en kunde in veilig plannen
van lading, ladingbehandeling alsmede controle op de uitvoering van de
ladingbehandeling. De nadruk ligt hierbij vooral op het zelfstandig toepassen van nationale
en international regelgeving bij het plannen van de lading op het schip, de controle op de
uitvoering van de werkzaamheden alsmede de confrole op de behandeling van de lading en
de ladingzorg tijdens de reis.
o laadklaar maken
o stuwen van lading
o lading vastzetten
o uitwatering
o ladingzorg tijdens de reis
o bescherming van het maritieme milieu
o invloed van de ladingbehandeling op de scheepsstabiliteit
o ballastbehandeling
o gevaarlijke stoffen
o gevaarlijke ladingen
o begrip van factoren die invloed hebben op de scheepsstabiliteit en de -sterkte.
o lekstabiliteit en de te treffen maatregelen
o verbeteren van de scheepsstabiliteit
o toepassing van computerapparatuur voor de belading
o kennis van tankers en de ladingbehandeling.
4 Goed zeemanschap
De lading moet op een correcte en veilige wijze in het schip zijn gestuwd, zodat de
stabiliteit van het schip tijdens de reis voldoende blijft, de lading niet bewegelijk wordt,
kortom het schip zeewaardig is. Theorie en praktijk gaan hierbij hand in hand. Theoretische
kennis over het correct stuwen van lading in een schip, is in het algemeen in de praktijk
ontstaan door schade en/of ongeval. 'Levend1 bewijs daarvoor zijn de gulden regels.
Aan de hand van basis-stuwpatronen kan beoordeeld worden of de lading zeevast staat.
Correct en veilig stuwen van lading houdt tevens in dat geen schade of letsel ontstaat. Het
schip mag noch locaal, noch in zijn geheel worden overbelast. Indien lokaal de
dekbelasting wordt overschreden kunnen scheepsverbanden het begeven. Letsel aan
personen en schade aan het schip is daardoor mogelijk. Schade aan structured verbanddelen
van het schip, hoe klein ook, betekent dat het schip aan zeewaardigheid inboet.
Schade aan lading wordt voorkomen door deze op de meest doelmatige wijze te ventileren,
separeren en/of te garneren.
Bevorderend voor de veiligheid is tevens dat de lading vooraf in het schip wordt gepland.
Er is dan beter controle mogelijk op het naleven van de regelgeving en de theorie.
Uitvloeisel van het plannen van lading in het schip is een stuwplan.
De controle op de naleving berust bij de wachtofficier, die met het toepassen van goed
zeemanschap de zeewaardigheid van het schip verhoogt.
5 Gulden regels
De regels gelden als handleiding zowel bij het indelen van de lading in het schip als tijdens
de feitelijke ladingbehandeling. Afkomstig uit het stukgoedvervoer, getuigen deze regels dat
stuwen meer inhoudt dan overzichtelijk stapelen. De zogenaamde Gulden Regels zijn een
vertaling van (eeuwen)oude ervaring uit het vervoer van stukgoed. De regels beogen
aanvankelijk lading per zeeschip met een minimum aan schade aan het schip en de
bemanning, zo economisch mogelijk te vervoeren. Gedurende de afgelopen twintig jaren is
men zich meer en meer bewust geworden van de invloed die het transport op het milieu
heeft. Het was niet nodig de regels aan te passen. Geschiedt de ladingbehandeling
economisch en veilig dan zal hierdoor een minimum aan stuwageverlies, aan schade en
vervoersafval ontstaan. De belasting van het milieu is dan automatisch minimaal.
6 Stuwpatronen
Bij het juist stuwen van lading wordt rekening gehouden met de vorm en de afmetingen van
de beschikbare ruimte en dat van de lading of zijn verpakking.
Er wordt steeds naar gestreefd alle ruimte te benutten en een hechte onderlinge verband
tussen de afzonderlijke colli te verwezenlijken. Is dit het geval, dan is stuwageverlies
minimaal en hoeft de lading in het algemeen niet extra gesjord te worden.
Er gaat altijd ruimte verloren (broken stowage) bij het stuwen van lading. Dit
stuwageverlies wordt tot een minimum beperkt door de waar zo economisch mogelijk te
stuwen. De dekbelasting mag hierbij nimmer worden overschreden.
Ladingruimte
Er treedt tijdens het stuwen altijd ruimteverlies op. Dat heeft te maken met de
scheepsverbanddelen en de aard van de lading. De ladingcapaciteit wordt naar behoefte
opgegeven in water-, oil-, grain- en balespace. Waterspace is de totale ruimte in de tank
verminderd met de in de tank aanwezige scheepsverbanddelen.
Door stijgen van temperatuur zet een vloeistof uit. De oilspace wordt 2% lager in waarde
opgegeven dan de waterspace.
Er wordt in het geval van bulklading verondersteld dat de betreffende lading niet volledig
vol gestuwd zal kunnen worden. Verondersteld wordt dat hierdoor voor de grainspace 5%
ruimte als verloren moet worden beschouwd ten opzichte van de waterspace.
Met betrekking tot de balespace, dat wordt toegepast voor stukgoed lading, lopen de
calculaties uiteen. Hierbij speelt de constructie van de wegering en buikdenning in het ruim
een rol. Een goede benadering is 13% lager dan de waterspace.
49
Een schip kan een lading manual hebben waarin procedures zijn beschreven. Het ladingproces kan ook 'on line geschieden.
Als een schip en vol is en op zijn merk ligt (full and down), kan voor het schip een
beladingsfactor worden berekend.
Er geldt:
De beladingsfactor is als het ware een kengetal voor het betreffende schip. Voor een stukgoedschip is dit
getal ongeveer 1.42 [m3/tf]
In breakbulk zijn stuwpatronen het best zichtbaar. Bepalend ervoor zijn het product, de
vorm(en) en de afmeting(en) ervan of van dat van de verpakking. Breakbulk, verpakt of
onverpakt, betreft units en stukgoed, neo-bulk en projectlading.
Basisdoorsneden zijn vierkant of rechthoekig of rond. Daarbij zijn basismaten ontstaan als
Euro- en ISO- afmetingen.
De samenstelling van een partij lading kan soortgelijk zijn of ongelijk. De afmetingen
kunnen alle gelijk zijn, van een van de basisafmeting afgeleide veelvouden, of volkomen
willekeurig. Dit heeft consequenties voor het patroon dat ontstaat.
• stapelen
verscherven
* tier-roteren.
Stayelen
Stapelen
Verscherven
op heel
op half
op kwart
in de tier.
Rond verscherven
Rond of ovaal
vat
drum
rol
IBC intermediate bulkcontainer.
Rechthoekig of vierkant
zak
doos
baal
bundel
krat
kist
Het aantal tieren, dat houten vaten gevuld met vloeistof, hoog kunnen worden gestuwd is
afhankelijk van de inhoud ervan.
Stalen vaten zijn vaak voorzien van rolbanden. Zij voorkomen dat bij de ladingbehandeling
het tapgat of spongat door rolvervorming openbarst. Afhankelijk van de plaats van de
opening moeten vaten staande of liggend worden gestuwd.
Zowel liggend als staand, stuwt men de vaten verschervend in de tier om een hecht verband
te krijgen. Tussen elke tier van staande vaten wordt een vlakke vloer van stuwhout
aangebracht. De liggende vaten worden voldoende gekegd ondersteund.
Het spongat, tapgat of de deksel van elk vat moet in een schip naar boven zijn gestuwd.
Een soortgelijke terminologie als voor vaten wordt ook gehanteerd in geval van zakgoed en
balen. Gesproken wordt dan van op heel, op half of op kwart zak ofbaal. Deze doorsnede
kan niet in de tier worden gelegd.
Elke klamp die in een haven eigenstandig moet kunnen staan, wordt op de randen ervan
voorzien van een kop-of sluitlaag. Blokstuwage is hiervan een karakteristiek stuwpatroon.
Er wordt daarbij, om te voorkomen dat de klamp gaat overhellen met een lichte helling
binnenwaarts gestuwd. Zonodig wordt in de kop- of sluitlaag tussen de tieren
stuwmateriaal geplaatst om te voorkomen dat de klamp uitzakt.
In het centrum van een zelfstandige klamp wordt minder nauwkeurig op het verband gelet.
Er kan daarbij sprake zijn van stapelen.
Het stuwpatroon heeft invloed op de mogelijke ventilatie van de partij. Zakken, die rond
zijn volgestopt en op halfzak worden gestuwd, blokkeren een interne lucht stroom meer dan
wanneer zij op heelzak worden gestuwd. De keuze van het stuwpatroon hangt hiermede
nauw samen, evenals de keuze van het soort verpakking. Een krat is nu eenmaal luchtiger
dan een doos zonder luchtgaten. Algemeen geldt dat hoe hechter het stuwverband is, hoe
slechter de klamp inwendig kan worden geventileerd.
6.2 Bulklading
Droge bulklading heeft een beperkt aantal patronen. Basismodel is het eenheidspatroon.
Het gehele schip is volgestort met een zelfde lading. De storthoek en de aard van de waar
bepaalt vervolgens of de lading vlakgetrimd(gQtremd) moet worden of onder de eigen
storthoek kan blijven liggen. Er wordt daarbij additioneel gebruik gemaakt van onder
andere gevelingen en bins om het vrije oppervlak te beperken. De gevelingen kunnen ook
dienen als scheiding tussen producten.
De lading wordt soms, in het ruim, voorgetrild om te veel inklinken te voorkomen.
6.3 Projectlading
6.4 Containers
Het stuwen van containers valt uiteen in twee fasen. De eerste fase betreft het 'stuffen1 van
de container. De patronen vertonen grote overeenkomst met stukgoed. Bijkomstig voordeel
en in sommige gevallen een nadeel is het feit dat de maten van de container tamelijk vast
liggen. Verpakte lading van verschillende aard, die in een zelfde container wordt vervoerd,
dient elkaar tenminste te verdragen. Naast de gulden stuwregels om de container te stuffen,
moet men zich daarbij ook aan een aantal containerspecifieke stuwregels houden.
Containerregels
1 De lading wordt over de gehele vloeroppervlakte van de container verdeeld orn het
gewichtszwaartepunt van de container zo laag mogelijk te houden.
Stufifen
De tweede fase is het plaatsen van de container aan boord van een schip. Het schip is
verdeeld in bays., rows en tiers. Zij vinden internationale toepassing.
Een Bay is een langsmoot van een schip waarop twee twintig-voeters in langsscheepse
richting kunnen staan. Er past dan tevens een veertig-voeter op.
De locatie van de container wordt met een groep van twee cijfers aangeduid.
Er geldt: een even getal als aanduiding dat er 20-voets containers zijn geplaatst.
een oneven getal als aanduiding dat er een 40-voeter op staat.
Een Row is een dwarsmoot van het schip bestemd voor een twintig-voeter. De dwarslocatie
van de container wordt met een groep van twee cijfers aangeduid.
Een Tier is een laag van containers in het schip. De hoogtelocatie van een container wordt
zo aangegeven met een groep van twee cijfers.
Er geldt: Onderdeks
een even getal is een container met een conventionele container hoogte
een oneven getal is een locatie met een half-hoge container geplaatst.
Aan dek
de tieraanduiding begint met het cijfer 8
Voorbeeld CONTAINERLOCATIE
Zie het figuur Containerlocatie.
De aanduiding 120788 wil zeggen: Bay 12 (een
40' container), Row 07 is de 3de container aan
stuurboord en Tier 88 de vierde aan dek.
Containerlocatie
7 Dekbelasting
7.1 Sttnvagefactor
Is een dek vol geladen, dan kan met het gewicht van de lading en de inhoud van het dek
worden uitgerekend hoeveel die betreffende lading stitwt.
de ruimte (m3) die per tonnef van de betreffende lading wordt ingenomen.
Gegevens:
Gebruik de gegevens van het m.s. 'Sliedrecht'.
CARGO HOLD 1 is beladen met gestort graan en volgetremd tot tegen het onderdeks.
Van het graan wordt opgegeven een y = 0.6 tonnef/m3.
Na het laden wordt door de wal een geladen gewicht opgegeven van 5879.54 tonnef.
Bereken:
f van CARGO HOLD 1.
Oplossing:
Er geldt: f = beschikbare ruimte/geladen gewicht
f = 10147/5879.54 = 1.725827. 1.73 mVtonnef.
of: f = 358339/5879.54 = 60.94677. 60.95 ftVtonnef
Opmerking:
Er is minder gewicht in het ruim geladen dan op grond van het soortelijk gewicht valt te verwachten.
g
of
g/A=
Gewicht
Er moet algemeen gelden dat:
Uit 2 en 3 volgt:
h/f < d
of
< d*f.
In de ideale situatie dat het dek juist vol is en maximaal beladen geldt:
h = d m *f.
Legende:
dm maximaal toegestane dekbelasting.
Rekenvoorbeeld Dekbelasting
Oplossingen:
Er geldt h d*f
3 hj + h2 = 5
en
h2/f2 5
Er volgt:
Gespecialiseerde schepen zijn zo gebouwd dat een hogere belasting van de dekken mogelijk
is. Hoewel dan nog gesproken wordt van 'dekbelasting1 is de term misleidend.
Het betreft in alle gevallen een puntbelasting. Op die plaatsen is het dek zodanig versterkt
en gesteund, dat het een veel hogere druk kan verwerken dan het aangrenzende
dekoppervlakte. Praktische voorbeelden zijn de ferry51 en het container schip. Er wordt dan
gesproken van trailerload en stackload in tegenstelling met uniform load, dat dan voor het
gehele dek geldt.
Rekenvoorbeeld Trailerload
8 Ladingbescherming
8.1 Garneren
Lading wordt bij het stuwen en tijdens het vervoer beschermd tegen schade door
garneringsmateriaal toe te passen. Het betreft schade ten gevolge van zweten, schavielen,
overbelasting en vastzetten van de lading.
• roestvorming
broei
rotting en bederf
• onzichtbaar worden van opschriften
• verlies van de effectiviteit van de sjorringen door week worden van lading.
Schavielen veroorzaakt schade aan de verpakking of het product. Het kan oorzaak zijn dat
sjorringen losraken. Schavielen kan ook schade toebrengen aan het schip.
Overbelasting ten gevolge van lading kan ontstaan door een te hoge (lading)druk. Het kan
tevens aanleiding zijn tot verkleving van de lading.
Om zwakke lading vast te kunnen zetten is vaak extra hout of steungevend materiaal nodig.
Dit voorkomt dat de sjorringen in de lading gaan knijpen.
De keuze van het garneringsmateriaal is afhankelijk van de soort schade die het moet
voorkomen of verminderen.
Voorbeelden
Papier zweten
Folie zweten, vochtafscherming en broei
Hout schavielen, steun bij sjorren, drukverdeling en ventilatieverbetering
Talk verkleving
Matten zweten, vocht, schavielen en broei
Zout rotten en bederf
8.2 Separeren
Separeren van lading heeft tot doel om mengen van lading te voorkomen. De kwaliteit van
de lading vermindert erdoor. Om dat te voorkomen moeten kosten gemaakt worden om het
gescheiden te houden. Lading die tijdens het vervoer is gemengd, is erna in het algemeen
nog weinig waard en leidt tot een schadeclaim.
De geur(dampfase) van lading kan mengen met andere lading of de damp Qrvm(mengen in
gasfase). De kwaliteit van de lading, die de damp opneemt, gaat ook daardoor in het
algemeen sterk achteruit.
Een andere reden om lading te separeren is om te voorkomen dat de stoffen elkaar kunnen
bereiken. Hierdoor kan een giftig of gevaarlijk goed ontstaan. De lading kan echter ook
mengen en daardoor zoek raken tussen soortgelijke lading. Dit kan worden gedaan door het
te onderscheiden van de rest of het in separate plaatsen te stuwen.
Methoden zijn:
Toepassing Doel
partij merken zoek raken voorkomen
netten zoek raken voorkomen
« kleden mengen voorkomen
scheiding door ruimte onverenigbare lading gescheiden houden.
Opmerking: Garneren en separeren van lading geschiedt ook bij het stuffen van containers.
9 Ventileren
Om de ruimen voor mensen toegankelijk te doen zijn, moet de lucht in de ruimen voldoende
worden ververst. Elk ladingruim is daarom voorzien van ventilatiekanalen. In de kanalen
zijn doorgaans mechanische ventilatoren(fans) geplaatst. De capaciteit voor het verversen
van de lucht in het ruim wordt daarmede vergroot. Een voorgeschreven capaciteit geldt
voor ruimen, die bestemd zijn voor motorvoertuigen en personen.
Gebruikelijke refreshrates per uur zijn:
vrachtschip ± 3
containerschip ± 10
RoRo-schip ± 35
Met ventileren staat het voorkomen van schade aan lading centraal.
Wordt lading vervoerd, dan is het onvermijdelijk dat de temperatuur ervan verandert en
zelfs moet veranderen. Geschiedt dit niet, dan is de kans groot dat er z\veetschade optreedt
tijdens de reis.
Gedurende het transport is het scheepsruim de opslagplaats van de lading. De lucht rond de
vele soorten ladingen moet regelmatig worden ververst. Het betreft vooral ladingen die
behoren tot de groep agri-producten. Vindt geen ventilatie plaats dan zullen deze producten
sneller tot bederf en rotting overgaan.
Ook de metalen en halffabrikaten zijn gevoelig voor vocht. Er moet aldus voorkomen
worden dat er vocht neerslaat op de producten of hun verpakkingen. Door roestvorming
zullen zij schade oplopen. Dit leidt onherroepelijk tot een claim.
9.1 Dampdruk
In lucht wordt, naast een aantal elementaire gassen, tevens waterdamp aangetrofFen. De
voornaamste elementaire gassen zijn N2, O2, CO2 en, in kleine hoeveelheden nog,
zogenaamde edelgassen. De hoeveelheid N2 maakt tenminste 78% van het geheel uit en de
hoeveelheid O2 praktisch gesproken 21%. Elk gas heeft zijn eigen partiele druk.
De som van de partiele drukken van de in de lucht aanwezige gassen, vormen samen de
luchtdruk. De gegeven temperatuur bepaalt de partiele druk en daarmede de luchtdruk. In
de grafiek Verzadigingsdruk wordt bij 18°C een dampspanning van 20 mbar afgelezen. Het
geeft de maximale partiele druk (E) aan van waterdamp in lucht bij die gegeven
temperatuur.
Het gas dat bij de heersende druk van ongeveer 1 hPa, bij het dalen van de temperatuur van
de lucht, het eerst van aggregatietoestand verandert, is waterdamp. Voor de andere gassen
geschiedt dit ver benenden de O°C. Wordt de dampdruk (E), maximum dampspanning
genoemd, overschreden, dan treedt verzadiging op. Het teveel aan waterdamp in de lucht
condenseert dan tot water.
9.2 Vochtigheid
De vochtigheid van lucht is een maat om de hoeveelheid waterdamp in lucht mee aan te
geven. Is de vochtigheid 100% dan heeft de hoeveelheid waterdamp in de lucht juist de
maximaal mogelijke hoeveelheid bereikt.
Wordt de feitelijke hoeveelheid waterdamp (kg/m3) die aanwezig is in lucht uitgedrukt als
deel van de maximale hoeveelheid dan wordt gesproken van absolute vochtigheid. Er
bestaat praktisch een lineair verband tussen de feitelijke hoeveelheid waterdamp in lucht en
de feitelijke partiele dampspanning(e) ervan alsmede tussen de maximum hoeveelheid
waterdamp in lucht en de maximale dampspanning(E).
De temperatuur waarbij geldt dat f=100% heet het dauwpunt (td) van de beschouwde
hoeveelheid lucht, die dan verzadigd is.
Wordt op zeeniveau locaal, aan niet verzadigde lucht met dampspanning e, water
toegevoerd, dan stijgt de partiele locale dampdruk naar de locale verzadigingsdampdruk EL.
Per 0.65 mbar daalt daarbij de temperatuur van de locale aanwezige lucht met 1 ° C. Er
ontstaat tussen de temperatuur van de droge omgevingslucht en de locale verzadigde lucht
een evenwichtstoestand. In het figuur Dauwpunt is de locale verzadigde dampdruk op
kromme van de maximale dampspanning aangegeven met de letter V, terwijl het punt D de
feitelijke dampdruk weergeeft van de niet verzadigde omgeving.
Met behulp van eenpsychrorneter is dit proces van locale verzadiging te realiseren. De
meter heeft twee thermometers. Een ervan is voorzien van een kousje. Deze wordt alvorens
met de psychrometer te gaan slingeren, nat gemaakt met gedestilleerd water.
De temperatuur van de locale lucht random het natte kousje zakt tijdens het slingeren tot de
lucht in de directe omgeving ervan verzadigd is met waterdamp. De locale, maximale
dampdruk (EL) is dan bereikt en de bijbehorende temperatuur wordt natte bol
temperatuur(tn) genoemd. De andere thermometer wijst de temperatuur van de
(onverzadigde) omgevingslucht aan en wordt droge bol temperatuur^j) genoemd.
Raakt de omgevingslucht geheel verzadigd dan zal de maximale dampspanning ervan, bij
een temperatuur van tn, evenals in het locale proces, EL zijn.
tj = 25°Cen
^ = 15°C
De uitkomsten van zulke berekeningen zijn voor gebruik aan boord in tabelvorm verwerkt.
Als de droge- en natte bol temperatuur bekend zijn kunnen het dauwpunt en de relatieve
vochtigheid ermee worden opgezocht. Beide grootheden zijn een praktische aanwijzing
voor de kans op zweetschade.
9.3 Grootheden
tb buitenluchttemperatuur
tr ruimluchttemperatuur
tz zeewatertemperatuur
tj ladingtemperatuur
trl temperatuur van de ruimlucht/of ladingrand
f relatieve vochtigheid
tdb dauwpunt van de buitenlucht
tdr dauwpunt van de ruimlucht
t^ dauwpunt van de lucht tussen de lading
ts temperatuur van scheepsverbanddelen
dt dagelijkse gang van de temperatuur.
E maximale dampspanning bij gegeven temperatuur
e feitelijke dampspanning bij gegeven temperatuur
De invloed die deze grootheden op het proces zweten van de lading of het schip hebben, is
niet altijd gelijk. Het hangt mede af van de plaats van de lading in het schip en de mate
waarop de grootheden van buitenaf worden beinvloed. Daarin zijn een aantal vaste patronen
te herkennen.
De temperatuur van de delen van het schip die in het buitenboordwater zijn ingedompeld,
worden hoofdzakelijk gestuurd door de temperatuur van het buitenboordwater. Staan de
scheepsverbanddelen vooral in contact met de buitenlucht, dan is de temperatuur daarvan
bepalend voor die van dat scheepsstaal en geldt voornamelijk: Ts « Tb. Dekken die
rechtstreeks aan het zonlicht staan blootgesteld, zullen een hogere temperatuur hebben dan
die delen die in de schaduw zijn gelegen. Onderdeks wordt daardoor de temperatuur ook
hoger dan op grond van de temperatuur van de buitenlucht te verwachten valt. Wordt in
streken met een grote dagelijkse gang in de temperatuur, voortdurend geventileerd, dan zal
de temperatuur van het ruim en daarmede die van het dauwpunt in het ruim ook een
dagelijkse gang vertonen. De temperatuur van de lading zal deze gang niet volgen. Daalt
daardoor het dauwpunt van de ruimlucht beneden de temperatuur van de lading, dan zal de
lading gaan zweten.
9.4 Zweetschade
Vaker komt het voor dat de stalen scheepsverbanddelen een temperatuur krijgen die lager is
dan de td van de luchttemperatuur in het ruim, dan condenseert het 'te veel1 aan waterdamp
tegen de scheepsverbanddelen. Het schip z\veet in dat geval en de condens zal van de
scheepsverbanddelen op de lading druppelen op die plaatsen waar er contact met de lading
is in de lading trekken.
Om zweten van het schip te voorkomen, moet de temperatuur van het scheepsstaal zo goed
mogelijk tijdens de reis worden verhoogd. Mogelijk is ook om de vochtigheid van de
ruimlucht te verlagen, hoewel dat nadelige gevolgen kan hebben voor de lading. Het is hoe
dan ook nodig te ventileren en de lading te garneren om het tegen de condens te
beschermen.
Is echter de temperatuur van de lading lager dan het dauwpunt, dan condenseert de
waterdamp uit de lucht op de lading en zweet de lading. In dit geval moet de temperatuur
van de lading omhoog. Wordt de vochtigheid van de ruimlucht verlaagd, waardoor het
dauwpunt ervan (tdr) wellicht onder het dauwpunt van de ladinglucht(tdl) komt te liggen, dan
bestaat de kans dat de lading uitdroogt door migratie van vocht.
Tussen verpakte en in het ruim gestuwde lading heerst er altijd een verschil in temperatuur.
Er bestaat dan verschil in dampdruk(e) tussen de buitenkant(trl) en het hart(t^ van de lading,
maar ook tussen de dampspanning van verschillende lading in een zelfde ruimte. Heeft de
buitenkant van de lading een dampdruk ^ en heerst in het hart van die lading, op een
afstand (r) een dampdruk e2, dan zal ten gevolge de drukgradient {( | e2 - ex | )/r} er vocht
intern door de lading migreren tot er in de lading sprake is van een conditie van relatieve
vochtevenwicht. Dit verschijnsel treedt ook op tussen twee ladingen. De mate waarin dit
geschiedt, is mede afhankelijk van de warmtegeleiding van de betreffende lading. Deze
wordt aangegeven met een coefficient.
Een lading die zelf vocht bevat en deze alleen kan afstaan, kan door vochtmigratie
uitdrogen.
Betreft het hygroscopische lading52 in een ruim met een te laag vochtigheidspercentage, dan
zal die lading vocht afstaan aan de lucht in het ruim. De lading zal daardoor zelf droger
worden.
Uit de grafiek Evenwichtfin mai's blijkt dat het evewicht afhankelijk is van het percentage
vocht in de lading en de temperatuur ervan.
Rekenvoorbeeld Dauwpunt
Gegevens:
Afkortingen onder 9.3
Grootheden.
Figuur Verzadigingsdruk
en evenwichtfin mats.
t! = 18 °C
trl = 25 °C
aan de rand van de lading
tdr = 20 °C
t b = 28 °C
t db = 19 °C
Evenwicht fin mai's
Gevraagd:
dl
2 gaat de lading zweten, zonder te ventileren?
3 heeft ventilatie met buitenlucht zin?
Oplossing:
Bij een absolute vochtigheid van de mai's van 14% zal er tussen hart en buitenkant ervan een
evenwicht van de relatieve vochtigheid stabiliseren op 68%.
Er geldt dan e = 0.68*E = 0.68*30 = 20.4 mbar.
Uit de grafiek Verzadigingsdruk is af te lezen dat t dl = 18 °C
t! is gelijk aan t d l = 18 °C.
Dat wil zeggen dat de lading op het punt staat te gaan zweten, omdat de temperatuur van de
lading juist gelijk is aan het dauwpunt bij evenwichtsvochtigheid van de lucht rond de lading.
De buitenlucht is droger dan de ruimlucht. Door te ventileren zal in het ruim maximaal de
buitenlucht situatie kunnen gaan heersen.
Interpolatie tussen de isothermen 25 en 35 °C, geeft voor 28 °C een evenwicht van de relatieve
vochtigheid van 72% aan de buitenkant van de mai's.
Er geldt dan: e = 0.72*38 = 27.4 mbar.
Dat geeft een t d l = 23 °C.
De buitenlucht heeft een t d b = 19 ° C.
Het heeft zin om te ventileren.
52.
Hygroscopische lading kan afhankelijk van de hoeveelheid aanwezige vocht, deze opnemen of weer afstaan aan zijn omgeving.
9.6 Reisroute
Gegeven zijn het verloop van de temperatuur van de buitenlucht, het dauwpunt van de
buitenlucht, het zeewater, de ruimlucht, de lading aan de buitenrand en die in het centrum
ervan.
Er wordt op het betreffende ruim voortdurend geventileerd als de relatieve vochtigheid van
de buitenlucht lager is dan in het ruim. In het ruim staan gesloten containers met erin
blikken geconcentreerd sap. Op vallend is dat de temperatuur van de lading in het hart van
de container nauwelijks de temperatuurschommelingen van de lucht in het ruim en van de
buitenlucht volgt. Dit doet wel de lading tegen de wanden van de container.
LUCKT
ZEEWATER
RUIMLUCHT
DALMPUfsfT BUITENLUCHT
LOINGFWsID
30
IJONG CENTRUM
10
JANUARI Rotterdam%
Temperaturen
Beschouwingen
9.7 Luchtdrogen
In enkele gevallen kan niet met buitenlucht worden geventileerd, maar moet toch de
temperatuur van de lading worden aangepast om condensschade te voorkomen. Er wordt
dan geventileerd met zelf te produceren droge lucht.
Via inlaat(l), in het figuur Luchtdroger, wordt er buitenlucht door een filter(2) in een
heater(3) verwarmd. Hierdoor neemt de maximum dampdruk voor waterdamp toe, bij
gelijkblijvende feitelijke dampdruk.
• Conditioner
• Regenerator
• Pompeenheid
In de douche is een koelspiraal geplaatst, daar bij lagere temperatuur meer vocht uit de
lucht wordt opgenomen door de oplossing. Door de opname van vocht daalt de
zoutconcentratie van de oplossing. Deze wordt weer op peil gebracht in de regenerator.
Een deel van de zoutoplossing wordt door pompunit(7) naar de regeneratortoren geleid.
Daar wordt vocht aan de zoutoplossing, die over een (stoom)verwarmde spiraal wordt
gedruppeld(6), onttrokken. Het onttrokken vocht wordt met een (buiten)luchtstroom(5)
naar de buitenlucht afgevoerd, nadat het een filter is gepasseerd. Met fan(8) kan de
hoeveelheid worden bepaald.
Uit de regenerator wordt warme zoutoplossing via de economiser naar de koude pompbak
gepompt en omgekeerd koude zoutoplossing uit de pompbak van de conditioner naar de
pompunit(7) van de regenerator.
10 Stuwplan53
Alvorens met het laadproces aan te vangen wordt de lading verdeeld over de beschikbare
ruimte van het schip. Daarbij wordt rekening gehouden met economische aspecten en
veiligheidsregels. Er ontstaat daaruit een voorlopig stuwplan, dat als handleiding wordt
gebruikt voor de officier van de ladingwacht in de laadhavens. Uit dit plan ontstaat tijdens
het beladen van het schip, van de feitelijke gegevens van elke lading, een definitief
stuwplan.
Het definitieve stuwplan wordt gebruikt om de volgorde vooraf en tijdens het lossen per
haven te bepalen en mede op grond daarvan het aantal benodigde stuwadoorsploegen te
bestellen en in te zetten. Dit is een voortschrijdend proces, dat telkenmale moet worden
herzien.
10.1 Stukgoedstuwplan
Van een stuwplan van een stukgoedschip is in het figuur Stuwplan stukgoed op ruim 2
alleen ingezoomd. Het onderruim wordt op het plan als langsdoorsnede afgebeeld en de
tussendekken als horizontale doorsnede (plattegrond).
Men treft aan:
Van de lading worden alle gegevens vermeld, die voor de veilige en snelle verwerking ervan
noodzakelijk zijn, te weten:
• de laad- en loshaven
• of het optielading is en welke optiehavens het betreft
• de soort lading
• de aard van de lading
» de soort verpakking
• het gewicht in tonnef54
• de werkrichting.
Het opzetten van een dergelijk plan valt buiten het kader van dit boek. Zie boek Vervoer Petro-Chemische Producten.
5 4 . . . .
In gebruik zijn nog metrieke tonnen, longtons of shorttons. Zie ook de alinea 13.1 Maten en Gewichten.
',i
ff . , "n1
1—1
If , . If .
i
, i1 ,
1 i 1
, ff POL: Rosario-Buenos Aires-Santos-Rio de Janeiro
POD: Antwerp-Rotterdam-Bremen-Hamburg
x
1 1
MK
i 1 i i i 1 i 1
/
Hatch 31 ^/ ^-. KUIM 2 /_\ 9.80
. T ;
J Rio - Rotterdam
t ; Rio -R 1 dam :
• Antwerp
200 1
:
; R|o _ H.Burg
^ r\
Hold i 2300 t
LH2 700 700 600 600 600 600
7t
/
C/3
I , , f? Tf TF If If
I 1 i 1 i 1 1 1 VOY: 45 S
1
tzzzu
>
I 1 1 1 1 1
i 1 i 1
SAiLED: R'dam 1/7/97
^xC MK
8.80
Hatch 31
RUIM 1 9.90
Antwerp-Rio
5.231 bottles Rotterdam-Santos
Sodium Dinitro- 241 boxes
ortho-Cresolate Cigarettes-lighters
Upper tweendeck 1348
UTD1 IMO 4.1 IMO 2.1
280 270 ; 250 ;250 280 : 210
3t/4t
Tweendeck
LTD1 280 270 : 260 260 : 280 180
3t/4t
De werkrichting wordt in die gevallen vermeld als er afwijkend laadgerei vereist is. Dit
voorkomt tijdsverlies en schade aan de lading.
In Antwerpen kan het hout eenvoudig worden gelost als eerst de keyhijs wordt aangeslagen.
Deze alleen is voorgestropt Uit het symbool (strop) blijkt dat de koffie in het square is
voorgestropt. Voor de lading timber aan de achterkant van UTD 2 en de koffie in de wings
ervan, met bestemming Rotterdam, is de rijrichting (—>) voor een vorktruck aangegeven.
Uit het stuwplan is nu af te lezen dat de koffie met een kraan eenvoudig uit het square kan
worden gelost, waarna QQnpalletploeg hout aan dezelfde kraan kan Voeden1, terwijl hijsen
koffie uit de wings worden samengesteld.
Het definitieve stuwplan dient bovendien als plattegrond voor bestrijding van brand aan
boord. Omdat het blijkbaar nog al eens schort aan de getrouwheid van een stuwplan, is er
met betrekking tot gevaarlijke stoffen het voorschrift gei'ntroduceerd dat elk schip, op
verzoek van de (plaatselijke) autoriteiten, de hoeveelheid, de soort, de hoedanigheid en de
plaats kunnen aangeven van alle IMO-lading aan boord. Daarvoor wordt vaak een stuwplan
benut met erin slechts die lading aangegeven.
Het figuur Stuwplan gevaarlijke stoffen illustreert een uitvoering ervan. Tenslotte kan elk
stuwplan als bewijsmateriaal worden benut in geval van schade of een scheepsramp.
In stuwplannen die per haven voor de ladingbehandeling worden gebruikt, worden de
ruimten voor de bestemmingshavens, in de betreffende laadhaven, en de ruimten waar lading
voor de betrokken loshaven staat met een eigen havenkleur zichtbaar gemaakt. Per haven is
dan in een oogopslag te zien waar gewerkt moet worden. Zij doen in de betreffende haven
dienst als werkplan voor het lossen, laden en laadklaarmaken55 van het schip.
55
Zie Hoofdstuk V, Goed Zeemanschap.
10.2 Tonnenstaat
Er wordt per ruim en voor het gehele schip tevens een tonnenstaat opgesteld. Hierop is per
dek en per loshaven te lezen hoeveel gewicht er te lossen is. Samen met het stuwplan wordt
een volledig overzicht van het gewicht en de soort lading per ruim en dek gegeven. Ermee
wordt een planning opgesteld van de ligtijd van het schip in elke haven. De staat wordt
tevens, in combinatie met een manifest van de lading, gebruikt voor de controle op de soort
en de hoeveelheid geladen of geloste lading.
LH X X X 2300 X 2300
Schepen die een eenzelfde soort lading in alle ruimen hebben, vermelden de hoeveelheid
lading per ruim en de soort lading, alsmede de bestemming. Het figuur Stuwplan
Bulkcarrier is een voorbeeld van een bulkcarrier,/^// en down met steenkolen. Doorgaans
wordt op het plan tevens de diepgang bij vertrek aangegeven.
Er wordt meestal een draftsurvey verricht. Voordat met laden/lossen wordt aangevangen,
wordt eerst het gewicht56 (Gj) van het schip zo nauwkeurig mogelijk uitgerekend. Dit wordt
herhaald als het laden/lossen is beeindigd (G2). Het verschil( G2 - Gl) in gewicht, wordt dan
als geladen lading aangemerkt. Schadeclaims als gevolg van geladen of geloste verschillen
worden daarmede zo veel mogelijk vermeden. De som van de gewichten per ruim zal
overeen moeten komen met de waarde bij survey bepaald.Het is een gewoonte om per ruim
de toegestane hoeveelheid te bepalen; met name bij ertsladingen met een lage
stuwagefactor. Daaruit is de maximale storthoogte te berekenen. Het is een controle of het
schip niet wordt overbelast in lengte. Bulkcarriers die bestemd zijn om afwisselend zware en
lichte gestorte lading te vervoeren zijn zo gebouwd, dat het schip geschikt is voor alternate
loading. De dwarsschotten kunnen dan grote dwarskrachten opvangen.
Rekenvoorbeeld Storthoogte
Gegeven: MS Bulkship.
Capaciteiten ruimen 1 t/m 7 respectievelijk
5500,7600,8900,7600,8900,7600,8900.
Maximum deadweight 41055 metrieke tonneforce.
Gevraagd: Hoeveel ton erts kan er, zonder rekening te houden met de tanktopbelasting, in
elk ruim.
56,
Zie hoofdstuk VIII, Hydrostatica, in het boek Beladingstechnologie.
MSBULKSHIP 10.56m
ROBERT3 BANKTO DALIAN CHINA 11.16m
TOTAL SAID TO WEIGHT 41055 METRIC TONS OR 40407 LONG TONS
7 6 5 4 3 2
Stuwplan bulkcarrier
10.4 Containerstuwplan
Het stuwplan van een containerschip wordt met behulp van een softwarepakket gegenereerd
waarbij andere reisgegevens van het schip worden betrokken.
De uitdraai in boekvorm, vaak masterplan genaamd, bestaat uit een aantal onderdelen.
Een gangbare overzicht is:
o Container Summary
PODl R 10 0 12 0 0 0 22 0 330 0
MT 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
F 30 0 10 5 5 6 45 11 990 308
POD2 R 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
MT 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
F 20 33 20 31 18 3 58 67 1218 1675
R 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
POD3 MT 0 6 6 12 18 24 324 504
6 12
F 40 21 10 0 13 0 63 21 1197 546
POD4
R 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
MT 6 4 3 2 3 9 12 15 28 60
Container Summary
Zo kan van de container, naast de boven reeds vermelde gegevens worden aangegeven
voor:
De container summary is feitelijk bedoeld om een overzicht te krijgen van het aantal TEU's.
In de gepresenteerde summary is af te lezen dat het schip 93 voile containers van 20' aan
boord heeft voor loshaven nr 1. Hiervan zijn er 22 in laadhaven 1, 28 in laadhaven 2 en 21
in laadhaven 3 aan boord geplaatst. Hieruit is aldus goed af te leiden hoeveel movements er
per haven gemaakt moeten worden. De container summary is eenvoudig te combineren met
een tonnenstaat. Naast het aantal movements is dan tevens af te lezen welk gewicht
daarmede wordt verwerkt
o Bayplan
In een bayplan worden per slot van elke container gegevens vermeld, die vitale informatie
bevatten voor havenautoriteiten, terminal personeel en voor gebruik aan boord. In geval van
een calamiteit is informatie van de lading onontbeerlijk. Genormaliseerd wordt per container
en per slot op de eerste regel vermeld de BAY«ROW»TIER(BRT)-positie en op de
tweede regel gevolgd door de Port of Discharge(POD) en de Port of Loading(POL).
Tussen de indicatie van de los- en laadhaven, kan met een cijfercode het soort van transport
van de container zijn aangegeven. 1 betreft FCL, 2 LCL, 3 Empty, 4 Transshipment en 5
ander transport. Op deze plaats kunnen met de gereserveerde codes 6 tot en met 9 tevens
speciale opmerkingen zijn vermeld. De volgende regel begint met het brutto-gewicht van de
container in tonnef. en wordt gevolgd door de code van de eigenaar. De vierde regel is het
serienummer van de container en de vijfde de code van de exploitant van de container en die
van de afmetingen en het type container.
Soms wordt op de laatste regel een indicatie van de lading vermeld. De inhoud van een
container wordt om diefstal te bemoeilijken niet op het stuwplan vermeld, tenzij dit met het
oog op de veiligheid voor dat vervoer noodzakelijk is.
Gehanteerd worden:
Voor speciale informatie die niet in een regel van zeven vakjes past wordt de letter X gehanteerd. Speciale
informatie wordt additioneel meegezonden.
Een bayplan maakt onderdeel uit van een serie van alle bays. Deze worden als overzicht
verkleind weergegeven op een masterbayplan. Daarop zijn in een oogopslag alle loshavens
te localiseren. De breakdown sheets van het masterbayplan zijn de feitelijke bayplannen.
010782
010882 010682 010482 010282 010082 010182 010382 010582
HAI^PUS ******** HAM-SN HAM-SIN HAM-SIN HAM-SN HAM-SIN RTM-HKG
07KNLU Occupied 03KNLU 18KNLU 02ICSU 02LRU 06MLOJ 22TRLU
3229434 20/40 2232670 2995688 5301524 5702784 2423601 2522568
IMO 2.1 ******** IM06.1
BAY 01 04MLCU
2446905
07XTRU
8521358
05UFCU
6452921
Q7GSTU
4062705
IWVNEDLLOYDEIMPA
VOY1000
010416 010216 010116 010316
HAM-SN HAM-SN HAM-SN HAM-SN DB3 SNGARDRE-LE HAVRE
06KNLU 08KNLU 07KNLU 05
3143794 2961780 2215251 OGMU
2086500
010212 010112
HAM-SN HAM-SN
10GSTU 10MLCU
2802812 2115872
Bayplan
Opvallend in het figuur Bayplan is dat de onderste tier van Bay 01 niet met 02 aanvangt
maar met 12.
o Breakbulk sheets
De breakbulk sheets vermelden de locatie en de aard van alle breakbulk.
o Hazardous plan
Een masterbayplan wordt in het algemeen gebruikt om een zogenaamde hazardous plan te
maken. Hierop is overzichtelijk te zien waar zich aan boord gevaarlijke stoffen bevinden,
Het plan wordt gekoppeld aan een manifest met de gegevens per container gevaarlijke
stoffen.
o Specials
Per containerslot wordt geen melding gemaakt van de aard van de container. Deze komen
op een lijst specials met erop de positie en de speciale aard. Het betreft dan de aard van de
container of het feit dat de lading bijzondere zorg vereist, zoals een reefer.
o Stabiliteit en sterkte
Het boekwerk wordt gecompleteerd met de trim-, stabiliteit-, sterkte- en torsieberekeningen
van het schip, alsmede een grafische weergave ervan.
Het kenmerk van RoRo lading is dat de lading op zijn plaats aan boord en van zijn plaats
van boord wordt gereden. Het schip heeft daartoe een oprit(ramp) en verschillende dekken
die of van een op/afrit zijn voorzien of van een lift. Op de dekken is de laadruimte in lanes
ingedeeld. Het is gebruikelijk om de dekken van onderen naar boven toe in het schip te
nummeren. De tanktop is dan dek 1. Elk dek wordt langscheeps verdeeld in secties,
aangeduid met stow. Vanaf het voorschip lopen dan de stows 01,02,03... en zo voort. Soms
wordt het schip opgedeeld in stacks. Elk stack wordt daarbij aangeduid met een nummer.
De aanduidingen zijn vaak per maatschappij en vervolgens nog per schip verschillend. Een
en ander geeft internationaal veel verwarring. Steeds vaker wordt het principe van bays van
containerschepen ook op ferryboten toegepast.
I WEIGHT
IGHT
(-SIN
I
00
5028744
5ICSU
FXT(-SIN
84
(-SIN
Ol
$
01
2
ho
WEIGHT TIER
(O
w 2
s o 8 8 0 s 00
2 8
00
0 86
£ 150684 150284 150184 150384
FXTC-SIN FXTfSIN FXTC-SIN FXT(-SIN
5 KNLU 5 TEXU 5ICSU 22MAJU
2946240 3476330 5028744 1102867 37 84
150682 150282 150182 150382
FXT(-SIN FXT(-SIN FXT(-SlN FXTC-SIN
7 MAJU 6 ITLU 5MLCU 22 MISU
1108926 6313018 2630511 | 1129578 40 82
WEIGHT I LM VM TM
X I
r
! T
WEIGHT 12 0 I 11 0 10 0 44 6376.37 1573.83 +128.2
o
<N
t L A
CO
Stuwplan containerbay 15
£
WEIGHT TIER
0 86
o
CN
180684 180284 180184 180384
LEHC-SIN LEHC-SIN LEHC-SIN LEHC-SIN
27 KNLU 14CRXU 10 KNLU 10INBU 61 84
4240438 4619250 4259942 4652916
BAY 18
OCC occ OCC OCC OCC OCC OCC 08
I
I MA/ NEDLLOYD BAHRAIN
OCC occ OCC OCC OCC OCC OCC
06
I
WEIGHT LM VM TM
Stuwplan containerbay 1 8
O
CN
206 VII STUWEN
De stuwplannen verschilllen nauwelijks van die van een containerschip, ook al omdat vele
RoRo-schepen vaak accommodatie voor containers hebben op het bovendek.
De locatie 3-4-05 in het figuur RoRo dek 5 is bezet door een mafi.
12 11 10 G m 5 4m 3 2m 1
Vijfentwintig minuten na aanvang lossen kan de luikafrit naar het vehicle deck hold worden
geopend en kan daar het lossen beginnen. Dit duurt eveneens ongeveer vijfentwintig
minuten, waarna het laden kan beginnen. Als de tanktop vol is, wordt de oprit weer
gesloten. In het schema wordt verondersteld dat de lading tijdens het laden tevens zeevast
wordt gezet. Dit dient tenminste te geschieden voordat de oprit kan worden gesloten, tenzij
er nog een toegang tot die ruimte is.
Het lossen en laden van het main vehicle deck sluit zoals is te zien naadloos op elkaar aan.
Zodra na 140 minuten dit dek gelijktijdig met het bovendek vol is, wordt de oprit gehesen
en kan de ruimte onder de oprit en naar de ramp worden beladen. Vervolgens kan de ramp
worden binnengehaald en de opening worden gesloten.
Het stuwen58 van de lading houdt in dat men van elke eenheid zeker is dat het op zijn plaats
staat en dat elke eenheid goed in zijn lane gesjord kan worden.
10.6 Tankerstuwplan
Op het stuwplan van de tanker is te zien dat de tanker afzonderlijke ballasttanks heeft.
Ballastruimte is op een tanker nodig omdat het gebruikelijk is dat een tanker leeg terug
moet om olie te halen. Om voldoende diepgang te hebben, moet de tanker dan geballast
zijn. Dit heet de ballastreis als tegenhanger van de geladen reis.
Zoals het stuwplan toont wordt de soort lading en de hoeveelheid in metrieke tonnen
vermeld. Opvallend is dat er weinig wordt vermeld over de kwaliteit van de olie. Het
betrefFen twee soorten witte olie-producten. De jet A-1 wordt echter niet samengeladen met
crude-naphta of gedestileerde naphta. Daaruit is af te leiden dat het om loodvrije nafta gaat.
De jet A-1 is een Aviation Turbine Fuel en behoort tot de groep Avtur, die gebaseerd is op
kerosine. Het vlampunt ligt boven de 38 °C. Er bestaat ook de groep Avtag, die gasoline als
basis heeft met een vlampunt lager dan 23 °C. Naarmate olie meer asfalt bevat is het
product ruwer. Het wordt dan als crude vervoerd met een zogenaamde zwarte tanker.
58
Zie hoofdstuk X, Krachten in het boek Beladingstechnologie
Een stuwplan van een chemicalientanker wordt gekenmerkt door veel meer soorten
producten. Het opzetten van een dergelijk plan59 is complex door de vele variable gegevens
waarmede rekening moet worden gehouden.
59
Zie het boek 'Zeevervoer Petro-chemische Produkten'.
VWEREX MD1
RAPES M T
CT 6PO499 CT 4PD 364 N.PARAFRNS RAPES
M T
OIL RAPESEEDOIL
OIL
SAP. 001
WT 2S 416 WT 1S4^___
WT 6S 423 WT 4S 498 WT 3S 669 —-——
15794IVP IVb -3^ofnarTB75
4876WP ^ -12%frame 111
11 Ladingwacht
Bij het verrichten van ladingwerkzaamheden moet goed zeemanschap worden betracht. Er
moet op worden toegezien dat:
Tijdens de periode in een haven of op een rede zorgt de wachtofficier ervoor dat het schip
goed gemeerd often anker blijft liggen, opdat de ladingwerkzaamheden veilig en
economisch kunnen plaatsvinden.
De officier van de wacht moet telkenmale als er van de organisatie van het werk wordt
afgeweken nagaan of dit enig nadeel heeft voor de reder zoals extra ligtijd op rekening van
het schip.
11.1 Personeel
Als stuwadoorspersoneel, dat van elkaar afhankelijk is voor het verrichten van het werk
elkaar niet kan zien, moeten aanwijzingen worden gegeven door een of meer personen die
door alle betrokkenen kunnen worden waargenomen. Hierbij moeten standaard-signalen
worden gebruikt.
Er moet tevens op worden toegezien dat het werk met voldoende personen wordt
uitgevoerd en dat er per afdeling niet met te veel ploegen op een te klein oppervlakte moet
worden gewerkt. Lasten van verschillende ploegen moeten niet boven elkaar passeren of
blijven hangen. Waarschuwingen moeten dan worden gegeven door een persoon uitsluitend
met dat werk belast. Per hijs- of transportwerktuig moet een persoon de bediening ervan
verrichten. De officier van de ladingwacht ziet er op toe dat lasten goed zijn opgebottwden
worden aangeslagen alvorens te worden opgehesen. Erbij dient steeds het juiste
gereedschap te worden gebruikt.
Er moet op worden toegezien dat er voldoende ruimte tussen de luiken en de lading wordt
vrijgehouden om verkeer in het ruim veilig mogelijk te maken. Voldoende ruimte moet
voorts open blijven om lading waar nodig veilig en goed zeevast te kunnen zetten.
11.2 Lading
Er moet met de walbaas worden afgestemd in welke volgorde de lading geladen zal
worden. Hierdoor kan de officier op tijd organisatorische maatregelen treffen, zoals het in
gereedheid brengen van een dek of ruimlocatie. Ook kan er voor ruimwachten worden
gezorgd.
De afstemming heeft tevens tot doel om meer zekerheid te verkrijgen dat de lading conform
het voorlopige stuwplan in het schip wordt gestuwd. Elke afwijking ervan moet
gemotiveerd worden om controle erop mogelijk te maken.
Lading wordt, als het kan, gebruikt om op en overheen te lopen, of om andere lading op te
landen. Hierbij kunnen schade en ongevallen worden voorkomen door een vlakke en
voldoende sterke werkvloer op die lading aan te brengen. De officier van de ladingwacht
zorgt ervoor dat lading op de juiste manier op andere lading wordt geland en geladen. Het
dient voldoende steun ervan te ondervinden.
Als zware en of moeilijk handelbare lading in een achteraf-hoek moet worden geplaatst, zal
er schade worden toegebracht aan de reeds aanwezige lading in het ruim. Er moet daartoe
vooraf, zonodig door de officier van de wacht, met de walbaas worden overlegd en
afdoende maatregelen worden getroffen om dat te voorkomen.
Door zich vooraf op de hoogte te stellen van de vorm en de afmetingen van lading kan
onnodig verlies aan ruimte worden voorkomen. Hiermede wordt veel schade en afval
tijdens het lossen voorkomen.
De kwaliteit van het stuwen is, naast de geschiktheid van de locatie in het schip voor de
lading, bepalend voor het stuwageverlies.
11.3 Laadgerei
Het gebruik van het laadgerei moet altijd in overeenstemming geschieden met de
regelgeving gebaseerd op de arbeidsomstandighedenwet, de verordeningen van de
betreffende haven en volgens de wetten van het gastland.
Het laadgerei moet geschikt zijn voor het doel en van geldige certificaten zijn voorzien.
Het dek en de ruimen moeten goed bereikbaar en toegankelijk zijn en blijven. Het laten
slingeren van stuwwerktuigen, kabels en garneringsmaterialen maakt het geheel
onoverzichtelijk en verhoogt de kans op ongevallen.
Nimmer moet laadgerei hoe kort van duur ook worden belast hoger dan de Working Load
Limit.
11.4 Gevaren
11.5 Administrate
De wachtofficier zal tijdens het laden en lossen bijhouden welke lading is behandeld. Het
wordt ingeschreven in het havenstuwplan. Hierop staat reeds in beslag genomen dekruimte
aangegeven per POL en POD en de beschikbare ruimte voor de actuele laad- of loshaven.
Administratief worden tevens hoeveelheden verwerkt Het aantal is van belang als het dure
lading betreft, bijvoorbeeld post. Dit wordt soms nog door personeel van het schip gedaan,
doch vaker door een gespecialiseerde tallyklerk. Tellen van lading heet tallien.
De tijden dat er wordt gewerkt alsmede het aantal stuwadoorsploegen wordt in het
havenjournaal ingeschreven. Ermee kan controle op de timesheets van de stuwadoor
worden gepleegd.
Na einde laden of lossen wordt nog bruikbare ladingruimte geschat of zonodig opgemeten
en in het wachtboek genoteerd, evenals elk feit dat later als bewijsmateriaal dienst kan doen.
Voordat werkzaamheden kunnen aanvangen worden werkafspraken gemaakt onder andere
over veiligheidsprocedures. Vaak worden hiervoor mede checklists gebruikt. De
(schriftelijke) afspraken worden altijd in het havenjournaal vermeld.
12 Kostenaspect
In het algemeen wordt er met het oog op het minimaliseren van de kosten bij het aan- en
afvoeren van lading rekening gehouden met de afmetingen van de transportmiddelen. De
voornaamste afmetingen zijn lengte, breedte en hoogte. Voor schepen is dit logistieke
probleem slechts efficient op te lossen als er per nieuwe scheepsgeneratie en per type schip
rekening wordt gehouden met de optimale verhouding laadvermogen/deplacement.
Ratiotabel6(
60,
Waarden in goed geoutilleerde havens
Betreft het ladingeenheden, zoals containers, dan wordt ook wel het boxlaadvermogen
gehanteerd. Dit zal een nadelige maat zijn voor schepen die niet box-shaped zijn. Er treedt
dan veel stuwageverlies op.
De Ratiotabel geeft een beeld van de verhouding tussen de directe kosten van verschillende
systemen van ladingbehandeling. De verhoudingen betreffen gemiddelde kosten per tonnef
verwerkte lading.
Hieruit valt op te maken dat het verwerken van pre-slung lading op een schip het
goedkoopst is in vergelijking met handmatig verwerken van zakgoed of het werken met een
lopende band. Handmatig verwerken van zakgoed is duur aan arbeidsloon, terwijl
benodigde werktuigen een dure post zijn bij het verwerken van de lading per lopende band.
Capaciteit in tonnef./uur
13 Vrachtberekening
De vracht wordt door vele variabelen bepaald. Een voornaam onderscheid is het feit of het
wichtgoedofmaatgoedbQtYQfi. In het geval van maatgoed zal het schip vol geraken zonder
aan zijn merk te komen. De norm voor de vracht van volumineuze lading kan beter per m3
dan per tonnef worden vastgesteld.
Een bepalende factor voor de vrachtprijs is tevens de valuta waarin deze zal worden
betaald. Er wordt meestal naar de meest stabiele munteenheid gestreefd als betaalmiddel.
Dreigen er grote koersverliezen, dan zal dit mede de vracht bepalen.
Het spreekt voor zich dat een vervoerder geen goede klant wil verliezen. De verscheper van
lading zal daarentegen bereid zijn voor extra service meer te betalen. Een snellere aflevering
gaat ook altijd gepaard met een hogere vracht.
De soort en de aard van de lading is vracht bepalend. De zorg en nazorg zijn hierbij
bepalend, alsmede de laad- en lostijd die met de ladingbehandeling is gemoeid. Een
stilliggend schip verdient immers niks.
Lading waarvoor het schip of het ruim grondig moet zijn gereinigd en surveyors kwaliteit
moeten vaststellen, voor en tijdens het laden en het lossen en erna, vergen meer arbeidsloon.
Dit zal in de vracht worden verrekend.
De route heeft met het oog op het jaargetijde, de politieke omstandigheid in de te passeren
of te bezoeken gebieden invloed op de hoogte maar ook op het tijdstip van vrachtbetaling.
De markt, dat wil zeggen het evenwicht tussen vraag en aanbod, zullen de vrachtprijs
kunnen opjagen of in een neerwaartse spiraal kunnen brengen.
Tenslotte zullen afspraken over het verdelen van ruimte op het schip tussen feitelijke
concurrenten, om onnodig leegvaren te voorkomen de vracht kunnen stabiliseren. Dit gaat
in de vorm van sharing van ruimte of een schip op een lijn. Het mag niet tot kartelvorming
aanleiding zijn. Gesproken wordt ook nog wel van zogenaamde conferences. Het betreffen
alle vervoersafspraken om de vracht te beinvloeden en de service te verbeteren.
Hoewel menigeen in het transport op de hoogte is van het internationale systeem van
eenheden, wordt daarvan naar hartelust en veelvuldig afgeweken.
Volgens de theorie moet men bij de groenteman in NEWTON appelen bestellen, maar wie
doet dat? Ten onrechte wordt de zeevarenden (alleen) verweten conservatief te zijn.
Niemand wenst toch de wijzer van de weegschaal op 9.8 te zien staan als er 10 Newton
appelen werd besteld? Dit beginsel wordt aangetroffen in elke cultuur en is niet slechts aan
zeevarenden voorbehouden. Zij worden er echter in vele varianten wereldwijd mee
geconfronteerd. Om echter geen (financieel) nadeel te ondervinden van een theorie, trachten
zeevarenden zich zoveel mogelijk te schikken in alle culturen die men ontmoet.
Men vaart dan ook vreugdevol in zeemijlen rond de aardbol en vervoerd worden daarbij
barrels vloeistoffen, standaarden aan hout en verschillende en verscheidene tonnen lading,
waarbij men het over de vracht eens moet worden. Verschillen worden pragmatisch
opgelost. Vele van het Sl-stelsel afwijkende maten en gewichten zijn daarbij behulpzaam.
Een selectief aantal wordt vermeld, niet om de theoretic! te tarten, niet om ze in stand te
houden, maar om praktische redenen.
Opmerking
Er gelden: G = m *g m = v *p G = v *y
Af te leiden is dan : y = p *g
Legende: G gewicht m massa v volume p dichtheid y soortelijk gewicht
Leng[te
1 inch 25.40 mm
1 foot 304.80 mm
1 nautical mile 1852.00 m
1 foot 12.00 inch
1 yard 3 feet
1 fathom 2 yard
1 rod (pole, perch) 5.5 yard
1 chain 22 yard
1 furlong 10 chains
1 statute mile(UK) 8 furlongs
Volume
1 liter 1 dm3
1 pint 0.568 dm3
1 quart 2 pints
1 Imperial gallon(UK) 4 quarts
1 cwt 4 quarts
1 gallon (US) 3.785 dm3
1 Barrel(UK) 35 gallon UK
1 Barrel(US) 42 gallon UK
1 Bushel(UK) 8 gallons(UK)
1 Bushel(US) 7.752 gallon(UK)
1 Register Ton 100 feet3
1 Gross ton 1 m3
1 Petograd standaard hout 165 feet3
1 Standaard gekantrecht hout (Engels) 150 feet3
1 Standaard rondhout (Engels) 120 feet3
Gewicht
14 Vragen
Vragen
Vragen
15 Oefeningen
Oefeningen
Oefeningen
Verbruiken:
Tijdens laden in New Orleans FO 0 tonnef DO 3 tonnef
Tijdens passage Panamakanaal FO 13 tonnef DO 3 tonnef
Aankomst Cristobal met FO 15 tonnef DO 5 tonnef
In Panama moet maximaal worden gebunkerd ( FO en DO ).
Drinkwater wordt zelf gemaakt.
Voor de oversteek over de Pacific moet drie dagen verbruik (FO en DO) reserve
aan boord zijn.
Oefeningen
Oefeningen
Stelling: Bij het vol rijden van het dek 5 dient een hierarchie in de lanes in
acht te worden genomen.
16 Opdrachten
1. Maak een vergelijking van de kosten tussen het vervoer van containers, Ro-Ro
eenheden, droge bulk en betrek daarbij arbeidsloon, werktuigen en hulpmiddelen.
2 Maak een scriptie over de huidige stuwadoorswerktuigen.
Betrek daarbij tenminste de werking en de toepassing ervan.
3 Maak een scriptie van een loading manual.
Kies als schip een bulkcarrier of een containerschip of een ferry.
4 Maak een scriptie van een stuwplan.
Betrek daarbij de gebruikte gegevens, symbolen en het gebruik ervan.
5 Beschrijf een draftsurvey van een zelf meegemaakte draftsurvey.
6 Maak een scriptie over de vracht van huidige ladingen.