Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 40

TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

Woordenlijst / ‫ مسرد‬TaalCompleet A2

Nederlands Arabisch
‫العربية‬

1.1 Koffie?

alsjeblieft
‫تفضل‬

bedankt
ً‫شكرا‬

bevallen, beviel(en), zijn bevallen


‫يحب‬

gelukkig(e)
‫لحسنًالحظ‬

hoeven, hoefde(n), hebben gehoeven


‫يحتاج‬

het kantoor, de kantoren


‫مكتب‬

de koek, de koeken
‫كعكة‬

de kop, de koppen
‫فنجان‬

koud(e)
‫بارد‬

lusten, lustte(n), hebben gelust


‫يحب‬

straks
‫فيماًبعد‬

de winkel, de winkels
‫متجر‬

zin hebben, had(den), hebben gehad


‫يحب‬

1.2 Raam-ramen, vol-volle

dik(ke)
‫سميك‬

doof / dove
‫أصم‬

gelden, gold(en), hebben gegolden


‫يطبق‬

het geval, de gevallen


‫حالة‬

lief / lieve
‫لطيف‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de muis, de muizen
‫فأر‬

de pet, de petten
‫قبعة‬

raar / rare
‫غريب‬

1.3 Willen en kunnen

fietsen, fietste(n), hebben/zijn gefietst


‫يدور‬

kunnen, kon(den), hebben gekund


‫يستطيع‬

het lied, de liederen


‫أغنية‬

de muziek
‫موسيقى‬

de rugzak, de rugzakken
‫حقيبةًظهر‬

wandelen, wandelde(n), hebben gewandeld


‫يمشي‬

willen, wilde(n), hebben gewild


‫يريد‬

zingen, zong(en), hebben gezongen


‫يغني‬

zwemmen, zwom(men), hebben gezwommen


‫يسبح‬

1.4 U of jij?

afscheid nemen, nam(en), hebben genomen


‫يودع‬

beleefd(e)
‫مؤدب‬

het centrum, de centra / de centrums


‫مركز‬

dragen, droeg(en), hebben gedragen


‫يرتدي‬

kleren
‫مالبس‬

kletsen, kletste(n), hebben gekletst


‫يدردش‬

net(te)
‫أنيق‬

netjes
‫أنيق‬

de voornaam, de voornamen
‫االسمًالشخصي‬

de vriendin, de vriendinnen
‫صديقة‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

1.5 Kindje, treintje, armpje

de club, de clubs
‫نادي‬

de dame, de dames
‫سيدة‬

de gang, de gangen
‫رواق‬

het gebouw, de gebouwen


‫مبنى‬

het gezicht, de gezichten


‫وجه‬

de kerk, de kerken
‫كنيسة‬

de rol, de rollen
‫دور‬

het spel, de spellen


‫لعبة‬

de ster, de sterren
‫نجم‬

de vogel, de vogels
‫طائر‬

1.6 Typisch Nederlands!

aankomen, kwam(en) aan, zijn aangekomen


‫وصول‬

het cadeau, de cadeaus


‫هدية‬

direct(e)
‫مباشر‬

droog / droge
‫جاف‬

klagen, klaagde(n), hebben geklaagd


‫يشكو‬

meegaan, ging(en) mee, zijn meegegaan


‫يأتي‬

het paard, de paarden


‫حصان‬

regenen, het regende, het heeft geregend


‫تمطر‬

samenwonen, woonde(n) samen, hebben ‫يتعايش‬


samengewoond
de Sinterklaas
Sinterklaas

het snoep
‫حلوى‬

typisch(e)
‫نموذجي‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

uitdelen, deelde(n) uit, hebben uitgedeeld


‫يوزع‬

warm(e)
‫ساخن‬

wit(te)
‫أبيض‬

1.7 Wat vind jij?

aardig(e)
‫صريح‬

eens
‫يوافق‬

de jurk, de jurken
‫فستان‬

het landschap, de landschappen


‫منظرًطبيعي‬

lelijk(e)
‫قبيح‬

de mening, de meningen
‫رأي‬

onaardig(e)
‫قاس‬

oneens
‫يعارض‬

stom(me)
‫غبي‬

de trui(en)
‫سترة‬

want
‫بسبب‬

1.8 Wat zeg je?

het geluk
‫سعادة‬

jezelf
‫نفسك‬

klikken, klikte(n), hebben geklikt


‫ينقر‬

de knop, de knoppen
‫زر‬

nazeggen, zei(den) na, hebben nagezegd


‫يكرر‬

oefenen, oefende(n), hebben geoefend


‫مراجعة‬

opnemen, nam(en) op, hebben opgenomen


‫يسجل‬

de uitspraak
‫نطق‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

verstaan, verstond(en), hebben verstaan


‫يفهم‬

zacht(e)
‫ناعم‬

1.9 Een kaartje sturen

het bericht, de berichten


‫رسالة‬

beterschap
‫شفاء‬

eindigen, eindigde(n), hebben geëindigd


‫ينهي‬

een feest geven, gaf / gaven, hebben gegeven


‫ينظمًحفلة‬

feliciteren, feliciteerde(n), hebben gefeliciteerd


‫يهنئ‬

de geboorte, de geboorten
‫والدة‬

gefeliciteerd
‫ًتهانينا‬

de gelegenheid, de gelegenheden
‫فرصة‬

het huwelijk, de huwelijken


‫زواج‬

jarig zijn, was / waren, zijn geweest


‫عيدًميالد‬

de kaart, de kaarten
‫بطاقة‬

overlijden, overleed, overleden, zijn overleden


‫يموت‬

soms
ً‫أحيانا‬

terugsturen, stuurde(n) terug, hebben teruggestuurd


‫يعود‬

de uitnodiging, de uitnodigingen
‫دعوة‬

1.10 Last van de buren

het geluid, de geluiden


‫صوت‬

hard(e)
‫صوتًصاخب‬

last hebben van, had(den), hebben gehad


‫ينزعج‬

later
‫فيماًبعد‬

het lawaai
‫ضجيج‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

letten, lette(n), hebben gelet


‫يحذر‬

volgend(e)
‫التالي‬

1.11 Wat leuk, een bos bloemen!

de bos bloemen
‫باقةًزهور‬

de chocolade
‫شوكوالتة‬

houden van, hield(en), hebben gehouden


‫يحب‬

meenemen, nam(en) mee, hebben meegenomen


‫يحضر‬

op bezoek gaan, ging(en), zijn gegaan


‫يزور‬

op tijd
‫فيًالوقتًالمحدد‬

te laat
‫متأخر‬

zomaar
‫فقط‬

2.1 De euro

het briefje, de briefjes


‫نقود‬

de cent, de centen
‫سنت‬

de euro, de euro’s
‫يورو‬

handig(e)
‫عملي‬

de munt, de munten
‫عملة‬

de vakantie, de vakanties
‫عطالت‬

wisselen, wisselde(n), hebben gewisseld


‫صرف‬

2.2 Grote getallen

het bedrijf, de bedrijven


‫شركة‬

het blik, de blikken


‫علبة‬

de brug, de bruggen
‫جسر‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

duizend
‫ألف‬

de fabriek, de fabrieken
‫مصنع‬

de leerling, de leerlingen
‫تلميذ‬

de medewerker, de medewerkers
‫موظف‬

het miljard, de miljarden


‫مليار‬

het miljoen, de miljoenen


‫مليون‬

de soep, de soepen
‫حساء‬

de vloer, de vloeren
‫أرضية‬

zo’n
‫حوالي‬

2.3 Een bankrekening openen

de bank, de banken
‫مصرف‬

geld opnemen, nam(en) op, hebben opgenomen


‫يسحبًالمال‬

kloppen, klopte(n), hebben geklopt


‫يقرع‬

de medewerkster, de medewerksters
‫موظف‬

onthouden, onthield(en), hebben onthouden


‫يتذكر‬

openen, opende(n), hebben geopend


‫يفتح‬

het paspoort, de paspoorten


‫جوازًسفر‬

de pincode, de pincodes
‫رقم السري‬

de pinpas, de pinpassen
‫بطاقةًنقدية‬

de rekening, de rekeningen
‫حساب‬

2.4 Mogen en zullen

autorijden, reed, reden, hebben/zijn gereden


‫يقود‬

behandelen , behandelde(n), hebben behandeld


‫يعالج‬

eerder
‫قبل‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

iets voorstellen, stelde(n) voor, hebben voorgesteld


ً‫يقترحًشيئا‬

opereren, opereerde(n), hebben geopereerd


‫يجريًعمليةًجراحية‬

opruimen, ruimde(n) op, hebben opgeruimd


‫يرتب‬

de patiënt, de patiënten
‫مريض‬

schreeuwen, schreeuwde(n), hebben geschreeuwd


‫يصرخ‬

het strand, de stranden


‫شاطئ‬

thuiskomen, kwam(en) thuis, zijn thuisgekomen


‫يعودًاليًالبيت‬

zullen, zou(den)
‫سوف‬

2.5 Geld pinnen

het bedrag, de bedragen


‫كمية‬

drukken, drukte(n), hebben gedrukt


‫يضغط‬

de geldautomaat, de geldautomaten
‫ماكينةًالصرافًاآللي‬

pakken, pakte(n), hebben gepakt


‫ياخذ‬

het scherm, de schermen


‫شاشة‬

de stap, de stappen
‫خطوة‬

stelen, stal(en), hebben gestolen


‫يسرق‬

2.6 Actief luisteren

actief / actieve
‫نشط‬

de activiteit, de activiteiten
‫نشاط‬

de bibliotheek, de bibliotheken
‫مكتبة‬

de folder, de folders
‫نشرة‬

de mededeling, de mededelingen
‫إعالن‬

nadenken, dacht(en) na, hebben nagedacht


‫يفكر‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de pauze, de pauzes
‫استراحة‬

het soort, de soorten


‫نوع‬

tijdens
‫خالل‬

de titel, de titels
‫عنوانًكتابعنوانًكتاب‬

2.7 Ik wil graag pinnen.

dom / domme
‫غبي‬

durven, durfde(n), hebben gedurfd


‫يجرؤ‬

de hulp
‫مساعدة‬

intoetsen, toetste(n) in, hebben


‫يكتب‬

omdraaien, draaide(n) om, hebben omgedraaid


‫ينعطف‬

de piep, de piepen
‫يطلقًإشارةًتنبيه‬

het restaurant, de restaurants


‫مطعم‬

slim / slimme
‫ذكي‬

tellen, telde(n), hebben geteld


‫يعد‬

vergeten, vergat(en), hebben/zijn vergeten


‫ينسى‬

verkeerd(e)
‫خطأ‬

2.8 In, uit, voor, na

afspreken, sprak(en) af, hebben afgesproken


ً‫يحددًموعدا‬

bidden, bad(en), hebben gebeden


‫يصلي‬

de finale, de finales
‫نهائي‬

de hond, de honden
‫كلب‬

de kat, de katten
‫قط‬

de kooi, de kooien
‫قفص‬

de oorlog, de oorlogen
‫حرب‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

sinds
‫منذ‬

de vrede
‫سالم‬

2.9 Mijn pinpas is weg!

aanvragen, vroeg(en) aan, hebben aangevraagd


‫يقدمًطلباًألجل‬

blokkeren, blokkeerde(n), hebben geblokkeerd


‫يمنع‬

helaas
‫لألسف‬

iets kwijt zijn, was, waren, zijn geweest


ً‫يفقدًشيئا‬

melden, meldde(n), hebben gemeld


ً‫يقدمًتقريرا‬

ontzettend(e)
‫هائل‬

de stem, de stemmen
‫صوت‬

vanmorgen
‫صباح‬

via
‫منًخالل‬

welkom
‫ترحيب‬

2.10 En, maar, want

de berg, de bergen
‫جبل‬

het gordijn, de gordijnen


‫ستارة‬

de grond
‫أرض‬

het kussen, de kussens


‫وسادة‬

schijnen, scheen, schenen, hebben geschenen


‫تظهر‬

de sneeuw
‫ثلج‬

de zee, de zeeën
‫بحر‬

de zon
‫شمس‬

2.11 Betalen via internet


TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

automatisch(e)
‫أوتوماتيكي‬

de code, de codes
‫رمز‬

gemakkelijk(e)
‫سهل‬

de nacht, de nachten
‫ليل‬

namelijk
‫أي‬

nodig(e)
‫مطلوب‬

de rekening , de rekeningen
‫حساب‬

de veiligheid
‫سالمة‬

de verbinding, de verbindingen
‫اتصال‬

3.1 Een baby, gefeliciteerd!

het bad, de baden


‫حمام‬

bevallen, beviel(en), zijn bevallen


‫تلد‬

bijkomen, kwam(en) bij, zijn bijgekomen


‫يلتقطًاألنفاس‬

geboren
‫مولود‬

het gemeentehuis, de gemeentehuizen


‫دارًالبلدية‬

herstellen, herstelde(n), zijn hersteld


‫يستعيد‬

medisch(e)
‫طبي‬

schoonmaken, maakte(n) schoon, hebben ‫ينظف‬


schoongemaakt
verzorgen, verzorgde(n), hebben verzorgd
‫يرعى‬

het ziekenhuis, de ziekenhuizen


‫مستشفى‬

3.2 Hoe gaat het met mijn kindje?

de arts, de artsen
‫طبيب‬

het bureau, de bureaus


‫مكتب‬

het gedrag
‫سلوك‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

groeien, groeide(n), zijn gegroeid


‫ينمو‬

de leeftijd, de leeftijden
‫عمر‬

meten, mat(en), hebben gemeten


‫يقيس‬

onderzoeken, onderzocht(en), hebben onderzocht


‫بحث‬

ontwikkelen, ontwikkelde(n), hebben ontwikkeld


‫يطور‬

opletten, lette(n) op, hebben opgelet


‫يهتم‬

de prik, de prikken
‫حقن‬

uitkleden, kleedde(n) uit, hebben uitgekleed


‫يخلعًمالبسه‬

wegen, woog, wogen, hebben gewogen


‫يزت‬

de ziekte, de ziekten / ziektes


‫مرض‬

3.3 Naar het kinderdagverblijf

aanmelden, meldde(n) aan, hebben aangemeld


‫يسجل‬

het inschrijfformulier, de inschrijfformulieren


‫نموذجًتسجيل‬

het kinderdagverblijf, de kinderdagverblijven


‫مركزًرعايةًنهاريةًلالطفال‬

de ontwikkeling, de ontwikkelingen
‫تنمية‬

opnemen, nam(en) op, hebben opgenomen


‫يلتقط‬

oppassen, paste(n) op, hebben opgepast


‫يرعئًطفل‬

de plaats, de plaatsen
‫مكان‬

het speelgoed
‫لعب‬

verstandig(e)
‫حكيم‬

vooraf
ً‫سلفا‬

zelfstandig(e)
‫مستقل‬

zwanger(e)
‫حامل‬

3.4 Omdat hij jarig is.


TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

als
‫عندما‬

het been, de benen


‫ساق‬

herkennen, herkende(n), hebben herkend


‫يعترف‬

de huisarts, de huisartsen
‫طبيبًعام‬

kwaad / kwade
‫غاضب‬

omdat
‫ألن‬

de pijn, de pijnen
‫ألم‬

varen, voer(en), hebben / zijn gevaren


‫يبحر‬

3.5 Hoe lees ik deze tekst?

controleren
‫يتحققًمن‬

de kop, de koppen
‫عنوان‬

onderstreept(e)
‫مشددة‬

het onderwerp, de onderwerpen


‫موضوع‬

het recept, de recepten


‫وصفة‬

schuin(e)
‫مائل‬

vet(te)
‫دهن‬

3.6 Mijn kinderen gaan naar school.

de advocaat, de advocaten
‫محام‬

de basisschool, de basisscholen
‫مدرسةًابتدائية‬

het beroep, de beroepen


‫مهنة‬

het hbo
HBO

de leraar, de leraren
‫معلم‬

liggen aan, lag aan, heeft gelegen aan


‫يعتمدًعلى‬

het mbo
MBO
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de middelbare school, de middelbare scholen


‫مدرسةًثانوية‬

de monteur, de monteurs
‫ميكانيكي‬

het niveau, de niveaus


‫مستوى‬

omgaan met, ging(en) om met, zijn omgegaan met


‫معاملة‬

de puzzel, de puzzels
‫لغز‬

de toets, de toetsen
‫اختبار‬

de universiteit, de universiteiten
‫جامعة‬

verplicht(e)
‫مطلوب‬

3.8 Ouders en de school

de juf, de juffen
)‫معلمةً(أنثى‬

de meester, de meesters
)‫معلمً(ذكر‬

nauwelijks
‫بالكاد‬

het nieuws
‫أخبار‬

organiseren, organiseerde(n), hebben georganiseerd


‫ينظم‬

overblijven, bleef, bleven over, zijn overgebleven


‫يبقى‬

het uitje, de uitjes


‫نزهة‬

de vergadering, de vergaderingen
‫اجتماع‬

3.9 Wij organiseren een uitje

besteden, besteedde(n), hebben besteed


‫ينفق‬

de cultuur
‫ثقافة‬

dichtbij
‫بالقربًمن‬

geweldig(e)
‫رائع‬

de hoofdstad, de hoofdsteden
‫عاصمة‬

laatst
ً‫مؤخرا‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

het nadeel, de nadelen


‫مساوئ‬

terugkomen, kwam(en) terug, zijn teruggekomen


‫يعود‬

het voordeel, de voordelen


‫ميزة‬

het voorstel, de voorstellen


‫اقتراح‬

de voorstelling, de voorstellingen
‫أداء‬

3.10 Klein-groot, warm-koud

aankleden, kleedde(n) aan, hebben aangekleed


‫يرتدي‬

duwen, duwde(n), hebben geduwd


‫يدفع‬

nergens
‫الًمكان‬

sluiten, sloot, sloten, hebben gesloten


‫يغلق‬

de stilte, de stiltes
‫صمت‬

de tegenstelling, de tegenstellingen
‫تباين‬

verdrietig(e)
‫حزين‬

vierkant(e)
‫مربع‬

vlug(ge)
‫بسرعة‬

3.11 Wat doe jij in je vrije tijd?

de bladzijde, de bladzijden
‫صفحة‬

het bos, de bossen


‫غابة‬

eng(e)
‫مخيف‬

grappig(e)
‫مضحك‬

het gras
‫عشب‬

klimmen, klom(men), hebben / zijn geklommen


‫يتسلق‬

meedoen, deed, deden mee, hebben meegedaan


‫يشارك‬

het plein, de pleinen


‫مربع‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

sporten, sportte(n), hebben gesport


‫يتمرن‬

springen, sprong(en), hebben / zijn gesprongen


‫بقفز‬

het tijdschrift, de tijdschriften


‫مجلة‬

trainen, trainde(n), hebben getraind


‫يدرب‬

het veld, de velden


‫حقل‬

de vrije tijd
‫وقتًالفراغ‬

4.1 Het lichaam

de achterkant, de achterkanten
‫الجانبًالخلفي‬

d
arm, de armen
‫ذراع‬
e
bestaan uit, bestond(en), hebben bestaan
‫يتألفًمن‬

d
bil, de billen
‫ردف‬
e
het deel, de delen
‫جزء‬

de hals, de halzen
‫عنق‬

de hand, de handen
‫يد‬

de kin, de kinnen
‫ذقن‬

de knie, de knieën
‫ركبة‬

het lijf, de lijven


‫جسم‬

de mond, de monden
‫فم‬

de nek, de nekken
‫عنق‬

de neus, de neuzen
‫أنف‬

onder andere
‫منًبينًأشياءًأخرى‬

het oog, de ogen


‫عين‬

het oor, de oren


‫إذن‬

de rug, de ruggen
‫ظهر‬

de schouder, de schouders
‫كتف‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de teen, de tenen
‫إصبعًقدم‬

de vinger, de vingers
‫إصبع‬

de wang, de wangen
‫خد‬

4.2 Ik heb last van…

de assistente, de assistentes
‫مساعد‬

het bloed
‫دم‬

breken, brak(en), hebben/zijn gebroken


‫يكسر‬

de gezondheid
‫صحة‬

de griep
‫أنفلونزا‬

de koorts
‫حمى‬

last hebben van, had(den), hebben gehad


‫يعانيًمن‬

misselijk(e)
‫يحسًباالسترجاع‬

het onderzoek, de onderzoeken


‫بحث‬

de wond, de wonden
‫جرح‬

zich niet lekker voelen, voelde(n), hebben gevoeld


‫يشعرًبالتوعك‬

4.3 Bij de huisarts

de apotheek, de apotheken
‫صيدلية‬

het drankje, de drankjes


‫جروع‬

hoesten, hoestte(n), hebben gehoest


‫يسعل‬

de hoofdpijn
‫صداعًالراس‬

de klacht, de klachten
‫شكوى‬

ophalen, haalde(n) op, hebben opgehaald


‫يجمع‬

opnemen, nam(en) op, hebben opgenomen


‫يأخذ‬

rustig aan doen, deden, hebben gedaan


‫يأخذًببساطة‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de temperatuur, de temperaturen
‫درجةًالحرارة‬

vanzelf
‫بنفسه‬

verkouden
‫يحسًبالبرد‬

voorschrijven, schreef, schreven voor, hebben ‫يصف‬


voorgeschreven

4.4 Praten over vroeger (1)

het gebied, de gebieden


‫منطقة‬

leuk(e)
‫جميل‬

prachtig(e)
‫رائع‬

vanaf
‫منذ‬

verleden
‫الماضي‬

zelfs
‫حتى‬

4.5 Medicijnen halen

het advies, de adviezen


‫نصيحة‬

de doos, de dozen
‫صندوق‬

de drogist, de drogisten
‫صيدلية‬

het gebruik
‫استعمال‬

het gevolg, de gevolgen


‫نتيجة‬

in combinatie met
‫باالشتراكًمع‬

de luier, de luiers
‫حفاظ‬

het medicijn, de medicijnen


‫دواء‬

overgaan, ging(en) over, zijn overgegaan


‫يمر‬

het recept, de recepten


‫وصفة‬

rusten, rustte(n), hebben gerust


‫يرتاح‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de spier, de spieren
‫عضلة‬

de tandpasta, de tandpasta’s
‫معجونًأسنان‬

de zeep
‫صابون‬

4.6 Praten over vroeger (2)

bezig(e)
‫مشغول‬

enorm(e)
‫هائل‬

genoeg
‫كاف‬

gezond(e)
‫صحي‬

de haast
‫عجلة‬

los / losse
‫فضفاض‬

de oefening, de oefeningen
‫تمرين‬

het rapport, de rapporten


‫تقرير‬

de rits, de ritsen
‫زمامًمنزلق‬

saai(e)
‫ممل‬

het schaap, de schapen


‫خروف‬

het schilderij, de schilderijen


‫لوحة‬

de taart, de taarten
‫كعكة‬

zonder
‫بدون‬

4.7 Schrijven

het doel, de doelen


‫هدف‬

persoonlijk(e)
‫شخصي‬

de spelling, de spellingen
‫هجاء‬

steunen, steunde(en), hebben gesteund


‫يدعم‬

de studie, de studies
‫دراسة‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de volgorde, de volgordes
‫تسلسل‬

wekelijks(e)
‫أسبوعي‬

4.8 De tandarts bellen

de behandeling, de behandelingen
‫عالج‬

de controle, de controles
‫مراجعةًالطبيب‬

het gat, de gaten


‫حفرة‬

het gebit, de gebitten


‫أسنان‬

het halfjaar
‫نصفًعام‬

in orde
ً‫حسنا‬

de kies, de kiezen
‫سنًخلفي‬

de kiespijn
‫وجعًأسنان‬

mis
‫خطأ‬

de praktijk, de praktijken
‫ممارسة‬

4.9 Wat is van wie?

de bril, de brillen
‫نظارات‬

het bureau, de bureaus


‫مكتب‬

het huisdier, de huisdieren


‫حيوانًأليف‬

de plant, de planten
‫شجرةًتنمو‬

de taak, de taken
‫مهمة‬

de tv, de tv’s
‫تلفزيون‬

5.1 Het gemeentehuis

de afdeling, de afdelingen
‫قسم‬

besturen, bestuurde(n), hebben bestuurd


‫يدير‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

bouwen, bouwde(n), hebben gebouwd


‫يبني‬

het buitenland
‫فيًالخارج‬

de burgemeester, de burgemeesters
‫عمدة‬

de burger, de burgers
‫مواطن‬

het examen, de examens


‫اختبار‬

het legitimatiebewijs, de legitimatiebewijzen


‫بطاقةًهوية‬

het loket, de loketten


‫مكتب‬

de persoonsgegevens
‫بياناتًشخصية‬

het rijbewijs, de rijbewijzen


‫رخصةًقيادة‬

slagen, slaagde(n), zijn geslaagd


‫ينجح‬

het stadhuis, de stadhuizen


‫دارًالبلدية‬

van tevoren
ً‫مقدما‬

waarvoor
‫الذيًمنًأجله‬

de zaal, de zalen
‫قاعة‬

5.2 Ik begrijp het niet.

bedoelen, bedoelde(n), hebben bedoeld


‫يعني‬

een vraag stellen, stelde(n), hebben gesteld


ً‫يطرحًسؤاال‬

herhalen, herhaalde(n), hebben herhaald


‫يكرر‬

nogmaals
‫مرةًًأخرى‬

onbekend(e)
‫غيرًمعروف‬

ontdekken, ontdekte(n), hebben ontdekt


‫يعرف‬

5.3 Ik heb gewerkt.

combineren, combineerde(n), hebben gecombineerd


‫وحد‬

leveren, leverde(n), hebben geleverd


‫يوصل‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de piloot, de piloten
‫طيار‬

presenteren, presenteerde(n), hebben gepresenteerd


‫يقدم‬

schilderen, schilderde(n), hebben geschilderd


‫يرسم‬

scoren, scoorde(n), hebben gescoord


‫يسجل‬

studeren, studeerde(n), hebben gestudeerd


‫يدرس‬

twijfelen, twijfelde(n), hebben getwijfeld


‫يشك‬

waarschuwen, waarschuwde(n), hebben gewaarschuwd


‫يحذر‬

5.4 Meerkeuzevragen beantwoorden

het kader, de kaders


‫إطار‬

logisch(e)
‫منطقي‬

de meerkeuzevraag, de meerkeuzevragen
‫سؤالًاختيارًمنًمتعدد‬

toevallig(e)
‫عرضي‬

verdwijnen, verdween, verdwenen, zijn verdwenen


‫يختفي‬

5.5 De politiek

bepalen, bepaalde(n), hebben bepaald


‫يحدد‬

beslissen, besliste(n), hebben beslist


‫يقرر‬

de bevolking
‫سكان‬

de gemeenteraad, de gemeenteraden
‫مجلسًبلدي‬

het lid, de leden


‫عضو‬

de partij, de partijen
‫حزب‬

de politicus, de politici
‫سياسي‬

de politiek
‫سياسة‬

de regering, de regeringen
‫حكومة‬

de samenleving, de samenlevingen
‫نتعايش‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

stemmen, stemde(n), hebben gestemd


‫يصوت‬

de televisie, de televisies
‫تلفزيون‬

de Tweede Kamer
‫برلمان‬

de verkiezing, de verkiezingen
‫انتخابات‬

de wet, de wetten
‫قانون‬

winnen, won(nen), hebben gewonnen


‫يفوز‬

5.6 Nederlander worden

de boete, de boetes
‫غرامة‬

het diploma, de diploma’s


‫دبلومة‬

het inburgeringsexamen, de inburgeringsexamens


‫امتحانًالتجنس‬

inleveren, leverde(n) in, hebben ingeleverd


‫يسلم‬

minimaal / minimale
‫حدًأدنى‬

de nationaliteit, de nationaliteiten
‫جنسية‬

het proces, de processen


‫إجراء‬

de straf, de straffen
‫عقاب‬

de verblijfsvergunning, de verblijfsvergunningen
‫تصريحًإقامة‬

voldoende
‫كاف‬

5.7 Ik leg dit uit.

aanbieden, bood, boden aan, hebben aangeboden


‫يقدم‬

aangeven, gaf, gaven aan, hebben aangegeven


‫يمرر‬

aanvallen, viel(en) aan, hebben aangevallen


‫يهاجم‬

doorgaan, ging(en) door, zijn doorgegaan


‫يمضيًقدما‬

lesgeven, gaf, gaven les, hebben lesgegeven


‫يدرس‬

meebrengen, bracht(en) mee, hebben meegebracht


‫يحضر‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

ophangen, hing(en) op, hebben opgehangen


‫يعلق‬

oplossen, loste(n) op, hebben opgelost


‫يحل‬

plaatsvinden, vond(en) plaats, hebben plaatsgevonden


‫يحدث‬

rondlopen, liep(en) rond, hebben rondgelopen


‫يتمشى‬

vast(e)
‫ثابت‬

voorbereiden, bereidde(n) voor, hebben voorbereid


‫يعد‬

5.8 Naar de politie

bang(e)
‫خائف‬

bewaren, bewaarde(n), hebben bewaard


‫يحفظ‬

de brand, de branden
‫حريق‬

de dief, de dieven
‫لص‬

dringend(e)
‫ملح‬

ernstig(e)
‫خطير‬

gevaarlijk(e)
‫خطير‬

het gevonden voorwerp, de gevonden voorwerpen


‫المفقودات‬

huilen, huilde(n), hebben gehuild


‫يبكي‬

de jas, de jassen
‫سترة‬

landelijk(e)
‫وطني‬

de politie
‫شرطة‬

de situatie, de situaties
‫حالة‬

slaan, sloeg(en), hebben geslagen


‫ضرب‬

verliezen, verloor, verloren, hebben verloren


‫يفقد‬

de wijk, de wijken
‫منطقة‬

5.9 Klein, kleiner, kleinst


TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

arm(e)
‫فقير‬

boos / boze
‫غاضب‬

dun / dunne
‫رقيق‬

glad / gladde
‫سلس‬

liever
‫باألحرى‬

plat / platte
‫شقة‬

rijk(e)
‫غني‬

smal / smalle
‫ضيق‬

spontaan / spontane
‫عفوي‬

stevig(e)
‫بحزم‬

strak / strakke
‫ضيق‬

streng(e)
‫صارم‬

traag / trage
‫بطيء‬

trots(e)
‫فخور‬

de uitzondering, de uitzonderingen
‫استثناء‬

vergelijken, vergeleek, vergeleken, hebben vergeleken


‫يقارن‬

vriendelijk(e)
‫ودي‬

vrolijk(e)
‫سعيد‬

zielig(e)
‫محزن‬

6.1 Op zoek naar werk

de baan, de banen
‫عمل‬

de functie, de functies
‫وظيفة‬

solliciteren, solliciteerde(n), hebben gesolliciteerd


‫يطبق‬

tijdelijk(e)
‫مؤقت‬

het uitzendbureau, de uitzendbureaus


‫وكالةًللعمل‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de vacature, de vacatures
‫وظيفةًشاغرة‬

de werkgever, de werkgevers
‫صاحبًعمل‬

6.2 De vacature

de eis, de eisen
‫متطلب‬

de ervaring, de ervaringen
‫تجربة‬

handig(e)
‫عملي‬

het huishouden, de huishoudens


‫منزلي‬

het plezier
‫فرح‬

het salaris, de salarissen


‫راتب‬

strijken, streek, streken, hebben gestreken


‫يكوي‬

tot en met (t/m)


‫حتىًبماًفيًذلك‬

uitstekend(e)
‫ممتاز‬

voornamelijk(e)
‫فيًاألساس‬

de werktijd, de werktijden
‫ساعاتًالعمل‬

6.3 Het uitzendbureau

het cv, de cv’s


‫سيرةًذاتية‬

geschikt zijn
‫تناسب‬

het hotel, de hotels


‫فندق‬

de interesse
‫اهتمام‬

de kok, de koks
‫طهي‬

maximaal / maximale
‫أقصى‬

de opleiding, de opleidingen
‫تعليم‬

perfect(e)
‫مثالي‬

het sollicitatiegesprek, de sollicitatiegesprekken


‫مقابلةًشخصيةًللوظيفة‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

stage lopen, liep(en), hebben gelopen


‫يتدرب‬

uitnodigen, nodigde(n) uit, hebben uitgenodigd


‫يدعو‬

6.4 Soms of vaak?

af en toe
ً‫أحيانا‬

het apparaat, de apparaten


‫جهاز‬

knippen, knipte(n), hebben geknipt


‫يقص‬

het museum, de musea / museums


‫متحف‬

opstaan, stond(en) op, zijn opgestaan


‫ينهض‬

het pak, de pakken


‫بدلة‬

redelijk(e)
‫بإنصاف‬

regelmatig(e)
‫بانتظام‬

de ruzie, de ruzies
‫شجار‬

6.5 Inschrijven bij het uitzendbureau

contact opnemen met, nam(en) op, hebben opgenomen


‫يتصل‬

dienen, diende(n), hebben gediend


‫ينبغي‬

ontvangen, ontving(en), hebben ontvangen


‫يتلقى‬

recent(e)
‫حديث‬

toevoegen, voegde(n) toe, hebben toegevoegd


‫يضيف‬

verzenden, verzond(en), hebben verzonden


‫يرسل‬

volledig(e)
‫كامل‬

6.6 Het cv

bedienen, bediende(n), hebben bediend


‫يخدم‬

borstelen, borstelde(n), hebben geborsteld


‫ينظفًبالفرشاة‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de dierentuin, de dierentuinen
‫حديقةًحيوانات‬

enzovoort
‫إلخ‬

het hok, de hokken


‫كوخ‬

de kinderboerderij, de kinderboerderijen
‫حديقةًحيواناتًأليفةًلالطفال‬

de klant, de klanten
‫زبون‬

het konijn, de konijnen


‫أرنب‬

de nagel, de nagels
‫مسمار‬

de omgeving
‫بيئة‬

op een rijtje zetten


‫يسرد‬

de periode, de periodes / perioden


‫فترة‬

de tafel dekken, dekte(n), hebben gedekt


ً‫يضعًجدوال‬

vakken vullen, vulde(n), hebben gevuld


‫يرصًالرفوف‬

de verzorger, de verzorgers
‫ممرضة‬

voeren, voerde(n), hebben gevoerd


‫يطعم‬

6.7 Vroeger, nu en toekomst

afgelopen
‫سابق‬

beschermen, beschermde(n), hebben beschermd


‫يحمي‬

het geheim, de geheimen


‫سر‬

het personeel
‫العاملين‬

de reclame, de reclames
‫إعالن‬

starten, startte(n), zijn / hebben gestart


‫يبدأ‬

het theater, de theaters


‫مسرح‬

de toekomst
‫مستقبل‬

verlaten, verliet(en), hebben verlaten


‫مغادرة‬

voorbij(e)
‫انتهى‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

6.8 De sollicitatiebrief

voorbij hoopte(n), hebben gehoopt


‫يأمل‬

huidig(e)
‫تيار‬

interesseren, interesseerde(n), hebben geïnteresseerd


‫يهم‬

de lamp, de lampen
‫مصباح‬

de lift, de liften
‫رفع‬

de machine, de machines
‫آلة‬

op zoek zijn naar


‫يطلب‬

positief / positieve
‫إيجابي‬

de reactie, de reacties
‫ردًفعل‬

de sollicitatiebrief, de sollicitatiebrieven
‫خطابًالطلب‬

de techniek
‫أسلوب‬

technisch(e)
‫تقني‬

6.9 Uitnodiging sollicitatiegesprek

aanwezig(e)
‫تقديم‬

de directeur, de directeuren
‫مدير‬

de heer, de heren
‫سيد‬

kennismaken, maakte(n) kennis, hebben kennisgemaakt


‫تعارف‬

passen bij, paste(n), hebben gepast


‫يطابق‬

plannen, plande(n), hebben gepland


‫يخطط‬

verwachten, verwachtte(n), hebben verwacht


‫يتوقع‬

6.10 Let op de tijd!

alvast
‫فيًغضونًذلك‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

bepaald(e)
‫معين‬

lukken, lukte(n), zijn gelukt


‫ينجح‬

het onderdeel, de onderdelen


‫جزء‬

passen, paste(n), hebben gepast


‫يناسب‬

het totaal, de totalen


‫مجموع‬

6.11 Het sollicitatiegesprek

aannemen, nam(en) aan, hebben aangenomen


‫يوظف‬

bedanken, bedankte(n), hebben bedankt


‫يشكر‬

benieuwd zijn (naar)


‫يتساءل‬

de geschiedenis
‫تاريخ‬

de leerkracht, de leerkrachten
‫معلم‬

het onderwijs
‫تعليم‬

rekenen, rekende(n), hebben gerekend


‫يعد‬

vervangen, verving(en), hebben vervangen


‫يحلًمحل‬

6.12 De voorwaarden

het contract, de contracten


‫عقد‬

de reiskosten
‫نفقاتًسفر‬

tevreden
‫راض‬

de vakantiedag, de vakantiedagen
‫عطلة‬

verdienen, verdiende(n), hebben verdiend


‫يكسب‬

de voorwaarde, de voorwaarden
‫حالة‬

7.1 Het contract

de bijdrage, de bijdragen
‫مبلغ‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

het loon, de lonen


‫أجر‬

opzeggen, zei op, hebben opgezegd


‫ينهي‬

de overeenkomst, de overeenkomsten
‫اتفاقية‬

de start
‫بداية‬

de termijn, de termijnen
‫فترة‬

de toestemming
‫إذن‬

het verlof, de verloven


‫إجازة‬

de werknemer, de werknemers
‫موظف‬

7.2 De eerste werkdag

aan de slag
‫يبدأ‬

aangenaam kennis te maken


‫كانًمنًاللطيفًمقابلتك‬

behalve
‫إال‬

de beker, de bekers
‫كوب‬

de collega, de collega’s
‫زميل‬

de hoek, de hoeken
‫زاوية‬

iedereen
‫كلًشخص‬

de kantine, de kantines
‫مقصف‬

de leidinggevende, de leidinggevenden
‫مدير‬

prima
‫جيد‬

uiteraard
‫بالطبع‬

verzamelen, verzamelde(n), hebben verzameld


‫يجمع‬

7.4 Het werk verdelen

het beleg
‫حشوًساندويتش‬

de bewoner, de bewoners
‫شاغل‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de kapper, de kappers
‫حالق‬

de koelkast, de koelkasten
‫ثالجة‬

neerzetten, zette(n) neer, hebben neergezet


‫يضع‬

overleggen, overlegde(n), hebben overlegd


‫يتحدثًعن‬

de pindakaas
‫زبدةًفولًسوداني‬

vanmiddag
‫بعدًالظهر‬

het verzorgingshuis, de verzorgingshuizen


‫دارًنقاهة‬

wassen, waste(n), hebben gewassen


‫يغسل‬

de worst, de worsten
‫سجق‬

7.6 Ik meld me ziek

de dienst, de diensten
‫فيًالخدمة‬

doorgeven, gaf door, gaven door, hebben doorgegeven


‫يخبر‬

eigenlijk
‫فيًالواقع‬

ergens rekening mee houden


‫يأخذًفيًاالعتبار‬

gauw
ً‫قريبا‬

overgeven, gaf over, gaven over, hebben overgegeven


‫يتقيأ‬

overmorgen
‫بعدًغد‬

Succes!
‫موفق‬

vannacht
‫الليلة‬

zich beter melden


‫يبلغًعنًالمرض‬

zich ziek melden


‫يبلغًعنًالشفاء‬

7.7 Bij de bedrijfsarts

de bedrijfsarts, de bedrijfsartsen
‫طبيبًالشركة‬

de beweging, de bewegingen
‫حركة‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

draaien, draaide(n), hebben gedraaid


‫تناوب‬

de houding, de houdingen
‫وضع‬

in ieder geval
‫علىًاألقل‬

lichamelijk(e)
‫جسدي‬

de oplossing, de oplossingen
‫حل‬

de pols, de polsen
‫معصم‬

tussen de middag
‫منتصفًالنهار‬

voelen, voelde(n), hebben gevoeld


‫يشعر‬

voorkomen, kwam(en) voor, voorgekomen


‫يحدث‬

voorlopig(e)
‫فيًالوقتًالحاضر‬

zo min mogelijk
‫أقلًماًيمكن‬

7.8 Het werkoverleg

de agenda, de agenda’s
‫جدولًأعمال‬

bespreken, besprak(en), hebben besproken


‫يناقش‬

delen, deelde(n), hebben gedeeld


‫يشارك‬

de kritiek, de kritieken
‫نقد‬

leiden, leidde(n), hebben geleid


‫يدير‬

de leiding
‫إدارة‬

de lijst, de lijsten
‫قائمة‬

meedelen, deelde(n) mee, hebben meegedeeld


‫يبلغ‬

noteren, noteerde(n), hebben genoteerd


‫يسجل‬

het verslag, de verslagen


‫تقرير‬

de voorzitter, de voorzitters
‫رئيس‬

het werkoverleg
‫اجتماعاتًعمل‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

7.9 Concentreer je

de achtergrond, de achtergronden
‫خلفية‬

interessant(e)
‫ممتع‬

schuiven, schoof, schoven, hebben geschoven


‫يدفع‬

wennen, wende(n), zijn gewend


‫يعتادًعلى‬

zich concentreren, concentreerde(n) zich, hebben zich ‫يركز‬


geconcentreerd
zuchten, zuchtte(n), hebben gezucht
‫يتنفسًالصعداء‬

7.10 Dat bespreken we in het werkoverleg.

de actie, de acties
‫حملة‬

de beslissing, de beslissingen
‫قرار‬

degene
‫الشخصًالذي‬

eerlijk(e)
‫صادق‬

financieel / financiële
‫مالي‬

de invloed, de invloeden
‫تأثير‬

de maatregel, de maatregelen
‫قياس‬

het resultaat, de resultaten


‫نتيجة‬

het rooster, de roosters


‫جدولًمواعيد‬

simpel(e)
‫بسيط‬

7.11 Het verslag

de aandacht
‫اهتمام‬

afwezig(e)
‫غائب‬

de begrafenis, de begrafenissen
‫جنازة‬

de cursus, de cursussen
‫دورة‬

goedkeuren, keurde(n) goed, hebben goedgekeurd


‫يوافق‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de kleding
‫مالبس‬

de opening
‫بداية‬

de operatie, de operaties
‫عملية‬

de sluiting
‫نهاية‬

het team, de teams


‫فريق‬

de verandering, de veranderingen
‫تغيير‬

de zorg
‫رعاية‬

7.12 Nederlandse feestdagen

de aanleiding, de aanleidingen
‫سبب‬

christelijk(e)
‫مسيحي‬

de feestdag, de feestdagen
‫عطلة‬

het geloof, de geloven


‫عقيدة‬

de hemel, de hemelen
‫الجنة‬

Jezus
‫يسوع‬

de Kerstmis
‫عيدًميالد‬

de koningin, de koninginnen
‫ملكة‬

de Koninginnedag, de Koninginnedagen
‫عيدًالملكة‬

ontstaan, ontstond(en), zijn ontstaan


‫ينشأ‬

de Pasen
‫عيدًالفصح‬

het procent, de procenten


‫نسبةًمئوية‬

vieren, vierde(n), hebben gevierd


‫يحتفل‬

8.1 Na de middelbare school

de docent, de docenten
‫معلم‬

het einde
‫نهاية‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

de havo
HAVO

de hogeschool, de hogescholen
‫جامعة‬

internationaal / internationale
‫دولي‬

de journalist, de journalisten
‫صحافي‬

de keuze, de keuzes
‫اختيار‬

officieel / officiële
‫رسمي‬

de praktijk
‫ممارسة‬

de rechter, de rechters
‫قاض‬

het ROC, de ROC’s


ROC

de theorie
‫نظرية‬

het vmbo
VMBO

het vwo
VWO

waard
‫قيمة‬

wetenschappelijk(e)
‫علمي‬

8.2 Verder leren

de belangstelling
‫مصلحة‬

besluiten, besloot, besloten, hebben besloten


‫يقرر‬

het bewijs, de bewijzen


‫دليل‬

daardoor
‫بسببًذلك‬

de hobby, de hobby’s
‫هواية‬

de jongere, de jongeren
‫شاب‬

de rijschool, de rijscholen
‫مدرسةًلتعليمًالقيادة‬

tegelijk
‫فيًنفسًالوقت‬

het vak , de vakken


‫مهنة‬

de volwassene, de volwassenen
‫بالغ‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

8.3 Een cursus kiezen

de administratie
‫إدارة‬

het buurthuis, de buurthuizen


‫مركزًاجتماعي‬

dansen, danste(n), hebben gedanst


‫يرقص‬

het lokaal, de lokalen


‫فصلًدراسي‬

de openingstijden
‫ساعاتًالعمل‬

uitgebreid(e)
‫شامل‬

waarmee
‫الذي‬

8.4 Je aanmelden voor een cursus

dagelijks(e)
ً‫يوميا‬

gelijk
ً‫فورا‬

de methode, de methodes / methoden


‫طريقة‬

de moeite
‫مشكلة‬

neerleggen, legde(n) neer, hebben neergelegd


‫يضع‬

de voorbereiding, de voorbereidingen
‫إعداد‬

8.5 Ik werk, jij werkte, hij heeft gewerkt

anderhalf / anderhalve
‫واحدًونصف‬

het artikel, de artikelen


‫مقال‬

heerlijk(e)
‫لذيذ‬

de oven, de ovens
‫فرن‬

de overheid, de overheden
‫حكومة‬

de plek, de plekken
‫مكان‬

rennen, rende(n), hebben gerend


‫يجري‬
TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

wakker
‫مستيقظ‬

8.6 Je inschrijven voor een cursus

bestellen, bestelde(n), hebben besteld


‫يطلب‬

bevestigen, bevestigde(n), hebben bevestigd


‫يؤكد‬

definitief / definitieve
‫نهائي‬

het materiaal, de materialen


‫مادةًدراسة‬

minstens
‫علىًاألقل‬

mobiel(e)
‫هاتفًخليوي‬

zodra
‫بمجرد‬

8.7 Een cursus volgen

bezoeken, bezocht(en), hebben bezocht


‫يزور‬

cultureel / culturele
‫ثقافي‬

de eeuw, de eeuwen
‫قرن‬

gratis
ً‫مجانا‬

individueel / individuele
‫فرد‬

klassiek(e)
‫كالسيكي‬

de kunst
‫فن‬

mailen, mailde(n), hebben gemaild


‫يرسلًبالبريد‬

modern(e)
‫حديث‬

nuttig(e)
‫مفيد‬

het programma, de programma’s


‫برنامج‬

de tentoonstelling, de tentoonstellingen
‫معرض‬

8.8 Ik heb, jij kon, hij heeft bedacht


TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

bewegen, bewoog, bewogen, hebben bewogen


‫ينقل‬

het concert, de concerten


‫حفلةًموسيقية‬

de rivier, de rivieren
‫نهر‬

schieten, schoot, schoten, hebben geschoten


‫يطلق‬

snijden, sneed, sneden, hebben gesneden


‫قطع‬

vangen, ving(en), hebben gevangen


‫يمسك‬

voorlezen, las, lazen voor, hebben voorgelezen


‫يقرأًبصوتًعال‬

wijzen, wees, wezen, hebben gewezen


‫يشير‬

zwijgen, zweeg, zwegen, hebben gezwegen


‫يصمت‬

8.9 Werken en leren

de aandacht
‫اهتمام‬

de basis, de bases / basissen


‫قاعدة‬

begeleiden, begeleidde(n), hebben begeleid


‫يقدمًالمشورة‬

de communicatie
‫اتصاالت‬

enthousiast(e)
‫متحمس‬

ervaren
‫لهًخبرة‬

de mogelijkheid, de mogelijkheden
‫إمكانية‬

oprichten, richtte(n) op, hebben opgericht


‫ينشئ‬

het pensioen, de pensioenen


‫معاش‬

praktisch(e)
‫عملي‬

samenwerken, werkte(n) samen, hebben samengewerkt


‫نعملًمعا‬

voordat
‫قبل‬

werkloos / werkloze
‫عاطلًعنًالعمل‬

8.10 Blijf jezelf ontwikkelen


TaalCompleet A2 Woordenlijst Nederlands - Arabisch

gemotiveerd zijn
‫يتحفز‬

de hersenen
‫عقل‬

de inhoud
‫محتوى‬

mezelf
‫لنفسي‬

morgenavond
‫غداًًمساء‬

openbaar / openbare
‫جمهور‬

overtuigen, overtuigde(n), hebben overtuigd


‫يقنع‬

spannend(e)
‫مثير‬

You might also like