Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 21

Dictaat

Anatomie en fysiologie
Onderwerpen:
Spierstelsel
SpijsverteringStelsel
Ademhalingstelsel
Uitscheidingstelsel
Hormonen
Genitalestelsel

Bron:Kirchmann, L. L., Geskes, G. G., & De Groot, R. P. (2015). Anatomie en Fysiologie Van de Mens.
Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Docent: Jaggernath D
Spierstelsel

De term ‘spierstelsel’ wordt gebruikt om alle spieren (musculi, enkelvoud musculus) in het
menselijk lichaam aan te duiden. Hieronder vallen alle dwarsgestreepte spieren, alle gladde
spieren en de hartspier. œ
• De dwarsgestreepte spieren zorgen voor de bewegingen van het lichaam en worden
daarom de ook wel skeletspieren genoemd.
• gladspierweefsel is aanwezig in de wand van inwendige organen zoals maag en darmen,
blaas en baarmoeder, en in de wand van de bloedvaten. œ
• Hartspierweefsel is een bijzondere vorm van spierweefsel die alleen in de wand van het
hart aanwezig is en die zich onderscheidt door zijn vermogen om het leven lang
onophoudelijk ritmisch samen te trekken.

De skeletspieren worden ook wel willekeurige spieren genoemd omdat ze bewust en gericht
kunnen worden aangespannen. Sommige skeletspieren staan niet volledig onder de controle
van de wil maar werken grotendeels reflexmatig.
Glad spierweefsel en hartspierweefsel worden betiteld als onwillekeurige spieren omdat ze
niet bewust kunnen worden aangestuurd.

Tendo
• Tendines (pezen) Een tendo (pees) is een bindweefselband of -streng die de verbinding
vormt tussen spier en bot. Elke spier heeft ten minste twee uiteinden die vastzitten aan
botweefsel, en daartussenin bevindt zich het gedeelte van de spier dat zich kan
samentrekken
Alle spieren zijn voor hun functioneren afhankelijk van een goede bloedvoorziening. Een
groot deel van het bloedvaatstelsel staat ten dienste van de toevoer van bloed naar alle
spieren. De aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen verloopt via het arteriële systeem, en
de afvoer van koolzuur en afvalproducten die ontstaan bij het samentrekken van de spieren
verloopt via het veneuze systeem.

Docent: Jaggernath D
Atrofie
lichaamsdeel wordt dunner als men het enige tijd niet of nauwelijks gebruikt, bijvoorbeeld als
een gebroken arm in gips wordt geïmmobiliseerd. Door het ontbreken van regelmatige
oefening en belasting neemt het volume (en dus ook de kracht) van de spieren af, hetgeen
wordt aangeduid als atrofie

Hypertrofie
Het tegengestelde van atrofie is hypertrofie. Als de spieren van een lichaamsdeel zwaarder dan
normaal worden belast, bijvoorbeeld door zwaar werk of sporttraining, worden de spiervezels
en dus de spieren als geheel dikker en neemt de kracht ervan toe; dit is duidelijk zichtbaar bij
bijvoorbeeld bodybuilders en gewichtheffers.

Soorten skeletspieren
Wanneer een spier door samen te trekken een beweging veroorzaakt die tegengesteld is aan de
beweging die een andere spier teweegbrengt, zijn deze spieren antagonisten van elkaar. Zo
zorgt de musculus biceps brachii voor het buigen van de elleboog en de musculus triceps brachii
voor het strekken van de elleboog. Deze spieren zijn dus elkaars antagonisten.
Al naar gelang de beweging die spieren veroorzaken, onderscheidt men
• flexoren, spieren die een gewricht buigen, zoals de spieren aan de achterzijde van het
bovenbeen die zorgen dat de knie wordt gebogen; œ
• extensoren, spieren die een gewricht strekken, zoals de spieren aan de voorzijde van het
bovenbeen die zorgen voor het strekken van de knie;
• adductoren, spieren die een lichaamsdeel in de richting van de middellijn van het
lichaam bewegen, zoals de spieren die zorgen voor het naar elkaar toe bewegen van
gespreide benen; œ
abductoren, spieren die ervoor zorgen dat een lichaamsdeel van de middellijn van het lichaam
af wordt bewogen, zoals de spieren die zorgen voor het spreiden van de benen;

Docent: Jaggernath D
Docent: Jaggernath D
SpijsverteringStelsel

Het spijsverteringsstelsel heeft de volgende taken:


• de opname van voedsel door de mond;

• het fijnmaken van het voedsel;


• het vloeibaar maken van het voedsel;
• het verteren (afbreken van het voedsel tot chemische bouwstenen die door de cellen
van de darmwand kunnen worden opgenomen);
• de opname in het bloed van de bruikbare voedseldelen; œ het verwijderen van de
onverteerbare voedselresten uit het lichaam;
• de afbraak van stofwisselingsproducten en vreemde stoffen (ontgifting). œ het
stimuleren van het immuunsysteem

Het spijsverteringsstelsel loopt vanaf de mond tot de anus (endeldarmopening)


en bestaat uit :
• het os (mond);
• de farynx (keelholte);
• de oesofagus (slokdarm);
• de gaster (maag);
• duodenum, jejunum en ileum (dunne darm);
• caecum, colon en rectum (dikke darm).

Docent: Jaggernath D
Docent: Jaggernath D
De mond
De mond (os, meervoud ora) is het begin van het spijsverteringskanaal. De mond of mondholte
bevat tanden, kiezen, de tong en de speekselklieren.
De mond heeft twee uiteenlopende functies: voedselopname en – als onderdeel van de
luchtwegen – spraakvorming.
• Als eerste onderdeel van het spijsverteringsstelsel speelt de mond een rol bij de
volgende functies:
• œ opname van het voedsel;
• œ fijnmaken van het voedsel; œ
• vermenging met speeksel;
• œ toevoeging van het spijsverteringsenzym amylase.
Als onderdeel van de luchtwegen speelt de mond een rol bij: œ resonantie; œ articulatie bij de
spraak; œ mimiek (hiervoor dienen vooral de lippen).

Keelholte
De farynx (keelholte) is de ruimte achter de mondholte en de neusholte die de verbinding
vormt met de oesofagus (slokdarm) en de larynx (strottenhoofd).
• De strottenhoofd vormt het begin van de trachea, dus in dit korte stukje, dat op een
tunnel lijkt, kruisen de luchtweg en de spijsweg elkaar.
• De farynx bestaat uit drie in elkaar overgaande ruimtes. Men onderscheidt de
nasofarynx (neus-keelholte) achter de neusholte, de orofarynx (mond-keelholte) achter
de mondholte en de laryngofarynx (overgang naar larynx en oesofagus) achter de
opening naar het strottenhoofd.
• De neus-keelholte en de mond-keelholte worden gedeeltelijk van elkaar gescheiden
door het ghemelte

Docent: Jaggernath D
Docent: Jaggernath D
Slikken
• het slikken wordt de mond gesloten (dat is overigens geen voorwaarde om te kunnen
slikken) en de punt van de tong tegen het palatum durum gedrukt; daarna doet het
overige deel van de tong dat ook.
• De spijsbrok die op de rug van de tong ligt, wordt op deze wijze naar de keelholte
geduwd. Als de spijsbrok in de farynx is gekomen, wordt het zachte gehemelte met de
huig naar boven getrokken, zodat de weg naar de neusholte is afgesloten.
• Bovendien drukt de tong de epiglottis (strotklepje), die zich boven op de trachea
bevindt, naar beneden, met als gevolg dat ook de weg naar de trachea is afgesloten.

slokdarm
De oesofagus (slokdarm) is een slapwandige, ongeveer 25 cm lange buis. Het is het nauwste
deel van het spijsverteringskanaal.
• De oesofagus ontspringt in de keelholte, loopt in de borstkas achter de trachea en voor
de wervelkolom, passeert het diafragma (middenrif) en mondt ongeveer 3 cm
daaronder in de maag uit

Maag
De gaster (maag), ook wel ventriculus genoemd, is een peervormig hol orgaan dat linksboven
in de buikholte tegen het diafragma ligt en aan de voorzijde bedekt wordt door de linker
leverkwab.
Aan de achterzijde ligt het pancreas (alvleesklier). De maag is het ruimste orgaan van
het spijsverteringskanaal – in feite is het een verwijd stuk van het maag-darmkanaal
De maag heeft de volgende functies:
• het tijdelijk bewaren van voedsel, zodat de dunne darm niet te veel tegelijk te
verwerken krijgt; œ
• het afscheiden van maagsap door de klieren in de wand van de maag; dat zorgt voor de
eerste vertering en voor het doden van de bacteriën, vooral door de hoge zuurgraad; œ
• het kneden van voedsel, zodat het met het maagsap wordt vermengd; œ
het voortbewegen van voedsel naar de dunne darm in aangepaste hoeveelheden, met
behulp van de peristaltiek van de maag.

Docent: Jaggernath D
Dunnedarm
De dunne darm is 5 à 6 m lang en circa 3 cm in doorsnee. Men onderscheidt drie delen: het
duodenum (twaalfvingerige darm), het jejunum (nuchtere darm) en het ileum (kronkeldarm).
• Het duodenum heeft een lengte van ongeveer 25 cm; dit komt ruwweg overeen met de
breedte van twaalf vingers die naast elkaar liggen, vandaar de naam
• Het duodenum bevindt zich rechts van en onder de navel. In de bocht van het
duodenum monden op een heuveltje (de papil van Vater of papilla duodeni major) twee
buizen uit: galbuis en pancreasbuis

De dunne darm heeft de volgende functies:


• mechanisch: voortbewegen en kneden van het voedsel;
• œ secretorisch: de darmklieren scheiden darmsap af waarin zich water, slijm en
enzymen bevinden die de laatste etappes van de spijsvertering mogelijk maken;
• œ resorberend: het opnemen van de verteringsproducten in het bloed en in de lymfe

Docent: Jaggernath D
De dikke darm
De dikke darm is het laatste deel van de darm, aan het eind van het verteringsproces. De dikke
darm is ongeveer 120 cm lang en 7 cm in doorsnee.
Ze bestaat uit drie delen: caecum (blindedarm), colon (karteldarm) en rectum (endeldarm).
Het caecum ligt rechtsonder in de buik; het laatste gedeelte van de dunne darm, het ileum,
mondt erin uit. Het is een blind eindigende zak waaraan zich een 5 à 10 cm lang en 0,5 cm dik,
wormvormig aanhangsel bevindt, de appendix vermiformis.
Het colon is als volgt opgebouwd. œ
• Het colon ascendens (opstijgende deel) is gelegen in de rechterflank van de buik en
loopt rechts naar boven tot aan de lever. Bij de lever maakt het colon een bocht (flexura
hepatica).
• œ Als colon transversum (dwarslopend deel) loopt de dikke darm vervolgens direct
achter de voorste buikwand en onder de maag naar links tot aan de milt.
• œ Bij de milt (lien) volgt opnieuw een bocht, de flexura lienalis, waarna het colon
descendens (afdalende deel) begint.
• Dit deel loopt in de linker flank van de buik. œ In het bekken gaat het afdalende deel
over in het colon sigmoideum (S-vormig deel).
Het laatste deel van het colon, en van het maag-darmkanaal, is het rectum
(endeldarm), met aan het einde hiervan een vernauwd gedeelte, de canalis anal

Het pancreas
Het pancreas (alvleesklier) is een langwerpige klier die 15 tot 20 cm lang en 5 tot 6 cm breed is.
Ze ligt in horizontale richting achter en tegen de maag, met het caput (kopgedeelte) in de bocht
van de twaalfvingerige darm en de cauda (staartgedeelte) naar links gericht. Ze bevindt zich
retroperitoneaal (tussen buikvlies en wervelkolom

Docent: Jaggernath D
De hepar
De hepar (lever) is de grootste en zwaarste klier van ons lichaam. Ze weegt 1,5 à 2 kg en ligt
rechtsboven in de buikholte tegen de koepel van het diafragma aan. De voorzijde is bol, de
achterzijde plat.
Het aantal functies van de lever is zeer groot: œ
• depot voor voedingsstoffen;
• metabole functie: rol in koolhydraat-, eiwit- en vetstofwisseling; galvorming;
• vorming van vitaminen;
• ontgiftende werking;
• vorming van antilichamen;
• regulering van de wateruitscheiding;
• œ bloedreservoir.

Docent: Jaggernath D
De ademhallingstelsel
Met de term ‘ademhaling’ wordt bedoeld het transport van zuurstof uit de atmosfeer naar de
cellen en vervolgens het transport van kooldioxide (koolzuur) vanuit de cellen terug naar de
atmosfeer
De luchtwegen bestaan uit de neusholte, de farynx (keelholte), de larynx (strottenhoofd) en de
trachea (luchtpijp) met haar vertakkingen in de beide longen
De trachea (luchtpijp) vormt de verbinding tussen de larynx en de longen. Het is een holle pijp
met een lengte van ongeveer 15 cm en een doorsnede van circa 2 cm. De trachea loopt van het
onderste gedeelte van de larynx (dat wil zeggen het ringkraakbeen) verticaal naar beneden
door de borstkas. De trachea splitst zich ter hoogte van de vijfde borstwervel in twee grote
takken, de linker en de rechter hoofdbronchus. De ene bronchus loopt naar de linker long en de
andere naar de rechter long. De splitsing heet bifurcatie

De longen
Longen Lobi Elk van de twee longen bestaat uit een aantal lobi (longkwabben).
De rechterlong heeft er drie: lobus superior dexter (rechter bovenkwab); lobus medius dexter
(rechter middenkwab); lobus inferior dexter (rechter onderkwab).
De linker long heeft er twee: lobus superior sinister (linker bovenkwab); lobus inferior sinister

Docent: Jaggernath D
(linker onderkw

De nieren
De nieren zijn twee boonvormige organen, die achter en boven in de buikholte liggen, ter
hoogte van de lendenstreek links en rechts van de wervelkolom. Ze liggen tegen binnenzijde
van de rugspieren aan, achter het peritoneum.
De rechter nier ligt onder de lever, iets lager, dat wil zeggen iets dichter bij het bekken, dan de
linker nier. De nieren zijn ongeveer 11 cm lang, 7 cm breed en 3 cm dik en hebben ieder een
gewicht van 120 tot 160 g. De nieren liggen ingebed in een dikke vetmassa, die ze tevens op
hun plaats houdt. Om deze vetlaag loopt de fascia renalis, een stevig kapsel dat aan de
voorkant langs de wervelkolom van de ene naar de andere nier loopt

Functie nieren
De nieren zorgen in de eerste plaats voor de juiste samenstelling en het juiste volume van de
verschillende lichaamsvloeistoffen, en wel door het regelen van:
• de hoeveelheid uit te scheiden vocht
• Zuurgraad van de uit gescheiden vocht en elektrolyten regulatie

Docent: Jaggernath D
• Uitscheiden van schadelijke stoffen en behouden van nuttige stoffen.
Daarnaast hebben de nieren een endocriene functie, dat wil zeggen dat ze hormonen
produceren.
Het gaat om de volgende stoffen:
• renine, een hormoon dat een rol speelt in de regulering van de bloeddruk; œ
• calcitriol, een variant van het vitamine D, van belang voor de opname van het calcium in
het maag-darmkanaal en de afzetting van kalk in de botten; œ
• erytropoëtine, een hormoon dat de vorming van rode bloedlichaampjes in het
beenmerg stimuleert.

De urinewegen
Elke nier heeft één pyelum (nierbekken) en één ureter (urineleider). De urine uit het nierbekken
wordt via de ureter naar de blaas afgevoerd. De ureters liggen net als de nieren
retroperitoneaal (achter het buikvlies). Ze zijn 25 tot 30 cm lang en hebben een slijmvlies-, een
bindweefsel- en een spierlaag. Ook zijn ze voorzien van zenuwvezels
Anatomie, ligging De vesica urinaria (blaas) ligt in het kleine bekken, vlak achter de symfyse, en
is bedekt door het peritoneum. In lege toestand is ze afgeplat, in gevulde toestand kan ze tot
aan de navel reiken

Docent: Jaggernath D
Docent: Jaggernath D
Hormonen
Hormonen zijn boodschapperstoffen die in kleine hoeveelheden worden afgegeven door
kliercellen met inwendige secretie oftewel endocriene kliercellen. Ze worden direct
afgescheiden in het bloed
Endocriene klieren: direct afgescheiden in het bloed(vb insuline)
Exocriene klieren: afgescheiden door een afvoerbuiz niet direkt in het bloed(vb speeksel)

Docent: Jaggernath D
Endocriene klieren
 glandula thyroidea (schildklier); => Thyroid hormonen(T3 en T4)
• glandulae parathyroideae (bijschildklieren);=> parathormoon(regulatie Calcium van het
bloed)
• glandulae suprarenales (bijnieren) => Adrenaline
• eilandjes van Langerhans in het pancreas (alvleesklier); => insuline en glucagon
• ovaria en testes (geslachtsklieren); => oestrogeen en testosteron
• hypofyse (hersenaanhangsel) in combinatie met de hypothalamus

Docent: Jaggernath D
Vrouwelijk genitale stelsel
De vrouwelijke geslachtsorganen kunnen worden verdeeld in de uitwendige en de inwendige
geslachtsorganen. De uitwendige geslachtsorganen dienen voor de coïtus en de inwendige voor
de vorming en de groei van de vrucht.
• Tot de inwendige geslachtsorganen (alle gelegen in het kleine bekken) rekent men de
uterus (baarmoeder), waarin de twee tubae uterinae (eileiders) uitmonden. Bij de
uiteinden hiervan bevinden zich de twee ovaria (eierstokken). De uitwendige
geslachtsorganen van een vrouw zijn de vagina (schede) en de vulva.
• De uterus dient voor de ontwikkeling van het bevruchte ei. Ze ligt midden in het kleine
bekken achter de blaas en voor het rectum, en rust gedeeltelijk op de blaas. Aan de
uterus onderscheidt men de cervix uteri (baarmoederhals) en het corpus uteri
(baarmoederlichaam). De overgang tussen hals en lichaam is de inwendige
baarmoedermond

Uitwendige
Vagina De vagina (schede) is een buisvormige structuur van ongeveer 8 tot 10 cm lang. Ze
loopt van de cervix schuin naar beneden en mondt uit tussen de labia minora. Op deze
plaats, de introitus vaginae
• De vulva omvat de volgende delen: de mons pubis (schaamheuvel) de labia majora
(grote schaamlippen); de labia minora (kleine schaamlippen); de clitoris (kittelaar).

Docent: Jaggernath D
Mannelijk genitale stelsel
Inwendige en uitwendige geslachtsorganen Net als bij de vrouwelijke geslachtsorganen kan bij
de man een indeling worden gemaakt in inwendige en uitwendige geslachtsorganen.
• Tot de inwendige mannelijke geslachtsorganen behoren: testes (zaadballen);
epididymis (bijbal); ductus deferens (zaadleider); vesiculae seminales (zaadblaasjes);
glandula prostata (voorstanderklier).
• Tot de uitwendige mannelijke geslachtsorganen behoren: scrotum (balzak); penis (lid).
De mannelijke geslachtsorganen kunnen daarnaast naar hun functie worden ingedeeld in
drie groepen.

 De organen die zaadcellen vormen en in gerijpte vorm afscheiden, zijn de testes


(enkelvoud: testis), de mannelijke geslachtsklieren, ook wel teel- of zaadballen of
testikels geheten. œ
• De organen die het zaad afvoeren, zijn allereerst de epididymis (bijbal) en de ductus
deferens (zaadleider), voor elke testis één. In het verdere verloop neemt de urethra de
afvoerfunctie over, met behulp van de penis.
• De organen die vocht afscheiden dat zich met de zaadcellen vermengt, zijn de twee
vesiculae seminales (zaadblaasjes) en de glandula prostata (prostaat of
voorstanderklier).

Docent: Jaggernath D
Docent: Jaggernath D

You might also like