Professional Documents
Culture Documents
Strafrecht Week 5
Strafrecht Week 5
Literatuur
Grondtrekken van het Nederlandse Strafrecht
Hoorcollege
Zelfstudievragen
1. Op welke bestanddelen van de delictsomschrijving dient het opzet te zijn gericht?
Opzet en culpa
2. Is valsheid in geschrift (artikel 225 Sr) een doleus of een culpoos delict?
Culpeuze delicten bevatten een vorm van schuld,
Terwijl doleuze delicten opzet in zich hebben.
Vraag 1
Opzet kan zich in verschillende gradaties voordoen. Voor de rechtspraktijk zijn in dit
verband het belangrijkst ‘opzet met bedoeling’ (of: volledig opzet) en ‘voorwaardelijk
opzet’. Bespreek deze twee gradaties van opzet en omschrijf hoe zij van elkaar verschillen.
Volledig opzet;
Bij willens en wetens handelt de dader opzettelijk; hij weet waar hij mee bezig is en hij wil dat
ook doen.
Ook wel ‘zuiver opzet’. Dit is het meest volledige opzet wat een mens kan hebben.
Pagina 57
Voorwaardelijk opzet :
Bij handelen met voorwaardelijk opzet zijn daders zo gericht op hun primaire doel, dat zij de
aanmerkelijke kans voor lief nemen dat door hun gedraging ook een ander gevolg zal
intreden.
Synoniem is ‘mogelijkheidsbewustzijn’. Dit is de ondergrens van opzet. Er moet sprake zijn van
een ‘aanmerkelijke kans’; een kans die naar algemene ervaringsregelingenaanmerkelijk is te
achten.
Zie arrest Aanmerkelijke kans. Je weet dat er een kans is dat er een niet beoogd gevolg zal
intreden
De ondergrens van het opzet – dus de laagste gradatie – wordt gevormd door het zogenaamde
‘voorwaardelijk opzet.’ Deze wat merkwaardige benaming duidt op gevallen waarin de dader
‘bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt (of: op de koop toeneemt)’ dat door zijn gedraging
een bepaald gevolg intreedt (zie arrest Spookrijder). Indien niet minstens voorwaardelijk
opzet kan worden bewezen, kan het bestanddeel opzet als zodanig niet worden bewezen.
Vraag 2
Geef aan hoe in het algemeen in de rechtspraktijk opzet kan worden bewezen.
3. Bewuste aanvaarding(dus niet uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij deverdachte
aanwezig is) van het mogelijke gevolg 3.3 Spookrijdersarrest ‘op de kooptoe heeft genomen’
wilscomponent
Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijk opzet hangt af van (3.3 spookrijder) :
-Verklaring van de verdachte en of eventuele getuigenverklaringen
-Feiten en omstandigheden
-Normativeren (voor vaststellen van bewustzijn van de kans, ‘wat een normaal mens denkt en
weet’) en objectiveren (door te kijken naar de aard van de gedraging)
Vraag 3
Kan worden bewezen dat Sjaak opzettelijk Stan van het leven heeft beroofd?
Risicocomponent,
aanmerkelijke kans
Piet begaf zich in een druk
café. De kans dat hij
iemand anders raakt is
aanwezig, en groter dan in een
rustig café.
Kenniscomponent
een normaal denkend
mens (normativering) snapt
dat er een
aanmerkelijke kans is dat je in
een druk café iemand anders
kan verwonden dan Kees.
Wilscomponent
doordat hij besloten heeft om
Kees toch aan te vallen
(objectivering) heeft
Piet het hiervoor besproken
risico aanvaard.
Risicocomponent, aanmerkelijke kans Piet begaf zich in een druk café. De kans dat hij
iemand anders raakt is aanwezig, en groter dan in een rustig café.
Wilscomponent doordat hij besloten heeft om Kees toch aan te vallen (objectivering) heeft
Piet het hiervoor besproken risico aanvaard.
Vraag
Kan worden bewezen dat Fred opzettelijk harddrugs heeft ingevoerd?
Deze casus vertoont raakvlakken met het arrest ‘Aanmerkelijke kans’.
Voor het bewijzen van opzet moet worden aangetoond dat Michiel zich willens en wetens
heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het strafbare gevolg van het handelen zich
voordoet.
-Risicocomponent Michiel wist niet wat er in de beeldjes zat. Het risico dat hier drugs
inzaten en dat hij als drugsezel moest fungeren waren aannemelijk. Aanmerkelijke kans;
Gezien ook de belonging van 250 euro voor paar beeldjes…. Kent zelf de hosteleigenaar ook
niet dus vreemde man. En thailand is een plek waar vaak drugs gesmokkeld wordt.
-Een normaal denkend mens snapt dat als je pakketjes, of in dit geval beeldjes voor iemand
moet vervoeren naar een ander land, er een aanmerkelijke kans is dat het gaat om het
smokkelen van iets illegaals, drugs in casu. Voor de rest heeft hij zelf ook gecheckt of er
drugs in zat door naar de beeldjes te kijken dus hij had de kennis dat hij kon dienen als
drugsezel. Ook is het aanmerkelijk dat hij 250 krijgt voor een ‘gunst’ moet ook vragen
oproepen kenniscomponent/normativering
Noot:
-Alleen als het tenlastegelegde
niet bewezen kan worden is er
sprake van vrijspraak.
Voor de rest ontslag van alle
rechtsvervolging
Noot:-Alleen als het tenlastegelegde niet bewezen kan worden is er sprake van vrijspraak.
Voor de rest ontslag van alle rechtsvervolging
Werkgroepopdrachten II: Culpa
Zelfstudie
opdrachten
2. Onbewuste culpa= Dit is de lichtere vorm van culpa. De dader realiseert zich niet dat
hij onvoorzichtig bezig is. Deze vorm is nog steeds strafwaardig, omdat de dader zich
had moeten realiseren dat hij onvoorzichtig handelde.
- Aanmerkelijke onvoorzichtigheid
Neem de volgende factoren in aanmerking: was het risico dat het gevolg zou
intreden groot? Was er sprake van een Garantenstellung? Had verdachte het gevolg
van zijn handelen kunnen en moeten voorzien?
Lees het Klimwand-arrest (HR 7 februari 2012, NJ 2012, 119). Analyseer het arrest aan de
hand van de volgende vragen en benoem bij de beantwoording de relevante
rechtsoverwegingen.
1. Formuleer de rechtsvraag in eigen woorden.
Is er sprake van schuld in de zin van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid, dat
noodzakelijk is voor schuld als bestanddeel (culpa)?
Kan uit het geheel van de gedragingen van de zekeraar worden afgeleid dat de
dood van de klimster aan zijn schuld is te wijten geweest, mede in ogenschouw nemend
dat bij de zekeraar sprake is geweest van geautomatiseerd handelen (cassatiemiddel,
aanhef)?
De verdachte in deze zaak is een ervaren beoefenaar van de klimsport in een klimhal. Op de
fatale avond treedt hij op als zekeraar van het latere slachtoffer dat zich op de klimwand
bevindt. Zij is via een touw aan haar klimgordel verbonden met de gordel van de verdachte
die op de grond staat. Ze valt tot drie keer toe van de wand waarna de verdachte haar met het
touw opvangt. Naast de verdachte en het slachtoffer klimt de vriendin van de verdachte met
een zekeraar. De verdachte praat met de zekeraar naast hem en koppelt zijn zekering los
wanneer zijn vriendin weer op de grond staat. De klimster die hij moet zekeren, bevindt zich
echter nog op de wand. Op dat moment valt deze klimster en is de verdachte niet meer in staat
om haar val op te vangen omdat hij haar zekering heeft losgekoppeld van zijn gordel. Het
slachtoffer valt van 12 meter hoogte op de grond en overlijdt ten
gevolge van haar verwondingen. De verdachte wordt vervolgd voor dood door schuld (art.
307 Sr).
- R.o. 2.2.2
3. Bespreek de rechtsgang.
De HR verwerpt het beroep en laat de vrijspraak van het Hof in stand en oordeelt dathet hof
het juiste criterium voor dood door schuld art. 307 Sr heeft toegepast. Volgensde HR heeft het
hof zijn oordeel ook goed genoeg gemotiveerd. Volgens het Hof is ersprake van het ontbreken
van voldoende verwijtbaarheid geen sprake van min of meergrove of aanmerkelijke schuld als
in de tenlastellegging is omschreven, en geen blijk geeft van dat de verdachte niet met grove
schuld of aanmerkelijke onvoorzichtigheidheeft gehandeld als vereist is voor art. 307 Sr.
Het gerechtshof –
vrijspraak, HR r.o. 2.2.2. Garantenstellung voor klimmers. Verdacte was zich hiervan bewust.
Er is sprake van geautomatiseerd handelen.Vrijspraak want ‘schuld’/ culpa (307 Sr) niet
bewezen.
Conclusie A-G r.o. 3 vd Conclusie A-G. R.o. 13/14/15
A-G bij Hof onjuiste uitleg aan ‘schuld’/culpa. Hof heeft verzuimd vast te stellen of
verdachte inderdaad zich met andere zaken heeft beziggehouden en of die vaststellingrelevant
is voor de vraag of sprake is van ‘schuld’/culpa. Uit ‘andere overwegingen’.
Arrest HR: hof moet zo worden begrepen dat door ontbreken van voldoende
verwijtbaarheid geen sprake is geweest van schuld/culpa (307 Sr). Geen onjuiste
rechtsopvatting.
Geen nonchalance of nalatigheid (hof) = geen sprake hiervan in de zin van grove of
aanmerkelijke schuld (lees: ‘onvoldoende’ ipv ‘geen’).
Hof: uit het volgende leidt het hof af dat aan de verdachte ondanks het fatale gevolg van zijn
handelen geen verwijt kan worden gemaakt:
1. Verdachte was zich bewust van de verantwoordelijkheid die hij als zekeraar droeg voor het
leven van de klimmer en er was hier geen sprake van enige nonchalance of nalatigheid van
enige aard.
2. Het voortdurend omhoog kijken naar de klimmer, zoals het protocol vereist, wordt
voldoende gecompenseerd doordat de zekeraar aan de spanning op het touw voelt hoe hij
moet reageren.
3. Verdachte heeft zich de handeling die het klimmen mogelijk maken en de klimmer voor
vallen behouden zozeer eigen gemaakt dat van geautomatiseerd handelen kan worden
gesproken. Doordat automatische handeling zodanig op onbewust niveau worden gestuurd,
kan het voorkomen dat deze door andere handelingen in een verkeerde richting worden
gestuurd, zoals hier het geval was.
6. (r.o. 2.2.2)
Het hof heeft op grond van het voorgaande geoordeeld dat wegens ontbreken van voldoende
verwijtbaarheid geen sprake is geweest van min of meer grove of aanmerkelijke schuld. Aan
dit oordeel heeft het hof toegevoegd dat – vanwege het feit dat er sprake is van een reeks van
ongelukken rond klimmuren – de veiligheidsmaatregelen dienen te worden aangepast. Hierbij
kan worden gedacht aan de eis dat de zekering slechts door de klimmer zelf kan worden
losgekoppeld. Het hof heeft verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde dood door schuld.
(r.o. 2.3)-
Conclusie A-G: de A-G is het niet eens met het oordeel van het hof. Het hof heeft immers
vooropgesteld dat klimsport erg gevaarlijk is en dat van de klimmer en zekeraar daarom wordt
verwacht dat zij een hoge mate van zorgvuldigheid naleven door de protocollen na te leven.
Het oordeel van het hof dat verdachte zich bewust is geweest van de verantwoordelijkheid die
hij voor het leven van de klimmer droeg en dat niet van enige nonchalance of nalatigheid
sprake was, strookt niet met het oordeel dat verdachte zijn klimmer niet in de gaten heeft
gehouden, met anderen heeft gepraat en de zekering zonder controle heeft losgemaakt. Hierbij
is van belang dat verdachte een ervaren klimmer was die op de hoogte was van de gevaren en
na te leven zorgvuldigheidsnormen. (punt 13)
Dat de zekeraar niet voortdurend omhoog hoefde te kijken omdat hij de spanning op het touw
voelt en dat er sprake zou zijn geweest van geautomatiseerd handelen doet hier niet aan af.
Die handelingen volgen namelijk pas nádat verdachte een eerdere fout – het verleggen van
zijn aandacht – heeft gemaakt. (punt 14)
- Hoge Raad: De Hoge Raad is het met het hof eens dat er wegens ontbreken van voldoende
verwijtbaarheid geen sprake is van schuld in de zin van art. 307 Sr.
Verder oordeelt de Hoge Raad, in tegenstelling tot het hof, dat er wel sprake is van
enige nonchalance en nalatigheid, alleen niet genoeg om te kunnen spreken van grove of
aanmerkelijke schuld die art. 307 Sr vereist.
R.o. 2.3 en 2.4
OvJ in hoger beroep heet: de A-G (OM) heeft een adviserende functie
Evaluatie
Schuld/culpa
aanmerkelijke onvoorzichtigheid (objectieve component)
verdachte moest anders handelen
onvoorzichtig gedrag i.s.m. geldende zorgvuldigheidsnormen
impliceert strijd met recht/juridische ongeoorloofdheid =‘wederrechtelijkheid’. –
Evaluatie 2
Verpleegster- arrest
Rozemond: Black-out arrest
Rozemond: ‘onvoldoende’ verwijtbaar of ‘geen’ verwijtbaarheid voldoende voor niet
bewijzen van culpa?
Culpa is de schuld als bestanddeel en wordt gedefinieerd als‘verwijtbare en
aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. De aanmerkelijkeonvoorzichtigheid is het objectieve
component van de schuld en deverwijtbaarheid het subjectieve component.In dit arrest is
de verdachte objectief gezien tekortgeschoten in denakoming van de op hem rustende
plicht om op het fatale moment denodige oplettendheid te betrachten.Dit tekortschieten is
echter niet aan de verdachte te verwijten vanwege degeautomatiseerde handeling die de fout
heeft veroorzaakt (dit kun je zienals de schulduitsluitingsgrond). Aldus ontbreekt de
verwijtbaarheid, waardoor het bestanddeel culpa vanart. 307 Sr niet kan worden bewezen.
*De redenering van de Hoge Raad is hier best gek: vanwege het ontbreken vanvoldoende
verwijtbaarheid, is geen sprake geweest van min of meer grove ofaanmerkelijke
schuld. Dit betekent dat een normschending die objectiefaanmerkelijk kan worden
genoemd, zijn aanmerkelijkheid zou verliezen als deverwijtbaarheid onvoldoende is.
*Voorts dient te worden opgemerkt dat in het Klimwand-arrest verdachte
ookvrijgesproken kan worden bij aanwezigheid van enige verwijtbaarheid, terwijl in
deliteratuur wordt verdedigd dat alleen bij afwezigheid van alle verwijtbaarheid
(dooraanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond) verdachte kan worden
vrijgesprokenomdat geen sprake is van ‘verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid’
5. Beargumenteer waarom het Hof tot vrijspraak (in plaats van OVAR) is gekomen.
Art. 307 Sr: Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Dood door schuld in de zin van art. 307 Sr is een culpoos delict (zie het woord ‘schuld’ in de
DO). Dit betekent dat schuld als bestanddeel (=culpa) dient te worden bewezen
Vraag 1
Bespreek de twee ‘schuldgradaties’ die bij culpa worden onderscheiden.
Bewuste culpa en onbewuste culpa.
Bij bewuste culpa = de dader heeft nagedacht en het verboden gevolg van zijn
gedraging onder ogen gezien (weten), maar op grond van eigen handigheid of door hem te
treffen voorzorgsmaatregelen hoopt hij en vertrouwt hij erop dat dit gevolg niet zal intreden
(niet willen).
Bij onbewuste culpa de dader denkt niet waar hij wel had moeten denken (niet weten en
niet willen).
Vraag 2
Bespreek de wijze waarop culpa wordt vastgesteld; besteed daarbij aandacht aan de te
onderscheiden componenten van het culpabegrip.
Bij bewuste culpa de dader heeft nagedacht en het verboden gevolg van zijn
gedraging onder ogen gezien (weten), maar op grond van eigen handigheid of door hem te
treffen voorzorgsmaatregelen hoopt hij en vertrouwt hij erop dat dit gevolg niet zal intreden
(niet willen).
Bij onbewuste culpa de dader denkt niet waar hij wel had moeten denken (niet weten en
niet willen).
Culpa te bewijzen:
1. de verdachte moest (/behoorde) anders (te) handelen (afmeten aan de norm
enaanmerkelijke onvoorzichtigheid toetsen).
2. Valt de verdachte daarvan een verwijt te maken? (Schulduitsluitingsgrond?) (arrest
Klimwand en noot Rozemond).
3. Garantenstellung (verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid die bij beroep ofde functie
hoort).
Vraag 3
Toets het gedrag van Kees aan deze componenten en concludeer of Kees culpoos heeft
gehandeld. Betrek het Verpleegster-arrest (HR 19 februari 1963, NJ 1963, 512 m.nt.
Röling) bij uw antwoord.
De verdachte behoorde de hekken omhoog te doen. Er valt hem een verwijt te maken doordat
hij onvoorzichtig heeft gehandeld. De garantenstellung, het behoorde bij zijn functie
dat hij verantwoordelijk en zorgvuldig behoort te handelen.
Vraag 4
Stel dat de rechter van oordeel is dat Kees niet culpoos heeft gehandeld. Hoe luidt dan
de einduitspraak?
Er is een aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Ookal is het zijn bijbaantje, hij heeft ermee
ingestemd/ gecommiteerd hieraan.
- Conclusie
Vrijspraak, omdat de eerste vraag van art. 350 negatief wordt beantwoordt.