Professional Documents
Culture Documents
Ayla
Ayla
Geschiedenis:
Experiment Sherrif:
( donkere kamer 2 lichtpuntjes eerst individueel afstand inschatten daarna groepsgewijs )
3 conclusies:
* Bij ontbreken criterium construeren wij er zelf 1
* De wereld om ons heen is multi interpretabel
* We worden beinvloedt door mensen om ons heen
Axioma’s in de psychologie
- mensen scheppen hun eigen werkelijkheid
- sociale invloed is onontkoombaar
Bij onderzoek moet er altijd onderscheid worden gemaakt tussen 2 variabelen, nml; de
afhankelijke en de onafhankelijke
3 Onderzoeksmethoden
1 Veldstudie 2 soorten exploratieve; allerlei verbanden proberen te leggen, zonder hyp.
Hypothese; dmv onderzoek proberen hyp. Te verwerpen, hoe
minder het lukt, hoe groter de kans dat de hyp. waar is.
2 Veldexperiment kenmerkend
- 2 groepen waarbij de ene groep een experimentele behandeling krijgt en de ander niet
- Grpn weten niet dat ze oinderdeel van een experiment zijn.
- Beide groepen dienen op relevante kenmerken gelijk te zijn
- Aan het einde van de behandeling beide groepen vergelijken
3 Labexperiment Komt overeen met een veld experiment, maar hierbij is het belangrijk dat
er meerder variabelen en condities gelijk gehouden kunnen worden.
ATTITUDES
Een attitude is een theroteisch construct, we kunnen het niet waarnemen, maar
veronderstellen! Aspecten attitude
• cognitief aspect
• affectief
• gedrag
Attitudevorming
Attitudes worden aangeleerd
3 leertheorieen
Leren door conditionering = associatief leren
Pavlov – Klassieke conditionering;
Skinner voegde beloning toe – gedrag wordt versterkt door beloning => hypothetisch
Construct dat tussen stimulus en respons zit= > we kunnen attitude niet direct
waarnemen maar wel afleiden
Leren door nabootsing en navolging
Leren in sociale psychologie
De manier waarop mensen zich attitudes eigen maken is van belang; hierbij is er een
onderscheid te maken, wie brengt de boodschap, de duur van de info en hoe voel ik me hierbij
• Index
o Gebruiken wanneer we meer dan 1 aspect weer willen geven
Om cohesie aan te geven
Score op bepaalde hypothetisch construct
Prestaties in groepen
Taakuitvoering; Volgens Steiner kan dit op verschillende manieren
Aanvullend taken
Gescheiden taken-> prestatie beste uitvoerder
Verbonden taken-> afhankelijke relatie
Complexe taken voor leden -> Leden moeten flexibel zijn
Conformisme in groepen
Conform wat de groep wil
( zie exp. Sherrif )
Experiment ASCH : experiment om te kijken of er sprake was van conformisme als het
duidelijk was dat de groep fout zat. Conclusie We passen ons oordeel aan aan die van groep
Collectief gedrag
gerucht – info is gedeeltelijk en gaat via informele kanalen
Paniek – men richt zich op gedrag van grp, zonder individuele beoordelingsvermogen
Rage – bijv. voetbalkaartjes, gedurende een bepaalde perioden
Rel – agressie komt tot ontlading en verdwijnt vervolgens
Basis machtsverhouding bestaat uit interdependentie die tussen mensen ontstaat, dwz
onderlinge afhankelijkheid
Op microniveau
1 cognitief -> gevoel van verbondenheid met de daarbij behorende verplichtingen
2 Gedragsmatig -> het gevoel van plannen, activiteiten en acties op elkaar afstemmen
3 affectief -> gevoelsmatige verbondenheid
Autoriteit wordt verkregen door status => kenmerk; echt en overtuigend & zichtbaar
MAchtsbeinvloeding uit zich doordat de ander zijn gedrag/ houding of opvatting verandert
nav Machthebber. 2 soorten beïnvloeding
• info. Beïnvloeding mensen zijn geneigd hun oordeel aan dat van de groep aan te
passen ( vergadering )
• Normatieve beïnvloeding bijv. in politiek, concessies doen, maar wel datgene
gedaan krijgen wat jij belangrijk vindt
Beïnvloeding in groepen
Groepspolarisatie; individuen in groep gaan extremer denken, nemen extremere
meningen aan en gedragen zich extremer
MACHT en LEIDERSCHAP
4 soorten macht
* Belonings en bestraffingsmacht
* legitieme macht
* referentiemacht ( macht gegeven aan een persoon omdat we hem aardig vinden )
* Deskundigheidsmacht
Mulders Macht Theorie
Aanname; mens wil meer macht en haalt hier voldoening uit
3 hoofdlijnen * Machtsuitoefening en voldoening
* Machtsafstandreductie
* Participatietheorie
Binnen de organisatie betekent dit; Zodra je iemand macht ( leiding ) geeft, zal hij naar meer
verlangen. Zorg ervoor dat hij mw krijgt die net zo in elkaar zitten, dan lost het probleem
vanzelf op./ door deskundigheid ontstaat er respect
Leiderschap
- gericht op taken
- gericht op mensen
3 leiderschapsstijlen
Autoritair
Consultatief
Participatief
Contingentie Model Fiedler
gaat ervan uit dat het effect van de leider van het gedrag van de leider afhankelijk is
van de greep van de leider op de groep en op de taak!
Bij groepen bepalen 3 factoren of leider er zeker van is dat de taak verricht wordt
• affectieve persoonlijke relatie tussen leider en groep
• taakstructuur
• positionele macht van leider ( mate van beloning / bestraffing leider naar grp )
Gehoorzaamheidsonderzoek
Onderzoek Milgram mbv stroomstoot
Waarvoor gehoorzamen mensen??
- Institutiehouding hierarchie is nodig voor functionering grp
- Bindende factoren men accepteerd een aantal voorwaarden bij innemen positie
Onderzoek Zimbardo mbv gevangenisbewakers
Het bekleden van een sociale positie en de daarmee samenhangende schaduwkant
- men vervult een rol, zoals men denkt dat het op die manier van hem verwacht wordt
- deindividuation controle over jezelf verliezen qua gedrag, omdat je een uniform draagt
COMMUNICATIE
Semiotiek = tekenleer
Linguïstiek = taalleer
Logica = die en die is aardiger dan die
Denotatie= letterlijke betekenis van het woord
Connotatie = de emotionele bijbetekenis van het woord
Metacommunicatie = de betekenis wordt door zender toegevoegd ipv ontvanger
Affiliatie = contact maken omdat we dat willen
Attributietheorie deze theorie behandelt de manier waarop we gedrag van anderen proberen te
verklaren
Heider Mensen verklaren gedrag uit 2 bronnen
Interne ( motivatie, competentie ) en Externe ( geluk, slecht weer )
Kelley: mensen gedragen zich als wetenschapper men gaat na of gedrag aan een bepaalde
oorzaak kan worden toegeschreven met uitsluiting van andere oorzaken.
De beoordelaar gaat na of in een mogelijke verklaring de stimulus onderscheiden kan worden
( distinctie )
En of daar overeenstemming met anderen over bestraat ( consensus ) en of het gedrag vaker
voor komt ( consistentie )
Attributiefouten
De werkelijkheid verdraaien…
Een goed zelfbeeld aan anderen geven en de slechte kanten van onszelf verbergen =
defensieve attributie
HOOFDSTUK 4
Arbeid en organisatiepsychologie
Kenmerkt zich door de bestudering van het gedrag van de mens in de relatie tot arbeid en dat
van de werkende mensen in organisaties.
Organisatie psychologie houdt zich bezig met organisatiestructuur, organisatietheorieen en
organisatie veranderingen.
De stromingen:
Scientific Management:
Taylor, richtte zich op het rationele aspect van arbeid.
- Denkwerk door Staf en Management
- Opsplitsing van arbeid in eenvoudige deelbewerkingen
- Invoering prestatieloon
HR
- werkende mens hecht veel waarde aan erkenning en aandacht
Werkstructureringsexperiment
- richtte zich op interessant maken van de werkintrinsieke aspecten van arbeidsstudies
- experiment door taakroulatie, taakverbreding, taakverrijking en autonome groepen.
Wervingsmethoden:
• Intern
o Voordelen, lage kst, bekendheid van personeel
o Nadeel subjectief, bedrijfsblind vriendjespolitiek
Gevaar peter Principle iemand een functie laten bekleden die hij
niet aankan
• Kandidaten in port
• Uitzend / arbeidsbureaus
• Scholen en Uni’s Internet
• W&S bureaus
• Headhunting executive search ( directe benadering )
• Personeelsadv…. Eisen: branche bedrijf, ontstaan vaca, functiebenaming, relevante
kenmerken, functieeisen, arb. Voorw, selectieprocedure.
Selectie
Doel: Zowel de belangen van org als die van kandi behartigen en op elkaar aan laten sluiten
Belangrijke criteria bij selectiemethode: * betrouwbaarheid * validiteit * eerlijkheid * tijd
*kst.
Selectie stappen:
• briefselectie
• pe psych. Test
• selectie Interview
• Assesment Centre
• Arbeidsproef
Motivatie
Theorieën
• Maslow behoeftenhierarchie
• MCLelland Need of Achievement
• Herzberg Tweefactor theorie
• Vroom verwachtingstheorie
Moderne
Zelfwaargenomen competentie Bandura….
Flow Mihaly…….
Behoeftenhierarchie Maslow
Basis gezond en creatief mens, creativiteit is bij de geboorte al aanwezig
“ Slechte en destructieve dingen die men doet zijn gevolg van reacties op hun
omgeving = Humanistische psych. => mens is voortdurend in wordingsproces ;
vrijheid van keus staat centraal.
• Uitgangspunt: behoeftes en velangens zijn aangeboren en geordend
• Een mens wil altijd wat, als aan de ene behoefte is voldaan, ontstaat snel de
behoefte aan iets anders van de hogere orde
• Uiteindelijk streeft mens naar zelfacualisatie ( alles waartoe men potentieel in staat
is; volledige benutting van talenten
McLelland pastte zijn theorie toe op totale bevolking van een land en kon hiermee
interessante conclusies trekken. Hij keek naar hoogte van n-ach, n-affil, n-pow gehalte
Samen met Atkinson ontwierp hij de TAT test ( thematic, Apperception Test );
Test met onduidelijke plaatjes die aan de proefpers. Werden voorgelegd, idee….. men zag
waar men in gedachte mee bezig was
Geschiedenis:
Scientific Management Kernvraagstuk:
Hoe arbeid zo efficiënt mogelijk inzetten in combinatie met tecnologische ontwikkelingen en
productietechnieken. Vraagstuk mbt productiviteit - arbeidsinzet - afstemming
Scheiding tussen ontwerp en uitvoering arbeid, hierdoor
- nam handvaardigheid per deelhandeling toe
- namen opleidingskosten per wn af
- ging er geen tijd verloren door afwisseling handelingen
- eenvoudigere mechanisering van afzonderlijke handelingen ipv gehele
productieproces
- voor arbeiders betekende dit proletarisering;. Er ontstond kennismonopolie, arbeid was
monotoom routinematig en zinloos
- deskundigen gingen ervan uit dat de productie zo hoog mogelijk zou zijn als de taak
zo nauwkeurig en begrensd mogelijk was
- motivatieprobleem werd opgelost door geld.
- Grondprincipes Scient. Man.
o Taylor ontwikkelde wetenschappelijke studie van werkmethoden
o Door selectie en training moesten arb. De norm halen, onder stricte toezicht en
supervisie.
o Taylor ontwikkelde harmoniemodel => ieder deed wat bij zijn taak hoorde
o Financiele prikkels dmv target bonussysteem
o Taylor introduceert taaksplitsing
Werk van chef werd opgesplitst en uitgevoerd door meer
functionarissen=> hiermee heeft Taylor impuls gegeven voor
stafafdeling en specialismen binnen org. Zoals we vandaag kennen.
Taylors Harmoniemodel werd vergeten…… hierdoor 2e stroming
HR benadering
Een vervolg op Scient. Man. Waren onderzoeken die gericht waren op arb.omstandigheden en
arb.productiviteit.
MAYO => Hawthorne studies=> onderzoek verband lichtssterkte en arb. Productiviteit
Hawthorne effect => moreel van wn was vooruitgegaan omdat zij meer aandacht kregen van
hun superieuren. Werknemers voelden zich betrokken, hadden meer plezier in hun werk en
houding t.o.v. bedrijf werd positief beinvloedt.
Onderzoekers stelden dat een vriendelijke en begrijpende benadering erg nuttig was voor
motivatie.
Conclusie
Normen=> arb. Vormen groepen met eigen normen en waarden, bindingen en
opvattingen
Informeel contact=> dat beinvloedt gedrag en prestaties op werkvloer
Positie en rol Leidinggevende=> hij moet sociaal vaardig zijn
Invloed HRbenadering
Enorme groei in leiderschapstrainingen en counseling programma’s tevens een groei in
onderzoeken naar invloed van groepsvorming, normen en waarden, leiderschap en counseling
Kritiekpunten HR benadering
Uitgang is harmoniemodel
dit is moeilijk haalbaar door hierarchie, en belangen wn en lg zijn tegengesteld
de ver doorgevoerde takensplitsing werd niet of nauwelijks aangepakt.
e
3 stroming…………….
Werkstructurering en taakverruiming
Ondanks de vergevorderde resultaten van Scient. Man en Hr was er nog steeds sprake van
negatieve aspecten… zoals
- geringe betrokkenheid, hoge ziekteverzuim, productie beneden peil
Klachten wn bestonden uit het werk zelf, wn werden kritischer kieskeuriger en waren hoger
opgeleid. Het werk moest interessanter gemaakt worden om de motivatie te bevorderen.
Dit deed men door werkstructurering. Inhoud van het werk zelf werd zo aangepakt dat het
interessanter werd en als zinvol werd beschouwd. Dmv experimenten ( ahmedabad –
grondslag sociotechniek, treasury department study – job enrichment, philips taakverruiming,
jobenrichment, job redesign )
4 basis principes
* Taakverbreding / Job enlargement
=> horizontale taakverruiming, wn verricht meer handeling heft het gevoel dat hij een
complete stuk werk afleverd
* Taakverrijking / Job enrichment Verticale taakverruiming
=> taken die van hoger niveau bij tknpakket wordt toegevoegd. Groot beroep wordt er
gedaan op zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, uitdaging gaat omhoog
* Taakroulatie / Job rotation
=> met collega’s wisselen van taken, wn breder inzetbaar, wn krijgt beter zicht op
gehele productieproces
* Groepsvorming werkzaamheden worden verricht in autonome grpn. Wn zijn vrij om naar
eigen inzicht de werkzaamheden te organiseren.
Latere ontwikkeling….. Klant Centraal, ook buiten org kijken in tegenstelling tot HR.
Organisatie moet zich focussen op omgeving, markt.
In klassieke scient. Man. Lag nadruk op werk, structurering org stond centraal
In HR stond werkbeleving centraal
In org van nu… concurrentie staat centraal.
Functies Leiderschap
• Goal achievement
o Gericht op directe taakuitvoering en bereiken van korte termijn doelen
• Group maintenance
o Het instand houden van groep als instrument
• Future effectieveness
o Mbt toekomstige ontwerp vooruitkijken, anticiperen en maatregelen nemen
Formeel leiderschap; toebedeeld volgens structuur
Emergent Leiderschap; spontaan opstaan van leider uit groep
Gedragsdimensies van leiderschap
• Taakgericht => leider richt zijn aandacht op behalen taak / prestatie
• Sociaal – Emotioneel => leider richt zijn aandacht op onderlinge verhoudingen;
veel overleg, wn behandelen als gelijke
• Prominentie => eigenschappen leider; deskunfig, intelligent sociabiliteit
Organisatiecultuur
- Socialisatieproces ; ongeschreven regels en omgangsvormen
Cultuur is populair omdat:
• managementstijlen belangrijk zijn voor overleving organisatie
• cultuur en mentaliteit wn belangrijk zijn om veranderingen goed door te voeren
• solidariteit en loyaliteit zijn belangrijke eigenschappen van mw..overleving
• Corporate Identity consument vinden het belangrijk zich met org te kunnen
identificeren, en hebben vertrouwen in kwaliteit en service
Cultuurtypologieen Harrison
• Rolcultuur org met functioneel gespecialiseerde afd., veel regels en voorschriften,
hiërarchische org, inflexibel
• Machtscultuur centralisatie macht, succes is sterk afhankelijk van kwaliteit
machtshebber, kwetsbare, resultaatgerichte org
• Taakcultuur centraal= bereiken van doelstellingen, werken in teamverband,
deskundigheidsmacht (netwerkcultuur) flexibele org, chaotisch, onduidelijkheden
werkprocessen
• Persoons- Individucultuur ind. Heeft zijn eigen werk en bepaald eigen tempo,
grpn worden gevormd obv persoonlijke voorkeur, wn weinig binding met org,
eilandjescultuur vb maatschap, advocatenkantoor.
HST 1 Psychodiagnostiek
Taken psychodiagnosticus
Typen diagnostische oordelen
1 classificatie Tot welk categorie behoort client
2 Selectie is de client geschikt voor deze functie / opleiding
3 advisering van verz arts rechtbank
4 plaatsing advies van bepaalde behandeling, op grond van diagnostisch onderzoek
Diagnostiek impliceert een beslissingsproces; de nodige info wordt ingewonnen en verwerkt en dit
leidt tot oordeel client
Typen diagnostiek
• Statusdiagnostiek
o Geeft inzicht in toestandsbeeld op bepaald moment vb IQtest
• Veranderingstdiagnostiek
o Gericht op ontwikkeling meten, aangeven van interventie resultaat
Eerst een test => nav resultaat voert men verandering in ( oef )
vervolgens opnieuw een test afnemen
• Procesdiagnostiek
o Diagnosticeren van individuele wijze waarop een bepaald persoon zich ontwikkeld
Informatieverwerving
1 Het verzamelen van informatie
2 anamnese - algemene gegevens
Specifieke gegevens( wanneer treedt het probleem op)
Is de info consistent? Spreken de verschillende bronnen over hetzelfde gedrag of zijn
er meer probleemgedragingen
3 richtinggevende hypothesen => Toetsbare hypothesen
Ieder deel van proces van aanmelding tot anamnese en het daadwerkelijk testen kan nieuwe info
opleveren die het nodig maakt hypothesen aan te passen of die nieuwe hypothesen oproepen die ook
moeten worden getoetst == Cyclisch aspect van diagnostisch Proces
HST 3 Normen
Gestraficeerde steekproef: steekproef die een goede afspiegeling vormt van de groep waarover men
iets wil zeggen
Standaardisering meetprocedure: Voorwaarde waaronder een onderzoek plaatsvindt, moet voor
iedereen identiek zijn
Gestandaardiseerd interview: gaat uit van vooraf geformuleerde vragen en ook de volgorde van
deze vragen liggen vast.
Standaardscores: Hiemee geven we de afstand aan vanaf gemiddelde, met gebruik van SD
• Liniaire standaardscores: = Z score ( ruwe score – gemiddelede) / SD
• Genormaliseerde standaardscore
o Hebben altijd betrekking op scores die normaal verdeeld zijn
o Geven een waarde tov 100
Stanine : Scores die van 1 tot 9 kunnen lopen
HST 4 Betrouwbaarheid
Meten: een zo betrouwbaar mogelijke inschatting maken die de ware toestand van client aangeeft.
Een test is Betrouwbaar wanneer er hoge mate van overeenkomsten zijn tussen verschillende
onderzoeken van 1 persoon
Statistische begrippen:
Correlatie: Samenhang tussen 2 variabelen vb depressie – negatieve gedachten
- deze wordt uitgedrukt in een bepaald getal correlatiecoefficient
- correlatie kan postief of negatief zijn
o positief: als de ene score hoog is dan is de andere score ook hoog
o negatief: als de ene score hoog is en de andere laag
o Coefficient kan varieren van +1 tot -1
Wanneer de waarde hoog genoeg is om echt betekenis te hebben noemen we
deze significant
- correlatie van 0 wil zeggen dat er helemaal geen samenhang is tussen de verschillende tests
• Item Analyse
o Nagaan homongeniteit van items
o de samenhang tussen verschillende Items meten
Standaardmeetfout de afwijking van gem. ( spreiding ) en betrouwbaarheid
• Qe = Q x V1-betrouwbaarheid
HST 5 Validiteit
Validiteit van test:
De mate waarin de test datgene oplevert van wat we willen meten
Goede validiteit is voorwaarde voor een goede test
Valideringsfase Test
- obv uitslag test moet toekomstig gedrag worden voorspeld
- hiervoor gebruikt men criterium / maatstaf
- dmv rangcorrelatie de mate van samenhang tussen beide waarnemingen weergeven
- hoe hoger correlatie hoe meer valide de proefserie is
o dwz de test doet een juiste voorspelling over toekomstig gedrag
o kwaliteit van criterium bepaalt het niveau van validiteit v de test
4 aspecten Validiteit
* Predictieve Validiteit ( voorspelling relatie test en extern crietrium )
Voorspellen van gedrag dat buiten test valt
Diagnostisch instrument bezit predictieve validiteit als de relatie tussen instrument en
criterium is aangetoond
Testresultaten krijgen pas waarde wanneer ze de mogelijkheid bieden te verwijzen naar gedragingen
buiten testsituatie
• Cocurrent Validity hierbij is er geen tijdsverschil tussen moment van testen en bepalen
criterium
o Gelijktijdig testen en verzamelen gegevens criterium gedrag bijv:
Test leerling en mening leerkracht
• Content Validity
o Mate van testinhoud moet een goede representatie zijn van waarvoor test bedoeld is
Bij kennis en vaardigheidstesten
• Construct Validity ( begripsvaliditeit )
o 3 ASPECTEN
Nagaan welke begrippen de testprestatie zouden kunnen verklaren
Toetsbare hypothesen afleiden uit theorie waar construct binnenvalt
Empirisch onderzoek om hypothesen te toetsen
Wanneer er een onderzoek gedaan wordt naar predictieve validiteit van een test hebben we te maken
met 2 serie waarnemingen
• de score van de test die de proefpersoon maakt
• het gedrag, prestatie in criteriumsituatie is 2e serie waarneming
o de relatie tussen 2 bovengenoemde wordt uitgedrukt in correlatiecoefficient
• verschillende correlatie coefficienten
o Pearsons R of productmomentcorrelatiecoefficient voor R
o Rangcorrelatiecoefficient of Kendalls Tau
Test moet
Valide betrouwbaar objeztief zijn
Mate van overeenkomst tussen Mate van overeenkomst tussen
verschillende onderzoeken bij Verschillende onderzoeken
Dezelfde persoon. Niet alleen standaardisering maar
ook eenduidigheid van score
Projectiemethoden worden ook wel als indirecte test aangeduid omdat er geen direct verband tussen
inhoud van de test en doelstelling van de test is.
Handleiding => hierin moet vermeld zijn, Hoe de test binnen hoeveel tijd en op wat voor manier de
materialen gebruikt worden instaan
Testvoorwaarden
Kwaliteit van proefleider moet uitermate goed zijn. De diagnosticus is bij het uitoefen van zijn werk
gebonden aan regels die een voorwaarde vormen van objectiviteit van test. Ook omgeving moet zoveel
mogelijk gelijk zijn. Deze moet optimaal zijn met goede verlichting en ventilatie
Houding leider moet onpartijdig en wetenschappelijk zijn
Toestand client moet ook in acht genomen worden
Kwalitatieve Analyse
• Onderscheid kwalitatieve analyse van de antwoorden en kwalitatieve analyse van totaal
testgedrag
o Kwantitatief is een antwoord goed / fout, kwalitatief wordt gekeken naar wijze van
antwoorden
• Kwalititaieve analyse van testgedrag; onderscheid tussen gedrag tov test en gedrag tov
tetsleider
Factoranalyse