Professional Documents
Culture Documents
Catechismus Voor Jongeren
Catechismus Voor Jongeren
Geactualiseerd volgens de
Katechismus van de Katholieke Kerk
Nederland-2015
Catechismus voor Jongeren
El catecismo de los jóvenes
Catechism for Youth
ISBN 978-90-822183-1-2
Inleiding .................................................................................. 47
6
INHOUDSOPGAVE
7
CARLOS MIGUEL BUELA
Hoofdstuk Twee: “Gij zult uw naaste beminnen als uzelf” ... 275
Het vierde gebod: Eer uw vader en uw moeder ............................................... 285
Het vijfde gebod: Gij zult niet doden ............................................................ 287
Het zesde gebod: Gij zult geen echtbreuk plegen............................................ 289
Het zevende gebod: Gij zult niet stelen ........................................................ 291
Het achtste gebod: Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen ........................ 294
Het negende gebod: Gij zult geen onkuisheid begeren ..................................... 296
Het tiende gebod:
Gij zult niet onrechtvaardig begeren, wat uw naaste toebehoort ...................... 298
9
CARLOS MIGUEL BUELA
10
INHOUDSOPGAVE
11
AAN DE LEZER
Beste lezer,
Neem deze catechismus liefdevol en met zorg ter hand. Hieruit zul je
de meest belangrijke dingen van het leven leren of je weer voor de
geest halen, die een vreugde zijn voor de heiligen en die zoet als
honing zijn voor wie wijs is.
Is er iets belangrijker dan God en de dingen die met God te maken
hebben? Nee, niets. Daarom zul je leren om God te kennen, te
beminnen en te dienen. Dat is iets groters dan het met een ruimteschip
ontdekken van een verre planeet; of het met een onderzeeboot
ontdekken van de diepten van de zee; of het reizen naar de uithoeken
van de hele wereld. Met deze catechismus zul je “met alle heiligen in
staat zijn te vatten wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en
de liefde van Christus te kennen, die alle kennis te boven gaat.” (Ef.
3,18-19)
Omdat God zo groot is en wij zo klein, moeten wij Hem altijd met
grote nederigheid vragen om ons verstand te verlichten, ons hart te
bezielen, onze wil edelmoedig te maken, zodat wij Hem door middel
van deze catechismus en doorheen ons hele leven beter leren kennen,
Hem iedere dag meer beminnen en Hem dienen zoals Hij alleen dat
verdient.
De auteur
DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER
Alles wat God ons heeft onderwezen – dat wil zeggen, de hele
katholieke leer die vervat ligt in de Traditie, in de Schrift, en die
onderwezen is door de Paus en de bisschoppen in eenheid met hem –
is zo’n grote schat, dat als een persoon het zou vinden, hij “alles [zou]
verkopen wat hij bezat” (Mat. 13,44)1 om die te kopen. Met andere
woorden: wees bereid om de grootste offers te brengen om die te
bezitten.
In deze catechismus zul je deze schat gaan vinden en je zult zeker
offers moeten brengen om deze tot de jouwe te maken. Je zult
bijvoorbeeld de lessen moeten bestuderen en sommige dingen uit het
hoofd moeten leren, etc., maar het is deze offers helemaal waard, want
dat wat je gaat ontvangen is van enorme waarde.
Deze rijke en overvloedige schat bestaat uit vier delen:
1. Wat wij moeten geloven: de geloofsbelijdenis;
2. Wat wij moeten ontvangen: de viering van het Christusmysterie;
3. Wat wij moeten doen: het leven in Christus;
4. Wat we moeten bidden: het christelijk gebed.
die ontvangen is van de Heilige Geest, Hij heeft het vlees aangenomen door
geboren uit de Maagd Maria, de Heilige Geest uit de Maagd Maria
en is mens geworden. Hij werd voor
ons gekruisigd,
die geleden heeft onder Pontius Pilatus, Hij heeft geleden onder Pontius
is gekruisigd, gestorven en begraven, Pilatus en is begraven.
die nedergedaald is ter helle,
die opgestegen is ten hemel, zit aan de Hij is opgevaren ten hemel: zit aan de
rechterhand van God, de almachtige rechterhand van de Vader.
Vader,
3. Sterkte
4. Matigheid
Gaven van de Heilige Geest
1. Wijsheid
2. Inzicht
3. Raad
4. Sterkte
5. Kennis
6. Vroomheid
7. Ontzag voor God
Vruchten van de Heilige Geest
1. Liefde
2. Vreugde
3. Vrede
4. Geduld
5. Vriendelijkheid
6. Goedheid
7. Trouw
8. Zachtmoedigheid
9. Ingetogenheid
10. Bescheidenheid
11. Matigheid
12. Kuisheid
18
DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER
De tien geboden
1. Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven
alles beminnen.
2. Gij zult de Naam van de Heer, uw God niet zonder eerbied
gebruiken.
3. Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt.
4. Eer uw vader en uw moeder.
5. Gij zult niet doden.
6. Gij zult geen echtbreuk plegen.
7. Gij zult niet stelen.
8. Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.
9. Gij zult geen onkuisheid begeren.
10. Gij zult niet onrechtvaardig begeren wat uw naaste toebehoort.
De geboden van de Kerk3
1. Op zondagen en verplichte feestdagen deelnemen aan de
Eucharistie
2. Ten minste eenmaal per jaar biechten.
3. In de Paastijd de heilige Communie ontvangen.
4. Op onthoudingsdagen geen vlees gebruiken en op vastendagen
vasten.
5. Tegemoetkomen aan de materiële noden van de Kerk.
Werken van barmhartigheid4
Geestelijke:
1. Onderricht geven
2. Goede raad verstrekken
3. Troost brengen
4. Moed inspreken
5. Vergiffenis schenken
6. Onrecht geduldig verdragen
20
DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER
22
DEEL EEN:
WAT WE MOETEN GELOVEN
24
“Jullie willen graag dat je leven niet zinloos of zonder
belang zal blijken te zijn, maar dat jullie een gelukkig leven in
al zijn volheid zullen hebben. (…) Er is hier maar één
antwoord op: Geloof. Want “geloven” betekent precies dit: je
eigen bestaan tot in de diepste vezels van je zijn overgeven in
de handen van de levende God, en het dagelijks leven vanuit
Hem, met Hem, en op Hem gericht leven.”
“Het verlangen naar God is gegrift in het hart van de mens, want de
mens is geschapen door en voor God; en God houdt niet op de mens
naar zich toe te trekken. De mens zal slechts in God de waarheid en
het geluk vinden, die hij zonder ophouden zoekt.”7 De heilige
Augustinus zegt het heel mooi: “Heer...U heeft ons geschapen voor
Uzelf, en ons hart is onrustig tot het rust vindt in U.”8
“De mens is van nature en door roeping een godsdienstig wezen.
Omdat de mens van God komt en naar God gaat, heeft hij alleen maar
een volledig menselijk leven, als hij zijn band met God vrijelijk beleeft.
De mens is gemaakt om in gemeenschap met God te leven, in wie
hij zijn geluk vindt: "Wanneer ik met mijn gehele wezen met U
verenigd zal zijn, zal er voor mij geen verdriet en moeite meer zijn en
geheel van U vervuld, zal mijn leven waarachtig leven zijn". (Vgl. H.
Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 10, 28, 39)
Wanneer de mens naar de boodschap van de schepselen en de stem
van zijn geweten luistert, dan kan hij komen tot de zekerheid van het
bestaan van God, oorzaak en einde van alles.
De kerk leert dat de enige, ware God, onze Schepper en Heer, met
zekerheid gekend kan worden uit zijn werken dankzij het natuurlijke
licht van het menselijk verstand. (Vgl. 1e Vaticaans Concilie, Dei Filius
28)
Wij kunnen God werkelijk benoemen door uit te gaan van de
menigvuldige volmaaktheden van de schepselen, gelijkenissen van de
oneindig volmaakte God, zelfs als onze beperkte taal het mysterie
ervan niet volledig tot uitdrukking kan brengen.
"Een schepsel zonder Schepper verdwijnt in het niet".(Vgl. 2e
Vaticaans Concilie, Gaudium et Spes 36). Daarom weten de gelovigen
dat zij door de liefde van Christus ertoe aangezet worden het licht van
de levende God te brengen aan hen die Hem niet kennen of Hem
afwijzen.”9
Net zoals ons verstand ons, bij het kijken naar juwelen, zegt dat zij
gemaakt moeten zijn door een juwelier; net zoals wij door het kijken
naar een tuin vol met bloemen denken aan de tuinman die er
zorgvuldig in werkt; net zoals wij door het kijken naar een horloge
denken aan de horlogemaker die het met precisie doet lopen; net zo,
als wij kijken naar het onmetelijke uurwerk van het universum, de
sterren en de planeten die nauwkeurig hun banen gaan, de prachtige
tuin vol bloemen, planten en bomen die de aarde versieren, en de
kinderen, vaders, moeders en alle mensen die prachtig zijn als juwelen,
dan moeten wij wel denken aan de Maker van dit alles. Wij denken aan
de opperste Kunstenaar, aan het hoogste Intellect, die leven en
daadkracht gaf aan alles; in één woord: wij denken aan God.
Wij móeten wel aan God denken, omdat het onmogelijk is dat
dingen zichzelf maken. Wie heeft de spinnen geleerd hoe zij hun web
moeten maken, de bijen hoe zij hun bijenkorven moeten maken, de
kalveren om dicht bij hun moeder te staan en daar hun melk te
zoeken? Op welke school leerden ze deze wonderen? Zij hebben geen
intelligentie. Zij weten niet hoe ze moeten lezen, schrijven of tellen,
en toch doen zij dingen waarvoor ze een intellect nodig lijken te
hebben. Waarom? Omdat God, die uiterst intelligent is, een instinct
geeft aan deze dieren, zodat zij – ook al zijn ze niet intelligent – zulke
wonderbaarlijke dingen doen dat ze ons in feite aan Hem doen
denken, die de Oorzaak is van deze wonderen. Zoals het boek
Wijsheid zegt: “want uit de grootheid en de schoonheid van de
schepselen wordt men door vergelijking hun Schepper gewaar” (Wijsh.
13,5). Kunstenaars zijn bekend door hun werken, want “van de
schepping der wereld af wordt zijn onzichtbaar wezen door de rede in
zijn werken aanschouwd, zijn eeuwige macht namelijk en zijn
Godheid” (Rom. 1,20). De hele natuur vertelt ons over God: de
bloemen en de vogels, de zeeën en de bergen, de sterren en de mensen,
kleuren en sneeuw, water en zon, aarde, rivieren, regen, ja, echt alles
“verkondigt de majesteit Gods” (Ps. 19,2).
We hebben een innerlijke stem die ons zegt “Dit moet je niet
doen”, en als wij het dan toch doen, voelen wij ons verdrietig; of zij
zegt ons “Dit moet je doen”, en als wij het dan doen, worden we blij.
Dit is de stem van ons geweten, die de stem van God is. Dat wat God
beveelt en verbiedt, staat bij alle mensen geschreven in hun hart,
“waarbij komt het getuigenis van hun geweten” (Rom. 2,15).
Wij kunnen God op een veel diepere manier leren kennen door middel
van het geloof. Op een veel diepere manier, omdat het in dit geval
God zelf is die ons zegt wie Hij is, wat Hij heeft gedaan, wat Hij ons
heeft gegeven, wat Hij belooft, wat Hij leert, wat Hem aangenaam is,
29
CARLOS MIGUEL BUELA
wat Hij van ons verlangt. In het kort, God leert ons de meest intieme
geheimen van Zijn hart, de grootste waarheden over Hemzelf,
waarheden zo groots dat niemand zich die ooit heeft kunnen
voorstellen. Door het geloof openbaart God zichzelf, staat Hij toe dat
Hij gekend wordt, en maakt Hij zich bekend. En God doet dat omdat
Hij dat wil en omdat Hij ons bemint. God spreekt tot ons om ons te
zeggen hoe Hij is en om ons te zeggen hoe wij moeten zijn; en
aangezien Hij tot ons spreekt, deelt Hij ons Zijn Woord mede, het
Woord van God.
30
HOOFDSTUK TWEE
DE ONTMOETING VAN DE MENS
MET GOD
“Uit liefde heeft God zich aan de mens geopenbaard en gegeven. Hij
geeft zo een definitief en overvloedig antwoord op de vragen die de
mens zich aangaande de zin en het doel van zijn leven stelt.
God heeft zich aan de mens geopenbaard door hem in woord en
daad geleidelijk zijn eigen mysterie mede te delen.”10
“Behalve het getuigenis dat God over zichzelf geeft in het geschapene,
heeft Hij zich aan onze stamouders geopenbaard. Hij heeft tot hen
gesproken en na de zondeval heeft Hij hun het heil beloofd (vgl. Gen.
3,15) en hun zijn Verbond aangeboden.
God heeft met Noach een eeuwig verbond tussen Hem en alle
levende wezens gesloten (vgl. Gen. 9,16). Dit verbond zal voortduren,
zolang de wereld bestaat.
God heeft Abraham uitverkozen en met hem en zijn nageslacht
een Verbond gesloten. Hij heeft hieruit zijn volk gevormd, waaraan
Hij door Mozes zijn wet geopenbaard heeft. Hij heeft het door de
profeten erop voorbereid het heil te ontvangen dat voor de hele
mensheid bestemd is.
God heeft zich ten volle geopenbaard door zijn eigen Zoon te
zenden, in wie Hij zijn Verbond voor eeuwig vastgelegd heeft. Hij is
1. DE HEILIGE TRADITIE
11 Idem, 70-73.
32
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD
2. DE HEILIGE SCHRIFT
De tweede zuil is de Bijbel. Het is het boek der boeken. “De heilige Schrift
is het woord van God, voor zover dit onder ingeving van de Heilige
Geest schriftelijk is vastgelegd.”12
Het bevat twee grote delen:
1. Het oude Testament, dat 46 boeken bevat en de schepping van de
wereld tot de komst van Jezus beslaat. Deze boeken omvatten:
a) Historische boeken:
Genesis (Gen.) 2 Koningen (2 Kon.)
Exodus (Ex.) 1 Kronieken (1 Kron.)
Leviticus (Lev.) 2 Kronieken (2 Kron.)
Numeri (Num.) Ezra (Ezra)
Deuteronomium (Deut.) Nehemia (Neh.)
Jozua (Joz.) Tobit (Tobit)
Rechters (Re.) Judit (Judit)
Ruth (Ruth) Ester (Est.)
1 Samuel (1 Sam.) 1 Makkabeeën (1 Makk.)
2 Samuel (2 Sam.) 2 Makkabeeën (2 Makk.)
1 Koningen (1 Kon.)
b) Wijsheids boeken:
Job (Job) Hooglied (Hoogl.)
Psalmen (Ps.) Wijsheid (Wijsh.)
Spreuken (Spr.) Ecclesiasticus of Jezus Sirach (Sir.)
Prediker (Pr.)
c) Profetische boeken:
Jesaja (Jes.) Obadja (Ob.)
Jeremia (Jer.) Jona (Jona)
Klaagliederen (Klaagl.) Micha (Mi.)
Baruch (Bar.) Nahum (Nah.)
Ezechiël (Ez.) Habakuk (Hab.)
Daniël (Dan.) Sefanja (Sef.)
Hosea (Hos.) Haggai (Hag.)
Joël (Joël) Zacharia (Zach.)
Amos (Am.) Maleachi (Mal.)
2. Het Nieuwe Testament bestaat uit 27 boeken en omvat de geboorte
van Jezus tot het einde van de wereld, wanneer Jezus zal terugkeren
bij de tweede komst om de geschiedenis te beëindigen. Het zijn:
a) De vier Evangelies:
Het evangelie volgens Matteüs (Mat.)
Het evangelie volgens Marcus (Mar.)
Het evangelie volgens Lucas (Luc.)
Het evangelie volgens Johannes (Joh.)
b) Wat de Apostelen deden:
Handelingen van de Apostelen (Hand.)
c) De brieven van de H. Paulus:
Dit zijn veertien brieven die de heilige apostel Paulus heeft gestuurd
aan verschillende mensen en gemeenschappen. Hij stuurde
bijvoorbeeld twee brieven aan de christenen van Tessalonica.
Romeinen (Rom.) 1 Tessalonica (1 Tess.)
1 Korinte (1 Kor.) 2 Tessalonica (2 Tess.)
2 Korinte (2 Kor.) 1 Timoteüs (1 Tim.)
Galaten (Gal.) 2 Timoteüs (2 Tim.)
34
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD
De derde zuil is het Leergezag van de Kerk: dat houdt alles in wat de
heilige Katholieke Kerk onderricht in de persoon van de heilige Vader
en de bisschoppen in eenheid met hem.
Jezus zelf leerde ons dat de Paus de rots zou zijn waarop Hij zijn Kerk
zou bouwen15 en dat deze “rots” volgens de belofte van de Heer zelf zo
stevig is (vooral in zaken van geloof en moraal), dat “de poorten der
hel haar niet zullen overweldigen” (Mat. 16,18).
De Kerk heeft tot nu toe 266 pausen gehad, beginnend met de
heilige Petrus en tot vandaag Paus Franciscus. De meesten onder hen
waren heiligen, enkelen waren echte zondaars, maar absoluut geen één
van hen is een ketter geweest. Met ander woorden, geen enkele paus
onderrichtte ooit formeel een leugen of dwaling inzake geloof of
moraal, dat wil zeggen, over wat wij moeten geloven en over wat wij
moeten doen. Dus waar de heilige Vader is, daar is de Kerk; waar de
Kerk is, daar is Jezus; en waar onze Heer Jezus Christus is, daar zijn
de stromen van het leven, de waarheid en de oneindige liefde van God.
Jezus beloofde dat de pausen onfeilbaar zouden zijn, toen Hij
tegen Petrus zei, en in hem tot al zijn opvolgers: “Ik heb voor U
14 Geestelijk Testament aan zijn zoon, Acta Sanctorum Augusti 5, 1868, p. 546.
15 Vgl. Mat. 16,18.
36
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD
38
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD
40
HOOFDSTUK DRIE
HET ANTWOORD VAN DE MENS AAN GOD
1. IK GELOOF18
“Het geloof is een zich persoonlijk bekennen van de hele mens tot
God die zich openbaart. Het brengt met zich mee dat men zich met
verstand en wil bekent tot de openbaring die God over zichzelf in
woord en daad gedaan heeft.
‘Geloven’ houdt dus een dubbele verwijzing in: naar de persoon en
naar de waarheid; naar de waarheid door het vertrouwen in de persoon
die haar verkondigt.
Wij moeten in niemand anders geloven dan in God, de Vader, de
Zoon en de Heilige Geest.
Het geloof is een bovennatuurlijke gave van God. Om te geloven
heeft de mens de innerlijke bijstand van de Heilige Geest nodig.
‘Geloven’ is een menselijke, bewuste en vrije daad, die
beantwoordt aan de waardigheid van de menselijke persoon.
‘Geloven’ is een kerkelijke daad. Het geloof van de Kerk gaat
vooraf aan ons geloof, brengt dit voort, draagt het en voedt het. De
kerk is de moeder van alle gelovigen. ‘Niemand kan God als Vader
hebben als hij de Kerk niet als Moeder heeft’19.”
2. WIJ GELOVEN20
geopenbaard’21
Het geloof is noodzakelijk voor het heil. De Heer zelf bevestigt dit:
‘Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft,
zal veroordeeld worden’ (Mar. 16,16).
‘Het geloof is een voorproef van de kennis die ons in het
toekomstig leven gelukkig zal maken.’22”
3. JONGEREN EN GELOOF
21 Z. PAULUS VI, Credo van het volk van God, 20, 1968, 25.
22 H.THOMAS VAN AQUINO, Compendium theologiae 1, 2
23 H. JOHANNES PAULUS II, Tot de jongeren in het stadion van Kampala, 1993.
24 Z. PAULUS VI, Ecclesiam suam, 100.
25 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Gaudium et spes, 36.
42
HET ANTWOORD VAN DE MENS AAN GOD
heeft in veel landen macht gekregen, iets wat nooit eerder gebeurd is
op zo’n wereldwijde schaal. Hoewel het klopt dat het theoretisch
atheïsme, dat het bestaan van God openlijk ontkent en bestrijdt,
minder sterk aan het worden is in de wereld, is dat niet het geval met
het praktisch atheïsme, dat maakt dat mensen ‘leven alsof God niet
bestaat’. Het atheïsme met zijn ontkenning van God, tast God niet
aan. Het is hetzelfde als schieten op een afbeelding van Jezus Christus;
de kogels hebben geen uitwerking op Hem. Feitelijk atheïsme, zelfs
als het zou toenemen tot een ongekende macht, neemt niet het minste
weg van Gods eigen glorie. Bovendien, verre van het vernietigen van
God, werkt hevig en militant atheïsme - tegen de wensen van zijn
aanhangers in – als een manifestatie van de grootheid, de wijsheid, de
almacht, en boven alles van de goedheid en de genade van God.
De psalmist zegt: “Waarom zijn de volken oproerig, gaan zinloos
de natiën aan? (...) spannen samen de groten der aarde, de Heer en zijn
gezalfde trotserend (...) Die troont in de hemel, Hij lacht; Hij maakt,
de Heer, hen tot spot” (Ps. 2,1-4). De heilige Paulus waarschuwt ons:
“Maak u niets wijs; God laat niet met zich spotten.”(Gal. 6,7); en tot
de Korinthiërs, herhaalt de heilige Paulus de woorden van Job: “Er
staat immers geschreven: Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid” (1 Kor.
3,19 en Job 5,13). Het atheïsme doet niets af aan God; degene die door
het atheïsme vernietigd wordt, is de mens zelf. In feite is het atheïsme
een aanval op de mens die “naar Gods beeld geschapen is” (vgl. Gen.
1,27). Het atheïsme weet dat het God niet kan treffen in zijn wezen,
ook godslastering, heiligschennis, haat of de ontkenning van Gods
bestaan (welke slechts een stelling is, want ze wordt aangenomen
zonder bewijs) kunnen dit niet. Maar het kan wel het beeld van God
in de mens vernietigen; dit is de grootste en enige prestatie van het
atheïsme: de vernietiging van de mens. De heilige Ireneüs van Lyon
schreef tegen het einde van de tweede eeuw, dat als het de mens
volledig aan God zou ontbreken, hij dan zou ophouden te bestaan.
43
CARLOS MIGUEL BUELA
ARTIKEL 1
“IK GELOOF IN GOD DE ALMACHTIGE VADER,
SCHEPPER VAN HEMEL EN AARDE”
50
IK GELOOF IN GOD DE VADER
28 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, Aufstieg zum Berge Karmel, Kösel - Verlag,
München, 1990.
29 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 227.
30 EERSTE VATICAANS CONCILIE, Dogmatische Constitutie “Dei Filius” over het
onmogelijk ons te bedriegen” (vgl. Heb. 6,18). Tenslotte: God doet wat
Hij zegt en Hij vervult wat Hij belooft, omdat Hij getrouw is: “Hemel
en aarde zullen voorbij gaan, maar mijn woorden zullen niet voorbij
gaan” (Mat. 24,35). “Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw: zichzelf
verloochenen kan Hij niet” (2 Tim. 2,13). God kan ons niet
teleurstellen.
e) De goedheid van God
Is goedheid een volmaaktheid? Ja. Dus: God is goed, oneindig goed,
want “niemand is goed dan God alleen” (Luc. 18,19). Schepsels zijn
goed omdat zij delen in de goedheid van God. Bij God is er geen
zonde, en dus is Hij driemaal heilig: “Heilig, heilig, heilig is de Heer”
(Jes. 6,3). Hij is absoluut welwillend ten opzichte van ons, zijn
schepsels: “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn
eniggeboren Zoon heeft gegeven” (Joh. 3,16).
f) De onveranderlijkheid van God
De mogelijkheid tot verandering is een teken van onvolmaaktheid.
Zulke onvolmaaktheden zijn bijvoorbeeld: iets weten en het later
vergeten, het verliezen van kracht, of iets zeggen en het later
ontkennen. Dit is waarom God niet verandert: Hij is “de Vader der
hemellichten, bij wie geen verandering is of verduistering door
omwenteling” (Jak. 1,17). God is niet onwetend ten aanzien van iets
dat Hij zou moeten weten. Zijn kracht raakt niet uitgeput. Hij spreekt
zijn oordelen niet tegen en verandert zijn beslissingen niet. Hij wordt
niet oud, omdat Hij eeuwig is, eeuwig jong. Hij hoeft zich niet te
bewegen, omdat Hij onmetelijk is. Hij vergeet niets, omdat alles
gelijktijdig aanwezig is in zijn geest. Hij kan niet beter zijn, want hij is
absoluut en ongeëvenaard goed, volmaakt en heilig.
g) De eeuwigheid van God
De engelen hebben een begin – God schiep hen – maar geen einde,
omdat zij niet kunnen sterven. Andere wezens hebben een begin en
een einde, ofwel gedeeltelijk, zoals de mens, waarvan het lichaam
52
IK GELOOF IN GOD DE VADER
53
CARLOS MIGUEL BUELA
wat gebeurt slecht is, is dat zo omdat God het toelaat. Het kwade komt
niet van God, maar van het misbruiken van de menselijke vrijheid. En
waarom laat God het kwade toe? Om twee redenen:
1. Om onze vrijheid te respecteren: “Hij heeft vanaf het begin, toen
Hij de mens maakte, die mens aan zijn eigen beslissingen
onderworpen” (Sir. 15,14). God wil ons als Zijn kinderen, niet als
robots.
2. Omdat God zo wijs en machtig is, weet Hij hoe Hij uit het kwade
het goede kan doen voortkomen: “Jullie hebben kwaad tegen mij
beraamd, maar God heeft het ten goede gekeerd” (Gen. 50,20).
In zijn voorzienigheid heeft God alles geordend naar “maat en
getal en gewicht” (Wijsh. 11,20). Hij voedt de vogels in de lucht en
kleedt de lelies in het veld,32 en meer nog zorgt Hij voor ons. Daarom
mogen wij altijd op Hem vertrouwen, onszelf in zijn handen leggen,
zoals de grote vrienden van God gedaan hebben. Camila Rolón heeft
gezegd: “Blind scheep ik mij in op het schip van de Goddelijke
Voorzienigheid en ik ben niet bang voor de stormen die oprijzen van
de woeste zee in dit dal van ellende en ik wacht met levendig geloof
op het einde van deze reis;”33 “De Heer is trouw aan zijn beloften en
Hij zal hen, die hun hoop op Hem hebben gesteld, nooit verlaten.”34
l) De rechtvaardigheid en barmhartigheid van God
God is oneindig rechtvaardig: “Hij zal eenieder vergelden naar zijn
werken” (Rom. 2,6). Hij zal het goede belonen en het kwade straffen.
Hij zal vergelden “met het eeuwige leven hen die door standvastig het
goede te doen streven naar onvergankelijke heerlijkheid en eer; met
straf en toorn hen die weerspannig de waarheid verwerpen en de
ongerechtigheid omhelzen” (Rom. 2,7-8). “God laat niet met zich
spotten” (Gal. 6,7).
55
CARLOS MIGUEL BUELA
56
IK GELOOF IN GOD DE VADER
2. DE HEILIGE DRIE-EENHEID
Wij hebben gezien wat God is en hoe God is. Maar wie is God? Als je
het kruisteken maakt op je borst, druk je uit wie God is. Dit is het
centrale geheim van ons geloof. Laten wij eens kijken. Als je het
kruisteken maakt, zeg je: “In de naam van”, in het enkelvoud, je zegt
niet “in de namen van,” meervoud. Waarom? Omdat er maar één ware
en levende God is. Maar na gezegd te hebben: “In de naam van”,
noem je drie namen: “de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.”
Waarom? Omdat er in de ene, ware en levende God drie
onderscheiden Personen zijn: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Dus, God is niet slechts één, maar drie. Er zijn drie Personen in
Hem. Dit is het mysterie van de heilige Drie-eenheid.
Verwijzend naar de heilige Drie-eenheid, schrijft ons het
katholieke geloof voor “drie Personen te aanbidden, gelijk in majesteit,
onverdeeld in luister.”36
Daarom belijden wij:
1. De onderscheiding van de Personen. De Vader is de Vader, Hij
is noch de Zoon noch de Heilige Geest; de Zoon is de Zoon, Hij is
noch de Vader noch de Heilige Geest; de Heilige Geest is de Heilige
Geest, Hij is noch de Vader, noch de Zoon. Met andere woorden, zij
zijn drie werkelijk onderscheiden Personen.
57
CARLOS MIGUEL BUELA
58
IK GELOOF IN GOD DE VADER
verhevener niveau - is God Vader, Zoon en Heilige Geest. Zij zijn niet
drie goden, maar slechts één ware God.
Van alle eeuwigheid denkt God de Vader een gedachte in ieder
opzicht identiek aan hemzelf. Daar het een gedachte van God is, is
deze oneindig zoals Hij. De gedachte of het woord brengt, door
oneindig te zijn, een Persoon voort, de tweede Persoon van de heilige
Drie-eenheid: de Zoon. De Vader en de Zoon, die elkaar kennen,
kunnen elkaar alleen maar liefhebben. Deze liefde is oneindig, daar zij
van God komt, en daarom brengt zij de Derde Persoon van de heilige
Drie-eenheid voort: de Heilige Geest.
Wanneer je dan ook het kruisteken maakt, denk dan aan deze God
die almachtig is en eeuwig, onmetelijk en goed, rechtvaardig en wijs,
Vader, Zoon en Heilige Geest, oneindig gelukkig, mooi, vrij,
transcendent, zuivere en vooruitziende geest. Denk aan deze God die
– niet uit noodzaak, maar uit pure goedheid – andere wezens wil laten
delen in zijn leven, zijn waarheid, zijn liefde en zijn vreugde. God
schiep jou zodat je in staat zou zijn Hem te leren kennen, te beminnen
en te dienen, en zodat je op deze manier erg gelukkig zult zijn in dit
leven, en nog gelukkiger in het volgende leven.
De heilige Franciscus van Assisi, een grote heilige, loofde God op
de volgende manier:
U bent heilig, Heer, enige God, die wonderen tot stand brengt.
U bent sterk, U bent groot, U bent de Allerhoogste.
U bent de almachtige Koning, U bent de heilige Vader,
Koning van de hemel en van de aarde.
U bent Drievoudig en Eén, Heer God, geheel Goed.
U bent de Goede, geheel Goed, hoogste Goed,
Heer God, levend en waarachtig.
U bent Naastenliefde en Liefde, U bent Wijsheid.
U bent nederigheid, U bent geduld, U bent zekerheid.
59
CARLOS MIGUEL BUELA
2. DE SCHEPPING
1. DE HEMEL EN DE AARDE
God heeft altijd bestaan, van alle eeuwigheid af. Buiten Hem bestond
er absoluut niets. Hij heeft alles geschapen in de hemel en op de aarde,
wanneer Hij het wilde en hoe Hij het wilde: “Gij hebt het heelal
geschapen: door uw wil ontstond het en werd het geschapen” (Apok.
4,11).
Alleen God kan scheppen, dat wil zeggen, iets maken uit het niets.
Alles is van Hem afhankelijk, van zijn bestaan en zijn werk, want niets
bestaat uit zichzelf; maar alles bestaat dankzij God. Hij geeft alles het
zijn en het vermogen tot handelen: “Hij bestaat vóór alles en alles
bestaat in Hem” (Kol. 1,17) en Hij is degene die in ons “zowel het
willen als het doen” (Fil. 2,13) tot stand brengt. Hij schiep alles door
zijn Woord, dat wil zeggen, met zijn alvermogende wil. En Hij deed
dit omdat Hij dit wilde.
2. DE ENGELEN
3. DE MENSEN
62
IK GELOOF IN GOD DE VADER
Het lichaam en de ziel zijn zo verenigd dat zij slechts door de dood
gescheiden worden. Het lichaam valt tot stof uit elkaar, omdat het uit
veel delen is samengesteld. De ziel, die geestelijk is, is niet
samengesteld uit delen, en kan dus niet sterven. Om deze reden is de
ziel edeler dan het lichaam: “Weest niet bevreesd voor hen die wel het
lichaam kunnen doden maar niet de ziel” (Mat. 10,28). De heilige
Johannes Chrysostomus zei dat “zelfs als je heer van de hele wereld
zou zijn, zelfs al was je de koning van de aarde, en zou je alles kunnen
kopen op aarde, dan zou je toch niet in staat zijn een ziel te kopen…de
ziel is kostbaarder dan de hele wereld.”44 De heilige Mary Euphrasia
Pelletier zei: “Een ziel is kostbaarder dan de hele wereld.”45 Het meest
belangrijke dat wij in de wereld moeten doen, en waarin het einddoel
van ons geloof bestaat, is ‘de redding van de zielen’ (vgl. 1 Petr. 1,9).
Onze zielen kennen door middel van het verstand; en zij beminnen
en kiezen door middel van de wil.
Wij moeten altijd ons verstand gebruiken om de waarheid te leren
kennen, omdat slechts “de waarheid u zal vrijmaken” (vgl. Joh. 8,32).
Wij moeten altijd de wil onderwerpen aan het goede, het goede altijd
en voor iedereen doen, nooit en niemand kwaad doen. “Zorgt dat
niemand kwaad met kwaad vergeldt. Streeft steeds naar wat goed is
voor elkaar en voor alle mensen” (1 Tess. 5,15).
God maakt ons vrij zodat wij in staat zijn lief te hebben. Als iemand
“kon zondigen en niet zondigde, kwaad kon aanrichten en het niet
deed” (vgl. Sir. 31,10), dan zou hij veel verdiensten oogsten voor het
eeuwige leven, en de beloning zou groter zijn.
KATHOLIEKE KERK, 365: “De eenheid van lichaam en ziel gaat zo diep dat men
de ziel als de ‘vorm’ van het lichaam moet beschouwen, d.w.z. dankzij de geestelijke
ziel is het uit stof bestaande lichaam een menselijk en levend lichaam; geest en stof
zijn in de mens geen twee met elkaar verenigde naturen, maar hun eenheid vormt
één natuur.”
44 Homilías sobre el Evangelio de San Mateo, Homilía 55, 3, B.A.C., Madrid 1966, p.164 .
45 Motto van het schild van de Congregatie “Our Lady Charity of the Good
Omdat onze ziel geestelijk is, is zij enkelvoudig. Toch leeft zij, kent
zij en bemint zij. Zij heeft dus veel verschillende werkingen, maar zij
is slechts één. Zij is het beeld van God, zuivere drie-ene geest, die het
Leven, de Waarheid en de Liefde is; die Vader, Zoon, en Heilige Geest
is, één ware God. Onze ziel is dus meer dan alleen een beeld; zij bezit
een gelijkenis met God als zij in staat van genade is.
Genade is een gave die God aan de mensen geeft omdat Hij dit wil
en omdat Hij ons liefheeft, zodat “wij kinderen zijn van God. Maar
als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen” (Rom. 8,16-17). Menselijke
wezens zijn kinderen van God daar zij door de genade “deel krijgen
aan Gods eigen wezen” (2 Petr. 1,4). Door de genade delen wij in het
Leven, de Waarheid en de Liefde van God.
3. DE ERFZONDE
1. ONZE STAMOUDERS
Wij begaan een zonde wanneer wij iets doen wat God niet wil. Door
Hem niet te gehoorzamen, beledigen wij Hem. Als het op een ernstige
manier is, wordt het doodzonde genoemd, omdat het de dood brengt
aan het leven van de ziel, dat de genade van God is.46
God gaf Adam niet alleen een lichaam en een ziel, maar nog
belangrijker; God gaf hem de genade die hem tot zoon en vriend van
God maakte. Toen Adam in doodzonde viel, verloor hij deze genade
voor zichzelf en daar hij het hoofd van de mensheid was, verloor hij
ze eveneens voor al zijn afstammelingen; zoals ‘door één mens de
zonde in de wereld is gekomen en met de zonde de dood, zo is de
dood over alle mensen gekomen, aangezien allen gezondigd hebben’
(vgl. Rom. 5,12).
Bijgevolg zijn wij allen in zonde geboren. “Uit onszelf waren wij
een voorwerp van Gods toorn” (Ef. 2,3). Met andere woorden, door
beroofd te zijn van zijn genade, worden wij als vijanden van God
geboren, wij zijn gevallen schepselen. Daar de zonde van Adam
bedreven werd aan de oorsprong, wordt ze erfzonde genoemd. Zij kan
alleen worden weggevaagd door het Doopsel.
Toen Adam en al zijn afstammelingen de genade van God
verloren, verlieten zij de ordening zoals God die bedoeld had, zij
stortten zichzelf in wanorde, vooral ten opzichte van God. Als een
gevolg hiervan, viel de mens ook in wanorde met zichzelf; met andere
woorden, hij verloor zijn innerlijke ordening en volledige beheersing
over zijn hartstochten. Hij viel ook in wanorde ten opzicht van de
lagere schepsels, die hem vanaf dat moment pijn en lijden zouden
veroorzaken. Omdat de mensen in wanorde vielen in de omgang met
medemensen, ontstond er rivaliteit, afgunst en jaloezie. Uiteindelijk
werd de innerlijke harmonie tussen de ziel en het lichaam verbroken
zo werd de dood binnengeleid in de geschiedenis. “Door één mens is
de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood en zo is de
dood over alle mensen gekomen, aangezien allen gezondigd hebben”
(Rom. 5,12).
Al deze wanordelijkheden zijn gevolgen van de zonden, straffen
voor de zonden. Een zekere macht die de duivel nu over de mensheid
heeft, waarom hij “de vorst dezer wereld” (Joh. 12,31) wordt genoemd,
is ook een straf voor de zonde.
Zonder twijfel zijn dit verschrikkelijke straffen. Het zijn echter
kleine straffen in vergelijking met de uiteindelijke straf die de gehele
mensheid te wachten zou staan; de hel. Alle mensen werden ten
gevolge van Adams oorspronkelijke ongehoorzaamheid veroordeeld
tot deze verschrikkelijke erfenis; geboren worden, lijden, sterven en
tenslotte terecht komen in de hel.
Waarom was de zonde van onze stamouders zo erg en waarom
heeft zij zulke vreselijke gevolgen? Laten wij eens kijken naar een
voorbeeld. Als een soldaat een andere soldaat slaat, krijgt hij als straf
een aantal dagen eenzame opsluiting. Als hij een sergeant slaat, zullen
65
CARLOS MIGUEL BUELA
er meer dagen eenzame opsluiting volgen; als het een kapitein is, nog
meer dagen; en als het een generaal is, zelfs veel meer dagen. Waarom
zouden ze dezelfde soldaat méér dagen van eenzame opsluiting geven,
terwijl de overtreding steeds hetzelfde was? Dit gebeurt omdat de
belangrijkheid en de waardigheid van de beledigde persoon groter is.
Iedere doodzonde is als het ware een oneindige belediging, daar de
belediging niet gemeten wordt naar de persoon die hem begaat, maar
naar de persoon die wordt beledigd. In het geval van doodzonde, is
de persoon die wordt beledigd de oneindig volmaakte God. Daarom
kan alleen God de harmonie herstellen van de wanorde die de mens
veroorzaakt heeft door de zonde. Alleen de oneindige God kon de
oneindige belediging, veroorzaakt door de zonde, vereffenen. Alleen
God kon ons bevrijden van de slavernij van de zonde, van de dood,
van de duivel en van de hel. Alleen God kon ons oprichten uit onze
gevallen staat en de genade herstellen die eens verloren was. Juist zoals
wij onszelf niet kunnen optillen door te trekken aan onze eigen
schoenveters, op dezelfde manier zouden wij onszelf, eenmaal in de
zonde gevallen, niet hebben kunnen oprichten door onze eigen kracht.
God moest een hand reiken van boven en van buiten om ons op te
richten. Deze hand is de genade van God.
2. DE GEVOLGEN
Zo koos God een volk uit en sloot een verbond, een bond-
genootschap, met dit volk.
Verscheidene eeuwen na Adam en Eva, koos God een man,
Abraham genaamd, die leefde tussen 1900 en 1800 jaar voor Christus,
om hem tot hoofd van zijn volk te maken. God beloofde hem dat de
Verlosser van de wereld geboren zou worden uit zijn nakomelingen:
“Door u zal zegen komen over alle geslachten op aarde” (Gen. 12,3).
Abraham geloofde in God en daarom wordt hij “onze Vader in het
geloof”48 genoemd.
Abraham had een zoon, Isaac genaamd. Met Isaac hernieuwde
God alle beloften die Hij aan Abraham gedaan had.
Isaac had twee zonen, Esau en Jakob. Jakob had twaalf zonen die
later de twaalf stammen van Israël vormden. Het uitverkoren volk
nam toe in aantal en door een hongersnood moesten zij naar Egypte
vluchten. De Egyptenaren onderdrukten hen 400 jaar lang.
Toen koos God Mozes om zijn volk te bevrijden en het naar het
Beloofde Land te brengen. Dit gebeurde ongeveer 1200 jaar v.C.
Onderweg sloot God een verbond met dit volk op de berg Sinaï, daar
gaf Hij het volk de tien geboden.49
Jozua was degene die het Beloofde Land veroverde. De Rechters
volgden Mozes op in het bestuur van het volk.
Het volk van God had nu een wet en een land. Het miste nog een
politieke structuur. Dus gaf God het volk een koning. De eerste
koning was Saul (1035-1015 v.C.), toen David (1015-975 v.C.), en
tenslotte Salomo (975-935 v.C.). Hierna ontstond een scheuring en het
koninkrijk werd in tweeën verdeeld: Israël en Juda.
Tussen 900 en 800 v.C. verschenen Elia en Elisa als grote profeten
voor het volk. De profeten Amos, Hosea, Jesaja en Micha leefden
69
CARLOS MIGUEL BUELA
70
HOOFDSTUK TWEE
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
ARTIKEL 2
“…EN IN JEZUS CHRISTUS, ZIJN ENIGE ZOON,
ONZE HEER,”
Dikwijls maken wij een kruisteken. Wat betekent dit? Het betekent het
tweede grootste mysterie van ons katholieke geloof: dat Jezus
Christus, de tweede Persoon van de heilige Drie-eenheid, mens is
geworden, geleden heeft en gestorven is aan het kruis om ons te
redden van onze zonden en om ons de genade van God te brengen,
die wij verloren hadden. Hij is de beloofde en de verwachte Verlosser.
Zij wisten dat Jezus zichzelf verkondigde als de ware Zoon van God:
“Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs
God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk”
(Joh. 5,18). De vijanden van Jezus herkenden Hem ook toen Hij zei:
“Ik en de Vader, Wij zijn één.” (Joh. 10,30). Bij deze gelegenheid
wilden de Joden Jezus stenigen “om een godslastering; dat Gij, een
mens, Uzelf tot God maakt” (Joh. 10,33).
Verder herkenden zij Jezus toen zij Pilatus vroegen Hem te
kruisigen door te zeggen: “Wij hebben een Wet en volgens die Wet
moet Hij sterven, omdat Hij zich voor Gods Zoon heeft uitgegeven”
(Joh. 19,7).
1. Jezus toonde het aan door zijn eigen leven, een waar wonder van
bovennatuurlijke wijsheid en heiligheid: “Wie van u kan aantonen dat
Ik zonde gedaan heb?” (Joh. 8,46).
72
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
73
CARLOS MIGUEL BUELA
gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde” (Heb. 4,15). Jezus
is geboren in Bethlehem.55 Hij heeft een geslachtslijst, een stam-
boom.56 Hij onderwerpt zichzelf aan de besnijdenis.57 Hij heeft
kinderjaren en een jeugd zoals zijn tijdgenoten.58 Hij spreekt, hij kent
honger59 en dorst.60 Hij eet en drinkt.61 Hij slaapt.62 Hij zweet bloed.63
Hij wordt gegeseld en gekruisigd, Hij sterft en wordt begraven.64 Hij
heeft een menselijke ziel. Hij voelt zich bedroefd,65 angstig,66 boos,67
kent liefde,68 geluk,69 en medelijden.70 Ook huilt Hij.71 Hij heeft een
menselijke wil en menselijke verlangens, zoals wij kunnen zien
wanneer Hij als mens72 zijn Vader gehoorzaamt. In de Hof van
Olijven, zegt Hij tot zijn Vader: “Niet wat Ik, maar wat Gij wilt” (Mar.
14,36).
Het feit dat God mens is geworden is een van de grootste
geheimen van ons geloof. Het Latijnse woord voor vlees is caro, carnis.
Daarom wordt het mysterie waardoor God is “vlees geworden” (Joh.
1,14), “Incarnatie” genoemd.
Geen enkele vergelijking of voorbeeld kunnen ons dit wonder
helemaal doen begrijpen. Het gaat ons verstand te boven en is groter
dan het hele universum dat God geschapen heeft. Maar om toch te
74
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
proberen een klein deeltje van dit mysterie te begrijpen, zouden wij
ons kunnen voorstellen hoe het zou zijn als wij gebeten zouden
worden door een mier en dan onszelf tot mier zouden maken zonder
op te houden mens te zijn. Hoe groot zou onze nederigheid zijn als
wij een natuur zouden aannemen zo ondergeschikt aan de onze! Hoe
groot moet onze liefde voor de mieren wel niet zijn om dit te doen!
Hoeveel gevaar zouden wij voor hen moeten doorstaan! Hoeveel
lijden! Maar in dit voorbeeld houdt ons gebaar van vrijgevigheid geen
sprong van onbeperktheid naar beperktheid in. Het blijft nog altijd op
het vlak van het beperkte. Wij zijn al beperkt, en we zouden ons alleen
maar nog beperkter maken. Maar God, die oneindig en onbeperkt is,
“heeft zich van zichzelf ontdaan” (Fil. 2,7) en is mens geworden –
eindig en beperkt – zonder op te houden God te zijn.
Dit is echt ongeëvenaard! Wat een nederigheid, wat een liefde, dat
God mens wordt; dat de Heer van het al zichzelf ontledigt, bijna tot
niets wordt! Wat een edelmoedigheid om bereid te zijn al het lijden te
dragen, zoals de Zoon van God geleden heeft door mens te worden,
“opdat de mensen kinderen van God konden worden!”73
ARTIKEL 3
“DIE ONTVANGEN IS VAN DE HEILIGE GEEST,
GEBOREN UIT DE MAAGD MARIA”
Onze Heer Jezus Christus is van alle eeuwigheid geboren uit God de
Vader, zonder een moeder nodig te hebben. In de tijd is Hij als mens
geboren uit een moeder, zonder een vader nodig te hebben.
zijn, het enige schepsel dat met liefde haar vlees en bloed gaf zodat de
Tweede Persoon van de heilige Drie-eenheid mens zou kunnen
worden in haar schoot. “Wanneer de Kerk ‘verder doordringt in het
opperste mysterie van de Incarnatie’, denkt zij met grote verering en
eerbied aan de Moeder van Christus. Maria hoort onlosmakelijk bij het
mysterie van Christus en tevens bij het mysterie van de Kerk, vanaf
het begin, vanaf de dag van de geboorte van de Kerk.”79
Om deze reden gaf God opmerkelijke voorrechten aan Maria: zij
is onbevlekt vanaf het eerste ogenblik van haar ontvangenis in de
schoot van haar moeder, de heilige Anna (dat wil zeggen: zij kent geen
erfzonde); zij is tegelijkertijd de volmaakte Maagd en Moeder; zij is de
Moeder van God en de geestelijke Moeder van alle mensen; de
Medeverlosseres, de Middelares en de Uitdeelster van alle genaden;
met ziel en lichaam opgenomen in de hemel; Koningin en Heerseres
van hemel en aarde; Moeder van de Kerk, etc.
Wij moeten niet denken dat de eer die wij God verschuldigd zijn, zou
verminderen omdat wij eer geven aan Zijn Moeder:
- In de heilige Schrift kunnen we in het boek Spreuken lezen: “de
vaders zijn de roem van hun zonen” (Spr. 17, 6).
- De heilige Alphonsus Maria de Liguori zegt: “Wie kan beweren
dat de eer, aan een moeder geschonken, zich niet uitstrekt tot de eer
van de zoon?”81
- De heilige Bernardus zegt: “Laten wij ons niet verbeelden dat wij
de glorie van de Zoon verduisteren door de grote lof die wij de
Moeder brengen.”82
- De zalige Ceferino Namuncurá zegt: “Zonder het te merken
voerde de liefde voor de Maagd mij naar het kennen en beminnen van
Jezus”.83
79
CARLOS MIGUEL BUELA
heilige schoot nam het Woord de menselijke natuur aan. “Immers, Hij,
die door haar als mens van de Heilige Geest ontvangen is en die
werkelijk haar Zoon naar het vlees geworden is, is niemand anders dan
de eeuwige Zoon van de Vader, de tweede persoon van de heilige
Drieëenheid.”86
80
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
Jezus Christus is degene die de genade van God naar alle mensen
brengt: “Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten” (Joh.
10,10). Door ons naar Jezus Christus te brengen, biedt de Maagd ons
het bovennatuurlijke leven van genade aan; dat is waarom zij de
geestelijke, bovennatuurlijke Moeder van alle mensen is.
“In één en dezelfde schoot Zijner allerzuiverste Moeder heeft
Christus én het vlees aangenomen én tegelijk een ‘geestelijk’ lichaam
met Zich verbonden, gevormd uit ‘allen, die in Hem zouden geloven’
(Vgl. Joh. 17,20). Men kan dus zeggen dat Maria, terwijl ze de Verlosser
in haar schoot droeg, er ook al degenen droeg, wier leven in het leven
van de Verlosser lag opgesloten.”91
Aan de voet van het kruis kreeg de Maagd de opdracht de Moeder
van allen te zijn toen Jezus tegen haar zei, terwijl Hij naar de heilige
Johannes wees: “Zie daar uw zoon” (Joh. 19,26). Op dat moment
vertegenwoordigde de heilige Johannes de hele mensheid. De Maagd
“gaat nu verder vanuit de hemel met het vervullen van de moederlijke
taak als medewerkster in de geboorte en de ontwikkeling van het
Goddelijke leven in de individuele zielen van de verloste mensen.”92
Maria is “onze Moeder in de orde van de genade.”93 Wij moeten
veel van haar houden, omdat “wie Maria bemint inderdaad gezegend
is (heilige Maria Mazzarello).”94
Omdat zij onze Moeder is, onze goede Moeder, en opdat zij ons
altijd zal koesteren, opvoeden en beschermen, kunnen wij onszelf elke
dag aan haar toewijden met dit mooie en oude gebed:
1969, p. 298.
81
CARLOS MIGUEL BUELA
6. MEDEVERLOSSERES
“De bedroefde Maagd nam met Jezus Christus deel aan het
verlossingswerk toen ze dit offerde in vereniging met het kruis als
slachtoffer … als Medeverlosseres verbonden met Zijn lijden.” 96
“Ieder moment aan de voet van het kruis bood zij het offer van het
leven van Christus aan met de grootste smart en de grootste liefde
voor ons.”97
O, hoezeer beminde de Maagd ons! Hoezeer moeten wij van haar
houden! Liefde wordt immers met liefde beantwoord.
8. MACHTIGE VOORSPREEKSTER
1945. P. 771.
83
CARLOS MIGUEL BUELA
100 H. ANSELMUS.
101 Een praktische methode om de rozenkrans te bidden is te vinden op pag. 366.
102 H. PETER DAMIAAN.
103 Vgl. H. ANSELMUS, PL 158, 956.
104 Epistel Aetate hac nostra. 27 April, 1959.
84
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
85
CARLOS MIGUEL BUELA
verkiezen. Zij zal ons altijd onmiddellijk te hulp komen, zoals een
goede moeder die altijd het beste voor haar kinderen wil.
Wij weten al dat de eeuwige Vader van Christus God de Vader is; dat
Christus de tweede Persoon van de heilige Drie-eenheid is, waarachtig
God en waarachtig mens, verenigd in één Persoon; en dat Zijn Moeder
de allerheiligste Maagd Maria is, zoals door de engel Gabriël werd
aangekondigd.107
“Veel zaken waardoor de menselijke nieuwsgierigheid met
betrekking tot Jezus geboeid wordt, komen niet voor in de Evangelies.
Er wordt bijna niets gezegd over zijn leven in Nazareth, en zelfs een
groot gedeelte van zijn openbare leven komt niet ter sprake. Wat in de
Evangelies geschreven staat, dat is opgetekend ‘opdat gij moogt
geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door
te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.’ (Joh. 20,31)
De Evangelies zijn geschreven door mensen die tot de eerste
gelovigen hoorden en die anderen in dit geloof wilden laten delen.
Toen zij eenmaal in het geloof de Persoon van Jezus hadden leren
kennen, hebben zij de sporen van zijn mysterie in heel zijn aardse
leven kunnen laten zien. Vanaf de doeken van zijn geboorte tot aan
de zure wijn van zijn Lijden en de zweetdoek van zijn Verrijzenis, alles
in het leven van Jezus was een teken van zijn Mysterie. Zijn daden,
wonderen en woorden, alles onthulde dat ‘in Hem de Godheid in heel
haar volheid lijfelijk aanwezig was.’ (Kol. 2,9) ”108
uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht haar zoon ter wereld, haar
eerstgeborene, wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat
er voor hen geen plaats was in de herberg. In de omgeving bevonden zich herders die
in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. Plotseling stond een
engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren, zodat
zij door grote vrees werden bevangen. Maar de engel sprak tot hen: ‘Vreest niet,
want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele
volk. Heden is ons een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David.
En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken
gewikkeld en liggend in een kribbe’. Opeens voegde zich bij de engel een hemelse
heerschare; ze verheerlijkten God met de woorden: ‘Eer aan God in den hoge en
op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.’
Zodra de engelen weer van hen waren heengegaan naar de hemel, zeiden de
herders tot elkaar: ‘Komt, laten we naar Bethlehem gaan om te zien wat er gebeurd
is en wat de Heer ons heeft bekend gemaakt.’ Ze haastten zich er heen en vonden
Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag. Toen ze dit gezien
hadden, maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was. Allen die het
hoorden, stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden. Maria
bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat
zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was. (Luc. 2,1-20)
“De Kerk viert ieder jaar het mysterie van deze grote liefde van
God voor de mens (op 25 december).”110
b) De mysteries van de kinderjaren van Jezus
De Besnijdenis: Jezus werd besneden op de achtste dag volgens de wet.
Het evangelie vertelt:
Nadat de acht dagen voorbij waren en men Hem moest besnijden, ontving Hij de
naam Jezus, zoals Hij door de engel was genoemd voordat Hij in de moederschoot
werd ontvangen. (Luc. 2,21)
89
CARLOS MIGUEL BUELA
kruis aan, dat het heil zal schenken dat God ‘voor alle volken bereid
heeft’.”111
Toen de tijd aanbrak, waarop zij volgens de wet van Mozes gereinigd moesten
worden, brachten zij het Kind naar Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen,
volgens het voorschrift van de Wet des Heren: Elke eerstgeborene van het mannelijk
geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepaling van de
Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven.
Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man,
die Israëls vertroosting verwachtte en de Heilige Geest rustte op hem. Hij had een
godsspraak ontvangen van de Heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen
voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest
gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar
binnenbrachten om aan Hem het voorschrift van de Wet te vervullen, nam ook hij
het Kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: ‘Uw dienaar laat
gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil
aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen
straalt, een glorie voor uw volk Israël’.
Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd.
Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder:
‘Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat
weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en
uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.’
Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël uit de stam van
Aser. Zij was hoogbejaard, en na haar jeugd had zij zeven jaar met haar man
geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in
de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam
zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van
Jeruzalem verwachtten. (Luc. 2,22-38)
De Vlucht naar Egypte: “De vlucht naar Egypte en de kindermoord
laten de tegenstelling zien tussen de duisternis en het licht; ‘Hij kwam
in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet’. Heel het leven van
Christus zal in het teken van de vervolging staan. De zijnen delen met
Hem in deze vervolging, Zijn terugkeer uit Egypte herinnert aan de
uittocht en stelt Jezus voor als de definitieve bevrijder.”112
Deze gebeurtenis is verhaald door de heilige apostel en evangelist
Matteüs:
En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te
keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
Na hun vertrek verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak:
‘Sta op, neem het Kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte, en blijf daar tot ik u
waarschuw, want Herodes komt het Kind zoeken om het te doden.’
Hij stond op en week in de nacht met het Kind en zijn moeder naar Egypte uit.
Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervulling zou gaan wat de
Heer gesproken had door de profeet: Ik heb mijn Zoon geroepen uit Egypte.
Zodra Herodes bemerkte, dat hij door de Wijzen om de tuin geleid was, ontstak
hij in hevige toorn; hij zond zijn mannen uit en liet in Bethlehem en heel het gebied
daarvan al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger, in overeenstemming met
de tijd waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig had gevraagd.
Toen ging in vervulling het woord dat door de profeet Jeremia gesproken was:
Een klacht werd in Rama gehoord, geween en luid gejammer: Rachel, wenend om
haar kinderen, wil niet getroost worden, omdat zij niet meer zijn.
Nadat Herodes gestorven was, verscheen in Egypte een engel van de Heer in een
droom aan Jozef en zei: ‘Sta op, neem het Kind en zijn moeder en trek naar het
land Israël, want die het kind naar het leven stonden zijn gestorven.’ Hij stond op,
nam het Kind en zijn moeder mee en ging naar het land Israël. Toen hij echter
hoorde, dat Archelaüs in plaats van zijn vader Herodes over Juda heerste, vreesde
hij daarheen te gaan; van Godswege in een droom gewaarschuwd, begaf hij zich
daarom naar het gebied van Galilea. Hier aangekomen vestigde hij zich in een
stad, Nazareth geheten, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeten gezegd
was: Hij zal Nazoreeër genoemd worden. (Mat. 2,12-23)
c) De mysteries van het verborgen leven van Jezus
Nadat Jezus is opgedragen in de tempel en aanbeden door de
wijzen, vluchtte Hij naar Egypte. Na twee jaar keerde Jezus terug naar
Nazareth waar Jozef, zijn voedstervader, als timmerman werkte. Toen
Jezus twaalf jaar oud was, ging Hij naar de tempel en voerde
gesprekken met de Joodse wetgeleerden. Jezus bleef in Nazareth
totdat Hij dertig jaar oud was; hij was onderdanig, werkte samen met
zijn medemensen, bad en nam toe “in wijsheid en welgevalligheid bij
God en de mensen” (Luc. 2,52).
Het terugvinden van Jezus in de tempel is de enige gebeurtenis die
de stilte van de Evangelies over de verborgen jaren van Jezus
verbreekt. De heilige Lucas verhaalt deze episode, die hij
waarschijnlijk gehoord heeft uit de mond van de Allerheiligste Maagd
Maria:
Het Kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en
de genade Gods rustte op Hem. Zijn ouders reisden ieder jaar, bij gelegenheid van
het paasfeest, naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen
zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die
dagen bleef het Kind Jezus, terwijl zij terugkeerden, in Jeruzalem achter, zonder
dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond,
gingen zij een dagreis ver en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden.
Omdat zij Hem niet vonden, keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug.
Pas na drie dagen vonden ze Hem in de tempel, waar Hij te midden van de
leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem
hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden. Toen ze Hem daar
opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: ‘Kind, waarom hebt
Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U
hebben gezocht.’ Maar Hij antwoordde: ‘Wat hebt ge toch naar mij gezocht? Wist
92
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
ge dan niet, dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ Zij begrepen echter
niet wat Hij daarmee bedoelde.
Hij ging met hen mee naar Nazareth en was aan hen onderdanig. Zijn moeder
bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. En met de jaren nam Jezus toe in
wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen. (Luc. 2,40-52)
“Gedurende het grootste gedeelte van zijn leven heeft Jezus de
levensomstandigheden van het overgrote deel van de mensen gedeeld:
een dagelijks leven zonder uiterlijke pracht; een leven van
handenarbeid, een joods godsdienstig leven, onderworpen aan Gods
wet, een leven in de gemeenschap. Over heel deze periode is ons
slechts geopenbaard dat Jezus ‘onderdanig’ was aan zijn ouders en dat
‘Hij toenam in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen’.
In de onderdanigheid aan zijn moeder en aan zijn wettelijke vader
brengt Jezus op volmaakte wijze het vierde gebod in praktijk. Die
onderwerping is het beeld in de tijd van zijn kinderlijke
gehoorzaamheid aan zijn hemelse Vader. De dagelijkse
gehoorzaamheid van Jezus aan Jozef en Maria kondigde de
onderdanigheid van Witte Donderdag aan en liep hierop vooruit: ‘Niet
mijn wil ...’ De gehoorzaamheid van Christus in het alledaagse van het
verborgen leven was reeds het begin van het herstel van hetgeen de
ongehoorzaamheid van Adam verwoest had.”113
Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Johannes nu droeg een kleed
van kameelhaar en een leren gordel om zijn lenden. Zijn voedsel bestond uit
sprinkhanen en wilde honing. Toen trok Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek
naar hem uit en zij lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij
hun zonden beleden. Maar toen hij vele Farizeeërs en Sadduceeën zag komen om
gedoopt te worden, sprak hij tot hen: “Addergebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat
ge de dreigende toorn kunt ontvluchten? Brengt dus vruchten voort die passen bij
bekering, en neemt niet een houding aan alsof ge bij uzelf zegt: Wij hebben
Abraham tot vader! Waarachtig, ik zeg u, dat God de macht bezit voor Abraham
uit deze stenen kinderen te verwekken! Reeds ligt de bijl aan de wortel van de
bomen. Elke boom dus die geen goede vrucht draagt, wordt omgekapt en in het
vuur geworpen. Ik doop u met water, opdat ge u bekeren moogt; Hij die na mij
komt, is sterker dan ik, en ik ben niet waardig om Hem van zijn sandalen te
ontdoen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur. De wan heeft Hij in
zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren; zijn tarwe zal Hij in de
schuur verzamelen, maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur.” In die tijd
kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten
dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: “Ik heb ùw
Doopsel nodig, en Gij komt tot mij?” Jezus antwoordde hem: “Laat nu maar;
want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen.” Toen liet hij Hem toe.
Nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het water. En zie, daar ging de
hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en
over zich komen; en een stem uit de hemel sprak: “Dit is mijn Zoon, mijn
veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.” (Mat. 3,1-17)
“Vanaf het begin van zijn openbaar leven, bij zijn Doopsel, is Jezus
de ‘Dienaar’, geheel toegewijd aan het verlossende werk dat zijn
vervulling zal vinden in het ‘Doopsel’ van zijn Lijden.”114
b) De bekoringen van Jezus
“De bekoring in de woestijn toont ons Jezus, een nederige Messias,
die triomfeert over de Satan door zijn totale instemming met het heils-
95
CARLOS MIGUEL BUELA
97
CARLOS MIGUEL BUELA
98
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
ARTIKEL 4
“DIE GELEDEN HEEFT ONDER PONTIUS
PILATUS, IS GEKRUISIGD, GESTORVEN EN
BEGRAVEN”
In de tijd van Christus was Palestina een provincie van het Romeinse
100
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
Keizerrijk, bestuurd door Pontius Pilatus.145 Jezus had al meer dan drie
jaar in het openbaar geleefd en gewerkt, terwijl Hij wonderen
verrichtte, de wereld met het licht van zijn leer verlichtte, en
‘weldoende rond ging’ (vgl. Hand. 10,38). Maar “de mensen beminden
de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren” (Joh.
3,19). Zij noemden Jezus; ‘iemand die raaskalt’ (vgl. Joh. 10,20),
‘iemand waar Beëlzebul in huisde’ (vgl. Mar. 3,22), “gulzigaard en
wijndrinker” (Mat. 11,19), een “bedrieger” (Mat. 27,63), een
“zondaar” (Joh. 9,24), “een volksmisleider” (Joh. 7,12) en een
‘godslasteraar’ (vgl. Mat. 9,3). Zij haatten Jezus, vervolgden Hem en
smeedden een complot om Hem te doden omdat hun daden slecht
waren en de daden van Jezus goed: “Hij heeft alles wel gedaan” (Mar.
7,37).
Christus preekte eenvoudig de waarheid. Christus noemde ieder bij
naam, zonder enige angst. Tot de Farizeeërs zei Jezus:
“Schriftgeleerden en Farizeeërs, huichelaars… blinde leiders…
slangen, addergebroed” (vgl. Mat. 23). Jezus vervolgt: “Als God uw
Vader was, zoudt gij Mij beminnen”. “De vader uit wie gij zijt is de
duivel” (Joh. 8,42.44). Maar in plaats van tot inkeer te komen en zich
te bekeren toen zij “de werken zagen die niemand anders verricht
heeft” (vgl. Joh. 15,24), haatten zij Christus en Zijn Vader. Zo
vervulden zij de profetie over Christus: “redeloos hebben zij een haat
aan mij” (vgl. Ps. 69,5). Dus “belegden de hogepriesters en Farizeeërs
jegens zitting van het Sanhedrin en zeiden: ‘Wat doen we? Want die
man verricht veel wonderen. Als we Hem zijn gang laten gaan, zullen
ze allemaal in Hem geloven.’(…) Van die dag af waren ze besloten
Hem te doden” (vgl. Joh. 11,47-48.53). Onder hen durfden er enkelen,
die niet zo slecht waren, Jezus niet openlijk als Heer en God te belijden
“omdat zij bang waren uit de synagoge gestoten te worden. Hun was
meer gelegen aan de eer van de mensen dan aan de eer van God” (Joh.
12,42-43).
102
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
103
CARLOS MIGUEL BUELA
Met zijn dood aan het kruis heeft Jezus eerherstel gegeven voor de
beledigingen die de mensen begaan hadden en nog steeds begaan
tegenover God. “Op Hem heeft Jahwe laten neerkomen de schuld van
ons allen” (Jes. 53,6) omdat Hij gekomen is “om zijn leven te geven als
104
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
losprijs voor velen” (Mat. 20,28). “Hem die geen zonde heeft gekend,
heeft God voor ons tot zonde gemaakt” (2 Kor. 5,21); dat wil zeggen
dat Jezus tot “een slachtoffer voor onze zonden”157 werd gemaakt.
Jezus is gestorven voor alle mensen zonder uitzondering: “Een is
gestorven voor allen” (2 Kor. 5,14). Jezus verdiende voor alle mensen
de noodzakelijke genaden voor de verlossing, want ‘bij niemand
anders is redding te vinden’ (vgl. Hand. 4,12).
In haar liturgie viert de Kerk plechtig de mysteries van het lijden,
de kruisiging, de dood en de begrafenis van Jezus op de donderdag,
vrijdag en zaterdag van de Goede Week. Deze heilige mysteries
worden ook herdacht en vernieuwd in iedere heilige Mis.
Telkens wanneer wij naar het kruis kijken, zouden wij moeten
terugdenken aan het grote werk dat Jezus voor ons heeft volbracht,
“die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij’ (Gal.
2,20). Neerknielend voor het Kruis, kunnen wij bidden:
Kijk naar mij, goede en lieve Jezus, neerknielend voor uw heilige
tegenwoordigheid. Met veel vuur bid ik dat U mijn hart mag doordringen met
oprechte overtuigingen van geloof, hoop en liefde, met een oprecht berouw over mijn
zonden en een vast besluit ze te herstellen. Als ik met al de liefde en medelijden
van mijn ziel uw vijf wonden beschouw, herinner ik mij de woorden die de profeet
David lang geleden over U gesproken heeft: “Ze hebben mijn handen en voeten
doorboord, al mijn beenderen kan ik tellen”158. Amen.
“Aan het Kruis hangt de ‘Verlosser van de mensen’, de Man van
Smarten, die het lichamelijk en geestelijk lijden van de mensen van alle
tijden op zich heeft genomen, opdat zij in liefde de heilsbetekenis van
hun lijden kunnen ontdekken en een duidelijk antwoord krijgen op
alle vragen die zij stellen.”159
105
CARLOS MIGUEL BUELA
De heiligen, die heel veel van onze Heer Jezus Christus hielden,
beminden ook intens het kruis. Want zij wisten dat, als de Meester aan
het kruis leed, zijn leerlingen ook het kruis zouden moeten dragen,
omdat “de leerling niet boven zijn meester staat” (Mat. 10,24).
De heilige Paulus zei:
- “Ik had mij voorgenomen u geen enkele wetenschap te brengen
dan die van Jezus Christus en zijn kruis” (1 Kor. 2,2).
- “Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen” (2 Tim. 2,12).
- “Ik ben er zelfs van overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet
opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten
staat” (Rom. 8,18).
- “Wij zijn zelfs trots op onze beproevingen, (…) en de hoop
wordt niet teleurgesteld” (vgl. Rom. 5,3.5).
- “De lichte kwelling van een ogenblik bezorgt ons een alles
overtreffende, altijddurende volheid van glorie” (2 Kor. 4,17).
161 The Autobiography of St. Teresa of Avila, Trans. David Lewis. Illinois: Tan Books
and Publishers, Inc., 1997. XL, 27.
162 FR. PÉREZ DE URBEL, Año Cristiano, T. II, ed. Poblet, Buenos Aires 1944, p.
408.
163 Spiritual Canticle of the Soul and the Bridegroom Christ, Trans. David Lewis. London:
1951. 167.
168 H. BERNARDUS, Preek II, Obras Completas, Ed. Cisterciences 5, p. 364-368.
107
CARLOS MIGUEL BUELA
169 RAUL A. ENTRAIGAS, El hornero de Dios, Ed. Don Bosco, Buenos Aires 1961,
p. 400.
170 P. HANSEN, Vida admirable de la hermana Rosa de Santa María de Lima, Roma 1664,
p. 137.
171 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, The Sayings of Light and Love, The Collected
alone. 34.
174 H. LUIS ORIONE, Brief van 24 juni 1937.
175 CAMILA ROLÓN, Brief van 16 april 1911.
108
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
Het kruis van Christus is vreugde. Als het niet met vreugde beleefd
wordt, zal het een kruis zijn, maar dan zal het nooit van Christus zijn.
Dat is altijd het onderricht van de apostelen, van de martelaren, van
de kerkleraren en van alle heiligen geweest:
- “Hoe ongedwongen kan ik met u omgaan, wat ben ik trots op u!
Dit vervult mij met troost en doet mij overvloeien van blijdschap bij
al mijn wederwaardigheden” (2 Kor. 7,4).
- “Broeders, acht uzelf heel gelukkig, wanneer u allerlei
beproevingen overkomen” (Jak. 1,2).
- “Verheug u veeleer, juist in de mate dat gij deel hebt aan het lijden
van Christus; dan zult gij juichen van blijdschap, wanneer zijn
heerlijkheid zich openbaart. Prijst u gelukkig, als men u hoont om de
naam van Christus: het is een teken dat de Geest der heerlijkheid, die
de Geest van God is, op u rust” (1 Petr. 4,13-14).
- “Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk
van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want
groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten
vervolgd die vóór u geleefd hebben” (Mat. 5,11-12).
- “Wij moeten met vreugde de grote tegenspoed dragen die ons in
deze wereld aangeboden wordt” (Dienares van God María Antonia de
la Paz y Figueroa).176
- “Als je het punt bereikt waar de beproeving zoet voor je lijkt,
waar deze beproeving jou zelfs behaagt vanwege Christus, dan kun je
jezelf gelukkig prijzen, want dan heb je het paradijs op aarde
gevonden” (Thomas a Kempis).177
178 H. TERESA VAN DE ANDES, Brief 14, aan Moeder Angelica Teresa (5
september 1917).
179 H. THERESIA VAN HET KIND JEZUS, Story of a Soul, Trans. John Clake,
ARTIKEL 5
“DIE NEDERGEDAALD IS TER HELLE, DE
DERDE DAG VERREZEN UIT DE DODEN”
Toen Christus aan het kruis stierf, werd zijn ziel gescheiden van zijn
lichaam. Maar de Godheid van Jezus scheidde zich niet van de ziel en
182 Geschreven door H. Ignatius van Loyola, geciteerd in: LOUIS J. PUHL S.J., The
Spiritual Exercises of St. Ignatius.
183 H. VINCENTA MARÍA LÓPEZ Y VICUŇA, Citaat genomen uit één van haar
brieven.
184 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 632-637.
111
CARLOS MIGUEL BUELA
ook niet van het lichaam. Het lichaam van Jezus werd in het graf
gelegd, waar het de hele Stille Zaterdag bleef. De ziel van Jezus ging
naar het verblijf van de rechtvaardigen van het Oude Testament. Jezus
ging er heen om hen op te halen, om de verlossing van de mens te
verkondigen en hen te troosten. Daarom kon Jezus tot de goede
moordenaar zeggen: “heden nog zult gij met Mij zijn in het Paradijs”
(Lc. 23,43). We zeggen dus in de geloofsbelijdenis dat Jezus is
nedergedaald ter helle.
‘Helle’ moet je hier begrijpen als de plaats die de ‘schoot van
Abraham’ wordt genoemd of ‘het voorgeborchte der rechtvaardigen.’
Hier verwijst ‘hel’ niet naar de hel van de verdoemden. “De Schrift
noemt het verblijf van de doden, waar de dode Christus neerdaalde,
‘hel’ - Sjeool in het Hebreeuws of Hades in het Grieks - omdat zij die
daar verblijven verstoken zijn van het zien van God. Dat is het geval
voor alle doden, zowel slechten als rechtvaardigen, terwijl zij wachten
op de Verlosser. Dit betekent niet dat hun lot identiek is, zoals Jezus
laat zien met de parabel van de arme man Lazarus die werd ontvangen
in ‘Abrahams schoot’185: ‘Het zijn juist de zielen van deze vromen die
in de schoot van Abraham op hun bevrijder wachtten, die Jezus
Christus bevrijdde, toen Hij nederdaalde ter helle.’ Jezus is niet
nedergedaald ter helle om de verdoemden te bevrijden, evenmin om
de hel van de verdoemenis af te breken, maar om de rechtvaardigen
die Hem voorgegaan waren, te bevrijden.”186
Daar toonde Christus zijn eeuwige macht en heerlijkheid, zoals Hij
eerder ook al had gedaan in de hemel en op aarde “opdat bij het
noemen van zijn naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op
aarde en onder de aarde” (Fil. 2,10).
simpelweg teruggekeerd was tot een aards leven, zoals in het geval van
Lazarus.”188
114
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS
ARTIKEL 6
“DIE OPGESTEGEN IS TEN HEMEL, ZIT AAN DE
RECHTERHAND VAN GOD
DE ALMACHTIGE VADER”
“Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten
hemel opgenomen en zit aan de rechterhand van God” (Mar. 16,19).
Jezus “steeg op ten hemel op de veertigste dag na de verrijzenis met
het lichaam waarin Hij verrees en met Zijn ziel.”194 Hij steeg op ‘uit
eigen kracht’, kracht die Jezus als God bezat en kracht die zijn
verheerlijkte ziel had over zijn verheerlijkt lichaam. “Hij die alles
geschapen had, steeg boven alles uit door zijn eigen macht.”195
Catena Aurea. Vol. II St. Mark. Oregon: Wipf & Stock Publishers, 2005. XVI v 19-
20.
115
CARLOS MIGUEL BUELA
ARTIKEL 7
“VANDAAR ZAL HIJ KOMEN OORDELEN DE
LEVENDEN EN DE DODEN”
De heilige Petrus zei over Christus; “dat Hij de door God aangestelde
rechter is over de levenden en de doden” (Hand. 10,42).
Christus zal een tweede keer in de wereld komen, maar dan niet zoals
de eerste komst in Bethlehem: arm, nederig en genegeerd, maar met
macht en majesteit. Iedereen zal Christus als Rechter moeten
erkennen, want Hij zal komen om het laatste oordeel af te kondigen.
Bij zijn tweede komst zullen alle vijanden van Christus volledig
verslagen zijn. Christus zal dan alle trouwe leerlingen aanstellen om
samen met Hem te heersen. Maar nog vóór het einde der tijden,
namelijk op het ogenblik van onze dood, zal ieder van ons al
geoordeeld worden: “Het is het lot van de mens eenmaal te sterven,
en daarna komt het oordeel” (Heb. 9,27). Dit wordt bijzonder
oordeel genoemd.
Het verhaal gaat dat de heilige Aloysius Gonzaga op een dag,
samen met een paar vrienden, samengekomen was tijdens de recreatie.
Om te zien wat zij dachten, vroeg een priester wat ze zouden doen als
zij zouden weten dat zij binnen een paar uur zouden sterven. De één
antwoordde dat hij zou gaan biechten, de ander dat hij zou gaan
bidden, etc. De heilige antwoordde simpelweg: “Ik zou doorgaan met
spelen.”197 Hij was nooit bang voor de dood omdat hij voortdurend
leefde in de genade van God. Voor hem, zowel als voor de heilige
Paulus, “is leven Christus en sterven winst” (Fil. 1,21) omdat hij wist
dat het oordeel van God in overeenstemming met de waarheid is (vgl.
Rom. 2,2). De heilige Rita van Cascia zei dat “de dood voor degene die
probeert God van harte te dienen, niets anders is dan een zoete
droom.”198
God zal ons hart beoordelen om te zien of wij Zijn leer hebben
geloofd die is overgeleverd door de Kerk. God zal beoordelen of wij
Zijn geboden hebben onderhouden, of wij de Sacramenten hebben
ontvangen, en of wij hebben gebeden zoals het hoort.
Tot de goeden, zij die in de genade van God gestorven zijn, zal
Christus zeggen: “Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het
Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld” (Mat.
25,34). Tot de slechten, zij die in doodzonde sterven zonder berouw,
zal Christus zeggen: “Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig
vuur, dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten” (Mat. 25,41).
In de hemel geniet men het aanschouwen van God. In de hel lijdt
men door de afwezigheid van God. In het eerste geval zullen de andere
schepsels een extra reden tot vreugde zijn; in het laatste geval zullen
zij juist een extra reden tot kwelling zijn. In de hemel heerst er
zaligheid zonder einde. In de hel heerst er bedroefdheid die
ongeneeslijk is. Luisterrijk geluk tegenover diepe ellende; schitterende
liefde tegenover een verdorven haat.
Het einde van de mens zal in overeenstemming met zijn leven zijn.
Daarom is het goed om ‘bij al je woorden aan je levenseinde te denken
en je zult je leven lang niet zondigen’ (vgl. Sir. 7,36).
Jezus zei: “wie zich kant tegen de Heilige Geest, zal geen vergiffenis
verkrijgen, niet in deze, noch in de komende wereld” (Mat. 12,32). De
heilige paus Gregorius de Grote merkt ook op dat “wij kunnen
aannemen dat bepaalde zonden vergeven kunnen worden in deze
wereld, en andere zonden in de komende wereld.”199
Dat wil zeggen dat er een tussenplaats is tussen de hemel en de hel,
het vagevuur genaamd. De zielen die niet in doodzonde sterven, maar
nog gezuiverd moeten worden van hun fouten, gaan naar het
vagevuur. Alle zielen in het vagevuur kunnen worden geholpen door
onze gebeden.200
Een aflaat is een gedeeltelijke of gehele kwijtschelding van tijdelijke
straffen verschuldigd voor de zonden waarvan de schuld al vergeven
is. Deze straf moet ingelost worden door goede werken in dit leven of
door een bepaalde tijd van straf in het vagevuur.
120
HOOFDSTUK DRIE
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
ARTIKEL 8
“IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST”
waar hij heen gaat; zo is het met ieder die geboren is uit de Geest” (Joh.
3,8).
Andere mooie symbolen van de Heilige Geest zijn: water, zalving,
een wolk, licht, een zegel, een hand, een vinger, een duif en vuur.205
Jezus zei: “Vuur ben Ik op aarde komen brengen en hoe verlang
Ik dat het reeds oplaait!” (Luc. 12,49).
2. PINKSTEREN
“Op de dag van Pinksteren (aan het einde van de zeven weken van de
paastijd) wordt het Pasen van Christus vervuld in de uitstorting van
de Heilige Geest, die getoond, gegeven en meegedeeld wordt als
Goddelijke persoon.”206
De heilige Lucas vertelt in de Handelingen van de Apostelen over
de komst van de Heilige Geest over de Apostelen, die bij elkaar waren
in het Cenakel “samen met… Maria, de Moeder van Jezus” (Hand.
1,14):
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats.
Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel
het huis waar zij gezeten waren, was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur
geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette. Zij werden allen
vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, neergelang
de Geest hun te vertolken gaf. (Hand. 2,1-4)
Deze gebeurtenis, die de oorsprong is van de Kerk, was de
vervulling van de belofte van de zending van de Heilige Geest die onze
Heer bij verschillende gelegenheden gedaan had. Op één zo’n
moment, op het hoogtepunt van het Joodse Loofhuttenfeest, riep
Christus “met luider stem: ‘Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij;
wie in Mij gelooft, hij drinke! Zoals de Schrift zegt: Stromen van
205 Je kunt een diepere uitleg van hun betekenis vinden in de KATECHISMUS VAN
DE KATHOLIEKE KERK. 694-701.
206 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 731.
122
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.’ Hiermee doelde Hij op
de Geest, die zij, die in Hem geloofden, zouden ontvangen” (Joh. 7,37-
39).
Daarom moeten we een groot verlangen hebben om de Heilige
Geest te bezitten. Hij kan gevonden worden in Jezus Christus, door
in Hem te geloven. Als je werkelijk Christus zoekt, zal Hij je te drinken
geven van zijn Geest. Je zult zo vredig en voldaan zijn dat binnenin
jou ‘stromen van levend water zullen vloeien,’ zoals Jezus zegt. Je zult
dit water niet alleen in overvloed voor jezelf hebben, maar ook voor
veel anderen.
“God is liefde” (1 Joh. 4,8.16) en de Liefde, die de eerste gave is, heeft
alle andere gaven in zich. “Gods Liefde is in ons hart uitgestort door
de Heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom. 5,5). Hij is de
nieuwe wet, de wet van “de liefde als de band der volmaaktheid” (Kol.
3,14). Hij is de “wet van het geloof” (Rom. 3,27), “de ‘wet’ van de
Geest” (Rom. 8,2), “het Evangelie van Gods genade” (Hand. 20,24), en
de “wet der vrijheid” (Jak. 2,12) omdat: “waar de Geest van de Heer
is, daar is vrijheid”(2 Kor. 3,17). Hij is het “geloof dat zich uit in liefde”
(vgl. Gal. 5,6).
Degene die trouw zijn aan de ingevingen van de Heilige Geest dragen
vruchten van “liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid,
goedheid, trouw, zachtmoedigheid, ingetogenheid. Tegen zulke
dingen bestaat geen wet” (Gal. 5,22) omdat de wet “er niet is voor de
rechtvaardigen” (1 Tim. 1,9). Dat wil zeggen dat zij die trouw zijn aan
de Geest niet tevreden zijn met alleen het onderhouden van de wet,
maar zij gaan een stap verder door te leven zoals de heilige Augustinus
123
CARLOS MIGUEL BUELA
zei: “Bemin en doe wat je wilt”207. Want iemand die werkelijk liefheeft,
wil altijd alleen maar dát doen wat God verlangt.
Er is waarschijnlijk in de heilige Schrift geen enkele zin te vinden
die zo sterk is als het volgende van de heilige Paulus: “Zou iemand de
Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe” (Rom.
8,9). Het is niet voldoende om te bidden, voedsel aan de armen te
geven, de naaste te dienen, zichzelf weg te cijferen of te studeren, etc.,
als het niet gebeurt in de geest. Als er geen geest is van gebed, een
geest van liefde voor de armen, een geest van studie, van
dienstbaarheid, van offervaardigheid in de ziel…. dan is het louter
uiterlijke werk niets waard.
Het is ook de Heilige Geest die voorkómt dat de heilige Mis ooit
iets mechanisch, een routinewerk of iets vervelends wordt; de Geest
maakt haar tot iets “unieks”. Iedere Mis die waardig gevierd wordt, is
een onzichtbare, maar werkelijke manifestatie van de Heilige Geest,
omdat de Heilige Geest werkzaam is om Christus te manifesteren. De
aanwezigheid van Jezus Christus is verenigd met het werk van de
Heilige Geest: daar waar Christus is, is de Heilige Geest. De heilige
Bernardus heeft gezegd: “Het feit dat Christus voor mij gestorven is,
zou mij niet baten als Hij mij niet levend zou maken door de Geest.”208
Je mag de Heilige Geest vaak vragen om je te leren hoe je op een
actieve, bewuste en vruchtbare wijze kunt deelnemen aan de heilige
Mis.
124
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
Wij kunnen de Heilige Geest ook aanroepen met dit mooie gebed dat
wordt toegeschreven aan de heilige Ferdinand, koning van Spanje:
Heilige Geest, liefde van de Vader en de Zoon,
beziel mij altijd in wat ik moet denken,
wat ik moet zeggen en hoe ik het moet zeggen,
waarover ik moet zwijgen,
wat ik moet schrijven,
hoe ik moet werken,
wat ik moet doen om eer te brengen aan U,
om goed te doen aan de zielen en mijn eigen heiliging te verkrijgen. Amen.
De heilige Johannes Paulus II stelde de jongeren voor te bidden tot
de Maagd Maria om de komst van de Heilige Geest, met dit gebed van
de heilige Idelfonsus van Toledo:
"Ik bid tot u, gezegende Maagd,
dat ik Jezus mag ontvangen door diezelfde Geest
door wie ook gij Jezus hebt ontvangen.
126
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
ARTIKEL 9
“IK GELOOF IN DE HEILIGE KATHOLIEKE
KERK, DE GEMEENSCHAP VAN DE HEILIGEN”
INLEIDING
Het heilig kruis is het symbool van een katholiek persoon omdat het
de drie voornaamste mysteries van onze heilige godsdienst
symboliseert:
1. Het mysterie van de heilige Drie-eenheid: drie Personen in
één enkele natuur;
2. Het mysterie van Jezus Christus, onze Heer, waarachtig God
en waarachtig mens, die aan het kruis is gestorven om ons te redden;
3. Het mysterie van de heilige Katholieke Kerk, het Koninkrijk
van de verlossing, dat voortkomt uit de heilige Drie-eenheid en
uitmondt in de heilige Drie-eenheid, dat in tijd en ruimte is voortgezet,
verbreid en meegedeeld door Jezus Christus; de bovennatuurlijke ark
van het heil door middel van de heiligmakende genade verleend in de
Sacramenten.
Er zijn vier dingen die uitdrukken wat de Kerk is:
1. Haar natuur;
2. Haar eigenschappen;
3. Haar leden;
211H. JOHANNES PAULUS II, Boodschap b.g.v. de 13e Wereld Jongeren Dag, 9.
127
CARLOS MIGUEL BUELA
4. Haar bestaanswijzen.
Christus “is voor allen gestorven” (2 Kor. 5,15). Christus wil dat “alle
mensen gered worden en tot de kennis van de waarheid komen” (1
Tim. 2,4). Daarom heeft Christus de Kerk gesticht. Hij heeft haar
stichting tijdens zijn openbare leven voorbereid door de leer te
onderrichten die gepredikt moest worden en toen Hij de Sacramenten
instelde, die de kanalen zijn waardoor de genade van God de mensen
bereikt; toen Hij de heilige Mis instelde als een altijddurend offer voor
de uitboeting van de zonden; toen Hij de wetten afkondigde die het
leven van de gelovigen regelen; toen Hij het katholieke priesterschap
instelde; toen Hij de gezagdragers van zijn volk koos, de Paus en de
bisschoppen; en toen de heilige Petrus het geloof in de goddelijke en
messiaanse natuur van Jezus Christus beleed: “Gij zijt de Christus, de
Zoon van de levende God” (Mat. 16,16). Deze lange voorbereiding
bereikte zijn hoogtepunt in het offer aan het kruis, want de Kerk is
ontstaan uit de doorboorde zijde van de Heer, juist zoals Eva was
voortgekomen uit de zijde van Adam. Christus is de nieuwe Adam; de
212 H. CYPRIANUS, De orat. Dom., 23; H. AUGUSTINUS, Serm. 73, 20, 33; H.
JOHANNES DAMASCENES, Adv. Iconoc. 12 ; Vgl. TWEEDE VATICAANS
CONCILIE, Lumen Gentium, 4.
213 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen Gentium, 9-17.
214 Ibid. 7.
215 Ibid. 4; voor deze onderwerpen wordt verwezen naar: H. JOHANNES PAULUS
Wij zijn ingelijfd in de Katholieke Kerk door het Doopsel. Wij zijn in
de naam van de heilige Drie-eenheid levende leden van Jezus Christus
geworden. De Kerk bestaat uit mensen die zijn gered door Christus.
Wij noemen ‘kerken’ die kerkgebouwen of Godshuizen waar de leden
van de Kerk bijeenkomen om God te aanbidden en te loven. Jezus
Christus sterft voor allen en voor ieder van ons. Hij sterft voor de
Kerk, dat wil zeggen, voor al de mensen die samen de Kerk vormen,
en niet voor de stenen, het stucwerk, de deurknoppen, de tegels, de
banken, etc.
De heilige Schrift toont ons de Kerk aan door middel van veel
beelden:
a) Zij lijkt op een schaapskooi (Joh. 10,1-10) waarvan Christus de
deur is.
b) Zij lijkt op een kudde (Joh. 10,16) van schapen waarvan Christus
de herder is.
129
CARLOS MIGUEL BUELA
DE KERK IS ÉÉN
Zij is één omdat er “één Heer, één geloof, één doop” is (Ef. 4,5). De
Kerk is één omdat er een zichtbaar Hoofd is, de Paus, “voortdurend
beginsel en zichtbare grondslag van de eenheid.”221 De Kerk is één
omdat het “een en dezelfde Geest is, die aan ieder zijn gaven uitdeelt
zoals Hij het wil” (1 Kor. 12,11). De Kerk is één omdat zij “één lichaam
is en één Geest” (Ef. 4,4). Bovendien is de Kerk één omdat in ieder
bisdom slechts één bisschop is, die “verenigd met de Paus” het
“zichtbare beginsel en fundament van eenheid is in zijn eigen
particuliere kerk.”222
“Er bestaat slechts één Kerk en deze alleen zal de haven bereiken;
alle anderen zullen schipbreuk lijden…”223 De andere ‘kerken’ zijn niet
echt, omdat zij niet gesticht zijn door Jezus Christus. De “straal van
die waarheid welke alle mensen verlicht”224 die er in deze ‘kerken’ is,
is het werk van de Heilige Geest en een voorbereiding op het
Evangelie.225
p. 46.
224 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Nostrae aetate, 2.
225 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 16; vgl. EUSEBIO
131
CARLOS MIGUEL BUELA
1. DE KERK IS HEILIG
2. DE KERK IS KATHOLIEK
132
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
tot de grenzen van een staat, tijdperk, ras, beschaving, sociale klasse,
cultuur of taal. “Dan is er geen sprake meer van heiden of jood,
besnedene of onbesnedene, barbaar en onbeschaafde, van slaaf of
vrije mens. Dáár is alleen Christus, alles in allen” (Kol 3,11). De Kerk
is katholiek omdat alle mensen die verlost zijn, verlost zijn in zoverre
zij bij de Kerk horen. Sommige mensen zijn zichtbaar verbonden met
haar Lichaam en ook onzichtbaar verbonden met haar ‘ziel’; terwijl
anderen, die zonder eigen schuld geen kennis hebben van het
Evangelie en die gehoorzaam zijn aan de wil van God, gered worden
omdat zij behoren tot de ‘ziel’ van de Kerk. Zij zijn gered omdat zij
onder invloed van de genade229 van de Heilige Geest handelen, en “de
Heilige Geest is de ziel van de Kerk.”230
a) De missie
De hele Kerk heeft als missie de meerdere eer van God en de
verlossing van alle mensen te zoeken. Daarom is “de pelgrimerende
Kerk vanwege haar natuur missionair.”231 De Kerk kan nooit
ophouden te luisteren naar het gebod van haar Heer: ”Gaat uit over
de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping”
(Mar. 16,15).232
Na 2000 jaar kunnen wij zeggen dat het missionaire werk nog
steeds in haar beginstadium verkeert, omdat twee derde van de
mensheid Jezus Christus nog niet kent. “Wij kunnen niet rustig blijven
toekijken als wij denken aan de miljoenen broeders en zusters die ook
verlost zijn door het bloed van Christus, maar leven zonder Gods
liefde te kennen. Zowel voor de afzonderlijke gelovige als voor de
gehele Kerk moet de zaak van de missie op de eerste plaats komen,
geldigheid van de missie-opdracht, 2: “de Missie gaat alle christenen aan, alle
bisdommen en parochies, kerkelijke instellingen en verenigingen”.
133
CARLOS MIGUEL BUELA
15 juni 1985.
134
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
brengen en het te zuiveren van dwaling en kwaad ‘tot eer van God,
tot beschaming van de duivel en tot geluk van de mens.’”236 Dit wordt
interreligieuze dialoog genoemd.
3. DE KERK IS APOSTOLISCH
De Kerk is apostolisch, dat wil zeggen: zij is stevig gegrondvest op de
apostelen. De Kerk is apostolisch omdat het de apostelen waren die
de Kerk in de wereld verbreidden. De Kerk is apostolisch omdat er
een onafgebroken lijn van herders is, vanaf de apostelen tot de
bisschoppen van vandaag, en omdat hun leer identiek is aan de leer
van de apostelen. De Kerk herhaalt voortdurend dezelfde
geloofsbelijdenis. De Kerk is apostolisch omdat zij hiërarchisch is.
Alleen de heilige Katholieke Kerk, “de moeder en lerares van alle
gelovigen”237 en de “pijler en grondslag van de waarheid” (1 Tim 3,15),
heeft deze kenmerken, omdat de Kerk, door Christus gesticht, “zich
bevindt in de Katholieke Kerk, die door de opvolger van Petrus en de
met hem verenigde bisschoppen wordt bestuurd.”238
a) Rooms
De Katholieke Kerk wordt “Rooms” genoemd omdat de paus zijn
bisschopszetel in Rome heeft, gefundeerd op het graf van de heilige
apostel Petrus, de eerste paus. “Het ware geloof wordt altijd veilig en
ongeschonden bewaard in de Kerk van Rome.”239 De heilige Vincent
Ferrer leert: “Als de engelen van God zouden tegenspreken wat door
de Roomse Kerk was bepaald, zouden wij hen niet moeten geloven,
zoals blijkt uit wat de heilige Paulus zegt: ‘Maar al zouden wijzelf of
een engel uit de hemel u een ander evangelie verkondigen dan het
evangelie dat wij u verkondigd hebben, hij zij vervloekt’ (Gal. 1,8).”240
1.DE PAUS
2.DE BISSCHOPPEN
247 H. CATHARINA VAN SIENA, Brief 196 aan paus Gregorius XI.
248 VIJFDE LATERAANS CONCILIE, Dz. 740.
249 Vgl. CONCILIE VAN CONSTANTINOPEL, Dz. 588 en 589.
250 Vgl. CONCILIE VAN ROME, Dz. 330.
251 BONIFATIUS VIII, Bul ‘Unam Sanctam’, Dz. 469.
252 Vgl. Mat. 16, 16-19.
253 H. AMBROSIUS, Ennarraciones in psalmos, XL, 30.
254 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 20-27; Decreet
Christus Dominus, 2.
255 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 20.
139
CARLOS MIGUEL BUELA
De priesters zijn de vaders en leraren van het Volk van God. Zij
dienen Christus, die Priester, Leraar en Koning is en zij hebben deel
aan Zijn dienstwerk. Zij zijn de instrumenten van God doordat zij alle
mensen de verlossing brengen. In onze gemeenschappen
vertegenwoordigen zij Christus, Hoofd en Herder. Zij hebben de
macht brood en wijn te veranderen in het Lichaam en het Bloed van
de Heer, de macht om onze zonden te vergeven en het Woord van
God te prediken.
256 H. IGNATIUS VAN ANTIOCHIË, Brief aan de Efeziërs, V, 1; II, 2. Brief aan de
Smyrnaeërs, VIII, 1.
257 H. CYPRIANUS, Brief 66, VIII, 1.
258 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 19.
259 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 22.
260 Vgl. Idem, 22.
261 Vgl. H. JOHANNES PAULUS II, Pastores Dabo Vobis, 15.
140
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
De leken vormen het overgrote deel van het volk van God. Het zijn
de vaders en de moeders van gezinnen, de arbeiders, de studenten, de
beroepsbeoefenaars, de werknemers, de politici, de zakenlieden, etc.
Hun specifieke roeping is het heiligen van zichzelf midden in de
wereld, het doen van de wil van God in het gezin, op het werk, tijdens
momenten van ontspanning, bij de sport, etc. Door de geboden van
God te gehoorzamen op de plaats waar zij werken en rusten, maken
zij het mogelijk dat God kan regeren in de gezinnen, fabrieken,
verenigingen, ziekenhuizen, rechtszalen, krijgsmachten, scholen,
universiteiten en sportwedstrijden, in de hele samenleving. De leken
moeten ernaar streven dat God “alles in allen” (1 Kor. 12,6) zal zijn,
omdat er niets werkelijk menselijks is dat niet onder het rijk van
Christus gesteld moet worden. Degene die dit verwerpen, of die
vijandig tegenover Christus staan of bestrijden dat Hij heerst in de
samenleving, of zelfs zij die het niet kan schelen of Hij wel of niet
regeert, zij werken in feite allemaal voor de duivel, want individuen en
naties moeten toch iemand dienen; zij zullen of God dienen of de
duivel. Er is geen plaats voor welk type van neutraliteit dan ook. “God
dienen is heersen”.263
141
CARLOS MIGUEL BUELA
Deze staat van leven behoort zonder enige twijfel tot het leven en
de heiligheid van de Kerk.265
“Door hun levensstaat leggen de religieuzen een welsprekend en
verheven getuigenis af van het feit, dat de wereld niet van gedaante
kan veranderen noch aan God opgedragen kan worden zonder de
geest van de zaligsprekingen.”266
142
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
145
CARLOS MIGUEL BUELA
ARTIKEL 10
“DE VERGEVING VAN DE ZONDEN”
Onze Verlosser is zo barmhartig dat Hij vooral wilde dat “in zijn naam
bekering tot vergiffenis van de zonden gepredikt moet worden onder
alle volken” (Luc. 24,47).
Omdat een zonde een belediging van God is, is zij op een bepaalde
manier oneindig. Daarom kan alleen God zonden vergeven: “Wie
anders kan er zonden vergeven dan God alleen?” (Mar. 2,7). De Heer
zegt: “Ik wis uw weerspannige daden uit om wat Ik ben en Ik zal uw
zonden niet langer indachtig zijn” (Jes. 43,25). Wij vragen Hem altijd
om “onze schulden te vergeven” (onze zonden) (Mat. 6,12).
In het Doopsel vergeeft God ons de erfzonde waarmee wij
allemaal worden geboren. Als de gedoopte mens de jaren van het
146
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
verstand heeft bereikt, wordt elke andere zonde die hij begaan heeft
ook vergeven door het Doopsel, zolang hij oprecht berouw heeft. In
het Doopsel geeft God ons ook de heiligmakende genade, een gave
waardoor wij “een nieuw leven” (Rom. 6,4) leiden.
Dezelfde Christus die “macht heeft op aarde om zonden te
vergeven” (Mar. 2,10), was degene die voordat Hij deze wereld verliet,
deze enorme macht aan de apostelen en de priesters heeft
overgedragen: “Aan wie gij de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en
aan wie gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven” (Joh. 20,23).
“Bij de vergeving van zonden zijn zowel de priesters als de
Sacramenten als het ware instrumenten, waarmee onze Heer Jezus
Christus, die zelf bewerker en uitdeler van het heil is, de vergeving van
de zonden en de gerechtigheid in ons bewerkt.”271
Priesters hebben de macht alle zonden te vergeven in de naam van
en met de macht van Christus, telkens als de boeteling berouw heeft
over zijn zonden. Als hij geen berouw heeft, kan hij niet vergeven
worden, zelfs niet door God zelf, omdat God nooit handelt tegen de
vrijheid van de mens. De heilige Augustinus leert: “Hij die jou
geschapen heeft zonder jou, zal je niet redden zonder jou.”272 God
had onze medewerking niet nodig om ons te scheppen. Maar om ons
te redden wil God onze medewerking, zonder hindernissen van onze
kant tegen zijn reddende genade.
Als wij oprecht berouw hebben over onze zonden, hoe erg zij ook
zijn, zullen wij werkelijk vergiffenis krijgen van God, wanneer de
priester de absolutie geeft: “Al zijn uw zonden rood als scharlaken, zij
zullen wit worden als sneeuw”(Jes. 1,18). “Er zal meer vreugde in de
hemel zijn over één zondaar die zich bekeert dan over
147
CARLOS MIGUEL BUELA
ARTIKEL 11
“DE VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM”
148
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
149
CARLOS MIGUEL BUELA
tegen Martha, die op haar beurt antwoordde, “Ik weet dat hij zal
opstaan bij de verrijzenis op de laatste dag.” Toen verkondigde Jezus
de grote belofte: “Ik ben de Verrijzenis en het Leven; wie in Mij
gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof
aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven” (Joh. 11,23-26).
“Getuige zijn van Christus is ‘getuige’ zijn ‘van zijn verrijzenis’
(Hand. 1,22) met Hem ‘gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de
doden was opgestaan.’ (Hand. 10,4) De christelijke hoop op de
verrijzenis is volledig getekend door de ontmoetingen met de verrezen
Christus. Wij zullen evenals Hij, met Hem en door Hem verrijzen.
Vanaf het begin heeft het christelijk geloof in de verrijzenis onbegrip
en tegenstand ontmoet. ‘Op geen enkel punt ontmoet het christelijk
geloof meer tegenstand dan inzake de verrijzenis van het lichaam.’ 280
Over het algemeen aanvaardt men dat het leven van de mens na de
dood in geestelijke zin wordt voortgezet. Maar hoe kan men geloven
dat dit zo duidelijk sterfelijke lichaam kan verrijzen tot het eeuwig
leven?”281
151
CARLOS MIGUEL BUELA
ten leven, maar die het kwade deden, tot de opstanding ten oordeel”
(Joh. 5, 29, vgl. Dan. 12,2).
Hoe? Christus is met zijn eigen lichaam verrezen: “Kijkt naar mijn
handen en voeten, Ik ben het zelf” (Luc. 24,39). Maar Hij is niet
opnieuw teruggekeerd naar een leven op aarde. Zo zullen in Hem allen
met hun eigen lichaam verrijzen dat zij nu hebben. Dat lichaam zal
echter “veranderd worden in een verheerlijkt lichaam” (Fil. 3,21), in
een “geestelijk lichaam” (1 Kor. 15,44).
Dit ‘hoe’ gaat onze verbeeldingskracht en ons begrip te boven. Wij
kunnen dit alleen maar met de ogen van het geloof zien. Maar onze
deelname aan de Eucharistie geeft ons al een voorproefje van de
gedaanteverandering van ons lichaam door Christus: ‘…onze
lichamen die delen in de Eucharistie, zijn niet meer vergankelijk, maar
bezitten de hoop op de verrijzenis.’283
Wanneer? Definitief zullen onze lichamen verrijzen “op de laatste dag”
(vgl. Joh. 6, 39-40, 44, 54; 11, 24), op het einde van de wereld. De
verrijzenis van de doden is immers nauw verbonden met de
wederkomst van Christus: “Want wanneer het bevel gegeven wordt,
als de stem van de aartsengel weerklinkt en de bazuin van God, dan
zal de Heer zelf van de hemel neerdalen en eerst zullen de doden die
in Christus zijn, verrijzen” (1 Tes. 4,16).
De dood is het einde van het aardse leven. Ons leven wordt
gemeten naar de tijd, in de loop waarvan wij veranderen, verouderen
en, zoals bij alle levende wezens op aarde, verschijnt de dood als het
normale einde van het leven. Dit aspect van de dood geeft ons leven
een dringend karakter: het besef van onze sterfelijkheid dient er ook
toe ons eraan te herinneren dat wij slechts een beperkte tijd hebben
om ons leven te verwezenlijken: ‘Houd je Schepper in ere, zolang je
nog jong bent, ... voordat het stof terugkeert naar de aarde waar het
vandaan kwam, en de levensgeest naar God die hem schonk.’(Pr. 12,
1.7)”284
153
CARLOS MIGUEL BUELA
154
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST
Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door onze broeder de lichamelijke dood,
waaraan geen levend mens ontsnappen kan.
Wee hun die zullen sterven in doodzonde!
Gelukkig wie hij aantreft
in uw allerheiligste Wil.293
ARTIKEL 12
“EN HET EEUWIG LEVEN”
159
DEEL TWEE
WAT WE MOETEN
ONTVANGEN:
162
“Christus leeft en handelt voortaan in en met zijn Kerk…
Hij handelt door middel van de Sacramenten; dit is wat de
gemeenschappelijke traditie van oost en west het
“sacramentele heilsbestel” noemt. Dit bestaat in het
meedelen van de vruchten van het Paasmysterie van Christus
door de viering van de “sacramentele” liturgie van de Kerk.”
1. DE LITURGIE,
WERK VAN DE ALLERHEILIGSTE DRIE-EENHEID
De H. Johannes Paulus II zei een keer: “Ik spreek tot jullie allen en ik
zeg jullie: laat je omarmen door het mysterie van de Zoon van God,
door het mysterie van de dood en de verrijzenis van Christus. Laat je
omarmen door het Paasmysterie! Laat dit mysterie doordringen tot in
de diepte van jullie leven, van jullie geweten, van jullie bewustzijn en
van jullie hart, op zo’n manier dat het echte betekenis geeft aan alles
wat je doet.”296
1.BOVENNATUURLIJK LEVEN
De genade
Onze Heer Jezus Christus is naar de aarde gekomen om ons leven te
geven “en wel in overvloed” (Joh. 10,10). “De Zoon van God is mens
geworden om de mensen kinderen van God te maken.”297 Al vanaf
zijn Menswording, maar vooral op het kruis, heeft Jezus dat “leven”
verdient dat ons tot kinderen van God maakt. Dit leven is de genade
van God die ons verlossing brengt. De genade bereikt ons door de
zeven Sacramenten. Zij stromen omlaag van de berg Calvarië, waar
onze Heer aan het kruis gestorven is, als zeven rivieren die de aarde
bevloeien; en de planten die op de oevers ontkiemen zullen daarom
krachtig, robuust en vruchtbaar groeien. De Sacramenten zijn de
rivieren die het “levend water” (Joh. 4,10) van de genade van God
aandragen. De Sacramenten zorgen ervoor dat de verlossing die Jezus
eens en voor altijd heeft bewerkt op het altaar van het kruis, ons
bereiken kan. Als wij de Sacramenten veelvuldig ontvangen, zullen wij
in het geestelijke leven krachtig, robuust en vruchtbaar groeien.
De genade van God, dat het bovennatuurlijke leven is dat Christus
ons geeft, maakt ons tot een “nieuwe mens” (Ef. 4,24), een “nieuwe
166
HET MYSTERIE VAN PASEN IN HET TIJDPERK VAN DE KERK
schepping” (2 Kor. 5,17; Gal. 6,15), “een heilige natie” (1 Petr. 2,9),
“vrienden” van God (Luc. 12,4; Joh. 15,14), “kinderen… erfgenamen
van God” (Rom. 8,17), “van Goddelijke afkomst” (Hand. 17,29) en
“deelnemers aan Gods eigen wezen” (2 Petr. 1,4). Deze genade schept
in ons “een nieuw hart… een nieuwe geest” (Ez. 36,26), een “geest
van kindschap” (Rom. 8,15). Deze genade heeft verschillende namen:
“zegel” van God (2 Kor. 1,22), geestelijke zalving ( vgl. 2 Kor. 1,21),
“goddelijke levenskiem” (1 Joh. 3,9), “onvergankelijk zaad” (1 Petr.
1,23), “een bron van water opborrelend tot eeuwig leven” (Joh. 4,14),
“licht” (Ef. 5,8) en “pantser” (1 Tess. 5,8).
De ingestorte deugden
De genade van God, ofwel de heiligmakende genade, gaat gepaard met
de ingestorte deugden en de gaven van de Heilige Geest.
Een ingestorte deugd is een vastberaden gesteldheid van de ziel,
die door God geschonken wordt zodat de ziel bovennatuurlijke en
verdienstelijke daden kan verrichten.
Deze deugden zijn als de motoren van het scheepje van onze ziel
op haar weg naar het eeuwig leven. Als deze bovennatuurlijke daden
direct op God gericht zijn, Hem doen kennen, naar Hem doen uitzien,
of Hem doen liefhebben, dan zijn dit de ingestorte goddelijke of
theologale deugden, waarvan er drie zijn: geloof, hoop en liefde (vgl.
1 Kor. 13,13). Als deze bovennatuurlijke daden betrekking hebben op
de noodzakelijke middelen om God, ons uiteindelijke doel, te
bereiken, dan gaat het over de ingestorte morele deugden, waarvan er
heel veel zijn. De vier voornaamste ingestorte morele deugden worden
kardinale deugden genoemd (van het Latijnse woord ‘cardo’ wat
‘scharnier’ betekent, omdat heel het morele leven draait om deze
deugden en erdoor wordt gedragen). Het zijn: voorzichtigheid,
rechtvaardigheid, sterkte en matigheid (vgl. Wijsh. 8,7). De gaven van
de Heilige Geest zijn gaven van God die vleugels geven aan ons
verlangen naar heiligheid. Zij zijn als de uitgerolde zeilen van het
scheepje van de ziel die haar bereidwillig en volgzaam maken aan de
167
CARLOS MIGUEL BUELA
ingevingen van de Heilige Geest die “blaast waar Hij wil” (Joh. 3,8). Er
zijn zeven van deze gaven: wijsheid, inzicht, raad, sterkte, kennis,
vroomheid, en ontzag voor God (vgl. Jes. 11,2).
De genade is een vrije gave van God en is de wortel van deze
deugden en gaven.
a) De Theologale Deugden
1 - Het Geloof
Het geloof is de eerste theologale deugd, zonder welke het
“onmogelijk is Hem welgevallig te zijn” (Heb. 11,6) Zonder haar kan
iemand geen hoop of liefde bezitten. “Het geloof is de vaste grond
voor wat wij hopen, het bewijs van wat wij niet zien” (Heb. 11,1).
Door de deugd van het geloof, geloven wij in God en in alles wat
God heeft geopenbaard en ons door middel van de Kerk voorhoudt
om te geloven.
2 - De Hoop
De hoop is de tweede theologale deugd. Door deze deugd verwachten
wij de beloning van de hemel. “In deze hoop zijn wij gered… onze
verwachting gaat gepaard met standvastigheid” (Rom. 8,24-25).
“Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben
gevestigd, zijn wij het meest van alle mensen te beklagen” (1 Kor.
15,19).
Door de hoop vertrouwen wij erop dat wij de heerlijkheid van de
hemel zullen bereiken door middel van de genade en onze goede
werken.
3 - De Liefde
De liefde is de derde theologale deugd. Ze maakt dat wij God boven
alles beminnen en onze naasten beminnen als onszelf uit liefde tot
God. Het is de enige goddelijke deugd die in de hemel ook zal blijven
bestaan. In de hemel zullen wij geen geloof nodig hebben, omdat wij
dan zullen zien waarin wij hier geloven; en wij zullen geen hoop nodig
168
HET MYSTERIE VAN PASEN IN HET TIJDPERK VAN DE KERK
hebben, omdat wij zullen bezitten waar wij hier beneden op hopen.
Maar wij zullen nooit zonder liefde zijn, omdat de liefde van God
oneindig is. De liefde is de koningin van alle deugden, omdat geen
enkele andere deugd zonder haar volmaakt is. Als er geen liefde is, dan
zullen noch geloof, noch vrijgevigheid, noch profetie, noch zelfs het
vermogen om wonderen te verrichten, ons helpen het eeuwige leven
te bereiken (Vgl. 1 Kor. 13,1vv).
b) De Morele Deugden
Deze deugden zijn de middelen die ons naar God brengen. Ze zijn
niet direct op God gericht zoals de theologale deugden. Ze zijn gericht
op de geschapen dingen in zoverre deze op hun beurt gericht zijn op
hun uiteindelijke, bovennatuurlijke doel.
1 - Voorzichtigheid
Voorzichtigheid is de deugd die de juiste beheersing over onze daden
mogelijk maakt in zoverre zij gericht zijn op het bovennatuurlijke doel.
2 - Rechtvaardigheid
Door de deugd van rechtvaardigheid geven wij respectievelijk aan
God of aan onze naaste wat hem toekomt.
3 - Sterkte
Sterkte is de deugd die ons de kracht geeft om het goede niet op te
geven, hoe moeilijk dat ook moge zijn, zelfs al kost het ons eigen
leven.
4 - Matigheid
De matigheid is de deugd die alle zintuiglijke genoegens reguleert
binnen de gepaste grenzen.
Deze vier kardinale deugden worden vergezeld door een hele reeks
van ondergeschikte deugden die een speciale link hebben met één van
de kardinale deugden. Om een paar voorbeelden te noemen:
grootmoedigheid, nederigheid, dankbaarheid. Alles bij elkaar zijn het
er meer dan vijftig.
169
CARLOS MIGUEL BUELA
Bij onze geboorte heeft niemand van ons de genade van God, de
ingestorte deugden of de gaven van de Heilige Geest. Van nature zijn
wij kinderen van Gods toorn (vgl. Ef. 2,3) en allemaal kunnen wij
zeggen: “Als zondig mens ben ik geboren, in die schuld bij mijn
170
HET MYSTERIE VAN PASEN IN HET TIJDPERK VAN DE KERK
172
HOOFDSTUK TWEE
DE SACRAMENTELE VIERING VAN HET
PAASMYSTERIE
“De liturgie is het werk van de hele Christus, hoofd en lichaam. Onze
Hogepriester viert die zonder ophouden in de hemelse liturgie, samen
met de heilige Moeder van God, de apostelen, alle heiligen en de
menigte mensen die reeds het Koninkrijk zijn binnengegaan.
In een liturgische viering is heel de verzamelde gemeenschap
‘liturg’, ieder volgens zijn eigen functie. Het gemeenschappelijk
priesterschap krachtens het Doopsel is eigen aan heel het Lichaam van
Christus. Bepaalde gelovigen echter worden door het Sacrament van
de wijding aangesteld om Christus te vertegenwoordigen als hoofd
van het Lichaam.
De liturgische viering bevat tekens en symbolen die verwijzen naar
de schepping (licht, water, vuur), naar het menselijk leven (wassen,
zalven, het brood breken) en naar de heilsgeschiedenis (de paasriten).
Ingevoegd in de wereld van het geloof en vervuld van de kracht van
de Heilige Geest worden deze kosmische elementen, deze menselijke
riten en deze gedachtenisviering aan Gods ingrijpen nu dragers van
het verlossend en heiligmakend handelen van Christus.
De liturgie van het woord is een integrerend bestanddeel van de
viering. De zin van de viering wordt uitgedrukt door het verkondigde
woord van God en door het geloofsantwoord dat er op volgt.
De zang en de muziek zijn nauw verbonden met de liturgische
handeling. De criteria voor een goed gebruik ervan zijn: de expressieve
schoonheid van het gebed, de eensgezinde deelname van de
verzamelde gemeenschap en het gewijde karakter van de viering.
CARLOS MIGUEL BUELA
302H. JOHANNES PAULUS II, Toespraak voor de vertegenwoordigers van christelijke niet-
katholieke gemeenschappen, Parijs, 13 mei 1980.
176
DE SACRAMENTELE VIERING VAN HET PAASMYSTERIE
177
CARLOS MIGUEL BUELA
178
“Jezus heeft ook in jullie noden voorzien door de
Sacramenten van de Kerk te geven, vooral de Eucharistie en
het Sacrament van Verzoening. De bekering van jullie hart
wordt teweeg gebracht door het handelen van Christus, en
Christus strekt zich naar jullie uit in zijn Sacramenten, die
voor jullie altijd een uiting van jullie geloof en van jullie leven
in Christus zullen zijn, en de viering daarvan.”
182
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN
1. INTRODUCTIE
Onze Heer Jezus Christus, die zich bewust was van onze zwakheid,
wilde een Sacrament instellen dat ons als geestelijk voedsel kracht en
sterkte zou geven. Zijn hart stroomde over van liefde, “Hij had de
zijnen in de wereld bemind, maar nu zou Hij hun zijn liefde betonen
tot het uiterste toe” (Joh. 13,1). Hij wilde tegenwoordig blijven in dit
Sacrament om bij ons te blijven “tot aan de voleinding van de wereld”
(Mat. 28,20). Sterker nog: Jezus wilde ons dit Sacrament nalaten als
een voortdurend offer dat aan God aangeboden wordt tot herstel van
onze zonden.
De Eucharistie vindt plaats in het heilig Misoffer. De woorden van
de consecratie, die het meest belangrijke en plechtige moment van de
Mis vormt, verwoorden de drie fundamentele waarheden van het
katholieke geloof betreffende de Eucharistie. De Eucharistie is:
Sacrament, werkelijke tegenwoordigheid en offer. We zullen dit wat
verder uitleggen:
“Neemt en eet…”, “Neemt en drinkt…”. De Eucharistie is een
Sacrament; het is geestelijk voedsel; de vernieuwing van het Laatste
Avondmaal; het Hemels Feestmaal van onze heiliging. “Want mijn
vlees is echt voedsel, en mijn bloed is echte drank” (Joh. 6,55).
“Dit is mijn Lichaam…”, “Dit is mijn Bloed…”. De Eucharistie is de
werkelijke tegenwoordigheid van Christus. Christus zelf is met zijn
Lichaam en zijn Bloed, met zijn Ziel en zijn Godheid in dit Sacrament
tegenwoordig. Dit Sacrament geeft ons niet alleen de genade, maar
geeft ons ook de Bewerker van de genade: “Wie mijn vlees eet en mijn
bloed drinkt, die bezit eeuwig leven” (Joh. 6,54).
“Dat voor u gegeven wordt…”, “Dat voor u wordt vergoten…”. De
uitdrukkingen “Lichaam dat voor u gegeven wordt” en “Bloed dat
voor u wordt vergoten” drukken het offerkarakter van de Eucharistie
uit. In de Eucharistie offert Christus zichzelf om te boeten voor onze
zonden. Op deze manier bedaarde Christus de rechtvaardige toorn
van God, maakt Hij Hem goedgezind en vergevingsgezind, en brengt
Hij genoegdoening tot stand, ook voor de zielen in het vagevuur. “Het
brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld is mijn vlees”
(Joh. 6,51). De Eucharistie is de vernieuwing van het kruisoffer. Het
doel is hetzelfde als dat van het kruis: de verheerlijking van God en de
heiliging van de mensen.
184
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN
Het openbaar leven van Jezus was voor de apostelen een tijd van
voorbereiding, zodat zij in staat zouden zijn om dit Sacrament te
begrijpen, dat het hart en het middelpunt is van de Katholieke Kerk.
Jezus bereidde de apostelen voor door het wonder van de verandering
van water in wijn305 en het wonder van de broodvermenigvuldiging306,
zodat zij konden begrijpen dat Hij de macht had om wijn in zijn Bloed
te veranderen en zijn Lichaam tegenwoordig te stellen onder de
gedaante van brood in al die ontelbare plaatsen ter wereld waar de
heilige Mis wordt gevierd. Hij bereidde hen ook voor door middel van
zijn Woord, vooral in zijn Broodrede307. Na deze lange voorbereiding
stelde Jezus de Eucharistie plechtig in tijdens het Laatste Avondmaal,
Hij voltrok haar in het offer van zijn leven op het kruis, en Hij gaf
opdracht dat zij voor altijd tegenwoordig gesteld zou worden op onze
altaren “totdat Hij komt” (1 Kor. 11,26).
185
CARLOS MIGUEL BUELA
186
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN
godslamp wordt genoemd, dat altijd brandt. Deze lamp wil ons
zeggen: ‘Hier is het Allerheiligst Sacrament; hier is onze Heer Jezus
Christus’. Bovendien is deze lamp onze representant, omdat wij niet
de hele dag bij Jezus kunnen blijven – wij moeten slapen, eten, werken,
etc. – en drukt zij ons verlangen uit dat wij nooit van de goede Jezus
gescheiden willen zijn. Als je het tabernakel eenmaal gevonden hebt,
dan kniel je, wat je doet door het buigen van de rechterknie totdat hij
de grond raakt, terwijl je je eigen kleinheid erkent en de grootheid van
God aanbidt. Zo moeten wij Jezus altijd groeten die werkelijk
aanwezig is in het tabernakel. Wij doen dit als wij binnenkomen, als
wij weggaan, en iedere keer als wij voor Hem langs lopen.
2 Werkelijke tegenwoordigheid
Christus is dus waarachtig tegenwoordig in de Eucharistie. Maar er is
meer. Met de Kerk erkennen wij dat Christus ook werkelijk
tegenwoordig is. Wat betekent het om ‘werkelijk’ aanwezig te zijn?
Laten we een voorbeeld nemen. Ik kan mij nu voorstellen dat een dief
mijn huis is binnen gegaan. Deze dief is op een of andere wijze
aanwezig in mijn huis, minstens in mijn verbeelding, want ik begin
bang te worden, te zweten, mijn benen trillen, mijn hart gaat sneller
kloppen, maar dit is allemaal vrucht van mijn verbeelding, want er ís
helemaal geen dief in mijn huis.
Christus is niet op deze manier, alleen maar in mijn verbeelding,
aanwezig in de Eucharistie. Hij is niet aanwezig omdat ik denk of mij
verbeeld dat Hij er is, maar Hij is aanwezig omdat Hij écht aanwezig
is. Ongeacht mijn geloof of mijn begrip, los van mijn
geestesgesteldheid of mijn gedachten, bevindt Christus zich werkelijk
onder de gedaanten van brood en wijn. Christus heeft dit zo gezegd
en de Katholieke Kerk leert dit zo.
3 Wezenlijke tegenwoordigheid
Zo is Christus dus waarachtig en werkelijk tegenwoordig. Maar dit is
nog niet alles. Hij is ook aanwezig op een wezenlijke manier. Laten we
190
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN
192
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN
vergeven door alleen berouw, door goede werken, door het gebruik
van wijwater, door de gebeden van de Mis zelf, etc.
Wij eten of drinken niets vanaf een uur vóór het ontvangen van de
communie, behalve water en eventueel medicijnen. Dit is om ons
respect te tonen voor de Heer. Wij worden gevraagd ons bewust te
zijn van Wie wij gaan ontvangen, om zo de communie te naderen met
devotie.
2 Frequente communie
Het is goed om de heilige communie vaak te ontvangen, omdat wij
het geestelijke voedsel nodig hebben om bekoringen te overwinnen,
om niet te bezwijken onderweg naar de hemel, om alle deugden te
beoefenen en om de genade in onze ziel te vermeerderen. Vergeet niet
dat zelfs de kleinste vermeerdering van genade in een persoon “groter
dan het natuurlijke goed van het gehele universum”313 is. Wij
verenigen ons met Christus en leven voor Hem dankzij de Eucharistie:
“Hij die Mij eet zal leven door Mij” (Joh. 6,57). Laten wij navolgen wat
de heiligen hebben gedaan en “vaak de communie ontvangen”314. De
heilige Cajetanus zei: “Ik zal niet tevreden zijn totdat ik christenen zie
naderen tot het Hemels Gastmaal met de eenvoud van hongerige en
blije kinderen, en niet vol angst en valse schaamte.”315 De heilige Don
Bosco, apostel van de jeugd, benadrukte: “Sommigen zeggen dat het
nodig is om een heilige te zijn om de communie veelvuldig te kunnen
ontvangen. Dat is niet waar! Dat is een leugen. De communie is voor
diegene die een heilige wil worden, niet voor de heiligen; medicijnen
worden aan zieken gegeven, en voedsel wordt gegeven aan degenen
die zwak zijn. Hoe gelukkig zou ik zijn als ik in jullie het vuur zou
kunnen zien oplaaien dat de Heer op aarde is komen brengen!”316
193
CARLOS MIGUEL BUELA
196
HOOFDSTUK TWEE
DE SACRAMENTEN VAN GENEZING
Jezus had kunnen besluiten dat in plaats van een mens, een engel de
rol van priester op zich zou nemen. Maar Christus koos hiervoor de
mens uit, zodat deze medelijden zou kunnen hebben met de
onwetenden en de verdwaalden, omdat hij ook zelf “aan zwakheid
onderhevig is” (Heb. 5,2). Christus “koos de meest ellendige en
verachtelijke mannen uit om zo de sterken te verwarren, opdat door
de verachtelijkheid van het instrument waarvan Hij zich bedient, de
macht van de Goddelijke hand des te meer zou stralen.”320 Christus
koos mensen zodat “tegenover God geen mens zou roemen op
zichzelf” (1 Kor. 1,29). Christus gaf hen een geweldige macht; niet
alleen de macht om het brood en de wijn te veranderen in het Lichaam
en Bloed van Jezus, zoals we gezien hebben, maar ook de macht om
zonden te vergeven. “Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven,
en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven” (Joh. 20,23).
Jezus wist dat veel van zijn kinderen door de zwakheid van de
menselijke natuur en door de gevolgen van de erfzonde, de bij het
Doopsel ontvangen heiligmakende genade zouden verliezen door het
begaan van een doodzonde. Hij wist ook dat veel van hen berouw
zouden hebben net als de verloren zoon, en zouden willen terugkeren
tot de vriendschap met God, om in eenheid met Hem te leven door
de genade.
Om dit mogelijk te maken heeft Christus het Sacrament van Boete
en Verzoening ingesteld, ook wel het Sacrament van de Biecht
genoemd. Als we berouw tonen en onze zonden belijden aan de
321 FRIGEL GRAZIOLI, Modelo de Confesores, Ed. Ibérica, Madrid, 1944, p. 85.
198
DE SACRAMENTEN VAN GENEZING
199
CARLOS MIGUEL BUELA
200
DE SACRAMENTEN VAN GENEZING
kunnen doen als hij niet zou weten wat de biechteling in staat is te
verteren?
We mogen in het Sacrament van de Biecht onze zonden met
volledig vertrouwen aan de priester belijden. Hij zal deze zonden nooit
aan wie dan ook mogen vertellen; niet aan een andere priester, niet aan
een bisschop, niet aan de Paus, niet aan een engel uit de hemel, maar
ook zal hij nooit wat hij in het Sacrament van de Biecht gehoord heeft
mogen gebruiken, ook al zou het voor het welzijn van de hele Kerk
zijn.
Jezus dacht ook aan de zieken. Ze voelen zich vaak erg eenzaam,
terneergeslagen, soms hebben ze geen vechtlust en moeten ze veel
beproevingen doorstaan. Voor hen heeft Jezus het Sacrament van de
Ziekenzalving ingesteld, die hun zonden vergeeft, de genade
vermeerdert, de pijn verlicht, gezelschap geeft in de eenzaamheid,
kracht in de beproeving en lichamelijke gezondheid als dat heilzaam is
voor de redding van de ziel.
“Is iemand onder u ziek? Laat hij de presbyters van de gemeente
roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie
zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de zieke
redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan,
zal het hem vergeven worden” (Jak. 5,14-15).
Familieleden zouden niet moeten wachten tot het laatste moment
om een priester te roepen, als de zieke persoon al stervende is.
Daarom wordt dit Sacrament ook niet langer het ‘laatste Sacrament’
(of ‘Sacrament van de stervenden’) genoemd, zodat we niet zouden
denken dat dit Sacrament alleen voorbehouden zou zijn aan hen die
geen hoop meer hebben op leven. Integendeel, dit Sacrament is
bedoeld voor alle mensen die te lijden hebben aan een ernstige ziekte.
201
CARLOS MIGUEL BUELA
330 CONCILIE VAN PAVÍA, Over het Sacrament van de Ziekenzalving, DS. 315.
202
HOOFDSTUK DRIE
DE SACRAMENTEN TEN DIENSTE VAN DE
GEMEENSCHAP
Wie dienen normaal gesproken de sacramenten toe? Wie doopt er, wie
hoort er Biecht, draagt de heilige Mis op, zalft de zieken, gaat vóór bij
huwelijken, en preekt het Woord van God? De bisschoppen en de
priesters. Hoe geeft Jezus hen de macht die zij nodig hebben om in
Zijn naam te handelen en met Zijn gezag te werken? Door het
Sacrament van de Wijding. Bovendien geeft dit Sacrament hun
speciale genade die bij hun levensstaat hoort; deze stelt hen in staat de
zware taken van het priesterlijk dienstwerk op een heilige manier te
verrichten, om elk gevaar en elke beproeving te overwinnen, en om
trouw te blijven aan de beloften die zij aan God gedaan hebben.
Het zichtbare teken van dit Sacrament is de handoplegging: “Ze
droegen hen voor aan de apostelen, en die legden hun na gebed de
handen op” (Hand. 6,6). Vanaf de apostelen tot de huidige
bisschoppen en priesters, heeft een ononderbroken lijn van herders,
door de handoplegging, ervoor gezorgd dat de macht van Christus
ook onze tijd heeft bereikt. Dit gebeurt op zo’n manier dat als de
verrezen Heer Jezus Christus zou verschijnen en samen met andere
priesters Biecht zou horen, onze zonden net zo goed vergeven zouden
zijn door deze priesters – die handelen in de persoon van Christus, in
Zijn naam en met Zijn macht – als door de Heer zelf.
Als Christus zelf de heilige Mis zou opdragen, omgeven door alle
bisschoppen en kardinalen, in een grootse plechtigheid met
schitterende zang en gewijde muziek, dan zou het in wezen niet
verschillen van een Mis die in een concentratiekamp door een priester
alleen zou worden opgedragen, door iedereen verlaten, door iedereen
met de nek aangekeken, zonder gewaden en stiekem, zodat de
CARLOS MIGUEL BUELA
bewakers het niet zien, met enkele broodkruimels en een beetje wijn
in een kannetje. In wezen zijn beide Missen van gelijke oneindige
waarde omdat beide de voortzetting zijn van het ene offer van
Christus. In het eerste geval zou Christus de Mis persoonlijk opdragen;
in het tweede geval zou de priester de Mis opdragen in de persoon van
Christus (vgl. 2 Kor. 2,10), met Zijn macht en in Zijn naam omdat hij
door handoplegging het Wijdingssacrament ontvangen heeft. Zelfs als
de priester in staat van doodzonde zou zijn, blijven zijn macht tot
vergeven en tot het vieren van de Mis bestaan, omdat dit niet
afhankelijk is van de waarde van zijn deugden, van zijn intellectuele
vermogens of van zijn afkomst. De priester heeft deze macht omdat
hij ze van Christus heeft ontvangen. Als een priester zijn macht tot
vergeven en consacreren zou gebruiken terwijl hij een doodzonde
heeft begaan, zou hij een verschrikkelijke heiligschennis begaan, maar
hij zou nog altijd vergeven en consacreren omdat hij dat in de persoon
van Christus doet. Water stroomt zowel door een zilveren pijpleiding
als door een loden leiding. Het “levende water” van de genade van
God stroomt zowel door een heilige priester als door een zondige
priester.
Niet naar de kerk gaan en niet de verplichtingen vervullen die we
tegenover God hebben met als excuus dat de priester slecht zou zijn,
is een dwaasheid. “Zo zal ieder van ons rekenschap moeten afleggen
voor zichzelf” (Rom. 14,12). God zal van ieder van ons rekenschap
vragen voor het kwaad dat wij hebben gedaan en voor het goede dat
wij hebben nagelaten, niet voor het kwaad dat anderen hebben gedaan
of voor het goede dat anderen hebben nagelaten, ook als dat priesters
zijn. Wanneer je komt te staan voor “de rechterstoel van Christus,
opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan,
goed of kwaad” (2 Kor. 5,10), zal het excuus “Ik heb het goede niet
gedaan omdat anderen kwaad hebben gedaan” niets te betekenen
hebben. Want God “zal eenieder vergelden naar zijn werken” (Rom.
2,6) en niet naar de werken van anderen.
204
DE SACRAMENTEN TEN DIENSTE VAN DE GEMEENSCHAP
208
DEEL DRIE
WAT WE MOETEN DOEN
HET LEVEN IN CHRISTUS
210
“Het Evangelie betekent leven. Jullie taak is het om
getuigenis te geven van dit leven; het leven als aangenomen
zonen en dochters van God. De moderne mens heeft, of hij
er zich van bewust is of niet, een ernstige behoefte aan dit
leven, net zoals de mensheid behoefte had aan de komst van
Christus tweeduizend jaar geleden; mensen zullen altijd deze
behoefte aan Jezus Christus hebben tot het einde der tijden.”
God heeft ‘de mens aan zijn eigen beslissingen onderworpen (Sir.
15,14), opdat hij zich vrij aan zijn Schepper zou kunnen hechten en
zo de gelukzalige volmaaktheid bereiken.’341
De vrijheid is de mogelijkheid om te handelen of niet te handelen,
en zo uit zichzelf vrije daden te stellen. Ze bereikt haar volmaaktheid
wanneer ze gericht is op God, het opperste Goed.
Vrijheid is het eigen kenmerk van het menselijk handelen. Ze
maakt de mens verantwoordelijk voor de daden die hij vrijwillig stelt.
Handelen in vrijheid is iets dat typisch bij de mens hoort.
De toerekeningsvatbaarheid of de verantwoordelijkheid voor een
daad kan verminderd of opgeheven worden door onwetendheid,
geweld, angst of andere psychische of sociale factoren.
Het recht om van zijn vrijheid gebruik te maken, is iets dat
onlosmakelijk verbonden is met de menselijke waardigheid, vooral in
religieuze of morele kwesties. Maar het uitoefenen van de eigen
vrijheid betekent niet het vermeende recht om alles maar te zeggen of
te doen.
‘Voor de vrijheid heeft Christus ons vrij gemaakt’ (Gal 5,1).
214
DE WAARDIGHEID VAN DE MENS
215
CARLOS MIGUEL BUELA
Voor de mens die kwaad gedaan heeft, blijft de uitspraak van zijn
geweten een onderpand van bekering en hoop.
Een goed gevormd geweten is juist en waarachtig. Het formuleert
zijn oordelen volgens de rede, in overeenstemming met het werkelijke
goed dat gewild wordt door de wijsheid van de Schepper. Iedereen
moet de middelen tot gewetensvorming gebruiken.
Staande voor een morele keuze kan het geweten; of een juist
oordeel vellen dat overeenstemt met de rede en de Goddelijke wet, of
integendeel een verkeerd oordeel vellen dat zich ervan verwijdert.
De mens moet altijd het zekere oordeel van zijn geweten volgen.
Het morele geweten kan onwetend zijn of verkeerde oordelen
vellen. Die onwetendheid en die dwalingen zijn niet altijd vrij van
schuld.
Het woord van God is een licht voor onze voeten. Wij moeten het
ons eigen maken in geloof en gebed en het in praktijk brengen. Zo
wordt het morele geweten gevormd.”346
“Men kan dus zeggen, dat het geweten tegen de mens zelf getuigt
van de rechtschapenheid, resp. de slechtheid van de mens, maar
tegelijk, ja nog eerder, is het getuigenis van God zelf, wiens stem en
wiens oordeel het innerlijk van de mens tot aan de wortels van zijn ziel
doordringen.”347
1. DE PERSOON EN DE MAATSCHAPPIJ
“‘Er is geen gezag dan van God. Ook het bestaande gezag is door God
ingesteld’ (Rom. 13,1).
Elke menselijke gemeenschap heeft gezag nodig om zich te
handhaven en te ontwikkelen.
‘Het staatsbestel en het openbaar gezag vinden hun bestaansgrond
in de aard zelf van het mens-zijn en behoren op deze manier tot de
door God vastgestelde orde’351.
Het gezag wordt op legitieme wijze uitgeoefend, wanneer het zich
erop toelegt het algemeen welzijn van de gemeenschap te bevorderen.
Om dit te bereiken moeten moreel verantwoorde middelen
aangewend worden.
De verscheidenheid van politieke bestuursvormen is wettig, op
voorwaarde dat zij bijdragen tot het welzijn van de gemeenschap.
Het politieke gezag moet zich ontplooien binnen de perken van de
morele orde en het moet de mogelijkheid waarborgen van de
uitoefening van de vrijheid.
Het algemeen welzijn omvat ‘het totaal van die sociale
voorwaarden, waardoor zowel groepen als individuen hun eigen
volmaaktheid vollediger en sneller kunnen bereiken’352.
Het algemeen welzijn omvat drie essentiële elementen: de eerbied
voor en het bevorderen van de fundamentele mensenrechten; de
welvaart of de ontwikkeling van de geestelijke en tijdelijke goederen
van de gemeenschap; de vrede en de veiligheid van de groep en van
zijn leden.
De waardigheid van de menselijke persoon vereist het nastreven
van het algemeen welzijn. Iedereen moet zich inzetten voor de
3. DE SOCIALE RECHTVAARDIGHEID
220
HOOFDSTUK DRIE
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE
1. DE NATUURWET
355 H. THOMAS VAN AQUINO, Opuscula theologica. II, nr 1129, Ed. Taurinens.
(1954), 245.
356 H. JOHANNES PAULUS II, Encycliek Veritatis Splendor, 12.
CARLOS MIGUEL BUELA
222
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE
Waaruit bestaat deze nieuwe wet, ofwel de wet van Christus, de wet
van het Evangelie, de wet van het Nieuwe Testament met name? Zij
bestaat uit “geloof dat werkzaam is door de liefde” (Gal. 5,6). “Want
Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons
werd geschonken” (Rom. 5,5). Hierin ligt al haar kracht.
“De genade van de Heilige Geest, die door het geloof in Christus
geschonken wordt, is van doorslaggevende betekenis in de wet van
het Nieuwe Testament waarop al haar doeltreffendheid gebaseerd
is.”357 Daarom wordt zij ook “de wet van het geloof” (Rom. 3,27)
genoemd, “de wet van de gerechtigheid” (Rom. 9,31) of “de wet van
de Geest…, die u heeft vrijgemaakt van de wet van de zonde en de
dood” (Rom. 8,2). Het is de wet die “ons heeft vrijgemaakt” (Gal. 5,1)
omdat “waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid” (2 Kor. 3,17).
Zij is “de volmaakte wet, de wet van de vrijheid” (Jak. 2,5), omdat zij
ons innerlijk in vrijheid ertoe aanzet om al het noodzakelijke te doen
voor de eeuwige zaligheid en alles te vermijden wat hiermee in
tegenspraak is.
De heiligen waren geheel en al vrij doordat zij geen hindernissen
opwierpen tegen de werking van de genade. Daarom zei de heilige
Augustinus: “Bemin en doe wat je wil.”358 Wie werkelijk liefheeft wil
alleen maar doen wat de Liefde vraagt. “Hoe nauw is de poort en hoe
smal de weg die naar het leven leidt” (Mat. 7,14). Dit is de weg van
hen die door de eeuwen heen de leer van Jezus hebben nagevolgd en
toegepast: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf
te verloochenen, en zijn kruis op te nemen” (Mat. 16,24). De heilige
Johannes van het Kruis zegt van hen die eenmaal de top van de
volmaaktheid hebben bereikt: “Hier bestaat geen weg meer, want voor
359 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, De Bestijging van de Berg Carmel, schets van de
Berg Carmel, de Berg van Volmaaktheid.
360 Vgl. Heb. 8,8.
361 H. AUGUSTINUS, De Geest en de letter, Agora, Kampen 2002, 36.
3. DE BERGREDE
226
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE
227
CARLOS MIGUEL BUELA
wereld” (Mat. 5,14), leert Christus hun hoe zij een goed voorbeeld
voor iedereen moeten zijn. De woorden van Jezus waren in het
bijzonder tot zijn leerlingen gericht, maar zij zijn ook voor ons
bedoeld. Aan ieder van ons vertrouwt Christus de belangrijke taak van
het apostolaat toe, dat wil zeggen de plicht om mensen tot God te
brengen door ons voorbeeld, onze woorden, onze offers, ons gebed
en ons leven – ook al zal dat niet voor iedereen in dezelfde mate
gelden. Wij moeten zijn als een overvloeiende beker van onze Heer
Jezus Christus die zijn overvloed laat stromen naar anderen toe,
“opdat ze jullie goede werken zien en jullie Vader in de hemel
verheerlijken” (Mat. 5,16).
b) De wil van God tot in de puntjes volbrengen
Na deze proloog, waarbij de Heer ons oproept de bovennatuurlijke
deugden en gaven van de Heilige Geest op volmaakte wijze in praktijk
te brengen en de wereld voor God te heroveren door ons apostolaat,
leert Jezus ons wat onze belangrijke plicht is, een plicht die zo
wezenlijk was in zijn eigen leven, en die wezenlijk zou moeten zijn in
het leven van ieder van zijn leerlingen: het doen van de wil van God.
“Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft” (Joh.
4,34). “Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen
wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft” (Joh. 6,38).
Sterker nog: alleen “hij die de wil doet van mijn Vader” (Mat. 7,21) zal
het Rijk der hemelen binnengaan.
Wat de wil van God is, wordt ons duidelijk door de tien geboden371,
de geboden van de Kerk372 en de werken van barmhartigheid373. Jezus
leert ons dat wij alle geboden van de wet van God moeten navolgen,
want zo onderwerpen wij onze wil aan de wil van God: “Denkt niet
dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen…Ik ben niet
gekomen om ze op te heffen, maar om de vervulling te brengen” (Mat.
229
CARLOS MIGUEL BUELA
230
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE
hem zien en gaan denken dat hij vroom of edelmoedig is, zodat ze
goed over hem gaan praten, dan heeft hij niet de juiste intentie. Hij
doet het goede niet omwille van God, maar uit egoïsme. Jezus leert
ons dat wij de deugden niet moeten beoefenen zodat de mensen ons
zullen eren, of goed over ons gaan spreken, want zo zouden wij alleen
maar menselijke eer zoeken, en dat is compleet in tegenspraak met het
Evangelie van Jezus. Daarom zegt de heilige Paulus: “Als ik de gunst
van mensen zocht, zou ik geen dienaar van Christus zijn” (Gal. 1,10).
De Heer beschrijft drie situaties waarin het gevaar van het zoeken
van menselijke eer op de loer ligt:
De eerste situatie is wanneer wij goed doen aan onze naaste:
“Wanneer gij dus een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit…
als gij een aalmoes geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw
rechter doet” (Mat. 6,2-3). De zalige priester Jozef Gabriel Brochero
zei: “Laten we onszelf gelukkig prijzen dat Jezus Christus ons toestaat
in verbondenheid met Hem te werken, en laat de ander dan maar met
de eer strijken.”
De tweede situatie is wanneer wij ons tot God richten: “Wanneer
gij bidt, gedraagt u dan niet als de schijnheiligen, die graag in de
synagogen en op de hoeken van de straten staan te bidden om op te
vallen bij de mensen” (Mat. 6,5). Het model van goed gebed gaf Jezus
ons door ons het Onze Vader te leren.375
De derde situatie is wanneer wij ons in iets versterven: “Wanneer
gij vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen, zij
verstrakken hun gezicht om de mensen te tonen dat zij aan het vasten
zijn” (Mat. 6,16).
Verder leert de Heer ons dat wij ons uiteindelijke doel niet in aardse
rijkdommen moeten stellen: “Verzamelt u geen schatten op aarde,
waar ze door mot of worm vergaan en waar dieven inbreken om te
stelen” (Mat. 6,19). “Wat voor nut heeft het voor een mens heel de
wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven?” (Mat. 16,26).
Als de hebzuchtige mens sterft, zal hij niets mee kunnen nemen in zijn
graf – doodskisten hebben geen zakken.
Jezus leert ons ook dat wij geen tijdelijke zaken moeten zoeken –
voedsel, drank, kleren, huisvesting – op zo’n manier dat wij daarbij
God vergeten. Integendeel: wij moeten Hem eerst zoeken en al het
andere zal ons dan erbij gegeven worden: “Zoekt eerst het Koninkrijk
en zijn gerechtigheid, dan zal dat alles u erbij gegeven worden” (Mat.
6,33). Pater Franciscus Castañeda was zich hier terdege van bewust:
“Wees boven alles heilig en verlang naar het Rijk van God, en wees er
zeker van dat al het andere je gegeven zal worden.”376 Een
rechtvaardige is een heilige, en wie rechtvaardigheid zoekt, zoekt dus
heiligheid. De heilige Paulus leert: “Of gij dus eet of drinkt, of wat gij
ook doet, doet alles ter ere Gods” (1 Kor. 10,31).
Onze inspanningen om tijdelijke zaken te verkrijgen kunnen
zonder maat zijn, zonder ordening, en daarom zondig. Dit kan op vijf
verschillende manieren:
1. Als wij deze tijdelijke zaken tot uiteindelijk doel van ons leven
maken: “Niemand kan twee heren dienen…Gij kunt niet God dienen
én de mammon” (Mat. 6,24). Of als wij God alleen dienen om de
dingen die noodzakelijk zijn zoals kleding of voedsel: “Weest niet
bezorgd voor…wat ge zult eten …wat ge zult aantrekken” (Mat. 6,25).
2. Als wij zó bezorgd zijn over tijdelijke zaken en er zoveel belang
in stellen, dat wij het geestelijke verwaarlozen, terwijl dat veel
belangrijker is. God vergeet ons nooit: “Uw hemelse Vader weet wel
dat gij al deze dingen nodig hebt” (Mat. 6,32).
3. Als wij arrogant denken dat wij ons zelf wel van het
noodzakelijke kunnen voorzien, zonder Gods hulp: “Wie van u is in
staat met al zijn tobben aan zijn levensweg één el toe te voegen?” (Mat.
6,27).
4. Als wij veel te bang zijn dat het noodzakelijke ons zal ontbreken,
zelfs als wij er zelf alles aan gedaan hebben. De Heer keurt deze angst
om drie redenen af:
- Vanwege de grote weldaden die God gratis en voor niets aan de
mens geeft, zoals het lichaam en de ziel: “Is het leven niet meer dan
voedsel, en het lichaam niet meer dan de kleding?” (Mat. 6,25).
- Vanwege de bescherming die God planten en dieren biedt zonder
hulp van mensen. “Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en
maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader
voedt ze. Zijt gij dan niet veel méér dan zij?” (Mat. 6,26). “En wat
maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar de leliën in het veld: hoe
ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in
al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het
veldgewas dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt
geworpen, zó kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen?” (Mat.
6,28-30). Deze bescherming hebben mensen ook ervaren bijvoorbeeld
in de verdediging van een goede zaak, zoals het eigen vaderland: “Het
is goed afgelopen omdat het God is die onze zaak beschermt”
(Generaal Manuel Belgrano, een Argentijnse beroemdheid).377
- Vanwege het bestaan van de Goddelijke voorzienigheid. Het
ontkennen van deze voorzienigheid bracht de heidenen ertoe tijdelijke
goederen boven alles te zoeken: “Maakt u dus geen zorgen over de
vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken, of wat zullen wij
aantrekken? Want dat alles jagen de heidenen na.” (Mat. 6,31-32). Dit
is van groot belang voor ons apostolisch werk; de heilige Marcelinus
Champagnat merkte terecht op: “Het zou verloren tijd zijn resultaten
377 Brief van 12 oktober 1812 aan Franciscus Martínes Villarino over de militaire
overwinning in Tucumán, geciteerd door Guillermo Furlong S.J. in: Belgrano, el santo
de la espada y la pluma. Asociación Cultural Noel y Club de Lectores, Buenos Aires,
1974, 32.
234
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE
235
CARLOS MIGUEL BUELA
ad.I.
236
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE
3. DE ZONDE
237
CARLOS MIGUEL BUELA
je zien bijvoorbeeld aan onze haargroei of het groeien van onze nagels,
of onze spijsvertering. Wij hebben ook leven in ons dat wij gemeen
hebben met de dieren. Dat zien we bijvoorbeeld in ons vermogen om
te zien, horen, voelen en ruiken, of in ons vermogen om te bewegen,
eten en slapen: dat kunnen dieren allemaal ook. Daarnaast hebben wij
rationele vermogens, die we gemeen hebben met de engelen: ons
vermogen tot kennen, willen, liefhebben. Tenslotte hebben wij als
hoogste graad van leven het goddelijk leven ontvangen, dat wij
gemeen hebben met God. Dit goddelijk leven bestaat in de
heiligmakende genade waardoor wij deelhebben aan het leven van de
Drie-ene God.
1. DE DOODZONDE
Als wij een ernstige zonde begaan, jagen wij God weg uit ons leven en
verliezen wij de heiligmakende genade. Daarom is de zonde de
grootste schande van de wereld. Ernstig zondigen is het meest
boosaardige en dwaze dat er bestaat, het is verschrikkelijk en misdadig,
onzinnig en gemeen. Het is handelen tegen de wil van God. Het is een
vergrijp aan Zijn eer, het is Hem beledigen die oneindig goed is. Het
is een bewust afstand doen van de genade van God en een zich
onderwerpen aan de slavernij van de duivel, om zichzelf tot kandidaat
voor de hel te maken.
De heilige Johannes Maria Vianney verklaarde dat “als wij vervuld
van geloof, de diepte van een ziel zouden kunnen zien die bezoedeld
was door de doodzonde, zouden wij sterven van afschuw”384. De
heilige Dominicus Savio riep terecht uit: “Liever sterven dan te
zondigen!”385 en de Eerbiedwaardige frater Mamerto Esquiú zei:
“Moge God mij de genade schenken dit kwaad met mijn hele hart te
verafschuwen en mij te laten sterven voordat ik het [een doodzonde]
bega”. José de San Martín drukte het zo uit: “God moge je behoeden
240
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE
2. DAGELIJKSE ZONDE
Er is een ander type zonde die dagelijkse zonde wordt genoemd. Deze
zonde berooft de ziel niet van de genade van God en veroordeelt de
ziel niet tot de hel, het is meer een soort omweg of een zijpad dat je
inslaat en dat je zo afhoudt van de meest directe weg.
241
CARLOS MIGUEL BUELA
iemand de bekoring afwijst, dan valt hij niet alleen niet in zonde, maar
hij verricht ook een goede daad, omdat hij “kon zondigen en niet
zondigde, hij kwaad kon doen en het niet deed” (vgl. Sir. 31,10).
3. DE CHRISTELIJKE STRIJD
Het christelijk leven is een strijd. Het is een strijd tegen het vlees, tegen
de wereld als vijand van God, en tegen de duivel die ons te gronde wil
richten.
Om te volharden in het goede, moeten wij tegen het kwade
strijden, om zo onze verlossing te bewerkstelligen “met eerbied en
ontzag” (vgl. Fil. 2,12).
Het Concilie van Trente leert ons dat wij moeten “vrezen vanwege
de strijd die ons te wachten staat tegen het vlees, tegen de wereld en
tegen de duivel, een strijd die wij niet kunnen winnen, tenzij met de
genade van God.”400
“Moet een mens niet zwoegen op aarde?” (Job. 7,1) Heeft Jezus
niet gezegd dat Hij het zwaard is komen brengen? De heilige Paulus
zei van zichzelf: “Ik heb de goede strijd gestreden… het geloof
bewaard” (2 Tim. 4,7). Bovendien waarschuwt de heilige Petrus ons:
“Uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek
naar een prooi om die te verslinden” (1 Petr. 5,8). “Wij moeten de
hemel uitgeput bereiken. Door ons hier af te matten, zullen wij daar
op onze lauweren kunnen rusten. Daarom moeten wij een stevig
fortuin aan deugden vergaren.”401
De heilige Paulus zegt dat wij om te kunnen strijden, ons moeten
bekleden met de “wapenrusting Gods” (Ef. 6,11). Laten wij deze
mooie passage eens nader bekijken:
- “Staat dan, uw lendenen omgord met de waarheid” (Ef. 6,14). De
liefde voor de waarheid is een fundamentele deugd voor de christen.
400 Vgl. CONCILIE VAN TRENTE, Decreet over de Rechtvaardiging, Dz. 806.
401 Z. VICENTE GROSSI.
243
CARLOS MIGUEL BUELA
- “…en het zwaard van de Geest” (Ef. 6,17), dat het Woord van
God is, geschonken door de Heilige Geest. Het is een “tweesnijdend
zwaard” (Heb. 4,12) waarmee wij goed moeten leren strijden.
“Het is aan de mens om te strijden en aan God om de overwinning
te schenken.” (H. Jeanne d’Arc).403
403Geciteerd in: JEAN OUSSET, Para que Él reine, Ed. del Cruzamante, Buenos
Aires, 1980, p. 284.
245
“Jezus zei tegen de jongeman: ‘Als gij het Leven wilt
binnengaan, onderhoudt dan de geboden’ (Mat. 19,17). Op
deze wijze is er een nauwe band gelegd tussen het eeuwig
leven en de gehoorzaamheid aan Gods geboden: Gods
geboden tonen de mens de weg van het eeuwig leven en
leiden er naar toe. Uit dezelfde mond van Jezus, de nieuwe
Mozes, worden aan de mensen opnieuw de geboden van de
decaloog gegeven. Jezus zelf bevestigt deze en legt ze aan ons
voor als de weg en de voorwaarde van de verlossing.”
Gij zult geen andere Naast Mij zult gij geen Gij zult geen
goden hebben ten koste andere goden hebben. afgoden vereren,
van Mij. Gij zult geen maar Mij alleen
godenbeelden maken, aanbidden en
geen afbeelding van enig boven alles
wezen boven in de beminnen.
hemel, beneden op
aarde, of in de wateren
onder de aarde. Gij zult
u voor hen niet ter aarde
buigen en hun geen
goddelijke eer bewijzen;
want Ik, Jahwe uw God,
Ik ben voor hen die Mij
haten een jaloerse God
die de schuld van de
vaders wreekt op hun
kinderen, tot het derde
en vierde geslacht, maar
voor hen die Mij
liefhebben en mijn
geboden onderhouden
een God die goedheid
bewijst tot aan het
duizendste geslacht.
250
DE TIEN GEBODEN
Gij zult de naam van Gij zult de naam van Gij zult de Naam
Jahwe uw God niet Jahwe uw God niet van de Heer, uw
lichtvaardig gebruiken; misbruiken. God, niet zonder
want Jahwe laat degenen eerbied gebruiken.
die zijn naam
lichtvaardig gebruiken
niet ongestraft.
251
CARLOS MIGUEL BUELA
Gij zult geen echtbreuk Gij zult geen echtbreuk Gij zult geen
plegen. plegen. echtbreuk plegen.
Gij zult niet stelen. Gij zult niet stelen. Gij zult niet
stelen.
Gij zult tegen uw naaste Gij zult tegen uw Gij zult tegen uw
niet leugenachtig naaste niet vals naaste niet vals
getuigen. getuigen. getuigen.
Gij zult uw zinnen niet Gij zult uw zinnen niet Gij zult geen
zetten op het huis van zetten op de vrouw van onkuisheid
uw naaste; gij zult uw uw naaste. begeren.
zinnen niet zetten op de Gij zult niet uit zijn op Gij zult niet
vrouw van uw naaste, … iets dat hem onrechtvaardig
niet op zijn slaaf, zijn toebehoort. begeren wat uw
slavin, zijn rund of zijn naaste
ezel, op niets wat hem toebehoort.
toebehoort.
252
HOOFDSTUK EEN
“GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET
HEEL UW HART, MET HEEL UW ZIEL EN MET AL UW
KRACHTEN”
God beminnen met geheel ons hart betekent dat al ons handelen,
zonder daar ook maar iets van uit te sluiten, gericht moet zijn op Hem,
die ons hoogste doel is. “Of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet,
doet alles ter ere Gods” (1 Kor. 10,31). Het is waar dat ons hart pas
volledig omgevormd zal zijn in God als we in de hemel zijn, maar het
hart kan en moet nu al gesloten zijn voor alles wat tegengesteld is aan
de liefde van God.
God beminnen met geheel onze ziel betekent dat onze wil geheel
onderworpen moet zijn aan Gods wil.
God beminnen met geheel ons verstand betekent dat ons verstand
volledig onderworpen moet zijn aan God.
God beminnen met geheel onze kracht betekent dat we Hem altijd
gehoorzamen in alles wat we doen.
Wat is de maat van de liefde tot God? “Dat is Hem mateloos
beminnen”407.
2. MOTIEVEN
God beminnen vanuit het diepste van ons hart: dat is de essentie
van het Evangelie. Dit is het doel van ons leven. Zo’n liefde is niet
persé iets wat we kunnen voelen, maar vaak kunnen we dat wel en heel
sterk ook.
Affectieve liefde tot God kan op twee wijzen geuit worden. De
eerste is die van de pure en onbaatzuchtige liefde, waarmee iemand
God niet bemint om de weldaden die hij van Hem heeft gekregen,
maar enkel en alleen om Hem te behagen, om Hem Zelf, in Wie hij
alle mogelijke volmaaktheden en perfecties kan zien. Deze manier van
liefhebben geeft iemand enorme vreugde en grote vrede in zijn ziel,
“want de ziel is veel meer daar waar hij lief heeft, dan waar hij zijn
woning heeft”.408
Deze liefde was de inspiratie voor het volgende sonnet,
toegeschreven aan de heilige Theresia van Avila:
256
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...
409 H. THERESIA VAN HET KIND JEZUS, Historia de un alma, Obras Completas,
ed. El Monte Carmelo, Burgos, 1960, p. 377.
410 Brief gedateerd op 5 juli 1927; Vgl. La primera Benedictina Argentina, Abdij van de
257
CARLOS MIGUEL BUELA
1.GELOOF
Het geloof is de bron van het hele morele leven van de mens. De
onbekendheid van God is het principe en de oorzaak van alle morele
afwijkingen.415 We moeten ons geloof voeden en het met de nodige
zorg omringen, en afstand doen van alles wat tegen het geloof in gaat.
Er is geen groter goed voor de mens dan de schat van het christelijk
geloof. Om dit te behouden, moeten we bereid zijn om willekeurig
welk offer te brengen.
414 Saint Vincent de Paul et le sacerdoce, p. 45, geciteerd door MAHIEU, Probatio
Charitatis, nr. 69.
415 Vgl. Rom. 1,18-32; Vlg. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK,
2087.
258
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...
2.HOOP
3.LIEFDE
4.DEVOTIE
5.GEBED
“Het gebed is het verheffen van ons verstand en ons hart tot God om
Hem te loven en Hem datgene te vragen wat nodig is voor ons eeuwig
heil.”416 “De christen zonder gebed is te vergelijken met een vogel
beroofd van de lucht, of met een vis op het droge.”417 Het gebed is zó
belangrijk dat we het later apart zullen bespreken.
6.AANBIDDING
Deze aanbidding, ook wel ‘latria’ genoemd, geven we alleen aan God.
Op die manier aanbidden wij de heilige mensheid van Christus juist
en alleen omdat deze onlosmakelijk verbonden is met zijn Godheid.
We aanbidden ook de heilige Eucharistie, omdat Jezus Christus,
waarachtig God en waarachtig mens, daarin werkelijk tegenwoordig is.
Verering, die ‘dulia’ wordt genoemd, wordt aan de heiligen en de
engelen gegeven, en is dus geen aanbidding. We geven speciale
verering, ‘hyperdulia’, aan de allerheiligste Maagd Maria, omdat zij alle
engelen en heiligen in heiligheid en macht overtreft.
8.OFFER
9.BELOFTES EN GELOFTES
262
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...
Als het gaat om wat moet en mag, valt onder dit gebod:
425 H. CYPRIANUS.
426 H. GREGORIUS DE GROTE.
427 Brief van de martelaar over de Missie in Paraná in het jaar 1614.
265
CARLOS MIGUEL BUELA
Als het gaat om wat niet mag, valt onder dit gebod:
- De Naam van God ijdel gebruiken: de heilige Naam van God,
van de Maagd Maria of van de heiligen zonder reden of zonder het
verschuldigd respect gebruiken.
- Vloeken. Dit betekent het beledigen van God, de Maagd Maria
of de heiligen. Het is een zeer zware zonde. Toen generaal José de San
Martín leider was van het beroemde Leger van de Andes, liet hij
“eenieder die vloekte tegen de heilige Naam van God of zijn
beminnelijke Moeder, of de religie beledigde, ernstig straffen.”428
- Meineed. Dit betekent onder ede onwaarheid zeggen en daarbij
God aanroepen als getuige. Hiermee wil je feitelijk zeggen ofwel dat
God de waarheid niet kent, ofwel dat Hij zich leent om van een leugen
getuige te zijn. Dit is in zichzelf een zware zonde.
Dit gebod uit Gods wet herinnert ons aan de serieuze verplichting die
we hebben om God eer te brengen. In de taal van de heilige Schrift
betekent het ‘heiligen’ van iets dat het bestemd wordt voor de
goddelijke eredienst. Dit gebod vraagt van ons om de zondagen en de
andere verplichte feestdagen toe te wijden aan de Heer, zodat we onze
ziel door het gebed kunnen voeden en door de deelname aan de heilige
Mis kunnen versterken. Om onszelf beter toe te kunnen wijden aan
God, vraagt Hij ons geen grote fysieke arbeid te verrichten.
Een pastoor kan dispensatie verlenen zodat iemand toch kan
werken op zondag als dat echt nodig is, maar hij kan geen dispensatie
geven voor het bijwonen van de heilige Mis, dat is en blijft altijd een
serieuze plicht. De dispensatie met betrekking tot het werk kan
gegeven worden in verschillende gevallen, bijvoorbeeld ten bate van
de vroomheid tot God (zoals het versieren van het altaar of het
voorbereiden van een processie, etc.); voor liefdadigheidswerk voor
een naaste; voor een persoonlijke noodzaak of die van iemand anders
(zij die werken in bakkerijen, keukens, transportbedrijven, of met
verschillende diensttijden, etc.); of voor een groot privaat of publiek
nut (legitieme en buitengewone handel die niet op een andere dag
gedreven kan worden, etc.).
268
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...
270
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...
heilige Thomas van Aquino legt dit uit met: “De lust wordt
gekalmeerd door onthouding in eten en drinken.”440)
2 Zodat onze ziel zich makkelijker tot God kan verheffen.
3 Om genoegdoening te geven voor onze zonden: “Keert tot Mij
terug, van ganser harte, met vasten, …” (Joël 2,12).
“Alle christengelovigen zijn, ieder op hun wijze, krachtens
goddelijke wet verplicht boete te doen; opdat echter allen in een
enigszins gemeenschappelijk naleven van de boete met elkaar
verbonden worden, worden boetedagen voorgeschreven; op deze
dagen dienen de christengelovigen zich op bijzondere wijze te wijden
aan het gebed, werken van vroomheid en van liefde te beoefenen,
zichzelf te verloochenen door hun eigen verplichtingen getrouwer te
vervullen en vooral door het onderhouden van vasten en
onthouding.”441 Over deze boetedagen kunnen we het volgende
zeggen:
1. In de hele Kerk is elke vrijdag van het jaar een boetedag (behalve
als deze samenvalt met een kerkelijk hoogfeest), en alle dagen van de
veertigdagentijd.
2. Onthouding van het eten van vlees of van ander voedsel volgens
de voorschriften van de bisschoppenconferentie, dient onderhouden
te worden op elke vrijdag van het jaar (behalve als deze samenvalt met
een kerkelijk hoogfeest).
3. Onthouding en vasten zijn voorgeschreven op Aswoensdag en
op Goede Vrijdag.442
vastenwet verplicht allen die meerderjarig zijn tot aan het begin van hun zestigste
levensjaar. De zielzorgers en de ouders dienen er nochtans voor te zorgen dat ook
aan hen die wegens hun lagere leeftijd niet aan de vasten- en onthoudingswet
gehouden zijn, de echte zin voor de boete bijgebracht wordt. Vgl. CODEX IURIS
CANONICI, c. 1252.
271
CARLOS MIGUEL BUELA
Het vijfde gebod (“De Kerk in haar noden bijstaan”) betekent dat de
gelovigen verplicht zijn om naar hun mogelijkheden de Kerk in haar
materiële noden bij te staan.
“De christengelovigen zijn aan de verplichting gehouden in de
noden van de Kerk te voorzien, opdat zij kan beschikken over datgene
wat voor de goddelijke eredienst, voor de werken van apostolaat en
caritas en voor een passend onderhoud van haar bedienaren
noodzakelijk is.”443
De Katholieke Kerk is zonder twijfel een goddelijke werkelijkheid,
maar ook menselijk, zoals Christus waarachtig God is en waarachtig
mens. In zoverre de Kerk menselijk is, heeft zij materiële middelen
nodig om het doel te bereiken van de verspreiding van het Koninkrijk
Gods over de hele wereld. Daarbij weten we dat “God van een
blijmoedige gever houdt” (Vgl. 2 Kor. 9,7) en eenieder die “al was het
maar een beker koud water geeft…zijn loon zal hem zeker niet
ontgaan” (Mat. 10,42).
De overheid onderhoudt de kerkgebouwen niet en zorgt niet voor
de noden van de priesters. Toch moet de elektriciteit, het gas, de
belastingen, etc. betaald worden. Daarom moeten de gelovigen de
Kerk hierbij helpen.
Vaak bekritiseren de tegenstanders van de Kerk de rijkdom van de
Katholieke Kerk, met name die van het Vaticaan. Zij vergeten dat met
zo’n tweeduizend jaar geschiedenis het logisch is dat de Kerk artistieke
schatten van grote waarde bezit. Bijna iedere grote artiest heeft het
verlangen om een van zijn of haar werken als erfgoed aan de Kerk te
schenken. Wat willen deze criticasters van de Kerk dan doen? Willen
zij soms de koepel van de Sint Pieter – gemaakt door Michelangelo –
afbreken en alles afdekken met gewapend beton? Natuurlijk is het wel
zo dat schoonheid en rijkdom ook maar geschapen dingen zijn en dus
wel in dienst moeten staan van Christus Koning en Zijn Kerk, en geen
doel op zich moeten zijn.
Vraag een priester maar eens wat hij iedere maand verdient en
vraag dat daarna aan een dokter, een leraar, een soldaat, een zakenman,
en een bouwvakker, en je zult zien hoe weinig reden men heeft om de
Kerk op deze manier te bekritiseren.
273
CARLOS MIGUEL BUELA
274
HOOFDSTUK TWEE
“GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF”
De andere zeven geboden, die betrekking hebben op onze naaste,
stonden op de tweede plaat die God aan Mozes gaf.
“Ik geef jullie een nieuw gebod, dat je elkaar liefhebt. Met de liefde
die Ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben” (Joh.
13,34). Dit gebod speelt een fundamentele rol in de Bergrede. Het is
het belangrijkste gebod, na het liefhebben van God, en het is
onlosmakelijk verbonden met het eerste gebod. Het is onmogelijk
God te beminnen zonder ook onze naaste lief te hebben, en vice versa:
“Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben”(1 Joh. 4,21).
“Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is
hij een leugenaar. Want als hij zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft,
kan hij God niet liefhebben, die hij nooit heeft gezien” (1 Joh. 4,20).
Bovendien zegt de apostel: “Hierin bestaat de liefde, dat wij een leven
leiden naar zijn geboden” (2 Joh 1,6).
vijanden. Zij sluit alleen de demonen uit en hen die tot de hel zijn
veroordeeld.
2. MOTIEVEN
444 H. THERESIA VAN HET KIND JEZUS, Geschiedenis van een ziel, hoofdstuk IX.
276
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF
446H. AUGUSTINUS, Serm. ad popul. 82, c.4: ML 38, 508; vgl. Summa Teologica II-II,
33, 2 sc.
278
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF
279
CARLOS MIGUEL BUELA
282
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF
offeren en mezelf erbij” (2 Kor. 12,15). “Geef mij zielen, neem al het
andere weg”455, “Slechts een ding is noodzakelijk: de zielen te redden!
De zielen te redden!”456 Daarom hebben de heiligen geweldige,
heroïsche dingen gedaan voor de bekering van de zondaars.
3. Liefde voor de vijanden
Wij worden niet gevraagd onze vijanden te beminnen omdat het onze
vijanden zijn, maar ondanks het feit dat zij onze vijanden zijn, net
zoals we ook niet gevraagd worden het kwade goed te noemen, dat
zou pervers zijn. We hoeven onze vijanden ook niet gevoelsmatig lief
te hebben, maar op een bovennatuurlijk manier. Degene die ons
kwetsen, kunnen na hun bekering zeker de hemelse glorie bereiken:
“Maar tegen jullie die luisteren, zeg Ik, hebt je vijanden lief, weest goed
voor wie je haten, zegent hen die je vervloeken en bidt voor degenen
die je smaden” (Luc. 6,27-28). Haat en alle gedachten aan wraak zijn
ons niet toegestaan, omdat wij diegenen die kwaad doen met geduld
moeten verdragen en hun beledigingen lijdzaam moeten ondergaan,
zolang hun boosheid tenminste niet tegen God zelf gericht is: “Het is
prijzenswaardig geduldig te blijven als we zelf onrecht lijden, maar
onrecht dat God aangedaan wordt, niet aan de kaak stellen, is
schandelijk.”457
455 “Da mihi animas, coetera tolle” (Gen. 14, 21), woorden van de koning van
Sodoma tot Abraham. H. Franciscus van Sales en H. Don Bosco hadden deze zin
als motto van hun priesterschap.
456 H. DON BOSCO, El Joven cristiano, II, art. 9º.
457 H. JOHANNES CHRYSOSTOMOS, Super Matt. I. c. nt 4; geciteerd door H.
1. Haat
“Wie zijn broeder haat, woont in duisternis” (1 Joh. 2,11). “Wees niet
haatdragend tegen uw broeder” (Lev. 19,17). “Ieder die zijn broeder
haat, is een moordenaar” (1 Joh. 3,15).
2. Afgunst
Dit is de zonde waardoor wij het goede van onze naaste beschouwen
als een kwaad voor onszelf, omdat we bang zijn dat de ander ons zal
overtreffen of zelfs maar zal evenaren. Wie afgunstig zijn “zullen het
koninkrijk van God niet erven” (Gal. 5,21).
3.Onenigheid
Bij onenigheid verschillen we zodanig van mening met een ander dat
het tweedracht veroorzaakt. God verafschuwt ieder die “ruzie
teweegbrengt onder broers” (Spr. 6,19).
4.Twist
Twist is een hevige woordenstrijd. Raak niet betrokken in
“woordentwisten die nergens toe dienen” (2 Tim. 2,14).
5.Aanstoot geven
Aanstoot geven bestaat erin iets te zeggen of te doen dat onze naaste
tot zonde brengt. “Wie één van deze… ten val brengt, kan beter met
een molensteen om zijn nek in het diepste van de zee gegooid
worden” (Mat. 18,6). “Degene die een ander tot zonde verleidt, maakt
een grotere fout dan degene die zondigt” (Origenes).
Nu wij gekeken hebben naar de naastenliefde in het algemeen,
zullen we verder gaan met de 7 geboden van Gods wet die betrekking
hebben op deze naastenliefde.
284
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF
“Volgens het vierde gebod heeft God gewild dat wij na Hem onze
ouders eerbiedigen en ook degenen die Hij, tot ons welzijn, met gezag
heeft bekleed.
De huwelijksgemeenschap steunt op de verbintenis en de
instemming van de echtgenoten. Het Huwelijk en het gezin zijn
gericht op het welzijn van de echtgenoten, op de voortplanting en op
de opvoeding van de kinderen.
‘Het menselijk en christelijk welzijn van de persoon en van de
gemeenschap hangt nauw samen met een gezond huwelijks- en
gezinsleven’ (GS 47 § 1).”458
Kinderen moeten hun ouders liefhebben: “Wat kun jij hun
teruggeven voor wat zij jou gegeven hebben?” (Sir. 7,28). Ze zijn
gevraagd hun ouders te respecteren: “Eer je vader met woord en
daad” (Sir. 3,8). Bovendien moeten kinderen hen gehoorzamen:
“Kinderen, gehoorzaamt je ouders in de Heer, zo hoort het” (Ef. 6,1),
zolang zij hun tenminste niet vragen iets zondigs te doen; in zo’n geval
“moet men God meer gehoorzamen dan de mensen” (Hand. 5,29).
Kinderen moeten hun ouders ook helpen als zij dat nodig hebben:
“Degene die zijn vader in de steek laat is gelijk aan een godslasteraar”
(Sir. 3,16).
Door dit gebod hebben ouders ook de plicht hun kinderen lief te
hebben, door lichamelijk en geestelijk voor hen te zorgen, voor zover
mogelijk een stabiele toekomst voor hun kinderen te verzekeren, door
mee te werken aan de ontwikkeling van het geestelijk leven van hun
kinderen. Daarnaast moeten ouders – als echtgenoten – elkaar
liefhebben, elkaar helpen en in vrede samenleven. Zij moeten
rechtvaardig zijn in het beheer van de goederen en in alles wat behoort
286
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF
de eisen van de morele orde. ‘Men moet meer God gehoorzamen dan
de mensen’ (Hand. 5,29).
Iedere samenleving baseert haar oordelen en gedragslijn op een
visie op de mens en zijn bestemming. Zonder het licht dat het
Evangelie werpt op God en de mens, lopen de menselijke samen-
levingen vlug het gevaar totalitair te worden.”459
Wat dit gebod ons vraagt te doen is ons eigen leven te beschermen.
Het gebiedt ons om geen zelfmoord te plegen, onszelf niet te
verminken, de zorg voor het menselijk welzijn niet te verwaarlozen,
om geen aanstoot te geven dat anderen tot zonde kan brengen, om
niet aan drugs verslaafd te zijn, niet overmatig te zijn in eten, drinken,
roken of medicijngebruik, om niet met teveel alcohol op achter het
stuur te kruipen, om niet te hard te rijden, etc.460
Ook verbiedt het gebod ons om een andere persoon op een
onrechtmatige wijze te doden door moord, foeticide (abortus),
genocide, euthanasie, etc. Maar wij moeten ook weten dat “het verbod
om te doden niet in gaat tegen het recht om een onrechtmatige
aanvaller buiten gevecht te stellen. Wettige zelfverdediging is een
ernstige verplichting voor wie verantwoordelijk is voor andermans
leven of voor het algemeen welzijn.”461
Duels zijn ook verboden, omdat zij die duelleren de bedoeling
hebben te doden of te sterven, ernstig te verwonden of ernstig
verwond te worden. Kaping en gijzeling zijn moreel ook niet te
rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor terrorisme, dat in feite moorden
287
CARLOS MIGUEL BUELA
Volgens dit gebod zijn wij verplicht iedere persoon te geven wat hem
rechtmatig toebehoort. Als iemand een onrecht begaat door iets weg
te nemen wat aan een ander toebehoort, is hij of zij verplicht het terug
te geven, zodat die ander niet hoeft te missen wat hem of haar
rechtmatig toebehoort. Iedereen heeft het recht van zijn eigen
persoonlijke dingen gebruik te maken, maar zonder zijn sociale
plichten te vergeten.
De volgende dingen zijn verboden:
- diefstal of beroving: iets wegnemen dat aan een ander toebehoort;
- gestolen dingen kopen;
- fraude of bedrog plegen in zaken, afmetingen, prijzen, kwaliteit,
aantal, maten, etc.;
- voor werknemers: een vol salaris vorderen als zij hun werk niet
afgemaakt hebben;
- voor een werkgever: zich onthouden van het betalen van een
rechtvaardig loon aan zijn werknemers. Dit is een zonde die tot de
hemel schreit en tot de oren van de Heer der heerscharen doordringt
(vgl. Jak. 5,1-4);
- woekerwinst: “want degene die woekerwinst begaat, begaat
moord”466;
- schulden niet betalen;
292
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF
293
CARLOS MIGUEL BUELA
Hier volgt een overzicht van wat door het achtste gebod wordt
gevraagd:
“‘Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen’ (Ex. 20,16).
Christus’ leerlingen ‘hebben zich bekleed met de nieuwe mens, die
naar Gods beeld geschapen is in ware gerechtigheid en heiligheid’ (Ef.
4,24).
De deugd van waarheid of de waarachtigheid houdt in dat men
zich in zijn daden en woorden overeenkomstig de waarheid gedraagt
en zich hoedt voor dubbelhartigheid, veinzerij of schijnheiligheid.
De christen ‘moet zich niet schamen van onze Heer te getuigen’ (2
Tim. 1,8) in woord en daad. Het martelaarschap is het hoogste
getuigenis dat men kan afleggen van de waarheid van het geloof.
De eerbied voor de goede naam en voor het aanzien van een
persoon verbiedt elke houding of elk woord van kwaadsprekerij of
laster.
Liegen is onwaarheden vertellen met de bedoeling de medemens
op een dwaalspoor te brengen.
Een fout die men begaat tegen de waarheid, moet goedgemaakt
worden.
De gulden regel helpt ons, in concrete situaties, in te zien of het al
of niet verantwoord is de waarheid mee te delen aan wie erom vraagt.
‘Het biechtgeheim is onschendbaar’ (CIC, can. 983 § 1). Het
beroepsgeheim moet bewaard worden. Vertrouwelijke mededelingen
die nadelig zijn voor derden, mag men niet doorvertellen.
De samenleving heeft recht op informatie, gebaseerd op waarheid,
vrijheid en rechtvaardigheid. Men moet zich een zekere matiging en
tucht opleggen in het gebruik van de sociale communicatiemiddelen.
De kunst en vooral de gewijde kunst ‘zijn krachtens hun aard erop
gericht de oneindige schoonheid van God in menselijke werken
enigszins tot uitdrukking te brengen; en zij zijn temeer aan God en de
295
CARLOS MIGUEL BUELA
vermeerdering van zijn lof en eer gewijd, wanneer zij geen andere
doelstelling hebben dan deze: door haar werken er zoveel mogelijk toe
bij te dragen, dat de harten van de mensen zich vroom tot God keren’
(SC 122).”470
471 A. ROYO MARIN, O.P., Theologia de la Perfección Christiana, B.A.C., Madrid 1968,
p. 330.
297
CARLOS MIGUEL BUELA
Dit gebod vult het negende gebod aan, dat handelt over de
begeerlijkheid van het vlees. Deze twee geboden vormen een
samenvatting van alle voorschriften van de Wet.
Het tiende gebod verbiedt het begeren van de goederen van
anderen, met grotere nadruk op de bedoeling van iemand. Deze
gulzigheid vindt zijn oorsprong in de afgodendienst, die in de eerste
drie voorschriften van de Wet verboden wordt.
Het zinnelijk streefvermogen zet ons ertoe aan te verlangen naar
aangename dingen die wij niet bezitten. Deze dingen kunnen in
zichzelf goed zijn (bijvoorbeeld, eten als wij honger hebben). Maar
deze verlangens houden vaak geen redelijke maat aan, en zo zetten zij
er ons toe aan om op een ongeordende wijze datgene te verlangen wat
ons niet toebehoort.
298
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF
De mens die leeft van verlangen zegt: ‘Ik wil God zien.’ De dorst
naar God zal gelest worden door het water, opborrelend tot eeuwig
leven. (vgl. Joh. 4,14).”475
302
“Door het gebed zullen jullie Christus bezitten en in staat
zijn Hem aan anderen mee te delen. En dit is de grootste
bijdrage die jullie in je leven kunt leveren: Christus meedelen aan
de wereld…In alle omstandigheden van jullie leven, zullen jullie
merken dat Jezus met jullie is – Hij is dicht bij je in het gebed.
Het is het gebed dat vreugde brengt in jullie leven en jullie
helpt de hindernissen van het christelijk leven te overwinnen.
Denkt aan de woorden van de heilige Jakobus: ‘Als een van u
het moeilijk heeft, laat hem bidden.’”
1. WAT IS GEBED?
“In het Nieuwe Testament ligt het volmaakte model van het gebed
vervat in het gebed van Jezus als de Zoon van God. Het gebed van
Jezus speelt zich vaak af in de eenzaamheid, in het verborgene en het
bevat een liefdevolle instemming met de wil van de Vader tot aan het
kruis toe alsmede een absoluut vertrouwen te worden verhoord.
In zijn onderricht leert Jezus zijn leerlingen te bidden met een
zuiver hart, een levend en volhardend geloof en een kinderlijke
vrijmoedigheid. Hij roept hen op tot waakzaamheid en nodigt hen uit
hun smeekbeden aan God aan te bieden in zijn naam. Jezus Christus
verhoort zelf de gebeden die tot Hem gericht worden.
Het gebed van de Maagd Maria, en wel in haar ‘fiat’ en haar
Magnificat, wordt gekenmerkt door het edelmoedig aanbieden van
haar hele wezen in het geloof.”481
Wij bidden niet alleen als wij Gods om iets vragen, maar wij bidden
ook als:
- wij God aanbidden, Hem beminnen met ons hele hart en Hem
die hoogste verering geven die Hem alleen verschuldigd is;
- wij God prijzen, zijn wonderen verheerlijken en vieren, ons
daarin verheugen zoals de heilige Franciscus van Assisi gedaan heeft
in zijn “Zonnelied”. Martinus Fierro bewonderde de sterren en zei:
“En God heeft ze geschapen zodat ik mij in hen kan vertroosten”482;
- wij Hem danken voor alle ontvangen weldaden;
- wij een beroep doen op wat heilig is, zoals bij het zeggen van:
“Op grond van uw grote barmhartigheid, o mijn God, buig uw oor en
Wij moeten vooral vragen om dingen die nodig zijn voor onze eeuwige
verlossing: te leven en te volharden in genade tot het einde van ons
leven, niet in zonden te vallen ofwel ervan verlost te worden, en de
Sacramenten veelvuldig te kunnen ontvangen, kortom, alles wat
betrekking heeft op ons bovennatuurlijke leven. Vervolgens kunnen
en moeten wij om tijdelijke dingen vragen, maar alleen als die zijn tot
meerdere eer en glorie van God en tot redding van onze ziel, want
vaak worden deze tijdelijke zaken, zoals gezondheid, geld, comfort
etc., tot iets schadelijks voor ons. Dus ook al geeft God ons wat
noodzakelijk is voor onze eeuwige verlossing, omdat Hij “verlangt dat
alle mensen gered worden en tot de kennis van de Waarheid komen”
(1 Tim. 2,4), toch geeft God ons niet altijd de tijdelijke zaken waar wij
om vragen, omdat die soms schadelijk voor ons kunnen zijn – net
zoals een moeder geen vergif geeft aan haar kind, ook al vraagt deze
daarom.
God is barmhartig als Hij ons geeft waarom wij vragen, en Hij is
net zo rechtvaardig, goed en barmhartig als Hij ons niet geeft waarom
wij vragen. Hij is barmhartig in beide gevallen, omdat Hij doet wat
voor ons het beste is: “Wij weten dat voor wie God liefhebben, alles
zich ten goede keert” (Rom. 8,28).
Wij kunnen alleen aan God rechtstreeks iets vragen, zoals de psalm
zegt: “zijn gunst schenke God ons, zijn luister” (Ps. 84,12). Indirect
mogen wij bidden tot de engelen, de heiligen en speciaal tot de Maagd
Maria, opdat zij onze voorsprekers zijn bij God voor wat we vragen.
309
CARLOS MIGUEL BUELA
Wij moeten niet alleen voor onszelf bidden, maar ook voor onze
naaste: “Bid voor elkaar, opdat u genezing vindt” (Jak. 5,16). Wij
moeten bijzonder bidden voor de zielen in het vagevuur.
Wij moeten zelfs bidden voor onze vijanden opdat zij zich mogen
bekeren. “Heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen” (Mat.
5,44).
Gebed is geen monoloog (waar slechts één persoon spreekt), maar een
dialoog (waar twee mensen spreken). Het is een dialoog tussen God
en ons; daarom moeten we niet alleen leren hoe tot God te spreken,
maar ook hoe naar Hem te luisteren.
Omdat God niet spreekt met woorden die we met onze oren
verstaan, maar eerder met woorden die we met ons verstand verstaan,
is het belangrijk dat wij de innerlijke stilte beoefenen. Wij luisteren niet
naar God met de oren van ons lichaam, maar veeleer met de oren van
de ziel door middel van de verschillende impulsen van de genade.
God, die heel intelligent en goed is, deelt zichzelf mee aan de ziel
door te geven wat deze verlangt, en wel zo, dat men uiteindelijk de wil
of het verlangen van God kan ontdekken.
310
HOOFDSTUK TWEE
DE TRADITIE VAN HET GEBED
“Het gebed laat zich niet herleiden tot de spontaan opborreling van
een inwendige aandrang: om te bidden moet men het willen. Evenmin
volstaat het om te weten wat de Schrift openbaart met betrekking tot
het gebed: men moet ook leren bidden. Welnu, door een levende
overlevering (de heilige Overlevering) leert de Heilige Geest in ‘de
gelovende en biddende kerk’ de kinderen van God bidden.”485
Het liturgisch gebed is het gebed van de hele Kerk; van het Hoofd,
Christus, en van de ledematen, wijzelf.
312
DE TRADITIE VAN HET GEBED
“Wat jullie de Vader ook zullen vragen in mijn naam, Hij zal het jullie
geven.” (Joh. 16,23).
Men gaat het gebed in, zoals men de liturgie ingaat: door de nauwe
poort van het geloof. Via de tekens van de aanwezigheid van de Heer
zoeken en verlangen wij naar het gelaat van de Heer en willen wij zijn
woord horen en in ons bewaren.
De Heilige Geest, die ons de liturgie leert vieren in de verwachting
van de wederkomst van Christus, leert ons hoopvol te bidden: ‘Met
groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt en Hij sloeg acht op mij.
Hij heeft geluisterd naar mijn roepen’ (Ps. 40, 2).
‘De hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart
uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken.’ (Rom. 5,5)
Het gebed dat door het liturgische leven gevormd wordt, put al zijn
kracht uit de liefde, waarmee wij bemind worden in Christus en die
ons in staat stelt om eraan te beantwoorden door lief te hebben zoals
Hij ons heeft liefgehad. De liefde is bij uitstek de bron van het gebed;
wie daaruit put, bereikt de toppen van het gebed. In de woorden van
de pastoor van Ars:
‘Ik heb U lief, mijn God, en mijn enig verlangen is het U lief te
hebben tot de laatste zucht van mijn leven. Ik heb U lief, mijn oneindig
beminnelijke God, en ik zou liever sterven in liefde voor U dan leven
zonder U lief te hebben. Ik heb U lief, Heer, en de enige gunst die ik
van U vraag, is U voor altijd en eeuwig lief te hebben… Mijn God, als
mijn tong niet op alle ogenblikken kan zeggen dat ik U liefheb, dan
wil ik dat mijn hart het voor U herhaalt, net zo vaak als ik ademhaal.’
“Het gebed wordt vooral gericht tot de Vader, maar het wordt
eveneens tot Jezus gericht, in het bijzonder door het aanroepen van
zijn heilige Naam: ‘Heer Jezus Christus, Zoon van God, Heer heb
medelijden met ons, zondaars.’
‘Niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ tenzij door de Heilige
Geest’ (1 Kor. 12,3). De Kerk nodigt ons uit om de Heilige Geest aan
te roepen als de innerlijke Leraar van het christelijke gebed.
Uit hoofde van de unieke samenwerking van Maria met het
handelen van de Heilige Geest bidt de kerk graag in gemeenschap met
de Maagd Maria om met haar de wonderwerken te verheerlijken die
God in haar verricht heeft, en om haar smeekbeden en lofprijzingen
aan Maria toe te vertrouwen.”492
“In haar gebed verenigt de pelgrimerende kerk zich met het gebed van
de heiligen, wier voorspraak zij inroept.
De verschillende vormen van christelijke spiritualiteit hebben deel
aan de levende traditie van het gebed en zijn kostbare gidsen in het
geestelijke leven.
Het christelijke gezin is de eerste plaats waar men wordt opgevoed
in het gebed.
De gewijde bedienaars, de religieuzen, de catechese, de
gebedsgroepen en de ‘geestelijke begeleiding’ zorgen ervoor dat in de
kerk hulp geboden wordt bij het gebed.
De meest gunstige plaatsen voor het gebed zijn: de huiskapel voor
iemand persoonlijk of voor het gezin, de kloosters, de heiligdommen
van de bedevaarten, en met name de kerk, die voor de parochie-
316
HOOFDSTUK DRIE
HET GEBEDSLEVEN
318
HET GEBEDSLEVEN
denkt tot Wie hij zich richt, en wat hij vraagt, en wie het is die vraagt
en aan Wie hij het vraagt, ga ik er niet van uit dat hij überhaupt bidt,
ook al beweegt hij voortdurend zijn lippen.”496 Op een bepaalde
manier is alles gebed wat in de genade van God gedaan wordt, zoals
de heilige Paulus zei: “Of u dus eet of drinkt, of wat dan ook doet, doe
alles tot eer van God” (1 Kor. 10,31). Op deze manier moet gebed
aanhoudend, doorlopend, onafgebroken zijn: “Bid zonder ophouden”
(1 Tess. 5,17). “Zij moesten blijven bidden” (Luc. 18,1) en “op iedere
plaats” (1 Tim. 2,8).
De ordening van al onze activiteiten tot meerdere eer van God is
gebed in algemene zin. God vraagt ons ook te bidden op een meer
specifieke wijze. Dit gebed kan niet onophoudelijk zijn, omdat andere
verplichtingen onze aandacht opeisen. Het moet echter zo lang duren
als het geschikt en passend is om onze innerlijke ijver aan te wakkeren,
en niet langer dan dat. Als Jezus ons zegt dat wij onze binnenkamer
moeten binnengaan en “de deur sluiten en bidden… in het
verborgene” (Mat. 6,6), verbiedt Hij ons niet in het openbaar te
bidden. Wat Jezus niet wil, is dat wij bidden opdat de mensen ons
zouden gaan eren, in plaats van te bidden ter ere Gods. Jezus zegt ook:
“Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen,
want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen
worden” (Mat. 6,7); hiermee verbiedt Hij ons niet veel te bidden, maar
wel teveel te kletsen. De Heer gaf ons zelf een voorbeeld van langdurig
gebed toen Hij hele nachten in gebed doorbracht497. Want in de
meeste gevallen bestaat gebed “meer in zuchten dan in spreken, meer
in tranen dan in woorden”.498 Het is niet nodig om vaste formules te
gebruiken om tot God te spreken, maar het is passend om tot God te
spreken op een eenvoudige manier, zoals een kind met zijn vader
spreekt.
319
CARLOS MIGUEL BUELA
320
HET GEBEDSLEVEN
Gij het hebt gezegd, die alles weet en altijd waarheid spreekt. Heer, vermeerder
mijn geloof!
5. Oefening van Hoop
Oneindig goede God, ik hoop, door de verdiensten van Jezus Christus, van U te
verkrijgen: de eeuwige zaligheid en alle genaden, die ik daarvoor nodig heb. Dat
hoop ik met een vast vertrouwen, omdat Gij het hebt beloofd, die almachtig zijt,
oneindig goed voor ons en getrouw in uw belofte. Heer, versterk mijn hoop!
6. Oefening van Liefde
God van liefde, ik bemin U boven alles en uit geheel mijn hart, omdat Gij oneindig
goed en oneindig beminnelijk zijt. Uit liefde tot U bemin ik ook alle mensen als
mijzelf. Heer, geef mij steeds meer liefde!
7. Oefening van Berouw
Heer mijn God, ik heb echt berouw. Ik betreur het dat ik kwaad heb gedaan en
het goede heb nagelaten. Door mijn zonden heb ik U beledigd die mijn hoogste goed
zijt, en alle liefde waardig. Het is mijn vaste voornemen mij, met de hulp van uw
genade, te bekeren, niet meer te zondigen en te vermijden wat tot zonde kan leiden.
Amen.
Ofwel:
Barmhartige God, ik heb spijt over mijn zonden, omdat ik Uw straffen heb
verdiend, maar vooral omdat ik U, mijn hoogste Goed en grootste Weldoener heb
beledigd. Ik verfoei al mijn zonden en ik beloof, met de hulp van uw genade, mijn
leven te beteren en niet meer te zondigen. Heer, wees mij zondaar genadig!
Ofwel:
Mijn Heer en mijn God, het is mij leed dat ik tegen uw opperste majesteit
misdaan heb. Ik verfoei al mijn zonden, niet alleen omdat ik uw straffen heb
verdiend, maar vooral omdat ze U mishagen, die oneindig volmaakt en alle liefde
waardig zijt. Ik maak het vaste voornemen mijn leven te beteren en de gelegenheden
tot zonde te vluchten. In dit berouw wil ik leven en sterven. Amen.
321
CARLOS MIGUEL BUELA
mediteren en wij blijven bij elk punt tot de ziel verzadigd is. Wij
moeten zoals een bij zijn op een bloem: wij onttrekken alle
bovennatuurlijke nectar aan de waarheden waarover wij mediteren;
niet zoals een vlinder, die oppervlakkig aan al deze waarheden proeft
en er snel aan voorbijgaat.
- Tenslotte moeten wij onze wil aanwenden om in te stemmen met
de waarheden waarover we gemediteerd hebben en om concrete
voornemens te maken. We mogen ons hart, vervuld van God, groter
laten maken door de liefde.
3. Slotgedeelte:
Dit is misschien het meest belangrijke moment van de meditatie:
de samenspraak of het gesprek. Soms kunnen wij meteen beginnen
met het gesprek, zonder door het middendeel van de meditatie te gaan.
De samenspraak kan gedaan worden met God de Vader, met Jezus
Christus, met de Allerheiligste Maagd, met een speciale heilige, met
hen allemaal, etc. “De samenspraak wordt gedaan door te spreken juist
zoals de ene vriend spreekt met de andere, of zoals een dienaar spreekt
met een meester, nu eens hem om een gunst te vragen, ofwel om zich
van een wandaad te beschuldigen, dan wel zijn aangelegenheden hem
bekend te maken, en hiervoor raad te vragen.”502 “Het is geen zaak
van veel denken, maar van veel liefhebben.”503
DERDE GRAAD: AFFECTIEF GEBED
In het affectieve gebed wordt meer belang gehecht aan de affecties
van de wil dan aan de overweging van het verstand. Het is een meer
eenvoudige meditatie en gericht op het hart.
Adviezen bij het beoefenen van dit gebed:
- Stop niet met overwegen tenzij je echt voelt dat er affectie
opkomt;
- Forceer dit niet. Verdwijnt de affectie weer, keer dan terug naar
de overweging;
- Haast je niet van de ene affectie naar de andere;
- Probeer je affecties te vereenvoudigen zodat zij diepgang winnen;
- Denk eraan dat de affectie vooral in de wil huist en niet in het
gevoel.
VIERDE GRAAD: GEBED VAN EENVOUD
Dit soort gebed is een eenvoudige blik, is aandachtig of liefhebbend
kijken naar God of de dingen van God. Op een dag vroeg de Pastoor
van Ars aan een parochiaan, toen hij zag dat deze urenlang voor het
tabernakel zat, wat hij al die tijd deed. De parochiaan antwoordde
hem: “Ik kijk naar Hem en Hij kijkt naar mij.”504
Deze graad van gebed kan samengevat worden als een kijken en
beminnen.
Praktische adviezen:
- Loop niet zelf op de zaken vooruit om te proberen voortijdig bij
dit type van gebed uit te komen;
- Blijf niet in het meditatieve gebed als je je voelt aangetrokken tot
de liefhebbende blik tot God;
- Bereik deze aandacht voor God zonder je geweld aan te doen en
met mildheid, maar je moet wel strijden tegen verstrooiingen en
verwarring;
- Wees niet bang voor dorheid en droogte.
Wij hebben een bewijs dat het gebed dat wij verrichten God
aangenaam is als wij vooruitgang maken in alle deugden, vooral in de
liefde voor het kruis.
504F. TROCHU, El Santo Cura de Ars, San Juan Maria Vianney, ed. Palabra, c. VIII, p.
235; Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2715.
324
HET GEBEDSLEVEN
Alle gedoopte mensen zijn geroepen tot het mystieke gebed, omdat
“de Heilige Geest… ons gegeven is” (Rom. 5,5), samen met zijn zeven
gaven.
Net zoals Jezus ons roept tot een hoge graad van heiligheid –
“Wees volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is” (Mat. 5,48) – ,
zo roept Hij ons ook tot een hoge graad van gebed.
Mystiek gebed is absoluut normaal in het christelijke leven.
Het is geen buitengewoon charisma, zoals het verrichten van
wonderen of het profeteren, noch is het iets dat alleen maar
voorbehouden is aan religieuzen in het contemplatieve leven. Het is
de normale ontplooiing van het leven van genade dat wij allemaal
kunnen en zouden moeten proberen te bereiken. Het is een hoge fase
in hetzelfde bovennatuurlijke leven dat ons door het Doopsel
geschonken is. In deze fase kennen we het gebed als ingestorte
beschouwing. De Heilige Geest verleent de genade van dit gebed
wanneer en hoe Hij wil: “Het hangt dus niet af van de wil of de
inspanning van de mens, maar van Gods ontferming” (Rom. 9,16). Het
is echter wel aan ons om een goede dispositie te hebben die het ons
mogelijk maakt de Heilige Geest te laten handelen: door een groeiende
zuiverheid van onze intenties, eenvoud van geest, nederigheid van
hart, diepe verinnerlijking, beoefening van de deugden, volharding in
het gebed, kinderlijke devotie tot Maria en grote liefde voor het kruis.
De heilige Paulus van het Kruis zei: “Hoe bereidt een ziel zich voor
op het ingestorte gebed? Omdat het een gratis gave van God is, kan
men niet stellen dat de ziel er zo gezegd bij de haren naartoe gesleept
wordt. Alle zorg van de meester bestaat erin haar te verheffen tot
ingestort gebed door de trouwe beoefening van de deugd en ware
nederigheid van hart, van kennis van de eigen nietswaardigheid, van
verachting van zichzelf, van ware blinde gehoorzaamheid en het
verkrijgen van grote liefde voor deze deugd, wat het ook kost, van
325
CARLOS MIGUEL BUELA
326
HET GEBEDSLEVEN
en niet die van een kip. Christus is niet naar de aarde gekomen om ons
een aftands, bekrompen en steriel leven te brengen; Christus is veeleer
gekomen zodat wij “leven hebben, en het in overvloed hebben” (Joh.
10,10). Wees dus een adelaar en geen kip!
515MONS. LUIS TRAVERSO, Vida y virtudes de la Santa María Josefa Rossello, (Buenos
Aires 1959), p. 205.
328
HET GEBEDSLEVEN
wegneemt, zodat wij ons daar niet aan hechten, maar aan Hem alleen.
Onze houding mag zijn zoals die van de heilige Theresia van het
Kindje Jezus: “God zal er eerder genoeg van hebben mij te beproeven
dan dat ik gestopt ben mijn vertrouwen in Hem te stellen.”516
In plaats van het gebed in te korten, kunnen wij het in dit geval
beter verlengen, grotere offers doen.
De staat van dorheid gaat vaak samen met diverse en hinderlijke
bekoringen van allerlei soort, zoals de neiging tot godslastering,
heiligschennis of onzuiverheid, etc.
Uiteindelijk gaat het om een bekoring van de duivel die ons
probeert aan te vallen en ons probeert af te houden van de grotere
perfectie waartoe God ons zonder twijfel wil brengen door middel van
het kruis. Als wij met de hulp van Gods genade deze bekoringen
weerstaan zonder menselijke vertroosting te zoeken, dan mogen we
erop rekenen dat goddelijke vertroostingen overvloedig op ons zullen
neerdalen, want ‘na regen komt zonneschijn’. De rechtvaardige leeft
door het geloof, niet door wat het lichaam voelt. Wij moeten
volhouden in het gebed zelfs als het “tegen het vlees”517 ingaat.
516 Brief 1.
517 H. IGNATIUS VAN LOYOLA, Ejercicios Espirituales, 107.
329
CARLOS MIGUEL BUELA
330
“Ik wil dat jullie je bewust zijn van de grote tegenstand die
er bestaat… zodat jullie met realiteitszin en vol vertrouwen
de uitdaging het hoofd bieden die aan jullie als christelijke
jongeren in de wereld van vandaag geboden wordt. Aangezien
er ‘grote tegenstand om jullie heen’ is, moeten jullie de nodige
middelen goed aanwenden om sterk in jullie schoenen te
staan en te volharden. Jullie moeten bidden. Jullie moeten
dagelijks bidden. Jullie moeten in je eentje bidden tot onze
God, maar ook met elkaar. Jullie moeten bidden in vereniging
met onze Heer Jezus Christus, vooral op zondag, elke zondag,
door deel te nemen aan het Eucharistisch offer van Jezus aan
zijn Vader. Jullie moeten de kracht van zijn dood en
verrijzenis afsmeken, een kracht die Hij graag wil geven als
jullie Hem dit vragen met deze simpele woorden: ‘Geef ons
heden ons dagelijks brood… en verlos ons van het kwade.’”
Het Onze Vader is het meest volmaakte gebed, dat door Jezus zelf is
samengesteld518. Het bevat alles wat wij moeten vragen en de volgorde
waarin wij het moeten vragen. De eerste zin, “Onze Vader, die in de
hemel zijt”, klinkt in het hele gebed op de achtergrond mee.
“Vader”: om ons vertrouwen in Hem aan te wakkeren, om ons zijn
liefde, zijn mildheid te herinneren en zijn zorg voor ons, zijn kinderen.
“Vader”: geen wreed iemand die het leuk vindt ons te straffen;
geen tiran die ons tot slaven maakt; geen cipier die ons foltert; geen
woekeraar die neemt zonder te geven; geen koopman die berekent…
maar een “Vader”, met een hoofdletter V.
“Onze Vader”: niet alleen mijn Vader, want wij zijn allemaal
broeders en zusters van elkaar en wij zijn gevraagd ook elkaar
daadwerkelijk lief te hebben.
“Die in de hemel is”: wij verwoorden de transcendentie van God,
de majesteit en macht die Hij bezit om ons goed te doen en ons te
geven wat wij vragen.
Na deze inleiding beginnen de smeekbeden. Het zijn er zeven:
1) “Geheiligd zij uw Naam.” Wij vragen om de verheerlijking van
God, die ons uiteindelijke doel is, om God lief te hebben zoals Hij in
zichzelf is. Wij vragen dat zijn Naam geheiligd wordt door alle
mensen, dat wil zeggen, dat alle mensen God mogen verheerlijken,
zijn heiligheid erkennen, en dat zijn heerlijkheid aan alle mensen
bekend mag worden.
Dit is wat de heilige Ignatius van Loyola verlangde: alles te doen
“tot meerdere eer en glorie van God”519. Het betekent het toppunt
520Johannes van het Kruis schreef dit in zijn schets van de berg Carmel (als
symbool van de groei naar de volmaaktheid) op het topje van de berg.
334
HET ONZE VADER
336
EPILOOG
Beste jongere,
Hier zeggen wij elkaar vaarwel. Ik bid tot God en tot zijn heilige
Moeder dat jullie zorgvuldig geluisterd hebben naar de roep van God,
die ons geroepen heeft door zijn genade (vgl. Gal. 1,15) om “heiligen
te zijn” (1 Kor. 1,2; vgl. Rom. 1,7). Daarom “heeft Hij ons in Hem
uitgekozen, al voor de grondlegging van de wereld, om heilig en
vlekkeloos voor Hem te staan in liefde” (Ef. 1,4).
God wil dat wij allemaal heiligen worden, zonder uitzondering:
priesters en leken, mannen en vrouwen, de onwetenden en de wijzen,
de rijken en de armen, de jongeren en de volwassenen, de zwakken en
de sterken… iedereen. “Want dit is de wil van God, uw heiliging” (1
Tess. 4,3). “Weest heilig, want Ik ben heilig” (Lev. 11,44), want “God
heeft ons niet geroepen tot onreinheid maar tot heiliging” (1 Tess. 4,7).
God roept ons niet tot zomaar een heiligheid, maar tot christelijke
heiligheid, tot deelname aan het leven van Jezus Christus, een
heiligheid die Hij ons openbaart door zijn voorbeeld en ons leert door
zijn Woord. Wij zijn “geroepen toe te behoren aan Jezus Christus”
(Rom. 1,6), “in de genade van Christus” (Gal. 1,6). Met andere
woorden, heiligheid bestaat uit het volledig navolgen van Jezus
Christus, in het volmaakt uitvoeren van de wil van God, en in het zich
verenigen met God door de liefde – dit zijn allemaal manieren om
hetzelfde te zeggen.
God roept ons tot bovennatuurlijke heiligheid, een heiligheid die
de kracht van onze natuur te boven gaat. Daarom zegt Jezus ons:
“Zonder Mij kunt gij niets” (Joh. 15,5). Let wel: Jezus zegt niet dat wij
zonder Hem weinig kunnen doen, of veel, maar: niets. Wij kunnen
CARLOS MIGUEL BUELA
523 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, Llama de amor viva, lied II, 27.
524 H. THERESIA VAN JEZUS, Camino de perfección, 19, 15.
525 CARDENAL JOSEPH MINDSZENTY, Memorias.
339
CARLOS MIGUEL BUELA
alles, ten goede komt aan de uitverkorenen, dat alles voor het welzijn
van de heiligen gebeurt. “Voor wie God liefhebben, keert zich alles
ten goede, voor hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn” (Rom.
8,28). God die alles regeert, richt alle dingen op het welzijn van zijn
heiligen. De heilige Paulus heeft een hele mooie tekst die kan dienen
als een gouden slot voor onze catechismus. Hij richt zich tot de
gelovigen in Korinte, spoort hen aan tot heiligheid en dan zegt hij:
“Want alles is van u: Paulus, Apollos of Kefas, de wereld, het leven of
de dood, het heden of de toekomst, alles is van u; maar u bent van
Christus, en Christus is van God” (1 Kor. 3,21-23).
“Want alles is van u, Paulus, of Apollos of Kefas,” dat wil zeggen,
de ledematen van Christus, inclusief de Paus van Rome; omdat de
gelovigen er niet zijn voor de Apostelen, maar de Apostelen voor de
gelovigen. De wereld, het leven, dood, het heden, de toekomst: het
wordt allemaal door God bestuurd en geordend met het oog op zijn
heiligen: “de wereld” om in de noden van de gelovigen te kunnen
voorzien en hen te helpen God te leren kennen; “leven en dood”, dat
wil zeggen, al het goede en het kwade van deze wereld; “het heden”,
dat wij kunnen gebruiken om verdiensten te verwerven; “de
toekomst”, die ons is voorbehouden als beloning; alles, absoluut alles,
zelfs dat wat het meest niet-transcendent lijkt, wordt door God
bestuurd ten bate van zijn mensen. Al wat de heiligen doen, doen ze
voor Christus: “U bent van Christus,” en Christus is als mens in alles
op God gericht, en zo is “alles van u”. “U bent van Christus en
Christus is van God.”
O Maria, Moeder en Koningin van alle heiligen, help ons! Maak
dat het beeld van uw Zoon in ons zichtbaar wordt.
Laten wij niet doof zijn voor de roepstem van Christus, want onze
enige reden tot droefheid is dat we geen heiligen worden. Zijn wil
geschiede.
Voorwaarts! Altijd voorwaarts! Wees gegroet Maria en voorwaarts!
340
BIJLAGE A:
OM TE ONTHOUDEN
DEEL EEN:
WAT WE MOETEN GELOVEN
1) Welk gebed vat kort samen wat wij moeten geloven en hoe luidt dit?
Wat wij moeten geloven is samengevat in het Credo en het luidt als
volgt: zie pag. 15.
2) Wat is God?
God is het oneindige zijn in alle volmaaktheid, Schepper van hemel en
aarde, die de goeden beloont en de kwaden straft.
3) Wat betekent het “oneindige zijn in alle volmaaktheid”?
Het betekent dat Hij het meest uitmuntende en bewonderenswaardige
wezen is dat wij zouden kunnen beschrijven of bedenken, dat alle
volmaaktheden bevat: goedheid, wijsheid, macht, rechtvaardigheid, en
liefde zonder maat.
4) Wie is God?
God is Vader, Hij is Zoon en Hij is Heilige Geest; drie onderscheiden
personen in één ware God.
5) Zijn de personen van de Allerheiligste Drie-eenheid gelijk?
Nee. Wij belijden de uniciteit van de personen: De Vader is de Vader,
Hij is noch de Zoon, noch de Heilige Geest; de Zoon is de Zoon, Hij
is noch de Vader, noch de Heilige Geest; de Heilige Geest is de Heilige
Geest, Hij is noch de Vader, noch de Zoon.
6) Is er verdeeldheid in het wezen van de Allerheiligste Drie-eenheid?
Nee. Wij belijden eenheid in het wezen: de Vader is God, de Zoon is
God, en de Heilige Geest is God. Er zijn geen drie goden, maar slechts
één God.
7) Is er ongelijkheid in majesteit in de Allerheiligste Drie-eenheid?
CARLOS MIGUEL BUELA
344
BIJLAGEN
345
CARLOS MIGUEL BUELA
23) Wat zijn de vier kenmerken van de Kerk door Jezus Christus
gesticht?
De Kerk die door Jezus Christus is gesticht is Eén, Heilig, Katholiek
en Apostolisch.
24) Wat geeft leven aan de Katholieke Kerk?
Het leven dat de Katholiek Kerk bezielt is de heiligmakende genade
die we krijgen als we waardig de Sacramenten ontvangen.
25) Zijn alle katholieken heiligen?
Alle katholieken zouden heiligen moeten zijn. Maar door te zondigen
door eigen schuld, zijn wij gescheiden van het leven van de Kerk. God
staat het kwaad van de mensen in de Kerk toe, opdat wij ons zouden
verenigen met Hem, meer verdiensten zouden verwerven voor het
eeuwig leven en omdat Hij de vrijheid van de mens respecteert.
26) Wat is de heiligmakende genade?
De heiligmakende genade is een gave van God die het ons mogelijk
maakt in zijn Goddelijke natuur te delen, kinderen van God te worden
en daarmee erfgenamen van de hemel.
27) Wat wordt ons verder nog samen met de heiligmakende genade
gegeven?
Samen met de heiligmakende genade worden ons de theologale
deugden, de ingestorte morele deugden en de zeven gaven van de
Heilige Geest gegeven.
DEEL TWEE:
WAT WE MOETEN ONTVANGEN
347
CARLOS MIGUEL BUELA
348
BIJLAGEN
DEEL DRIE:
WAT WE MOETEN DOEN
350
BIJLAGEN
DEEL VIER:
WAT WE MOETEN BIDDEN
351
CARLOS MIGUEL BUELA
352
BIJLAGEN
4. DUIVELUITDRIJVINGEN (7)
31. Een bezeten man uit het land 8,28 5,1 8,26
van de Gerasenen
353
CARLOS MIGUEL BUELA
9. Het onbegrip van de leerlingen over het zuurdeeg van Mat. 16,8
de Farizeeërs
10. De heilige Johannes zei dat Jezus wist wat er in de Joh. 2,25
mens stak en dat het daarom niet nodig was dat iemand
Hem over de mens inlichtte.
11. De leerlingen zeiden tegen Jezus: “Nu zien wij dat Gij Joh. 16,30
alles weet. Het is voor u niet nodig dat iemand u
ondervraagt. Wij geloven daarom dat Gij van God zijt
uitgegaan.”
2. Hij ziet de ezelin met een veulen die de leerlingen Mat. 21,2
zullen vinden
3. Hij ziet de ingeslapen Lazarus vanaf een ver weg Joh. 11,11-15
gelegen streek
2. Hij weet wanneer dat zal zijn: op het Paschafeest Mat. 20,17-18
355
CARLOS MIGUEL BUELA
b) Met betrekking tot zijn leerlingen
356
BIJLAGEN
7. Met betrekking tot de stad: “Uw huis zal onbewoond Luc. 13,35
achtergelaten worden”
358
BIJLAGEN
359
CARLOS MIGUEL BUELA
360
BIJLAGEN
361
CARLOS MIGUEL BUELA
362
BIJLAGEN
BIJLAGE C:
PRAKTISCHE INSTRUCTIES VOOR DE BIECHT
1.VÓÓR DE BIECHT
Jezus, mijn Verlosser, geef mij de genade een goede Biecht te doen
om vergeving van mijn zonden te verkrijgen en mijn ziel te redden.
Allerheiligste Maagd, Moeder van Jezus en mijn Moeder, verkrijg
voor mij van uw Zoon Jezus de genade om al mijn zonden te kennen
en ze oprecht te belijden.
Gewetensonderzoek
Ondervraag jezelf: Hoe lang is het geleden sinds ik de laatste keer ben
gaan biechten? Heb ik het goed gedaan? Ben ik een ernstige zonde
vergeten te noemen? Heb ik bewust iets achtergehouden? Heb ik de
penitentie volbracht die de biechtvader mij heeft gegeven?
Probeer dan alle zonden te overdenken die je gedaan hebt sinds je
laatste goede Biecht. Als je zware zonden hebt begaan, bedenk hoe
vaak je ze hebt gedaan. Als je hun aantal niet precies weet, geef dan ten
minste bij benadering het aantal. Als je de laatste keer geen goede
Biecht hebt gedaan en je een zware zonde hebt achtergehouden uit
verlegenheid, vertel dan deze keer aan de biechtvader dat je de laatste
keer slecht hebt gebiecht en vertel hem dan de zonde die je hebt
achtergehouden.
Eerste gebod: Heb ik mijn gebeden ‘s morgens en ’s avonds
gedaan? Heb ik de catechismus goed bestudeerd? Ben ik in
antireligieus gezelschap geweest?
Tweede gebod: Heb ik iets vals gezworen in naam van God? Hoe
vaak? Heb ik iets oneerbiedigs gezegd over God, Maria of de heiligen?
Hoe vaak?
Derde gebod: Heb ik de Mis verzuimd op een zondag of een
verplichte feestdag, of ben ik zo laat gekomen dat ik het voorschrift
363
CARLOS MIGUEL BUELA
niet vervuld heb? Heb ik op zondag gewerkt als het niet noodzakelijk
was?
Vierde gebod: Ben ik ongehoorzaam geweest aan mijn ouders?
Heb ik hen tegengesproken? Heb ik hen boos gemaakt? Heb ik geen
respect getoond voor een leraar, priester of ouder? Houd ik van mijn
land en offer ik mij er voor op?
Vijfde gebod: Heb ik gevochten met mijn broers of zussen of
gelijken? Heb ik haat of wrok gekoesterd tegen hen? Ben ik trots
geweest…jaloers?
Zesde en negende gebod: Heb ik toegegeven aan slechte
gedachten of verlangens? Hoe vaak? Heb ik gesproken over onzuivere
zaken? Hoe vaak? Heb ik gekeken naar onfatsoenlijke dingen? Hoe
vaak? Heb ik slechte dingen gedaan? Hoe vaak? Alleen of met anderen?
Zevende en tiende gebod: Heb ik iets gestolen? Heb ik gestolen
dingen aangenomen? Heb ik geld van mijn ouders gestolen?
Achtste gebod: Heb ik ernstig kwaadgesproken? Hoe vaak? Heb
ik gelogen? Heb ik iemand ernstig belasterd? Hoe vaak? Heb ik
overhaast geoordeeld? Hoe vaak?
Geboden van de Kerk: Heb ik minstens eenmaal per jaar gebiecht
en de communie ontvangen, in de Paastijd? Ben ik tekort geschoten in
het vasten, of heb ik vlees gegeten op een dag van onthouding?
Na het gewetensonderzoek bid je de oefening van berouw met
gebogen hoofd.
2.TIJDENS DE BIECHT
364
BIJLAGEN
3. NA DE BIECHT
365
CARLOS MIGUEL BUELA
BIJLAGE D:
7) Daarna wijden wij onszelf toe aan Maria door een ‘Weesgegroet
Koningin’ te bidden (pag. 320).
De blijde geheimen ( maandag en zaterdag)
1. De engel Gabriël brengt de blijde boodschap aan Maria
2. Maria bezoekt haar nicht Elisabeth
3. Jezus wordt geboren in een stal in Bethlehem
4. Jezus wordt in de tempel opgedragen
5. Jezus wordt in de tempel teruggevonden
De geheimen van het licht (donderdag)
1. Jezus wordt gedoopt in de Jordaan
2. Jezus openbaart zich op de bruiloft van Kana
3. Jezus verkondigt de Blijde Boodschap en roept op tot bekering
4. Jezus wordt van gedaante veranderd op de berg Tabor
5. Jezus stelt de heilige Eucharistie in
De droevige geheimen (dinsdag en vrijdag)
1. Jezus bidt in doodsangst tot Zijn hemelse Vader
2. Jezus wordt gegeseld
3. Jezus wordt met doornen gekroond
4. Jezus draagt Zijn kruis naar de berg van Calvarië
5. Jezus sterft aan het kruis
De glorievolle geheimen (woensdag en zondag)
1. Jezus verrijst uit de doden
2. Jezus stijgt op ten hemel
3. De Heilige Geest daalt neer over Maria en de apostelen
4. Maria wordt in de hemel opgenomen
5. Maria wordt in de hemel gekroond
367
CARLOS MIGUEL BUELA
369
CARLOS MIGUEL BUELA
370
BIJLAGEN
HET ‘ANGELUS’
(OOK WEL ‘ENGEL DES HEREN’ GENOEMD)
In de Paastijd bidden wij in plaats van het Angelus staande het Regina
Caeli:
V. Koningin des hemels, verheug u, alleluia.
A. Omdat Hij, die gij waardig geweest zijt te dragen, alleluia
V. Verrezen is, zoals Hij gezegd heeft, alleluia.
A. Bid God voor ons, alleluia.
V. Verheug en verblijd u, Maagd Maria, alleluia.
A. Want de Heer is waarlijk verrezen, alleluia
Laat ons bidden.
God, door de verrijzenis van uw Zoon Jezus Christus onze Heer hebt Gij de
vreugde geschonken aan de wereld. Wij bidden U: laat ons door zijn Moeder, de
Maagd Maria, eenmaal komen tot de vreugde van het eeuwige leven. Door Christus
onze Heer. Amen.
372
BIJLAGEN
373
Nederland 2015