Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 28

Week 5.

De subjectieve zijde van het delict: opzet en culpa

Literatuur
Grondtrekken van het Nederlandse Strafrecht

 Herhalen: hoofdstuk 2, § 2.2 en 2.4


 Hoofdstuk 3
Aanvullende literatuur op Blackboard
 J. de Hullu, ‘Opzet en schuld in het verkeer’, AA 1997, p. 438-441
 Annotatie N. Rozemond onder HR 7 februari 2012, AA 2012, p. 840-845 (Klimwand)
Jurisprudentie
 HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199 (Porsche)
 HR 5 december 2006, NJ 20006, 663 (Spookrijder)
 HR 19 februari 1963, NJ 1963, 512 m.nt. Röling (Verpleegster)
 HR 7 februari 2012, NJ 2012, 119 (Klimwand)

Korte weergave van de thema’s


Deze week wordt ingegaan op de subjectieve zijde van het delict. In dat verband staan de
zogenoemde ‘schuldbestanddelen’ centraal: opzet en culpa. De schuldbestanddelen worden
tot de subjectieve zijde van het delict gerekend omdat zij betrekking hebben op de persoon
van de verdachte: in welke geestesgesteldheid heeft hij het strafbare feit begaan? Misdrijven
bevatten als regel steeds een schuldbestanddeel, namelijk ofwel het bestanddeel ‘opzet’ ofwel
het bestanddeel ‘culpa’. Dienovereenkomstig onderscheiden we opzetmisdrijven (of: doleuze
misdrijven) en schuldmisdrijven (of: culpoze misdrijven).
Het begrip opzet is bewust niet in het Wetboek van Strafrecht gedefinieerd. Niettemin heeft
de wetgever aangegeven dat de kern van opzet bestaat uit ‘willen en weten’: opzettelijk
handelen is willens en wetens handelen. Opzet kent verschillende gradaties (zie Grondrekken
van het Nederlandse strafrecht, hoofdstuk 3, § 3.2). De ondergrens van het opzet – dus de
laagste gradatie – wordt gevormd door het zogenaamde ‘voorwaardelijk opzet.’ Deze wat
merkwaardige benaming duidt op gevallen waarin de dader ‘bewust de aanmerkelijke kans
aanvaardt (of: op de koop toeneemt)’ dat door zijn gedraging een bepaald gevolg intreedt (zie
arrest Spookrijder). Indien niet minstens voorwaardelijk opzet kan worden bewezen, kan het
bestanddeel opzet als zodanig niet worden bewezen.
Wél is dan denkbaar dat de dader ‘culpoos’ (oftewel: met culpa) heeft gehandeld, dat wil
zeggen: door grove onachtzaamheid een bepaald gevolg in het leven heeft geroepen. De
gangbare definitie van culpa is ‘verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. De
dogmatische term ‘culpa’ wordt in de wettelijke delictsomschrijving doorgaans uitgedrukt
met de term ‘schuld’ (zie bijvoorbeeld artikel 307 Sr). Culpa wordt onderverdeeld in bewuste
culpa (bewuste schuld) en onbewuste culpa (onbewuste schuld). Deze week wordt ingegaan
op de betekenis van beide culpagradaties. Verder wordt uitgelegd uit welke componenten het
begrip culpa bestaat en aan de hand van welke factoren culpa wordt vastgesteld; zie ook
Grondtrekken, § 3.3.2 en 3.3.3, de arresten Klimwand en Verpleegster en de op Blackboard
geplaatste annotatie van N. Rozemond onder het eerstgenoemde arrest.
Omdat het bij opzet en culpa gaat om de geestesgesteldheid van de verdachte, is het bewijs
daarvan soms buitengewoon moeilijk te leveren. Als de eigen verklaringen van de verdachte
over wat er in hem omging onvoldoende houvast bieden, zullen het de feiten en
omstandigheden zijn waaraan nadere indicaties voor het bewijs van de schuldvorm kunnen en
moeten worden ontleend. Hier vindt dan ook ‘objectivering’ en ‘normativering’ van het opzet
of de culpa plaats. Aan de hand van het Porsche-arrest (en de noot van J. de Hullu die als
aanvullende literatuur is voorgeschreven) zal blijken dat aan objectivering en normativering
grenzen zijn gesteld.

Hoorcollege
 
Zelfstudievragen
1. Op welke bestanddelen van de delictsomschrijving dient het opzet te zijn gericht?
Opzet en culpa
2. Is valsheid in geschrift (artikel 225 Sr) een doleus of een culpoos delict?
Culpeuze delicten bevatten een vorm van schuld,
Terwijl doleuze delicten opzet in zich hebben.

Dus misdrijf dus doleus delict

3. Wat is een geobjectiveerd bestanddeel? Noem enkele voorbeelden.


Bestanddelen waarvoor opzet of schuld van de dader niet bewezen hoeft te worden.
Bijv. voor een veroordeling wegens het zich met geweld of bedreiging verzetten tegen een
ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is het niet nodig dat de
dader op de hoogte is van het feit dat de ambtenaar zijn bediening rechtmatig uitoefent.
Bij een veroordeling wegens ontucht die (mede) bestaat uit het seksueel binnendringen van een
persoon tussen de 12 en de 16 jaar is de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd.
Opzet of schuld op dat bestanddeel is niet vereist om tot een bewezenverklaring te komen. De
ratio hiervan is dat de bescherming van die persoon voorop staat.

4. Welke gradaties kent het opzetbegrip?


-Opzet met bedoeling
-opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn
-voorwaardelijke opzet
(zie ppt in teams)

5. Wat wordt bedoeld met de objectivering of normativering van opzet?


Normalivering en objectivering zijn hulpmiddelen bij kennis en wilscomponent dus hoeft er
niet altijd in maar is wel hulpmiddel zei docent
Werkgroepopdrachten I: Opzet

Opdracht 1: Casus Liefdesrivalen


Sjaak brengt de zaterdagavond, zoals elke week, door in een café aan de bar. Hij heeft een
stiletto in zijn zak. Die draagt hij altijd bij zich, sinds hij een keer is beroofd. Sjaak heeft bewust
een extra groot mes gekocht, met een lemmet van ruim 20 centimeter. Het is druk in het café.
Overal staan en zitten mensen te drinken en te praten. Plotseling ziet Sjaak in de spiegel bij de
bar dat Kasper het café binnenkomt. Kasper is er in het verleden met Sjaaks vriendin vandoor
gegaan en dat heeft Sjaak hem niet vergeven. Bij het zien van Kasper ontsteekt Sjaak in grote
woede. Hij grijpt zijn stiletto, klikt hem open en baant zich een weg door de mensenmenigte
richting Kasper. Sommige cafébezoekers moet hij met zijn ellebogen aan de kant duwen. In de
buurt van Kasper aangekomen, maakt Sjaak verschillende wilde steekbewegingen in de richting
van zijn oude rivaal in de hoop hem te raken. De stiletto dringt echter in de zij van een andere
cafébezoeker, Stan, die zich vlak bij Kasper bevindt. Stan valt bloedend op de grond neer en
belandt even later per ambulance in het ziekenhuis. Een spoedoperatie baat hem helaas niet
meer. Hij overlijdt aan interne bloedingen.
Sjaak wordt verhoord en verklaart dat hij zo boos was op Kasper dat hij deze wilde doodsteken.
Tegen het slachtoffer Stan had hij echter niets. Hij kende Stan niet eens en hij had hem zeker niet
willen verwonden of doden. “Als ik had geweten dat ik Stan zou raken, zou ik niet hebben
gestoken”, verklaart hij.
Sjaak wordt uiteindelijk vervolgd wegens doodslag op Stan (artikel 287 Sr).

Vraag 1
Opzet kan zich in verschillende gradaties voordoen. Voor de rechtspraktijk zijn in dit
verband het belangrijkst ‘opzet met bedoeling’ (of: volledig opzet) en ‘voorwaardelijk
opzet’. Bespreek deze twee gradaties van opzet en omschrijf hoe zij van elkaar verschillen.

Volledig opzet;
Bij willens en wetens handelt de dader opzettelijk; hij weet waar hij mee bezig is en hij wil dat
ook doen.
Ook wel ‘zuiver opzet’. Dit is het meest volledige opzet wat een mens kan hebben.
Pagina 57

Voorwaardelijk opzet :
Bij handelen met voorwaardelijk opzet zijn daders zo gericht op hun primaire doel, dat zij de
aanmerkelijke kans voor lief nemen dat door hun gedraging ook een ander gevolg zal
intreden.
Synoniem is ‘mogelijkheidsbewustzijn’. Dit is de ondergrens van opzet. Er moet sprake zijn van
een ‘aanmerkelijke kans’; een kans die naar algemene ervaringsregelingenaanmerkelijk is te
achten.
Zie arrest Aanmerkelijke kans. Je weet dat er een kans is dat er een niet beoogd gevolg zal
intreden

De ondergrens van het opzet – dus de laagste gradatie – wordt gevormd door het zogenaamde
‘voorwaardelijk opzet.’ Deze wat merkwaardige benaming duidt op gevallen waarin de dader
‘bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt (of: op de koop toeneemt)’ dat door zijn gedraging
een bepaald gevolg intreedt (zie arrest Spookrijder). Indien niet minstens voorwaardelijk
opzet kan worden bewezen, kan het bestanddeel opzet als zodanig niet worden bewezen.

Willens en wetens handelen  Het weten is het mogelijkheidsbewustzijn; de dader wist of


moest weten wat de gevolgen waren. Het willen is dat de dader bewust de kans aanvaarden wilde
zijn gedrag uitvoeren. Dus de dader aanvaardde willens en weten de kans dat zijn handelen een
bepaald gevolg zou hebben.

Handelen met mogelijkheidsbewustzijn  De dader wist of moest weten wat de gevolgenwaren,


hij was op de hoogte van de aanmerkelijke kans dat het zo zou lopen. Het willens en wetens
handelen  je bent uit op een bepaald gevolg, en met een oogmerk op datgevolg handel je
ook.Handelen met mogelijkheidsbewustzijn  voorwaardelijk opzet  bewust de
aanmerkelijkekans aanvaarden dat..’
- risico-element (aanmerkelijke kans)
- kennis-element (bewust van die kans)
- wils-element (aanvaarden van die kans)

Vraag 2
Geef aan hoe in het algemeen in de rechtspraktijk opzet kan worden bewezen.

Als je opzet wilt bewijzen, dan


moet je de ondergrens van
opzet bewijzen. Het maakt
namelijk
voor het vervullen van een
bestanddeel met opzet niet uit
met welke graad van opzet er
is
gehandeld. De ondergrens is
voorwaardelijke opzet.
Er moet dan sprake zijn van:
1. een aanmerkelijke kans dat
het gevolg zou intreden

risicocomponent
-Afhankelijk van
omstandigheden van het geval
-Aard gedraging

algemene ervaringsregels
-Omstandigheden waaronder
gedraging verricht
2. de verdachte moet
wetenschap hebben van het
risico of normativeren
‘normaal
denkend mensen moet dit
weten’

kenniscomponent
3. Bewuste aanvaarding(dus
niet uit de enkele
omstandigheid dat die
wetenschap bij de
verdachte aanwezig is) van het
mogelijke gevolg

3.3 Spookrijdersarrest ‘op de
koop
toe heeft genomen’

wilscomponent
Of in een concreet geval
sprake is van voorwaardelijk
opzet hangt af van (3.3
spookrijder) :
-Verklaring van de verdachte
en of eventuele
getuigenverklaringen
-Feiten en omstandigheden
-Normativeren (voor
vaststellen van bewustzijn van
de kans, ‘wat een normaal
mens denkt en
42
Als je opzet wilt bewijzen, dan moet je de ondergrens van opzet bewijzen.
Het maakt namelijk voor het vervullen van een bestanddeel met opzet niet uit met welke graad
van opzet er is gehandeld.
De ondergrens is voorwaardelijke opzet.

Er moet dan sprake zijn van:


1. een aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden  risicocomponent
-Afhankelijk van omstandigheden van het geval
-Aard gedraging  algemene ervaringsregels
-Omstandigheden waaronder gedraging verricht

2. de verdachte moet wetenschap hebben van het risico of normativeren


‘normaaldenkend mensen moet dit weten’ kenniscomponent

3. Bewuste aanvaarding(dus niet uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij deverdachte
aanwezig is) van het mogelijke gevolg  3.3 Spookrijdersarrest ‘op de kooptoe heeft genomen’
 wilscomponent

Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijk opzet hangt af van (3.3 spookrijder) :
-Verklaring van de verdachte en of eventuele getuigenverklaringen
-Feiten en omstandigheden
-Normativeren (voor vaststellen van bewustzijn van de kans, ‘wat een normaal mens denkt en
weet’) en objectiveren (door te kijken naar de aard van de gedraging)

Vraag 3
Kan worden bewezen dat Sjaak opzettelijk Stan van het leven heeft beroofd?

Risicocomponent,
aanmerkelijke kans

Piet begaf zich in een druk
café. De kans dat hij
iemand anders raakt is
aanwezig, en groter dan in een
rustig café.
Kenniscomponent

een normaal denkend
mens (normativering) snapt
dat er een
aanmerkelijke kans is dat je in
een druk café iemand anders
kan verwonden dan Kees.
Wilscomponent

doordat hij besloten heeft om
Kees toch aan te vallen
(objectivering) heeft
Piet het hiervoor besproken
risico aanvaard.
Risicocomponent, aanmerkelijke kans  Piet begaf zich in een druk café. De kans dat hij
iemand anders raakt is aanwezig, en groter dan in een rustig café.

Kenniscomponent- een normaal denkend mens (normativering) snapt dat er een


aanmerkelijke kans is dat je in een druk café iemand anders kan verwonden dan Kees.

Wilscomponent  doordat hij besloten heeft om Kees toch aan te vallen (objectivering) heeft
Piet het hiervoor besproken risico aanvaard.

Opdracht 2: Casus Straight from Thailand


Fred is op backpack-reis gegaan naar Thailand. Op de laatste dag van de vakantie vraagt de
aardige hosteleigenaar hem om twee authentiek Thaise stenen beeldjes mee te nemen naar
Nederland, om ze daar aan de oom van de hosteleigenaar te overhandigen. De oom zal Fred
bedanken voor de moeite met een bescheiden beloning van € 250. Fred neemt de beeldjes in
ontvangst en stopt ze in zijn rugzak. Vlak voordat hij zijn rugzak op het vliegveld incheckt,
besluit hij ze echter nog eens aan een nadere inspectie te onderwerpen. Hij heeft weleens
gehoord van mensen die in de maling zijn genomen en die hebben gefungeerd als
‘drugsezels.’ Hij houdt de beeldjes boven zijn hoofd, bekijkt of er een gaatje in zit om de
binnenkant te onderzoeken. De beeldjes zijn echter egaal en bieden geen mogelijkheid om de
binnenkant te bekijken. De beeldjes zijn behoorlijk zwaar, maar ja, ze zijn ook van steen. Fred
stopt de beeldjes terug in zijn rugzak, overhandigt zijn rugzak aan het grondpersoneel, checkt
in en stapt met een gerust hart in het vliegtuig.
Als Fred op Schiphol aan de bagageband staat, wordt hij aangehouden door de politie. De
beeldjes zijn onderzocht en blijken elk een kilo cocaïne te bevatten. Fred verklaart bij de
politie dat hij de beeldjes heeft gekregen van de hosteleigenaar en dat hij ze aan diens oom
zou overhandigen voor een kleine vergoeding. Hij zegt: ‘ik had geen idee dat er drugs in zat,
ik wil niets met drugshandel te maken hebben.’
De officier van justitie besluit Fred te vervolgen voor het opzettelijk invoeren van harddrugs,
strafbaar gesteld in artikel 2 onder A juncto artikel 10 lid 5 van de Opiumwet.

Vraag
Kan worden bewezen dat Fred opzettelijk harddrugs heeft ingevoerd?
Deze casus vertoont raakvlakken met het arrest ‘Aanmerkelijke kans’.
Voor het bewijzen van opzet moet worden aangetoond dat Michiel zich willens en wetens
heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het strafbare gevolg van het handelen zich
voordoet.

-Risicocomponent Michiel wist niet wat er in de beeldjes zat. Het risico dat hier drugs
inzaten en dat hij als drugsezel moest fungeren waren aannemelijk. Aanmerkelijke kans;
Gezien ook de belonging van 250 euro voor paar beeldjes…. Kent zelf de hosteleigenaar ook
niet dus vreemde man. En thailand is een plek waar vaak drugs gesmokkeld wordt.

-Een normaal denkend mens snapt dat als je pakketjes, of in dit geval beeldjes voor iemand
moet vervoeren naar een ander land, er een aanmerkelijke kans is dat het gaat om het
smokkelen van iets illegaals, drugs in casu. Voor de rest heeft hij zelf ook gecheckt of er
drugs in zat door naar de beeldjes te kijken dus hij had de kennis dat hij kon dienen als
drugsezel. Ook is het aanmerkelijk dat hij 250 krijgt voor een ‘gunst’ moet ook vragen
oproepen  kenniscomponent/normativering

Contraindicatie even uitzoeken wat is dat?


-Voorwaardelijk opzet kan slechts geschieden uit omstandigheden die de verdachte heeft
kunnen kennen en op grond daarvan dat hij eventuele gevolgen heeft kunnen voorzien.
Doordat hij bekend is met het fenomeen van ‘drugsezels’ en zelfs naar een mogelijkheid zocht
om te kijken of er drugs in verstopt waren, kunnen we aannemen dat hij het
mogelijke gevolg bewust aanvaardt heeft.  wilscomponent/objectivering
Dus ja, voorwaardelijke opzet kan in casu worden bewezen

Noot:
-Alleen als het tenlastegelegde
niet bewezen kan worden is er
sprake van vrijspraak.
Voor de rest ontslag van alle
rechtsvervolging
Noot:-Alleen als het tenlastegelegde niet bewezen kan worden is er sprake van vrijspraak.
Voor de rest ontslag van alle rechtsvervolging
Werkgroepopdrachten II: Culpa
Zelfstudie
opdrachten

6. Welke gradaties kent de culpa?


Bewust en onbewust
1. Bewuste culpa= Dit is de zwaardere vorm van culpa. De dader realiseert
zich dat hij onvoorzichtig bezig is, maar gelooft in een goede afloop.

2. Onbewuste culpa= Dit is de lichtere vorm van culpa. De dader realiseert zich niet dat
hij onvoorzichtig bezig is. Deze vorm is nog steeds strafwaardig, omdat de dader zich
had moeten realiseren dat hij onvoorzichtig handelde.

7. Uit welke componenten bestaat het bestanddeel culpa?


Culpa = verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid

- Verdachte onvoorzichtig gehandeld?


De verdachte had anders moeten handelen. Er moet worden vastgesteld dat het feitelijke
gedrag onder de concrete omstandigheden strijdig is met de eisen van
zorgvuldigheid (hoeft geen geschreven regel te zijn).  er moet een
discrepantie zijn geweest tussen de gedraging en de geldende zorgplicht.

- Aanmerkelijke onvoorzichtigheid
Neem de volgende factoren in aanmerking: was het risico dat het gevolg zou
intreden groot? Was er sprake van een Garantenstellung? Had verdachte het gevolg
van zijn handelen kunnen en moeten voorzien?

- Verdachte verwijtbaar gehandeld?


De verdachte had anders kunnen handelen. Indien een schuld-uitsluitingsgrond (zoals
ontoerekenbaarheid) aanwezig is, neemt dit de verwijtbaatbaarheid weg.

8. Waarin schuilt het verschil tussen voorwaardelijk opzet en bewuste culpa?


Spraak 91’
Ontbreken van wilscomponent

9. Wat wordt bedoeld met de objectivering of normativering van culpa


hulpmiddelen

Opdracht 1: Arrestanalyse Klimwand

Lees het Klimwand-arrest (HR 7 februari 2012, NJ 2012, 119). Analyseer het arrest aan de
hand van de volgende vragen en benoem bij de beantwoording de relevante
rechtsoverwegingen.
1. Formuleer de rechtsvraag in eigen woorden.
Is er sprake van schuld in de zin van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid, dat
noodzakelijk is voor schuld als bestanddeel (culpa)?
Kan uit het geheel van de gedragingen van de zekeraar worden afgeleid dat de
dood van de klimster aan zijn schuld is te wijten geweest, mede in ogenschouw nemend
dat bij de zekeraar sprake is geweest van geautomatiseerd handelen (cassatiemiddel,
aanhef)?

2. Geef de relevante feiten weer.


V. klom in een klimcentrum, waarbij A optrad als zekeraar. A hield geen zicht op V. Enhield
zich met andere dingen bezig.

De verdachte in deze zaak is een ervaren beoefenaar van de klimsport in een klimhal. Op de
fatale avond treedt hij op als zekeraar van het latere slachtoffer dat zich op de klimwand
bevindt. Zij is via een touw aan haar klimgordel verbonden met de gordel van de verdachte
die op de grond staat. Ze valt tot drie keer toe van de wand waarna de verdachte haar met het
touw opvangt. Naast de verdachte en het slachtoffer klimt de vriendin van de verdachte met
een zekeraar. De verdachte praat met de zekeraar naast hem en koppelt zijn zekering los
wanneer zijn vriendin weer op de grond staat. De klimster die hij moet zekeren, bevindt zich
echter nog op de wand. Op dat moment valt deze klimster en is de verdachte niet meer in staat
om haar val op te vangen omdat hij haar zekering heeft losgekoppeld van zijn gordel. Het
slachtoffer valt van 12 meter hoogte op de grond en overlijdt ten
gevolge van haar verwondingen. De verdachte wordt vervolgd voor dood door schuld (art.
307 Sr).
- R.o. 2.2.2

3. Bespreek de rechtsgang.
De HR verwerpt het beroep en laat de vrijspraak van het Hof in stand en oordeelt dathet hof
het juiste criterium voor dood door schuld art. 307 Sr heeft toegepast. Volgensde HR heeft het
hof zijn oordeel ook goed genoeg gemotiveerd. Volgens het Hof is ersprake van het ontbreken
van voldoende verwijtbaarheid geen sprake van min of meergrove of aanmerkelijke schuld als
in de tenlastellegging is omschreven, en geen blijk geeft van dat de verdachte niet met grove
schuld of aanmerkelijke onvoorzichtigheidheeft gehandeld als vereist is voor art. 307 Sr.

Het gerechtshof –
vrijspraak, HR r.o. 2.2.2. Garantenstellung voor klimmers. Verdacte was zich hiervan bewust.
Er is sprake van geautomatiseerd handelen.Vrijspraak want ‘schuld’/ culpa (307 Sr) niet
bewezen.
Conclusie A-G  r.o. 3 vd Conclusie A-G. R.o. 13/14/15

A-G bij Hof  onjuiste uitleg aan ‘schuld’/culpa. Hof heeft verzuimd vast te stellen of
verdachte inderdaad zich met andere zaken heeft beziggehouden en of die vaststellingrelevant
is voor de vraag of sprake is van ‘schuld’/culpa. Uit ‘andere overwegingen’.

Arrest HR: hof moet zo worden begrepen dat door ontbreken van voldoende
verwijtbaarheid geen sprake is geweest van schuld/culpa (307 Sr). Geen onjuiste
rechtsopvatting.

Geen nonchalance of nalatigheid (hof) = geen sprake hiervan in de zin van grove of
aanmerkelijke schuld (lees: ‘onvoldoende’ ipv ‘geen’).

Rechtbank: de rechtbank heeft de verdachte in eersten aanlegveroordeeld, maar


daarbij geen straf of maatregel opgelegd. (punt 6,conclusie A-G) art. 9a Sr (Punt 6 A-G)-

Hof: uit het volgende leidt het hof af dat aan de verdachte ondanks het fatale gevolg van zijn
handelen geen verwijt kan worden gemaakt:

1. Verdachte was zich bewust van de verantwoordelijkheid die hij als zekeraar droeg voor het
leven van de klimmer en er was hier geen sprake van enige nonchalance of nalatigheid van
enige aard.

2. Het voortdurend omhoog kijken naar de klimmer, zoals het protocol vereist, wordt
voldoende gecompenseerd doordat de zekeraar aan de spanning op het touw voelt hoe hij
moet reageren.

3. Verdachte heeft zich de handeling die het klimmen mogelijk maken en de klimmer voor
vallen behouden zozeer eigen gemaakt dat van geautomatiseerd handelen kan worden
gesproken. Doordat automatische handeling zodanig op onbewust niveau worden gestuurd,
kan het voorkomen dat deze door andere handelingen in een verkeerde richting worden
gestuurd, zoals hier het geval was.

4. Het ging hier om ervaren klimmers

5. Garantenstellung (goed onderzoeken!!!!!!!!!!)

6. (r.o. 2.2.2)

Het hof heeft op grond van het voorgaande geoordeeld dat wegens ontbreken van voldoende
verwijtbaarheid geen sprake is geweest van min of meer grove of aanmerkelijke schuld. Aan
dit oordeel heeft het hof toegevoegd dat – vanwege het feit dat er sprake is van een reeks van
ongelukken rond klimmuren – de veiligheidsmaatregelen dienen te worden aangepast. Hierbij
kan worden gedacht aan de eis dat de zekering slechts door de klimmer zelf kan worden
losgekoppeld. Het hof heeft verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde dood door schuld.
(r.o. 2.3)-

Conclusie A-G: de A-G is het niet eens met het oordeel van het hof. Het hof heeft immers
vooropgesteld dat klimsport erg gevaarlijk is en dat van de klimmer en zekeraar daarom wordt
verwacht dat zij een hoge mate van zorgvuldigheid naleven door de protocollen na te leven.
Het oordeel van het hof dat verdachte zich bewust is geweest van de verantwoordelijkheid die
hij voor het leven van de klimmer droeg en dat niet van enige nonchalance of nalatigheid
sprake was, strookt niet met het oordeel dat verdachte zijn klimmer niet in de gaten heeft
gehouden, met anderen heeft gepraat en de zekering zonder controle heeft losgemaakt. Hierbij
is van belang dat verdachte een ervaren klimmer was die op de hoogte was van de gevaren en
na te leven zorgvuldigheidsnormen. (punt 13)

Dat de zekeraar niet voortdurend omhoog hoefde te kijken omdat hij de spanning op het touw
voelt en dat er sprake zou zijn geweest van geautomatiseerd handelen doet hier niet aan af.
Die handelingen volgen namelijk pas nádat verdachte een eerdere fout – het verleggen van
zijn aandacht – heeft gemaakt. (punt 14)

- Hoge Raad: De Hoge Raad is het met het hof eens dat er wegens ontbreken van voldoende
verwijtbaarheid geen sprake is van schuld in de zin van art. 307 Sr.
Verder oordeelt de Hoge Raad, in tegenstelling tot het hof, dat er wel sprake is van
enige nonchalance en nalatigheid, alleen niet genoeg om te kunnen spreken van grove of
aanmerkelijke schuld die art. 307 Sr vereist.
R.o. 2.3 en 2.4
OvJ in hoger beroep heet: de A-G (OM)  heeft een adviserende functie

4. Evalueer het arrest in het licht van het bestanddeel ‘culpa’.


In casu was sprake van geautomatiseerde handelingen en geen sprake van enige
nonchalance of nalatigheid van verdachte.
Er is dus geen sprake van schuld in de zin van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid,
dat noodzakelijk is voor schuld als bestanddeel (culpa).

Culpa is een aanmerkelijke onvoorzichtigheid en anderzijds een verwijtbaarheid.

Evaluatie 
Schuld/culpa
aanmerkelijke onvoorzichtigheid (objectieve component)
 verdachte moest anders handelen
 onvoorzichtig gedrag i.s.m. geldende zorgvuldigheidsnormen
 impliceert strijd met recht/juridische ongeoorloofdheid =‘wederrechtelijkheid’. –

verwijtbaarheid (subjectieve component) (annotatie van Rozemond)


 verdachte kon anders handelen tenzij schulduitsluitingsgrond
 Klimwand arrest soms is de verwijtbaarheid als component door despecifieke
omstandigheden niet voldoende is om deze te vervullen.

Evaluatie 2
Verpleegster- arrest
Rozemond: Black-out arrest
Rozemond: ‘onvoldoende’ verwijtbaar of ‘geen’ verwijtbaarheid voldoende voor niet
bewijzen van culpa?
Culpa is de schuld als bestanddeel en wordt gedefinieerd als‘verwijtbare en
aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. De aanmerkelijkeonvoorzichtigheid is het objectieve
component van de schuld en deverwijtbaarheid het subjectieve component.In dit arrest is
de verdachte objectief gezien tekortgeschoten in denakoming van de op hem rustende
plicht om op het fatale moment denodige oplettendheid te betrachten.Dit tekortschieten is
echter niet aan de verdachte te verwijten vanwege degeautomatiseerde handeling die de fout
heeft veroorzaakt (dit kun je zienals de schulduitsluitingsgrond). Aldus ontbreekt de
verwijtbaarheid, waardoor het bestanddeel culpa vanart. 307 Sr niet kan worden bewezen.
*De redenering van de Hoge Raad is hier best gek: vanwege het ontbreken vanvoldoende
verwijtbaarheid, is geen sprake geweest van min of meer grove ofaanmerkelijke
schuld. Dit betekent dat een normschending die objectiefaanmerkelijk kan worden
genoemd, zijn aanmerkelijkheid zou verliezen als deverwijtbaarheid onvoldoende is.
*Voorts dient te worden opgemerkt dat in het Klimwand-arrest verdachte
ookvrijgesproken kan worden bij aanwezigheid van enige verwijtbaarheid, terwijl in
deliteratuur wordt verdedigd dat alleen bij afwezigheid van alle verwijtbaarheid
(dooraanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond) verdachte kan worden
vrijgesprokenomdat geen sprake is van ‘verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid’

5. Beargumenteer waarom het Hof tot vrijspraak (in plaats van OVAR) is gekomen.

Art. 307 Sr: Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Dood door schuld in de zin van art. 307 Sr is een culpoos delict (zie het woord ‘schuld’ in de
DO). Dit betekent dat schuld als bestanddeel (=culpa) dient te worden bewezen

In casu ontbreekt de verwijtbaarheid, waardoor schuld niet kon worden bewezen.


Aangezien schuld hier geen element, maar bestanddeel is, gaat het al mis bij vraag1
(bewijsvraag) van het beslissingsschema van art. 350 Sv.
Zie onderstaand schema
indien schuld niet als bestanddeel in de DO was opgenomen, was de verwijtbaarheideen
element geweest. Bij ontbreken van verwijtbaarheid (door
aanwezigheidschulduitsluitingsgrond) zou het in dat geval bij vraag 3 van het
beslissingsschemafout zijn gegaan. Dan zou sprake zijn geweest van OVAR
Opdracht 2: Casus De oproepkracht

Kees studeert al jarenlang rechten. Om zijn studie en verdere levensonderhoud te bekostigen


heeft een baan als oproepkracht in een zorgcentrum voor bejaarden. Hij is in principe
aangenomen om kamers van bewoners schoon te maken, bedden op te maken en te helpen bij
de maaltijden. De directie van het zorgcentrum is zeer tevreden over zijn inzet. Vanwege
personeelsgebrek in de avonduren wordt hij steeds vaker gevraagd om te helpen bij het naar
bed brengen van bewoners. Kees wordt door een beroepskracht ingewerkt en hij is op de
hoogte van alle voorschriften die moeten worden nageleefd bij de
verzorgingswerkzaamheden.
Netta Albers is 's nachts altijd heel onrustig. Haar bed is beveiligd met zijhekken, zodat zij er
niet uit kan vallen. Als Kees haar op een zekere avond helpt bij het naar bed gaan, wordt hij
plotseling opgeroepen om te komen helpen bij een andere bewoner. Kees legt Netta gauw in
bed, maar vergeet in de haast de zijhekken omhoog te doen. Als Kees zijn collega heeft
geholpen bij de verzorging van de andere bewoner, zit zijn werktijd erop en gaat hij direct
weg. Hij heeft een afspraak met zijn nieuwe vriendin en wil haar niet laten wachten. In de
loop van de nacht wordt Netta erg onrustig en valt uit bed. Zij komt ongelukkig terecht en
breekt haar heup. Zij ondergaat een operatie. De revalidatie na de operatie verloopt niet
voorspoedig, waardoor Netta voortaan aan een rolstoel is gekluisterd.
Kees wordt vervolgd ter zake van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld
(artikel 308 Sr).

Vraag 1
Bespreek de twee ‘schuldgradaties’ die bij culpa worden onderscheiden.
Bewuste culpa en onbewuste culpa.
Bij bewuste culpa = de dader heeft nagedacht en het verboden gevolg van zijn
gedraging onder ogen gezien (weten), maar op grond van eigen handigheid of door hem te
treffen voorzorgsmaatregelen hoopt hij en vertrouwt hij erop dat dit gevolg niet zal intreden
(niet willen).
Bij onbewuste culpa  de dader denkt niet waar hij wel had moeten denken (niet weten en
niet willen).

Vraag 2
Bespreek de wijze waarop culpa wordt vastgesteld; besteed daarbij aandacht aan de te
onderscheiden componenten van het culpabegrip.
Bij bewuste culpa  de dader heeft nagedacht en het verboden gevolg van zijn
gedraging onder ogen gezien (weten), maar op grond van eigen handigheid of door hem te
treffen voorzorgsmaatregelen hoopt hij en vertrouwt hij erop dat dit gevolg niet zal intreden
(niet willen).

Bij onbewuste culpa  de dader denkt niet waar hij wel had moeten denken (niet weten en
niet willen).
Culpa te bewijzen:
1. de verdachte moest (/behoorde) anders (te) handelen (afmeten aan de norm
enaanmerkelijke onvoorzichtigheid toetsen).
2. Valt de verdachte daarvan een verwijt te maken? (Schulduitsluitingsgrond?) (arrest
Klimwand en noot Rozemond).
3. Garantenstellung (verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid die bij beroep ofde functie
hoort).
Vraag 3
Toets het gedrag van Kees aan deze componenten en concludeer of Kees culpoos heeft
gehandeld. Betrek het Verpleegster-arrest (HR 19 februari 1963, NJ 1963, 512 m.nt.
Röling) bij uw antwoord.
De verdachte behoorde de hekken omhoog te doen. Er valt hem een verwijt te maken doordat
hij onvoorzichtig heeft gehandeld. De garantenstellung, het behoorde bij zijn functie
dat hij verantwoordelijk en zorgvuldig behoort te handelen.

Verdachte onvoorzichtig gehandeld: ja, want want hij heeft de geldende


zorgvuldigheidsnorm geschonden wat uiteindelijk heeft geleid tot de om gelukkige val
van Marietje. Hij wist van de voorschriften en hij is ingewerkt door een beroepskracht. –

Aanmerkelijke onvoorzichtigheid: Ja, want Koen had gebrekkige ervaring in de zorg


en het gevolg was te voorzien;de kans was groot dat Marietje uit bed zou vallen en omdat ze
oud is was de kans groot dat zij zonder de zijhekken uit bedzou vallen. Koen had het
ingetreden gevolg kunnen voorzien. Er is wel sprake van een Garantenstellung, want
hij isingewerkt en als je zo’n verantwoordelijkheid aanneemt danheb je een
Garantenstellung.

Verdachte verwijtbaar gehandeld: er is geen sprake van een schulduitsluitingsgrond, dus er


is voldaan aan het vereiste van verwijtbaarheid. Hij had wel degelijk anders kunnen handelen

Vraag 4
Stel dat de rechter van oordeel is dat Kees niet culpoos heeft gehandeld. Hoe luidt dan
de einduitspraak?

Ja kees heeft culpoos gehandeld.


Bejaardenverzorger:
-schuldgradaties culpa
-vaststellen culpa/ componenten
-toets gedrag peter – hij is ingewerkt, en wist dat de rekken omhoog moesten 
onvoorzichtigheid, het is aanmerkelijk doordat hij wist dat bejaarden moest verzorgen etc. 
garantenstellung. Je mag in zijn positie meer verwachten, al is hij niet geinformeerd, maar
moest anders handelen. De verdachte kon anders handelen. Het is verwijtbaar want de
verdachte kon anders handelen (disculperend). Zijn nieuwe vriendin was ‘belangrijker’.
Binnen deze casus is dat geen goede reden. Zijn er sprake van bijzondere omstandigheden?
Nee blijkt niets vanuit de casus.

Er is een aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Ookal is het zijn bijbaantje, hij heeft ermee
ingestemd/ gecommiteerd hieraan.

Gaat het om bewuste of onbewuste schuld?


Onbewuste schuld, hij was het vergeten.

- Conclusie

Vrijspraak, omdat de eerste vraag van art. 350 negatief wordt beantwoordt.

You might also like