Professional Documents
Culture Documents
De Hoofdorganen Van de Plant - kl1+4
De Hoofdorganen Van de Plant - kl1+4
Plantaardige cel
- Cytoplasma: stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen.
- Celmembraan: de buitenste laag van het cytoplasma, een dun vliesje.
- Celkern: regelt alles wat er in de cel gebeurt.
- Vacuole: een holte in het cytoplasma, gevuld met vocht.
- Celwand: stevig laagje om de cel heen. Zorgt voor stevigheid.
- Intercellulaire ruimten: holten tussen celwanden van naast elkaar gelegen cellen, gevuld met
lucht.
De wortel
De eerste wortel die verschijnt bij de ontkieming van een zaad heet kiemwortel.
Bij eenzaadlobbige planten ontstaat er uit de kiemwortel een groepje bijwortels.
Bij tweezaadlobbige planten groeit de kiemwortel uit tot een hoofdwortel met zijwortels.
Bij het voortschuiven door de grond wordt het tere wortelpuntje beschermd door het wortelmutsje. Het
wortelmutsje zorgt ook voor het gemakkelijk voortschuiven van de wortel.
Vlak achter het wortelmutsje zitten de wortelharen. Zij zorgen voor de belangrijkste functie van de
wortels, n.l. het opnemen van water en zouten.
1
Bijwortels vinden wij aan:
1. Een bol voorbeeld ui, lelie
2. Grassen voorbeeld suikerriet, citroengras, rijst
3. Granen voorbeeld maïs
4. Kruipende stengels
5. Wortelstokken voorbeeld bacove
6. Stekken voorbeeld cassave
2
B. Hechtwortels
Ze hechten zich aan een steunsel vast. Voorbeeld orchideeën en bepaalde klimplanten.
C. Ademwortels
Planten die in de modder staan, zoals de parwa, hebben extra wortels nodig voor de
ademhaling. Deze wortels heten ademwortels. Ze staan op de zijwortels en steken boven de
grond uit om zuurstof uit de lucht te halen.
D. Boor- of zuigwortels
Parasieten hebben boor- of zuigwortels. Parasieten zijn organismen (planten of dieren) die ten
koste van een ander organisme leven. Voorbeeld planten: lemkiwisi, fowrudoti.
Voorbeeld dieren: koeparie, luizen.
Half parasieten: onttrekken alleen water uit hun gastheer. (fowrudoti)
Echte parasieten: onttrekken water en voedsel uit hun gastheer. (lemkiwisi)
3
De stengel
De stengel is dat deel van de plant dat boven de grond uitsteekt en meestal bladeren, bloesems
en vruchten draagt. De stengel groeit van de aarde weg, naar het licht toe. Bij sommige planten
groeit het onder de grond.
4
2
Verschil tussen een knop en een knoop
Knoop (knopen): de plaats waar een blad aan de stengel vastzit. De stengel is daar meestal dikker.
Knop (knoppen): hieruit kan een zijstengel groeien met bladeren en soms met bloemen.
4
Soorten stengels
We kunnen de stengels verdelen in:
1. Vertakte stengels. Deze ontstaan als de okselknoppen uitgroeien en er zijstengels ontstaan (bijv.
fajalobi, kers, manja).
2. Onvertakte stengels. Hebben geen okselknoppen en hierdoor kunnen ook geen zijstengels
ontstaan (bv suikerriet, rijst, palmen).
Het blad
De bouw van het blad.
5
Functies van het blad
1. Het bereiden van voedingsstoffen (=fotosynthese).
2. Zorgt voor de gaswisseling (=ademhaling via de huidmondjes).
3. Zorgt voor het bewaren van reserve voedsel (v.b. bij uien).
4. Om plantendelen te beschermen (vb bij antroewa).
5. Om zwakke stengels (soms bladeren) te steunen m.b.v. bladranken (vb meloen) of steunblaadjes
(vb bij roos).
6. Om bloemen te vormen.
7. Zorgt voor de ongeslachtelijke voortplanting (vb wonderblad).
Een blad waar geen bladmoes meer inzit, noemen we een bladskelet. Het bladskelet zorgt voor
stevigheid aan het blad.
Soorten bladeren
Als de bladschijf van een blad één geheel vormt, is het enkelvoudig.
Als de insnijdingen van een blad zo diep zijn (tot op de nerf) dat de bladschijf zich in aparte blaadjes
verdeeld, is het blad samengesteld. Dat kan zijn: samengesteld veervormig of samengesteld
handvormig.
6
Het plantenrijk
Indeling:
1. Wieren of algen
2. Sporenplanten: - mossen
-varens
-paardenstaarten
3. Zaadplanten: - naaktzadigen
-bedektzadigen: - éénzaadlobbige planten
- tweezaadlobbige planten