Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

De plant

Plantaardige cel

- Cytoplasma: stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen.
- Celmembraan: de buitenste laag van het cytoplasma, een dun vliesje.
- Celkern: regelt alles wat er in de cel gebeurt.
- Vacuole: een holte in het cytoplasma, gevuld met vocht.
- Celwand: stevig laagje om de cel heen. Zorgt voor stevigheid.
- Intercellulaire ruimten: holten tussen celwanden van naast elkaar gelegen cellen, gevuld met
lucht.

De hoofdorganen van de plant zijn:


1. De wortel
2. De stengel
3. Het blad

De wortel
De eerste wortel die verschijnt bij de ontkieming van een zaad heet kiemwortel.
Bij eenzaadlobbige planten ontstaat er uit de kiemwortel een groepje bijwortels.
Bij tweezaadlobbige planten groeit de kiemwortel uit tot een hoofdwortel met zijwortels.
Bij het voortschuiven door de grond wordt het tere wortelpuntje beschermd door het wortelmutsje. Het
wortelmutsje zorgt ook voor het gemakkelijk voortschuiven van de wortel.
Vlak achter het wortelmutsje zitten de wortelharen. Zij zorgen voor de belangrijkste functie van de
wortels, n.l. het opnemen van water en zouten.

1
Bijwortels vinden wij aan:
1. Een bol voorbeeld ui, lelie
2. Grassen voorbeeld suikerriet, citroengras, rijst
3. Granen voorbeeld maïs
4. Kruipende stengels
5. Wortelstokken voorbeeld bacove
6. Stekken voorbeeld cassave

Functies van de wortel


1. Voor de stevigheid van de plant in de grond.
2. Voor het opnemen van water en zouten. (wortelharen)
3. Het opslaan van reserve voedsel. Dat kan gebeuren:
- In bijwortels v.b. cassave
- In hoofdwortels op 2 manieren, n.l. 1. knolvormige v.b. radijs
2. penvormige (langwerpig) v.b. peen (oranje)

1. Verdikte hoofdwortel 2. Verdikte bijwortels

Opm: een wortel met reserve voedsel noemen we wortelknol.

Bijzondere soorten wortels


Sommige planten hebben extra stevigheid nodig. Deze planten hebben behalve wortels in de grond ook
nog:
A. Luchtwortels of steltwortels
Ze worden gevormd aan de stam of takken en boren zich dan in de grond. Voorbeeld mangrove.

2
B. Hechtwortels
Ze hechten zich aan een steunsel vast. Voorbeeld orchideeën en bepaalde klimplanten.

C. Ademwortels
Planten die in de modder staan, zoals de parwa, hebben extra wortels nodig voor de
ademhaling. Deze wortels heten ademwortels. Ze staan op de zijwortels en steken boven de
grond uit om zuurstof uit de lucht te halen.

D. Boor- of zuigwortels
Parasieten hebben boor- of zuigwortels. Parasieten zijn organismen (planten of dieren) die ten
koste van een ander organisme leven. Voorbeeld planten: lemkiwisi, fowrudoti.
Voorbeeld dieren: koeparie, luizen.
Half parasieten: onttrekken alleen water uit hun gastheer. (fowrudoti)
Echte parasieten: onttrekken water en voedsel uit hun gastheer. (lemkiwisi)

Fowrudoti met zuigwortels lemki-wisi met zuigwortels

3
De stengel
De stengel is dat deel van de plant dat boven de grond uitsteekt en meestal bladeren, bloesems
en vruchten draagt. De stengel groeit van de aarde weg, naar het licht toe. Bij sommige planten
groeit het onder de grond.

Een stengel bestaat uit de volgende delen:


1. Eindknop: knop aan het einde van een stengel. Als het uitgroeit wordt de stengel langer.
2. Knoop: de plaats waar een blad aan de stengel vastzit. De stengel is daar meestal wat dikker.
Dit is duidelijk te zien bij bamboe en suikerriet.
3. Lid: een stuk stengel tussen twee knopen.
4. Bladoksel: de bovenste hoek tussen stengel en blad.
5. Okselknop: knop in een bladoksel. Uit een okselknop kan een zijstengel met bladeren en
soms met bloemen groeien.

4
2
Verschil tussen een knop en een knoop
Knoop (knopen): de plaats waar een blad aan de stengel vastzit. De stengel is daar meestal dikker.
Knop (knoppen): hieruit kan een zijstengel groeien met bladeren en soms met bloemen.

Functies van de stengel


1. Draagt bladeren en bloemen.
2. Zorgt dat de bladeren licht en lucht kunnen ontvangen zodat de plant beter kan groeien.
3. Zorgt voor vervoer van water met opgeloste voedingsstoffen. Dit gebeurt via de vaatbundels.
Vaatbundels zijn lange dunne buisjes, die zich behalve in de stengel, ook in de wortels en in de
bladeren bevinden. Er zijn 2 typen vaatbundels, n.l.
- Houtvaten: deze vervoeren water en voedingszouten.
- Bastvaten of zeefvaten: deze vervoeren water en glucose (klaargemaakt voedsel van de
plant)
De vaatbundels heten in de bladeren nerven.
4. Zorgt bij sommige planten voor het opslaan van reserve voedsel. V.b. suikerriet
Het reserve voedsel kan ook bewaard worden in onderaardse stengeldelen zoals wortelstokken
(gember, laos) en stengelknollen (aardappel).
5. Zorgt bij sommige planten voor de voortplanting (ongeslachtelijk). V.b. stekken

4
Soorten stengels
We kunnen de stengels verdelen in:
1. Vertakte stengels. Deze ontstaan als de okselknoppen uitgroeien en er zijstengels ontstaan (bijv.
fajalobi, kers, manja).
2. Onvertakte stengels. Hebben geen okselknoppen en hierdoor kunnen ook geen zijstengels
ontstaan (bv suikerriet, rijst, palmen).

We kunnen de stengels ook verdelen in:


1. Kruidachtige stengels. Deze krijgen hun stevigheid door water. De stengels zijn meestal groen,
niet stevig en leven kort. Ze hebben veel water en weinig hout. (bv klaroen, tomatenplant).
2. Houtachtige stengels. Deze krijgen hun stevigheid door hout. Ze zijn meestal bruin, hard, stevig
en leven lang. Ze hebben veel hout en weinig water. (bijv. fajalobi plant, manjaboom).

Het blad
De bouw van het blad.

5
Functies van het blad
1. Het bereiden van voedingsstoffen (=fotosynthese).
2. Zorgt voor de gaswisseling (=ademhaling via de huidmondjes).
3. Zorgt voor het bewaren van reserve voedsel (v.b. bij uien).
4. Om plantendelen te beschermen (vb bij antroewa).
5. Om zwakke stengels (soms bladeren) te steunen m.b.v. bladranken (vb meloen) of steunblaadjes
(vb bij roos).
6. Om bloemen te vormen.
7. Zorgt voor de ongeslachtelijke voortplanting (vb wonderblad).

Een blad waar geen bladmoes meer inzit, noemen we een bladskelet. Het bladskelet zorgt voor
stevigheid aan het blad.

onderzijde van het blad steunblaadjes bladranken wonderblad


met huidmondjes

Soorten bladeren
Als de bladschijf van een blad één geheel vormt, is het enkelvoudig.
Als de insnijdingen van een blad zo diep zijn (tot op de nerf) dat de bladschijf zich in aparte blaadjes
verdeeld, is het blad samengesteld. Dat kan zijn: samengesteld veervormig of samengesteld
handvormig.

6
Het plantenrijk
Indeling:
1. Wieren of algen
2. Sporenplanten: - mossen
-varens
-paardenstaarten

3. Zaadplanten: - naaktzadigen
-bedektzadigen: - éénzaadlobbige planten
- tweezaadlobbige planten

Kenmerken van de éénzaadlobbige en tweezaadlobbige planten:


Eenzaadlobbigen Tweezaadlobbigen
1. Zaden met één zaadlob Zaden met twee zaadlobben
2. Bijwortels Hoofd- met zijwortels
3. Onvertakte-/kruidachtige stengels Vertakte-/kruidachtige of houtachtige stengels
4. Parallelnervige bladeren vb gras, rijst, Veernervige of handnervige bladeren vb manja, bruine
cocos, papaja bonen, sinaasappel

You might also like