Grammer B1

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 19

verleden tijd (1)

Gisteren ____________ ik pas om 11 uur wakker.


Ik ____________ me dus verslapen.
Ik ____________ werken.
Snel ____________ ik uit mijn bed.
Eerst ____________ ik mijn kleren aan.
Ik ____________ geen tijd om mezelf te douchen.
Ik ____________ de trap af naar beneden.
Snel ____________ ik een beker melk leeg.
Ik ____________ naar buiten.
Daar ____________ mijn fiets.
Snel ____________ ik naar het kantoor.
Op mijn werk ____________ mijn chef boos op mij.
Ik ____________ een belangrijke afspraak met een nieuwe klant.
Die afspraak ____________ ik gemist.
De nieuwe klant ____________ een uur op mij gewacht.
Daarna ____________ hij vertrokken.
Gelukkig ____________ ik het telefoonnummer van deze klant.
Op mijn werk ____________ ik toen deze klant.
Ik ____________ deze klant alles uit.
Ik ____________ mijn excuses aan.
Toen ____________ we een nieuwe afspraak.
Mijn chef ____________ dat ik me nooit meer mocht verslapen.
antwoorden

Gisteren werd ik pas om 11 uur wakker.


Ik had me dus verslapen.
Ik moest werken.
Snel ging ik uit mijn bed.
Eerst trok ik mijn kleren aan.
Ik had geen tijd om mezelf te douchen.
Ik liep de trap af naar beneden.
Snel dronk ik een beker melk leeg.
Ik ging / liep naar buiten.
Daar stond mijn fiets.
Snel fietste/ging ik naar het kantoor.
Op mijn werk was mijn chef boos op mij.
Ik had een belangrijke afspraak met een nieuwe klant.
Die afspraak had ik gemist.
De nieuwe klant had een uur op mij gewacht.
Daarna was hij vertrokken.
Gelukkig had ik het telefoonnummer van deze klant.
Op mijn werk belde ik toen deze klant.
Ik legde deze klant alles uit.
Ik bood mijn excuses aan.
Toen maakten we een nieuwe afspraak.
Mijn chef zei dat ik me nooit meer mocht verslapen.
verleden tijd (1)
Vorige week ____________ is jarig.

Ik ____________ 50 jaar.

Dat ____________ ik natuurlijk vieren.

Mijn familie en vrienden ____________ ik allemaal uitgenodigd in een restaurant.

Bijna al mijn vrienden ____________ .

Alleen Bert ____________ niet.

Hij ____________ ziek.

Hij ____________ mij.

Hij ____________ dat hij niet kon komen.

Natuurlijk ____________ ik veel cadeautjes.

Martin ____________ bijvoorbeeld een mooi boek.

Het ____________ erg laat.

Ongeveer om 24.00 uur ____________ het feest afgelopen.

Ik ____________ afscheid van mijn familie en vrienden,

Met de taxi ____________ ik naar huis terug.

Ik ____________ teveel gedronken.

En ik ____________ niet meer rijden.

De volgende dag ____________ ik gelukkig vrij.

Ik ____________ niet te werken.

Ik ____________ dus lekker uitslapen.


antwoorden
Vorige week was is jarig.
Ik werd 50 jaar.
Dat moest ik natuurlijk vieren.
Mijn familie en vrienden had ik allemaal uitgenodigd in een restaurant.
Bijna al mijn vrienden kwamen .
Alleen Bert kwam niet.
Hij was ziek.
Hij belde mij.
Hij zei dat hij niet kon komen.
Natuurlijk kreeg ik veel cadeautjes.
Martin gaf bijvoorbeeld een mooi boek.
Het werd erg laat.
Ongeveer om 24.00 uur was het feest afgelopen.
Ik nam afscheid van mijn familie en vrienden,
Met de taxi ging ik naar huis terug.
Ik had teveel gedronken.
En ik kon niet meer rijden.
De volgende dag was ik gelukkig vrij.
Ik hoefde niet te werken.
Ik kon dus lekker uitslapen.
verleden tijd (3)
Vorige week ____________ ik vakantie.
Deze vakantie ____________ precies een week.
Het ____________ koud buiten.
De zon____________ maar enkele dagen.
En het ____________ weinig. Het bleef droog.
Op maandag ____________ ik thuis.
Ik ____________ het huis op en ik ____________ het huis schoon.
Op dinsdag ____________ ik naar een museum.
Ik ____________ gratis naar binnen met mijn museumjaarkaart.
In dit museum ____________ schilderijen van Vincent van Gogh.
Op woensdag ____________ ik niet veel.
Ik ____________ wat televisie.
Ik ____________ wat in een spannend boek.
Op donderdag ____________ ik een nieuwe televisie.
Mijn oude televisie ____________ het niet goed meer.
De televisie ____________ in de aanbieding.
Hij ____________ slechts 600 euro.
Op vrijdag ____________ ik mijn huiswerk.
Ik ____________ alle werkwoorden in de verleden tijd uit mijn hoofd.
Op zaterdag ____________ ik bezoek van enkele vrienden.
Zondag ____________ de laatste dag van een geslaagde vakantie.
Nu ga ik weer naar school.
antwoorden

Vorige week had ik vakantie.


Deze vakantie duurde precies een week.
Het was koud buiten.
De zon scheen maar enkele dagen.
En het regende weinig. Het bleef droog.
Op maandag bleef ik thuis.
Ik ruimde het huis op en ik maakte het huis schoon.
Op dinsdag ging ik naar een museum.
Ik kon gratis naar binnen met mijn museumjaarkaart.
In dit museum hingen schilderijen van Vincent van Gogh.
Op woensdag deed ik niet veel.
Ik keek wat televisie.
Ik las wat in een spannend boek.
Op donderdag kocht ik een nieuwe televisie.
Mijn oude televisie deed het niet goed meer.
De televisie was in de aanbieding.
Hij kostte slechts 600 euro.
Op vrijdag maakte ik mijn huiswerk.
Ik leerde alle werkwoorden in de verleden tijd uit mijn hoofd.
Op zaterdag kreeg ik bezoek van enkele vrienden.
Zondag was de laatste dag van een geslaagde vakantie.
Nu ga ik weer naar school.
verleden tijd (4)
Vorige week ____________ ik een brief thuis.
Deze brief ____________ geschreven door Kees.
Ik ____________ 10 jaar geleden in het huis naast Kees.
Ik ____________ ooit zijn buurman.
Kees ____________ mij dat hij mij graag weer wil zien.
Hij ____________ mij ook dat hij vorig jaar vader is geworden van een zoon.
Ook ____________ hij dat zijn vader vorige maand is overleden.
Vijf jaar geleden ____________ Kees met zijn vrouw.
Ik ____________ nog aanwezig op hun bruiloft.
Dat ____________ de laatste keer dat ik hem heb gezien en gesproken.
Ik ____________ naar het buitenland.
Ik ____________ daar bij een groot en bekend bedrijf.
Vorig jaar ____________ ik terug naar Nederland.
De vader van Kees ____________ een sterke en vrolijke man.
Hij ____________ 2 zonen en 2 dochters.
Kees ____________ zijn oudste zoon.
Gisteren ____________ ik Kees om hem te condoleren.
Ook ____________ ik met hem een afspraak.
Kees ____________ dat hij erg moe was.
Hij ____________ slecht geslapen en hard gewerkt.
Ook ____________ hij dat hij het erg druk gehad.
Toch ____________ hij blij weer eens iets van mij te horen.
Vroeger ____________ we hele goede vrienden van elkaar.
Hij ____________ nog wat over zijn zoon die nu 1 jaar is.

Gelukkig zie ik hem volgende week.


Dan kunnen we pas echt goed bijpraten.
antwoorden

Vorige week kreeg ik een brief thuis.


Deze brief was geschreven door Kees.
Ik woonde 10 jaar geleden in het huis naast Kees.
Ik was ooit zijn buurman.
Kees schreef mij dat hij mij graag weer wil zien.
Hij schreef mij ook dat hij vorig jaar vader is geworden van een zoon.
Ook schreef hij dat zijn vader vorige maand is overleden.
Vijf jaar geleden trouwde Kees met zijn vrouw.
Ik was nog aanwezig op hun bruiloft.
Dat was de laatste keer dat ik hem heb gezien en gesproken.
Ik ging naar het buitenland.
Ik werkte daar bij een groot en bekend bedrijf.
Vorig jaar kwam ik terug naar Nederland.
De vader van Kees was een sterke en vrolijke man.
Hij had 2 zonen en 2 dochters.
Kees was zijn oudste zoon.
Gisteren belde ik Kees om hem te condoleren.
Ook maakte ik met hem een afspraak.
Kees zei dat hij erg moe was.
Hij had slecht geslapen en hard gewerkt.
Ook zei hij dat hij het erg druk had gehad.
Toch was hij blij weer eens iets van mij te horen.
Vroeger waren we hele goede vrienden van elkaar.
Hij vertelde nog wat over zijn zoon die nu 1 jaar is.

Gelukkig zie ik hem volgende week.


Dan kunnen we pas echt goed bijpraten.
verleden tijd (5)
Vorige week donderdag ____________ ik naar school.
Ik ____________ behoorlijk zenuwachtig.
Dat ____________ omdat ik een toets ____________ maken.
Ik ____________ de toets om 10 uur.

Ik ____________ tijd genoeg om de toets af te maken.

De toets ____________ veel gemakkelijker dan ik ____________ verwacht.

Om 11.45 uur ____________ ik klaar en ik ____________ de toets aan de docent.

De docent ____________ de toets direct.

Ik ____________ de uitslag dan ook snel.

Ik ____________ wel enkele fouten gemaakt.

Maar de toets ____________ ik voldoende gemaakt.

Blij en opgelucht ____________ ik het lokaal uit.

Ik ____________ naar de tramhalte.

Voordat ik naar huis ___________, ___________ ik even mijn vriendin bezoeken.

Ik ____________ haar het goede nieuws vertellen.

Ik ____________ in de tram in de tram.

De deuren van de tram ____________ dicht.

Het ____________ druk zodat ik ____________ blijven staan.

Op de Mauritskade ____________ ik uit.

Ik ____________ naar het huis van mijn vriendin en ik ____________ aan.

Gelukkig ____________ zij thuis.

Ik ____________ naar binnen en ik ____________ haar het goede nieuws.


antwoorden

Vorige week donderdag ging ik naar school.


Ik was behoorlijk zenuwachtig.
Dat kwam omdat ik een toets moest maken.
Ik maakte de toets om 10 uur.
Ik had tijd genoeg om de toets af te maken.
De toets was veel gemakkelijker dan ik had verwacht.
Om 11.45 uur was ik klaar en ik gaf de toets aan de docent.
De docent controleerde de toets direct.
Ik kreeg de uitslag dan ook snel.
Ik had wel enkele fouten gemaakt.
Maar de toets had ik voldoende gemaakt.
Blij en opgelucht ging ik het lokaal uit.
Ik liep naar de tramhalte.
Eerst ging ik even mijn vriendin bezoeken.
Ik wilde haar het goede nieuws vertellen.
Ik stapte in de tram.
De deuren van de tram gingen dicht.
Het was druk in de tram.
Daarom moest ik blijven staan.
Op de Mauritskade stapte ik uit.
Ik liep naar het huis van mijn vriendin.
Ik belde aan.
Gelukkig was zij thuis.
Ik ging naar binnen en ik vertelde haar het goede nieuws.
verleden tijd (6)

Het ____________ zondag.


Het ____________ koud maar de zon ____________ wel.
Ik en mijn man ____________ in de auto.
We ____________ weg.
We ____________ naar een mooi dorp ergens in Nederland.
Het ____________ druk op de weg.
Een auto ____________ door een rood stoplicht.
De chauffeur ____________ geen voorrang.
Hij ____________ toen tegen een andere auto.
In deze auto ____________ 3 mensen.
Mijn man ____________ uit.
In de auto zaten 3 personen.
De drie personen in de auto ____________ gewond.
Dat ____________ niet leuk om te zien.
Iemand ____________ de ambulance.
Na 15 minuten ____________ de politie en de ambulance.
In de ambulance ____________ de gewonden naar
het ziekenhuis gebracht.
Mijn man en ik ____________ weer in onze auto.
We ____________ voorzichtig weg,
want we ____________ erg geschrokken.
Ik ____________ de hele dag aan het ongeluk denken.
Het ongeluk ____________ me niet meer los.
antwoorden
Het was zondag.
Het was koud maar de zon scheen wel.
Ik en mijn man stapten in de auto.
We reden weg.
We reden naar een mooi dorp ergens in Nederland.
Het was druk op de weg.
Een auto reed door een rood stoplicht.
De chauffeur gaf geen voorrang.
Hij botste toen tegen een andere auto.
In deze auto zaten 3 mensen.
Mijn man stapte uit.
De drie personen in de auto waren gewond.
Dat was niet leuk om te zien.
Iemand belde de ambulance.
Na 15 minuten kwamen de politie en de ambulance.
In de ambulance werden de gewonden naar
het ziekenhuis gebracht.
Mijn man en ik stapten weer in onze auto.
We reden voorzichtig weg,
want we waren erg geschrokken.
Ik moest de hele dag aan het ongeluk denken.
Het ongeluk liet me niet meer los.
verleden tijd (7)
Gisteren ____________ ik een sollicitatiegesprek.
Twee weken geleden ____________ ik een advertentie in een krant.
Een school ____________ een vacature.
Ze ____________ iemand nodig om te werken in de kantine.
In de advertentie ____________ een telefoonnummer.
Ik ____________ direct op want ik ____________ nog een vraag.
Ik ____________ weten of ik ook ’s avonds ____________ werken.
Dat ____________ niet het geval.
Ik ____________ direct een brief.
Na een week ____________ ik teruggebeld.
De directeur van de school ____________ een afspraak met me maken voor een
gesprek.
Dat gesprek ____________ dus gisteren.
Ik ____________ dit gesprek goed voorbereid.
Ik ____________ goed nagedacht over de antwoorden die ik ____________ geven.
Tenslotte ____________ ik mijn mooiste kleren aangetrokken.
Het gesprek ____________ prima.
De sfeer __________ goed en de directeur ____________ vriendelijk.
Natuurlijk ____________ ik in het begin wel zenuwachtig.
Maar dat ____________ niet al te lang.
Morgen word ik opgebeld.
Ik krijg dan te horen of ik ben aangenomen.
verleden tijd (7)
Gisteren had ik een sollicitatiegesprek.
Twee weken geleden las ik een advertentie in een krant.
Een school had een vacature.
Ze hadden iemand nodig om te werken in de kantine.
In de advertentie stond een telefoonnummer.
Ik belde direct op want ik had nog een vraag.
Ik wilde weten of ik ook ’s avonds moest werken.
Dat was niet het geval.
Ik schreef direct een brief.
Na een week werd ik teruggebeld.
De directeur van de school wilde een afspraak met
me maken voor een gesprek.
Dat gesprek was dus gisteren.
Ik had dit gesprek goed voorbereid.
Ik had goed nagedacht over de antwoorden die ik moest geven.
Tenslotte had ik mijn mooiste kleren aangetrokken.
Het gesprek ging (verliep) prima.
De sfeer was goed en de directeur was vriendelijk.
Natuurlijk was ik in het begin wel zenuwachtig.
Maar dat duurde niet al te lang.
Morgen word ik opgebeld.
Ik krijg dan te horen of ik ben aangenomen.
Vul het goede voegwoord in (1).

Kies uit deze woorden: omdat – maar – als – om – en - want

1 Ik blijf in bed liggen, ik moe ben.

2 Gisteravond ging ik laat naar bed, ik had een


feest bij mijn vriend.

3 Ik wilde om 12 uur thuis komen, dat lukte niet.

4 Het werd dus 3 uur, nu lig ik in bed.

5 Ik kan de hele dag blijven liggen, het is


zondag.

6 na 2 uur liggen sta ik toch maar op.

7 Ik wil me douchen, het water blijft koud.

8 De geiser doet het niet, ik geen gas meer krijg.

9 Ik doe het licht aan, het blijft donker.

10 Ik krijg ook geen elektriciteit meer, ik heb de


rekening al een half jaar niet betaald.

11 ik morgen het elektriciteitsbedrijf bel, dan

word snel ik weer aangesloten.

12 eerst zal ik de rekeningen moeten betalen.

13 Ik kleed me aan ga naar mijn vriendin,


bij haar is het lekker warm en gezellig.

14 Ik neem me voor morgen mijn leven te


verbeteren.
ANTWOORDEN
1 omdat
2 want
3 maar
4 en
5 want
6 Maar
7 maar
8 omdat
9 maar
10 want
11 Als
12 Maar
13 en, want
14 om
Vul het goede voegwoord in (2).

en – want – maar – omdat – om – als

1 Ik blijf vanmiddag thuis, __________ ik bezoek krijg van mijn vriend en


zijn kinderen.

2 Het bezoek komt wel, __________ helaas een uur te laat.

3 De volwassenen drinken koffie __________ de kinderen limonade.

4 __________ het 5 uur is, is het tijd om naar huis te gaan.

5 We maken een nieuwe afspraak, __________ het was gezellig.

6 __________ het oktober is, zien we elkaar weer.

7 Ik ga naar de snackar, __________ ik heb geen tijd meer om te koken.

8 Eten in een snackbar is gemakkelijk __________ ook erg ongezond.

9 __________ het 23.00 uur is, ga ik naar bed.

10 Ik ben moe, __________ ik val niet in slaap.

11 __________ ik niet in slaap val, sta ik op.

12 Ik pak een dik boek, __________ ik houd van lezen.

13 Uiteindelijk val ik in slaap __________ valt het boek op de grond.


antwoorden

1 want
2 maar
3 en
4 als
5 want
6 als
7 want
8 maar
9 als / omdat
10 maar
11 omdat / als
12 want
13 en

You might also like