Professional Documents
Culture Documents
Barbaix (2003) - Hoe Doseer Ik Mijn Therapie?
Barbaix (2003) - Hoe Doseer Ik Mijn Therapie?
Het cockpitmodel
Inhoud
• Samenvatting
• Inleiding
• Kwantificeren
• Het cockpitmodel
• Begeleiding bij de fasen van herstel
• Voorbeeld
• Behandeling in de verschillende fasen
• Training om de belastbaarheid te verhogen
• De patiënt: medisch profiel
• Permanent evalueren: reactiviteit
• Basisregels
• Besluit
• Literatuur
Samenvatting
Inleiding
Voor het doseren van diverse vormen van kinesitherapie, zoals manuele therapie,
trainingstherapie, fysische en elektrotherapie bestaan geen wiskundige formules. Er
zijn ook geen bijsluiters beschikbaar die aangeven hoeveel pillen per dag gegeven
moeten worden. De vraag naar dosering is bovendien een permanent probleem. Hoe
begin ik, hoe doseer ik de diverse onderdelen binnen een behandelsessie, hoe
doseer ik het huiswerk en hoe moet de intensiteit evolueren tijdens de sessies?
1
Barbaix E Stimulus 22 (2003), p. 273-288
trainingsleer en de behandeling bij te sturen door permanente evaluatie van de
reactiviteit.
Dit model werd tien jaar geleden ingevoerd op de opleidingen Manuele Therapie en
Motorische Revalidatie en Kinesitherapie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB)
(Barbaix, 1997). Het werd in de eerste plaats ontworpen als een didactisch
hulpmiddel om studenten en beginnende therapeuten te helpen bij het plannen en
volgen van een behandeling. Het model zelf is niet evidence based, maar ik vertrouw
erop dat het niet als authoritybased zal worden afgedaan. Ik hoop eigenlijk dat het
model wordt overgenomen en aangepast voor diverse gebieden van de
kinesitherapie.
Kwantificeren
Theoretisch kan men bijna alle variabelen van de uitvoering van diverse technieken
kwantificeren. In onderzoeken wordt dit soms gedaan. De therapeut neemt dan
bijvoorbeeld plaats op een krachtenplatform of hij brengt druksensoren of een
manchet van een bloeddrukmeter aan tussen zijn hand en het te mobiliseren
lichaamsdeel (Chiradejnant et al., 2001; Hessell et al., 1990; Petty & Messenger,
1996; Nicholson et al., 1998). In de dagelijkse praktijk blijkt dit niet goed te werken.
Bij medische trainingstherapie (MTT) (Huijbergts & Clarijs, 1995) zijn veel variabelen
eenvoudig te kwantificeren:
Het cockpitmodel
Vóór iedere vlucht stelt de piloot een vluchtplan op, waarbij hij rekening houdt met
een aantal factoren zoals plaats van vertrek en aankomst, weersomstandigheden,
hoeveelheid en aard van de lading. Ook voor het besturen met onze cockpit stellen
we een vluchtplan op. We beschouwen de vlucht als een vluchtprogramma met
verschillende tussenlandingen. Voor elk van de vluchtonderdelen vragen we ons af:
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Voorbeeld
We nemen als voorbeeld een letsel van een gewrichtskapsel of ligament behandeld
met mobilisatietechnieken. Als voorbereiding wordt eerst de classificatie van
mobilisatietechnieken gegeven zoals die aan de VUB wordt gehanteerd (figuur 2).
Deze komt grotendeels overeen met de indeling van Mink et al. (1990). Ook andere
indelingen worden gebruikt, onder meer die van Maitland (1991) die de classificatie
verfijnt door toevoeging van + en - tekens bij iedere graad. Deze en andere
indelingen kunnen gemakkelijk de hier gebruikte indeling vervangen.
Figuur 2 Mobilisatietrajecten.
In een hypothetisch gewricht is de flexie beperkt door de pijngrens (dubbele lijn) ver
voor het bereiken van de huidige limiet (zwarte lijn) die ver voor het einde van de
normale (NL) bewegingsuitslag ligt. De extensie is relatief minder beperkt en de
pijngrens ligt dicht bij de huidige limiet.
Trajecttype I (puntlijn) blijft in de pijnvrije zone; type II (streepjeslijn) gebruikt de
volledig beschikbare ampli[shy ]tudo tot de pijngrens; type III (volle lijn) wordt slechts
gebruikt wanneer de ontstekingsfase voorbij is en duwt de huidige limiet in de richting
van de normale fysiologische bewegingsgrens; type IV (vette lijn) is een korte
manipulatieve techniek.
Zijn de vezels eenmaal gestrekt dan kost hun verdere verlenging veel meer
inspanning. In segment EL worden de vezels elastisch verlengd. Wanneer de tractie
stopt, keren de vezels in principe naar hun oorspronkelijke lengte terug, tenzij de
tractie zeer lang werd aangehouden. In dat geval zullen de vezels iets langer blijven.
Gaat men nog verder, dan komt men in de plastische fase (segment Pla): ruptuur
van een aantal chemische bruggen tussen elementaire moleculen veroorzaakt het
verbreken van lange ketens (segment Rupt). De verlenging is het gevolg van
microletsel en de vezel krijgt zijn oorspronkelijke lengte niet meer.
Een trainingssessie omvat meestal een bespreking van wat al is gebeurd en hoe het
vervolg eruitziet. Hierna volgen een warming-up, een aantal trainingseenheden
afgewisseld met recuperatiefasen en vervolgens een cool down. Tot slot worden
richtlijnen besproken voor de activiteiten tot de volgende training.
Ook bij de progressie van de behandeling kan een aantal trainingsprincipes worden
overgenomen. De vordering moet progressief zijn en zij moet steeds specifieker
worden. Op het moment dat er rond de bovengrens van de belastbaarheid wordt
gewerkt, is recuperatietijd tussen perioden met maximale belasting onontbeerlijk.
Een cyclische opbouw is daarvoor de juiste keus. Bij korte cycli wordt gedurende
twee tot vijf dagen de belasting opgevoerd, waarna één of twee dagen relatieve rust
wordt gegeven. Op die dagen blijft de intensiteit ver onder de maximale
belastbaarheid. Mesocycli zijn analoge cycli bestaande uit één tot drie weken training
gevolgd door een week actieve rust. Voor patiënten die dagelijks behandeld worden,
moeten deze cycli in het behandelschema worden opgenomen, voor degenen die
niet dagelijks voor een behandeling komen, kunnen deze cycli het best ingepast
worden in het huiswerk en in de eventueel simultaan verlopende algemene training.
Men kan deze patiënten het best terugzien na de week relatieve rust (Huijbregts &
Clarijs, 1995).
Belastbaarheid mag niet alleen lokaal worden bekeken. Zij is het resultaat van zowel
de fysische, sociale als psychische situatie waarin een patiënt zich bevindt
(Hagenaars et al., 2000). Er moet rekening worden gehouden met de algemene
toestand van de patiënt: leeftijd en algemene gezondheidstoestand, type activiteiten
en werkdruk. De algemene toestand waarin de patiënt voor het letsel verkeerde, kan
een oorzaak zijn geweest en bewegingsarmoede heeft zowel lokaal als algemeen
(onder andere cardiovasculair) gevolgen. Om recidieven te voorkomen moet het te
bereiken niveau van belastbaarheid soms een stuk hoger liggen dan het
voorafgaande niveau. Voor anderen is volledig herstel niet mogelijk en zal het
bereikbare niveau lager liggen dan voorheen. Dit sluit niet uit dat ter compensatie
andere functies en vaardigheden harder getraind moeten worden (bijv.
schoudergordel bij rolstoelpatiënten).
Er moet ook rekening worden gehouden met de professionele status van de patiënt.
De revalidatie van beroepssporters haalt af en toe de krant, maar deze patiënten
hebben 'niets anders' te doen dan te trainen - i.c. te revalideren - zich te verzorgen
en te recupereren. De meesten van onze patiënten komen naar de behandeling of
moeten hun huiswerk doen voor, tijdens of na een volledige werkdag en moeten
bovendien een aantal huiselijke taken verrichten. Sportlui kennen het adagium 'no
pain, no gain'. Zij kennen echter ook het verschil tussen 'goede' trainingspijn en pijn
door een letsel. De reguliere patiënt heeft deze ervaring niet en zal dus moeilijker
kunnen evalueren of hij goed revalideert, en te weinig of te veel belast. Oefenen met
toestellen is voor de meeste patiënten iets heel ongewoons. Specifiek functioneel
oefenen zou eigenlijk moeten gebeuren aan de hand van de dagelijkse
(beroeps)bezigheden van de patiënt.
Bij verergering, wanneer de patiënt een 'slechte' dag heeft, na toediening van
pijnstillers, ontstekingsremmers en corticosteroïden wordt de intensiteit van de
behandeling tijdelijk verminderd.
Aan het begin van iedere behandelsessie wordt geëvalueerd hoe de patiënt
reageerde op de vorige behandeling en op het huiswerk. Bij de overgang van de ene
fase naar de andere en zeker voordat de behandelaar op manipulatieve technieken
overgaat, vindt opnieuw een grondige evaluatie plaats.
Toename van reactiviteit hoeft niet noodzakelijk een gevolg te zijn van te intense
behandeling. De oorzaak kan liggen in de belasting van de dagelijkse activiteit of
doordat de patiënt overdrijft bij zijn huiswerk of op eigen initiatief belastingen
toevoegt of gewoon door een verergering van het grondlijden. De intensiteit van de
behandeling moet in ieder geval verminderd worden.
Basisregels
Besluit
Dankbetuiging: Hartelijk dank aan de heer Aron De Smet voor het vervaardigen van
de illustraties.
Literatuur