Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 375

Catechismus voor Jongeren

CARLOS MIGUEL BUELA

Catechismus voor Jongeren

Geactualiseerd volgens de
Katechismus van de Katholieke Kerk

Nederland-2015
Catechismus voor Jongeren
El catecismo de los jóvenes
Catechism for Youth

© Puerta de la Aurora Press.


Dienaressen van de Heer en van de Maagd van Matará
Religieuze Familie van het Mensgeworden Woord
Dorpstraat 149
Brunssum, NL 6441 CD

ISBN 978-90-822183-1-2

Nederlandse tekst © 2015 Dienaressen van de Heer en van de Maagd van


Matará, Brunssum, Nederland.
Met dank aan Maria Schreitl voor haar bijdrage aan deze vertaling.

N.B. Deze vertaling van de Catechismus voor Jongeren is gemaakt


door Puerta de la Aurora Press. Veel citaten van dit boek zijn door
de redactie vertaald, met uitzondering van de citaten uit de
Katechismus van de Katholieke Kerk en de Bijbel.

Nihil obstat Imprimatur


Rev. Luis Kukovica, S.J. Manuel Menéndez
Censor Bisschop van San Martín
Buenos Aires – 23 november, 1975. San Martín – 2 januari, 1976
INHOUDSOPGAVE

Aan de lezer ................................................................................................. 13

DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER 15

1. Wat we moeten geloven ...................................................................... 15


2. Wat we moeten ontvangen.................................................................. 17
3. Wat we moeten doen............................................................................ 18
4. Wat we moeten bidden........................................................................ 20

DEEL EEN: WAT WE MOETEN GELOVEN 23

De belijdenis van het geloof...................................................... 23

Hoofdstuk Een: De mens is “godbekwaam”........................... 27


1. Het verlangen naar God ...................................................................... 27
2. Wegen om tot de kennis van God te komen ................................... 28

Hoofdstuk Twee: De ontmoeting van de mens met God ....... 31


1. De openbaring van God ..................................................................... 31
2. De overdracht van de goddelijke openbaring .................................. 32

Hoofdstuk Drie: Het antwoord van de mens aan God ............ 41


1. Ik geloof ............................................................................................... 41
2. Wij geloven .......................................................................................... 41
3. Jongeren en geloof .............................................................................. 42

Inleiding .................................................................................. 47

Hoofdstuk Een: Ik geloof in God de Vader ............................ 49


CARLOS MIGUEL BUELA

Artikel 1 “Ik geloof in God de almachtige Vader,


Schepper van hemel en aarde”......................................................................... 49
1. God is Één en Drie .............................................................................. 49
2. De schepping ........................................................................................ 60
3. De erfzonde .......................................................................................... 64

Hoofdstuk Twee: Ik geloof in Jezus Christus .......................... 71


Artikel 2 “…en in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, onze Heer,” ................. 71
1. De godheid van onze Heer Jezus Christus ....................................... 71
2. De mensheid van onze Heer Jezus Christus .................................... 73
3. Eén Heer Jezus Christus, waarachtig God en waarachtig mens... 75
Artikel 3
“die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria” ............. 77
1. De Allerheiligste Maagd Maria .......................................................... 77
2. De mysteries van het leven van Christus .......................................... 86
Artikel 4 “die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd,
gestorven en begraven” ................................................................................. 100
1. De aanloop naar het lijden ............................................................... 100
2. Het lijden van onze Heer Jezus Christus ....................................... 102
3. Het werk van onze verlossing ......................................................... 104
4. Liefde voor het kruis ......................................................................... 106
Artikel 5 “die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden” .. 111
1. Christus daalde neer ter helle .......................................................... 111
2. Op de derde dag verrees hij uit de doden........................................113
Artikel 6 “die opgestegen is ten hemel, zit aan de rechterhand
van God de almachtige Vader”................................................................... 115
1. Aan de rechterhand van de Vader ...................................................116
Artikel 7 “Vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden”........ 117
1. Laatste oordeel en bijzonder oordeel .............................................. 117
2. De laatste loutering of vagevuur ...................................................... 119

Hoofdstuk Drie: Ik geloof in de Heilige Geest...................... 121

6
INHOUDSOPGAVE

Artikel 8 “Ik geloof in de Heilige Geest” ..................................................... 121


1. Wie is de Heilige Geest? ................................................................... 121
2. Pinksteren .......................................................................................... 122
3. De Heilige Geest, de gave van God ................................................ 123
4. De vruchten van de Heilige Geest .................................................. 123
5. De Heilige Geest en de Kerk............................................................ 124
Artikel 9 “Ik geloof in de Heilige Katholieke Kerk,
de gemeenschap van de heiligen” .................................................................. 127
Inleiding .................................................................................................. 127
1. Het wezen van de Kerk ..................................................................... 128
2. Kenmerken van de Kerk van Jezus Christus .................................. 131
3. De leden van de Kerk ........................................................................ 139
4. De drie bestaanswijzen van de Kerk ............................................. 142
Artikel 10“de vergeving van de zonden” ..................................................... 146
Artikel 11 “de verrijzenis van het lichaam” ................................................. 148
1. Christus’ verrijzenis en onze verrijzenis .......................................... 149
2. Sterven in Christus Jezus ................................................................. 152
Artikel 12“en het eeuwig leven” ................................................................. 156

DEEL TWEE: WAT WE MOETEN ONTVANGEN 161

Hoofdstuk Een: Het mysterie van Pasen in het tijdperk............ .


van de Kerk ............................................................................ 165
1. De Liturgie, werk van de Allerheiligste Drie-Eenheid................ 165
2. Het Mysterie van Pasen in de Sacramenten van de Kerk ............ 166

Hoofdstuk Twee: de sacramentele viering van het ................... .


Paasmysterie .......................................................................... 173
1.Viering van de liturgie van de Kerk ................................................. 173
2.Liturgische diversiteit en eenheid van het mysterie ....................... 175

7
CARLOS MIGUEL BUELA

Hoofdstuk Een: de Christelijke initiatiesacramenten............. 181


1. Het Sacrament van het Doopsel ...................................................... 182
2. Het Sacrament van het Vormsel ...................................................... 183
3. Het Sacrament van de Eucharistie .................................................. 183

Hoofdstuk Twee: de Sacramenten van genezing ....................197


4. Het Sacrament van Boete en Verzoening of Biecht ..................... 197
5.Het Sacrament van de Ziekenzalving ............................................... 201

Hoofdstuk Drie: de Sacramenten ten dienste van de ...... .


gemeenschap ......................................................................... 203
6. Het Sacrament van de heilige Wijdingen ...................................... 203
7. Het Sacrament van het Huwelijk ................................................... 205

DEEL DRIE: WAT WE MOETEN DOEN 209

Hoofdstuk Een: de waardigheid van de mens ....................... 213


1. De mens, beeld van God .................................................................. 213
2. De vrijheid van de mens .................................................................. 214
3. De moraliteit van het menselijke handelen .................................... 214
4. De moraliteit van de hartstochten ................................................... 215
5. Het morele geweten .......................................................................... 215

Hoofdstuk Twee: de menselijke gemeenschap .................... 217


1. De persoon en de maatschappij ..................................................... 217
2. De deelname aan het maatschappelijk leven ................................. 218
3. De sociale rechtvaardigheid ............................................................. 219

Hoofdstuk Drie: Gods Verlossing: Wet en Genade ............... 221


1. De natuurwet....................................................................................... 221
2. De nieuwe wet of de wet van het evangelie ................................... 222
3. De zonde ............................................................................................. 237
8
INHOUDSOPGAVE

Inleiding .................................................................................................. 249

Hoofdstuk Een: “Gij zult de Heer uw God beminnen met .


heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten” .........253
Het eerste gebod: Gij zult geen afgoden vereren,
maar Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen...................................... 253
1. De maat van de liefde tot God ..................................................... 253
2. Motieven ............................................................................................ 254
3. Verschillende manieren om God te beminnen ............................ 255
4. Wat het eerste gebod ons opdraagt ............................................... 258
5. Wat het eerste gebod ons verbiedt ................................................ 262
Het tweede gebod:
Gij zult de Naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken .......... 264
1. Wat het tweede gebod ons opdraagt ............................................. 264
2. Wat het tweede gebod ons verbiedt .............................................. 266
Het derde gebod:
Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt. .......................................... 266
De geboden van de Kerk .................................................................... 267

Hoofdstuk Twee: “Gij zult uw naaste beminnen als uzelf” ... 275
Het vierde gebod: Eer uw vader en uw moeder ............................................... 285
Het vijfde gebod: Gij zult niet doden ............................................................ 287
Het zesde gebod: Gij zult geen echtbreuk plegen............................................ 289
Het zevende gebod: Gij zult niet stelen ........................................................ 291
Het achtste gebod: Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen ........................ 294
Het negende gebod: Gij zult geen onkuisheid begeren ..................................... 296
Het tiende gebod:
Gij zult niet onrechtvaardig begeren, wat uw naaste toebehoort ...................... 298

9
CARLOS MIGUEL BUELA

DEEL VIER: WAT WIJ MOETEN BIDDEN 301

Hoofdstuk Een: De openbaring over het gebed .................. 305


1. Wat is gebed? ..................................................................................... 305
2. Vormen van gebed ............................................................................ 307
3. Wat zouden we moeten vragen? ..................................................... 309
4. Aan wie zouden we moeten vragen? .............................................. 309
5. Voor wie zouden we moeten bidden?............................................. 310
6. Hoe zouden we moeten luisteren? ................................................. 310

Hoofdstuk Twee: De traditie van het gebed ..........................311


1. De bronnen van het gebed .............................................................. 311
2. De wijze van bidden ......................................................................... 314
3. Leermeesters en plaatsen van gebed .............................................. 314

Hoofdstuk Drie: Het gebedsleven ........................................ 317


1. Uitdrukkingen van gebed ................................................................. 317
2. Graden in het gebed ......................................................................... 317
3. De strijd in het gebed: moeilijkheden ............................................ 328

Het “Onze Vader” ................................................................................ 333


Epiloog .................................................................................................... 337

Bijlage A: Om te onthouden ................................................. 343


Deel Een: wat we moeten geloven 343
Deel Twee: wat we moeten ontvangen 346
Deel Drie: wat we moeten doen 349
Deel Vier: wat we moeten bidden 351

10
INHOUDSOPGAVE

Bijlage B: De heilige Schrift gebruiken ................................ 351


Wonderen van Jezus.............................................................................. 351
1.Kosmische wonderen (9) .................................................................. 351
2.Opwekkingen uit de dood (3) ........................................................... 352
3. Wonderbaarlijke genezingen (16).................................................... 352
4. Duiveluitdrijvingen (7) ..................................................................... 353
5. Wonderen die Zijn majesteit tonen (4) .......................................... 354
Voorspellingen van Jezus ..................................................................... 354
1. Hij kent de verborgen gedachten .................................................... 354
2. Hij weet wat er op een afstand gebeurt ......................................... 355
3. Hij weet wat er gaat gebeuren in de toekomst .............................. 355
De parabels van Jezus ........................................................................... 357

Bijlage C: Praktische instructies voor de Biecht ................... 363


1.Vóór de Biecht .................................................................................... 363
2.Tijdens de Biecht ................................................................................ 364
3. Na de Biecht ....................................................................................... 365

Bijlage D: De rozenkrans bidden .......................................... 366

Bijlage E: Het ‘Angelus’ ....................................................... 371

11
AAN DE LEZER

Beste lezer,

Neem deze catechismus liefdevol en met zorg ter hand. Hieruit zul je
de meest belangrijke dingen van het leven leren of je weer voor de
geest halen, die een vreugde zijn voor de heiligen en die zoet als
honing zijn voor wie wijs is.
Is er iets belangrijker dan God en de dingen die met God te maken
hebben? Nee, niets. Daarom zul je leren om God te kennen, te
beminnen en te dienen. Dat is iets groters dan het met een ruimteschip
ontdekken van een verre planeet; of het met een onderzeeboot
ontdekken van de diepten van de zee; of het reizen naar de uithoeken
van de hele wereld. Met deze catechismus zul je “met alle heiligen in
staat zijn te vatten wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en
de liefde van Christus te kennen, die alle kennis te boven gaat.” (Ef.
3,18-19)
Omdat God zo groot is en wij zo klein, moeten wij Hem altijd met
grote nederigheid vragen om ons verstand te verlichten, ons hart te
bezielen, onze wil edelmoedig te maken, zodat wij Hem door middel
van deze catechismus en doorheen ons hele leven beter leren kennen,
Hem iedere dag meer beminnen en Hem dienen zoals Hij alleen dat
verdient.

De auteur
DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER
Alles wat God ons heeft onderwezen – dat wil zeggen, de hele
katholieke leer die vervat ligt in de Traditie, in de Schrift, en die
onderwezen is door de Paus en de bisschoppen in eenheid met hem –
is zo’n grote schat, dat als een persoon het zou vinden, hij “alles [zou]
verkopen wat hij bezat” (Mat. 13,44)1 om die te kopen. Met andere
woorden: wees bereid om de grootste offers te brengen om die te
bezitten.
In deze catechismus zul je deze schat gaan vinden en je zult zeker
offers moeten brengen om deze tot de jouwe te maken. Je zult
bijvoorbeeld de lessen moeten bestuderen en sommige dingen uit het
hoofd moeten leren, etc., maar het is deze offers helemaal waard, want
dat wat je gaat ontvangen is van enorme waarde.
Deze rijke en overvloedige schat bestaat uit vier delen:
1. Wat wij moeten geloven: de geloofsbelijdenis;
2. Wat wij moeten ontvangen: de viering van het Christusmysterie;
3. Wat wij moeten doen: het leven in Christus;
4. Wat we moeten bidden: het christelijk gebed.

1. WAT WE MOETEN GELOVEN

Alles wat we moeten geloven is samengevat in de geloofsbelijdenis,


ook wel het “Credo” of het “Symbolum” genoemd.
“Onder al de geloofsbelijdenissen nemen er twee in het leven van
de Kerk een heel bijzondere plaats in:
 De Geloofsbelijdenis van de apostelen, zo genoemd,
omdat zij terecht als de getrouwe samenvatting van het geloof van de
apostelen beschouwd wordt.

1 Alle schriftcitaten zijn genomen uit: DE BIJBEL, Willibrordvertaling, KBS.


CARLOS MIGUEL BUELA

 De Geloofsbelijdenis van Nicea – Constantinopel [of


Credo van Nicea] ontleent haar grote autoriteit aan het feit dat zij de
vrucht is van de twee eerste Oecumenische Concilies (325 en 381).”2

Geloofsbelijdenis van de apostelen Credo van Nicea – Constantinopel

Ik geloof in God, de almachtige Vader, Ik geloof in één God, de almachtige


Schepper van hemel en aarde. Vader, Schepper van hemel en aarde,
van al wat zichtbaar en onzichtbaar is.

En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, En in één Heer, Jezus Christus,


onze Heer, eniggeboren Zoon van God, vóór alle
tijden geboren uit de Vader. God uit
God, licht uit licht, ware God uit de
ware God. Geboren, niet geschapen,
één in wezen met de Vader, en door
wie alles geschapen is. Hij is voor ons,
mensen, en omwille van ons heil uit
de hemel neergedaald.

die ontvangen is van de Heilige Geest, Hij heeft het vlees aangenomen door
geboren uit de Maagd Maria, de Heilige Geest uit de Maagd Maria
en is mens geworden. Hij werd voor
ons gekruisigd,

die geleden heeft onder Pontius Pilatus, Hij heeft geleden onder Pontius
is gekruisigd, gestorven en begraven, Pilatus en is begraven.
die nedergedaald is ter helle,

de derde dag verrezen uit de doden, Hij is verrezen op de derde dag,


volgens de Schriften.

die opgestegen is ten hemel, zit aan de Hij is opgevaren ten hemel: zit aan de
rechterhand van God, de almachtige rechterhand van de Vader.
Vader,

vandaar zal Hij komen oordelen de Hij zal wederkomen in heerlijkheid


levenden en de doden. om te oordelen levenden en doden en
aan zijn rijk komt geen einde.

Ik geloof in de Heilige Geest; de heilige Ik geloof in de Heilige Geest die Heer


katholieke kerk, de gemeenschap van is en het leven geeft; die voortkomt

2Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, Secretariaat Rooms-


Katholiek Kerkgenootschap, Libreria Editrice Vaticana, Utrecht, 1995, 193-195.
16
DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER

de heiligen; de vergeving van de uit de Vader en de Zoon; die met de


zonden; de verrijzenis van het lichaam; Vader en de Zoon tezamen wordt
en het eeuwig leven. aanbeden en verheerlijkt; die
gesproken heeft door de profeten. Ik
geloof in de ene, heilige, katholieke en
apostolische kerk. Ik belijd één
Doopsel tot vergeving van de zonden.
Ik verwacht de opstanding van de
doden en het leven van het komend
rijk.
Amen. Amen.

2. WAT WE MOETEN ONTVANGEN

Verlossing wordt ons aangeboden en deze zullen we dientengevolge


ook moeten ontvangen. Normaal gesproken kunnen we deze
verlossing ontvangen door middel van de Sacramenten, die ons de
genade van God schenken. In het eerste Sacrament, het Doopsel,
ontvangen we deze genade samen met de theologale deugden, de
ingestorte morele deugden en de gaven van de Heilige Geest.
Sacramenten
1. Doopsel
2. Vormsel
3. Eucharistie (ook Communie genoemd)
4. Boete en Verzoening (ook Biecht genoemd)
5. Ziekenzalving
6. Wijdingssacrament
7. Huwelijk
Theologale deugden
1. Geloof
2. Hoop
3. Liefde
Kardinale deugden
1. Voorzichtigheid
2. Rechtvaardigheid
17
CARLOS MIGUEL BUELA

3. Sterkte
4. Matigheid
Gaven van de Heilige Geest
1. Wijsheid
2. Inzicht
3. Raad
4. Sterkte
5. Kennis
6. Vroomheid
7. Ontzag voor God
Vruchten van de Heilige Geest
1. Liefde
2. Vreugde
3. Vrede
4. Geduld
5. Vriendelijkheid
6. Goedheid
7. Trouw
8. Zachtmoedigheid
9. Ingetogenheid
10. Bescheidenheid
11. Matigheid
12. Kuisheid

3. WAT WE MOETEN DOEN

Dat wat we moeten doen, kunnen we vinden in de tien geboden


van God, in de vijf geboden van de Kerk, en in de veertien werken
van barmhartigheid, waarvan er zeven op het lichamelijke en zeven op
het geestelijke betrekking hebben.

18
DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER

De tien geboden
1. Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven
alles beminnen.
2. Gij zult de Naam van de Heer, uw God niet zonder eerbied
gebruiken.
3. Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt.
4. Eer uw vader en uw moeder.
5. Gij zult niet doden.
6. Gij zult geen echtbreuk plegen.
7. Gij zult niet stelen.
8. Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.
9. Gij zult geen onkuisheid begeren.
10. Gij zult niet onrechtvaardig begeren wat uw naaste toebehoort.
De geboden van de Kerk3
1. Op zondagen en verplichte feestdagen deelnemen aan de
Eucharistie
2. Ten minste eenmaal per jaar biechten.
3. In de Paastijd de heilige Communie ontvangen.
4. Op onthoudingsdagen geen vlees gebruiken en op vastendagen
vasten.
5. Tegemoetkomen aan de materiële noden van de Kerk.
Werken van barmhartigheid4
Geestelijke:
1. Onderricht geven
2. Goede raad verstrekken
3. Troost brengen
4. Moed inspreken
5. Vergiffenis schenken
6. Onrecht geduldig verdragen

3 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2041-2043.


4 Idem, 2447.
19
CARLOS MIGUEL BUELA

7. Voor de levenden en de doden bidden


Lichamelijke:
1. De hongerigen spijzen
2. De dorstigen te drinken geven
3. De vreemdelingen herbergen
4. De naakten kleden
5. De zieken bezoeken
6. De gevangenen bezoeken
7. De doden begraven

4. WAT WE MOETEN BIDDEN

Het is onmogelijk om een christen te zijn zonder te bidden. Het gebed


kan al dan niet een vast geformuleerde tekst volgen. De twee
belangrijkste geformuleerde gebeden zijn het Onze Vader en het
Weesgegroet.
Onze Vader
Onze Vader, die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd; uw rijk kome; uw
wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood, en
vergeef ons onze schuld zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons
niet in bekoring maar verlos ons van het kwade. Amen.
Weesgegroet
Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u. Gij zijt de gezegende onder
de vrouwen en gezegend is Jezus de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, moeder
van God, bid voor ons zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.
Het kruisteken
Het is gepast om een kruisteken te maken voordat je begint te bidden.
Je maakt het kruisteken door de vingers van de rechterhand naar het
voorhoofd te brengen terwijl je zegt: “In de naam van de Vader;”
vervolgens breng je ze naar de borstkas terwijl je zegt: “en de Zoon”
(dit gebaar tekent de verticale balk van het kruis); daarna breng je

20
DE VIER DELEN VAN DE KATHOLIEKE LEER

dezelfde hand naar de linker schouder en vervolgens naar de rechter


schouder terwijl je zegt: “en de Heilige Geest” (dit gebaar tekent de
horizontale balk van het kruis); en aan het einde zeg je “Amen”, wat
“zo zij het” betekent. Het maken van het kruisteken noemt men ook
wel ‘een kruis slaan’.
“Een christen begint zijn dag, zijn gebeden en zijn werkzaamheden
met het kruisteken, ‘in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige
Geest. Amen’. De gedoopte wijdt de dag aan Gods heerlijkheid en
doet een beroep op de genade van de Verlosser, die hem in staat stelt
te handelen in de Geest, als kind van de Vader. Het kruisteken sterkt
ons in bekoringen en in moeilijkheden.”5
“Omdat christenen beseffen dat het kruis de geschiedenis
domineert, plaatsen zij het kruis in hun kerken en langs de weg, of zij
dragen het om hun nek. Want het kruis is het teken van de
aanwezigheid van de Zoon van God, door dit teken maakt Hij zich
bekend als de Verlosser van de wereld. ‘In hoc signo vinces’ (‘In dit teken
zul je overwinnen’).”6
De hele structuur van het geestelijke leven van een christen is
gebouwd op deze fundamenten: het geloof, de Sacramenten, de tien
geboden, en het gebed. Ons geestelijke leven zal groeien naarmate we
deze fundamenten beter kennen en ze ons meer eigen maken.

“Graag wil ik jullie vertellen hoe belangrijk Jezus Christus


voor jullie is, en hoe belangrijk jullie zijn voor Hem. Jezus is
belangrijk voor jullie omdat Hij de Mensgeworden Zoon van
God is. Hij leert jullie de diepste zin van het leven: wie jullie
zijn en waar het allemaal om gaat in het leven. In het leren
kennen van Jezus en in het bestuderen van zijn onderricht in
de Evangelies zullen jullie ook jezelf beter leren kennen. En
jullie zijn belangrijk voor Jezus omdat Hij van jullie houdt en

5KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2157.


6H. JOHANNES PAULUS II. Homilie tijdens de 12e Wereld Jongeren Dagen, 24
augustus, 1997.
21
CARLOS MIGUEL BUELA

voor jullie is gestorven, opdat jullie de volheid van het leven


mogen leven, zowel hier op aarde als later in de hemel. Ja,
jullie zijn heel belangrijk voor Jezus. En jullie zijn heel
belangrijk voor mij en voor de hele Kerk.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van Papua Nieuw Guinea,
8 mei 1984.

22
DEEL EEN:
WAT WE MOETEN GELOVEN

DE BELIJDENIS VAN HET GELOOF

“Het geloof in Jezus is niet alleen maar een kwestie van


woorden. Het is ook meer dan alleen maar zich aangetrokken
voelen tot Jezus. (…) het geloof vraagt om een edelmoedig
antwoord. Het vraagt van jullie een betrokkenheid van je hele
leven op de persoon en de boodschap van Jezus Christus.
Maar jullie moeten in vrijheid en heel bewust deze verbintenis
met Christus beleven, want jullie hebben het in je om de gave
die Christus jullie aanbiedt, ofwel aan te nemen ofwel af te
wijzen.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren op de Fiji Eilanden,
22 november 1986.
CARLOS MIGUEL BUELA

24
“Jullie willen graag dat je leven niet zinloos of zonder
belang zal blijken te zijn, maar dat jullie een gelukkig leven in
al zijn volheid zullen hebben. (…) Er is hier maar één
antwoord op: Geloof. Want “geloven” betekent precies dit: je
eigen bestaan tot in de diepste vezels van je zijn overgeven in
de handen van de levende God, en het dagelijks leven vanuit
Hem, met Hem, en op Hem gericht leven.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van Einsiedeln, Duitsland,
8 juli 1984.
HOOFDSTUK EEN
DE MENS IS “GODBEKWAAM”

1. HET VERLANGEN NAAR GOD

“Het verlangen naar God is gegrift in het hart van de mens, want de
mens is geschapen door en voor God; en God houdt niet op de mens
naar zich toe te trekken. De mens zal slechts in God de waarheid en
het geluk vinden, die hij zonder ophouden zoekt.”7 De heilige
Augustinus zegt het heel mooi: “Heer...U heeft ons geschapen voor
Uzelf, en ons hart is onrustig tot het rust vindt in U.”8
“De mens is van nature en door roeping een godsdienstig wezen.
Omdat de mens van God komt en naar God gaat, heeft hij alleen maar
een volledig menselijk leven, als hij zijn band met God vrijelijk beleeft.
De mens is gemaakt om in gemeenschap met God te leven, in wie
hij zijn geluk vindt: "Wanneer ik met mijn gehele wezen met U
verenigd zal zijn, zal er voor mij geen verdriet en moeite meer zijn en
geheel van U vervuld, zal mijn leven waarachtig leven zijn". (Vgl. H.
Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. 10, 28, 39)
Wanneer de mens naar de boodschap van de schepselen en de stem
van zijn geweten luistert, dan kan hij komen tot de zekerheid van het
bestaan van God, oorzaak en einde van alles.
De kerk leert dat de enige, ware God, onze Schepper en Heer, met
zekerheid gekend kan worden uit zijn werken dankzij het natuurlijke
licht van het menselijk verstand. (Vgl. 1e Vaticaans Concilie, Dei Filius
28)
Wij kunnen God werkelijk benoemen door uit te gaan van de
menigvuldige volmaaktheden van de schepselen, gelijkenissen van de

7 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 27.


8 H. AUGUSTINUS, Belijdenissen I, 1, 1.
CARLOS MIGUEL BUELA

oneindig volmaakte God, zelfs als onze beperkte taal het mysterie
ervan niet volledig tot uitdrukking kan brengen.
"Een schepsel zonder Schepper verdwijnt in het niet".(Vgl. 2e
Vaticaans Concilie, Gaudium et Spes 36). Daarom weten de gelovigen
dat zij door de liefde van Christus ertoe aangezet worden het licht van
de levende God te brengen aan hen die Hem niet kennen of Hem
afwijzen.”9

2. WEGEN OM TOT DE KENNIS VAN GOD TE KOMEN

Hoe kunnen wij God kennen?


Wij komen tot kennis van God op twee manieren:
1. Door het licht van het verstand, door middel van de
geschapen dingen;
2. Door datzelfde verstand – verlicht door het geloof – , door
middel van het leerambt van de Kerk.

1. NATUURLIJKE KENNIS VAN GOD

Net zoals ons verstand ons, bij het kijken naar juwelen, zegt dat zij
gemaakt moeten zijn door een juwelier; net zoals wij door het kijken
naar een tuin vol met bloemen denken aan de tuinman die er
zorgvuldig in werkt; net zoals wij door het kijken naar een horloge
denken aan de horlogemaker die het met precisie doet lopen; net zo,
als wij kijken naar het onmetelijke uurwerk van het universum, de
sterren en de planeten die nauwkeurig hun banen gaan, de prachtige
tuin vol bloemen, planten en bomen die de aarde versieren, en de
kinderen, vaders, moeders en alle mensen die prachtig zijn als juwelen,
dan moeten wij wel denken aan de Maker van dit alles. Wij denken aan
de opperste Kunstenaar, aan het hoogste Intellect, die leven en
daadkracht gaf aan alles; in één woord: wij denken aan God.

9 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 44-49.


28
DE MENS IS “GODBEKWAAM”

Wij móeten wel aan God denken, omdat het onmogelijk is dat
dingen zichzelf maken. Wie heeft de spinnen geleerd hoe zij hun web
moeten maken, de bijen hoe zij hun bijenkorven moeten maken, de
kalveren om dicht bij hun moeder te staan en daar hun melk te
zoeken? Op welke school leerden ze deze wonderen? Zij hebben geen
intelligentie. Zij weten niet hoe ze moeten lezen, schrijven of tellen,
en toch doen zij dingen waarvoor ze een intellect nodig lijken te
hebben. Waarom? Omdat God, die uiterst intelligent is, een instinct
geeft aan deze dieren, zodat zij – ook al zijn ze niet intelligent – zulke
wonderbaarlijke dingen doen dat ze ons in feite aan Hem doen
denken, die de Oorzaak is van deze wonderen. Zoals het boek
Wijsheid zegt: “want uit de grootheid en de schoonheid van de
schepselen wordt men door vergelijking hun Schepper gewaar” (Wijsh.
13,5). Kunstenaars zijn bekend door hun werken, want “van de
schepping der wereld af wordt zijn onzichtbaar wezen door de rede in
zijn werken aanschouwd, zijn eeuwige macht namelijk en zijn
Godheid” (Rom. 1,20). De hele natuur vertelt ons over God: de
bloemen en de vogels, de zeeën en de bergen, de sterren en de mensen,
kleuren en sneeuw, water en zon, aarde, rivieren, regen, ja, echt alles
“verkondigt de majesteit Gods” (Ps. 19,2).
We hebben een innerlijke stem die ons zegt “Dit moet je niet
doen”, en als wij het dan toch doen, voelen wij ons verdrietig; of zij
zegt ons “Dit moet je doen”, en als wij het dan doen, worden we blij.
Dit is de stem van ons geweten, die de stem van God is. Dat wat God
beveelt en verbiedt, staat bij alle mensen geschreven in hun hart,
“waarbij komt het getuigenis van hun geweten” (Rom. 2,15).

2. BOVENNATUURLIJKE KENNIS VAN GOD

Wij kunnen God op een veel diepere manier leren kennen door middel
van het geloof. Op een veel diepere manier, omdat het in dit geval
God zelf is die ons zegt wie Hij is, wat Hij heeft gedaan, wat Hij ons
heeft gegeven, wat Hij belooft, wat Hij leert, wat Hem aangenaam is,
29
CARLOS MIGUEL BUELA

wat Hij van ons verlangt. In het kort, God leert ons de meest intieme
geheimen van Zijn hart, de grootste waarheden over Hemzelf,
waarheden zo groots dat niemand zich die ooit heeft kunnen
voorstellen. Door het geloof openbaart God zichzelf, staat Hij toe dat
Hij gekend wordt, en maakt Hij zich bekend. En God doet dat omdat
Hij dat wil en omdat Hij ons bemint. God spreekt tot ons om ons te
zeggen hoe Hij is en om ons te zeggen hoe wij moeten zijn; en
aangezien Hij tot ons spreekt, deelt Hij ons Zijn Woord mede, het
Woord van God.

“Houdt het ideaal levend in je hart en verspreidt het in je


omgeving. De vlam van de hoge idealen in het hart van de
jongeren van vandaag is niet gedoofd, want geen enkele
kracht van buitenaf kan de diepste verlangens van de ziel
onderdrukken. Er bestaat geen kwaad dat de kracht van
goedheid kan hinderen. Er bestaat geen geweld dat de kracht
van de liefde in de harten van de jongeren kan vernietigen.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren in het stadion van Foggia, Italië,
24 mei 1987.

30
HOOFDSTUK TWEE
DE ONTMOETING VAN DE MENS
MET GOD

1. DE OPENBARING VAN GOD

1. GOD OPENBAART ZIJN LIEFDEVOL PLAN

“Uit liefde heeft God zich aan de mens geopenbaard en gegeven. Hij
geeft zo een definitief en overvloedig antwoord op de vragen die de
mens zich aangaande de zin en het doel van zijn leven stelt.
God heeft zich aan de mens geopenbaard door hem in woord en
daad geleidelijk zijn eigen mysterie mede te delen.”10

2.DE FASES IN DE OPENBARING

“Behalve het getuigenis dat God over zichzelf geeft in het geschapene,
heeft Hij zich aan onze stamouders geopenbaard. Hij heeft tot hen
gesproken en na de zondeval heeft Hij hun het heil beloofd (vgl. Gen.
3,15) en hun zijn Verbond aangeboden.
God heeft met Noach een eeuwig verbond tussen Hem en alle
levende wezens gesloten (vgl. Gen. 9,16). Dit verbond zal voortduren,
zolang de wereld bestaat.
God heeft Abraham uitverkozen en met hem en zijn nageslacht
een Verbond gesloten. Hij heeft hieruit zijn volk gevormd, waaraan
Hij door Mozes zijn wet geopenbaard heeft. Hij heeft het door de
profeten erop voorbereid het heil te ontvangen dat voor de hele
mensheid bestemd is.
God heeft zich ten volle geopenbaard door zijn eigen Zoon te
zenden, in wie Hij zijn Verbond voor eeuwig vastgelegd heeft. Hij is

10 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 68-69.


CARLOS MIGUEL BUELA

het definitieve Woord van de Vader, zodat er na Hem geen andere


openbaring meer zal zijn.”11

2. DE OVERDRACHT VAN DE GODDELIJKE


OPENBARING

Het katholieke geloof is gegrondvest op drie zuilen: de heilige Traditie,


de heilige Schrift, en het Leergezag van de Kerk.

1. DE HEILIGE TRADITIE

De eerste zuil is de heilige Traditie, ook bekend als de Apostolische


Overlevering. Jezus heeft nooit een boek geschreven, maar Hij
onderrichtte mondeling een groep leerlingen, apostelen genaamd.
Sommigen van deze apostelen schreven op wat Jezus onderrichtte,
ook al was dat niet alles, want, zoals een van hen zegt, “Er zijn nog
veel andere dingen die Jezus gedaan heeft. Maar als ze een voor een
beschreven werden, dan zou naar mijn mening zelfs de hele wereld te
klein zijn voor de boeken die men dan zou moeten schrijven” (Joh.
21,25).
Deze niet beschreven leer staat bekend als de Apostolische
Overlevering, omdat zij mondeling van de een op de ander is
overgeleverd. God heeft zichzelf geopenbaard door deze mondelinge
leer. Deze openbaring eindigde met de dood van de laatste Apostel.
Na de Apostelen kwam het tijdperk van de Kerkvaders en
Kerkleraren. Zij zijn de schakels die ons verbinden met de oude
Overlevering; zij zijn de levende stem van de Traditie. Om deze reden
zullen wij ze vaak aanhalen, zodat je van begin af aan met hen
vertrouwd kan raken.

11 Idem, 70-73.
32
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD

2. DE HEILIGE SCHRIFT

De tweede zuil is de Bijbel. Het is het boek der boeken. “De heilige Schrift
is het woord van God, voor zover dit onder ingeving van de Heilige
Geest schriftelijk is vastgelegd.”12
Het bevat twee grote delen:
1. Het oude Testament, dat 46 boeken bevat en de schepping van de
wereld tot de komst van Jezus beslaat. Deze boeken omvatten:
a) Historische boeken:
Genesis (Gen.) 2 Koningen (2 Kon.)
Exodus (Ex.) 1 Kronieken (1 Kron.)
Leviticus (Lev.) 2 Kronieken (2 Kron.)
Numeri (Num.) Ezra (Ezra)
Deuteronomium (Deut.) Nehemia (Neh.)
Jozua (Joz.) Tobit (Tobit)
Rechters (Re.) Judit (Judit)
Ruth (Ruth) Ester (Est.)
1 Samuel (1 Sam.) 1 Makkabeeën (1 Makk.)
2 Samuel (2 Sam.) 2 Makkabeeën (2 Makk.)
1 Koningen (1 Kon.)
b) Wijsheids boeken:
Job (Job) Hooglied (Hoogl.)
Psalmen (Ps.) Wijsheid (Wijsh.)
Spreuken (Spr.) Ecclesiasticus of Jezus Sirach (Sir.)
Prediker (Pr.)

TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Dei Verbum, 9; KATECHISMUS VAN


12

DE KATHOLIEKE KERK, 81.


33
CARLOS MIGUEL BUELA

c) Profetische boeken:
Jesaja (Jes.) Obadja (Ob.)
Jeremia (Jer.) Jona (Jona)
Klaagliederen (Klaagl.) Micha (Mi.)
Baruch (Bar.) Nahum (Nah.)
Ezechiël (Ez.) Habakuk (Hab.)
Daniël (Dan.) Sefanja (Sef.)
Hosea (Hos.) Haggai (Hag.)
Joël (Joël) Zacharia (Zach.)
Amos (Am.) Maleachi (Mal.)
2. Het Nieuwe Testament bestaat uit 27 boeken en omvat de geboorte
van Jezus tot het einde van de wereld, wanneer Jezus zal terugkeren
bij de tweede komst om de geschiedenis te beëindigen. Het zijn:
a) De vier Evangelies:
Het evangelie volgens Matteüs (Mat.)
Het evangelie volgens Marcus (Mar.)
Het evangelie volgens Lucas (Luc.)
Het evangelie volgens Johannes (Joh.)
b) Wat de Apostelen deden:
Handelingen van de Apostelen (Hand.)
c) De brieven van de H. Paulus:
Dit zijn veertien brieven die de heilige apostel Paulus heeft gestuurd
aan verschillende mensen en gemeenschappen. Hij stuurde
bijvoorbeeld twee brieven aan de christenen van Tessalonica.
Romeinen (Rom.) 1 Tessalonica (1 Tess.)
1 Korinte (1 Kor.) 2 Tessalonica (2 Tess.)
2 Korinte (2 Kor.) 1 Timoteüs (1 Tim.)
Galaten (Gal.) 2 Timoteüs (2 Tim.)
34
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD

Efeze (Ef.) Titus (Tit.)


Filippi (Fil.) Filémon (Filem.)
Kolosse (Kol.) Hebreeën (Heb.)
d) Zeven brieven van de andere Apostelen:
Jakobus (Jak.) 2 Johannes (2 Joh.)
1 Petrus (1 Petr.) 3 Johannes (3 Joh.)
2 Petrus (2 Petr.) Judas (Judas)
1 Johannes (1 Joh.)
e) Het laatste boek:
Dit wordt Openbaring (Op.) genoemd, of Apokalyps (Apok.), en het
werd geschreven door de heilige Apostel Johannes.
Men noemt de Bijbel de ‘heilige Schrift’ omdat de oorspronkelijke
auteur God is en daarom is het werkelijk het woord van God. Het
“dient ook om te onderrichten in de waarheid en dwalingen te
weerleggen, om de zeden te verbeteren en de mensen op te voeden
tot een rechtschapen leven, zodat de man Gods voor zijn taak
berekend is en toegerust voor elk goed werk” (2 Tim. 3,16-17).
Het is de Apostolische Traditie die de Kerk liet onderscheiden
welke geschriften gerekend dienden te worden tot de lijst van de
heilige Boeken.13 Deze hele lijst wordt de “Canon” van de Schrift
genoemd. Omdat je in de catechismus vaak aanhalingen van de heilige
Schrift tegenkomt, zou het handig zijn om jezelf vertrouwd te maken
met de namen van de 73 boeken, die geïnspireerd zijn door de Heilige
Geest om aan ons het Woord van God over te dragen.
Om het eenvoudiger te maken een specifieke tekst te vinden, zijn
de boeken onderverdeeld in hoofdstukken en elk hoofdstuk is weer
onderverdeeld in zinnen of verzen; deze indelingen zijn genummerd.
Bijvoorbeeld; Efeziërs 3,18-19 verwijst naar de brief van de heilige

13 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Dei Verbum, 8, 3.


35
CARLOS MIGUEL BUELA

apostel Paulus aan de Christenen van Efeze, hoofdstuk 3, vers 18 tot


en met 19.
Het is erg belangrijk dat je de heilige Schrift kent, in het bijzonder
het Nieuwe Testament.

Er wordt van de heilige Lodewijk, koning van Frankrijk, gezegd dat


hij vlak voor zijn dood zijn zoon, de troonopvolger, riep en hem als
laatste advies meegaf: “Luister naar het Woord van God en bewaar
het in je hart”.14 Jij zou dit advies ook in praktijk moeten brengen.

3. HET LEERGEZAG VAN DE KERK

De derde zuil is het Leergezag van de Kerk: dat houdt alles in wat de
heilige Katholieke Kerk onderricht in de persoon van de heilige Vader
en de bisschoppen in eenheid met hem.
Jezus zelf leerde ons dat de Paus de rots zou zijn waarop Hij zijn Kerk
zou bouwen15 en dat deze “rots” volgens de belofte van de Heer zelf zo
stevig is (vooral in zaken van geloof en moraal), dat “de poorten der
hel haar niet zullen overweldigen” (Mat. 16,18).
De Kerk heeft tot nu toe 266 pausen gehad, beginnend met de
heilige Petrus en tot vandaag Paus Franciscus. De meesten onder hen
waren heiligen, enkelen waren echte zondaars, maar absoluut geen één
van hen is een ketter geweest. Met ander woorden, geen enkele paus
onderrichtte ooit formeel een leugen of dwaling inzake geloof of
moraal, dat wil zeggen, over wat wij moeten geloven en over wat wij
moeten doen. Dus waar de heilige Vader is, daar is de Kerk; waar de
Kerk is, daar is Jezus; en waar onze Heer Jezus Christus is, daar zijn
de stromen van het leven, de waarheid en de oneindige liefde van God.
Jezus beloofde dat de pausen onfeilbaar zouden zijn, toen Hij
tegen Petrus zei, en in hem tot al zijn opvolgers: “Ik heb voor U

14 Geestelijk Testament aan zijn zoon, Acta Sanctorum Augusti 5, 1868, p. 546.
15 Vgl. Mat. 16,18.
36
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD

gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken… versterk dan op uw beurt


uw broeders”(Luc. 22,32).
Bij uitzonderlijke gelegenheden roept de heilige Vader alle
bisschoppen van de hele wereld samen opdat zij onder zijn leiding
werken aan onderwerpen betreffende het geloof, de moraal en de
discipline. Deze samenkomsten worden Oecumenische Concilies
genoemd. De besluiten van deze concilies moeten door de paus
worden goedgekeurd om ze geldig te doen zijn.
Samenvattend kunnen we zeggen dat de geloofswaarheden waarin
wij moeten geloven, de dingen die wij moeten doen en de dingen die
wij niet moeten doen, dat wat wij moeten ontvangen en waar wij voor
moeten bidden (als wij het eeuwig leven willen bereiken), dat al deze
dingen gevonden kunnen worden in de heilige Traditie, in de heilige
Schrift en in het Leergezag van de Kerk, welke tot stand komt door
de heilige Vader alleen of in samenwerking met de bisschoppen in een
Oecumenisch Concilie. Als een persoon niet gelooft of weigert te
aanvaarden wat de heilige Vader leert over geloof en moraal, dan heeft
deze persoon, ongeacht hoe goed hij of zij ook moge zijn, niet het
katholieke geloof.
Om de schat van de ware leer van Christus te kennen, is het niet
genoeg de heilige Schrift te lezen of de Traditie te kennen of ze beide
te aanvaarden; maar is het ook noodzakelijk om te luisteren naar de
interpretatie die de paus geeft, met het hoogste gezag dat hij van
Christus ontvangen heeft, en deze te aanvaarden. Als dit niet zo zou
zijn, zouden wij “net zoveel afscheidingen in de Kerk hebben als er
priesters zijn,” zoals de heilige Hiëronymus heeft gezegd.16
Samenvattend:
“Wat Christus aan de apostelen heeft toevertrouwd, hebben zij
overgeleverd door hun prediking en hun geschriften onder ingeving

16 H. HIËRONYMUS, Dialogus contra Luciferianos, PL: 23, 173.


37
CARLOS MIGUEL BUELA

van de Heilige Geest, aan alle geslachten tot de glorievolle wederkomst


van Christus.
"De heilige Overlevering en de heilige Schrift vormen één heilige
schat van het woord Gods"(2e Vaticaans Concilie, Dei Verbum 10),
waarin de op aarde pelgrimerende kerk, als in een spiegel, God
aanschouwt, bron van al die rijkdom.
"De Kerk bestendigt in haar leer, leven en eredienst alles wat zij is,
en alles wat zij gelooft, en zij geeft dit door aan alle geslachten"(2e
Vaticaans Concilie, Dei Verbum 8).
Dankzij de bovennatuurlijke geloofszin houdt het gehele
Godsvolk niet op de gave van de goddelijk openbaring te ontvangen,
er dieper in door te dringen en meer vanuit de openbaring te leven.
De opdracht het woord van God authentiek te verklaren is alleen
toevertrouwd aan het leergezag van de Kerk: de paus en de
bisschoppen in verbondenheid met hem.
"Heel de goddelijke Schrift is slechts één boek en dit ene boek is
Christus, 'want heel de goddelijke Schrift spreekt van Christus en heel
de goddelijk Schrift wordt vervuld in Christus'"(Hugo van Sint Victor,
De Arca Noe 2,9).
"De heilige boeken bevatten het Woord van God en, wegens hun
geïnspireerd karakter, zijn ze werkelijk het woord van God"(2e
Vaticaans Concilie, Dei Verbum 24).
God is de auteur van de heilige Schrift, terwijl Hij zijn menselijke
auteurs inspireert; Hij werkt in en door hen. Hij geeft zo de zekerheid
dat hun geschriften zonder dwaling de heilzame waarheid leren (Vgl.
2e Vaticaans Concilie, Dei Verbum 11)
De interpretatie van de geïnspireerde Schriften moet voor alles
letten op hetgeen God door de heilige auteurs voor ons heil wil
openbaren. "Wat van de Geest komt, wordt alleen door de werking
van de Geest ten volle verstaan" (Origenes, Hom. in Ex. 4,5).

38
DE ONTMOETING VAN DE MENS MET GOD

De Kerk ontvangt en vereert de 46 boeken van het Oude en de 27


boeken van het Nieuwe Testament als geïnspireerd.
De vier Evangelies nemen een centrale plaats in, aangezien
Christus Jezus er het middelpunt van is.
De eenheid van de beide testamenten komt voort uit de eenheid
van Gods heilsplan en zijn openbaring. Het Oude Testament bereidt
het Nieuwe Testament voor, terwijl dit laatste de vervulling is van het
Oude Testament; beide verklaren elkaar wederzijds; beide zijn het
ware woord van God.
"De Kerk heeft de heilige Schriften, zoals ook het lichaam des
Heren zelf, altijd vereerd" (2e Vaticaans Concilie, Dei Verbum 21):
beide voeden en sturen heel het christelijk leven. "Uw woord is een
lamp voor mijn voeten, het is een licht op mijn pad" (Ps. 119, 105),
(Vgl. Jes. 50, 4).”17

17 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 96-100; 134-141.


39
CARLOS MIGUEL BUELA

40
HOOFDSTUK DRIE
HET ANTWOORD VAN DE MENS AAN GOD

1. IK GELOOF18

“Het geloof is een zich persoonlijk bekennen van de hele mens tot
God die zich openbaart. Het brengt met zich mee dat men zich met
verstand en wil bekent tot de openbaring die God over zichzelf in
woord en daad gedaan heeft.
‘Geloven’ houdt dus een dubbele verwijzing in: naar de persoon en
naar de waarheid; naar de waarheid door het vertrouwen in de persoon
die haar verkondigt.
Wij moeten in niemand anders geloven dan in God, de Vader, de
Zoon en de Heilige Geest.
Het geloof is een bovennatuurlijke gave van God. Om te geloven
heeft de mens de innerlijke bijstand van de Heilige Geest nodig.
‘Geloven’ is een menselijke, bewuste en vrije daad, die
beantwoordt aan de waardigheid van de menselijke persoon.
‘Geloven’ is een kerkelijke daad. Het geloof van de Kerk gaat
vooraf aan ons geloof, brengt dit voort, draagt het en voedt het. De
kerk is de moeder van alle gelovigen. ‘Niemand kan God als Vader
hebben als hij de Kerk niet als Moeder heeft’19.”

2. WIJ GELOVEN20

“‘Wij geloven al wat er vervat ligt in Gods geschreven of overgeleverd


woord en wat de Kerk (...)ons voorhoudt te geloven als van Godswege

18 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 176 – 181.


19 H. CYPRIANUS, De catholicae unitate ecclesiae, PL 4, 503A.
20 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 182 – 184.
CARLOS MIGUEL BUELA

geopenbaard’21
Het geloof is noodzakelijk voor het heil. De Heer zelf bevestigt dit:
‘Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft,
zal veroordeeld worden’ (Mar. 16,16).
‘Het geloof is een voorproef van de kennis die ons in het
toekomstig leven gelukkig zal maken.’22”

3. JONGEREN EN GELOOF

“De waarheid zoeken, haar ontdekken en zich verheugen wanneer we


haar gevonden hebben, is een van de meest vreugdevolle dingen van
het leven,” zei de H. Johannes Paulus II tot de jongeren. Iedereen die
de waarheid zoekt, is op zoek naar God, die de eeuwige waarheid is.
Daarom heeft iedere jongere die op zoek is naar God, zich ingescheept
voor een aangrijpend avontuur: “God ontdekken, het Evangelie
ontdekken en de Verlosser vinden is zeker – dat verzeker ik u – een
wonderbaarlijk avontuur”.23 Het is het grote avontuur van het kennen
van Jezus Christus!
Een avontuur zonder hindernissen is geen avontuur, dus is het
zeker dat degene die zich inschepen voor dit avontuur moeilijkheden
zullen tegenkomen. Een van deze moeilijkheden is de tegenstand die
het geloof zal tegenkomen in het atheïsme in al zijn dimensies, dat
zonder twijfel “het meest serieuze probleem van onze tijd is”.24 Dit
werd ook bevestigd tijdens het Tweede Vaticaans Concilie: “want een
schepsel zonder de Schepper verdwijnt in het niet”.25 In feite is er nog
nooit in de geschiedenis van de mensheid een atheïsme geweest dat
zo militant was als in onze tijd. Niet alleen beheerst het de geest van
veel moderne filosofen, het is ook een ware ideologie geworden en het

21 Z. PAULUS VI, Credo van het volk van God, 20, 1968, 25.
22 H.THOMAS VAN AQUINO, Compendium theologiae 1, 2
23 H. JOHANNES PAULUS II, Tot de jongeren in het stadion van Kampala, 1993.
24 Z. PAULUS VI, Ecclesiam suam, 100.
25 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Gaudium et spes, 36.

42
HET ANTWOORD VAN DE MENS AAN GOD

heeft in veel landen macht gekregen, iets wat nooit eerder gebeurd is
op zo’n wereldwijde schaal. Hoewel het klopt dat het theoretisch
atheïsme, dat het bestaan van God openlijk ontkent en bestrijdt,
minder sterk aan het worden is in de wereld, is dat niet het geval met
het praktisch atheïsme, dat maakt dat mensen ‘leven alsof God niet
bestaat’. Het atheïsme met zijn ontkenning van God, tast God niet
aan. Het is hetzelfde als schieten op een afbeelding van Jezus Christus;
de kogels hebben geen uitwerking op Hem. Feitelijk atheïsme, zelfs
als het zou toenemen tot een ongekende macht, neemt niet het minste
weg van Gods eigen glorie. Bovendien, verre van het vernietigen van
God, werkt hevig en militant atheïsme - tegen de wensen van zijn
aanhangers in – als een manifestatie van de grootheid, de wijsheid, de
almacht, en boven alles van de goedheid en de genade van God.
De psalmist zegt: “Waarom zijn de volken oproerig, gaan zinloos
de natiën aan? (...) spannen samen de groten der aarde, de Heer en zijn
gezalfde trotserend (...) Die troont in de hemel, Hij lacht; Hij maakt,
de Heer, hen tot spot” (Ps. 2,1-4). De heilige Paulus waarschuwt ons:
“Maak u niets wijs; God laat niet met zich spotten.”(Gal. 6,7); en tot
de Korinthiërs, herhaalt de heilige Paulus de woorden van Job: “Er
staat immers geschreven: Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid” (1 Kor.
3,19 en Job 5,13). Het atheïsme doet niets af aan God; degene die door
het atheïsme vernietigd wordt, is de mens zelf. In feite is het atheïsme
een aanval op de mens die “naar Gods beeld geschapen is” (vgl. Gen.
1,27). Het atheïsme weet dat het God niet kan treffen in zijn wezen,
ook godslastering, heiligschennis, haat of de ontkenning van Gods
bestaan (welke slechts een stelling is, want ze wordt aangenomen
zonder bewijs) kunnen dit niet. Maar het kan wel het beeld van God
in de mens vernietigen; dit is de grootste en enige prestatie van het
atheïsme: de vernietiging van de mens. De heilige Ireneüs van Lyon
schreef tegen het einde van de tweede eeuw, dat als het de mens
volledig aan God zou ontbreken, hij dan zou ophouden te bestaan.

43
CARLOS MIGUEL BUELA

“Want de glorie van God is de levende mens; maar de waarheid van


de mens is het zien van God”.26

26 Vgl. H. IRENEÜS VAN LYON, Adversus haereses IV, 20, 7.


44
“Er zijn liederen die altijd mooi zijn, die nooit uit de mode
raken. Er zijn liederen waarvan de echo nooit wordt
uitgedoofd. Ons lied, het lied dat klinkt boven de
oorverdovende geluiden van de geschiedenis van de wereld,
is het Credo, het lied van ons geloof. Hierin belijden wij ons
geloof in de Vader, die ons roept tot het leven; in onze Broer
en Redder Jezus Christus; in de Heilige Geest, die
voortdurend leven schept. Laat ons samen dit lied van ons
geloof zingen.”

H. Johannes Paulus II,


tot de gelovigen van Münster, Duitsland,
1 mei 1987.
INLEIDING
De Kerk heeft een eenvoudige en beknopte samenvatting van de
voornaamste waarheden van het geloof gemaakt, zodat wij de
fundamentele waarheden van het geloof, waarin wij moeten geloven,
niet zullen vergeten, zodat wij God kunnen zeggen dat wij alles
geloven wat Hij ons geleerd heeft, en zodat wij ons katholieke geloof
belijden ten overstaan van God en de mensen. Deze samenvatting
wordt het Credo genoemd, omdat het begint met het Latijnse woord,
Credo, dat betekent: Ik geloof. Het wordt altijd staande gebeden omdat
het een lied van overwinning is; het is de samenvatting van ons geloof
“dat de wereld overwint” (1 Joh. 5,4). De heilige martelaren gaven hun
leven om het katholieke geloof te verdedigen en te belijden, want zij
wisten dat “het onmogelijk is om zonder het geloof aan God te
behagen” (vgl. Heb. 11,6), en zij wilden God behagen. Dit is nog een
reden waarom wij staan als wij het Credo bidden: wij willen onze
bereidheid laten zien om het katholieke geloof te verdedigen en te
verspreiden.
Verder zei Jezus eens: “Ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal
ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader die in de hemel is” (Mat.
10,32).
Een groot martelaar, de heilige Petrus van Verona, doopte zijn
vingers in het bloed van zijn dodelijke wond, aangebracht door zijn
beulen, en schreef hiermee het woord Credo op de grond. Hij maakte
zo duidelijk dat hij stierf voor het katholieke geloof, samengevat in het
Credo, dat ook “symbolum” genoemd wordt.
Het Credo – compendium van ons geloof – bevat twaalf artikelen.
De Catechismus van de Katholieke Kerk deelt deze twaalf artikelen in
drie hoofdstukken in:
-Hoofdstuk Een: Ik geloof in God de Vader
CARLOS MIGUEL BUELA

-Hoofdstuk Twee: Ik geloof in Jezus Christus, de enige Zoon van


God
-Hoofdstuk Drie: Ik geloof in de Heilige Geest
Als je dieper inzicht krijgt in ieder artikel van het Credo, zul je je
bewust worden dat “het Symbolum …met alle zekerheid, de schat van
onze ziel” is.27

“De intieme band die Christus met ons wil


bewerkstelligen is een individuele vriendschap die nooit kan
mislukken. Jezus is trouw; Hij houdt zich aan zijn belofte. Dat
is de reden waarom Christus onze ware vriend is. Je zult geen
reisgenoot vinden die trouwer is dan Hij. Daarom; laat het
niet gebeuren dat jouw antwoord aan Hem zwak is. Geef
Hem niet alleen maar de kleinste vinger van je hand! Open
wijd de poorten van jouw vriendschap voor Hem! Grote
dingen worden niet met kleingeld betaald. Geef Hem je hart,
je verstand, je handen! En als Hij jou persoonlijk roept om
Hem van meer nabij te volgen, weiger Hem dan je gezelschap
niet. Met Christus bestaat er geen verlies! Hij geeft zo rijkelijk
dat je in staat zult zijn anderen te verrijken en, met Hem, de
wereld te veranderen!”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren in Gelsenkirchen, Duitsland,
2 mei 1987.

27 H. AMBROSIUS, Explanatio Symboli, 7: PL 17, 1196.


48
HOOFDSTUK EEN
IK GELOOF IN GOD DE VADER

ARTIKEL 1
“IK GELOOF IN GOD DE ALMACHTIGE VADER,
SCHEPPER VAN HEMEL EN AARDE”

Wij zullen nu de drie waarheden uitleggen die van fundamenteel


belang zijn in dit eerste artikel van ons geloof:
1. God is Eén en toch Drie;
2. God is de Schepper omdat Hij de wereld, de engelen en de
mensen gemaakt heeft;
3. In het begin van de geschiedenis hebben Adam en Eva, de eerste
mensen die door God geschapen zijn, een zonde begaan die wij
erfzonde noemen.

1. GOD IS ÉÉN EN DRIE

1. HET WEZEN VAN GOD

a) De grootheid en de majesteit van God


Wie is God? Hoe moeten we God omschrijven? God en zijn mysteries
overtreffen onze kennis (vgl. Ef. 3,19), en er is geen geschapen
verstand dat God volledig kan kennen, want God is te groot voor ons.
Laten wij een vergelijking maken: stel je voor dat wij alle kennis over
God die verkregen is door de heiligen, de religieuzen, de zusters, de
priesters, de bisschoppen en de paus, alle mannen en vrouwen die in
God geloven, die in het verleden geleefd hebben en die zullen leven
in de toekomst, en zelfs van de engelen en de Maagd Maria konden
samenvoegen; al deze kennis, vergeleken met de werkelijkheid van
God, zou als minder dan een korreltje zand zijn in vergelijking met
CARLOS MIGUEL BUELA

alle dieren, planten, oceanen, de zon, de maan en de sterren. Waarom?


Omdat God oneindig is. Hij wordt niet beperkt door iets of iemand.
Hij is groter dan alle mensen en alle dingen, daar Hij “boven allen”
(Ef. 4,6) staat. Hij is als een oceaan zonder grenzen. Hij is op
onvergelijkbare wijze verheven boven alles wat wij kunnen zeggen en
denken over Hem, want alles buiten God is beperkt en eindig; alleen
God is onbeperkt en oneindig. Met ons beperkte verstand, kunnen wij
Hem die oneindig is niet volledig leren kennen.
b) De transcendentie van God
De heilige Johannes van het Kruis was een grote heilige die niet alleen
God kende en van God hield, maar die God ook op een bepaalde
manier kon ervaren. Hij zei: “alle schepsels van hemel en aarde zijn
niets in vergelijking met God. Bijvoorbeeld: alle schoonheid van de
schepsels (mineralen, planten, dieren, mensen, engelen) is vergeleken
met de oneindige schoonheid van God, heel erg lelijk, zoals Salomo
zegt in het boek Spreuken: ‘bevalligheid is bedrieglijk, schoonheid is
vluchtig’ (Spr. 31,30). Alle gratie en elegantie van de schepsels is
vergeleken met Gods gratie, volslagen grofheid en smakeloosheid.
Vergeleken met de oneindige goedheid van God, kan het goede van
de schepsels van de wereld slecht genoemd worden. ‘Niemand is goed
dan God alleen’ (Luc. 18,19). Al de wijsheid van de wereld en
menselijke bekwaamheid is vergeleken met de oneindige wijsheid van
God, pure en volslagen onwetendheid, zoals de heilige Paulus schrijft
tot de Korintiërs: ‘de wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God’
(1 Kor. 3,19). Al de soevereiniteit en vrijheid van de wereld is
vergeleken met de vrijheid en de soevereiniteit van de Geest van God,
volslagen slavernij, beklemming en gevangenschap. Alle genoegens en
het plezier dat we kunnen ervaren in de wereld, zijn vergeleken met
het grootste genoegen dat God is, intens lijden, kwelling, en bitterheid.

50
IK GELOOF IN GOD DE VADER

Al de rijkdom en de heerlijkheid van de schepping is vergeleken met


de rijkdom die God is, totale armoede en ellende.”28
Ook de heilige Theresia van Jezus zegt: “Niets ontbreekt aan wie
God bezit, God alleen voldoet”29 En de heilige Paulus, die vaak
prachtige visioenen over de dingen van God had, leert ons dat God
onuitsprekelijk is (2 Kor. 12,4), dat wil zeggen, dat Hij onuitsprekelijk
is in menselijke taal. Alles wat de heilige Paulus kon zeggen was: “geen
oog heeft ze gezien, geen oor heeft ze gehoord, geen mens kan het
zich voorstellen, al wat God bereid heeft voor die Hem liefhebben”
(1 Kor. 2,9). God is oneindig “in iedere volmaaktheid”.30 Zo zegt Jezus
ons dat zijn hemelse Vader “volmaakt” is (Mat. 5,48), omdat God alle
volmaaktheden van ieder schepsel in zichzelf bevat: “Hij is het al” (Sir.
43,27).
c) De eenheid van God
Er is slechts één God, omdat als er meerdere goden zou zijn, zij zich
van elkaar zouden moeten onderscheiden door een onvolmaaktheid.
Als dit zo zou zijn, zouden zij niet God zijn die absoluut volmaakt is.
De heilige Schrift leert ons: “Er is slechts één God” (Rom. 3,30).
d) De waarheid van God
Is de waarheid een volmaaktheid? Ja. En God is volmaakt. Dus: God
is waar. Bovendien heeft Christus gezegd: “Ik ben de waarheid” (Joh.
14,6). God is zeker waar: “en dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen
de enige ware God” (Joh. 17,3). Hij heeft eindeloos inzicht: “zijn
inzicht is ongemeten” (Ps. 147,5). God kan zich dus niet vergissen; Hij
kan zichzelf niet bedriegen of worden bedrogen. God spreekt altijd de
waarheid. Hij zegt wat Hij denkt. Hij liegt niet. Hij kan ons niet
misleiden. Hij is absoluut waarheidsgetrouw: “het is voor God

28 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, Aufstieg zum Berge Karmel, Kösel - Verlag,
München, 1990.
29 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 227.
30 EERSTE VATICAANS CONCILIE, Dogmatische Constitutie “Dei Filius” over het

katholieke geloof, DS 1782.


51
CARLOS MIGUEL BUELA

onmogelijk ons te bedriegen” (vgl. Heb. 6,18). Tenslotte: God doet wat
Hij zegt en Hij vervult wat Hij belooft, omdat Hij getrouw is: “Hemel
en aarde zullen voorbij gaan, maar mijn woorden zullen niet voorbij
gaan” (Mat. 24,35). “Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw: zichzelf
verloochenen kan Hij niet” (2 Tim. 2,13). God kan ons niet
teleurstellen.
e) De goedheid van God
Is goedheid een volmaaktheid? Ja. Dus: God is goed, oneindig goed,
want “niemand is goed dan God alleen” (Luc. 18,19). Schepsels zijn
goed omdat zij delen in de goedheid van God. Bij God is er geen
zonde, en dus is Hij driemaal heilig: “Heilig, heilig, heilig is de Heer”
(Jes. 6,3). Hij is absoluut welwillend ten opzichte van ons, zijn
schepsels: “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn
eniggeboren Zoon heeft gegeven” (Joh. 3,16).
f) De onveranderlijkheid van God
De mogelijkheid tot verandering is een teken van onvolmaaktheid.
Zulke onvolmaaktheden zijn bijvoorbeeld: iets weten en het later
vergeten, het verliezen van kracht, of iets zeggen en het later
ontkennen. Dit is waarom God niet verandert: Hij is “de Vader der
hemellichten, bij wie geen verandering is of verduistering door
omwenteling” (Jak. 1,17). God is niet onwetend ten aanzien van iets
dat Hij zou moeten weten. Zijn kracht raakt niet uitgeput. Hij spreekt
zijn oordelen niet tegen en verandert zijn beslissingen niet. Hij wordt
niet oud, omdat Hij eeuwig is, eeuwig jong. Hij hoeft zich niet te
bewegen, omdat Hij onmetelijk is. Hij vergeet niets, omdat alles
gelijktijdig aanwezig is in zijn geest. Hij kan niet beter zijn, want hij is
absoluut en ongeëvenaard goed, volmaakt en heilig.
g) De eeuwigheid van God
De engelen hebben een begin – God schiep hen – maar geen einde,
omdat zij niet kunnen sterven. Andere wezens hebben een begin en
een einde, ofwel gedeeltelijk, zoals de mens, waarvan het lichaam

52
IK GELOOF IN GOD DE VADER

vergaat terwijl de ziel intact blijft, ofwel volledig, zoals planten en


dieren die geen onsterfelijke ziel hebben zoals de mensen. Alleen God
heeft geen begin en geen einde, dat wil zeggen, Hij is eeuwig. “Eer de
bergen waren geboren, voldragen aarde en wereld, ja, van eeuwig tot
eeuwig, zijt Gij God, die Gij zijt.” (Ps. 90,2). In God is er geen vóór
of ná, verleden of toekomst; Hij is een voortdurend nu; Hij is een
tegenwoordigheid die noch opgaat noch ondergaat. Alleen God is
God. God is enkelvoudig en onuitspreekbaar, daarom zijn in God
enkelvoudige en onuitspreekbare dingen. Alles wat niet God is, is
gemaakt door een ander; alleen God is niet door een ander gemaakt,
omdat Hij God is. Alle schepsels hebben een geboortedatum. Er was
een ogenblik dat zij ophielden er niet te zijn en begonnen te bestaan.
God is geen schepsel, Hij is de Schepper. Hij is nooit opgehouden niet
te zijn om te kunnen gaan bestaan, omdat God altijd is geweest en
bestaat van alle eeuwigheid, zonder begin of einde, zonder geboorte
of dood. Hij is de enige die niet gedeeltelijk het zijn is, omdat God het
Zijn Zelf is. Hij is de enige die niet gedeeltelijk goed is, want God ís
Goedheid. Hij is de enige die niet een gedeeltelijke waarheid bezit,
want God ís de Waarheid. Hij is de enige die niet bestaat door het
werk van een ander, want God is het Bestaan zelf. Dit patroon zet
zich voort in alle volmaaktheden omdat God ze allen volledig bezit in
een oneindige graad. God is de Schepper want Hij bezit ten volle alles
waarin Hij zijn schepsels laat delen, die Hij vanuit het niets in het
aanschijn roept.
God heeft zichzelf noch gemaakt noch geschapen - dat zou iets
absurds zijn. Als Hij ooit niet zou zijn geweest, kan Hij zich niet het
leven geven, omdat niemand kan geven wat hij niet heeft. In één
woord: God is God, of nog beter God Is. Juist zoals wij er geen moeite
mee hebben ons te realiseren dat God nooit zal sterven – juist omdat
Hij God is – zouden wij ons moeten aanwennen te beseffen dat God
nooit geboren is, geschapen of gemaakt (zelfs niet door Hemzelf), juist
omdat Hij God is.

53
CARLOS MIGUEL BUELA

h) De onmetelijkheid en alomtegenwoordigheid van God


Wij zijn klein, God is groot. Hij is onmetelijk: “Zelfs de hemel en de
hemel der hemelen kunnen U niet bevatten!”(1 Kon. 8,27). Daarom is
God aanwezig in de hemelen, op de aarde en overal. De psalmist roept
uit: “Wáár zou uw geest ik ontkomen? Waar zou ik uw aanschijn
ontgaan? Klom ik op tot de hemel – Gij waart er, lag ik neer bij de
doden – daar staat Gij, sloeg ik dageraadsvleugelen uit, streek ik neer
aan de uiterste zeekust, ook dáár zou uw hand mij geleiden, hield mij
uw rechterhand vast. Voor u heerst in het duister geen duister” (Ps.
139,7-10,12).
i) De wijsheid van God
God weet absoluut alles, van alles heeft Hij kennis: “Heer, Gij weet
alles” (Joh. 21,17). Hij kent zelfs “het aantal regendruppels en korrels
zand van het strand”.31 Bovendien kent God onze gedachten: “Want
de Heer doorgrondt alle harten en doorziet ieders gezindheid” (1 Kron.
28,9), en Hij “weet reeds alles voordat het gebeurt” (Dan. 13,42).
j) De vrijheid en de macht van God
God is de Heer van alles. Zodoende is Hij volledig vrij om te doen
wat Hij wil, hoe Hij het wil en wanneer Hij het wil.
God is tot niets of niemand verplicht; Hij kan niet ondergeschikt
worden, noch aan iemand noch aan iets: “Wat de Heer behaagt geeft
Hij aanzijn: in de hemel en op de aarde, in de zeeën, de diepte der
wateren.” (Ps. 135,6).
Hij kan alles doen wat Hij wil. Hij is almachtig, bezit alle kracht:
“voor God is alles mogelijk” (Mat. 19,26). Hij kan zelfs heiligen van
ons maken!
k) De leiding en de voorzienigheid van God
God bestuurt alles, Hij leidt de geschiedenis en het doen en laten van
de mensen. Als wat gebeurt goed is, is dat zo omdat God het wil. Als

31 H. THOMAS VAN AQUINO, Summa Theologica, I, 23, 7.


54
IK GELOOF IN GOD DE VADER

wat gebeurt slecht is, is dat zo omdat God het toelaat. Het kwade komt
niet van God, maar van het misbruiken van de menselijke vrijheid. En
waarom laat God het kwade toe? Om twee redenen:
1. Om onze vrijheid te respecteren: “Hij heeft vanaf het begin, toen
Hij de mens maakte, die mens aan zijn eigen beslissingen
onderworpen” (Sir. 15,14). God wil ons als Zijn kinderen, niet als
robots.
2. Omdat God zo wijs en machtig is, weet Hij hoe Hij uit het kwade
het goede kan doen voortkomen: “Jullie hebben kwaad tegen mij
beraamd, maar God heeft het ten goede gekeerd” (Gen. 50,20).
In zijn voorzienigheid heeft God alles geordend naar “maat en
getal en gewicht” (Wijsh. 11,20). Hij voedt de vogels in de lucht en
kleedt de lelies in het veld,32 en meer nog zorgt Hij voor ons. Daarom
mogen wij altijd op Hem vertrouwen, onszelf in zijn handen leggen,
zoals de grote vrienden van God gedaan hebben. Camila Rolón heeft
gezegd: “Blind scheep ik mij in op het schip van de Goddelijke
Voorzienigheid en ik ben niet bang voor de stormen die oprijzen van
de woeste zee in dit dal van ellende en ik wacht met levendig geloof
op het einde van deze reis;”33 “De Heer is trouw aan zijn beloften en
Hij zal hen, die hun hoop op Hem hebben gesteld, nooit verlaten.”34
l) De rechtvaardigheid en barmhartigheid van God
God is oneindig rechtvaardig: “Hij zal eenieder vergelden naar zijn
werken” (Rom. 2,6). Hij zal het goede belonen en het kwade straffen.
Hij zal vergelden “met het eeuwige leven hen die door standvastig het
goede te doen streven naar onvergankelijke heerlijkheid en eer; met
straf en toorn hen die weerspannig de waarheid verwerpen en de
ongerechtigheid omhelzen” (Rom. 2,7-8). “God laat niet met zich
spotten” (Gal. 6,7).

32 Vgl. Mat. 6,26.28vv.


33 CAMILA ROLÓN, Brief, 31 juni 1908.
34 CAMILA ROLÓN, Brief , 7 maart 1911.

55
CARLOS MIGUEL BUELA

God is oneindig barmhartig want “God is liefde” (1 Joh. 4,8).


Daarom, “zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die
zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen
bekering nodig hebben” (Luc. 15,7).
m) De eenvoud van God
Zo is God: Hij is het meest uitmuntende en bewonderenswaardige
wezen dat je kunt beschrijven of bedenken; oneindig volmaakt, waar,
goed, onveranderlijk, eeuwig, onmetelijk, alom tegenwoordig,
alwetend, vrij, rechtvaardig, barmhartig en alles regerend door zijn
voorzienigheid.
Maar er is nog iets anders dat je moet weten over hoe God is. Kijk
naar een hond; net zoals jij een lichaam hebt, heeft hij dat ook; maar
hij weet niet hoe hij moet optellen of aftrekken, hij gaat niet naar
school en hij leert niet de catechismus, hij kan niet bidden zoals jij.
Waarom is er dit verschil? Omdat jij een geestelijke ziel hebt die hij
niet heeft. Wij kunnen deze geestelijke ziel niet aanraken met onze
handen, of zien met onze ogen, of wegen op een weegschaal, zoals wij
dat met voorwerpen doen. Dit is zo omdat deze ziel geestelijk,
immaterieel, en onlichamelijk is. Heb je ooit een gedachte gezien met
je ogen? Heb je de liefde, die je voor je moeder hebt, gezien? Nee.
Waarom? Omdat liefde en gedachten geestelijke dingen zijn. God is
geest, hij heeft geen lichaam zoals wij (Jezus heeft een lichaam in
zoverre hij mens is, niet in zoverre Hij God is) en daarom kunnen wij
Hem niet zien met onze ogen, of aanraken met onze handen, noch
kunnen wij Hem wegen; toch kunnen wij Hem liefhebben met alle
krachten van onze ziel: “God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten
Hem in geest en waarheid aanbidden” (Joh. 4, 24).
“Buiten God is er niets goddelijk en aanbiddenswaardig. De mens
vervalt in slavernij als hij de rijkdom, de macht, de staat, de seks, het
plezier, of iets anders dat door God geschapen is, goddelijk of
absoluut maakt, zelfs zijn eigen wezen of zijn menselijk verstand. God

56
IK GELOOF IN GOD DE VADER

alleen is de bron van de fundamentele bevrijding van alle vormen van


afgoderij, want het aanbidden van hetgeen niet waard is om aanbeden
te worden en het relatieve tot absoluut maken, schendt dat wat het
meest innig is in de menselijke persoon; zijn relatie met God en zijn
verwezenlijking als persoon: (…) De ondergang van de afgoden
herstelt in de mens de essentiële ruimte van zijn vrijheid.”35

2. DE HEILIGE DRIE-EENHEID

Wij hebben gezien wat God is en hoe God is. Maar wie is God? Als je
het kruisteken maakt op je borst, druk je uit wie God is. Dit is het
centrale geheim van ons geloof. Laten wij eens kijken. Als je het
kruisteken maakt, zeg je: “In de naam van”, in het enkelvoud, je zegt
niet “in de namen van,” meervoud. Waarom? Omdat er maar één ware
en levende God is. Maar na gezegd te hebben: “In de naam van”,
noem je drie namen: “de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.”
Waarom? Omdat er in de ene, ware en levende God drie
onderscheiden Personen zijn: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Dus, God is niet slechts één, maar drie. Er zijn drie Personen in
Hem. Dit is het mysterie van de heilige Drie-eenheid.
Verwijzend naar de heilige Drie-eenheid, schrijft ons het
katholieke geloof voor “drie Personen te aanbidden, gelijk in majesteit,
onverdeeld in luister.”36
Daarom belijden wij:
1. De onderscheiding van de Personen. De Vader is de Vader, Hij
is noch de Zoon noch de Heilige Geest; de Zoon is de Zoon, Hij is
noch de Vader noch de Heilige Geest; de Heilige Geest is de Heilige
Geest, Hij is noch de Vader, noch de Zoon. Met andere woorden, zij
zijn drie werkelijk onderscheiden Personen.

35 III CONFERENCIA GENERAL DEL EPISCOPADO


LATINOAMERICANO, Documento de Puebla, 491.
36 ROMEINS MISSAAL, Prefatie bij de H.Mis van de heilige Drie-eenheid.

57
CARLOS MIGUEL BUELA

2. De eenheid in natuur. Zij hebben allen één en dezelfde


goddelijke natuur, omdat de Vader God is, de Zoon God is, en de
Heilige Geest God is; zij zijn echter geen drie goden, maar slechts één
ware God.
3. De gelijkheid in waardigheid. De Vader is evenveel God als de
Zoon en als de Heilige Geest; de Zoon is evenveel God als de Vader
en als de Heilige Geest; de Heilige Geest is evenveel God als de Vader
en als de Zoon. “De Vader is onmetelijk, de Zoon is onmetelijk, en
de Heilige Geest is onmetelijk; de Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig,
en de Heilige Geest is eeuwig… de Vader is almachtig, de Zoon is
almachtig, (en) de Heilige Geest is almachtig.”37
De heilige Athanasius zegt dat degene die de Zoon van de Vader
scheidt (denkend dat Hij minder God is dan de Vader) of de Heilige
Geest reduceert tot het niveau van de schepsels, noch de Zoon, noch
de Vader heeft, maar eerder zonder God is, erger dan een ongelovige
en alles behalve een christen. De ketters die de Drievuldigheid van
Personen ontkenden om de Eenheid van de goddelijke natuur te
bekrachtigen, vergisten zich in het mysterie van de Drie-eenheid. Van
de andere kant, zij die de Eenheid van de goddelijke natuur ontkenden,
om de Drievuldigheid van Personen te bekrachtigen, vergisten zich
eveneens in het mysterie van de Drie-eenheid: “zowel Eenheid in de
Drievuldigheid, en Drievuldigheid in de eenheid moeten vereerd
worden.”38
Zoals de kleur, de vorm en de geur van een roos niet drie rozen
vormen, maar slechts één roos; en zoals één keer één niet drie is, maar
één; (1x1x1=1) en zoals de zon een vorm heeft en ons licht en warmte
geeft, maar toch niet drie zonnen zijn, maar één zon; en zoals wij drie
brandende lucifers kunnen samenvoegen, en de drie lucifers slechts
één vlam vormen; op een gelijke manier - alhoewel op een oneindig

37 Vgl. EERSTE CONCILIE VAN NICEA, DS 54; EERSTE EN TWEEDE


CONCILIE VAN CONSTANTINOPEL, DS 86, 213.
38 GELOOFSBELIJDENIS VAN ATHANASIUS, DS 39.

58
IK GELOOF IN GOD DE VADER

verhevener niveau - is God Vader, Zoon en Heilige Geest. Zij zijn niet
drie goden, maar slechts één ware God.
Van alle eeuwigheid denkt God de Vader een gedachte in ieder
opzicht identiek aan hemzelf. Daar het een gedachte van God is, is
deze oneindig zoals Hij. De gedachte of het woord brengt, door
oneindig te zijn, een Persoon voort, de tweede Persoon van de heilige
Drie-eenheid: de Zoon. De Vader en de Zoon, die elkaar kennen,
kunnen elkaar alleen maar liefhebben. Deze liefde is oneindig, daar zij
van God komt, en daarom brengt zij de Derde Persoon van de heilige
Drie-eenheid voort: de Heilige Geest.
Wanneer je dan ook het kruisteken maakt, denk dan aan deze God
die almachtig is en eeuwig, onmetelijk en goed, rechtvaardig en wijs,
Vader, Zoon en Heilige Geest, oneindig gelukkig, mooi, vrij,
transcendent, zuivere en vooruitziende geest. Denk aan deze God die
– niet uit noodzaak, maar uit pure goedheid – andere wezens wil laten
delen in zijn leven, zijn waarheid, zijn liefde en zijn vreugde. God
schiep jou zodat je in staat zou zijn Hem te leren kennen, te beminnen
en te dienen, en zodat je op deze manier erg gelukkig zult zijn in dit
leven, en nog gelukkiger in het volgende leven.
De heilige Franciscus van Assisi, een grote heilige, loofde God op
de volgende manier:
U bent heilig, Heer, enige God, die wonderen tot stand brengt.
U bent sterk, U bent groot, U bent de Allerhoogste.
U bent de almachtige Koning, U bent de heilige Vader,
Koning van de hemel en van de aarde.
U bent Drievoudig en Eén, Heer God, geheel Goed.
U bent de Goede, geheel Goed, hoogste Goed,
Heer God, levend en waarachtig.
U bent Naastenliefde en Liefde, U bent Wijsheid.
U bent nederigheid, U bent geduld, U bent zekerheid.
59
CARLOS MIGUEL BUELA

U bent rust, U bent vreugde en blijdschap.


U bent rechtvaardigheid en mildheid.
U bent al onze rijkdom en voldoening.
U bent schoonheid, U bent bescherming en verdediger.
U bent toevlucht, U bent kracht.
U bent onze hoop, U bent ons geloof.
U bent onze grote zoetheid.
U bent ons eeuwig leven,
grote en bewonderenswaardige Heer,
Almachtige God, Barmhartig, Redder. 39

2. DE SCHEPPING

1. DE HEMEL EN DE AARDE

God heeft altijd bestaan, van alle eeuwigheid af. Buiten Hem bestond
er absoluut niets. Hij heeft alles geschapen in de hemel en op de aarde,
wanneer Hij het wilde en hoe Hij het wilde: “Gij hebt het heelal
geschapen: door uw wil ontstond het en werd het geschapen” (Apok.
4,11).
Alleen God kan scheppen, dat wil zeggen, iets maken uit het niets.
Alles is van Hem afhankelijk, van zijn bestaan en zijn werk, want niets
bestaat uit zichzelf; maar alles bestaat dankzij God. Hij geeft alles het
zijn en het vermogen tot handelen: “Hij bestaat vóór alles en alles
bestaat in Hem” (Kol. 1,17) en Hij is degene die in ons “zowel het
willen als het doen” (Fil. 2,13) tot stand brengt. Hij schiep alles door
zijn Woord, dat wil zeggen, met zijn alvermogende wil. En Hij deed
dit omdat Hij dit wilde.

39Alabanzas; en: SAN FRANCISCO DE ASÍS, Escritos y biografías, Escritos


Líricos, B.A.C., Madrid, 1976, p.60
60
IK GELOOF IN GOD DE VADER

Doe je ogen dicht en je ziet helemaal niets. Doe ze open en je ziet


alles. Op dezelfde manier was er in het begin niets behalve God, en
God maakte alles. De meest volmaakte wezens die God schiep zijn de
engelen en de mensen.

2. DE ENGELEN

De engelen zijn een schare, een leger. De meest bekende onder de


engelen zijn de heilige Michaël, aanvoerder van de engelen; de heilige
Raphaël, beschermer van de reizigers; de heilige Gabriël, die aan de
heilige Maagd verscheen; en de heilige engelbewaarders die God aan
ieder van ons gegeven heeft om ons te beschermen op aarde en ons
naar de hemel te leiden. Jezus zelf zei, verwijzend naar de kinderen:
“Hoedt u ervoor een van deze kleinen te minachten, want Ik zeg u: zij
hebben engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het
aangezicht van mijn Vader die in de hemel is” (Mat. 18,10).
Je kunt altijd bidden:
Engelbewaarder, lieve metgezel, verlaat mij niet dag en nacht. Laat mij niet alleen
want dan verlies ik mijn weg.
Ofwel:
Engel van God die mijn bewaarder zijt, aan wie de goddelijke goedheid mij heeft
toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen.
Een groep engelen gehoorzaamde niet aan God en zij werden slecht,
waardoor zij werden veroordeeld tot de hel: “ook de engelen die
zondigden heeft God niet gespaard, maar naar de onderwereld
verwezen en in duistere holen opgesloten” (2 Petr. 2,4; vgl. Jud. 1,6).
Zij zijn demonen of duivels. Zij zijn jaloers over het feit dat wij niet
willen zijn zoals zij. Zij verleiden ons tot kwaad om ons van de weg
die naar de hemel leidt af te brengen en om ons in de hel te storten.
Om niet in de bekoring te vallen, moeten wij tot God bidden, zoals
Jezus ons geleerd heeft in het Onze Vader: “leid ons niet in bekoring,
maar behoed ons voor het kwaad” (Mat. 6,13). Wij moeten ook de
61
CARLOS MIGUEL BUELA

heilige Maagd Maria beminnen, die de kop van Satan verpletterde,40


zij versloeg hem omdat zij nooit zelfs maar de schaduw van de zonde
heeft gekend. Wij kunnen tenslotte ook de heilige Michaël aanroepen,
die ook Satan ten val bracht; tot hem kun je dit mooie gebed bidden:
Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd; wees onze bescherming
tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken u ootmoedig dat God hem
Zijn macht doet gevoelen. En gij, vorst van de hemelse legerscharen, drijf Satan en
de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan, door
de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.
De duivels kunnen niet alles doen wat zij willen. Zij zijn niet
almachtig; alleen God is almachtig. Zij kunnen alleen doen wat God
toestaat, en zoals de Schrift zegt: “Hij zal niet toelaten dat gij boven
uw krachten beproefd wordt. Met de beproeving bepaalt Hij al het
einde, zodat gij ze kunt doorstaan” (1 Kor. 10,13). Met andere
woorden, als iemand in verleiding valt en een zonde begaat, is dat door
zijn eigen schuld en omdat hij de hulp van God geweigerd heeft. “De
duivel vreest vasten, gebed, nederigheid, en goede werken, en wordt
tot machteloosheid teruggedrongen door het kruisteken” (H.
Antonius, abt).41

3. DE MENSEN

God heeft ook de mens geschapen, Adam en Eva, onze stamouders.


Zij kregen onsterfelijke zielen en werden door de genade verheven tot
het goddelijke leven.
Wij menselijke wezens zijn gemaakt van materie en geest, van
lichaam en ziel. God schiep het menselijk schepsel “samengesteld uit
ziel en lichaam”42 en deze twee zijn op zo’n manier verenigd, dat de
ziel - in zichzelf en essentieel - de vorm van het menselijk lichaam is.43

40 Vgl. Gen. 3,15.


41 H. ATHANASIUS, Het leven van de heilige Antonius Abt.
42 CONCILIE VAN LATERANEN IV, DS 428.
43 Vgl. CONCILIE VAN VIENNE, DS 902; KATECHISMUS VAN DE

62
IK GELOOF IN GOD DE VADER

Het lichaam en de ziel zijn zo verenigd dat zij slechts door de dood
gescheiden worden. Het lichaam valt tot stof uit elkaar, omdat het uit
veel delen is samengesteld. De ziel, die geestelijk is, is niet
samengesteld uit delen, en kan dus niet sterven. Om deze reden is de
ziel edeler dan het lichaam: “Weest niet bevreesd voor hen die wel het
lichaam kunnen doden maar niet de ziel” (Mat. 10,28). De heilige
Johannes Chrysostomus zei dat “zelfs als je heer van de hele wereld
zou zijn, zelfs al was je de koning van de aarde, en zou je alles kunnen
kopen op aarde, dan zou je toch niet in staat zijn een ziel te kopen…de
ziel is kostbaarder dan de hele wereld.”44 De heilige Mary Euphrasia
Pelletier zei: “Een ziel is kostbaarder dan de hele wereld.”45 Het meest
belangrijke dat wij in de wereld moeten doen, en waarin het einddoel
van ons geloof bestaat, is ‘de redding van de zielen’ (vgl. 1 Petr. 1,9).
Onze zielen kennen door middel van het verstand; en zij beminnen
en kiezen door middel van de wil.
Wij moeten altijd ons verstand gebruiken om de waarheid te leren
kennen, omdat slechts “de waarheid u zal vrijmaken” (vgl. Joh. 8,32).
Wij moeten altijd de wil onderwerpen aan het goede, het goede altijd
en voor iedereen doen, nooit en niemand kwaad doen. “Zorgt dat
niemand kwaad met kwaad vergeldt. Streeft steeds naar wat goed is
voor elkaar en voor alle mensen” (1 Tess. 5,15).
God maakt ons vrij zodat wij in staat zijn lief te hebben. Als iemand
“kon zondigen en niet zondigde, kwaad kon aanrichten en het niet
deed” (vgl. Sir. 31,10), dan zou hij veel verdiensten oogsten voor het
eeuwige leven, en de beloning zou groter zijn.

KATHOLIEKE KERK, 365: “De eenheid van lichaam en ziel gaat zo diep dat men
de ziel als de ‘vorm’ van het lichaam moet beschouwen, d.w.z. dankzij de geestelijke
ziel is het uit stof bestaande lichaam een menselijk en levend lichaam; geest en stof
zijn in de mens geen twee met elkaar verenigde naturen, maar hun eenheid vormt
één natuur.”
44 Homilías sobre el Evangelio de San Mateo, Homilía 55, 3, B.A.C., Madrid 1966, p.164 .
45 Motto van het schild van de Congregatie “Our Lady Charity of the Good

Shepherd” en de “Daughters of the Cross”, genomen van H. Johannes Eudes.


63
CARLOS MIGUEL BUELA

Omdat onze ziel geestelijk is, is zij enkelvoudig. Toch leeft zij, kent
zij en bemint zij. Zij heeft dus veel verschillende werkingen, maar zij
is slechts één. Zij is het beeld van God, zuivere drie-ene geest, die het
Leven, de Waarheid en de Liefde is; die Vader, Zoon, en Heilige Geest
is, één ware God. Onze ziel is dus meer dan alleen een beeld; zij bezit
een gelijkenis met God als zij in staat van genade is.
Genade is een gave die God aan de mensen geeft omdat Hij dit wil
en omdat Hij ons liefheeft, zodat “wij kinderen zijn van God. Maar
als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen” (Rom. 8,16-17). Menselijke
wezens zijn kinderen van God daar zij door de genade “deel krijgen
aan Gods eigen wezen” (2 Petr. 1,4). Door de genade delen wij in het
Leven, de Waarheid en de Liefde van God.

3. DE ERFZONDE

1. ONZE STAMOUDERS

Wij begaan een zonde wanneer wij iets doen wat God niet wil. Door
Hem niet te gehoorzamen, beledigen wij Hem. Als het op een ernstige
manier is, wordt het doodzonde genoemd, omdat het de dood brengt
aan het leven van de ziel, dat de genade van God is.46
God gaf Adam niet alleen een lichaam en een ziel, maar nog
belangrijker; God gaf hem de genade die hem tot zoon en vriend van
God maakte. Toen Adam in doodzonde viel, verloor hij deze genade
voor zichzelf en daar hij het hoofd van de mensheid was, verloor hij
ze eveneens voor al zijn afstammelingen; zoals ‘door één mens de
zonde in de wereld is gekomen en met de zonde de dood, zo is de
dood over alle mensen gekomen, aangezien allen gezondigd hebben’
(vgl. Rom. 5,12).
Bijgevolg zijn wij allen in zonde geboren. “Uit onszelf waren wij
een voorwerp van Gods toorn” (Ef. 2,3). Met andere woorden, door

46 Vgl. CONCILIE VAN TRENTE, DS 1512.


64
IK GELOOF IN GOD DE VADER

beroofd te zijn van zijn genade, worden wij als vijanden van God
geboren, wij zijn gevallen schepselen. Daar de zonde van Adam
bedreven werd aan de oorsprong, wordt ze erfzonde genoemd. Zij kan
alleen worden weggevaagd door het Doopsel.
Toen Adam en al zijn afstammelingen de genade van God
verloren, verlieten zij de ordening zoals God die bedoeld had, zij
stortten zichzelf in wanorde, vooral ten opzichte van God. Als een
gevolg hiervan, viel de mens ook in wanorde met zichzelf; met andere
woorden, hij verloor zijn innerlijke ordening en volledige beheersing
over zijn hartstochten. Hij viel ook in wanorde ten opzicht van de
lagere schepsels, die hem vanaf dat moment pijn en lijden zouden
veroorzaken. Omdat de mensen in wanorde vielen in de omgang met
medemensen, ontstond er rivaliteit, afgunst en jaloezie. Uiteindelijk
werd de innerlijke harmonie tussen de ziel en het lichaam verbroken
zo werd de dood binnengeleid in de geschiedenis. “Door één mens is
de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood en zo is de
dood over alle mensen gekomen, aangezien allen gezondigd hebben”
(Rom. 5,12).
Al deze wanordelijkheden zijn gevolgen van de zonden, straffen
voor de zonden. Een zekere macht die de duivel nu over de mensheid
heeft, waarom hij “de vorst dezer wereld” (Joh. 12,31) wordt genoemd,
is ook een straf voor de zonde.
Zonder twijfel zijn dit verschrikkelijke straffen. Het zijn echter
kleine straffen in vergelijking met de uiteindelijke straf die de gehele
mensheid te wachten zou staan; de hel. Alle mensen werden ten
gevolge van Adams oorspronkelijke ongehoorzaamheid veroordeeld
tot deze verschrikkelijke erfenis; geboren worden, lijden, sterven en
tenslotte terecht komen in de hel.
Waarom was de zonde van onze stamouders zo erg en waarom
heeft zij zulke vreselijke gevolgen? Laten wij eens kijken naar een
voorbeeld. Als een soldaat een andere soldaat slaat, krijgt hij als straf
een aantal dagen eenzame opsluiting. Als hij een sergeant slaat, zullen
65
CARLOS MIGUEL BUELA

er meer dagen eenzame opsluiting volgen; als het een kapitein is, nog
meer dagen; en als het een generaal is, zelfs veel meer dagen. Waarom
zouden ze dezelfde soldaat méér dagen van eenzame opsluiting geven,
terwijl de overtreding steeds hetzelfde was? Dit gebeurt omdat de
belangrijkheid en de waardigheid van de beledigde persoon groter is.
Iedere doodzonde is als het ware een oneindige belediging, daar de
belediging niet gemeten wordt naar de persoon die hem begaat, maar
naar de persoon die wordt beledigd. In het geval van doodzonde, is
de persoon die wordt beledigd de oneindig volmaakte God. Daarom
kan alleen God de harmonie herstellen van de wanorde die de mens
veroorzaakt heeft door de zonde. Alleen de oneindige God kon de
oneindige belediging, veroorzaakt door de zonde, vereffenen. Alleen
God kon ons bevrijden van de slavernij van de zonde, van de dood,
van de duivel en van de hel. Alleen God kon ons oprichten uit onze
gevallen staat en de genade herstellen die eens verloren was. Juist zoals
wij onszelf niet kunnen optillen door te trekken aan onze eigen
schoenveters, op dezelfde manier zouden wij onszelf, eenmaal in de
zonde gevallen, niet hebben kunnen oprichten door onze eigen kracht.
God moest een hand reiken van boven en van buiten om ons op te
richten. Deze hand is de genade van God.

2. DE GEVOLGEN

Onze aartsvaders en al hun afstammelingen – dat is dus ieder van ons


– zouden dankzij de erfzonde bestemd zijn om te lijden, te sterven en
naar de hel te gaan voor altijd. God had echter medelijden met ons en
spoedig hierna beloofde Hij een Redder,47 die ons van onze zonden
zou verlossen en ons de verloren genade terug zou geven. Maar deze
Verlosser zou niet meteen komen. God moest de mensen langzaam
voorbereiden opdat zij zouden weten hoe ze Hem zouden kunnen
herkennen.

47 Vgl. Gen. 3,15.


66
IK GELOOF IN GOD DE VADER

Zo koos God een volk uit en sloot een verbond, een bond-
genootschap, met dit volk.
Verscheidene eeuwen na Adam en Eva, koos God een man,
Abraham genaamd, die leefde tussen 1900 en 1800 jaar voor Christus,
om hem tot hoofd van zijn volk te maken. God beloofde hem dat de
Verlosser van de wereld geboren zou worden uit zijn nakomelingen:
“Door u zal zegen komen over alle geslachten op aarde” (Gen. 12,3).
Abraham geloofde in God en daarom wordt hij “onze Vader in het
geloof”48 genoemd.
Abraham had een zoon, Isaac genaamd. Met Isaac hernieuwde
God alle beloften die Hij aan Abraham gedaan had.
Isaac had twee zonen, Esau en Jakob. Jakob had twaalf zonen die
later de twaalf stammen van Israël vormden. Het uitverkoren volk
nam toe in aantal en door een hongersnood moesten zij naar Egypte
vluchten. De Egyptenaren onderdrukten hen 400 jaar lang.
Toen koos God Mozes om zijn volk te bevrijden en het naar het
Beloofde Land te brengen. Dit gebeurde ongeveer 1200 jaar v.C.
Onderweg sloot God een verbond met dit volk op de berg Sinaï, daar
gaf Hij het volk de tien geboden.49
Jozua was degene die het Beloofde Land veroverde. De Rechters
volgden Mozes op in het bestuur van het volk.
Het volk van God had nu een wet en een land. Het miste nog een
politieke structuur. Dus gaf God het volk een koning. De eerste
koning was Saul (1035-1015 v.C.), toen David (1015-975 v.C.), en
tenslotte Salomo (975-935 v.C.). Hierna ontstond een scheuring en het
koninkrijk werd in tweeën verdeeld: Israël en Juda.
Tussen 900 en 800 v.C. verschenen Elia en Elisa als grote profeten
voor het volk. De profeten Amos, Hosea, Jesaja en Micha leefden

48 ROMEINS MISSAAL, Eucharistisch Gebed I.


49 Zie hiervoor pag. 19 en 247
67
CARLOS MIGUEL BUELA

tussen 800 en 700 v.C. Tenslotte de profeten Jeremia en Ezechiël rond


600 v.C.
In deze eeuw veroverden de Perzen het land en namen het
uitverkoren volk in ballingschap mee naar Babylon. In 538 v.C.
keerden de Joden terug naar Palestina, maar werden vrijwel
voortdurend overheerst door vreemden. Eerst werden de Joden
geregeerd door de Perzen tot 332 v.C.; toen door de Grieken tot 143
v.C. Tenslotte leefden de Joden onder Romeins gezag van 63 v.C. en
verder. Er was een korte periode van onafhankelijkheid van 143 tot
63 v.C.
Toen dan de volheid van de tijd gekomen was, werd Jezus Christus,
de Zoon van God, onze Heer en Messias, Verlosser van de wereld,
geboren in Bethlehem. Hij werd geboren uit het zaad van Abraham,
uit de stam Juda en de familie van David. Hij werd geboren uit de
Allerzuiverste Maagd Maria. In Hem werd alles vervuld wat door de
profeten was aangekondigd. Met Hem begon het einde der tijden.
Daarom “is de Redder van de mens, Jezus Christus, het centrum van
het heelal en van de geschiedenis.”50
“Christus, de Verlosser van de wereld, is op een unieke en
onherhaalbare wijze ingetreden in het mysterie van de mens, en Hij is
doorgedrongen tot zijn ‘hart’. Daarom leert het Tweede Vaticaans
Concilie terecht: ‘Inderdaad, het mysterie van de mens wordt pas echt
verhelderd in het mysterie van het Mensgeworden Woord’”.51

“Hoe kan iemand durven vertrouwen in een onstabiele en


kwetsbare wereld, een wereld vol van leugens? Alleen door
vertrouwen te hebben in de goedheid van het door God, die
liefde is, geschapen zijn. Hoe kunnen we tot het uiterste gaan
in dat vertrouwen? Door Christus na te volgen, Hij die in dat
extreme uur van trouw kon zeggen: ‘Vader, in uw handen

50 H. JOHANNES PAULUS II, Redemptor Hominis, I, 1.


51 H. JOHANNES PAULUS II, Redemptor Hominis, II, 8.
68
IK GELOOF IN GOD DE VADER

beveel Ik mijn geest.’ (Luc. 23,46). Vertrouw, met Christus, op


de Vader. Werp jezelf, vanuit het geloof, in de armen van God.
Hij zal je niet teleurstellen. Zijn trouw faalt nooit.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren in de abdij van Echternach (Luxemburg),
16 mei 1985.

69
CARLOS MIGUEL BUELA

70
HOOFDSTUK TWEE
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

ARTIKEL 2
“…EN IN JEZUS CHRISTUS, ZIJN ENIGE ZOON,
ONZE HEER,”

Dikwijls maken wij een kruisteken. Wat betekent dit? Het betekent het
tweede grootste mysterie van ons katholieke geloof: dat Jezus
Christus, de tweede Persoon van de heilige Drie-eenheid, mens is
geworden, geleden heeft en gestorven is aan het kruis om ons te
redden van onze zonden en om ons de genade van God te brengen,
die wij verloren hadden. Hij is de beloofde en de verwachte Verlosser.

1. DE GODHEID VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS

Hoe weten wij dat Jezus God is?

1. ZO HEEFT CHRISTUS HET ONS ZELF GELEERD

“Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader


tenzij de Zoon” (Mat. 11,27), dat wil zeggen, alleen de oneindige
intelligentie van God de Vader kan het oneindige wezen van God de
Zoon kennen, en omgekeerd. Bij een andere gelegenheid zei Jezus: “Ik
ben in de Vader en de Vader is in Mij” (Joh. 14,11); en ook: “opdat zij
allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U” (Joh. 17,21).
Toen Kajafas Jezus vroeg: “Ik bezweer U bij de levende God ons
te zeggen of Gij de Christus zijt, de Zoon van God,” antwoordde de
Heer hem: “Gij zegt het” (Vgl. Mat. 26,63-64; Mar. 14,61).
CARLOS MIGUEL BUELA

2. ZO HEBBEN ZIJN EIGEN VIJANDEN HEM HERKEND

Zij wisten dat Jezus zichzelf verkondigde als de ware Zoon van God:
“Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs
God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk”
(Joh. 5,18). De vijanden van Jezus herkenden Hem ook toen Hij zei:
“Ik en de Vader, Wij zijn één.” (Joh. 10,30). Bij deze gelegenheid
wilden de Joden Jezus stenigen “om een godslastering; dat Gij, een
mens, Uzelf tot God maakt” (Joh. 10,33).
Verder herkenden zij Jezus toen zij Pilatus vroegen Hem te
kruisigen door te zeggen: “Wij hebben een Wet en volgens die Wet
moet Hij sterven, omdat Hij zich voor Gods Zoon heeft uitgegeven”
(Joh. 19,7).

3. ZO HEBBEN DE APOSTELEN HET VERKONDIGD

De heilige Paulus noemt Hem: “onze grote God en Heiland Christus


Jezus” (Tit. 2,13). Hij leert dat “de Christus voortkomt naar het vlees.
God, die boven alles verheven is, zij gezegend tot in eeuwigheid!”
(Rom. 9,5), etc. De heilige Petrus noemt Hem “Heer en Christus”
(Hand. 2,36). Na bevestigd te hebben dat het Woord God was, (het
Woord is de Tweede Persoon van de heilige Drie-eenheid), voegt de
heilige Johannes toe: “Het Woord is vlees geworden en heeft onder
ons gewoond” (Joh. 1,14). In deze verklaring, bevestigt hij dat Jezus
Christus de ware God is (vgl. 1 Joh. 5,20).

4. ZO HEEFT CHRISTUS HET ZELF AANGETOOND

1. Jezus toonde het aan door zijn eigen leven, een waar wonder van
bovennatuurlijke wijsheid en heiligheid: “Wie van u kan aantonen dat
Ik zonde gedaan heb?” (Joh. 8,46).

72
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Om deze reden zeggen wij in de liturgie: “Gij alleen zijt de Heilige;


Gij alleen de Heer; Gij alleen de Allerhoogste.”52
2. Jezus toonde het aan door vele wonderen. In de Schrift wordt naar
de wonderen van Jezus verwezen in achttien tekstgedeelten zonder in
detail te treden. Negenendertig wonderen worden uitgebreid in andere
tekstgedeelten beschreven.53
Op pagina 351 kun je een volledige lijst vinden van de wonderen
van Jezus. Leuk om eens in de Bijbel op te zoeken en je leert er ook
nog wat van.
3. Jezus toonde het aan door veelvuldige voorspellingen, dit noemen
we ook wel intellectuele wonderen (zie pag. 354).
4. Jezus toonde het aan door uit eigen kracht uit de dood te verrijzen.
Hij bevestigt: “Ik geef mijn leven, om het later weer terug te nemen.
Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik
om het te geven en macht om het terug te nemen...” (Joh. 10,17-18).
5. Jezus toonde het aan door het morele wonder van de continuïteit
van de Katholieke Kerk: Christus stichtte zijn Kerk, die een 2000 jaar
lange geschiedenis heeft, vol met tegenstrijdige gebeurtenissen; toch,
ondanks de tijd die verstreken is, heeft zij nog steeds haar
oorspronkelijke kenmerken. Zij houdt bovendien niet op haar
boodschap van heil te verkondigen aan iedereen die het wil zien en
horen. De bestendigheid van de Kerk is absoluut onverklaarbaar als
we alleen met menselijke of natuurlijke blik ernaar kijken.

2. DE MENSHEID VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS

Onze Heer Jezus Christus is de mensgeworden Zoon van God: “Hij


die de ware God is, is ook de ware mens.”54 Jezus heeft een lichaam
en een ziel zoals wij, “Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef

52 ROMEINS MISSAAL, Gloria.


53 Vgl. Mat. 4,23; 8,16; 9,35, etc.
54 H. LEO DE GROTE, Tractatus septem et nonaginta, PL 1657.

73
CARLOS MIGUEL BUELA

gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde” (Heb. 4,15). Jezus
is geboren in Bethlehem.55 Hij heeft een geslachtslijst, een stam-
boom.56 Hij onderwerpt zichzelf aan de besnijdenis.57 Hij heeft
kinderjaren en een jeugd zoals zijn tijdgenoten.58 Hij spreekt, hij kent
honger59 en dorst.60 Hij eet en drinkt.61 Hij slaapt.62 Hij zweet bloed.63
Hij wordt gegeseld en gekruisigd, Hij sterft en wordt begraven.64 Hij
heeft een menselijke ziel. Hij voelt zich bedroefd,65 angstig,66 boos,67
kent liefde,68 geluk,69 en medelijden.70 Ook huilt Hij.71 Hij heeft een
menselijke wil en menselijke verlangens, zoals wij kunnen zien
wanneer Hij als mens72 zijn Vader gehoorzaamt. In de Hof van
Olijven, zegt Hij tot zijn Vader: “Niet wat Ik, maar wat Gij wilt” (Mar.
14,36).
Het feit dat God mens is geworden is een van de grootste
geheimen van ons geloof. Het Latijnse woord voor vlees is caro, carnis.
Daarom wordt het mysterie waardoor God is “vlees geworden” (Joh.
1,14), “Incarnatie” genoemd.
Geen enkele vergelijking of voorbeeld kunnen ons dit wonder
helemaal doen begrijpen. Het gaat ons verstand te boven en is groter
dan het hele universum dat God geschapen heeft. Maar om toch te

55 Vgl. Mat. 2,1.


56 Vgl. Mat. 1,1-17; Luc. 3,23-38.
57 Vgl. Luc. 2,21-22.
58 Vgl. Luc. 4,22.
59 Vgl. Mat. 4,2.
60 Vgl. Joh. 19,28.
61 Vgl. Mat. 11,19.
62 Vgl. Luc. 5,34.
63 Vgl. Joh. 4,6.
64 Vgl. Luc. 22,44.
65 Vgl. Mat. 26.27; Mar. 14.15; Luc. 22.23; Joh. 18.19.
66 Vgl. Mat. 26,37.
67 Vgl. Mar. 14,33.
68 Vgl. Mar. 3,5; Joh. 2,15.
69 Vgl. Mar. 10,21; Joh. 19,26.
70 Vgl. Joh. 11,15; Luc. 10,21.
71 Vgl. Hebr. 2,17; 4,15; 5,2
72 Vgl. Luc. 19,41; Joh. 11,35; Hebr. 5,7.

74
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

proberen een klein deeltje van dit mysterie te begrijpen, zouden wij
ons kunnen voorstellen hoe het zou zijn als wij gebeten zouden
worden door een mier en dan onszelf tot mier zouden maken zonder
op te houden mens te zijn. Hoe groot zou onze nederigheid zijn als
wij een natuur zouden aannemen zo ondergeschikt aan de onze! Hoe
groot moet onze liefde voor de mieren wel niet zijn om dit te doen!
Hoeveel gevaar zouden wij voor hen moeten doorstaan! Hoeveel
lijden! Maar in dit voorbeeld houdt ons gebaar van vrijgevigheid geen
sprong van onbeperktheid naar beperktheid in. Het blijft nog altijd op
het vlak van het beperkte. Wij zijn al beperkt, en we zouden ons alleen
maar nog beperkter maken. Maar God, die oneindig en onbeperkt is,
“heeft zich van zichzelf ontdaan” (Fil. 2,7) en is mens geworden –
eindig en beperkt – zonder op te houden God te zijn.
Dit is echt ongeëvenaard! Wat een nederigheid, wat een liefde, dat
God mens wordt; dat de Heer van het al zichzelf ontledigt, bijna tot
niets wordt! Wat een edelmoedigheid om bereid te zijn al het lijden te
dragen, zoals de Zoon van God geleden heeft door mens te worden,
“opdat de mensen kinderen van God konden worden!”73

3. EÉN HEER JEZUS CHRISTUS,


WAARACHTIG GOD EN WAARACHTIG MENS

Maar het is niet voldoende, te belijden dat Jezus Christus een


menselijke en Goddelijke natuur heeft, ofwel dat Jezus tegelijkertijd
God en mens is. Wij moeten ook bekrachtigen dat de ene Persoon
Christus de beide naturen verenigt. De ene Persoon Christus is de
Persoon die het Woord is, de Tweede Persoon van de Drie-eenheid.
In Christus zijn er geen twee personen, de één Goddelijk en de ander
menselijk; maar er is alleen maar één Persoon, die Goddelijk is.
De heilige Paulus leert ons over Christus: “Hij die is neergedaald,
is dezelfde die ook is opgestegen...” (Ef. 4,10). Hiermee wordt de

73 H. AUGUSTINUS, Preek 185; PL 38, 997-999.


75
CARLOS MIGUEL BUELA

eenheid van de Persoon van Jezus Christus geïllustreerd;


‘neergedaald’, dat wil zeggen dat de Zoon van God een menselijk
lichaam heeft aangenomen, maar ‘opgestegen’, dat wil zeggen dat de
Mensenzoon volgens zijn menselijke natuur werd verheven tot de
grootsheid van het onsterfelijke leven. Dus het is dezelfde Zoon van
God die neerdaalt en de Mensenzoon die opstijgt.74
De volgende uitdrukkingen zijn dus waar: “het Woord is vlees
geworden” (Joh. 1,14); de Maagd Maria is de “Moeder van God”75; zij
hebben de Heer der heerlijkheid (die God is) gekruisigd (vgl. 1 Kor.
2,8), omdat we dat wat iemand doet of ondergaat, toeschrijven aan de
persoon. Het is niet mijn hand die schrijft, maar veeleer ikzelf (mijn
persoon). Als ik met de auto een botsing veroorzaak, is niet mijn voet
schuldig die niet op tijd remde, maar juist ikzelf.
Op dezelfde manier zijn alle handelingen die Jezus deed volgens
zijn menselijke natuur (geboren worden, spreken, werken, wonderen
doen, lijden, sterven), handelingen die moeten worden toegeschreven
aan de Zoon van God, de Goddelijke Persoon. Daarom bezitten al
deze daden, omdat het daden van het Woord van God zijn, een
oneindige waarde; het zijn daden van God. Als er twee personen in
Christus zouden zijn, zou je niet kunnen zeggen dat het Woord is vlees
geworden. Dan zouden wij moeten zeggen dat de Maagd de Moeder
van de Christus-mens is, niet de Moeder van God. Bovendien zouden
wij dan niet kunnen opschrijven dat de Heer der heerlijkheid
gekruisigd was, en dan zouden we nog in zonde leven, want alleen
God kan ons hieruit redden.
Om de eenheid van Christus te benadrukken, ontkenden sommige
ketters de dualiteit van de naturen in Christus. Anderen daarentegen
benadrukten de dualiteit in Christus en dit liep uit op het vernietigen

74 H. THOMAS VAN AQUINO, Summa Contra Gentiles, II, 28


75 CONCILIE VAN EFEZE, DS 251.
76
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

van de eenheid van de Persoon. Al deze pogingen “zijn niet van


God.”76
Het geloof belijdt dat “men één en dezelfde Zoon moet erkennen,
onze Heer Jezus Christus,… erkend in twee naturen,… niet verdeeld
of gescheiden in twee personen, maar één en dezelfde eniggeboren
Zoon, Woord van God, Heer Jezus Christus.”77
Als een persoonseenheid of hypostase, wordt de eenheid van de
twee naturen in Christus hypostatische eenheid genoemd.

ARTIKEL 3
“DIE ONTVANGEN IS VAN DE HEILIGE GEEST,
GEBOREN UIT DE MAAGD MARIA”

Onze Heer Jezus Christus is van alle eeuwigheid geboren uit God de
Vader, zonder een moeder nodig te hebben. In de tijd is Hij als mens
geboren uit een moeder, zonder een vader nodig te hebben.

1. DE ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA

1. HAAR ONGEËVENAARDE GROOTHEID

“God de Vader verzamelde al het water en noemde het de zee. Hij


maakte een verzameling van al zijn genaden, en Hij noemde het
Maria.”78 Daarom noemde de engel Gabriël Maria ‘vol van genade’
(vgl. Luc. 1,28). Maria is het meest nobele schepsel dat ooit bestaan
heeft en ooit zal bestaan. Zij is onvergelijkbaar verheven boven alle
engelen en al de heiligen samen. Waarom? Omdat zij het schepsel was
dat door God was uitverkoren om de Moeder van zijn enige Zoon te

76 Vgl. 1 Joh. 4,3.


77 CONCILIE VAN CHALCEDON, DS 148.
78 H. LOUIS MARIE GRIGNION DE MONTFORT, True Devotion to Mary, Tan

Books and Publishers Inc., Illinois, 1985, 23.


77
CARLOS MIGUEL BUELA

zijn, het enige schepsel dat met liefde haar vlees en bloed gaf zodat de
Tweede Persoon van de heilige Drie-eenheid mens zou kunnen
worden in haar schoot. “Wanneer de Kerk ‘verder doordringt in het
opperste mysterie van de Incarnatie’, denkt zij met grote verering en
eerbied aan de Moeder van Christus. Maria hoort onlosmakelijk bij het
mysterie van Christus en tevens bij het mysterie van de Kerk, vanaf
het begin, vanaf de dag van de geboorte van de Kerk.”79
Om deze reden gaf God opmerkelijke voorrechten aan Maria: zij
is onbevlekt vanaf het eerste ogenblik van haar ontvangenis in de
schoot van haar moeder, de heilige Anna (dat wil zeggen: zij kent geen
erfzonde); zij is tegelijkertijd de volmaakte Maagd en Moeder; zij is de
Moeder van God en de geestelijke Moeder van alle mensen; de
Medeverlosseres, de Middelares en de Uitdeelster van alle genaden;
met ziel en lichaam opgenomen in de hemel; Koningin en Heerseres
van hemel en aarde; Moeder van de Kerk, etc.

2. DE NOODZAAK HAAR TE PRIJZEN

De heilige Augustinus, die Maria erg bewonderde, zegt: “Alle tongen


van de mensen zouden niet voldoende zijn om haar te prijzen zoals
het hoort, zelfs niet als al hun ledematen zich zouden veranderen in
tongen.”80
Met deze woorden kunnen wij haar loven en tot haar smeken:

Met iedere ademtocht van mijn leven, Mientras mi vida alentare,


Al mijn liefde voor u, Todo mi amor para ti.
Lieve Moeder, mijn Moeder! ¡Madre mía, Madre mía!
Zelfs als mijn liefde U vergeet, Aunque mi amor te olvidare
Vergeet mij toch niet! ¡Tú no te olvides de mí!

79 H. JOHANNES PAULUS II, Redemptoris Mater, 27.


80 H. AUGUSTINUS, De Assumptione, PL:40, 1145.
78
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Wij moeten niet denken dat de eer die wij God verschuldigd zijn, zou
verminderen omdat wij eer geven aan Zijn Moeder:
- In de heilige Schrift kunnen we in het boek Spreuken lezen: “de
vaders zijn de roem van hun zonen” (Spr. 17, 6).
- De heilige Alphonsus Maria de Liguori zegt: “Wie kan beweren
dat de eer, aan een moeder geschonken, zich niet uitstrekt tot de eer
van de zoon?”81
- De heilige Bernardus zegt: “Laten wij ons niet verbeelden dat wij
de glorie van de Zoon verduisteren door de grote lof die wij de
Moeder brengen.”82
- De zalige Ceferino Namuncurá zegt: “Zonder het te merken
voerde de liefde voor de Maagd mij naar het kennen en beminnen van
Jezus”.83

3. DE MOEDER VAN GOD

Toen Maria haar nicht Elisabeth ging opzoeken, ontving Elisabeth


haar met de groet “Moeder van mijn Heer” (Luc. 1,43). Maria is dus
de ware Moeder van God, omdat zij God heeft gebaard.
De heilige Cyrillus van Alexandrië, de belangrijkste verdediger van
het Goddelijk moederschap van Maria, zei: “Als iemand Maria niet als
Moeder van God erkent, is dat omdat hij zich van God heeft
verwijderd.”84 Het Concilie van Efese verklaarde plechtig: “de heilige
Maagd is de Moeder van God (Theotokos).”85 Waarom? Omdat de
Allerheiligste Maagd Maria in verwachting is geraakt van de tweede
Persoon van de heilige Drie-eenheid en Hem heeft gebaard. In haar

81 H. ALPHONSUS MARIA DE LIGUORI, Las Glorias de María, 5, 1.


82 H. BERNARDUS, Sermones in Assumptione Beatae Mariae Virginis, Sermo 1, vol. 5,
p. 231.
83 RAÚL ENTRAIGAS, El Mancebo de la Tierra, Ed. Inst. Salesiano de Artes

Gráficas, Buenos Aires, 1970. P. 175.


84 H. CYRILLUS VAN ALEXANDRIË, Epistel 101, 4.
85 DS 111a.

79
CARLOS MIGUEL BUELA

heilige schoot nam het Woord de menselijke natuur aan. “Immers, Hij,
die door haar als mens van de Heilige Geest ontvangen is en die
werkelijk haar Zoon naar het vlees geworden is, is niemand anders dan
de eeuwige Zoon van de Vader, de tweede persoon van de heilige
Drieëenheid.”86

4. HAAR ONBEVLEKTE ONTVANGENIS

De heilige Maagd is dus de ware Moeder van God.


Zij is echter “altijd Maagd”87 gebleven, dat wil zeggen, “voordat zij
voortbracht, tijdens het voortbrengen en blijvend nadat zij
voortgebracht had.”88
De heilige Basilius zei: “Zij die de vrienden van Christus zijn,
kunnen het niet verdragen om te horen dat de Moeder van God op
een bepaald punt zou zijn opgehouden maagd te zijn.”89
Het is waar dat de evangelies verschillende keren verwijzen naar de
‘broers van Jezus’, maar in de taal van de Joden betekent ‘broer’: een
‘naast familielid’. Daarom worden deze ‘broers’ nooit zonen van Maria
genoemd, omdat zij slechts naaste familieleden van Jezus zijn. Ook de
heilige Petrus noemt ongeveer drieduizend mensen ‘broers’ (vgl.
Hand. 2,29) en natuurlijk had de moeder van Petrus geen drieduizend
zonen!
Paus Pius XI verklaarde dat de “Allerheiligste Maagd Maria,
Moeder van God…vanaf het eerste ogenblik van haar schepping en
vanaf het eerste ogenblik van de instorting van de ziel in het lichaam,
door een speciale genade en voorrecht van God, met het oog op de
verdiensten van Jezus Christus, haar Zoon en Verlosser van het
menselijke ras, gevrijwaard was van alle smet van de erfzonde.”90

86 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 495.


87 ROMEINS MISSAAL, Eucharistisch Gebed I.
88 Z. PAULUS IV, 7 Augustus, 1555, DS 993.
89 H. BASILIUS, Homilia in sanctam Christi generationem, n. 5, PG: 31, 1468.
90 PAUS PIUS XI, Ineffabilis Deus, 8 December, 1854: DS 2803.

80
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

5. DE MOEDER VAN ALLE MENSEN

Jezus Christus is degene die de genade van God naar alle mensen
brengt: “Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten” (Joh.
10,10). Door ons naar Jezus Christus te brengen, biedt de Maagd ons
het bovennatuurlijke leven van genade aan; dat is waarom zij de
geestelijke, bovennatuurlijke Moeder van alle mensen is.
“In één en dezelfde schoot Zijner allerzuiverste Moeder heeft
Christus én het vlees aangenomen én tegelijk een ‘geestelijk’ lichaam
met Zich verbonden, gevormd uit ‘allen, die in Hem zouden geloven’
(Vgl. Joh. 17,20). Men kan dus zeggen dat Maria, terwijl ze de Verlosser
in haar schoot droeg, er ook al degenen droeg, wier leven in het leven
van de Verlosser lag opgesloten.”91
Aan de voet van het kruis kreeg de Maagd de opdracht de Moeder
van allen te zijn toen Jezus tegen haar zei, terwijl Hij naar de heilige
Johannes wees: “Zie daar uw zoon” (Joh. 19,26). Op dat moment
vertegenwoordigde de heilige Johannes de hele mensheid. De Maagd
“gaat nu verder vanuit de hemel met het vervullen van de moederlijke
taak als medewerkster in de geboorte en de ontwikkeling van het
Goddelijke leven in de individuele zielen van de verloste mensen.”92
Maria is “onze Moeder in de orde van de genade.”93 Wij moeten
veel van haar houden, omdat “wie Maria bemint inderdaad gezegend
is (heilige Maria Mazzarello).”94
Omdat zij onze Moeder is, onze goede Moeder, en opdat zij ons
altijd zal koesteren, opvoeden en beschermen, kunnen wij onszelf elke
dag aan haar toewijden met dit mooie en oude gebed:

91 H. PIUS X, Encycliek Ad diem illum, 12.


92 Z. PAULUS VI, Apostolische Exhortatie Signum magnum, 21.
93 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen Gentium, 61.
94 Geciteerd in: ALBAN BUTLER, Vida de los Santos, t. II, 3° ed. en español, México

1969, p. 298.
81
CARLOS MIGUEL BUELA

Gezegend zij uw zuiverheid Bendita sea tu pureza


en moge het voor eeuwig zo zijn, Y eternamente lo sea,
want God schept heel zijn behagen Pues todo un Dios se recrea,
in zulke gracieuse schoonheid. En tan graciosa belleza.
Aan U, hemelse prinses, A Ti, celestial princesa
o heilige Maagd Maria Virgen sagrada María
geef ik op deze dag, Yo te ofrezco en este día,
mijn hart, mijn ziel, mijn leven; Alma, vida y corazón;
heb medelijden met mij; Mírame con compasión;
en verlaat mij nooit, lieve Moeder. No me dejes, Madre mía.
Amen. Amén.

Je kunt jezelf ook aan haar toewijden met dit gebed:


O mijn Vrouwe, O mijn Moeder ¡Oh Señora mía! ¡Oh Madre mía!
Ik geef mijzelf geheel aan u; Yo me ofrezco del todo a vos;
en als betuiging van mijn kinderlijke liefde y en prueba de mi filial afecto
wijd ik u toe op deze dag os consagro en este día
mijn ogen, mijn oren, mis ojos, mis oídos,
mijn lippen en mijn hart, mi lengua y mi corazón,
in één woord, mijn hele wezen. en una palabra, todo mi ser.
Daar ik geheel de uwe ben, Ya que soy todo vuestro,
O goede Moeder!, ¡Oh Madre de bondad!,
bescherm mij en verdedig mij guárdame y defiéndeme
als uw eigen bezit. como cosa y posesión vuestra.
Amen. Amén.

De H. Johannes Paulus II heeft het bisschoppelijk motto voor zijn


wapen: ‘Totus Tuus’ (Geheel de Uwe) van de heilige Louis Marie
Grignion de Montfort overgenomen.95

H. LOUIS MARIE GRIGNION DE MONTFORT, True Devotion to Mary, Tan


95

Books and Publishers Inc., Illinois, 1985, 233.


82
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

6. MEDEVERLOSSERES

“De bedroefde Maagd nam met Jezus Christus deel aan het
verlossingswerk toen ze dit offerde in vereniging met het kruis als
slachtoffer … als Medeverlosseres verbonden met Zijn lijden.” 96
“Ieder moment aan de voet van het kruis bood zij het offer van het
leven van Christus aan met de grootste smart en de grootste liefde
voor ons.”97
O, hoezeer beminde de Maagd ons! Hoezeer moeten wij van haar
houden! Liefde wordt immers met liefde beantwoord.

7. OPGENOMEN TEN HEMEL

“Toen de Onbevlekte Moeder van God, Maria altijd Maagd, de loop


van haar aardse leven had voltooid, werd zij met lichaam en ziel
opgenomen in de hemelse glorie.”98
Omdat zij, “vol van genade” (Luc. 1,28), gesierd is met alle
deugden, is zij een voorbeeld van alle deugden voor alle mensen.

8. MACHTIGE VOORSPREEKSTER

Op de bruiloft van Kana (Joh. 2,1-11) liep Jezus op verzoek van de


heilige Maagd vooruit op zijn uur en verrichtte zijn eerste wonder.
Vanaf dat moment is de heilige Maagd doorgegaan om voor ons ten
beste te spreken bij haar Zoon. De heilige kerkvaders en de pausen
noemen haar “machtige voorspreekster”99, omdat zij in staat is alles
van God te verkrijgen wat zij Hem in gebed vraagt. Wij katholieken
gaan naar haar toe met onze smeekbeden “niet omdat wij niet
vertrouwen in de barmhartigheid van God, maar veeleer omdat wij

96 PIUS XI, Epistel Apostolica Explorata res. 2 Februari, 1923.


97 H. LOUIS MARIE GRIGNION DE MONTFORT, Las Glorias de María.
98 PIUS XII, Apostolische Constitutie Munificentissimus Deus, 1 Nov., 1950, 44.
99 GREGORIUS ALASTRUEY, Verhandeling over de heilige Maagd, Madrid: BAC,

1945. P. 771.
83
CARLOS MIGUEL BUELA

onze eigen waardigheid niet vertrouwen; en wij vertrouwen ons toe


aan Maria, zodat haar waardigheid onze armoede kan aanvullen.”100
Wij moeten ons iedere dag tot Maria wenden, vooral door het
bidden van de heilige rozenkrans.101 In Lourdes en Fatima heeft Maria
zelf ons nadrukkelijk gevraagd iedere dag de rozenkrans te bidden.
Iedere katholiek zou een grote devotie tot de Maagd moeten
hebben, voor haar die altijd voor God staat om te bidden voor onze
verlossing. “Hij die zich verzekerd heeft van de hulp van zijn Moeder,
zal niet omkomen voor de eeuwige Rechter.”102 “Het is onmogelijk
voor iemand die zich met vertrouwen tot Maria wendt en door haar
wordt omarmd, om ooit verloren te gaan.”103 Daarom, zoals de heilige
paus Johannes XXIII leert: ”Hij die de helpende hand van Maria
weigert vast te grijpen, brengt zijn redding in gevaar.”104
Laten wij met de heilige Bernardus haar altijd vragen:
Gedenk, o allermildste Maagd Maria,
dat het nog nooit gehoord is,
dat iemand, die tot U zijn toevlucht nam,
die om Uw hulp kwam smeken
en om Uw bijstand vroeg,
door U in de steek werd gelaten.
Gesterkt door dat vertrouwen kom ik tot U,
o Maagd der Maagden
en kniel hier voor U in mijn armzaligheid en zonde.
O Moeder van het Woord, versmaad mijn woorden niet,
maar luister genadig en wil mij verhoren. Amen.

100 H. ANSELMUS.
101 Een praktische methode om de rozenkrans te bidden is te vinden op pag. 366.
102 H. PETER DAMIAAN.
103 Vgl. H. ANSELMUS, PL 158, 956.
104 Epistel Aetate hac nostra. 27 April, 1959.

84
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

9. MOEDER VAN DE KERK

De heilige Maagd wordt Moeder van de Kerk genoemd. Als Moeder


van het Hoofd van de Kerk, Jezus Christus, is zij ook de Moeder van
de ledematen die aan het Hoofd toebehoren, dat wil zeggen van ieder
van ons; zij is Moeder van alle Christenen. “Jezus Christus, het hoofd
van de mensheid, is uit haar geboren; de voorbestemden, die de
ledematen van dit hoofd zijn, moeten uit haar geboren worden. Een
en dezelfde Moeder zal niet het hoofd voortbrengen zonder de
ledematen, noch de ledematen zonder het hoofd….ook in de orde van
de genade worden het hoofd en de ledematen geboren uit dezelfde
moeder.”105 “Op de berg van Calvarië werd Maria op een bijzonder
wijze Moeder van de hele Kerk.”106
Het is normaal dat een zoon eerbied heeft voor zijn moeder.
Daarom huldigt de Kerk - de dochter van Maria - haar Moeder met
veel titels en aanroepingen. Een aantal daarvan betreft de belangrijkste
mysteries of deugden van haar leven: de onbevlekte Ontvangenis, de
Geboorte, de Allerheiligste Naam, de Opdracht in de tempel, de
Reiniging, de Aankondiging, de Visitatie, Moeder van God, Onbevlekt
Hart, Moeder van Smarten, Maria Hulp der Christenen, Maria
Koningin, de Tenhemelopneming, van de Rozenkrans, van Troost,
van de Goddelijke Voorzienigheid, van Barmhartigheid, van de Vrede,
van Vroomheid, van Gezondheid, van Genade, van Hulp, etc. Andere
aanroepingen hebben de naam van de plaatsen waar zij verschenen is
of waar er devotie voor haar is. Bij voorbeeld: Onze Lieve Vrouw van
Lourdes, van Fatima, van Luján, van Itatí, van de Vallei, van
Montserrat, van Pompei, van de Karmel, van Pillar, van de Sneeuw,
van Guadalupe, van de Hof, etc. Dit zijn allemaal titels of
aanroepingen van de ene en enige Maagd Maria, Moeder van God en
onze moeder. Wij kunnen haar met elke naam aanroepen die wij

105 H. LOUIS MARIE GRIGNION DE MONTFORT, True Devotion to Mary, Tan


Books and Publishers Inc., Illinois, 1985, 32.
106 H. ALPHONSUS DE LIGUORI.

85
CARLOS MIGUEL BUELA

verkiezen. Zij zal ons altijd onmiddellijk te hulp komen, zoals een
goede moeder die altijd het beste voor haar kinderen wil.

2. DE MYSTERIES VAN HET LEVEN VAN CHRISTUS

1. HET HELE LEVEN VAN CHRISTUS IS EEN MYSTERIE

Wij weten al dat de eeuwige Vader van Christus God de Vader is; dat
Christus de tweede Persoon van de heilige Drie-eenheid is, waarachtig
God en waarachtig mens, verenigd in één Persoon; en dat Zijn Moeder
de allerheiligste Maagd Maria is, zoals door de engel Gabriël werd
aangekondigd.107
“Veel zaken waardoor de menselijke nieuwsgierigheid met
betrekking tot Jezus geboeid wordt, komen niet voor in de Evangelies.
Er wordt bijna niets gezegd over zijn leven in Nazareth, en zelfs een
groot gedeelte van zijn openbare leven komt niet ter sprake. Wat in de
Evangelies geschreven staat, dat is opgetekend ‘opdat gij moogt
geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door
te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.’ (Joh. 20,31)
De Evangelies zijn geschreven door mensen die tot de eerste
gelovigen hoorden en die anderen in dit geloof wilden laten delen.
Toen zij eenmaal in het geloof de Persoon van Jezus hadden leren
kennen, hebben zij de sporen van zijn mysterie in heel zijn aardse
leven kunnen laten zien. Vanaf de doeken van zijn geboorte tot aan
de zure wijn van zijn Lijden en de zweetdoek van zijn Verrijzenis, alles
in het leven van Jezus was een teken van zijn Mysterie. Zijn daden,
wonderen en woorden, alles onthulde dat ‘in Hem de Godheid in heel
haar volheid lijfelijk aanwezig was.’ (Kol. 2,9) ”108

107 Vgl. Luc. 1,26-28.


108 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 514-515.
86
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

De geografische ligging van het land van Jezus


De Aankondiging vond plaats in Nazareth, een dorp in Galilea in de
noordelijke streek van Palestina dichtbij de steden Kana, Naïn,
(gelegen rond het Meer van Genezareth, ook wel bekend als het Meer
van Tiberias of van Galilea) Kafarnaüm, Bethsaïda, Magdala, Tiberias,
etc. Er waren twee andere streken in Palestina: de streek in het
centrum, Samaria geheten, waar de stad Sichar lag; en de zuidelijke
streek, Judea genaamd, waar de stad Jeruzalem lag en de steden
Bethlehem, Bethanië, en Jericho. Palestina is gelegen in Klein Azië,
aan de oostelijke kust van de Middellandse Zee. Momenteel is het
gebied grotendeels bezet door de staat Israël.

2. DE MYSTERIES VAN DE KINDERJAREN EN HET


VERBORGEN LEVEN VAN CHRISTUS

a) Het mysterie van de Geboorte


Vanwege een volkstelling op bevel van de Romeinse Keizer (omdat
Palestina in die tijd politiek bij het Romeinse Keizerrijk hoorde),
moesten de Maagd Maria en de heilige Jozef, haar echtgenoot, naar de
stad Bethlehem gaan, die ongeveer acht kilometer ten zuiden van
Jeruzalem ligt. Daar werd onze Heer Jezus Christus, de Verlosser van
de wereld, geboren in een arme en nederige stal.109
Wij vinden een bericht van de geboorte van onze Heer in het
Evangelie van Lucas:
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus, dat er een volkstelling
moest gehouden worden in heel zijn rijk. Deze volkstelling had voor het eerst plaats
toen Quirinius landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis, ieder naar zijn eigen
stad om zich te laten inschrijven. Ook Jozef trok op en omdat hij behoorde tot het
huis en geslacht van David, ging hij van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea,
naar de stad van David, Bethlehem geheten, om zich te laten inschrijven, samen
met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl zij daar verbleven, brak het

109 Vgl. Luc. 2,1-20


87
CARLOS MIGUEL BUELA

uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht haar zoon ter wereld, haar
eerstgeborene, wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat
er voor hen geen plaats was in de herberg. In de omgeving bevonden zich herders die
in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. Plotseling stond een
engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren, zodat
zij door grote vrees werden bevangen. Maar de engel sprak tot hen: ‘Vreest niet,
want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele
volk. Heden is ons een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David.
En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken
gewikkeld en liggend in een kribbe’. Opeens voegde zich bij de engel een hemelse
heerschare; ze verheerlijkten God met de woorden: ‘Eer aan God in den hoge en
op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft.’
Zodra de engelen weer van hen waren heengegaan naar de hemel, zeiden de
herders tot elkaar: ‘Komt, laten we naar Bethlehem gaan om te zien wat er gebeurd
is en wat de Heer ons heeft bekend gemaakt.’ Ze haastten zich er heen en vonden
Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag. Toen ze dit gezien
hadden, maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was. Allen die het
hoorden, stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden. Maria
bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat
zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was. (Luc. 2,1-20)
“De Kerk viert ieder jaar het mysterie van deze grote liefde van
God voor de mens (op 25 december).”110
b) De mysteries van de kinderjaren van Jezus
De Besnijdenis: Jezus werd besneden op de achtste dag volgens de wet.
Het evangelie vertelt:
Nadat de acht dagen voorbij waren en men Hem moest besnijden, ontving Hij de
naam Jezus, zoals Hij door de engel was genoemd voordat Hij in de moederschoot
werd ontvangen. (Luc. 2,21)

H. CAROLUS BORROMEUS, Cartas Pastorales, Acta Ecclesiae Mediolanensis. T. II,


110

Lyon 1683, 916-917.


88
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

De Epifanie (Openbaring des Heren): Jezus werd aanbeden door drie


wijzen uit het Oosten, aan wie Hij werd geopenbaard als de Messias,
als de Zoon van God en de Verlosser van de wereld. Dit mysterie is
bekend als de Epifanie (wat ‘openbaring’ betekent), omdat het de
eerste openbaring van de Heer aan de heidenen is.
Het Evangelie volgens de heilige Matteüs bericht:
Toen dan Jezus in Bethlehem te Juda geboren was ten tijde van koning Herodes,
kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het Oosten en vroegen: ‘Waar is de pasgeboren
koning van de Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn
gekomen om Hem onze hulde te brengen.’ Toen koning Herodes dit hoorde, werd
hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en
Schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor, waar de Christus
moest geboren worden. Ze antwoordden hem: ‘Te Bethlehem in Juda. Zo immers
staat er geschreven bij de profeet: En gij, Bethlehem, landstreek van Juda, gij zijt
volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman
te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.’ Toen ontbood
Herodes in het geheim de Wijzen en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de
ster verschenen was. Daarop zond hij hen naar Bethlehem met de opdracht: ‘Gaat
een zorgvuldig onderzoek instellen naar dat Kind, en wanneer gij het gevonden hebt,
bericht het mij dan, opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.’ Na de koning
aanhoord te hebben vertrokken zij. En zie, de ster die zij in het oosten gezien
hadden, ging voor hen uit totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond stil
bleef staan. Op het zien van de ster, werden zij vervuld met overgrote vreugde. Zij
gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën
neervallend betuigden zij het hun hulde. Ze haalden hun schatten tevoorschijn en
boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. (Mat. 2,1-11)
De Opdracht van Jezus in de Tempel: “Jezus wordt herkend als de zo
lang verwachte Messias, ‘licht van de volken’ en ‘glorie van Israël’,
maar ook als ‘teken van tegenspraak’. Het zwaard van smart, dat Maria
voorzegd is, kondigt dat andere volmaakte en unieke offer van het

89
CARLOS MIGUEL BUELA

kruis aan, dat het heil zal schenken dat God ‘voor alle volken bereid
heeft’.”111
Toen de tijd aanbrak, waarop zij volgens de wet van Mozes gereinigd moesten
worden, brachten zij het Kind naar Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen,
volgens het voorschrift van de Wet des Heren: Elke eerstgeborene van het mannelijk
geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepaling van de
Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven.
Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man,
die Israëls vertroosting verwachtte en de Heilige Geest rustte op hem. Hij had een
godsspraak ontvangen van de Heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen
voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest
gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar
binnenbrachten om aan Hem het voorschrift van de Wet te vervullen, nam ook hij
het Kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: ‘Uw dienaar laat
gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil
aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen
straalt, een glorie voor uw volk Israël’.
Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd.
Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder:
‘Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat
weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en
uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.’
Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël uit de stam van
Aser. Zij was hoogbejaard, en na haar jeugd had zij zeven jaar met haar man
geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in
de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam
zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van
Jeruzalem verwachtten. (Luc. 2,22-38)
De Vlucht naar Egypte: “De vlucht naar Egypte en de kindermoord
laten de tegenstelling zien tussen de duisternis en het licht; ‘Hij kwam

111 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK. 529.


90
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet’. Heel het leven van
Christus zal in het teken van de vervolging staan. De zijnen delen met
Hem in deze vervolging, Zijn terugkeer uit Egypte herinnert aan de
uittocht en stelt Jezus voor als de definitieve bevrijder.”112
Deze gebeurtenis is verhaald door de heilige apostel en evangelist
Matteüs:
En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te
keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
Na hun vertrek verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak:
‘Sta op, neem het Kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte, en blijf daar tot ik u
waarschuw, want Herodes komt het Kind zoeken om het te doden.’
Hij stond op en week in de nacht met het Kind en zijn moeder naar Egypte uit.
Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervulling zou gaan wat de
Heer gesproken had door de profeet: Ik heb mijn Zoon geroepen uit Egypte.
Zodra Herodes bemerkte, dat hij door de Wijzen om de tuin geleid was, ontstak
hij in hevige toorn; hij zond zijn mannen uit en liet in Bethlehem en heel het gebied
daarvan al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger, in overeenstemming met
de tijd waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig had gevraagd.
Toen ging in vervulling het woord dat door de profeet Jeremia gesproken was:
Een klacht werd in Rama gehoord, geween en luid gejammer: Rachel, wenend om
haar kinderen, wil niet getroost worden, omdat zij niet meer zijn.
Nadat Herodes gestorven was, verscheen in Egypte een engel van de Heer in een
droom aan Jozef en zei: ‘Sta op, neem het Kind en zijn moeder en trek naar het
land Israël, want die het kind naar het leven stonden zijn gestorven.’ Hij stond op,
nam het Kind en zijn moeder mee en ging naar het land Israël. Toen hij echter
hoorde, dat Archelaüs in plaats van zijn vader Herodes over Juda heerste, vreesde
hij daarheen te gaan; van Godswege in een droom gewaarschuwd, begaf hij zich
daarom naar het gebied van Galilea. Hier aangekomen vestigde hij zich in een

112 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 530.


91
CARLOS MIGUEL BUELA

stad, Nazareth geheten, opdat in vervulling zou gaan wat door de profeten gezegd
was: Hij zal Nazoreeër genoemd worden. (Mat. 2,12-23)
c) De mysteries van het verborgen leven van Jezus
Nadat Jezus is opgedragen in de tempel en aanbeden door de
wijzen, vluchtte Hij naar Egypte. Na twee jaar keerde Jezus terug naar
Nazareth waar Jozef, zijn voedstervader, als timmerman werkte. Toen
Jezus twaalf jaar oud was, ging Hij naar de tempel en voerde
gesprekken met de Joodse wetgeleerden. Jezus bleef in Nazareth
totdat Hij dertig jaar oud was; hij was onderdanig, werkte samen met
zijn medemensen, bad en nam toe “in wijsheid en welgevalligheid bij
God en de mensen” (Luc. 2,52).
Het terugvinden van Jezus in de tempel is de enige gebeurtenis die
de stilte van de Evangelies over de verborgen jaren van Jezus
verbreekt. De heilige Lucas verhaalt deze episode, die hij
waarschijnlijk gehoord heeft uit de mond van de Allerheiligste Maagd
Maria:
Het Kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en
de genade Gods rustte op Hem. Zijn ouders reisden ieder jaar, bij gelegenheid van
het paasfeest, naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen
zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die
dagen bleef het Kind Jezus, terwijl zij terugkeerden, in Jeruzalem achter, zonder
dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond,
gingen zij een dagreis ver en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden.
Omdat zij Hem niet vonden, keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug.
Pas na drie dagen vonden ze Hem in de tempel, waar Hij te midden van de
leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem
hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden. Toen ze Hem daar
opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: ‘Kind, waarom hebt
Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U
hebben gezocht.’ Maar Hij antwoordde: ‘Wat hebt ge toch naar mij gezocht? Wist

92
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

ge dan niet, dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ Zij begrepen echter
niet wat Hij daarmee bedoelde.
Hij ging met hen mee naar Nazareth en was aan hen onderdanig. Zijn moeder
bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. En met de jaren nam Jezus toe in
wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen. (Luc. 2,40-52)
“Gedurende het grootste gedeelte van zijn leven heeft Jezus de
levensomstandigheden van het overgrote deel van de mensen gedeeld:
een dagelijks leven zonder uiterlijke pracht; een leven van
handenarbeid, een joods godsdienstig leven, onderworpen aan Gods
wet, een leven in de gemeenschap. Over heel deze periode is ons
slechts geopenbaard dat Jezus ‘onderdanig’ was aan zijn ouders en dat
‘Hij toenam in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen’.
In de onderdanigheid aan zijn moeder en aan zijn wettelijke vader
brengt Jezus op volmaakte wijze het vierde gebod in praktijk. Die
onderwerping is het beeld in de tijd van zijn kinderlijke
gehoorzaamheid aan zijn hemelse Vader. De dagelijkse
gehoorzaamheid van Jezus aan Jozef en Maria kondigde de
onderdanigheid van Witte Donderdag aan en liep hierop vooruit: ‘Niet
mijn wil ...’ De gehoorzaamheid van Christus in het alledaagse van het
verborgen leven was reeds het begin van het herstel van hetgeen de
ongehoorzaamheid van Adam verwoest had.”113

3. DE MYSTERIES VAN HET OPENBARE LEVEN VAN JEZUS

a) De doop van Jezus


Toen Jezus ongeveer dertig jaar oud was, begon Hij zijn publiek
optreden en werd Hij gedoopt door de heilige Johannes de Doper:
In die tijd trad Johannes de Doper op en predikte in de woestijn van Judea:
“Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.” Deze toch is het die de profeet
Jesaja bedoelde, toen hij zeide: Een stem van iemand die roept in de woestijn:

113 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 531-532.


93
CARLOS MIGUEL BUELA

Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Johannes nu droeg een kleed
van kameelhaar en een leren gordel om zijn lenden. Zijn voedsel bestond uit
sprinkhanen en wilde honing. Toen trok Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek
naar hem uit en zij lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij
hun zonden beleden. Maar toen hij vele Farizeeërs en Sadduceeën zag komen om
gedoopt te worden, sprak hij tot hen: “Addergebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat
ge de dreigende toorn kunt ontvluchten? Brengt dus vruchten voort die passen bij
bekering, en neemt niet een houding aan alsof ge bij uzelf zegt: Wij hebben
Abraham tot vader! Waarachtig, ik zeg u, dat God de macht bezit voor Abraham
uit deze stenen kinderen te verwekken! Reeds ligt de bijl aan de wortel van de
bomen. Elke boom dus die geen goede vrucht draagt, wordt omgekapt en in het
vuur geworpen. Ik doop u met water, opdat ge u bekeren moogt; Hij die na mij
komt, is sterker dan ik, en ik ben niet waardig om Hem van zijn sandalen te
ontdoen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur. De wan heeft Hij in
zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren; zijn tarwe zal Hij in de
schuur verzamelen, maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur.” In die tijd
kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten
dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: “Ik heb ùw
Doopsel nodig, en Gij komt tot mij?” Jezus antwoordde hem: “Laat nu maar;
want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen.” Toen liet hij Hem toe.
Nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het water. En zie, daar ging de
hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en
over zich komen; en een stem uit de hemel sprak: “Dit is mijn Zoon, mijn
veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.” (Mat. 3,1-17)
“Vanaf het begin van zijn openbaar leven, bij zijn Doopsel, is Jezus
de ‘Dienaar’, geheel toegewijd aan het verlossende werk dat zijn
vervulling zal vinden in het ‘Doopsel’ van zijn Lijden.”114
b) De bekoringen van Jezus
“De bekoring in de woestijn toont ons Jezus, een nederige Messias,
die triomfeert over de Satan door zijn totale instemming met het heils-

114 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 565.


94
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

plan, zoals dat door de Vader gewild is”.115


Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn gevoerd om door de duivel
op de proef gesteld te worden. Nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had
gevast, kreeg Hij honger. Nu trad de Verleider op Hem toe en sprak: “Als Gij
de Zoon van God zijt, beveel dan dat deze stenen hier in brood veranderen.” Hij
gaf ten antwoord: “Er staat geschreven: Niet van brood alleen leeft de mens, maar
van alles wat uit de mond van God voortkomt.” Vervolgens nam de duivel Hem
mee naar de heilige stad, plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort en
sprak tot Hem: “Als Gij de Zoon van God zijt, werp U dan naar beneden, want
er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij omtrent U een bevel geven, dat zij u
op de handen nemen, opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.” Jezus zei
tot hem: “Er staat ook geschreven: Gij zult de Heer uw God niet op de proef
stellen.” Tenslotte nam de duivel Hem mee naar een heel hoge berg, vanwaar hij
Hem alle koninkrijken der wereld toonde in hun heerlijkheid. En hij zeide: “Dat
alles zal ik U geven, als Gij in aanbidding voor mij neervalt.” Toen zei Jezus
hem: “Weg, satan; er staat geschreven: De Heer uw God zult gij aanbidden en
Hem alleen dienen.” Nu liet de duivel Hem met rust en er kwamen engelen om
Hem hun diensten te bewijzen. (Mat. 4,1-11)
Het voorbeeld van Jezus’ lijden onder de aanvallen van de duivel
in de woestijn mag ons bemoedigen in onze strijd tegen de zonde. Om
ons kracht te geven tegen de bekoringen overwon Jezus “onze
bekoringen met die van hemzelf:”116
- zodat niemand, hoe heilig ook, zal geloven dat hij vrij zal zijn van
bekoringen: “Mijn zoon, wanneer gij de Heer gaat dienen, bereid u
dan voor op beproevingen” (Sir. 2,1);
- om ons te leren met wat voor een directheid en vastberadenheid
we de bekoringen van de duivel moeten overwinnen, en ook met wat
voor een gerechtigheid: “de duivel is door Christus overwonnen door
gerechtigheid, niet door kracht”117;

115 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 566.


116 H. GREGORIUS DE GROTE, Preken over de Evangelies, XVI, 1.
117 H. AUGUSTINUS, De Trinitate, L. XIII, 14, 18.

95
CARLOS MIGUEL BUELA

- zodat wij meer op de barmhartigheid van Christus zouden


vertrouwen; “Want wij hebben een hogepriester die in staat is mee te
voelen met onze zwakheden; Hij werd zelf op allerlei manieren op de
proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde” (Heb.
4,15).
Je hoeft niet bang te zijn om zware bekoringen te ondergaan. De
heilige Augustinus leert: “Onze vooruitgang realiseert zich juist door
middel van bekoringen. Niemand leert zichzelf kennen tenzij hij
bekoord wordt, niemand kan gekroond worden tenzij hij heeft
overwonnen, niemand kan overwinnen tenzij hij heeft gestreden, en
niemand kan strijden als er geen vijand is, als er geen bekoringen
zijn.”118
c) De verkondiging van het Rijk Gods en de drievoudige
zending van Jezus als Messias.
“Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea
en verkondigde er Gods blijde boodschap. Hij zeide: ‘De tijd is
vervuld en het rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de blijde
boodschap’.” (Mar. 1,14-15) Vanaf dat moment gaf Jezus zich volledig
aan de vervulling van zijn drievoudige zending:
- om te onderrichten als een Leraar;
- om de wet te geven als een Koning;
- om te heiligen als een Priester.
1. Als Leraar onderrichtte Jezus de waarheid
Christus kon van zichzelf zeggen: “Ik ben de Waarheid” (Joh. 14,6).
Christus is het “licht van de wereld” (Joh. 8,12) en zij die hem hoorden
“waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, want Hij
onderrichtte hen... als iemand die gezag bezit.” (Mar. 1,22).

118 H. AUGUSTINUS, Enarratio in Psalmos, LXI, 2.


96
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Wat onderrichtte Jezus?


Jezus onderrichtte ons vooral wat we moeten geloven; wie God is en
hoe God is (de heilige Drie-eenheid119); dat Hij de enige Zoon van
God is;120 dat Hij is gekomen om alle mensen te redden121; dat de
verlossing tot ons komt door de Sacramenten122; dat Hij alle mensen
zal oordelen123; en dat Hij is gekomen om een rijk te doen beginnen
dat “niet van deze wereld” (Joh. 18,36) is.
Jezus onderrichtte ons ook wat we moeten doen; de geboden
onderhouden124, vooral het ‘nieuwe’ gebod van de liefde voor God en
de naasten125, leven in zuiverheid126; de wetten van het rijk Gods
kennen, etc. Op dezelfde wijze onderrichtte Jezus ons wat we moeten
ontvangen: het Doopsel127; de vergeving van de zonden128; de
Eucharistie129, etc.
Tenslotte leerde Jezus ons wat we moeten bidden: het Onze
Vader.130
Hoe onderrichtte Jezus?
Jezus onderrichtte op verschillende manieren:
- door parabels: door het maken van gelijkenissen. Er staan 120
parabels in de Evangelies.131

119 Vgl. Mat. 28,19.


120 Vgl. Mar. 9,7.
121 Vgl. Mat. 20,28.
122 Vgl. Joh. 3,5.
123 Vgl. Mat. 20,31-46.
124 Vgl. Mat. 7,21.
125 Vgl. Mat. 22,37 en Joh. 13,34.
126 Vgl. Mat. 5,28.
127 Vgl. Mar. 16,16.
128 Vgl. Joh. 20,22.
129 Vgl. Joh. 6,51.
130 Vgl. Mat. 6,9-13.
131 Vgl. Pag. 357 (bijlage: parabels van Jezus)

97
CARLOS MIGUEL BUELA

- door belangrijke preken: de Bergrede132, de prediking van het


Brood des levens, oftewel de Broodrede133; de prediking van het
Laatste Avondmaal134; tegen de Farizeeërs135; over de roeping van de
apostelen136; over de onontbindbaarheid van het huwelijk137; over de
ondergang van Jeruzalem en het einde van de wereld138; over de Vader
en de Zoon139; over het Loofhuttenfeest140; en over het feest van de
Tempelwijding141.
- door gesprekken: met de apostelen, met Nicodemus142, met de
Samaritaanse vrouw143, met de Joden, etc.
- door zijn daden: wonderen, gebed, vasten, lijden, door zijn
voorbeeld in alle deugden, etc.
2. Als Koning gaf Jezus ons wetten
Jezus noemde zichzelf de “Goede Herder” (Joh. 10,11) omdat Hij
ons de weg naar de hemel leerde. Onder de Joden werd een koning
“Herder van zijn volk” genoemd. Jezus, de Goede Herder, is dus
Koning. Toen Hij voor Pilatus stond, zei Jezus: “Ja, koning ben Ik”
(Joh. 18,37). Als Koning heeft Jezus heerschappij over alles: “Mij is alle
macht gegeven in de hemel en op de aarde” (Mat. 28,18). Hij is waarlijk
“Koning der koningen en Heer der heren” (Apok. 19,16).
In de Bergrede verkondigde Jezus de fundamentele wet van het
Koninkrijk. Jezus stichtte ook het Koninkrijk op aarde, dat is de Kerk,
door leerlingen in dienst te nemen, hen te onderrichten, de

132 Vgl. Mat. 5,7.


133 Vgl. Joh. 6,25-71.
134 Vgl. Joh. 13,31; 17,26.
135 Vgl. Mat. 23.
136 Vgl. Mat. 9,36; 10,42.
137 Vgl. Mat. 19,3-12.
138 Vgl. Mat. 24.
139 Vgl. Joh. 17,47.
140 Vgl. Joh. 7,14; 10,21.
141 Vgl. Joh. 10,22-42.
142 Vgl. Joh. 3,1-21.
143 Vgl. Joh. 4,4-26.

98
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Sacramenten in te stellen, een leider over hen aan te stellen, etc.


Bovendien heeft Jezus als Koning “het oordeel geheel en al” (Joh. 5,22)
over de mensheid en tegen zijn oordeel kan men niet in beroep gaan.
De veroordeelden “zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de
rechtvaardigen naar het eeuwig leven” (Mat. 25,46).
3. Als Priester heiligde Jezus de mens
Onze Heer Jezus Christus heeft niet alleen nieuwe waarheden en
nieuwe wetten gebracht; maar Hij heeft ook nieuw leven gebracht,
namelijk de genade van God. Hij is ‘een verheven hogepriester die de
hemelen is doorgegaan’ (vgl. Heb. 4,14), die ‘voor allen die Hem
gehoorzamen, oorzaak geworden is van eeuwig heil’ (vgl. Heb. 5,9) en
die zichzelf op het kruis geofferd heeft om “de zonden van allen te
dragen” (Heb. 9,28). De Heer ‘heeft de schuld van ons allen op Hem
laten neerkomen’ (vgl. Jes. 53,6). Jezus werd voor ons “tot zonde
gemaakt” (2 Kor. 5,21), Hij werd voor ons vervloekt, want er staat
geschreven: “Vervloekt alwie hangt aan het hout” (Gal. 3,13). Jezus is
de “hoogste en eeuwige Priester.”144 Op het kruis is Jezus niet alleen
het Slachtoffer dat geofferd wordt – ‘Christus is geslacht’ (vgl. 1 Kor.
5,7) - maar ook de Priester die het offer brengt. Jezus redde ons door
het offer van zijn dood op het kruis: Hij ‘heeft zichzelf gegeven als
losprijs voor allen’ (vgl. 1 Tim. 2,6) en ons zodoende gered van een
vijfvoudige slavernij:
1) De slavernij van de zonde: ‘In Hem hebben wij … de
vergeving van de zonden’ (vgl. Ef. 1,7). Hij “heeft zichzelf voor ons
gegeven om ons van alle ongerechtigheid te verlossen” (Tit. 2,14);
2) De slavernij van een slechte wereld: “Weliswaar leeft gij in de
wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld
overwonnen” (Joh. 16,33);
3) De slavernij van de duivel: “Hij heeft ons ontrukt aan het
domein van de duisternis” (Kol. 1,13) en “Hij heeft de heerschappijen

144 H. POLYCARPUS, Martyrium Polycarpi, XIV, 3.


99
CARLOS MIGUEL BUELA

en de machten ontwapend en publiek ten toon gesteld. Hij heeft over


hen getriomfeerd door het kruis” (Kol. 2,15). “De Zoon van God is
juist gekomen om het werk van de duivel ongedaan te maken” (1 Joh.
3,8);
4) De slavernij van de dood: Jezus “die de dood heeft vernietigd”
(2 Tim. 1,10);
5) De slavernij van de hel: Toen Jezus ons van de zonden redde,
redde Hij ons van de eeuwige straffen die wij verdiend hadden door
onze zonden. Zodoende bereidde Jezus voor ons een plaats in de
hemel “opdat ook gij zult zijn waar Ik ben” (Joh. 14,3).
Jezus werd “omhoog … geheven” (Joh. 3,14) in een verticale lijn
tussen hemel en aarde omdat Hij God met de mens en de mens met
God wilde verenigen. Jezus stierf met zijn armen horizontaal
uitgestrekt om alle mensen van alle tijden vol liefde te omarmen, om
hen zo met elkaar en met God te verenigen.
Jezus is dus: Koning, Profeet en Priester;
- De Koning die wetten afkondigt en die regeert: “Ik ben de Weg.”
- De Profeet die de authentieke leer onderricht: “Ik ben de
Waarheid.”
- De Priester die heiliging schenkt: “Ik ben het Leven.”

ARTIKEL 4
“DIE GELEDEN HEEFT ONDER PONTIUS
PILATUS, IS GEKRUISIGD, GESTORVEN EN
BEGRAVEN”

1. DE AANLOOP NAAR HET LIJDEN

In de tijd van Christus was Palestina een provincie van het Romeinse

100
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Keizerrijk, bestuurd door Pontius Pilatus.145 Jezus had al meer dan drie
jaar in het openbaar geleefd en gewerkt, terwijl Hij wonderen
verrichtte, de wereld met het licht van zijn leer verlichtte, en
‘weldoende rond ging’ (vgl. Hand. 10,38). Maar “de mensen beminden
de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren” (Joh.
3,19). Zij noemden Jezus; ‘iemand die raaskalt’ (vgl. Joh. 10,20),
‘iemand waar Beëlzebul in huisde’ (vgl. Mar. 3,22), “gulzigaard en
wijndrinker” (Mat. 11,19), een “bedrieger” (Mat. 27,63), een
“zondaar” (Joh. 9,24), “een volksmisleider” (Joh. 7,12) en een
‘godslasteraar’ (vgl. Mat. 9,3). Zij haatten Jezus, vervolgden Hem en
smeedden een complot om Hem te doden omdat hun daden slecht
waren en de daden van Jezus goed: “Hij heeft alles wel gedaan” (Mar.
7,37).
Christus preekte eenvoudig de waarheid. Christus noemde ieder bij
naam, zonder enige angst. Tot de Farizeeërs zei Jezus:
“Schriftgeleerden en Farizeeërs, huichelaars… blinde leiders…
slangen, addergebroed” (vgl. Mat. 23). Jezus vervolgt: “Als God uw
Vader was, zoudt gij Mij beminnen”. “De vader uit wie gij zijt is de
duivel” (Joh. 8,42.44). Maar in plaats van tot inkeer te komen en zich
te bekeren toen zij “de werken zagen die niemand anders verricht
heeft” (vgl. Joh. 15,24), haatten zij Christus en Zijn Vader. Zo
vervulden zij de profetie over Christus: “redeloos hebben zij een haat
aan mij” (vgl. Ps. 69,5). Dus “belegden de hogepriesters en Farizeeërs
jegens zitting van het Sanhedrin en zeiden: ‘Wat doen we? Want die
man verricht veel wonderen. Als we Hem zijn gang laten gaan, zullen
ze allemaal in Hem geloven.’(…) Van die dag af waren ze besloten
Hem te doden” (vgl. Joh. 11,47-48.53). Onder hen durfden er enkelen,
die niet zo slecht waren, Jezus niet openlijk als Heer en God te belijden
“omdat zij bang waren uit de synagoge gestoten te worden. Hun was

145 Vgl. 1 Tim. 6,13.


101
CARLOS MIGUEL BUELA

meer gelegen aan de eer van de mensen dan aan de eer van God” (Joh.
12,42-43).

2. HET LIJDEN VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS

In het Evangelie lezen we: “Jezus, (…) die de zijnen in de wereld


bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe”
(Joh. 13,1). Hiermee toonde Jezus zijn grote liefde die nergens mee te
vergelijken is, en liet Hij zien tot hoever zijn onovertroffen
menslievendheid ging. “Het maakt niet uit vanaf welke kant je het
bekijkt, van de kant van de persoon die leed, of kijkend naar de reden
waarom Hij leed…”, het lijden van Jezus “…is zo groot dat tot het
einde van de wereld er nooit iets zal gebeuren dat hiermee te
vergelijken is.”146
Voor Jezus was het kruis “de kansel van waaraf Hij onderrichtte,
het altaar waarop Hij zich helemaal gaf, de arena waar Hij ten strijde
trok, de smidse waar Hij zoveel wonderen smeedde.”147
Witte Donderdag
Onze Heer Jezus Christus gebruikte tussen 18.00u en 23.00u voor de
laatste keer de maaltijd met de apostelen in het Cenakel. Daar waste
Jezus hun de voeten,148 daar onthulde Hij de leerling die Hem zou
verraden,149 daar heeft Hij de heilige Eucharistie en het katholiek
priesterschap ingesteld,150 daar hield Hij zijn laatste redevoering,151
daar voorspelde Hij de verloochening van Petrus,152 en daar bad Hij
voor zichzelf, voor zijn leerlingen, en voor alle gelovigen.153

146 LUIS DE LA PALMA, Historia de la Pasión, Preámbulo, BAC. Madrid 1967, P.


110.
147 H. ROBERTUS BELLARMINUS, Book of the Seven Words.
148 Vgl. Joh. 13,2-20.
149 Vgl. Joh. 13,21-30.
150 Vgl. Luc. 22,19-20.
151 Vgl. Joh. 13,31-16,4.
152 Vgl. Joh. 16,5-33.
153 Vgl. Joh. 17,1-26.

102
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Daarna ging Jezus naar de Hof van Olijven, ongeveer anderhalve


kilometer van het Cenakel vandaan. Hij was daar van ongeveer 23.00
uur tot 01.00 uur en het was op die plaats dat Hij bloed zweette.
Goede Vrijdag
Nadat Jezus gevangen was genomen, werd Hij naar het huis van
Annas en Kajafas gebracht, waar Hij in een proces werd veroordeeld
door het Sanhedrin (van ongeveer 01.00u tot 06.00u ‘s nachts).154
Toen, van 06.00u tot 07.00u, werd Jezus naar de Antoniaburcht
gebracht om voor Pilatus te verschijnen.155 Tussen 07.00u en 08.00u
stuurde Pilatus Jezus naar Herodes.156 Nadat Jezus bespot was en men
hem gekleed had als een dwaas, stuurde Herodes hem terug naar
Pilatus. Tussen 08.00u en 10.00u heeft Pilatus Jezus laten geselen en
Hem met doornen laten kronen. Daarna heeft Pilatus geprobeerd
Jezus in vrijheid te stellen, maar uiteindelijk bezweek hij op laffe wijze
onder de druk van de Joden. Daarna, tussen 10.30u en 11.30u, begon
Jezus het kruis te dragen en de Via Crucis (de kruisweg) te lopen, van
de Antoniaburcht naar Calvarië. Aangekomen op Calvarië, ook wel
Golgotha genoemd, werd Jezus op het middaguur gekruisigd.
Hangend aan het kruis, hield Jezus zijn laatste redevoering, die uit niet
meer dan zeven woorden bestond, zeven uitspraken die een
samenvatting van het Evangelie zijn; zeven donderslagen die nog altijd
over de hele wereld klinken. Om 15.00u stierf de Heer. Tussen 16.00u
en 18.00u werd Jezus begraven.
Stille zaterdag
Het lichaam van Jezus bleef in het heilig graf, bewaakt door de
wachters.

154 Vgl. Mat. 26,50-66.


155 Vgl. Joh. 18,23-28.
156 Vgl. Luc. 23,6-12.

103
CARLOS MIGUEL BUELA

3. HET WERK VAN ONZE VERLOSSING

Met zijn dood aan het kruis heeft Jezus eerherstel gegeven voor de
beledigingen die de mensen begaan hadden en nog steeds begaan
tegenover God. “Op Hem heeft Jahwe laten neerkomen de schuld van
ons allen” (Jes. 53,6) omdat Hij gekomen is “om zijn leven te geven als
104
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

losprijs voor velen” (Mat. 20,28). “Hem die geen zonde heeft gekend,
heeft God voor ons tot zonde gemaakt” (2 Kor. 5,21); dat wil zeggen
dat Jezus tot “een slachtoffer voor onze zonden”157 werd gemaakt.
Jezus is gestorven voor alle mensen zonder uitzondering: “Een is
gestorven voor allen” (2 Kor. 5,14). Jezus verdiende voor alle mensen
de noodzakelijke genaden voor de verlossing, want ‘bij niemand
anders is redding te vinden’ (vgl. Hand. 4,12).
In haar liturgie viert de Kerk plechtig de mysteries van het lijden,
de kruisiging, de dood en de begrafenis van Jezus op de donderdag,
vrijdag en zaterdag van de Goede Week. Deze heilige mysteries
worden ook herdacht en vernieuwd in iedere heilige Mis.
Telkens wanneer wij naar het kruis kijken, zouden wij moeten
terugdenken aan het grote werk dat Jezus voor ons heeft volbracht,
“die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij’ (Gal.
2,20). Neerknielend voor het Kruis, kunnen wij bidden:
Kijk naar mij, goede en lieve Jezus, neerknielend voor uw heilige
tegenwoordigheid. Met veel vuur bid ik dat U mijn hart mag doordringen met
oprechte overtuigingen van geloof, hoop en liefde, met een oprecht berouw over mijn
zonden en een vast besluit ze te herstellen. Als ik met al de liefde en medelijden
van mijn ziel uw vijf wonden beschouw, herinner ik mij de woorden die de profeet
David lang geleden over U gesproken heeft: “Ze hebben mijn handen en voeten
doorboord, al mijn beenderen kan ik tellen”158. Amen.
“Aan het Kruis hangt de ‘Verlosser van de mensen’, de Man van
Smarten, die het lichamelijk en geestelijk lijden van de mensen van alle
tijden op zich heeft genomen, opdat zij in liefde de heilsbetekenis van
hun lijden kunnen ontdekken en een duidelijk antwoord krijgen op
alle vragen die zij stellen.”159

157 CONCILIE VAN TOLEDO XI, Geloofssymbola, DS 286.


158 Vgl. Ps. 22,17-18.
159 H.JOHANNES PAULUS II, Apostolische brief Salvifici Doloris, 31.

105
CARLOS MIGUEL BUELA

4. LIEFDE VOOR HET KRUIS

De heiligen, die heel veel van onze Heer Jezus Christus hielden,
beminden ook intens het kruis. Want zij wisten dat, als de Meester aan
het kruis leed, zijn leerlingen ook het kruis zouden moeten dragen,
omdat “de leerling niet boven zijn meester staat” (Mat. 10,24).
De heilige Paulus zei:
- “Ik had mij voorgenomen u geen enkele wetenschap te brengen
dan die van Jezus Christus en zijn kruis” (1 Kor. 2,2).
- “Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen” (2 Tim. 2,12).
- “Ik ben er zelfs van overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet
opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten
staat” (Rom. 8,18).
- “Wij zijn zelfs trots op onze beproevingen, (…) en de hoop
wordt niet teleurgesteld” (vgl. Rom. 5,3.5).
- “De lichte kwelling van een ogenblik bezorgt ons een alles
overtreffende, altijddurende volheid van glorie” (2 Kor. 4,17).

1. HET VERLANGEN VAN DE HEILIGEN

Het kruis is het verlangen van de heiligen:


- “De uren die ik doorbreng zonder lijden lijken mij verloren uren,
alleen pijn maakt mijn leven meer draagbaar” (H. Margaretha Maria
Alacoque).160
- “Diegene die zijn geboeid door het lijden voor de eer van
Christus, en die hongerig zijn voor de verlossing van de zielen, haasten
zich plaats te nemen aan de tafel van het heilig Kruis” (H. Catharina
van Siena).

H. MARGARETHA MARIA ALACOQUE, Brief 62 (Maart 1687, tot de


160

moeder van Saumaise).


106
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

- “O Heer, sterven of lijden” (H. Theresia van Avila).161


- “Niet te sterven, maar te lijden” (H. Maria Magdalena Pazzi).162
- “Heer, lijden en veracht worden voor U” (H. Johannes van het
Kruis).163
- “Wegens de barmhartigheid van onze geliefde God, wens ik niets
anders te kennen, noch enige vertroosting te genieten, dan te worden
gekruisigd met Jezus” (H. Paulus van het Kruis).164
- “Zij die werkelijk het kruis van Christus onze Heer liefhebben
zullen rust vinden als zij deze beproevingen tegenkomen, en zij
sterven wanneer zij ervoor vluchten of wanneer zij er geen hebben.”
(H. Franciscus Xaverius, algemeen patroon van de Katholieke
Missies).165
- “Nooit het kruis zonder Jezus of Jezus zonder het Kruis” (H.
Louis Marie Grignion de Montfort).166
- “Ik verlang en verkies liever armoede met de arme Christus, dan
rijkdommen; liever beledigingen waarmee Christus beladen is, dan eer;
ik verlang liever tot niets gerekend te worden en een dwaas voor
Christus te zijn, dan te worden gewaardeerd als wijs en verstandig in
deze wereld” (H. Ignatius van Loyola).167
- “Het is niet goed dat het Hoofd is gekroond met dorens en de
ledematen in comfort leven” (H. Bernardus).168

161 The Autobiography of St. Teresa of Avila, Trans. David Lewis. Illinois: Tan Books
and Publishers, Inc., 1997. XL, 27.
162 FR. PÉREZ DE URBEL, Año Cristiano, T. II, ed. Poblet, Buenos Aires 1944, p.

408.
163 Spiritual Canticle of the Soul and the Bridegroom Christ, Trans. David Lewis. London:

Thomas Baker Publishing, 1919, Introduction.


164 H. PAULUS VAN HET KRUIS, Diario Espiritual, 49 (November 23, 1720).
165 H. FRANCICUS XAVERIUS, Brief van 20 september 1542.
166 H. LOUIS MARIE GRIGNION DE MONTFORT, Love of Eternal Wisdom, God

alone. New York: Montfort Publications, 1999. XIV, 172.


167 LOUIS J. PUHL S.J., The Spiritual Exercises of St. Ignatius, Chicago: LoyolaPress,

1951. 167.
168 H. BERNARDUS, Preek II, Obras Completas, Ed. Cisterciences 5, p. 364-368.

107
CARLOS MIGUEL BUELA

- “Het is niet goed dat de Liefde wordt gekruisigd” en “de beminde


zichzelf niet kruisigt met liefde” (H. Ignatius van Loyola).
- “Er kan geen verlossing zijn zonder Calvarië” (Vader Angel
Buodo).169
- “Behalve het kruis is er geen andere ladder om naar de hemel op
te klimmen” (H. Rosa van Lima).170
- “Wat weet iemand die niet weet hoe te lijden voor Christus?” (H.
Johannes van het Kruis).171

2. DE LIEFDE EN DE VREUGDE VAN HET KRUIS

De heiligen beminnen het lijden omdat het de meest uitgelezen


manier is om Jezus te volgen en om te tonen hoe zeer zij Hem
liefhebben:
- “Heer, vermeerder mijn lijden en vermeerder met haar uw liefde
in mijn hart” (H. Rosa van Lima).172
- “Het ware aardse paradijs wordt gevonden in het lijden voor
Christus” (H. Louis Marie Grignion de Montfort)173
- “Christus bemint men aan het kruis en met Hem gekruisigd. Op
geen enkele andere manier” (H. Luis Orione).174
- “Laten wij een klein druppeltje uit deze kelk aannemen uit liefde
voor Hem, die een bittere kelk dronk uit liefde voor ons”
(Eerbiedwaardige Camila Rolón).175

169 RAUL A. ENTRAIGAS, El hornero de Dios, Ed. Don Bosco, Buenos Aires 1961,
p. 400.
170 P. HANSEN, Vida admirable de la hermana Rosa de Santa María de Lima, Roma 1664,

p. 137.
171 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, The Sayings of Light and Love, The Collected

Works of St. John of the Cross, 175.


172 ALAN BUTLER, Butler’s Lives of the Saints, Vol. 8, Dublin, 1859. P. 509.
173 H. LOUIS MARIE GRIGNION DE MONTFORT, Friends of the Cross, God

alone. 34.
174 H. LUIS ORIONE, Brief van 24 juni 1937.
175 CAMILA ROLÓN, Brief van 16 april 1911.

108
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Het kruis van Christus is vreugde. Als het niet met vreugde beleefd
wordt, zal het een kruis zijn, maar dan zal het nooit van Christus zijn.
Dat is altijd het onderricht van de apostelen, van de martelaren, van
de kerkleraren en van alle heiligen geweest:
- “Hoe ongedwongen kan ik met u omgaan, wat ben ik trots op u!
Dit vervult mij met troost en doet mij overvloeien van blijdschap bij
al mijn wederwaardigheden” (2 Kor. 7,4).
- “Broeders, acht uzelf heel gelukkig, wanneer u allerlei
beproevingen overkomen” (Jak. 1,2).
- “Verheug u veeleer, juist in de mate dat gij deel hebt aan het lijden
van Christus; dan zult gij juichen van blijdschap, wanneer zijn
heerlijkheid zich openbaart. Prijst u gelukkig, als men u hoont om de
naam van Christus: het is een teken dat de Geest der heerlijkheid, die
de Geest van God is, op u rust” (1 Petr. 4,13-14).
- “Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk
van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want
groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten
vervolgd die vóór u geleefd hebben” (Mat. 5,11-12).
- “Wij moeten met vreugde de grote tegenspoed dragen die ons in
deze wereld aangeboden wordt” (Dienares van God María Antonia de
la Paz y Figueroa).176
- “Als je het punt bereikt waar de beproeving zoet voor je lijkt,
waar deze beproeving jou zelfs behaagt vanwege Christus, dan kun je
jezelf gelukkig prijzen, want dan heb je het paradijs op aarde
gevonden” (Thomas a Kempis).177

176 DIENARES VAN GOD MARIA ANTONIA DE LA PAZ Y FIGUEROA,


Brief van 8 juli 1782.
177 THOMAS A KEMPIS, The Imitation of Christ, New York: Catholic Book

Publishing Co., 1994. II, 12, 11.


109
CARLOS MIGUEL BUELA

- “Door de barmhartigheid van mijn geliefde God, verlang ik noch


iets anders te kennen, noch enige troost te genieten dan gekruisigd te
zijn met Jezus” (H. Paulus van het Kruis).
- “Het lijden is onbekend voor mij. In haar vind ik mijn vreugde,
daar Jezus zich aan het kruis bevindt. En wat maakt het lijden uit als
men bemint? (...) Wat is offer, wat is het kruis anders dan de hemel,
als Jezus zich daar bevindt?” (H. Teresa van de Andes, Chileense
Karmelietes).178
- “Ik ben zover gekomen dat ik niet meer in staat ben om te lijden,
omdat voor mij alle lijden zoet is” (H. Theresia van het Kindje Jezus,
kerklerares en algemene patrones van de Katholieke Missies).179
- “Het kruis is de gave die God aan zijn vrienden geeft (…) Ik heb
veel meer kruisen geleden dan ik leek te kunnen lijden. Ik bracht
mijzelf in de gesteltenis om liefde voor het kruis te vragen en toen was
ik gelukkig. Waarlijk, geluk wordt nergens anders gevonden dan daar”
(H. Johannes Maria Vianney).180
- “Zo groot is het goed dat mij wacht, dat alle pijn mij troost
schenkt” (H. Johannes van het Kruis).
- “Geliefde Christus, gekruisigd uit liefde! (...) Ik verlang U te
beminnen tot aan het punt dat ik sterf uit liefde” (Z. Elisabeth van de
heilige Drie-eenheid).181
Kijk vaak naar de gekruisigde Christus en zeg Hem, samen met de
heilige Ignatius van Loyola:
Ziel van Christus, heilig mij.
Lichaam van Christus, red mij.

178 H. TERESA VAN DE ANDES, Brief 14, aan Moeder Angelica Teresa (5
september 1917).
179 H. THERESIA VAN HET KIND JEZUS, Story of a Soul, Trans. John Clake,

O.C.D. Washington, D.C.: ICS Publications, 1975. 12, 21.


180 Geciteerd in: ABBÉ MONNIN, Esprit du Curé d’ Ars, Ed. P. Téqui, 1975, p. 141.
181 Geciteerd in: Z. ELISABETH VAN DE HEILIGE DRIE-EENHEID, Doctrina

Espiritual de Sor Isabel, Ed. Desclée de Brower, Buenos Aires, 1948.


110
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

Bloed van Christus, verblijd mij.


Water uit de zijde van Christus, was mij.
Lijden van Christus, sterk mij.
O goede Jezus, verhoor mij.
In uw wonden, verberg mij.
Laat mij niet van U gescheiden worden.
Tegen de boze vijand bescherm mij.
In het uur van mijn dood, roep mij
en laat mij tot U komen,
om met uw heiligen U te loven
in de eeuwen der eeuwen. Amen.182

De gekruisigde Christus is de enige weg die leidt naar de heerlijkheid.


- “Door middel van het lijden gaat men op weg richting de
heerlijkheid, ik wil via deze weg gaan” (H. Vincenta María López y
Vicuña).183

ARTIKEL 5
“DIE NEDERGEDAALD IS TER HELLE, DE
DERDE DAG VERREZEN UIT DE DODEN”

1. CHRISTUS DAALDE NEER TER HELLE184

Toen Christus aan het kruis stierf, werd zijn ziel gescheiden van zijn
lichaam. Maar de Godheid van Jezus scheidde zich niet van de ziel en

182 Geschreven door H. Ignatius van Loyola, geciteerd in: LOUIS J. PUHL S.J., The
Spiritual Exercises of St. Ignatius.
183 H. VINCENTA MARÍA LÓPEZ Y VICUŇA, Citaat genomen uit één van haar

brieven.
184 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 632-637.

111
CARLOS MIGUEL BUELA

ook niet van het lichaam. Het lichaam van Jezus werd in het graf
gelegd, waar het de hele Stille Zaterdag bleef. De ziel van Jezus ging
naar het verblijf van de rechtvaardigen van het Oude Testament. Jezus
ging er heen om hen op te halen, om de verlossing van de mens te
verkondigen en hen te troosten. Daarom kon Jezus tot de goede
moordenaar zeggen: “heden nog zult gij met Mij zijn in het Paradijs”
(Lc. 23,43). We zeggen dus in de geloofsbelijdenis dat Jezus is
nedergedaald ter helle.
‘Helle’ moet je hier begrijpen als de plaats die de ‘schoot van
Abraham’ wordt genoemd of ‘het voorgeborchte der rechtvaardigen.’
Hier verwijst ‘hel’ niet naar de hel van de verdoemden. “De Schrift
noemt het verblijf van de doden, waar de dode Christus neerdaalde,
‘hel’ - Sjeool in het Hebreeuws of Hades in het Grieks - omdat zij die
daar verblijven verstoken zijn van het zien van God. Dat is het geval
voor alle doden, zowel slechten als rechtvaardigen, terwijl zij wachten
op de Verlosser. Dit betekent niet dat hun lot identiek is, zoals Jezus
laat zien met de parabel van de arme man Lazarus die werd ontvangen
in ‘Abrahams schoot’185: ‘Het zijn juist de zielen van deze vromen die
in de schoot van Abraham op hun bevrijder wachtten, die Jezus
Christus bevrijdde, toen Hij nederdaalde ter helle.’ Jezus is niet
nedergedaald ter helle om de verdoemden te bevrijden, evenmin om
de hel van de verdoemenis af te breken, maar om de rechtvaardigen
die Hem voorgegaan waren, te bevrijden.”186
Daar toonde Christus zijn eeuwige macht en heerlijkheid, zoals Hij
eerder ook al had gedaan in de hemel en op aarde “opdat bij het
noemen van zijn naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op
aarde en onder de aarde” (Fil. 2,10).

185 KATECHISMUS ROMANUS CONCILII TRIDENTINI, 1,6,3, vert. uit Lat.


186 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 633.
112
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

2. OP DE DERDE DAG VERREES HIJ UIT DE DODEN.187

Toen “is Hij opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften” (1 Kor.


15,4). Dit verwijst naar Paaszondag toen de ziel van Christus zich weer
verenigde met zijn lichaam en van zijn lichaam een verheerlijkt
lichaam maakte, een lichaam dat nooit meer zou sterven. Omdat Jezus
ook God was, verrees Hij uit eigen kracht, zoals Hij eerder had
voorspeld aan de Joden: “Breekt deze tempel af, en in drie dagen zal
Ik hem doen herrijzen” (Joh. 2,19).
Omdat de macht van de Vader en van de Zoon één en dezelfde is,
bevestigen sommige Schriftteksten ook dat Jezus werd opgewekt door
God de Vader.
“Maar God heeft Hem ten leven opgewekt na de smarten van de
dood te hebben ontbonden; want het was onmogelijk dat Hij daardoor
werd vastgehouden” (Hand. 2,24).

1. HET LEGE GRAF

“Wat zoekt ge de Levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is


verrezen” (Luc. 24,5-6). In het kader van de gebeurtenissen van Pasen
is het lege graf het eerste element dat we tegenkomen. Dat is op zich
geen direct bewijs van de verrijzenis. De afwezigheid van het lichaam
van Christus in het graf zou ook anders uitgelegd kunnen worden.
Toch is het lege graf voor iedereen een wezenlijk teken geweest. De
ontdekking ervan door de leerlingen is de eerste stap geweest naar de
erkenning van het feit zelf van de verrijzenis. Dat is allereerst het geval
voor de heilige vrouwen, daarna voor Petrus. ‘De door Jezus beminde
leerling’ verzekert dat hij bij het binnengaan van het lege graf en het
ontdekken van ‘de zwachtels die daar lagen’ (vgl. Joh. 20,6) ‘zag en
geloofde’ (Joh. 20,8). Dat laat zien dat hij uit de toestand van het lege
graf afgeleid heeft, dat de afwezigheid van het lichaam van Jezus niet
het resultaat van mensenwerk geweest kan zijn en dat Jezus niet

187 Vgl. Ibid. 638-658.


113
CARLOS MIGUEL BUELA

simpelweg teruggekeerd was tot een aards leven, zoals in het geval van
Lazarus.”188

2. DE VERSCHIJNINGEN VAN DE VERREZEN HEER

Toen Jezus eenmaal verrezen was, verscheen Hij tijdens verschillende


gelegenheden aan anderen. “Na zijn sterven toonde Hij hun met vele
bewijzen dat Hij in leven was. Hij verscheen hun gedurende veertig
dagen en sprak met hen over het Rijk Gods” (Hand. 1,3). Meer nog,
om te tonen dat Hij werkelijk verrezen was, at en dronk Jezus,189 liep
Hij,190 en stond Hij toe dat Hij werd aangeraakt: “Zij traden op Hem
toe, omklemden zijn voeten” (Mat. 28,9). Om aan te tonen dat Hij
dezelfde was als degene die gekruisigd was, toonde Jezus hun zijn
handen, voeten en zijde.191 Om hun te leren dat Hij was verrezen tot
een verheerlijkt en onsterfelijk leven, ging Jezus het Cenakel in en uit
terwijl de deuren gesloten waren. Ook verscheen en verdween Jezus
wanneer Hij maar wilde, terwijl Hij verschillende gedaanten aannam,
etc.
“Het geloof van de eerste gemeenschap van gelovigen is gebaseerd
op het getuigenis van concrete mensen, die de christenen kenden en
die voor het merendeel nog onder hen leefden. Deze ‘getuigen van de
verrijzenis van Christus’ zijn vooral Petrus en de Twaalf, maar zij niet
alleen: Paulus zegt duidelijk dat Jezus behalve aan Jakobus én aan alle
apostelen ook nog aan meer dan vijfhonderd personen tegelijk
verschenen is.”192
Jezus Christus is het “die is overgeleverd vanwege onze
overtredingen en is opgewekt ter wille van onze rechtvaardiging”

188 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 640.


189 Vgl. Luc. 24,42; Joh. 21,15.
190 Vgl. Luc. 24,15.
191 Vgl. Joh. 20,19-27 en Luc. 24,40.
192 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 642.

114
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

(Rom. 4, 25), om ons het leven te geven van de heiligmakende genade


die wij verloren hadden toen wij hadden gezondigd.
De mysteries van het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus
worden “het Paasmysterie” genoemd en worden plechtig herdacht
tijdens het Paastriduüm. Maar dit wordt ook telkens herdacht als de
heilige Mis wordt gevierd en de priester na de Consecratie zegt:
“Daarom gedenken wij, Heer, het lijden en de dood van Jezus
Christus, uw Zoon, dat Hij verrezen is, dat Hij is opgestegen naar de
hemel. Tot uw dienst geroepen, tot uw volk gemaakt, geven wij U wat
Gij ons zelf in handen hebt gelegd: dit ongebroken, vlekkeloze Lam,
dit brood van eeuwig leven, en deze beker die onze redding is in
eeuwigheid.”193

ARTIKEL 6
“DIE OPGESTEGEN IS TEN HEMEL, ZIT AAN DE
RECHTERHAND VAN GOD
DE ALMACHTIGE VADER”

“Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten
hemel opgenomen en zit aan de rechterhand van God” (Mar. 16,19).
Jezus “steeg op ten hemel op de veertigste dag na de verrijzenis met
het lichaam waarin Hij verrees en met Zijn ziel.”194 Hij steeg op ‘uit
eigen kracht’, kracht die Jezus als God bezat en kracht die zijn
verheerlijkte ziel had over zijn verheerlijkt lichaam. “Hij die alles
geschapen had, steeg boven alles uit door zijn eigen macht.”195

193 ROMEINS MISSAAL, Eucharistische Gebed I.


194 CONCILIE VAN LYON II. DS 462.
195 H. GREGORIUS DE GROTE. Geciteerd door THOMAS VAN AQUINO.

Catena Aurea. Vol. II St. Mark. Oregon: Wipf & Stock Publishers, 2005. XVI v 19-
20.
115
CARLOS MIGUEL BUELA

‘Is gezeten’ is een manier om te zeggen dat Jezus de verdiende rust


had bereikt die Hij verdient had als strijder die de overwinning behaald
had. Het is de positie van Koning en Rechter, vol macht en majesteit.
De Hemelvaart van Christus is één van die dingen die ons laat zien
dat we altijd zoeken moeten naar de wezenlijke dingen van het leven,
die dingen die onzichtbaar zijn voor de ogen van het lichaam en die
niet vervagen of sterven. De heilige Paulus zei tot de eerste
Christenen: “Als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt, zoekt wat
boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods. Zint op
het hemelse, niet op het aardse” (Kol. 3,1-2).
Bovendien mag de Hemelvaart van onze Heer ons met onwrikbare
hoop vervullen, omdat Jezus ons verzekert: “In het huis van mijn
Vader is ruimte voor velen (…) Ik ga heen om een plaats voor u te
bereiden (…) Ik kom terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij
zult zijn waar Ik ben” (Joh. 14,2-3). Wij zijn burgers van de hemel! (Vgl.
Fil. 3,20). Net zoals de apostelen “Jezus bij zijn Hemelvaart gespannen
nastaarden” (Vgl. Hand. 1,10), moeten wij onze ogen gericht houden
op Jezus.

1. AAN DE RECHTERHAND VAN DE VADER

“Hij heeft zich neergezet aan de rechterzijde van de majesteit in den


hoge” (Heb. 1,3): dit verwijst volgens de heilige Johannes Damascenus
naar de “heerlijkheid en de eer van de Goddelijkheid,”196 dat wil
zeggen dat Christus samen met de Vader regeert. Het betekent ook
dat Christus de rechterlijke macht over de levenden en de doden heeft.
Het weten dat de Heer bij de Vader is, mag ons vertrouwen in Hem
onbegrensd doen toenemen. Wij mogen met de heilige Paulus zeggen:
“Alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft” (Fil. 4,13). Wij kunnen
ook een andere prachtige uitdrukking van volledig vertrouwen

196 H. JOHANNES DAMASCENUS, F. o. 4,2,2.


116
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

uitspreken: “want ik weet Wie ik mijn vertrouwen heb geschonken”


(2 Tim. 1,12).

ARTIKEL 7
“VANDAAR ZAL HIJ KOMEN OORDELEN DE
LEVENDEN EN DE DODEN”

De heilige Petrus zei over Christus; “dat Hij de door God aangestelde
rechter is over de levenden en de doden” (Hand. 10,42).

1. LAATSTE OORDEEL EN BIJZONDER OORDEEL

Christus zal een tweede keer in de wereld komen, maar dan niet zoals
de eerste komst in Bethlehem: arm, nederig en genegeerd, maar met
macht en majesteit. Iedereen zal Christus als Rechter moeten
erkennen, want Hij zal komen om het laatste oordeel af te kondigen.
Bij zijn tweede komst zullen alle vijanden van Christus volledig
verslagen zijn. Christus zal dan alle trouwe leerlingen aanstellen om
samen met Hem te heersen. Maar nog vóór het einde der tijden,
namelijk op het ogenblik van onze dood, zal ieder van ons al
geoordeeld worden: “Het is het lot van de mens eenmaal te sterven,
en daarna komt het oordeel” (Heb. 9,27). Dit wordt bijzonder
oordeel genoemd.
Het verhaal gaat dat de heilige Aloysius Gonzaga op een dag,
samen met een paar vrienden, samengekomen was tijdens de recreatie.
Om te zien wat zij dachten, vroeg een priester wat ze zouden doen als
zij zouden weten dat zij binnen een paar uur zouden sterven. De één
antwoordde dat hij zou gaan biechten, de ander dat hij zou gaan
bidden, etc. De heilige antwoordde simpelweg: “Ik zou doorgaan met
spelen.”197 Hij was nooit bang voor de dood omdat hij voortdurend

197 Vgl. H. JOHANNES BOSCO, La juventud instruida. II, 1.


117
CARLOS MIGUEL BUELA

leefde in de genade van God. Voor hem, zowel als voor de heilige
Paulus, “is leven Christus en sterven winst” (Fil. 1,21) omdat hij wist
dat het oordeel van God in overeenstemming met de waarheid is (vgl.
Rom. 2,2). De heilige Rita van Cascia zei dat “de dood voor degene die
probeert God van harte te dienen, niets anders is dan een zoete
droom.”198
God zal ons hart beoordelen om te zien of wij Zijn leer hebben
geloofd die is overgeleverd door de Kerk. God zal beoordelen of wij
Zijn geboden hebben onderhouden, of wij de Sacramenten hebben
ontvangen, en of wij hebben gebeden zoals het hoort.
Tot de goeden, zij die in de genade van God gestorven zijn, zal
Christus zeggen: “Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het
Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld” (Mat.
25,34). Tot de slechten, zij die in doodzonde sterven zonder berouw,
zal Christus zeggen: “Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig
vuur, dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten” (Mat. 25,41).
In de hemel geniet men het aanschouwen van God. In de hel lijdt
men door de afwezigheid van God. In het eerste geval zullen de andere
schepsels een extra reden tot vreugde zijn; in het laatste geval zullen
zij juist een extra reden tot kwelling zijn. In de hemel heerst er
zaligheid zonder einde. In de hel heerst er bedroefdheid die
ongeneeslijk is. Luisterrijk geluk tegenover diepe ellende; schitterende
liefde tegenover een verdorven haat.
Het einde van de mens zal in overeenstemming met zijn leven zijn.
Daarom is het goed om ‘bij al je woorden aan je levenseinde te denken
en je zult je leven lang niet zondigen’ (vgl. Sir. 7,36).

198 H. RITA VAN CASCIA. Van haar leven.


118
IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS

2. DE LAATSTE LOUTERING OF VAGEVUUR

Jezus zei: “wie zich kant tegen de Heilige Geest, zal geen vergiffenis
verkrijgen, niet in deze, noch in de komende wereld” (Mat. 12,32). De
heilige paus Gregorius de Grote merkt ook op dat “wij kunnen
aannemen dat bepaalde zonden vergeven kunnen worden in deze
wereld, en andere zonden in de komende wereld.”199
Dat wil zeggen dat er een tussenplaats is tussen de hemel en de hel,
het vagevuur genaamd. De zielen die niet in doodzonde sterven, maar
nog gezuiverd moeten worden van hun fouten, gaan naar het
vagevuur. Alle zielen in het vagevuur kunnen worden geholpen door
onze gebeden.200
Een aflaat is een gedeeltelijke of gehele kwijtschelding van tijdelijke
straffen verschuldigd voor de zonden waarvan de schuld al vergeven
is. Deze straf moet ingelost worden door goede werken in dit leven of
door een bepaalde tijd van straf in het vagevuur.

“Er is geen teleurstelling, losbandigheid of zonde welke


niet overwonnen kan worden in Christus; net zoals er geen
verlangen, noodzaak of hoop is, die - ondergedompeld in
Christus, Heer en Verlosser - niet de gehoopte weldaden
ontvangt. (...) Christus is veeleisend. Hij vraagt alles. Hij roept
op tot onvoorwaardelijke edelmoedigheid. Maar precies door
middel van deze totaliteit blijft het Christendom een religie
die altijd actueel is, en het is bestemd om in harmonie te zijn
met het jeugdige bewustzijn dat geneigd is tot complete
zelfgave, dat vreemd staat tegenover ‘er maar voor de helft
voor gaan’ en vijandig tegenover formaliteit en
oppervlakkigheid. Christus opent een immense horizon voor
de jongere. Christus openbaart hem de relatie tussen
eeuwigheid en tijd, tussen het toekomstige leven en het
huidige. Hij laat hem zien dat er een diepgaand verband is
tussen waarheid en goedheid, en dat het morele niveau van

199 H. GREGORIUS DE GROTE, Dialogen 4, 39.


200 Vgl. 2 Makk. 12,43-46.
119
CARLOS MIGUEL BUELA

het leven dus wezenlijk afhankelijk is van de eigen capaciteit


om consequent te leven, een capaciteit die zijn wortels heeft
in het intieme gebied van de gedachten en het hart.”

H. Johannes Paulus II,


toespraak tot de jongeren van Bari (Italië),
11 maart 1984.

120
HOOFDSTUK DRIE
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

ARTIKEL 8
“IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST”

1. WIE IS DE HEILIGE GEEST?

De Heilige Geest is de derde Persoon van de heilige Drie-eenheid die


“voortkomt uit de Vader en de Zoon” (uit het Credo van Nicea –
Constantinopel).
Het is de Heilige Geest die de schoot van Maria bevruchtte en de
Incarnatie bewerkte.201 Het is de Heilige Geest die in de vorm van een
duif op Jezus neerdaalde tijdens Zijn Doopsel.202 Het is de Heilige
Geest die met Pinksteren, vijftig dagen na de verrijzenis van Jezus,
neerdaalde op de Maagd Maria en op de apostelen in de vorm van
vurige tongen.203 De Heilige Geest is “het Volmaakte Beeld van het
Volmaakte Leven, de Oorzaak van de levende dingen, de heilige Bron,
de Heiligheid die heiliging meedeelt.”204
Toen Jezus de komst van de Heilige Geest aankondigde en
beloofde, noemde Hij hem de “Paracleet” (Joh. 14,16), wat vaak
vertaald wordt met “Trooster”. Jezus noemt de Heilige Geest ook de
“Geest der Waarheid” (Joh. 16,13). Toen Jezus met Nikodemus sprak,
gebruikte Jezus het beeld van de wind (het woord ‘geest’, betekent in
de eerste plaats ‘adem, lucht, wind’) om ons te helpen begrijpen dat de
Goddelijke Geest de Adem van God is. “De wind blaast waarheen hij
wil, gij hoort wel zijn gesuis, maar weet niet waar hij vandaan komt en

201 Vgl. Luc. 1,35.


202 Vgl. Mar. 1,10.
203 Vgl. Hand. 2,3.
204 H. GREGORIUS THAUMATURGUS, Ex. de la Fe E.P. 611.
CARLOS MIGUEL BUELA

waar hij heen gaat; zo is het met ieder die geboren is uit de Geest” (Joh.
3,8).
Andere mooie symbolen van de Heilige Geest zijn: water, zalving,
een wolk, licht, een zegel, een hand, een vinger, een duif en vuur.205
Jezus zei: “Vuur ben Ik op aarde komen brengen en hoe verlang
Ik dat het reeds oplaait!” (Luc. 12,49).

2. PINKSTEREN

“Op de dag van Pinksteren (aan het einde van de zeven weken van de
paastijd) wordt het Pasen van Christus vervuld in de uitstorting van
de Heilige Geest, die getoond, gegeven en meegedeeld wordt als
Goddelijke persoon.”206
De heilige Lucas vertelt in de Handelingen van de Apostelen over
de komst van de Heilige Geest over de Apostelen, die bij elkaar waren
in het Cenakel “samen met… Maria, de Moeder van Jezus” (Hand.
1,14):
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats.
Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel
het huis waar zij gezeten waren, was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur
geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette. Zij werden allen
vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, neergelang
de Geest hun te vertolken gaf. (Hand. 2,1-4)
Deze gebeurtenis, die de oorsprong is van de Kerk, was de
vervulling van de belofte van de zending van de Heilige Geest die onze
Heer bij verschillende gelegenheden gedaan had. Op één zo’n
moment, op het hoogtepunt van het Joodse Loofhuttenfeest, riep
Christus “met luider stem: ‘Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij;
wie in Mij gelooft, hij drinke! Zoals de Schrift zegt: Stromen van

205 Je kunt een diepere uitleg van hun betekenis vinden in de KATECHISMUS VAN
DE KATHOLIEKE KERK. 694-701.
206 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 731.

122
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.’ Hiermee doelde Hij op
de Geest, die zij, die in Hem geloofden, zouden ontvangen” (Joh. 7,37-
39).
Daarom moeten we een groot verlangen hebben om de Heilige
Geest te bezitten. Hij kan gevonden worden in Jezus Christus, door
in Hem te geloven. Als je werkelijk Christus zoekt, zal Hij je te drinken
geven van zijn Geest. Je zult zo vredig en voldaan zijn dat binnenin
jou ‘stromen van levend water zullen vloeien,’ zoals Jezus zegt. Je zult
dit water niet alleen in overvloed voor jezelf hebben, maar ook voor
veel anderen.

3. DE HEILIGE GEEST, DE GAVE VAN GOD

“God is liefde” (1 Joh. 4,8.16) en de Liefde, die de eerste gave is, heeft
alle andere gaven in zich. “Gods Liefde is in ons hart uitgestort door
de Heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom. 5,5). Hij is de
nieuwe wet, de wet van “de liefde als de band der volmaaktheid” (Kol.
3,14). Hij is de “wet van het geloof” (Rom. 3,27), “de ‘wet’ van de
Geest” (Rom. 8,2), “het Evangelie van Gods genade” (Hand. 20,24), en
de “wet der vrijheid” (Jak. 2,12) omdat: “waar de Geest van de Heer
is, daar is vrijheid”(2 Kor. 3,17). Hij is het “geloof dat zich uit in liefde”
(vgl. Gal. 5,6).

4. DE VRUCHTEN VAN DE HEILIGE GEEST

Degene die trouw zijn aan de ingevingen van de Heilige Geest dragen
vruchten van “liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid,
goedheid, trouw, zachtmoedigheid, ingetogenheid. Tegen zulke
dingen bestaat geen wet” (Gal. 5,22) omdat de wet “er niet is voor de
rechtvaardigen” (1 Tim. 1,9). Dat wil zeggen dat zij die trouw zijn aan
de Geest niet tevreden zijn met alleen het onderhouden van de wet,
maar zij gaan een stap verder door te leven zoals de heilige Augustinus

123
CARLOS MIGUEL BUELA

zei: “Bemin en doe wat je wilt”207. Want iemand die werkelijk liefheeft,
wil altijd alleen maar dát doen wat God verlangt.
Er is waarschijnlijk in de heilige Schrift geen enkele zin te vinden
die zo sterk is als het volgende van de heilige Paulus: “Zou iemand de
Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe” (Rom.
8,9). Het is niet voldoende om te bidden, voedsel aan de armen te
geven, de naaste te dienen, zichzelf weg te cijferen of te studeren, etc.,
als het niet gebeurt in de geest. Als er geen geest is van gebed, een
geest van liefde voor de armen, een geest van studie, van
dienstbaarheid, van offervaardigheid in de ziel…. dan is het louter
uiterlijke werk niets waard.
Het is ook de Heilige Geest die voorkómt dat de heilige Mis ooit
iets mechanisch, een routinewerk of iets vervelends wordt; de Geest
maakt haar tot iets “unieks”. Iedere Mis die waardig gevierd wordt, is
een onzichtbare, maar werkelijke manifestatie van de Heilige Geest,
omdat de Heilige Geest werkzaam is om Christus te manifesteren. De
aanwezigheid van Jezus Christus is verenigd met het werk van de
Heilige Geest: daar waar Christus is, is de Heilige Geest. De heilige
Bernardus heeft gezegd: “Het feit dat Christus voor mij gestorven is,
zou mij niet baten als Hij mij niet levend zou maken door de Geest.”208
Je mag de Heilige Geest vaak vragen om je te leren hoe je op een
actieve, bewuste en vruchtbare wijze kunt deelnemen aan de heilige
Mis.

5. DE HEILIGE GEEST EN DE KERK

De Heilige Geest is de ‘ziel van de Kerk’: “Wat de ziel is in ons


lichaam, dat is de Heilige Geest in het Lichaam van Christus, de
Kerk.”209 De Heilige Geest brengt ons allemaal samen in eenheid.

207 H. AUGUSTINUS, Preken over de Eerste Brief van Johannes, VII, 8.


208 H. BERNARDUS, Brieven, 107, 9: PL 182, 247 A.
209 LEO XIII, Encycliek Divinum illud munus, 6.

124
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

“De Kerk, de gemeenschap die leeft in het geloof van de apostelen,


en die dat geloof doorgeeft, is de plaats waar wij de Heilige Geest leren
kennen:
- in de Schriften die Hij geïnspireerd heeft;
- in de Overlevering, waarvan de Kerkvaders de steeds actuele
getuigen zijn;
- In het leergezag van de Kerk, dat Hij bijstaat;
- in de sacramentele liturgie door middel van woorden en
symbolen, waardoor de Heilige Geest ons in contact brengt met
Christus;
- in het gebed waarin Hij voor ons ten beste spreekt;
- in de genadegaven en de bedieningen waardoor de Kerk
opgebouwd wordt;
- in de tekenen van het apostolisch en missionair leven;
- in het getuigenis van de heiligen, waarin Hij zijn heiligheid laat
zien en het heilswerk voortzet.”210
Bovendien “komt de Geest onze zwakheid te hulp. Want wij weten
niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons
met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rom. 8,26). De Heilige Geest,
auteur van de werken van God, is echter niet alleen de Meester van
het gebed, maar ook de gave zelf die ons gegeven wordt in het gebed.
De voornaamste gave die God aan een man of vrouw geeft, is God
zelf. Er bestaat geen grotere gave dan het oneindig Wezen van God
zelf. De voornaamste gave is de Heilige Geest en datgene wat ons
door Hem gegeven wordt. Wij kunnen de gave van de Heilige Geest
op een heel bijzondere manier ontvangen door het Sacrament van het
Vormsel. Maar of wij nou gevormd zijn of niet, wij mogen God altijd
vragen om de gave van de Heilige Geest. Wij mogen ook vragen dat
Hij ons helpt om alert te zijn op de ingevingen van de Heilige Geest,
zodat wij de verschillende bewegingen in onze ziel kunnen

210 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 688.


125
CARLOS MIGUEL BUELA

onderscheiden en de wil van God nauwgezet kunnen volbrengen.


Onze Lieve Heer leerde ons om dit verzoek met groot vertrouwen te
doen: “Of is er wel iemand onder u die zijn zoon een steen zal geven
als hij om brood vraagt? (...) Als gij dus, ofschoon gij slecht zijt, goede
gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer dan zal uw
Vader die in de hemel is, de Heilige Geest geven aan wie Hem daarom
vragen!” (vgl. Mat. 7,9.11).
Laten wij daarom vaak bidden:
Kom, Heilige Geest, vervul de harten van Uw gelovigen,
en ontsteek in hen het vuur van Uw liefde.
Zend Uw Geest uit, en alles zal worden herschapen.
En Gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.

Wij kunnen de Heilige Geest ook aanroepen met dit mooie gebed dat
wordt toegeschreven aan de heilige Ferdinand, koning van Spanje:
Heilige Geest, liefde van de Vader en de Zoon,
beziel mij altijd in wat ik moet denken,
wat ik moet zeggen en hoe ik het moet zeggen,
waarover ik moet zwijgen,
wat ik moet schrijven,
hoe ik moet werken,
wat ik moet doen om eer te brengen aan U,
om goed te doen aan de zielen en mijn eigen heiliging te verkrijgen. Amen.
De heilige Johannes Paulus II stelde de jongeren voor te bidden tot
de Maagd Maria om de komst van de Heilige Geest, met dit gebed van
de heilige Idelfonsus van Toledo:
"Ik bid tot u, gezegende Maagd,
dat ik Jezus mag ontvangen door diezelfde Geest
door wie ook gij Jezus hebt ontvangen.
126
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

Dat mijn ziel Jezus mag ontvangen door diezelfde Geest


waardoor Jezus in uw schoot is mens geworden.
Dat ik Jezus mag liefhebben in diezelfde Geest
in wie gij Hem aanbidt als Heer
en aanschouwt als Zoon".211

ARTIKEL 9
“IK GELOOF IN DE HEILIGE KATHOLIEKE
KERK, DE GEMEENSCHAP VAN DE HEILIGEN”

INLEIDING

Het heilig kruis is het symbool van een katholiek persoon omdat het
de drie voornaamste mysteries van onze heilige godsdienst
symboliseert:
1. Het mysterie van de heilige Drie-eenheid: drie Personen in
één enkele natuur;
2. Het mysterie van Jezus Christus, onze Heer, waarachtig God
en waarachtig mens, die aan het kruis is gestorven om ons te redden;
3. Het mysterie van de heilige Katholieke Kerk, het Koninkrijk
van de verlossing, dat voortkomt uit de heilige Drie-eenheid en
uitmondt in de heilige Drie-eenheid, dat in tijd en ruimte is voortgezet,
verbreid en meegedeeld door Jezus Christus; de bovennatuurlijke ark
van het heil door middel van de heiligmakende genade verleend in de
Sacramenten.
Er zijn vier dingen die uitdrukken wat de Kerk is:
1. Haar natuur;
2. Haar eigenschappen;
3. Haar leden;

211H. JOHANNES PAULUS II, Boodschap b.g.v. de 13e Wereld Jongeren Dag, 9.
127
CARLOS MIGUEL BUELA

4. Haar bestaanswijzen.

1. HET WEZEN VAN DE KERK

De Kerk verwijst essentieel naar de heilige Drie-eenheid: “een volk


dat verenigd is in de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest”.212 De Kerk is het volk van God213, het Lichaam van
Christus214 en de Tempel van de Heilige Geest215.

1.WIJ ZIJN HET VOLK VRIJGEKOCHT DOOR HET BLOED


VAN CHRISTUS

Christus “is voor allen gestorven” (2 Kor. 5,15). Christus wil dat “alle
mensen gered worden en tot de kennis van de waarheid komen” (1
Tim. 2,4). Daarom heeft Christus de Kerk gesticht. Hij heeft haar
stichting tijdens zijn openbare leven voorbereid door de leer te
onderrichten die gepredikt moest worden en toen Hij de Sacramenten
instelde, die de kanalen zijn waardoor de genade van God de mensen
bereikt; toen Hij de heilige Mis instelde als een altijddurend offer voor
de uitboeting van de zonden; toen Hij de wetten afkondigde die het
leven van de gelovigen regelen; toen Hij het katholieke priesterschap
instelde; toen Hij de gezagdragers van zijn volk koos, de Paus en de
bisschoppen; en toen de heilige Petrus het geloof in de goddelijke en
messiaanse natuur van Jezus Christus beleed: “Gij zijt de Christus, de
Zoon van de levende God” (Mat. 16,16). Deze lange voorbereiding
bereikte zijn hoogtepunt in het offer aan het kruis, want de Kerk is
ontstaan uit de doorboorde zijde van de Heer, juist zoals Eva was
voortgekomen uit de zijde van Adam. Christus is de nieuwe Adam; de

212 H. CYPRIANUS, De orat. Dom., 23; H. AUGUSTINUS, Serm. 73, 20, 33; H.
JOHANNES DAMASCENES, Adv. Iconoc. 12 ; Vgl. TWEEDE VATICAANS
CONCILIE, Lumen Gentium, 4.
213 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen Gentium, 9-17.
214 Ibid. 7.
215 Ibid. 4; voor deze onderwerpen wordt verwezen naar: H. JOHANNES PAULUS

II, Christifideles laici, 8, 11-13.


128
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

Kerk is de nieuwe Eva: “de ene en enige onbevlekte maagd, de heilige


moeder de Kerk.”216 Deze Kerk, geboren aan het kruis, “toonde zich
openlijk voor de ogen van de mensen op het grote feest van
Pinksteren.”217 Er waren dus drie stadia bij de stichting van de Kerk
door Christus: haar voorbereiding, haar hoogtepunt en haar publieke
verschijning.

2.DOOR HET DOOPSEL WORDEN WIJ IN DE KERK


INGELIJFD

Wij zijn ingelijfd in de Katholieke Kerk door het Doopsel. Wij zijn in
de naam van de heilige Drie-eenheid levende leden van Jezus Christus
geworden. De Kerk bestaat uit mensen die zijn gered door Christus.
Wij noemen ‘kerken’ die kerkgebouwen of Godshuizen waar de leden
van de Kerk bijeenkomen om God te aanbidden en te loven. Jezus
Christus sterft voor allen en voor ieder van ons. Hij sterft voor de
Kerk, dat wil zeggen, voor al de mensen die samen de Kerk vormen,
en niet voor de stenen, het stucwerk, de deurknoppen, de tegels, de
banken, etc.

3.DE SYMBOLEN OF BEELDEN VAN DE KERK 218

De heilige Schrift toont ons de Kerk aan door middel van veel
beelden:
a) Zij lijkt op een schaapskooi (Joh. 10,1-10) waarvan Christus de
deur is.
b) Zij lijkt op een kudde (Joh. 10,16) van schapen waarvan Christus
de herder is.

216 CONCILIE VAN VIENNA, Constitutie De Summa Trinitate et fide catholica, DS


480.
217 LEO XIII, Encycliek Divinum illud munus, 5: ASS 649.
218 Vgl. VATICAANS CONCILIE II, Lumen Gentium, 6.

129
CARLOS MIGUEL BUELA

c) Zij lijkt op Gods akker (1 Kor. 3,9) waarop de Heer de uitgelezen


wijngaard aanlegde219 (Mat. 21,33-43). De ware wijnstok is Christus en
wij zijn de ranken die leven omdat wij verbonden zijn met Hem die
het levenssap aan ons doorgeeft, dat wil zeggen, de genade (Joh. 15,1-
5).
d) Het bouwwerk van God (1 Kor. 3,9) waarvan Jezus de hoeksteen
is (Mat. 21,42).
e) Het huis van God (1 Tim. 3,15) omdat in haar alle ware kinderen
van God leven.
f) Het gezin van God (vgl. Ef. 2,19-22) waarin wij allen kinderen van
dezelfde Vader zijn en dus allemaal broeders en zusters.
g) De heilige tempel (Ef. 2,21) waarvan wij de levende stenen zijn (1
Petr. 2,5).
h) Het nieuwe Jeruzalem (Apok. 3,12) of het hemelse Jeruzalem (Heb.
12,22) omdat het de plaats is van de ontmoeting tussen God en de
mens, de plaats waar de heerlijkheid Gods zich openbaart.
i) De bruid van Christus (vgl. Ef. 5,22-32) omdat Christus de Kerk
beminde en zichzelf voor haar opofferde, ons zuiverend door het
Doopsel en door het Woord.
j) Het Rijk Gods (Mar. 1,15) of het Rijk der Hemelen (Mat. 3,2)
omdat in dit rijk God de Koning is en wij Zijn onderdanen.
k) Het Lichaam van Christus (1 Kor. 12,12-27). Iedereen die gedoopt
is, is verbonden met Christus, zoals de ledematen van een lichaam
verbonden zijn met het hoofd. Wij zijn broeders en zusters van elkaar
en wij vormen dus één familie: de Kerk.
l) De volheid van Christus (vgl. Ef. 1,23) omdat zij niet alleen bestaat
uit het Hoofd, Christus, maar ook uit de ledematen van het Hoofd,
andere “Christussen”220.

219 Vgl. Jes. 5,1-7


220 H. JOHANNES PAULUS II, Christifideles Laici, 14.
130
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

m) Onze Moeder (Gal. 4,26), omdat de Kerk door middel van de


Sacramenten het bovennatuurlijk leven verwekt dat Christus kwam
brengen.
n) Het Volk van God (Heb. 4,9) dat het werk van Jezus Christus
voortzet.

2. KENMERKEN VAN DE KERK VAN JEZUS CHRISTUS

Het Credo van Nicea – Constantinopel wijst op vier eigenschappen


van de Kerk: één, heilig, katholiek en apostolisch.

DE KERK IS ÉÉN

Zij is één omdat er “één Heer, één geloof, één doop” is (Ef. 4,5). De
Kerk is één omdat er een zichtbaar Hoofd is, de Paus, “voortdurend
beginsel en zichtbare grondslag van de eenheid.”221 De Kerk is één
omdat het “een en dezelfde Geest is, die aan ieder zijn gaven uitdeelt
zoals Hij het wil” (1 Kor. 12,11). De Kerk is één omdat zij “één lichaam
is en één Geest” (Ef. 4,4). Bovendien is de Kerk één omdat in ieder
bisdom slechts één bisschop is, die “verenigd met de Paus” het
“zichtbare beginsel en fundament van eenheid is in zijn eigen
particuliere kerk.”222
“Er bestaat slechts één Kerk en deze alleen zal de haven bereiken;
alle anderen zullen schipbreuk lijden…”223 De andere ‘kerken’ zijn niet
echt, omdat zij niet gesticht zijn door Jezus Christus. De “straal van
die waarheid welke alle mensen verlicht”224 die er in deze ‘kerken’ is,
is het werk van de Heilige Geest en een voorbereiding op het
Evangelie.225

221 EERSTE VATICAANS CONCILIE, Dz. 1821.


222 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 23.
223 H. FRANCISCUS VAN SALES, Meditaciones Sobre la Iglesia, BAC, Madrid, 1985,

p. 46.
224 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Nostrae aetate, 2.
225 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 16; vgl. EUSEBIO

131
CARLOS MIGUEL BUELA

De eenheid van de Christenen: Oecumene


Vanwege de belofte / profetie van Christus dat er “één kudde” en
“één herder” (Joh. 10,16) zal zijn en dankzij het priesterlijk gebed van
Christus dat “allen één mogen zijn” (Joh. 17,21), heeft de Katholieke
Kerk tot taak om de eenheid tussen alle Christenen tot stand te
brengen, dat wil zeggen, tussen alle mensen die “de Drie-ene God
aanroepen en Jezus belijden als hun Heer en Verlosser”226. Deze taak
wordt oecumene genoemd. Die eenheid wordt bereikt door middel
van een voortdurende hernieuwing van de Kerk door een grotere trouw
aan haar roeping, door de bekering van het hart om meer in
overeenstemming met het Evangelie te leven, door het
gemeenschappelijk gebed, door een wederzijdse broederlijke kennis van elkaar,
door dialoog en door samenwerking.227

1. DE KERK IS HEILIG

De Kerk is heilig omdat zij “toegewijd is aan God en in Hem geheiligd


is;”228 omdat haar onzichtbaar Hoofd, Christus, heilig is (vgl. Ef. 4,15-
16). De Kerk is heilig omdat de Sacramenten die zij toedient heiligheid
schenken en omdat haar doel heilig is: de eer van God en de verlossing
van de mensen. De Kerk is heilig omdat haar leden heiligen moeten
zijn, dat wil zeggen, zij moeten leven in de genade van God (als er
leden van de Kerk zijn die zondaars zijn, is dat niet de fout van de
Kerk, maar het is eerder hun eigen schuld, in zoverre zij geen
gehoorzame leden van de Kerk willen zijn).

2. DE KERK IS KATHOLIEK

De Kerk is katholiek, wat ‘universeel’ betekent, in de zin van de


totaliteit van de Kerk of haar volledigheid. De Kerk beperkt zich niet

DE CESAREA, Voorbereiding op het Evangelie, 1,1.


226 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Unitatis redintegratio, 1.
227 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 821.
228 ROMEINSE CATECHISMUS, I, X, 15.

132
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

tot de grenzen van een staat, tijdperk, ras, beschaving, sociale klasse,
cultuur of taal. “Dan is er geen sprake meer van heiden of jood,
besnedene of onbesnedene, barbaar en onbeschaafde, van slaaf of
vrije mens. Dáár is alleen Christus, alles in allen” (Kol 3,11). De Kerk
is katholiek omdat alle mensen die verlost zijn, verlost zijn in zoverre
zij bij de Kerk horen. Sommige mensen zijn zichtbaar verbonden met
haar Lichaam en ook onzichtbaar verbonden met haar ‘ziel’; terwijl
anderen, die zonder eigen schuld geen kennis hebben van het
Evangelie en die gehoorzaam zijn aan de wil van God, gered worden
omdat zij behoren tot de ‘ziel’ van de Kerk. Zij zijn gered omdat zij
onder invloed van de genade229 van de Heilige Geest handelen, en “de
Heilige Geest is de ziel van de Kerk.”230
a) De missie
De hele Kerk heeft als missie de meerdere eer van God en de
verlossing van alle mensen te zoeken. Daarom is “de pelgrimerende
Kerk vanwege haar natuur missionair.”231 De Kerk kan nooit
ophouden te luisteren naar het gebod van haar Heer: ”Gaat uit over
de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping”
(Mar. 16,15).232
Na 2000 jaar kunnen wij zeggen dat het missionaire werk nog
steeds in haar beginstadium verkeert, omdat twee derde van de
mensheid Jezus Christus nog niet kent. “Wij kunnen niet rustig blijven
toekijken als wij denken aan de miljoenen broeders en zusters die ook
verlost zijn door het bloed van Christus, maar leven zonder Gods
liefde te kennen. Zowel voor de afzonderlijke gelovige als voor de
gehele Kerk moet de zaak van de missie op de eerste plaats komen,

229 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 16.


230 LEO XIII, Encycliek Divinum illud munus 13.
231 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Ad gentes, 2.
232 Vgl. H. JOHANNES PAULUS II, Encycliek Redemptoris Missio, over de blijvende

geldigheid van de missie-opdracht, 2: “de Missie gaat alle christenen aan, alle
bisdommen en parochies, kerkelijke instellingen en verenigingen”.
133
CARLOS MIGUEL BUELA

omdat zij de eeuwige bestemming van de mens betreft en


beantwoordt aan het geheimvolle en barmhartige plan van God.”233
Wij moeten steeds bidden voor de missionarissen die over de vijf
continenten verspreid zijn; missionarissen die vaak hun trouw aan
Jezus Christus en aan zijn Kerk bekronen met het martelaarschap.
Wij moeten vragen om de toename van missionaire roepingen uit
christelijke gezinnen: “Als de ouders bereid zijn in te stemmen met
het vertrek van een van hun kinderen naar de missie, als zij deze
genade aan de Heer gevraagd hebben, zal Deze hun daarvoor met
vreugde belonen op de dag dat een zoon of dochter zijn roeping zal
horen.”234
Wij moeten ook nooit vergeten dat we geroepen zijn om
missionaris te zijn waar we ook leven, zelfs in ons eigen huis: “Er is
een grote behoefte aan jongeren die in hun eigen omgeving
missioneren; vreugdevolle, sterke, nederige, moedige, vastberaden
jongeren die bereid zijn uitdagingen aan te gaan; jongeren die in staat
zijn met overtuiging Christus aan de wereld te laten zien, en die
getuigen van Hem door hun woorden en daden, door hun dagelijkse
leven.”235
b) Niet-Christenen: de interreligieuze dialoog
“De missionaire taak van de Kerk impliceert een respectvolle dialoog
met hen die het Evangelie nog niet aanvaarden. De gelovigen kunnen
voor zichzelf baat hebben bij deze dialoog door ‘al wat er reeds aan
waarheid en genade bij de volken als een verborgen tegenwoordigheid
van God wordt gevonden’, beter te leren kennen. Als zij de Blijde
Boodschap verkondigen aan hen die haar niet kennen, dan is dat om
de waarheid en het goede dat God onder de mensen en de volken
heeft verbreid, te verstevigen, aan te vullen en op een hoger plan te

233 H. JOHANNES PAULUS II, Redemptoris Missio, 86.


234 H. JOHANNES PAULUS II, Redemptoris Missio, 80.
235 H. JOHANNES PAULUS II, Toespraak tot de jongeren van het bisdom Treviso (Italië),

15 juni 1985.
134
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

brengen en het te zuiveren van dwaling en kwaad ‘tot eer van God,
tot beschaming van de duivel en tot geluk van de mens.’”236 Dit wordt
interreligieuze dialoog genoemd.
3. DE KERK IS APOSTOLISCH
De Kerk is apostolisch, dat wil zeggen: zij is stevig gegrondvest op de
apostelen. De Kerk is apostolisch omdat het de apostelen waren die
de Kerk in de wereld verbreidden. De Kerk is apostolisch omdat er
een onafgebroken lijn van herders is, vanaf de apostelen tot de
bisschoppen van vandaag, en omdat hun leer identiek is aan de leer
van de apostelen. De Kerk herhaalt voortdurend dezelfde
geloofsbelijdenis. De Kerk is apostolisch omdat zij hiërarchisch is.
Alleen de heilige Katholieke Kerk, “de moeder en lerares van alle
gelovigen”237 en de “pijler en grondslag van de waarheid” (1 Tim 3,15),
heeft deze kenmerken, omdat de Kerk, door Christus gesticht, “zich
bevindt in de Katholieke Kerk, die door de opvolger van Petrus en de
met hem verenigde bisschoppen wordt bestuurd.”238
a) Rooms
De Katholieke Kerk wordt “Rooms” genoemd omdat de paus zijn
bisschopszetel in Rome heeft, gefundeerd op het graf van de heilige
apostel Petrus, de eerste paus. “Het ware geloof wordt altijd veilig en
ongeschonden bewaard in de Kerk van Rome.”239 De heilige Vincent
Ferrer leert: “Als de engelen van God zouden tegenspreken wat door
de Roomse Kerk was bepaald, zouden wij hen niet moeten geloven,
zoals blijkt uit wat de heilige Paulus zegt: ‘Maar al zouden wijzelf of
een engel uit de hemel u een ander evangelie verkondigen dan het
evangelie dat wij u verkondigd hebben, hij zij vervloekt’ (Gal. 1,8).”240

236 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 856.


237 TWEEDE CONCILIE VAN LYON, Dz 460.
238 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 8.
239 PIUS XI, Encycliek Lux Veritatis, 5.
240 VINCENT FERRER, Tratado del Cisma Moderno, 5, 2; Biografías y escritos, BAC,

Madrid, 1956, p. 447.


135
CARLOS MIGUEL BUELA

Daarom heeft de Kerk volgens de wil van onze Heer Jezus


Christus een bepaalde structuur. De Kerk is niet slap als een pudding
of zonder ruggengraat als een weekdier; ze heeft een bottenstructuur;
zij is niet zuiver geestelijk, innerlijk en onzichtbaar, ze is ook menselijk,
sociaal, uiterlijk en zichtbaar, ofwel: hiërarchisch.
b) Roepingen
Roepingen tot het Godgewijde leven (priesters, diakens,
missionarissen, religieuzen, en Godgewijde leken) “raken de Kerk in
een van haar wezenlijke kenmerken, namelijk die van haar
apostoliciteit.”241 Roepingen “zijn het bewijs van de vitaliteit van de
Kerk.”242 Roepingen zijn het teken van de vitaliteit en de christelijke
rijpheid van de hele gemeenschap. Alle Christenen hebben de plicht
om tot God te bidden voor de toename, de volharding en de heiliging
van roepingen, zoals de Heer ons leerde: “Vraagt daarom de Heer van
de oogst arbeiders te sturen om te oogsten” (Mat. 9,38).
c) Sekten
Het gebrek aan ware herders brengt veel mensen ertoe om valse
herders te zoeken. Het gebrek aan priesterlijke en religieuze roepingen
is een van de factoren die ons bewust heeft gemaakt van wat door de
Latijns-Amerikaanse bisschoppen “de invasie van de sekten”243 wordt
genoemd.
“Het probleem van de sekten heeft dramatische afmetingen
aangenomen en is een oorzaak van urgente zorg geworden, bovenal
vanwege het groeiende proselitisme,”244 zoals de bisschoppen van dit
continent hebben aangegeven.

241 H. JOHANNES PAULUS II, Zondagse Meditatie, 16 april 1989.


242 H. JOHANNES PAULUS II, Homilie in het Regionaal Grootseminarie van Seoul, 3 mei
1984, 4.
243 DERDE ALGEMENE CONFERENTIE VAN HET LATIJNS-

AMERIKAANSE EPISCOPAAT, Puebla Document, 419.


244 VIERDE ALGEMENE CONFERENTIE VAN HET LATIJNS-

AMERIKAANSE EPISCOPAAT (12-28 oktober 1992), Santo Domingo Document,


132.
136
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

Het moet wel duidelijk zijn dat de protestante geloofs-


gemeenschappen die geloven in de Drie-eenheid en de Goddelijkheid
van Jezus, de zogenaamde ‘nationale kerken’ (zoals de Lutherse Kerk,
de Gereformeerde of Calvinistische Kerk, of de Anglicaanse Kerk)
geen sekten zijn. De zogenaamde ‘vrije kerken’ (zoals Presbyters,
Congregationalisten, Baptisten of Methodisten) in eigenlijke zin ook
geen sekten zijn.
Jonge mensen moeten wel gewaarschuwd worden voor de
zogenaamde “fundamentele sekten” en “nieuwe religieuze bewegin-
gen of vrije religieuze bewegingen” zoals Jehova’s getuigen,
Mormonen, of de Pinksterbeweging.
“Veel pseudoreligieuze bewegingen met een oosters karakter,
bewegingen van het occultisme, van de waarzeggerij en van het
spiritisme ondermijnen het geloof en veroorzaken onzekerheid, ze
geven bedrieglijke oplossingen voor de belangrijkste vragen van de
mens, zijn bestemming, zijn vrijheid en de betekenis van het leven.”245
De jongeren van onze tijd moeten bijzonder gewaarschuwd
worden voor de gnostische beweging die “New Age” (of het tijdperk
van de Waterman) wordt genoemd. Deze beweging roept op tot het
einde van het Christendom, dat zij het “Tijdperk van de Vissen”
noemt.
De jongeren moeten apostelen voor de jongeren zijn. Veel
jongeren die de weg zijn kwijtgeraakt, misschien mede door onze
schuld omdat we geen helder getuigenis van Jezus Christus hebben
gegeven, raken uiteindelijk verankerd in sekten. Wat we hiertegen
kunnen doen, is het geven van een enthousiast antwoord op hun
vragen, met name op drie gebieden:

245VIERDE ALGEMENE CONFERENTIE VAN HET LATIJNS-


AMERIKAANSE EPISCOPAAT (12-28 oktober 1992), Santo Domingo Document,
140-153.
137
CARLOS MIGUEL BUELA

1. Wij moeten weten hoe wij een levendige liturgie kunnen


aanbieden: “Een levendige liturgie bevorderen waarin de gelovigen
ingeleid worden in het mysterie”. Dit betekent eerst en vooral dat je
moet leren om “de Mis te beleven” en om binnen te gaan in haar
mysterie.
2. Wij moeten in onze gemeenschap een authentieke, hartelijke
broederschap leven, waarin wij met elkaar omgaan als broeders en
zusters.
3. Onze gemeenschap moet gekenmerkt worden door een actieve,
missionaire participatie.
Kortom, wat we nodig hebben is een “levendige liturgie, een
hartelijke gemeenschap, en een actieve missionaire participatie.”246

“Aan de jongeren zelf vraag ik te luisteren naar het woord


van Christus die tot hen zegt, zoals tot Simon Petrus en
Andreas bij het meer van Galilea: ‘Komt, volgt Mij; Ik zal u
vissers van mensen maken’ (Mat. 4,19). Laten zij de moed
hebben om te antwoorden zoals Jesaja: ‘Hier ben ik, Heer,
zend mij’ (Jes. 6,8). Zij zullen een boeiend leven voor zich
hebben en de ware voldoening kennen van het verkondigen
van de ‘Blijde Boodschap’ aan de broeders en zusters die zij
op de weg van het heil zullen voeren”.

H. Johannes Paulus II,


Encycliek Redemptoris Missio, 80.

DERDE ALGEMENE CONFERENTIE VAN HET LATIJNS-


246

AMERIKAANSE EPISCOPAAT, Puebla Document, 1122.


138
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

3. DE LEDEN VAN DE KERK

1.DE PAUS

Het zichtbare hoofd van de Kerk is de Paus, de plaatsvervanger van


Jezus Christus en de opvolger van de heilige Petrus, de “zoete Christus
op aarde”247. Hij is, zoals eerder gezegd, onfeilbaar in de leer over de
waarheden van geloof en zeden. Alle mensen in de Kerk, ook “de
eigen Concilies”248, moeten zich aan hem onderwerpen. Hij heeft de
bevoegdheid om wetten uit te vaardigen voor de gehele Kerk249. Hij is
de opperste rechter op aarde en hij kan in deze wereld door “niemand
geoordeeld”250 worden. Daarom is het gehoorzaam zijn aan de Paus
“een absolute noodzaak omwille van de verlossing voor ieder
menselijk schepsel.”251 Hij is de rots waarop de Kerk is gebouwd252.
Daarom, “waar Petrus is, daar is de Kerk.”253 Daarom “kan niemand
een ander fundament leggen dan wat er reeds ligt” (1 Kor. 3,11).

2.DE BISSCHOPPEN

De bisschoppen zijn de opvolgers van de apostelen254. Zij zijn degene


die de apostolische traditie in de wereld manifesteren en in stand
houden255. Jezus zei over hen: “Wie naar u luistert, luistert naar Mij,
en wie u verstoot, verstoot Mij” (Luc. 10,16). De heilige Ignatius van
Antiochië leerde: “Blijf onderworpen aan je bisschop, juist zoals
Christus zichzelf onderwierp aan de Vader… Doe niets tegen zijn wil
in. Verenigd met de bisschop, zoals de Kerk dat is met Christus, en

247 H. CATHARINA VAN SIENA, Brief 196 aan paus Gregorius XI.
248 VIJFDE LATERAANS CONCILIE, Dz. 740.
249 Vgl. CONCILIE VAN CONSTANTINOPEL, Dz. 588 en 589.
250 Vgl. CONCILIE VAN ROME, Dz. 330.
251 BONIFATIUS VIII, Bul ‘Unam Sanctam’, Dz. 469.
252 Vgl. Mat. 16, 16-19.
253 H. AMBROSIUS, Ennarraciones in psalmos, XL, 30.
254 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 20-27; Decreet

Christus Dominus, 2.
255 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 20.

139
CARLOS MIGUEL BUELA

Christus met de Vader, opdat in alle dingen de harmonie van de


eenheid mag heersen.”256 Bovendien verklaarde de heilige Cyprianus:
“Wie niet met de bisschop is, is niet met de Kerk.”257
Verenigd met de Paus als hoofd, zijn de bisschoppen “gemaakt tot
een vast college of vaste groep.”258 Dit college of corps van
bisschoppen “heeft echter geen gezag, als men het niet beschouwt als
verenigd met de Paus van Rome, de opvolger van Petrus, als met zijn
hoofd.”259 De macht van dit college wordt op plechtige wijze
uitgeoefend in de Oecumenische Concilies. Voor zover dit college uit
velen bestaat, brengt het de verscheidenheid en de universaliteit van
het volk Gods tot uitdrukking; voor zover het is verenigd onder één
Hoofd, drukt het de eenheid uit van Christus’ kudde.260

3.DE PRIESTERS 261

De priesters zijn de vaders en leraren van het Volk van God. Zij
dienen Christus, die Priester, Leraar en Koning is en zij hebben deel
aan Zijn dienstwerk. Zij zijn de instrumenten van God doordat zij alle
mensen de verlossing brengen. In onze gemeenschappen
vertegenwoordigen zij Christus, Hoofd en Herder. Zij hebben de
macht brood en wijn te veranderen in het Lichaam en het Bloed van
de Heer, de macht om onze zonden te vergeven en het Woord van
God te prediken.

256 H. IGNATIUS VAN ANTIOCHIË, Brief aan de Efeziërs, V, 1; II, 2. Brief aan de
Smyrnaeërs, VIII, 1.
257 H. CYPRIANUS, Brief 66, VIII, 1.
258 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 19.
259 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 22.
260 Vgl. Idem, 22.
261 Vgl. H. JOHANNES PAULUS II, Pastores Dabo Vobis, 15.

140
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

4.DE LEKEN 262

De leken vormen het overgrote deel van het volk van God. Het zijn
de vaders en de moeders van gezinnen, de arbeiders, de studenten, de
beroepsbeoefenaars, de werknemers, de politici, de zakenlieden, etc.
Hun specifieke roeping is het heiligen van zichzelf midden in de
wereld, het doen van de wil van God in het gezin, op het werk, tijdens
momenten van ontspanning, bij de sport, etc. Door de geboden van
God te gehoorzamen op de plaats waar zij werken en rusten, maken
zij het mogelijk dat God kan regeren in de gezinnen, fabrieken,
verenigingen, ziekenhuizen, rechtszalen, krijgsmachten, scholen,
universiteiten en sportwedstrijden, in de hele samenleving. De leken
moeten ernaar streven dat God “alles in allen” (1 Kor. 12,6) zal zijn,
omdat er niets werkelijk menselijks is dat niet onder het rijk van
Christus gesteld moet worden. Degene die dit verwerpen, of die
vijandig tegenover Christus staan of bestrijden dat Hij heerst in de
samenleving, of zelfs zij die het niet kan schelen of Hij wel of niet
regeert, zij werken in feite allemaal voor de duivel, want individuen en
naties moeten toch iemand dienen; zij zullen of God dienen of de
duivel. Er is geen plaats voor welk type van neutraliteit dan ook. “God
dienen is heersen”.263

5.RELIGIEUZEN OF GODGEWIJDEN 264

De religieuzen of godgewijde leden van de Kerk herinneren ons aan


het belang van de schatten van de hemel. Zij volgen Jezus van heel
nabij in de vervulling van de evangelische raden van kuisheid, armoede
en gehoorzaamheid, en ze trachten de zaligsprekingen na te leven.

262 Vgl. H. JOHANNES PAULUS II, Christifideles laici, 1, 8, 11-14.


263 ROMEINS MISSAAL, Heilige Mis voor de Vrede.
264 Vgl. H. JOHANNES PAULUS II, Vita consacrata, 21, 33, 35.

141
CARLOS MIGUEL BUELA

Deze staat van leven behoort zonder enige twijfel tot het leven en
de heiligheid van de Kerk.265
“Door hun levensstaat leggen de religieuzen een welsprekend en
verheven getuigenis af van het feit, dat de wereld niet van gedaante
kan veranderen noch aan God opgedragen kan worden zonder de
geest van de zaligsprekingen.”266

4. DE DRIE BESTAANSWIJZEN VAN DE KERK

De Kerk heeft drie bestaanswijzen: strijdend, lijdend en triomferend.


De Kerk bestaat niet alleen uit de levende mensen die onderweg
zijn naar de hemel, dat wil zeggen, zij die pelgrimeren en strijden voor
Christus (de strijdende Kerk). De strijdende kerk sluit de tarwe in (de
goeden, “de kinderen van het koninkrijk”) en het onkruid (de slechten,
“de kinderen van het kwaad”) volgens de parabel in Mat. 13,38. De
Kerk bestaat ook uit hen, die, nadat zij gestorven zijn in de genade van
God, nog gezuiverd moeten worden van de tijdelijke straffen
veroorzaakt door hun zonden. Deze zielen zijn nu in het vagevuur (de
lijdende Kerk). Tenslotte bestaat de Kerk ook en voornamelijk uit
onze broeders en zusters die al genieten van de Drie-ene God in de
hemel (de triomferende Kerk) samen met de Maagd, de goede engelen
en alle heiligen die hebben gezegevierd over hun vijanden.
Deze drie bestaanswijzen vormen samen de gemeenschap van de
heiligen. Samen met de triomferende Kerk (zij die zegevierend heersen
in de hemel) en de lijdende Kerk (zij die geduldig hun schuld aflossen
in het vagevuur), behoren wij, de strijdende Kerk (de pelgrims die
strijden voor Christus op aarde), tot deze ene en enige Kerk van
Christus door de “Eenheid in de Drievuldigheid, en de Drievuldigheid
in de Eenheid”267 te aanbidden; door het geloof in Jezus te belijden,

265 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 44.


266 Vgl. TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Lumen gentium, 31.
267 De geloofsbelijdenis die het Credo van Athanasius genoemd wordt, Dz 39.

142
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

door te verklaren “U bent de Christus, de Zoon van de levende God”


(Mat. 16,16), “de ware God uit ware God…. die omwille van ons
heil… mens geworden is”268, en onszelf op Hem geënt te laten zijn
door middel van het Doopsel, om te delen in het goddelijke leven dat
ons gegeven wordt door middel van de heiligmakende genade. Dat is
de gemeenschap van de heiligen. Deze gemeenschap, of
“gemeenschappelijke unie” is de vrucht van hetzelfde goddelijke leven
en van dezelfde genade van God die door de Kerk stroomt, zoals het
sap dat door de gehele wijnrank stroomt, en die al haar leden
samenbrengt in God, die driemaal heilig is.
Het mystieke Lichaam van Christus, dat bestaat uit de gelovigen in
de hemel, in het vagevuur en op aarde, heeft een soort
circulatiesysteem dat hemelse goederen verdeelt. Wij kunnen daarom
voor elkaar bidden en voor elkaar ten beste spreken. Daarom is een
katholiek gelovige in Nederland door de genade verbonden met alle
andere katholieken in alle delen van de wereld. Sterker nog, deze
verbondenheid is sterker, dieper en hechter dan de verbondenheid van
mijn hand met mijn hersenen, omdat de verbondenheid die door de
genade tot stand is gebracht en dus bovennatuurlijk is, ongetwijfeld
veel beter is dan iedere andere verbondenheid in de natuurlijke orde.
Daarom mogen wij een vurige liefde hebben voor alle heiligen, onze
meest geliefde broeders en zusters die, zoals wij, eens hebben moeten
strijden en lijden om uiteindelijk te zegevieren met de hulp van de
genade van God. Daarom hebben wij ook altijd de plicht om voor de
doden te bidden, om de last van wat zij nog uit te boeten hebben, wat
te verlichten. Zij zullen alles wat wij voor hen gedaan hebben in
overvloed belonen.
Conclusie
In de Kerk zijn mysterie, gemeenschap en missie altijd met elkaar
verweven. Geen van deze aspecten van de ene werkelijkheid door

268 EERSTE CONCILIE VAN NICEA, Dz. 54.


143
CARLOS MIGUEL BUELA

Jezus Christus gesticht, mag ooit verduisterd worden. Drie dimensies


zijn essentieel voor deze Kerk: de Eucharistische dimensie, daar “de
Eucharistie de Kerk maakt en de Kerk de Eucharistie”269; de mariale
dimensie, daar Jezus ons aan Maria heeft toevertrouwd: “Zie daar uw
Moeder” (Joh. 19,27); en de petrinische dimensie, omdat Jezus heeft
gezegd: “Op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen” (Mat. 16:18).
Laten wij onze heilige moeder de Kerk liefhebben die zonen en
dochters heeft voortgebracht, ook nu nog voortbrengt en zal blijven
voortbrengen “die te goed zijn voor deze wereld” (Heb. 11,38):
kolossen van heiligheid, titanen van deugd, kampioenen van geloof en
reuzen van naastenliefde. Laten wij met hun voorbeeld voor ogen
volharden tot het einde. “Door de genade van God heb ik altijd de
Rooms-Katholieke godsdienst beleden en door die zelfde genade,
hoop ik in haar te sterven” (H. Thomas More, martelaar).270
Laten wij keer op keer zeggen:
Heer, ik bemin uw Kerk innig,
Een, Heilig, Katholiek, Apostolisch en Rooms,
omdat haar onzichtbaar Hoofd Jezus Christus is, onze Heer,
omdat haar meest schitterende vrucht de heilige Maagd Maria is,
omdat de heiligen van alle tijden haar vereren,
omdat zij luisterrijk glanst door alle eeuwen;
door de moed van de patriarchen,
door de trouw van de profeten,
door het geloof van de apostelen,

269Vgl. H. AUGUSTINUS, Contra Faustum 12, 20: PL 432, 265.


270Toen Thomas More naar de plaats van zijn marteldood liep, vroeg hij de
aanwezigen voor hem te bidden en er met hem getuige van te zijn dat hij op het
punt stond de dood te ondergaan in het geloof en vanwege het geloof van de
heilige Katholieke Kerk (uit het getuigenis van Margaret Roper, zijn dochter,
genomen uit: CHAMBERS, Tomás Moro, Ed. Juventud Argentina, Buenos Aires
1964, p. 352.
144
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

door het lijden van de martelaren,


door de standvastigheid van de pausen,
door de prudentie van de bisschoppen,
door de wijsheid van de leraren,
door de sterkte van de belijders,
door de totale overgave van de priesters,
door de zuiverheid van de maagden,
door de matigheid van de boetvaardigen,
door de stoutmoedigheid van de stichters,
door het getuigenis van de heilige leken,
door de zachtmoedigheid van de monniken,
door de stilte van de kluizenaars,
door de schittering van de heilige koningen,
door de vurigheid van de geloofsverkondigers,
door de apostolische ijver van de missionarissen,
door het offer van hen die gastvrijheid verlenen,
door de noblesse van de bedelaars,
door de helderheid van de opvoeders en catechisten,
door het geduld van de vervolgden,
door de nederigheid van de gehoorzamen,
door de ijver van de bekeerlingen,
door de zelfverloochening van de strijders,
door de onschuld van hen die zonder doodzonde leven,
door het berouw van de zondaars,
door de eenvoud van hen die leven als kinderen,
door het vertrouwen van hen die zichzelf in uw handen leggen,
door de standvastigheid van hen die volharden tot het einde,

145
CARLOS MIGUEL BUELA

door de edelmoedigheid van hen die geven,


door de vreugde en de liefde van de heiligen van alle tijden.
hierom en om nog zo veel meer, bemin ik, Heer, uw Kerk, Een, Heilig,
Katholiek, Apostolisch en Rooms. Amen.

“De Kerk heeft veel aan de jongeren te zeggen en de


jongeren hebben veel aan de Kerk te zeggen. Deze
wederzijdse dialoog, die moet plaatsvinden met grote
hartelijkheid, duidelijkheid en moed, zal de ontmoeting en de
uitwisseling tussen de generaties begunstigen en hij zal bron
zijn van rijkdom en jeugd voor de Kerk en voor de burgerlijke
maatschappij. In haar boodschap tot de jongeren zei het
Concilie: ‘De Kerk kijkt met vertrouwen en liefde naar
jullie. ... Zij is de ware jeugd van de wereld. ... Kijkt naar de
Kerk en jullie zullen in haar het gelaat van Christus vinden’.”

H. Johannes Paulus II,


Christifideles Laici, 46.

ARTIKEL 10
“DE VERGEVING VAN DE ZONDEN”

Onze Verlosser is zo barmhartig dat Hij vooral wilde dat “in zijn naam
bekering tot vergiffenis van de zonden gepredikt moet worden onder
alle volken” (Luc. 24,47).
Omdat een zonde een belediging van God is, is zij op een bepaalde
manier oneindig. Daarom kan alleen God zonden vergeven: “Wie
anders kan er zonden vergeven dan God alleen?” (Mar. 2,7). De Heer
zegt: “Ik wis uw weerspannige daden uit om wat Ik ben en Ik zal uw
zonden niet langer indachtig zijn” (Jes. 43,25). Wij vragen Hem altijd
om “onze schulden te vergeven” (onze zonden) (Mat. 6,12).
In het Doopsel vergeeft God ons de erfzonde waarmee wij
allemaal worden geboren. Als de gedoopte mens de jaren van het
146
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

verstand heeft bereikt, wordt elke andere zonde die hij begaan heeft
ook vergeven door het Doopsel, zolang hij oprecht berouw heeft. In
het Doopsel geeft God ons ook de heiligmakende genade, een gave
waardoor wij “een nieuw leven” (Rom. 6,4) leiden.
Dezelfde Christus die “macht heeft op aarde om zonden te
vergeven” (Mar. 2,10), was degene die voordat Hij deze wereld verliet,
deze enorme macht aan de apostelen en de priesters heeft
overgedragen: “Aan wie gij de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en
aan wie gij ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven” (Joh. 20,23).
“Bij de vergeving van zonden zijn zowel de priesters als de
Sacramenten als het ware instrumenten, waarmee onze Heer Jezus
Christus, die zelf bewerker en uitdeler van het heil is, de vergeving van
de zonden en de gerechtigheid in ons bewerkt.”271
Priesters hebben de macht alle zonden te vergeven in de naam van
en met de macht van Christus, telkens als de boeteling berouw heeft
over zijn zonden. Als hij geen berouw heeft, kan hij niet vergeven
worden, zelfs niet door God zelf, omdat God nooit handelt tegen de
vrijheid van de mens. De heilige Augustinus leert: “Hij die jou
geschapen heeft zonder jou, zal je niet redden zonder jou.”272 God
had onze medewerking niet nodig om ons te scheppen. Maar om ons
te redden wil God onze medewerking, zonder hindernissen van onze
kant tegen zijn reddende genade.
Als wij oprecht berouw hebben over onze zonden, hoe erg zij ook
zijn, zullen wij werkelijk vergiffenis krijgen van God, wanneer de
priester de absolutie geeft: “Al zijn uw zonden rood als scharlaken, zij
zullen wit worden als sneeuw”(Jes. 1,18). “Er zal meer vreugde in de
hemel zijn over één zondaar die zich bekeert dan over

271 KATECHISMUS VAN HET CONCILIE VAN TRENTE, Catechismus


Romanus Concilii Tridentini. 1,11,6, vert. uit Lat., geciteerd in KATECHISMUS
VAN DE KATHOLIEKE KERK, 987.
272 Preek 169, XI,13, PL:38,923.

147
CARLOS MIGUEL BUELA

negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig


hebben”(Luc. 15,7).
“Er is geen enkele zonde, hoe zwaar ook, of de heilige Kerk kan
haar vergeven. ‘Er is niemand zo slecht of misdadig dat hem niet de
zekere hoop op vergeving voorgehouden moet worden, mits hij maar
oprecht berouw heeft’. Christus, die gestorven is voor alle mensen, wil
dat in zijn Kerk de poorten van de vergeving altijd openstaan voor wie
opstaat uit de zonde.”273
Het is altijd goed om te mediteren over “de onvergelijkelijke
grootheid van de gave die de verrezen Christus zijn Kerk geschonken
heeft(…): de zending en de macht om werkelijk de zonden te vergeven
door het ambt van de apostelen en hun opvolgers: ‘De Heer wil dat
zijn leerlingen een geweldige macht hebben: Hij wil dat zijn arme
dienaren in zijn naam alles doen wat Hij deed toen Hij op aarde was.’
‘De priesters hebben een macht ontvangen die God noch aan de
engelen noch aan de aartsengelen gegeven heeft ...Wat de priesters hier
beneden op aarde doen, bekrachtigt God boven in de hemel.’ ‘Als er
in de Kerk geen vergeving van de zonden zou zijn, dan zou er geen
enkele hoop zijn, geen enkel vooruitzicht op een toekomstig leven en
op de eeuwige bevrijding. Brengen wij dank aan God die aan zijn Kerk
deze gave geschonken heeft.’”274

ARTIKEL 11
“DE VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM”

Er is een “geestelijke verrijzenis,” die de stap van de dood van de


zonde naar het leven van genade inhoudt. Er zal ook een lichamelijke
verrijzenis zijn, als de “zielen weer verenigd worden met hun
lichamen”275, en dit is de geloofswaarheid die wordt verwoord in het

273 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 982.


274 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 983.
275 Z. PAULUS VI, Credo van het Volk van God, 28.

148
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

Credo. Daarom zeggen wij, om vergissingen te voorkomen, de


verrijzenis “van het lichaam”, om begrijpelijk te maken dat een
menselijk lichaam zal verrijzen, hetzelfde lichaam dat eens gestorven
is.
God “zal uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken” (Rom. 8,11)
en dit verrezen lichaam zal “van dezelfde natuur, maar van een
onderscheiden heerlijkheid”276 zijn. Dit lichaam zal van een bijzondere
heerlijkheid zijn, omdat het verrezen lichaam “niet kan sterven” (Luc.
20,36) of lijden. Het verrezen lichaam zal volledig gehoorzaam zijn
aan de geest: “een geestelijk lichaam verrijst”(1 Kor. 15,44). Dit lichaam
zal van een onderscheiden heerlijkheid zijn omdat het zich nooit tegen
welke beweging dan ook van de ziel zal verzetten.
Ook de stoffelijke wereld zal omgevormd worden omdat “wij
nieuwe hemelen en een nieuwe aarde verwachten” (2 Pet. 3,13).
“Geloven in de verrijzenis van de doden is vanaf het begin een
wezenlijk element van het christelijk geloof geweest. ‘Het geloof van
de christenen is de verrijzenis van de doden. Door dit te geloven
bestaan wij.’”277
“Hoe is het dan mogelijk dat sommigen onder u beweren dat er
geen opstanding van de doden bestaat? Als er geen opstanding van de
doden bestaat, is ook Christus niet opgestaan. En als Christus niet is
opgestaan, dan is onze prediking zonder inhoud en uw geloof
leeg….Maar zo is het niet! Christus is opgestaan uit de doden, als
eersteling van hen die ontslapen zijn” (1 Kor. 15,12-14,20).

1. CHRISTUS’ VERRIJZENIS EN ONZE VERRIJZENIS278

De verrijzenis van de doden is door God geleidelijk geopenbaard aan


zijn volk. In het Oude Testament hebben wij een voorbeeld van geloof

276 H. GREGORIUS DE GROTE, Moralia, 1, 14.


277 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 991.
278 Vlg. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 992-1001.

149
CARLOS MIGUEL BUELA

in de verrijzenis van de als martelaars gestorven Makkabeeën. Toen


koning Antiochus op het punt stond de vierde van de zeven broers te
laten doden, zei deze tot de koning: “De dood door de handen van
mensen wordt begerenswaardig door de hoop die God ons geeft; dat
Hij ons weer laat opstaan. Maar voor u zal er geen opstanding ten
leven zijn!” (2 Mak. 7,14). Ook het boek van de profeet Daniël
verzekert: “En velen van hen die slapen in het land van het stof zullen
ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de vernedering
van een eeuwige schande te ondervinden. Dan zullen de wijzen stralen
als de glans van het uitspansel en degenen die de mensen op het rechte
pad hebben gebracht zullen schitteren als de sterren, voor eeuwig en
altijd” (Dan. 12,2-3).
“De Farizeeërs en heel wat tijdgenoten van de Heer hoopten op
de verrijzenis. Jezus leert het nadrukkelijk. Aan de Sadduceeën, die de
verrijzenis ontkennen, antwoordt Hij: ‘Zijt gij niet op een dwaalspoor,
juist omdat gij noch de Schrift, noch Gods macht kent?’ (Mar. 12,24)
Het geloof in de verrijzenis berust op het geloof in God, die ‘geen
God van doden, maar van levenden is.’ (Mar. 12,27) Maar er is meer.
Jezus verbindt het geloof in de verrijzenis met zijn eigen persoon: ‘Ik
ben de verrijzenis en het leven.’ (Joh. 11,25) Het is Jezus zelf die op de
laatste dag hen zal doen verrijzen die in Hem geloofd hebben en die
zijn lichaam gegeten en zijn bloed gedronken hebben.”279
“Want dit is de wil van mijn Vader, dat wie de Zoon ziet en in Hem
gelooft, eeuwig leven bezit en dat Ik hem op de laatste dag laat
opstaan” (Joh. 6,40 ). “Wie mijn vlees en bloed eet en drinkt, die bezit
eeuwig leven, op de laatste dag laat Ik hem opstaan” (Joh. 6,54).
In zijn openbare leven geeft onze Heer al een teken en een garantie
van de verrijzenis door het leven aan sommige doden terug te geven.
Jezus doet bijvoorbeeld zijn vriend Lazarus, die reeds vier dagen
gestorven is, uit de dood opstaan. “Uw broer zal verrijzen,” zei Jezus

279 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 992-994


150
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

tegen Martha, die op haar beurt antwoordde, “Ik weet dat hij zal
opstaan bij de verrijzenis op de laatste dag.” Toen verkondigde Jezus
de grote belofte: “Ik ben de Verrijzenis en het Leven; wie in Mij
gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof
aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven” (Joh. 11,23-26).
“Getuige zijn van Christus is ‘getuige’ zijn ‘van zijn verrijzenis’
(Hand. 1,22) met Hem ‘gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de
doden was opgestaan.’ (Hand. 10,4) De christelijke hoop op de
verrijzenis is volledig getekend door de ontmoetingen met de verrezen
Christus. Wij zullen evenals Hij, met Hem en door Hem verrijzen.
Vanaf het begin heeft het christelijk geloof in de verrijzenis onbegrip
en tegenstand ontmoet. ‘Op geen enkel punt ontmoet het christelijk
geloof meer tegenstand dan inzake de verrijzenis van het lichaam.’ 280
Over het algemeen aanvaardt men dat het leven van de mens na de
dood in geestelijke zin wordt voortgezet. Maar hoe kan men geloven
dat dit zo duidelijk sterfelijke lichaam kan verrijzen tot het eeuwig
leven?”281

HOE VERRIJZEN DE DODEN? 282

Wat is verrijzen? Bij de dood, die de scheiding is van lichaam en ziel,


gaat het lichaam van de mens tot ontbinding over, terwijl zijn ziel God
tegemoet gaat in de verwachting van de hereniging met haar
verheerlijkt lichaam. God zal in zijn almacht het onvergankelijke leven
definitief aan ons lichaam teruggeven door het in de kracht van de
verrijzenis van Jezus, met onze ziel te verenigen.
Wie zal verrijzen? Alle mensen die gestorven zijn: “Dan zullen zij die
het goede deden, uit de graven te voorschijn komen tot de opstanding

280 H. AUGUSTINUS, Enarr. in Ps., LXXXVIII, II, 5.


281 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 995-996
282 Vlg.KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 997-1001

151
CARLOS MIGUEL BUELA

ten leven, maar die het kwade deden, tot de opstanding ten oordeel”
(Joh. 5, 29, vgl. Dan. 12,2).
Hoe? Christus is met zijn eigen lichaam verrezen: “Kijkt naar mijn
handen en voeten, Ik ben het zelf” (Luc. 24,39). Maar Hij is niet
opnieuw teruggekeerd naar een leven op aarde. Zo zullen in Hem allen
met hun eigen lichaam verrijzen dat zij nu hebben. Dat lichaam zal
echter “veranderd worden in een verheerlijkt lichaam” (Fil. 3,21), in
een “geestelijk lichaam” (1 Kor. 15,44).
Dit ‘hoe’ gaat onze verbeeldingskracht en ons begrip te boven. Wij
kunnen dit alleen maar met de ogen van het geloof zien. Maar onze
deelname aan de Eucharistie geeft ons al een voorproefje van de
gedaanteverandering van ons lichaam door Christus: ‘…onze
lichamen die delen in de Eucharistie, zijn niet meer vergankelijk, maar
bezitten de hoop op de verrijzenis.’283
Wanneer? Definitief zullen onze lichamen verrijzen “op de laatste dag”
(vgl. Joh. 6, 39-40, 44, 54; 11, 24), op het einde van de wereld. De
verrijzenis van de doden is immers nauw verbonden met de
wederkomst van Christus: “Want wanneer het bevel gegeven wordt,
als de stem van de aartsengel weerklinkt en de bazuin van God, dan
zal de Heer zelf van de hemel neerdalen en eerst zullen de doden die
in Christus zijn, verrijzen” (1 Tes. 4,16).

2. STERVEN IN CHRISTUS JEZUS

“Om met Christus te verrijzen moeten wij met Christus sterven,


moeten wij ‘uit dit lichaam verhuizen om onze intrek te nemen bij de
Heer’ (2 Kor. 5, 8). Bij dit ‘heengaan’ (vgl. Fil. 1, 23) dat de dood is,
wordt de ziel van het lichaam gescheiden. Zij zal met haar lichaam
weer verenigd worden op de dag van de verrijzenis van de doden.

283 H. IRENEUS, Adverus haereses, 4, 18, 4-5.


152
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

De dood is het einde van het aardse leven. Ons leven wordt
gemeten naar de tijd, in de loop waarvan wij veranderen, verouderen
en, zoals bij alle levende wezens op aarde, verschijnt de dood als het
normale einde van het leven. Dit aspect van de dood geeft ons leven
een dringend karakter: het besef van onze sterfelijkheid dient er ook
toe ons eraan te herinneren dat wij slechts een beperkte tijd hebben
om ons leven te verwezenlijken: ‘Houd je Schepper in ere, zolang je
nog jong bent, ... voordat het stof terugkeert naar de aarde waar het
vandaan kwam, en de levensgeest naar God die hem schonk.’(Pr. 12,
1.7)”284

DE BETEKENIS VAN DE CHRISTELIJKE DOOD

“Dankzij Christus heeft de christelijke dood een positieve betekenis:


‘Voor mij is leven Christus en sterven winst’ (Fil. 1,21)… ‘Voor mij is
het beter te sterven in Christus dan te heersen over de uiteinden der
aarde. Hem zoek ik die voor ons gestorven is, naar Hem verlang ik die
voor ons is opgestaan. Mijn geboorte is nabij… Laat mij het heldere
licht ontvangen; eenmaal daar gekomen, zal ik pas ten volle mens
zijn.’285
In de dood roept God de mens tot zich. Daarom kan de christen
een verlangen naar de dood voelen dat gelijkt op dat van de heilige
Paulus: ‘Ik verlang te gaan om met Christus te zijn.’ (Fil. 1,23). Hij kan
zijn eigen dood omvormen in een daad van gehoorzaamheid en liefde
jegens de Vader naar het voorbeeld van Christus (Luc. 23,46) en de
heiligen:
- ‘Mijn aardse verlangen is gekruisigd; … er is in mij een
levend water dat murmelt en binnen in mij zegt: Kom naar de
Vader.’286

284 Vlg. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1005-1007.


285 H. IGNATIUS VAN ANTIOCHIË, Brief aan de Romeinen, 6, 1-2.
286 H. IGNATIUS VAN ANTIOCHIË, Brief aan de Romeinen, 7, 2.

153
CARLOS MIGUEL BUELA

- ‘Ik wil God zien en om Hem te zien, moet ik sterven.’287


- ‘Ik sterf niet, ik ga het leven binnen.’288
De christelijke visie op de dood wordt op een bevoorrechte manier
in de liturgie van de kerk tot uitdrukking gebracht: ‘Gij neemt het
leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw. Als ons aardse huis,
ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons
bereid in uw huis, om daar voorgoed te wonen.’289
De dood is het einde van de pelgrimstocht van de mens op aarde,
van de tijd van genade en barmhartigheid die God hem schenkt om
zijn aardse leven te verwezenlijken overeenkomstig het Goddelijk
heilsplan en om over zijn uiteindelijke bestemming te beslissen.
Wanneer ‘onze enige aardse levensloop’ ten einde is, zullen wij niet
meer terugkeren tot andere aardse levens: ‘Het is het lot van de mens
éénmaal te sterven.’ (Heb. 9,27) Er is geen ‘reïncarnatie’ na de dood.
De kerk spoort ons aan ons voor te bereiden op het uur van onze
dood ("Van een plotselinge en onvoorziene dood, verlos ons, Heer":
oude Litanie van alle heiligen), de Moeder van God te vragen voor ons
ten beste te spreken "in het uur van onze dood" (Wees Gegroet) en
ons toe te vertrouwen aan de heilige Jozef, patroon van een goede
dood:
In geheel uw handelen, in al uw gedachten zoudt gij u moeten
gedragen als moest gij vandaag sterven. Als uw geweten zuiver zou
zijn, dan zoudt gij de dood niet hoeven te vrezen. Het zou beter zijn
u verre van de zonde te houden dan de dood te ontvluchten. Als gij
vandaag niet bereid zijt, hoe zult gij het dan morgen kunnen
zijn?’290.”291

287 H. THERESIA VAN JEZUS, Mijn leven, 1.


288 H. THERESIA VAN HET KINDJE JEZUS, Brief, 9 juni 1987.
289 ROMEINS MISSAAL, prefatie van de Mis voor overledenen.
290 THOMAS A KEMPIS, Navolging van Christus, 1, 23, 1.
291 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK , 1010-1014.

154
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

De heilige Don Bosco, patroon van de jeugd, raadde zijn jongeren


aan, vaak over de dood na te denken: “Nu probeert de duivel om je
tot zonden te verleiden, door je van je à propos te brengen, door je in
te geven je fouten te verbergen of er een excuus voor te vinden, door
je te zeggen dat er geen groot kwaad steekt in dat pleziertje, in die daad
van ongehoorzaamheid, in het niet naar de Mis gaan op zon- en
feestdagen. Maar op het ogenblik van de dood zal hij je de ernst van
deze fouten doen inzien en hij zal je ze allemaal heel levendig voor de
geest brengen. Hoe zul je daarop reageren op dat vreselijke moment?
Wee degene die zich dan niet in de genade van God bevindt!... Je zult
dit allemaal zien als de weg naar de eeuwigheid voor je geopend wordt.
Een eeuwigheid in heerlijkheid of een eeuwigheid van kwelling: het
wordt op dat moment bepaald. Begrijp je wat ik je wil zeggen?”292
De heiligen geven ons een voorbeeld hoe wij zouden moeten
leven, bereid om te sterven op het meest onverwachte moment. De
heilige Franciscus van Assisi, zong pal voor zijn dood:

Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door onze broeder de lichamelijke dood,
waaraan geen levend mens ontsnappen kan.
Wee hun die zullen sterven in doodzonde!
Gelukkig wie hij aantreft
in uw allerheiligste Wil.293

“Laten wij eens kijken naar de essentiële problemen: leven


en dood, sterfelijkheid en onsterfelijkheid. In de geschiedenis
van de mensheid heeft Jezus de betekenis van het menselijke
leven omgekeerd. Als de dagelijkse ervaring het bestaan laat
zien als een doorgang naar de dood, dan opent het

292H. DON BOSCO, La juventud instruida, IV, III.


293H. FRANCISCUS, Zonnelied, in Opuscula sancti Patris Francisci Assisiensis, ed. C.
ESSER (Grottaferrata
1978), p. 85-86.
155
CARLOS MIGUEL BUELA

Paasmysterie het perspectief tot een leven voorbij de dood.


Aldus heeft de Kerk, die in het Credo de dood en verrijzenis
van Jezus belijdt, alle reden om deze woorden te verkondigen:
‘ik geloof in de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig
leven.’”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren verzameld in Rome,
20 maart 1997.

ARTIKEL 12
“EN HET EEUWIG LEVEN”

“Eeuwigdurend” betekent dat het nooit voorbij gaat en nooit zal


eindigen. Het is hetzelfde als zeggen “altijddurend leven” of eeuwige
heerlijkheid.
De genade van God is als levend water dat Christus ons heeft
gebracht, en dat in ons wordt tot “een waterbron, opborrelend tot
eeuwig leven” (vgl. Joh. 4,14). Deze genade is als het sap dat leven geeft
aan de ranken, en deze verbindt met de wijnstok. Deze genade, die het
begin is van het eeuwige leven, die ons verenigt met Jezus en met onze
broeders en zusters, en die een aanloop is naar en een anticipatie op
de hemel, deze genade is ‘het ene dat nodig is’ (vgl. Luc. 10,42). Deze
genade is de “Goddelijke levenskiem” (1 Joh. 3,9), die uit de aarde
ontspringt, groeit, zich ontwikkelt, en schitterende vruchten zal
dragen in de heerlijkheid.
Door de genade van God hebben wij de gave van het geloof in
ons. Door deze gave geloven wij in God en in onze Verlosser. Door
dit geloof hebben wij een begin van het eeuwige leven in ons. “Dit is
eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en degene
die U gezonden heeft, Jezus Christus” (Joh. 17,3). Het eeuwig leven
dat hier al begint, wordt gevoed door de Eucharistie: “Wie mijn vlees
eet en mijn bloed en drinkt, die bezit eeuwig leven” (Joh. 6,54). Wij zijn
156
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

gevraagd de geboden van God te gehoorzamen om ons leven ten volle


tot ontplooiing te brengen, zoals Jezus de wetgeleerde onderwees die
hem vroeg: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te
verwerven?” (Luc. 10,25). Als iemand ernstig zondigt, verliest hij de
genade van God en is hij van Hem gescheiden. Takken die niet meer
met de boom verbonden zijn, kunnen geen leven in zich hebben, geen
vrucht dragen en alleen gebruikt worden om bij elkaar gebracht en ‘in
het vuur gegooid te worden en ze te verbranden’ (vgl. Joh. 15,6). De
ziel die ernstig zondigt, zal een vergelijkbaar lot ondergaan.
Anderzijds zal wie met Christus verenigt blijft ‘veel vrucht dragen’
(vgl. Joh. 15,5) en voor eeuwig God kunnen genieten.
De hoop dat God ons het eeuwige leven geeft in de hemel,
bemoedigt ons tijdens ons hele leven op aarde. We mogen beseffen
dat “het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid
waarvan ons de openbaring te wachten staat” (Rom. 8,18). Zelfs het
vooruitzicht op de dood zal ons niet buitensporig droevig stemmen,
omdat “wij immers weten dat als de tent die onze aardse woning is
wordt neergehaald, God voor ons een woning gereed heeft in de
hemel, een onvergankelijk, niet door mensenhand vervaardigd huis”
(2 Kor 5,1).
Het eeuwig leven in de hemel is ons grootste geluk. Er is geen
spoor van kwaad in en het kent geen einde. Dit geluk is zo groot dat
er gewoon geen woorden voor zijn.
Laten wij een vergelijking maken om toch enig idee te krijgen van
dit geluk. Wij weten dat een vergrootglas dat in een bepaalde hoek
wordt geplaatst, iets in brand kan zetten door de bundeling van de
stralen van de zon. Stel je nu drie reusachtige vergrootglazen voor met
een diameter zo groot als de aarde. Onder het eerste vergrootglas zie
je al het leven dat heeft bestaan, dat nu bestaat en dat ooit zal bestaan;
alle leven van planten, bloemen, dieren, mensen, engelen, heiligen; het
dappere leven van de helden; het leven uitgedrukt in de grote daden
van de mensheid; het leven van de wijzen, de grote kunstenaars; het
157
CARLOS MIGUEL BUELA

leven dat koningen en keizers geleefd hebben; het leven van de


plattelandsbevolking en de stadsmensen; het leven geleefd in feesten,
in bijeenkomsten, in gesprekken; het leven in gedachten en daden; en
dan al dat leven helemaal vrij van slechtheid en zonde, gebundeld tot
één brandpunt. Onder het tweede vergrootglas kun je de waarheid van
alle wetenschap en techniek bundelen; alle natuurlijke en
bovennatuurlijke waarheden die de mensen ooit gekend hebben; en
de waarheden die alle heiligen en engelen gekend hebben. Onder het
derde vergrootglas bundel je dan al de liefde die mensen en engelen
gehad hebben, nu hebben en nog zullen hebben; de liefde van de
moeders voor hun zonen; de liefde tussen echtgenoten en geliefden;
de liefde van de heiligen voor God, van alle helden voor hun land, van
alle ridders voor hun jonkvrouwen; de liefde van de missionarissen
voor de heidenen, van de verzorgers voor hun zieken, van de leraren
voor hun leerlingen; de liefde van de heilige Maagd voor haar Zoon,
etc. Laat dan de brandpunten van deze drie vergrootglazen in één
brandpunt samenvallen, en laat die binnendringen in je hart, in je ziel.
Wat een geluk, wat een vreugde, wat een vrede, wat een voldoening,
wat een zaligheid!
Het geluk, de vreugde, de vrede en de zaligheid van de hemel zijn
nog onvergelijkbaar, oneindig groter dan dit. Dit komt omdat de
hemel niet enkel uit de som van al het tijdelijke aan leven, waarheid en
liefde bestaat, maar uit het oneindige aan Leven, Waarheid en Liefde
van God, in het genieten van God zelf. In de hemel is God voor zijn
heiligen het “ware licht, complete verzadiging, altijddurende vreugde,
volledige zaligheid en volmaakt geluk.”294 Daar “zullen wij aan Hem
gelijk zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is” (1 Joh. 3,2), “van
aangezicht tot aangezicht” (1 Kor. 13,12). “Gij bergt de bron des
levens, in uw licht zullen wij het licht zien” (Ps. 36,10). “Mijn ziel lijdt
dorst naar God…wanneer mag ik opgaan dat ik voor God verschijn?”

294 H. Augustinus, Pies Preces, Sermo 3.


158
IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST

(Ps. 42,2). Dat is de uitroep van iedereen die verwachtingsvol uitziet


naar de beloofde hemel waarop we hopen.

“De ontmoeting met Jezus overtreft het leven. Buiten


Jezus is er niets anders dan duisternis en dood. Je hebt dorst
naar het leven. Naar het eeuwige leven! Naar het eeuwige
leven! Zoek er naar en vind het in Hem, die niet alleen het
leven geeft, maar het leven zelf is.”

H. Johannes Paulus II,


Santiago, Chili,
2 april 1987.

159
DEEL TWEE
WAT WE MOETEN
ONTVANGEN:

DE VIERING VAN HET


CHRISTUSMYSTERIE

“Door het Doopsel, het Vormsel, het Sacrament van


Verzoening, de Eucharistie, en andere tekenen van
gemeenschap is Christus al tot ons gekomen, zonder enige
verdienste van onze kant, en vaak zonder dat wij Hem
onmiddellijk herkennen. Moge Maria ons helpen om met
eenvoud van hart de boodschap van de liefde van God te
ontvangen, om in Hem te geloven ondanks de twijfels die
onze maatschappij en onze eigen geest in ons hart plant.”

H. Johannes Paulus II,


Pauselijke meditatie met jongeren,
15 augustus 1983.
CARLOS MIGUEL BUELA

162
“Christus leeft en handelt voortaan in en met zijn Kerk…
Hij handelt door middel van de Sacramenten; dit is wat de
gemeenschappelijke traditie van oost en west het
“sacramentele heilsbestel” noemt. Dit bestaat in het
meedelen van de vruchten van het Paasmysterie van Christus
door de viering van de “sacramentele” liturgie van de Kerk.”

Katechismus van de Katholieke Kerk, 1076


HOOFDSTUK EEN
HET MYSTERIE VAN PASEN IN HET TIJDPERK
VAN DE KERK

1. DE LITURGIE,
WERK VAN DE ALLERHEILIGSTE DRIE-EENHEID

“In de liturgie van de Kerk wordt God de Vader gezegend en


aanbeden als de bron van alle zegeningen van de schepping en van het
heil, waarmee Hij ons begiftigd heeft in zijn Zoon, om ons de Geest
van het kindschap Gods te geven.
Het werk van Christus in de liturgie is sacramenteel: omdat zijn
heilsmysterie tegenwoordig gesteld wordt door de kracht van zijn
Heilige Geest; omdat zijn Lichaam, dat de Kerk is, als het ware het
sacrament (teken en instrument) is waarin de Heilige Geest het
heilsmysterie schenkt; omdat de Kerk, die onderweg is, al een
voorsmaak ontvangt van de hemelse liturgie door middel van haar
liturgische handelingen.
De zending van de Heilige Geest in de liturgie van de Kerk bestaat
hierin, dat Hij de verzamelde geloofsgemeenschap voorbereidt op de
ontmoeting met Christus; dat Hij Christus in herinnering brengt en
kenbaar maakt aan het geloof van de verzamelde geloofsgemeenschap;
dat Hij het heilswerk van Christus tegenwoordig stelt en actualiseert
door zijn omvormende kracht; en dat Hij de gave van gemeenschap
in de Kerk vrucht laat dragen.”295

295 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1110-1112.


CARLOS MIGUEL BUELA

2.HET MYSTERIE VAN PASEN IN DE SACRAMENTEN


VAN DE KERK

De H. Johannes Paulus II zei een keer: “Ik spreek tot jullie allen en ik
zeg jullie: laat je omarmen door het mysterie van de Zoon van God,
door het mysterie van de dood en de verrijzenis van Christus. Laat je
omarmen door het Paasmysterie! Laat dit mysterie doordringen tot in
de diepte van jullie leven, van jullie geweten, van jullie bewustzijn en
van jullie hart, op zo’n manier dat het echte betekenis geeft aan alles
wat je doet.”296

1.BOVENNATUURLIJK LEVEN

De genade
Onze Heer Jezus Christus is naar de aarde gekomen om ons leven te
geven “en wel in overvloed” (Joh. 10,10). “De Zoon van God is mens
geworden om de mensen kinderen van God te maken.”297 Al vanaf
zijn Menswording, maar vooral op het kruis, heeft Jezus dat “leven”
verdient dat ons tot kinderen van God maakt. Dit leven is de genade
van God die ons verlossing brengt. De genade bereikt ons door de
zeven Sacramenten. Zij stromen omlaag van de berg Calvarië, waar
onze Heer aan het kruis gestorven is, als zeven rivieren die de aarde
bevloeien; en de planten die op de oevers ontkiemen zullen daarom
krachtig, robuust en vruchtbaar groeien. De Sacramenten zijn de
rivieren die het “levend water” (Joh. 4,10) van de genade van God
aandragen. De Sacramenten zorgen ervoor dat de verlossing die Jezus
eens en voor altijd heeft bewerkt op het altaar van het kruis, ons
bereiken kan. Als wij de Sacramenten veelvuldig ontvangen, zullen wij
in het geestelijke leven krachtig, robuust en vruchtbaar groeien.
De genade van God, dat het bovennatuurlijke leven is dat Christus
ons geeft, maakt ons tot een “nieuwe mens” (Ef. 4,24), een “nieuwe

296 H. JOHANNES PAULUS II, Preek tijdens de tweede Wereldjongerendagen, Buenos


Aires, Argentinië, 12 april 1987.
297 H. AUGUSTINUS, Preek 194, III, 4.

166
HET MYSTERIE VAN PASEN IN HET TIJDPERK VAN DE KERK

schepping” (2 Kor. 5,17; Gal. 6,15), “een heilige natie” (1 Petr. 2,9),
“vrienden” van God (Luc. 12,4; Joh. 15,14), “kinderen… erfgenamen
van God” (Rom. 8,17), “van Goddelijke afkomst” (Hand. 17,29) en
“deelnemers aan Gods eigen wezen” (2 Petr. 1,4). Deze genade schept
in ons “een nieuw hart… een nieuwe geest” (Ez. 36,26), een “geest
van kindschap” (Rom. 8,15). Deze genade heeft verschillende namen:
“zegel” van God (2 Kor. 1,22), geestelijke zalving ( vgl. 2 Kor. 1,21),
“goddelijke levenskiem” (1 Joh. 3,9), “onvergankelijk zaad” (1 Petr.
1,23), “een bron van water opborrelend tot eeuwig leven” (Joh. 4,14),
“licht” (Ef. 5,8) en “pantser” (1 Tess. 5,8).
De ingestorte deugden
De genade van God, ofwel de heiligmakende genade, gaat gepaard met
de ingestorte deugden en de gaven van de Heilige Geest.
Een ingestorte deugd is een vastberaden gesteldheid van de ziel,
die door God geschonken wordt zodat de ziel bovennatuurlijke en
verdienstelijke daden kan verrichten.
Deze deugden zijn als de motoren van het scheepje van onze ziel
op haar weg naar het eeuwig leven. Als deze bovennatuurlijke daden
direct op God gericht zijn, Hem doen kennen, naar Hem doen uitzien,
of Hem doen liefhebben, dan zijn dit de ingestorte goddelijke of
theologale deugden, waarvan er drie zijn: geloof, hoop en liefde (vgl.
1 Kor. 13,13). Als deze bovennatuurlijke daden betrekking hebben op
de noodzakelijke middelen om God, ons uiteindelijke doel, te
bereiken, dan gaat het over de ingestorte morele deugden, waarvan er
heel veel zijn. De vier voornaamste ingestorte morele deugden worden
kardinale deugden genoemd (van het Latijnse woord ‘cardo’ wat
‘scharnier’ betekent, omdat heel het morele leven draait om deze
deugden en erdoor wordt gedragen). Het zijn: voorzichtigheid,
rechtvaardigheid, sterkte en matigheid (vgl. Wijsh. 8,7). De gaven van
de Heilige Geest zijn gaven van God die vleugels geven aan ons
verlangen naar heiligheid. Zij zijn als de uitgerolde zeilen van het
scheepje van de ziel die haar bereidwillig en volgzaam maken aan de
167
CARLOS MIGUEL BUELA

ingevingen van de Heilige Geest die “blaast waar Hij wil” (Joh. 3,8). Er
zijn zeven van deze gaven: wijsheid, inzicht, raad, sterkte, kennis,
vroomheid, en ontzag voor God (vgl. Jes. 11,2).
De genade is een vrije gave van God en is de wortel van deze
deugden en gaven.
a) De Theologale Deugden
1 - Het Geloof
Het geloof is de eerste theologale deugd, zonder welke het
“onmogelijk is Hem welgevallig te zijn” (Heb. 11,6) Zonder haar kan
iemand geen hoop of liefde bezitten. “Het geloof is de vaste grond
voor wat wij hopen, het bewijs van wat wij niet zien” (Heb. 11,1).
Door de deugd van het geloof, geloven wij in God en in alles wat
God heeft geopenbaard en ons door middel van de Kerk voorhoudt
om te geloven.
2 - De Hoop
De hoop is de tweede theologale deugd. Door deze deugd verwachten
wij de beloning van de hemel. “In deze hoop zijn wij gered… onze
verwachting gaat gepaard met standvastigheid” (Rom. 8,24-25).
“Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben
gevestigd, zijn wij het meest van alle mensen te beklagen” (1 Kor.
15,19).
Door de hoop vertrouwen wij erop dat wij de heerlijkheid van de
hemel zullen bereiken door middel van de genade en onze goede
werken.
3 - De Liefde
De liefde is de derde theologale deugd. Ze maakt dat wij God boven
alles beminnen en onze naasten beminnen als onszelf uit liefde tot
God. Het is de enige goddelijke deugd die in de hemel ook zal blijven
bestaan. In de hemel zullen wij geen geloof nodig hebben, omdat wij
dan zullen zien waarin wij hier geloven; en wij zullen geen hoop nodig

168
HET MYSTERIE VAN PASEN IN HET TIJDPERK VAN DE KERK

hebben, omdat wij zullen bezitten waar wij hier beneden op hopen.
Maar wij zullen nooit zonder liefde zijn, omdat de liefde van God
oneindig is. De liefde is de koningin van alle deugden, omdat geen
enkele andere deugd zonder haar volmaakt is. Als er geen liefde is, dan
zullen noch geloof, noch vrijgevigheid, noch profetie, noch zelfs het
vermogen om wonderen te verrichten, ons helpen het eeuwige leven
te bereiken (Vgl. 1 Kor. 13,1vv).
b) De Morele Deugden
Deze deugden zijn de middelen die ons naar God brengen. Ze zijn
niet direct op God gericht zoals de theologale deugden. Ze zijn gericht
op de geschapen dingen in zoverre deze op hun beurt gericht zijn op
hun uiteindelijke, bovennatuurlijke doel.
1 - Voorzichtigheid
Voorzichtigheid is de deugd die de juiste beheersing over onze daden
mogelijk maakt in zoverre zij gericht zijn op het bovennatuurlijke doel.
2 - Rechtvaardigheid
Door de deugd van rechtvaardigheid geven wij respectievelijk aan
God of aan onze naaste wat hem toekomt.
3 - Sterkte
Sterkte is de deugd die ons de kracht geeft om het goede niet op te
geven, hoe moeilijk dat ook moge zijn, zelfs al kost het ons eigen
leven.
4 - Matigheid
De matigheid is de deugd die alle zintuiglijke genoegens reguleert
binnen de gepaste grenzen.
Deze vier kardinale deugden worden vergezeld door een hele reeks
van ondergeschikte deugden die een speciale link hebben met één van
de kardinale deugden. Om een paar voorbeelden te noemen:
grootmoedigheid, nederigheid, dankbaarheid. Alles bij elkaar zijn het
er meer dan vijftig.

169
CARLOS MIGUEL BUELA

De Gaven van de Heilige Geest


Deze gaven brengen het verstand en de wil in de juiste gesteldheid om
de ingevingen van de Heilige Geest te ontvangen. Dank zij hen werken
alle deugden op een goddelijke wijze samen, dat wil zeggen, met
toenemende volmaaktheid. Het zijn er zeven:
a) Wijsheid: door deze gave kunnen wij de dingen van God op een
wijze en juiste manier beoordelen.
b) Inzicht: deze gave geeft ons verstand de blik van een adelaar, die
het ons mogelijk maakt diep door te dringen in de waarheden van het
geloof en in de waarheden van de natuurlijke orde met betrekking tot
het bovennatuurlijke doel.
c) Raad: deze gave maakt het ons mogelijk het juiste oordeel te vellen
in concrete zaken; zij suggereert wat goed is om te doen met het oog
op het bovennatuurlijke doel.
d) Sterkte: deze gave geeft ons kracht om iedere soort heldhaftige
deugd te beoefenen met onoverwinnelijk vertrouwen en met grote
zekerheid, zodat wij de grootste hindernissen of gevaren die zouden
kunnen opduiken, kunnen overwinnen.
e) Kennis: door deze gave beoordelen wij de geschapen dingen op
een juiste manier in relatie tot God.
f) Vroomheid: door deze gave beminnen wij God als zijn kinderen en
beminnen wij onze naaste, die kind is van dezelfde Vader, op
broederlijke wijze.
g) Ontzag voor God: deze gave geeft ons een speciale volgzaamheid,
om in alles de wil van God te doen.

2. DE SACRAMENTEN VAN HET HEIL

Bij onze geboorte heeft niemand van ons de genade van God, de
ingestorte deugden of de gaven van de Heilige Geest. Van nature zijn
wij kinderen van Gods toorn (vgl. Ef. 2,3) en allemaal kunnen wij
zeggen: “Als zondig mens ben ik geboren, in die schuld bij mijn
170
HET MYSTERIE VAN PASEN IN HET TIJDPERK VAN DE KERK

moeder verwekt” (Ps. 51,7). Wij zijn allemaal met de erfzonde


geboren.
Daarom heeft de Heer de zeven Sacramenten ingesteld, om ons uit
de zonde op te tillen en ons tot heiligheid te brengen. Wij noemen een
‘sacrament’ iets dat heilig is en heilig maakt, dat ons de heiligmakende
genade geeft als we die nog niet hebben, teruggeeft als we die verloren
hebben, of vermeerdert als we die genade wel hebben.
“De sacramenten zijn werkzame tekenen van de genade, ingesteld
door Christus en toevertrouwd aan de Kerk, waardoor ons het
Goddelijk leven verleend wordt. De zichtbare riten waarmee de
sacramenten gevierd worden, duiden de genade aan die elk sacrament
eigen is, en verwezenlijken die. Ze dragen vrucht in wie ze in de
vereiste gesteltenis ontvangen.
De Kerk viert de sacramenten als priesterlijke gemeenschap,
gestructureerd door het gemeenschappelijk priesterschap van de
gedoopten en dat van de gewijde bedienaars.
De Heilige Geest bereidt ons voor op de sacramenten door het
Woord van God en door het geloof waarmee wij het woord met een
juiste instelling van hart ontvangen. Dan versterken de sacramenten
het geloof en drukken het uit.
De vrucht van het sacramentele leven is tegelijk persoonlijk en
ekklesiaal. Enerzijds bestaat deze vrucht voor elke gelovige in het
leven voor God in Jezus Christus; anderzijds bestaat zij voor de Kerk
in het groeien in de liefde en in haar zending om te getuigen.”298

298 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1131-1134.


171
CARLOS MIGUEL BUELA

“In het Paasmysterie wordt de drempel van het


veelvoudige kwaad, waarvan de mens in zijn aardse leven
deelgenoot wordt, overschreden: want het kruis van Christus
toont ons de diepste wortels van het kwaad, die tot de zonde
en de dood gaan; zo wordt het kruis een eschatologisch
teken.”

H. Johannes Paulus II,


Encycliek Dives in Misericordia, V, 8.

172
HOOFDSTUK TWEE
DE SACRAMENTELE VIERING VAN HET
PAASMYSTERIE

1.VIERING VAN DE LITURGIE VAN DE KERK

“De liturgie is het werk van de hele Christus, hoofd en lichaam. Onze
Hogepriester viert die zonder ophouden in de hemelse liturgie, samen
met de heilige Moeder van God, de apostelen, alle heiligen en de
menigte mensen die reeds het Koninkrijk zijn binnengegaan.
In een liturgische viering is heel de verzamelde gemeenschap
‘liturg’, ieder volgens zijn eigen functie. Het gemeenschappelijk
priesterschap krachtens het Doopsel is eigen aan heel het Lichaam van
Christus. Bepaalde gelovigen echter worden door het Sacrament van
de wijding aangesteld om Christus te vertegenwoordigen als hoofd
van het Lichaam.
De liturgische viering bevat tekens en symbolen die verwijzen naar
de schepping (licht, water, vuur), naar het menselijk leven (wassen,
zalven, het brood breken) en naar de heilsgeschiedenis (de paasriten).
Ingevoegd in de wereld van het geloof en vervuld van de kracht van
de Heilige Geest worden deze kosmische elementen, deze menselijke
riten en deze gedachtenisviering aan Gods ingrijpen nu dragers van
het verlossend en heiligmakend handelen van Christus.
De liturgie van het woord is een integrerend bestanddeel van de
viering. De zin van de viering wordt uitgedrukt door het verkondigde
woord van God en door het geloofsantwoord dat er op volgt.
De zang en de muziek zijn nauw verbonden met de liturgische
handeling. De criteria voor een goed gebruik ervan zijn: de expressieve
schoonheid van het gebed, de eensgezinde deelname van de
verzamelde gemeenschap en het gewijde karakter van de viering.
CARLOS MIGUEL BUELA

De beeltenissen die zich in onze kerken en huizen bevinden zijn


bestemd om ons geloof in het Christusmysterie op te wekken en te
voeden. In de icoon van Christus en van zijn heilsdaden aanbidden wij
Hemzelf. In de beelden van de heilige Moeder van God, van de
engelen en heiligen, vereren wij de personen die ze voorstellen.
De zondag, ‘dag des Heren’, is de voornaamste dag om de
Eucharistie te vieren, omdat het de dag van de verrijzenis is. Het is bij
uitstek de dag van de liturgische samenkomst, de dag van het
christelijk gezin, de dag van de vreugde en van de arbeidsrust. Hij is
‘de grondslag en de kern van heel het liturgisch jaar’ (SC299 106).
De Kerk ‘ontvouwt het hele Christusmysterie door de jaarkring
heen, vanaf de Menswording en de Geboorte tot de Hemelvaart, tot
de dag van Pinksteren en tot de verwachting van de gelukzalige hoop
en de verschijning van de Heer’ (SC 102 § 2).
Door op vastgestelde dagen van het liturgisch jaar de heiligen te
gedenken, in de eerste plaats de heilige Moeder van God, vervolgens
de apostelen, martelaren en andere heiligen, laat de Kerk zien dat zij
hier op aarde reeds verenigd is met de hemelse liturgie. Zij verheerlijkt
Christus omdat Hij zijn heil voltrokken heeft in zijn verheerlijkte
ledematen; hun voorbeeld spoort haar aan op haar weg naar de Vader.
De gelovigen die het getijdengebed vieren, verenigen zich met
Christus, onze hogepriester, door het psalmgebed, de overweging van
het woord van God, door lofzangen en zegeningen, om verbonden te
zijn met het onophoudelijk en allesomvattend gebed, waarmee Hij de
Vader verheerlijkt en de gave van de Heilige Geest over de hele wereld
afsmeekt.
Christus is de ware tempel van God, ‘de plaats waar zijn
heerlijkheid verblijft’; door Gods genade worden de Christenen ook

SC: TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Sacrosanctum Concilium, Constitutie


299

Over de heilige liturgie.


174
DE SACRAMENTELE VIERING VAN HET PAASMYSTERIE

tempels van de Heilige Geest, levende stenen waarmee de Kerk


opgebouwd wordt.
De Kerk op aarde heeft plaatsen nodig waar de gemeenschap zich
kan verzamelen. Onze zichtbare kerkgebouwen, heilige plaatsen, zijn
beelden van de heilige stad, het hemelse Jeruzalem waarnaar wij als
pelgrims onderweg zijn.
In deze kerkgebouwen viert de Kerk haar openbare eredienst tot
heerlijkheid van de heilige Drie-eenheid; hier beluistert zij het woord
van God en zingt zij haar lof, hier doet zij haar gebed opstijgen, draagt
zij het offer van Christus op, die op sacramentele wijze te midden van
de samengekomen gemeenschap aanwezig is. Deze kerken zijn ook
plaatsen van ingetogenheid en persoonlijk gebed.”300

2.LITURGISCHE DIVERSITEIT EN EENHEID VAN HET


MYSTERIE

“Het is passend dat men in de viering van de liturgie streeft naar


uitdrukkingsvormen die eigen zijn aan de cultuur van het volk waar de
Kerk zich bevindt, zonder zich eraan te onderwerpen. Anderzijds
werkt de liturgie op haar beurt scheppend en vormend in op culturen.
De verschillende, wettig erkende, liturgische tradities of riten zijn
een uitdrukking van de katholiciteit van de Kerk, doordat zij hetzelfde
Christusmysterie aanduiden en meedelen.
Het criterium dat de eenheid in de verscheidenheid van de
liturgische tradities verzekert, is de trouw aan de Overlevering van de
apostelen, dit wil zeggen, de gemeenschap in het geloof en in de
Sacramenten, ontvangen van de apostelen; een gemeenschap die
wordt aangeduid en verzekerd door de apostolische opvolging.”301

300 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1187-1199.


301 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1207-1209.
175
CARLOS MIGUEL BUELA

In de Katholieke Kerk zijn er twee grote groepen liturgische


tradities. Allebei zijn ze volledig katholiek en de ene is niet beter dan
de andere. Het zijn de oosterse en de westerse riten.
De oosterse ritus bestaat uit 6 families:
1. Byzantijns
2. Alexandrijns of Koptisch
3. Syrisch
4. Armeens
5. Maronitisch
6. Chaldeeuws
De westerse of Latijnse ritus bestaat uit 4 families:
1. Romeins (onze ritus)
2. Ambrosiaans
3. Mozarabisch of Spaans-Visigotisch
4. De ritussen van verschillende religieuze ordes
De Katholieke Kerk ademt met twee longen: “Men kan als
christen, beter gezegd als katholiek, niet ademen met slechts één long;
er moeten twee longen zijn, dat wil zeggen, de oosterse en de
westerse.”302

“Elke dag tussen Paaszondag en de volgende Zondag na


Pasen, in albis, vormen in wezen één dag. De liturgie
concentreert zich op één gebeurtenis, op één enkel mysterie.
‘Hij is verrezen, Hij is niet hier’ (Mar. 16,6). Pasen is vervuld.
Hij heeft het verleden geopenbaard. Hij heeft de waarheid van
zijn woorden bekrachtigd. Hij heeft de laatste woorden van
zijn boodschap gesproken: de boodschap van het Goede
Nieuws, de Blijde Boodschap. God zelf die Vader is – de
Schenker van het Leven – , die de dood niet wil (vgl. Ez.

302H. JOHANNES PAULUS II, Toespraak voor de vertegenwoordigers van christelijke niet-
katholieke gemeenschappen, Parijs, 13 mei 1980.
176
DE SACRAMENTELE VIERING VAN HET PAASMYSTERIE

18,23-32) en die ‘alle dingen geschapen heeft opdat zij mogen


bestaan’ (Wijsh. 1,14), heeft in Hem en voor Hem de afgrond
van zijn liefde laten blijken. Liefde betekent leven. De
verrijzenis is het definitieve getuigenis van Leven, van
Liefde.”

H. Johannes Paulus II,


woensdag audiënties,
18 april 1979.

177
CARLOS MIGUEL BUELA

178
“Jezus heeft ook in jullie noden voorzien door de
Sacramenten van de Kerk te geven, vooral de Eucharistie en
het Sacrament van Verzoening. De bekering van jullie hart
wordt teweeg gebracht door het handelen van Christus, en
Christus strekt zich naar jullie uit in zijn Sacramenten, die
voor jullie altijd een uiting van jullie geloof en van jullie leven
in Christus zullen zijn, en de viering daarvan.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van Newfoundland (Canada),
12 september 1984.
HOOFDSTUK EEN
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN
De Sacramenten zijn zichtbare en werkzame tekens van genade – zij
bewerken dus wat zij betekenen – ingesteld door Jezus Christus om
ons te heiligen. Ze geven ons de genade, maar ook gaven en deugden
die bij de Sacramenten horen.
“De Sacramenten van de Nieuwe Wet zijn door Christus ingesteld
en ze zijn zeven in getal, te weten: het Doopsel, het Vormsel, de
Eucharistie, de Boete, de Ziekenzalving, de Priesterwijding en het
Huwelijk. De zeven Sacramenten raken alle fasen en alle belangrijke
momenten in het leven van de Christen: zij brengen het geloofsleven
van de christen tot ontstaan en groei, zij verlenen genezing en zending.
Er bestaat dus een zekere gelijkenis tussen de fasen van het natuurlijk
leven en die van het geestelijk leven.”303
Vier van de zeven Sacramenten kunnen meerdere keren ontvangen
worden: communie, Boete en Verzoening, Ziekenzalving, Huwelijk
(in het geval van de dood van een echtgenote of een echtgenoot). De
andere drie kunnen maar één keer ontvangen worden: Doopsel,
Vormsel, en het Wijdingssacrament.
Deze drie kunnen maar één keer ontvangen worden omdat zij een
onuitwisbaar merkteken achterlaten, een blijvend zegel dat niets of
niemand ooit kan verwijderen. In de hemel zal dit merkteken reden te
meer zijn van onze gelukzaligheid. In de hel zal het reden te meer zijn
van onze ellende, want het zal ons eraan herinneren dat wij trouw
hadden kunnen blijven, maar toch Christus in de steek hebben gelaten
door te zondigen, en dat we dus door eigen schuld voor eeuwig
verworpen zijn, in plaats van voor eeuwig de hemelse zaligheid te
genieten.

KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1210; Vgl. H. THOMAS


303

VAN AQUINO, Summa Theologica, III, 65,1.


CARLOS MIGUEL BUELA

1. HET SACRAMENT VAN HET DOOPSEL

Het Doopsel is het eerste en meest noodzakelijke Sacrament. Het


maakt ons tot kinderen van God, tot levende tempels van de Heilige
Geest, en tot erfgenamen van de hemel. Het Doopsel wist de erfzonde
uit, en als de gedoopte een volwassene is, veegt het alle eerder begane
doodzonden en dagelijkse zonden uit, als de dopeling hier berouw
over heeft. Het Doopsel stort de genade van God in onze zielen,
samen met de deugden en de gaven.
Het Doopsel is een geboorte tot het bovennatuurlijke leven.
Daarom leert Jezus: “Als iemand niet geboren wordt uit water en
Geest, kan hij het Rijk Gods niet binnen gaan” (Joh. 3,5). In het
Doopsel raakt het water ons lichaam aan en de Heilige Geest
transformeert onze ziel.
Door het Doopsel worden wij op Christus geënt zoals ranken op
een wijnstok en delen wij in zijn eigen goddelijk leven.
Het Doopsel is zo belangrijk en noodzakelijk dat er normaal
gesproken geen verlossing is zonder het Doopsel. Vandaar dat
iedereen mag en moet dopen in het geval van stervensgevaar. In het
geval van nood vindt de doop plaats door normaal water te gieten over
het hoofd van de persoon die gedoopt moet worden, terwijl je zegt:
“(Naam), ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest,” met de intentie te doen wat de Kerk normaal gesproken ook
doet in dit Sacrament.
Door het Doopsel verplichten wij ons om te leven op een manier
die Christus waardig is. Wij doen dit aangezien wij door de genade in
zekere zin “andere christussen” zijn; en omdat wij ledematen zijn van
het lichaam van Christus, moeten wij laten blijken dat Christus in ons
leeft.

182
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN

2. HET SACRAMENT VAN HET VORMSEL

Bij het Vormsel wordt de Heilige Geest gegeven zodat we


onverschrokken getuigen van de Heer worden, “zoals deze aan de
apostelen was gegeven op de dag van Pinksteren, opdat de christen
daadwerkelijk de naam van Christus zou belijden.”304
De apostelen lieten het niet bij het alleen maar ontvangen van de
Heilige Geest. Op aanwijzing van Christus gaven zij de Geest door
aan anderen door het opleggen van de handen. In de Handelingen van
de Apostelen lezen wij bijvoorbeeld dat de apostelen, toen zij vernomen
hadden dat sommige leerlingen alleen gedoopt waren, “…een gebed
over hen uitspraken, opdat zij de Heilige Geest zouden ontvangen…
Zij legden hun dus de handen op en ze ontvingen de Heilige Geest,”
(Hand. 8,15.17 ) oftewel, zij dienden hun het Vormsel toe.
Op de dag van Pinksteren ontvingen de apostelen de Heilige Geest
en onmiddellijk zetten zij zich in om het Evangelie met al hun kracht
te verkondigen.
Maar vóór zij de Heilige Geest ontvangen hadden, waren het
lafaards en verborgen zij zich uit angst voor de Joden.
Ook wij worden tot moedige soldaten van Jezus Christus gemaakt
dankzij de Heilige Geest die wij ontvangen in het Sacrament van het
Vormsel.

3. HET SACRAMENT VAN DE EUCHARISTIE

1. INTRODUCTIE

Onze Heer Jezus Christus, die zich bewust was van onze zwakheid,
wilde een Sacrament instellen dat ons als geestelijk voedsel kracht en
sterkte zou geven. Zijn hart stroomde over van liefde, “Hij had de
zijnen in de wereld bemind, maar nu zou Hij hun zijn liefde betonen

304 CONCILIE VAN FLORENCE, DS. 697.


183
CARLOS MIGUEL BUELA

tot het uiterste toe” (Joh. 13,1). Hij wilde tegenwoordig blijven in dit
Sacrament om bij ons te blijven “tot aan de voleinding van de wereld”
(Mat. 28,20). Sterker nog: Jezus wilde ons dit Sacrament nalaten als
een voortdurend offer dat aan God aangeboden wordt tot herstel van
onze zonden.
De Eucharistie vindt plaats in het heilig Misoffer. De woorden van
de consecratie, die het meest belangrijke en plechtige moment van de
Mis vormt, verwoorden de drie fundamentele waarheden van het
katholieke geloof betreffende de Eucharistie. De Eucharistie is:
Sacrament, werkelijke tegenwoordigheid en offer. We zullen dit wat
verder uitleggen:
“Neemt en eet…”, “Neemt en drinkt…”. De Eucharistie is een
Sacrament; het is geestelijk voedsel; de vernieuwing van het Laatste
Avondmaal; het Hemels Feestmaal van onze heiliging. “Want mijn
vlees is echt voedsel, en mijn bloed is echte drank” (Joh. 6,55).
“Dit is mijn Lichaam…”, “Dit is mijn Bloed…”. De Eucharistie is de
werkelijke tegenwoordigheid van Christus. Christus zelf is met zijn
Lichaam en zijn Bloed, met zijn Ziel en zijn Godheid in dit Sacrament
tegenwoordig. Dit Sacrament geeft ons niet alleen de genade, maar
geeft ons ook de Bewerker van de genade: “Wie mijn vlees eet en mijn
bloed drinkt, die bezit eeuwig leven” (Joh. 6,54).
“Dat voor u gegeven wordt…”, “Dat voor u wordt vergoten…”. De
uitdrukkingen “Lichaam dat voor u gegeven wordt” en “Bloed dat
voor u wordt vergoten” drukken het offerkarakter van de Eucharistie
uit. In de Eucharistie offert Christus zichzelf om te boeten voor onze
zonden. Op deze manier bedaarde Christus de rechtvaardige toorn
van God, maakt Hij Hem goedgezind en vergevingsgezind, en brengt
Hij genoegdoening tot stand, ook voor de zielen in het vagevuur. “Het
brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld is mijn vlees”
(Joh. 6,51). De Eucharistie is de vernieuwing van het kruisoffer. Het
doel is hetzelfde als dat van het kruis: de verheerlijking van God en de
heiliging van de mensen.
184
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN

De woorden “Blijft dit doen om Mij te gedenken” herinneren ons


eraan dat alleen degenen die de apostolische volmacht ontvangen
hebben in de Priesterwijding, de Mis kunnen opdragen.

2. DE INSTELLING VAN DE EUCHARISTIE

Het openbaar leven van Jezus was voor de apostelen een tijd van
voorbereiding, zodat zij in staat zouden zijn om dit Sacrament te
begrijpen, dat het hart en het middelpunt is van de Katholieke Kerk.
Jezus bereidde de apostelen voor door het wonder van de verandering
van water in wijn305 en het wonder van de broodvermenigvuldiging306,
zodat zij konden begrijpen dat Hij de macht had om wijn in zijn Bloed
te veranderen en zijn Lichaam tegenwoordig te stellen onder de
gedaante van brood in al die ontelbare plaatsen ter wereld waar de
heilige Mis wordt gevierd. Hij bereidde hen ook voor door middel van
zijn Woord, vooral in zijn Broodrede307. Na deze lange voorbereiding
stelde Jezus de Eucharistie plechtig in tijdens het Laatste Avondmaal,
Hij voltrok haar in het offer van zijn leven op het kruis, en Hij gaf
opdracht dat zij voor altijd tegenwoordig gesteld zou worden op onze
altaren “totdat Hij komt” (1 Kor. 11,26).

3. HET HEILIG MISOFFER

a) Delen van de Mis


De heilige Mis is één enkele eredienst die bestaat uit twee delen. Het
eerste deel is gericht op het Woord van God; hierin worden
verschillende teksten van de heilige Schrift gelezen en uitgelegd. Het
tweede gedeelte is het belangrijkste deel; het is gericht op de
Eucharistie en het offer. Dit gedeelte bestaat uit drie belangrijke
momenten:

305 Vgl. Joh. 2, 1-11.


306 Vgl. Mat. 14, 13-21. 15,32-39.
307 Vgl. Joh. 6, 25-71.

185
CARLOS MIGUEL BUELA

1. Het aanbieden van de gaven, of de offerande. Hierin bieden we


God het brood en de wijn aan, die het Lichaam en Bloed van Jezus
zullen worden.
2. De consecratie. Hierin vernieuwt Christus door de woorden van
de priester, zijn offer voor de mensen en worden het brood en de wijn
het Lichaam en het Bloed van Jezus. Op het moment van de
consecratie daalt Jezus neer op het altaar.
3. De communie. Dit is als wij het Lichaam en het Bloed
ontvangen van Jezus, die werkelijk tegenwoordig is onder de
gedaanten van brood en wijn. Op het moment van de communie daalt
Christus neer in onze harten.
b) Hetzelfde offer van het kruis
Het heilig Misoffer is hetzelfde offer als het kruisoffer, maar dan
zonder het vergieten van bloed. Het slachtoffer dat geofferd en
opgedragen wordt is één en hetzelfde; de priester die het offert is één
en dezelfde; de daad van opoffering is één en dezelfde. Aan het kruis
is het slachtoffer Christus en in de Mis is het slachtoffer dat geofferd
wordt ook Christus. Aan het kruis is Christus de eeuwige Hogepriester
die zichzelf offert; in de Mis is Christus ook de belangrijkste Priester.
Dezelfde daad van opoffering van Christus op het kruis, wordt in de
Mis voortgezet.
Wat is dan de rol van de priester die de Mis viert? Zijn rol is
Christus te vertegenwoordigen. Daarom zegt hij niet als hij het brood
consacreert: “Dit is het Lichaam van Christus;” maar: “Dit is mijn
Lichaam.” Dat is natuurlijk niet omdat het brood verandert in het
eigen lichaam van de priester, maar omdat de priester handelt in de
persoon van Christus. De priester neemt de plaats in van Christus,
vertegenwoordigt Christus, handelt in de naam van Christus en in Zijn
kracht. Christus is de voornaamste priester die handelt, op zo’n manier
dat de uitwerking van de Mis in wezen niet afhankelijk is van hoe groot
of klein de deugdzaamheid van de zichtbare priester is. “Niets méér

186
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN

wordt bewerkstelligd door een goede priester, en niets minder door


een slechte priester”308, omdat het Misoffer niet afhankelijk is van de
verdiensten of de heiligheid van de priesters die in naam van Christus
handelen, maar van de deugd, verdienste, heiligheid en macht van
Christus onze Heer zelf, eeuwige Hogepriester.
Daarom heeft het Misoffer ook een oneindig grote waarde, omdat
het offer is van God die mens geworden is. Als wij alle offers van alle
mensen zouden optellen, hoe groot zij ook mogen zijn, zijn zij niets
in vergelijking met de Mis. “O! Als je de waarde van een heilige Mis
zou kennen!” (H. Luis Guanella)309. Als wij naar de heilige Mis gaan,
mogen wij onze eigen offers meebrengen en aan God aanbieden,
zodat deze verenigd worden met het offer van Christus en
verdienstelijk worden voor het eeuwige leven. Zo kan in ons
aangevuld worden “wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van
Christus” (Kol. 1,24).
c) Verschillen tussen de Mis en het kruis
De verschillen tussen het offer van het kruis en het offer van de Mis
zijn niet essentieel:
1. Aan het kruis lijdt Christus, vergiet Hij zijn bloed en sterft Hij:
het is een bloedig offer. In de Mis zal de verrezen Christus “niet meer
sterven” (Rom. 6,9), Hij lijdt niet, noch vergiet Hij bloed: het is een
onbloedig offer.
2. Aan het kruis voltrekt Christus zijn offer zelf. Hij had niemand
anders nodig om deze priesterlijke daad te voltrekken. In de Mis heeft
Christus gewild dat het hart, de stem en de handen van een zichtbare
bedienaar nodig zijn.
3. Aan het kruis verenigt Christus – uitgestrekt tussen hemel en
aarde – God met de mensen en de mensen met God, om voor
iedereen de noodzakelijke genade te verkrijgen voor de verlossing. In

308 INNOCENTIUS III, Brief ‘Eius Exemplus’, DS. 424.


309 Dienaar van de naastenliefde, Tamborini, Madrid, 1980, p. 201.
187
CARLOS MIGUEL BUELA

de Mis gaat Christus – weer uitgestrekt tussen hemel en aarde, deze


keer in de handen van de priester – verder met het verlossingswerk
voor de mensen door hen met God te verenigen, en in iedere Mis wil
Hij die genadegaven beschikbaar stellen en uitdelen die Hij eens “voor
eeuwig” (Heb. 7,17) heeft verworven op het altaar van het kruis.
d) Het wezen van het offer van de Mis
De offerdaad vindt plaats op het ogenblik van de consecratie, wanneer
de scheiding van het Lichaam en het Bloed van Christus, die werkelijk
plaatsvond tijdens het kruisoffer, in de Mis op mysterievolle wijze
tegenwoordig wordt gesteld. Dit wordt duidelijk door het feit dat de
priester het brood en de wijn afzonderlijk consacreert. Tijdens de
consecratie van het brood, komt het Lichaam van Christus
onmiddellijk aanwezig door de woorden van de consecratie zelf.
Tijdens de consecratie van de wijn, komt het Bloed van Christus
onmiddellijk aanwezig door de woorden van de consecratie. Een
lichaam aan één kant en bloed aan de andere kant, verwijst in alle talen
van de wereld naar: het vergieten van bloed, oftewel: een offer.
Wanneer de priester de materie van brood en wijn consacreert, scheidt
hij “het Lichaam en het Bloed van de Heer met een onbloedige snede,
terwijl hij zijn stem gebruikt als een zwaard.”310
Wij zeggen dat het “kruisoffer op mysterievolle wijze
tegenwoordig gesteld wordt” omdat op grond van de betreffende
woorden het Lichaam van Christus tegenwoordig komt onder de
gedaante van brood en het Bloed van Christus tegenwoordig komt
onder de gedaante van wijn. Maar op grond van het feit dat het
Lichaam en het Bloed, de Ziel en de Godheid van Christus
onvermijdelijk gelijktijdig bestaan en onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn, omdat het Lichaam van Christus een levend lichaam
is311, zijn het Bloed, de Ziel en de Godheid van Christus tegenwoordig
zowel onder de gedaante van brood, alsook onder de gedaante van

310 HEILIGE GREGORIUS VAN NAZIANZE, Enchiridium Patristicum, 171.


311 Vgl. Rom. 6,9.
188
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN

wijn. Op die manier is Christus geheel en al tegenwoordig onder elk


van de twee gedaanten.
Niet al het brood of ieder type brood is het Lichaam van Christus.
Niet elke wijn of ieder type wijn is het Bloed van Christus. Enkel en
alleen door middel van de consecratie tijdens de heilige Mis worden
brood en wijn veranderd in het Lichaam, het Bloed, de Ziel en de
Godheid van onze Heer Jezus Christus.
e) De tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie
Jezus is tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn, maar
niet op zomaar een manier: Hij is “waarachtig, werkelijk en wezenlijk
tegenwoordig.”312
1 Waarachtige tegenwoordigheid
Wij geven soms een foto van familieleden die afwezig of overleden
zijn een kus, omdat zij op de een of andere manier aanwezig zijn door
het beeld. Wij betonen ons respect aan onze vlag, omdat zij ons land
symboliseert, dat op de een of andere manier tegenwoordig is gesteld
in haar kleuren.
Jezus is niet op deze manier aanwezig in het Sacrament van het
altaar. Jezus is aanwezig op waarachtig wijze. Als je van school thuis
komt, kus je niet een foto van je moeder aan de muur; integendeel, je
geeft haar zelf een kus. Waarom is dat? Omdat de foto slechts een
beeld van haar is. Zij is echter werkelijk aanwezig op de plaats waar zij
zich bevindt.
Het eerste wat je daarom doet als je een kerk binnengaat, is Jezus
aanbidden in het tabernakel, waar Hij waarachtig aanwezig is. In
beelden van Hem kun je slechts zijn gestalte vinden, bijvoorbeeld op
het kruis. Daarom is het eerste wat je moet doen als je een kerk
binnengaat, nadat je een kruisteken hebt gemaakt: zoeken naar het
tabernakel. Naast het tabernakel is er altijd een lampje, dat de

312 CONCILIE VAN TRENTE, Decreet over de Eucharistie, DS. 874.


189
CARLOS MIGUEL BUELA

godslamp wordt genoemd, dat altijd brandt. Deze lamp wil ons
zeggen: ‘Hier is het Allerheiligst Sacrament; hier is onze Heer Jezus
Christus’. Bovendien is deze lamp onze representant, omdat wij niet
de hele dag bij Jezus kunnen blijven – wij moeten slapen, eten, werken,
etc. – en drukt zij ons verlangen uit dat wij nooit van de goede Jezus
gescheiden willen zijn. Als je het tabernakel eenmaal gevonden hebt,
dan kniel je, wat je doet door het buigen van de rechterknie totdat hij
de grond raakt, terwijl je je eigen kleinheid erkent en de grootheid van
God aanbidt. Zo moeten wij Jezus altijd groeten die werkelijk
aanwezig is in het tabernakel. Wij doen dit als wij binnenkomen, als
wij weggaan, en iedere keer als wij voor Hem langs lopen.
2 Werkelijke tegenwoordigheid
Christus is dus waarachtig tegenwoordig in de Eucharistie. Maar er is
meer. Met de Kerk erkennen wij dat Christus ook werkelijk
tegenwoordig is. Wat betekent het om ‘werkelijk’ aanwezig te zijn?
Laten we een voorbeeld nemen. Ik kan mij nu voorstellen dat een dief
mijn huis is binnen gegaan. Deze dief is op een of andere wijze
aanwezig in mijn huis, minstens in mijn verbeelding, want ik begin
bang te worden, te zweten, mijn benen trillen, mijn hart gaat sneller
kloppen, maar dit is allemaal vrucht van mijn verbeelding, want er ís
helemaal geen dief in mijn huis.
Christus is niet op deze manier, alleen maar in mijn verbeelding,
aanwezig in de Eucharistie. Hij is niet aanwezig omdat ik denk of mij
verbeeld dat Hij er is, maar Hij is aanwezig omdat Hij écht aanwezig
is. Ongeacht mijn geloof of mijn begrip, los van mijn
geestesgesteldheid of mijn gedachten, bevindt Christus zich werkelijk
onder de gedaanten van brood en wijn. Christus heeft dit zo gezegd
en de Katholieke Kerk leert dit zo.
3 Wezenlijke tegenwoordigheid
Zo is Christus dus waarachtig en werkelijk tegenwoordig. Maar dit is
nog niet alles. Hij is ook aanwezig op een wezenlijke manier. Laten we

190
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN

naar een ander voorbeeld kijken om dit te kunnen begrijpen. Omdat


een elektriciteitscentrale de elektriciteit opwekt die mijn lamp in de
kamer laat branden, kunnen wij op de een of andere manier zeggen
dat de elektriciteitscentrale ‘aanwezig’ is in mijn kamer. Hij is aanwezig
in zijn effecten, omdat ik door die elektriciteitscentrale licht heb.
Sommige ketterijen hebben gezegd dat Christus alleen op deze
wijze aanwezig is in het Eucharistisch Sacrament: door de goede
effecten die de ziel erdoor ontvangt. Als wij de communie ontvangen,
worden wij tot betere mensen gemaakt, die meer kunnen liefhebben,
en wordt onze ziel gesterkt. Maar dat is niet omdat we alleen een
kracht of macht zouden ontvangen die voortkomt uit het verheerlijkte
Lichaam van Christus (dat in de hemel is), maar omdat we de
substantie van het verheerlijkte lichaam van Christus zelf,
tegenwoordig in de Eucharistie, ontvangen. Ons geloof leert ons, dat
Christus niet alleen aanwezig is door de goede effecten die Hij in onze
ziel bewerkt, zoals de elektriciteitscentrale in de lamp; maar dat
Christus wezenlijk tegenwoordig is. Hij is aanwezig niet alleen om ons
te verlichten, maar als bron van alle licht: “Ik ben het licht van de
wereld” (Joh. 8,12).
4 De manier waarop Christus zichzelf tegenwoordig stelt
Onze Heer Jezus Christus is waarachtig, werkelijk, en wezenlijk
aanwezig onder de gedaanten van brood en wijn wanneer het brood
en de wijn worden veranderd in het Lichaam en het Bloed van
Christus. Deze overgang of verandering van de substanties van het
brood en de wijn die volledig verdwijnen om veranderd te worden in
het Lichaam, het Bloed, de Ziel en de Godheid van onze Heer Jezus
Christus wordt transsubstantiatie genoemd (wat overgang of
verandering van de ene substantie in de andere betekent).
De uiterlijke verschijningsvormen van het brood en de wijn (ook
wel gedaanten of accidenten geheten), zoals geur, kleur, aroma, smaak,
lengte, gewicht, maat en vorm, blijven hetzelfde. De substantie is het
enige dat verandert. Dit betekent dat wij hetzelfde met onze zintuigen
191
CARLOS MIGUEL BUELA

ervaren: gezicht, geur, tast en smaak. Omdat de uiterlijke kenmerken


niet veranderen, blijven wij zowel vóór als na de consecratie dezelfde
accidenten zien, ruiken, voelen en proeven. Wat verandert is de
substantie.
f) De Eucharistie als Sacrament
Als wij Jezus Christus ontvangen onder de gedaanten van brood en
wijn, dan zeggen wij dat wij de communie ontvangen, omdat wij,
wanneer wij Jezus ontvangen, intiem met Hem verenigd zijn. Wij
worden ook meer dan tevoren verenigd met alle katholieke mannen
en vrouwen die in de genade van God zijn. Communie betekent
“gemeenschappelijke eenheid”: de verbondenheid tussen onszelf en
Christus, en de verbondenheid tussen onszelf en onze broeders en
zusters.
1 De gesteltenis die nodig is om de Eucharistie te ontvangen
Om Jezus te kunnen ontvangen in de communie, moet onze ziel vrij
zijn van alle doodzonden. Als wij een ernstige zonde of doodzonde
hebben begaan, moeten wij gaan biechten voor wij de communie
kunnen ontvangen. Het is niet genoeg om alleen maar berouw te
hebben. Elke persoon die in een staat van doodzonde naar voren
komt om de communie te ontvangen, pleegt een verschrikkelijke
heiligschennis. Dus “wie dan op onwaardige wijze het brood eet of uit
de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het Lichaam en het
Bloed van de Heer. Iedereen moet zichzelf onderzoeken alvorens van
het brood te eten en uit de beker te drinken. Wie eet en drinkt zonder
het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis. Daarom
zijn er onder u zo velen ziek en zwak, en is een aantal van u gestorven”
(1 Kor. 11,27-30).
Het is niet noodzakelijk altijd te gaan biechten voordat je de
communie ontvangt. Dat is alleen verplicht als wij ernstig gezondigd
hebben. Dagelijkse zonden (zonden van lichtere aard) worden

192
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN

vergeven door alleen berouw, door goede werken, door het gebruik
van wijwater, door de gebeden van de Mis zelf, etc.
Wij eten of drinken niets vanaf een uur vóór het ontvangen van de
communie, behalve water en eventueel medicijnen. Dit is om ons
respect te tonen voor de Heer. Wij worden gevraagd ons bewust te
zijn van Wie wij gaan ontvangen, om zo de communie te naderen met
devotie.
2 Frequente communie
Het is goed om de heilige communie vaak te ontvangen, omdat wij
het geestelijke voedsel nodig hebben om bekoringen te overwinnen,
om niet te bezwijken onderweg naar de hemel, om alle deugden te
beoefenen en om de genade in onze ziel te vermeerderen. Vergeet niet
dat zelfs de kleinste vermeerdering van genade in een persoon “groter
dan het natuurlijke goed van het gehele universum”313 is. Wij
verenigen ons met Christus en leven voor Hem dankzij de Eucharistie:
“Hij die Mij eet zal leven door Mij” (Joh. 6,57). Laten wij navolgen wat
de heiligen hebben gedaan en “vaak de communie ontvangen”314. De
heilige Cajetanus zei: “Ik zal niet tevreden zijn totdat ik christenen zie
naderen tot het Hemels Gastmaal met de eenvoud van hongerige en
blije kinderen, en niet vol angst en valse schaamte.”315 De heilige Don
Bosco, apostel van de jeugd, benadrukte: “Sommigen zeggen dat het
nodig is om een heilige te zijn om de communie veelvuldig te kunnen
ontvangen. Dat is niet waar! Dat is een leugen. De communie is voor
diegene die een heilige wil worden, niet voor de heiligen; medicijnen
worden aan zieken gegeven, en voedsel wordt gegeven aan degenen
die zwak zijn. Hoe gelukkig zou ik zijn als ik in jullie het vuur zou
kunnen zien oplaaien dat de Heer op aarde is komen brengen!”316

313 H. THOMAS VAN AQUINO, Summa Theologica, I-II, 113, 9, ad. 2.


314 H. JOHANNES BOSCO, Reglement 98.
315 Geciteerd in; ALAN BUTLER, Heiligenlevens, Vol. III, op.cit., p. 277.
316 LEMOYNE, Memorias Biográficas de Don Bosco, VII, 678-679.

193
CARLOS MIGUEL BUELA

“De communie is noodzakelijk voor ons, zoals ademen


noodzakelijk is voor de longen” (H. Petrus Julianus Eymard).317
Elke keer als wij deelnemen aan het heilig Misoffer zouden wij de
Communie moeten ontvangen! Als het niet mogelijk is om de
Communie Sacramenteel te ontvangen, omdat onze ziel zich niet in
de vereiste gesteltenis bevindt, dan kunnen wij toch tenminste aan een
geestelijke communie deelnemen door te zeggen:
“Mijn Jezus, ik geloof dat U aanwezig bent in het Allerheiligst
Sacrament. Ik bemin U boven alles; ik verlang U in mijn ziel te
ontvangen. Omdat ik U sacramenteel niet kan ontvangen, kom dan
tenminste geestelijk in mijn hart. Ik omarm U alsof U reeds gekomen
bent en ik verenig mijzelf geheel met U. Laat nooit toe dat ik van U
gescheiden wordt. Amen.”318
Met deze of met andere soortgelijke woorden kunnen wij
verschillende keren per dag een geestelijke communie doen, als wij een
katholieke kerk voorbij lopen, in momenten van beproevingen, als wij
opstaan, als wij slapen gaan, op elk moment en op elke plaats.
3 Bezoeken aan het Allerheiligst Sacrament
Net zoals wij onze familie en vrienden bezoeken, kunnen wij Jezus
bezoeken die op ons wacht in het tabernakel. Wij kunnen met Hem
spreken over ons leven, Hem de dingen vragen die wij nodig hebben,
en Hem aanbidden zoals de Maagd Maria en Sint Jozef, de engelen, de
herders, de drie wijzen en andere mensen dat deden bij de stal van
Bethlehem.
Don Bosco gaf dit advies aan de jeugd: “Het bezoek aan Jezus in
het Allerheiligst Sacrament is een uiterst noodzakelijk middel om de

317Obras Eucarísticas, ed. Eucaristía, Madrid, 1963, p. 567.


318H. ALFONSUS VAN LIGUORI, Visitas al Santísimo Sacramento y a María
Santísima. Acto para la comunión espiritual, ed. Rialp, Madrid, 1965, p. 41.
194
DE CHRISTELIJKE INITIATIESACRAMENTEN

duivel te overwinnen. Ga Jezus vaak bezoeken en de duivel zal niet in


staat zijn je te overwinnen.”319
Het aantal bezoeken dat we Jezus brengen zal samenhangen met
de mate waarin we Hem beminnen. Zelfs als ze maar een minuut
duren, smaken ze naar de eeuwigheid. Van jongs af aan zou je je eraan
moeten wennen Jezus in het Allerheiligst Sacrament vaak te bezoeken,
als dat kan. Op die manier kun je je voorbereiden op het moment dat
je Jezus een keer gedurende een hele nacht kunt aanbidden, wat we
“Nachtelijke Aanbidding” noemen: wat een grote zegen en enorm
geluk is dat!

319 Memorias Biográficas, VIII, 49.


195
CARLOS MIGUEL BUELA

196
HOOFDSTUK TWEE
DE SACRAMENTEN VAN GENEZING

4. HET SACRAMENT VAN BOETE EN VERZOENING


OF BIECHT

Jezus had kunnen besluiten dat in plaats van een mens, een engel de
rol van priester op zich zou nemen. Maar Christus koos hiervoor de
mens uit, zodat deze medelijden zou kunnen hebben met de
onwetenden en de verdwaalden, omdat hij ook zelf “aan zwakheid
onderhevig is” (Heb. 5,2). Christus “koos de meest ellendige en
verachtelijke mannen uit om zo de sterken te verwarren, opdat door
de verachtelijkheid van het instrument waarvan Hij zich bedient, de
macht van de Goddelijke hand des te meer zou stralen.”320 Christus
koos mensen zodat “tegenover God geen mens zou roemen op
zichzelf” (1 Kor. 1,29). Christus gaf hen een geweldige macht; niet
alleen de macht om het brood en de wijn te veranderen in het Lichaam
en Bloed van Jezus, zoals we gezien hebben, maar ook de macht om
zonden te vergeven. “Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven,
en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven” (Joh. 20,23).
Jezus wist dat veel van zijn kinderen door de zwakheid van de
menselijke natuur en door de gevolgen van de erfzonde, de bij het
Doopsel ontvangen heiligmakende genade zouden verliezen door het
begaan van een doodzonde. Hij wist ook dat veel van hen berouw
zouden hebben net als de verloren zoon, en zouden willen terugkeren
tot de vriendschap met God, om in eenheid met Hem te leven door
de genade.
Om dit mogelijk te maken heeft Christus het Sacrament van Boete
en Verzoening ingesteld, ook wel het Sacrament van de Biecht
genoemd. Als we berouw tonen en onze zonden belijden aan de

320NICOLAS MASCARDI S.J. Carta y Relación (1670). Geciteerd in: GUILLERMO


FURLONG, Nicolas Mascardi S.J. y su carta y Relación (1670), Ed. Teoría, Buenos
Aires, 1995, p. 130-131.
CARLOS MIGUEL BUELA

priester, herstelt Christus door dit Sacrament de heiligmakende genade


die we door de doodzonde verloren hebben.
Zoals alleen priesters de heilige Mis kunnen opdragen, zo kunnen
ook alleen priesters ernstige en zware zonden vergeven.
In de Biecht worden we gevraagd al onze doodzonden te belijden,
het aantal ervan, het gebod of de deugd waartegen we gezondigd
hebben, en de omstandigheden die de zwaarte of de aard van de zonde
beïnvloed kunnen hebben. Het bewust verzwijgen van een doodzonde
in de Biecht betekent een verschrikkelijke heiligschennis. In dat geval
zijn niet alleen geen van de beleden zonden vergeven, maar er zal een
andere zonde aan worden toegevoegd: die van heiligschennis. Daarom
moet je in dat geval in de volgende Biecht jezelf nog eens beschuldigen
van alle begane zonden, nu ook van de eerder niet beleden zonde en
bovendien van de zonde van het verzwijgen ervan in de vorige Biecht.
De barmhartigheid van God is eindeloos. Hoe groot onze zonden
ook mogen zijn, de barmhartigheid van God kent geen grenzen. Als
we werkelijk berouw hebben over onze zonden, zal God ons van harte
vergeven. “Al zijn uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als
sneeuw” (Jes. 1,18). God wil “de dood van de zondaar niet, maar dat
hij zich bekeert en leeft” (Ez. 33,11). Dit is de reden waarom Jezus
kwam: om de zondaars te redden, want “niet de gezonden hebben een
dokter nodig, maar de zieken” (Mat. 9,12). Er zal dus “in de hemel
meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over
negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben”
(Luc. 15,7). “Degene die het verkrijgen van vergiffenis in twijfel trekt,
voelt dat zijn slechtheid groter is dan de goedheid van de Heer.”321
Met andere woorden, wie gelooft dat de goedheid van de Heer niet in
staat is om zijn slechtheid te bedekken, doet God ernstig tekort.
Dit Sacrament van Boete en Verzoening is te vergelijken met een
reddingsboei die uitgegooid wordt naar een schipbreukeling om hem

321 FRIGEL GRAZIOLI, Modelo de Confesores, Ed. Ibérica, Madrid, 1944, p. 85.
198
DE SACRAMENTEN VAN GENEZING

te redden van de verdrinkingsdood. “Het is de laatste boei van


verlossing te midden van de stormen van deze verdorven wereld”322.
“De Biecht is de poort naar de hemel”.323
Als iemand geen doodzonden heeft begaan, hoeft hij dan niet te
biechten? Zo werkt dat natuurlijk niet, want hoewel het geen
verplichting is, is het erg aan te raden om de dagelijkse zonden te
belijden in de Biecht en nogmaals berouw te tonen over alle zonden
uit het voorbije leven. We moeten nooit vergeten dat de Biecht het
Sacrament is dat ons de genade schenkt van God. Het herstelt de door
doodzonde verloren genade en vermeerdert de genade als we alleen
dagelijkse zonden op ons geweten hebben. Daarom zouden we vaak
moeten biechten, ook als we geen zware zonden hebben begaan.
“Zal wie ernaar verlangt om toonbaar te zijn en netjes gekleed,
zichzelf alleen wassen als hij bedekt is met modder? Nee, zodra er ook
maar een beetje stof of vuiligheid op hem valt, wast hij zich. En ook
al is hij niet vies, toch zal hij zich af en toe helemaal schoonmaken,
omdat de betamelijkheid dat vereist”.324
De heilige Don Bosco zei dat het goed ontvangen van de
sacramenten van de Biecht en de Eucharistie het belangrijkste middel
is om een steeds beter mens te worden. Je groeit in heiligheid door
deze sacramenten goed te ontvangen. Het was geen toeval dat Don
Bosco de eerste heilige was in de twintigste eeuw die de eer had om
een van zijn leerlingen, de jonge heilige Dominicus Savio, tot de
altaren verheven te zien worden. De heilige Dominicus Savio
bemoedigt ons: “Neem jezelf voor om goed te biechten en je zult zien
hoe jouw ziel zal overstromen van geluk”.325

322 H. PETRUS JULIANUS EYMARD, Op. cit. p. 1093.


323 H. ANTONIUS VAN PADUA, Sermón acerca del Alma Penitente, II, 19, geciteerd
in; Los Sermones, t. I, ed. El Mensajero de San Antonio, Buenos Aires, 1995, p. 97.
324 FRIGEL GRAZIOLI, Modelo de Confesores, Ed. Ibérica, Madrid, 1944, p. 98.
325 H. JOHANNES BOSCO, Leven van Domingo Savio, cap. XII.

199
CARLOS MIGUEL BUELA

Eén van de laatste raadgevingen die de heilige Lodewijk, koning


van Frankrijk, aan zijn zoon Filip gaf, was: “ga vaak biechten”326. “De
biecht is het meest effectieve en werkelijk onvervangbare middel om
ons geweten puur en zuiver te houden.”327
Om goed te biechten is het noodzakelijk om eerst een gewetens-
onderzoek328 te doen, zodat je je in herinnering brengt welke zonden
je begaan hebt. De heilige Theresia van Jezus zei: “In een kamer waar
het zonlicht sterk naar binnen schijnt, kan geen spinnenweb
verborgen blijven”329. We moeten vervolgens ook berouw hebben
over het feit dat we de Heer beledigd hebben en we moeten ons
voornemen om, met de hulp van God, niet meer te zondigen. Ten
slotte moeten we onze zonden aan een priester vertellen en de door
hem opgedragen penitentie volbrengen.
Met volledig vertrouwen mogen we onze toevlucht nemen tot de
priesters in het Sacrament van de Biecht. Tot hen zei Jezus: “Wat gij
zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij
zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn” (Mat.
18,18). De priester is een rechter die, om te kunnen binden en
ontbinden, het touw en de knoop moet kennen, met andere woorden:
de zonden en het berouw dat we er over hebben.
Maar in het Sacrament van de Biecht is de priester behalve rechter
ook dokter. Hoe zou hij de ziel moeten genezen als hij niet weet welke
ziekten ze heeft? Hij is ook een leraar, want hij onderricht, adviseert
en corrigeert. Hoe zou hij dit kunnen doen als hij zich niet bewust is
van wat de biechteling niet weet, wat hij nodig heeft of wat zijn
tekorten zijn? Bovendien handelt de priester als een barmhartige vader
die het geestelijk welzijn zoekt van zijn kinderen die willen biechten,
aan wie hij het brood van het Woord van God geeft. Hoe zou hij dit

326 Testamento espiritual a su hijo.


327 FRIGEL GRAZIOLI, Modelo de Confesores, Ed. Ibérica, Madrid, 1944, p. 96.
328 Zie bijlage C
329 H. THERESIA VAN JEZUS, Autobiografie, h. 19, 2.

200
DE SACRAMENTEN VAN GENEZING

kunnen doen als hij niet zou weten wat de biechteling in staat is te
verteren?
We mogen in het Sacrament van de Biecht onze zonden met
volledig vertrouwen aan de priester belijden. Hij zal deze zonden nooit
aan wie dan ook mogen vertellen; niet aan een andere priester, niet aan
een bisschop, niet aan de Paus, niet aan een engel uit de hemel, maar
ook zal hij nooit wat hij in het Sacrament van de Biecht gehoord heeft
mogen gebruiken, ook al zou het voor het welzijn van de hele Kerk
zijn.

5.HET SACRAMENT VAN DE ZIEKENZALVING

Jezus dacht ook aan de zieken. Ze voelen zich vaak erg eenzaam,
terneergeslagen, soms hebben ze geen vechtlust en moeten ze veel
beproevingen doorstaan. Voor hen heeft Jezus het Sacrament van de
Ziekenzalving ingesteld, die hun zonden vergeeft, de genade
vermeerdert, de pijn verlicht, gezelschap geeft in de eenzaamheid,
kracht in de beproeving en lichamelijke gezondheid als dat heilzaam is
voor de redding van de ziel.
“Is iemand onder u ziek? Laat hij de presbyters van de gemeente
roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie
zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de zieke
redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan,
zal het hem vergeven worden” (Jak. 5,14-15).
Familieleden zouden niet moeten wachten tot het laatste moment
om een priester te roepen, als de zieke persoon al stervende is.
Daarom wordt dit Sacrament ook niet langer het ‘laatste Sacrament’
(of ‘Sacrament van de stervenden’) genoemd, zodat we niet zouden
denken dat dit Sacrament alleen voorbehouden zou zijn aan hen die
geen hoop meer hebben op leven. Integendeel, dit Sacrament is
bedoeld voor alle mensen die te lijden hebben aan een ernstige ziekte.

201
CARLOS MIGUEL BUELA

De duivel, die weet hoeveel goed dit Sacrament de zieke doet,


komt met allerlei valse argumenten waardoor familieleden niet op tijd
een priester bellen.
Eén van deze valse argumenten is dat het ‘de zieke zal doen
schrikken’. Dit is een grote leugen, uitgevonden door de ‘vader van de
leugen’ (Joh. 8,44). Het is precies het tegenovergestelde: de zieke
persoon vindt rust en verlichting in het Sacrament. Hoeveel mensen
lijden een gruwelijke doodstrijd en vinden alleen vertroosting zodra de
priester arriveert! Dit is een teken dat zij aan het wachten waren op
een priester! Zelfs als zij angstig zijn (iets wat nauwelijks voorkomt),
is het beter om met een beetje angst naar de hemel te gaan, dan zonder
schrik voor eeuwig veroordeeld te worden tot de hel.
Dit Sacrament is “een waarachtig groot en aantrekkelijk mysterie
waardoor de zonden, als men dit in geloof vraagt, vergeven worden
en bijgevolg de lichamelijke gezondheid hersteld wordt…”330.

“Het christelijke leven is niet compleet zonder deze


hernieuwde bekering, en bekering is niet volledig authentiek
zonder het Sacrament van Boete en Verzoening. Dierbare
jongeren van Dublin, Christus wil komen om jullie
persoonlijk met regelmaat en vaak te ontmoeten in een
persoonlijke ontmoeting van liefdevolle barmhartigheid,
vergeving en genezing. Hij wil jullie ondersteunen in jullie
zwakheid en jullie verheffen en dichtbij Zijn hart brengen.
Zoals ik heb uitgelegd in mijn encycliek Redemptor hominis, is
de ontmoeting met dit Sacrament een recht dat behoort tot
Christus en ieder van jullie. Vandaar dat de paus met grote
ernst tegen jullie kan zeggen: Beroof Christus niet van zijn
recht in dit Sacrament, en doe nooit afstand van jullie recht.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jonge pelgrims van Dublin, Ierland,
21 september 1980.

330 CONCILIE VAN PAVÍA, Over het Sacrament van de Ziekenzalving, DS. 315.
202
HOOFDSTUK DRIE
DE SACRAMENTEN TEN DIENSTE VAN DE
GEMEENSCHAP

6. HET SACRAMENT VAN DE HEILIGE WIJDINGEN

Wie dienen normaal gesproken de sacramenten toe? Wie doopt er, wie
hoort er Biecht, draagt de heilige Mis op, zalft de zieken, gaat vóór bij
huwelijken, en preekt het Woord van God? De bisschoppen en de
priesters. Hoe geeft Jezus hen de macht die zij nodig hebben om in
Zijn naam te handelen en met Zijn gezag te werken? Door het
Sacrament van de Wijding. Bovendien geeft dit Sacrament hun
speciale genade die bij hun levensstaat hoort; deze stelt hen in staat de
zware taken van het priesterlijk dienstwerk op een heilige manier te
verrichten, om elk gevaar en elke beproeving te overwinnen, en om
trouw te blijven aan de beloften die zij aan God gedaan hebben.
Het zichtbare teken van dit Sacrament is de handoplegging: “Ze
droegen hen voor aan de apostelen, en die legden hun na gebed de
handen op” (Hand. 6,6). Vanaf de apostelen tot de huidige
bisschoppen en priesters, heeft een ononderbroken lijn van herders,
door de handoplegging, ervoor gezorgd dat de macht van Christus
ook onze tijd heeft bereikt. Dit gebeurt op zo’n manier dat als de
verrezen Heer Jezus Christus zou verschijnen en samen met andere
priesters Biecht zou horen, onze zonden net zo goed vergeven zouden
zijn door deze priesters – die handelen in de persoon van Christus, in
Zijn naam en met Zijn macht – als door de Heer zelf.
Als Christus zelf de heilige Mis zou opdragen, omgeven door alle
bisschoppen en kardinalen, in een grootse plechtigheid met
schitterende zang en gewijde muziek, dan zou het in wezen niet
verschillen van een Mis die in een concentratiekamp door een priester
alleen zou worden opgedragen, door iedereen verlaten, door iedereen
met de nek aangekeken, zonder gewaden en stiekem, zodat de
CARLOS MIGUEL BUELA

bewakers het niet zien, met enkele broodkruimels en een beetje wijn
in een kannetje. In wezen zijn beide Missen van gelijke oneindige
waarde omdat beide de voortzetting zijn van het ene offer van
Christus. In het eerste geval zou Christus de Mis persoonlijk opdragen;
in het tweede geval zou de priester de Mis opdragen in de persoon van
Christus (vgl. 2 Kor. 2,10), met Zijn macht en in Zijn naam omdat hij
door handoplegging het Wijdingssacrament ontvangen heeft. Zelfs als
de priester in staat van doodzonde zou zijn, blijven zijn macht tot
vergeven en tot het vieren van de Mis bestaan, omdat dit niet
afhankelijk is van de waarde van zijn deugden, van zijn intellectuele
vermogens of van zijn afkomst. De priester heeft deze macht omdat
hij ze van Christus heeft ontvangen. Als een priester zijn macht tot
vergeven en consacreren zou gebruiken terwijl hij een doodzonde
heeft begaan, zou hij een verschrikkelijke heiligschennis begaan, maar
hij zou nog altijd vergeven en consacreren omdat hij dat in de persoon
van Christus doet. Water stroomt zowel door een zilveren pijpleiding
als door een loden leiding. Het “levende water” van de genade van
God stroomt zowel door een heilige priester als door een zondige
priester.
Niet naar de kerk gaan en niet de verplichtingen vervullen die we
tegenover God hebben met als excuus dat de priester slecht zou zijn,
is een dwaasheid. “Zo zal ieder van ons rekenschap moeten afleggen
voor zichzelf” (Rom. 14,12). God zal van ieder van ons rekenschap
vragen voor het kwaad dat wij hebben gedaan en voor het goede dat
wij hebben nagelaten, niet voor het kwaad dat anderen hebben gedaan
of voor het goede dat anderen hebben nagelaten, ook als dat priesters
zijn. Wanneer je komt te staan voor “de rechterstoel van Christus,
opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan,
goed of kwaad” (2 Kor. 5,10), zal het excuus “Ik heb het goede niet
gedaan omdat anderen kwaad hebben gedaan” niets te betekenen
hebben. Want God “zal eenieder vergelden naar zijn werken” (Rom.
2,6) en niet naar de werken van anderen.

204
DE SACRAMENTEN TEN DIENSTE VAN DE GEMEENSCHAP

Het is goed altijd te bidden voor de priesters, opdat zij heiligen


mogen zijn en trouw hun missie mogen vervullen; en voor de jonge
mannen die God tot het priesterschap roept, dat zij niet doof blijven
voor zijn roepstem, want “de oogst is groot, maar arbeiders zijn er
weinig” (Luc. 10,2). Wij moeten nooit ophouden tot God te bidden
voor de priesters, “want de ziel van de priester zou zuiverder en
helderder moeten zijn dan de stralen van de zon zelf.”331 Wij moeten
bidden dat zij niet vergeten dat zij “de ogen van de Kerk zijn, wiens
taak het is te wenen voor het kwaad dat het lichaam aantast.”332
Tenslotte moeten wij bidden dat zij altijd betrouwbare gidsen zijn die
ons op de weg naar de hemel leiden, herders die ons hoeden op de
goede weidegronden van de doctrine van Christus en die bereid zijn,
als dat nodig zou zijn, om hun leven voor de schapen te geven (vgl.
Joh. 10,11), om hen weg te houden van de schadelijke weidegronden
van dwaling en ketterij.

7. HET SACRAMENT VAN HET HUWELIJK

1. HET HUWELIJK IN GODS HEILSPLAN

God heeft de mens geschapen als man en vrouw, om in gemeenschap


met elkaar te leven, kinderen te krijgen en hen op te voeden, in
onderlinge liefde.
Een gezin stichten is een heel belangrijke taak die veel moeilijk-
heden met zich mee kan brengen, zoals financiële problemen,
verschillen in karakter en gezichtspunten, noodzaak van het brengen
van offers, etc.
Onze Heer Jezus Christus heeft “wegens de grote liefde waarmee
Hij ons heeft liefgehad” (Ef. 2,4) het Sacrament van het Huwelijk in-

331H. JOHANNES CHRYSOSTOMUS, Over het Priesterschap, VI, 2.


332H. JOHANNES VAN AVILA, Escritos Sacerdotales, Pláticas Sacerdotales (Segunda
plática para clérigos), B.A.C., Madrid, 1969, p. 209.
205
CARLOS MIGUEL BUELA

gesteld, niet alleen om de genade van God aan echtparen te schenken,


maar ook om hen een speciale genade te schenken die hen toerust om
alle moeilijkheden in de huiselijke kring het hoofd te bieden en ze te
overwinnen “dank zij Hem die ons heeft liefgehad” (Rom. 8,37).
Christus heeft de Kerk als zijn bruid lief. “Mannen, hebt uw vrouw
lief, zoals ook Christus de Kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft
overgeleverd” (Ef. 5,25). Een vrouw moet haar man liefhebben zoals
de Kerk Christus bemint, vanaf het kruis tot het einde der tijden.
Daarom is echtscheiding niet toegestaan.
In een katholiek Huwelijk zijn een man en een vrouw voor altijd
met elkaar verbonden, tot de dood hen scheidt, in wederzijdse trouw
en genereus in het doorgeven van het leven.
Bedenk wel dat Jezus zijn eerste wonder verrichtte in Kana in
Galilea op een bruiloftsfeest. Op de vraag van de Maagd Maria,
veranderde Jezus water in wijn zodat het feest van de pasgehuwden
geen mislukking zou worden. Sindsdien mag ieder gezin Jezus en
Maria altijd als zijn beste vrienden beschouwen.

2. DE VOORBEREIDING VAN HET HUWELIJK: DE


KATHOLIEKE VERLOVINGSTIJD

“Opdat het jawoord van de echtgenoten een vrije en verantwoorde-


lijke daad is, en het huwelijksverbond, zowel vanuit menselijk als
vanuit christelijk oogpunt, een stevige en duurzame grondslag heeft,
is een voorbereiding op het Huwelijk van allergrootst belang. Het
voorbeeld en het onderricht van de ouders en de familie blijven de
bevoorrechte weg voor deze voorbereiding. De zielzorgers en de
christelijke gemeenschap spelen als ‘huisgenoten van God’ een
onontbeerlijke rol in de overdracht van de menselijke en christelijke
waarden van het Huwelijk en het gezin. Vooral in onze tijd is dit
belangrijk, gezien het feit dat vele jongeren komen uit gebroken
gezinnen, die niet meer voldoende borg kunnen staan voor deze
initiatie.
206
DE SACRAMENTEN TEN DIENSTE VAN DE GEMEENSCHAP

‘Jongeren moeten op aangepaste wijze en tijdig worden voorgelicht


– bij voorkeur in de schoot van het gezin zelf – over de waardigheid
van de huwelijksliefde, de functie en de uitoefening ervan, opdat zij,
gevormd tot een kuis leven na een eerbare verloving te gepaster tijd
kunnen trouwen’333.”334
Deze voorbereiding is heel belangrijk omdat in de meeste gevallen
een mogelijk mislukken van het Huwelijk vaak al in de verlovingstijd
zichtbaar wordt. Jonge mensen die ervan overtuigd zijn dat zij elkaar
liefhebben en die hun relatie officieel willen vastleggen door te
trouwen, moeten zich ervan bewust zijn dat de katholieke
verlovingstijd juist bestaat om zich goed voor te kunnen bereiden op
het toekomstige Huwelijk.
Conclusie
Laten wij altijd tot deze stromen naderen die vanaf Calvarië omlaag
stromen, en die ons het ‘levende water’ van de genade van God
schenken. Alleen dan zal ons leven het waard zijn geleefd te worden,
omdat wij ieder dag meer naar God toe zullen groeien.

333 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Gaudium et Spes, 49, 3.


334 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1632.
207
CARLOS MIGUEL BUELA

208
DEEL DRIE
WAT WE MOETEN DOEN
HET LEVEN IN CHRISTUS

“Wat betekent Christus in jouw leven? Meer dan één keer


zal je deze vraag aan jezelf gesteld hebben en ook hebben
anderen jou deze vraag gesteld. Ik zou je graag willen helpen
met het antwoord, een antwoord dat velen van jullie al hebben
gegeven. Voor een idealistische jongere, genereus en moedig,
kan en moet Christus de wortel van het leven zijn, de spil, het
blijvend referentiepunt voor zijn denken, voor zijn
beslissingen en voor zijn edelmoedige inzet voor het goede.
Zoek dus naar Christus en ontvang Hem. Hij is veeleisend;
Hij is niet tevreden met middelmatigheid; Hij staat
besluiteloosheid niet toe. Hij is de enige weg naar de Vader
(Vgl. Joh. 14,6) en wie Hem volgt, dwaalt niet rond in de
duisternis (vgl. Joh. 8,12).”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van Caracas, Venezuela,
28 januari 1985.
CARLOS MIGUEL BUELA

210
“Het Evangelie betekent leven. Jullie taak is het om
getuigenis te geven van dit leven; het leven als aangenomen
zonen en dochters van God. De moderne mens heeft, of hij
er zich van bewust is of niet, een ernstige behoefte aan dit
leven, net zoals de mensheid behoefte had aan de komst van
Christus tweeduizend jaar geleden; mensen zullen altijd deze
behoefte aan Jezus Christus hebben tot het einde der tijden.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van de 10e Wereldjongerendagen in Manila,
14 januari 1995.
HOOFDSTUK EEN
DE WAARDIGHEID VAN DE MENS

1. DE MENS, BEELD VAN GOD

“Christus…openbaart de mens aan zichzelf en geeft hem inzicht in


zijn zeer hoge roeping.”335
Begiftigd met een ziel, met verstand en met een wil, is de
menselijke persoon vanaf zijn conceptie gericht op God en bestemd
voor de eeuwige zaligheid. Hij gaat voort op de weg van volmaaktheid
met “het zoeken naar en het beminnen van het ware en het goede”336.
De ware vrijheid is in de mens “het teken bij uitnemendheid van
het beeld van God”337.
De mens is verplicht om de morele wet te volgen, die hem aanzet
“het goede te doen en het kwade te mijden”338. Deze wet weerklinkt
in zijn geweten.
De mens, die door de erfzonde in zijn natuur gewond is, is bij het
uitoefenen van zijn vrijheid onderworpen aan dwaling en geneigd tot
het kwaad.
Wie in Christus gelooft, heeft het nieuwe leven in de Heilige Geest.
Het morele leven, gegroeid en gerijpt door de genade, moet zijn
voltooiing vinden in de heerlijkheid van de hemel.339

335 Gaudium et Spes, 22, 1.


336 Gaudium et Spes, 15, 2.
337 Gaudium et Spes, 17.
338 Gaudium et Spes, 16.
339 Vlg.KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1710-1715.
CARLOS MIGUEL BUELA

2. DE VRIJHEID VAN DE MENS340

God heeft ‘de mens aan zijn eigen beslissingen onderworpen (Sir.
15,14), opdat hij zich vrij aan zijn Schepper zou kunnen hechten en
zo de gelukzalige volmaaktheid bereiken.’341
De vrijheid is de mogelijkheid om te handelen of niet te handelen,
en zo uit zichzelf vrije daden te stellen. Ze bereikt haar volmaaktheid
wanneer ze gericht is op God, het opperste Goed.
Vrijheid is het eigen kenmerk van het menselijk handelen. Ze
maakt de mens verantwoordelijk voor de daden die hij vrijwillig stelt.
Handelen in vrijheid is iets dat typisch bij de mens hoort.
De toerekeningsvatbaarheid of de verantwoordelijkheid voor een
daad kan verminderd of opgeheven worden door onwetendheid,
geweld, angst of andere psychische of sociale factoren.
Het recht om van zijn vrijheid gebruik te maken, is iets dat
onlosmakelijk verbonden is met de menselijke waardigheid, vooral in
religieuze of morele kwesties. Maar het uitoefenen van de eigen
vrijheid betekent niet het vermeende recht om alles maar te zeggen of
te doen.
‘Voor de vrijheid heeft Christus ons vrij gemaakt’ (Gal 5,1).

3. DE MORALITEIT VAN HET MENSELIJKE HANDELEN

“Object, intentie en omstandigheden zijn de drie ‘bronnen’ van de


moraliteit van het menselijk handelen.
Het gekozen object bepaalt het zedelijk karakter van de wilsdaad
naargelang de rede het als goed of kwaad herkent en beoordeelt.
‘Men kan een slechte daad met een goede intentie niet
rechtvaardigen’342. Het doel wettigt de middelen niet.

340 Vlg. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1743-1748.


341 Gaudium et Spes, 17,1.
342 H. THOMAS VAN AQUINO, Collationes in decem Praeceptis, 6.

214
DE WAARDIGHEID VAN DE MENS

De zedelijk goede daad veronderstelt tegelijkertijd de goedheid van


het object, van het doel en van de omstandigheden.
Er zijn concrete gedragingen die altijd een verkeerde keuze zijn,
omdat deze keuze een wanorde van de wil inhoudt, dat wil zeggen een
moreel kwaad. Het is niet geoorloofd het kwade te doen opdat er iets
goeds uit voort zou komen.”343

4. DE MORALITEIT VAN DE HARTSTOCHTEN

“De term ‘hartstochten’ duidt op de gemoedsaandoeningen of


gevoelens. Door zijn emoties voorvoelt de mens het goede en
vermoedt hij het kwade.
De voornaamste hartstochten zijn liefde en haat, verlangen en
vrees, vreugde, droefheid en woede.
De hartstochten als gevoelsbewegingen zijn moreel noch goed
noch slecht. Maar naargelang zij al dan niet onder de rede en de wil
staan, worden ze moreel goed of kwaad.
De gemoedsbewegingen en gevoelens kunnen geïntegreerd
worden in de deugden of tot ontaarding komen in de ondeugden.
De morele volmaaktheid bestaat erin dat de mens niet alleen door
zijn wil, maar ook door zijn ‘hart’ tot het goede bewogen wordt.”344

4. HET MORELE GEWETEN

“‘Het geweten is de meest innerlijke kern en het heiligdom van de


mens, waarin hij alleen is met God, wiens stem binnen in hem
weerklinkt’345.
Het morele geweten is een oordeel van de rede waardoor de
menselijke persoon de morele kwaliteit van een bepaalde daad erkent.

343 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1757-1761.


344 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1771-1775.
345 Gaudium et Spes, 16.

215
CARLOS MIGUEL BUELA

Voor de mens die kwaad gedaan heeft, blijft de uitspraak van zijn
geweten een onderpand van bekering en hoop.
Een goed gevormd geweten is juist en waarachtig. Het formuleert
zijn oordelen volgens de rede, in overeenstemming met het werkelijke
goed dat gewild wordt door de wijsheid van de Schepper. Iedereen
moet de middelen tot gewetensvorming gebruiken.
Staande voor een morele keuze kan het geweten; of een juist
oordeel vellen dat overeenstemt met de rede en de Goddelijke wet, of
integendeel een verkeerd oordeel vellen dat zich ervan verwijdert.
De mens moet altijd het zekere oordeel van zijn geweten volgen.
Het morele geweten kan onwetend zijn of verkeerde oordelen
vellen. Die onwetendheid en die dwalingen zijn niet altijd vrij van
schuld.
Het woord van God is een licht voor onze voeten. Wij moeten het
ons eigen maken in geloof en gebed en het in praktijk brengen. Zo
wordt het morele geweten gevormd.”346
“Men kan dus zeggen, dat het geweten tegen de mens zelf getuigt
van de rechtschapenheid, resp. de slechtheid van de mens, maar
tegelijk, ja nog eerder, is het getuigenis van God zelf, wiens stem en
wiens oordeel het innerlijk van de mens tot aan de wortels van zijn ziel
doordringen.”347

346 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1795-1802.


347 H. JOHANNES PAULUS II, Encycliek Veritatis Splendor, 58.
216
HOOFDSTUK TWEE
DE MENSELIJKE GEMEENSCHAP

1. DE PERSOON EN DE MAATSCHAPPIJ

“Er is een zekere overeenkomst tussen de eenheid van de goddelijke


personen en de broederlijkheid die de mensen onder elkaar moeten
stichten.
Om zich te ontwikkelen volgens zijn natuur heeft de menselijke
persoon sociaal leven nodig. Sommige gemeenschappen, zoals het
gezin en de staat, beantwoorden directer aan de menselijke natuur.
‘De menselijke persoon is het principe, het subject en het doel van
alle sociale instellingen en moet dit ook zijn’348.
Een brede deelname aan verenigingen en instellingen moet
aangemoedigd worden.
Volgens het subsidiariteitsbeginsel mag noch de staat, noch enig
andere, grotere gemeenschap het initiatief en de verantwoordelijkheid
van de personen en de gemeenschappen van het maatschappelijk
middenveld willen vervangen.
De gemeenschap moet de beleving van de deugden bevorderen en
ze niets in de weg leggen. Een juiste hiërarchie van waarden moet haar
bezielen.
Waar zonde het sociaal klimaat bederft, moet men een beroep
doen op de bekering van het hart en de genade van God. Liefde spoort
aan tot rechtvaardige hervormingen. De sociale kwestie kan niet
opgelost worden los van het Evangelie349.”350

348 Gaudium et Spes, 25 § 1.


349 Vgl. H. JOHANNES PAULUS II, Encycliek Centesimus Annus (1 mei 1991), 5.
350 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1890-1896.
CARLOS MIGUEL BUELA

2. DE DEELNAME AAN HET MAATSCHAPPELIJK LEVEN

“‘Er is geen gezag dan van God. Ook het bestaande gezag is door God
ingesteld’ (Rom. 13,1).
Elke menselijke gemeenschap heeft gezag nodig om zich te
handhaven en te ontwikkelen.
‘Het staatsbestel en het openbaar gezag vinden hun bestaansgrond
in de aard zelf van het mens-zijn en behoren op deze manier tot de
door God vastgestelde orde’351.
Het gezag wordt op legitieme wijze uitgeoefend, wanneer het zich
erop toelegt het algemeen welzijn van de gemeenschap te bevorderen.
Om dit te bereiken moeten moreel verantwoorde middelen
aangewend worden.
De verscheidenheid van politieke bestuursvormen is wettig, op
voorwaarde dat zij bijdragen tot het welzijn van de gemeenschap.
Het politieke gezag moet zich ontplooien binnen de perken van de
morele orde en het moet de mogelijkheid waarborgen van de
uitoefening van de vrijheid.
Het algemeen welzijn omvat ‘het totaal van die sociale
voorwaarden, waardoor zowel groepen als individuen hun eigen
volmaaktheid vollediger en sneller kunnen bereiken’352.
Het algemeen welzijn omvat drie essentiële elementen: de eerbied
voor en het bevorderen van de fundamentele mensenrechten; de
welvaart of de ontwikkeling van de geestelijke en tijdelijke goederen
van de gemeenschap; de vrede en de veiligheid van de groep en van
zijn leden.
De waardigheid van de menselijke persoon vereist het nastreven
van het algemeen welzijn. Iedereen moet zich inzetten voor de

351 Gaudium et Spes, 75 § 3.


352 Gaudium et Spes, 74.
218
DE MENSELIJKE GEMEENSCHAP

oprichting en ondersteuning van instellingen die de menselijke


levensvoorwaarden verbeteren.
De staat moet het algemeen welzijn van de burgerlijke
gemeenschap verdedigen en bevorderen. Het algemeen welzijn van
de hele menselijke gemeenschap vraagt om een internationale
organisatievorm.”353

3. DE SOCIALE RECHTVAARDIGHEID

“De gemeenschap verzekert de sociale rechtvaardigheid door de


voorwaarden te scheppen die aan groepen en enkelingen de
gelegenheid bieden te verwerven wat hun toekomt.
Eerbied voor de menselijke persoon ziet de ander als een ‘ander
ik’. Dit veronderstelt eerbiediging van de fundamentele rechten die
voortvloeien uit de waardigheid van de persoon.
De gelijkheid onder de mensen steunt op hun persoonlijke
waardigheid en op de rechten die dooruit voortvloeien.
Verschillen tussen de mensen behoren tot het plan van God die
wil dat wij elkaar nodig hebben. Verschillen moeten tot naastenliefde
aansporen.
De gelijkwaardigheid van de menselijke personen vraagt om
inspanningen, om buitensporige sociale en economische verschillen te
verkleinen en onrechtvaardige verschillen af te schaffen.
Solidariteit is een eminent christelijke deugd. Ze verdeelt de
geestelijke goederen nog meer dan de materiële.”354

353 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1918-1927.


354 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1943-1948.
219
CARLOS MIGUEL BUELA

“Het marxisme had beloofd de behoefte aan God uit het


hart van de mens weg te rukken, maar de resultaten hebben
aangetoond dat men daar niet in kan slagen zonder het hart
te verstoren.”

H. Johannes Paulus II,


Encycliek Centesimus Annus, 24.

220
HOOFDSTUK DRIE
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

1. DE NATUURWET

“‘Als je het Leven wilt binnengaan, onderhoud dan de geboden’ (Mat.


19,17). Alleen God kan de vraag naar het goede beantwoorden, omdat
Hij het Goede Zelf is. Maar God heeft reeds op deze vraag een
antwoord gegeven: Hij heeft dat gedaan, doordat Hij de mens
geschapen heeft en hem met wijsheid en liefde door de in zijn hart
geschreven wet (vgl. Rom. 2,15), de ‘natuurwet’ af te stemmen op zijn
einddoel. Deze natuurwet is ‘niets anders dan het licht van de rede, in
ons gestort door God, waardoor wij weten wat we moeten doen en
wat vermijden. Dit licht of deze wet heeft God ons bij de schepping
gegeven’355. Hij heeft het ook in de geschiedenis van Israël gedaan, in
het bijzonder met de ‘tien woorden’, de geboden van de Sinaï,
waardoor God het bestaan van het verbondsvolk (vgl. Ex. 24) heeft
bevestigd en het ertoe geroepen heeft om 'onder alle volken zijn
bijzonder eigendom' te zijn, ‘een heilig volk’ (Ex. 19,5-6), dat zijn
heiligheid onder alle volken zou laten stralen (vgl. Wijsh. 18,4; Ez.
20,41). De gave van de tien geboden was een belofte en teken van het
Nieuwe Verbond, waarin de wet op een nieuwe en definitieve wijze in
het hart van de mens gegrift zou worden (vgl. Jer. 31,31-34) en in de
plaats komt van de wet van de zonde, die dit hart had misvormd (vgl.
Jer. 17,1). Dan wordt hem ‘een nieuw hart’ geschonken, want in hem
zal ‘een nieuwe geest’, de Geest van God, wonen (vgl. Ez. 36,24-
28).”356

355 H. THOMAS VAN AQUINO, Opuscula theologica. II, nr 1129, Ed. Taurinens.
(1954), 245.
356 H. JOHANNES PAULUS II, Encycliek Veritatis Splendor, 12.
CARLOS MIGUEL BUELA

2. DE NIEUWE WET OF DE WET VAN HET EVANGELIE

Omdat het uiteindelijke doel van de mens is God te genieten – een


doel dat de natuurlijke capaciteiten van de mens te boven gaat – was
het nodig dat God zelf de mens een wet als leidraad zou geven. Deze
wet is er om de mens te helpen te doen wat hij moet doen en te
vermijden wat hij moet vermijden, als hij tenminste zijn handelen zo
wil richten dat hij zijn bovennatuurlijke, uiteindelijke doel kan
bereiken, namelijk zijn verlossing. Met de kennis van deze wet geeft
God ook de genade aan de mens die hem in staat stelt zijn geboden te
onderhouden.
Omdat de verlossing van de mens alleen door Christus
bewerkstelligd kan worden en er “bij niemand anders redding te
vinden is” (Hand. 4,12), is Christus de enige die een wet afkondigde
die echt iedereen op de weg naar de verlossing leidt: de nieuwe wet.
Deze nieuwe wet is het werk van Christus, en wordt daarom ook wel
‘de wet van Christus’ genoemd (Gal 6,2).
Behalve dat Christus de auteur van deze nieuwe wet is, is Hij ook
het voorbeeld van de vervulling ervan. In Christus hebben wij niet
alleen een leraar om van te leren, maar ook een voorbeeld om na te
volgen. “Christus heeft voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten;
u moet in zijn voetstappen treden” (1 Petr. 2,21). Hijzelf heeft het
bekrachtigd: “Leert van Mij…” (Mat. 11,29). De heilige Paulus
schreef: “Die gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus
Jezus was” (Fil. 2,5). De heiligen werden juist heilig omdat zij in staat
waren “om gelijkvormig te zijn aan het beeld van zijn Zoon” (Rom.
8,29). Daarom moeten wij ons vaak afvragen: ‘Wat zou Jezus doen als
Hij in mijn plaats was?’ En op die manier zouden we dan moeten
handelen.

222
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

1. DE NIEUWE WET IS OP DE EERSTE PLAATS: INGESTORT


EN INNERLIJK

Waaruit bestaat deze nieuwe wet, ofwel de wet van Christus, de wet
van het Evangelie, de wet van het Nieuwe Testament met name? Zij
bestaat uit “geloof dat werkzaam is door de liefde” (Gal. 5,6). “Want
Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons
werd geschonken” (Rom. 5,5). Hierin ligt al haar kracht.
“De genade van de Heilige Geest, die door het geloof in Christus
geschonken wordt, is van doorslaggevende betekenis in de wet van
het Nieuwe Testament waarop al haar doeltreffendheid gebaseerd
is.”357 Daarom wordt zij ook “de wet van het geloof” (Rom. 3,27)
genoemd, “de wet van de gerechtigheid” (Rom. 9,31) of “de wet van
de Geest…, die u heeft vrijgemaakt van de wet van de zonde en de
dood” (Rom. 8,2). Het is de wet die “ons heeft vrijgemaakt” (Gal. 5,1)
omdat “waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid” (2 Kor. 3,17).
Zij is “de volmaakte wet, de wet van de vrijheid” (Jak. 2,5), omdat zij
ons innerlijk in vrijheid ertoe aanzet om al het noodzakelijke te doen
voor de eeuwige zaligheid en alles te vermijden wat hiermee in
tegenspraak is.
De heiligen waren geheel en al vrij doordat zij geen hindernissen
opwierpen tegen de werking van de genade. Daarom zei de heilige
Augustinus: “Bemin en doe wat je wil.”358 Wie werkelijk liefheeft wil
alleen maar doen wat de Liefde vraagt. “Hoe nauw is de poort en hoe
smal de weg die naar het leven leidt” (Mat. 7,14). Dit is de weg van
hen die door de eeuwen heen de leer van Jezus hebben nagevolgd en
toegepast: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf
te verloochenen, en zijn kruis op te nemen” (Mat. 16,24). De heilige
Johannes van het Kruis zegt van hen die eenmaal de top van de
volmaaktheid hebben bereikt: “Hier bestaat geen weg meer, want voor

357 H. THOMAS VAN AQUINO, Summa Theologica, I-II, 106, 1.


358 In Epistola Ioannis ad Parthos, VII, 8.
223
CARLOS MIGUEL BUELA

de rechtvaardige is er geen wet, hij is zichzelf tot wet geworden”359,


omdat “de wet er niet is voor rechtvaardigen” (1 Tim. 1,9). Wie
handelen volgens de Geest van God die aan ons geschonken is, zullen
vruchten voortbrengen van “liefde, vreugde, vrede, geduld, vriende-
lijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
Tegen zulke dingen richt de wet zich niet” (Gal. 5,22-23) en dus
handelen zij zo niet tegen de wet. “Zij zijn zichzelf tot wet” (Rom.
2,14), omdat zij altijd doen wat God vraagt.
Op deze manier zijn de profetieën van het Oude Testament
vervuld: “Ik schrijf mijn Wet in hun binnenste, Ik grif die in hun hart”
(Jer. 31,33);360 “Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u
uitstorten; Ik zal het stenen hart uit uw lichaam verwijderen en u een
hart van vlees geven” (Ez. 36,26). De wet die in het hart geschreven
is, is een nieuwe geest en een nieuw hart, is “de aanwezigheid van de
Heilige Geest zelf.”361

2. DE NIEUWE WET IS OP DE TWEEDE PLAATS:


GESCHREVEN EN UITERLIJK

Op de tweede plaats bestaat de nieuwe wet uit richtlijnen die de mens


van buiten ontvangt, die uiterlijk zijn. Deze richtlijnen brengen de
mens in de gesteldheid om de genade van de Heilige Geest te
verkrijgen; ze leren hem om deze genade te ontvangen, te
onderhouden, en geestelijk te gebruiken. Met andere woorden, door
deze richtlijnen is de mens in staat om alle deugden en gaven in
praktijk te brengen die hem samen met de genade gegeven worden.
Zo wordt ons in het Evangelie geleerd waarin wij moeten geloven,
wat wij moeten ontvangen, wat wij moeten doen en waar wij voor
moeten bidden. Maar het Evangelie leert ons ook om geen waarde te

359 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, De Bestijging van de Berg Carmel, schets van de
Berg Carmel, de Berg van Volmaaktheid.
360 Vgl. Heb. 8,8.
361 H. AUGUSTINUS, De Geest en de letter, Agora, Kampen 2002, 36.

(Oorspronkelijke uitgave: De Spiritu et littera)


224
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

hechten aan deze wereld. Hierdoor is de mens beter in staat de genade


van de Heilige Geest te ontvangen. Zij die de wereld liefhebben
kunnen “de Geest der waarheid” (Joh. 14,17) niet ontvangen. “Weet u
niet dat vriendschap met de wereld vijandschap met God betekent?”
(Jak. 4,4).
Bovendien laat de nieuwe wet niet alleen zien wat wij moeten doen,
maar zij helpt ons ook daadwerkelijk, zodat wij in staat zijn dit te doen.
De nieuwe wet is niet alleen als een ANWB-bord dat ons de weg wijst,
maar ze is ook als de brandstof die een voertuig van binnen uit in
beweging zet om zijn bestemming te bereiken. Deze bijstand, deze
hulp, is het nieuwe leven dat Christus is komen brengen. “Ik ben
gekomen opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.” (Joh.
10,10). Dit nieuwe leven is de genade van God, die het leven van God
in ons is.
Met betrekking tot alle dingen buiten ons, zegt de nieuwe wet ons
wat ons tot de genade brengt en hoe wij die genade goed kunnen
gebruiken. Omdat wij de genade niet door eigen inspanning kunnen
verkrijgen, maar alleen door Christus, heeft de Heer zelf de zeven
sacramenten ingesteld waardoor wij de genade ontvangen. Daarom
moeten wij dus de sacramenten ontvangen.
Een goed gebruik van de genade houdt in het doen van werken
van naastenliefde, noodzakelijk voor iedere deugd, op de manier die
de tien geboden ons voorhouden. Een goed gebruik van de genade
verbiedt ons ook iets te doen waardoor wij tekort schieten in de
naastenliefde, en wat ons dus de genade doet verliezen. Wij zullen hier
verder naar kijken in het deel dat over de tien geboden gaat.362

362 Vgl. Sectie Twee; de tien Geboden op pag. 247.


225
CARLOS MIGUEL BUELA

3. DE BERGREDE

In de Bergrede363 schetst onze Heer Jezus Christus een volmaakt


programma van het christelijk leven. Het is het hart van het Evangelie.
Veel mensen denken dat de Bergrede alleen uit de acht zalig-
sprekingen364 bestaat, maar deze zijn alleen maar een soort
deuropening naar of een proloog van de Bergrede die drie hele
hoofdstukken van het Evangelie van de heilige Matteüs omvat365.
a) De Zaligsprekingen
Deze proloog staat bekend als ‘de Zaligsprekingen’ omdat Jezus elke
van de acht zinnen begint met het woord ‘zalig’. In de Zaligsprekingen
ontdekken wij:
-het uiteindelijke doel van ons leven: God en zijn rijk;
-de middelen in ons innerlijk om dit doel makkelijker te bereiken;
welke heroïsche houding van zelfverloochening ons geschikt maakt
om het koninkrijk Gods binnen te gaan, dat door middel van de
genade al op aarde begonnen is.
Alle heroïsche daden van de heiligen, die voortkomen uit de
ingestorte deugden die door de gaven van de Heilige Geest tot hun
volmaaktheid gebracht zijn, zijn het waard om ‘zalig’ genoemd te
worden. Maar onze Heer geeft niet meer dan acht voorbeelden van
wat ‘zalig’ is, omdat alle bijzonder daden van de heiligen tot deze acht
teruggebracht kunnen worden. ‘Zalig zijn’ betekent: de hoogste graad
van geluk bezitten. Jezus leert ons hier de weg om heel erg gelukkig te
worden, omdat het leven zoals Hij dat hier schetst, een voorproefje is
op de eeuwige gelukzaligheid. Wie dus op deze manier leeft, heeft de
absolute top van christelijke volmaaktheid en heiligheid bereikt die in
dit leven behaald kan worden. “De ziel wordt aangezet en
aangemoedigd om de evangelische zaligsprekingen te zoeken en te

363 Vgl. Mat. 5-7.


364 Vgl. Mat. 5, 1-12.
365 Vgl. Mat. 5-7.

226
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

bereiken, die, zoals de bloemen die in de lente te voorschijn komen,


de tekens en voorboden van de eeuwige zaligheid zijn.”366
1. “Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der
hemelen” (Mat. 5,3). De armen van geest zijn degenen die minachting
hebben voor de rijkdommen van de wereld en er niet aan gehecht zijn.
Zij hebben minachting voor alle eerbewijzen, omdat zij nederig willen
leven, met de woorden van de heilige Paulus in hun achterhoofd: “Wat
heb je dat je niet gekregen hebt?” (1 Kor. 4,7).
2. “Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden” (Mat.
5,4). Zij die treuren zijn degenen die bewust afstand doen van
genotvolle dingen; het zijn zij die lijden zonder te klagen; zij die zich
niet laten meeslepen in werelds plezier. De ervaring van deze
zaligspreking liet de heilige Petrus van Alcántara uitroepen: “O zalige
Boetedoening die me zo’n grote glorie heeft gebracht!”367
3. “Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten” (Mat.
5,5). De zachtmoedigen zijn degenen die alle moeilijkheden met
geduld doorstaan en die zich niet laten meeslepen door boosheid,
angst of wanhoop.
4. “Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij
zullen verzadigd worden” (Mat. 5,6). Zij die hongeren en dorsten naar
de gerechtigheid zijn degenen die een onvermoeibaar verlangen
hebben om aan hun naaste te geven wat hem toekomt en aan God wat
Hem verschuldigd is. “Hongeren en dorsten naar gerechtigheid is God
beminnen”, riep de heilige Franciscus Solano uit. De Eerbiedwaardige
Camilla Rolón schreef: “God is met hen die lijden voor Hem; zij die
lijden om de gerechtigheid worden zalig genoemd”368.

366 LEO XIII, Encycliek Divinum illud munus, 9.


367 H. THERESIA VAN AVILA, Libro de la Vida, h. 36,20; h. 28, 19.
368 Brief , 21 oktober 1911.

227
CARLOS MIGUEL BUELA

5. “Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid


ondervinden” (Mat. 5,7). De barmhartigen zijn degenen die werken
van barmhartigheid beoefenen.
6. “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien” (Mat. 5,8).
De zuiveren van hart zijn degenen die zuiver zijn in gedachten,
verlangen, woord en daad.
7. “Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God
genoemd worden” (Mat. 5,9). Degenen die vrede brengen zijn zij die
vrede verspreiden, dat wil zeggen: rust en orde. Zij nemen alles aan als
komend uit Gods hand, hoe pijnlijk of onverwacht het ook zijn mag,
want, zoals de heilige Paulus zegt: “Alles keert zich ten goede voor wie
God liefhebben” (Rom. 8,28).
8. “Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun
behoort het Rijk der hemelen” (Mat. 5,10). Zij die vervolging lijden
om de gerechtigheid zijn degenen die zich niet van de voorafgaande
zaligsprekingen laten afhouden door aanvallen van buiten. Dat wil
zeggen dat zij de voorkeur geven aan het vasthouden aan het arm zijn,
nederig, zachtmoedig, ootmoedig, rechtvaardig, barmhartig, zuiver en
vredig, ondanks welke vervolging dan ook. Tenslotte, zoals de heilige
Paulus zegt, “zullen allen die in Christus Jezus vroom willen leven,
vervolgd worden” (2 Tim. 3,12). Daarom schrijft de heilige Petrus, als
deze vervolgingen komen “verwondert u niet…, alsof u iets
ongewoons overkomt” (1 Petr. 4,12). Wil de vervolging echt ‘zalig’
genoemd kunnen worden, dan moeten wij “beledigd worden omwille
van Christus en dat wat tegen ons ingebracht wordt, moet onwaar
zijn”369.
Na deze zaligsprekingen maakt de Heer duidelijk hoe groot de
waardigheid van de apostelen is, door wie het Evangelie verkondigd
zal worden370; door tegen hen te zeggen: “Jullie zijn het licht van de

369 H. JOHANNES CHRYSOSTOMUS, In Mat. Hom.,XV, 5.


370 Vgl. Mat. 5,13-16.
228
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

wereld” (Mat. 5,14), leert Christus hun hoe zij een goed voorbeeld
voor iedereen moeten zijn. De woorden van Jezus waren in het
bijzonder tot zijn leerlingen gericht, maar zij zijn ook voor ons
bedoeld. Aan ieder van ons vertrouwt Christus de belangrijke taak van
het apostolaat toe, dat wil zeggen de plicht om mensen tot God te
brengen door ons voorbeeld, onze woorden, onze offers, ons gebed
en ons leven – ook al zal dat niet voor iedereen in dezelfde mate
gelden. Wij moeten zijn als een overvloeiende beker van onze Heer
Jezus Christus die zijn overvloed laat stromen naar anderen toe,
“opdat ze jullie goede werken zien en jullie Vader in de hemel
verheerlijken” (Mat. 5,16).
b) De wil van God tot in de puntjes volbrengen
Na deze proloog, waarbij de Heer ons oproept de bovennatuurlijke
deugden en gaven van de Heilige Geest op volmaakte wijze in praktijk
te brengen en de wereld voor God te heroveren door ons apostolaat,
leert Jezus ons wat onze belangrijke plicht is, een plicht die zo
wezenlijk was in zijn eigen leven, en die wezenlijk zou moeten zijn in
het leven van ieder van zijn leerlingen: het doen van de wil van God.
“Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft” (Joh.
4,34). “Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen
wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft” (Joh. 6,38).
Sterker nog: alleen “hij die de wil doet van mijn Vader” (Mat. 7,21) zal
het Rijk der hemelen binnengaan.
Wat de wil van God is, wordt ons duidelijk door de tien geboden371,
de geboden van de Kerk372 en de werken van barmhartigheid373. Jezus
leert ons dat wij alle geboden van de wet van God moeten navolgen,
want zo onderwerpen wij onze wil aan de wil van God: “Denkt niet
dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen…Ik ben niet
gekomen om ze op te heffen, maar om de vervulling te brengen” (Mat.

371 De tien Geboden zijn te vinden op pag. 19.


372 De geboden van de Kerk zijn te vinden op pag. 19.
373 De werken van barmhartigheid zijn te vinden op pag. 19.

229
CARLOS MIGUEL BUELA

5,17). Bovendien waarschuwt Christus ons dat niet alleen slechte


daden die zich naar buiten toe uiten, niet mogen, maar dat ook de
innerlijke slechte daden, zoals zondige gedachten of verlangens, uit
den boze zijn. Hij zegt ons dat, omdat uiterlijke zondige daden een
gevolg zijn van innerlijke zondige daden die uit het hart van de mens
komen. Een onrein innerlijk is datgene wat “de mens bezoedelt” (Mat.
15,18):
- Jezus leert ons dat “ieder die zijn broeder een kwaad hart
toedraagt, uitgeleverd zal worden aan het gerecht…” (Mat. 5,22).
Hiermee verbiedt Jezus alle gebrek aan naastenliefde, ook in ons
innerlijk.
- De Heer bekrachtigt dat “ieder die begerig naar een vrouw kijkt,
in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd heeft” (Mat. 5,28). Hiermee
veroordeelt Jezus alle zonden van onzuiverheid. Hij die zuiver wil zijn,
moet de ramen van zijn ogen en zijn geest gesloten houden voor het
kwaad, anders zal hij vroeg of laat in zware zonden vallen.
- Jezus leert ons de taal van de waarheid: “…uw ja moet ja zijn en
uw neen zij neen…” (Mat. 5,37). Wij moeten “alle vertoon van
dwaling [en leugen] verstikken in de wervelwind van de waarheid (…)
om de wereld de levensvreugde terug te geven” (H. Maximiliaan
Kolbe). Ook moeten wij ons onthouden van onnodig en zinloos
zweren: “Ik zeg u in het geheel niet te zweren” (Mat. 5,34).
- “Ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht, doch als
iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe”
(Mat. 5,39). Met deze woorden leert Jezus ons niet te handelen uit
wraak, maar eerder een houding te hebben die bereid is om als dat
nodig is, het grootste onrecht te lijden. “Vergeldt geen kwaad met
kwaad” (1 Petr. 3,9). “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar
overwint het kwade door het goede” (Rom. 12,21).
- “En als iemand u voor het gerecht wil dagen en uw onderkleed
afnemen, laat hem dan ook het bovenkleed” (Mat. 5,40). Hiermee leert

230
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

Jezus ons niet onze rechten en onze goederen uit gierigheid op te


eisen, maar desnoods bereid te zijn meer te geven dan ons gevraagd
wordt.
- “Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen” (Mat. 5,44).
Hier vermaant Jezus ons om onze vijanden lief te hebben en bereid te
zijn om goed voor hen te zijn. “Laten wij niet de persoon haten, maar
eerder de zonde”, zegt de heilige Thomas van Aquino.
In zijn oneindige barmhartigheid waarschuwt Jezus ons voor alles
wat tot zonde leidt, wat we ook wel ‘gelegenheid tot zonde’ noemen.
Om de innerlijke en uitwendige zonden te vermijden, moeten wij ver
weg blijven van alle gelegenheden tot zonde zoals: onzedelijke films,
slechte vrienden of relaties, onzedelijke tijdschriften, oneerlijke
gesprekken, onfatsoenlijke plaatsen, etc. Jezus zegt zelfs: “Indien uw
rechteroog u aanstoot geeft… en als uw rechterhand u aanstoot geeft,
hak ze af en werp ze van u weg” (Mat. 5,29-30). Hij leert ons zo dat
wij bereid moeten zijn om grote offers te brengen om de gelegenheden
tot zonde te vermijden. De gelegenheid maakt de dief. De gelegenheid
tot zonde is als een vuur, je kan er beter niet mee spelen. “Hij die met
vuur speelt zal zich er spoedig aan branden.” De gelegenheid tot
zonde opzoeken is de kat op het spek binden, het betekent dicht bij
het gevaar van de zonde komen, en “wie het gevaar bemint, komt erin
om” (Sir. 3,26).
c) Alles met de juiste intentie doen
Jezus draagt ons op niet alleen het kwaad te vermijden, maar ook het
goede te doen. Maar het is ook niet genoeg om altijd en overal voor
iedereen het goede te doen; je moet het ook nog eens met de juiste
intentie doen. Iets met de juiste intentie doen wil zeggen; het uit liefde
voor God doen, “zuiver geordend in dienst en lof van zijn goddelijke
Majesteit”374. Als iemand iets goeds doet (gebed, aalmoes, etc.) met
een ander motief dan uit liefde tot God, bijvoorbeeld zodat anderen

374 H. IGNATIUS VAN LOYOLA, Geestelijke Oefeningen, 46.


231
CARLOS MIGUEL BUELA

hem zien en gaan denken dat hij vroom of edelmoedig is, zodat ze
goed over hem gaan praten, dan heeft hij niet de juiste intentie. Hij
doet het goede niet omwille van God, maar uit egoïsme. Jezus leert
ons dat wij de deugden niet moeten beoefenen zodat de mensen ons
zullen eren, of goed over ons gaan spreken, want zo zouden wij alleen
maar menselijke eer zoeken, en dat is compleet in tegenspraak met het
Evangelie van Jezus. Daarom zegt de heilige Paulus: “Als ik de gunst
van mensen zocht, zou ik geen dienaar van Christus zijn” (Gal. 1,10).
De Heer beschrijft drie situaties waarin het gevaar van het zoeken
van menselijke eer op de loer ligt:
De eerste situatie is wanneer wij goed doen aan onze naaste:
“Wanneer gij dus een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit…
als gij een aalmoes geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw
rechter doet” (Mat. 6,2-3). De zalige priester Jozef Gabriel Brochero
zei: “Laten we onszelf gelukkig prijzen dat Jezus Christus ons toestaat
in verbondenheid met Hem te werken, en laat de ander dan maar met
de eer strijken.”
De tweede situatie is wanneer wij ons tot God richten: “Wanneer
gij bidt, gedraagt u dan niet als de schijnheiligen, die graag in de
synagogen en op de hoeken van de straten staan te bidden om op te
vallen bij de mensen” (Mat. 6,5). Het model van goed gebed gaf Jezus
ons door ons het Onze Vader te leren.375
De derde situatie is wanneer wij ons in iets versterven: “Wanneer
gij vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen, zij
verstrakken hun gezicht om de mensen te tonen dat zij aan het vasten
zijn” (Mat. 6,16).
Verder leert de Heer ons dat wij ons uiteindelijke doel niet in aardse
rijkdommen moeten stellen: “Verzamelt u geen schatten op aarde,
waar ze door mot of worm vergaan en waar dieven inbreken om te
stelen” (Mat. 6,19). “Wat voor nut heeft het voor een mens heel de

375 Het Onze Vader is te vinden op pag. 20.


232
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven?” (Mat. 16,26).
Als de hebzuchtige mens sterft, zal hij niets mee kunnen nemen in zijn
graf – doodskisten hebben geen zakken.
Jezus leert ons ook dat wij geen tijdelijke zaken moeten zoeken –
voedsel, drank, kleren, huisvesting – op zo’n manier dat wij daarbij
God vergeten. Integendeel: wij moeten Hem eerst zoeken en al het
andere zal ons dan erbij gegeven worden: “Zoekt eerst het Koninkrijk
en zijn gerechtigheid, dan zal dat alles u erbij gegeven worden” (Mat.
6,33). Pater Franciscus Castañeda was zich hier terdege van bewust:
“Wees boven alles heilig en verlang naar het Rijk van God, en wees er
zeker van dat al het andere je gegeven zal worden.”376 Een
rechtvaardige is een heilige, en wie rechtvaardigheid zoekt, zoekt dus
heiligheid. De heilige Paulus leert: “Of gij dus eet of drinkt, of wat gij
ook doet, doet alles ter ere Gods” (1 Kor. 10,31).
Onze inspanningen om tijdelijke zaken te verkrijgen kunnen
zonder maat zijn, zonder ordening, en daarom zondig. Dit kan op vijf
verschillende manieren:
1. Als wij deze tijdelijke zaken tot uiteindelijk doel van ons leven
maken: “Niemand kan twee heren dienen…Gij kunt niet God dienen
én de mammon” (Mat. 6,24). Of als wij God alleen dienen om de
dingen die noodzakelijk zijn zoals kleding of voedsel: “Weest niet
bezorgd voor…wat ge zult eten …wat ge zult aantrekken” (Mat. 6,25).
2. Als wij zó bezorgd zijn over tijdelijke zaken en er zoveel belang
in stellen, dat wij het geestelijke verwaarlozen, terwijl dat veel
belangrijker is. God vergeet ons nooit: “Uw hemelse Vader weet wel
dat gij al deze dingen nodig hebt” (Mat. 6,32).
3. Als wij arrogant denken dat wij ons zelf wel van het
noodzakelijke kunnen voorzien, zonder Gods hulp: “Wie van u is in

Homilie in de Kathedraal van Buenos Aires, 1818; geciteerd in: GUILLERMO


376

FURLONG S.J., Fray Francisco de Paula Castañeda. Un testigo de la naciente Patria


Argentina, Ed. Castañeda, Buenos Aires, 1994, p. 721.
233
CARLOS MIGUEL BUELA

staat met al zijn tobben aan zijn levensweg één el toe te voegen?” (Mat.
6,27).
4. Als wij veel te bang zijn dat het noodzakelijke ons zal ontbreken,
zelfs als wij er zelf alles aan gedaan hebben. De Heer keurt deze angst
om drie redenen af:
- Vanwege de grote weldaden die God gratis en voor niets aan de
mens geeft, zoals het lichaam en de ziel: “Is het leven niet meer dan
voedsel, en het lichaam niet meer dan de kleding?” (Mat. 6,25).
- Vanwege de bescherming die God planten en dieren biedt zonder
hulp van mensen. “Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en
maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader
voedt ze. Zijt gij dan niet veel méér dan zij?” (Mat. 6,26). “En wat
maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar de leliën in het veld: hoe
ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in
al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het
veldgewas dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt
geworpen, zó kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen?” (Mat.
6,28-30). Deze bescherming hebben mensen ook ervaren bijvoorbeeld
in de verdediging van een goede zaak, zoals het eigen vaderland: “Het
is goed afgelopen omdat het God is die onze zaak beschermt”
(Generaal Manuel Belgrano, een Argentijnse beroemdheid).377
- Vanwege het bestaan van de Goddelijke voorzienigheid. Het
ontkennen van deze voorzienigheid bracht de heidenen ertoe tijdelijke
goederen boven alles te zoeken: “Maakt u dus geen zorgen over de
vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken, of wat zullen wij
aantrekken? Want dat alles jagen de heidenen na.” (Mat. 6,31-32). Dit
is van groot belang voor ons apostolisch werk; de heilige Marcelinus
Champagnat merkte terecht op: “Het zou verloren tijd zijn resultaten

377 Brief van 12 oktober 1812 aan Franciscus Martínes Villarino over de militaire
overwinning in Tucumán, geciteerd door Guillermo Furlong S.J. in: Belgrano, el santo
de la espada y la pluma. Asociación Cultural Noel y Club de Lectores, Buenos Aires,
1974, 32.
234
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

te verwachten van onze ondernemingen, tot stand gebracht door eigen


inspanningen, talenten of nijverheid, of met de hulp van andere
mensen, omdat God de enige is die dit geven kan”.
5. Als wij in plaats van gewoon zorgzaam te zijn, overbezorgd zijn
met betrekking tot de toekomst. “Maakt u dus niet bezorgd voor de
dag van morgen… elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed.” (Mat.
6,34). “Want voor alles is er een juiste tijd” (Pr. 8,6). “Daarom moeten
onze inspanningen hoofdzakelijk gericht zijn op het verkrijgen van
geestelijke goederen, in de hoop dat de tijdelijke goederen die we
nodig hebben, ons ook geschonken worden, als wij tenminste onze
plicht vervullen.”378
Wij mogen ons leven in Gods handen leggen: “Het is onze plicht
om ons aan te passen aan de plannen van de goddelijke voorzienigheid
en de rol te vervullen die voor ons beschikt is.”379 Wij kunnen ons
leven niet in betere handen leggen.
Tenslotte gebiedt de Heer ons ook om innerlijk een juiste houding
ten opzichte van onze naaste hebben, zodat wij anderen bijvoorbeeld
niet ten onrechte en zonder nadenken veroordelen of vooroordelen
hebben. “Oordeelt niet, opdat ge niet geoordeeld wordt.” (Mat. 7,1).
Maar dit betekent niet dat we geen enkel oordeel mogen vellen, inte-
gendeel: “Hoe komt het dat ge niet uit uzelf de juiste gevolgtrekking
maakt?” (Luc. 12,57). “Oordeelt niet naar het uiterlijke, maar velt een
rechtvaardig oordeel” (Joh. 7,24). “Een geestelijk mens kan alles
beoordelen” (1 Kor. 2,15). “Onze Heer verbiedt het ondoordacht
oordelen over iemands intentie, of over andere zaken die we niet
kunnen weten, zoals Augustinus zegt380. Hij verbiedt het oordelen
over de goddelijke dingen, die wij niet zouden moeten willen
beoordelen, maar eenvoudigweg zouden moeten geloven, omdat zij

378 H. THOMAS VAN AQUINO.


379 H. JOZEF BENITO COTTOLENGO.
380 H. AUGUSTINUS, De Sermo Domini in Monte, II, 18, ML 34, 1297.

235
CARLOS MIGUEL BUELA

onze pet te boven gaan, zoals de heilige Hilarius verklaart381. De heilige


Chrysostomos voegt hier nog aan toe dat Jezus het oordeel verbiedt
dat niet voortkomt uit welwillendheid, maar uit verbittering van het
hart382.”383
Wij moeten tegelijk nooit respectloos zijn tegenover God door aan
onze naasten het heilige en het goddelijke te geven terwijl zij dit niet
waardig zijn: “Geeft het heilige niet aan de honden” (Mat. 7,6).
d) Wat moeten wij doen om te leven volgens al deze
onderrichtingen?
Onze Heer vertelt ons tenslotte hoe wij deze sublieme leer kunnen
leven in de praktijk: “Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en ge zult
vinden; klopt en er zal worden opengedaan” (Mat. 7,7). Je moet dus
de hulp van God afsmeken en vaak de Heilige Sacramenten
ontvangen, omdat “gij niets kunt” zonder de genade (Joh. 15,5).
- “Alles wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doet dat ook voor
hen” (Mat. 7,12). De naastenliefde moet beoefend worden voor
iedereen.
- “Gaat binnen door de nauwe poort…Hoe nauw toch is de poort
en hoe smal de weg die voert naar het leven; en weinigen zijn er die
hem vinden” (Mat. 7,13-14).
- “Wacht u voor de valse profeten…. Aan hun vruchten zult ge ze
kennen” (Mat. 7,15-16). Wij zijn gevraagd heel erg op onze hoede te
zijn om niet besmet te worden door bedriegers of om door hen op het
verkeerde pad te raken. Als Christus over dit soort bedriegers sprak,
is dat omdat ze bestaan, en als Christus ons voor hen waarschuwt, is
dat omdat wij ze in ons leven tegen kunnen komen.

381 H. HILARIUS, Super Math., 5, ML 9, 950.


382 H. CHRYSOSTOMUS, Opus Imperfectum, Hom. XVII in Matt.
383 H. THOMAS VAN AQUINO, citaten genomen uit: Summa Theologica, II-II, 60, 2,

ad.I.
236
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

- Christus wijst ons er dan nogmaals op dat het onderhouden van


de geboden absoluut noodzakelijk is om de genade van God te
behouden en het rijk der hemelen binnen te gaan. Alleen “hij die de
wil doet van mijn Vader” (Mat. 7,21) zal het rijk der hemelen
binnengaan. Het is niet voldoende om geloof te hebben en dit te tonen
door te zeggen “Heer, Heer”, noch is het voldoende om te profeteren
(“hebben wij niet in uw naam geprofeteerd”) noch om duivels uit te
drijven (“duivels uitgedreven in uw naam”), noch om zelfs wonderen
te verrichten (“in uw naam veel wonderen gedaan”). Zij die niet leven
volgens de geboden van God zullen, zelfs als zij geweldige wonderen
verricht hebben, naar de hel gaan.
Jezus Christus zal tegen hen zeggen op de Dag van het Oordeel:
“Nooit heb Ik u gekend; gaat weg van Mij, gij die ongerechtigheid
doet” (Mat. 7,23).
e) De laatste parabel
“Ieder nu die deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan men
vergelijken met een verstandig man die zijn huis op rotsgrond
bouwde. De regen viel neer, de bergstromen kwamen omlaag, de
storm stak op en zij stortten zich op dat huis, maar het viel niet in,
want het stond gegrondvest op de rots. Maar ieder die deze woorden
van Mij hoort, doch er niet naar handelt, kan men vergelijken met een
dwaas die zijn huis bouwde op het zand. De regen viel neer, de
bergstromen kwamen omlaag, de storm stak op en zij beukten dat
huis, zodat het volledig verwoest werd.” (Mat. 7,24-27). Hoe
bewonderenswaardig is dit onderricht van Jezus! Het Evangelie zelf
wijst hierop: “Het volk was buiten zichzelf van verbazing over zijn
leer” (Mat. 7,28).

3. DE ZONDE

Ons leven bestaat zo gezegd uit verschillende lagen. Er bestaat een


vegetatief leven in ons dat wij gemeen hebben met de planten. Dit kun

237
CARLOS MIGUEL BUELA

je zien bijvoorbeeld aan onze haargroei of het groeien van onze nagels,
of onze spijsvertering. Wij hebben ook leven in ons dat wij gemeen
hebben met de dieren. Dat zien we bijvoorbeeld in ons vermogen om
te zien, horen, voelen en ruiken, of in ons vermogen om te bewegen,
eten en slapen: dat kunnen dieren allemaal ook. Daarnaast hebben wij
rationele vermogens, die we gemeen hebben met de engelen: ons
vermogen tot kennen, willen, liefhebben. Tenslotte hebben wij als
hoogste graad van leven het goddelijk leven ontvangen, dat wij
gemeen hebben met God. Dit goddelijk leven bestaat in de
heiligmakende genade waardoor wij deelhebben aan het leven van de
Drie-ene God.

1. DE DOODZONDE

Als wij een ernstige zonde begaan, jagen wij God weg uit ons leven en
verliezen wij de heiligmakende genade. Daarom is de zonde de
grootste schande van de wereld. Ernstig zondigen is het meest
boosaardige en dwaze dat er bestaat, het is verschrikkelijk en misdadig,
onzinnig en gemeen. Het is handelen tegen de wil van God. Het is een
vergrijp aan Zijn eer, het is Hem beledigen die oneindig goed is. Het
is een bewust afstand doen van de genade van God en een zich
onderwerpen aan de slavernij van de duivel, om zichzelf tot kandidaat
voor de hel te maken.
De heilige Johannes Maria Vianney verklaarde dat “als wij vervuld
van geloof, de diepte van een ziel zouden kunnen zien die bezoedeld
was door de doodzonde, zouden wij sterven van afschuw”384. De
heilige Dominicus Savio riep terecht uit: “Liever sterven dan te
zondigen!”385 en de Eerbiedwaardige frater Mamerto Esquiú zei:
“Moge God mij de genade schenken dit kwaad met mijn hele hart te
verafschuwen en mij te laten sterven voordat ik het [een doodzonde]
bega”. José de San Martín drukte het zo uit: “God moge je behoeden

384 H. JOHANNES MARIA VIANNEY, De heilige Pastoor van Ars.


385 H. JOHANNES BOSCO, Het leven van de heilige Domingo Savio, hoofdstuk III.
238
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

voor een leven en sterven in doodzonde, dat is de grote wens van je


oude vriend.”386
Doodzonde betekent: in ernstige zaken willens en wetens iets te
denken, te begeren, te spreken, te doen, of te verzuimen tegen de wet
van God in.
Net zoals we door het leven in genade een voorproefje op de
hemel hebben, zo krijgen we door het leven in doodzonde een
voorproefje op de hel. Als wij op het ogenblik van de dood
aangekomen zijn en wij hebben maar één enkele doodzonde op ons
geweten, dan zullen wij naar de hel gaan. “Wat voor wereld zullen
degenen die van God weglopen, kunnen verwachten?”387 Degene die
in doodzonde leeft, die veroordeelt zichzelf.
“Alwie zonde doet, is slaaf van de zonde” (Joh. 8,34). “Want een
mens is slaaf van wat hem overmeestert” (2 Petr. 2,19). Omdat het de
duivel is die de mens overwint door hem tot zonde te verleiden, komt
degene die een doodzonde begaat uiteindelijk terecht in slavernij in
dienst van de duivel. “Wie zondigt is een kind van de duivel” (1 Joh.
3,8). Daarom zijn zondaars verstrikt in “de strikken waarin de duivel
hen als zijn slaven gevangen houdt” (2 Tim. 2,26).
Ernstige zonde wordt doodzonde genoemd omdat zij door de ziel
te beroven van de genade, de ziel berooft van het bovennatuurlijke
leven. Doodzonde wordt dan een vooruitlopen op de eeuwige dood.
Daarom leert God ons: “De zondaar zal sterven” (Ez. 18,20); “…gij
dient de zonde – en dit loopt uit op de dood –…” (Rom. 6,16).
Net zoals wij moeten weglopen van een giftige slang die onze dood
betekent als wij gebeten worden, zo moeten wij weglopen van de
zonde: “Vlucht voor de zonde als voor een slang” (Sir. 21,2).
Als een christen een doodzonde begaat, kan hij alleen vergeven
worden als hij zijn zonde belijdt aan een priester: “Het is waar dat de

386 CAYETANUS BRUNO, Historia de la Iglesia en la Argentina, T. VIII, p. 395.


387 H. CLEMENS VAN ROME, Brief aan de Korintiërs, 27,1-29,1. L.H. T. IV p. 442.
239
CARLOS MIGUEL BUELA

volmaakte oefening van berouw die ons rechtvaardigt, bestaat; zij


moet echter in zichzelf het verlangen naar de Biecht bevatten.”388 Als
wij onze zonden belijden, moeten wij het aantal noemen van de
begane zonden, welke geboden we daarmee hebben overtreden, en de
omstandigheden die de zwaarte of de aard van de zonde beïnvloed
kunnen hebben. De volgende zaken, bij wijze van voorbeeld, zijn
doodzonden als zij begaan zijn met volledige kennis en met volledige
instemming van de wil:389
- Het niet geloven van iets dat onderricht is door God
en de Kerk.
- Het lasteren van de heilige Naam van God, de Maagd
Maria of de heiligen.
- Het niet deelnemen aan de heilige Mis op zondag en
op verplichte feestdagen, zonder een ernstige reden.
- Iemand vermoorden, zelfmoord plegen, of een
abortus ondergaan. Dit zijn “afschuwelijke misdaden.”390
- Instemmen met slechte gedachten, verlangens,
blikken, gesprekken of daden tegen de zuiverheid, de trouw,
of het doorgeven van het leven.
- Een grote hoeveelheid geld stelen.
- Een persoon belasteren of in diskrediet brengen in
een ernstige zaak.
Hoofdzonden. Sommige zonden worden hoofdzonden genoemd
omdat zij andere zonden en ondeugden voortbrengen. Het zijn:
hoogmoed, gierigheid, nijd, gramschap, onkuisheid, gulzigheid,
traagheid (of lauwheid).391

388 H. PETRUS JULIANUS EYMARD, op. cit., p. 1093.


389 Vgl. BROEDER LUIS DE GRANADA, Obra selecta. Una Suma de la vida cristiana,
II, VI, B.A.C., Madrid, 1947, p. 248-251.
390 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Gaudium et Spes, 51.
391 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1866.

240
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

Zonden tegen de Heilige Geest. “Als iemand lastert tegen de Heilige


Geest, krijgt hij in eeuwigheid geen vergiffenis, hij is bezwaard met
een eeuwige zonde” (Mar. 3,29, vgl. Mat. 12,32, Luc. 12,10). God is
altijd bereid ons te vergeven, maar als wij dat niet willen, eerbiedigt
God onze vrijheid en verplicht Hij ons niet zijn vergiffenis te
aanvaarden. Men zegt dat zonden tegen de Heilige Geest nooit
vergeven worden omdat we dan niet de juiste gesteldheid hebben om
die vergeving te kunnen ontvangen.392 Wij kunnen zes typen van
zonden tegen de Heilige Geest onderscheiden: wanhopen aan de
vergeving van onze zonden (dus niet geloven dat ze vergeven kunnen
worden), zich aanmatigen wel gered te zullen worden zonder te doen
wat God bevolen heeft, zich verzetten tegen de bekende waarheid,
jaloers zijn op de genade van een ander, verstokt blijven volharden in
het kwaad en tot en met het uitblazen van de laatste adem geen
berouw tonen.393
Zonden die ten hemel schreien.394 Hieronder verstaan we: vrijwillige
doodslag395; sodomie396; onderdrukking van de armen397; slechte
behandeling van de vreemdelingen, weduwen en wezen398;
onrechtvaardigheid tegenover de dagloner399.

2. DAGELIJKSE ZONDE

Er is een ander type zonde die dagelijkse zonde wordt genoemd. Deze
zonde berooft de ziel niet van de genade van God en veroordeelt de
ziel niet tot de hel, het is meer een soort omweg of een zijpad dat je
inslaat en dat je zo afhoudt van de meest directe weg.

392 Vgl. Ibid. 1864.


393 Vgl. BROEDER LUIS DE GRANADA, op.cit., II, VII, p. 255-257.
394 Vgl. BROEDER LUIS DE GRANADA, op.cit., II, VII, p. 257-258; Vgl.

KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 1867.


395 Vgl. Gen. 4,10.
396 Vgl. Gen. 18,20; 19,13.
397 Vgl. Ex. 3, 7-10.
398 Vgl. Ex. 22, 20-22.
399 Vgl. Deut. 24, 14-15; Jak. 5,4.

241
CARLOS MIGUEL BUELA

Dagelijkse zonde is in een minder ernstige zaak iets tegen de wet


van God in denken, begeren, spreken, doen of verzuimen.
Dagelijkse zonden zijn wezenlijk verschillend van doodzonden. De
laatste hebben de straf van de eeuwige hel tot gevolg. De eerste
belemmeren niet de toegang tot de hemel, maar hebben de straf van
het vagevuur tot gevolg, die maar voor een bepaalde tijd duurt.
De doodzonde wordt slechts door de Biecht vergeven (of door een
oefening van volmaakt berouw, wat ook de intentie inhoudt om zo
snel mogelijk te gaan biechten). Dagelijkse zonden worden op allerlei
manieren vergeven: door een goede daad, een gebed, een aalmoes, het
gebruik van wijwater, het kruisteken, en ook door de Biecht (in dit
geval is het niet noodzakelijk het aantal van de gepleegde dagelijkse
zonden te vermelden).
Hoewel een dagelijkse zonde niet ernstig hoeft te zijn, moeten wij
er toch steeds tegen vechten, in navolging van de raad van onze Heer
Jezus Christus: “Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel
volmaakt is” (Mat. 5,48). Het mag ons niet ontmoedigen als wij steeds
weer in dagelijkse zonden vallen, “want al valt de rechtvaardige zeven
maal, hij staat weer op” (Spr. 24,16). Wij moeten tegen de dagelijkse
zonden vechten niet alleen omdat wij God steeds meer moeten
liefhebben, maar ook omdat de dagelijkse zonden ons tot het plegen
van zwaardere zonden kunnen aanzetten: “Wie het kleine niet eert gaat
langzaam maar zeker te gronde” (Sir. 19,1). “Een dode vlieg bederft
het beste parfum. Een beetje dwaasheid kan heel wat wijsheid teniet
doen” (Pr. 10,1).
De bekoring is, hoewel zij ons tot zonde wil verleiden, in zichzelf
geen zonde. Jezus werd bekoord, terwijl er “in Hem geen zonde was”
(1 Joh. 3,5). Wanneer wordt de bekoring tot zonde? Zij wordt tot
zonde wanneer je de bekoring niet afwijst (zoals een slechte gedachte),
maar veeleer de bekoring in stand houdt, terwijl je weet dat dat niet
goed is. En dan bega je dus een zonde. Of dat een doodzonde of een
dagelijkse zonde is, is dan afhankelijk van de ernst van de zaak. Als
242
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

iemand de bekoring afwijst, dan valt hij niet alleen niet in zonde, maar
hij verricht ook een goede daad, omdat hij “kon zondigen en niet
zondigde, hij kwaad kon doen en het niet deed” (vgl. Sir. 31,10).

3. DE CHRISTELIJKE STRIJD

Het christelijk leven is een strijd. Het is een strijd tegen het vlees, tegen
de wereld als vijand van God, en tegen de duivel die ons te gronde wil
richten.
Om te volharden in het goede, moeten wij tegen het kwade
strijden, om zo onze verlossing te bewerkstelligen “met eerbied en
ontzag” (vgl. Fil. 2,12).
Het Concilie van Trente leert ons dat wij moeten “vrezen vanwege
de strijd die ons te wachten staat tegen het vlees, tegen de wereld en
tegen de duivel, een strijd die wij niet kunnen winnen, tenzij met de
genade van God.”400
“Moet een mens niet zwoegen op aarde?” (Job. 7,1) Heeft Jezus
niet gezegd dat Hij het zwaard is komen brengen? De heilige Paulus
zei van zichzelf: “Ik heb de goede strijd gestreden… het geloof
bewaard” (2 Tim. 4,7). Bovendien waarschuwt de heilige Petrus ons:
“Uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek
naar een prooi om die te verslinden” (1 Petr. 5,8). “Wij moeten de
hemel uitgeput bereiken. Door ons hier af te matten, zullen wij daar
op onze lauweren kunnen rusten. Daarom moeten wij een stevig
fortuin aan deugden vergaren.”401
De heilige Paulus zegt dat wij om te kunnen strijden, ons moeten
bekleden met de “wapenrusting Gods” (Ef. 6,11). Laten wij deze
mooie passage eens nader bekijken:
- “Staat dan, uw lendenen omgord met de waarheid” (Ef. 6,14). De
liefde voor de waarheid is een fundamentele deugd voor de christen.

400 Vgl. CONCILIE VAN TRENTE, Decreet over de Rechtvaardiging, Dz. 806.
401 Z. VICENTE GROSSI.
243
CARLOS MIGUEL BUELA

“Laten wij de waarheid spreken in liefde en zo geheel naar Christus


toegroeien. Hij is het hoofd” (Ef. 4,15). Wij moeten “de waarheid
liefhebben” (Vgl. 2 Tess. 2,10) en voor haar strijden. “Tot de dood toe
moet ge voor de waarheid vechten, dan zal God de Heer voor u
strijden” (Sir. 4,28). Uiteindelijk is deze waarheid Christus zelf: “Ik ben
de weg, de waarheid en het leven” (Joh. 14,6).
- “Bekleed met het harnas der gerechtigheid” (Ef. 6,14).
Gerechtigheid maakt dat wij God en onze naasten geven wat hun
toekomt. Deze gerechtigheid identificeert zich met heiligheid en zij
maakt het mogelijk dat onze liefde ongeveinsd is, dat we het kwade
haten en dat we vasthouden aan wat goed is (vgl. Rom. 12,9). Want wij
moeten niet alleen het goede doen, maar ook strijden tegen het kwaad:
“Schuwt, zo gij de Heer kiest, het kwade!” (Ps. 97,10). Alleen de slechte
mens “is eerlijk handelen vreemd geworden” (vgl. Ps. 36,4), en degene
die het kwaad niet verwerpt wordt een handlanger van het kwaad. Wij
moeten ons “verre houden van alle soort van kwaad” (1 Tess. 5,22).
- “De voeten geschoeid met ijver voor het Evangelie van de vrede”
(Ef. 6,15). Aanval is de beste verdediging. Wij moeten het hart van een
apostel hebben, vol ijver voor het huis van God, en vol mededogen
voor alle mensen die in duisternis verkeren.
- “Hanteert daarbij het grote schild van het geloof” (Ef. 6,16).
Geloof “overwint de wereld” (1 Joh. 5,4). Het overwint de duivel:
“Weerstaat hem, sterk door het geloof” (1 Petr. 5,9). Geloof overwint
ook het vlees: “Onze harten worden gezuiverd door het geloof.”402
- “Neemt ook de helm van het heil” (Ef. 6,17). Christus is de enige
die “woorden van eeuwig leven” (Joh. 6,68) heeft. Hij is de enige die
ons redt. Deze verlossing komt tot ons door middel van de heilige
Sacramenten.

402 H. AUGUSTINUS, De Trinitate, 7,8.


244
GODS VERLOSSING: WET EN GENADE

- “…en het zwaard van de Geest” (Ef. 6,17), dat het Woord van
God is, geschonken door de Heilige Geest. Het is een “tweesnijdend
zwaard” (Heb. 4,12) waarmee wij goed moeten leren strijden.
“Het is aan de mens om te strijden en aan God om de overwinning
te schenken.” (H. Jeanne d’Arc).403

403Geciteerd in: JEAN OUSSET, Para que Él reine, Ed. del Cruzamante, Buenos
Aires, 1980, p. 284.
245
“Jezus zei tegen de jongeman: ‘Als gij het Leven wilt
binnengaan, onderhoudt dan de geboden’ (Mat. 19,17). Op
deze wijze is er een nauwe band gelegd tussen het eeuwig
leven en de gehoorzaamheid aan Gods geboden: Gods
geboden tonen de mens de weg van het eeuwig leven en
leiden er naar toe. Uit dezelfde mond van Jezus, de nieuwe
Mozes, worden aan de mensen opnieuw de geboden van de
decaloog gegeven. Jezus zelf bevestigt deze en legt ze aan ons
voor als de weg en de voorwaarde van de verlossing.”

H. Johannes Paulus II,


Encycliek Veritatis Splendor, 12.
INLEIDING

We hebben al gezegd dat Jezus gekomen is om de geboden tot


vervulling te brengen, niet om ze af te schaffen. God veegt niet met
de ene hand uit, wat Hij met de andere heeft geschreven. Het was God
zelf die de twee stenen tafelen waarop de tien geboden geschreven
stonden, aan Mozes gaf op de berg Sinaï.404
Op de ene stenen tafel stonden de eerste drie geboden, die
betrekking hebben op onze relatie met God. Op de andere stenen tafel
stonden de resterende zeven geboden, die betrekking hebben op onze
naasten en op onszelf. Jezus zal zeggen dat de hele wet van God
samengevat kan worden in dit dubbele gebod: “Gij zult de Heer uw
God beminnen met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met
geheel uw verstand…[en] uw naaste als uzelf. Aan deze twee geboden
hangt heel de Wet en de Profeten” (Mat. 22, 40), aangezien de
naastenliefde “de gehele wet vervult” (Rom. 13,10).
De naleving van de geboden van de Decaloog is een absolute
noodzaak voor alle mensen om het heil te verwerven. “Als gij het
Leven wilt binnengaan, onderhoud dan de geboden” (Mat. 19,17).
God, “die wil dat alle mensen gered worden” (1 Tim 2,4), eist niets van
ons dat niet uitgevoerd kan worden: “Zijn geboden zijn niet moeilijk
te onderhouden” (1 Joh 5,3). “Want mijn juk is zacht en mijn last is
licht” (Mat. 11,30). “God vraagt geen onmogelijke dingen van ons,
maar Hij draagt ons op om te doen wat we kunnen, om hulp te vragen
in het gebed bij wat we niet kunnen, en Hij zal ons helpen opdat we
het kunnen”, want de geboden zijn “niet zwaar voor degene die
bemint, maar wel voor degene die niet bemint”.405

404 Vgl. Ex. 20,1vv.


405 H. AUGUSTINUS, De natura et gratia, c. 69; ML 44, 289.
CARLOS MIGUEL BUELA

“Weest niet onverstandig, maar tracht te begrijpen wat de Heer


wil” (Ef. 5,17). Wat God wil, komen we te weten door één voor één
de geboden van de wet van de Heer te bestuderen.
Exodus 20, 2-17 Deuteronomium (Catechetische
5, 6-21 formulering)

Ik ben Jahwe uw God, Ik ben Jahwe uw God, Ik ben de Heer,


die u heb weggeleid uit die u uit Egypte heeft uw God.
Egypte het slavenhuis. geleid, dat slavenhuis.

Gij zult geen andere Naast Mij zult gij geen Gij zult geen
goden hebben ten koste andere goden hebben. afgoden vereren,
van Mij. Gij zult geen maar Mij alleen
godenbeelden maken, aanbidden en
geen afbeelding van enig boven alles
wezen boven in de beminnen.
hemel, beneden op
aarde, of in de wateren
onder de aarde. Gij zult
u voor hen niet ter aarde
buigen en hun geen
goddelijke eer bewijzen;
want Ik, Jahwe uw God,
Ik ben voor hen die Mij
haten een jaloerse God
die de schuld van de
vaders wreekt op hun
kinderen, tot het derde
en vierde geslacht, maar
voor hen die Mij
liefhebben en mijn
geboden onderhouden
een God die goedheid
bewijst tot aan het
duizendste geslacht.

250
DE TIEN GEBODEN

Gij zult de naam van Gij zult de naam van Gij zult de Naam
Jahwe uw God niet Jahwe uw God niet van de Heer, uw
lichtvaardig gebruiken; misbruiken. God, niet zonder
want Jahwe laat degenen eerbied gebruiken.
die zijn naam
lichtvaardig gebruiken
niet ongestraft.

Denk aan de sabbat: die Onderhoud de sabbat: Wees gedachtig,


moet heilig voor u zijn. die moet heilig voor u dat gij de dag des
Zes dagen zult gij zijn. Heren heiligt.
werken en alle arbeid
verrichten. Maar de
zevende dag is de sabbat
voor Jahwe uw God.
Dan moogt gij geen
enkele arbeid verrichten,
gij zelf niet, uw zoon
niet, uw dochter niet, uw
slaaf niet, uw slavin niet,
uw dieren niet, zelfs niet
de vreemdeling die bij u
woont. In zes dagen
immers heeft Jahwe de
hemel, de aarde, de zee
met al wat er in is,
gemaakt. Maar de
zevende dag heeft Hij
gerust en zo de sabbat
gezegend en tot een
heilige dag gemaakt.

Eer uw vader en uw Eer uw vader en Eer uw vader en


moeder. Dan zult gij moeder. uw moeder.
lang leven op de grond

251
CARLOS MIGUEL BUELA

die Jahwe uw God u


schenkt.
Gij zult niet doden. Gij zult niet doden. Gij zult niet
doden.

Gij zult geen echtbreuk Gij zult geen echtbreuk Gij zult geen
plegen. plegen. echtbreuk plegen.

Gij zult niet stelen. Gij zult niet stelen. Gij zult niet
stelen.

Gij zult tegen uw naaste Gij zult tegen uw Gij zult tegen uw
niet leugenachtig naaste niet vals naaste niet vals
getuigen. getuigen. getuigen.

Gij zult uw zinnen niet Gij zult uw zinnen niet Gij zult geen
zetten op het huis van zetten op de vrouw van onkuisheid
uw naaste; gij zult uw uw naaste. begeren.
zinnen niet zetten op de Gij zult niet uit zijn op Gij zult niet
vrouw van uw naaste, … iets dat hem onrechtvaardig
niet op zijn slaaf, zijn toebehoort. begeren wat uw
slavin, zijn rund of zijn naaste
ezel, op niets wat hem toebehoort.
toebehoort.

252
HOOFDSTUK EEN
“GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET
HEEL UW HART, MET HEEL UW ZIEL EN MET AL UW
KRACHTEN”

HET EERSTE GEBOD:


GIJ ZULT GEEN AFGODEN VEREREN, MAAR MIJ
ALLEEN AANBIDDEN EN BOVEN ALLES
BEMINNEN.

“Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw


ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht” (Mar. 12,30). “Dit is het
voornaamste en eerste gebod” (Mat. 22,38) omdat het doel van het
hele christelijke leven de vereniging met God is en omdat de
naastenliefde eruit voortvloeit, die is “als een zon die luister en
waardigheid schenkt aan alle heilige wetten… Alles is voor deze
hemelse liefde gedaan, en alles verwijst er naar”406.

1. DE MAAT VAN DE LIEFDE TOT GOD

God beminnen met geheel ons hart betekent dat al ons handelen,
zonder daar ook maar iets van uit te sluiten, gericht moet zijn op Hem,
die ons hoogste doel is. “Of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet,
doet alles ter ere Gods” (1 Kor. 10,31). Het is waar dat ons hart pas
volledig omgevormd zal zijn in God als we in de hemel zijn, maar het
hart kan en moet nu al gesloten zijn voor alles wat tegengesteld is aan
de liefde van God.
God beminnen met geheel onze ziel betekent dat onze wil geheel
onderworpen moet zijn aan Gods wil.

406 H. FRANCISCUS VAN SALES, Tratado del Amor de Dios, 10, I.


CARLOS MIGUEL BUELA

God beminnen met geheel ons verstand betekent dat ons verstand
volledig onderworpen moet zijn aan God.
God beminnen met geheel onze kracht betekent dat we Hem altijd
gehoorzamen in alles wat we doen.
Wat is de maat van de liefde tot God? “Dat is Hem mateloos
beminnen”407.

2. MOTIEVEN

En waarom moeten we God mateloos beminnen?


- Vanwege de oneindige goedheid die Hem eigen is, en alleen
al daarom; vanwege alles wat Hij in zijn oneindigheid is, nog helemaal
los van alles wat Hij voor ons gedaan heeft. Dat wil zeggen: Hem
beminnen om Hem zelf.
- Vanwege de eeuwige liefde waarmee God ons liefheeft. “Hij
heeft ons het eerst liefgehad” (1 Joh. 4,19). Ondanks onze zonden
“bewijst God echter zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus
voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren” (Rom. 5,8). Jezus
heeft ons bemind “tot het uiterste toe” (Joh. 13,1), zonder maat,
zonder grenzen.
- Vanwege de natuurlijke goederen die God ons geschonken
heeft. Hij heeft ons geschapen omdat Hij dit wilde; Hij houdt ons in
het bestaan, want “alles bestaat in Hem” (Kol. 1,17); Hij regeert ons
hele leven met zijn voorzienigheid en Hij voert zijn beslissingen uit.
- Vanwege de bovennatuurlijke goederen die Hij ons zonder
maat heeft toegekend: Hij heeft ons bestemd om Hem te genieten in
de hemel; Hij zond zijn enige Zoon om ons te verlossen, om ons de
heiligmakende genade te brengen (samen met alle deugden en gaven),
om de Katholieke Kerk te stichten zodat zij door middel van de

407 H. BERNARDUS, Over de liefde tot God, I, 1: PL. 182, 974.


254
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

sacramenten het goddelijk leven zou kunnen doorgeven; Hij heeft


ervoor gezorgd dat wij het Doopsel konden ontvangen, etc.

3. VERSCHILLENDE MANIEREN OM GOD TE


BEMINNEN

Hoe mooi het ook is om de liefde van God te overwegen, we


kunnen niet stilstaan bij het alleen maar beschouwen van zijn liefde
voor ons. Liefde wordt betaald met liefde. Hoe zouden we onze liefde
tot God in praktijk kunnen brengen? Op twee manieren: God affectief
liefhebben met onze wil, en God effectief liefhebben in het volmaakt
volbrengen van alle geboden. Dit laatste zal het beste bewijs zijn voor
onze liefde.

1.AFFECTIEVE LIEFDE TOT GOD

God beminnen vanuit het diepste van ons hart: dat is de essentie
van het Evangelie. Dit is het doel van ons leven. Zo’n liefde is niet
persé iets wat we kunnen voelen, maar vaak kunnen we dat wel en heel
sterk ook.
Affectieve liefde tot God kan op twee wijzen geuit worden. De
eerste is die van de pure en onbaatzuchtige liefde, waarmee iemand
God niet bemint om de weldaden die hij van Hem heeft gekregen,
maar enkel en alleen om Hem te behagen, om Hem Zelf, in Wie hij
alle mogelijke volmaaktheden en perfecties kan zien. Deze manier van
liefhebben geeft iemand enorme vreugde en grote vrede in zijn ziel,
“want de ziel is veel meer daar waar hij lief heeft, dan waar hij zijn
woning heeft”.408
Deze liefde was de inspiratie voor het volgende sonnet,
toegeschreven aan de heilige Theresia van Avila:

408 H. ALBERTUS DE GROTE.


255
CARLOS MIGUEL BUELA

Niet beweegt mij, mijn God, om U te zoeken


de Hemel die Gij mij belooft hebt
noch beweegt mij de Hel, zo gevreesd
om daarom op te houden U te beledigen.
No me mueve, mi Dios, para quererte
el Cielo que me tienes prometido,
ni me mueve el Infierno, tan temido
para dejar por eso de ofenderte.
U beweegt mij, Heer, het beweegt mij U te zien
genageld aan een Kruis en bespot,
het beweegt me Uw lichaam te zien, zo gewond
Uw smaad en Uw dood bewegen me.
Tú me mueves, Señor, muéveme el verte
clavado en una Cruz y escarnecido,
muéveme el ver tu cuerpo tan herido
muéveme tus afrentas y tu muerte.
Uw liefde, ten slotte, beweegt me op zo’n manier,
dat, zelfs al was er geen Hemel, ik U toch zou beminnen
en zelfs al was er geen Hel, ik U toch zou vrezen.
U hoeft mij niets te geven omdat ik U bemin,
omdat ik zelfs als ik niet zou hopen wat ik hoop,
ik U toch zou beminnen zoals ik U bemin.
Muéveme, en fin, tu amor de tal manera
que aunque non hubiera Cielo, yo te amara
y aunque no hubiera Infierno, te temiera.
No me tienes que dar porque te quiera,
porque aunque lo que espero no esperara,
lo Mismo que te quiero, te quisiera.
De religieuze contemplatieve ordes – de Trappisten, de Benedictijnen,
de Clarissen, de Visitandinnen van de heilige Franciscus van Sales, de
Kartuizers, etc. – herinneren ons met de zo welsprekende zwijgzaam-
heid van hun leven aan het grote belang en de voortreffelijkheid van

256
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

de pure, onvoorwaardelijke liefde tot God. “Ik heb geen grote


verlangens, afgezien dan van het verlangen om God te beminnen tot
ik sterf van liefde.”409 Zuster Gertrudis van Onze Lieve Vrouw van
Luján, de eerste Argentijnse Benedictines, schreef aan haar zuster:
“Wil je wat over ons leven te weten komen? Wel, dat is God beminnen
en Hem de glorie geven op elk moment.”410 Het is ook deze liefde die
de heilige Franciscus van Assisi deed uitroepen: “Moge ik sterven uit
liefde voor uw liefde, omdat Gij u hebt verwaardigd om uit liefde voor
mijn liefde te sterven.”411
De andere manier van affectieve liefde tot God brengt ons ertoe
God te loven en geeft ons het verlangen dat alle mensen Hem zouden
loven. Omdat het God aan niets ontbreekt, omdat Hij zo onbegrijpe-
lijk immens en overstromend van volheid is412, kan niemand Hem enig
intrinsiek goed geven. Maar we kunnen Hem wel een extrinsiek goed
geven door Hem eer te brengen. Degenen die God op deze manier
liefhebben, verlangen daarnaar met een intense liefde. Onze Heer
bezat deze vorm van liefhebben in de hoogste graad. Niemand kan de
volgende passage uit de Bijbel met zoveel waarheid uitspreken als Hij:
“De ijver voor Uw huis zal mij verteren” (Joh. 2,17).

2.EFFECTIEVE LIEFDE TOT GOD

Deze liefde is het grote teken van de waarachtigheid van onze


innerlijke of affectieve liefde. “Liefde is nooit inactief. Als het er is,
bewerkt het altijd grote dingen; maar als de liefde niet wil werken, is
er niet zo’n liefde.”413 Jezus zelf onderrichtte: “Als gij Mij liefhebt, zult

409 H. THERESIA VAN HET KIND JEZUS, Historia de un alma, Obras Completas,
ed. El Monte Carmelo, Burgos, 1960, p. 377.
410 Brief gedateerd op 5 juli 1927; Vgl. La primera Benedictina Argentina, Abdij van de

heilige Scholastica, 1959, p. 78.


411 Absorbeat, in: H. FRANCISCUS VAN ASSISI, Escritos y biografías, Escritos líricos,

B.A.C., Madrid, 1976, p. 61.


412 Vgl. H. FRANCISCUS VAN SALES, Verhandeling over de liefde tot God, V, 6.
413 H. GREGORIUS DE GROTE.

257
CARLOS MIGUEL BUELA

ge mijn geboden onderhouden” (Joh. 14,15). “Wie mijn geboden


onderhoudt, die hij heeft ontvangen, hij is het die Mij liefheeft” (Joh.
14,21). De heilige Johannes zei: “Wie zegt dat hij Hem (Christus) kent,
maar zich niet houdt aan zijn geboden, is een leugenaar” (1 Joh. 2,4).
“Een goede en perfecte handeling is het ware kenmerk van de liefde
tot God”.414
Uit liefde tot God moeten we zijn geboden perfect onderhouden,
deze blind gehoorzamen, en onszelf inspannen om zijn wil te doen.
We moeten vermijden wat de geboden verbieden, we moeten in de
geest van de Evangelische raden leven en in overgave alles accepteren
wat God wil of toestaat dat ons gebeurt. In alles wat betrekking heeft
op wat nog te gebeuren staat, onze altijd onzekere toekomst, korte of
langere momenten van vreugde of beproeving, het uur van onze dood,
etc., mogen we onszelf ook volledig overgeven in Gods handen, in de
overtuiging dat “God in alles het heil bevordert van die Hem
liefhebben” (Rom. 8,28).

4. WAT HET EERSTE GEBOD ONS OPDRAAGT

1.GELOOF

Het geloof is de bron van het hele morele leven van de mens. De
onbekendheid van God is het principe en de oorzaak van alle morele
afwijkingen.415 We moeten ons geloof voeden en het met de nodige
zorg omringen, en afstand doen van alles wat tegen het geloof in gaat.
Er is geen groter goed voor de mens dan de schat van het christelijk
geloof. Om dit te behouden, moeten we bereid zijn om willekeurig
welk offer te brengen.

414 Saint Vincent de Paul et le sacerdoce, p. 45, geciteerd door MAHIEU, Probatio
Charitatis, nr. 69.
415 Vgl. Rom. 1,18-32; Vlg. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK,

2087.
258
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

2.HOOP

De hoop is de zekerheid dat God ons de kracht zal geven om zijn


geboden te kunnen onderhouden en op die manier de hemel te
bereiken.

3.LIEFDE

Door de liefde beminnen we God boven alles en onze naasten als


onszelf.

4.DEVOTIE

De devotie is de promptheid van de wil om zichzelf aan God te geven


en aan alles wat met Hem te maken heeft. Deze deugd is exclusief
gericht op God. De devotie tot de heiligen heeft zijn doel in God, niet
in de heiligen zelf. We vereren hen vanwege hun relatie met God.

5.GEBED

“Het gebed is het verheffen van ons verstand en ons hart tot God om
Hem te loven en Hem datgene te vragen wat nodig is voor ons eeuwig
heil.”416 “De christen zonder gebed is te vergelijken met een vogel
beroofd van de lucht, of met een vis op het droge.”417 Het gebed is zó
belangrijk dat we het later apart zullen bespreken.

6.AANBIDDING

Aanbidden wil zeggen: we erkennen de grootheid van God en onze


eigen kleinheid, waarbij we onze wil onderwerpen aan de zijne. Aan-
bidding moet zichzelf uiten in concrete handelingen: een offer, een
kniebuiging, een hoofdbuiging, het opheffen van onze handen, etc.

416H. THOMAS VAN AQUINO, In lib. 3, Sent. d. 7 a. 2 q. 3.


417MONS. LUIS TRAVERSO, Vida y Virtudes de Santa María Josefa Rossello,
fundadora de las Hijas de Nuestra Señora de la Misericordia en Savona, Buenos
Aires, 1959, p. 205.
259
CARLOS MIGUEL BUELA

Deze aanbidding, ook wel ‘latria’ genoemd, geven we alleen aan God.
Op die manier aanbidden wij de heilige mensheid van Christus juist
en alleen omdat deze onlosmakelijk verbonden is met zijn Godheid.
We aanbidden ook de heilige Eucharistie, omdat Jezus Christus,
waarachtig God en waarachtig mens, daarin werkelijk tegenwoordig is.
Verering, die ‘dulia’ wordt genoemd, wordt aan de heiligen en de
engelen gegeven, en is dus geen aanbidding. We geven speciale
verering, ‘hyperdulia’, aan de allerheiligste Maagd Maria, omdat zij alle
engelen en heiligen in heiligheid en macht overtreft.

7.VERERING VAN DE HEILIGE AFBEELDINGEN

Het goddelijk gebod spreekt over het verbod op elke door


mensenhanden gemaakte voorstelling van God: “Gij zult geen
godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de
hemel of beneden op aarde” (Ex. 20,4).
“Toch heeft God, al in het Oude Testament, het bevel of de
toestemming gegeven afbeeldingen te maken, die op symbolische
wijze de komst van het mensgeworden Woord zouden voorbereiden:
de bronzen slang bijvoorbeeld, de ark van het verbond en de
cherubijnen.”418
“De christelijke beeldenverering is niet in strijd met het eerste
gebod dat de afgodsbeelden veroordeelt. Want ‘de eer die aan het
beeld wordt bewezen, is bestemd voor degene die afgebeeld wordt’ en
‘wie het beeld vereert, vereert daarin de persoon die erin afgebeeld
wordt’. De eer aan de afbeelding van heiligen bewezen is een
‘respectvolle verering’ en geen aanbidding. Die komt alleen aan God
toe.”419

418 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2130.


419 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2132.
260
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

Daarom vereren wij ook heilige relikwieën en afbeeldingen, omdat


“de eer die bewezen is aan de afbeelding gericht is op het origineel”420.
Als we een afbeelding vereren, dan zijn we geen eer aan het bewijzen
aan het materiaal ervan – gips, hout, cement, marmer, stof, papier,
karton, etc. – maar juist aan degene die afgebeeld is. Het is te
vergelijken met een moeder die een foto van haar afwezige zoon kust;
ze wil geen liefde bewijzen aan de foto, maar juist aan haar zoon. De
joden, de moslims, de protestanten en ook bijvoorbeeld personen die
de mensheid van Jezus Christus niet erkennen, staan vijandig
tegenover de verering van afbeeldingen. De Katholieke Kerk heeft
deze praktijk altijd verdedigd, omdat zij weet dat de externe verering
een teken is van innerlijke eerbied. En als de externe verering
verdwijnt, dan zal de innerlijke eerbied gauw verflauwen. Bovendien
is de verering van afbeeldingen een goede manier voor eenvoudige
mensen om hun hart en ziel op te heffen tot God. Dat is doorheen de
geschiedenis altijd zo geweest. In de Middeleeuwen konden veel
mensen niet lezen, maar door in de kerk te kijken naar de
altaarstukken, de deuren, de nissen en de wanden, allemaal versierd
met scenes uit de heilsgeschiedenis, konden zij zich de catechismus
herinneren. Het was als een Bijbel van steen voor eenvoudige mensen.

8.OFFER

Het offer is de meest voortreffelijke daad waarmee we God eer


kunnen brengen. Het perfecte offer is het offer van het Kruis en de
vernieuwing daarvan in de heilige Mis, waardoor het offer van
Christus voortgezet wordt door de eeuwen heen.

9.BELOFTES EN GELOFTES

Vaak moet de christen iets beloven aan God. Er worden beloftes


gedaan bij het Doopsel en het Vormsel, in het Huwelijk en het

420 H. BASILIUS DE GROTE, De Spiritu Sancto, 45.


261
CARLOS MIGUEL BUELA

Wijdings-sacrament. Onze trouw aan de beloftes die we aan God


hebben gedaan, is een teken van onze eerbied en liefde voor God. Het
afleggen van de geloftes van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid
(de evangelische raden) wordt hoog geprezen door de Kerk.421

10.DE SOCIALE PLICHT TOT GODSDIENSTIGHEID EN HET


RECHT OP GODSDIENSTVRIJHEID

“Alle mensen zijn ertoe gehouden de waarheid, vooral wanneer deze


betrekking heeft op God en op Zijn Kerk, te zoeken en haar, zodra
zij haar kennen, aan te nemen en te bewaren.”422 Maar “in
godsdienstige aangelegenheden mag niemand gedwongen worden te
handelen tegen zijn geweten in, noch belemmerd worden om, binnen
passende grenzen, privé of publiek, alleen of samen met anderen,
volgens zijn geweten te handelen.”423

5. WAT HET EERSTE GEBOD ONS VERBIEDT

- Het vrijwillig in twijfel trekken van het geloof.


- Ongeloof, wat een verachting inhoudt van het geloof in de
geopenbaarde waarheid.
- De inbeelding dat men wel op eigen kracht verlost zal
worden, of dat God iemand wel zal verlossen ook al werkt hij daar zelf
niet aan mee.
- Het haten van God. Dit is een typische satanische zonde. Het
betekent het hebben van een aversie tegen God. Deze zonde is de
oorsprong van veel vervolgingen tegen de Katholieke Kerk,
godslasteringen, heiligschennissen, etc. Het is de ergste zonde die je
kan begaan.

421 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2101 – 2103.


422 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Dignitatis humanae, 1.
423 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Dignitatis humanae, 2.

262
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

- Luiheid, hier bedoeld als verveling, afkeer of sloomheid in


geestelijke zaken, omdat het inspanning kost en ongemak met zich
meebrengt. Deze zonde is één van de hoofdzonden, zonden die de
oorsprong zijn van vele andere zonden.
- Ongeordende liefde voor de schepsels, die ons ertoe brengt
aan schepsels de voorkeur te geven boven de Schepper of boven het
doen van Gods wil.
- Ongeoorloofde eredienst, ingaand tegen de wijze waarop de
Kerk dit voorschrijft.
- Afgoderij: dit is een zeer ernstige zonde waarbij we een
schepsel op een manier aanbidden die alleen aan God toekomt.
- Waarzeggerij: beweren toekomstige gebeurtenissen te kunnen
voorspellen door middel van ongeoorloofde middelen.
- Bijgeloof: op ongeoorloofde wijze eer brengen aan God of
goddelijke eer toekennen aan wat niet God is. Voorbeelden zijn zwarte
magie of spiritisme.
- Heiligschennis: iets dat heilig is profaneren, ontheiligen.
Bijvoorbeeld het voortdurend bewust achterhouden van een zware
zonde in de biecht, de heilige Communie ontvangen in een staat van
doodzonde (dus zonder deze eerst te hebben gebiecht bij een priester),
etc.
- Simonie: de intentie van het kopen of verkopen van
geestelijke goederen. Het wordt ‘simonie’ genoemd omdat het de
zonde is die Simon de Tovenaar beging toen hij geld aan de apostelen
wilde geven, zodat zij hem de macht zouden geven om de Heilige
Geest aan andere mensen te kunnen geven. De heilige Petrus
antwoordde hem: “Wees ten ondergang gedoemd, jij met je geld,
omdat je gemeend hebt de gave Gods voor geld te kunnen krijgen”
(Hand. 8,20).
Als we een stipendium of een gift geven vanwege een Doopsel, een
huwelijksceremonie, een intentie voor de heilige Mis, of een gebed
voor de overledenen, dan geven we dit niet als betaling voor het
263
CARLOS MIGUEL BUELA

geestelijke goed, maar om te voorzien in de materiële noden van de


priester die een geestelijke dienst heeft verricht. Jezus zei de priesters
dat zij “voor niets hebben ontvangen” en Hij vroeg hun ook om “voor
niets te geven” (Mat. 10,8). Vandaar dat de priester nooit zal weigeren
om iemand geestelijk te helpen als hij of zij niet in staat is een gift te
geven. Toch gaf Jezus zijn bedienaren wel toestemming om giften te
ontvangen, want “de arbeider is zijn loon waard” (Luc. 10,7) en “zo
heeft ook de Heer voor de verkondigers van het Evangelie bepaald,
dat zij van het Evangelie moeten leven” (1 Kor. 9,14).
- Atheïsme: hiermee verwerpt of ontkent men het bestaan van
God.
- Agnosticisme; dit “komt al te vaak neer op een praktisch
atheïsme”424.

HET TWEEDE GEBOD:


GIJ ZULT DE NAAM VAN DE HEER UW GOD
NIET ZONDER EERBIED GEBRUIKEN

De mens wordt gevraagd zichzelf te onderwerpen aan God en Hem


speciale eer te bewijzen, niet alleen in zijn hart door God boven alles
te beminnen, maar ook met zijn mond door de naam van God niet
oneerbiedig te gebruiken, maar juist Gods wonderdaden te
verkondigen. De heilige Schrift zegt: “Want waar het hart vol van is,
loopt de mond van over” (Mat. 12,34).

1. WAT HET TWEEDE GEBOD ONS OPDRAAGT

Als het gaat om wat moet en mag, valt onder dit gebod:

424 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2128.


264
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

- De lofprijzing van God: de uitwendige uitdrukking van onze


innerlijke liefde voor God. “De lof Gods geef ik stem, altijd weer” (Ps.
34,2).
- Geloftes. Een gelofte is een belofte aan God gedaan met
betrekking tot een speciaal goed, bijvoorbeeld vasten, bidden, een
pelgrimage maken, aalmoezen geven, waken over je maagdelijkheid,
etc. Als deze geloften met prudentie zijn gedaan, zijn ze goed en
aanbevelenswaardig: “Doet de Heer uw geloften, kwijt ze uw God”
(Ps. 76, 12).
Religieuzen leggen voor God drie publieke geloftes af. Door de
gelofte van kuisheid “hebben de religieuzen zichzelf met lichaam en
ziel aan God gegeven”425, “omwille van het Rijk der hemelen” (Mat.
19,12). Door de gelofte van armoede “doen de religieuzen afstand van
alle uiterlijke goederen, ter wille van de meer voortreffelijke innerlijke
goederen”426, hiermee het Evangelie volgend: “Wilt ge volmaakt zijn,
ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen” (Mat.
19,21). Door de gelofte van gehoorzaamheid willen de religieuzen
Jezus navolgen die “gehoorzaam werd tot de dood” (Fil. 2,8). De
heilige Roque Gonzales S.J., een martelaar uit Rio de la Plata (het
grensgebied tussen Uruguay en Argentinië), schreef aan zijn overste
vanuit een uithoek in de Paraguyaanse jungle: “Mijn wil is het te doen
wat u wilt, Eerwaarde, want door dat te doen, doe ik de wil van God…
hier leef ik al stervende… maar ik ben vastbesloten om hier te blijven,
zelfs al zou ik duizend maal sterven… want dat zal voor mij geen
verlies zijn, maar winst.”427
- Een eed afleggen: God aanroepen bij het getuigen van de
waarheid.

425 H. CYPRIANUS.
426 H. GREGORIUS DE GROTE.
427 Brief van de martelaar over de Missie in Paraná in het jaar 1614.

265
CARLOS MIGUEL BUELA

2. WAT HET TWEEDE GEBOD ONS VERBIEDT

Als het gaat om wat niet mag, valt onder dit gebod:
- De Naam van God ijdel gebruiken: de heilige Naam van God,
van de Maagd Maria of van de heiligen zonder reden of zonder het
verschuldigd respect gebruiken.
- Vloeken. Dit betekent het beledigen van God, de Maagd Maria
of de heiligen. Het is een zeer zware zonde. Toen generaal José de San
Martín leider was van het beroemde Leger van de Andes, liet hij
“eenieder die vloekte tegen de heilige Naam van God of zijn
beminnelijke Moeder, of de religie beledigde, ernstig straffen.”428
- Meineed. Dit betekent onder ede onwaarheid zeggen en daarbij
God aanroepen als getuige. Hiermee wil je feitelijk zeggen ofwel dat
God de waarheid niet kent, ofwel dat Hij zich leent om van een leugen
getuige te zijn. Dit is in zichzelf een zware zonde.

HET DERDE GEBOD:


WEES GEDACHTIG, DAT GIJ DE DAG DES
HEREN HEILIGT.

Dit gebod uit Gods wet herinnert ons aan de serieuze verplichting die
we hebben om God eer te brengen. In de taal van de heilige Schrift
betekent het ‘heiligen’ van iets dat het bestemd wordt voor de
goddelijke eredienst. Dit gebod vraagt van ons om de zondagen en de
andere verplichte feestdagen toe te wijden aan de Heer, zodat we onze
ziel door het gebed kunnen voeden en door de deelname aan de heilige
Mis kunnen versterken. Om onszelf beter toe te kunnen wijden aan
God, vraagt Hij ons geen grote fysieke arbeid te verrichten.
Een pastoor kan dispensatie verlenen zodat iemand toch kan
werken op zondag als dat echt nodig is, maar hij kan geen dispensatie

428 P. CAJETANUS BRUNO, La Religiosidad de San Martín, ed. Don Bosco, P. 9.


266
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

geven voor het bijwonen van de heilige Mis, dat is en blijft altijd een
serieuze plicht. De dispensatie met betrekking tot het werk kan
gegeven worden in verschillende gevallen, bijvoorbeeld ten bate van
de vroomheid tot God (zoals het versieren van het altaar of het
voorbereiden van een processie, etc.); voor liefdadigheidswerk voor
een naaste; voor een persoonlijke noodzaak of die van iemand anders
(zij die werken in bakkerijen, keukens, transportbedrijven, of met
verschillende diensttijden, etc.); of voor een groot privaat of publiek
nut (legitieme en buitengewone handel die niet op een andere dag
gedreven kan worden, etc.).

DE GEBODEN VAN DE KERK429

Omdat de geboden van de Kerk ook te maken hebben met onze


verplichtingen jegens God, zullen we ze hier aan de orde laten komen.
Er zijn vijf algemene geboden:
Het eerste gebod (“Op zondagen en verplichte feestdagen deelnemen
aan de Eucharistie”430) vraagt van de gelovigen deel te nemen aan de
Eucharistieviering op de dag die de Verrijzenis van de Heer herdenkt

429Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2041-2043.


430In de Nederlandse Kerkprovincie zijn op grond van canon 1246 paragraaf 2 van
het Wetboek voor Canoniek Recht enkele verplichte feestdagen, die meestal niet op
zondag vallen, afgeschaft en enkele andere zijn op zondag geplaatst, overeenkomstig
de jarenlange praktijk in de Nederlandse Kerkprovincie (Besluit van de Nederlandse
Bisschoppenconferentie met instemming van de Congregatie voor de Bisschoppen
d.d. 8 juli 1989, Prot.n. 73/85).
Als verplichte feestdag blijven gehandhaafd:
Het hoogfeest van de Geboorte van de Heer (Kerstmis);
Het hoogfeest van de Hemelvaart van de Heer;
Het hoogfeest van de H. Maria, Moeder van God (1 januari).
Bovendien blijven als verplichte feestdagen gehandhaafd:
Het hoogfeest van de Maria Tenhemelopneming (15 augustus);
Het hoogfeest van Allerheiligen (1 november).
Naar de zondag zijn verplaatst volgens de regels die staan in het Altaarmissaal voor
de Nederlandse Kerkprovincie:
Het hoogfeest van de Openbaring des Heren;
Het hoogfeest van het Lichaam en Bloed van Christus (Sacramentsdag).
267
CARLOS MIGUEL BUELA

(de zondag) en op de voornaamste liturgische feestdagen die de


mysteries van de Heer, de Maagd Maria en de heiligen gedenken.431
Precies om het Paasmysterie te gedenken en om Christus telkens
opnieuw present te stellen in de Eucharistie, heeft de Kerk vanaf het
begin de gewoonte gehad om op zondag bij elkaar te komen (in het
latijn betekent het woord voor ‘zondag’ letterlijk de ‘dag van de
Heer’)432.
De Katholieke Kerk gebiedt met de autoriteit die door Christus
zelf is gegeven, dat alle christenen deelnemen aan de heilige Mis, dat
zij lichamelijk en aandachtig present zijn in de Mis. Dit niet doen is in
zichzelf een zware zonde. Er zijn verschillende redenen voor dit
gebod. De heilige Mis is de voornaamste handeling van de katholieke
eredienst waarmee we God eer brengen. Het is het Offer der offers
omdat het de oneindige waarde heeft van het offer van onze Heer
Jezus Christus op het kruis. Het is door middel van de heilige Mis dat
God ons de noodzakelijke genadegaven schenkt voor onze verlossing.
De heilige Mis is “het hoogtepunt waarnaar geheel de activiteit van de
Kerk geleid wordt; tegelijkertijd is het de bron van waaruit al haar
kracht vloeit”433. De Mis is de beste manier om God dank te brengen
en het onvervangbaar middel om ware eenheid tussen de gelovigen te
bereiken. “Het grootste werk tot onze heiliging is de heilige Mis”
(Dienaar Gods Monseigneur José Orzali).
Het moge duidelijk zijn dat het hier niet gaat om een absolute wet.
Als er een redelijk zware reden is, waardoor wij, of iemand anders,
noemenswaardig ongemak of nadeel naar ziel of lichaam kunnen
ondervinden als we naar de Mis zouden gaan, dan kan dat ons ontslaan
van onze zondagsplicht. Dat kan zijn in het geval van ziekte, van een
te grote afstand tot de dichtstbijzijnde kerk, de moederlijke zorgplicht
waardoor moeders thuis moeten blijven, de verantwoording als

431 Vgl. CODEX IURIS CANONICI, c. 1246-1248.


432 Vgl. H. JOHANNES PAULUS II, apostolische brief Dies Dominis.
433 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Sacrosanctum Concilium, 10.

268
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

militair of als politieagent om over de hun toevertrouwde personen te


waken, etc.
Er zijn mensen die zeggen: “Ik ga alleen naar de heilige Mis als ik
daar zin in heb”. Dit is de grootste kolder en is absoluut geen geldig
excuus om niet naar de Mis te gaan:
- Deugdelijke handelingen hebben hun wortel in de geest en het
geestelijke is niet altijd voelbaar, daar heb je niet altijd ‘zin’ in.
- Liefde in zichzelf is niet voelbaar. Denken dat iemand alleen
liefheeft als hij of zij liefde voelt, wil zeggen dat men liefde verwart
met passie. Ook al voelen we niets in de Mis, toch moeten we
deelnemen aan de Mis, omdat het de grootste act van liefde is die we
God kunnen aanbieden, of we dat nou zo voelen of niet.
- De vader van een gezin gaat telkens naar zijn werk, ook als hij ‘er
geen zin in heeft’, want hij moet aan zijn verplichtingen voldoen.
Verplichtingen zijn niet afhankelijk van gevoelens, zoals sommige
oppervlakkige mensen misschien denken, maar van onze wil. Als we
onze verplichtingen tegenover God niet vervullen, zullen we dan wel
onze verplichtingen tegenover onze naasten vervullen?
- Het is waar dat er momenten of periodes kunnen zijn in ons leven
waarin we een zekere eentonigheid of dorheid of zelfs een aversie
kunnen voelen met betrekking tot het religieuze. De heiligen spreken
dan van een ‘donkere nacht’ of ‘geestelijke verlatenheid’. Op dat soort
momenten is er des te meer reden om te volharden in het deelnemen
aan de heilige Mis. Het zijn tijden waarin de ziel gezuiverd wordt, en
over het algemeen blijken deze momenten de overgang te markeren
naar een hogere staat in het geestelijk leven, want de ziel leert zo te
zoeken naar “God die vertroostingen geeft, en niet naar de
vertroostingen van God”434.
Het tweede gebod (“Ten minste eenmaal per jaar biechten”) biedt ons
de voorbereiding op de Eucharistie door middel van het ontvangen

434 H. TERESIA VAN JEZUS.


269
CARLOS MIGUEL BUELA

van het Sacrament van Boete en Verzoening, die de bekering en de


vergeving van het Doopsel voortzet.435
Het derde gebod (“In de Paastijd de heilige Communie ontvangen”)
garandeert dat we het Lichaam en Bloed van onze Heer ten minste
één keer per jaar ontvangen, en wel in de Paastijd436, de oorsprong en
het middelpunt van de christelijke liturgie.
Alle katholieken die de jaren van verstand hebben bereikt, zijn
verplicht de Communie minstens eenmaal per jaar te ontvangen,
voorafgegaan door de Biecht indien men in staat van doodzonde
verkeert.
Volgens het Canoniek Recht “moet dit voorschrift vervuld worden
in de Paastijd”437, dat wil zeggen in de vijftig dagen tussen de zondag
van de Verrijzenis en de zondag van Pinksteren (beide zondagen
meegerekend). Bovendien kan men aan dit voorschrift voldoen tijdens
de Noveen van een Patroonsfeest, tijdens de Geestelijke Oefeningen
en tijdens volksmissies. Voor soldaten, vluchtelingen en pelgrims kan
het op elk moment door het jaar.
Het vierde gebod (“Op de door de Kerk vastgestelde onthoudings-
dagen geen vlees gebruiken en op vastendagen vasten”) beschermt de
tijd van ascese en Boete die ons op de liturgische feesten
voorbereiden; zij helpen ons onze instincten te beheersen en de
vrijheid van het hart te verwerven.438
Vasten wil zeggen zichzelf onthouden van voedsel. We kunnen
vasten om drie redenen:
1 Om de kracht van de vleselijke lusten in te tomen. (De heilige
Hiëronymus zei: “Zonder Ceres en Bacchus kalmeert Venus”439; de

435 Vgl. CODEX IURIS CANONICI, c. 989.


436 Vgl. CODEX IURIS CANONICI, c. 920.
437 Vgl. CODEX IURIS CANONICI, c. 920,2.
438 Vgl. CODEX IURIS CANONICI, c. 1249-1251; CCEO, c. 882.
439 H. HIËRONYMUS, Contra Jovinianus, II, 17.

270
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

heilige Thomas van Aquino legt dit uit met: “De lust wordt
gekalmeerd door onthouding in eten en drinken.”440)
2 Zodat onze ziel zich makkelijker tot God kan verheffen.
3 Om genoegdoening te geven voor onze zonden: “Keert tot Mij
terug, van ganser harte, met vasten, …” (Joël 2,12).
“Alle christengelovigen zijn, ieder op hun wijze, krachtens
goddelijke wet verplicht boete te doen; opdat echter allen in een
enigszins gemeenschappelijk naleven van de boete met elkaar
verbonden worden, worden boetedagen voorgeschreven; op deze
dagen dienen de christengelovigen zich op bijzondere wijze te wijden
aan het gebed, werken van vroomheid en van liefde te beoefenen,
zichzelf te verloochenen door hun eigen verplichtingen getrouwer te
vervullen en vooral door het onderhouden van vasten en
onthouding.”441 Over deze boetedagen kunnen we het volgende
zeggen:
1. In de hele Kerk is elke vrijdag van het jaar een boetedag (behalve
als deze samenvalt met een kerkelijk hoogfeest), en alle dagen van de
veertigdagentijd.
2. Onthouding van het eten van vlees of van ander voedsel volgens
de voorschriften van de bisschoppenconferentie, dient onderhouden
te worden op elke vrijdag van het jaar (behalve als deze samenvalt met
een kerkelijk hoogfeest).
3. Onthouding en vasten zijn voorgeschreven op Aswoensdag en
op Goede Vrijdag.442

440 H. THOMAS VAN AQUINO, Summa Theologica, II-II, 147, 1.


441 Vgl. CODEX IURIS CANONICI, c. 1249.
442 De onthoudingswet verplicht wie hun veertiende levensjaar hebben voltooid; de

vastenwet verplicht allen die meerderjarig zijn tot aan het begin van hun zestigste
levensjaar. De zielzorgers en de ouders dienen er nochtans voor te zorgen dat ook
aan hen die wegens hun lagere leeftijd niet aan de vasten- en onthoudingswet
gehouden zijn, de echte zin voor de boete bijgebracht wordt. Vgl. CODEX IURIS
CANONICI, c. 1252.
271
CARLOS MIGUEL BUELA

Het vijfde gebod (“De Kerk in haar noden bijstaan”) betekent dat de
gelovigen verplicht zijn om naar hun mogelijkheden de Kerk in haar
materiële noden bij te staan.
“De christengelovigen zijn aan de verplichting gehouden in de
noden van de Kerk te voorzien, opdat zij kan beschikken over datgene
wat voor de goddelijke eredienst, voor de werken van apostolaat en
caritas en voor een passend onderhoud van haar bedienaren
noodzakelijk is.”443
De Katholieke Kerk is zonder twijfel een goddelijke werkelijkheid,
maar ook menselijk, zoals Christus waarachtig God is en waarachtig
mens. In zoverre de Kerk menselijk is, heeft zij materiële middelen
nodig om het doel te bereiken van de verspreiding van het Koninkrijk
Gods over de hele wereld. Daarbij weten we dat “God van een
blijmoedige gever houdt” (Vgl. 2 Kor. 9,7) en eenieder die “al was het
maar een beker koud water geeft…zijn loon zal hem zeker niet
ontgaan” (Mat. 10,42).
De overheid onderhoudt de kerkgebouwen niet en zorgt niet voor
de noden van de priesters. Toch moet de elektriciteit, het gas, de
belastingen, etc. betaald worden. Daarom moeten de gelovigen de
Kerk hierbij helpen.
Vaak bekritiseren de tegenstanders van de Kerk de rijkdom van de
Katholieke Kerk, met name die van het Vaticaan. Zij vergeten dat met
zo’n tweeduizend jaar geschiedenis het logisch is dat de Kerk artistieke
schatten van grote waarde bezit. Bijna iedere grote artiest heeft het
verlangen om een van zijn of haar werken als erfgoed aan de Kerk te
schenken. Wat willen deze criticasters van de Kerk dan doen? Willen
zij soms de koepel van de Sint Pieter – gemaakt door Michelangelo –
afbreken en alles afdekken met gewapend beton? Natuurlijk is het wel
zo dat schoonheid en rijkdom ook maar geschapen dingen zijn en dus

443 Vgl. CODEX IURIS CANONICI, c. 222.


272
GIJ ZULT DE HEER UW GOD BEMINNEN MET HEEL UW HART...

wel in dienst moeten staan van Christus Koning en Zijn Kerk, en geen
doel op zich moeten zijn.
Vraag een priester maar eens wat hij iedere maand verdient en
vraag dat daarna aan een dokter, een leraar, een soldaat, een zakenman,
en een bouwvakker, en je zult zien hoe weinig reden men heeft om de
Kerk op deze manier te bekritiseren.

273
CARLOS MIGUEL BUELA

274
HOOFDSTUK TWEE
“GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF”
De andere zeven geboden, die betrekking hebben op onze naaste,
stonden op de tweede plaat die God aan Mozes gaf.
“Ik geef jullie een nieuw gebod, dat je elkaar liefhebt. Met de liefde
die Ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben” (Joh.
13,34). Dit gebod speelt een fundamentele rol in de Bergrede. Het is
het belangrijkste gebod, na het liefhebben van God, en het is
onlosmakelijk verbonden met het eerste gebod. Het is onmogelijk
God te beminnen zonder ook onze naaste lief te hebben, en vice versa:
“Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben”(1 Joh. 4,21).
“Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is
hij een leugenaar. Want als hij zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft,
kan hij God niet liefhebben, die hij nooit heeft gezien” (1 Joh. 4,20).
Bovendien zegt de apostel: “Hierin bestaat de liefde, dat wij een leven
leiden naar zijn geboden” (2 Joh 1,6).

1. DE MAAT VAN DE NAASTENLIEFDE

Wat is de maat van de naastenliefde? De Heer zelf leerde ons: “Bemin


uw naaste als uzelf” (Mat. 22,39). Bovendien gebood Jezus: “Gij moet
elkaar liefhebben zoals Ik u heb liefgehad” (vgl. Joh. 13,34).
Wij moeten onze naaste beminnen uit liefde tot God en zo zal onze
liefde heilig zijn. Wij moeten onze naaste beminnen met een liefde die
niet toegeeft aan het kwaad, maar alleen aan het goede. Op die manier
zal onze liefde rechtvaardig zijn. Wij moeten onze naaste beminnen
met een liefde die niet haar eigen voordeel of genoegen zoekt, maar
die daadwerkelijk het welzijn van de ander zoekt. Op die manier zal
onze liefde werkelijk liefde zijn.
De naastenliefde is universeel en zij omvat dus de heilige Maagd
Maria, de engelen, de heiligen, de zielen in het vagevuur, en alle
mensen zonder uitzondering, inclusief zondaars en zelfs onze
CARLOS MIGUEL BUELA

vijanden. Zij sluit alleen de demonen uit en hen die tot de hel zijn
veroordeeld.

2. MOTIEVEN

Waarom moeten wij onze naaste liefhebben? Om verschillende


redenen:
- Omdat Christus het zo gewild heeft: “Gij moet elkaar liefhebben
zoals Ik u heb liefgehad” (vgl. Joh. 13,34).
- Omdat onze naaste een afspiegeling is van Gods goedheid: wij
moeten onze naaste beminnen omdat God in onze naaste aanwezig is,
ofwel opdat Hij in hem zal zijn.
- Omdat Christus aanwezig is in onze naaste: “Opdat ze één mogen
zijn zoals Wij één zijn, Ik in hen zoals U in Mij” (Joh. 17,22-23). Het is
Jezus dus, “verborgen in het diepst”444 van de ziel, die ons naar onze
naaste zou moeten trekken.
- Omdat wij zonen en dochters van dezelfde Vader zijn en daarom
broeders en zusters van elkaar. Daarom durven wij zeggen: “Onze
Vader…” (Mat. 6,9).
- Omdat wij dezelfde eeuwige bestemming hebben: de hemel.
Welke kenmerken moet onze liefde voor onze naaste hebben? De
heilige Paulus zegt ons: “De liefde is geduldig en vriendelijk; de liefde
is niet afgunstig, zij praalt niet, zij verbeeldt zich niets. Zij gedraagt
zich niet onfatsoenlijk, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad
maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over
onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles
gelooft zij, alles hoopt zij, alles verduurt zij” (1 Kor. 13,4-7).

444 H. THERESIA VAN HET KIND JEZUS, Geschiedenis van een ziel, hoofdstuk IX.
276
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

3. WERKEN VAN NAASTENLIEFDE

De voornaamste werken van naastenliefde die wij voor onze naasten


kunnen doen, noemen wij “werken van barmhartigheid”, en daar zijn
er veel van. Veertien daarvan zijn de belangrijkste, zeven die op het
geestelijke betrekking hebben en zeven die op het materiële welzijn
gericht zijn.
1. De geestelijke werken van barmhartigheid
1. De onwetenden onderrichten. Door te onderrichten, kunnen wij mensen
helpen vanuit de duisternis naar het licht te gaan, vanuit dwaling naar
de waarheid, vanuit slavernij naar de vrijheid. Dit is niet alleen van
toepassing op de natuurlijke orde van de dingen, maar ook op de
bovennatuurlijke orde, met de blik gericht op de eeuwige zaligheid,
want:
De wetenschap die het meest heeft bereikt
is zij die zorgt dat de mens in genade zijn einde bereikt.
Dat aan het einde van de dag
wie gered wordt, weet
en wie niet gered wordt, niets weet.
Een paar voorbeelden van dit werk van barmhartigheid: catechist
zijn, religieuze boeken verspreiden, samenwerken met de Pauselijke
Missiewerken, met de Congregatie van de Missies, actief lid zijn van
de Katholieke Actie of van een andere parochiële groep.
2. Goede raad verstrekken aan wie dat nodig heeft. Hoe behulpzaam kan
goede raad zijn, op het goede moment gegeven, om de juiste richting
te kiezen in het leven! Wij hebben allemaal de raad van een persoon
met ervaring nodig, want “hij die zichzelf voor een leraar houdt, maakt
zichzelf tot leerling van een dwaas.”445 Dit geldt vooral voor het
geestelijk leven, en daarom is het ook zo belangrijk een goede
geestelijk leidsman te hebben.

445 H. BERNARDUS, Epistel 87, 7.


277
CARLOS MIGUEL BUELA

3. De zondaars terecht wijzen. “Als je broeder je iets misdaan heeft, moet


je hem dat onder vier ogen zeggen. Als hij naar je luistert, heb je je
broeder gewonnen. Maar als hij niet naar je luistert, neem dan nog een
of twee getuigen mee, opdat elke verklaring door twee of drie getuigen
wordt bevestigd. Maar als hij naar hen niet luistert, zeg het dan tegen
de Kerk. Als hij zelfs naar de Kerk niet luistert, beschouw hem dan als
een heiden en een tollenaar” (Mat. 18,15-17). “Als iemand onder u van
de waarheid afdwaalt en een ander hem tot inkeer brengt, weet dan
dat hij die een zondaar van zijn dwaalweg laat terugkeren, diens ziel
zal redden van de dood en tal van zonden zal bedekken” (Jak. 5,19-
20). “Je wordt erger dan de zondaar als je nalaat hem te corrigeren.”446
4. Beledigingen vergeven. “Toen kwam Petrus bij Hem en zei: ‘Heer, hoe
vaak moet ik mijn broeder vergeven als hij mij iets misdoet? Tot zeven
keer toe?’ Jezus zei hem, ‘Niet tot zeven keer toe, zeg Ik je, maar tot
zeventig maal zeven keer toe’” (Mat. 18,21-22). Er zijn vier redenen
waarom wij vergevingsgezind moeten zijn:
a) Omdat God dit van ons vraagt;
b) Om Jezus na te volgen die zei: “Vader, vergeef het hun, want ze
weten niet wat ze doen” (Luc. 23,34);
c) Om het voorbeeld van de heiligen na te volgen;
d) Uit eigenbelang: “Als jullie de mensen niet vergeven, zal je Vader
jullie overtredingen ook niet vergeven” (Mat. 6,15).
Onze vergeving moet zijn:
- ogenblikkelijk: “De zon mag over uw boosheid niet ondergaan”
(Ef. 4,26);
- spontaan: “Als je je offergave naar het altaar brengt, en je
herinnert je daar dat je broeder iets tegen je heeft… ga je eerst
verzoenen met je broeder” (Mat. 5,23-24);

446H. AUGUSTINUS, Serm. ad popul. 82, c.4: ML 38, 508; vgl. Summa Teologica II-II,
33, 2 sc.
278
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

- grenzeloos: “Als hij zevenmaal… tegen je komt zeggen ‘Ik heb


er spijt van’, dan moet je hem vergeven” (Luc. 17,4);
- oprecht: “Vergeef je broeder van harte” (Mat. 18,35);
- uit liefde tot God.
5. De bedroefden troosten. Dit betekent dat wij moeten delen in het lijden
van onze naaste: “Help elkaars lasten te dragen; op die manier zult u
de wet van Christus vervullen” (Gal. 6,2).
6. Het onrecht geduldig verdragen, “elkaar liefdevol verdragen” (Ef. 4,2).
“Leg u erop toe geduldig te zijn in het verdragen van andermans
gebreken, want gij hebt er ook vele die door anderen verdragen
moeten worden. Indien gij uzelf niet kunt maken zoals gij zoudt willen
zijn, hoe zult gij dan een ander kunnen hebben naar uw
welbehagen?”447
7. Voor de levenden en overledenen bidden. “Bid voor elkaar… Het vurig
gebed van een rechtvaardige bereikt veel” (Jak. 5,16).
2. De lichamelijke werken van barmhartigheid
1. De hongerigen spijzen. “Komt, gezegenden van mijn Vader… want Ik
had honger en jullie hebben Mij te eten gegeven” (Mat. 25,34-35).
“Hoe kunnen wij de hemel verdienen als wij geen voedsel geven aan
de hongerigen?” vroeg de heilige Martinus de Porres zich af448 en toen
hij de daad bij het woord had gevoegd, was hij “zo dolblij dat hij zei
dat er geen grotere vreugde was dan aan de armen en de behoeftigen
te geven”449.
2. De dorstigen laven. “Want als iemand je een beker water geeft omdat
jullie van Christus zijn, Ik verzeker jullie, zijn loon zal hem niet
ontgaan” (Mar. 9,41).

447 THOMAS A KEMPIS, Navolging van Christus, XVI, 2.


448 Getuigenis van Juan Vásquez de Parra, uit: JOSÉ ANTONIO DEL BUSTO
DUTHUTBURU, SanMartín de Porres, Pontificia Universidad Católica del Perú, 1992,
p. 294.
449 Getuigenis van pater Fernando Aragonés, IDEM, p. 274.

279
CARLOS MIGUEL BUELA

3. De naakten kleden. “Komt, gezegenden van mijn Vader… want Ik


was naakt en jullie hebben Mij gekleed” (Mar. 25,34.36).
4. De zieken bezoeken. “Komt, gezegenden van mijn Vader… want Ik
was ziek en jullie hebben naar Mij bezocht” (Mat. 25,34.36).
5. De vreemdelingen herbergen. “Komt, gezegenden van mijn Vader…
want Ik was vreemdeling en jullie hebben Mij opgenomen” (Mat.
25,34-35). “Weest gastvrij jegens elkaar zonder morren” (1 Petr. 4,9).
“En vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder
het te weten engelen onthaald” (Heb. 13,2). “Alle gasten die aankomen
moeten worden ontvangen als Christus zelf.”450
6. De gevangenen bezoeken. “Denkt aan hen die gevangen zijn alsof u met
hen in de gevangenis zat” (Heb. 13,3). Dit werk van barmhartigheid
omvat alles wat wij doen voor onze broeders en zusters die vervolging
lijden, voor hen die moeten leven van een hongerloontje, voor hen die
gebukt gaan onder de terreur van criminelen, etc.
7. De doden begraven. Het stoffelijk overschot van een christen is iets
heiligs, want het lichaam is “een tempel van de Heilige Geest” (1 Kor.
6,19) geweest, en het zal in heerlijkheid verrijzen.451

4. KARAKTERISTIEKEN VAN DE CHRISTELIJKE LIEFDE

Wat zijn de kenmerken van de christelijke liefde die haar zo


schitterend maken? Liefde voor de armen, voor de zondaars, voor de
vijanden, want wij kunnen hen alleen maar liefhebben uit liefde tot
God, en niet uit eigenbelang of om wat voor een oppervlakkig motief
dan ook.
1. Liefde voor de armen
“Gelukkig degene die voor de arme zorgt! Als hij zelf in nood is,
brengt de Heer hem uitkomst” (Ps. 41,1).

450 H. BENEDICTUS, heilige Regel, LIII, 1.


451 Vgl. 1 Tes. 4, 13-18.
280
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

Christus wilde zichzelf identificeren met de armen: “Alles wat je


voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor
Mij gedaan” (Mat. 25,40).
Het is onze plicht om de armen genereus te helpen uit liefde tot
God. Dit betekent een serieuze plicht tot het geven van aalmoezen:
“Hoe kan de goddelijke liefde blijven in een mens die geld genoeg
heeft, en toch zijn hart sluit voor de nood van zijn broeder?” (1 Joh.
3,17). Als we absoluut niets met deze plicht doen, kunnen we de
eeuwige verdoemenis tegemoet zien: “Ga weg van Mij, vervloekten,
naar het eeuwige vuur… want Ik had honger en jullie hebben Mij niet
te eten gegeven” (Mat. 25,41-42). De heilige Schrift maant ons deze
plicht zowel actief als passief te onderhouden: “Keer geen enkele arme
de rug toe, dan zal God zijn aangezicht nooit van jou afkeren” (Tob.
4,7). “Een laaiend vuur wordt door water geblust en weldadigheid
verzoent de zonden” (Sir. 3,30). “Als u onverdeeld goed wilt zijn, ga
dan uw bezit verkopen en geef het aan de armen, en u zult een schat
hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen” (Mat. 19,21).
“Verkoop je bezit en geef aalmoezen” (Luc. 12,33). “Nodig als u een
feest aanricht, armen uit, gebrekkigen, kreupelen en blinden. Wat een
geluk voor u dat zij er niets tegenover kunnen stellen. Want het zal u
teruggegeven worden bij de opstanding van de rechtvaardigen” (Luc.
14,13-14). “Het is het brood van de hongerigen dat je oppot, de kleren
van de naakten die je in je kast houdt, de schoenen van de
ongeschoeiden die je voor de motten bewaart en het geld van de
armen dat je weggeborgen hebt.”452 Alle heiligen hebben veel van de
armen gehouden en zij sporen ons aan hen op te zoeken om hen te
helpen: “Vergeet nooit dat degene die de zieken en de armen dient en
bijstaat, voor Christus, onze Verlosser zorgt en Hem bijstaat” (H.
Camillus de Lellis). “Naar de armen, dochters, naar de armen; zoekt
altijd naar de armen!” (Maria Benita Arias, Argentijnse religieuze).453

452 H. BASILIUS, H. AMBROSIUS, H. THOMAS VAN AQUINO.


453 Geciteerd in: SANTIAGO M. USSHER, María Benita Arias, fundadora del
281
CARLOS MIGUEL BUELA

2. Liefde voor de zondaars


In een zondaar kunnen we onderscheiden: a) zijn menselijke natuur,
in zichzelf goed en onze naastenliefde waard, omdat hij geschapen is
door God, verlost is door Christus en geheiligd kan worden door de
Heilige Geest; b) de zonde die hem van de hemel vandaan houdt, hem
tot vijand van God maakt en die het voorwerp van onze haat zou
moeten zijn. Daarom moeten wij, wie de zondaar ook is, zelfs al is het
onze vader, moeder of een ander familielid, hun zonde haten, zoals
wij ook in het Evangelie lezen454. Hun zonde haten en verlangen naar
hun bekering: dat is echte liefde.
We moeten dus het kwaad met heilige haat bejegenen: “Van
halfslachtigheid heb ik een afkeer” (Ps. 119,113), “Ik haat ze zo veel ik
maar haten kan” (Ps. 139,22), om niet in de valkuil te vallen geen
onderscheid te maken tussen de zondaar en de zonde en vervolgens
uit liefde tot de zondaar ook de zonde te gaan beminnen, zoals we
tegenwoordig wel zien gebeuren. Maar aan de andere kant moeten we
dus de zondaar met heilige liefde tegemoet treden, we moeten
proberen het goede voor hen te doen, ervoor proberen te zorgen dat
ze gaan liefhebben wat wij liefhebben, dat ze zich gaan verheugen in
hetzelfde als waar wij ons in verheugen. Zo willen wij de Heer
navolgen die uit verlangen naar de bekering van de zondaars, met hen
at en dronk; tegelijk proberen we niet te zijn zoals de Farizeeërs die
“overtuigd zijn van hun eigen rechtvaardigheid en neerzien op alle
anderen” (Luc. 18,9). Voor een christen heeft elke persoon een bijna
oneindige waarde, omdat de enige Zoon van God, onze Heer Jezus
Christus, zichzelf tot losprijs voor de mensen heeft gemaakt en Hij
zijn Bloed heeft vergoten voor de redding van ieder van hen. Daarom
hebben de heiligen dat brandende apostolische verlangen in hun hart
gevoeld dat ook de heilige Paulus bewoog: “Graag wil ik voor u alles

Instituto de las Siervas de Jesús Sacramentado. Apuntes Biográficos, El Propagador


Cristiano, Buenos Aires 1938, p. 278.
454 Vgl. Luc. 14, 26.

282
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

offeren en mezelf erbij” (2 Kor. 12,15). “Geef mij zielen, neem al het
andere weg”455, “Slechts een ding is noodzakelijk: de zielen te redden!
De zielen te redden!”456 Daarom hebben de heiligen geweldige,
heroïsche dingen gedaan voor de bekering van de zondaars.
3. Liefde voor de vijanden
Wij worden niet gevraagd onze vijanden te beminnen omdat het onze
vijanden zijn, maar ondanks het feit dat zij onze vijanden zijn, net
zoals we ook niet gevraagd worden het kwade goed te noemen, dat
zou pervers zijn. We hoeven onze vijanden ook niet gevoelsmatig lief
te hebben, maar op een bovennatuurlijk manier. Degene die ons
kwetsen, kunnen na hun bekering zeker de hemelse glorie bereiken:
“Maar tegen jullie die luisteren, zeg Ik, hebt je vijanden lief, weest goed
voor wie je haten, zegent hen die je vervloeken en bidt voor degenen
die je smaden” (Luc. 6,27-28). Haat en alle gedachten aan wraak zijn
ons niet toegestaan, omdat wij diegenen die kwaad doen met geduld
moeten verdragen en hun beledigingen lijdzaam moeten ondergaan,
zolang hun boosheid tenminste niet tegen God zelf gericht is: “Het is
prijzenswaardig geduldig te blijven als we zelf onrecht lijden, maar
onrecht dat God aangedaan wordt, niet aan de kaak stellen, is
schandelijk.”457

455 “Da mihi animas, coetera tolle” (Gen. 14, 21), woorden van de koning van
Sodoma tot Abraham. H. Franciscus van Sales en H. Don Bosco hadden deze zin
als motto van hun priesterschap.
456 H. DON BOSCO, El Joven cristiano, II, art. 9º.
457 H. JOHANNES CHRYSOSTOMOS, Super Matt. I. c. nt 4; geciteerd door H.

THOMAS VAN AQUINO, Summa Teologica, II-II, 108,


1 ad 2.
283
CARLOS MIGUEL BUELA

5. ZONDEN DIE DIRECT TEGENGESTELD ZIJN AAN DE


NAASTENLIEFDE

1. Haat
“Wie zijn broeder haat, woont in duisternis” (1 Joh. 2,11). “Wees niet
haatdragend tegen uw broeder” (Lev. 19,17). “Ieder die zijn broeder
haat, is een moordenaar” (1 Joh. 3,15).
2. Afgunst
Dit is de zonde waardoor wij het goede van onze naaste beschouwen
als een kwaad voor onszelf, omdat we bang zijn dat de ander ons zal
overtreffen of zelfs maar zal evenaren. Wie afgunstig zijn “zullen het
koninkrijk van God niet erven” (Gal. 5,21).
3.Onenigheid
Bij onenigheid verschillen we zodanig van mening met een ander dat
het tweedracht veroorzaakt. God verafschuwt ieder die “ruzie
teweegbrengt onder broers” (Spr. 6,19).
4.Twist
Twist is een hevige woordenstrijd. Raak niet betrokken in
“woordentwisten die nergens toe dienen” (2 Tim. 2,14).
5.Aanstoot geven
Aanstoot geven bestaat erin iets te zeggen of te doen dat onze naaste
tot zonde brengt. “Wie één van deze… ten val brengt, kan beter met
een molensteen om zijn nek in het diepste van de zee gegooid
worden” (Mat. 18,6). “Degene die een ander tot zonde verleidt, maakt
een grotere fout dan degene die zondigt” (Origenes).
Nu wij gekeken hebben naar de naastenliefde in het algemeen,
zullen we verder gaan met de 7 geboden van Gods wet die betrekking
hebben op deze naastenliefde.

284
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

HET VIERDE GEBOD:


EER UW VADER EN UW MOEDER

“Volgens het vierde gebod heeft God gewild dat wij na Hem onze
ouders eerbiedigen en ook degenen die Hij, tot ons welzijn, met gezag
heeft bekleed.
De huwelijksgemeenschap steunt op de verbintenis en de
instemming van de echtgenoten. Het Huwelijk en het gezin zijn
gericht op het welzijn van de echtgenoten, op de voortplanting en op
de opvoeding van de kinderen.
‘Het menselijk en christelijk welzijn van de persoon en van de
gemeenschap hangt nauw samen met een gezond huwelijks- en
gezinsleven’ (GS 47 § 1).”458
Kinderen moeten hun ouders liefhebben: “Wat kun jij hun
teruggeven voor wat zij jou gegeven hebben?” (Sir. 7,28). Ze zijn
gevraagd hun ouders te respecteren: “Eer je vader met woord en
daad” (Sir. 3,8). Bovendien moeten kinderen hen gehoorzamen:
“Kinderen, gehoorzaamt je ouders in de Heer, zo hoort het” (Ef. 6,1),
zolang zij hun tenminste niet vragen iets zondigs te doen; in zo’n geval
“moet men God meer gehoorzamen dan de mensen” (Hand. 5,29).
Kinderen moeten hun ouders ook helpen als zij dat nodig hebben:
“Degene die zijn vader in de steek laat is gelijk aan een godslasteraar”
(Sir. 3,16).
Door dit gebod hebben ouders ook de plicht hun kinderen lief te
hebben, door lichamelijk en geestelijk voor hen te zorgen, voor zover
mogelijk een stabiele toekomst voor hun kinderen te verzekeren, door
mee te werken aan de ontwikkeling van het geestelijk leven van hun
kinderen. Daarnaast moeten ouders – als echtgenoten – elkaar
liefhebben, elkaar helpen en in vrede samenleven. Zij moeten
rechtvaardig zijn in het beheer van de goederen en in alles wat behoort

458 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2248-2251.


285
CARLOS MIGUEL BUELA

tot hun echtelijke verantwoordelijkheden en wederzijdse trouw.


Broers en zussen zijn gevraagd om in eenheid te leven en onderlinge
genegenheid, om elkaar te steunen en te helpen waar nodig.
Bovendien zijn we speciale liefde verschuldigd aan onze grootouders,
ooms en tantes, neven en nichten, etc.
Dit gebod houdt ook de plicht in voor werkgevers om welwillend
te zijn tegenover hun werknemers: zij moeten hen instrueren,
corrigeren, en hun een rechtvaardig salaris betalen. Van hun kant
moeten volgens dit gebod werknemers hun werkgevers respecteren,
gehoorzamen en loyaal zijn naar hen toe.
Omdat het hele systeem van het onderwijs een verlengstuk is van
het gezin, omvat het vierde gebod ook leerkrachten en leerlingen; het
vraagt van hen hun beroepsmatige verplichtingen goed te vervullen.
Tenslotte vraagt dit gebod van ons om ons vaderland lief te
hebben, het land van onze voorouders (we zeggen niet voor niets
vaderland). De deugd van het patriottisme vraagt van ons een
voorkeursliefde te hebben voor ons eigen land, respect en eerbied te
hebben voor zijn geschiedenis, tradities en plaats in de wereld-
geschiedenis, zijn wetten te gehoorzamen, en het te verdedigen tegen
binnen- en buitenlandse vijanden. Als een persoon het land dat hij ziet,
niet liefheeft, hoe zal hij dan het hemelse thuisland liefhebben dat hij
niet ziet? Jezus zelf weende om zijn land.
“Het openbaar gezag is verplicht de fundamentele rechten van de
menselijke persoon te eerbiedigen en de voorwaarden tot uitoefening
van de vrijheid te waarborgen.
Het is de plicht van de burgers mee te werken met de burgerlijke
overheid aan de opbouw van de samenleving in een geest van
waarheid, rechtvaardigheid, solidariteit en vrijheid.
De burger is in geweten verplicht de voorschriften van de
burgerlijke overheid niet te onderhouden, wanneer deze ingaan tegen

286
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

de eisen van de morele orde. ‘Men moet meer God gehoorzamen dan
de mensen’ (Hand. 5,29).
Iedere samenleving baseert haar oordelen en gedragslijn op een
visie op de mens en zijn bestemming. Zonder het licht dat het
Evangelie werpt op God en de mens, lopen de menselijke samen-
levingen vlug het gevaar totalitair te worden.”459

HET VIJFDE GEBOD:


GIJ ZULT NIET DODEN

Wat dit gebod ons vraagt te doen is ons eigen leven te beschermen.
Het gebiedt ons om geen zelfmoord te plegen, onszelf niet te
verminken, de zorg voor het menselijk welzijn niet te verwaarlozen,
om geen aanstoot te geven dat anderen tot zonde kan brengen, om
niet aan drugs verslaafd te zijn, niet overmatig te zijn in eten, drinken,
roken of medicijngebruik, om niet met teveel alcohol op achter het
stuur te kruipen, om niet te hard te rijden, etc.460
Ook verbiedt het gebod ons om een andere persoon op een
onrechtmatige wijze te doden door moord, foeticide (abortus),
genocide, euthanasie, etc. Maar wij moeten ook weten dat “het verbod
om te doden niet in gaat tegen het recht om een onrechtmatige
aanvaller buiten gevecht te stellen. Wettige zelfverdediging is een
ernstige verplichting voor wie verantwoordelijk is voor andermans
leven of voor het algemeen welzijn.”461
Duels zijn ook verboden, omdat zij die duelleren de bedoeling
hebben te doden of te sterven, ernstig te verwonden of ernstig
verwond te worden. Kaping en gijzeling zijn moreel ook niet te
rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor terrorisme, dat in feite moorden

459 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2254-2257.


460 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2290.
461 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2321.

287
CARLOS MIGUEL BUELA

zonder onderscheid betekent. Martelingen, amputaties, mutilaties, of


vrijwillige sterilisatie (behalve als het medisch gezien echt noodzakelijk
is) gaan ook tegen de morele wet in.
Dit gebod herinnert ons aan onze plicht om ons in te zetten voor
de vrede en oorlog te voorkomen. “Het vijfde gebod verbiedt de
opzettelijke vernietiging van het menselijk leven. Omwille van de
rampen en de ongerechtigheden die elke oorlog met zich meebrengt,
vraagt de kerk met aandrang aan iedereen te bidden en zich in te
zetten, opdat God in zijn goedheid ons moge bevrijden van de oude
slavernij van de oorlog. Alle burgers en alle bestuurders moeten zich
inspannen om oorlogen te vermijden.
Maar ‘zolang het oorlogsgevaar nog zal bestaan en er nog geen
internationale autoriteit is met eigen competentie en passende
uitrusting, zal men de regeringen het recht niet kunnen ontzeggen om
zich wettig te verdedigen, indien alle mogelijkheden van vreedzame
onderhandelingen zijn uitgeput’”462
De wapenwedloop, de groeiende hoeveelheid wapens (vooral
massavernietigingswapens, zoals atoombommen, biologische of
chemische wapens), de productie van en handel in zulke wapens, etc.
bedreigen allemaal de rechtvaardige vrede. Ook geldt: “De
onrechtvaardigheden, de overdreven ongelijkheid op economisch of
sociaal vlak, de afgunst, de achterdocht en de hoogmoed die zowel
tussen mensen als tussen volkeren bestaan, vormen een voortdurende
bedreiging voor de vrede en zijn oorzaak van oorlogen. Alles wat
ondernomen wordt om deze wanorde te overwinnen draagt bij tot het
stichten van vrede en het vermijden van oorlogen:
Voor zover de mensen zondaars zijn, dreigt het gevaar van oorlog;
dit zal zo zijn tot aan de komst van Christus; maar voor zover zij, in
liefde verbonden, de zonde overwinnen, wordt ook het geweld
overwonnen, totdat het woord wordt vervuld: ‘Dan smeden zij hun

462 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2307-2308.


288
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

zwaarden om tot ploegscharen, en hun lansen tot sikkels; geen volk


trekt zijn zwaard meer tegen een ander, en niemand oefent zich voor
de strijd’(Jes. 2,4).”463

HET ZESDE GEBOD:


GIJ ZULT GEEN ECHTBREUK PLEGEN

Door dit gebod worden wij opgeroepen zuiver te zijn in gedachten,


woorden en daden. De deugd van de zuiverheid, die voorgeschreven
wordt door dit gebod, is een van de mooiste en meest delicate. De
heilige Augustinus gaf een drievoudig advies om deze deugd goed te
beoefenen: 1) bidden, de Sacramenten vaak ontvangen – vooral die
van de Biecht en de Communie – en een grote devotie hebben tot de
Maagd Maria; 2) wegvluchten van de gelegenheden tot zonde tegen de
zuiverheid en verleidingen duizend en één keer weerstaan; en 3) het
lichaam versterven en het zo te leren aan de ziel te gehoorzamen.
De heilige Paulus schetst verschillende redenen waarom wij de
zuiverheid van ons lichaam moeten bewaren: omdat het lichaam “is
voor de Heer…[Hij] zal ook ons laten opstaan door zijn kracht”;
omdat onze lichamen “lichaamsdelen van Christus” zijn; omdat zij
“tempel[s] van de Heilige Geest” zijn; omdat onze lichamen niet aan
ons toebehoren, daar wij “gekocht zijn en de prijs betaald is” en omdat
wij God moeten “eren in [ons lichaam]” (1 Kor. 6,12-20).
God heeft de mens geschapen als man en vrouw, en Hij gaf ieder
van hen een seksuele identiteit die elkaar aanvullen, die complementair
zijn. Bovendien maakte God het hebben van seksuele gemeenschap
tot iets plezierigs, zodat man en vrouw het leven zouden doorgeven.
Het zoeken van dit seksuele genot ofwel alleen, of met een andere
persoon buiten het Huwelijk, of zelfs in het Huwelijk terwijl

463 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2317.


289
CARLOS MIGUEL BUELA

kunstmatig de overdracht van het leven wordt belemmerd, is een


ernstige zonde.
Iemand begaat niet alleen zonde door slechte daden, maar ook
door toe te geven aan slechte gedachten of verlangens, door blikken,
aanrakingen, lectuur, schunnige liedjes, slechte gesprekken,
pornografische films, etc.
Wij moeten in aanmerking nemen dat “‘de liefde de fundamentele
en natuurlijke roeping is van ieder menselijk wezen’.464
Door de mens als man en vrouw te scheppen, schenkt God
gelijkelijk aan beiden hun persoonlijke waardigheid. Het is de opdracht
van elk van beiden, man en vrouw, zijn of haar geslachtelijke identiteit
te erkennen en te aanvaarden.
Christus is het voorbeeld van de kuisheid. Elke gedoopte heeft als
roeping kuis te leven, elk volgens zijn eigen levensstaat.
Kuis leven betekent dat men zijn seksualiteit integreert in zijn
persoon. Dit houdt het verwerven van zelfbeheersing in.
Onder de zware zonden tegen de kuisheid moet men noemen:
masturbatie, ontucht, pornografie en homoseksuele handelingen.
Het huwelijksverbond dat de echtgenoten vrij hebben gesloten,
houdt een trouwe liefde in. Het legt hun de verplichting op, de onver-
breekbaarheid van hun Huwelijk te behoeden.
De vruchtbaarheid is een goed, een gave, een huwelijksdoel.
Doordat zij het leven doorgeven, delen de echtgenoten in het
vaderschap van God.
Geboorteregeling is één van de domeinen van het verantwoord
vader- en moederschap. De rechtmatigheid van bedoelingen bij de
echtgenoten rechtvaardigt niet het aanwenden van middelen, die
moreel ontoelaatbaar zijn (bijvoorbeeld directe sterilisatie of
contraceptie).

464 Familiaris Consortio, 81


290
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

Overspel en echtscheiding, polygamie en het vrij samenwonen zijn


zware inbreuken op de waardigheid van het huwelijk.”465

HET ZEVENDE GEBOD:


GIJ ZULT NIET STELEN

Volgens dit gebod zijn wij verplicht iedere persoon te geven wat hem
rechtmatig toebehoort. Als iemand een onrecht begaat door iets weg
te nemen wat aan een ander toebehoort, is hij of zij verplicht het terug
te geven, zodat die ander niet hoeft te missen wat hem of haar
rechtmatig toebehoort. Iedereen heeft het recht van zijn eigen
persoonlijke dingen gebruik te maken, maar zonder zijn sociale
plichten te vergeten.
De volgende dingen zijn verboden:
- diefstal of beroving: iets wegnemen dat aan een ander toebehoort;
- gestolen dingen kopen;
- fraude of bedrog plegen in zaken, afmetingen, prijzen, kwaliteit,
aantal, maten, etc.;
- voor werknemers: een vol salaris vorderen als zij hun werk niet
afgemaakt hebben;
- voor een werkgever: zich onthouden van het betalen van een
rechtvaardig loon aan zijn werknemers. Dit is een zonde die tot de
hemel schreit en tot de oren van de Heer der heerscharen doordringt
(vgl. Jak. 5,1-4);
- woekerwinst: “want degene die woekerwinst begaat, begaat
moord”466;
- schulden niet betalen;

465KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2392-2400.


466ROMEINS CATECHISMUS, III, VII, 11; De Catechismus citeert hier een
uitspraak van Cato de Oude, opgetekend door Cicero, boek 2 van De Officiis, XXV.
291
CARLOS MIGUEL BUELA

- hamsteren: “Wie het koren achterhoudt wordt door het volk


verwenst” (Spr. 11,26).
De Catechismus van de Katholieke Kerk geeft ons deze
samenvatting467:
‘Gij zult niet stelen’ (Ex. 20,15; Deut. 5,19). ‘Dieven, uitbuiters (...)
oplichters zullen het koninkrijk Gods niet erven’ (1 Kor. 6,10).
Het zevende gebod schrijft voor de rechtvaardigheid en de
naastenliefde te beoefenen bij het beheren van de aardse goederen en
de vruchten van de menselijke arbeid.
De goederen van de schepping zijn bestemd voor de hele
mensheid. Het recht op privé-bezit heft de universele bestemming van
de aardse goederen niet op.
Het zevende gebod verbiedt diefstal. Diefstal is het wederrechtelijk
in bezit nemen van andermans goed tegen de redelijke wil van de
eigenaar.
Elke vorm van onrechtmatig vervreemden of gebruiken van
andermans goed is in strijd met het zevende gebod. De
onrechtvaardigheid die men begaat, vraagt om schadevergoeding. De
ruilrechtvaardigheid vraagt dat men de tegenwaarde van het gestolene
vergoedt.
De zedenwet verbiedt praktijken die met het oog op baatzuchtige
of totalitaire doeleinden, mensen tot slaven maken, hen kopen of
verkopen of hen omruilen als koopwaar.
De heerschappij, die de Schepper aan de mensen heeft gegeven
over de minerale, plantaardige en dierlijke hulpbronnen van de wereld,
mag men niet los zien van de eerbied voor de morele plichten van de
mens, met inbegrip van de verplichtingen ten opzichte van de
toekomstige generaties.

467 Vlg. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2450-2463.

292
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

De dieren zijn toevertrouwd aan de mens, die hen met


welwillendheid moet behandelen. De mens mag de dieren gebruiken
om op rechtmatige wijze in zijn behoeften te voorzien.
De Kerk spreekt een moreel oordeel uit in economische en sociale
aangelegenheden, wanneer de fundamentele rechten van de persoon
of het heil van de zielen dit vragen. Ze draagt zorg voor het tijdelijk
algemeen welzijn van de mensen, omdat dit gericht is op het hoogste
goed, ons uiteindelijk doel.
De mens is zelf de bewerker, de spil en het doel van elke
economische en sociale activiteit. Het beslissende punt in het sociale
vraagstuk is, dat de goederen die door God voor allen geschapen zijn,
werkelijk aan allen ten goede komen volgens de regels van de
rechtvaardigheid en met behulp van de naastenliefde.
De oerwaarde van de arbeid berust op de mens zelf, die er de
bewerker en begunstigde van is. Door zijn arbeid werkt de mens mee
aan het scheppingswerk. In vereniging met Christus kan de arbeid
verlossende waarde krijgen.
Het ware ontwikkelingswerk is de ontwikkeling van de hele mens.
Ieder mens moet de kans krijgen zijn vermogen om te beantwoorden
aan zijn roeping te ontplooien, d.w.z. aan de uitnodiging van God.
(vgl. CA 29).
De armen te hulp komen is een bewijs van ware christelijke
broederliefde: het is tevens een daad van rechtvaardigheid die God
welgevallig is.
Hoe kunnen wij niet in de vele mensen die geen brood, geen huis,
geen verblijfplaats hebben, de arme Lazarus, de uitgehongerde
bedelaar uit Jezus’ parabel herkennen? (vgl. Luc. 17,19-31) Hoe
kunnen we doof blijven voor Jezus’ boodschap: ‘Wat gij niet voor één
van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan’
(Mat. 25,45)?

293
CARLOS MIGUEL BUELA

HET ACHTSTE GEBOD:


GIJ ZULT TEGEN UW NAASTE NIET VALS
GETUIGEN

Alle christenen moeten “de waarheid spreken in liefde” (Ef. 4,15).


“Daarom, doe de leugen weg; iedereen moet tegen zijn naaste de
waarheid spreken, want wij zijn elkaars ledematen” (Ef. 4,25).
De volgende dingen zijn verboden:
- liegen: “Blijf ver van kwade zaken” (Ex. 23,7);
- veinzerij: een leugen met de bedoeling iemand een onjuist oordeel
te laten vormen;
- hypocrisie: de zonde van de Farizeeërs. Tussen twee kwaden “is
het minder erg om openlijk te zondigen dan heiligheid te veinzen”468,
omdat een geveinsde goedheid niet alleen maar een leugen is, maar
zelfs een dubbele zonde: “gebrek aan heiligheid, en veinzerij ervan”.469
- kwaadspreken: een persoon die afwezig is in diskrediet brengen;
- laster: iemand veroordelen voor een verkeerde daad die hij niet
begaan heeft;
- lichtvaardig oordeel: wanneer men zonder voldoende reden
aanneemt dat een medemens in staat van zonde is of slechte
bedoelingen heeft;
- roddel: verdeeldheid zaaien tussen vrienden;
- vals getuigenis: iets onwaars bevestigen of iets waars ontkennen;
- spot: iemand belachelijk maken in het bijzijn van anderen;
- schelden;
- een geheim schenden.

468 H. HIËRONIMUS, In Glossa Isaias, 16, 16.


469 H. THOMAS VAN AQUINO, Summa Theologica, II-II, 111, 1.
294
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

Hier volgt een overzicht van wat door het achtste gebod wordt
gevraagd:
“‘Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen’ (Ex. 20,16).
Christus’ leerlingen ‘hebben zich bekleed met de nieuwe mens, die
naar Gods beeld geschapen is in ware gerechtigheid en heiligheid’ (Ef.
4,24).
De deugd van waarheid of de waarachtigheid houdt in dat men
zich in zijn daden en woorden overeenkomstig de waarheid gedraagt
en zich hoedt voor dubbelhartigheid, veinzerij of schijnheiligheid.
De christen ‘moet zich niet schamen van onze Heer te getuigen’ (2
Tim. 1,8) in woord en daad. Het martelaarschap is het hoogste
getuigenis dat men kan afleggen van de waarheid van het geloof.
De eerbied voor de goede naam en voor het aanzien van een
persoon verbiedt elke houding of elk woord van kwaadsprekerij of
laster.
Liegen is onwaarheden vertellen met de bedoeling de medemens
op een dwaalspoor te brengen.
Een fout die men begaat tegen de waarheid, moet goedgemaakt
worden.
De gulden regel helpt ons, in concrete situaties, in te zien of het al
of niet verantwoord is de waarheid mee te delen aan wie erom vraagt.
‘Het biechtgeheim is onschendbaar’ (CIC, can. 983 § 1). Het
beroepsgeheim moet bewaard worden. Vertrouwelijke mededelingen
die nadelig zijn voor derden, mag men niet doorvertellen.
De samenleving heeft recht op informatie, gebaseerd op waarheid,
vrijheid en rechtvaardigheid. Men moet zich een zekere matiging en
tucht opleggen in het gebruik van de sociale communicatiemiddelen.
De kunst en vooral de gewijde kunst ‘zijn krachtens hun aard erop
gericht de oneindige schoonheid van God in menselijke werken
enigszins tot uitdrukking te brengen; en zij zijn temeer aan God en de

295
CARLOS MIGUEL BUELA

vermeerdering van zijn lof en eer gewijd, wanneer zij geen andere
doelstelling hebben dan deze: door haar werken er zoveel mogelijk toe
bij te dragen, dat de harten van de mensen zich vroom tot God keren’
(SC 122).”470

HET NEGENDE GEBOD:


GIJ ZULT GEEN ONKUISHEID BEGEREN

Begeerlijkheid kan worden gedefinieerd als iedere beweging van het


zinnelijk streefvermogen die ingaat tegen de werking van de
menselijke rede.
De heilige Johannes onderscheidt drie soorten:
- begeerlijkheid van het vlees
- begeerlijkheid van de ogen
- de hovaardij van het leven
Het negende gebod verbiedt de begeerlijkheid van het vlees en van
de ogen, omdat “ieder die begerig naar een vrouw kijkt, in zijn hart al
echtbreuk met haar heeft gepleegd” (vgl. Mat. 5,28). De begeerlijkheid
van de ogen, samen met de hovaardij van het leven, zijn ook van
toepassing op het tiende gebod, dat is de reden waarom zij historisch
gezien als een eenheid worden gezien.
Omdat de mens een wezen is dat is samengesteld uit lichaam en
geest, bestaat er in hem een strijd tussen de strevingen van de geest en
de strevingen van het vlees. Maar in feite behoort deze strijd tot het
erfgoed van de zonde.
Laten wij nu gaan kijken naar enkele middelen om dit ongeordend
verlangen, deze begeerte in ons menselijk zijn te bestrijden:

470 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2504-2513.


296
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

1. De loutering van het hart:


“Want uit het hart komen slechte gedachten, moord, overspel,
ontucht…” (Mat. 15,19). De strijd tegen de begeerlijkheid verloopt via
de loutering van het hart. Als wij in deze strijd willen overwinnen,
moeten wij “zuiver van hart” zijn. Op deze manier zullen wij ons
verstand en onze wil op de eisen van Gods heiligheid afstemmen.
Bovendien hebben wij de belofte dat wij God zullen zien van
aangezicht tot aangezicht, zoals onze Heer Jezus Christus duidelijk
zegt in de zesde zaligspreking: “Zalig die zuiver van hart zijn, want zij
zullen God zien” (Mat. 5,8).
2. De strijd om de zuiverheid:
- door middel van de deugd en de gave van de kuisheid, die ons in
staat stelt oprecht te beminnen; zij geeft ons een grote geestelijke
vruchtbaarheid, en maakt ons helemaal vrij om ons op God te richten;
- door de zuiverheid van onze intentie, die bestaat in het zoeken
van de wil van God in alles;
- door inwendige en uitwendige zuiverheid van onze blik: “De blik
wekt de begeerte van de dwaas op” (Wijsh. 15,5);
- door gebed: “zonder de genade van God is het onmogelijk om
geheel over onze begeerlijkheid te zegevieren; en deze genade van
God is onfeilbaar beloofd aan het gebed, bekleed met de
noodzakelijke voorwaarden.”471
“De Blijde Boodschap van Christus hernieuwt voortdurend het
leven en de cultuur van de gevallen mens en bestrijdt en verwijdert het
kwaad en de dwalingen, die het gevolg zijn van de steeds dreigende
verleiding van de zonde. Ze houdt niet op het zedelijk leven van de
volken te zuiveren en te verheffen. Met hemelse rijkdom bevrucht ze
van binnen uit de geestelijke kwaliteiten en de bijzondere gaven van

471 A. ROYO MARIN, O.P., Theologia de la Perfección Christiana, B.A.C., Madrid 1968,
p. 330.
297
CARLOS MIGUEL BUELA

ieder volk en iedere tijd, versterkt en vervolmaakt deze en herstelt ze


in Christus.”472
“Het negende gebod waarschuwt de mens voor de verlangens of
de begeerlijkheid van het vlees.” 473
De zuiverheid van hart zal ons in staat stellen God te zien; nu al
geeft zij ons de mogelijkheid alles te zien in het licht van God. De
zuiverheid van hart is onmogelijk zonder gebed, de beoefening van de
kuisheid, zuiverheid van intentie en van onze blik. De zuiverheid van
het hart veronderstelt eerbaarheid, wat inhoudt geduld, zedigheid en
discretie. De eerbaarheid beschermt de intimiteit van de mens.

HET TIENDE GEBOD:


GIJ ZULT NIET ONRECHTVAARDIG BEGEREN,
WAT UW NAASTE TOEBEHOORT

Dit gebod vult het negende gebod aan, dat handelt over de
begeerlijkheid van het vlees. Deze twee geboden vormen een
samenvatting van alle voorschriften van de Wet.
Het tiende gebod verbiedt het begeren van de goederen van
anderen, met grotere nadruk op de bedoeling van iemand. Deze
gulzigheid vindt zijn oorsprong in de afgodendienst, die in de eerste
drie voorschriften van de Wet verboden wordt.
Het zinnelijk streefvermogen zet ons ertoe aan te verlangen naar
aangename dingen die wij niet bezitten. Deze dingen kunnen in
zichzelf goed zijn (bijvoorbeeld, eten als wij honger hebben). Maar
deze verlangens houden vaak geen redelijke maat aan, en zo zetten zij
er ons toe aan om op een ongeordende wijze datgene te verlangen wat
ons niet toebehoort.

472 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Gaudium et Spes, 58, 4.


473 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2529.

298
GIJ ZULT UW NAASTE BEMINNEN ALS UZELF

Dit gebod verbiedt ook de gierigheid en het buitensporige


verlangen om zich dingen toe te eigenen.
Afgunst is ook verboden door het laatste gebod. “Door de afgunst
van de duivel is de dood in de wereld gekomen” (Wijsh. 2,24). Om
deze reden moeten wij deze hoofdzonde uit ons hart bannen, die
slechts droefheid brengt bij het zien van andermans goed en een
onbeheerst verlangen om zich dat – desnoods onrechtmatig – toe te
eigenen.474
Jezus Christus vermaant zijn leerlingen om “zich los te maken van
alles” (Luc. 14,33) wat zij bezitten, “omwille van Hem en het
Evangelie.” (Mar. 8,35) Bovendien belooft Jezus het bezit van het
Koninkrijk aan allen die deze vermaning gehoorzamen. “Zalig die arm
van geest zijn, want hun behoort het koninkrijk der hemelen” (Mat.
5,3). Het is dan ook onze plicht om met de genade van boven te
strijden voor datgene wat God ons beloofd heeft aan goeds.
Als wij dus God willen bezitten en aanschouwen, moeten wij
afsterven aan onze begeerten en op deze manier de bekoringen van
genot, van macht en van bezit overwinnen.
“‘Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn’ (Mat. 6,21).
De gedoopte bestrijdt de afgunst door welwillendheid, nederigheid
en het vertrouwen op Gods voorzienigheid.
De gelovigen ‘hebben het vlees met zijn hartstochten en zijn
begeerten gekruisigd’ (Gal. 5,24); zij laten zich leiden door de Geest
en door zijn ingevingen.
Onthechting van de aardse goederen is noodzakelijk om binnen te
treden in het rijk der hemelen; ‘Zalig de armen van geest.’

474 Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2539.


299
CARLOS MIGUEL BUELA

De mens die leeft van verlangen zegt: ‘Ik wil God zien.’ De dorst
naar God zal gelest worden door het water, opborrelend tot eeuwig
leven. (vgl. Joh. 4,14).”475

“Zij die liefhebben calculeren niet, zij zoeken niet hun


eigen voordeel. Zij werken rustig en zonder berekening voor
hun broeders en zusters, en zij weten dat iedere persoon, wie
hij of zij ook mag zijn, oneindige waarde heeft. In Christus is
niemand minderwaardig en niemand superieur. Allen zijn
ledematen van hetzelfde lichaam, zoeken elkaars geluk en
willen een wereld opbouwen die iedereen omarmt. Door
attent te zijn en actief deel te nemen aan het sociale leven
laten wij onze naaste zien dat wij hem willen helpen zichzelf
te worden en het beste van zichzelf te geven, voor zijn eigen
persoonlijke bestwil en voor het welzijn van de hele
menselijke gemeenschap. Broederschap wint het dan van het
verlangen naar heersen en dienstbaarheid van de verleiding
naar macht. Beste jongeren, jullie hebben in jezelf de
buitengewone capaciteit een gave te zijn, liefde te geven en
solidariteit te tonen. De Heer wenst deze immense
vrijgevigheid te sterken die jullie hart bezielt. Ik nodig jullie
uit, te komen en uit de bron van leven die Christus is, te
putten, om zo iedere dag wegen te ontdekken van
dienstbaarheid aan jullie broeders en zusters midden in de
samenleving waarin jullie je verantwoordelijkheden als mens
en als gelovige op jullie nemen.”

H. Johannes Paulus II,


Ontmoeting met de Jongeren in Parijs,
21 Augustus 1997.

475 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2551, 2554-2557.


300
DEEL VIER
WAT WIJ MOETEN BIDDEN
CHRISTELIJK GEBED

“Gods hulp komt tot jullie door het gebed. Jullie


vereniging met Christus zal het geheim zijn van jullie
doeltreffendheid, en die wordt gesterkt door jullie gebed,
door jullie gesprek met God, en het verheffen van jullie hart
tot Hem.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van Newfoundland (Canada),
12 September 1984.
CARLOS MIGUEL BUELA

302
“Door het gebed zullen jullie Christus bezitten en in staat
zijn Hem aan anderen mee te delen. En dit is de grootste
bijdrage die jullie in je leven kunt leveren: Christus meedelen aan
de wereld…In alle omstandigheden van jullie leven, zullen jullie
merken dat Jezus met jullie is – Hij is dicht bij je in het gebed.
Het is het gebed dat vreugde brengt in jullie leven en jullie
helpt de hindernissen van het christelijk leven te overwinnen.
Denkt aan de woorden van de heilige Jakobus: ‘Als een van u
het moeilijk heeft, laat hem bidden.’”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van Wales en Engeland,
2 juni 1982.
HOOFDSTUK EEN
DE OPENBARING OVER HET GEBED

1. WAT IS GEBED?

Omdat God een zuivere en persoonlijke geest is (Vader, Zoon en


Heilige Geest) en wij een geestelijke en persoonlijke ziel hebben, kan
er een stroom van gedachten, affectie en woorden ontwikkeld worden
tussen God en ieder van ons. Dit is het gebed: de verheffing van de
geest en het hart tot God.
De heilige Theresia van het Kindje Jezus zei: “Voor mij is het
gebed een streven van het hart, het is een eenvoudige blik gericht naar
de hemel, het is een uitroep van dankbaarheid en liefde midden in de
beproeving zowel als in de vreugde.”476
De heilige Johannes Damascenus leerde: “Gebed is de verheffing
van de ziel tot God”477 en ook de “de smeekbede tot God om dat wat
we nodig hebben en goed voor ons is.”478
Jezus leerde herhaaldelijk dat het gebed echt noodzakelijk is voor
ons geestelijk leven: “Blijf waakzaam en bid” (Mat. 26,41); blijf bidden
en geef de moed niet op (vgl. Luc. 18,1); “Vraag, en jullie zal gegeven
worden” (Mat. 7,7). Daarom zei de heilige Alfonsus de Liguori:
“Iemand die bidt wordt zeker gered. Hij die dat niet doet, wordt zeker
verdoemd.”479

476 Manuscrit , 25r: Manuscrits autobiographiques, París 1992, p. 389-390.


477 De Fide I, 3, 24: ML 39, 1887.
478 Ibid.
479 Del gran medio de la oración, deel I, c. 1.
CARLOS MIGUEL BUELA

1. DE OPENBARING OVER HET GEBED IN HET OUDE


TESTAMENT

“God roept elke persoon onvermoeibaar op tot de mysterievolle


ontmoeting met Hem. De hele heilsgeschiedenis gaat vergezeld van
het gebed als een wederkerige oproep tussen God en de mens.
Het gebed van Abraham en Jakob wordt voorgesteld als een
gevecht van het geloof, in het vertrouwen op de trouw van God en in
de zekerheid van de overwinning zoals die beloofd is aan de
volharding.
Het gebed van Mozes is een antwoord op het initiatief van de
levende God ten bate van het heil van zijn volk. Het is een
voorafbeelding van het gebed als voorspraak van de ene middelaar,
Jezus Christus.
Het gebed van het Volk van God ontluikt in de schaduw van de
verblijfplaats van God, de ark van het verbond en de tempel, onder
leiding van de herders, met name koning David, en van de profeten.
De profeten roepen op tot de bekering van het hart. Ze zijn zoals
Elia vurig op zoek naar het gelaat van God en bemiddelen voor het
volk.
De psalmen vormen het meesterwerk van het gebed in het Oude
Testament. Zij tonen twee onafscheidelijke aspecten: het persoonlijke
en het gemeenschappelijke. Ze bestrijken het hele bereik van de
geschiedenis: ze roepen de reeds vervulde beloften van God in
herinnering én ze verwachten de komst van de Messias.
Christus heeft de psalmen gebeden en zij zijn in Hem in vervulling
gegaan; in die zin zijn zij een wezenlijk en blijvend bestanddeel van
het gebed van zijn kerk. Ze zijn aangepast aan de mensen in alle
situaties en tijden.”480

480 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2590-2597.


306
DE OPENBARING OVER HET GEBED

2. DE OPENBARING OVER HET GEBED IN DE VOLHEID


DER TIJDEN

“In het Nieuwe Testament ligt het volmaakte model van het gebed
vervat in het gebed van Jezus als de Zoon van God. Het gebed van
Jezus speelt zich vaak af in de eenzaamheid, in het verborgene en het
bevat een liefdevolle instemming met de wil van de Vader tot aan het
kruis toe alsmede een absoluut vertrouwen te worden verhoord.
In zijn onderricht leert Jezus zijn leerlingen te bidden met een
zuiver hart, een levend en volhardend geloof en een kinderlijke
vrijmoedigheid. Hij roept hen op tot waakzaamheid en nodigt hen uit
hun smeekbeden aan God aan te bieden in zijn naam. Jezus Christus
verhoort zelf de gebeden die tot Hem gericht worden.
Het gebed van de Maagd Maria, en wel in haar ‘fiat’ en haar
Magnificat, wordt gekenmerkt door het edelmoedig aanbieden van
haar hele wezen in het geloof.”481

2. VORMEN VAN GEBED

Wij bidden niet alleen als wij Gods om iets vragen, maar wij bidden
ook als:
- wij God aanbidden, Hem beminnen met ons hele hart en Hem
die hoogste verering geven die Hem alleen verschuldigd is;
- wij God prijzen, zijn wonderen verheerlijken en vieren, ons
daarin verheugen zoals de heilige Franciscus van Assisi gedaan heeft
in zijn “Zonnelied”. Martinus Fierro bewonderde de sterren en zei:
“En God heeft ze geschapen zodat ik mij in hen kan vertroosten”482;
- wij Hem danken voor alle ontvangen weldaden;
- wij een beroep doen op wat heilig is, zoals bij het zeggen van:
“Op grond van uw grote barmhartigheid, o mijn God, buig uw oor en

481 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2620-2622.


482 JOSÉ HERNÁNDEZ, Martín Fierro, deel I, lied IX, 1449-1450.
307
CARLOS MIGUEL BUELA

luister….” (Dan. 9,18) of “Door uw menswording, Heer, red uw


volk.”483
Er zijn verschillende manieren om iets aan God te vragen:
- als de bede rechtstreeks iets heel specifieks betreft;
- als de bede eenvoudig een feit voorstelt, bij voorbeeld: “Hij die
Gij liefhebt is ziek” (Joh. 11,3);
- als de bede iets onbepaalds betreft.
“De Heilige Geest, die de kerk onderricht en haar aan alles
herinnert wat Jezus heeft gezegd, voedt haar ook op tot een leven in
gebed: Hij inspireert haar tot steeds nieuwe uitdrukkingswijzen binnen
de blijvende basisvormen: zegening, smeekgebed, voorspraak,
dankzegging en lofprijzing.
Omdat God de mens zegent, kan deze op zijn beurt van harte Hem
zegenen die de bron is van elke zegening.
De vergeving, het zoeken van het koninkrijk, alsmede elke
waarachtige nood vormen het voorwerp van het smeekgebed.
Het gebed van voorspraak bestaat in een verzoek ten gunste van
een ander. Het kent geen grenzen en strekt zich zelfs uit tot de
vijanden.
Elke vreugde en elk verdriet, elke gebeurtenis en elke nood kunnen
het voorwerp vormen van de dankzegging, die deelneemt aan de
dankzegging van Christus en zo het hele leven moet vervullen: ‘Dankt
God voor alles’ (1 Tess. 5,18).
Het gebed van lofprijzing dat geheel en al belangeloos is, richt zich
tot God: het verheerlijkt Hem, niet alleen om wat Hij doet, maar méér
nog omdat HIJ IS.”484

483 ROMEINS MISSAAL, Litanie van alle heiligen.


484 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2644-2649.
308
DE OPENBARING OVER HET GEBED

3. WAT ZOUDEN WE MOETEN VRAGEN?

Wij moeten vooral vragen om dingen die nodig zijn voor onze eeuwige
verlossing: te leven en te volharden in genade tot het einde van ons
leven, niet in zonden te vallen ofwel ervan verlost te worden, en de
Sacramenten veelvuldig te kunnen ontvangen, kortom, alles wat
betrekking heeft op ons bovennatuurlijke leven. Vervolgens kunnen
en moeten wij om tijdelijke dingen vragen, maar alleen als die zijn tot
meerdere eer en glorie van God en tot redding van onze ziel, want
vaak worden deze tijdelijke zaken, zoals gezondheid, geld, comfort
etc., tot iets schadelijks voor ons. Dus ook al geeft God ons wat
noodzakelijk is voor onze eeuwige verlossing, omdat Hij “verlangt dat
alle mensen gered worden en tot de kennis van de Waarheid komen”
(1 Tim. 2,4), toch geeft God ons niet altijd de tijdelijke zaken waar wij
om vragen, omdat die soms schadelijk voor ons kunnen zijn – net
zoals een moeder geen vergif geeft aan haar kind, ook al vraagt deze
daarom.
God is barmhartig als Hij ons geeft waarom wij vragen, en Hij is
net zo rechtvaardig, goed en barmhartig als Hij ons niet geeft waarom
wij vragen. Hij is barmhartig in beide gevallen, omdat Hij doet wat
voor ons het beste is: “Wij weten dat voor wie God liefhebben, alles
zich ten goede keert” (Rom. 8,28).

4. AAN WIE ZOUDEN WE MOETEN VRAGEN?

Wij kunnen alleen aan God rechtstreeks iets vragen, zoals de psalm
zegt: “zijn gunst schenke God ons, zijn luister” (Ps. 84,12). Indirect
mogen wij bidden tot de engelen, de heiligen en speciaal tot de Maagd
Maria, opdat zij onze voorsprekers zijn bij God voor wat we vragen.

309
CARLOS MIGUEL BUELA

5. VOOR WIE ZOUDEN WE MOETEN BIDDEN?

Wij moeten niet alleen voor onszelf bidden, maar ook voor onze
naaste: “Bid voor elkaar, opdat u genezing vindt” (Jak. 5,16). Wij
moeten bijzonder bidden voor de zielen in het vagevuur.
Wij moeten zelfs bidden voor onze vijanden opdat zij zich mogen
bekeren. “Heb je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen” (Mat.
5,44).

6. HOE ZOUDEN WE MOETEN LUISTEREN?

Gebed is geen monoloog (waar slechts één persoon spreekt), maar een
dialoog (waar twee mensen spreken). Het is een dialoog tussen God
en ons; daarom moeten we niet alleen leren hoe tot God te spreken,
maar ook hoe naar Hem te luisteren.
Omdat God niet spreekt met woorden die we met onze oren
verstaan, maar eerder met woorden die we met ons verstand verstaan,
is het belangrijk dat wij de innerlijke stilte beoefenen. Wij luisteren niet
naar God met de oren van ons lichaam, maar veeleer met de oren van
de ziel door middel van de verschillende impulsen van de genade.
God, die heel intelligent en goed is, deelt zichzelf mee aan de ziel
door te geven wat deze verlangt, en wel zo, dat men uiteindelijk de wil
of het verlangen van God kan ontdekken.

310
HOOFDSTUK TWEE
DE TRADITIE VAN HET GEBED
“Het gebed laat zich niet herleiden tot de spontaan opborreling van
een inwendige aandrang: om te bidden moet men het willen. Evenmin
volstaat het om te weten wat de Schrift openbaart met betrekking tot
het gebed: men moet ook leren bidden. Welnu, door een levende
overlevering (de heilige Overlevering) leert de Heilige Geest in ‘de
gelovende en biddende kerk’ de kinderen van God bidden.”485

1. DE BRONNEN VAN HET GEBED

1. HET WOORD VAN GOD

“De kerk ‘spoort met aandrang en op bijzondere wijze alle christenen


aan (...) om door veelvuldige lezing van de heilige Schriften ‘de alles
overtreffende kennis van Jezus Christus’ (Fil. 3,8) te verwerven (…)
Zij moeten wel beseffen dat het lezen van de heilige Schrift vergezeld
moet gaan van gebed om een dialoog te doen ontstaan tussen God en
de mens; want ‘tot Hem spreken wij, wanneer wij bidden, Hem horen
wij, wanneer wij Gods woorden lezen.’(H. Ambrosius).”486
De heilige kerklerares Theresia van het Kindje Jezus schreef: “Het
zijn vooral de Evangelies die mij ondersteunen tijdens mijn uren van
gebed, want daarin vind ik alles wat nodig is voor mijn arme kleine
ziel. Ik ontdek daarin voortdurend nieuw licht, verborgen en
mysterievolle betekenissen.”487

2. HET LITURGISCH GEBED

Het liturgisch gebed is het gebed van de hele Kerk; van het Hoofd,
Christus, en van de ledematen, wijzelf.

485 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2650.


486 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2653.
487 Autobiografische manuscripten, A 83v.
CARLOS MIGUEL BUELA

Gebed is het handelen van Christus, aanwezig in de Kerk, die eer


geeft aan God, die zichzelf in het bijzonder tijdens het heilig Misoffer
offert, en de mensen heiligt, vooral door de Sacramenten. “Als iemand
doopt, is het Christus die doopt.”488 Christus is onder ons aanwezig
op verschillende wijzen, Hij spreekt tot ons door zijn Woord
(“Onbekendheid met de Schrift is onbekendheid met Christus”489), en
smeekt en zingt liederen met ons. “Want waar er twee of drie in Mijn
naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden” (Mat. 18,20). Wij kunnen
dus zeggen dat door de liturgie God volmaakt verheerlijkt wordt en
de mensen geheiligd worden.
Het liturgisch gebed is “het werk van Christus, de Priester, en van
Zijn Lichaam, de Kerk, een heilige handeling, dat door geen enkel
ander handelen van de Kerk in dezelfde mate in krachtdadigheid
geëvenaard wordt.”490 Daarom moeten wij volledig, bewust en actief
deelnemen aan de liturgie. Wij moeten de heilige riten begrijpen,
onszelf laten doordrenken van de geest van de verschillende tijden van
het liturgisch jaar, de rijkdommen kennen die in de katholieke liturgie
verborgen zijn, en haar verdedigen. In één woord, wij moeten de
liturgie waarderen en haar tot de eerste prioriteit van ons godsdienstig
leven maken.
Het liturgisch gebed – de heilige Mis, de Sacramenten, het
Getijdengebed, liturgische zang, etc. – is het gebed van de hele Kerk
die al op deze aarde deelneemt aan de hemelse liturgie: “Wij hebben
zo’n hogepriester, die gezeten is aan de rechterzijde van de troon van
de majesteit in de hemel” (Heb. 8,1). Het is door de liturgie dat de
Heilige Geest in zekere zin door de Kerk spreekt: “De Geest komt
onze zwakheid te hulp, want wij weten niet eens hoe wij behoren te
bidden” (Rom. 8,26). Bovendien geeft Christus zelf, de eeuwige
Hogepriester, zijn Kerk de verzekering dat zij zal worden gehoord:

488 H. AUGUSTINUS, In Ioannis Evangelium Tractatus 6, cap. 1, nº 7.


489 H. HIËRONIMUS, Comentarios a Isaías, Proloog: CCL 73, 1 (PL 24, 17).
490 TWEEDE VATICAANS CONCILIE, Sacrosanctum Concilium, 7.

312
DE TRADITIE VAN HET GEBED

“Wat jullie de Vader ook zullen vragen in mijn naam, Hij zal het jullie
geven.” (Joh. 16,23).

3. DE THEOLOGALE DEUGDEN 491

Men gaat het gebed in, zoals men de liturgie ingaat: door de nauwe
poort van het geloof. Via de tekens van de aanwezigheid van de Heer
zoeken en verlangen wij naar het gelaat van de Heer en willen wij zijn
woord horen en in ons bewaren.
De Heilige Geest, die ons de liturgie leert vieren in de verwachting
van de wederkomst van Christus, leert ons hoopvol te bidden: ‘Met
groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt en Hij sloeg acht op mij.
Hij heeft geluisterd naar mijn roepen’ (Ps. 40, 2).
‘De hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart
uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken.’ (Rom. 5,5)
Het gebed dat door het liturgische leven gevormd wordt, put al zijn
kracht uit de liefde, waarmee wij bemind worden in Christus en die
ons in staat stelt om eraan te beantwoorden door lief te hebben zoals
Hij ons heeft liefgehad. De liefde is bij uitstek de bron van het gebed;
wie daaruit put, bereikt de toppen van het gebed. In de woorden van
de pastoor van Ars:
‘Ik heb U lief, mijn God, en mijn enig verlangen is het U lief te
hebben tot de laatste zucht van mijn leven. Ik heb U lief, mijn oneindig
beminnelijke God, en ik zou liever sterven in liefde voor U dan leven
zonder U lief te hebben. Ik heb U lief, Heer, en de enige gunst die ik
van U vraag, is U voor altijd en eeuwig lief te hebben… Mijn God, als
mijn tong niet op alle ogenblikken kan zeggen dat ik U liefheb, dan
wil ik dat mijn hart het voor U herhaalt, net zo vaak als ik ademhaal.’

491 Vlg. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2656-2658.


313
CARLOS MIGUEL BUELA

2. DE WIJZE VAN BIDDEN

“Het gebed wordt vooral gericht tot de Vader, maar het wordt
eveneens tot Jezus gericht, in het bijzonder door het aanroepen van
zijn heilige Naam: ‘Heer Jezus Christus, Zoon van God, Heer heb
medelijden met ons, zondaars.’
‘Niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ tenzij door de Heilige
Geest’ (1 Kor. 12,3). De Kerk nodigt ons uit om de Heilige Geest aan
te roepen als de innerlijke Leraar van het christelijke gebed.
Uit hoofde van de unieke samenwerking van Maria met het
handelen van de Heilige Geest bidt de kerk graag in gemeenschap met
de Maagd Maria om met haar de wonderwerken te verheerlijken die
God in haar verricht heeft, en om haar smeekbeden en lofprijzingen
aan Maria toe te vertrouwen.”492

3. LEERMEESTERS EN PLAATSEN VAN GEBED

“In haar gebed verenigt de pelgrimerende kerk zich met het gebed van
de heiligen, wier voorspraak zij inroept.
De verschillende vormen van christelijke spiritualiteit hebben deel
aan de levende traditie van het gebed en zijn kostbare gidsen in het
geestelijke leven.
Het christelijke gezin is de eerste plaats waar men wordt opgevoed
in het gebed.
De gewijde bedienaars, de religieuzen, de catechese, de
gebedsgroepen en de ‘geestelijke begeleiding’ zorgen ervoor dat in de
kerk hulp geboden wordt bij het gebed.
De meest gunstige plaatsen voor het gebed zijn: de huiskapel voor
iemand persoonlijk of voor het gezin, de kloosters, de heiligdommen
van de bedevaarten, en met name de kerk, die voor de parochie-

492 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2680-2682.


314
DE TRADITIE VAN HET GEBED

gemeenschap de geëigende plaats is voor het liturgisch gebed en de


bevoorrechte plaats voor de Eucharistische aanbidding.”493

“De ware centra van de wereld en van de heils-


geschiedenis zijn niet de bedrijvige hoofdsteden van politiek
en economieën, van geld en wereldlijke macht. De
authentieke centra van de geschiedenis zijn de stille plaatsen
van gebed, waar mensen bij elkaar komen om te bidden. Op
deze plaatsen wordt de ontmoeting van deze wereld met de
hemelse wereld, van de pelgrimerende Kerk op aarde met de
eeuwige en zegevierende Kerk in de hemel op een bijzonder
intensieve wijze verricht. Op deze plaatsen van gebed,
gebeurt iets van grotere en meer beslissende waarde voor het
leven en de dood dan in de grote steden, waarvan men denkt
dat zij de hartslag zijn van de tijd en de centra van waaruit de
geschiedenis van de wereld wordt geschreven.”

H. Johannes Paulus II,


Toespraak in Kevelaer, Duitsland,
2 Mei 1987.

493 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2692-2696.


315
CARLOS MIGUEL BUELA

316
HOOFDSTUK DRIE
HET GEBEDSLEVEN

1. UITDRUKKINGEN VAN GEBED

Om ons te helpen begrijpen hoe noodzakelijk een gebedsleven voor


een christen is, verklaarde de heilige Gregorius van Nazianze dat “wij
aan God zelfs vaker moeten denken dan aan het ademhalen.”494
“De kerk nodigt de gelovigen uit tot een regelmatig gebed:
dagelijks terugkerende gebeden, getijdengebed, de Eucharistieviering
op zondag en feesten van het liturgisch jaar.
De christelijke traditie omvat drie hoofdvormen van gebedsleven:
het mondgebed, de meditatie en het inwendig gebed. Als
gemeenschappelijk punt hebben zij de inkeer van het hart.”495

2. GRADEN IN HET GEBED

De voortgang in het gebed gaat samen met de vooruitgang van de ziel


langs de weg van de heiligheid. Heiligheid bestaat uit de vereniging
van de ziel met God door middel van de liefde. Gebed is de vrucht
die ontspringt aan de liefde voor God. Hoe meer je bemint, des te
meer je bidt.
Het christelijke leven, zoals elk leven, zoekt tot ontplooiing te
komen. Het zaad van het eeuwige leven – genade, deugden en gaven
–, door het Doopsel in onze ziel gelegd, draagt in zichzelf een kracht
tot groei die pas ophoudt als zij bloeit in de volheid van de glorie,
namelijk in de hemel. Daarom is de genade een voorproefje op het
eeuwige leven; het is het eeuwige leven dat al begonnen is. Het leven
van heiligheid, dat door het Doopsel geboren wordt en zijn
hoogtepunt in de hemel bereikt, kent verschillende graden naar gelang

494 Oratio 27 (theologica 1), 4: SC 250, 78 (PG: 36, 16).


495 KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2720-2721.
CARLOS MIGUEL BUELA

de intensiteit van de liefde voor God. Omdat deze intensiteit van


liefde zich voornamelijk in het gebed manifesteert – degene die
liefheeft wil in gesprek zijn met de geliefde –, kunnen wij de
deugdelijkheid van een persoon kennen als wij de graad van zijn
gebedsleven kennen.
Het christelijke leven is in wezen één – omdat de genade één is, die
de essentie is van het christelijke leven. Het christelijke leven heeft
echter twee fundamentele fasen. In de eerste fase speelt het door het
geloof verlichte verstand de belangrijkste rol. Deze fase wordt
ascetisch genoemd, omdat de mens hierin een actieve inspanning doet
om de volmaaktheid en de beoefening van de bovennatuurlijke
deugden te bereiken (hoewel de gaven van de Heilige Geest ook actief
zijn in deze fase). In de tweede fase, de mystieke genoemd, speelt de
Heilige Geest de voornaamste rol door middel van zijn zeven gaven.
In deze fase heeft de mens een meer passieve rol, met andere
woorden: de mens staat God toe in zijn ziel te werken. In beide fasen
kan de mens – met de hulp van de genade – werkelijk bovennatuurlijk
handelen. In de eerste fase zijn deze handelingen nog menselijk,
onvolmaakt. In de tweede fase zijn ze goddelijk, volmaakt.
Even een voorbeeld om te verhelderen wat wij bedoelen: stel je
onze zielen voor als harpen met veel snaren die de bovennatuurlijke
deugden voorstellen. Als wij de snaren zelf aanslaan, zijn wij in de
overwegend ascetische fase. Als de snaren door de Heilige Geest
aangeslagen worden, zijn wij in de overwegend mystieke fase.
We zullen deze twee fasen nader bekijken, met de verschillende
graden van gebed die erbij horen.

1.DE OVERWEGEND ASCETISCHE FASE

EERSTE GRAAD: HET MONDGEBED


Het mondgebed is het gebed dat door woorden wordt uitgedrukt,
uitgesproken met aandacht en Godsvrucht. “Als iemand er niet aan

318
HET GEBEDSLEVEN

denkt tot Wie hij zich richt, en wat hij vraagt, en wie het is die vraagt
en aan Wie hij het vraagt, ga ik er niet van uit dat hij überhaupt bidt,
ook al beweegt hij voortdurend zijn lippen.”496 Op een bepaalde
manier is alles gebed wat in de genade van God gedaan wordt, zoals
de heilige Paulus zei: “Of u dus eet of drinkt, of wat dan ook doet, doe
alles tot eer van God” (1 Kor. 10,31). Op deze manier moet gebed
aanhoudend, doorlopend, onafgebroken zijn: “Bid zonder ophouden”
(1 Tess. 5,17). “Zij moesten blijven bidden” (Luc. 18,1) en “op iedere
plaats” (1 Tim. 2,8).
De ordening van al onze activiteiten tot meerdere eer van God is
gebed in algemene zin. God vraagt ons ook te bidden op een meer
specifieke wijze. Dit gebed kan niet onophoudelijk zijn, omdat andere
verplichtingen onze aandacht opeisen. Het moet echter zo lang duren
als het geschikt en passend is om onze innerlijke ijver aan te wakkeren,
en niet langer dan dat. Als Jezus ons zegt dat wij onze binnenkamer
moeten binnengaan en “de deur sluiten en bidden… in het
verborgene” (Mat. 6,6), verbiedt Hij ons niet in het openbaar te
bidden. Wat Jezus niet wil, is dat wij bidden opdat de mensen ons
zouden gaan eren, in plaats van te bidden ter ere Gods. Jezus zegt ook:
“Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen,
want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen
worden” (Mat. 6,7); hiermee verbiedt Hij ons niet veel te bidden, maar
wel teveel te kletsen. De Heer gaf ons zelf een voorbeeld van langdurig
gebed toen Hij hele nachten in gebed doorbracht497. Want in de
meeste gevallen bestaat gebed “meer in zuchten dan in spreken, meer
in tranen dan in woorden”.498 Het is niet nodig om vaste formules te
gebruiken om tot God te spreken, maar het is passend om tot God te
spreken op een eenvoudige manier, zoals een kind met zijn vader
spreekt.

496 H. THERESIA VAN JEZUS, Moradas Primeras, I, 7.


497 Vgl. Luc. 6, 12.
498 H. AUGUSTINUS, Epístola 130, c. 10: ML 33, 502.

319
CARLOS MIGUEL BUELA

a) Als we wel vaste formules willen gebruiken, zijn de beste


hiervoor die de Kerk gebruikt: het Onze Vader499, het Weesgegroet500,
het Eer aan de Vader, de gebeden van de Mis, het kruisteken501, etc.
b) Andere gebeden die wij vaak kunnen bidden zijn:
1. Wees Gegroet Koningin
Wees gegroet, Koningin, Moeder van barmhartigheid, ons leven, onze vreugde en
onze hoop, wees gegroet. Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva. Tot u
smeken wij, zuchtend en wenend in dit dal van tranen. Daarom dan, onze
voorspreekster, sla op ons uw barmhartige ogen en toon ons, na deze ballingschap,
Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot. O goedertieren, o liefdevolle, o zoete
Maagd Maria.
2. Eer aan de Vader
Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
3. Het aanroepen van de Heilige Geest
Kom, Heilige Geest, vervul de harten van Uw gelovigen, en ontsteek in hen het
vuur van Uw liefde. Zend Uw Geest uit, en alles zal worden herschapen. En Gij
zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Laat ons bidden. God, Gij hebt de harten van Uw gelovigen door de verlichting
van de Heilige Geest onderwezen. Geef dat wij door dezelfde Heilige Geest de ware
wijsheid mogen bezitten, en ons altijd over Zijn vertroosting mogen verblijden. Door
Christus, onze Heer. Amen.
4. Oefening van Geloof
Mijn Heer en mijn God, ik geloof dat Gij zijt één God in drie Personen, de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest; dat God de Zoon voor ons is mens geworden en aan
het kruis gestorven; dat Gij het goede loont en het kwade straft. Ik geloof alles wat
Gij hebt geopenbaard, en door de heilige Kerk ons leert. Dat geloof ik vast, omdat

499 Zie pag. 20


500 Zie pag. 20
501 Zie pag. 20

320
HET GEBEDSLEVEN

Gij het hebt gezegd, die alles weet en altijd waarheid spreekt. Heer, vermeerder
mijn geloof!
5. Oefening van Hoop
Oneindig goede God, ik hoop, door de verdiensten van Jezus Christus, van U te
verkrijgen: de eeuwige zaligheid en alle genaden, die ik daarvoor nodig heb. Dat
hoop ik met een vast vertrouwen, omdat Gij het hebt beloofd, die almachtig zijt,
oneindig goed voor ons en getrouw in uw belofte. Heer, versterk mijn hoop!
6. Oefening van Liefde
God van liefde, ik bemin U boven alles en uit geheel mijn hart, omdat Gij oneindig
goed en oneindig beminnelijk zijt. Uit liefde tot U bemin ik ook alle mensen als
mijzelf. Heer, geef mij steeds meer liefde!
7. Oefening van Berouw
Heer mijn God, ik heb echt berouw. Ik betreur het dat ik kwaad heb gedaan en
het goede heb nagelaten. Door mijn zonden heb ik U beledigd die mijn hoogste goed
zijt, en alle liefde waardig. Het is mijn vaste voornemen mij, met de hulp van uw
genade, te bekeren, niet meer te zondigen en te vermijden wat tot zonde kan leiden.
Amen.
Ofwel:
Barmhartige God, ik heb spijt over mijn zonden, omdat ik Uw straffen heb
verdiend, maar vooral omdat ik U, mijn hoogste Goed en grootste Weldoener heb
beledigd. Ik verfoei al mijn zonden en ik beloof, met de hulp van uw genade, mijn
leven te beteren en niet meer te zondigen. Heer, wees mij zondaar genadig!
Ofwel:
Mijn Heer en mijn God, het is mij leed dat ik tegen uw opperste majesteit
misdaan heb. Ik verfoei al mijn zonden, niet alleen omdat ik uw straffen heb
verdiend, maar vooral omdat ze U mishagen, die oneindig volmaakt en alle liefde
waardig zijt. Ik maak het vaste voornemen mijn leven te beteren en de gelegenheden
tot zonde te vluchten. In dit berouw wil ik leven en sterven. Amen.

321
CARLOS MIGUEL BUELA

TWEEDE GRAAD: DE MEDITATIE


De meditatie bestaat uit het overwegen van een bepaalde waarheid van
ons geloof, ze dringt erin door, bemint haar en probeert haar toe te
passen. De overgrote meerderheid van wie in zonde leven, zijn in die
staat door een gebrek aan reflectie: “Het hele land ligt verwoest en
niemand maakt zich er zorgen over” (Jer. 12,11).
Meditatie is goed om te doen als je gered wil worden en absoluut
noodzakelijk voor wie heilig wil worden.
Het volgen van een methode bij de meditatie kan ons zeer helpen.
Net zoals de lijnen in een schrift ons helpen netjes te schrijven, helpen
deze verschillende methoden ons te leren hoe te mediteren op een
adequate en geordende wijze.
Wij kunnen aan meditatie denken als aan een gesprek: 1) er is een
inleidend deel; 2) wij spreken over het belangrijkste onderwerp van
het gesprek; 3) wij geven ons hart de ruimte om te spreken, om te
bedanken, etc.
1. Inleiding:
- Wij richten ons in aanbidding tot de aanwezige God.
- Wij zeggen Hem dat alles wat wij doen in deze tijd van gebed
voor zijn eer zal zijn, en niet voor die van ons.
- We maken ons een voorstelling van datgene waarover wij willen
mediteren.
- We vragen de Heer de genade die hoort bij de meditatie die wij
gaan doen.
2. Het middengedeelte van de meditatie:
- Wij brengen ons het onderwerp of thema waarvoor wij gekozen
hebben om over te mediteren voor de geest, samen met al haar
omstandigheden.
- Wij gebruiken dan ons verstand om te overwegen en te
reflecteren op elk van de aspecten van de waarheid waarover we
322
HET GEBEDSLEVEN

mediteren en wij blijven bij elk punt tot de ziel verzadigd is. Wij
moeten zoals een bij zijn op een bloem: wij onttrekken alle
bovennatuurlijke nectar aan de waarheden waarover wij mediteren;
niet zoals een vlinder, die oppervlakkig aan al deze waarheden proeft
en er snel aan voorbijgaat.
- Tenslotte moeten wij onze wil aanwenden om in te stemmen met
de waarheden waarover we gemediteerd hebben en om concrete
voornemens te maken. We mogen ons hart, vervuld van God, groter
laten maken door de liefde.
3. Slotgedeelte:
Dit is misschien het meest belangrijke moment van de meditatie:
de samenspraak of het gesprek. Soms kunnen wij meteen beginnen
met het gesprek, zonder door het middendeel van de meditatie te gaan.
De samenspraak kan gedaan worden met God de Vader, met Jezus
Christus, met de Allerheiligste Maagd, met een speciale heilige, met
hen allemaal, etc. “De samenspraak wordt gedaan door te spreken juist
zoals de ene vriend spreekt met de andere, of zoals een dienaar spreekt
met een meester, nu eens hem om een gunst te vragen, ofwel om zich
van een wandaad te beschuldigen, dan wel zijn aangelegenheden hem
bekend te maken, en hiervoor raad te vragen.”502 “Het is geen zaak
van veel denken, maar van veel liefhebben.”503
DERDE GRAAD: AFFECTIEF GEBED
In het affectieve gebed wordt meer belang gehecht aan de affecties
van de wil dan aan de overweging van het verstand. Het is een meer
eenvoudige meditatie en gericht op het hart.
Adviezen bij het beoefenen van dit gebed:
- Stop niet met overwegen tenzij je echt voelt dat er affectie
opkomt;

502 H. IGNATIUS VAN LOYOLA, Ejercicios Espirituales, 54.


503 H. THERESIA VAN JEZUS, Moradas Cuartas I, 7; vgl. Fundaciones 5, 2
323
CARLOS MIGUEL BUELA

- Forceer dit niet. Verdwijnt de affectie weer, keer dan terug naar
de overweging;
- Haast je niet van de ene affectie naar de andere;
- Probeer je affecties te vereenvoudigen zodat zij diepgang winnen;
- Denk eraan dat de affectie vooral in de wil huist en niet in het
gevoel.
VIERDE GRAAD: GEBED VAN EENVOUD
Dit soort gebed is een eenvoudige blik, is aandachtig of liefhebbend
kijken naar God of de dingen van God. Op een dag vroeg de Pastoor
van Ars aan een parochiaan, toen hij zag dat deze urenlang voor het
tabernakel zat, wat hij al die tijd deed. De parochiaan antwoordde
hem: “Ik kijk naar Hem en Hij kijkt naar mij.”504
Deze graad van gebed kan samengevat worden als een kijken en
beminnen.
Praktische adviezen:
- Loop niet zelf op de zaken vooruit om te proberen voortijdig bij
dit type van gebed uit te komen;
- Blijf niet in het meditatieve gebed als je je voelt aangetrokken tot
de liefhebbende blik tot God;
- Bereik deze aandacht voor God zonder je geweld aan te doen en
met mildheid, maar je moet wel strijden tegen verstrooiingen en
verwarring;
- Wees niet bang voor dorheid en droogte.
Wij hebben een bewijs dat het gebed dat wij verrichten God
aangenaam is als wij vooruitgang maken in alle deugden, vooral in de
liefde voor het kruis.

504F. TROCHU, El Santo Cura de Ars, San Juan Maria Vianney, ed. Palabra, c. VIII, p.
235; Vgl. KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK, 2715.
324
HET GEBEDSLEVEN

2. DE OVERWEGEND MYSTIEKE FASE

Alle gedoopte mensen zijn geroepen tot het mystieke gebed, omdat
“de Heilige Geest… ons gegeven is” (Rom. 5,5), samen met zijn zeven
gaven.
Net zoals Jezus ons roept tot een hoge graad van heiligheid –
“Wees volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is” (Mat. 5,48) – ,
zo roept Hij ons ook tot een hoge graad van gebed.
Mystiek gebed is absoluut normaal in het christelijke leven.
Het is geen buitengewoon charisma, zoals het verrichten van
wonderen of het profeteren, noch is het iets dat alleen maar
voorbehouden is aan religieuzen in het contemplatieve leven. Het is
de normale ontplooiing van het leven van genade dat wij allemaal
kunnen en zouden moeten proberen te bereiken. Het is een hoge fase
in hetzelfde bovennatuurlijke leven dat ons door het Doopsel
geschonken is. In deze fase kennen we het gebed als ingestorte
beschouwing. De Heilige Geest verleent de genade van dit gebed
wanneer en hoe Hij wil: “Het hangt dus niet af van de wil of de
inspanning van de mens, maar van Gods ontferming” (Rom. 9,16). Het
is echter wel aan ons om een goede dispositie te hebben die het ons
mogelijk maakt de Heilige Geest te laten handelen: door een groeiende
zuiverheid van onze intenties, eenvoud van geest, nederigheid van
hart, diepe verinnerlijking, beoefening van de deugden, volharding in
het gebed, kinderlijke devotie tot Maria en grote liefde voor het kruis.
De heilige Paulus van het Kruis zei: “Hoe bereidt een ziel zich voor
op het ingestorte gebed? Omdat het een gratis gave van God is, kan
men niet stellen dat de ziel er zo gezegd bij de haren naartoe gesleept
wordt. Alle zorg van de meester bestaat erin haar te verheffen tot
ingestort gebed door de trouwe beoefening van de deugd en ware
nederigheid van hart, van kennis van de eigen nietswaardigheid, van
verachting van zichzelf, van ware blinde gehoorzaamheid en het
verkrijgen van grote liefde voor deze deugd, wat het ook kost, van

325
CARLOS MIGUEL BUELA

ware en volmaakte verloochening van zijn eigen wil in alles, en van


persoonlijke versterving van zijn eigen neigingen, sympathieën en
antipathieën. Dit zijn de fundamentele deugden voor het geestelijke
bouwwerk en voor het verkrijgen van de gave van heilig gebed en
vereniging met God; anders bouwt men op zand.”505
CONTEMPLATIE: DE VOLGENDE GRADEN VAN GEBED
Waaruit bestaat de contemplatie? Laten wij het antwoord aan de
heiligen overlaten die het ervaren hebben:
- “Het is een zalige bewondering van de schitterende waarheid”506;
- “Het is een heilige dronkenschap die de ziel scheidt van de
vergankelijkheid van tijdelijke dingen”507; “Het is een vooruitlopen op
de zoete eeuwige vreugden”508;
- Het “betreft de eenvoudige intuïtie van de waarheid” die
“uitloopt op een liefdevolle beweging”509;
- Het is “een wetenschap van liefde, die… een ingestorte
liefdevolle kennis is, die de ziel zowel verlicht als verliefd maakt, haar
stap voor stap verheffend tot God, haar Schepper”510;
- “Contemplatie is niets anders dan een liefdevolle, eenvoudige en
voortdurende aandacht van de geest voor goddelijke dingen”511; “een
gewaarwording van God… voortkomend uit liefde, en gericht op
liefde”512.
In het contemplatieve gebed zijn er ook verschillende graden,
namelijk:

505 Brief van 24 oktober 1764.


506 Vgl. RIBET, La mystique divine, t. I, p. Iª c. I.
507 De Spiritu Santo et Anima (c. 32), vroeger wel toegeschreven aan H. Augustinus.
508 Scala Claustralium, toegeschreven aan H. Bernardus, c. I.
509 H. THOMAS VAN AQUINO, Summa Theologica II-II, 180, 3 ad I et ad 3.
510 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, Noche Oscura, II,18,5.
511 H. FRANCISCUS VAN SALES, Tratado del Amor de Dios, 1, 6, c. 3.
512 P. LUIS LALLEMANT, La doctrine spirituelle princ. 7 c. 4 a. 5.

326
HET GEBEDSLEVEN

VIJFDE GRAAD: INGESTORTE VERINNERLIJKING


Het is “een zekere verinnerlijking die in de ziel ervaren wordt… ze
krijgt zin de ogen te sluiten en haar oren dicht te doen, ze wil alleen
nog maar één ding zien en begrijpen, met één ding zich bezighouden:
met God alleen zijn.”513
ZESDE GRAAD: GEBED VAN RUST
Dit gebed is een innerlijke ervaring van de aanwezigheid van God
die het verstand en de wil helemaal in beslag neemt, en die
tegelijkertijd de ziel en het lichaam vervult van een ware
onuitsprekelijke zoetheid en verrukking.
ZEVENDE GRAAD: EENVOUDIGE VERENIGING
Dit niveau van gebed wordt beoefend als alle inwendige krachten
gegrepen en in beslag genomen zijn in God, niet alleen het verstand
en de wil, maar ook het geheugen en de verbeelding.
ACHTSTE GRAAD: EXTATISCHE VERENIGING OF GEESTELIJKE
VERLOVING
Je komt in deze hoge graad als niet alleen de krachten van de ziel en
de inwendige zintuigen gegrepen zijn door God, maar als ook de
uitwendige fysieke zintuigen nauw verenigd zijn met God.
NEGENDE GRAAD: OMVORMENDE VERENIGING OF GEESTELIJK
HUWELIJK
“Want het is een totale omvorming in de Beminde, waarbij beide
partners zich aan elkaar geven in algeheel wederzijds bezitten. De ziel
wordt vergoddelijkt en is God door deelneming, voor zover dit
mogelijk is in dit leven.”514
Wij geloven dat het erg belangrijk is dat je alles weet van de
geweldige ontvouwing van het goddelijke leven, vanaf het Doopsel tot
het geestelijke huwelijk, zodat je vlucht als die van een arend zal zijn

513 H. THERESIA VAN JEZUS, Relacion primera al P. Rodrigo Alvarez, nr. 3.


514 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, Cántico Espiritual, XXII, 3.
327
CARLOS MIGUEL BUELA

en niet die van een kip. Christus is niet naar de aarde gekomen om ons
een aftands, bekrompen en steriel leven te brengen; Christus is veeleer
gekomen zodat wij “leven hebben, en het in overvloed hebben” (Joh.
10,10). Wees dus een adelaar en geen kip!

3. DE STRIJD IN HET GEBED: MOEILIJKHEDEN

Je komt vaak twee elementaire moeilijkheden tegen in het gebed:


verstrooiingen en dorheid of droogte.
a) Verstrooiingen zijn beelden of gedachten die niets met het
gebed te maken hebben en die ons beletten er de nodigde aandacht
aan te schenken.
Deze verstrooiingen kunnen vrijwillig of onvrijwillig zijn. Wij zijn
er alleen maar schuldig aan als ze vrijwillig zijn. Als ze onvrijwillig zijn,
is het voldoende om zodra we ze opmerken rustig opnieuw onze
aandacht te richten (“Heer, ik wil U alleen aanbidden”) en geduldig te
volharden in het gebed. Zelfs als je vaak onvrijwillig afgeleid bent, is
het gebed veel waard als je maar standvastig blijft en steeds weer je
aandacht op het gebed richt. Dan wordt je gebed wat in zichzelf al
waardevol is, ook nog een echt offer dat je God kunt aanbieden.
b) Dorheid of droogte is een zekere ontmoediging in het gebed,
het gevoel dat je tegen een muur spreekt, en dat wat je aan het doen
bent net zo vruchtbaar is als water geven aan een rots.
Het is alsof God zich doof houdt, of erger nog, Hij ons weigert te
helpen. De heilige Maria Josefa Rosello typeerde deze staat heel goed
door te zeggen dat het net is “als het kauwen op jute”515. Als deze
dorheid lange tijd aanhoudt en het niet toegeschreven kan worden aan
natuurlijke oorzaken (zoals lichamelijke moeheid, een gebrek aan
vorming, of lauwheid in de dienst aan God), dan is het een beproeving
van God die de vertroostingen en gevoelsmatige Godsvrucht

515MONS. LUIS TRAVERSO, Vida y virtudes de la Santa María Josefa Rossello, (Buenos
Aires 1959), p. 205.
328
HET GEBEDSLEVEN

wegneemt, zodat wij ons daar niet aan hechten, maar aan Hem alleen.
Onze houding mag zijn zoals die van de heilige Theresia van het
Kindje Jezus: “God zal er eerder genoeg van hebben mij te beproeven
dan dat ik gestopt ben mijn vertrouwen in Hem te stellen.”516
In plaats van het gebed in te korten, kunnen wij het in dit geval
beter verlengen, grotere offers doen.
De staat van dorheid gaat vaak samen met diverse en hinderlijke
bekoringen van allerlei soort, zoals de neiging tot godslastering,
heiligschennis of onzuiverheid, etc.
Uiteindelijk gaat het om een bekoring van de duivel die ons
probeert aan te vallen en ons probeert af te houden van de grotere
perfectie waartoe God ons zonder twijfel wil brengen door middel van
het kruis. Als wij met de hulp van Gods genade deze bekoringen
weerstaan zonder menselijke vertroosting te zoeken, dan mogen we
erop rekenen dat goddelijke vertroostingen overvloedig op ons zullen
neerdalen, want ‘na regen komt zonneschijn’. De rechtvaardige leeft
door het geloof, niet door wat het lichaam voelt. Wij moeten
volhouden in het gebed zelfs als het “tegen het vlees”517 ingaat.

“Waarlijk, door middel van het gebed en de voorspraak


van Maria, Moeder van Jezus, overstroomt de genade van
Jezus Christus jullie hart en geeft jullie de kracht om stevig te
staan in jullie christelijke roeping, die bestaat uit het volgen
van Christus, zijn weg aanvaarden, leven door zijn woord en
het toepassen van het Evangelie in alle reële omstandigheden
van het dagelijkse leven.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren in Wales en Engeland,
4 September 1983.

516 Brief 1.
517 H. IGNATIUS VAN LOYOLA, Ejercicios Espirituales, 107.
329
CARLOS MIGUEL BUELA

330
“Ik wil dat jullie je bewust zijn van de grote tegenstand die
er bestaat… zodat jullie met realiteitszin en vol vertrouwen
de uitdaging het hoofd bieden die aan jullie als christelijke
jongeren in de wereld van vandaag geboden wordt. Aangezien
er ‘grote tegenstand om jullie heen’ is, moeten jullie de nodige
middelen goed aanwenden om sterk in jullie schoenen te
staan en te volharden. Jullie moeten bidden. Jullie moeten
dagelijks bidden. Jullie moeten in je eentje bidden tot onze
God, maar ook met elkaar. Jullie moeten bidden in vereniging
met onze Heer Jezus Christus, vooral op zondag, elke zondag,
door deel te nemen aan het Eucharistisch offer van Jezus aan
zijn Vader. Jullie moeten de kracht van zijn dood en
verrijzenis afsmeken, een kracht die Hij graag wil geven als
jullie Hem dit vragen met deze simpele woorden: ‘Geef ons
heden ons dagelijks brood… en verlos ons van het kwade.’”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren in Wales en Engeland,
4 september 1983.
HET “ONZE VADER”

Het Onze Vader is het meest volmaakte gebed, dat door Jezus zelf is
samengesteld518. Het bevat alles wat wij moeten vragen en de volgorde
waarin wij het moeten vragen. De eerste zin, “Onze Vader, die in de
hemel zijt”, klinkt in het hele gebed op de achtergrond mee.
“Vader”: om ons vertrouwen in Hem aan te wakkeren, om ons zijn
liefde, zijn mildheid te herinneren en zijn zorg voor ons, zijn kinderen.
“Vader”: geen wreed iemand die het leuk vindt ons te straffen;
geen tiran die ons tot slaven maakt; geen cipier die ons foltert; geen
woekeraar die neemt zonder te geven; geen koopman die berekent…
maar een “Vader”, met een hoofdletter V.
“Onze Vader”: niet alleen mijn Vader, want wij zijn allemaal
broeders en zusters van elkaar en wij zijn gevraagd ook elkaar
daadwerkelijk lief te hebben.
“Die in de hemel is”: wij verwoorden de transcendentie van God,
de majesteit en macht die Hij bezit om ons goed te doen en ons te
geven wat wij vragen.
Na deze inleiding beginnen de smeekbeden. Het zijn er zeven:
1) “Geheiligd zij uw Naam.” Wij vragen om de verheerlijking van
God, die ons uiteindelijke doel is, om God lief te hebben zoals Hij in
zichzelf is. Wij vragen dat zijn Naam geheiligd wordt door alle
mensen, dat wil zeggen, dat alle mensen God mogen verheerlijken,
zijn heiligheid erkennen, en dat zijn heerlijkheid aan alle mensen
bekend mag worden.
Dit is wat de heilige Ignatius van Loyola verlangde: alles te doen
“tot meerdere eer en glorie van God”519. Het betekent het toppunt

518Vgl. Mat. 6,9vv.


519Dit is het motto geworden van de Sociëteit van Jezus (de Jezuïeten), door H.
Ignatius gesticht.
CARLOS MIGUEL BUELA

van de christelijke volmaaktheid: “alleen de eer en lof van God


verblijft op deze berg.”520
2) “Uw Koninkrijk kome.” Wij vragen dat wij de heerlijkheid van
het Koninkrijk van God mogen bereiken, het doel van ons christelijke
leven. Wij vragen dat wij de heerlijkheid van God mogen genieten,
door elkaar in Hem lief te hebben, en door in ons het verlangen te
laten branden naar het uiteindelijke Koninkrijk. Wij vragen om Gods
genade, dat na Gods eer het hoogste is wat we kunnen vragen. Wij
vragen ook om zijn wederkomst, dat Hij in volheid heersen zal.
Nadat Hij ons geleerd heeft te verlangen naar en te vragen om het
bovennatuurlijke doel van ons leven (ten eerste Gods verheerlijking
en ten tweede onze eigen heiliging), leert Jezus ons ook om te
verlangen naar en te vragen om de middelen die ons rechtstreeks naar
dit doel leiden.
3) “Uw wil geschiede op aarde, zoals in de hemel.” Dit is het directe
en belangrijkste middel om ons doel te bereiken, namelijk
gehoorzamen aan de geboden van Gods wet, oftewel: onszelf in
gehoorzaamheid onderwerpen aan zijn wil. Onze gehoorzaamheid
mag net zo volmaakt zijn als die van de engelen in de hemel. Op aarde
moet de gehoorzaamheid van de mensen aan God een afspiegeling
zijn van de gehoorzaamheid van de engelen en de heiligen in de hemel.
4) “Geef ons heden ons dagelijks brood.” Dit is ook een direct
middel, maar niet zo belangrijk als het vorige. Het verwijst naar alles
wat ons kan helpen om het eeuwige leven te verkrijgen.
Wij kunnen “brood” als de Eucharistie opvatten (en daarmee ook
de andere Sacramenten), maar ook als gewoon dagelijks brood (en
daarmee alles wat noodzakelijk is om van te leven). Wij vragen hier
dus directe, secundaire middelen om ons doel te bereiken.

520Johannes van het Kruis schreef dit in zijn schets van de berg Carmel (als
symbool van de groei naar de volmaaktheid) op het topje van de berg.

334
HET ONZE VADER

Vervolgens leert de Heer ons om indirecte middelen te vragen om


de hemel te bereiken, dat wil zeggen: het wegnemen van die
hindernissen die ons dit kunnen belemmeren. Er zijn drie obstakels:
5) “Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld
vergeven.” Het eerste en voornaamste obstakel dat ons direct van het
Koninkrijk der Hemelen uitsluit, is de zonde. Om het God mogelijk
te maken ons te vergeven, moeten wij van ganser harte hen vergeven
die ons iets misdaan hebben.
6) “Leid ons niet bekoring.” Het tweede obstakel is de bekoring,
dat zou je kunnen zien als het voorportaal van de zonde. De bekoring
kan ons afhouden van het doen van Gods wil. Wij vragen niet om vrij
te zijn van de bekoringen, maar om er niet door overwonnen te
worden.
7) “Maar verlos ons van het kwade.” Het laatste obstakel bestaat
uit alle overige ellende en problemen die onze ziel kunnen
verontrusten, vooral de kwade bij uitstek: de duivel, die ons
onophoudelijk van God probeert te verwijderen.
Laten wij altijd dit gebed bidden dat Jezus ons geleerd heeft. In dit
gebed “is alle beschouwing en volmaaktheid ingesloten”521.

“Maar om dit te doen [een samenleving op te bouwen


gebaseerd op liefde] hebben jullie Gods hulp nodig. En de
hulp van God komt tot jullie door het gebed. Jullie
gemeenschap met Christus zal het geheim zijn van jullie
doeltreffendheid, en dat wordt versterkt door jullie gebed,
jullie gesprek met God, het verheffen van jullie hart tot Hem.
Maar Jezus heeft ook voorzien in jullie noden door de
Sacramenten van de Kerk, vooral de Eucharistie en het
Sacrament van Verzoening. De bekering van jullie hart wordt
tot stand gebracht door het handelen van Christus en Christus
strekt zich naar jullie uit in zijn Sacramenten, die altijd

521 H. THERESIA VAN JEZUS, Camino de Perfección, 37, I, cf. 42, 5.


335
CARLOS MIGUEL BUELA

uitdrukking en viering zullen zijn van jullie geloof en jullie


leven in Christus.”

H. Johannes Paulus II,


tot de jongeren van Newfoundland (Canada),
12 September 1984.

336
EPILOOG

Beste jongere,

Hier zeggen wij elkaar vaarwel. Ik bid tot God en tot zijn heilige
Moeder dat jullie zorgvuldig geluisterd hebben naar de roep van God,
die ons geroepen heeft door zijn genade (vgl. Gal. 1,15) om “heiligen
te zijn” (1 Kor. 1,2; vgl. Rom. 1,7). Daarom “heeft Hij ons in Hem
uitgekozen, al voor de grondlegging van de wereld, om heilig en
vlekkeloos voor Hem te staan in liefde” (Ef. 1,4).
God wil dat wij allemaal heiligen worden, zonder uitzondering:
priesters en leken, mannen en vrouwen, de onwetenden en de wijzen,
de rijken en de armen, de jongeren en de volwassenen, de zwakken en
de sterken… iedereen. “Want dit is de wil van God, uw heiliging” (1
Tess. 4,3). “Weest heilig, want Ik ben heilig” (Lev. 11,44), want “God
heeft ons niet geroepen tot onreinheid maar tot heiliging” (1 Tess. 4,7).
God roept ons niet tot zomaar een heiligheid, maar tot christelijke
heiligheid, tot deelname aan het leven van Jezus Christus, een
heiligheid die Hij ons openbaart door zijn voorbeeld en ons leert door
zijn Woord. Wij zijn “geroepen toe te behoren aan Jezus Christus”
(Rom. 1,6), “in de genade van Christus” (Gal. 1,6). Met andere
woorden, heiligheid bestaat uit het volledig navolgen van Jezus
Christus, in het volmaakt uitvoeren van de wil van God, en in het zich
verenigen met God door de liefde – dit zijn allemaal manieren om
hetzelfde te zeggen.
God roept ons tot bovennatuurlijke heiligheid, een heiligheid die
de kracht van onze natuur te boven gaat. Daarom zegt Jezus ons:
“Zonder Mij kunt gij niets” (Joh. 15,5). Let wel: Jezus zegt niet dat wij
zonder Hem weinig kunnen doen, of veel, maar: niets. Wij kunnen
CARLOS MIGUEL BUELA

niets doen in de bovennatuurlijke orde zonder de genade van Christus.


Onze heiligheid is niet zoals de heiligheid van God die vanuit zijn
eigen natuur stroomt. Maar onze heiligheid is een deelname aan de
heiligheid van God en zij overstijgt op een oneindige wijze al onze
behoeften en verlangens. Deze heiligheid is gratis; God geeft ze aan
ons omdat Hij dit wil: “Niet dat wij van onszelf bekwaam zijn, zodat
wij iets als ons werk in rekening kunnen brengen. Heel onze
bekwaamheid komt van God” (2 Kor. 3,5).
God roept ons tot een heiligheid die boete weet te doen, zoals past
bij onze staat van schepselen die in zonden zijn gevallen. Het is niet
zoals de heiligheid die God van onze stamouders vroeg, die waren
“geschapen in rechtvaardigheid en heiligheid.” Wij zijn geboren in
zonde, en zelfs na het Doopsel zijn wij meer geneigd tot het kwaad
dan tot het goede. Onze heiligheid is een heiligheid van verloste
zondaars. Wij moeten strijden tegen ongeordende hartstochten; wij
moeten de weg van het kruis gaan; wij moeten onszelf versterven, en
armoede, vernedering en pijn liefhebben. Onze heiligheid is niet die
van de hemel; daar kunnen de zaligen niet zondigen. Hier moeten wij
nog strijden tegen de duivel, “tegen de geesten van het kwaad’ (Ef.
6,12), en tegen de boze wereld; “als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij
ook u vervolgen” (Joh. 15,20). Daarom moeten wij werken voor onze
verlossing “met eerbied en ontzag” (Fil. 2,12). De heilige Paulus zei:
“Ik hard mijzelf en houd mij onder strikte tucht om niet, na voor
anderen gepredikt te hebben, zelf verworpen te worden” (1 Kor. 9,27).
Bovendien leerde Jezus zelf dat “als u zich niet bekeert, zult u allemaal,
net als zij, omkomen” (Luc. 13,3). Het is dus goed dat wij heiligen
worden door boete te doen. “De zondaars moeten werken als
heiligen.”522
God roept ons tot grote heiligheid: “Weest volmaakt, zoals uw
hemelse Vader volmaakt is” (Mat. 5,48). De reden waarom lang niet

522 GILBERT K. CHESTERTON, La hostería volante, c. VI.


338
EPILOOG

iedereen de heiligheid bereikt is “niet omdat God wil dat er maar


weinige van zulke verheven zielen zijn. Integendeel, Hij zou wensen
dat allen volmaakt waren. Maar Hij vindt slechts weinig vaatwerk dat
zo’n verheven en grondige bewerking kan ondergaan.”523 “Denk
eraan, de Heer nodigt ons allen uit; en daar Hij de Waarheid Zelf is,
kunnen wij niet aan Hem twijfelen.”524 Wij moeten niet tevreden zijn
met het gefladder van een kip, maar wij moeten willen vliegen als
adelaars. Wij mogen ons niet laten overstelpen door moeilijkheden,
omdat “God getrouw is, Hij zal niet toelaten dat u boven uw krachten
beproefd wordt. Mét de beproeving bepaalt Hij ook de uitkomst,
zodat u haar kunt doorstaan” (1 Kor. 10,13). Laten we niet ontmoedigd
raken door de harde strijd, want “U hebt nog niet tot bloedens toe
weerstand geboden in uw strijd tegen de zonde” (Heb. 12,4). “Het
Koninkrijk der hemelen lijdt geweld en geweldenaars lopen het onder
de voet” (Mat. 11,12). “Wij zijn klein, maar wij kunnen onszelf
omvormen tot grote zielen. De heiligen hebben zich altijd verheven
tot grote hoogten.”525
God roept jou en mij in het bijzonder, bij onze naam: “Ikzelf leef
in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf
heeft overgeleverd voor mij” (Gal. 2,20); en Hij roept ons nu, op dit
moment: “Nú is het die gunstige tijd, nú is het de dag van het heil” (2
Kor. 6,2), “de tijd is kort” (1 Kor. 7,29). Hij roept jou en Hij roept je
nu. Al zou je de enige persoon ter wereld zijn die probeert heilig te
worden, omdat God je roept, en omdat Hij roept die Hij wil, moet je
Hem antwoorden: “Heer, wat wilt U dat ik doe?” (vgl. Hand. 9,10).
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” (1 Sam. 3,5). Stel niet uit tot
morgen wat je vandaag nog kan doen.
Het plan dat God van alle eeuwigheid in gedachten heeft en dat
onvermijdelijk in de tijd vervuld wordt, bestaat erin dat alles, absoluut

523 H. JOHANNES VAN HET KRUIS, Llama de amor viva, lied II, 27.
524 H. THERESIA VAN JEZUS, Camino de perfección, 19, 15.
525 CARDENAL JOSEPH MINDSZENTY, Memorias.

339
CARLOS MIGUEL BUELA

alles, ten goede komt aan de uitverkorenen, dat alles voor het welzijn
van de heiligen gebeurt. “Voor wie God liefhebben, keert zich alles
ten goede, voor hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn” (Rom.
8,28). God die alles regeert, richt alle dingen op het welzijn van zijn
heiligen. De heilige Paulus heeft een hele mooie tekst die kan dienen
als een gouden slot voor onze catechismus. Hij richt zich tot de
gelovigen in Korinte, spoort hen aan tot heiligheid en dan zegt hij:
“Want alles is van u: Paulus, Apollos of Kefas, de wereld, het leven of
de dood, het heden of de toekomst, alles is van u; maar u bent van
Christus, en Christus is van God” (1 Kor. 3,21-23).
“Want alles is van u, Paulus, of Apollos of Kefas,” dat wil zeggen,
de ledematen van Christus, inclusief de Paus van Rome; omdat de
gelovigen er niet zijn voor de Apostelen, maar de Apostelen voor de
gelovigen. De wereld, het leven, dood, het heden, de toekomst: het
wordt allemaal door God bestuurd en geordend met het oog op zijn
heiligen: “de wereld” om in de noden van de gelovigen te kunnen
voorzien en hen te helpen God te leren kennen; “leven en dood”, dat
wil zeggen, al het goede en het kwade van deze wereld; “het heden”,
dat wij kunnen gebruiken om verdiensten te verwerven; “de
toekomst”, die ons is voorbehouden als beloning; alles, absoluut alles,
zelfs dat wat het meest niet-transcendent lijkt, wordt door God
bestuurd ten bate van zijn mensen. Al wat de heiligen doen, doen ze
voor Christus: “U bent van Christus,” en Christus is als mens in alles
op God gericht, en zo is “alles van u”. “U bent van Christus en
Christus is van God.”
O Maria, Moeder en Koningin van alle heiligen, help ons! Maak
dat het beeld van uw Zoon in ons zichtbaar wordt.
Laten wij niet doof zijn voor de roepstem van Christus, want onze
enige reden tot droefheid is dat we geen heiligen worden. Zijn wil
geschiede.
Voorwaarts! Altijd voorwaarts! Wees gegroet Maria en voorwaarts!

340
BIJLAGE A:
OM TE ONTHOUDEN

DEEL EEN:
WAT WE MOETEN GELOVEN

1) Welk gebed vat kort samen wat wij moeten geloven en hoe luidt dit?
Wat wij moeten geloven is samengevat in het Credo en het luidt als
volgt: zie pag. 15.
2) Wat is God?
God is het oneindige zijn in alle volmaaktheid, Schepper van hemel en
aarde, die de goeden beloont en de kwaden straft.
3) Wat betekent het “oneindige zijn in alle volmaaktheid”?
Het betekent dat Hij het meest uitmuntende en bewonderenswaardige
wezen is dat wij zouden kunnen beschrijven of bedenken, dat alle
volmaaktheden bevat: goedheid, wijsheid, macht, rechtvaardigheid, en
liefde zonder maat.
4) Wie is God?
God is Vader, Hij is Zoon en Hij is Heilige Geest; drie onderscheiden
personen in één ware God.
5) Zijn de personen van de Allerheiligste Drie-eenheid gelijk?
Nee. Wij belijden de uniciteit van de personen: De Vader is de Vader,
Hij is noch de Zoon, noch de Heilige Geest; de Zoon is de Zoon, Hij
is noch de Vader, noch de Heilige Geest; de Heilige Geest is de Heilige
Geest, Hij is noch de Vader, noch de Zoon.
6) Is er verdeeldheid in het wezen van de Allerheiligste Drie-eenheid?
Nee. Wij belijden eenheid in het wezen: de Vader is God, de Zoon is
God, en de Heilige Geest is God. Er zijn geen drie goden, maar slechts
één God.
7) Is er ongelijkheid in majesteit in de Allerheiligste Drie-eenheid?
CARLOS MIGUEL BUELA

Nee. Wij belijden de gelijkheid in majesteit. De Vader is evenveel God


als de Zoon en de Heilige Geest; de Zoon is evenveel God als de Vader
en de Heilige Geest; de Heilige Geest is evenveel God als de Vader en
de Zoon.
8) Waar bevindt zich de Allerheiligste Drie-eenheid?
De Allerheiligste Drie-eenheid bevindt zich in de hemel, op aarde, en
overal.
9) Zien de Vader, de Zoon en de Heilige Geest alles?
De Vader, de Zoon en de Heilige Geest zien alles, zelfs onze
gedachten.
10) Waarom is God de Schepper?
God is de Schepper omdat Hij alles gemaakt heeft uit het niets,
inclusief de engelen en de mensen.
11) Wat zijn engelen?
Engelen zijn zuivere geestelijke wezens, begiftigd met verstand en wil.
12) Waarom heeft God de mensen geschapen?
God heeft de mensen geschapen zodat zij Hem zouden leren kennen,
liefhebben en dienen in dit leven, en Hem daarna ook zouden genieten
in de hemel.
13) Wat hebben onze stamouders gedaan?
Onze stamouders hebben gezondigd door God niet te gehoorzamen.
Toen zij hebben gezondigd, werden onze stamouders en hun
nakomelingen beroofd van de heiligmakende genade.
14) Is het mogelijk onszelf uit de zonden te trekken door eigen kracht?
Nee. Het is onmogelijk onszelf uit de zonden te trekken. Wij hebben
God nodig om ons zijn genade te geven om van de zonden verlost te
worden.
15) Wie is de Verlosser die ons redt uit de zonde?
De Verlosser die ons redt uit de zonde is onze Heer Jezus Christus.

344
BIJLAGEN

16) Wie is onze Heer Jezus Christus?


Onze Heer Jezus Christus is de tweede persoon van de Allerheiligste
Drie-eenheid die mens is geworden.
17) Hoeveel naturen en personen zijn er in Jezus Christus?
In Jezus zijn er twee naturen: de Goddelijke en de menselijke; slechts
één persoon, de goddelijke persoon, verenigt beide naturen.
18) Wie zijn de Vader en de Moeder van Jezus Christus?
De Vader van Jezus Christus is de Eeuwige Vader, de Eerste Persoon
van de Allerheiligste Drie-eenheid. De Moeder van Jezus Christus is
de heilige Maagd Maria.
19) Waarom is Jezus Christus aan het kruis gestorven?
Jezus Christus is aan het kruis gestorven om ons te verlossen van de
zonde en haar gevolgen, en ons de heiligmakende genade terug te
geven die wij verloren waren.
20) Wat heeft Jezus Christus gedaan zodat de verlossing ons zou
bereiken?
Om de verlossing ons te doen bereiken heeft Jezus Christus de ene
ware Rooms-Katholieke Kerk gesticht en haar de Sacramenten
verleend waardoor Hij de heiligmakende genade aan ons doorgeeft.
21) Wat is de heilige Katholieke Kerk?
De heilige Katholieke Kerk is het Mystieke Lichaam van Christus,
bestaande uit de Paus, de bisschoppen, priesters, en de gelovigen die
de zending hebben het werk van Christus voort te zetten, God te
verheerlijken en de mensen te redden.
22) Wie is het hoofd van de Kerk die door Jezus Christus is gesticht?
De Kerk die door Jezus Christus gesticht is heeft Christus zelf als haar
onzichtbare hoofd. Het zichtbare hoofd is de Paus, de opvolger van
de heilige Petrus.

345
CARLOS MIGUEL BUELA

23) Wat zijn de vier kenmerken van de Kerk door Jezus Christus
gesticht?
De Kerk die door Jezus Christus is gesticht is Eén, Heilig, Katholiek
en Apostolisch.
24) Wat geeft leven aan de Katholieke Kerk?
Het leven dat de Katholiek Kerk bezielt is de heiligmakende genade
die we krijgen als we waardig de Sacramenten ontvangen.
25) Zijn alle katholieken heiligen?
Alle katholieken zouden heiligen moeten zijn. Maar door te zondigen
door eigen schuld, zijn wij gescheiden van het leven van de Kerk. God
staat het kwaad van de mensen in de Kerk toe, opdat wij ons zouden
verenigen met Hem, meer verdiensten zouden verwerven voor het
eeuwig leven en omdat Hij de vrijheid van de mens respecteert.
26) Wat is de heiligmakende genade?
De heiligmakende genade is een gave van God die het ons mogelijk
maakt in zijn Goddelijke natuur te delen, kinderen van God te worden
en daarmee erfgenamen van de hemel.
27) Wat wordt ons verder nog samen met de heiligmakende genade
gegeven?
Samen met de heiligmakende genade worden ons de theologale
deugden, de ingestorte morele deugden en de zeven gaven van de
Heilige Geest gegeven.

DEEL TWEE:
WAT WE MOETEN ONTVANGEN

28) Wat moeten wij ontvangen?


Wij moeten de heiligmakende genade ontvangen die tot ons komt door
middel van de Sacramenten.
29) Hoeveel Sacramenten heeft de Kerk en welke zijn ze?
346
BIJLAGEN

Er zijn zeven Sacramenten van de Kerk: Doopsel, Vormsel,


Eucharistie, Boete en Verzoening (ook ‘Biecht’ genoemd), laatste
oliesel of Ziekenzalving, priesterschap en Huwelijk.
30) Wat is het eerste en belangrijkste Sacrament?
Het eerste en meest noodzakelijke Sacrament is het heilig Doopsel, dat
ons de genade en het onuitwisbaar teken van de christenen geeft; het
maakt ons tot kinderen van God en erfgenamen van de hemel.
31) Waarom is het Doopsel zo belangrijk?
Het Doopsel is zo belangrijk omdat iemand die niet gedoopt is geen
ander Sacrament kan ontvangen. Daarom kan en moet in
noodgevallen iedereen dopen.
32) In geval van nood, hoe moet men dopen?
Om te dopen in geval van nood, giet je water over het hoofd van de
persoon die gedoopt wordt terwijl je zegt, met de duidelijke intentie
om te dopen: “(Naam), Ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest.”
33) Wat is de Eucharistie?
De Eucharistie is het Sacrament dat werkelijk, waarlijk en wezenlijk
het Lichaam, Bloed, de Ziel en de Godheid van onze Heer Jezus
Christus bevat, onder de gedaante van brood en wijn.
34) Waar vindt dit Sacrament plaats?
Dit Sacrament vindt plaats in de heilige Mis. De heilige Mis bestaat uit
twee delen:
1) De liturgie van het Woord en
2) De liturgie van het Offer. De liturgie van het Offer is in drie delen
verdeeld:
- de aanbieding van de gaven (de offerande),
-de Consecratie en
-de Communie.

347
CARLOS MIGUEL BUELA

35) Wat is de hostie voor de consecratie?


Voor de consecratie is de hostie brood.
36) Wat is de hostie na de consecratie?
Na de consecratie, is de hostie het Lichaam van Jezus Christus, samen
met zijn Bloed, Ziel en Godheid.
37) Wat is er in de kelk voor de consecratie?
Voor de consecratie, is er een beetje wijn met enkele druppels water in
de kelk.
38) Wat is er in de kelk na de consecratie?
Na de consecratie is het Bloed van Christus, samen met zijn Lichaam,
Ziel en Godheid, in de kelk.
39) Is er na de consecratie brood in de hostie of wijn in de kelk?
Nee. Na de consecratie is noch de substantie van het brood, noch die
van de wijn aanwezig, maar enkel hun gedaanten, of wel de uiterlijke
verschijningsvorm van brood en wijn, zoals smaak, geur, kleur,
gewicht, maat, en vorm.
40) Wanneer worden het brood en de wijn het Lichaam en Bloed van
onze Heer Jezus Christus?
Het brood en de wijn worden het Lichaam en Bloed van onze Heer
Jezus Christus tijdens de heilige Mis op het moment van de
consecratie.
41) Hoe wordt deze verandering van de substantie van brood en wijn
in het Lichaam en Bloed van Jezus Christus genoemd?
Deze verandering van de substantie van brood en wijn in het Lichaam
en Bloed van Jezus Christus wordt transsubstantiatie genoemd.
42) Wat gebeurt er nog meer in de heilige Mis, behalve de
transsubstantiatie van het brood en de wijn?
Behalve de transsubstantiatie van het brood en de wijn, wordt het offer
van Christus op het kruis in de heilige Mis voortgezet.

348
BIJLAGEN

43) Is het Misoffer hetzelfde als het Kruisoffer?


Ja, het Misoffer is hetzelfde, identieke Kruisoffer, omdat in de Mis
Jezus Christus zelf aangeboden en geofferd wordt op een onbloedige
wijze, onder de gedaanten van brood en wijn.
44) Wat is noodzakelijk om een goede communie te doen?
Drie dingen zijn noodzakelijk om een goede communie te doen:
1- In staat van genade zijn, dat wil zeggen: zonder doodzonde zijn.
2- Vanaf een uur vóór het ontvangen van de communie niet meer
eten of drinken (water en medicijnen uitgezonderd).
3- Weten Wie wij gaan ontvangen en tot de communie naderen
met Godsvrucht.
45) Wat is het Sacrament van Boete en Verzoening?
Het Sacrament van Boete en Verzoening, ook wel Biecht genoemd, is
het Sacrament waardoor de zonden vergeven worden die na het
Doopsel bedreven zijn.
46) Wat is nodig om een goede Biecht te spreken?
Vijf dingen zijn nodig om een goede Biecht te spreken:
1- Een gewetensonderzoek.
2- Berouw over onze zonden.
3- Het vaste voornemen om ons leven te beteren.
4- Al onze zonden aan een priester belijden.
5- De door de biechtvader gegeven penitentie volbrengen.

DEEL DRIE:
WAT WE MOETEN DOEN

47) Wat moeten wij doen?


Wij moeten alles doen wat ons wordt voorgeschreven in de geboden
van de Wet van God, de geboden van de Kerk en de werken van
barmhartigheid.
349
CARLOS MIGUEL BUELA

48) Wat zijn de geboden van God, de geboden van de Kerk en de


werken van barmhartigheid, en hoeveel zijn er?
Er zijn 10 geboden:
Zie pag. nummer 19.
Er zijn 5 geboden van de Kerk:
Zie pag. nummer 19.
Er zijn 14 werken van barmhartigheid:
7 Geestelijke werken: zie pag. nummer 19.
7 Lichamelijke werken: zie pag. nummer 20.
49) Wat is een doodzonde?
Een doodzonde is het denken, verlangen, zeggen, doen of bewust
verzuimen van iets wat tegen de wet van God in gaat in een
zwaarwegende materie. Deze zonde berooft ons van de heiligmakende
genade.
50) Wat is de verdiende straf voor de doodzonde?
De verdiende straf voor doodzonde is de eeuwige hel.
51) Hoe wordt de doodzonde vergeven?
De doodzonde wordt vergeven door het Sacrament van Boete en
Verzoening. Als er geen priester in de buurt is, wordt de doodzonde
vergeven door een oefening van volmaakt berouw samen met het
voornemen zo spoedig mogelijk te gaan biechten.
52) Wat is een dagelijkse zonde?
Een dagelijkse zonde is het denken, verlangen, zeggen, doen of
verzuimen van iets tegen de wet van God in een lichte materie.
53) Wat is de erfzonde?
De erfzonde is de zonde die Adam en Eva hebben begaan bij ontstaan
van de mensheid, en waarmee al hun afstammelingen zijn geboren. Zij
wordt alleen vergeven door het Doopsel.

350
BIJLAGEN

DEEL VIER:
WAT WE MOETEN BIDDEN

54) Wat is het teken van een katholiek?


Het teken van een katholiek is het kruisteken:
Voordat wij beginnen te bidden, is het gebruikelijk het kruisteken te
maken. Dit doe je door je vingers van je rechterhand naar je voorhoofd
te brengen, terwijl je zegt “In de naam van de Vader”; dan breng je je
rechterhand naar je borst, terwijl je zegt “en de Zoon” (daarmee trek
je de verticale balk van het kruis); vervolgens breng je dezelfde hand
naar je linker- en dan naar je rechterschouder, terwijl je zegt, “en de
Heilige Geest” (daarmee trek je de horizontale balk van het kruis); en
aan het einde zeg je “Amen”, wat betekent: “Zo zij het”. Het
kruisteken zo maken noemen we ook wel: een kruis slaan.
55) Welk gebed heeft onze Heer Jezus Christus ons geleerd?
Onze Heer Jezus Christus heeft ons het Onze Vader geleerd: Zie pag.
nummer 19
56) Wat is de mooiste lof die wij de heilige Maagd Maria kunnen geven?
De mooiste lof die wij de heilige Maagd Maria kunnen geven is het
Weesgegroet: Zie pag. nummer 20, omdat het haar herinnert aan het
ogenblik dat de engel Gabriël aankondigde dat zij de Moeder van onze
Heer Jezus Christus zou worden.
BIJLAGE B:
DE HEILIGE SCHRIFT GEBRUIKEN

WONDEREN VAN JEZUS

1.KOSMISCHE WONDEREN (9)

1. Water in wijn veranderen Joh. 2,1

351
CARLOS MIGUEL BUELA

2. Eerste wonderbaarlijke visvangst Luc. 5,1


3. Het tot bedaren brengen van een storm Mat. 8,23; Mar. 4,35;
Luc 8,22
4. Eerste broodvermenigvuldiging Mat. 14,13; Mar. 6,30; Luc. 9,10;
Joh. 6,1
5. Over water lopen Mat. 14,22; Mar.6,45; Joh 6,16
6. Tweede broodvermenigvuldiging Mat. 15,32; Mar. 8,1
7. Munt in een vis gevonden Mat. 17,24
8. Vervloekte vijgenboom doen verdorren Mat 21,18; Mar.11,12
9. Tweede wonderbaarlijke visvangst Joh. 21,1

2.OPWEKKINGEN UIT DE DOOD (3)

10. De zoon van de weduwe van Naïn Luc. 7,11


11. Het dochtertje van Jaïro Mat. 9,18; Mar. 5,21; Luc. 8,40
12. Lazarus Joh. 11,1

3. WONDERBAARLIJKE GENEZINGEN (16)

Mattheüs Marcus Lucas Johannes


13. De zoon van de hofbeambte 4,46

14. De schoonmoeder van Petrus 8,14 1,29 4,38

15. Een melaatse 8,1 1,40 5,12

16. De verlamde bij de 5,1


badinrichting van Betsaïda

17. Een verlamde in Kafarnaüm 9,1 2,1 5,17

18. De man met de 12,9 3,1 6,6


verschrompelde hand

19. De verlamde dienaar van de 8,5 7,1


honderdman

352
BIJLAGEN

20. De kromgebogen vrouw 13,10

21. De vrouw die aan 9,20 5,25 8,43


bloedvloeiingen leed

22. Twee blinden 9,27

23. Een doofstomme 7,31

24. De blinde man van Betsaïda 8,22

25. Tien melaatsen 17,11

26. De man die blind was van 9,1


zijn geboorte af

27. Twee blinden uit Jericho 20,29 10,46 18,35

28. Het oor van Malchus 22,50

4. DUIVELUITDRIJVINGEN (7)

Mattheüs Marcus Lucas Johannes


29. Een bezeten man in 1,21 4,31
Kafarnaüm

30. Een bezetene die blind en 12,22


stom was

31. Een bezeten man uit het land 8,28 5,1 8,26
van de Gerasenen

32. Een stomme die door een 9,32 11,14


duivel bezeten was

33. Een man die aan waterzucht 14,1


leed

34. De dochter van de Kananese 15,21 7,24


vrouw

35. De bezeten jongen die aan 17,14 9,14 9,37


vallende ziekte leed

353
CARLOS MIGUEL BUELA

5. WONDEREN DIE ZIJN MAJESTEIT TONEN (4)

Mattheüs Marcus Lucas Johannes


36. Verdrijving van de verkopers 21,12 11,15 19,45 2,13
uit de tempel

37. Bevrijding uit de handen van de 4,28


Nazareners

38. Gedaanteverandering 17,1 9,2 9,28

39. De val van de vijanden in 18,4


Getsemane

VOORSPELLINGEN VAN JEZUS526

1. HIJ KENT DE VERBORGEN GEDACHTEN:

1. Kennis van het voormalig leven van Natanaël Joh. 1,43-50

2. De huidige zonden van de Samaritaanse vrouw en de Joh. 4,17-25


zonden uit haar verleden

3. Het fluisteren van de Schriftgeleerden toen Hij de Luc. 5,22


lamme genas

4. De oordelen van de Farizeeër over de zondares die Luc. 7,36-50


Hem zalfde

5. De ambitieuze discussie van de apostelen aan tafel Luc. 9,46-48

6. De veroordeling van de Schriftgeleerden m.b.t. de Luc. 6,6-11


overtreding van de sabbat

7. De godslasteringen van de Farizeeërs over de omgang Mat. 12,25


met de duivels

8. Het verraad van Judas Joh. 13,27

526 Vgl. VIZMANOS-RIUDOR, Teología Fundamental, Ed. BAC, Madrid, 1963.


354
BIJLAGEN

9. Het onbegrip van de leerlingen over het zuurdeeg van Mat. 16,8
de Farizeeërs

10. De heilige Johannes zei dat Jezus wist wat er in de Joh. 2,25
mens stak en dat het daarom niet nodig was dat iemand
Hem over de mens inlichtte.

11. De leerlingen zeiden tegen Jezus: “Nu zien wij dat Gij Joh. 16,30
alles weet. Het is voor u niet nodig dat iemand u
ondervraagt. Wij geloven daarom dat Gij van God zijt
uitgegaan.”

2. HIJ WEET WAT ER OP EEN AFSTAND GEBEURT:

1. Hij ziet de verborgen munt in de bek van de vis Mat. 17,27

2. Hij ziet de ezelin met een veulen die de leerlingen Mat. 21,2
zullen vinden

3. Hij ziet de ingeslapen Lazarus vanaf een ver weg Joh. 11,11-15
gelegen streek

3. HIJ WEET WAT ER GAAT GEBEUREN IN DE TOEKOMST:

a) Met betrekking tot zijn eigen persoon

1. Hij zal lijden en sterven in Jeruzalem Luc. 13,33

2. Hij weet wanneer dat zal zijn: op het Paschafeest Mat. 20,17-18

3. Hij zal voor de hogepriesters en Schriftgeleerden Luc. 22,66-71


gebracht worden

4. Hij zal ter dood veroordeeld worden Mat. 20,18

5. Hij zal aan de heidenen overgeleverd worden Mat. 20,19

6. Hij zal bespot, gegeseld en gekruisigd worden Mat. 20,19;


Luc. 18,32

7. Hij zal tot de kruisdood veroordeeld worden Mat. 20,19

8. Hij zal verrijzen Mat. 20,19; en


parallellen

355
CARLOS MIGUEL BUELA
b) Met betrekking tot zijn leerlingen

1. De vlucht van de leerlingen Mat. 26,31; en


parallellen

2. De drievoudige verloochening van Petrus Mat. 26,34; en


parallellen

3. Het verraad van Judas Mat. 26,21-25; en


parallellen

4. De herinnering aan de zalving door Maria waar men Mat. 26,6-13; en


het Evangelie preekt parallellen

5. De kruisiging en de dood van de heilige Petrus Joh. 21,18-19

c) Met betrekking tot de Kerk

1. De komst van de Heilige Geest Joh. 14,13vv; Luc.


24,49; Hand. 1,8

2. De roeping van de heidenen Mat. 8,10-12; 12,18;


Luc. 2,32

3. De verbreiding van het Evangelie Mar. 13,10; en


parallellen

4. De leerlingen zullen wonderen doen Luc. 10,19; Mar. 16,17

5. In zijn Kerk zullen er ketterijen en interne Mat. 7,15-22; 13,17-49;


verdeeldheid zijn (zoals we in de parabel van het onkruid 16,18; 24,4
zien) door toedoen van valse profeten

6. De voortzetting van de Kerk, zowel vanwege de Mat. 28,20


soliditeit van het primaatschap, alsook vanwege een
speciale hulp

d) Met betrekking tot het Joodse volk

1. De val van Jeruzalem Luc. 21,20-24; en


parallellen

2. Een geslacht zal niet voorbijgaan Mat. 24,34

356
BIJLAGEN

3. Jeruzalem zal belegerd worden Luc. 19,43; 21,20; en


parallellen

4. Het verdriet en de pijn die de Joden zullen lijden Mat. 24,19-21

5. Met betrekking tot de burgers: dat ze gevangen Luc. 21,24; en


weggevoerd zouden worden naar andere landen parallellen

6. Met betrekking tot de tempel: die zal verwoest Mat. 24,2;


worden. Dit alles gebeurde op grote schaal in het jaar 70
AD. Het is opgetekend door historici als Tacitus,
Suetonius, en de jood Flavius Josefus. Ook vandaag nog
kan men de overwinning op de joden in reliëf afgebeeld
zien op de triomfboog in Rome en op een Vespaciaanse
munt met het opschrift: “Judea capta!” (Judea veroverd)

7. Met betrekking tot de stad: “Uw huis zal onbewoond Luc. 13,35
achtergelaten worden”

8. “Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, Luc. 21,24


totdat de tijd van de heidenen vervuld is”

DE PARABELS VAN JEZUS527

Mattheüs Marcus Lucas Johannes

1. Wind en Geest 3,8

2. De slang in de woestijn 3,14

3. Het licht van de wereld 3,19

4. De Vriend en de Bruidegom 3,29

5. Stromen van levend water 7,38

6. Geneesheer, genees uzelf 4,23

7. Vrienden van de bruidegom 5,34


vasten

8. Dokter en zieke 9,12 2,17 5,31

527Vgl. LEONARDO CASTELLANI, Las Parábolas de Cristo, Itinerario, Buenos


Aires, 1959.
357
CARLOS MIGUEL BUELA

9. Ongekrompen kledingstuk 9,16


op oude kleding

10. Oude en nieuwe 9,17


wijnvaten

11. Oude en nieuwe wijn 5,39

12. Het schaap in de kuil 12,11

13. De zaligsprekingen 5,1

14. Het zout van de aarde 5,13 9,50 14,34

15. Het licht van de wereld 5,14

16. Een stad op een berg 5,14

17. De lamp onder de 5,15 11,33


korenmaat

18. Het uitgestelde offer 5,23

19. Het oog en het lichaam 6,22

20. De twee meesters 6,24

21. Vogels en raven 6,26 12,24

22. Lelies in het veld 6,28 12,27

23. Salomo en de lelies 6,29 12,27

24. De splinter en de balk 7,3 6,41

25. Parels voor de zwijnen 7,6

26. De kracht van het gebed 7,9

27. De nauwe poort 7,13 13,24

28. Roofzuchtige wolven 7,15

29. Bomen en fruit 7,17

30. Het huis op de rots 7,24

31. Het riet bewogen door de 11,7


wind

358
BIJLAGEN

32. Dansen en huilen 11,16 7,32

33. De twee schuldenaars 7,41

34. De zaaier 13,1 4,1 8,4

35. Zout en licht 5,15

36. Het zaad 8,11

37. Het onkruid en de tarwe 13,24

38. Het mosterdzaadje 13,31 4,31 13,18

39. Gist en bloem 13,33

40. De parel en de schat 13,44

41. Het visnet 13,47

42. De onderwezen 13,52


Schriftgeleerde

43. Schapen zonder herder 9,36 6,34

44. Arbeiders voor de oogst 9,37 10,2

45. Schapen en wolven 10,16

46. Slangen en duiven 10,16

47. Voedsel dat blijft 6,27

48. Onzuiverheid van binnen 15,11 7,15

49. Een blinde die een blinde 15,14 6,39


leidt

50. Dingen die bezoedelen 15,19 7,21

51. Brood van de kinderen 15,26 7,27


niet voor de honden

52. Tekens 16,2 8,12

53. De sleutels tot het 16,19


koninkrijk

54. Geloof, een klein zaad 17,20

359
CARLOS MIGUEL BUELA

55. Jezus en de 17,25


tempelbelasting

56. Het verloren schaap 18,10

57. De schuldenaars vergeven 18,23

58. Waar het hoofd 8,20 9,58


neerleggen

59. De hand aan de ploeg 9,62

60. Lammeren onder wolven 10,3

61. De barmhartige 10,30


Samaritaan

62. Het licht van het leven 8,12

63. De slaaf en de zoon 8,35

64. De goede herder 10,1

65. De aanhoudende vriend 11,5

66. De schifting van Satan 22,31

67. Onenigheid in 12,25 3,23 11,17


koninkrijken

68. Onenigheid in het huis 3,25

69. De sterke man gebonden 12,29 3,27 11,17

70. Onzichtbare graven 11,44

71. De leerling niet boven 10,24 6,40


zijn meester

72. Iedere haar geteld 10,30 12,7

73. De rijke jongeling 19,16 10,25

74. Kleine kudde 12,32

75. Eigenaar van huis en dief 24,43 12,39

76. De trouwe en verstandige 24,45 12,37


knecht

360
BIJLAGEN

77. De verdorde vijgenboom 13,6

78. Een grote boom 13,18

79. Drie maten bloem 13,20

80. De gesloten deur 13,25

81. Kloek en kuikens 25,37 13,34

82. De voornaamste plaats 14,7

83. Gij zijt Mijn vrienden 15,14

84. Het grote banket 14,15

85. Onwillige genodigden 22,2

86. De koning in oorlog 14,31

87. De man die een toren 14,28


bouwt

88. Het verloren schaap 15,3

89. De verloren drachme 15,8

90. De verloren zoon 15,11

91. De onrechtvaardige 16,1


rentmeester

92. De rijke man en Lazarus 16,19

93. De moerbeiboom in zee 17,6

94. De goede en trouwe dienaar 17,7

95. Lijk en aasgieren 24,28 17,37

96. De aanhoudende weduwe 18,1

97. De Farizeeër en de 7,36


boetvaardige zondares

98. Laat de kleine kinderen 19,13 10,13 18,15

99. De kameel en de naald 19,24 10,25 18,25

100. Werkers in de wijngaard 20,1

361
CARLOS MIGUEL BUELA

101. Dood en slaap 11,11

102. De kelk van het lijden 20,22 10,38 18,11

103. De tien ponden 19,11

104. Berg in zee 21,21 11,23


105. De twee zonen 21,28 12,1
106. De misdadige
21,33
wijnbouwers

107. De mug en de kameel 23,24

108. Gekalkte graven 23,27

109. Als het graan niet sterft 12,24

110. Bliksem 24,27

111. De les uit de vijgenboom 24,32 13,28 21,29

112. In de dagen van Noach 24,37

113. De domme en verstandige 25,1


bruidsmeisjes

114. De talenten 25,14

115. De schapen en de bokken 25,32

116. Groot naar Jezus’ maat 22,26

117. Dienaar niet boven zijn 13,16


heer

118. De geslagen herder 26,31 14,27

119. De wijnstok en de ranken 15,1

120. Verhouding meester en 15,20


dienaar

121. Wanneer een vrouw gaat 16,21


baren

362
BIJLAGEN

BIJLAGE C:
PRAKTISCHE INSTRUCTIES VOOR DE BIECHT

1.VÓÓR DE BIECHT

Jezus, mijn Verlosser, geef mij de genade een goede Biecht te doen
om vergeving van mijn zonden te verkrijgen en mijn ziel te redden.
Allerheiligste Maagd, Moeder van Jezus en mijn Moeder, verkrijg
voor mij van uw Zoon Jezus de genade om al mijn zonden te kennen
en ze oprecht te belijden.
Gewetensonderzoek
Ondervraag jezelf: Hoe lang is het geleden sinds ik de laatste keer ben
gaan biechten? Heb ik het goed gedaan? Ben ik een ernstige zonde
vergeten te noemen? Heb ik bewust iets achtergehouden? Heb ik de
penitentie volbracht die de biechtvader mij heeft gegeven?
Probeer dan alle zonden te overdenken die je gedaan hebt sinds je
laatste goede Biecht. Als je zware zonden hebt begaan, bedenk hoe
vaak je ze hebt gedaan. Als je hun aantal niet precies weet, geef dan ten
minste bij benadering het aantal. Als je de laatste keer geen goede
Biecht hebt gedaan en je een zware zonde hebt achtergehouden uit
verlegenheid, vertel dan deze keer aan de biechtvader dat je de laatste
keer slecht hebt gebiecht en vertel hem dan de zonde die je hebt
achtergehouden.
Eerste gebod: Heb ik mijn gebeden ‘s morgens en ’s avonds
gedaan? Heb ik de catechismus goed bestudeerd? Ben ik in
antireligieus gezelschap geweest?
Tweede gebod: Heb ik iets vals gezworen in naam van God? Hoe
vaak? Heb ik iets oneerbiedigs gezegd over God, Maria of de heiligen?
Hoe vaak?
Derde gebod: Heb ik de Mis verzuimd op een zondag of een
verplichte feestdag, of ben ik zo laat gekomen dat ik het voorschrift
363
CARLOS MIGUEL BUELA

niet vervuld heb? Heb ik op zondag gewerkt als het niet noodzakelijk
was?
Vierde gebod: Ben ik ongehoorzaam geweest aan mijn ouders?
Heb ik hen tegengesproken? Heb ik hen boos gemaakt? Heb ik geen
respect getoond voor een leraar, priester of ouder? Houd ik van mijn
land en offer ik mij er voor op?
Vijfde gebod: Heb ik gevochten met mijn broers of zussen of
gelijken? Heb ik haat of wrok gekoesterd tegen hen? Ben ik trots
geweest…jaloers?
Zesde en negende gebod: Heb ik toegegeven aan slechte
gedachten of verlangens? Hoe vaak? Heb ik gesproken over onzuivere
zaken? Hoe vaak? Heb ik gekeken naar onfatsoenlijke dingen? Hoe
vaak? Heb ik slechte dingen gedaan? Hoe vaak? Alleen of met anderen?
Zevende en tiende gebod: Heb ik iets gestolen? Heb ik gestolen
dingen aangenomen? Heb ik geld van mijn ouders gestolen?
Achtste gebod: Heb ik ernstig kwaadgesproken? Hoe vaak? Heb
ik gelogen? Heb ik iemand ernstig belasterd? Hoe vaak? Heb ik
overhaast geoordeeld? Hoe vaak?
Geboden van de Kerk: Heb ik minstens eenmaal per jaar gebiecht
en de communie ontvangen, in de Paastijd? Ben ik tekort geschoten in
het vasten, of heb ik vlees gegeten op een dag van onthouding?
Na het gewetensonderzoek bid je de oefening van berouw met
gebogen hoofd.

2.TIJDENS DE BIECHT

Begin je Biecht met te knielen in de biechtstoel. Daar zal normaal


gesproken het volgende gebeuren:
1. Het ontvangen van de penitent. De priester zal je met liefde en
vriendelijkheid ontvangen. Dan maak je het kruisteken, terwijl je zegt:
“In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, Amen.”

364
BIJLAGEN

2. De uitnodiging tot vertrouwen. De priester zal dit doen en dan


zul je zeggen “Amen”.
3. Lezing van het Woord van God.
4. De belijdenis van je zonden. Je begint te zeggen hoe lang het
geleden is sinds je laatste Biecht, dan zul je al je zonden noemen die je
je herinnert en de priester zal je helpen, als hij het noodzakelijk acht,
om een volledige Biecht af te leggen. Daarna zal hij je enige raad geven.
5. De aanvaarding van de penitentie. De priester zal je een
penitentie geven en je zult deze aanvaarden door te zeggen “dank u
Vader” of iets dergelijks.
6. Het gebed van de penitent. Je zult je berouw tonen door het
bidden van de oefening van berouw.
7. De absolutie. In de naam en met de macht van Christus, zal de
priester je de absolutie geven, die je zonden vergeeft.
8. De wegzending van de penitent. De priester zal zeggen: “Je
zonden zijn vergeven, je mag gaan in vrede”, en dan kun je
antwoorden: “Dank aan God”.
(Het is niet nodig dit allemaal te onthouden om te gaan biechten.
Ga met het vertrouwen dat de priester je zal helpen om een goede
Biecht te spreken.)

3. NA DE BIECHT

Na de Biecht ga je vooral God danken voor de onschatbare weldaad


van zijn vergiffenis. Daarna zul je onmiddellijk de penitentie
volbrengen die de biechtvader je heeft opgedragen en zul je je
voornemen vernieuwen om iedere zonde en gelegenheid tot zonde te
mijden.

365
CARLOS MIGUEL BUELA

BIJLAGE D:

DE ROZENKRANS BIDDEN 528

Bid iedere dag vijf geheimen van de rozenkrans (het “Rozenhoedje”)


en draag ook een rozenkrans bij je.
Hoe bidden we de rozenkrans?
1) Maak het kruisteken: “In de naam van de Vader en de Zoon en
de Heilige Geest. Amen.”
2) Bid de Geloofsbelijdenis: “Ik geloof in God, de almachtige
Vader …”
3) Bid een Onze Vader, drie Weesgegroetjes en een Eer aan de
Vader, zoals in het diagram getoond
wordt.
4) Bedenk of zeg: In het eerste geheim gedenken wij…(Noem het
eerste geheim van de dag.)
5) Bid:
- een Onze Vader
- tien Wees Gegroet Maria
- een Eer aan de Vader.
- Aan het einde van ieder geheim bid je:
“O mijn Jezus, vergeef ons onze zonden. Behoed ons voor het vuur van de hel.
Breng alle zielen naar de hemel, vooral diegenen die uw barmhartigheid het
meeste nodig hebben” (zoals Onze Lieve Vrouw gevraagd heeft in
Fatima).
6) Ga op dezelfde manier door met het bidden van het 2e, 3e, 4e,
en 5e geheim.

528 Vgl. COMPENDIUM van de Katechismus van de Katholieke Kerk


366
BIJLAGEN

7) Daarna wijden wij onszelf toe aan Maria door een ‘Weesgegroet
Koningin’ te bidden (pag. 320).
De blijde geheimen ( maandag en zaterdag)
1. De engel Gabriël brengt de blijde boodschap aan Maria
2. Maria bezoekt haar nicht Elisabeth
3. Jezus wordt geboren in een stal in Bethlehem
4. Jezus wordt in de tempel opgedragen
5. Jezus wordt in de tempel teruggevonden
De geheimen van het licht (donderdag)
1. Jezus wordt gedoopt in de Jordaan
2. Jezus openbaart zich op de bruiloft van Kana
3. Jezus verkondigt de Blijde Boodschap en roept op tot bekering
4. Jezus wordt van gedaante veranderd op de berg Tabor
5. Jezus stelt de heilige Eucharistie in
De droevige geheimen (dinsdag en vrijdag)
1. Jezus bidt in doodsangst tot Zijn hemelse Vader
2. Jezus wordt gegeseld
3. Jezus wordt met doornen gekroond
4. Jezus draagt Zijn kruis naar de berg van Calvarië
5. Jezus sterft aan het kruis
De glorievolle geheimen (woensdag en zondag)
1. Jezus verrijst uit de doden
2. Jezus stijgt op ten hemel
3. De Heilige Geest daalt neer over Maria en de apostelen
4. Maria wordt in de hemel opgenomen
5. Maria wordt in de hemel gekroond

367
CARLOS MIGUEL BUELA

Na de rozenkrans kun je de litanie van de heilige Maagd Maria bidden:


Heer, ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons, Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
Christus aanhoor ons, Christus verhoor ons.
368
BIJLAGEN

God, hemelse Vader, ontferm U over ons.


God, Zoon, Verlosser van de wereld, ontferm U over ons.
God, Heilige Geest, ontferm U over ons.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U over ons.
Heilige Maria, bid voor ons.
Heilige Moeder van God, bid voor ons.
Heilige Maagd der maagden, bid voor ons.
Moeder van Christus, bid voor ons.
Moeder van de Kerk, bid voor ons.
Moeder van de Goddelijke genade, bid voor ons.
Allerreinste Moeder, bid voor ons.
Zeer kuise Moeder, bid voor ons.
Maagdelijke Moeder, bid voor ons.
Onbevlekte Moeder, bid voor ons.
Beminnelijke Moeder, bid voor ons.
Bewonderenswaardige Moeder, bid voor ons.
Moeder van goede raad, bid voor ons.
Moeder van de Schepper, bid voor ons.
Moeder van de Zaligmaker, bid voor ons.
Allervoorzichtigste Maagd, bid voor ons.
Eerwaardige Maagd, bid voor ons.
Lofwaardige Maagd, bid voor ons.
Machtige Maagd, bid voor ons.
Goedertieren Maagd, bid voor ons.
Getrouwe Maagd, bid voor ons.
Spiegel van gerechtigheid, bid voor ons.
Zetel van wijsheid, bid voor ons.

369
CARLOS MIGUEL BUELA

Oorzaak van onze blijdschap, bid voor ons.


Geestelijk vat, bid voor ons.
Eerwaardig vat, bid voor ons.
Heerlijk vat van Godsvrucht, bid voor ons.
Mystieke roos, bid voor ons.
Toren van David, bid voor ons.
Ivoren toren, bid voor ons.
Gouden huis, bid voor ons.
Ark van het verbond, bid voor ons.
Deur van de hemel, bid voor ons.
Morgenster, bid voor ons.
Heil van de zieken, bid voor ons.
Toevlucht van de zondaren, bid voor ons.
Troosteres van de bedroefden, bid voor ons.
Hulp van de christenen, bid voor ons.
Koningin van de engelen, bid voor ons.
Koningin van de aartsvaders, bid voor ons.
Koningin van de profeten, bid voor ons.
Koningin van de apostelen, bid voor ons.
Koningin van de martelaren, bid voor ons.
Koningin van de belijders, bid voor ons.
Koningin van de maagden, bid voor ons.
Koningin van alle heiligen, bid voor ons.
Koningin zonder erfsmet ontvangen, bid voor ons.
Koningin in de hemel opgenomen, bid voor ons.
Koningin van de heilige rozenkrans, bid voor ons.
Koningin van het gezin, bid voor ons.

370
BIJLAGEN

Koningin van de vrede, bid voor ons.


Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, spaar ons Heer.
Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, verhoor ons Heer.
Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, ontferm U over ons.
Bid voor ons, heilige Moeder van God, opdat wij de belofte van Christus
waardig worden.
Laat ons bidden.
Heer God, wij bidden U, geef ons, uw dienaren, dat wij ons mogen verheugen in
een bestendige gezondheid van lichaam en ziel; mogen wij door de verheven
voorspraak van de heilige Maria, die altijd maagd is gebleven, verlost worden van
de tegenwoordige droefheid en de eeuwige vreugde genieten. Door Christus onze Heer.
Amen.
BIJLAGE E:

HET ‘ANGELUS’
(OOK WEL ‘ENGEL DES HEREN’ GENOEMD)

Het Angelus wordt gebeden in de morgen, de middag en de avond.


V. De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt,
A. En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest.
Wees gegroet, Maria ...
V. Zie de dienstmaagd des Heren,
A. Mij geschiede naar Uw Woord.
Wees gegroet, Maria ...
V. En het Woord is vlees geworden,
A. En Het heeft onder ons gewoond.
Wees gegroet, Maria,...
V. Bid voor ons, heilige Moeder van God,
A. opdat wij de beloften van Christus waardig worden.
371
CARLOS MIGUEL BUELA

Laat ons bidden.


Heer, door de boodschap van de engel hebben wij de Menswording van Christus
Uw Zoon leren kennen. Wij bidden U: stort Uw genade in onze harten, opdat wij
door Zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis.
Door diezelfde Christus onze Heer. Amen.

Drie keer wordt het Eer aan de Vader gebeden om de Allerheiligste


Drie-eenheid te eren:
Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin en
nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Ook bidden we voor de zielen in het vagevuur:
V. Mogen de zielen van de overleden gelovigen,
A. door de barmhartigheid van God rusten in vrede. Amen.

In de Paastijd bidden wij in plaats van het Angelus staande het Regina
Caeli:
V. Koningin des hemels, verheug u, alleluia.
A. Omdat Hij, die gij waardig geweest zijt te dragen, alleluia
V. Verrezen is, zoals Hij gezegd heeft, alleluia.
A. Bid God voor ons, alleluia.
V. Verheug en verblijd u, Maagd Maria, alleluia.
A. Want de Heer is waarlijk verrezen, alleluia
Laat ons bidden.
God, door de verrijzenis van uw Zoon Jezus Christus onze Heer hebt Gij de
vreugde geschonken aan de wereld. Wij bidden U: laat ons door zijn Moeder, de
Maagd Maria, eenmaal komen tot de vreugde van het eeuwige leven. Door Christus
onze Heer. Amen.

372
BIJLAGEN

373
Nederland 2015

You might also like