SFL O

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 274

ZORG ALS

EEN HERDER
VOOR GODS KUDDE
1 PETRUS 5:2
sfl-O
210401
ZORG ALS
EEN HERDER
VOOR GODS KUDDE
1 PETRUS 5:2

April 2021

DIT BOEK IS IN BRUIKLEEN GEGEVEN AAN


Deze publicatie is niet voor de verkoop bestemd maar wordt verschaft als
onderdeel van een wereldwijd Bijbels onderwijzingswerk dat gesteund wordt
door vrijwillige bijdragen.
Ga naar donate.jw.org als je een donatie wilt doen.
Tenzij anders vermeld, is de gebruikte Bijbelvertaling de Nieuwewereldvertaling.
Zorg als een herder voor Gods kudde — 1 Petrus 5:2
“Shepherd the Flock of God”—1 Peter 5:2
Dutch (sfl-O)
˘ 2018, 2021
WATCH TOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY OF
REPUBLIC OF KOREA, INCORPORATED ASSOCIATION
Uitgevers
Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap,
Noordbargerstraat 77, 7812 AA Emmen, Nederland
Made in The Netherlands
Inhoud

ONDERWERP HOOFDSTUK

INLEIDING

HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN ...................................... 1

DIENSTCOMITÉ ..................................................................................................... 2

COÖRDINATOR VAN HET LICHAAM VAN OUDERLINGEN .............................. 3

SECRETARIS.......................................................................................................... 4

DIENSTOPZIENER ................................................................................................. 5

WACHTTOREN-STUDIELEIDER ............................................................................ 6

GROEPSOPZIENER ............................................................................................... 7

AANSTELLING EN ONTHEFFING
VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN ............................................................... 8

PIONIERS .............................................................................................................. 9

KRINGOPZIENER ................................................................................................ 10

MEDISCHE KWESTIES ........................................................................................ 11

BEPALEN OF ER EEN
RECHTERLIJK COMITÉ MOET WORDEN GEVORMD ................................... 12

PORNOGRAFIE ................................................................................................... 13

KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK .............................................. 14

VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING ................................................... 15

INHOUD ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


Inhoud

ONDERWERP HOOFDSTUK

PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN.......................................................... 16

BEROEPSZITTINGEN .......................................................................................... 17

TERUGTREKKING ................................................................................................ 18

HERSTEL IN DE GEMEENTE .............................................................................. 19

VERGADERINGEN .............................................................................................. 20

KONINKRIJKSZALEN .......................................................................................... 21

CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF ................................................ 22

VELDDIENST ....................................................................................................... 23

MEERTALIG VELD ............................................................................................... 24

HERDERLIJK WERK ............................................................................................ 25

RAMPEN EN NOODSITUATIES ......................................................................... 26

TROUWERIJEN ................................................................................................... 27

GEVANGENISSEN ............................................................................................... 28

JURIDISCHE KWESTIES .................................................................................... 29

APPENDIX

A. WERKZAAMHEDEN AAN KONINKRIJKSZALEN

INDEX

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INHOUD


Inleiding

1. Als ouderling heb je de ernstige verantwoordelijkheid om als een


herder te zorgen voor de kudde van God die je is toevertrouwd
(1 Petr. 5:2, 3, vtn.). Je hebt de belangrijke taak je broeders en zus-
ters de juiste theocratische leiding te geven. Om iedereen te kun-
nen helpen ‘volkomen verenigd te zijn in dezelfde manier van den-
ken’ is het belangrijk dat ouderlingen eenvoudig toegang hebben tot
Bijbelse en organisatorische richtlijnen (1 Kor. 1:10). Daarom zijn we
blij dat deze publicatie voor jou als ouderling beschikbaar is geko-
men.
2. Hoewel dit boek de meeste aspecten van ons werk als ouderlingen
behandelt, zul je soms ander theocratisch bronmateriaal moeten
raadplegen, zoals Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen en for-
mulieren, mededelingen en brieven die door het bijkantoor worden
verschaft. Wees alert op aanpassingen zodat je bijblijft. Gebruik al-
tijd de laatste versie van deze publicatie. Aanvullende richtlijnen die
specifiek bedoeld zijn voor jouw bijkantoorgebied staan in het Ad-
dendum bij ‘Zorg als een herder voor Gods kudde’. Het zou goed
zijn om in je persoonlijke exemplaar van dit boek toepasselijke aan-
tekeningen te maken die naar het addendum verwijzen.
3. Deze publicatie is auteursrechtelijk beschermd en vertrouwelijk.
Iedere ouderling krijgt een exemplaar. Als een ouderling ontheven
wordt (behalve als hij naar een andere gemeente verhuist en een
gunstige aanbeveling krijgt), moet hij dit boek aan het dienstcomi-
té geven. Zij zullen het vernietigen. Eventuele elektronische exem-
plaren die hij in bezit heeft, moeten verwijderd worden.
4. We bidden dat deze publicatie een kostbaar instrument mag zijn dat
je zal helpen Jehovah en Jezus na te volgen bij je zorg voor de scha-
pen (Joh. 10:11; Ef. 5:1; 1 Petr. 2:21, 25; 5:4). Natuurlijk willen we
de gemeente geen starre regels opleggen maar ons verlaten op Bij-
belse principes en de leiding van Jehovah’s organisatie (2 Kor. 1:24).

INLEIDING ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 1

Hoe ouderlingen
als lichaam samenwerken

Alinea
Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 2
Ouderlingenvergaderingen ............................................................................. 3-11
Hoe vaak ......................................................................................................................... 4
Onderwerpen .......................................................................................................... 5-6
Agenda .............................................................................................................................. 7
Tijdens de vergadering ................................................................................. 8-11
Streef naar vrede ................................................................................................ 12-13

1. Jehovah heeft Jezus Christus aangesteld als hoofd van de chris-


telijke gemeente (Ef. 1:22, 23; Openb. 1:20). Door te erkennen
dat Jezus het hoofd van de gemeente is bevorder je de samen-
werking en eenheid in het lichaam. Je kunt op de volgende ma-
nieren laten zien dat je je aan zijn gezag onderwerpt:
(1) Doe je uiterste best om Bijbelse wetten en principes te
begrijpen en toe te passen (Joh. 7:16-18; Ef. 5:17).
(2) Gehoorzaam instructies van ‘de getrouwe en beleidvolle
slaaf’ en van opzieners die zijn aangesteld om de
leiding te nemen, zoals broeders op het bijkantoor en
de kringopziener (Matth. 24:45-47; Hebr. 13:17).
(3) Luister goed naar wat medeouderlingen te zeggen
hebben (Rom. 12:10b; Jak. 1:19).
(4) Behandel iedereen in de gemeente, ook medeouder-
lingen, liefdevol en vriendelijk. Dring geen eigen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1


HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN

opvattingen aan de gemeente of het lichaam van


ouderlingen op en stel niet eigenmachtig regels op
(Matth. 11:28-30; 1 Kor. 4:6; 1 Petr. 5:1-3, 5).
(5) Begin en eindig alle ouderlingenvergaderingen met ge-
bed. Ga opnieuw in gebed als een bespreking van het
lichaam van ouderlingen lijkt vast te lopen (Jak. 1:5).

VERANTWOORDELIJKHEDEN
2. De verantwoordelijkheden van het lichaam van ouderlingen zijn
onder andere:
(1) Aanstellingen en ontheffingen van ouderlingen en die-
naren aanbevelen. (Zie hfst. 8.)
(2) Bepalen hoeveel velddienstgroepen gevormd moeten
worden en wie als groepsopziener en als assistent zul-
len dienen. (Zie hfst. 7.)
(3) Bepalen welke onderwerpen als plaatselijke behoefte
worden besproken en wie dit zullen doen. (Zie 20:14-15.)
(4) Bepalen wie als secretaris, dienstopziener, Wachttoren-
studieleider en opziener leven-en-dienenvergadering
zullen dienen. Bepalen of deze broeders en de coördi-
nator van het lichaam van ouderlingen in hun
toewijzing assistenten of vervangers nodig hebben, en
zo ja, wie dit zullen zijn. (Zie hfst. 3-6 en Richtlijnen
voor de leven-en-dienenvergadering [S-38].)
(5) Bepalen wie als raadgever voor eventuele extra
klassen zullen dienen en wie als toegevoegd raadgever
zal dienen. (Zie Richtlijnen voor de leven-en-dienen-
vergadering.)
(6) Bepalen wie als onderhoudscoördinator zal dienen als
de Koninkrijkszaal door één gemeente wordt gebruikt.

HOOFDSTUK 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN

Aanwijzen van één of meerdere broeders die in het


beheercomité van de Koninkrijkszaal zullen dienen als
die door meerdere gemeenten wordt gebruikt. (Zie
21:14-20.)
(7) Bepalen wie als boekhouddienaar, lectuurdienaar,
gebiedsdienaar, schoonmaakcoördinator en als coördi-
nator van openbare lezingen zullen dienen en wie hen
daarbij zullen assisteren.
(8) Bepalen wie voor grotere voorrechten in aanmerking
komen, zoals voorlezen van de Wachttoren-studie, voor-
lezen of leiden van de gemeentebijbelstudie, dienen als
voorzitter van de doordeweekse of de weekendvergade-
ring, behartigen van aandelen tijdens de doordeweekse
vergadering die niet aan leerlingen worden toegewezen,
dienen als zaalwacht, lopen met de microfoons, gebed
uitspreken, velddienstbijeenkomsten leiden, enzovoorts.
(9) Bepalen wie openbare lezingen in de plaatselijke ge-
meente mogen geven en wie dat in andere gemeenten
mogen doen. Bepalen of een dienaar zijn eerste lezing
als deel van een symposium zal geven. (Zie 20:1-2, 4.)
(10) Aanwijzen van twee ouderlingen om een beschuldiging
van ernstig kwaaddoen te onderzoeken. Bepalen of er
een rechterlijk comité nodig is om een geval van ernstig
kwaaddoen te behandelen. Bepalen wie er in het comité
zullen dienen en wie voorzitter zal zijn. (Zie hfst. 12
en 15.) Kiezen wie er in een comité zullen dienen als
iemand besluit zich terug te trekken. (Zie hfst. 18.)
Aanwijzen van twee ouderlingen die moeten samen-
komen met een verkondiger die opzettelijk naar porno
heeft gekeken. (Zie hfst. 13.)
(11) Bepalen of er een waarschuwende lezing gehouden moet
worden en wie die lezing zal houden. (Zie 12:77-80.)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1


HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN

(12) Bepalen welke ouderlingen de jaarlijkse vergadering met


gewone pioniers, speciale pioniers en veldzendelingen in
december of januari zullen houden.
(13) Kiezen van de sprekers voor de speciale lezing en
de avondmaalslezing, selecteren van degenen die op
het Avondmaal het gebed zullen uitspreken over de
symbolen en bepalen hoe laat het Avondmaal begint.
(Zie 20:6-8.)
(14) Bepalen of een verkondiger Bijbels gezien vrij is om te
hertrouwen. (Zie 12:71-76.)
(15) Evalueren van de resolutie voor een maandelijkse
donatie voor het wereldwijde werk. (Zie Instructies voor
de gemeenteboekhouding [S-27].)
(16) Evalueren en goedkeuren van het maandelijkse bedrag
dat aan het beheercomité moet worden overgemaakt
als de Koninkrijkszaal door meerdere gemeenten wordt
gebruikt. Hierdoor kunnen de lopende kosten voor de
Koninkrijkszaal het komende dienstjaar worden gedekt.
(Zie 21:20 en Instructies voor de boekhouding van
beheercomités van Koninkrijkszalen [S-42].)
(17) Vaststellen welke vergaderingen een groep zal houden.
(Zie hfst. 24.)
(18) Vaststellen hoe gastsprekers gastvrijheid betoond zal
worden. (Zie 20:5.)
(19) Bepalen wie tijdelijk als coördinator van het lichaam
van ouderlingen zal dienen als er tussen de bezoeken
van de kringopziener door een aanpassing moet worden
gedaan. (Zie 3:1.)
(20) Bepalen of het nodig is dat de gemeente ondersteuning
biedt aan een broeder of zuster die behoeftig is en een
lange staat van getrouwe dienst heeft. Dit zal vooral

HOOFDSTUK 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN

nodig zijn als er geen familieleden zijn om zulke perso-


nen te helpen en er niet voldoende hulp te krijgen is via
overheidsinstanties (od hfst. 12 ˚12-15).

OUDERLINGENVERGADERINGEN
3. Als het lichaam van ouderlingen een onderwerp bespreekt, kan
Jezus via de heilige geest op iedere ouderling inwerken om iets
te zeggen dat tot een verstandige beslissing bijdraagt, een be-
slissing die er misschien niet was gekomen als de ouderlingen af-
zonderlijk geraadpleegd waren (Hand. 15:6-21). De vergaderingen
horen normaal gesproken niet langer dan twee uur te duren.
4. Hoe vaak: Naast de ouderlingenvergadering die tijdens elk be-
zoek van de kringopziener wordt gehouden, moet er ook drie
maanden na het bezoek een vergadering worden gehouden. Als
het nodig is, kan er ook op elk ander moment een ouderlingen-
vergadering worden gehouden.
5. Onderwerpen: Het lichaam van ouderlingen kan elk onderwerp
bespreken dat betrekking heeft op de gemeente. Over het alge-
meen zullen dit zaken zijn die niet door afzonderlijke ouderlingen
behandeld kunnen worden of die niet onder de verantwoordelijk-
heid vallen van bijvoorbeeld het dienstcomité of het beheercomi-
té. (Zie 2:1; 3:3.4.)
6. Hieronder staan een aantal onderwerpen die geregeld door het
lichaam van ouderlingen besproken moeten worden:
(1) Beschouw tijdens de vergadering die drie maanden na
het bezoek van de kringopziener wordt gehouden zijn
verslag over dat bezoek. Beschouw ter voorbereiding
op het komende bezoek van de kringopziener eventuele
aanbevelingen voor het aanstellen of ontheffen van
ouderlingen of dienaren. (Zie hfst. 8.)
(2) Beschouw of en hoe de gemeente meer kan doen om

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1


HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN

in het gemeentegebied een grondig getuigenis te geven


(Hand. 20:24; zie hfst. 23).
(3) Beschouw de geestelijke en fysieke behoeften van we-
duwen, wezen, blinden, degenen die aan huis gebonden
zijn of in zorginstellingen wonen en andere verkondigers
met speciale behoeften (Jak. 1:27).
(4) Beschouw hoe broeders verder opgeleid kunnen worden
om zich goed te kwijten van hun taken in de gemeente.
Beschouw hoe broeders die de mogelijkheden hebben
om door te groeien, met inbegrip van pasgedoopten en
jongeren, geholpen kunnen worden grotere verantwoor-
delijkheden op zich te nemen (2 Tim. 2:2; zie 25:4-6).
(5) Evalueer de toewijzingen van alle gedoopte broeders die
voorbeeldig zijn. Is het bijvoorbeeld nodig om het werk
van de aangestelde broeders evenrediger te verdelen of
om toewijzingen aan te passen zodat de minder erva-
ren broeders meer ervaring op kunnen doen? (Ex. 18:17,
18; Spr. 11:2b; zie 1:2.8)
(6) Neem door wat er gepubliceerd is over het voorberei-
den op rampen. (Zie 26:1-6.)
7. Agenda: De agenda voor de vergadering die drie maanden na
het bezoek van de kringopziener wordt gehouden, wordt samen-
gesteld door de coördinator van het lichaam van ouderlingen. Hij
zal de andere ouderlingen vragen om punten in te dienen die ze
willen bespreken. Ook moet hij ze vragen of ze broeders willen
beschouwen voor een aanstelling als ouderling of dienaar. (Zie
hfst. 8.) Hij moet een aantal dagen voor de vergadering elke ou-
derling een exemplaar van de agenda geven zodat ze genoeg tijd
hebben om nazoekwerk te doen en om gebedsvol over de pun-
ten na te denken (Spr. 21:5). De agenda voor de vergadering die
gehouden wordt tijdens het bezoek van de kringopziener zal door
de kringopziener worden samengesteld. Hij zal eerst de ouderlin-

HOOFDSTUK 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN

gen vragen of ze punten willen toevoegen. Als de tijd het toelaat,


kan hij ervoor kiezen één of twee belangrijke punten daarvan aan
de agenda toe te voegen. Anders zal hij de ouderlingen vragen
om deze punten op een ander moment te bespreken.
8. Tijdens de vergadering: De coördinator van het lichaam van ou-
derlingen moet de vaart in de bespreking houden door zo veel
mogelijk de agenda te volgen en aan de hoofdpunten vast te hou-
den. De secretaris of een andere aangewezen ouderling moet no-
tuleren welke beslissingen zijn genomen, wie ze zullen afhande-
len en wat de einddatum ervoor is. In sommige gevallen kan de
coördinator een agendapunt laten toelichten door de ouderling
die het heeft aangedragen.
9. Elke ouderling moet zich vrij voelen om zich tijdens de vergade-
ring te uiten als hij iets zinvols heeft toe te voegen (Spr. 10:19).
Wat hij zegt, moet beknopt en relevant zijn. De coördinator van
het lichaam van ouderlingen moet vermijden dat hij de bespre-
king domineert door er goed op te letten wanneer en hoe hij
spreekt. Woede en ruzie horen op een ouderlingenvergadering niet
thuis (1 Tim. 2:8).
10. Het lichaam van ouderlingen moet in de meeste gevallen tot een
unanieme beslissing kunnen komen (Hand. 15:25). Beslissingen
moeten altijd gebaseerd zijn op Bijbelse principes en schriftelijke
richtlijnen van ‘de getrouwe en beleidvolle slaaf’ (Matth. 24:45).
Als er geen specifieke Bijbelse wetten of richtlijnen van de ge-
trouwe slaaf van toepassing zijn, moet het lichaam van ouderlin-
gen zich door hun collectieve inzicht en geweten laten leiden. Als
er bij een kwestie hulp van het bijkantoor nodig is, dan is het
meestal het beste een brief te schrijven. Als de kwestie dringend
is, moeten twee ouderlingen bellen om de situatie samen uit te
leggen. Ze zullen aantekeningen maken van de gegeven raad. (Zie
14:6-30; 29:1.)
11. Niemand mag zijn eigen mening doordrijven. Als de beslissing
niet unaniem is, moet de minderheid de definitieve beslissing

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1


HOE OUDERLINGEN ALS LICHAAM SAMENWERKEN

welwillend ondersteunen. Als de minderheid van mening is dat de


beslissing niet in overeenstemming is met Bijbelse principes, dan
moet die met de rest van het lichaam blijven samenwerken en de
kwestie bij het reguliere bezoek van de kringopziener onder zijn
aandacht brengen.

STREEF NAAR VREDE


12. Als ouderlingen toelaten dat de onderlinge band vanwege onvol-
maaktheden onder druk komt te staan, dan kan dat de werking
van Jehovah’s geest belemmeren en een negatieve uitwerking
hebben op de gemeente. Doe je uiterste best om vrede met je
medeouderlingen te bevorderen (Rom. 14:19). Wees vrienden van
elkaar en onderhoud die vriendschap. Tegelijkertijd moet je niet
aarzelen om medeouderlingen liefdevolle raad te geven wanneer
dat nodig is (Ps. 141:5).
13. Neem de leiding in het eren van je medeouderlingen (Rom. 12:10).
Een manier waarop je dat kunt doen is door open en vrijuit te
blijven communiceren, vooral als er sprake is van verschillende
achtergronden. Jongere ouderlingen moeten oudere, meer erva-
ren ouderlingen in het lichaam respecteren en geduld met hen
hebben (Lev. 19:32). Oudere ouderlingen moeten zich niet bele-
digd voelen als jongere ouderlingen suggesties doen of respect-
vol raad geven (Pred. 7:9). Nederigheid zal je in staat stellen raad
te aanvaarden (Spr. 12:15). Probeer van raad te leren, ook als je
denkt dat die niet helemaal terecht was. Bedenk dat de vrede en
het welzijn van de gemeente belangrijker zijn dan je eigen belan-
gen (1 Kor. 10:23, 24).

HOOFDSTUK 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 2

Dienstcomité
1. Het dienstcomité van de gemeente werkt onder leiding van het
lichaam van ouderlingen en bestaat uit de coördinator van het
lichaam van ouderlingen, de secretaris en de dienstopziener. Als
een lid van het dienstcomité afwezig is, kan een andere ouderling
hem vervangen. Sommige verantwoordelijkheden worden gedele-
geerd aan het dienstcomité. Deze ouderlingen zullen beslissingen
nemen die gebaseerd zijn op Bijbelse en theocratische richtlijnen
en die in overeenstemming zijn met de denkwijze van de overige
ouderlingen. Deze broeders functioneren niet los van het lichaam
en hun mening telt niet zwaarder dan die van de andere ouder-
lingen. Het dienstcomité zal met onderscheidingsvermogen bepa-
len of het nodig is om met de andere ouderlingen te overleggen.
Wanneer er bijvoorbeeld uitzonderlijke factoren meespelen bij een
kwestie of het dienstcomité niet zeker weet hoe het lichaam hier-
over denkt, dan moet het hele lichaam dit bespreken en hier een
beslissing over nemen. (Zie 1:5; 9:4; 23:5; od hfst. 5 ˚35-37.)
2. In een gemeente waar niet genoeg ouderlingen zijn om de taken
van het dienstcomité te behartigen, kan een bekwame dienaar als
vervangend lid van het dienstcomité optreden. Hij zou bijvoor-
beeld gebruikt kunnen worden voor het ondertekenen van aan-
meldingsformulieren of introductiebrieven als hierin geen gevoe-
lige of vertrouwelijke informatie staat. Als er wel gevoelige of
vertrouwelijke informatie verstuurd moet worden, dan moeten de
documenten alleen door ouderlingen worden opgesteld en onder-
tekend. Als er geen ouderlingen in de gemeente zijn, dan zou dit
gedaan kunnen worden door een ouderling uit een buurgemeen-
te die van de situatie op de hoogte is of door de kringopziener.
3. De verantwoordelijkheden van het dienstcomité zijn onder andere:

(1) Bepalen van locaties en tijden voor alle velddienstbij-


eenkomsten. Toewijzen van verkondigers, met inbegrip

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2


DIENSTCOMIT É

van inactieven, aan velddienstgroepen, nadat dit


met de betreffende groepsopzieners is besproken.
(Zie 1:2.8; 25:14.)

(2) Toewijzen van verkondigers om een Bijbelstudie te


leiden met een inactieve verkondiger die tijdelijk
geestelijke hulp nodig heeft. (Zie 25:16.)

(3) Vaststellen of het raadzaam is dat een verkondiger een


Bijbelstudie leidt met een kind van een broeder of zus-
ter. Als daarvoor toestemming wordt gegeven, moeten
de overige ouderlingen hierover worden ingelicht. (Zie
w17.06 8 ˚16.)

(4) Goedkeuren dat een verkondiger velddienst in


kwartieren rapporteert. (Zie 22:14.)

(5) Bepalen of een verkondiger in bijzondere


omstandigheden in aanmerking komt voor accom-
modatie in verband met een kringvergadering of
congres. (Zie Instructies Aanvraag kamer voor bijzon-
dere omstandigheden [CO-5ai]).

(6) Ondertekenen van correspondentie namens het lichaam


van ouderlingen. (Zie 22:1-8.)

(7) Versturen van een aanbevelingsbrief naar het juiste


bijkantoor als een verkondiger van plan is te verhuizen
en meer informatie wil ontvangen over gemeenten die
behoefte hebben aan hulp (od hfst. 10 ˚9).

(8) Uiteindelijke beslissing nemen over locaties voor open-


baar getuigenis, vaststellen welke uitrusting daarbij
gebruikt zal worden en waar die wordt opgeslagen.
Beslissen welke verkondigers mogen deelnemen aan
openbaar getuigenis. (Zie 23:5-17.)

(9) Goedkeuren van verkondigers die getuigenis mogen

HOOFDSTUK 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


DIENSTCOMIT É

geven in gevangenissen of verzorgingshuizen, of op


scholen en universiteiten. (Zie 23:18-19; 28:1-20.)

(10) Goedkeuren van aanstellingen en ontheffingen van


gewone pioniers. (Zie 9:1-5.) Behandelen van
aanmeldingsformulieren voor dienstvoorrechten als de
hulppioniersdienst. (Zie 22:31.) Beschouwen van de
velddienstactiviteit van pioniers die het jaarlijkse uren-
vereiste niet hebben gehaald. (Zie 9:16-17.)

(11) Toestemming geven voor het gebruik van de Konink-


rijkszaal voor trouwerijen en begrafenissen. (Zie 27:6.)

(12) Bepalen welke aanvullende rollen op jw.org aan ouder-


lingen en dienaren worden toegewezen. (Zie Instructies
voor gebruik van jw.org voor gemeenten [S-135].)

(13) Toewijzen van ouderlingen die gaan bepalen hoe in-


formatie in het vertrouwelijk archief behandeld moet
worden als de broeders die de kwestie destijds behan-
deld hebben niet meer beschikbaar zijn of niet meer
bevoegd zijn om dit te doen. (Zie 22:26.)

(14) Regelen dat personen die gevraagd hebben niet meer


bezocht te worden door ouderlingen worden benaderd.
(Zie 23:22.)

(15) Samen met de groepsopzieners een plan maken om


personen met speciale behoeften te helpen als er zich
een ramp of noodsituatie voordoet. (Zie hfst. 26.)

(16) Een plan maken voor het beschermen van de


gemeenteadministratie in geval van een dreigende
ramp. (Zie hfst. 26.)

4. Soms wordt het dienstcomité of het lichaam van ouderlingen ge-


vraagd om te beoordelen of een verkondiger een ‘goede reputa-
tie’ heeft. De ouderlingen zullen dan per situatie alle betrokken

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2


DIENSTCOMIT É

factoren en omstandigheden moeten afwegen. Als een verkondi-


ger niet onder restricties staat (opgelegd door een rechterlijk co-
mité of door het bijkantoor), geen smaad brengt op de gemeen-
te, en als er geen ernstige vragen zouden rijzen of personen tot
struikelen zouden worden gebracht als hij voorrechten krijgt, dan
zouden de ouderlingen kunnen vaststellen dat hij een goede repu-
tatie heeft. Maar ‘voorbeeldig’ zijn houdt meer in dan een goede
reputatie hebben. Iemand is voorbeeldig als zijn dienst en gedrag
navolgenswaardig zijn. Anderen moeten zijn voorbeeld kunnen na-
volgen op terreinen als zijn vergaderingsbezoek, aandeel in de
dienst, gezinsleven, keuze van ontspanning, kleding en uiterlijke
verzorging, enzovoorts. Iemand moet voorbeeldig zijn om de ge-
meente in gebed voor te gaan, om te dienen als hulp- of gewo-
ne pionier, of om een ander speciaal voorrecht te krijgen.

HOOFDSTUK 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 3

Coördinator van het lichaam


van ouderlingen

Alinea
Aanstelling ........................................................................................................................... 1
Vereisten ................................................................................................................................ 2
Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 3

AANSTELLING
1. De kringopziener is verantwoordelijk voor de aanstelling van de
coördinator van het lichaam van ouderlingen en zal daarbij de
aanbeveling van het lichaam van ouderlingen in overweging ne-
men. Als er een andere coördinator moet worden aangesteld, zal
dat tijdens het reguliere bezoek van de kringopziener worden ge-
daan. Het lichaam van ouderlingen kan een andere ouderling vra-
gen om de coördinator te assisteren. Als er tussen de bezoeken
door een tijdelijke verandering moet worden doorgevoerd, moet
het dienstcomité de kringopziener hier onmiddellijk over inlichten
en de reden voor de verandering uitleggen. Of de wijziging van
coördinator nu permanent is of niet, er moet altijd een formu-
lier Adresverandering coördinator van het lichaam van ouderlin-
gen/secretaris (S-29) naar de Dienstafdeling worden gestuurd.
Als de coördinator een korte tijd afwezig zal zijn, kan het lichaam
van ouderlingen een andere ouderling aanwijzen als vervanger.

VEREISTEN
2. De coördinator moet jonger dan 80 jaar zijn. Hij moet bekend-
staan om zijn loyaliteit aan Jehovah en de organisatie. Hij moet

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 3


CO ÖRDINATOR VAN HET LICHAAM VAN OUDERLINGEN

zo mogelijk al jaren ervaring hebben als ouderling. Hij moet be-


naderbaar zijn en gerespecteerd worden om zijn harde werk als
herder en ijver in de dienst. Hij moet een goede organisator zijn
en zich gewetensvol en ijverig van zijn verantwoordelijkheden kwij-
ten. Hij is niet de coördinator van de gemeente, maar de coördi-
nator van het lichaam van ouderlingen. Hij moet een bescheiden
kijk hebben op zijn rol in de gemeente, waardering hebben voor
zijn medeouderlingen en nederig openstaan voor hun raad (Spr.
15:22; Matth. 23:8).

VERANTWOORDELIJKHEDEN
3. De verantwoordelijkheden van de coördinator zijn onder andere:
(1) Samen met de secretaris ervoor zorgen dat alle ouder-
lingen toegang hebben tot de brieven aan het lichaam
van ouderlingen. (Zie hfst. 22.)
(2) Bepalen welke informatie op het mededelingenbord
wordt geplaatst. (Zie 21:34.)
(3) Regelen dat ouderlingen de doopvragen doornemen
met doopkandidaten. Als er maar weinig ouderlingen
zijn, kunnen bekwame dienaren gebruikt worden om
de vragen te behandelen in Deel 1 in de Appendix van
het Georganiseerd-boek.
(4) Regelingen treffen voor ouderlingenvergaderingen en
vergaderingen van het dienstcomité. Op deze vergade-
ringen zal hij voorzitter zijn. Hij zal ook de agenda voor
de geplande ouderlingenvergaderingen samenstellen en
verspreiden. (Zie 1:3-11.)
(5) Regelen dat twee ouderlingen (onder wie een lid
van het dienstcomité) samenkomen met iemand die
ongedoopte verkondiger wil worden (od hfst. 8 ˚6-12).
In gemeenten met heel weinig ouderlingen kan een

HOOFDSTUK 3 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


CO ÖRDINATOR VAN HET LICHAAM VAN OUDERLINGEN

dergelijk gesprek gevoerd worden door een lid van het


dienstcomité, samen met een bekwame dienaar die
heeft laten zien dat hij onderscheidingsvermogen heeft.
(6) Regelen dat twee ouderlingen (onder wie de groepsop-
ziener) een jaar nadat een verkondiger gedoopt is met
hem samenkomen. (Zie 4:2.7; od 211-212.)
(7) Regelen dat twee ouderlingen de noodzakelijke
vragen stellen aan een broeder wiens aanstelling als
ouderling of dienaar is goedgekeurd maar die niet
aanwezig was tijdens het bezoek van de kringopziener.
(Zie 8:17-18.)
(8) Regelen dat twee ouderlingen een broeder informeren
over zijn ontheffing als ouderling of dienaar als die
tussen de twee bezoeken van de kringopziener plaats-
vindt. Hij informeert de kringopziener als een broeder
in beroep gaat tegen zijn ontheffing. (Zie 8:35, 39.)
(9) Contact opnemen met de kringopziener als een comité
kwaaddoen moet behandelen waar seksueel kindermis-
bruik bij betrokken is. (Zie 14:19-21.)
(10) Aan de hand van gepubliceerde richtlijnen bepalen of
iets de aandacht vereist van het hele lichaam of niet.
(Zie 2:1.)
(11) Ervoor zorgen dat richtlijnen van het bijkantoor worden
opgevolgd en beslissingen die door het lichaam zijn
genomen worden uitgevoerd.
(12) Ervoor zorgen dat pas aangestelde ouderlingen en
ouderlingen die naar de gemeente verhuizen, worden
geïnformeerd over instructies van de Dienstafdeling met
betrekking tot een verkondiger die onder restricties
staat die door het bijkantoor zijn opgelegd.
(Zie 14:22-24.)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 3


CO ÖRDINATOR VAN HET LICHAAM VAN OUDERLINGEN

(13) Contact houden met groepsopzieners en de kringop-


ziener als er een ramp plaatsvindt. (Zie hfst. 26.)
(14) Bekijken en goedkeuren van alle mededelingen aan de
gemeente.
(15) Dienen als een van de domeinbeheerders van het
gemeentedomein op jw.org, als dat mogelijk is.
(Zie Instructies voor gebruik van jw.org voor
gemeenten [S-135].)
(16) Erop toezien dat alle nodige voorbereidingen voor het
bezoek van de kringopziener worden getroffen. (Zie
hfst. 10 en Gewenste informatie voor bezoek kringop-
ziener [S-61].)
(17) Toewijzen van alle aandelen op de doordeweekse ver-
gadering, op de toewijzingen voor leerlingen na. Dit
houdt ook in dat hij voor elke week een voorzitter
toewijst, waarbij hij een keuze maakt uit de broeders
die door het lichaam van ouderlingen zijn goedgekeurd.
In samenwerking met de opziener leven-en-dienenver-
gadering zorgt hij ervoor dat er een overzicht van alle
toewijzingen op het mededelingenbord wordt geplaatst.
(18) Aansturen van zaalwachten, de broeder die openbare
lezingen coördineert en degenen die zorgen voor het
podium, beeld en geluid.
(19) Inplannen van voorzitters van de openbare lezing en
lezers voor de Wachttoren-studie. Een andere ouderling
of dienaar zou hem hierbij kunnen helpen. (Zie 6:9.)
(20) Goedkeuren van uitgaven en het regelen van controles
van de boekhouding. (Zie Instructies voor de
gemeenteboekhouding [S-27].)

HOOFDSTUK 3 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 4

Secretaris

Alinea
Vereisten ................................................................................................................................ 1
Verantwoordelijkheden .............................................................................................. 2

VEREISTEN
1. Het lichaam van ouderlingen kiest een secretaris. De secretaris
moet goed kunnen organiseren en bekendstaan als iemand die
dingen niet uitstelt (Rom. 12:11). Hij moet helder en begrijpelijk
kunnen schrijven. Het lichaam kan een andere ouderling uitkiezen
om hem te assisteren. Zo nodig kan het lichaam een bekwame
dienaar aanwijzen om bijvoorbeeld te helpen bij het verzamelen,
invullen en naar het bijkantoor verzenden van het gemeentebe-
richt. Als een andere broeder als secretaris zal dienen, dan moet
het bijkantoor hierover worden ingelicht door middel van het for-
mulier Adresverandering coördinator van het lichaam van ouder-
lingen/secretaris (S-29).

VERANTWOORDELIJKHEDEN
2. De verantwoordelijkheden van de secretaris zijn onder andere:
(1) Samen met de coördinator van het lichaam van
ouderlingen ervoor zorgen dat alle ouderlingen toegang
hebben tot de brieven aan het lichaam van
ouderlingen. (Zie hfst. 22.)
(2) Halverwege het dienstjaar samen met de dienstopziener
de activiteit van de gewone pioniers beschouwen.
(Zie 9:15.)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 4


SECRETARIS

(3) Verzamelen, invullen en naar het bijkantoor verzenden


van het gemeentebericht. Voordat het bericht wordt ver-
zonden, laat de secretaris de groepsopzieners weten
welke verkondigers die maand hun velddienstbericht nog
niet hebben ingeleverd. (Zie 22:12-17.)
(4) Erop toezien dat alle eventuele financiële en wettelijke
verplichtingen van de gemeente op tijd worden
nagekomen. (Zie hfst. 21.)
(5) Bijwerken en op orde houden van het gemeentearchief,
waaronder het archiveren van gesloten enveloppen met
vertrouwelijke informatie en voldoen aan het bewaar-
beleid zoals uitgelegd in 22:8-27.
(6) Pasgedoopte verkondigers voorzien van een
Wilsverklaring en bijbehorende artikelen. (Zie 11:1.)
(7) De coördinator laten weten wanneer een verkondiger een
jaar is gedoopt. (Zie 3:3.6; od 213-214.)
(8) Toezien op de gemeenteboekhouding en zaken
die verband houden met het congres. (Zie 1:2.7 en
Instructies voor de gemeenteboekhouding [S-27].)
(9) Een lijst bijhouden van alle verkondigers, met inbegrip
van inactieven. Hierop moet staan aan welke velddienst-
groep een verkondiger is toegewezen. Ook moeten de
contactgegevens van elke verkondiger erop staan en zijn
contactgegevens in geval van nood. (Zie 25:14-15; 26:2.)
(10) Opstellen en versturen van correspondentie namens het
lichaam van ouderlingen. (Zie 22:1-9.)
(11) Bijwerken van informatie van gewone pioniers op jw.org.
(Zie 9:1-9.)
(12) Dienen als een van de plaatselijke domeinbeheerders van
jw.org, als dat mogelijk is. (Zie Instructies voor gebruik
van jw.org voor gemeenten [S-135].)

HOOFDSTUK 4 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 5

Dienstopziener
Alinea
Vereisten ................................................................................................................................ 1
Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 2

VEREISTEN
1. Het lichaam van ouderlingen kiest een dienstopziener. Hij heeft
levendige belangstelling voor wat verkondigers in de dienst doen
en hoe doeltreffend ze zijn. Hij is enthousiast over de dienst en
motiveert anderen hierin zo veel mogelijk te doen. Hij is ervaren
in verschillende facetten van het werk, kan anderen goed oplei-
den en is er ook alert op dat te doen. Het lichaam kan een an-
dere ouderling uitkiezen om hem te assisteren.

VERANTWOORDELIJKHEDEN
2. De verantwoordelijkheden van de dienstopziener zijn onder an-
dere:

(1) Ervoor zorgen dat het gemeentegebied grondig bewerkt


wordt en toezien op het werk van de gebiedsdienaar.
(Zie 23:1-4.)
(2) Naar behoefte regelen dat velddienstbijeenkomsten
geleid worden door een broeder of zuster. (Zie 7:2.2.)
Hij organiseert de prediking op feestdagen en tijdens
speciale predikingscampagnes.
(3) Bepalen of vergunningen vereist zijn voor openbaar
getuigenis, en zo ja welke. Maken van schema’s voor

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 5


DIENSTOPZIENER

openbaar getuigenis, geven van opleiding aan degenen


die gaan beginnen met openbaar getuigenis en vast-
stellen welke lectuur op een locatie gebruikt zal worden.
(Zie 23:5-17.)
(4) Toezien op het werk van de lectuurdienaar, waaronder
de regelingen voor het aanvragen van lectuur voor
iemand die doof, blind of slechtziend is. (Zie 1:2.7 en
Richtlijnen voor lectuuraanvragen en -voorraad [S-56].)
(5) Maandelijks een andere velddienstgroep bezoeken.
(In een gemeente met maar een paar velddienstgroe-
pen kan hij elke groep twee keer per jaar bezoeken.)
Tijdens het bezoek leidt hij de velddienstbijeenkomsten,
werkt hij met de groep samen in de dienst en geeft hij
nuttige suggesties als dat nodig is. Hij beschouwt met
de groepsopziener en zijn assistent de velddienstberich-
ten van de verkondigers en bespreekt hoe doeltreffend
de bestaande velddienstregelingen zijn.
(6) Ervoor zorgen dat er voldoende formulieren
beschikbaar zijn die nodig zijn voor de gemeente.
(7) Halverwege het dienstjaar samen met de secretaris de
activiteit van de gewone pioniers beschouwen.
(Zie 9:15.)
(8) Verkondigers opleiden om getuigenis te geven op
scholen, universiteiten en in verzorgingshuizen.
(Zie 23:18-19.)

HOOFDSTUK 5 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 6

Wachttoren-studieleider

Alinea
Vereisten ................................................................................................................................ 1
Leiden van de studie ............................................................................................. 2-9

VEREISTEN
1. Het lichaam van ouderlingen kiest de Wachttoren-studieleider uit.
Omdat De Wachttoren het voornaamste middel is waarmee de ge-
trouwe en beleidvolle slaaf geestelijk voedsel geeft, moet de stu-
dieleider een van de beste leraren van het lichaam zijn (Jak. 3:1).
Hij moet ook ‘met veel vrijmoedigheid’ kunnen spreken (1 Tim.
3:13). Het lichaam van ouderlingen kan een andere ouderling uit-
kiezen die de Wachttoren-studieleider zal vervangen als hij afwe-
zig is.

LEIDEN VAN DE STUDIE


2. De studieleider begint met een korte, goed voorbereide inleiding
van hooguit anderhalve minuut. Hij benadrukt het thema en de
thematekst, en probeert op een warme en enthousiaste manier
interesse voor de studie op te wekken. Hij doet dit door gebruik
te maken van de vooruitblik op het artikel, door de aandacht te
vestigen op de kopjes, door de overzichtsvragen te noemen of
door twee of drie retorische vragen op te werpen die tijdens de
studie beantwoord zullen worden.

3. Hij is niet te veel zelf aan het woord en vermijdt de neiging iets
aan de antwoorden van het publiek toe te voegen of ze samen
te vatten. Als een belangrijk punt niet in de antwoorden naar

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 6


WACHTTOREN-STUDIELEIDER

voren komt, kan een bijvraag het publiek misschien tot denken
aanzetten waardoor het punt alsnog benadrukt wordt. Maar hij
moet niet onnodig aanvullende vragen stellen, want dat remt de
zaaldeelname.
4. Hij concentreert zich op het thema en de hoofdpunten, maakt
goed gebruik van de afbeeldingen en benadrukt de praktische
waarde van het artikel. Hij gaat niet te veel op minder belangrij-
ke punten in en voegt niet allerlei extra materiaal toe dat hij zelf
bij zijn nazoekwerk in theocratische of wereldse bronnen heeft ge-
vonden.
5. Hij vestigt vooral de aandacht op de Bijbel. Hij beslist of Bijbel-
teksten waar ‘lees’ bij staat, worden voorgelezen door de lezer
van de alinea’s of door iemand uit het publiek die goed kan le-
zen. Het lezen van de alinea mag niet onderbroken worden om
deze teksten te lezen. Als een ‘lees’-tekst aan het begin van de
alinea staat, moet de tekst vóór de alinea worden gelezen. Als de
‘lees’-tekst in het midden of aan het eind van de alinea staat,
mag de studieleider bepalen wanneer de tekst wordt gelezen. In
elk geval zal dat zijn na het lezen van de alinea. Hij zal er mis-
schien voor kiezen om de tekst vóór het stellen van de vraag te
laten lezen, vooral als het antwoord op de vraag in de tekst staat.
Op een ander moment kiest hij er misschien voor de tekst tijdens
de bespreking van de alinea te laten lezen.
6. Voetnoten en eindnoten worden niet door de lezer van de alinea’s
voorgelezen. De studieleider bepaalt in hoeverre de voetnoten of
eindnoten in de bespreking behandeld worden. Nadat de alinea
is gelezen kan de studieleider iemand van de aanwezigen vragen
de voetnoot of de eindnoot voor te lezen of kan hij vragen of ie-
mand er commentaar op wil geven. Soms zal hij er misschien
helemaal niet naar verwijzen. Materiaal dat in de alinea tussen
haakjes staat, wordt normaal gesproken voorgelezen. Een bron-
vermelding, zoals een verwijzing naar een Bijbeltekst, wordt niet
voorgelezen.

HOOFDSTUK 6 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


WACHTTOREN-STUDIELEIDER

7. Hij moedigt ertoe aan dat zo veel mogelijk aanwezigen mee-


doen en herinnert ze er tactvol aan dat het eerste commentaar
een rechtstreeks antwoord op de gedrukte vraag moet zijn. Na
het antwoord op de gedrukte vraag kan het publiek iets zeggen
over de niet-uitgeschreven teksten, ondersteunende argumenten,
praktische toepassing van het materiaal, enzovoorts. Hij moedigt
de aanwezigen aan met eigen woorden antwoord te geven, wijst
maar één persoon tegelijk aan en uit geen kritiek als er geen ant-
woorden komen.
8. Aan het einde van de bespreking stelt hij de overzichtsvragen.
Zijn daaropvolgende besluit mag hooguit anderhalve minuut du-
ren. De studie mag maximaal 60 minuten duren, liederen en slot-
gebed niet meegerekend.
9. Alleen voorbeeldige verkondigers die goed kunnen lezen, mogen
door het lichaam van ouderlingen worden goedgekeurd om de ali-
nea’s voor te lezen. Als er geen broeders zijn die aan deze ver-
eisten voldoen, dan kunnen bekwame zusters worden gebruikt.
Lezers moeten van tevoren worden toegewezen. (Zie 3:3.19.) Het
verdient de voorkeur dat de alinea’s live worden voorgelezen tij-
dens onze gemeentevergaderingen. Als er geen bekwame lezers
beschikbaar zijn, dan kunnen de opnamen worden gebruikt die
op jw.org staan.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 6


WACHTTOREN-STUDIELEIDER

HOOFDSTUK 6 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 7

Groepsopziener

Alinea
Vereisten ................................................................................................................................ 1
Verantwoordelijkheden ............................................................................................. 2

VEREISTEN
1. Het lichaam van ouderlingen zal aan elke velddienstgroep een op-
ziener en een assistent toewijzen. De groepsopziener heeft de ver-
antwoordelijkheid iedereen in zijn groep te helpen geestelijke vor-
deringen te maken (1 Tim. 4:15; Hebr. 12:12). Hij moet een alerte,
zorgzame herder zijn (Jes. 32:2). Zijn ijverige voorbeeld in de
dienst moedigt anderen aan een actief aandeel te blijven hebben
aan het predikingswerk (Hebr. 13:15-17). Omdat deze taak zo be-
langrijk is, moet het lichaam de ouderlingen uitkiezen die het bes-
te in staat zijn om zich van alle aspecten ervan te kwijten. Als er
niet genoeg ouderlingen in de gemeente zijn die in staat zijn
om als groepsopziener of assistent te dienen, mogen dienaren
toegewezen worden als groepsdienaar of groepsassistent. Als er
niet genoeg dienaren zijn, mag een gedoopte broeder die een
goed voorbeeld in de gemeente is als groepsassistent dienen. De
andere ouderlingen en dienaren in een groep zullen klaar staan
om de groepsopziener en zijn assistent te ondersteunen bij het
kwijten van hun verantwoordelijkheden (Ef. 4:15, 16; od hfst. 5
˚29-34).

VERANTWOORDELIJKHEDEN
2. De verantwoordelijkheden van de groepsopziener zijn onder an-
dere:

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 7


GROEPSOPZIENER

(1) Actief belangstelling tonen voor de fysieke en geeste-


lijke behoeften van alle leden in de groep door
regelmatig, zo mogelijk wekelijks, contact met ze te
hebben (Jak. 1:27; 2:15, 16; zie hfst. 25).
(2) De leiding nemen tijdens de velddienstbijeenkomsten
van de groep, vooral in het weekend. Af en toe kan hij
zijn assistent of een andere broeder vragen om deze
bijeenkomsten te leiden. Als hij er niet kan zijn, schakelt
hij zijn assistent of een andere broeder in om voor de
groep te zorgen. (Zie 1:2.8.)
(3) Regelmatig met alle leden van de groep
samenwerken zodat hij ze kan aanmoedigen en
opleiden in de verschillende onderdelen van het
predikings- en onderwijzingswerk (Luk. 8:1).
(4) Geregeld iedereen in zijn groep herderlijke zorg geven.
(Zie hfst. 25.)
(5) Samen met het dienstcomité een plan maken om
personen met speciale behoeften te ondersteunen
als er zich een noodsituatie of ramp voordoet.
(Zie hfst. 26.)
(6) Samen met zijn assistent regelmatig bespreken wat
de sterke en zwakke punten van de verkondigers in de
groep zijn wat betreft de dienst.
(7) Een jaar na de doop met een verkondiger samenkomen
om hem aan te moedigen en nuttige suggesties te
geven. Hij zal dit samen met een ouderling doen die
aangewezen is door de coördinator van het lichaam
van ouderlingen. (Zie 4:2.7; od 211-212.)
(8) Voorbeeldige, gedoopte broeders in de groep opleiden
en motiveren om voor verantwoordelijkheden in de
gemeente in aanmerking te komen.

HOOFDSTUK 7 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


GROEPSOPZIENER

(9) Helpen bij het verzamelen van de maandelijkse veld-


dienstberichten. Hij komt meteen in actie als de
secretaris hem laat weten welke berichten ontbreken.
Als een verkondiger een hele maand niet in de
velddienst is geweest, geeft hij hem de nodige hulp,
rekening houdend met zijn omstandigheden.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 7


GROEPSOPZIENER

HOOFDSTUK 7 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 8

Aanstelling en ontheffing
van ouderlingen
en dienaren

Alinea
Bijbelse vereisten ...................................................................................................... 1-5
Aanbevelingen waarbij voorzichtigheid geboden is ................ 6-11
Eerder terechtgewezen, uitgesloten
of teruggetrokken ................................................................................................. 7
In het verleden overspel gepleegd ............................................................. 8
Uiteengaan of on-Bijbelse echtscheiding ............................................. 9
Eerder gediend als ouderling of dienaar ............................................ 10
Vele jaren gedoopt maar nu pas aanbevolen ................................ 11
Als een aangestelde broeder
naar een andere gemeente gaat ................................................................... 12
Als een aangestelde broeder
naar jullie gemeente komt ........................................................................... 13-14
Aanstelling tijdens het bezoek
van de kringopziener ....................................................................................... 15-20
Tussentijdse aanstelling ........................................................................................ 21
Redenen waarom een aangestelde broeder
opnieuw moet worden beschouwd ..................................................... 22-28
Een gezinslid heeft zich schuldig gemaakt
aan ernstig kwaaddoen ................................................................................ 22
Een uitgesloten of teruggetrokken familielid
komt bij hem in huis wonen ..................................................................... 23
Ondersteunt een huwelijk tussen
een gedoopte Getuige en iemand
die niet gedoopt is ........................................................................................... 24

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

Jaren geleden een ernstige overtreding begaan


die nooit behandeld is .......................................................................... 25-27
Naar pornografie gekeken ............................................................................. 28
Redenen waarom een aangestelde broeder
misschien opnieuw moet worden beschouwd ......................... 29-30
Faillissement .............................................................................................................. 29
Hij of een van zijn gezinsleden
volgt hoger onderwijs .................................................................................... 30
Procedure voor het opnieuw beschouwen
van aangestelde broeders .......................................................................... 31-33
Ontheffing tijdens het bezoek van de kringopziener ................ 34
Tussentijdse ontheffing ........................................................................................ 35
Ontheffing op eigen verzoek ........................................................................... 36
Ontheffing wegens rechterlijk optreden of overlijden .............. 37
Mededeling van ontheffing ................................................................................ 38
Beroep tegen ontheffing ..................................................................................... 39
Gemeentearchief ......................................................................................................... 40

BIJBELSE VEREISTEN
1. Voordat het lichaam samenkomt om te beoordelen of ze broe-
ders willen aanbevelen voor een aanstelling als dienaar of ouder-
ling, moet iedere ouderling zelf de geïnspireerde vereisten in 1 Ti-
motheüs 3:1-13, Titus 1:5-9, Jakobus 3:17, 18 en 1 Petrus 5:2, 3
doornemen. Nuttige toelichtingen op de Bijbelse vereisten zijn te
vinden in hoofdstuk 5 en 6 van Georganiseerd om Jehovah’s wil
te doen. Een broeder mag pas als dienaar worden aangesteld als
hij minstens een jaar is gedoopt.
2. Nadat de bespreking is geopend met gebed moeten de vereis-
ten hardop uit de Bijbel worden voorgelezen. Hoewel niemand
volmaakt aan deze vereisten voldoet, moet de broeder die be-

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

schouwd wordt hier wel in redelijke mate aan voldoen. Hij mag
op geen van deze terreinen ernstig tekortschieten. De kringop-
ziener vertrouwt sterk op jullie goede oordeel en onderscheidings-
vermogen bij het doen van aanstellingen.
3. Natuurlijke talenten kwalificeren een broeder niet voor een aan-
stelling. Hij moet een geestelijk ingestelde man zijn die laat zien
dat de heilige geest op hem inwerkt. Zet hij zich ijverig in voor
goed werk? Geeft hij een goed voorbeeld in vergaderingsbezoek
en -deelname? Is hij ijverig in de dienst? Doet hij, gezien zijn
leeftijd, gezondheid, gezinsverplichtingen en andere theocratische
verantwoordelijkheden, zo veel hij kan? (Zie 23:25-26.) Is hij een
goede Bijbelstudent? Doet hij moeite om zijn gezin geestelijk te
helpen en studeert hij geregeld met zijn vrouw en zijn thuiswo-
nende kinderen? Legt hij in zijn dagelijks leven de vrucht van de
geest aan de dag? (Gal. 5:22, 23)
4. Hoewel de broeder zelf aan de Bijbelse vereisten moet voldoen,
moeten jullie ook kijken naar de geestelijke gezindheid van zijn
gezinsleden. Als zijn vrouw gedoopt is, is ze dan een goed voor-
beeld? Als zijn vrouw geestelijk zwak is, doet hij er dan alles aan
om haar te helpen? Geeft hij prioriteit aan gezinsaanbidding? Als
hij minderjarige kinderen heeft, gedragen ze zich dan voorbeel-
dig en zijn ze gelovig? Zijn het opgedragen en gedoopte Getui-
gen of zetten ze stappen in die richting? Nemen zijn gezinsleden
actief deel aan de vergaderingen? Wat laat het gedrag van vol-
wassen thuiswonende kinderen zien? (Tit. 1:6; zie 8:22)
5. Ouderlingen moeten broeders die in hun late tienerjaren zijn, hel-
pen en motiveren om aan de vereisten voor dienaren te voldoen.
De volgende factoren kunnen helpen bij het beschouwen van de
geschiktheid van zo’n broeder. Ziet de gemeente hem als een
geestelijk mens? (1 Kor. 2:15, 16) Is de ‘vrucht van de geest’ dui-
delijk zichtbaar in zijn leven? (Gal. 5:22, 23) Heeft hij een zinvol
aandeel aan de dienst? Laat hij door de manier waarop hij zijn
tijd gebruikt zien dat hij Koninkrijksbelangen op de eerste plaats
stelt? Laten zijn persoonlijke gesprekken en zijn antwoorden zien

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

dat hij goede studiegewoonten heeft? Welke geestelijke doelen


heeft hij? Is hij ‘getest op zijn geschiktheid’? (1 Tim. 3:10; Ps. 1:1,
2; Matth. 6:33; Ef. 4:29; w89 1/7 29; zie 1:6.4-5)

AANBEVELINGEN WAARBIJ
VOORZICHTIGHEID GEBODEN IS
6. Ouderlingen moeten nagaan of ze echt alle informatie hebben
over broeders die ze bij de kringopziener willen aanbevelen, voor-
al als de volgende omstandigheden een rol spelen.
7. Eerder terechtgewezen, uitgesloten of teruggetrokken: Geef in-
formatie over de volgende punten als hij in de afgelopen drie jaar
is terechtgewezen of in de afgelopen vijf jaar is hersteld: Wat was
de overtreding? Is er in geval van een terechtwijzing een medede-
ling gedaan door het rechterlijk comité? Wat is in geval van een
uitsluiting of terugtrekking de datum waarop hij is hersteld? Wan-
neer zijn de laatste restricties opgeheven? Is hij voor zover jullie
weten eerder terechtgewezen of uitgesloten, of heeft hij zich eer-
der teruggetrokken? Wat overtuigt jullie ervan dat hij inmiddels
weer een goede naam voor zichzelf heeft opgebouwd en dat an-
deren hem als een goed voorbeeld zien? Als het kwaaddoen in een
andere gemeente plaatsvond, hoe zou zijn aanstelling daar dan
worden bezien? Als hij te vroeg wordt aanbevolen, zou het kwaad-
doen minder ernstig kunnen lijken, zowel in zijn eigen ogen als in
die van anderen. Het zou ook verontrustend kunnen zijn voor de-
genen bij wie zijn slechte gedrag nog vers in het geheugen ligt.
8. In het verleden overspel gepleegd: Wanneer heeft hij overspel
gepleegd? Is hij terechtgewezen of uitgesloten? Is er in geval van
een terechtwijzing een mededeling gedaan? Heeft de onschuldi-
ge partner hem verworpen? Hoe weten jullie dat? Als hij is ge-
scheiden en daarna is hertrouwd, is hij dan getrouwd met de per-
soon met wie hij overspel heeft gepleegd? Is er bewijs dat hij
plannen heeft beraamd om van zijn vroegere partner af te komen
of dat hij haar onder druk heeft gezet om een echtscheiding te

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

accepteren? Heeft het overspel het huwelijk van de ander kapot-


gemaakt? Welke uitwerking heeft zijn overspel op anderen ge-
had? Leeft de onschuldige partner nog? Is de onschuldige part-
ner hertrouwd? Wat overtuigt jullie ervan dat hij inmiddels weer
een goede naam voor zichzelf heeft opgebouwd en dat hij ge-
respecteerd wordt? Als het kwaaddoen in een andere gemeente
plaatsvond, hoe zou zijn aanstelling daar dan worden bezien? (Zie
12:10-12.)
9. Uiteengaan of on-Bijbelse echtscheiding: Bij wie ligt vooral de
schuld voor de huwelijksproblemen? Wat waren de omstandig-
heden rond de echtscheiding of het uiteengaan? Wie was ver-
antwoordelijk voor het uiteengaan of nam het initiatief tot de
echtscheiding? Hebben beiden het echtscheidingsconvenant on-
dertekend of op een andere manier ingestemd met de echtschei-
ding? Hoelang geleden zijn ze gescheiden of uiteengegaan? Wat
doet de broeder om tot verzoening te komen? Is zijn partner be-
reid mee te werken met zijn pogingen? Zo niet, hoe komt dat dan?
Hoe wordt zijn situatie bezien in de gemeenten die erbij betrok-
ken zijn? Hoe denken de ouderlingen in de gemeente van de part-
ner over de broeder? In gevallen van uiteengaan of echtschei-
ding kan het zijn dat een of beide partners zodanig tekortschieten
dat ze niet voorbeeldig zijn en dus geen speciale voorrechten krij-
gen (w00 15/12 28-29; lvs 250-251).
10. Eerder gediend als ouderling of dienaar: In welke gemeente
heeft hij gediend en wanneer is hij ontheven? Wat waren precies
de redenen voor zijn ontheffing? Wat maakt zijn omstandigheden
nu anders? Welke vorderingen heeft hij gemaakt sinds zijn ont-
heffing? Als hij in een andere gemeente is ontheven, hoe zou zijn
aanstelling daar dan worden bezien? Als een broeder eerder ou-
derling is geweest en zijn ontheffing niet het gevolg was van ern-
stig kwaaddoen, dan hoeft hij afhankelijk van de tijd die is ver-
streken misschien niet eerst als dienaar te dienen. (Zie 13:8.)
11. Vele jaren gedoopt maar nu pas aanbevolen: Waarom kon de
broeder eerder niet aanbevolen worden?

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

ALS EEN AANGESTELDE BROEDER


NAAR EEN ANDERE GEMEENTE GAAT
12. Als een aangestelde broeder naar een andere gemeente gaat,
moet het dienstcomité een introductiebrief sturen naar de ouder-
lingen van de nieuwe gemeente. Als er geen ernstige twijfels zijn
over zijn geschiktheid, moeten ze duidelijk aangeven in welke toe-
wijzingen hij ervaring heeft en dat het lichaam van ouderlingen
de aanbeveling doet dat hij aangesteld wordt. (Zie 22:5-8.) Als
er wel ernstige twijfels zijn, moet het lichaam van ouderlingen zo
snel mogelijk samenkomen om te bepalen of ze hem opnieuw
voor een aanstelling zullen aanbevelen. (Zie 8:31-33.) Als ze hem
niet aanbevelen, dan moeten twee of meer ouderlingen met hem
samenkomen om de Bijbelse redenen uit te leggen waarom het
lichaam tot die beslissing is gekomen. In de introductiebrief moet
duidelijk staan waarover ze zich zorgen maken, welke raad ze hem
hebben gegeven en of hij instemt met de beslissing of niet. (Zie
8:38.) Bij het volgende bezoek van de kringopziener moeten de
ouderlingen hem inlichten over de verhuizing van de broeder. Dit
moet gedaan worden of de broeder nu een positieve aanbeveling
heeft gekregen of niet.

ALS EEN AANGESTELDE BROEDER


NAAR JULLIE GEMEENTE KOMT
13. Ouderlingen en dienaren die van het voormalige en het huidige
lichaam van ouderlingen een positieve aanbeveling hebben ge-
kregen maar nog niet opnieuw zijn aangesteld, mogen naarge-
lang van hun bekwaamheden gebruikt worden voor het beharti-
gen van aandelen op de doordeweekse vergadering en openbare
lezingen. (Zie 22:6.7.) Ze mogen de Koninkrijksbedieningsschool
bijwonen en ook aanwezig zijn bij de vergadering van de kring-
opziener met de aangestelde broeders. Als het schema van de
kringopziener extra informatie bevat die alleen voor ouderlingen
bestemd is, kunnen aanbevolen ouderlingen die nog niet opnieuw

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

zijn aangesteld daar ook nog voor blijven. Maar ze horen niet aan-
wezig te zijn als aanbevelingen of andere gemeenteaangelegenhe-
den worden beschouwd. Ze mogen geen andere ouderlingenver-
gaderingen bijwonen en ook niet dienen in een rechterlijk comité.
14. Als een ouderling of dienaar geregeld in een tweede woning ver-
blijft, mag hij niet in beide gemeenten aangesteld worden. Zijn
Bericht van gemeenteverkondiger (S-21) moet in één gemeente
blijven. Elke keer dat hij vertrekt moeten de ouderlingen een brief
schrijven naar de gemeente waar hij tijdelijk zal verblijven om uit
te leggen wat zijn omstandigheden zijn en hoe hij gebruikt wordt.
De ouderlingen van de gemeente die hij bezoekt kunnen hem voor
taken en verantwoordelijkheden in de gemeente gebruiken zoals
uitgelegd in de vorige alinea. Zelfs als hij langer dan drie maan-
den weg zal zijn, moet hij zijn velddienstbericht bij zijn thuisge-
meente inleveren.

AANSTELLING TIJDENS HET BEZOEK


VAN DE KRINGOPZIENER
15. Het dienstcomité moet de kringopziener uiterlijk één maand voor
zijn bezoek de volledige naam, geboorte- en doopdatum van elke
broeder toesturen die het lichaam van ouderlingen wil aanbeve-
len voor een aanstelling als ouderling of dienaar. Hiervoor moet
het formulier Aanbevelingen voor de aanstelling van ouderlingen
en dienaren in de bediening (S-62) worden gebruikt. (Zie Instruc-
ties voor gebruik van jw.org voor gemeenten [S-135].) Dienaren
die als lid van het dienstcomité optreden, mogen niet aan een
bespreking over aanbevelingen deelnemen of ervan afweten. Ook
mogen zij op geen enkele manier toegang hebben tot formulie-
ren of correspondentie over aanstellingen en ontheffingen van
ouderlingen en dienaren.
16. De ouderlingen moeten de kringopziener op zijn vroegst een dag
of twee voor het begin van zijn bezoek (misschien op het moment
dat de kringopziener ook andere gemeenteadministratie krijgt)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

van alle achtergrondinformatie voorzien die nodig is om te kun-


nen bepalen of de aanbevolen broeders aan de vereisten vol-
doen. Deze informatie omvat ook eventuele aanbevelingsbrieven
(of misschien introductiebrieven) van een vorige gemeente. (Zie
8:6-11.) Tijdens de vergadering met de ouderlingen later in de
week zal de kringopziener op basis van de Bijbelse vereisten de
geschiktheid van elke broeder die wordt aanbevolen bespreken.
(Zie 8:1-5.) Als de kringopziener vaststelt dat een aanbevolen
broeder niet in redelijke mate aan de Bijbelse vereisten voldoet,
zal hij de ouderlingen over zijn beslissing informeren en bespre-
ken hoe zij de broeder kunnen helpen om in de toekomst wel voor
een aanstelling in aanmerking te komen.
17. Als de kringopziener besluit om een aanbevolen broeder aan te
stellen, zal hij met een andere ouderling met de broeder samenko-
men om hem over zijn aanstelling in te lichten. Als de broeder
(1) voor de eerste keer wordt aangesteld als dienaar of (2) opnieuw
wordt aangesteld als ouderling of dienaar om een andere reden
dan een verhuizing naar een andere gemeente, zal de kringopzie-
ner hem de volgende vragen stellen: (1) Is er ooit iets in je privé-
of gezinsleven gebeurd, of dit nu in het verleden (misschien zelfs
vóór je doop) of recentelijk heeft plaatsgevonden, dat je zou dis-
kwalificeren of verhinderen deze aanstelling te aanvaarden? (2) Is
er enige reden waarom je aanstelling niet aan de gemeente bekend-
gemaakt zou moeten worden? (3) Ben je ooit betrokken geweest
bij seksueel kindermisbruik? Als de broeder deze vragen met nee
beantwoordt, zal de kringopziener de ouderlingen een onderteken-
de aanstellingsbrief geven waarin de naam van de broeder vermeld
staat met eventueel de namen van anderen die tijdens het bezoek
zijn aangesteld. De aanstelling moet op de eerstvolgende doorde-
weekse vergadering aan de gemeente worden bekendgemaakt.
18. Als de broeder wiens aanstelling is goedgekeurd niet aanwezig is
tijdens de laatste paar dagen van het bezoek en het nodig is hem
de vragen te stellen die in de vorige alinea worden genoemd, zal
de kringopziener de naam van de broeder niet opnemen in de aan-

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

stellingsbrief die hij eventueel aan het eind van zijn bezoek bij de
ouderlingen achterlaat. In plaats daarvan moet de coördinator van
het lichaam van ouderlingen twee ouderlingen aanwijzen om de
broeder de vragen te stellen zodra hij terug is. De coördinator
zal vervolgens de kringopziener laten weten wat de broeder heeft
geantwoord. Als de broeder de vragen met nee heeft beantwoord,
zal de kringopziener de ouderlingen een ondertekende aanstellings-
brief toesturen. Nadat de aanstellingsbrief is ontvangen, zal de
aanstelling van de broeder op de eerstvolgende doordeweekse ver-
gadering aan de gemeente worden bekendgemaakt.
19. Als de broeder wiens aanstelling is goedgekeurd niet aanwezig is
tijdens de laatste paar dagen van het bezoek en het niet nodig
is hem de vragen te stellen die in alinea 17 worden genoemd, zal
de kringopziener de naam van de broeder opnemen in de aan-
stellingsbrief die hij aan het eind van zijn bezoek bij de ouderlin-
gen achterlaat. Zodra de broeder terug is, moet de coördinator
twee ouderlingen aanwijzen om met de broeder samen te komen
en hem over zijn aanstelling in te lichten voordat die aan de ge-
meente wordt bekendgemaakt.
20. Als de kringopziener een aanbevolen broeder niet aanstelt, kun-
nen twee ouderlingen op een geschikt moment discreet met hem
bespreken wat hij moet doen om voor een aanstelling in aanmer-
king te komen. Ze mogen hem niet vertellen dat het lichaam van
ouderlingen hem had aanbevolen. Soms zal de kringopziener een
aanbeveling niet goedkeuren om de broeder de tijd te geven gees-
telijke volwassenheid te ontwikkelen en ervaring op te doen of
om weer een goede naam voor zichzelf op te bouwen. In zulke
gevallen is het misschien niet nodig de kwestie met de broeder
te bespreken.

TUSSENTIJDSE AANSTELLING
21. Wanneer een ouderling of dienaar met een positieve aanbe-
velingsbrief naar jullie gemeente komt en de kringopziener de

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

gemeente voorlopig niet bezoekt, mag het lichaam van ouderlin-


gen aanbevelen dat hij direct weer wordt aangesteld. In zulke ge-
vallen zal het dienstcomité het formulier Aanbevelingen voor de
aanstelling van ouderlingen en dienaren in de bediening (S-62)
naar de kringopziener sturen, samen met een kopie van de aan-
bevelingsbrief van het dienstcomité van zijn vorige gemeente. Als
de aanbeveling wordt goedgekeurd, zal er een aanstellingsbrief
naar het lichaam van ouderlingen worden gestuurd. Een broeder
die opnieuw als ouderling of dienaar is aangesteld moet over zijn
aanstelling worden ingelicht voordat die aan de gemeente wordt
bekendgemaakt.

REDENEN WAAROM
EEN AANGESTELDE BROEDER OPNIEUW
MOET WORDEN BESCHOUWD
22. Een gezinslid heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig kwaad-
doen: Als de vrouw of een van de kinderen van de broeder (ook
volwassen thuiswonende kinderen) ernstig kwaaddoen heeft be-
gaan, moet het lichaam van ouderlingen vaststellen of hij nala-
tig is geweest. Is hij toegeeflijk geweest? Heeft hij geanticipeerd
op mogelijke problemen en op tijd de nodige raad gegeven? Leid-
de hij een geregelde gezinsaanbidding? Heeft hij zijn gezin de no-
dige tijd en aandacht gegeven? Heeft hij meteen nadat hij van
het ernstige kwaaddoen vernam het lichaam van ouderlingen in-
gelicht zodat zij de kwestie goed konden onderzoeken? Heeft hij
zijn gezin afgeschermd voor correctie of geprobeerd de aanpak
van de ouderlingen te manipuleren? Heeft hij nog steeds het res-
pect en vertrouwen van de gemeente en wordt hij nog bezien als
voorbeeldig gezinshoofd? Als een van zijn kinderen zich schuldig
heeft gemaakt aan ernstig kwaaddoen, hoe gaat het dan in gees-
telijk opzicht met de andere kinderen? Als hij nog steeds het res-
pect van de gemeente geniet, hoeft het feit dat één gezinslid zijn
goede leiding verwerpt hem niet automatisch ongeschikt te ma-
ken als hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs verwacht mag

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

worden en vooral als hij geestelijk succes heeft gehad met ande-
re gezinsleden.
23. Een uitgesloten of teruggetrokken familielid komt bij hem in
huis wonen: Kan degene die is uitgesloten of zich heeft terug-
getrokken niet op zichzelf wonen of is hij bij de broeder komen
inwonen omdat dat een makkelijker leven betekent? Zijn er ge-
gronde redenen om hem weer in huis te nemen of is het vooral
gedaan zodat gelovige gezinsleden wat omgang met hem kun-
nen hebben? Vermeed het gezin onnodig contact met hem toen
hij nog niet bij hen woonde? Is het een tijdelijke of een perma-
nente regeling? Hoe gedraagt de uitgesloten of teruggetrokken
persoon zich? Wat voor invloed heeft hij in geestelijk opzicht op
anderen in het gezin, vooral broers of zussen? Heeft de beslis-
sing van de broeder voor onrust in de gemeente gezorgd? Heb-
ben sommigen het respect voor hem verloren? Zulke vragen moe-
ten ook beschouwd worden als een volwassen thuiswonend kind
wordt uitgesloten of zich terugtrekt maar wel thuis mag blijven
wonen.
24. Ondersteunt een huwelijk tussen een gedoopte Getuige en ie-
mand die niet gedoopt is: Een aangestelde broeder hoort loyaal
te zijn aan Jehovah’s maatstaven, waaronder het Bijbelse gebod
‘alleen in de Heer’ te trouwen, oftewel met een opgedragen, ge-
doopte Getuige (1 Kor. 7:39; 2 Kor. 6:14, 15; Tit. 1:8; w04 1/7 31;
lvs 134-136). Dit gebod geldt voor alle christenen, ook voor de-
genen die inactief zijn. Als een aangestelde broeder tot een hu-
welijk tussen een gedoopte Getuige en een ongedoopt persoon
aanmoedigt of hier stilzwijgend goedkeuring aan geeft, roept dit
vragen op over zijn geschiktheid. Dit zou bijvoorbeeld het geval
zijn als hij zo’n verkering ondersteunt of als hij de huwelijksvoltrek-
king of bruiloft ondersteunt, bijwoont of eraan deelneemt. De ge-
schiktheid van een broeder moet ook opnieuw worden beschouwd
als hij daar zelf niet bij betrokken is maar wel zijn vrouw of an-
dere gezinsleden toestaat erbij betrokken te zijn. Als een ouder-
ling of dienaar op deze terreinen zulke onverstandige beslissingen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

neemt dat anderen er vraagtekens bij zetten, kan het zijn dat hij
niet langer aan de Bijbelse vereisten voldoet om te dienen.
25. Jaren geleden een ernstige overtreding begaan die nooit be-
handeld is: Het lichaam van ouderlingen kan bepalen dat hij mag
blijven dienen als (1) de immoraliteit of andere ernstige zonde lan-
ger dan enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden, (2) hij op-
recht berouw heeft en erkent dat hij zijn zonde direct had moe-
ten melden (misschien heeft zijn slechte geweten hem er zelfs
toe aangezet te bekennen en hulp te zoeken), (3) hij al heel wat
jaren trouw dient, (4) hij bewijzen heeft van Gods zegen en (5) hij
het respect geniet van de gemeente.
26. Als de zonde plaatsvond vóór zijn aanstelling als ouderling of die-
naar, moeten de ouderlingen in overweging nemen dat hij dat had
moeten noemen in het gesprek met de ouderlingen vóór de me-
dedeling over zijn aanstelling. Ook de aard van de zonde kan van
grote invloed zijn op zijn geschiktheid. Het kan bijvoorbeeld om
seksueel kindermisbruik gaan, waardoor hij voor vele jaren niet
meer in aanmerking zou komen voor een aanstelling, misschien
wel nooit. (Zie 14:22-24.)
27. Als het kwaaddoen plaatsvond in de afgelopen paar jaar terwijl
hij diende als ouderling of dienaar, voldoet hij niet meer aan de
vereisten, omdat hij niet ‘vrij van beschuldiging’ is (1 Tim. 3:2,
10; Tit. 1:6, 7). Afhankelijk van de omstandigheden moet de kwes-
tie misschien ook behandeld worden door een rechterlijk comité.
(Zie 12:57-59.)
28. Naar pornografie gekeken: Zie 13:5-6.

REDENEN WAAROM EEN AANGESTELDE


BROEDER MISSCHIEN OPNIEUW MOET
WORDEN BESCHOUWD
29. Faillissement: Zorgt het voor onrust binnen of buiten de gemeen-
te? Is hij verkwistend geweest? Heeft hij bij zakelijke beslissingen

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

kortzichtig gehandeld? Heeft hij de reputatie eerlijk en verant-


woordelijk te zijn? Wordt hij gezien als iemand die gewetensvol
zijn schulden probeert te betalen? Voelt hij zich moreel verplicht
vervallen schulden af te betalen als de vroegere schuldeisers de
betaling zouden accepteren? Geniet hij nog steeds het respect
van de gemeente? Heeft hij nog steeds ‘een goede reputatie bij
buitenstaanders’? (1 Tim. 3:7; w94 15/9 30-31)
30. Hij of een van zijn gezinsleden volgt hoger onderwijs: Als een
aangestelde broeder, zijn vrouw of een van zijn kinderen hoger
onderwijs volgt, laat hij dan zien dat hij de Koninkrijksbelangen
op de eerste plaats stelt? Leert hij zijn gezin Koninkrijksbelangen
op de eerste plaats te stellen? Heeft hij respect voor de raad die
de getrouwe slaaf over de gevaren van hoger onderwijs heeft ge-
publiceerd? Blijkt uit zijn spraak en gedrag dat hij geestelijk in-
gesteld is? Hoe wordt hij door de gemeente bezien? Waarom volgt
hij of zijn gezin hoger onderwijs? Stelt het gezin zich theocrati-
sche doelen? Vormt het volgen van hoger onderwijs een belem-
mering voor vergaderingsbezoek, zinvolle deelname aan de veld-
dienst of andere theocratische activiteiten?

PROCEDURE VOOR HET OPNIEUW


BESCHOUWEN VAN AANGESTELDE BROEDERS
31. Ouderlingen moeten voordat ze een broeder opnieuw beschou-
wen nazoekwerk doen om zich volledig vertrouwd te maken met
de huidige richtlijnen over het betreffende onderwerp. Vermijd het
dogmatisch te zijn of snel beslissingen te nemen, alleen maar op
basis van persoonlijke voorkeur (Fil. 4:5). Beveel niet te snel een
ontheffing aan maar doe dat alleen als er gegronde redenen voor
zijn. Misschien kan de broeder geholpen worden om de situatie
te corrigeren zodat hij kan blijven dienen. Heeft hij vele jaren trouw
gediend? Wat heeft hij gedaan of nagelaten dat vragen oproept?
Hoe heeft hij op raad gereageerd? Heeft hij al eerder zulke pro-
blemen gehad? Hoe heeft hij toen gereageerd op pogingen om

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

te helpen? Was zijn kwaaddoen echt zo ernstig dat hem voor-


rechten afgenomen moeten worden? Misschien heeft hij een si-
tuatie verkeerd ingeschat en een vergissing gemaakt. De gemeen-
te in het algemeen respecteert en vertrouwt hem misschien nog
steeds als ouderling of dienaar. Het zou kunnen dat de kwestie
niet algemeen bekend is, of zelfs helemaal niet. Als hij beseft dat
hij onverstandig is geweest, van zijn fout geleerd heeft, de juiste
instelling heeft en wil veranderen, kan hij misschien blijven die-
nen.

32. Als het nodig is de geschiktheid van een ouderling opnieuw te


beoordelen, moet het lichaam van ouderlingen de kwestie in aan-
wezigheid van de broeder behandelen. Volg daarbij de volgende
procedure:

(1) Bid eerst om Jehovah’s leiding. Zorg dat alle feiten


genoemd worden. Creëer een respectvolle, ordelijke
sfeer die zo’n bespreking bevordert.

(2) Gun de broeder voldoende tijd om zijn gedachten


en gevoelens te uiten en vragen te beantwoorden.
Vraag naar zijn mening over wat er over zijn
geschiktheid gezegd wordt.

(3) Vraag de broeder de ruimte te verlaten, ga daarna


verder met de bespreking en beslis wat jullie zullen
aanbevelen.

(4) Vraag de broeder terug te komen. Is er besloten


zijn ontheffing aan te bevelen, licht hem daar
dan over in en noem de Bijbelse redenen ervoor.

(5) Geef de broeder de gelegenheid om te reageren


op de beslissing. Het kan zijn dat hij de ruimte dan
nogmaals moet verlaten zodat jullie de kwestie nog
verder kunnen bespreken voordat er een definitieve
beslissing genomen wordt.

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

33. Als de geschiktheid van een dienaar wordt beoordeeld, wordt in


grote lijnen dezelfde procedure gevolgd. Maar in plaats van de
broeder bij de bespreking van de ouderlingen aanwezig te laten
zijn, zal er apart met hem worden gesproken om zijn kant van
het verhaal te horen. Meestal is het voldoende als twee ouder-
lingen dit doen. Als het lichaam van ouderlingen besluit zijn ont-
heffing aan te bevelen, moeten de twee ouderlingen weer met
hem samenkomen om hem in te lichten over de beslissing en de
Bijbelse redenen daarvoor, en om hem de kans te geven hierop
te reageren. Afhankelijk van wat hij zegt, kan het nodig zijn dat
de ouderlingen de kwestie verder bespreken voordat ze een de-
finitieve aanbeveling doen.

ONTHEFFING
TIJDENS HET BEZOEK
VAN DE KRINGOPZIENER
34. Aanbevelingen voor ontheffing wegens onverstandig gedrag dat
geen rechterlijke aandacht vereist, kunnen het beste tijdens het
bezoek van de kringopziener worden ingediend in plaats van tus-
sen twee bezoeken. Aan het begin van het bezoek zullen de ou-
derlingen de kringopziener van alle achtergrondinformatie voor-
zien die hem kan helpen een goed beeld van de kwestie te krijgen.
Mocht het lichaam van ouderlingen al tot bepaalde conclusies zijn
gekomen, dan zullen zij de kringopziener hier ook over informe-
ren. (Zie 8:31-33.) Tijdens de vergadering met de ouderlingen later
in de week zal de kringopziener op basis van de Bijbelse vereisten
de geschiktheid van de broeder bespreken. Als de kringopziener
het eens is met de aanbeveling, zal de broeder over zijn onthef-
fing worden ingelicht. Als de broeder het eens is met de beslissing,
zal de kringopziener een ontheffingsbrief opstellen. De medede-
ling over de ontheffing zal op de eerstvolgende doordeweekse
vergadering worden gedaan. (Zie 8:38.) Als de broeder het niet
eens is met de beslissing, zal hij geïnformeerd worden over zijn
recht om in beroep te gaan. (Zie 8:39.)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

TUSSENTIJDSE ONTHEFFING
35. Als er serieuze twijfels rijzen over de geschiktheid van een broe-
der en de kringopziener voorlopig niet op bezoek komt, dan moe-
ten de ouderlingen de procedure volgen in 8:31-33. Als de ouder-
lingen na de geschiktheid van de broeder opnieuw beschouwd te
hebben, besluiten zijn ontheffing aan te bevelen, moet het dienst-
comité de aanbeveling direct naar de kringopziener sturen. In de
brief moeten de ouderlingen de kringopziener volledig over de
kwestie inlichten en aangeven of de broeder het met hun aanbe-
veling eens is of niet. Ondertussen kan hij als ouderling of die-
naar blijven dienen. Het lichaam van ouderlingen bepaalt wel-
ke verantwoordelijkheden hij in de tussentijd zal vervullen, waarbij
de omstandigheden in aanmerking worden genomen. Als de kring-
opziener het met de aanbeveling eens is en vindt dat de onthef-
fing meteen moet worden doorgevoerd, zal hij het lichaam van
ouderlingen een ontheffingsbrief sturen. Nadat de brief ontvan-
gen is, zal de coördinator twee ouderlingen aanwijzen om de broe-
der over de beslissing van de kringopziener in te lichten. Als de
broeder het eens is met de beslissing van de kringopziener, moet
de mededeling op de eerstvolgende doordeweekse vergadering
worden gedaan. (Zie 8:38.) Als de broeder het niet eens is met
de beslissing, dan moet hij erover worden ingelicht dat hij het
recht heeft in beroep te gaan. De mededeling van de ontheffing
moet worden opgeschort en de coördinator zal de kringopziener
informeren. (Zie 8:39.)

ONTHEFFING OP EIGEN VERZOEK


36. Als een broeder zelf ontheven wil worden, dan moeten twee ou-
derlingen hier eerst met hem over praten. Waarom wil hij onthe-
ven worden? Voldoet hij niet meer aan de Bijbelse vereisten? Als
hij door persoonlijke omstandigheden niet langer kan doen wat
hij zou willen, kunnen de ouderlingen dan op een of andere ma-
nier hulp en aanmoediging bieden? Misschien kan hij blijven die-

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

nen als ze hem een tijdje ontlasten totdat zijn omstandigheden


veranderen. Als hij na het gesprek nog steeds ontheven wil wor-
den, moet het dienstcomité de kringopziener via een brief vol-
ledig informeren over de redenen waarom hij ervoor kiest zijn
dienstvoorrecht op te geven. De kringopziener zal een onthef-
fingsbrief naar het lichaam van ouderlingen sturen. (Zie 8:35.)

ONTHEFFING WEGENS RECHTERLIJK


OPTREDEN OF OVERLIJDEN
37. Het dienstcomité moet de kringopziener onmiddellijk inlichten over
(1) de ontheffing van een ouderling of dienaar omdat hij is te-
rechtgewezen, uitgesloten of zich heeft terugtrokken of (2) het
overlijden van een ouderling of dienaar. Bij ontheffingen vanwe-
ge een rechterlijke terechtwijzing, uitsluiting of terugtrekking moet
de kringopziener ook ingelicht worden over de specifieke vorm
van kwaaddoen en de beslissing van het comité. In het geval
van een terechtwijzing zal de kringopziener een ontheffingsbrief
naar het lichaam van ouderlingen sturen. Er zal geen ontheffings-
brief worden gestuurd in het geval van uitsluiting, terugtrekking
of overlijden. (Zie 8:38.)

MEDEDELING VAN ONTHEFFING


38. De mededeling van een ontheffing, met inbegrip van een onthef-
fing op eigen verzoek, luidt als volgt: ‘Broeder [naam] dient niet
langer als ouderling (dienaar in de bediening).’ Als een ouderling
of een dienaar naar een andere gemeente gaat, zal er geen me-
dedeling over ontheffing aan de gemeente worden gedaan. Als
een broeder op eigen verzoek ontheven wordt, moet er een me-
dedeling worden gedaan zonder te wachten op de ontheffings-
brief van de kringopziener. Als duidelijk is vastgesteld dat een
aangestelde broeder zich schuldig heeft gemaakt aan kwaaddoen
dat rechterlijk optreden vereist, moet de ontheffing op de eerst-
volgende doordeweekse vergadering aan de gemeente worden

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 8


AANSTELLING EN ONTHEFFING VAN OUDERLINGEN EN DIENAREN

meegedeeld. Dit moet ook gebeuren als de rechtszitting nog niet


is afgerond.

BEROEP TEGEN ONTHEFFING


39. Als een ouderling of dienaar het niet eens is met zijn ontheffing
door de kringopziener en tegen de beslissing in beroep wil gaan,
moet hij meteen een korte brief naar de Dienstafdeling sturen,
waarin hij uitlegt waarom hij het niet eens is met de ontheffing.
Hij moet een kopie van zijn brief aan het lichaam van ouderlin-
gen en aan de kringopziener sturen. Het zou niet gepast zijn een
broeder onder druk te zetten om niet in beroep te gaan door bij-
voorbeeld te zeggen dat het dan langer duurt voordat hij opnieuw
kan worden aangesteld of dat het bijkantoor dan een negatief
beeld van hem krijgt. De mededeling van de ontheffing moet wor-
den opgeschort, en de ontheffingsbrief (als die al was opgesteld)
moet vernietigd worden. Daarna zal de Dienstafdeling een erva-
ren kringopziener uitkiezen die de aangelegenheid samen met de
kringopziener die tot de ontheffing besloot opnieuw zal beschou-
wen. De twee kringopzieners zullen aandachtig luisteren naar de
broeder en de ouderlingen, en zullen alle betrokkenen onpartijdig
en vriendelijk behandelen. Nadat de kringopzieners die het be-
roep beschouwen tot een gezamenlijke beslissing zijn gekomen,
bestaat er geen mogelijkheid meer om in beroep te gaan. Als er
besloten is dat de broeder ontheven moet worden, zal de kring-
opziener van zijn gemeente een ontheffingsbrief opstellen voor
het lichaam van ouderlingen. Na ontvangst van de ontheffings-
brief moet de mededeling van de ontheffing op de eerstvolgen-
de doordeweekse vergadering worden gedaan.

GEMEENTEARCHIEF
40. Informatie die betrekking heeft op de aanstelling en ontheffing
van ouderlingen en dienaren moet voor onbepaalde tijd bewaard
worden. (Zie 22:19.)

HOOFDSTUK 8 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 9

Pioniers

Alinea
Aanstelling ...................................................................................................................... 1-3
Ontheffing ...................................................................................................................... 4-5
Verhuizing naar een andere gemeente ................................................. 6-7
Wijziging van de persoonsgegevens ........................................................... 8
Papieren aanmeldingsformulieren .................................................................. 9
Velddienstrapport (S-4) ....................................................................................... 10
Urencompensatie ................................................................................................. 11-13
Speciale consideratie .............................................................................................. 14
Beschouwing van de velddienstactiviteit ....................................... 15-17
Gewone pioniers met een
zwakke gezondheid ............................................................................................ 18-19

AANSTELLING
1. Als een verkondiger een Aanvraag voor de gewone pioniersdienst
(S-205) indient, moet het dienstcomité de betreffende groepsop-
ziener om commentaar vragen en dan direct samenkomen om de
geschiktheid van de verkondiger te bespreken. Ze moeten daar-
bij de volgende richtlijnen in gedachte houden. Het dienstcomité
moet met onderscheidingsvermogen bepalen of het verstandig is
om met de andere ouderlingen te overleggen (Spr. 15:22).
(1) De gegevens van de verkondiger moeten
volledig en juist zijn.
(2) De verkondiger moet minstens zes volle maanden
gedoopt zijn.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 9


PIONIERS

(3) De verkondiger moet een voorbeeldige christen zijn.


(Zie 2:4.)
(4) De verkondiger moet zijn persoonlijke omstandigheden
zo hebben georganiseerd dat hij het urenvereiste
van 840 uur per jaar kan halen.
(5) Degenen die met de pioniersdienst stoppen, moeten zes
volle maanden wachten voordat ze zich opnieuw mogen
aanmelden.
(6) De verkondiger mag in het afgelopen jaar niet zijn
terechtgewezen of hersteld, en alle restricties moeten
opgeheven zijn.
(7) De verkondiger moet opgeven op welke datum hij
met pionieren wil beginnen. Er mogen geen aanstellin-
gen met terugwerkende kracht worden gedaan, tenzij er
duidelijk verzachtende omstandigheden zijn, bijvoor-
beeld in het uitzonderlijke geval dat de ouderlingen het
formulier zijn kwijtgeraakt of dit onnodig lang hebben
laten liggen.
2. Als het dienstcomité eenmaal heeft bepaald of de aanmelding
wordt goedgekeurd, moet het lichaam van ouderlingen over het
besluit worden ingelicht. Dit moet gebeuren voordat een aanstel-
ling aan de gemeente wordt bekendgemaakt. Als besloten wordt
dat de verkondiger niet in aanmerking komt voor de gewone pio-
niersdienst, moeten twee leden van het dienstcomité hem vrien-
delijk uitleggen wat de redenen daarvoor zijn. Als het dienstco-
mité besluit hem als gewone pionier aan te stellen, dan moet elk
lid van het dienstcomité de aanmelding ondertekenen. Het formu-
lier moet in het gemeentearchief bewaard worden. Als de verkon-
diger online een aanmelding heeft ingediend, zie dan Instructies
voor gebruik van jw.org voor gemeenten (S-135). Als de verkon-
diger een papieren aanmeldingsformulier heeft ingediend of als
de gemeente geen toegang heeft tot jw.org, zie dan 9:9.

HOOFDSTUK 9 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PIONIERS

3. Als de aanstelling door het bijkantoor is geregistreerd, moet de


nieuwe pionier over zijn aanstelling worden ingelicht en moet hij
de Richtlijnen voor nieuwe gewone pioniers (S-236) krijgen. Op
de eerstvolgende doordeweekse vergadering moet aan de ge-
meente worden bekendgemaakt dat de verkondiger is aangesteld
als gewone pionier.

ONTHEFFING
4. Voordat iemand als gewone pionier wordt ontheven, moet het
dienstcomité zijn groepsopziener om zijn waarnemingen vragen.
Ze moeten ook overwegen of de pionier in aanmerking komt
voor speciale consideratie. (Zie 9:14.) Het dienstcomité moet
met onderscheidingsvermogen bepalen of het verstandig is om
met de andere ouderlingen te overleggen. (Zie 2:1; 13:5-6.) In
alle gevallen moet het lichaam van ouderlingen voordat er een
mededeling aan de gemeente wordt gedaan over het besluit
worden ingelicht en moeten twee leden van het dienstcomité
de persoon in kwestie over het besluit informeren. Als een pio-
nier niet langer aan de vereisten voldoet of wegens persoonlijke
redenen zijn pioniersdienst moet beëindigen, moet er een me-
dedeling worden gedaan aan de gemeente. De mededeling van
een ontheffing luidt: ‘Broeder (zuster) [naam] dient niet langer
als gewone pionier.’ Informeer het bijkantoor door middel van
jw.org over de ontheffing. Als de pionier stopt vanwege gezond-
heidsredenen, gezinsverantwoordelijkheden, werelds werk, enzo-
voorts, kies dan de optie ‘Persoonlijke redenen’. Als hij moet
stoppen vanwege onverstandig gedrag dat niet rechterlijk be-
handeld wordt, kies dan de optie ‘Komt niet meer in aanmer-
king’. Als hij stopt vanwege andere redenen, kies dan de betref-
fende optie.
5. Als een pionier door een rechterlijk comité is terechtgewezen, vol-
doet hij automatisch niet meer aan de vereisten en moet zijn ont-
heffing direct op jw.org gemeld worden.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 9


PIONIERS

VERHUIZING NAAR EEN ANDERE GEMEENTE


6. Als een pionier naar een andere gemeente verhuist, moet de se-
cretaris van zijn vorige gemeente zijn gegevensbestand verhui-
zen naar de nieuwe gemeente. (Zie Instructies voor gebruik van
jw.org voor gemeenten [S-135].)
7. Als de nieuwe gemeente de verhuizing van het gegevensbestand
accepteert, wordt hij toegevoegd aan de lijst van pioniers in de
gemeente. Zodra de introductiebrief van de vorige gemeente ont-
vangen is, moet het dienstcomité van de nieuwe gemeente vast-
stellen of de persoon in kwestie wil blijven pionieren. Als dit het
geval is en er geen uitzonderlijke reden is om de pionier niet op-
nieuw aan te stellen, dan moet de aanstelling op de eerstvolgen-
de doordeweekse vergadering worden bekendgemaakt.

WIJZIGING VAN DE PERSOONSGEGEVENS


8. Als er iets veranderd moet worden aan de naam, de geboorte-
of doopdatum of de burgerlijke staat van een pionier, of aan de
naam van de partner, kan dat op jw.org worden ingevoerd. Neem
als er andere gegevens van de pionier gewijzigd moeten worden
contact op met de Dienstafdeling.

PAPIEREN AANMELDINGSFORMULIEREN
9. Als de verkondiger een papieren formulier heeft ingediend, dan
moet een kopie van de goedgekeurde aanmelding naar de Dienst-
afdeling worden gestuurd zodat de aanstelling geregistreerd kan
worden. (Zie Instructies voor gebruik van jw.org voor gemeenten
[S-135].) Gemeenten die geen toegang hebben tot jw.org, zullen
een S-202-brief ontvangen, wat betekent dat de aanstelling is
geregistreerd. Ze kunnen de S-202-brief ook gebruiken om de
Dienstafdeling in te lichten over een wijziging in de persoonsge-
gevens van een pionier of om een andere gemeente erover in te
lichten dat een pionier naar hun gemeente verhuist.

HOOFDSTUK 9 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PIONIERS

VELDDIENSTRAPPORT (S-4)
10. De velddienstrapporten van gewone pioniers moeten op dezelf-
de manier verwerkt worden als die van verkondigers. Voeg te laat
ingeleverde berichten toe aan het totaal van de activiteit van ge-
wone pioniers dat de volgende maand naar het bijkantoor wordt
gestuurd.

URENCOMPENSATIE
11. Soms worden gewone pioniers gevraagd om deel te nemen aan
bepaalde theocratische toewijzingen die ook onderdeel zijn van
hun heilige dienst. Door hun geestelijke instelling, beschikbaar-
heid en bereidwillige geest kunnen pioniers de Koninkrijksbelan-
gen op een bijzondere manier ondersteunen. Zo kunnen ze de
toewijzing krijgen om te helpen bij theocratische bouwprojecten,
werkzaamheden vóór of na kringvergaderingen of congressen,
werkzaamheden in congreshallen, hulpverlening, ziekenhuiscon-
tactcomités of patiëntenbezoekgroepen, of vergaderingen die in
gevangenissen worden gehouden. Het zou ook kunnen gaan om
ondersteuning bij het werk op Bethel (bijvoorbeeld als commu-
ter, tijdelijke of externe vrijwilliger of Bethelconsultant) of een
toewijzing als PBA-vertegenwoordiger, onderhoudstrainer, enzo-
voorts.
12. Als een pionier goedkeuring heeft gekregen voor een bepaalde
toewijzing, moet hij per maand bijhouden hoeveel uren hij eraan
besteed heeft. Hij zal deze uren vermelden op zijn Velddienstrap-
port (S-4) bij ‘Opmerkingen’. Leg de pionier uit dat hij de uren
die hij besteedt aan een officiële toewijzing niet bij zijn uren mag
tellen die hij aan de velddienst besteedt en dat hij elke maand in
ieder geval een gedeelte van zijn tijd aan de velddienst moet be-
steden.
13. De uren die besteed zijn aan een officiële toewijzing mogen niet
vermeld worden in het maandbericht dat naar het bijkantoor

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 9


PIONIERS

wordt verstuurd. Het aantal uren dat op het Bericht van gemeen-
teverkondiger (S-21) wordt genoteerd, moet het aantal uren zijn
dat de pionier daadwerkelijk aan de velddienst heeft besteed. Bij
‘Opmerkingen’ moet worden vermeld hoeveel uren er aan een of-
ficiële toewijzing zijn besteed en hoeveel uren er als compensa-
tie gerekend mogen worden. Als een pionier toestemming heeft
gekregen voor compensatie, dan mag het totaal van het aantal
uren dat in de velddienst is besteed plus de urencompensatie die
hij voor een officiële toewijzing krijgt niet meer dan 75 uur be-
dragen. Urencompensatie kan niet van de ene maand naar de
volgende worden overgeheveld. Urencompensatie die wordt toe-
gekend vanwege het bijwonen van een theocratische school, mag
worden opgeteld bij het aantal uren dat die maand in de veld-
dienst is besteed en bij eventuele compensatie-uren die vanwe-
ge een officiële toewijzing zijn toegekend. Als de school meerde-
re maanden overlapt, dan kan de student zelf bepalen hoe hij de
toegekende compensatie-uren over de betreffende maanden zal
verdelen.

SPECIALE CONSIDERATIE
14. In sommige situaties besteden pioniers in een maand meer uren
aan theocratische projecten dan dat ze aan urencompensatie
kunnen krijgen. Later in het dienstjaar hebben ze misschien va-
kantie nodig, moeten ze werelds werk verrichten of is er een an-
dere dringende kwestie waardoor ze in dat dienstjaar de 840 uur
niet halen. Het dienstcomité moet rekening houden met wat deze
pioniers allemaal voor de Koninkrijksbelangen doen en ze specia-
le consideratie betonen. Als een pionier het jaarlijkse urenvereis-
te niet heeft gehaald omdat hij veel heeft gewerkt aan theo-
cratische projecten en daar meer tijd aan heeft besteed dan hij
compensatie krijgt, zal hij zijn voorrechten niet kwijtraken. Om-
dat de ouderlingen weten hoe hard de pionier werkt om de Ko-
ninkrijksbelangen te ondersteunen, zullen ze hem van harte prij-
zen. Er kan een notitie op het Bericht van gemeenteverkondiger

HOOFDSTUK 9 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PIONIERS

(S-21) worden gemaakt om aan te geven dat er speciale consi-


deratie is betoond.

BESCHOUWING VAN DE
VELDDIENSTACTIVITEIT
15. De secretaris en de dienstopziener moeten elk jaar rond 1 maart
de velddienstactiviteit en urencompensatie van alle gewone pio-
niers beschouwen. Als een pionier constant het maandelijk-
se urendoel niet haalt, waarbij rekening gehouden wordt met
een eventuele urencompensatie, moeten de dienstopziener en de
groepsopziener met de pionier samenkomen om zijn omstandig-
heden te bespreken en proberen hem hulp te bieden. Komt het
door gezondheidsproblemen, meer gezinsverantwoordelijkheden,
werelds werk of een gebrek aan planning? Zijn er andere bezig-
heden die zijn tijd en energie opslokken? Is het probleem tijdelijk
of van onbepaalde duur? Heeft hij een realistisch schema dat
hem in staat stelt om de rest van het dienstjaar het maandelijk-
se urendoel wel te halen?
16. Aan het eind van het dienstjaar moet het dienstcomité samen-
komen om de velddienstactiviteit van gewone pioniers die het
jaarlijkse urenvereiste niet gehaald hebben te beschouwen en te
beslissen of ze ervoor in aanmerking komen te blijven pionieren.
(Als een gewone pionier minstens 800 uur heeft gehaald, waar-
bij eventuele compensatie-uren zijn opgeteld bij zijn velddienst-
uren, dan kan hij als pionier blijven dienen.) Naast de factoren
die in de voorgaande alinea zijn genoemd, moeten de volgende
factoren overwogen worden voordat er een beslissing wordt ge-
nomen. Hoelang dient hij als volletijdprediker? Hoe oud is hij? Zou
het beter zijn dat hij met de gewone pioniersdienst stopt totdat
zijn omstandigheden veranderen? Tijdelijk met de pioniersdienst
stoppen zou hem kunnen ontlasten van de stress om te probe-
ren aan het urenvereiste te voldoen terwijl hij met moeilijke of
ongunstige omstandigheden te kampen heeft. Wees evenwichtig

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 9


PIONIERS

en gebruik onderscheidingsvermogen bij het nemen van zulke be-


slissingen. Overdenk welke aanpak in het beste belang van de
persoon in kwestie is en of daarmee tegelijkertijd de hoge maat-
staven voor de gewone pioniersdienst gehandhaafd blijven.
17. Als het dienstcomité de behandeling van de kwestie uitstelt, zou
dat tot meer problemen kunnen leiden. Een pionier zou het min-
der belangrijk kunnen gaan vinden om aan het urenvereiste te
voldoen. Of hij vraagt zich misschien gespannen af wanneer de
ouderlingen zijn ontheffing gaan aanbevelen. Hij zou kunnen den-
ken dat hij geen andere keus heeft dan te proberen het aantal
uren dat hij aan de velddienst besteedt op een onrealistische ma-
nier op te schroeven. Door zulke situaties zou de pionier een
slechte instelling kunnen ontwikkelen of zelfs gezondheidsproble-
men kunnen krijgen. De belangen van de pionier worden op lan-
ge termijn dus het best gediend als de zaak direct wordt afge-
handeld (Gal. 6:10).

GEWONE PIONIERS MET EEN


ZWAKKE GEZONDHEID
18. In zeldzame gevallen kan een broeder of zuster toestemming krij-
gen om pionier te blijven zonder een minimum urenvereiste. Deze
voorziening geldt alleen voor voorbeeldige pioniers met een lan-
ge staat van dienst die door hun zwakke gezondheid niet aan het
urenvereiste kunnen voldoen, maar de oprechte wens hebben in
de pioniersdienst te blijven en het gevoel hebben dat het een stap
terug zou zijn als ze daarmee zouden moeten stoppen. De ou-
derlingen kunnen overwegen hem als een gewone pionier met een
zwakke gezondheid aan te duiden als hij (1) ouder is dan 50 jaar
en (2) in totaal minstens 15 jaar heeft gepionierd. Deze beslis-
sing mag pas worden genomen nadat de kringopziener over de
situatie is geraadpleegd. Deze regeling is geen voorziening om
iemand in staat te stellen voor zieke familieleden te zorgen, ex-
tra werelds werk te verrichten, enzovoorts. Degenen die voor het

HOOFDSTUK 9 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PIONIERS

eerst met de pioniersdienst beginnen als ze 60 of 70 jaar zijn,


komen niet automatisch in aanmerking voor deze regeling op ba-
sis van hun leeftijd. Het is niet nodig om te beschouwen of een
oudere pionier die gezondheidsproblemen krijgt voor deze rege-
ling in aanmerking kan komen als hij het goedvindt weer als ver-
kondiger te dienen.
19. Als het lichaam van ouderlingen besluit dat een pionier mag die-
nen als een gewone pionier met een zwakke gezondheid, moet er
op het Bericht van gemeenteverkondiger (S-21) een aantekening
worden gemaakt. Het is niet nodig het bijkantoor over deze be-
slissing te informeren. Twee leden van het dienstcomité moeten
met de pionier samenkomen om hem in te lichten over de liefde-
volle voorziening die voor hem is getroffen. Moedig hem aan zich
in de dienst te blijven inspannen voor zover zijn omstandigheden
dat toelaten (Luk. 13:24; Kol. 3:23, 24). Verzeker hem ervan dat
hij de volledige steun van de ouderlingen heeft en dat Jehovah
weet welke offers hij in zijn jarenlange dienst heeft gebracht (Hebr.
6:10, 11).

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 9


PIONIERS

HOOFDSTUK 9 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 10

Kringopziener

Alinea
Huisvesting en maaltijden ................................................................................ 2-5
Uitgaven in de week van het bezoek ..................................................... 6-8
Juist gebruik van gemeente- en kringgeld ............................................. 9

1. De ouderlingen moeten de gemeente vier tot zes weken van te-


voren aan het komende bezoek van de kringopziener herinneren.
Ze zullen de gemeente aanmoedigen een volledig aandeel aan de
velddienst te hebben en iedereen eraan herinneren dat ze in de
hulppioniersdienst kunnen staan met een urenvereiste van 30 uur
en dan ook de pioniersvergadering mogen bijwonen. Als een broe-
der tijdens het bezoek als dienaar of ouderling wordt aanbevo-
len, zie dan 8:15-16. De coördinator van het lichaam van ouder-
lingen moet de richtlijnen in Gewenste informatie voor bezoek
kringopziener (S-61) nauwkeurig opvolgen. Als er een ernstige
kwestie in de gemeente speelt, dan moeten de ouderlingen de
kringopziener hierover vroeg in de week informeren.

HUISVESTING EN MAALTIJDEN
2. Het is een voorrecht voor de gemeente om oprecht gastvrij te
zijn voor de kringopziener en zijn vrouw. Dit stelt de kringopzie-
ner in staat om zo veel mogelijk te doen en een hechte band met
de broeders en zusters op te bouwen (Rom. 12:13; 3 Joh. 5, 6).
Zelfs als er door de kring in een appartement wordt voorzien,
kan het zijn dat hij een plaatselijk logeeradres nodig heeft, zodat
hij niet heen en weer hoeft te reizen naar een ver appartement.
(Zie Instructies voor de kringboekhouding [S-331] voor richtlijnen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 10


KRINGOPZIENER

over kringappartementen.) Het is de verantwoordelijkheid van de


coördinator van het lichaam van ouderlingen of een door hem
aangewezen broeder om persoonlijk vast te stellen dat het logeer-
adres waar de kringopziener en zijn vrouw tijdens hun bezoek ver-
blijven schoon en geschikt is. Als het nodig is om accommoda-
tie voor het bezoek te huren, moeten de ouderlingen contact
opnemen met de Dienstafdeling.
3. Op een logeeradres moet een schone ruimte zijn waar kleding en
andere persoonlijke bezittingen kunnen worden opgeborgen. Het
is belangrijk dat er goede verlichting is en dat er een stoel en
tafel staan. Kringopzieners hebben voldoende rust en tijd voor
zichzelf nodig. De coördinator of een door hem aangewezen
broeder moet de kringopziener vragen of hij of zijn vrouw last
heeft van allergieën of gezondheidsproblemen die van invloed
kunnen zijn op de keuze van het logeeradres. Het zou goed zijn
om geen logeeradres te gebruiken waar gezinsproblemen zijn of
waar een gezinslid een ernstige ziekte heeft die speciale zorg
vereist.
4. Maaltijden zijn fijne gelegenheden om aanmoedigende gesprek-
ken te hebben, hechte vriendschappen te ontwikkelen en ook voor
het doen van herderlijk werk. Daarom heeft het de voorkeur dat de
kringopziener tijdens zijn bezoek gebruikmaakt van de plaatselijke
regelingen die de ouderlingen hebben getroffen voor het betonen
van gastvrijheid. Ouderlingen moeten met onderscheidingsver-
mogen eetadressen uitkiezen. Kringopzieners hebben veel waar-
dering voor de gastvrijheid van de gemeente. Gezonde en voed-
zame maaltijden zullen ze helpen zich goed te voelen en hun
schema aan te houden. De kringopziener kan zelf bepalen of hij
ook uitnodigingen voor andere maaltijden accepteert.
5. Het zou goed zijn als de coördinator de kringopziener aan het
einde van zijn bezoek vraagt hoe het logeeradres was. Het is niet
nodig de kringopziener elke keer dat hij de gemeente bezoekt er-
gens anders te laten logeren.

HOOFDSTUK 10 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KRINGOPZIENER

UITGAVEN IN DE WEEK VAN HET BEZOEK


6. Over het algemeen maken kringopzieners tijdens hun bezoek kos-
ten. Dat kunnen uitgaven zijn voor voedsel, kantoorartikelen, ver-
voerskosten die niet door het bijkantoor worden vergoed en be-
paalde bescheiden persoonlijke uitgaven. (Zie Instructies voor de
gemeenteboekhouding [S-27] en Instructies voor de kringboek-
houding [S-331] voor informatie over hoe kosten van kringop-
zieners worden vergoed.) De kringopziener en zijn vrouw mogen
nooit een financiële last zijn voor een gemeente (2 Kor. 11:9).
7. Als de kringopziener onkosten indient, moet hij evenwichtig zijn
en dit met onderscheidingsvermogen doen. Sommige persoonlij-
ke onkosten kunnen gedekt worden door het maandelijkse zak-
geld van het bijkantoor of door bijdragen die hij misschien van
personen in de gemeente heeft ontvangen. Andere persoonlijke
onkosten, zoals voor kleding, cosmetica, vitaminen, zelfzorgme-
dicijnen, een verzekering voor persoonlijke bezittingen of een le-
vensverzekering, mogen niet worden ingediend. De kringopziener
moet dit soort kosten zelf betalen. Een kringopziener mag nie-
mand benaderen om geld te vragen.
8. De kosten voor internet en mobiele telefonie die gemaakt worden
om met gemeenten en het bijkantoor te communiceren, mogen
worden ingediend voor vergoeding. Maar elk overig gebruik van
internet of zijn mobiele telefoon moet de kringopziener zelf be-
talen. Dit geldt ook voor internet- en mobieletelefoonkosten van
de vrouw van de kringopziener.

JUIST GEBRUIK VAN GEMEENTE-


EN KRINGGELD
9. Geld van de gemeente en de kring mag niet gebruikt worden om
kringopzieners of gastsprekers meer te geven dan de daadwer-
kelijk gemaakte kosten. Ook is het ongepast om geld in te zame-
len bij broeders en zusters om aan een kringopziener te geven

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 10


KRINGOPZIENER

(2 Kor. 8:20). Als iemand zelf graag een bijdrage aan een kring-
opziener wil geven, dan is dat een persoonlijke beslissing waar
anderen zich niet druk om hoeven te maken (2 Kor. 9:7).

HOOFDSTUK 10 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 11

Medische kwesties
Alinea
Pasgedoopte verkondigers .................................................................................... 1
Ouders en zwangere zusters ............................................................................... 2
Ouderen .................................................................................................................................. 3
Ziekenhuisopname ........................................................................................................ 4
Communicatie met medisch personeel ..................................................... 5
Ziekenhuiscontactcomité ................................................................................... 6-9
Medische zorg in een andere omgeving ......................................... 10-15
Doopkandidaten met een besmettelijke ziekte ......................... 16-17

PASGEDOOPTE VERKONDIGERS
1. De secretaris moet pasgedoopte verkondigers het volgende ma-
teriaal geven:
(1) Geneeskundige wilsverklaring en machtiging.
De verkondiger moet erover worden geïnformeerd dat
het belangrijk is om dit document volledig in te vullen
en een kopie te geven aan zijn gemachtigden en zijn
arts of ziekenhuis.
(2) Hoe denk ik over bloedfracties en medische procedures
met betrekking tot mijn eigen bloed? (Inlegvel Onze
Koninkrijksdienst november 2006, kmi11/06)

(3) Ben je erop voorbereid het hoofd te bieden aan


een medische situatie die je geloof op de proef stelt?
(Inlegvel Onze Koninkrijksdienst november 1990,
kmi11/90)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 11


MEDISCHE KWESTIES

OUDERS EN ZWANGERE ZUSTERS


2. Als een zuster zwanger is, moeten de ouderlingen haar (en haar
man als hij een Getuige is) een exemplaar van Informatie voor
zwangere zusters (S-401) geven. Kort erna zullen ze informeren
of zij hulp van het ziekenhuiscontactcomité (zcc) wil. Als de zus-
ter die hulp wenst, zullen de ouderlingen contact opnemen met
het zcc. De ouderlingen moeten zich ervan verzekeren dat alle
ouders met minderjarige kinderen goed op de hoogte zijn van de
punten in Hoe ouders hun kinderen kunnen beschermen tegen
misbruik van bloed (S-55).

OUDEREN
3. Ouderlingen moeten oudere broeders en zusters eraan herinne-
ren hun Wilsverklaring volledig in te vullen zodat hun wensen met
betrekking tot gezondheidszorg duidelijk zijn. Oudere broeders of
zusters, en vooral degenen die geen familieleden hebben die Ge-
tuigen zijn, kunnen het moeilijker vinden weerstand te bieden als
ze onder druk worden gezet. Daarom zou het goed zijn als ze re-
gelmatig nagaan of hun gemachtigden hun beslissingen begrij-
pen en zullen verdedigen (Spr. 22:3).

ZIEKENHUISOPNAME
4. Als een verkondiger in het ziekenhuis wordt opgenomen, moeten
de ouderlingen hem eraan herinneren dat hij, om bezoek te ont-
vangen van de ouderlingen en leden van de patiëntenbezoekgroep,
in het ziekenhuis moet aangeven dat hij graag bezocht wil worden
door een geestelijk verzorger van Jehovah’s Getuigen. Een verkon-
diger moet ziekenhuisformulieren goed lezen om te controleren of
zijn beslissingen juist zijn vastgelegd. Een patiënt heeft het recht
zulke documenten waar nodig aan te passen, waarbij hij bij elke
verandering een paraaf zet. Een verkondiger moet ervoor zorgen
dat een kopie van zijn Wilsverklaring in zijn medisch dossier wordt

HOOFDSTUK 11 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


MEDISCHE KWESTIES

opgenomen. Om er zeker van te zijn dat zijn wensen gerespec-


teerd zullen worden, kan een verkondiger als gemachtigden twee
Getuigen kiezen in plaats van familieleden die geen Getuigen zijn.
In dat geval is het verstandig en vriendelijk als de verkondiger zijn
familieleden die geen Getuigen zijn daarover inlicht.

COMMUNICATIE MET MEDISCH PERSONEEL


5. Een verkondiger moet ruim voor een geplande operatie zijn me-
dische keuzes bespreken met zijn arts, de chirurg en de anes-
thesist. Bij operaties is altijd een team betrokken en alle leden
moeten begrijpen hoe hij denkt over bloed, geneesmiddelen met
bloedfracties en medische procedures waarbij zijn eigen bloed
betrokken is. Het zou niet eerlijk zijn tegenover het medische team
als de verkondiger ze niet ruim voor de operatie inlicht over zijn
wensen. De verkondiger kan leden van het ziekenhuiscontactco-
mité of anderen toestemming geven zijn situatie te bespreken
met het medisch personeel. Maar het is de verantwoordelijkheid
van de patiënt of zijn gemachtigden om op medisch gebied be-
slissingen te nemen.

ZIEKENHUISCONTACTCOMITÉ
6. Ziekenhuiscontactcomités (zcc’s) vervullen een belangrijke func-
tie. Ze informeren de medische en juridische wereld over ons re-
ligieuze standpunt inzake bloed. Ze coördineren de activiteiten
van patiëntenbezoekgroepen (pbg’s) in bepaalde steden zodat er
geestelijke hulp wordt geboden aan Getuigen die zijn opgenomen
in een ziekenhuis buiten hun eigen omgeving. De zcc- en pbg-re-
geling ontslaat ouderlingen en anderen in de gemeente niet van
hun verantwoordelijkheid om verkondigers die in het ziekenhuis
liggen te ondersteunen (Spr. 17:17; 1 Joh. 3:18).
7. De activiteiten van zcc’s staan volledig los van ziekenhuispro-
gramma’s, bijvoorbeeld voor bloedvrije geneeskunde en chirurgie.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 11


MEDISCHE KWESTIES

Het bijkantoor en de zcc’s ondersteunen geen zorgverleners of


andere zakelijke ondernemingen.
8. Ouderlingen moeten de contactgegevens van hun zcc altijd paraat
hebben. Over het algemeen moeten ouderlingen zelf contact op-
nemen met het zcc. Zij zullen dit alleen doen voor gedoopte en
ongedoopte verkondigers (met inbegrip van inactieve verkondi-
gers) die hulp vragen bij (1) het vinden van een meewerkend arts
(voor zichzelf of hun kinderen) of (2) situaties waar de bloedkwes-
tie (mogelijk) een rol speelt. Soms kunnen ouderlingen besluiten
dat het beter is als de patiënt of een van zijn familieleden zelf con-
tact opneemt met het zcc, bijvoorbeeld in een noodsituatie. De-
gene die het zcc belt, moet de volgende informatie paraat hebben:
(1) Naam, leeftijd, gemeente en telefoonnummer van de
patiënt.
(2) Geestelijke status van de patiënt en zijn familie, en
eventuele betrokkenheid van ongelovige familieleden.
(3) Naam van het ziekenhuis, naam van de arts,
kamernummer van de patiënt en telefoonnummer
van de kamer.
(4) Aanwezigheid van een volledig ingevulde Wilsverklaring.
(Als die niet aanwezig is, dan moet de patiënt worden
aangemoedigd om er onmiddellijk een in te vullen.
Ongedoopte verkondigers mogen de bewoordingen van
de Wilsverklaring en de Identiteitskaart gebruiken om
een eigen verklaring op te stellen voor zichzelf en hun
kinderen.)
(5) Reden waarom er contact met het zcc is opgenomen.
9. Het is misschien niet nodig contact op te nemen met het zcc als
de verkondiger een arts heeft die zijn wensen zal respecteren.
Laat de verkondiger nagaan of de arts ervaring heeft met bloed-
vrije alternatieven en strategieën.

HOOFDSTUK 11 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


MEDISCHE KWESTIES

MEDISCHE ZORG IN EEN ANDERE OMGEVING


10. Soms heeft een verkondiger gespecialiseerde medische zorg no-
dig die plaatselijk niet beschikbaar is. Met het formulier Verzoek
om kamer in bijzondere medische situatie (hlc-20) kunnen Ge-
tuigenpatiënten en hun familie om hulp vragen bij het vinden van
tijdelijke huisvesting. Dit formulier kunnen ouderlingen via het zcc
verkrijgen. Een patiënt is niet verplicht gebruik te maken van die
voorziening, vooral niet als hij zelf alle onkosten kan dekken. Als
de patiënt alleen informatie wil over de plaatselijke accommoda-
tiemogelijkheden, moet hij aangeven dat hij zelf de kosten kan
dekken en dan kan het zcc die informatie verstrekken.
11. Als een verkondiger hulp nodig heeft maar de situatie niet drin-
gend is, moeten de ouderlingen het plaatselijke zcc om het for-
mulier vragen en hem of zijn gezin helpen bij het invullen. De ou-
derlingen zullen het meteen sturen naar het zcc in de stad waar
de patiënt behandeld zal worden. In noodsituaties kunnen de ou-
derlingen hun plaatselijke zcc om hulp vragen zodat zo’n verzoek
snel behandeld wordt.
12. Het aantal familieleden dat met de patiënt meegaat, moet be-
perkt blijven. Het zcc in de plaats waar de patiënt wordt behan-
deld, zal het ingevulde formulier gebruiken om accommodatie
voor de groep te vinden. Voor huisvesting bestaan de volgende
mogelijkheden:
(1) Nabijgelegen hotels of particuliere accommodaties
waarmee ziekenhuizen vaste overeenkomsten hebben
voor gereduceerde tarieven. Over het algemeen kan
iedereen, met inbegrip van niet-Getuigen, hier gebruik
van maken.
(2) Hotelkamers waar Getuigen bij kringvergaderingen en
congressen met korting kunnen verblijven.
(3) Particuliere woningen van Getuigengezinnen die bij de
medische instelling in de buurt wonen. Als er voor

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 11


MEDISCHE KWESTIES

lange tijd huisvesting nodig is, kunnen er meerdere


logeeradressen om beurten worden gebruikt om niet
één bepaald gezin te veel te belasten.
13. Speciale regelingen of tarieven worden alleen aangeboden aan
de patiënt en naaste familieleden met een goede reputatie. Fa-
milieleden die geen Getuigen zijn of die uitgesloten zijn, kunnen
daar geen gebruik van maken.
14. De patiënt en zijn familie zijn in de eerste plaats zelf verantwoor-
delijk voor alle reis- en verblijfkosten. Maar de gemeente van de
patiënt zou in bepaalde gevallen ook hulp kunnen bieden (od
hfst. 12 ˚12-15; hfst. 16 ˚9-11).
15. Als er een medische instelling is waar vaak Getuigen uit een an-
dere omgeving medische zorg ontvangen, dan kunnen de ouder-
lingen van een nabijgelegen gemeente de voorzitter van het zcc
informeren over voorbeeldige verkondigers die geschikte accom-
modatie kunnen aanbieden aan Getuigen die op bezoek komen.

DOOPKANDIDATEN MET EEN


BESMETTELIJKE ZIEKTE
16. Misschien informeert een doopkandidaat uit zorg voor anderen
de ouderlingen erover dat hij een besmettelijke ziekte zoals hiv,
aids of hepatitis heeft (od 197). In dat geval moet de coördina-
tor van het lichaam van ouderlingen de kandidaat uitleggen dat
hij de volgende opties heeft:
(1) Hij kan op het congres of de kringvergadering naar de
dooplezing luisteren en vervolgens gedoopt worden in
een rivier, een meer of de zee.
(2) Hij kan op het congres of de kringvergadering naar de
dooplezing luisteren en vervolgens gedoopt worden in
zijn hotelkamer of in een particulier huis met een grote
badkuip die voor dat doel geschikt is.

HOOFDSTUK 11 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


MEDISCHE KWESTIES

(3) Hij kan, als hij niet wil dat anderen te weten komen
dat hij aan een besmettelijke ziekte lijdt, op een con-
gres of kringvergadering waaraan zijn gemeente niet is
toegewezen naar de dooplezing luisteren en vervolgens
gedoopt worden in een rivier, een meer of de zee.
(4) Hij kan de ouderlingen vragen een privédoop te regelen.
De ouderlingen moeten de kringopziener informeren
over de doop.
17. De broeders die de doop verrichten, moeten over de situatie ge-
informeerd worden zodat ze zelf kunnen beslissen of ze dit risi-
co willen nemen.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 11


MEDISCHE KWESTIES

HOOFDSTUK 11 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 12

Bepalen of er een rechterlijk


comité moet worden gevormd

Alinea
Overtredingen die door ouderlingen moeten
worden behandeld .................................................................................................. 2-39
Seksuele immoraliteit (porneia) .................................................................. 3-6
Sterke indirecte bewijzen van
seksuele immoraliteit (porneia) ............................................................... 7-9
Overspelig huwelijk .......................................................................................... 10-12
Mishandeling en misbruik van kinderen .................................................. 13
Grove onreinheid, hebzuchtig beoefende onreinheid ............. 14-15
Vluchtig aanraken van intieme lichaamsdelen
of strelen van borsten ........................................................................... 15.1
Immorele gesprekken via de telefoon
of het internet ............................................................................................. 15.2
Kijken naar weerzinwekkende porno .............................................. 15.3
Gebruik of misbruik van tabak, marihuana,
medicijnen en illegale of verslavende middelen ................. 15.4
Extreme fysieke onreinheid .................................................................... 15.5
Schaamteloos gedrag .................................................................................... 16-17
Onnodige omgang met uitgesloten
of teruggetrokken personen ............................................................... 17.1
Verkering als men niet vrij is te hertrouwen ............................. 17.2
Dronkenschap ..................................................................................................... 18-19
Vraatzucht .................................................................................................................... 20
Diefstal ............................................................................................................................. 21
Opzettelijk, boosaardig liegen; vals getuigenis afleggen .... 22-23
Bedrog, laster .................................................................................................... 24-28
Uitschelden .................................................................................................................. 29
Obscene taal .............................................................................................................. 30

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

Hebzucht, gokken, afpersing ................................................................... 31-34


Moedwillig de onderhoudsplicht niet nakomen .................................. 35
Woede-uitbarstingen, gewelddadigheid,
huiselijk geweld ............................................................................................. 36-37
Dood door schuld ................................................................................................... 38
Afval .................................................................................................................................. 39
Het vieren van valsreligieuze feestdagen .................................... 39.1
Deelname aan interreligieuze activiteiten ................................... 39.2
Opzettelijk leringen verspreiden die in
strijd zijn met de Bijbelse waarheid ............................................ 39.3
Verdeeldheid veroorzaken, sekten bevorderen ....................... 39.4
Werk dat valse religie bevordert ....................................................... 39.5
Spiritisme ........................................................................................................... 39.6
Afgoderij .............................................................................................................. 39.7
Bewijzen waardoor kwaaddoen
kan worden vastgesteld ................................................................................. 40-42
Bekentenis ......................................................................................................... 40.1
Ooggetuigen .................................................................................................... 40.2
Personen met bepaalde dienstvoorrechten ............................................ 43
Personen die al jarenlang niet meer
met de gemeente verbonden zijn ........................................................... 44-46
Ongedoopte verkondigers ............................................................................. 47-56
Ernstig kwaaddoen van jaren geleden ................................................... 57-59
Geldigheid van de doop van een kwaaddoener .......................... 60-62
Bepalen welke gemeente de kwestie behandelt ......................... 63-65
Kwaaddoen door verkondigers
uit verschillende gemeenten ............................................................................... 66
Toestaan dat er thuis seksuele immoraliteit plaatsvindt ...... 67-70
Bijbelse vrijheid om te hertrouwen ......................................................... 71-76
Wanordelijke personen tekenen ................................................................ 77-80
Zelfmoordpoging ........................................................................................................... 81

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

1. Ouderlingen moeten direct optreden bij meldingen van ernstig


kwaaddoen zodat ze de gemeente kunnen beschermen en hulp kun-
nen bieden aan de overtreder (Jud. 4). Als zulke kwesties niet aan-
gepakt worden, kan dat de werking van Jehovah’s heilige geest in
de gemeente belemmeren. De ouderlingen moeten eerst beoorde-
len of het kwaaddoen, als het bewezen kan worden, ernstig ge-
noeg is voor een rechterlijk comité. (Zie 12:2-39; 15:1.)

OVERTREDINGEN DIE DOOR OUDERLINGEN


MOETEN WORDEN BEHANDELD
2. Hieronder volgt een opsomming van overtredingen die mogelijk
door een rechterlijk comité behandeld moeten worden. Deze lijst is
niet compleet. Ook andere zaken kunnen de aandacht van een
rechterlijk comité vereisen. De ouderlingen moeten de ernst van het
vermeende kwaaddoen met onderscheidingsvermogen en in rede-
lijkheid evalueren. Ze moeten kijken naar de omvang en aard van
het wangedrag, het motief erachter, hoe vaak het is begaan, of het
een gewoonte is, enzovoorts. Als het lichaam van ouderlingen twij-
felt of bepaald kwaaddoen rechterlijk optreden vereist, dan moe-
ten ze naar de Dienstafdeling schrijven voor instructies.
3. Seksuele immoraliteit (porneia) (Lev. 20:10, 13, 15, 16; Rom. 1:24,
26, 27, 32; 1 Kor. 6:9, 10): Porneia duidt op het immorele gebruik
van de geslachtsdelen (natuurlijk of pervers) met wellustige in-
tenties. Er moet een andere partij bij de immoraliteit betrokken
zijn: een mens (ongeacht geslacht) of een dier. Gewillige deelna-
me maakt iemand schuldig en vereist rechterlijk optreden. Het gaat
niet om het vluchtig aanraken maar om het manipuleren van de
geslachtsdelen. Het omvat orale en anale seks en het manipuleren
van de geslachtsdelen door personen die niet met elkaar getrouwd
zijn (w06 15/7 29-30; w04 15/2 13; w00 1/11 8 ˚6; w83 1/9 23-27;
lvs 120). Huidcontact, gemeenschap (penetratie) of orgasme is niet
noodzakelijk om van porneia te kunnen spreken.
(1) ‘Het immorele gebruik van’ brengt niet slechts de
gedachte over van aanraken, maar van bedienen,

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

gebruiken of manipuleren. Het is bijvoorbeeld één ding


een muziekinstrument aan te raken, maar het is iets
anders een muziekinstrument te gebruiken.
(2) ‘Wellustige intenties’ duidt op het motief. Een arts
bijvoorbeeld moet misschien de geslachtsorganen mani-
puleren wanneer hij een patiënt onderzoekt. Een veearts,
boer of veefokker zou iets soortgelijks kunnen doen bij
een dier. Seksuele bevrediging is daarbij echter niet de
intentie.
(3) ‘Manipuleren’ brengt de gedachte over van ergens
gebruik van maken, hetzij met de handen of op andere
manieren; het vergt geen huidcontact. Het vluchtig aan-
raken van de geslachtsdelen van een ander zal in het
algemeen niet als porneia worden beschouwd, zelfs als
dat opzettelijk gebeurt.
4. Zichzelf masturberen is geen porneia (lvs 250).
5. Iemand die verkracht is, is niet schuldig aan porneia. Een bewe-
ring verkracht te zijn moet met onderscheidingsvermogen beoor-
deeld worden. Neem daarbij factoren in aanmerking als de menta-
le toestand van de persoon, de omstandigheden die tot het voorval
hebben geleid en het eventueel uitstellen van de melding (w03 1/2
30-31; w83 15/6 30, vtn.; it-1 1064-1066).
6. Om te bepalen of iemand zich schuldig heeft gemaakt aan porneia
is het belangrijk vast te stellen wat de feiten zijn. Dit is vooral zo
als de Bijbelse vrijheid om te hertrouwen een rol speelt (Mal. 2:16a).
Als de ouderlingen het niet eens zijn of twijfelen, kunnen ze het
beste naar de Dienstafdeling schrijven. (Zie 12:71-76.)
7. Sterke indirecte bewijzen van seksuele immoraliteit (porneia):
Als minstens twee ooggetuigen melden dat iemand onder onjuiste
omstandigheden een hele nacht samen met iemand van het ande-
re geslacht (of iemand die als homoseksueel bekendstaat) in het-
zelfde huis heeft doorgebracht, zou dit rechterlijk optreden kunnen
vereisen (w18.07 32). De ouderlingen kunnen niet op alle zaken de-

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

zelfde regel toepassen; elke situatie is uniek. Na een grondig on-


derzoek door twee ouderlingen moet het lichaam van ouderlingen
met onderscheidingsvermogen beoordelen of er sprake is van ern-
stig kwaaddoen. Als de ouderlingen niet zeker weten wat ze moe-
ten doen, dienen ze advies in te winnen bij de Dienstafdeling. (Als
er twijfels zijn over Bijbelse vrijheid om te hertrouwen, zie dan
12:71-76.)
(1) Hadden de twee al romantische gevoelens voor elkaar?
Hebben ze in het verleden raad gekregen over hoe ze
met elkaar omgingen? Wat waren de omstandigheden
waardoor ze de nacht samen moesten doorbrengen?
Hadden ze dat van tevoren al gepland? Hadden ze een
keus of waren er verzachtende omstandigheden, zoals
een onverwachte noodsituatie waardoor ze niet anders
konden dan de nacht samen door te brengen? (Pred.
9:11) Waar sliepen ze? Omdat elke situatie anders is, zijn
er misschien nog andere relevante factoren. Als er geen
verzachtende omstandigheden zijn, zou er op basis van
sterke indirecte bewijzen van seksuele immoraliteit een
rechterlijk comité gevormd worden.
(2) Afhankelijk van de houding van de beschuldigde zou er
ook bewijs kunnen zijn van schaamteloos gedrag.
8. In het volgende voorbeeld zou er grond zijn voor rechterlijk optre-
den: Een getrouwde broeder brengt na werktijd buitensporig veel
tijd door met zijn secretaresse maar houdt vol dat hij geen roman-
tische gevoelens voor haar heeft. Zijn bezorgde vrouw licht de ou-
derlingen in, die hem krachtige raad geven. Als hij later beweert
dat hij ineens op ‘zakenreis’ moet gaan, volgen zijn argwanende
vrouw en een familielid hem naar het huis van zijn secretaresse. Ze
zien dat de secretaresse hem om tien uur ’s avonds binnenlaat en
blijven de hele nacht op de uitkijk staan tot hij ’s ochtends om ze-
ven uur het huis verlaat. Als de ouderlingen met hem spreken,
geeft hij toe dat hij de nacht met zijn secretaresse heeft doorge-
bracht, maar hij ontkent dat hij overspel heeft gepleegd. In zo’n

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

geval hebben de ouderlingen grond om rechterlijke stappen te on-


dernemen, want er zijn sterke indirecte bewijzen van porneia en er
zijn mogelijk elementen van schaamteloos gedrag. Het geweten
van de onschuldige partner zou haar kunnen toestaan van hem te
scheiden en te hertrouwen. Niemand mag dan kritiek hebben op
die beslissing.
9. In de volgende voorbeelden is waarschijnlijk geen rechterlijk optre-
den vereist:
(1) Een alleenwonende bejaarde verkondiger laat iemand
van het andere geslacht bij hem intrekken om voor hem
te zorgen. Er zijn geen aanwijzingen voor romantische
gevoelens of redenen om hen van seksuele immoraliteit
te verdenken.
(2) Na een gezellige avond bij een vrijgezelle zuster thuis
loopt een broeder naar het station om de trein naar huis
te pakken. Als hij een tijdje heeft gewacht komt hij
erachter dat de laatste trein al vertrokken is. Hij loopt
terug naar het huis van de zuster maar het is al laat als
hij daar aankomt en iedereen is al vertrokken. De zuster
laat hem in de woonkamer overnachten terwijl zij in haar
slaapkamer slaapt.
(3) Een vrijgezelle broeder is een paar dagen op bezoek bij
een getrouwd echtpaar. De man moet op een nacht als
iedereen al naar bed is voor een spoedgeval naar zijn
werk en komt pas de volgende ochtend terug. De vrouw
en de vrijgezelle broeder zijn de hele nacht alleen in het
huis terwijl ze in aparte slaapkamers slapen.
10. Overspelig huwelijk: Een gescheiden persoon gaat een overspe-
lig huwelijk aan als hij hertrouwt terwijl hij Bijbels gezien niet vrij
is (als er dus geen sprake is van overspel en verwerping door de
onschuldige partner). Hij trouwt dan terwijl hij in Jehovah’s ogen
nog aan iemand anders gebonden is. Zo’n huwelijk aangaan ver-
eist rechterlijk optreden. (Zie 12:76.)

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

11. De ouderlingen moeten heel voorzichtig zijn met het verlenen van
speciale voorrechten aan zo’n persoon, ook als alle rechterlij-
ke restricties zijn opgeheven. Hij zou kunnen meehelpen met het
schoonmaken en onderhouden van de plaatselijke Koninkrijkszaal.
Na verloop van tijd mag hij toewijzingen voor leerlingen behartigen
op de doordeweekse vergadering als dat anderen niet verontrust.
Maar zolang zijn onschuldige ex nog leeft, ongetrouwd is en zich
niet schuldig heeft gemaakt aan porneia zou hij geen voorrechten
in de gemeente krijgen zoals helpen als zaalwacht of bij de lectuur,
de boekhouding, de audio- en videoapparatuur en dergelijke.
12. Als een christen hertrouwt en dat huwelijk niet overspelig is, maar
hij wel met voorbedachten rade overspel heeft gepleegd om zijn
vorige huwelijk te beëindigen of hij zijn onschuldige partner onder
druk heeft gezet om hem te verwerpen zodat ze uiteindelijk heeft
ingestemd met een echtscheiding, dan heeft hij haar trouweloos
behandeld (Mal. 2:14-16). Zijn gedrag komt overeen met het aan-
gaan van een overspelig huwelijk, en hij zou vele jaren niet in aan-
merking komen voor speciale voorrechten. (Zie 22:26-27.)
13. Mishandeling en misbruik van kinderen: Kindermishandeling om-
vat het seksueel misbruiken of lichamelijk mishandelen van een
minderjarige. Het kan ook gaan om extreme verwaarlozing van een
minderjarige door een ouder. Seksueel kindermisbruik is een per-
versiteit en omvat over het algemeen geslachtsgemeenschap met
een minderjarige; orale of anale seks met een minderjarige; het
strelen van de geslachtsorganen, borsten of billen van een minder-
jarige; het begluren van een minderjarige (voyeurisme); exhibitio-
nisme tegenover een minderjarige of een minderjarige aanzetten
tot seksuele handelingen. Zich inlaten met kinderporno of sexting
met een minderjarige kan, afhankelijk van de omstandigheden, ook
onder kindermisbruik vallen. Sexting is het elektronisch versturen
van seksueel expliciete berichten of foto’s. (Zie hfst. 14.)
14. Grove onreinheid, hebzuchtig beoefende onreinheid (2 Kor.
12:21; Gal. 5:19; Ef. 4:19): In Galaten 5:19-21 worden veel slechte
praktijken genoemd die niet onder porneia vallen maar er wel toe

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

kunnen leiden dat iemand Gods Koninkrijk niet erft. Een daarvan is
onreinheid (Grieks: akatharsia). Als onreinheid grove vormen gaat
aannemen, kan het een grond zijn voor uitsluiting uit de gemeen-
te. Ouderlingen moeten onderscheidingsvermogen gebruiken als ze
beoordelen of het om een lichte vorm van onreinheid gaat die met
raad kan worden afgedaan, of om grove onreinheid die de vorming
van een rechterlijk comité vereist (w06 15/7 29-31; w83 15/6 31-32;
lvs 249).
15. Hier volgen enkele gevallen (geen complete lijst) waarin sprake kan
zijn van grove onreinheid:
(1) Vluchtig aanraken van intieme lichaamsdelen of strelen
van borsten: Als het slechts enkele opzichzelfstaande
gevallen betreft, dan zou zo’n lichte vorm van onreinheid
kunnen worden afgedaan met raad van twee ouderlingen,
zeker als het om twee personen gaat die verkering heb-
ben met de intentie te trouwen. De ouderlingen moeten
wel de coördinator van het lichaam van ouderlingen in-
lichten. Maar als het vele keren is gebeurd en is
toegenomen in ernst en frequentie, kan het op grove,
hebzuchtige onreinheid neerkomen die rechterlijk optre-
den vereist. Hun kwaaddoen kan op schaamteloos
gedrag neerkomen als ze blijk geven van een respectloze,
onbeschaamde houding tegenover Gods wetten. Het zou
bijvoorbeeld kunnen gaan om personen die niet de inten-
tie hebben om te trouwen.
(2) Immorele gesprekken via de telefoon of het internet:
Als iemand er een gewoonte van maakt immorele
gesprekken te voeren via de telefoon of het internet (met
inbegrip van sexting) kan er sprake zijn van obscene taal
of grove onreinheid, beide een grond voor rechterlijk
optreden. Als het beperkt is gebleven tot enkele opzich-
zelfstaande gevallen, is rechterlijk optreden misschien
niet nodig. Zo’n lichte vorm van onreinheid kan met raad
van twee ouderlingen worden afgehandeld. De ouderlin-
gen moeten de coördinator over de situatie inlichten.

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

Maar het gedrag kan ernstiger vormen aannemen en


door veelvuldige herhaling escaleren tot grove, hebzuch-
tige onreinheid die rechterlijk optreden vereist, vooral als
de persoon er al eerder raad over heeft gehad. Ouderlin-
gen moeten met onderscheidingsvermogen beoordelen of
het kwaaddoen is geëscaleerd tot het punt dat rechterlijk
optreden nodig is (w06 15/7 30-31).
(3) Kijken naar weerzinwekkende porno: Zie 13:2-4.
(4) Gebruik of misbruik van tabak, marihuana, medicijnen
en illegale of verslavende middelen: Ouderlingen moe-
ten zorgvuldig de omvang van het kwaaddoen en de
omstandigheden afwegen om te bepalen of er een rech-
terlijk comité moet worden gevormd. Als een christen
bijvoorbeeld één of twee keer en zonder dat het alge-
meen bekend is drugs heeft gebruikt of sigaretten heeft
gerookt, kan dat met raad van een of twee ouderlingen
worden afgedaan. De coördinator moet over de situatie
worden ingelicht. Maar als er sprake is van geregeld
gebruik van verslavende middelen, zoals betelnoten,
marihuana en tabak, moet er een rechterlijk comité wor-
den gevormd (2 Kor. 7:1; w06 15/7 30-31; lvs 110-117).
Als een arts toestemming geeft om voor een medisch
probleem marihuana te gebruiken en/of marihuana voor-
schrijft, kan een christen ervoor kiezen deze vorm van
behandeling te accepteren. Hoewel er geen rechterlijke
stappen worden ondernomen, moeten de ouderlingen als
dit tot onrust in de gemeente leidt wel bepalen of de
persoon als voorbeeldig kan worden bezien. Het juiste
gebruik van verslavende middelen onder medische bege-
leiding, zoals voor pijnbestrijding, vereist geen rechterlijk
optreden. Vraag de Dienstafdeling om advies als hier vra-
gen over zijn.
(5) Extreme fysieke onreinheid (Deut. 23:12-14; 2 Kor. 7:1;
lvs 108-110): De ouderlingen moeten er alles aan doen
om de overtreder te helpen inzien dat hij zijn lichaam en

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

woning schoon moet houden. Voordat rechterlijk optre-


den wordt overwogen moeten de ouderlingen er zeker
van zijn dat het onmiskenbaar om walgelijke onreinheid
gaat die veel smaad werpt op Jehovah’s goede naam en
zijn aanbidders in de omgeving. Er moet passende raad
worden gegeven. Als hij die niet opvolgt, moet er mis-
schien een waarschuwende lezing worden gehouden. (Zie
12:77-80.) Toont hij willens en wetens schaamteloze min-
achting voor de gegeven raad en houden de extreem
walgelijke, onreine toestanden aan, dan zou er een basis
zijn voor rechterlijk optreden.
16. Schaamteloos gedrag (2 Kor. 12:21; Gal. 5:19; Ef. 4:19; lvs 249):
Het Griekse woord voor schaamteloos gedrag is aselgeia. Griek-
se woordenboeken gebruiken krachtige termen om de betekenis
over te brengen: ‘buitensporig, ontuchtig, losbandig, opgeblazen,
overmoedig gedrag’ (dr. A.H.G.P. van den Es); ‘ongebondenheid,
vooral in het toegeven aan onkuise begeerten, onbeschaamdheid’
(dr. J.M.S. Baljon); ‘overmoed, wellust’ (dr. A. Halberstadt). Asel-
geia is dan ook omschreven als gedrag dat alle fatsoensnormen te
buiten gaat. Schaamteloos gedrag slaat niet op onwenselijk ge-
drag van onbeduidende aard maar op daden waaruit een houding
blijkt die een gebrek aan respect of zelfs minachting voor Gods
normen, wetten en gezag verraadt. Hieruit kunnen we opmaken dat
schaamteloos gedrag twee aspecten kent: (1) het gedrag zelf is een
ernstige overtreding van Jehovah’s wetten en (2) de houding van
de kwaaddoener tegenover Gods wetten is oneerbiedig, schaam-
teloos (w06 15/7 30).
17. Er kan sprake zijn van schaamteloos gedrag als de kwaaddoener
een onbeschaamde, minachtende houding toont door zich schul-
dig te maken aan een van de volgende zaken (geen complete lijst):
(1) Onnodige omgang met uitgesloten of teruggetrokken
personen: Als iemand ondanks herhaalde raad opzettelijk
en aanhoudend onnodige omgang heeft met uitgesloten
of teruggetrokken personen die geen familie zijn, dan

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

zou dit een basis zijn voor rechterlijk optreden (Matth.


18:17b; 1 Kor. 5:11, 13; 2 Joh. 10, 11; lvs 39-40).
Als bekend is dat een verkondiger onnodige omgang
heeft met uitgesloten of teruggetrokken familieleden die
niet thuis wonen, moeten de ouderlingen hem raad ge-
ven en met hem redeneren aan de hand van de Bijbel.
Neem informatie met hem door uit het boek Hoe blijf je
in Gods liefde? (blz. 241). Als het duidelijk is dat een
christen zich in dit opzicht niet houdt aan de geest van
de uitsluitingsregeling en niet goed reageert op raad,
komt hij niet in aanmerking voor voorrechten in de ge-
meente waarvoor iemand voorbeeldig moet zijn. Er zou
geen rechterlijk optreden nodig zijn tenzij er sprake is
van aanhoudende geestelijke omgang of openlijk bekriti-
seren van de uitsluiting.
(2) Verkering als men niet vrij is te hertrouwen: Als iemand
ondanks herhaalde raad romantische belangstelling voor
iemand toont of een verkering doorzet terwijl een van
beiden wettelijk of Bijbels gezien niet vrij is om te her-
trouwen (of zij dit allebei niet zijn), dan zou dit een basis
zijn voor rechterlijk optreden. Doorgaans is er al een
waarschuwende lezing voor de gemeente gehouden (Gal.
5:19; 2 Thess. 3:6, 14, 15).
18. Dronkenschap (1 Kor. 5:11; 6:9, 10; it-1 528, 545; lvs 20-21, 83):
Er moet een rechterlijk comité worden gevormd als iemand her-
haaldelijk dronken wordt of als het om een eenmalig incident gaat
dat algemeen bekend is geworden (w83 1/8 8). Een Bijbelse be-
schrijving van dronkenschap is te vinden in de volgende teksten:
Job 12:25, Psalm 107:27, Spreuken 20:1; 23:29-35 en Jesaja 24:20.
19. Als iemand aan een ouderling bekent dat hij een keer dronken is
geworden in de privésfeer, zoals bij hem thuis, en de kwestie niet
algemeen bekend is, kan de ouderling dat misschien afdoen met
krachtige raad. De ouderling moet in elk geval de coördinator hier-
over informeren.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

20. Vraatzucht (Spr. 23:20, 21; w04 1/11 30-31): Een veelvraat toont
stelselmatig dat hij geen zelfbeheersing heeft en propt zich zo vol
dat hij zich beroerd voelt of misselijk wordt. Vraatzucht wordt niet
bepaald door iemands omvang maar door zijn instelling tegenover
voedsel.
21. Diefstal (1 Kor. 6:9, 10; Ef. 4:28; w86 15/11 14): Hoewel elke vorm
van stelen verkeerd is, moet het lichaam van ouderlingen met on-
derscheidingsvermogen de omstandigheden en de mate van be-
trokkenheid bij kwaaddoen afwegen om te bepalen of dit een rech-
terlijke kwestie is (w10 1/3 12-14; w94 15/4 19-21; jd 105-106).
22. Opzettelijk, boosaardig liegen; vals getuigenis afleggen (Spr.
6:16, 19; Kol. 3:9; Openb. 22:15; it-2 178-179): Hoewel elke vorm
van liegen verkeerd is, is rechterlijk optreden alleen vereist als
het om een gewoonte van opzettelijk, boosaardig liegen gaat. Met
‘boosaardig’ wordt opzettelijk nadelig, kwaadwillig of vijandig be-
doeld. Rechterlijk optreden is vereist als het om meer gaat dan al-
leen overdrijving of onbeduidende leugentjes met relatief lichte ge-
volgen of liegen vanwege kortstondige druk of mensenvrees (Matth.
26:69-75).
23. Doorgaans hoeven ouderlingen geen correctie te geven als een
christen een andere christen ervan beschuldigt valse verklaringen
af te leggen in een rechtszaak. Het kan bijvoorbeeld gaan om echt-
scheiding, ouderlijk gezag, alimentatie, enzovoorts. De christen die
de beschuldigingen uit, kan dit toelichten voor de rechtbank, die
verantwoordelijk is voor waarheidsvinding.
24. Bedrog, laster (Lev. 19:16; Matth. 18:15-17; w97 15/3 17-22; it-1
249-250; it-2 632-634; od hfst. 14 ˚13-20; lvs 162-163): Bedrog is
het zich opzettelijk bedienen van misleiding, listigheid of het ver-
draaien van de waarheid met het doel een ander ertoe te bewe-
gen afstand te doen van een of ander waardevol bezit of een wet-
telijk recht op te geven. Laster is iets onwaars over iemand zeggen
met de bedoeling zijn goede naam en reputatie te schenden. Zulk
gepraat is gewoonlijk boosaardig. Laster is niet hetzelfde als ne-
gatief geklets of geroddel. Een roddel kan waar zijn, laster is altijd

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

leugenachtig. Geroddel vereist raad maar geen rechterlijk optreden


(w89 15/10 10; it-2 632 ˚8). De vorming van een rechterlijk comi-
té zou door de gemeente pas overwogen worden als de benadeel-
de eerst stap één en twee uit Mattheüs 18:15, 16 heeft gedaan en
het initiatief heeft genomen tot stap drie, zoals beschreven in Mat-
theüs 18:17 (lvs 253-254).
25. Desgevraagd kunnen ouderlingen meewerken aan stap twee, maar
dan alleen als getuigen; ze vertegenwoordigen dan niet het lichaam
van ouderlingen. Mocht er overgegaan worden tot stap drie, dan
kunnen deze ouderlingen alleen als getuigen functioneren en niet
gebruikt worden om zitting te hebben in het rechterlijk comité.
26. Het is niet de taak van ouderlingen om bemiddelaar te zijn in fi-
nanciële overeenkomsten of schulden te innen. Ook moeten ze zich
niet inlaten met het opstellen van contracten of schriftelijke over-
eenkomsten en die zelfs niet als getuigen ondertekenen. Hetzelfde
geldt als in een kwestie stap drie bereikt is.
27. Het lichaam van ouderlingen moet misschien eerst een onderzoek
instellen voordat ze een rechterlijk comité vormen. In dat geval zul-
len de broeders die bij stap twee betrokken zijn niet gebruikt wor-
den voor het onderzoek; ze zullen als getuigen gehoord worden.
28. Als iemand een aanklacht indient bij de politie, de rechtbank, de
ouderlingen of anderen die bevoegd zijn om kwesties te onderzoe-
ken en een oordeel te vellen, dan zal hij door de gemeente niet
als iemand bezien worden die zich schuldig maakt aan laster (it-2
633). Dat geldt ook als de aanklacht niet bewezen wordt (w97 15/8
28 ˚1).
29. Uitschelden (1 Kor. 6:10; it-1 296-297; lvs 164): Uitschelden slaat
op het uiten van beledigende taal, waarbij een ander verbaal wordt
mishandeld. Het lichaam van ouderlingen moet zorgvuldig de om-
vang van het kwaaddoen en de omstandigheden afwegen om te
bepalen of er een rechterlijk comité moet worden gevormd. Ou-
derlingen moeten niet te snel tot rechterlijk optreden overgaan.
Een rechterlijk comité zou alleen gevormd worden als het gaat om

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

extreem gescheld dat de vrede van de gemeente verstoort en on-


danks herhaalde raad aanhoudt.
30. Obscene taal (Ef. 5:3-5; Kol. 3:8; lvs 162): Hoewel allerlei woorden
aanstootgevend kunnen zijn, gaat het bij obscene taal om seksueel
expliciete, vulgaire woorden (g03 8/6 19-20). Is de gebruikte taal
seksueel expliciet? Houdt het aan ondanks herhaalde raad? Het
kan ook gaan om schunnige taal (in gesproken of geschreven vorm)
die gebruikt wordt in bijvoorbeeld chatrooms, e-mails of telefoon-
seks. (Zie 12:15.2.)
31. Hebzucht, gokken, afpersing (1 Kor. 5:10, 11; 6:10; 1 Tim. 3:8; it-1
72, 992-993): Doorgaans hoeven de ouderlingen zich niet bezig te
houden met personen die alleen voor de ontspanning kleinschalig
gokken. Maar als dit de geestelijke instelling van de persoon beïn-
vloedt of een struikelblok wordt voor anderen, dan moet er raad
worden gegeven. Als hij niet positief op die raad reageert en zijn
gedrag een negatieve uitwerking op hemzelf of op anderen blijft
hebben, dan kan hij niet als voorbeeldig worden beschouwd (Jes.
65:11; w11 1/3 12-14; w02 1/11 31; g 3/15 14-15). Als iemands gok-
gedrag hebzuchtige vormen aanneemt, hij zichzelf of anderen mis-
schien schade berokkent en herhaaldelijk raad negeert, dan zou het
juist zijn rechterlijk op te treden.
32. Als iemand werk blijft doen dat rechtstreeks met gokken verband
houdt of werk waardoor hij duidelijk medeplichtig is aan gokken of
het promoot, zou dat rechterlijk optreden vereisen (lvs 204-209).
Meestal zal hij eerst zes maanden de tijd krijgen om de nodige ver-
anderingen aan te brengen. Win advies in bij de Dienstafdeling als
er twijfels zijn.
33. Als een bedrijf, om reclame te maken, aan de winnaars van een
prijsvraag of aan potentiële klanten prijzen of geld uitreikt, moet
iemand zelf beslissen of hij dat aanneemt. Maar hij moet wel op-
passen dat het aannemen van zo’n prijs geen hebzucht aanwak-
kert (Rom. 14:21; 1 Kor. 10:31-33; w73 351-352; g75 8/11 28-29).
34. Als een christen iemand hebzuchtig en berouwloos een hoge bruids-

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

prijs afperst, dan kan er rechterlijk worden opgetreden (1 Kor. 5:11,


13; 6:9, 10; Hebr. 13:5; w98 15/9 24-25).
35. Moedwillig de onderhoudsplicht niet nakomen (1 Tim. 5:8; lvs
251): Als iemand die in staat is zijn gezin te onderhouden pertinent
weigert dit te doen, waardoor zijn vrouw en kinderen behoeftig zijn,
dan zou dit een basis kunnen zijn voor rechterlijk optreden. Hier
volgen enkele factoren die het lichaam van ouderlingen moet over-
wegen voordat ze een rechterlijk comité vormen:
(1) Weigert hij pertinent voor zijn gezin te zorgen of verzuimt
hij zijn plicht wegens andere factoren, zoals gezondheid
of financiële problemen? Doet hij wat hij redelijkerwijs
kan om in hun eerste levensbehoeften te voorzien?
(2) Heeft hij er al raad over gekregen, en heeft hij de kans
gekregen er iets mee te doen?
(3) Beschikt zijn vrouw over geld of middelen waardoor het
gezin zekerheid heeft en niet behoeftig is?
(4) Is het gezin behoeftig omdat het de voorzieningen van
het gezinshoofd heeft geweigerd door bij hem weg te
gaan en apart te wonen?
(5) Als de partners uit elkaar zijn gegaan, in hoeverre is zijn
vrouw daar dan verantwoordelijk voor?
36. Woede-uitbarstingen, gewelddadigheid, huiselijk geweld (Mal.
2:16; Gal. 5:20; Kol. 3:19): Als een christen zijn woede niet kan be-
heersen, zal hij niet als voorbeeldig worden bezien. Als een per-
soon heftige woede-uitbarstingen heeft, dan zouden de ouderlin-
gen een rechterlijk comité kunnen vormen nadat ze zijn houding,
gedragspatroon en de schade die hij anderen heeft berokkend heb-
ben beschouwd (g97 8/6 20). Win advies in bij de Dienstafdeling
als er twijfels zijn.
37. Als een christen een profbokser is en ondanks herhaalde raad wei-
gert ermee te stoppen, dan zou het juist zijn rechterlijk op te tre-
den (w82 15/3 32).

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

38. Dood door schuld: Iemand kan door moord bloedschuld op zich
laden, maar ook als hij de dood veroorzaakt doordat hij roekeloos
of nalatig is geweest of doordat hij verkeerswetten of veiligheids-
voorschriften van caesar heeft overtreden. De ouderlingen moeten
een onderzoek instellen, en als er grond voor is een rechterlijk co-
mité vormen om de zaak te behandelen. Het comité moet zijn be-
slissing baseren op duidelijk vastgestelde feiten, niet simpelweg op
een eventueel besluit of vonnis van wereldlijke autoriteiten (Deut.
22:8; w06 15/9 30).
39. Afval: Afval is afstand nemen van ware aanbidding, ontrouw wor-
den, afwijken, opstand, verzaking. Het volgende valt hieronder:
(1) Het vieren van valsreligieuze feestdagen (Ex. 32:4-6;
Jer. 7:16-19): Niet alle feestdagen houden rechtstreeks
verband met valse religie en vereisen rechterlijk optreden.
(2) Deelname aan interreligieuze activiteiten (2 Kor. 6:14,
15, 17, 18): Neerbuigen voor altaren, relikwieën, beeltenis-
sen en beelden en meedoen aan valsreligieuze liederen
en gebeden zijn afvallige praktijken (Openb. 18:2, 4).
(3) Opzettelijk leringen verspreiden die in strijd zijn met de
Bijbelse waarheid (2 Joh. 7, 9, 10; lvs 245; it-1 74-75): Ie-
mand die oprechte twijfels heeft over de Bijbelse waarheid
die door Jehovah’s Getuigen wordt onderwezen moet met
liefdevolle raad worden geholpen (2 Tim. 2:16-19, 23-26;
Jud. 22, 23). Als iemand halsstarrig blijft praten over val-
se leringen of ze met opzet verspreidt, kan dat afval zijn
of daartoe leiden. Als hij niet gunstig reageert op een eer-
ste en tweede waarschuwing, dan moet er een rechterlijk
comité worden gevormd (Tit. 3:10, 11; w86 1/4 30-31).
(4) Verdeeldheid veroorzaken, sekten bevorderen (Rom.
16:17, 18; Tit. 3:10, 11): Dit zou neerkomen op een opzet-
telijke poging de eenheid van de gemeente te verstoren
of het vertrouwen van de broeders en zusters in Jeho-
vah’s regeling te ondermijnen. Er kan sprake zijn van
afval of het kan ertoe leiden (it-2 847-848).

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

(5) Werk dat valse religie bevordert: Als iemand werk blijft
doen waarmee hij valse religie ondersteunt of bevordert,
zelfs nadat hij zes maanden de tijd heeft gekregen om de
nodige veranderingen aan te brengen, zou dat tot uitslui-
ting leiden (w99 15/4 28-30; lvs 204-206).
(6) Spiritisme (Deut. 18:9-13; 1 Kor. 10:21, 22; Gal. 5:20; lvs
216-217).
(7) Afgoderij (1 Kor. 6:9, 10; 10:14): Afgoderij omvat het
gebruik van beelden en afbeeldingen in valse aanbidding.

BEWIJZEN WAARDOOR KWAADDOEN


KAN WORDEN VASTGESTELD
40. Ook al wordt iemand beschuldigd van kwaaddoen dat ernstig ge-
noeg is voor rechterlijk optreden, er kan pas een rechterlijk comi-
té worden gevormd als het kwaaddoen door voldoende bewijs is
vastgesteld. Dat kan op de volgende manieren:
(1) Bekentenis: Een schriftelijke of mondelinge bekentenis
mag als afdoende bewijs worden aanvaard zonder verder
ondersteunend bewijsmateriaal (Joz. 7:19). Er moeten
twee getuigen zijn van een bekentenis en de bekentenis
moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn. Bijvoorbeeld: de
verklaring van een getrouwde christen dat zijn partner
‘Bijbels gezien vrij’ is, zou op zich nog niet gezien wor-
den als een duidelijke bekentenis van overspel. Als een
christen in een rechtszaak schuld bekent in ruil voor
strafvermindering (misschien op aanraden van een
advocaat), zou dat op zich door de gemeente doorgaans
niet als erkenning van schuld worden gezien.
(2) Ooggetuigen: Er moeten twee of drie ooggetuigen
zijn, niet alleen maar mensen die herhalen wat ze ge-
hoord hebben; er kan niet worden opgetreden als er
maar één getuige is (Deut. 19:15-17; Joh. 8:17; 1 Tim.
5:19, 24, 25). Als er twee of drie getuigen zijn van

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

dezelfde soort kwaaddoen maar ieder bij een afzonderlij-


ke gelegenheid, kunnen de ouderlingen hun getuigenis in
overweging nemen. Hoewel zulk bewijsmateriaal gebruikt
mag worden om schuld vast te stellen, heeft het de voor-
keur als er twee getuigen zijn van hetzelfde voorval. Het
getuigenis van jongeren en kinderen mag in overweging
worden genomen. Het is aan de ouderlingen om het
waarheidsgehalte van het getuigenis te bepalen. Ook het
getuigenis van ongelovigen en uitgesloten of teruggetrok-
ken personen mag in overweging worden genomen, maar
het moet goed afgewogen worden.
41. Als het kwaaddoen niet vastgesteld wordt maar er ernstige twijfels
zijn, moet het lichaam van ouderlingen twee ouderlingen aanwijzen
om direct een onderzoek in te stellen. Er zou bijvoorbeeld maar
één getuige kunnen zijn. In sommige gevallen kan het gepast zijn
dat de getuige de beschuldigde aanmoedigt naar de ouderlingen
te gaan (Jak. 5:14). De ouderlingen kunnen de beschuldigde hier
dan een paar dagen voor geven. In andere gevallen kan het onver-
standig zijn als de getuige zelf de beschuldigde aanspreekt. Het
kan bijvoorbeeld zijn dat de getuige heel erg timide is. Iemand die
het slachtoffer is van verkrachting of van seksueel kindermisbruik
mag nooit worden verplicht tot een confrontatie met de beschul-
digde. (Als het om een beschuldiging van seksueel kindermisbruik
gaat, zie dan hfst. 14.) De twee aangewezen ouderlingen moeten
met de beschuldigde over de beschuldiging gaan praten ongeacht
of de getuige hem erop aanspreekt (w97 15/8 27).
42. Als de beschuldigde ontkent, moeten de aangewezen ouderlingen
proberen met hem en de beschuldiger samen te komen. (Als het
om een beschuldiging van seksueel kindermisbruik gaat, zie dan
hfst. 14.) Als de beschuldiger of de beschuldigde niet bereid is met
de ouderlingen samen te komen of als de beschuldigde de beschul-
diging van één getuige blijft ontkennen en het kwaaddoen dus niet
is vastgesteld, kan de kwestie niet rechterlijk worden behandeld.
De aangewezen ouderlingen moeten een samenvatting maken, on-
dertekenen, in een gesloten envelop stoppen en aan de secretaris

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

geven zodat hij die in het vertrouwelijk archief van de gemeente


kan doen. (Zie 22:21-27.) Er kan later nog aanvullend bewijsmate-
riaal aan het licht komen waarmee het kwaaddoen kan worden vast-
gesteld.

PERSONEN MET BEPAALDE DIENSTVOORRECHTEN


43. Als iemand in de gemeente die een van de volgende dienstvoor-
rechten heeft wordt beschuldigd van ernstig kwaaddoen of dit be-
kent, dan moeten twee ouderlingen die van de omstandigheden op
de hoogte zijn onmiddellijk de Dienstafdeling bellen zodat ze dan
specifieke richtlijnen kunnen ontvangen over hoe de zaak moet wor-
den behandeld. Deze dienstvoorrechten omvatten het dienen als
lid van de Bethelfamilie, als tijdelijke vrijwilliger op Bethel, als bouw-
dienaar of -vrijwilliger, als fulltime- of parttimecommuter of com-
muter op oproepbasis, als fulltime of parttime bouwcommuter, als
externe dienaar of externe vrijwilliger, als Bethelconsultant, veld-
zendeling, (tijdelijke) speciale pionier, congreshaldienaar of Bijbel-
schoolfaciliteitsdienaar.

PERSONEN DIE AL JARENLANG NIET MEER


MET DE GEMEENTE VERBONDEN ZIJN
44. Om te bepalen of er rechterlijk opgetreden moet worden, dient het
lichaam van ouderlingen het volgende te beoordelen:
(1) Beweert de persoon nog steeds een Getuige te zijn?
(2) Wordt hij in de gemeente of de omgeving over het
algemeen als Getuige gezien?
(3) In hoeverre heeft het kwaaddoen het leven van anderen
beïnvloed of geschaad? Gaat het bijvoorbeeld om
kindermisbruik of overspel?
(4) Heeft hij een mate van contact of omgang
met de gemeente zodat er een verderfelijke
invloed (zuurdesem) bestaat?

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

(5) Is hij bereid voor een comité te verschijnen, waarmee hij


toegeeft dat hij de gemeente verantwoording schuldig is?
45. Afhankelijk van hoelang hij inactief is en van andere factoren zoals
hierboven vermeld, kunnen de ouderlingen beslissen de kwestie
voorlopig te laten rusten. In zo’n geval maken ze een samenvatting
van zijn twijfelachtige gedrag voor het gemeentearchief. (Zie 22:21-
27.) Als hij laat merken dat hij naar de gemeente wil terugkeren,
kunnen de ouderlingen op dat moment de zaken ophelderen (w08
15/11 14 ˚12-13).
46. Als alleen gelovige familieleden op de hoogte zijn van het zondige
gedrag en er door de gemeente geen actie is ondernomen, zullen
ze waarschijnlijk de beslissing nemen de omgang met het familie-
lid drastisch te beperken omdat ze hem als slechte omgang bezien
(1 Kor. 15:33; w85 15/7 19 ˚14).

ONGEDOOPTE VERKONDIGERS
47. De ouderlingen moeten direct actie ondernemen als een ongedoop-
te verkondiger zich aan ernstig kwaaddoen schuldig maakt. Hoe-
wel er geen rechterlijk comité wordt gevormd, moet het lichaam
twee ouderlingen uitkiezen om met hem samen te komen. Dit zou-
den de ouderlingen kunnen zijn die hem hebben goedgekeurd als
ongedoopte verkondiger. (Als de ongedoopte verkondiger minder-
jarig is, zie dan 12:55.) Ze moeten proberen hem te corrigeren en
te bepalen of hij nog steeds aan de vereisten voldoet (od hfst. 14
˚38-40). Het lichaam van ouderlingen moet te horen krijgen wat
hun beslissing is, of er restricties worden opgelegd en of er een
mededeling aan de gemeente wordt gedaan.
48. Als de verkondiger berouw heeft, kunnen de aangewezen ouderlin-
gen besluiten hem een tijdlang bepaalde restricties op te leggen,
zoals geen commentaar geven op vergaderingen, geen toewijzin-
gen voor leerlingen behartigen op de doordeweekse vergadering
of niet deelnemen aan de velddienst.
49. Als de verkondiger berouw heeft maar de aangewezen ouderlingen

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

vaststellen dat (1) het kwaaddoen algemeen bekend is of kan wor-


den of (2) de gemeenteleden voorzichtig moeten zijn in hun om-
gang met de persoon, dan moet de coördinator ervoor zorgen dat
een ouderling op de eerstvolgende doordeweekse vergadering de
volgende mededeling doet: ‘Er is aandacht geschonken aan een
kwestie waarbij [naam] betrokken is en hij/zij blijft als ongedoop-
te verkondiger in de gemeente dienen.’
50. Het lichaam van ouderlingen kan redenen hebben om te besluiten
dat er een paar weken na de mededeling een Bijbelse lezing moet
worden gehouden over de soort kwaaddoen.
51. Als de verkondiger geen berouw heeft, moeten de twee ouderlin-
gen hem vertellen dat hij er niet meer voor in aanmerking komt als
ongedoopte verkondiger te dienen. En als hij zelf tegen de ouder-
lingen zegt dat hij geen verkondiger meer wil zijn, dan zullen ze zijn
beslissing accepteren. In beide gevallen zal de coördinator ervoor
zorgen dat een ouderling op de eerstvolgende doordeweekse ver-
gadering de volgende mededeling doet: ‘[Naam] wordt niet langer
als ongedoopte verkondiger erkend.’ Omdat hij geen berouw heeft
over het kwaaddoen, zou het het beste zijn hem tijdens de verga-
deringen voorlopig geen commentaar te laten geven.
52. Als de ouderlingen merken dat zo iemand een bedreiging voor
de kudde is, dan kunnen ze degenen die gevaar lopen persoonlijk
waarschuwen. De kwaaddoener zou bijvoorbeeld ondanks de me-
dedeling kunnen proberen omgang te hebben met jongeren in de
gemeente. In zo’n situatie zullen de ouderlingen persoonlijk gaan
spreken met de ouders van degenen die gevaar lopen en misschien
ook met die jongeren zelf.
53. Er is geen specifieke regeling voor beroep of een wachtperiode van
zeven dagen voordat wordt bekendgemaakt dat iemand niet meer
erkend wordt als ongedoopte verkondiger. Als hij aangeeft dat hij
het niet met de beslissing eens is, moet het lichaam twee andere
ouderlingen uitkiezen om de zaak opnieuw te bekijken.
54. Mocht iemand die voorheen ongedoopte verkondiger is geweest

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

vorderingen maken en weer aan de velddienst willen deelnemen,


dan moeten twee ouderlingen (misschien de twee die eerder met
hem hebben gesproken) met hem samenkomen om te kijken of hij
aan de vereisten voldoet. Als hij daaraan voldoet, moet de coördi-
nator ervoor zorgen dat er een mededeling wordt gedaan dat hij
een ongedoopte verkondiger is. Het is niet nodig met die mede-
deling te wachten totdat hij weer een velddienstbericht inlevert.
55. Als de ongedoopte verkondiger minderjarig is, moeten de twee ou-
derlingen met de ouders samenkomen (als zij Jehovah’s Getuigen
zijn) om erachter te komen wat er gebeurd is, wat de houding van
het kind is en welke corrigerende maatregelen de ouders nemen.
Als de ouders de situatie onder controle hebben, kunnen de twee
ouderlingen besluiten dat het niet nodig is de minderjarige bij die
bespreking te betrekken. De ouderlingen zullen van tijd tot tijd con-
tact hebben met de ouders om nuttige raad, specifieke suggesties
en liefdevolle aanmoediging te geven. (Als de minderjarige betrok-
ken is bij seksueel wangedrag, zie dan 14:29-30.)
56. Nadat de kwestie behandeld is, moeten de twee ouderlingen een
samenvatting maken die de secretaris in het vertrouwelijk archief
van de gemeente zal opbergen. (Zie 22:21-27.)

ERNSTIG KWAADDOEN VAN JAREN GELEDEN


57. Afhankelijk van de omstandigheden kan het nodig zijn dat ernstig
kwaaddoen dat jaren geleden is begaan door een rechterlijk comi-
té behandeld wordt. Maar als het kwaaddoen langer dan een paar
jaar geleden plaatsvond en de persoon oprecht berouw heeft en
erkent dat hij meteen na zijn zonde had moeten bekennen, kan
raad van twee ouderlingen al voldoende zijn.
58. Het lichaam van ouderlingen moet twee ouderlingen aanwijzen om
de feiten te achterhalen zodat het lichaam kan bepalen of er een
rechterlijk comité nodig is of niet. Hierbij nemen ze de volgende
vragen in overweging:
(1) Wanneer heeft het kwaaddoen plaatsgevonden?

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

(2) In hoeverre is de kwestie bekend geworden?


(3) Laat de dwalende persoon zien dat hij
geestelijke vorderingen maakt of blijkt juist
dat zijn groei belemmerd wordt?
(4) Zou voor zijn geestelijk herstel raad
volstaan of heeft hij meer nodig om een
zuiver geweten te krijgen?
(5) Toont hij werken die bij berouw passen?
(6) Heeft hij uit zichzelf bekend of is de zaak
op een andere manier aan het licht gekomen?
(7) Zal de gemeente nog steeds respect hebben
voor de ouderlingen als zij besluiten geen
rechterlijk comité te vormen?
(8) Heeft de persoon in geval van overspel aan de
onschuldige partner bekend? (Zie 16:10.5.)
(9) In hoeverre heeft het kwaaddoen het leven
van anderen beïnvloed of geschaad?
Gaat het bijvoorbeeld om kindermisbruik of overspel?
59. Als de persoon is aangesteld als dienaar, ouderling of pionier, dan
moet zijn geschiktheid worden beschouwd. (Zie 8:25-27; 9:4.)

GELDIGHEID VAN DE DOOP


VAN EEN KWAADDOENER
60. Als de ouderlingen met een kwaaddoener spreken, moeten ze geen
twijfels uiten over de geldigheid van zijn doop. Brengt hij het zelf
ter sprake, dan kunnen de ouderlingen hem wijzen op De Wacht-
toren van 15 februari 2010 (blz. 22).
61. Soms beweert een kwaaddoener dat zijn doop niet geldig is en dat
hij vindt dat hij geen verantwoording schuldig is aan een rechter-
lijk comité omdat hij zich vlak voor zijn doop in het geheim aan

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

kwaaddoen schuldig heeft gemaakt. Als de ouderlingen op de hoog-


te waren geweest van die ernstige zonde vlak voor zijn doop, had-
den ze hem waarschijnlijk niet voor de doop goedgekeurd. Maar
dat betekent niet per se dat zijn opdracht ongeldig is. Sommigen
dragen zich lang voor hun doop op, terwijl anderen dat kort ervoor
hebben gedaan. De ouderlingen kunnen geen harten lezen en we-
ten niet zeker hoe Jehovah de persoon ten tijde van zijn doop be-
zag. Als de ouderlingen over een gedoopt persoon te weten komen
dat hij zich als ongedoopte verkondiger in het geheim aan ernstig
kwaaddoen schuldig heeft gemaakt maar er voor zijn doop mee is
opgehouden, dan moeten ze raad en aanmoediging geven. Er mag
geen rechterlijk comité worden gevormd voor kwaaddoen van voor
de doop (1 Kor. 6:9-11). Maar is iemand na zijn doop weer verder-
gegaan met ernstig kwaaddoen, dan zullen de ouderlingen hem
doorgaans behandelen als de opgedragen en gedoopte christen die
hij beleed te zijn en rechterlijk tegen hem optreden.
62. Er zijn zeldzame gevallen waarin het duidelijk is dat iemands doop
ongeldig was omdat hij voor zijn doop zelfs niet voor heel even is
opgehouden met ernstig kwaaddoen. Het zou bijvoorbeeld kunnen
dat hij ten tijde van zijn doop immoreel samenleefde met iemand
van het andere of hetzelfde geslacht of dat hij lid was van een niet-
neutrale organisatie, of iets dergelijks. Neem contact op met de
Dienstafdeling als er vragen zijn.

BEPALEN WELKE GEMEENTE


DE KWESTIE BEHANDELT
63. Lichamen van ouderlingen moeten goed samenwerken als de vraag
rijst welke gemeente een geval van kwaaddoen moet behandelen.
Welke gemeente beschikt over de feiten? Welke gemeente is het
best in de gelegenheid de zaak te behandelen? Het mag geen ge-
schil over bevoegdheid worden.
64. Als een kwaaddoener verhuist voordat een zaak is afgerond, is het
meestal het beste als de ouderlingen van de oorspronkelijke ge-
meente alles afhandelen, als dat mogelijk is en de afstand het toe-

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

laat. Zij kennen de persoon en zijn omstandigheden. Is de kwaad-


doener heel ver weg gaan wonen, dan moeten de ouderlingen van
de oorspronkelijke gemeente er niet op staan de zaak zelf af te
handelen als hij zegt dat hij niet kan terugkomen. In zo’n geval kan
het raadzaam zijn de zaak over te dragen aan de ouderlingen van
de gemeente waar hij dan woont. Er moet goede communicatie
zijn tussen de twee lichamen.
65. Als de ouderlingen te weten komen dat een verkondiger die voor
een korte periode in het gebied verblijft schuldig is aan kwaaddoen,
moeten ze dat direct aan de ouderlingen van zijn gemeente mel-
den.

KWAADDOEN DOOR VERKONDIGERS


UIT VERSCHILLENDE GEMEENTEN
66. Als iemand kwaaddoen bekent waarbij iemand uit een andere ge-
meente betrokken is, dan moeten de ouderlingen direct de ouder-
lingen van die gemeente volledig informeren en hun de tijd geven
om een onderzoek in te stellen. Geeft de andere persoon het kwaad-
doen toe? Komen hun verklaringen overeen of zijn er belangrijke
verschillen? De ouderlingen die de kwestie behandelen, moeten
goed communiceren en samenwerken om de feiten te achterhalen.
Het heeft veel voordelen de personen samen te ondervragen om
vast te stellen wat er precies is gebeurd en om tegenstrijdigheden
op te helderen (Spr. 18:13, 17). Als er een gezamenlijke bijeenkomst
wordt gehouden, kunnen de ouderlingen zich daarna terugtrekken
om de zaak van de persoon uit hun eigen gemeente te behande-
len. Doorgaans is het goed als de ouderlingen elkaars bevindingen
afwachten voordat elk zijn eigen zaak afhandelt.

TOESTAAN DAT ER THUIS SEKSUELE


IMMORALITEIT PLAATSVINDT
67. Als een verkondiger toestaat dat iemand die bij hem thuis woont
of bij hem op bezoek is seksuele immoraliteit bedrijft, dan geeft hij

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

stilzwijgend zijn goedkeuring aan immoreel gedrag. Zo’n verkondi-


ger is niet voorbeeldig.
68. Als de ouderlingen van zo’n situatie op de hoogte raken, moeten
ze geduldig Bijbelse raad geven. Ze moeten de verkondiger helpen
inzien dat hij iets toestaat dat anderen tot struikelen kan brengen.
Misschien pakt hij de situatie daarna aan om anderen ‘geen aan-
stoot te geven en ze geen struikelblok in de weg te leggen’ (Rom.
14:13).
69. Misschien is de verkondiger oprecht bezorgd dat wat hij heeft toe-
gestaan een struikelblok kan zijn, maar vindt hij om bepaalde re-
denen dat het op dit moment niet anders kan. Oudere Getuigen
kunnen bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de hulp van een ongelovi-
ge zoon of dochter. In zulke omstandigheden zal er niet rechterlijk
worden opgetreden. Het lichaam van ouderlingen moet wel bekij-
ken of de verkondiger nog in aanmerking komt voor voorrechten
waarvoor iemand voorbeeldig moet zijn.
70. Stel dat de verkondiger, nadat de ouderlingen hem hebben gespro-
ken, blijk geeft van een schaamteloze houding en het hem eigen-
lijk niet kan schelen of anderen tot struikelen worden gebracht.
Hoewel hij anderen misschien niet aanmoedigt om hetzelfde te
doen, kunnen de ouderlingen besluiten een waarschuwende lezing
voor de gemeente te houden (2 Thess. 3:14, 15; zie 12:77-80). Maar
als een gedoopte verkondiger anderen actief aanmoedigt om per-
sonen bij hen thuis toe te staan seksuele immoraliteit te bedrijven,
dan zou er rechterlijk opgetreden kunnen worden op grond van
het vergoelijken van seksuele immoraliteit en het veroorzaken van
verdeeldheid, waarmee hij ‘de leer van de Christus’ tegenspreekt
(2 Joh. 9-11; Gal. 5:19, 20; Openb. 2:20).

BIJBELSE VRIJHEID OM TE HERTROUWEN


71. Het is de verantwoordelijkheid van de persoon die wil hertrouwen
om overtuigend bewijs te leveren dat hij Bijbels gezien vrij is om
te hertrouwen. Als iemand vóór zijn doop is gescheiden, dan mo-

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

gen de ouderlingen er niet zomaar van uitgaan dat hij Bijbels ge-
zien vrij is om te hertrouwen. De doop maakt een eerder huwelijk
niet ongedaan. Ouderlingen moeten de vraag of iemand Bijbels ge-
zien vrij is om te hertrouwen heel zorgvuldig behandelen en ze moe-
ten contact opnemen met de Dienstafdeling als er twijfels zijn. Dat
is vooral zo omdat de beslissingen die iemand in zulke kwesties
neemt niet alleen van invloed zijn op zijn relatie met zijn huwelijks-
partner maar ook op zijn band met Jehovah. Ouderlingen heb-
ben een ernstige verantwoordelijkheid in zulke kwesties en moeten
voorzichtig zijn als ze raad geven, vooral als het antwoord niet met-
een duidelijk is (Luk. 12:48; Jak. 3:1).
72. Er moet aan drie voorwaarden zijn voldaan om Bijbels gezien vrij
te zijn: (1) seksuele immoraliteit (porneia), (2) verwerping (weige-
ring tot verzoening) door de onschuldige partner en (3) een wet-
telijke, definitieve echtscheiding (Matth. 5:31, 32; 19:9; Hebr. 13:4).
Bijvoorbeeld: als iemand die opnieuw wil trouwen bekent dat hij
seksuele immoraliteit heeft bedreven nadat zijn voormalige part-
ner van hem is gescheiden of als zijn voormalige partner heeft toe-
gegeven na de echtscheiding seksuele immoraliteit te hebben be-
dreven, dan zijn ze allebei vrij om te hertrouwen.
73. Als een gedoopte Getuige zijn gelovige partner van overspel be-
schuldigt en wil aantonen dat hij vrij is om te hertrouwen, dan moet
de zaak aan het lichaam van ouderlingen worden voorgelegd. Ver-
tel de verkondiger dat hij Bijbels gezien pas vrij is om verkering te
nemen of te hertrouwen als de ouderlingen de zaak hebben onder-
zocht en er is vastgesteld dat de partner zich schuldig heeft ge-
maakt aan porneia (Deut. 19:15; Joh. 8:17). Als de beschuldigde
partner in een andere gemeente zit, moet het bewijs aan de ou-
derlingen van die gemeente worden voorgelegd zodat zij dit kun-
nen beschouwen en een uitspraak kunnen doen.
74. In sommige gevallen wordt overspel niet bewezen maar wordt wel
vastgesteld (door een bekentenis of door twee ooggetuigen) dat
de beschuldigde onder onjuiste omstandigheden een hele nacht
samen met iemand van het andere geslacht (of iemand die als ho-
moseksueel bekendstaat) in hetzelfde huis heeft doorgebracht. (Zie

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

12:7-9.) De ouderlingen moeten zo’n situatie goed beoordelen.


(Zie 12:7.1.) Ze mogen de onschuldige partner niet vertellen dat hij
vrij is om te hertrouwen. Maar als de onschuldige partner ervan
overtuigd is dat er overspel is gepleegd en dat hij Bijbels gezien
kan scheiden, dan mogen de ouderlingen hem toestaan zich daar-
voor tegenover Jehovah te verantwoorden; als hij hertrouwt, zul-
len er geen rechterlijke stappen worden ondernomen.
75. Ook als de beschuldigde partner geen Getuige van Jehovah is (uit-
gesloten, teruggetrokken of nooit gedoopt), zijn er doorgaans twee
getuigen vereist om kwaaddoen aan te tonen dat een basis vormt
voor Bijbelse vrijheid. Maar er kan een uitzondering worden ge-
maakt als de ongelovige onder vier ogen een ondubbelzinnige be-
kentenis van overspel doet aan de christelijke partner. Als de on-
schuldige partner in zo’n geval gelooft dat de bekentenis waar is
en geen verzoening wil, dan kan hij de ouderlingen een brief ge-
ven waarin hij zijn situatie uitlegt. Het lichaam van ouderlingen
moet de brief dan beschouwen. Is er reden om niet te geloven dat
de ongelovige partner immoreel is geweest? Is de bekentenis bij-
voorbeeld voor tweeërlei uitleg vatbaar? Heeft de ongelovige later
ontkend? Als de kwestie onduidelijk is en de ongelovige bereid is
met de ouderlingen te praten, dan zouden ze hem er rechtstreeks
naar kunnen vragen. Is er geen duidelijke reden om tot een ande-
re conclusie te komen, dan mogen de ouderlingen de onschuldige
partner toestaan een eventuele scheiding tegenover Jehovah te
verantwoorden; als hij hertrouwt, zullen er geen rechterlijke stap-
pen worden ondernomen.
76. Het volgende komt neer op verwerping door de onschuldige part-
ner:
(1) De onschuldige partner vraagt een echtscheiding aan
voor- of nadat hij van het overspel heeft vernomen.
(2) De onschuldige partner ondertekent voor- of nadat hij
van het overspel heeft vernomen een echtscheidingscon-
venant of geeft op een andere manier aan dat hij geen
bezwaar maakt tegen een echtscheiding die de schuldige

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

partner heeft aangevraagd. In sommige landen kan een


onschuldige partner documenten ondertekenen waarin
het ouderlijk gezag over de kinderen en de financiële on-
dersteuning worden geregeld, zonder te kennen te geven
dat hij instemt met de echtscheiding; het ondertekenen
van zulke papieren is op zich geen verwerping (w00
15/12 28-29).
(3) De onschuldige partner weigert langdurig (een jaar of
zelfs langer) de seksuele betrekkingen te hervatten ook
al zegt hij vergeving te schenken en wil hij niet scheiden.
Voordat de ouderlingen de schuldige partner laten weten
dat hij Bijbels gezien vrij is om te scheiden, moeten ze
contact opnemen met de Dienstafdeling. De onschuldige
partner hoeft niet snel te beslissen of hij vergeeft.

WANORDELIJKE PERSONEN TEKENEN


77. Soms kan het nodig zijn personen te tekenen die blijk geven van
grove minachting voor Jehovah’s maatstaven maar geen ernstige
zonde beoefenen die rechterlijk optreden vereist (2 Thess. 3:6, 14,
15; w99 15/7 29-31). Iemand zou bijvoorbeeld uitgesproken lui of
kritisch kunnen zijn, of een zinloze prater die zich constant ‘be-
moeit met wat hem niet aangaat’ (2 Thess. 3:11). Het kan ook gaan
om iemand die anderen bewust uitbuit, zich bezighoudt met amu-
sement dat duidelijk ongepast is, verkering heeft met een ongelo-
vige of verkering heeft terwijl hij wettelijk of Bijbels gezien niet vrij
is (od hfst. 14 ˚9-12).
78. Als het wanordelijke gedrag niet algemeen bekend is en geen be-
dreiging vormt voor het geestelijke welzijn van anderen, kan het
gewoonlijk het beste afgehandeld worden met een waarschuwing
en raad. Het lichaam van ouderlingen moet niet te snel besluiten
een waarschuwende lezing te houden. Maar als de persoon niet in-
ziet dat hij verkeerd bezig is en een slechte invloed blijft uitoefenen,
kan er een waarschuwende lezing voor de gemeente worden gehou-
den. Ouderlingen moeten redelijk zijn en onderscheidingsvermogen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 2


BEPALEN OF ER EEN RECHTERLIJK COMIT É MOET WORDEN GEVORMD

gebruiken als ze bepalen of een situatie ernstig en verontrustend


genoeg is voor een waarschuwende lezing.
79. Bijvoorbeeld: als een gedoopte christen verkering heeft met een
‘ongelovige’, dan moeten de ouderlingen hem eerst raad geven en
proberen te helpen (2 Kor. 6:14; w04 1/7 30-31). Als hij ondanks
herhaalde raad hardnekkig doorgaat met het negeren van Bijbelse
principes, dan kan het lichaam van ouderlingen besluiten een waar-
schuwende lezing te houden. Als iemand verkering heeft met een
ongedoopte verkondiger, is er, afhankelijk van factoren als de om-
standigheden, de houding van de christen en de mate waarin de
rust in de gemeente wordt verstoord, misschien geen waarschu-
wende lezing nodig. Hij moet echter wel liefdevolle raad krijgen,
want als hij wil gaan trouwen met iemand die niet gedoopt is, ne-
geert hij de Bijbelse raad in 1 Korinthiërs 7:39 om ‘alleen in de Heer’
te trouwen.
80. Als de wanordelijke persoon veranderingen aanbrengt, kunnen de
ouderlingen voor zichzelf beslissen om weer sociale omgang met
hem te hebben. Hierdoor zal het voor de gemeente duidelijk wor-
den dat zij hem niet meer als getekend beschouwen.

ZELFMOORDPOGING
81. Een zelfmoordpoging kan het gevolg zijn van diepe wanhoop of een
ernstige depressie. Ouderlingen moeten meelevend en zorgzaam
zijn voor iemand die dat heeft gedaan. In de meeste gevallen is
rechterlijk optreden niet nodig (Ps. 88:3, 17, 18; Spr. 15:13; Pred.
7:7; g 4/14 6-9).

HOOFDSTUK 1 2 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 13

Pornografie
Alinea
Bepalen of rechterlijk optreden nodig is ............................................ 2-4
Opnieuw beschouwen van personen
met een aanstelling ................................................................................................ 5-6
Herderlijke zorg ............................................................................................................... 7
Aandachtspunten voordat iemand
opnieuw wordt aanbevolen .................................................................................. 8

1. Om een verkondiger te helpen zich los te maken van de gewoon-


te pornografie te kijken moeten ouderlingen liefdevol krachtige
Bijbelse raad geven (Jak. 5:14, 15). Als een ouderling er dus ach-
ter komt dat een verkondiger opzettelijk naar porno heeft geke-
ken, moet het lichaam twee ouderlingen uitkiezen die met hem
samen zullen komen om de feiten te achterhalen en te bepa-
len hoe ernstig het probleem is. Als de verkondiger getrouwd
is, moet hij vriendelijk worden aangemoedigd zijn partner over
de kwestie te vertellen. Na dit onderzoek moeten de aangewe-
zen ouderlingen hun waarnemingen met het lichaam delen. (Zie
12:40-42.)

BEPALEN OF RECHTERLIJK
OPTREDEN NODIG IS
2. Opzettelijk naar porno kijken is een zonde (Matth. 5:28, 29). Het
kan leiden tot een seksverslaving, perverse verlangens en ernsti-
ge huwelijksproblemen (Spr. 6:27; lvs 121-123 ˚9-12). Maar niet
alle kwesties vereisen rechterlijk optreden (zie 12:1-2; w12 15/3
30-31; w06 15/7 31).

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 3


PORNOGRAFIE

3. De diepgewortelde gewoonte om, misschien al geruime tijd, te


kijken naar weerzinwekkende porno zou als hebzuchtig beoefen-
de grove onreinheid worden bezien en moet rechterlijk behandeld
worden (Ef. 4:19). Het zou daarbij kunnen gaan om kinderporno
of porno waarin homoseksualiteit (seks tussen personen van het-
zelfde geslacht), groepsseks, bestialiteit, sadistische marteling,
bondage, groepsverkrachting of de brute behandeling van vrou-
wen voorkomt. Het maakt geen verschil of een man of een vrouw
kijkt naar twee vrouwen die homoseksualiteit bedrijven of naar
twee mannen die homoseksualiteit bedrijven. (Zie 12:14-15.)
4. Als het lichaam van ouderlingen erachter komt dat een verkon-
diger het kijken naar pornografie heeft gepromoot (of het nu gaat
om een weerzinwekkende vorm of niet), bijvoorbeeld door ande-
ren aan te moedigen ernaar te kijken, zou dat kunnen duiden
op een respectloze, onbeschaamde houding en zou er rechter-
lijk optreden nodig zijn op grond van schaamteloos gedrag. (Zie
12:16-17.)

OPNIEUW BESCHOUWEN VAN PERSONEN


MET EEN AANSTELLING
5. Als het om iemand met een aanstelling gaat, zoals een pionier,
dienaar of ouderling, en het lichaam van ouderlingen besluit dat
er geen rechterlijk optreden nodig is, dan moet wel zijn geschikt-
heid worden beschouwd. (Zie 8:31-33; 9:4.) Het lichaam moet de
volgende vragen beschouwen: Naar wat voor soort pornografie
keek hij? Gaat het om een paar korte voorvallen, of om een ge-
woonte die maanden- of zelfs jarenlang heeft aangehouden? Mas-
turbeerde hij erbij? (Zie 12:4.) Wanneer heeft hij voor het laatst
naar porno gekeken? Heeft hij ooit raad gekregen over het kijken
naar porno? Heeft hij uit eigen beweging bekend? Als hij getrouwd
is, heeft hij zijn partner dan ingelicht? Welke uitwerking heeft het
gehad op hun huwelijk? Wie weten nog meer van het probleem?
Hebben zij nog steeds respect voor hem? Toont hij dat hij echt

HOOFDSTUK 1 3 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PORNOGRAFIE

wil breken met het kijken naar porno? Staat zijn geweten hem
toe zijn aanstelling te behouden?
6. Het lichaam van ouderlingen kan vaststellen dat de persoon zijn
aanstelling kan behouden als (1) hij maar een paar keer kort naar
porno heeft gekeken die niet weerzinwekkend is, (2) hij laat zien
dat hij echt wil breken met het kijken naar porno, (3) de ouder-
lingen ervan overtuigd zijn dat hij niet meer naar porno zal kij-
ken, (4) hij nog steeds het respect geniet van personen die we-
ten wat hij heeft gedaan en (5) zijn geweten hem dat toestaat.
Als iemand blijft kijken naar pornografie die niet weerzinwekkend
is, dan kan hij niet als voorbeeldig worden bezien en dus niet voor
speciale voorrechten in de gemeente in aanmerking komen.

HERDERLIJKE ZORG
7. Ouderlingen moeten voortdurende herderlijke zorg geven aan een
verkondiger die echt moeite doet om te breken met het kijken
naar pornografie. De frequentie en aard van de herderlijke be-
zoeken kunnen afhangen van de mate waarin hij naar porno heeft
gekeken. De gesprekken kunnen aan de hand van op de Bijbel
gebaseerde informatie van ‘de getrouwe en beleidvolle slaaf’ wor-
den gevoerd (Matth. 24:45). Ouderlingen moeten alle mogelijke
moeite doen om hem te helpen een dagelijkse routine van gebed,
persoonlijke studie en meditatie op te bouwen (Fil. 4:8). Als hij
een gelovige huwelijkspartner heeft, moeten de ouderlingen ook
de partner geestelijke hulp en troost bieden.

AANDACHTSPUNTEN VOORDAT IEMAND


OPNIEUW WORDT AANBEVOLEN
8. Voordat overwogen wordt een broeder die vanwege het kijken
naar pornografie ontheven is opnieuw als dienaar of ouderling
aan te bevelen, moet hij (1) lang genoeg getoond hebben dat hij
het probleem heeft overwonnen en (2) het respect genieten van

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 1 3


PORNOGRAFIE

de gemeente en zijn gezin. (Zie 8:10.) Als hij kan worden aanbe-
volen en hij voorheen als ouderling heeft gediend, dan moeten
de ouderlingen besluiten of zij hem eerst als dienaar willen aan-
bevelen. Als hij een langere periode naar porno heeft gekeken,
dan is het beter hem eerst als dienaar aan te bevelen. Maar als
het om een paar keer ging dat hij kort naar porno heeft gekeken
die niet weerzinwekkend is en hij uit eigen beweging bij de ou-
derlingen heeft bekend, dan zou hij opnieuw als ouderling aan-
bevolen kunnen worden.

HOOFDSTUK 1 3 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 14

Kindermishandeling
en kindermisbruik

Alinea
Juridische aspecten ............................................................................................ 6-10
Gedetineerden ............................................................................................................. 9
Kinderporno en sexting .................................................................................... 10
Gemeentelijke aspecten ......................................................................................... 11
Geestelijke hulp aan slachtoffers .......................................................... 12-17
Beschuldigingen onderzoeken ......................................................................... 18
Rechterlijk comité ....................................................................................................... 19
Herstelcomité ......................................................................................................... 20-21
Restricties ................................................................................................................. 22-24
Archiveren ......................................................................................................................... 25

Verhuizing naar een andere gemeente ........................................... 26-27


Kennisgeving door overheidsinstanties .................................................. 28
Seksueel wangedrag waarbij alleen
minderjarigen betrokken zijn ................................................................... 29-30

1. Ouderlingen moeten zich nauwlettend aan de richtlijnen in dit


hoofdstuk houden als zij op de hoogte raken van een kwestie in-
zake kindermisbruik. Dit zal bijdragen aan de heiliging van Jeho-
vah’s naam en de veiligheid van minderjarigen (Jes. 32:1, 2; 1 Petr.
2:12; w19.05 8-13).
2. Hoewel in dit hoofdstuk wordt gesproken over een mannelijke
beschuldigde en een vrouwelijk slachtoffer, is de informatie van
toepassing ongeacht het geslacht van de beschuldigde of het

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 14


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

slachtoffer. Als er verwezen wordt naar ouders en gezinshoofden,


geldt dit ook voor wettelijke vertegenwoordigers.
3. Kindermishandeling omvat het seksueel misbruiken of lichamelijk
mishandelen van een minderjarige. Het kan ook gaan om extre-
me verwaarlozing van een minderjarige door een ouder. Seksueel
kindermisbruik is een perversiteit en omvat over het algemeen
geslachtsgemeenschap met een minderjarige; orale of anale seks
met een minderjarige; het strelen van de geslachtsorganen, bor-
sten of billen van een minderjarige; het begluren van een minder-
jarige (voyeurisme); exhibitionisme tegenover een minderjarige of
een minderjarige aanzetten tot seksuele handelingen. Zich inla-
ten met kinderporno of sexting met een minderjarige kan afhan-
kelijk van de omstandigheden ook onder seksueel kindermisbruik
vallen. Sexting is het elektronisch versturen van seksueel expli-
ciete berichten of foto’s.
4. Van Bijbels standpunt uit bezien is seksueel kindermisbruik een
grove zonde (Deut. 23:17, 18; Gal. 5:19-21; w97 1/2 29). Jeho-
vah’s Getuigen hebben een afschuw van seksueel kindermisbruik
(Rom. 12:9). Daarom zal de gemeente iemand die zulke weerzin-
wekkende dingen doet niet beschermen tegen de gevolgen van
zijn zonde. De stappen die de gemeente onderneemt om een be-
schuldiging van seksueel kindermisbruik te behandelen, zijn niet
bedoeld als vervanging voor de behandeling van de kwestie door
overheidsinstanties (Rom. 13:1-4). Daarom moeten het slachtof-
fer, de ouders of ieder ander die bij de ouderlingen een melding
van kindermisbruik doet, er duidelijk over worden geïnformeerd
dat ze het recht hebben aangifte te doen bij de overheidsinstan-
ties. Iemand die ervoor kiest aangifte te doen, wordt niet door de
ouderlingen bekritiseerd (Gal. 6:5).
5. Volgens de Bijbel ligt de verantwoordelijkheid voor het onderwijzen
en beschermen van kinderen bij hun ouders (Ef. 6:4). Ouderlingen
kunnen als geestelijke herders ouders helpen bij het dragen van
deze Bijbelse verantwoordelijkheid. Onze publicaties en website be-
vatten veel nuttige informatie om ouders te helpen (w19.05 12-13).

HOOFDSTUK 14 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

JURIDISCHE ASPECTEN
6. Kindermisbruik is een misdrijf. In sommige rechtsgebieden zijn
personen die van een beschuldiging van kindermisbruik op de
hoogte zijn geraakt wettelijk verplicht dit bij de overheidsinstan-
ties te melden (Rom. 13:1-4).
7. Als de ouderlingen op de hoogte raken van een beschuldiging
van kindermisbruik, moeten twee van hen onmiddellijk de Juridi-
sche Afdeling bellen voor juridisch advies. Zo wordt gewaarborgd
dat de wetgeving voor het melden van kindermisbruik wordt na-
geleefd. Ze moeten ook bellen als beide betrokkenen minderjarig
zijn. De ouderlingen mogen niet aan het vermeende slachtoffer,
aan de beschuldigde of iemand anders vragen om namens hen
de Juridische Afdeling te bellen. De ouderlingen moeten ook in
de volgende situaties de Juridische Afdeling bellen:
(1) Het vermeende misbruik heeft zich vele jaren
geleden voorgedaan.
(2) Het vermeende misbruik is gebaseerd
op het getuigenis van slechts één getuige.
(3) Het vermeende misbruik is vermoedelijk
een verdrongen herinnering.
(4) De vermeende dader of het vermeende
slachtoffer is inmiddels overleden.
(5) Er is vermoedelijk al aangifte gedaan
van het vermeende misbruik.
(6) De vermeende dader of het vermeende
slachtoffer zit niet in jullie gemeente.
(7) De vermeende dader is geen Getuige,
maar gaat wel om met de gemeente.
(8) Het vermeende misbruik heeft vóór de doop

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 14


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

van de vermeende dader of het vermeende


slachtoffer plaatsgevonden.
(9) Het vermeende slachtoffer is nu volwassen.
(10) Het vermeende misbruik heeft in het verleden plaats-
gevonden, en het is onduidelijk of de ouderlingen van
jullie gemeente ooit de Juridische Afdeling hebben ge-
beld voor verdere instructies.
8. De Juridische Afdeling zal op basis van de feiten en de geldende
wetgeving juridisch advies geven. Als degene die van kindermis-
bruik beschuldigd wordt verbonden is met jullie gemeente, dan
moeten de twee ouderlingen de Juridische Afdeling zijn volledige
naam, geboortedatum en, indien van toepassing, zijn doopdatum
geven. Na het gesprek met de Juridische Afdeling zullen de ou-
derlingen met de Dienstafdeling worden doorverbonden.
9. Gedetineerden: Als een gedetineerde (gedoopt of ongedoopt)
die beschuldigd wordt van kindermisbruik nu contact heeft met
een gemeente, dan moeten twee ouderlingen onmiddellijk de Ju-
ridische Afdeling bellen. Dit geldt ook als hij vergaderingen in de
gevangenis bijwoont. In sommige gevallen mogen ouderlingen
misschien geen navraag doen naar het vergrijp dat hij begaan
zou hebben. Maar als de ouderlingen te weten komen dat het ver-
meende vergrijp met kindermisbruik te maken heeft, moeten ze
onmiddellijk de Juridische Afdeling bellen.
10. Kinderporno en sexting: Als de ouderlingen te weten komen dat
een volwassene die verbonden is met de gemeente zich heeft in-
gelaten met kinderporno, dan moeten twee ouderlingen onmid-
dellijk de Juridische Afdeling bellen. Ook als de ouderlingen te we-
ten komen dat een volwassene of minderjarige die verbonden is
met de gemeente aan sexting doet met een minderjarige, moe-
ten ze onmiddellijk de Juridische Afdeling bellen. De Juridische
Afdeling hoeft niet geïnformeerd te worden als het gaat om vol-
wassenen die onderling aan sexting doen.

HOOFDSTUK 14 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

GEMEENTELIJKE ASPECTEN
11. Vanuit gemeentelijk oogpunt omvat seksueel kindermisbruik niet
een situatie waarbij een bijna volwassen minderjarige gewillig
deelneemt aan seksuele handelingen met een volwassene die een
paar jaar ouder is. Ook hebben we het over het algemeen niet
over situaties waar alleen minderjarigen bij betrokken zijn. (Zie
14:29-30.) We hebben het over een volwassene die schuldig is
aan seksueel misbruik van een jong kind, of een volwassene die
schuldig is aan seksuele handelingen met een bijna volwassen
minderjarige die daar niet gewillig aan deelnam.

GEESTELIJKE HULP AAN SLACHTOFFERS


12. Ouderlingen zullen iemand die hen benadert over een kwestie
waar kindermisbruik bij betrokken is met empathie en medege-
voel behandelen. Het is vooral bij slachtoffers van seksueel kin-
dermisbruik en hun familieleden belangrijk voortdurende herder-
lijke zorg te geven (Jes. 32:1, 2; Ef. 4:32; 1 Petr. 5:2).
13. Er moeten altijd twee ouderlingen betrokken zijn bij de herderlij-
ke zorg voor een volwassen zuster die het slachtoffer is van kin-
dermisbruik. Een ouderling mag nooit de enige vertrouweling wor-
den van een zuster als hij geen naaste familie is. (Zie 25:12.)
14. Als het slachtoffer van kindermisbruik nog minderjarig is, moeten
twee ouderlingen in samenwerking met de ouders herderlijke zorg
geven (Deut. 6:6, 7; Ef. 6:4). Als een van de ouders de beschul-
digde is, zal hij er natuurlijk niet bij worden betrokken. Als beide
ouders niet aanwezig kunnen zijn, dan moet een andere volwas-
sen verkondiger worden gevraagd die een vertrouwenspersoon
van het slachtoffer is.
15. Ouderlingen moeten als geestelijke herders goede luisteraars zijn
(Spr. 21:13; Jak. 1:19). Hoewel sommige slachtoffers misschien
liever niet over het misbruik praten, hebben andere het heel nut-
tig gevonden met meelevende ouderlingen te praten die echt

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 14


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

luisterden en bemoedigende gedachten uit Gods Woord deelden


(1 Thess. 5:14; Spr. 12:25; Jak. 5:13-15). Hoewel het misschien
nodig is om een aantal tactvolle vragen te stellen om de diepbe-
droefde persoon aan het praten te krijgen, moeten de ouderlin-
gen het vermijden onnodig door te vragen over de details van
het misbruik. Het kan misschien de nodige troost geven om Bij-
belse voorbeelden te bespreken van personen die ondanks een
moeilijke jeugd erin slaagden om getrouwe aanbidders van Jeho-
vah te worden. Na verloop van tijd zal Jehovah ‘mensen met een
gebroken hart’ genezen (Ps. 30:2; 94:19; 147:3; w19.05 14-20;
w11 15/10 23-27; w01 15/4 25-28; w84 1/1 27-31; g 7/09 6-9;
g91 8/10 3-11).
16. De tijd die ouderlingen kunnen besteden aan herderlijke zorg aan
een slachtoffer van kindermisbruik is beperkt. Ze moeten deze
belangrijke verantwoordelijkheid daarom in evenwicht houden met
hun andere verantwoordelijkheden, zoals de geestelijke, emotio-
nele en materiële zorg voor hun eigen gezin. Soms vraagt een
slachtoffer van kindermisbruik misschien meer geestelijke onder-
steuning van de ouderlingen dan ze redelijkerwijs kunnen geven.
In zulke gevallen hebben sommige ouderlingen het nuttig gevon-
den een limiet te stellen aan de tijd die ze aan zulk herderlijk werk
besteden. Er kunnen meerdere bezoeken nodig zijn om het slacht-
offer de nodige hulp te geven. Mochten de omstandigheden het
bij een bepaalde gelegenheid niet mogelijk maken uitgebreid hulp
te bieden, dan moeten de ouderlingen in ieder geval proberen iets
bemoedigends te zeggen, het slachtoffer verzekeren van Jeho-
vah’s liefde, een passende tekst lezen en een gebed uitspreken.
Dit zal het slachtoffer ervan verzekeren dat de ouderlingen aan-
dacht voor haar hebben en bereid zijn haar zo goed mogelijk te
helpen.
17. Het slachtoffer of haar familieleden kunnen naast de herderlijke
zorg van de ouderlingen behoefte hebben aan andere hulp. Zo
zou een volwassen zuster die als kind misbruikt is een meeleven-
de zuster om emotionele steun en aanmoediging kunnen vragen

HOOFDSTUK 14 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

(Spr. 17:17). Misschien besluiten het slachtoffer of haar familie-


leden de hulp in te roepen van een deskundige in de geestelijke
gezondheidszorg, zoals een psychiater, psycholoog of therapeut.
Dit is een persoonlijke beslissing (Gal. 6:5). Als een ouderling hier-
over om advies wordt gevraagd, kan hij naar toepasselijke Bijbel-
se principes en artikelen in onze publicaties verwijzen (w15 15/9
9-11; w08 15/11 23-27).

BESCHULDIGINGEN ONDERZOEKEN
18. De ouderlingen kunnen van een beschuldiging van seksueel kin-
dermisbruik op de hoogte raken via het slachtoffer zelf, de ou-
ders of een vertrouwenspersoon van het slachtoffer. Als de be-
schuldigde een verkondiger in de gemeente is, zal het lichaam
van ouderlingen, nadat het bijkantoor hulp heeft geboden, twee
ouderlingen aanwijzen om een onderzoek te doen. Deze ouder-
lingen moeten nauwlettend Bijbelse procedures en de op de Bij-
bel gebaseerde richtlijnen in dit hoofdstuk en hoofdstuk 12 vol-
gen. In de loop van het onderzoek en het rechterlijk comité is het
geen vereiste dat een slachtoffer van seksueel kindermisbruik de
beschuldiging in bijzijn van de vermeende misbruiker doet. Over
het algemeen moeten de ouderlingen de nodige informatie van
de ouders kunnen krijgen. Bovendien hebben de ouderlingen mis-
schien al voldoende bewijzen om het kwaaddoen van de vermeen-
de misbruiker vast te kunnen stellen. (Zie 12:40-42.) In het uit-
zonderlijke geval dat de twee ouderlingen vinden dat het nodig
is om met een minderjarig slachtoffer van seksueel kindermis-
bruik te spreken, moeten de ouderlingen eerst contact opnemen
met de Dienstafdeling.

RECHTERLIJK COMITÉ
19. Als het lichaam van ouderlingen tot de conclusie komt dat er vol-
doende Bijbels bewijs is om op grond van seksueel kindermisbruik
een rechterlijk comité te vormen, dan moet de coördinator eerst

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 14


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

contact opnemen met de kringopziener. (Zie 12:40-42; 15:1-2.)


De kringopziener zal een ervaren ouderling als voorzitter van het
rechterlijk comité aanwijzen. Daarna zal het lichaam van ouder-
lingen de overige comitéleden uitkiezen. Als een beroepscomité
nodig is, zal de kringopziener hiervoor ervaren ouderlingen aan-
wijzen en aangeven wie de voorzitter is. (Zie 17:1.) Als het kwaad-
doen is vastgesteld en de kwaaddoener geen berouw heeft, dan
moet hij worden uitgesloten. (Zie 16:26-31.) Als de kwaaddoener
wel berouw heeft en wordt terechtgewezen, moet daarvan ter be-
scherming van de gemeente op de eerstvolgende doordeweekse
vergadering een mededeling worden gedaan. (Zie 16:20-25.) Er
zal geen rechterlijk comité worden gevormd voor een slachtof-
fer van seksueel kindermisbruik. Als het lichaam van ouderlingen
vindt dat er misschien toch opgetreden moet worden tegen een
minderjarige die gewillig deelnam aan het kwaaddoen, dan moe-
ten twee ouderlingen voordat er verdere actie ondernomen wordt
eerst de Dienstafdeling bellen.

HERSTELCOMITÉ
20. Als iemand die voor seksueel kindermisbruik is uitgesloten her-
stel aanvraagt, moet de coördinator contact opnemen met zijn
kringopziener en de namen doorgeven van degenen die in het
oorspronkelijke comité hebben gediend. De kringopziener zal een
ervaren ouderling als voorzitter van het herstelcomité aanwijzen.
Daarna zal het lichaam van ouderlingen de overige comitéleden
uitkiezen. Als er tot herstel besloten wordt, moeten twee ouder-
lingen van het comité onmiddellijk de Dienstafdeling bellen. Dit
moet gedaan worden voordat de persoon wordt geïnformeerd
over de beslissing en voordat het herstel aan de gemeente wordt
bekendgemaakt. (Zie 19:10-12.)
21. Als iemand die voor seksueel kindermisbruik is uitgesloten een
andere gemeente bezoekt en daar herstel aanvraagt, moet de co-
ordinator van het lichaam van ouderlingen van de nieuwe ge-
meente contact opnemen met zijn kringopziener. Die kringopzie-

HOOFDSTUK 14 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

ner zal een ervaren ouderling als voorzitter van het herstelcomité
in de nieuwe gemeente aanwijzen. Daarna zal het lichaam van
ouderlingen de overige comitéleden uitkiezen. Als dat comité een
aanbeveling tot herstel doet, moeten zij contact opnemen met de
coördinator van het lichaam van ouderlingen van de oorspronke-
lijke gemeente. Hij zal dan contact opnemen met zijn kringopzie-
ner en hem de namen doorgeven van degenen die in het oorspron-
kelijke comité hebben gediend. Die kringopziener zal een ervaren
ouderling als voorzitter van het herstelcomité in de oorspronke-
lijke gemeente aanwijzen. Daarna zal het lichaam van ouderlin-
gen de overige comitéleden uitkiezen. Als dat comité met het her-
stel instemt, dan moeten van beide comités twee ouderlingen
onmiddellijk de Dienstafdeling bellen. Deze telefoongesprekken
moeten worden gevoerd voordat de persoon wordt geïnformeerd
over de beslissing en voordat het herstel in beide gemeenten
wordt bekendgemaakt. (Zie 19:10-12.)

RESTRICTIES
22. De ouderlingen moeten zich nauwlettend aan alle instructies hou-
den die de Dienstafdeling geeft. De Dienstafdeling zal bijvoorbeeld
instructies geven als (1) er is vastgesteld dat een verkondiger
(gedoopt of ongedoopt) die schuldig is aan seksueel kindermis-
bruik berouw heeft en in de gemeente behouden blijft, (2) iemand
die voor seksueel kindermisbruik is uitgesloten wordt hersteld,
(3) een verkondiger (gedoopt of ongedoopt) die een beschul-
diging van seksueel kindermisbruik ontkent strafrechtelijk wordt
veroordeeld of (4) iemand die door de gemeenschap of de ge-
meente als kindermisbruiker wordt bezien een verkondiger wordt
of zich laat dopen.
23. In zulke gevallen zal de Dienstafdeling de ouderlingen onder an-
dere instructies geven over de restricties die worden opgelegd ten
aanzien van iemands activiteiten binnen de gemeente, zijn deel-
name aan de velddienst en zijn omgang met minderjarigen. De ou-
derlingen zullen de instructie krijgen de persoon te waarschuwen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 14


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

dat hij nooit met een minderjarige alleen moet zijn, geen vriend-
schappen met minderjarigen moet aangaan, geen affectie voor
minderjarigen moet tonen, enzovoorts. De Dienstafdeling zal de
ouderlingen de instructie geven om in hun gemeente gezinshoof-
den met minderjarige kinderen te laten weten dat het nodig is de
omgang van hun kinderen met de persoon in de gaten te hou-
den. De ouderlingen zullen dit alleen doen als de Dienstafdeling
daartoe opdracht geeft. De coördinator moet ervoor zorgen dat
pas aangestelde ouderlingen en ouderlingen die naar de gemeen-
te verhuizen op de hoogte worden gebracht van de instructies
van de Dienstafdeling in verband met zulke personen.
24. Iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel kindermis-
bruik zal vele jaren niet in aanmerking komen voor enig voorrecht
in de gemeente, misschien wel nooit. Dit geldt ook voor kleinere
voorrechten. De raad van Paulus aan Timotheüs is vooral in het
geval van gedoopte volwassenen die kinderen hebben misbruikt
van toepassing: ‘Leg nooit iemand overhaast de handen op en
word niet medeplichtig aan de zonden van anderen’ (1 Tim. 5:22;
w97 1/1 26-29). Als het lichaam van ouderlingen vindt dat iemand
die zich tientallen jaren geleden schuldig heeft gemaakt aan sek-
sueel kindermisbruik nu in aanmerking zou komen voor kleinere
voorrechten, zoals het bedienen van de (loop)microfoons of de
audio- en videoapparatuur, het dienen als zaalwacht of het as-
sisteren bij de boekhouding, de lectuur of het gebied, dan moe-
ten zij twee broeders aanwijzen om de Dienstafdeling te bellen.
Deze ouderlingen moeten dit doen voordat er enig voorrecht in
de gemeente gegeven wordt.

ARCHIVEREN
25. Informatie over met de gemeente verbonden personen die van
seksueel kindermisbruik beschuldigd zijn (vastgesteld of niet),
waaronder introductiebrieven, moet in een envelop worden ge-
daan met daarop de naam van de persoon en de vermelding ‘Niet
vernietigen’. Dit geldt ook voor het Bericht van uitsluiting of te-

HOOFDSTUK 14 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

rugtrekking (S-77) van personen die zich schuldig hebben ge-


maakt aan kindermisbruik, ook als ze later hersteld zijn. De en-
velop moet in het vertrouwelijk archief bewaard blijven.

VERHUIZING NAAR EEN ANDERE GEMEENTE


26. Als iemand die met de gemeente omgaat en beschuldigd is van
seksueel kindermisbruik (vastgesteld of niet) naar een andere ge-
meente verhuist, moeten twee ouderlingen van de gemeente waar-
uit hij verhuist onmiddellijk de Juridische Afdeling bellen. De ou-
derlingen moeten de naam van de nieuwe gemeente geven als die
bekend is. Dit moet ook worden gedaan als de persoon (1) is uit-
gesloten of zich heeft teruggetrokken en de vergaderingen be-
zoekt, (2) geregeld in een tweede woning verblijft of (3) gevangen-
zit en wordt overgeplaatst of vrijgelaten. Het dienstcomité moet
geen informatie naar de nieuwe gemeente sturen voordat er ju-
ridisch advies van de Juridische Afdeling en instructies van de
Dienstafdeling zijn ontvangen.
27. Als ouderlingen erover worden geïnformeerd dat een persoon die
van seksueel kindermisbruik beschuldigd is (vastgesteld of niet)
naar de gemeente toe is verhuisd, moeten twee ouderlingen on-
middellijk de Juridische Afdeling bellen. Dit moet ook worden ge-
daan als de persoon (1) is uitgesloten of zich heeft teruggetrok-
ken en de vergaderingen bezoekt, (2) geregeld in een tweede
woning verblijft of (3) gevangenzit en wordt overgeplaatst of vrij-
gelaten.

KENNISGEVING DOOR OVERHEIDSINSTANTIES


28. Het kan voorkomen dat overheidsinstanties de ouderlingen erover
informeren dat er een zedendelinquent in de omgeving woont. In
zo’n kennisgeving kunnen zijn adres en de aard van het vergrijp
staan. In een dergelijk geval moeten de ouderlingen dat adres op
de juiste gebiedskaart aangeven als niet-beladres.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 14


KINDERMISHANDELING EN KINDERMISBRUIK

SEKSUEEL WANGEDRAG WAARBIJ ALLEEN


MINDERJARIGEN BETROKKEN ZIJN
29. Wat moeten ouderlingen doen als minderjarigen zich onderling
schuldig maken aan seksueel wangedrag? Zoals eerder vermeld,
moeten twee ouderlingen onmiddellijk de Juridische Afdeling bel-
len, ook als beide personen minderjarig zijn. Seksueel wangedrag
tussen minderjarigen wordt door de gemeente doorgaans niet als
kindermisbruik bezien. Maar wat de leeftijd ook is, zulk wange-
drag is iets ernstigs en zou rechterlijk optreden kunnen vereisen.
Het lichaam van ouderlingen moet met de ouders samenwerken
om ervoor te zorgen dat de minderjarigen geestelijke hulp ont-
vangen. Als ouderlingen vragen hebben over een specifieke kwes-
tie, moeten ze de Dienstafdeling bellen. (Zie 15:15.)
30. Als gedoopte minderjarigen betrokken raken bij sexting, moeten
de ouderlingen met onderscheidingsvermogen beoordelen of het
kwaaddoen zo ernstig is dat er rechterlijk opgetreden moet wor-
den. Nuttige informatie is te vinden in ‘Vragen van lezers’ in De
Wachttoren van 15 juli 2006. Neem eerst dit materiaal zorgvul-
dig door en beschouw pas daarna of de gedoopte minderjarige
schuldig is aan grove onreinheid of schaamteloos gedrag. (Zie
12:14-17.) Mocht een gedoopte minderjarige al eerder raad heb-
ben gehad op dit terrein maar toch doorgaan met het kwaad-
doen, dan zou er in de meeste gevallen rechterlijk optreden no-
dig zijn. Maar elk geval moet afzonderlijk beoordeeld worden. In
alle gevallen moet het lichaam van ouderlingen samen met de
ouders ervoor zorgen dat de minderjarige geestelijke hulp ont-
vangt. Als ouderlingen vragen hebben over een specifieke kwes-
tie, moeten ze de Dienstafdeling bellen.

HOOFDSTUK 14 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 15

Voorbereiding
op een rechtszitting
Alinea
Comitéleden en een voorzitter uitkiezen ............................................. 1-3
Voorbereiden van hart en geest ................................................................ 4-6
De uitnodiging ........................................................................................................... 7-11
Gehuwden ................................................................................................................... 12-14
Gedoopte minderjarigen en jonge volwassenen ............................. 15
Gedetineerden ................................................................................................................ 16
Dreiging met zelfmoord ........................................................................................ 17
Dreiging met juridische stappen .......................................................... 18-20

COMITÉLEDEN EN EEN VOORZITTER UITKIEZEN


1. Het is niet nodig om alle details van een kwestie aan het hele li-
chaam voor te leggen. Maar de ouderlingen moeten wel genoeg
informatie krijgen om te kunnen bepalen of er sprake is van een
overtreding die tot uitsluiting kan leiden, en wie dit specifieke ge-
val het beste kunnen behandelen. Als de ouderlingen vaststellen
dat er een rechterlijk comité nodig is, moeten de ouderlingen die
aanwezig zijn de comitéleden uitkiezen en bepalen wie de voor-
zitter zal zijn. (Als het om een kwestie van seksueel kindermis-
bruik gaat, zie dan 14:19.) De geselecteerde ouderlingen moeten
over een scherp onderscheidingsvermogen en gezond oordeel be-
schikken. Het is meestal het beste als nieuwe ouderlingen eerst
samen met meer ervaren broeders dienen. Ze zullen bij een rech-
terlijke kwestie nooit als waarnemers fungeren. Het comité be-
staat uit drie broeders, maar bij gecompliceerde kwesties zijn er
misschien vier of zelfs vijf ervaren ouderlingen nodig.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 15


VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING

2. Als de ouderlingen weten dat de beschuldigde veel moeite heeft


met een bepaalde ouderling, zou het beter zijn die niet te gebrui-
ken. Een ouderling die naaste familie is of een zakenpartner of
goede vriend van hem is (geweest) zal normaal gesproken niet
in het comité dienen. Dienaren mogen niet gebruikt worden voor
een rechterlijk comité. In het uitzonderlijke geval dat er geen drie
ouderlingen beschikbaar zijn om in een rechterlijk comité te die-
nen, kunnen één of twee ouderlingen uit een buurgemeente of de
kringopziener gevraagd worden zodat een comité van drie leden
kan worden samengesteld.
3. In het uitzonderlijke geval dat er geen drie ouderlingen gevonden
kunnen worden om zitting te nemen in een rechterlijk comité, kun-
nen twee ouderlingen de kwestie behandelen. De twee ouder-
lingen zullen functioneren als een aangesteld rechterlijk comité
(Matth. 18:19, 20). Maar voordat ze de persoon over hun beslis-
sing inlichten, moet de voorzitter van het comité een vertrouwe-
lijk verslag naar de Dienstafdeling sturen. In dit verslag moeten
de feiten van de zaak en de conclusie van het comité duidelijk
worden vermeld. Dit verslag moet naar de Dienstafdeling worden
gestuurd ongeacht of tot uitsluiting besloten wordt of niet. De
Dienstafdeling zal het verslag beschouwen en de ontvangst be-
vestigen aan het comité. Daarna zullen de twee ouderlingen de
persoon over de beslissing van het comité inlichten. Als er tot
uitsluiting wordt besloten, zal het comité vervolgens op de gebrui-
kelijke manier het Bericht van uitsluiting of terugtrekking (S-77)
naar de Dienstafdeling sturen.

VOORBEREIDEN VAN HART EN GEEST


4. Het is een ernstige verantwoordelijkheid zitting te hebben in een
rechterlijk comité. Ouderlingen spreken recht voor Jehovah en
zijn hem verantwoording schuldig voor hun rechtspraak (2 Kron.
19:6, 7). Hun beslissing zal waarschijnlijk langdurige, verstrekken-
de gevolgen hebben voor de betrokkene, zijn christelijke familie-

HOOFDSTUK 15 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING

leden en anderen in de gemeente. Een ouderling moet elke keer


dat hij in een rechterlijk comité dient eerst hoofdstuk 12, 15 en
16 van deze publicatie doornemen.
5. Als een onberouwvolle kwaaddoener in de gemeente behouden
blijft, kan dat als zuurdesem gaan werken (Gal. 5:9). Wordt zo ie-
mand niet verwijderd, dan gaan hij en anderen die ervan weten
misschien denken dat de overtreding niet zo ernstig is (Pred.
8:11). Aan de andere kant zou iemand die onrechtvaardig behan-
deld is het moeilijk kunnen vinden geestelijk ingesteld te blijven
(Matth. 18:6).
6. Ouderlingen kunnen met Jehovah’s hulp tot een goed oordeel ko-
men (Matth. 18:18-20). Ze moeten om wijsheid, onderscheidings-
vermogen en Gods heilige geest bidden (1 Kon. 3:9; Fil. 1:9, 10;
Jak. 1:5). Ze moeten grondig nazoekwerk in Bijbelse publicaties
doen en niet alleen vertrouwen op hun ervaring met rechterlijke
kwesties (Spr. 15:28). Ze moeten hun best doen een duidelijk
beeld te krijgen van wat er gebeurd is en wat de houding van de
persoon is (Spr. 18:13, 17).

DE UITNODIGING
7. Het is het beste dat twee ouderlingen de beschuldigde monde-
ling uitnodigen. Daarbij moeten ze het volgende vermelden:
(1) Maak duidelijk dat het om een zitting van een rechterlijk
comité gaat.
(2) Vertel waar hij zich naar verluidt schuldig aan heeft
gemaakt.
(3) Noem de tijd en plaats van de zitting en vertel hem hoe
hij contact kan opnemen met de voorzitter als hij niet
aanwezig kan zijn.
8. Houd de zitting als het mogelijk is in de Koninkrijkszaal. Die theo-
cratische setting zal iedereen helpen een respectvollere houding

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 15


VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING

te hebben en zal ertoe bijdragen dat de vertrouwelijkheid bewaard


blijft.
9. De aangewezen ouderlingen moeten hun uiterste best doen om
meteen regelingen te treffen voor een rechtszitting. Het kan scha-
delijk zijn voor de gemeente en de beschuldigde als dat niet
gebeurt. Als het rechterlijk comité er ondanks herhaalde pogin-
gen niet in slaagt de beschuldigde mondeling uit te nodigen om-
dat hij ze ontwijkt, moeten ze hem schriftelijk uitnodigen. (Geef
geen vertrouwelijke informatie via een antwoordapparaat, voice-
mail, e-mail, tekstbericht of andere elektronische berichten.) Een
schriftelijke uitnodiging moet getekend worden door het rechterlijk
comité en moet dezelfde informatie bevatten als een mondelinge
uitnodiging. De ouderlingen moeten, als het mogelijk is, de uitno-
diging zo versturen dat ze kunnen nagaan of de geadresseerde
hem ontvangen heeft. Als ze er ondanks alle moeite die ze doen
niet in slagen hem uit te nodigen en niet kunnen bevestigen dat hij
de uitnodiging ontvangen heeft, moeten ze de zaak opschorten.
10. Mocht de beschuldigde de uitnodiging van het rechterlijk comité
accepteren maar niet komen opdagen, dan moet het comité de
zitting uitstellen en moeite doen om hem nog eens uit te nodi-
gen. Als hij niet komt opdagen nadat ontvangst van de tweede
uitnodiging bevestigd is en hij duidelijk laat blijken niet mee te
willen werken met het rechterlijk comité, dan zal het comité de
zaak gaan behandelen. Maar ze zullen pas een beslissing nemen
nadat ze de bewijzen en getuigenverklaringen hebben beoordeeld.
11. Als de beschuldigde de ouderlingen laat weten dat hij pertinent
weigert met een rechterlijk comité samen te komen, dan kan de
zaak zonder verdere uitnodigingen in zijn afwezigheid afgehan-
deld worden. (Zie 16:28.)

GEHUWDEN
12. Als de beschuldigde een zuster is die getrouwd is met een broe-
der, dan is het het beste als hij ook bij de zitting aanwezig is. Hij

HOOFDSTUK 15 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING

is haar hoofd en zijn inspanningen om haar tot geestelijk herstel


te leiden kunnen heel nuttig zijn (1 Kor. 11:3). In uitzonderlijke om-
standigheden, als de ouderlingen bijvoorbeeld denken dat het
voor de veiligheid van de vrouw beter zou zijn de man niet uit te
nodigen, moeten ze de Dienstafdeling bellen.
13. Als de beschuldigde een broeder is die getrouwd is met een zus-
ter en hij wil dat zij bij het verhoor aanwezig is, dan mag dat.
14. Heeft de man overspel gepleegd, dan is hij verplicht dat aan zijn
vrouw te vertellen. Het rechterlijk comité moet de zuster zo gauw
mogelijk vragen wat haar man haar verteld heeft. Als hij weigert
haar over zijn overspel te vertellen, moeten de ouderlingen haar
informeren dat ze wegens het gedrag van haar man moet beslis-
sen of ze overgaat tot een Bijbelse echtscheiding of niet. Ze moe-
ten de onschuldige partner ook vertellen dat ze Bijbels gezien niet
meer vrij is om te hertrouwen als de seksuele betrekkingen met
de schuldige partner worden hervat. (Zie 12:71-76.) Maar ze mo-
gen haar geen verdere details geven. De ouderlingen zouden er
ook achter kunnen komen dat de man wel het overspel aan zijn
vrouw heeft bekend, maar haar niet alles heeft verteld over zijn
verkeerde gedrag en haar belangrijke informatie heeft onthouden
die ze hoort te weten. In dat geval mogen de ouderlingen die ver-
trouwelijke informatie niet aan de vrouw geven, maar ze kunnen
haar wel de suggestie doen nog eens met haar man te praten.
Ook als hij haar verder niets meer vertelt, zou het haar erop wij-
zen dat hij informatie voor haar achterhoudt, en dat kan haar
helpen om te bepalen of ze hem vergeeft of niet.

GEDOOPTE MINDERJARIGEN
EN JONGE VOLWASSENEN
15. Bij een jongere is het het beste om ook zijn ouders voor de zit-
ting uit te nodigen (als zij Jehovah’s Getuigen zijn), want zij zijn
verantwoordelijk voor zijn opvoeding. Als de beschuldigde nog bij
zijn ouders (die Jehovah’s Getuigen zijn) woont maar niet meer

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 15


VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING

minderjarig is, zullen de ouders doorgaans niet uitgenodigd wor-


den. Maar als de beschuldigde onlangs meerderjarig is geworden
en nog steeds bij zijn ouders woont, vragen zij misschien erbij te
mogen zijn. Als de beschuldigde geen bezwaar heeft, dan mag
het rechterlijk comité beslissen hen de zitting te laten bijwonen.
(Zie 14:29.)

GEDETINEERDEN
16. Zie 28:22.

DREIGING MET ZELFMOORD


17. Als de beschuldigde in een rechterlijke zaak met zelfmoord dreigt,
is het misschien het beste dat het comité de zitting uitstelt om
hem eerst te helpen zijn geestelijk evenwicht terug te vinden. (Zie
12:81.) Ze moeten hem ervan verzekeren dat het comité hem wil
helpen. Daarna moeten ze aan de hand van de Bijbel en onze pu-
blicaties de onderwerpen depressiviteit en zelfmoord ter sprake
brengen (Spr. 3:11, 12; 4:13; Hebr. 12:5, 6, 11-13). Afhankelijk van
zijn gemoedstoestand kan het verstandig zijn daar een dag of twee
mee te wachten. De ouderlingen kunnen zich voorbereiden door
artikelen te bestuderen die hen zullen helpen de depressieve per-
soon teder te behandelen (g 4/14 6-9). Het rechterlijk comité moet
de zaak niet onnodig lang laten duren, want dat kan nog meer
stress veroorzaken voor de beschuldigde. Ze moeten een aante-
kening maken van de datums van hun gesprekken en de bespro-
ken teksten en artikelen. Deze aantekening moet ondertekend wor-
den en in de envelop in het vertrouwelijk archief worden bewaard.
(Zie 22:21-27.) Het rechterlijk comité moet contact opnemen met
de Dienstafdeling als er vragen zijn over een bepaalde zaak.

DREIGING MET JURIDISCHE STAPPEN


18. Als de beschuldigde dreigt met juridische stappen tegen de ou-

HOOFDSTUK 15 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING

derlingen, moeten ze de zaak opschorten en direct de Juridische


Afdeling bellen.
19. Als iemand van de media of een advocaat van de beschuldigde
contact opneemt met de ouderlingen, mogen ze geen enkele in-
formatie over de zaak geven en mogen ze niet bevestigen dat er
een rechterlijk comité is. In plaats daarvan moeten ze de volgen-
de verklaring afleggen: ‘Het geestelijke en fysieke welzijn van Je-
hovah’s Getuigen is van uitermate groot belang voor de ouder-
lingen, die bereidwillig geestelijke zorg bieden. De ouderlingen
bewaren vertrouwelijkheid bij het verlenen van geestelijke zorg.
Dit maakt het voor gemeenteleden makkelijker om de hulp van
de ouderlingen in te roepen zonder zich zorgen te hoeven maken
dat wat ze tegen hen zeggen later openbaar wordt. Daarom zeg-
gen we niet of ouderlingen voorheen of recentelijk zijn samenge-
komen met iemand in de gemeente om steun te bieden.’ Als dat
nodig is kunnen de ouderlingen naam en telefoonnummer van de
vragensteller noteren en hem informeren dat hun advocaat con-
tact met hem zal opnemen. Vervolgens moeten de ouderlingen
direct de Juridische Afdeling bellen.
20. Als overheidsinstanties vertrouwelijke informatie van de gemeen-
te opvragen of ouderlingen willen laten getuigen over vertrouwe-
lijke gemeentezaken, moeten de ouderlingen direct de Juridische
Afdeling bellen.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 15


VOORBEREIDING OP EEN RECHTSZITTING

HOOFDSTUK 15 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 16

Procedure voor
rechtszittingen
Alinea
Vaststellen of er echt berouw is ............................................................... 6-12
Onduidelijk of er berouw is ......................................................................... 13-17
Terechtwijzing ......................................................................................................... 18-25
Uitsluiting ................................................................................................................... 26-31

1. De rechtszitting wordt in aanwezigheid van de beschuldigde met


gebed geopend. Doorgaans zijn waarnemers niet toegestaan. (Zie
15:12-13, 15.) De voorzitter noemt daarna de reden voor de zitting
en legt uit dat het maken van audio- of video-opnamen niet is toe-
gestaan. Daarna moet hij een Bijbeltekst voorlezen, zoals Spreu-
ken 28:13 of Jakobus 5:14, 15. In navolging van Jehovah zullen de
ouderlingen de beschuldigde duidelijk maken dat ze hem willen hel-
pen en zullen ze hem vriendelijk behandelen (Ezech. 34:11, 12). Ze
moeten geduldig luisteren en geen conclusies trekken voordat ze
alle feiten hebben gehoord. Zelfs als de beschuldigde strijdlustig
is, moeten ze hem vriendelijk en respectvol behandelen, nooit hard-
vochtig (w89 15/9 19-20).

2. De voorzitter vraagt de beschuldigde een verklaring af te leggen.


Als de beschuldigde beweert dat hij onschuldig is, worden de ge-
tuigen van het kwaaddoen een voor een opgeroepen. Het is het
beste als de getuigen hun verklaring in aanwezigheid van de be-
schuldigde geven, maar dit zal nooit verlangd worden van een
slachtoffer van verkrachting of seksueel kindermisbruik. Als een
getuige ver weg woont of als hij om een andere reden niet aan-
wezig kan zijn, dan kan hij zijn verklaring afleggen door te (vi-
deo)bellen, mits het gesprek vertrouwelijk blijft. Ook zou hij de

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 16


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

verklaring schriftelijk kunnen indienen zodat die aan de beschul-


digde kan worden voorgelezen.
3. Nadat alle getuigen hun verklaring hebben afgelegd krijgt de be-
schuldigde de gelegenheid daarop te reageren. Als hij getuigen wil
oproepen om zijn onschuld aan te tonen, dan mag dat. Alleen ge-
tuigen met een relevante verklaring over het vermeende kwaad-
doen mogen gehoord worden. Leg aan de getuigen uit dat ze
de verantwoordelijkheid hebben de zaken vertrouwelijk te houden.
Daarnaast mogen ze niet aanwezig zijn als andere getuigen wor-
den gehoord.
4. In het uitzonderlijke geval dat het rechterlijk comité tijdens de zit-
ting door een getuigenverklaring tot de conclusie komt dat de zaak
geen rechterlijk optreden vereist, moet de zitting worden opge-
schort. Laat de persoon weten dat er later contact met hem wordt
opgenomen over de kwestie. Kom vervolgens met het lichaam van
ouderlingen samen om te bepalen of het rechterlijk comité ontbon-
den moet worden.
5. Het comité moet eerst proberen vast te stellen wat de feiten zijn
en wat de houding is van de beschuldigde. Dat vereist een vaar-
dig en tactvol gebruik van vragen. Het rechterlijk comité moet
grondig te werk gaan maar niet vragen naar onnodige details,
vooral niet over seksueel wangedrag. Als de Bijbelse vrijheid om te
scheiden en te hertrouwen een rol speelt of als de aard van het
kwaaddoen moet worden vastgesteld, dan moet er misschien wel
opheldering komen over details. Als de ouderlingen eenmaal een
duidelijk begrip van de zaak denken te hebben, dan moeten ze de
beschuldigde vragen de ruimte te verlaten en kunnen ze de zaak
bespreken en beoordelen of de persoon berouw heeft. Ze kunnen
zich tijdens die bespreking op elk moment vrij voelen om Jehovah
in gebed om wijsheid te vragen (Jak. 1:5).

VASTSTELLEN OF ER ECHT BEROUW IS


6. In de Bijbel worden twee Griekse werkwoorden gebruikt die berouw

HOOFDSTUK 16 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

uitdrukken. Het ene benadrukt een veranderde zienswijze of instel-


ling, het andere onderstreept een gevoel van spijt. Berouw slaat
dus op een diep gevoel van spijt over een beschadigde verhouding
met Jehovah, wroeging over de smaad die zijn naam en volk is aan-
gedaan en een oprecht verlangen weer in Gods gunst te komen.
Het houdt ook in het slechte gedrag hartgrondig af te wijzen als
iets dat weerzinwekkend en gehaat is (Rom. 12:9). Zo’n houding
moet blijken uit ‘vruchten die bij berouw passen’ en die afdoende
het berouw aantonen dat de zondaar beweert te hebben (Luk. 3:8;
it-1 285-293).
7. Berouw beoordelen is niet eenvoudig een kwestie van bepalen of het
om zwakheid gaat of om slechtheid. Iemand die uit zwakheid zon-
digt, heeft niet per definitie berouw. Ook mag de beslissing van het
rechterlijk comité niet afhangen van de mate waarin het kwaaddoen
bekend is geworden. Het rechterlijk comité moet naar duidelijke wer-
ken van berouw zoeken die evenredig zijn aan het kwaaddoen (2 Kor.
7:10, 11). Het comité moet ervan overtuigd zijn dat het figuurlijke
hart van de kwaaddoener is veranderd, dat hij zich echt inzet om
het onrecht te herstellen en dat hij absoluut vastbesloten is het in
de toekomst niet meer te laten gebeuren. Ook als het de eerste keer
is dat hij voor een rechterlijk comité verschijnt, moet hij blijk geven
van oprecht berouw om in de gemeente te kunnen blijven.
8. De ene zonde is ernstiger dan de andere en vanzelfsprekend hoort
de mate van spijt (berouw) evenredig te zijn aan de ernst van de
zonde. Is de persoon kortstondig voor een verleiding bezweken
omdat hij niet op zijn hoede was of heeft hij het kwaaddoen ge-
pland? Besefte hij niet hoe ernstig zijn zonde was? Heeft hij opzet-
telijk raad of waarschuwingen genegeerd? Was het een eenmalige
overtreding of een gewoonte? Hoe vaker iemand ernstige zonde
herhaalt, hoe redelijker het is te concluderen dat hij laat blijken als
de goddelozen te zijn ‘die doen wat slecht is’ (Ps. 28:3).
9. De reinheid van de gemeente moet het rechterlijk comité echt aan
het hart gaan. Ze moeten vooral voorzichtig zijn als de kwaaddoe-
ner in het geheim gedurende een lange periode een ernstige zonde

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 16


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

heeft begaan. In zulke gevallen zou iemand tijdens de zitting niet


voldoende berouw kunnen tonen aan het rechterlijk comité. Hij
moet dan uitgesloten worden zodat hij de tijd krijgt om zijn berouw
te bewijzen. Het kan ook zijn dat er al meerdere keren rechterlijk
tegen hem is opgetreden. Omdat hij berouw leek te hebben, is hij
telkens terechtgewezen. Nu heeft hij opnieuw gezondigd. In zo’n
geval moet het comité beschouwen of uit zijn levenswandel blijkt
dat hij ‘vruchten voortbrengt die bij berouw passen’ (Matth. 3:8).
10. Hier volgen enkele indicaties voor berouw. Bedenk dat geen ervan
op zichzelf het criterium is om vast te stellen of de zondaar be-
rouw heeft.
(1) Heeft hij uit zichzelf bekend of moest hij eerst door an-
deren beschuldigd worden? Sommigen schamen zich zo
diep of vinden het zo moeilijk zich uit te drukken dat ze
aarzelen om te spreken.
(2) Is hij eerlijk? (Hand. 5:1-10) Antwoordt hij openhartig
als hij wordt ondervraagd? Werkt hij goed mee met het
rechterlijk comité? Het comité moet vooral voorzichtig
zijn als de persoon hypocriet is geweest, heeft gelogen
of bewust heeft geprobeerd te bedriegen.
(3) Heeft hij tot Jehovah gebeden en om vergeving
gevraagd? Houd in gedachte dat sommige kwaad-
doeners het moeilijk vinden om te bidden ook al hebben
ze berouw (Jak. 5:14).
(4) Wat heeft hij gedaan om zijn band met Jehovah en met
anderen die hij met zijn gedrag gekwetst heeft te her-
stellen? Heeft hij dingen rechtgezet of is hij daartoe
bereid? Heeft hij vergeving gevraagd aan slachtoffers
van zijn zondige gedrag? Heeft hij anderen die hij
benadeeld heeft om vergeving gevraagd?
(5) Heeft hij, in het geval van overspel, aan de onschuldige
partner bekend en om vergeving gevraagd?
(w73 607-608)

HOOFDSTUK 16 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

De onschuldige partner heeft de keuze het overspel te


vergeven of niet. De schuldige partner kan niet als be-
rouwvol bezien worden als hij weigert het overspel aan
haar te bekennen en haar dus niet de kans geeft om
hem te vergeven. Als de kwaaddoener niet bereid is te
bekennen en om vergeving te vragen uit angst voor
geweld door de onschuldige partner of vanwege een
andere reden, dan moeten de ouderlingen eerst contact
opnemen met de Dienstafdeling.
(6) Blijkt uit zijn houding een diep gevoel van spijt over
de schade die hij heeft toegebracht aan zijn band
met Jehovah? (Ps. 32:3-5; 51:1-4)
(7) Heeft hij verdriet ‘op een manier die God wil’ of
toont hij ‘het verdriet van de wereld’? (2 Kor. 7:8-11)
Is hij vooral bedroefd wegens het verdriet en de oneer
die hij Jehovah heeft aangedaan of omdat hij familie en
vrienden heeft teleurgesteld en gezichtsverlies
heeft geleden? (Ezra 10:1; Luk. 22:59-62) Mensen
verschillen emotioneel van elkaar. Tranen zijn niet per se
een bewijs van echt berouw; en het ontbreken van ster-
ke emoties wil niet zeggen dat ook berouw ontbreekt
(Gen. 25:29-34; 27:34).
(8) Neemt hij de schuld voor zijn fout op zich of heeft
hij juist de neiging zijn slechte gedrag te bagatelliseren
of goed te praten? (1 Sam. 15:24; 2 Sam. 12:13)
(9) Ziet hij in dat het ernstige kwaaddoen misschien het re-
sultaat is van minder ernstige zonden die eraan vooraf
zijn gegaan en is hij vastbesloten die ook te vermijden?
11. Elk geval is anders. Het rechterlijk comité moet stilstaan bij wat ze
weten over de achtergrond van de kwaaddoener en alle unieke fac-
toren. Dit zal ze helpen de persoon beter te begrijpen.
12. Hetzelfde geldt voor een kwaaddoener die psychische of emotio-
nele problemen heeft. (Zie 15:17.) Als de kwaaddoener in staat is

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 16


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

zich te kwijten van normale dagelijkse activiteiten en door de ge-


meenschap wordt bezien als iemand die verantwoordelijk kan wor-
den gehouden voor zijn daden en beslissingen, dan mag de ge-
meente niet voorbijgaan aan zijn kwaaddoen. Maar het rechterlijk
comité moet consideratie en geduld met zo iemand hebben en
goed beseffen dat er onderscheidingsvermogen nodig is om zijn
berouw te beoordelen. Als het comité echter vaststelt dat hij we-
gens zijn mentale toestand doorgaans als ontoerekeningsvatbaar
wordt gezien, kunnen ze dat aan het lichaam van ouderlingen uit-
leggen en aanbevelen niet rechterlijk op te treden.

ONDUIDELIJK OF ER BEROUW IS
13. Als het onduidelijk is in hoeverre de kwaaddoener berouw heeft,
moet het comité hem terugroepen om door te gaan met de bespre-
king. Ze moeten Gods Woord gebruiken om hem te laten inzien waar-
om zijn gedrag verkeerd was en welke uitwerking het heeft gehad
op zijn band met Jehovah en de gemeente. Het kan zijn dat hij pas
tijdens de zitting genoeg berouw toont om barmhartigheid te recht-
vaardigen. Meestal zal de persoon wel een mate van berouw tonen,
maar de vraag is of het evenredig is aan de ernst van het kwaad-
doen. Het rechterlijk comité moet in alle bescheidenheid beseffen
dat het misschien niet mogelijk is een kwaaddoener die voor de zit-
ting weinig of geen werken van berouw heeft getoond, tijdens de zit-
ting tot genoeg berouw te bewegen om barmhartigheid te recht-
vaardigen. Maar al besluiten ze dat hij moet worden uitgesloten, hun
pogingen om hem tot berouw te brengen kunnen hem ertoe aanzet-
ten de paden voor zijn voeten recht te maken en naar zijn herstel
toe te werken (Hebr. 12:13). Nadat het comité geprobeerd heeft hem
te helpen en hem nog verder heeft aangehoord, moeten ze hem vra-
gen de ruimte weer te verlaten zodat ze verder kunnen overleggen.
14. Het rechterlijk comité kan in gecompliceerde gevallen de zitting op-
schorten en een paar dagen later hervatten als ze niet zeker we-
ten wat de Bijbel of de organisatie erover zegt. Maar er mag geen
extra gesprek gepland worden alleen maar om de beschuldigde de
tijd te geven te stoppen met het kwaaddoen of werken van berouw

HOOFDSTUK 16 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

te tonen. Als hij tijdens de eerste zitting weinig of geen berouw


heeft getoond, zou er doorgaans geen basis zijn om nog een twee-
de keer samen te komen.
15. Soms maakt een gecompliceerde rechterlijke kwestie het nodig een
ervaren ouderling in een andere gemeente of de kringopziener te
raadplegen. Vertel de kwaaddoener in zo’n geval dat er nog geen
beslissing is genomen. Laat hem niet weten dat jullie nog partijen
buiten het rechterlijk comité (zoals misschien ook het bijkantoor)
gaan raadplegen. Noem geen namen wanneer jullie de zaak met
een ouderling uit een andere gemeente bespreken maar beperk je
tot relevante feiten. Er moeten wel namen onthuld worden als het
rechterlijk comité de kringopziener raadpleegt of de omstandighe-
den vereisen dat er contact is met het bijkantoor.
16. De comitéleden moeten proberen tot een unanieme beslissing te
komen. Een verschil van mening kan meestal opgelost worden als
het comité de zaken grondig bespreekt, de Bijbel en onze publica-
ties erop naslaat, om wijsheid en leiding bidt en eventueel een er-
varen ouderling uit een andere gemeente raadpleegt. Maar als het
comité niet tot een unanieme beslissing kan komen, moet de min-
derheid de beslissing van de meerderheid ondersteunen.
17. Alles wat de vermeende kwaaddoener of getuigen op schrift stel-
len en aan het comité geven, moet strikt vertrouwelijk blijven. Als
het nodig is de zaak later voort te zetten, moeten de comitéleden
eventuele persoonlijke notities aan de voorzitter geven. Hij zal die
notities op een veilige plek bewaren om te voorkomen dat de ver-
trouwelijkheid geschonden wordt. De notities kunnen ter raadple-
ging aan de comitéleden worden teruggegeven voordat de zitting
wordt hervat.

TERECHTWIJZING
18. Als de ouderlingen van het rechterlijk comité vaststellen dat de
kwaaddoener oprecht berouw heeft, moeten ze hem laten weten
wat hun beslissing is, welke rechterlijke restricties worden opgelegd

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 16


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

en of de terechtwijzing aan de gemeente wordt bekendgemaakt.


Ze moeten ook aan de hand van de Bijbel een terechtwijzing ge-
ven om de ernst te laten zien van het kwaaddoen en de minder
ernstige zonden die er misschien toe hebben geleid. Terechtwijzing
is ‘dat wat ten doel heeft iemand ervan te overtuigen dat hij een
fout heeft begaan en hem ertoe moet bewegen deze toe te geven
en te corrigeren’ (it-2 1012). Een rechterlijke terechtwijzing houdt
dus meer in dan alleen tot een beslissing komen en die aan de ge-
meente bekendmaken. Het gaat erom de kwaaddoener te sterken
in zijn voornemen om te doen wat juist is. Het oorspronkelijke
woord in de Bijbel voor terechtwijzing komt van een werkwoord
met de betekenis ‘ondubbelzinnig aantonen, duidelijk maken aan
de hand van feiten, demonstreren, aantonen met voor de hand lig-
gende of overtuigende redenen of argumenten’. Er moeten nutti-
ge suggesties gegeven worden om de kwaaddoener te helpen de
nodige veranderingen aan te brengen. Als getuigen tijdens de zit-
ting een verklaring hebben afgelegd, mogen ze erbij zijn als de
Bijbelse terechtwijzing wordt gegeven. Op die manier wordt de
kwaaddoener ‘in het bijzijn van iedereen’ terechtgewezen (1 Tim.
5:20). Het rechterlijk comité moet met de berouwvolle kwaaddoe-
ner bidden voordat de zitting wordt beëindigd. Het comité moet zo
snel mogelijk na de zitting een korte samenvatting van de kwestie
maken en die ondertekenen. (Zie 22:21-27.) Het lichaam van ou-
derlingen moet te horen krijgen wat de uitkomst is van de zitting,
welke restricties worden opgelegd en of er een mededeling aan de
gemeente wordt gedaan.
19. Bij een rechterlijke terechtwijzing wordt de kwaaddoener altijd ont-
heven van speciale voorrechten (zoals pionieren of de gemeente
voorgaan in gebed) totdat hij verdere geestelijke vorderingen heeft
gemaakt. Hetzelfde geldt voor taken in de gemeente die toegewe-
zen worden aan voorbeeldige personen. Bovendien moeten bij een
rechterlijke terechtwijzing door het comité altijd rechterlijke restric-
ties worden opgelegd, zoals geen commentaar geven op de ver-
gaderingen en geen toewijzingen voor leerlingen behartigen op de
doordeweekse vergadering. Wanneer de ouderlingen een berouw-
volle kwaaddoener over de restricties vertellen, is het goed alvast

HOOFDSTUK 16 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

een datum met hem af te spreken voor een bespreking van zijn
vorderingen. (Zie 16:22.)
20. Het rechterlijk comité bepaalt of de terechtwijzing zal worden be-
kendgemaakt aan de gemeente. In de volgende situaties moet de
terechtwijzing worden bekendgemaakt:
(1) De zonde is algemeen bekend in de gemeente of de ge-
meenschap, of zal waarschijnlijk bekend worden. In zulke
gevallen zal een mededeling de reputatie van de ge-
meente beschermen. Bijvoorbeeld: Op het moment dat
een rechterlijk comité dat een kwestie van overspel be-
handelt wordt afgesloten, is de onschuldige partner
misschien wel geneigd te vergeven maar nog niet om de
seksuele betrekkingen te hervatten (w16.08 11 ˚15). Als
een Bijbelse echtscheiding nog steeds mogelijk is, zou
een mededeling de reputatie van de gemeente en die
van de onschuldige partner beschermen.
(2) Het rechterlijk comité is om bepaalde redenen van
mening dat de gemeente moet oppassen voor
de berouwvolle kwaaddoener. Als het bijvoorbeeld om
seksueel kindermisbruik gaat, zal een mededeling over
de terechtwijzing van een berouwvolle kwaaddoener een
bescherming zijn voor de gemeente. (Zie 14:19.)
21. De coördinator van het lichaam van ouderlingen moet de medede-
ling goedkeuren voordat een ouderling die op de eerstvolgende
doordeweekse vergadering aan de gemeente voorleest. De mede-
deling luidt: ‘[Naam] is terechtgewezen.’ De mededeling mag maar
in één gemeente worden voorgelezen. Er wordt geen mededeling
gedaan over restricties.
22. Het rechterlijk comité moet de geestelijke vooruitgang van de be-
rouwvolle kwaaddoener in de gaten houden en erop letten dat ze
de rechterlijke restricties geleidelijk opheffen naarmate hij geeste-
lijk herstelt. Langdurige restricties kunnen ontmoedigend zijn voor
een berouwvolle kwaaddoener. Het zou uitzonderlijk zijn als er veel

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 16


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

maanden voorbijgaan zonder dat de ouderlingen enkele of zelfs alle


restricties opheffen. Het comité moet met onderscheidingsvermo-
gen bepalen of het nodig is om met de andere ouderlingen in het
lichaam te overleggen voordat bepaalde restricties worden opge-
heven (Spr. 15:22). Het lichaam van ouderlingen moet in alle ge-
vallen dat restricties worden opgeheven hierover worden geïnfor-
meerd. (Zie 22:21-27.) Als een lid van het oorspronkelijke comité
verhuist of niet meer als ouderling dient, zal het lichaam van ouder-
lingen een vervanger uitkiezen om toe te zien op de vorderingen van
de kwaaddoener. Verhuist de kwaaddoener voordat het comité alle
restricties heeft opgeheven, dan moeten de ouderlingen in de nieu-
we gemeente voldoende informatie krijgen om zijn geestelijke toe-
stand goed te kunnen evalueren. De ouderlingen moeten de infor-
matie en feiten doorgeven die ze zelf graag zouden krijgen als zo
iemand naar hun gemeente was gekomen. (Als het kwaaddoen te
maken heeft met seksueel kindermisbruik, zie dan 14:26-27.) De ou-
derlingen van de nieuwe gemeente moeten twee of drie ouderlingen
uitkiezen om de vorderingen van de kwaaddoener in de gaten te
houden en de resterende rechterlijke restricties op te heffen.
23. In sommige gevallen vindt het lichaam van ouderlingen het mis-
schien nodig om de gemeente met een Bijbelse lezing te waarschu-
wen voor de soort kwaaddoen. Doorgaans houdt een lid van het
rechterlijk comité die lezing. Hij moet uitleggen wat er verkeerd is
aan het gedrag en hoe het vermeden kan worden zonder iets te
zeggen waardoor de kwaaddoener ermee in verband gebracht zou
worden. Als er aan de gemeente een mededeling wordt gedaan van
de terechtwijzing, moeten de ouderlingen een paar weken wachten
voordat ze zo’n lezing houden; als er geen mededeling wordt ge-
daan, dan is dat niet nodig.
24. Doorgaans wordt er verder niet rechterlijk opgetreden als de zaak
eenmaal is afgerond. Maar bij wijze van uitzondering kan een zaak
worden heropend als er binnen een paar dagen na de beslissing
nieuwe informatie aan het licht komt waaruit duidelijk blijkt dat de
kwaaddoener geen oprecht berouw had. Misschien heeft hij tijdens
de zitting een misleidende verklaring afgelegd of doelbewust be-

HOOFDSTUK 16 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

langrijke feiten verzwegen. In zo’n geval moeten twee ouderlingen


van het comité contact opnemen met de Dienstafdeling. Als het
comité de instructie krijgt om de zaak te heropenen, dan zullen ze
de persoon over het nieuwe bewijsmateriaal informeren en hem de
kans geven zijn kant van het verhaal te vertellen.

25. Als iemand zich na de uitspraak van het comité en de afronding


van de zaak opnieuw schuldig maakt aan ernstig kwaaddoen, zal
het lichaam van ouderlingen bij elkaar komen om een nieuw rech-
terlijk comité samen te stellen. Het kan voordelen hebben om de
ouderlingen van het vorige comité opnieuw te kiezen, als zij be-
schikbaar en in staat zijn de kwestie te behandelen.

UITSLUITING
26. Als de kwaaddoener geen oprecht berouw heeft, moet hij worden
uitgesloten. Het comité moet hem van die beslissing op de hoog-
te brengen en hun hoop uitspreken dat hij zijn gedrag zal veran-
deren zodat hij na verloop van tijd weer terug kan keren tot Jeho-
vah’s organisatie (2 Kor. 2:6, 7; od hfst. 14 ˚25-28; rj 10-14). Het
comité kan tot slot op een vriendelijke, positieve manier een ge-
paste Bijbeltekst voorlezen, zoals Jesaja 1:18, 2 Korinthiërs 7:10,
11 of Hebreeën 12:5-7, 11. Daarnaast moeten ze hem de volgende
informatie mondeling meedelen:

(1) Leg uit dat er voor herstel berouw nodig is en wat hij
kan doen om te zijner tijd hersteld te worden.

(2) Vertel hem dat hij binnen zeven dagen het rechterlijk
comité een brief mag sturen om beroep aan te tekenen
als hij denkt dat er een ernstige beoordelingsfout is ge-
maakt. Het rechterlijk comité mag hem niet
aanmoedigen of ontmoedigen dat te doen.

(3) Vertel hem dat hij in de Koninkrijkszaal persoonlijke


exemplaren van de tijdschriften en andere lectuur
(waaronder artikelen op speciale aanvraag) mag krijgen.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 16


PROCEDURE VOOR RECHTSZITTINGEN

27. De ouderlingen moeten voordat de kwaaddoener vertrekt nagaan


of hij nog vragen heeft. Nadat hij vertrokken is, moet het comité
afsluiten met gebed. Het rechterlijk comité moet zo snel mogelijk
na de zitting een korte samenvatting van de kwestie maken en on-
dertekenen, en het Bericht van uitsluiting of terugtrekking (S-77)
invullen. De datum van bekendmaking hoeft nog niet te worden in-
gevuld. (Zie 22:21-27.) Het lichaam van ouderlingen moet over de
beslissing van het comité worden ingelicht.
28. Als de onberouwvolle kwaaddoener niet op de rechtszitting is ko-
men opdagen, moet het rechterlijk comité doen wat het redelijker-
wijs kan om hem mondeling op de hoogte te brengen van hun
beslissing, de mogelijkheid van beroep, enzovoorts. De ouderlin-
gen mogen zulke vertrouwelijke informatie niet geven via een ant-
woordapparaat, voicemail, e-mail, tekstbericht of andere elektro-
nische berichten. Als hij hun pogingen om in contact te komen
tegenwerkt, moeten twee ouderlingen van het comité contact op-
nemen met de Dienstafdeling voordat er een mededeling wordt ge-
daan.
29. Ook als de persoon zegt dat hij niet in beroep wil gaan, moet de
periode van zeven dagen aangehouden worden. De coördinator
van het lichaam van ouderlingen moet de mededeling goedkeuren
voordat deze door een ouderling op de eerstvolgende doordeweek-
se vergadering aan de gemeente voorgelezen wordt. De medede-
ling luidt: ‘[Naam] is niet langer een van Jehovah’s Getuigen.’
30. De uitsluiting gaat in op het moment dat de mededeling aan de
gemeente is gedaan. In de tussentijd mag de kwaaddoener op ver-
gaderingen geen commentaar geven of gebeden uitspreken. Ook
mag hij geen speciaal dienstvoorrecht behartigen. De mededeling
mag maar in één gemeente gedaan worden.
31. Zodra de mededeling is gedaan in de gemeente, moet het rechter-
lijk comité de datum van de mededeling vermelden op het Bericht
van uitsluiting of terugtrekking en het formulier direct naar de
Dienstafdeling sturen. (Zie 22:21-27.)

HOOFDSTUK 16 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 17

Beroepszittingen
Alinea
Beroepscomité is het eens met rechterlijk comité ................. 9-10
Beroepscomité is het niet eens met rechterlijk comité .... 11-15

1. Als het rechterlijk comité binnen zeven dagen nadat de kwaad-


doener in kennis is gesteld van de beslissing om hem uit te slui-
ten een brief krijgt waarin hij beroep aantekent, moet de voor-
zitter direct de kringopziener bellen. De kringopziener zal dan een
beroepscomité samenstellen. (Als iemand na de zeven dagen be-
roep aantekent, bel dan onmiddellijk de Dienstafdeling.) Ook als
er geen gegronde reden voor beroep lijkt te zijn, zullen er rege-
lingen worden getroffen voor een beroepszitting. De kringopzie-
ner moet bekwame ouderlingen selecteren om de zaak opnieuw
te beoordelen. Indien mogelijk zal hij broeders uit een andere ge-
meente of andere gemeenten kiezen. De geselecteerde broeders
moeten onpartijdig zijn en mogen niet verwant zijn aan of een
speciale band hebben met de ouderlingen van het rechterlijk co-
mité of iemand anders die bij de kwestie betrokken is.
2. De voorzitter van het rechterlijk comité zal het Bericht van uit-
sluiting of terugtrekking (S-77) en al het andere materiaal over
de zaak beschikbaar stellen aan het beroepscomité. Het comi-
té zal alle mogelijke moeite doen om de beroepszitting te laten
plaatsvinden binnen een week nadat het schriftelijke verzoek hier-
toe is ontvangen (od hfst. 14 ˚25-28).
3. Het beroepscomité moet niet de indruk wekken dat ze kritisch
zijn op het rechterlijk comité. Het feit dat er een regeling voor
beroep is, betekent niet dat het rechterlijk comité gewantrouwd
moet worden. De regeling is een uiting van vriendelijkheid voor

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 17


BEROEPSZITTINGEN

de kwaaddoener die hem ervan verzekert dat er onpartijdig naar


hem geluisterd wordt waarbij alle relevante feiten in aanmerking
worden genomen. Het beroepscomité moet in gedachte houden
dat het rechterlijk comité de beschuldigde waarschijnlijk beter
kent en meer ervaring met hem heeft.
4. Er bestaat gewoonlijk geen regeling voor een beroepszitting bui-
ten de kring waar de rechtszitting plaatsvond. Als de beschuldig-
de dus verhuisd is, moet hij bereid zijn voor de zitting terug te
komen. Elke uitzondering hierop moet door de Dienstafdeling wor-
den goedgekeurd. Komt de beschuldigde opzettelijk niet opda-
gen, dan moet de uitsluiting, nadat er redelijke moeite is gedaan
om contact met hem op te nemen, op een doordeweekse verga-
dering bekendgemaakt worden. (Zie 16:28-29.)
5. Het beroepscomité komt eerst samen om het geschreven mate-
riaal dat met de zaak te maken heeft te lezen. Deze vergadering
moet geopend worden met gebed. Daarna moet het beroepsco-
mité samenkomen met het rechterlijk comité. Enige tijd later, het
liefst op dezelfde dag, moet het beroepscomité met de beschul-
digde en het rechterlijk comité samenkomen. Omdat het rechter-
lijk comité hem eerder als onberouwvol heeft beoordeeld, zal het
beroepscomité niet in gebed gaan in zijn aanwezigheid.
6. De beroepszitting verloopt op dezelfde manier als de zitting van
het rechterlijk comité. Het kan nodig zijn al het relevante bewijs-
materiaal te beschouwen, zowel het bewijsmateriaal dat eerder is
gepresenteerd als eventuele nieuwe bewijzen. Als de beschuldig-
de bijvoorbeeld volhoudt dat hij onschuldig is, moeten de getui-
gen nog een keer in zijn aanwezigheid hun verklaring afleggen en
moet hij de kans krijgen hierop te reageren. Ook moet het be-
roepscomité andere getuigen aanhoren die hij wil gebruiken om
zijn onschuld te bewijzen. Als het rechterlijk comité of de beschul-
digde vindt dat er iets veranderd is aan eerdere verklaringen of
bewijzen, dan kunnen ze dit zeggen nadat het betreffende be-
wijsmateriaal aan bod is gekomen. (Zie 16:2-3.)

HOOFDSTUK 17 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEROEPSZITTINGEN

7. Na het verzamelen van de feiten moet het beroepscomité zich


terugtrekken voor overleg. Ze moeten de volgende twee vragen
beschouwen:
(1) Is aangetoond dat de beschuldigde een
overtreding heeft begaan waarop uitsluiting
kan staan? (Zie 12:2, 40-42.)
(2) Gaf de beschuldigde tijdens de rechtszitting
blijk van berouw dat evenredig is aan de ernst
van zijn kwaaddoen?
8. Het beroepscomité kan tot de conclusie komen dat de oorspron-
kelijke basis voor uitsluiting ongeldig was maar dat er andere gel-
dige redenen zijn voor uitsluiting. In dat geval moet het beroeps-
comité de persoon genoeg tijd geven (zo nodig zelfs een paar
dagen) om met bewijzen of getuigen te komen die naar zijn me-
ning de nieuwe beschuldigingen zullen weerleggen. Als de nieu-
we beschuldigingen worden gestaafd en de persoon geen echt
berouw toont, kan het beroepscomité besluiten op grond hiervan
de uitsluiting te handhaven. Als de leden van het oorspronkelijke
comité instemmen met de nieuwe gronden, zullen zij het Bericht
van uitsluiting of terugtrekking aanpassen, zeven dagen wachten
voordat de uitsluiting op de eerstvolgende doordeweekse verga-
dering wordt bekendgemaakt en dan het formulier naar de Dienst-
afdeling sturen. Het beroepscomité moet zo snel mogelijk na de
zitting een korte samenvatting van de kwestie maken en die on-
dertekenen. (Zie 22:21-27.)

BEROEPSCOMITÉ IS HET EENS


MET RECHTERLIJK COMITÉ
9. Als de leden van het beroepscomité het eens zijn met het rech-
terlijk comité, moeten ze de kwaaddoener in aanwezigheid van het
rechterlijk comité informeren over de uiteindelijke beslissing. Het
rechterlijk comité moet zeven dagen voorbij laten gaan en daarna

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 17


BEROEPSZITTINGEN

de uitsluiting laten bekendmaken op de eerstvolgende doorde-


weekse vergadering. Het rechterlijk comité moet het volledig in-
gevulde Bericht van uitsluiting of terugtrekking (S-77) naar de
Dienstafdeling sturen. (Zie 22:21-27.)
10. Het beroepscomité mag niet de mogelijkheid voor een eventueel
verder beroep ter sprake brengen. Maar als iemand volhoudt dat
er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt, moet het beroeps-
comité hem erover inlichten dat hij binnen zeven dagen zijn zor-
gen in een brief mag uiten. Als hij aangeeft dat hij beroep wil
aantekenen, dan moet de mededeling van de uitsluiting worden
uitgesteld. Het beroepscomité moet een korte samenvatting van
de kwestie naar de Dienstafdeling sturen samen met de korte sa-
menvatting van het rechterlijk comité en de brief van de kwaad-
doener. Er mag geen mededeling worden gedaan voordat er een
antwoord is gekomen van de Dienstafdeling. Het lichaam van ou-
derlingen moet geïnformeerd worden over de uitkomst van de be-
roepszitting. (Zie 22:21-27.)

BEROEPSCOMITÉ IS HET NIET EENS


MET RECHTERLIJK COMITÉ
11. Als het beroepscomité vindt dat er onterecht tot uitsluiting is be-
sloten, dan moeten ze afzonderlijk met het rechterlijk comité spre-
ken om uit te leggen waarom ze het niet met hun beslissing eens
zijn.
12. Als het rechterlijk comité het eens is om de persoon niet uit te
sluiten, moet het beroepscomité hem in aanwezigheid van het
rechterlijk comité inlichten over de uiteindelijke beslissing. Het li-
chaam van ouderlingen moet geïnformeerd worden over de uit-
komst van de beroepszitting. (Zie 22:21-27.)
13. Als het rechterlijk comité het niet eens is met de conclusies van
het beroepscomité en nog steeds vindt dat de persoon moet wor-
den uitgesloten, dan moet de beschuldigde er weer bij geroepen

HOOFDSTUK 17 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


BEROEPSZITTINGEN

worden en zal het beroepscomité hem vertellen dat de kwestie


nog meer aandacht nodig heeft. Hij kan ervan verzekerd worden
dat de zaak zo snel mogelijk zal worden afgerond. Geen van bei-
de comités mag hem enige indicatie geven dat de beslissingen
van elkaar verschillen. Na zijn vertrek kan met gebed worden be-
sloten.
14. Het rechterlijk comité moet meteen een brief schrijven waar-
in ze duidelijk uitleggen waarom ze van mening verschillen. Die
brief moeten ze aan het beroepscomité geven. Het beroepscomité
moet ook meteen een brief schrijven waarin ze duidelijk de rede-
nen vermelden voor hun conclusie. Het beroepscomité moet bei-
de brieven en het Bericht van uitsluiting of terugtrekking (S-77)
naar de Dienstafdeling sturen. Het bijkantoor zal daarna schrif-
telijk instructies geven om beide comités te helpen de zaak af te
ronden.
15. Nadat de twee comités de opmerkingen van het bijkantoor heb-
ben beschouwd en een uiteindelijke beslissing hebben genomen,
moet het oorspronkelijke comité de betrokken persoon hierover
inlichten. Het lichaam van ouderlingen moet geïnformeerd wor-
den over de uiteindelijke beslissing. Als er wordt besloten om hem
uit te sluiten, dan moet er op de eerstvolgende doordeweekse ver-
gadering een mededeling worden gedaan en moet de Dienstaf-
deling over de datum daarvan worden ingelicht.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 17


BEROEPSZITTINGEN

HOOFDSTUK 17 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 18

Terugtrekking
1. Terwijl uitsluiten een actie is die een rechterlijk comité tegen een
onberouwvolle kwaaddoener onderneemt, is terugtrekken iets dat
een gedoopt persoon zelf doet als hij niet langer een van Jeho-
vah’s Getuigen wil zijn (1 Joh. 2:19; od hfst. 14 ˚30-33). Als ie-
mand zich terugtrekt, moet het lichaam van ouderlingen een co-
mité (niet rechterlijk) van drie ouderlingen samenstellen om de
feiten te beoordelen.
2. Een rechterlijk comité moet een kwestie van kwaaddoen niet lan-
ger rechterlijk behandelen als de beschuldigde laat weten dat hij
besloten heeft zich terug te trekken. De ouderlingen mogen de
beschuldigde nooit vragen of hij zich wil terugtrekken. Als ze een
heel moeilijke zaak behandelen en twijfelen of de persoon zich
heeft teruggetrokken, kan het comité het best contact opnemen
met de Dienstafdeling voor instructies. Is iemand vastbesloten
om zich terug te trekken, dan moet het comité een samenvatting
maken van het vermeende kwaaddoen en de bewijzen daarvan.
Deze samenvatting moet bij de informatie over de terugtrekking
worden gevoegd. Als de persoon later hersteld wil worden, moe-
ten die zaken op dat moment met hem besproken worden. (Zie
22:21-27.)
3. Enkele acties waaruit kan blijken dat iemand zich terugtrekt:
(1) Iemand laat weten dat hij definitief heeft besloten
niet meer bekend te willen staan als een van Jeho-
vah’s Getuigen: Als de persoon bereid is met het
comité (niet rechterlijk) samen te komen, dan moeten
ze eerst proberen hem geestelijke hulp te bieden (Gal.
6:1). Wil hij echt geen Getuige van Jehovah meer zijn of
wil hij gewoon niet meer actief met de gemeente ver-
bonden zijn? Komt zijn wens om zich terug te trekken
voort uit twijfels of ontmoediging? Als hij resoluut is in

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 18


TERUGTREKKING

zijn besluit om niet langer als een van Jehovah’s Getui-


gen bekend te staan, moet hem gevraagd worden dit
op papier te zetten en te ondertekenen. Wil hij dat niet
doen, dan moeten de getuigen van zijn mondelinge
verzoek een kort verslag voor het vertrouwelijk archief
maken en dit ondertekenen.
(2) Iemand sluit zich aan bij een andere religieuze
organisatie en laat weten dat hij daarbij wil blijven:
Als blijkt dat iemand zich inlaat met een andere religie
of religieuze organisatie en er dus mee geïdentificeerd
wordt, moet er een comité (niet rechterlijk) worden
samengesteld om de zaak te onderzoeken en te probe-
ren geestelijke hulp te bieden. Heeft hij zich bij een
andere religie of religieuze organisatie aangesloten en
wil hij daarbij blijven, dan heeft hij zich teruggetrokken.
(3) Iemand accepteert bewust een bloedtransfusie en
heeft er geen berouw van: Als iemand (misschien
onder extreme druk) bewust een bloedtransfusie accep-
teert, moet een comité (niet rechterlijk) de feiten
achterhalen en vaststellen wat de houding van de per-
soon is. Is hij berouwvol, dan zal het comité geestelijke
hulp bieden in de geest van Galaten 6:1 en Judas
22, 23. Omdat hij geestelijk zwak is, komt hij een tijd-
lang niet in aanmerking voor speciale voorrechten.
Soms kan het nodig zijn hem bepaalde voorrechten te
ontzeggen, zoals het geven van commentaar op verga-
deringen en het behartigen van toewijzingen voor
leerlingen op de doordeweekse vergadering. Afhankelijk
van de omstandigheden moet het comité misschien ook
de volgende mededeling aan de gemeente laten doen
op een doordeweekse vergadering: ‘De ouderlingen
hebben een kwestie behandeld waarbij [naam] betrok-
ken is. We willen jullie graag laten weten dat er door
geestelijke herders hulp wordt geboden.’ Maar als de

HOOFDSTUK 18 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


TERUGTREKKING

ouderlingen van het comité tot de conclusie komen dat


hij geen berouw heeft, moeten ze een mededeling doen
van zijn terugtrekking.
(4) Iemand schendt zijn christelijke neutraliteit (Jes. 2:4;
Joh. 15:17-19; lvs 60-63, 244): Als hij zich aansluit bij
een organisatie die niet neutraal is, heeft hij zich terug-
getrokken. Is hij door zijn baan duidelijk medeplichtig
aan niet-neutrale activiteiten, dan moet hij gewoonlijk
zes maanden de tijd krijgen om veranderingen aan te
brengen. Doet hij dat niet, dan heeft hij zich terug-
getrokken. (Zie lvs 204-206.)
4. Het comité moet zo snel mogelijk na de zitting een korte samen-
vatting van de kwestie maken en ondertekenen, en het Bericht
van uitsluiting of terugtrekking (S-77) invullen zonder de datum
van de mededeling. Het lichaam van ouderlingen moet over de
terugtrekking worden ingelicht.
5. De coördinator van het lichaam van ouderlingen moet de mede-
deling goedkeuren voordat een ouderling die aan de gemeente
voorleest. De mededeling luidt: ‘[Naam] is niet langer een van
Jehovah’s Getuigen.’
6. Omdat de verkondiger zelf zich terugtrekt en het geen actie van
het comité is, bestaat er geen mogelijkheid om in beroep te gaan.
De mededeling kan daarom op de eerstvolgende doordeweekse
vergadering worden gedaan, zonder er zeven dagen mee te wach-
ten. Zodra de mededeling is gedaan in de gemeente, moet het
rechterlijk comité de datum van de mededeling vermelden op het
Bericht van uitsluiting of terugtrekking en het formulier direct
naar de Dienstafdeling sturen. (Zie 22:21-27.)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 18


TERUGTREKKING

HOOFDSTUK 18 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 19

Herstel in de gemeente

Alinea
Herstelverzoeken behandelen ........................................................................ 1-4
Procedure voor de zitting ................................................................................ 5-8
Als er niet tot herstel wordt besloten ....................................................... 9
Als er tot herstel wordt besloten ......................................................... 10-12
Communicatie tussen comités ................................................................ 13-16

HERSTELVERZOEKEN BEHANDELEN
1. Een uitgeslotene of iemand die zich uit de gemeente heeft terug-
getrokken kan weer in de gemeente worden hersteld als hij er dui-
delijk blijk van geeft berouw te hebben en gedurende een redelij-
ke periode heeft laten zien dat hij zijn zondige gedrag de rug heeft
toegekeerd (od hfst. 14 ˚34-36). Als het lichaam van ouderlin-
gen een brief ontvangt met een verzoek tot herstel, dan moet dit
direct in behandeling worden genomen. Twee ouderlingen moe-
ten onmiddellijk contact opnemen met de Dienstafdeling als de
persoon die herstel aanvraagt op het moment van uitsluiting of
terugtrekking een van de dienstvoorrechten had die staan ver-
meld in hoofdstuk 12, alinea 43. Hoewel de volgende richtlijnen
verwijzen naar een verzoek tot herstel van iemand die is uitge-
sloten, zijn ze ook van toepassing op iemand die zich heeft te-
ruggetrokken.
2. Het lichaam van ouderlingen moet samenkomen om te bepalen
wie in het herstelcomité zullen dienen. Doorgaans zullen dit de
ouderlingen zijn die in het oorspronkelijke comité hebben gediend,
als dat passend is en zij beschikbaar zijn. Als dat niet het geval
is, moeten er vervangers worden aangewezen. (Zie 15:1-3.)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 19


HERSTEL IN DE GEMEENTE

3. Als de persoon die herstel aanvraagt uitgesloten is wegens sek-


sueel kindermisbruik, zie dan 14:20-21.
4. Als het comité het veel te vroeg vindt om te beoordelen of de
persoon hersteld kan worden, moeten twee comitéleden wel de
ontvangst van het verzoek bevestigen en hem kort vertellen dat
er meer tijd voorbij moet gaan.

PROCEDURE VOOR DE ZITTING


5. Voordat het comité de uitgesloten of teruggetrokken persoon ont-
vangt, zullen ze eerst een gebed uitspreken waar hij niet bij is.
Ze moeten proberen hem op zijn gemak te stellen en hem prij-
zen voor zijn vooruitgang en wens om hersteld te worden. In na-
volging van Jehovah zullen de ouderlingen hem duidelijk maken
dat ze hem willen helpen en zullen ze hem vriendelijk behandelen
(Jes. 1:18; Hand. 3:19; rj 10-11). Ze moeten geduldig luisteren en
geen conclusies trekken voordat al het bewijsmateriaal aan bod
is gekomen. De voorzitter zal de uitgeslotene vragen een verkla-
ring af te leggen. Het comité moet zien vast te stellen hoe hij zich
heeft gedragen sinds de uitsluiting of terugtrekking en wat zijn
houding is. Daarna zullen ze hem vragen de ruimte te verlaten
zodat ze kunnen overleggen.
6. Het comité moet erop letten dat de uitgesloten of teruggetrokken
persoon voldoende tijd heeft gehad om te bewijzen dat hij echt
berouw heeft, misschien vele maanden, een jaar of zelfs langer.
(Zie 16:6-17.) In bepaalde gevallen moet het comité extra voor-
zichtig zijn. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de kwaaddoener be-
drieglijk te werk is gegaan of zich langdurig in het geheim aan
kwaaddoen schuldig heeft gemaakt, of dat er in het verleden al
herhaaldelijk rechterlijk tegen hem is opgetreden voor hetzelfde
kwaaddoen of iets anders. Wordt zo iemand snel hersteld, dan
kan dat anderen tot ernstige zonde aanzetten omdat ze misschien
gaan denken dat de consequenties wel meevallen. Als het duide-
lijk is dat personen hebben samengespannen om hun huwelijks-

HOOFDSTUK 19 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HERSTEL IN DE GEMEENTE

partner aan de kant te zetten en dan met elkaar te trouwen, moet


er voordat ze hersteld worden behoorlijk wat tijd voorbijgaan zo-
dat ze kunnen bewijzen echt berouw te hebben (w83 15/6 29).
7. Het herstelcomité moet evenwichtig zijn. Echt berouw en zich af-
keren van het verkeerde gedrag zijn de belangrijkste factoren
waardoor wordt bepaald wanneer iemand hersteld kan worden,
niet alleen maar de tijd die verstreken is of hoe anderen de si-
tuatie bezien (1 Kor. 5:1, 11-13; 2 Kor. 2:6, 7; 7:10, 11).
8. Het comité moet oppassen dat ze niet onevenwichtig te werk
gaan door een gedetailleerde bekentenis af te dwingen van zon-
den die misschien niet duidelijk bewezen zijn. In plaats daarvan
moeten ze kijken naar het totaalbeeld van zijn leven. Blijkt er nu
uit dat hij berouw heeft?

ALS ER NIET TOT HERSTEL WORDT BESLOTEN


9. Als er besloten wordt de persoon niet in de gemeente te herstel-
len, moet het comité vertellen wat de redenen zijn en wat hij moet
doen om in de toekomst hersteld te kunnen worden. Na zijn ver-
trek zal het comité besluiten met gebed. Het lichaam van ouder-
lingen moet over de uitkomst worden ingelicht. (Zie 22:21-27.)

ALS ER TOT HERSTEL WORDT BESLOTEN


10. Als er besloten wordt de persoon te herstellen, kunnen ze hem
terugroepen en dat vertellen. Er moet op dat moment Bijbelse
aanmoediging en raad worden gegeven om hem te helpen gees-
telijke vorderingen te blijven maken. Totdat er een mededeling
wordt gedaan van zijn herstel moet hij zich blijven gedragen als
een uitgeslotene. Het comité besluit met gebed in zijn aanwezig-
heid. Nadat de mededeling is gedaan, zal de voorzitter van het
comité de datum van de bekendmaking noteren op het Bericht
van uitsluiting of terugtrekking (S-77) dat zich in het gemeen-
tearchief bevindt. Daarna moet hij de Dienstafdeling een bericht

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 19


HERSTEL IN DE GEMEENTE

sturen met (1) de volledige naam van de persoon, (2) zijn ge-
boortedatum, (3) zijn doopdatum en (4) de datum van de be-
kendmaking van zijn herstel. (Als een uitgesloten of teruggetrok-
ken persoon overlijdt, moet een lid van het oorspronkelijke comité
dezelfde informatie opsturen. In plaats van de datum van de be-
kendmaking van herstel zal hij dan de overlijdensdatum doorge-
ven.) Als het gaat om iemand die beschuldigd is van seksueel kin-
dermisbruik (vastgesteld of niet), zie dan 14:20-21. Het lichaam
van ouderlingen moet over de uitkomst worden ingelicht. (Zie
22:21-27.)
11. In alle gevallen van herstel in de gemeente worden rechterlijke
restricties opgelegd. Dit zal de persoon helpen de paden voor zijn
voeten recht te maken (Hebr. 12:13). Als iemand hersteld is, heeft
hij weer het voorrecht om in de velddienst te gaan. Andere voor-
rechten (zoals antwoord geven op vergaderingen en toewijzingen
voor leerlingen behartigen op de doordeweekse vergadering) wor-
den geleidelijk teruggegeven als het comité vaststelt dat de per-
soon geestelijk zo gegroeid is dat hij daarvoor in aanmerking
komt en als ze van mening zijn dat de gemeente er geen aan-
stoot aan zou nemen. Als een persoon hersteld is, heeft hij nog
veel geestelijke ondersteuning nodig. Het comité moet de gees-
telijke vooruitgang van de persoon in de gaten blijven houden.
Het kan voor een berouwvolle kwaaddoener ontmoedigend zijn
als restricties lang van kracht blijven. Dus als de ouderlingen de
persoon over de restricties vertellen, is het goed hem te laten
weten wanneer zijn vorderingen weer besproken zullen worden.
Het comité kan ook regelen dat er een Bijbelstudie met hem wordt
geleid als dat nodig is. Dat zou dan als velddienst gerapporteerd
worden. In de meeste gevallen zullen de ouderlingen enkele of
alle restricties binnen een paar maanden opheffen.
12. De coördinator van het lichaam van ouderlingen moet de mede-
deling goedkeuren voordat een ouderling die op de eerstvolgen-
de doordeweekse vergadering aan de gemeente voorleest. De
mededeling luidt: ‘[Naam] is hersteld als een van Jehovah’s Ge-

HOOFDSTUK 19 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HERSTEL IN DE GEMEENTE

tuigen.’ Na de mededeling is een spontaan, waardig applaus niet


ongepast (Luk. 15:7). Er mag geen mededeling over restricties
worden gedaan.

COMMUNICATIE TUSSEN COMITÉS


13. De uiteindelijke beslissing om een uitgesloten of teruggetrokken
persoon te herstellen moet altijd genomen worden door een her-
stelcomité van de gemeente waar de kwestie oorspronkelijk is be-
handeld. Als de persoon die herstel aanvraagt verhuisd is, zal het
lichaam van ouderlingen van de gemeente waar hij nu de verga-
deringen bezoekt een plaatselijk herstelcomité aanstellen om zijn
verzoek te behandelen. Als het plaatselijke herstelcomité vindt
dat hij hersteld moet worden, dan zullen ze hun aanbeveling stu-
ren naar het lichaam van ouderlingen van de gemeente waar de
kwestie oorspronkelijk is behandeld. Het plaatselijke comité mag
de uitgeslotene niet laten weten wat hun aanbeveling is aange-
zien het oorspronkelijke comité misschien van mening verschilt.
Als de persoon te weten komt dat er een verschil van mening is
tussen beide comités, zou hij het respect voor het oorspronkelij-
ke comité kunnen verliezen. Daarom moet het plaatselijke her-
stelcomité hem vertellen dat ze eerst contact moeten opnemen
met de ouderlingen van de gemeente waar de kwestie oorspron-
kelijk is behandeld en dat hij te zijner tijd geïnformeerd zal wor-
den over de beslissing.
14. Het plaatselijke herstelcomité moet geen druk uitoefenen op het
oorspronkelijke comité om de persoon te herstellen. Omdat de
ouderlingen van het oorspronkelijke comité op de hoogte kunnen
zijn van belangrijke factoren die voor het plaatselijke herstelco-
mité niet duidelijk zijn, is het meestal het beste om hun oordeel
te respecteren. Aan de andere kant moet het oorspronkelijke co-
mité de aanbeveling van het plaatselijke herstelcomité serieus
overwegen. Er is misschien al voldoende tijd verstreken en het kan
zijn dat de persoon drastische veranderingen heeft aangebracht.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 19


HERSTEL IN DE GEMEENTE

Het oorspronkelijke comité moet in gedachte houden dat de ou-


derlingen die de aanbeveling doen met de persoon hebben ge-
sproken en de gelegenheid hebben gehad om zijn gedrag te ob-
serveren. Als het oorspronkelijke comité besluit om de persoon te
herstellen, dan informeert dit comité de Dienstafdeling en wordt
het herstel in beide gemeenten bekendgemaakt. (Zie 19:10, 12.)
Het comité van de gemeente die hij bezoekt zal erop toezien dat
de restricties geleidelijk worden opgeheven.
15. Als de twee gemeenten redelijk dicht bij elkaar in de buurt liggen,
moet het oorspronkelijke comité na het ontvangen van een posi-
tieve aanbeveling van het plaatselijke herstelcomité direct rege-
len dat ze met hem samenkomen.
16. AIs het oorspronkelijke comité het niet met de aanbeveling tot
herstel eens is, dan moeten ze de redenen daarvoor duidelijk aan
het plaatselijke herstelcomité uitleggen.

HOOFDSTUK 19 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 20

Vergaderingen

Alinea
Openbare sprekers .................................................................................................. 1-5
Vereisten .......................................................................................................................... 1
Toewijzingen ............................................................................................................. 2-3
Symposiums ................................................................................................................. 4
Gastvrijheid en reiskosten ................................................................................. 5
Avondmaal en speciale lezing .................................................................... 6-12
Een spreker kiezen voor het Avondmaal ............................................... 6
Broeders uitkiezen voor de
gebeden tijdens het Avondmaal .............................................................. 7
Aanvangstijd van het Avondmaal ............................................................... 8
Vergaderingen in de week van het Avondmaal ............................... 9
Opnamen op JW Stream ................................................................................. 10
Inactieven ..................................................................................................................... 11
Voorzitter en mededelingen .......................................................................... 12
Mededelingen .................................................................................................................. 13
Plaatselijke behoeften ..................................................................................... 14-15
Kringvergaderingen ................................................................................................... 16
Congressen ....................................................................................................................... 17
Wachttoren-studie ...................................................................................................... 18
Gemeentebijbelstudie .............................................................................................. 19
Visuele hulpmiddelen .............................................................................................. 20
Liederen en video’s ............................................................................................ 21-23
Systemen voor het uitzenden van vergaderingen ........................ 24
JW Stream ................................................................................................................ 25-27
Gebarentaal ............................................................................................................. 28-36

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 20


VERGADERINGEN

Zitgedeelte .......................................................................................................... 28-29


Effectief tolken ................................................................................................. 30-31
Uiterlijke verzorging ..................................................................................... 32-34
Liederen ......................................................................................................................... 35
Audio ............................................................................................................................... 36
Ordeverstoorders ................................................................................................ 37-38
Vervoer voor uitgesloten of teruggetrokken personen ........... 39

OPENBARE SPREKERS
1. Vereisten: Het is heel belangrijk dat alleen bekwame ouderlingen
en dienaren die zijn goedgekeurd door het lichaam van ouderlin-
gen openbare lezingen houden. Een bekwame openbare spreker
geeft doeltreffend onderwijs aan de hand van de Bijbel, maakt de
praktische waarde duidelijk en bereikt het hart van zijn publiek
(Neh. 8:8; Luk. 24:32). Het lichaam van ouderlingen kan beslui-
ten dat een ouderling die aandelen op de doordeweekse verga-
dering behartigt, niet in aanmerking komt voor het houden van
openbare lezingen. In sommige gevallen wordt een minder bekwa-
me ouderling misschien wel goedgekeurd voor het houden van
openbare lezingen in zijn eigen gemeente maar niet om als gast-
spreker te dienen. In dat geval moet hij persoonlijke uitnodigin-
gen voor het houden van een lezing in een andere gemeente ne-
derig afslaan. Het lichaam van ouderlingen moet evenwichtig zijn
en van een goed oordeel blijk geven wanneer zij gebedsvol de
bekwaamheden van elke broeder beschouwen. Alle ouderlingen,
ook degenen die op dit moment niet in aanmerking komen voor
bepaalde onderwijsvoorrechten, moeten het initiatief nemen om
de toegevoegd raadgever voor suggesties te benaderen en goed
gebruikmaken van het Bedieningsschool-boek, de Onderwijzen-
brochure en Geheugensteuntjes voor degenen die openbare le-
zingen houden (S-141) om hun onderwijsbekwaamheid te verbe-
teren (1 Tim. 4:15, 16).

HOOFDSTUK 20 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VERGADERINGEN

2. Toewijzingen: Gastsprekers moeten bij voorkeur ouderlingen zijn,


maar bekwame dienaren mogen ook ingezet worden. (Zie 1:2.9.)
Doorgaans moeten verzoeken om sprekers lopen via de broeder
die de openbare lezingen coördineert. (Zie 1:2.7; 3:3.18.) Andere
gemeenten moeten een lijst krijgen van goedgekeurde sprekers
en de lezingen die ze voorbereid hebben. (Het gebruik van zo’n
lijst moet in overeenstemming zijn met geldende wetten voor ge-
gevensbescherming.) Ze kunnen een keuze maken uit de spre-
kers en lezingen op die lijst. Omdat het aantal goedgekeurde spre-
kers per gemeente verschilt, is het niet altijd nodig dat er een
gelijk aantal sprekers wordt uitgewisseld.
3. Soms kan het lichaam van ouderlingen van mening zijn dat een
plaatselijke spreker met het oog op de behoeften van de gemeente
een lezing over een bepaald onderwerp toegewezen moet krijgen.
Anders kan het aan de sprekers overgelaten worden welke schema’s
ze willen uitwerken. (Zie Titels van openbare lezingen [S-99] en Ti-
tels van openbare lezingen — gerangschikt op onderwerp [S-99a].)
Het is het beste als sprekers niet vaker dan eens per maand voor
een lezing in een andere gemeente worden toegewezen.
4. Symposiums: Het lichaam van ouderlingen bepaalt of het nuttig
zou zijn om een onervaren openbare spreker alleen de eerste
15 minuten van een lezing te laten houden. Een meer ervaren
spreker zal dan de rest van de lezing houden.
5. Gastvrijheid en reiskosten: Het lichaam van ouderlingen neemt
het initiatief om gastvrijheid te betonen aan gastsprekers door te
vragen of ze hun reiskosten mogen vergoeden en door hun een
maaltijd aan te bieden (Rom. 12:13). Omdat de omstandigheden
erg uiteenlopen, mag het lichaam van ouderlingen zelf beslissen
hoe ze dit plaatselijk doen. Om de reiskosten van gastsprekers te
dekken mag het geld van de gemeente worden gebruikt. (Zie In-
structies voor de gemeenteboekhouding [S-27].) Het geld van de
gemeente mag niet gebruikt worden om onkosten te vergoeden
voor andere vormen van gastvrijheid, zoals ontspanning of maal-
tijden.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 20


VERGADERINGEN

AVONDMAAL EN SPECIALE LEZING


6. Een spreker kiezen voor het Avondmaal: Het lichaam van ou-
derlingen moet zorgvuldig een spreker uitkiezen die het materiaal
zo kan presenteren dat het duidelijk en begrijpelijk is voor alle
aanwezigen, ook voor personen die misschien voor de eerste keer
aanwezig zijn. De ouderlingen mogen deze lezing niet automa-
tisch bij toerbeurt uitspreken. Als er een bekwame gezalfde ou-
derling is die niet wordt beperkt door leeftijd, gezondheid of an-
dere factoren, moet hij in overweging worden genomen. Maar het
is niet nodig hem elk jaar te kiezen. Zo kunnen de toehoorders
profiteren van het goede onderwijs van andere bekwame broe-
ders. De kwaliteit van de lezing moet bij het uitkiezen van een
spreker de voornaamste zorg van de ouderlingen zijn.
7. Broeders uitkiezen voor de gebeden tijdens het Avondmaal: Het
lichaam van ouderlingen moet bekwame broeders uitkiezen om
korte maar zinvolle gebeden over de symbolen uit te spreken. De-
genen die de gemeente voorgaan in gebed moeten gedoopte chris-
tenen zijn die geestelijk volwassen zijn, bekendstaan als een goed
voorbeeld en het respect van de gemeente genieten. Als een be-
kwame gezalfde broeder niet beperkt wordt door leeftijd, gezond-
heid of andere factoren, moet hij in overweging worden genomen
voor dit voorrecht. Maar het lichaam van ouderlingen kan rede-
nen hebben om andere bekwame broeders uit te kiezen voor de
gebeden. Als een gezalfde broeder de lezing houdt, is het niet no-
dig dat hij de gebeden over het brood en de wijn uitspreekt, maar
er kan hem wel gevraagd worden het slotgebed uit te spreken.
8. Aanvangstijd van het Avondmaal: Het lichaam van ouderlingen
bepaalt hoe laat de avondmaalslezing begint. Als meer dan één
gemeente gebruikmaakt van dezelfde locatie, moeten de lichamen
van ouderlingen gezamenlijk de aanvangstijd bepalen. Hoewel de
avondmaalslezing voor zonsondergang mag beginnen, mogen de
symbolen pas na zonsondergang doorgegeven worden. Als er op
dezelfde locatie meer dan één avondmaalslezing wordt gehouden,
moet er zo mogelijk minimaal 40 minuten tussen de program-

HOOFDSTUK 20 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VERGADERINGEN

ma’s gepland worden voor het binnenkomen en vertrekken van


de aanwezigen. Houd in gedachte dat het totale programma, met
inbegrip van de liederen, de gebeden, het rondgaan van de sym-
bolen en de opmerkingen van de voorzitter, ongeveer een uur
mag duren.
9. Vergaderingen in de week van het Avondmaal: Als het Avond-
maal op een doordeweekse dag valt, zal er geen doordeweekse
vergadering worden gehouden. Valt het Avondmaal in het week-
end, dan wordt er geen weekendvergadering gehouden.
10. Opnamen op JW Stream: Ongeveer een maand voor het Avond-
maal zal een eerder opgenomen avondmaalslezing op JW Stream
geplaatst worden die door gemeenten, groepen en pregroepen
met heel weinig bekwame sprekers gebruikt kan worden. Het on-
derdeel van het schema getiteld ‘De avondmaalsviering vandaag’
zal uit de opname weggelaten worden. De plaatselijke voorzitter
of een andere broeder zal dit gedeelte van de lezing moeten be-
hartigen. Tijdens dit gedeelte wordt 1 Korinthiërs 11:23-25 gele-
zen, worden de gebeden uitgesproken en worden de symbolen
doorgegeven. Daarna bekijken de aanwezigen het slotgedeelte
van de opname. Ongeveer een maand voor de speciale lezing zal
er ook een eerder opgenomen speciale lezing op JW Stream ge-
plaatst worden. Er moeten zo mogelijk sprekers worden toegewe-
zen die kunnen invallen als er technische problemen zijn met de
opname van het Avondmaal of van de speciale lezing.
11. Inactieven: Voor instructies over het helpen van inactieven tij-
dens de periode van het Avondmaal, zie 25:15.
12. Voorzitter en mededelingen: Zie Voorzitter speciale lezing
(S-125) en Voorzitter Avondmaal (S-126).

MEDEDELINGEN
13. De coördinator van het lichaam van ouderlingen moet alle me-
dedelingen die aan de gemeente worden gedaan bekijken en

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 20


VERGADERINGEN

goedkeuren. (Zie Richtlijnen voor de leven-en-dienenvergadering


[S-38].)

PLAATSELIJKE BEHOEFTEN
14. Het lichaam van ouderlingen bepaalt welke onderwerpen tijdens
de plaatselijke behoeften besproken worden, welke ouderlingen
dat zullen doen en wanneer. Er kunnen terreinen besproken wor-
den waarop de gemeente als geheel aanmoediging, complimen-
ten of raad nodig heeft (Spr. 27:23). Tijdens zo’n aandeel moet
goede, liefdevolle Bijbelse raad worden gegeven. (Zie 20:16-17.)
15. Het lichaam van ouderlingen mag geen lid van een ziekenhuis-
contactcomité of medisch deskundige uitnodigen om het aandeel
plaatselijke behoeften te presenteren of eraan deel te nemen, bij-
voorbeeld over het invullen van de Wilsverklaring of aanverwan-
te kwesties. Ze mogen zulke personen ook niet uitnodigen om
hiervoor een speciale lezing of presentatie te geven in een Ko-
ninkrijkszaal of op een andere locatie.

KRINGVERGADERINGEN
16. De ouderlingen moeten de gemeente twee tot drie maanden van
tevoren aan de eerstvolgende kringvergadering herinneren. De
voorzitter van de leven-en-dienenvergadering moet in de week
vóór de kringvergadering het programma op het scherm laten
zien en kort de aandacht vestigen op het thema en de belang-
rijkste lezingen. Moedig de hele gemeente ertoe aan het pro-
gramma van jw.org te downloaden en het juiste exemplaar van
De Wachttoren mee te nemen. Ook moet iedereen aangemoedigd
worden om op tijd te komen en al te zitten als de muzikale inlei-
ding begint. De ouderlingen kunnen bepalen dat er een of twee
maanden na de kringvergadering tijdens de plaatselijke behoef-
ten teruggekeken wordt op het programma, waarbij met de aan-
wezigen punten worden besproken die betrekking hebben op de
dienst.

HOOFDSTUK 20 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VERGADERINGEN

CONGRESSEN
17. De ouderlingen moeten de gemeente twee tot drie maanden van
tevoren aan het komende congres herinneren. Voordat de ge-
meente begint met de uitnodigingsactie, moet tijdens de plaat-
selijke behoeften de video Praktische informatie congres worden
getoond. Daarna moeten de plaatselijke regelingen voor de uit-
nodigingsactie worden besproken, die drie weken voor het con-
gres zal beginnen. Toon het programma op het scherm en be-
nadruk het thema en de belangrijkste lezingen. Moedig de hele
gemeente ertoe aan het programma van jw.org te downloaden
en het juiste exemplaar van De Wachttoren mee te nemen. Een
of twee maanden na het congres moet tijdens de plaatselijke be-
hoeften de video met congresfragmenten worden bekeken die op
jw.org beschikbaar zal zijn voor ouderlingen. Tijdens dat aandeel
worden met de aanwezigen hoogtepunten van het congres be-
sproken, vooral punten die betrekking hebben op de dienst.

WACHTTOREN-STUDIE
18. Zie hoofdstuk 6.

GEMEENTEBIJBELSTUDIE
19. De richtlijnen in hoofdstuk 6 over het leiden van de Wachttoren-
studie zijn ook van toepassing op het leiden van de gemeente-
bijbelstudie. (Zie ook Richtlijnen voor de leven-en-dienenverga-
dering [S-38].)

VISUELE HULPMIDDELEN
20. Sprekers mogen tijdens gemeentevergaderingen geen bewegend
beeldmateriaal op schermen vertonen, tenzij de organisatie dit
aangeeft. (Een uitzondering hierop zijn sprekers op gebarentaalver-
gaderingen. Vanwege de speciale behoeften van dove aanwezigen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 20


VERGADERINGEN

mogen sprekers video’s van Bijbelteksten en, als dit passend is,
andere video’s van onze organisatie als hulpmiddel bij het onder-
wijs inzetten.) Sprekers mogen tijdens hun aandelen wel stilstaan-
de beelden gebruiken, zoals foto’s of andere afbeeldingen, maar
ze mogen zulk materiaal niet bij het bijkantoor aanvragen. Afbeel-
dingen mogen niet alleen maar worden getoond om het onderwijs
visueel aantrekkelijker te maken. Als een spreker afbeeldingen laat
zien, moet hij ernaar verwijzen en ze gebruiken om te onderwij-
zen (th les 9). Hoewel het niet gepast is om elke Bijbeltekst die
gebruikt wordt op het scherm te tonen, mogen sprekers dit wel af
en toe doen.

LIEDEREN EN VIDEO’S
21. Het wordt aanbevolen videobestanden via JW Library te down-
loaden en af te spelen, in plaats van deze af te spelen op jw.org.
(Zie Media afspelen met JW Library [S-144].) Het lichaam van
ouderlingen moet een broeder de toewijzing geven om elke week
de video’s die op de vergadering bekeken zullen worden te down-
loaden.
22. Voor en na de vergaderingen moet Koninkrijksmuziek uit de ca-
tegorie Zing met vreugde — Vergaderingen worden afgespeeld.
Zulke muziek moet niet zo luid afgespeeld worden dat het ten
koste gaat van opbouwende omgang en geestelijke gesprekken.
Tijdens het zingen moet de muziek niet zo zacht worden afge-
speeld dat sommigen het moeilijk vinden om vanuit het hart te
zingen, maar ook niet zo hard dat je niemand meer hoort zingen.
23. Voor richtlijnen over het zingen van liederen in anderstalige groe-
pen, zie 24:17.

SYSTEMEN VOOR HET UITZENDEN VAN


VERGADERINGEN
24. Gemeenten mogen gebruikmaken van systemen voor het uitzen-

HOOFDSTUK 20 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VERGADERINGEN

den van vergaderingen voor verkondigers en geïnteresseerden die


in afgelegen gebieden wonen, aan huis gebonden zijn of vanwe-
ge andere redenen de vergaderingen van de plaatselijke gemeen-
te niet kunnen bijwonen. (De ouderlingen moeten met onderschei-
dingsvermogen bepalen of een uitgeslotene of iemand die zich
heeft teruggetrokken gebruik mag maken van deze voorziening.)
Het lichaam van ouderlingen beslist welke techniek de gemeente
zal gebruiken, bijvoorbeeld een telefoonverbinding of audio- of
videostreaming. Er mag geen dienst gebruikt worden waarbij au-
dio- of videobestanden worden opgeslagen, waarbij gebruikers
worden geconfronteerd met advertenties of waarbij de gelegen-
heid wordt geboden om reacties te plaatsen. Als meerdere ge-
meenten op dezelfde locatie het systeem zullen gebruiken, moet
de beslissing gezamenlijk door de lichamen van ouderlingen wor-
den genomen. De regeling moet voldoen aan de volgende punten:
(1) Vergaderingen moeten live worden uitgezonden in
plaats van ze op te nemen en ze later te distribueren.
(Zie 20:26.) Maar individuele verkondigers mogen een
vergadering wel opnemen voor persoonlijk gebruik als
er geen juridische bezwaren zijn en als de opnameap-
paratuur niet is aangesloten op het audio- of
videosysteem van de vergaderlocatie. Vergaderingen
mogen niet lukraak beschikbaar worden gesteld.
(2) De gebruikte systemen mogen de kwaliteit van de
vergadering niet negatief beïnvloeden. Bij sommige sys-
temen is communicatie in twee richtingen mogelijk,
waardoor degenen die verbonden zijn commentaar kun-
nen geven. Degenen die verbonden zijn, moeten ervoor
zorgen dat andere luisteraars geen privégesprekken of
geluiden van andere activiteiten kunnen horen.
(3) Met uitzondering van uitzendingen in gebarentaal,
mogen bij videostreaming alleen het podium en goed-
gekeurde media worden getoond. (Zie 20:20.) Van

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 20


VERGADERINGEN

aanwezigen die commentaar geven mag alleen de stem


worden uitgezonden.
(4) Zaalwachters moeten degenen die live met de
vergadering verbonden zijn als aanwezigen meetellen.

JW STREAM
25. Als er in een gemeente heel weinig broeders zijn die aandelen
kunnen behartigen, mag de kringopziener om toestemming wor-
den gevraagd om (delen van) opgenomen vergaderingen te bekij-
ken van JW Stream. (Zie Toegang tot programma’s op JW Stream
voor ouderlingen en dienaren [S-142].) De richtlijnen in 24:13-14
kunnen in deze situaties ook worden toegepast.
26. Als een gemeente de vergaderingen niet live kan uitzenden, mo-
gen de ouderlingen verkondigers en geïnteresseerden toegang
geven tot opnamen op JW Stream. De ouderlingen moeten met
onderscheidingsvermogen bepalen of een uitgeslotene of iemand
die zich heeft teruggetrokken toegang mag krijgen tot zulke op-
namen. (Zie Toegang tot programma’s op JW Stream via een uit-
nodiging per e-mail [S-143].) Deze voorziening is bedoeld voor
oudere of zieke verkondigers of verkondigers die vanwege ande-
re redenen de vergaderingen niet kunnen bijwonen. Het zou ook
kunnen dat een verkondiger of geïnteresseerde de taal van de
plaatselijke gemeente niet verstaat. Hij zou dan toegang kunnen
krijgen tot opnamen van vergaderingen in zijn moedertaal terwijl
hij de vergaderingen van de plaatselijke gemeente blijft bezoe-
ken (od hfst. 9 ˚41).
27. Veel verkondigers en geïnteresseerden worden door hun omstan-
digheden beperkt in het bezoeken van een kringvergadering of
een congres. In andere gevallen willen verkondigers of geïnteres-
seerden misschien een kringvergadering of congres in hun moe-
dertaal bijwonen maar hebben ze niet de mogelijkheden daartoe.
Voor dit soort situaties zijn er video-opnamen van de lopende
kringvergaderingen en congressen in verschillende talen beschik-

HOOFDSTUK 20 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VERGADERINGEN

baar op JW Stream. Als iemand toegang krijgt tot een opname


op JW Stream, moet hem verteld worden dat hij die met niemand
anders mag delen. Ook mag het programma pas bekeken wor-
den als de gemeente het betreffende programma bijwoont. De
ouderlingen moeten met onderscheidingsvermogen bepalen of
een uitgeslotene of iemand die zich heeft teruggetrokken toegang
mag krijgen tot zulke opnamen. (Voor instructies over het gebruik
van JW Stream in verschillende talen, zie 24:24.)

GEBARENTAAL
28. Zitgedeelte: Als het nodig is om de gemeentevergaderingen in
gebarentaal te tolken, moeten alle dove aanwezigen in een ge-
deelte van de zaal zitten waar ze de tolk en het hoofdpodium te-
gelijkertijd kunnen zien zonder visuele afleidingen. Dat is meest-
al vooraan in de Koninkrijkszaal, misschien aan een zijkant (w09
15/11 30-32). Degenen die afhankelijk zijn van gebarentaal en ook
hun gezinnen moeten voorrang krijgen om in dat gedeelte te zit-
ten.
29. Als er aanwezigen zijn die doof en blind zijn, mogen er doofblin-
dentolken (die gebruikmaken van vierhandengebaren) worden in-
gezet. Deze tolken moeten ergens zitten waar ze de gebarentaal-
spreker of gebarentaaltolk goed kunnen zien zonder dat hun zicht
belemmerd wordt. Vaak zijn dove broeders en zusters goed in
staat om als doofblindentolk te dienen.
30. Effectief tolken: In veel landen worden gebaren op twee manie-
ren gebruikt. In het ene geval wordt de gesproken taal onder-
steund met gebaren. De andere vorm staat bekend als gebaren-
taal. Deze vorm wordt het meest door de doven in hun dagelijkse
gesprekken gebruikt. Deze taal functioneert onafhankelijk van de
gesproken taal en heeft een eigen grammatica. Om verschil in
betekenis duidelijk te maken wordt er over het algemeen meer
nadruk gelegd op het gebruik van ruimte, gezichtsuitdrukkingen
en de oriëntatie bij het maken van gebaren. Hoewel de voorkeur

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 20


VERGADERINGEN

per dove verschilt, communiceren de meeste doven in gebaren-


taal en begrijpen ze dat het beste. Kies dus als dat mogelijk is
de tolken uit die het beste in gebarentaal kunnen tolken.
31. Iemand die als tolk gebruikt wordt, moet begrijpen wat het be-
tekent om goed te tolken. Het betekent niet gewoon een woord
weergeven met een gebaar en daarbij de woordvolgorde van de
gesproken taal aanhouden. Om te kunnen tolken moet iemand
de gedachte kunnen vatten. Een tolk moet zich daarvoor concen-
treren op wat er vanaf het podium wordt gezegd en proberen de
gedachte duidelijk, nauwkeurig en volledig weer te geven, met de-
zelfde snelheid als de spreker. Meestal worden de gedachten van
de spreker met een woordelijke vertolking niet goed weergege-
ven. Daarom is jarenlange ervaring niet de enige belangrijke fac-
tor; iemand moet ook het hele tolkproces onder de knie hebben.
32. Uiterlijke verzorging: Tolken moeten er voorbeeldig uitzien. Voor
hen geldt dezelfde maatstaf als voor deelnemers aan het pro-
gramma op het hoofdpodium. Ze mogen geen afleidende siera-
den, horloges of kleding dragen en geen lange, felgekleurde na-
gels hebben. Omdat kleding met een druk patroon afleidend kan
zijn, moeten tolken effen kleding dragen die contrasteert met hun
huidskleur. Ze mogen ook geen strakke kleding dragen.
33. In sommige gevallen is het niet nodig dat een zuster een hoofd-
bedekking draagt omdat alle aanwezigen zullen begrijpen dat ze
de vergadering niet echt leidt. Dat geldt bijvoorbeeld voor het tol-
ken van commentaren uit het publiek, aandelen door zusters of
demonstraties. Maar als een bekwame zuster moet worden ge-
bruikt om een lezing door een broeder, een gebed of een lied te
tolken, moet ze een bescheiden en geschikte hoofdbedekking dra-
gen als teken van onderworpenheid aan de theocratische rege-
ling in de christelijke gemeente (1 Tim. 2:11, 12; w09 15/11 12-
13).
34. Er kan hierop een uitzondering worden gemaakt als een zuster
met vierhandengebaren tolkt voor een doofblinde. Ze zit dan in

HOOFDSTUK 20 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VERGADERINGEN

het publiek en tolkt in de hand van maar één persoon. Omdat ze,
in tegenstelling tot een tolk voor personen die alleen doof zijn,
niet op een opvallende plek tolkt, hoeft ze in dit geval geen hoofd-
bedekking te dragen.
35. Liederen: Als er een lied op het programma staat dat niet in de
betreffende gebarentaal beschikbaar is, moet er zorgvuldig een
ander lied worden uitgekozen met eenzelfde soort thema of ge-
voelswaarde. Let wel op de lengte van het alternatieve lied, zo-
dat het programma niet te veel vertraging oploopt. Als er in de
betreffende gebarentaal geen liederen beschikbaar zijn, moet het
gekozen lied getolkt worden, bij voorkeur door een broeder. De
groep zal zo het lied kunnen gebaren.
36. Audio: Op gebarentaalvergaderingen van groepen en gemeenten,
en op kringvergaderingen en congressen in gebarentaal, moet
het geluid van gebarentaalvideo’s hoorbaar zijn. Dit zal ervoor
zorgen dat horende familieleden van dove verkondigers die aan-
wezig zijn er ook geestelijk voordeel van zullen hebben.

ORDEVERSTOORDERS
37. Het is het best om kleine ordeverstoringen tijdens de vergaderin-
gen te negeren. Maar als de ordeverstoorder aanhoudt en ande-
ren afleidt, moet hem worden gevraagd te vertrekken. Als de or-
deverstoorder weigert te vertrekken, moet hem verteld worden
dat als hij niet vertrekt en ermee doorgaat anderen af te leiden
de politie zal worden gebeld. Als hij niet meewerkt, moet de po-
litie worden gebeld. Vertel de politie bij aankomst dat deze per-
soon de orde verstoort en dat hij niet langer welkom is op het
terrein van de vergaderlocatie. Als het gezien de omstandighe-
den verstandig en nodig lijkt, mag er ook tegen de politie wor-
den gezegd dat we bereid zijn aangifte te doen.
38. Ouderlingen zullen een ordeverstoorder doorgaans niet met fy-
sieke kracht uit de Koninkrijkszaal proberen te verwijderen. Als

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 20


VERGADERINGEN

iemand vanaf het begin al gewelddadig is, kan de politie onmid-


dellijk en zonder waarschuwing gebeld worden. Als een christen
aangevallen wordt, heeft hij het recht om zichzelf tegen letsel te
verdedigen, en de ouderlingen moeten doen wat ze redelijkerwijs
kunnen om hem te beschermen. Als hij aan de aanvaller kan ont-
snappen, dan zou dat natuurlijk beter zijn. Mocht degene die aan-
gevallen wordt niet kunnen ontsnappen aan de aanvaller, dan
mag een christen proberen zulke aanvallen af te weren en zelfs
uit zelfverdediging terugslaan als dat noodzakelijk is. Natuurlijk
dient deze vorm van zelfverdediging alleen om zichzelf en an-
deren tegen de aanvaller te beschermen totdat de politie er is
(g 6/08 11; g87 22/11 28).

VERVOER VOOR UITGESLOTEN


OF TERUGGETROKKEN PERSONEN
39. Van uitgesloten of teruggetrokken personen wordt doorgaans ver-
wacht dat ze zelf zorgen voor vervoer van en naar de gemeen-
tevergaderingen. Maar het kan voorkomen dat iemand die echt
moeite doet om weer in een goede positie bij Jehovah te ko-
men, vanwege zijn omstandigheden geen vervoer heeft. Misschien
heeft hij geen auto en kunnen familieleden of anderen hem niet
helpen. Misschien is er geen openbaar vervoer in zijn omgeving
of kan hij het zich niet veroorloven. Wellicht is het niet raad-
zaam om te gaan lopen vanwege de afstand, zijn veiligheid of
het slechte weer. Als er een dringende noodzaak bestaat, kun-
nen de ouderlingen bepalen of er hulp geboden kan worden. Die
hulp zou bezien worden als een soort openbaar vervoer; er mag
geen vriendschappelijke omgang met de uitgesloten of terugge-
trokken persoon zijn door bijvoorbeeld gesprekken met hem te
voeren (2 Joh. 10, 11). De ouderlingen moeten in de gaten hou-
den dat zulke regelingen niet misbruikt worden.

HOOFDSTUK 20 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 21

Koninkrijkszalen

Alinea
Contactgemeente ...................................................................................................... 2-3
Gehuurde ruimten ......................................................................................................... 4
Schoonmaak .................................................................................................................. 5-7
Schoonmaakcoördinator ..................................................................................... 7
Onderhoud en reparaties ................................................................................ 8-14
Onderhoudscoördinator .................................................................................... 14
Beheercomité van de Koninkrijkszaal ................................................ 15-20
Procedures met betrekking tot uitgaven ............................................... 21
Renovaties verbeteringen,
nieuwe installaties en nieuwbouw ....................................................... 22-24
Inspecties ........................................................................................................................... 25
Beveiliging ......................................................................................................................... 26
Veiligheid .................................................................................................................... 27-29
Incidenten .................................................................................................................. 30-32
Vergadertijden ............................................................................................................... 33
Mededelingenbord ...................................................................................................... 34
Antwoordapparaat ..................................................................................................... 35
Internet ................................................................................................................................ 36
Videoapparatuur .................................................................................................. 37-38
Bibliotheek ............................................................................................................... 39-40
Maandprogramma’s op JW Broadcasting .............................................. 41
Onroerend goed van de gemeente ............................................................. 42
Inwijding van Koninkrijkszalen ........................................................................ 43

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

1. Het bijkantoor is verantwoordelijk voor de goedkeuring van en het


opzicht over de bouw van nieuwe Koninkrijkszalen en ziet erop toe
dat bestaande Koninkrijkszalen goed onderhouden en zo goed
mogelijk benut worden. De instructies voor dergelijke zaken wor-
den via de Plaatselijke Bouwafdeling (PBA) aan gemeenten gege-
ven. Er kunnen vertegenwoordigers van de PBA worden ingezet
om bestaande en potentiële vergaderplaatsen te inspecteren en
er informatie over te verzamelen. De plaatselijke ouderlingen ne-
men de leiding in het schoonmaken, onderhouden en beveiligen
van de Koninkrijkszaal. Door dat werk te coördineren en er per-
soonlijk bij betrokken te zijn, zijn ze een goed voorbeeld voor de
hele gemeente.

CONTACTGEMEENTE
2. Elke Koninkrijkszaal is voor aanbidding aan Jehovah opgedragen.
Er kunnen door het bijkantoor wel drie of vier gemeenten aan een
gehoorzaal van een Koninkrijkszaal toegewezen worden zodat de
zaal zo goed mogelijk benut wordt en de kosten tot een minimum
beperkt blijven.

3. Het bijkantoor zal doorgaans met maar één van de gemeenten


die de Koninkrijkszaal gebruiken corresponderen over wettelijke
regelingen, onroerend goed en zaken die daarmee verband hou-
den. Gewoonlijk is dit de gemeente die de documenten in bewa-
ring heeft die te maken hebben met de Koninkrijkszaal en het ter-
rein waarop die staat. Dit wordt alleen vanuit praktisch oogpunt
zo gedaan; het geeft die gemeente geen recht eenzijdig beslissin-
gen te nemen over het gebruik en het onderhoud van de Konink-
rijkszaal. Op welke naam de eigendomsakte ook staat, geen en-
kele gemeente moet concluderen dat ze de ‘eigenaar’ is van de
Koninkrijkszaal. Het is de verantwoordelijkheid van alle gemeen-
ten die het gebouw gebruiken er zorg voor te dragen en erop toe
te zien dat het wordt gebruikt ten behoeve van de Koninkrijksbe-
langen.

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

GEHUURDE RUIMTEN
4. Als een gemeente voor langere tijd een ruimte moet huren om die
als Koninkrijkszaal te gebruiken, moeten de ouderlingen contact
opnemen met de PBA. Als een gemeente voor eenmalig gebruik
een ruimte moet huren, zoals voor de Gedachtenisviering, moe-
ten de ouderlingen de instructies volgen in het formulier Een ruim-
te huren voor theocratische activiteiten (TO-19).

SCHOONMAAK
5. De Koninkrijkszaal moet naargelang de behoeften en het gebruik
ervan volgens een vast schema worden schoongemaakt. Het sche-
ma ziet er gewoonlijk als volgt uit: licht schoonmaakwerk na elke
vergadering, eenmaal per week een uitgebreidere schoonmaak-
beurt en minstens een keer per jaar een grote schoonmaak. Dit
moet worden gedaan door vrijwilligers uit de gemeenten die in de
Koninkrijkszaal vergaderen. Iedereen kan meehelpen. Dat geldt
ook voor kinderen, als er maar goed toezicht is.
6. Er moet een schoonmaakschema op het mededelingenbord wor-
den gehangen. Sommige gemeenten kiezen ervoor de wekelijkse
schoonmaak onder de velddienstgroepen te laten rouleren. Tijdens
de uitgebreidere schoonmaakbeurt en de grote schoonmaak moe-
ten zowel het interieur als de buitenkant van de gebouwen wor-
den meegenomen en ook opslagruimten, parkeerplaatsen en de
tuin. Als er sneeuw geruimd moet worden of als het nodig is ander
seizoensgebonden onderhoud of schoonmaakwerk te verrichten,
moet dat goed gecoördineerd worden. Er moet prioriteit worden
gegeven aan de veiligheid van iedereen die bij het werk betrokken
is. (Zie 21:27-29.)
7. Schoonmaakcoördinator: Elk lichaam van ouderlingen moet een
ouderling of dienaar aanwijzen als schoonmaakcoördinator voor
de gemeente. Hij hoeft niet al het schoonmaakwerk zelf uit te voe-
ren en hij heeft niet de autoriteit om beslissingen te nemen die

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

door het lichaam van ouderlingen genomen moeten worden. Hij


moet schoonmaakschema’s maken en overleggen met het beheer-
comité om ervoor te zorgen dat er voldoende schoonmaakmidde-
len en eenvoudige instructies aanwezig zijn. Hij moet ervoor zor-
gen dat verkondigers opgeleid zijn om veilig schoon te maken.
Ook moet hij ervoor zorgen dat er voldoende beschermingsmid-
delen beschikbaar zijn en dat deze gebruikt worden. Hij moet ook
in de gaten houden of de Koninkrijkszaal schoon is en waar no-
dig vriendelijk op aandachtspunten wijzen.

ONDERHOUD EN REPARATIES
8. Een programma van preventief onderhoud kan de levensduur van
de Koninkrijkszaal en de uitrusting verlengen. Geregeld onderhoud
laat ook respect voor de heiligheid van het leven zien, omdat te
weinig onderhoud tot onveilige situaties kan leiden die een gevaar
vormen voor degenen die van de Koninkrijkszaal gebruikmaken.
(Zie 21:27-29.) Een vergaderplaats die goed onderhouden is, strekt
Jehovah tot eer. Daarom moet elke gemeente de verantwoorde-
lijkheid voor preventief onderhoud en reparaties serieus nemen.
9. De gemeenten die zijn toegewezen aan een Koninkrijkszaal zijn
verantwoordelijk voor de uitgaven in verband met regulier onder-
houd, reparaties (als deze binnen het streefsaldo van de gemeen-
te of het beheercomité vallen), en de aankoop, reparatie of vervan-
ging van gereedschappen en apparatuur. Wanneer een gemeente
of beheercomité spaart voor een reparatie aan de Koninkrijkszaal,
mag het streefsaldo niet overschreden worden. Als reparatiekos-
ten het streefsaldo zullen overschrijden, dan is goedkeuring door
de PBA noodzakelijk. Als een project wordt goedgekeurd, zal de
PBA instructies geven hoe de werkzaamheden moeten worden uit-
gevoerd en zal het bijkantoor doorgaans zorgen voor de financie-
ring. (Zie Instructies voor de gemeenteboekhouding [S-27] en
Instructies voor de boekhouding van beheercomités van Konink-
rijkszalen [S-42] voor richtlijnen met betrekking tot het streefsal-
do en goedkeuring van uitgaven.) Onderhouds- en reparatiewerk

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

moet worden gedaan door vrijwilligers uit de gemeenten die van


de Koninkrijkszaal gebruikmaken. Als er geen plaatselijke vrijwilli-
gers beschikbaar zijn om het werk te coördineren of veilig uit te
voeren, of als de werkzaamheden een verhoogd risico vormen,
moeten de ouderlingen eerst de PBA om instructies vragen voor-
dat er met de werkzaamheden wordt begonnen. (Zie Veilig samen-
werken — Veiligheidsnormen voor theocratische bouw en onder-
houd [DC-82] en Appendix A.)
10. Als het voor bepaalde werkzaamheden nodig is een aannemer in
te huren en er in verband met de kosten geen goedkeuring van de
PBA nodig is, dan moeten de ouderlingen ervoor zorgen dat ze een
offerte en een ondertekende overeenkomst krijgen. De details van
offertes of prijsopgaven mogen niet gegeven worden aan anderen
die het werk zouden willen uitvoeren. De ouderlingen moeten vast-
stellen of de aannemer de nodige vaardigheden heeft om het werk
te voltooien, of hij verzekerd is en of hij over andere wettelijk nood-
zakelijke papieren beschikt. Dat moet worden gedaan, of de aan-
nemer nu een Getuige is of niet. Het zou goed zijn als de gemeen-
te voordat er met het werk begonnen wordt de aannemer een kopie
van zijn verzekeringspapieren vraagt om de dekking vast te stellen.
Ook moeten ze vragen of de rechtspersoon op wiens naam de Ko-
ninkrijkszaal staat als extra verzekerde op de verzekeringspolis van
de aannemer kan worden genoemd. Als er vragen zijn in verband
met de formulering in een contract of over specifieke plaatselijke
vereisten, neem dan contact op met de riskmanagement-desk van
de Financiële Afdeling op het bijkantoor. In de meeste gevallen is
het raadzaam dat er een betrouwbare, plaatselijke broeder be-
schikbaar is om toezicht te houden op het werk van de aannemer.
11. Het lichaam van ouderlingen moet de regelingen van de PBA, zoals
de opleiding en het programma voor (preventief) onderhoud, en-
thousiast ondersteunen. Dit zal iedereen aanmoedigen zich be-
trokken te voelen bij de zorg voor de Koninkrijkszaal.
12. Als er vochtproblemen worden aangetroffen, moet er direct ac-
tie worden ondernomen. Als er niets aan wordt gedaan, kunnen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

lekkages, condensvorming, binnensijpelend water of overstromin-


gen ernstige schade veroorzaken. Alle lekkages (van leidingen, da-
ken en dergelijke) moeten direct gerepareerd worden door iemand
die vakbekwaam is. Als de betreffende ruimte niet binnen 48 uur
schoon en droog is, kunnen er meer problemen ontstaan. In ge-
bieden met een hoge luchtvochtigheid kan het nodig zijn het kli-
maatbeheersingssysteem elke dag kort aan te zetten, zelfs als de
zaal niet wordt gebruikt. Hierdoor zal de lucht droger worden en
kunnen vocht en schimmel voorkomen worden. Als er in de Ko-
ninkrijkszaal een ernstig vochtprobleem is dat niet afdoende ver-
holpen kan worden, dan moet direct contact worden opgenomen
met de PBA.
13. Als een gemeente een ruimte (of parkeerterrein) moet huren voor
eenmalig gebruik, moeten de ouderlingen bepalen in hoeverre on-
derhouds- en reparatiewerkzaamheden nodig zijn om die veilig en
geschikt te maken voor bijeenkomsten. (Voor instructies over het
huren van een ruimte voor langdurig gebruik, zie 21:4.) Het is het
beste als de eigenaar verantwoordelijk is voor de uitvoering daar-
van. Maar als dat niet mogelijk is, moeten de ouderlingen redelij-
ke afspraken met de eigenaar proberen te maken. Voordat het
werk van start gaat, moeten die schriftelijk worden vastgelegd.
Elke formulering in het contract die aangeeft dat de gemeente of
organisatie voor elk risico aansprakelijk is, moet vermeden wor-
den. Als er twijfels bestaan over de formulering van de afspraken,
neem dan contact op met de riskmanagement-desk van de Finan-
ciële Afdeling.
14. Onderhoudscoördinator: Als de Koninkrijkszaal maar door één
gemeente wordt gebruikt, moet het lichaam van ouderlingen een
ouderling of dienaar als onderhoudscoördinator aanwijzen. (Af-
hankelijk van de omstandigheden kan dat de broeder zijn die ook
de schoonmaakcoördinator is.) Hij moet regelmatig nagaan of het
schema voor preventief onderhoud van de PBA wordt gevolgd.
Daarbij moet ook gecontroleerd worden of onderhoudstaken op
tijd en volgens de gegeven richtlijnen worden uitgevoerd. Naast

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

het coördineren van het onderhoud is hij ook verantwoordelijk voor


het coördineren van noodzakelijke reparaties. Hij hoeft niet al het
werk zelf uit te voeren en hij heeft niet de autoriteit om beslissin-
gen te nemen die door het lichaam van ouderlingen genomen moe-
ten worden. De broeder die uitgekozen wordt, moet goed georga-
niseerd en ijverig zijn en toch onderworpen blijven aan het lichaam
van ouderlingen. Hij moet goed kunnen delegeren en opleiden. Het
lichaam van ouderlingen moet hem de kans geven initiatieven te
nemen voor geregeld onderhoud en reparaties. Hij moet ervoor
zorgen dat er voldoende gereedschap beschikbaar is en hij moet
een lijst bijhouden van uitgevoerd onderhoud. Hij moet er ook voor
zorgen dat de juiste beschermingsmiddelen beschikbaar zijn en
dat verkondigers opgeleid zijn om veilig te werken. (Zie 21:27-29.)

BEHEERCOMITÉ VAN DE KONINKRIJKSZAAL


15. Als de gehoorzaal van de Koninkrijkszaal door meer dan één ge-
meente wordt gebruikt of als er zich meerdere gehoorzalen op het-
zelfde terrein bevinden, dan moet er een beheercomité worden
samengesteld om de schoonmaak en het onderhoud van alle ge-
bouwen op het terrein te organiseren. Hieronder vallen alle gehoor-
zalen, opslagruimten en woningen. Ook de zorg voor een woning
van een speciale volletijddienaar in de buurt zou hieronder kunnen
vallen. (Voor instructies over kringappartementen, zie Instructies
voor de kringboekhouding [S-331].) Elk lichaam van ouderlingen
moet een of twee ouderlingen of bekwame dienaren uitkiezen om
in het beheercomité te dienen. Maar het beheercomité mag uit
hooguit vijf broeders bestaan. Als er meer dan vijf gemeenten van
dezelfde locatie gebruikmaken, dan moeten de lichamen van ou-
derlingen samen vijf broeders uitkiezen om in het beheercomité
te dienen.
16. De lichamen van ouderlingen moeten samen een comitélid uitkie-
zen om als coördinator van het beheercomité te dienen. Dat moet
een ervaren ouderling zijn die goed kan organiseren en beschik-
baar is voor de toewijzing. Hij moet nederig met de andere leden

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

van het comité samenwerken en als het nodig is de lichamen van


ouderlingen om instructies vragen. Doorgaans zal hij met de an-
dere leden van het beheercomité kunnen communiceren zonder
te vergaderen. Maar de coördinator van het beheercomité moet
wel (1) periodieke vergaderingen voor het comité organiseren als
ze dat voor het uitvoeren van hun toewijzing nodig vinden, (2) er-
voor zorgen dat beslissingen die zijn genomen ook goed uitge-
voerd worden en (3) goede communicatie onderhouden met de li-
chamen van ouderlingen. Als de lichamen van ouderlingen het
erover eens zijn dat een gezamenlijke vergadering met alle ouder-
lingen noodzakelijk is om een kwestie op te lossen, zal normaal
gesproken de coördinator van een van de lichamen van ouderlin-
gen als voorzitter van de vergadering optreden.
17. Het beheercomité moet ervoor zorgen dat de juiste beschermings-
middelen beschikbaar zijn en verkondigers opgeleid zijn om veilig
te werken. Als er bij schoonmaak- of onderhoudsprojecten meer-
dere gemeenten betrokken zijn, dan moet het beheercomité een
van de leden als veiligheidscoördinator voor het project aanwij-
zen. (Zie 21:27-29.)
18. Het beheercomité moet zorgen voor het reguliere onderhoud van
en de reparaties aan de Koninkrijkszaal. Ze moeten gepaste ini-
tiatieven nemen maar mogen niet vooruitlopen op de instructies
van de lichamen van ouderlingen of van het bijkantoor.
19. Het is niet de verantwoordelijkheid van het beheercomité te be-
palen wanneer de vergaderingen moeten worden gehouden, of
het gebouw voor een begrafenis, een huwelijksvoltrekking of
een huwelijkslezing mag worden gebruikt, enzovoorts. (Zie 21:33;
27:6.2.)
20. De lichamen van ouderlingen van de gemeenten die gebruikma-
ken van de Koninkrijkszaal moeten hun beslissingen over zaken die
verband houden met de zaal schriftelijk vastleggen. In deze over-
eenkomst moet onder andere staan hoe het gebouw onderhou-
den en gebruikt wordt, wanneer de vergaderingen worden gehou-

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

den, welk schema eventueel wordt gehanteerd voor het rouleren


van de vergadertijden, hoeveel elke gemeente in de operationele
kosten bijdraagt, welk saldo er minimaal op de beheerrekening
moet staan en wat de bestedingslimiet voor buitengewone uitga-
ven is. (Zie Instructies voor de boekhouding van beheercomi-
tés van Koninkrijkszalen [S-42].) Voor het opstellen van de over-
eenkomst kan het formulier Overeenkomst Koninkrijkszaal (S-46)
worden gebruikt. In het archief van elke gemeente moet een
door de dienstcomités ondertekend exemplaar worden bewaard.
De overeenkomst moet als dat nodig is worden bijgewerkt, zo-
dat de actuele beslissingen van de lichamen van ouderlingen erin
staan.

PROCEDURES MET BETREKKING TOT UITGAVEN


21. Zie Instructies voor de gemeenteboekhouding (S-27) en Instruc-
ties voor de boekhouding van beheercomités van Koninkrijksza-
len (S-42) en de trainingsvideo’s voor de gemeenteboekhouding.

RENOVATIES, VERBETERINGEN,
NIEUWE INSTALLATIES EN NIEUWBOUW
22. Goedkeuring van de PBA is noodzakelijk voor alle renovaties (werk-
zaamheden die meer inhouden dan regulier onderhoud en re-
paratie), voor verbeteringen aan bestaande onderdelen en het
aanbrengen van nieuwe onderdelen (of deze onderdelen nu aan-
geschaft of geschonken zijn) en nieuwbouw. Als een project wordt
goedgekeurd, zal de PBA het inplannen en afhankelijk van de om-
vang ervan bepalen wie het zal coördineren. Doorgaans zal het bij-
kantoor het project financieren. Daarom mag een gemeente of be-
heercomité voor renovaties, verbeteringen, nieuwe installaties of
nieuwbouw niet méér sparen dan het streefsaldo, tenzij het bijkan-
toor hiervoor instructies heeft gegeven. (Zie Instructies voor de
gemeenteboekhouding [S-27] en Instructies voor de boekhouding
van beheercomités van Koninkrijkszalen [S-42] voor richtlijnen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

met betrekking tot streefsaldo. Zie hoofdstuk 21:37 en appendix


A voor richtlijnen over het financieren van videoapparatuur.)
23. Het bijkantoor stelt een masterplan op waarin staat aangegeven
waar Koninkrijkszalen nodig zijn en werkt dat steeds bij. Hierin
staat bijvoorbeeld hoeveel nieuwe Koninkrijkszalen nodig zijn, re-
kening houdend met de locaties en groei van de gemeenten. Ook
staat hierin welke bestaande Koninkrijkszalen toe zijn aan een re-
novatie of vervangen moeten worden. Dat masterplan kan aanto-
nen dat bestaande Koninkrijkszalen beter gebruikt kunnen worden
door gemeenten samen te voegen of door meer gemeenten aan
een Koninkrijkszaal toe te wijzen. Dit kan leiden tot een hoger be-
zoekersaantal op en een betere kwaliteit van de vergaderingen,
een betere verdeling van ervaren broeders en minder behoefte aan
nieuwe Koninkrijkszalen.
24. Vragen over de planning van een renovatie of over de bouw van
een Koninkrijkszaal moeten aan de PBA worden gericht. Geen en-
kele gemeente mag zonder goedkeuring van de PBA onroerend
goed of een perceel aankopen of het als gift accepteren, of een
renovatie aan een bestaande Koninkrijkszaal uitvoeren. Het bij-
kantoor verstrekt vereisten en specificaties voor het ontwerp, en
de bouwwerkzaamheden vallen onder het opzicht van bouwteams
of anderen die door het bijkantoor zijn aangesteld. Het bijkantoor
zal, als dat van toepassing is, de verkoop van een Koninkrijkszaal
afhandelen.

INSPECTIES
25. De PBA zal voor elke Koninkrijkszaal om de twee of drie jaar een
inspectie en evaluatie uitvoeren. Niet alle ouderlingen hoeven bij
de inspectie aanwezig te zijn, maar het is van belang dat het be-
heercomité of de onderhoudscoördinator wel aanwezig is. Als er
tijdens de inspectie hulp van andere verkondigers nodig is, dan
zullen de ouderlingen daarover geïnformeerd worden zodra de in-
spectie is ingepland. De inspectie zal een hulp zijn om het preven-

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

tieve onderhoudsprogramma goed na te volgen. Tijdens elke in-


spectie worden de eigendomsdocumenten van de Koninkrijkszaal
gecontroleerd en wordt er gekeken of de nodige vergunningen
voor technische installaties in het gebouw in orde zijn. Als het no-
dig is, zal er hulp geregeld worden. Na de inspectie krijgt elk li-
chaam van ouderlingen een verslag. Er wordt van de ouderlingen
verwacht dat ze de adviezen in het verslag opvolgen en direct de
gevonden aandachtspunten in verband met veiligheid of onder-
houd oppakken.

BEVEILIGING
26. Alle deuren en ramen moeten afgesloten worden voordat het ge-
bouw wordt verlaten. Het zou afhankelijk van de omstandigheden
verstandig kunnen zijn om waardevolle apparatuur in kasten met
sloten of thuis bij broeders op te bergen. In sommige Konink-
rijkszalen in risicogebieden zou een elektronische alarminstallatie
aangebracht kunnen worden. Als zo’n installatie aanwezig is, dan
moet die goed onderhouden worden. Voordat een alarmsysteem
wordt geïnstalleerd, moet het lichaam van ouderlingen contact
opnemen met de PBA om te bepalen of hun Koninkrijkszaal er wel
voor in aanmerking komt. (Zie 21:22.)

VEILIGHEID
27. Elke ouderling moet erop toezien dat er in de zaal of op het terrein
geen situaties bestaan die gevaar kunnen opleveren. Let vooral
op voetpaden, parkeerplaatsen, verlichting bij trappen, op- en af-
stapjes, oneffen oppervlakken, enzovoorts. Matten of vloerbedek-
king bij de ingangen moeten in goede staat worden gehouden en
mogen niet omkrullen of oneffenheden hebben. Voorkom brandge-
vaarlijke situaties. Deze kunnen bijvoorbeeld ontstaan door over-
belaste wandcontactdozen en grote hoeveelheden ontvlambare
materialen. Ook de opslag van gevaarlijke stoffen moet worden
vermeden als dat mogelijk is. Chemicaliën die voor de schoonmaak

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

en het onderhoud worden gebruikt, moeten duidelijk gelabeld en


op een veilige plaats opgeborgen worden zodat kinderen er niet
bij kunnen.
28. Alle ouderlingen moeten goed vertrouwd zijn met het formulier Vei-
lig samenwerken — Veiligheidsnormen voor theocratische bouw
en onderhoud (DC-82). Elke verkondiger in de gemeente die aan-
biedt mee te helpen aan een onderhouds- of bouwproject, of aan
andere werkzaamheden waaraan enig risico verbonden is (zoals
het werken met elektrisch gereedschap of het gebruik van lad-
ders), moet een papieren of elektronisch exemplaar van Veilig sa-
menwerken krijgen.
29. Om veilig te kunnen werken is het essentieel potentiële gevaren te
herkennen en maatregelen te nemen om die te voorkomen. Dege-
nen die het opzicht hebben over Koninkrijkszaalprojecten moeten
elke ingeplande activiteit bekijken, bepalen welke potentiële geva-
ren elke taak met zich meebrengt en aangeven welke veiligheids-
maatregelen gehanteerd kunnen worden. Controleer of er geschik-
te personen zijn uitgekozen, die wat betreft hun gezondheid en
bekwaamheden in staat zijn de werkzaamheden veilig uit te voe-
ren, en zorg ervoor dat ze niet alleen zijn tijdens het werk in de Ko-
ninkrijkszaal. Gebruik de Risicoanalyse project gemeente (DC-85)
en de Handleiding risicoanalyse project gemeente (DC-85i). Deze
formulieren zijn niet bedoeld voor klein onderhoudswerk en nor-
male schoonmaakwerkzaamheden.

INCIDENTEN
30. Als er zich in een Koninkrijkszaal of een gebouw dat gehuurd is
voor een theocratische bijeenkomst een (bijna-)ongeval voordoet,
dan moet een Melding incident (TO-5) worden ingevuld. Raad-
pleeg daarbij de Handleiding melding incident (TO-5i). Het inge-
vulde formulier moet binnen 72 uur na het incident naar de risk-
management-desk van de Financiële Afdeling worden gestuurd.
Bel onmiddellijk de Juridische Afdeling als er sprake is van een

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

catastrofaal incident of als er gedreigd wordt met juridische stap-


pen. Vul in zo’n geval geen Melding incident in.
31. In het geval van schade aan eigendommen kan door snel ingrijpen
vaak meer schade voorkomen worden. Inbraak, diefstal, brand-
stichting en andere gevallen van vandalisme moeten onmiddellijk
bij de plaatselijke autoriteiten worden gemeld. Neem voor verde-
re instructies contact op met de PBA.
32. Neem contact op met de PBA als bijdragen nodig zijn om schade
aan Koninkrijkszalen te dekken die het gevolg is van natuurram-
pen, brand, waterschade, diefstal of vandalisme. Neem contact op
met de riskmanagement-desk van de Financiële Afdeling als bij-
dragen nodig zijn om kosten te dekken voor andere vormen van
schade, zoals letselschade opgelopen in of rond een Koninkrijks-
zaal.

VERGADERTIJDEN
33. Behalve in heel uitzonderlijke gevallen, moet de leven-en-dienen-
vergadering op een doordeweekse dag worden gehouden en mag
die niet worden gecombineerd met de openbare lezing en de
Wachttoren-studie, die in het weekend gehouden moeten worden.
Als de Koninkrijkszaal onvoldoende capaciteit biedt voor het aan-
tal bezoekers tijdens de weekendvergadering en er is een moge-
lijkheid in de Koninkrijkszaal voor een extra vergadertijd, overweeg
dan om twee weekendvergaderingen te houden. De verkondigers
kunnen dan op basis van hun velddienstgroep aan een van de ver-
gaderingen worden toegewezen. Als dat praktisch is, dan kan de-
zelfde spreker de openbare lezing op beide vergaderingen houden
en kunnen andere bekwame ouderlingen worden toegewezen om
de Wachttoren-studie te leiden. Als in een Koninkrijkszaal maar één
gemeente vergadert, moeten de ouderlingen bekijken welke verga-
dertijden voor de meerderheid geschikt zijn. Ze zullen hun aanbe-
velingen met de gemeente bespreken, waarna de gemeente even-
tuele aanpassingen kan voorstellen en tot een definitief besluit

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

kan komen (door een meerderheid van stemmen van de gedoop-


te verkondigers). Als in een zaal meerdere gemeenten vergaderen,
moeten de lichamen van ouderlingen gezamenlijk hun voorkeuren
voor vergadertijden bespreken voordat ze hun aanbevelingen aan
hun respectieve gemeenten voorleggen (1 Kor. 10:24). Sommige
gemeenten vinden het wenselijk de tijden en/of de dagen van de
vergaderingen jaarlijks te rouleren. Als er wordt gerouleerd, dan
moet dat in de eerste week van januari worden gedaan. Geef
veranderingen van vergadertijden aan de Dienstafdeling door via
jw.org of, als dat niet mogelijk is, met het formulier Informatie Ko-
ninkrijkszaal (S-5). Goede communicatie en samenwerking dragen
bij tot wederzijds begrip en tevredenheid, en dat voorkomt het ge-
voel dat één gemeente altijd bevoordeeld wordt. Er is ook goede
samenwerking nodig in verband met het aanpassen van vergader-
tijden tijdens het bezoek van de kringopziener aan een van de ge-
meenten. Er moet een bord met actuele vergadertijden worden op-
gehangen in overeenstemming met plaatselijke voorschriften.

MEDEDELINGENBORD
34. De coördinator van het lichaam van ouderlingen is verantwoorde-
lijk voor het goedkeuren van alle documenten die op het mede-
delingenbord worden geplaatst. Het mededelingenbord mag alleen
gebruikt worden om informatie te delen over gemeenteactivitei-
ten en moet ordelijk zijn. Er mag geen informatie over bruiloften
of sociale activiteiten op het mededelingenbord worden geplaatst.
Als meerdere gemeenten gebruikmaken van dezelfde gehoorzaal,
dan moet elke gemeente zijn eigen mededelingenbord hebben of
een gedeelte daarvan.

ANTWOORDAPPARAAT
35. Er moet een antwoordapparaat of een voicemailbericht worden
gebruikt als dat mogelijk is. In het bericht moeten het adres van
de Koninkrijkszaal, een korte routebeschrijving (als dat nodig is)

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

en de vergadertijden worden genoemd. Dit bericht moet eerst wor-


den goedgekeurd door de dienstcomités die gebruikmaken van de
zaal. In de periode rond het Avondmaal moeten ook de datum,
tijd en plaats daarvan worden vermeld. Verwijs voor verdere infor-
matie naar jw.org. Het bericht moet worden ingesproken in de ta-
len van de gemeenten en groepen die gebruikmaken van de zaal.

INTERNET
36. Als de lichamen van ouderlingen die van de Koninkrijkszaal ge-
bruikmaken vaststellen dat de gemeenten voordeel zouden heb-
ben van een internetaansluiting in de zaal en het voor de gemeen-
ten financieel haalbaar is, moeten de ouderlingen een voorstel
voor zo’n aansluiting in een resolutie aan de verkondigers voor-
leggen. Let daarbij op de volgende richtlijnen:
(1) Toegang tot internet moet met een wachtwoord worden
beveiligd.
(2) Alleen verkondigers met een goede reputatie mogen
toegang krijgen.
(3) Het wachtwoord mag niet aan iedereen bekendgemaakt
worden. Het moet in plaats daarvan persoonlijk aan de
goedgekeurde verkondigers worden gegeven.
(4) Als een verkondiger de internetverbinding in de
Koninkrijkszaal zou gebruiken om ongepaste websites te
bezoeken, dan moet hem de toegang tot internet
worden ontzegd.
(5) Het is verstandig het wachtwoord periodiek te wijzigen.
(6) Als er in de Koninkrijkszaal een computer staat die op
internet is aangesloten, moeten gepaste beveiligings-
maatregelen getroffen worden, zoals opgesomd op
bladzijde 28 van de Ontwaakt! van augustus 2009.
Daarnaast bevatten internetbrowsers verschillende

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

ingebouwde beveiligingsfuncties, zoals pop-upblokke-


ring, privacyinstellingen, de mogelijkheid om websites te
blokkeren en de validatie van certificaten van websites.
De meeste internetproviders bieden ook geavanceerde
beveiligingsmogelijkheden om bijvoorbeeld frauduleuze
websites te blokkeren, phishing te voorkomen en
ouderlijk toezicht te activeren. Hoewel er aan deze
geavanceerde beveiligingsfuncties vaak extra maande-
lijkse kosten vastzitten, wegen de voordelen meestal
ruimschoots op tegen de kosten.

VIDEOAPPARATUUR
37. Het installeren van videoapparatuur in een Koninkrijkszaal valt on-
der de financiële verantwoordelijkheid van de verkondigers die de
vergaderingen in die zaal bijwonen, behalve als het gaat om nieuw-
bouw, grote renovaties of gebarentaalgemeenten. Als de lichamen
van ouderlingen de installatie van videoapparatuur aanbevelen en
vaststellen dat de gemeenten zich dat kunnen veroorloven, moe-
ten ze eerst de PBA om goedkeuring en instructies vragen.
38. Houd de volgende richtlijnen in gedachte wanneer er videoappa-
ratuur wordt geïnstalleerd:
(1) De apparatuur moet zo zijn opgesteld dat er zo min mo-
gelijk tijd verloren gaat bij het starten van een video.
Het zou beter zijn het hoofdscherm aan een zijkant van
het podium te hangen, niet in het midden. Als er twee
schermen boven het podium hangen, dan moeten die
links en rechts van de spreker worden geplaatst. Wat de
opstelling ook is, de spreker moet tijdens het afspelen
van de video bij de katheder kunnen blijven staan.
(2) De digitale jaartekst moet op het scherm worden ge-
toond vóór het openingslied, na het slotgebed en op
momenten dat er tijdens de bijeenkomst niets anders op
het scherm getoond hoeft te worden. Hierdoor hoeft er

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


KONINKRIJKSZALEN

misschien geen bord met de jaartekst te worden opge-


hangen. In Koninkrijkszalen met een scherm in het
midden van het podium, kan het praktischer zijn om een
apart bord voor de jaartekst te blijven gebruiken. Er mo-
gen bij de jaartekst geen afbeeldingen getoond worden,
ook niet als deze uit onze publicaties komen.
(3) Als de Koninkrijkszaal toegang heeft tot internet, zou
het beter zijn bekabeld internet te gebruiken en de com-
puter of de mediaspeler via een kabel met internet te
verbinden. (Zie 20:21.)
(4) De mediaspeler moet bij de geluidsapparatuur geïnstal-
leerd worden. De broeder die de apparatuur bedient, zal
de video starten wanneer de broeder op het podium dat
aangeeft. Doorgaans zal de videoapparatuur niet vanaf
het podium bediend worden.

BIBLIOTHEEK
39. Elke gehoorzaal in een Koninkrijkszaal moet beschikken over een
bibliotheek (od hfst. 7 ˚19). Er moeten publicaties staan in de ta-
len van de gemeenten of groepen die gebruikmaken van de ge-
hoorzaal. De lichamen van ouderlingen moeten bepalen of er voor
gedrukte of digitale publicaties wordt gekozen of voor allebei. Om-
dat niet alle verkondigers en geïnteresseerden gebruikmaken van
een computer of ander elektronisch apparaat, moeten de ouder-
lingen stilstaan bij de behoeften van zulke personen als ze een
keuze maken, vooral als ze overwegen gedrukte publicaties weg
te doen. Als ze voor digitale publicaties kiezen, dan moet er ook
voor een printer gezorgd worden. Er moet minimaal één verant-
woordelijke broeder worden aangesteld om de bibliotheek up-to-
date en in goede staat te houden.
40. Als de lichamen van ouderlingen besluiten om gedrukte publica-
ties uit de bibliotheek te verwijderen, dan moeten ze oppassen dat
er geen materiaal met historische waarde wordt weggedaan. Het

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 2 1


KONINKRIJKSZALEN

bijkantoor wil zulk materiaal misschien toevoegen aan hun biblio-


theek of historisch archief.

MAANDPROGRAMMA’S OP JW BROADCASTING
41. Als de Koninkrijkszaal beschikt over videoapparatuur, kunnen de
lichamen van ouderlingen, als hulp voor verkondigers die geen
toegang tot internet hebben, elke maand een tijdstip vaststellen
om het maandprogramma op JW Broadcasting te bekijken. Als er
meer gemeenten gebruikmaken van de Koninkrijkszaal, kan het
handig zijn als personen uit deze gemeenten samen het program-
ma bekijken. Ze zullen dit doen op een tijdstip dat de Koninkrijks-
zaal normaal gesproken niet in gebruik is. Zo’n programma wordt
niet als een gemeentevergadering beschouwd en hoeft dus niet
met gebed geopend en besloten te worden. Ook uitgesloten of te-
ruggetrokken personen mogen aanwezig zijn als het programma
in de Koninkrijkszaal wordt bekeken. De aanwezigen zullen zich
willen kleden zoals voor een gemeentevergadering.

ONROEREND GOED VAN DE GEMEENTE


42. In landen waar het gemeenten toegestaan is om onroerend goed
te bezitten, mag het alleen aangekocht worden als dat nodig is
voor gemeentevergaderingen. Op aangeven van het bijkantoor
kunnen er uitzonderingen worden gemaakt voor bescheiden wo-
ningen voor kringopzieners, speciale pioniers of anderen in een
vorm van speciale volletijddienst. (Voor instructies over kringap-
partementen, zie Instructies voor de kringboekhouding [S-331].)
Als er vragen zijn over onroerend goed van de gemeente, bijvoor-
beeld over huisvesting, gebruik van onroerend goed door derden
en onroerend goed dat is geschonken, dan moeten de ouderlin-
gen contact opnemen met de PBA.

INWIJDING VAN KONINKRIJKSZALEN


43. Zie Richtlijnen voor de inwijding van Koninkrijkszalen (S-78).

HOOFDSTUK 2 1 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 22

Correspondentie
en gemeentearchief

Alinea
JW.ORG-mail ................................................................................................................. 1-4
Introductiebrieven ................................................................................................... 5-8
Uitgesloten of teruggetrokken personen die verhuizen ............. 9
Gemeentearchief ................................................................................................. 10-27
Vertrouwelijkheid en beveiliging ................................................................. 10
Categorieën ................................................................................................................. 11
Velddienstberichten ....................................................................................... 12-17
Berichten van vergaderingsbezoek ......................................................... 18
Aanstelling en ontheffing van ouderlingen en dienaren ........ 19
Verslag over bezoek van kringopziener
aan gemeente (S-303) ................................................................................. 20
Rechterlijke en andere vertrouwelijke informatie ................. 21-27
Online opslagdiensten ........................................................................................... 28
Aanmeldingsformulieren ............................................................................... 29-31

JW.ORG-MAIL
1. Het zou goed zijn als ouderlingen minstens één keer per week
hun jw.org-mail controleren. Vertrouwelijke informatie mag niet
via andere e-mailproviders worden verzonden. Het gebruik van de
jw.org-mailfunctionaliteit is onderhevig aan de gebruiksvoorwaar-
den die op jw.org staan.

2. Als de ouderlingen in een gemeente iets moeten schrijven aan

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 22


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

een lichaam van ouderlingen in een andere gemeente, dan is het


doorgaans het beste als ze de correspondentie naar het jw.org-
mailadres van de gemeente sturen in plaats van naar een speci-
fieke ouderling. Zodra een gemeente iets ontvangt, moet de coör-
dinator van het lichaam van ouderlingen samen met de secretaris
ervoor zorgen dat het de juiste aandacht krijgt. Ze moeten er ook
voor zorgen dat alle ouderlingen toegang hebben tot correspon-
dentie die gericht is aan het lichaam van ouderlingen.
3. Als het mogelijk is om correspondentie en formulieren elektro-
nisch via jw.org te versturen, dan moet daar gebruik van worden
gemaakt in plaats van dit per post te doen. Correspondentie na-
mens het lichaam van ouderlingen aan het bijkantoor wordt door-
gaans door de secretaris verstuurd. Vertrouwelijke documenten,
zoals het Bericht van uitsluiting of terugtrekking (S-77), zullen
meestal verstuurd worden door een van de ouderlingen die de
kwestie behandeld hebben.
4. Het is niet nodig om correspondentie of formulieren die via jw.org-
mail worden verstuurd te ondertekenen, tenzij dit specifiek wordt
gevraagd. Maar de namen van de broeders die de corresponden-
tie hebben gelezen en goedgekeurd moeten wel vermeld worden.
Als er bijlagen worden meegestuurd, moeten die in een gangbaar
bestandsformaat, zoals Microsoft Word of PDF, worden verstuurd.
Als het om routinezaken gaat, zoals een vraag over een lectuur-
aanvraag, kan de berichttekst worden gebruikt en hoeft er geen
apart document als bijlage te worden toegevoegd.

INTRODUCTIEBRIEVEN
5. Als een verkondiger (actief of inactief) naar een andere gemeen-
te verhuist, moet er meteen een introductiebrief samen met het
Bericht van gemeenteverkondiger (S-21) naar de gemeente wor-
den gestuurd waar de verkondiger naartoe verhuisd is. (Zie In-
structies voor gebruik van jw.org voor gemeenten [S-135] voor de
verhuizing van gegevensbestanden van verkondigers.) Het dienst-

HOOFDSTUK 22 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

comité kan direct alles opsturen zonder een formeel verzoek van
de nieuwe gemeente af te wachten. Als iemand die beschuldigd
is van seksueel kindermisbruik (vastgesteld of niet) naar een an-
dere gemeente verhuist, ook als dit tijdelijk is, zie dan 14:26. Als
een verkondiger regelmatig in een tweede woning verblijft, volg
dan de betreffende instructies in 8:14.
6. Een introductiebrief moet de volgende informatie bevatten:
(1) De datum van de brief.
(2) De volledige naam van de vorige gemeente.
(3) Het postadres of jw.org-mailadres van
de vorige gemeente.
(4) De volledige naam van de nieuwe gemeente.
(5) Het postadres of jw.org-mailadres van de
nieuwe gemeente.
(6) De namen van de drie ouderlingen die de brief
hebben goedgekeurd (meestal het dienstcomité).
(7) De volledige naam van de verkondiger, de namen
van eventuele gezinsleden en alle voorrechten
die de verkondiger en zijn gezinsleden die met hem
meekomen hebben gehad (zoals aandelen op de
doordeweekse vergadering of een aanstelling als
ouderling of dienaar, als hulp- of gewone pionier,
of als vrijwilliger van de Plaatselijke Bouwafdeling,
Bethelconsultant of externe vrijwilliger voor Bethel),
en of de ouderlingen aanbevelen dat ze deze
voorrechten behouden. (Zie 8:12.)
7. Daarnaast moeten ouderlingen zich afvragen: welke infor-
matie zouden wij graag ontvangen als deze persoon naar
onze gemeente zou verhuizen? (Matth. 7:12) Als iemand onder
rechterlijke restricties staat, dan moeten de ouderlingen van de

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 22


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

nieuwe gemeente hierover worden geïnformeerd. Als de verkon-


diger een lange tijd geleden terechtgewezen of hersteld is en op
dit moment niet onder restricties staat, dan is het misschien niet
nodig dit te vermelden. Dit moet wel gedaan worden als het om
een overspelig huwelijk gaat of om kwaaddoen dat algemeen be-
kend is. (Zie 12:10-11.)
8. De nieuwe gemeente van de verkondiger mag de brief niet lan-
ger dan vijf jaar bewaren tenzij er redenen zijn dit wel te doen.
Bijvoorbeeld in het geval van een overspelig huwelijk moet de in-
troductiebrief bewaard worden zolang de onschuldige vorige hu-
welijkspartner nog leeft, ongetrouwd is en zich niet schuldig heeft
gemaakt aan porneia, oftewel seksuele immoraliteit. (Zie 12:10-
11.)

UITGESLOTEN OF TERUGGETROKKEN
PERSONEN DIE VERHUIZEN
9. Als de ouderlingen vernemen dat een uitgesloten of teruggetrok-
ken persoon verhuisd is, mogen ze niet zijn Bericht van gemeen-
teverkondiger (S-21), zijn gegevens uit het vertrouwelijk archief
of enige andere informatie over hem naar een andere gemeente
sturen. De envelop met vertrouwelijke informatie moet in de ge-
meente blijven waar hij is uitgesloten of zich heeft teruggetrok-
ken. Als een uitgesloten of teruggetrokken persoon is verhuisd
en stappen doet om hersteld te worden en wil dat de ouderlin-
gen van de nieuwe gemeente over hem worden geïnformeerd, dan
moeten twee ouderlingen uit de oorspronkelijke gemeente deze
informatie mondeling delen met twee ouderlingen van de nieuwe
gemeente. Dit zal de ouderlingen van de nieuwe gemeente in staat
stellen om geestelijke hulp te bieden. (Als een uitgesloten of te-
ruggetrokken persoon die beschuldigd is van seksueel kindermis-
bruik, is verhuisd en de vergaderingen bezoekt, zie dan 14:26;
voor richtlijnen over communicatie tussen comités bij een verzoek
tot herstel, zie 19:13-16.)

HOOFDSTUK 22 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

GEMEENTEARCHIEF
10. Vertrouwelijkheid en beveiliging: Het gemeentearchief moet op
een veilige, afgesloten plek bewaard worden, bij voorkeur in de
Koninkrijkszaal. Dienaren die leden van het dienstcomité vervan-
gen, mogen geen toegang hebben tot vertrouwelijke documen-
ten, zoals correspondentie over de aanstelling en ontheffing van
ouderlingen en dienaren of over rechterlijke kwesties. (Zie 2:2.)
Elke ouderling die een sleutel van het archief wil hebben, moet
er een krijgen. Als de Koninkrijkszaal niet veilig is, kan het archief
in een afgesloten kast in het huis van een ouderling bewaard wor-
den zodat onbevoegden er niet bij kunnen. Het dienstcomité moet
regelingen treffen voor het beschermen en behouden van het
gemeentearchief en de gemeenteadministratie in geval van een
ramp. (Zie 26:4.)
11. Categorieën: Het gemeentearchief moet worden ingedeeld in de
volgende categorieën. (Zo nodig kunnen er extra categorieën wor-
den toegevoegd.)
˘ Aanmeldingsformulieren
˘ Boekhouding
˘ Gebied
˘ Introductiebrieven
˘ Koninkrijkszaal
˘ Ouderlingen en dienaren
˘ Verslag over bezoek kringopziener
˘ Vertrouwelijke informatie
(gesloten enveloppen)
12. Velddienstberichten: De formulieren Bericht van gemeentever-
kondiger (S-21) zijn eigendom van de plaatselijke gemeente. Elk
bijkantoor zal de lichamen van ouderlingen laten weten of deze

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 22


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

berichten elektronisch of op papier moeten worden bewaard. Als


de berichten elektronisch worden opgeslagen, dan moet het li-
chaam van ouderlingen kiezen of ze gebruik zullen maken van het
formulier dat door het bijkantoor is aangeleverd of van een an-
der systeem dat dezelfde gegevens op een soortgelijke manier
weergeeft. Op deze berichten moeten de velddienstactiviteiten
staan van minimaal de laatste 13 en maximaal de laatste 36
maanden (od hfst. 8 ˚30). In het bestand van de berichten moet
een scheiding worden aangebracht tussen de berichten van ac-
tieve en inactieve verkondigers. Het gedeelte voor actieve ver-
kondigers moet alfabetisch worden gerangschikt, met onderver-
delingen voor (1) gewone en speciale pioniers en veldzendelingen
en (2) alle andere verkondigers. Het gedeelte voor alle andere ver-
kondigers moet per velddienstgroep worden ingedeeld. Daarnaast
moeten er drie aparte berichten worden ingevuld voor de totale
aantallen van (1) alle gewone en speciale pioniers en veldzende-
lingen, (2) alle hulppioniers en (3) alle andere verkondigers.
13. Het bericht van de gemeente moet voor de 20ste van elke
maand naar het bijkantoor worden gestuurd. Als een verkondi-
ger zijn velddienstbericht te laat inlevert, dan moet het de vol-
gende maand worden toegevoegd aan het gemeentebericht en
moet het aantal verkondigers worden aangepast. Het velddienst-
bericht van een verkondiger moet, ongeacht wanneer het wordt
ingeleverd of wordt toegevoegd aan het gemeentebericht, bij de
juiste maand worden ingevuld op het Bericht van gemeentever-
kondiger. Een verkondiger die zijn velddienstbericht te laat inle-
vert, wordt niet bezien als ongeregeld.
14. Als het dienstcomité een verkondiger met zeer beperkende om-
standigheden goedkeuring heeft gegeven om zijn velddienstbe-
richt in kwartieren te rapporteren, dan moet de secretaris deze
bijhouden en overhevelen naar de volgende maand totdat het to-
taal van het aantal kwartieren een uur is (od hfst. 8 ˚29). Zodra
dit het geval is, moet de secretaris dit uur optellen bij het maand-
bericht. Verkondigers die vragen hebben over wat ze moeten rap-

HOOFDSTUK 22 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

porteren, kunnen aangemoedigd worden om hoofdstuk 8, alinea


23-29, van het Georganiseerd-boek door te nemen.
15. Velddienstberichten van gewone pioniers worden net als de be-
richten van andere verkondigers verwerkt. Eventuele urencom-
pensatie voor pioniers moet bij opmerkingen op het Velddienst-
rapport (S-4) worden vermeld. Deze uren mogen niet opgeteld
worden bij het maandbericht van de gemeente dat naar het bij-
kantoor wordt gestuurd. (Voor richtlijnen over compensatie voor
pioniers, zie 9:11-13.) Speciale pioniers, veldzendelingen en andere
speciale volletijddienaren in het veld sturen hun velddienstbericht
rechtstreeks naar het bijkantoor. Daarom moeten hun berichten
niet opgeteld worden bij het maandbericht van de gemeente.
Maar hun bericht moet wel overgenomen worden op het Bericht
van gemeenteverkondiger.
16. Velddienstrapporten moeten vernietigd worden nadat de gege-
vens zijn overgenomen op het Bericht van gemeenteverkondi-
ger. Van een inactieve verkondiger moet de laatste 12 maanden
aan velddienstactiviteit worden bewaard. Van een persoon die is
uitgesloten of teruggetrokken moet de laatste 12 maanden aan
velddienstactiviteit in de gesloten envelop in het vertrouwelijk ar-
chief worden bewaard.
17. Hoewel de formulieren Bericht van gemeenteverkondiger mis-
schien door de secretaris worden bewaard, moeten ze beschik-
baar worden gesteld aan andere ouderlingen als zij die nodig heb-
ben. (Zie 7:2.6.)
18. Berichten van vergaderingsbezoek: Het lichaam van ouderlin-
gen bepaalt of het Bericht gemeentevergaderingsbezoek (S-88)
elektronisch of op papier wordt bewaard. Als de berichten elek-
tronisch worden opgeslagen, dan moet het lichaam van ouder-
lingen kiezen of ze gebruik zullen maken van het formulier dat
door het bijkantoor is aangeleverd of van een ander systeem
dat dezelfde gegevens op een soortgelijke manier weergeeft. Het
Rapport over vergaderingsbezoek (S-3) moet vernietigd worden

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 22


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

nadat de gegevens zijn overgenomen op het Bericht gemeente-


vergaderingsbezoek. Op deze berichten moet het vergaderings-
bezoek staan van minimaal de laatste 13 en maximaal de laat-
ste 36 maanden.
19. Aanstelling en ontheffing van ouderlingen en dienaren: Docu-
menten die betrekking hebben op de aanstelling en ontheffing
van ouderlingen en dienaren moeten voor onbepaalde tijd wor-
den bewaard. Hieronder vallen ook de voormalige S-2-formulie-
ren, de S-52-brieven van het bijkantoor en de aanstellings- en
ontheffingsbrieven van kringopzieners. Voor elke ontheffing moet
ook een korte samenvatting van de reden waarom de broeder is
ontheven worden bewaard. Mocht de broeder in de toekomst op-
nieuw voor een aanstelling worden aanbevolen, dan zal dit soort
achtergrondinformatie nuttig zijn om de kringopziener van alle in-
formatie te voorzien.
20. Verslag over bezoek van kringopziener aan gemeente (S-303):
Alleen het meest recente verslag moet bewaard worden.
21. Rechterlijke en andere vertrouwelijke informatie: In elk geval
van een rechterlijk comité, een beroepscomité, een comité dat
een verzoek tot terugtrekking behandelt, een herstelcomité of als
een of twee ouderlingen met een kwaaddoener zijn samengeko-
men, moet er door de betrokken ouderlingen na afloop een kor-
te samenvatting van de kwestie gemaakt en ondertekend worden.
Maak deze samenvatting ongeacht de uitkomst, dus ook als de
kwestie niet behandeld kan worden wegens gebrek aan bewijs.
(Zie 12:41-42.) De korte samenvatting mag alleen absoluut nood-
zakelijke informatie bevatten, waaronder de uiteindelijke beslis-
sing over iemands status in de gemeente. Er mogen geen per-
soonlijke meningen in staan. Vernietig alle persoonlijke notities en
noteer geen rechterlijke informatie op het Bericht van gemeen-
teverkondiger (S-21).
22. Als het om een kwestie gaat van uitsluiting, terugtrekking of her-
stel, dan moeten de ouderlingen die de kwestie behandeld heb-

HOOFDSTUK 22 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

ben ervoor zorgen dat alleen de onderstaande documenten in de


gesloten envelop zitten:
(1) Korte samenvatting van de kwestie.
(2) Bericht van uitsluiting of terugtrekking (S-77).
(3) Bericht van gemeenteverkondiger (totdat de persoon
hersteld is).
(4) Correspondentie met het bijkantoor over de
kwaaddoener (indien van toepassing).
(5) Schriftelijke verzoeken tot herstel (indien van
toepassing).
(6) Schriftelijk verzoek tot terugtrekking (indien van
toepassing).
23. In geval van een rechterlijke terechtwijzing of kwaaddoen dat
door een of twee ouderlingen is behandeld, moeten de betrok-
ken ouderlingen ervoor zorgen dat de gesloten envelop alleen de
korte samenvatting bevat en eventuele correspondentie over de
kwaaddoener met het bijkantoor.
24. Op de voorkant van de gesloten envelop moet de volgende infor-
matie staan:
(1) De naam van de persoon.
(2) De stappen die eventueel door de gemeente
zijn ondernomen en de datums waarop.
(3) Indien van toepassing, de rechterlijke restricties
die zijn opgelegd en de datums waarop ze zijn
opgeheven.
(4) De namen van de ouderlingen die de kwestie
hebben behandeld.
(5) De vermelding ‘Niet vernietigen’ als het om een

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 22


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

beschuldiging van seksueel kindermisbruik gaat


(vastgesteld of niet).
25. De secretaris moet de gesloten envelop in het gemeentearchief
doen. Als de envelop in de toekomst geopend moet worden, bij-
voorbeeld bij een verzoek tot herstel, dan mag dit alleen gedaan
worden door de ouderlingen die door het lichaam van ouderlin-
gen zijn aangewezen om de zaak te behandelen.
26. De gesloten enveloppen met informatie over personen die nog
niet zijn hersteld moeten voor onbepaalde tijd worden bewaard.
Als een persoon vijf jaar hersteld is of is overleden, zal de enve-
lop doorgaans worden vernietigd tenzij het om een beschuldiging
van seksueel kindermisbruik of een overspelig huwelijk gaat, of
als het comité andere redenen heeft om de informatie langer te
bewaren. Dit bewaarbeleid geldt ook voor rechterlijke terechtwij-
zingen of kwaaddoen dat door een of twee ouderlingen is behan-
deld. Als er is besloten dat een gesloten envelop bewaard moet
worden nadat de persoon is overleden, dan moet de datum van
overlijden op de envelop worden genoteerd. Als niet alle ouder-
lingen die een specifieke kwestie behandeld hebben beschikbaar
zijn om te bepalen of de envelop langer bewaard moet worden,
dan zal het dienstcomité van de gemeente andere ouderlingen
daarvoor aanwijzen.
27. Als een persoon een overspelig huwelijk is aangegaan, dan moet
de envelop na de rechterlijke behandeling vijf jaar worden be-
waard en daarna zolang de onschuldige ex nog leeft, ongetrouwd
is en zich niet schuldig heeft gemaakt aan porneia, oftewel sek-
suele immoraliteit. (Zie 12:10-12.)

ONLINE OPSLAGDIENSTEN
28. Documenten die niet vertrouwelijk zijn, zoals informatie die op het
mededelingenbord wordt geplaatst, mogen online worden opge-
slagen. Maar gevoelige of vertrouwelijke informatie, waaronder in-

HOOFDSTUK 22 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

formatie over rechterlijke kwesties, mag nooit online worden op-


geslagen. (Zie 21:34.)

AANMELDINGSFORMULIEREN
29. Door middel van de functies Mijn profiel en Mijn aanmeldingen op
jw.org kunnen voorbeeldige gedoopte verkondigers zich opgeven
voor de gewone pioniersdienst, voor theocratische bouwprojec-
ten en hulpverlening bij rampen, voor Betheldienst en voor de
School voor Koninkrijkspredikers. Een verkondiger die zich online
wil aanmelden maar nog geen toegang heeft tot Mijn profiel en
Mijn aanmeldingen, moet worden verwezen naar de secretaris. De
secretaris zal met de andere leden van het dienstcomité beschou-
wen of de verkondiger voorbeeldig is. (Zie 2:4 en Instructies voor
gebruik van jw.org voor gemeenten [S-135].)
30. Als het dienstcomité van mening is dat de verkondiger voorbeel-
dig is en hij een papieren aanmeldingsformulier wil invullen, dan
moet het dienstcomité een geprinte versie van het juiste for-
mulier geven en van eventuele aanvullende documenten die hij
moet doornemen voordat hij zich kan aanmelden. Als hij zich
wil aanmelden voor het helpen bij theocratische bouwprojecten
en hulpverlening bij rampen of voor Betheldienst, dan moet het
dienstcomité ervoor zorgen dat hij de betreffende video’s be-
kijkt.
31. Als een verkondiger zich opgeeft voor een dienstvoorrecht, moet
het dienstcomité de betreffende groepsopziener om zijn waar-
nemingen vragen en vervolgens zo snel mogelijk de aanvraag
beschouwen. Het dienstcomité moet onderscheidingsvermogen
gebruiken om te bepalen of ze de andere ouderlingen moeten
raadplegen (Spr. 15:22). Zodra het dienstcomité een besluit heeft
genomen over een aanmelding, dan moet het lichaam van ouder-
lingen hierover worden geïnformeerd. Dit moet worden gedaan
voordat de aanmelding wordt opgestuurd. (Zie 9:1-3 over de ver-
werking van aanmeldingen voor de gewone pioniersdienst.) Als

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 22


CORRESPONDENTIE EN GEMEENTEARCHIEF

een aanmelding niet kan worden goedgekeurd, dan moeten twee


leden van het dienstcomité met de verkondiger samenkomen en
hem de redenen hiervoor uitleggen. Deze twee ouderlingen moe-
ten de verkondiger praktische raad geven zodat hij weet hoe hij
in de toekomst wel voor het dienstvoorrecht in aanmerking kan
komen.

HOOFDSTUK 22 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 23

Velddienst
Alinea
Gebiedstoewijzing .................................................................................................... 1-4
Prediken op openbare plaatsen ................................................................ 5-17
Geschikte locaties uitkiezen ....................................................................... 5-6
Toestemming en verzekeringsdekking ................................................ 7-8
Uitrusting voor openbaar getuigenis ............................................... 9-10
Bepalen wie mogen deelnemen ........................................................... 11-12
Praktische opleiding geven ..................................................................... 13-14
Lectuur uitstallen ................................................................................................... 15
Gebruik van elektronische apparaten ................................................... 16
Speciaal openbaar getuigenis in grote steden .............................. 17
Universiteiten .................................................................................................................. 18
Verzorgingshuizen ...................................................................................................... 19
Havengetuigenis .......................................................................................................... 20
Prediken in gevangenissen ................................................................................. 21
Problemen bij de prediking ....................................................................... 22-24
Consideratie voor personen met andere
theocratische toewijzingen ........................................................................ 25-26

GEBIEDSTOEWIJZING
1. Het lichaam van ouderlingen is zeer geïnteresseerd in de bevor-
dering van het predikings- en onderwijzingswerk in het toegewe-
zen gemeentegebied (Hand. 10:42; od hfst. 9). De dienstopziener
zal zich op een doeltreffende manier van zijn toewijzing kunnen
kwijten als hij wordt ondersteund door zijn medeouderlingen. (Zie
hfst. 5.)

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 23


VELDDIENST

2. Het bijkantoor stuurt elke gemeente een Gebiedstoewijzing van


gemeente (S-54). Verzoeken voor wijzigingen in gemeentegren-
zen moeten worden gedaan door middel van het formulier Aan-
vraag voor gebiedswijziging (S-6). Bij het bepalen van de groot-
te van een gebiedje voor huis-aan-huisprediking moet er rekening
worden gehouden met plaatselijke omstandigheden. De grenzen
van afzonderlijke gebiedjes kunnen op de Gebiedskaart (S-12)
worden aangeven. Verkondigers moeten zich in alle aspecten van
hun persoonlijke dienst aan de geldende wetten voor gegevens-
bescherming houden (Rom. 13:1).
3. De verdeling van het gebied van een gemeente wordt doorgaans
op een grotere kaart aangegeven waarop de grenzen en gebied-
snummers van afzonderlijke gebiedjes staan aangegeven. Het ge-
bruik van het formulier Gegevens over gebiedstoewijzing (S-13)
zal de broeder die zorg draagt voor het gebied helpen om te be-
palen welke gebieden bewerkt moeten worden. De gemeente moet
haar best doen om het hele gebied minstens één keer per jaar
te bewerken.
4. De kringopziener zou nuttige suggesties kunnen geven die de ge-
meente kunnen helpen om iedereen in het toegewezen gebied
een grondig getuigenis te geven. Maar als het de gemeente on-
danks redelijke krachtsinspanningen niet lukt het toegewezen ge-
bied volledig te bewerken en delen daarvan langer dan twee jaar
niet bewerkt zijn, dan kan de kringopziener het bijkantoor aan-
bevelen dat een gedeelte van het gebied wordt toegewezen aan
een buurgemeente of wordt aangemerkt als niet-toegewezen ge-
bied.

PREDIKEN OP OPENBARE PLAATSEN


5. Geschikte locaties uitkiezen: Het dienstcomité van de gemeen-
te zal na overleg met de andere ouderlingen de uiteindelijke be-
slissing nemen over specifieke plaatsen voor openbaar getuigenis.
Daarbij moet vooral gedacht worden aan duidelijk zichtbare lo-

HOOFDSTUK 23 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VELDDIENST

caties met veel voetgangersverkeer, rekening houdend met plaat-


selijke voorschriften. Mogelijke locaties zijn stations, openbare
pleinen, parken, drukke straten, winkelcentra, universiteitscam-
pussen, vliegvelden en plaatsen waar jaarlijkse evenementen wor-
den georganiseerd. Als de ouderlingen mogelijkheden zien om met
een lectuurstand op een groot evenement te staan, zoals een na-
tionale of internationale boekenbeurs, moeten ze contact opne-
men met de Dienstafdeling voor verdere instructies.

6. De uitgekozen locaties moeten binnen het gemeentegebied lig-


gen. Als anderstalige gemeenten in hetzelfde gebied prediken,
moeten de dienstopzieners overleggen hoe er zo veel mogelijk be-
reikt kan worden zonder overlast voor voetgangers te veroorza-
ken of toegang tot bedrijven te hinderen.

7. Toestemming en verzekeringsdekking: Op sommige openbare


plaatsen is misschien toestemming van een manager of een over-
heidsinstantie nodig voor het opzetten van een lectuurstand. De
dienstopziener of iemand anders die door het lichaam van ouder-
lingen is aangewezen moet nagaan wat er eventueel wettelijk ver-
eist is op het gebied van toestemming, vergunningen en verzeke-
ringsdekking. Elke aanvraag voor het gebruiken van een mobiele
lectuurstand of het neerzetten van een tafel of kiosk om lectuur
uit te stallen moet op naam van een individuele verkondiger wor-
den ingevuld, niet op naam van de gemeente, een rechtspersoon
waarvan de organisatie gebruikmaakt of ‘Jehovah’s Getuigen’. Als
er wat administratieve kosten in rekening worden gebracht om
met een stand op een openbare plaats te mogen staan, dan moe-
ten die betaald worden door de individuele verkondiger, niet door
de gemeente. Verkondigers moeten zulke aanvragen of verwan-
te documenten zorgvuldig nalezen zodat ze weten welke verant-
woordelijkheden ze op zich nemen wat betreft aansprakelijkheid.
Verkondigers die zich aanmelden om op die plaatsen lectuur te
verspreiden, doen dat op eigen initiatief als onderdeel van hun
persoonlijke bediening.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 23


VELDDIENST

8. Soms hebben beheerders of managers afgezien van verzekerings-


eisen nadat hun de vrijwillige en niet-commerciële aard van ons
Bijbelse onderwijzingswerk was uitgelegd. Elke vergadering met
een beheerder van een locatie moet informeel zijn, zoals bij een
vergadering van buurtbewoners, en niet op een discussie uitlo-
pen over wat wettelijk toegestaan is. Als die vergadering niets
oplevert of als er een buitensporige vergoeding wordt gevraagd,
moet het dienstcomité op zoek gaan naar andere openbare plaat-
sen in hun gemeentegebied die geschikt zijn voor openbaar ge-
tuigenis.
9. Uitrusting voor openbaar getuigenis: Het dienstcomité stelt
vast welk materiaal (inclusief posters) gebruikt wordt en waar het
wordt opgeslagen. Er mogen alleen afbeeldingen worden gebruikt
die door het bijkantoor zijn goedgekeurd. Posters kunnen perio-
diek worden gewisseld zodat er tijdens de maand verschillende
onderwerpen aan bod komen.
10. De uitrusting voor openbaar getuigenis kan op dezelfde ma-
nier aangevraagd worden als publicaties. Het formulier Uitrusting
openbaar getuigenis (S-80) bevat afbeeldingen en beschrijvin-
gen van het standaardkarretje, de lectuurstand, magneetborden,
posters, enzovoorts. De uitrusting blijft eigendom van de gemeen-
te. Het is belangrijk alleen materiaal aan te vragen dat goed ge-
bruikt kan worden door daarvoor opgeleide verkondigers en dat
de gemeente kan betalen. De gemeente mag erover geïnformeerd
worden dat de kosten van de uitrusting gedekt zullen worden door
hun bijdragen aan het wereldwijde werk.
11. Bepalen wie mogen deelnemen: Het dienstcomité zal bekwame
gedoopte verkondigers uitkiezen voor openbaar getuigenis. Deze
broeders en zusters moeten zich op een waardige manier opstel-
len. Hun verschijning en kleding moeten professioneel, netjes en
bescheiden zijn. Ze moeten laten zien dat ze onderscheidingsver-
mogen hebben, dat ze bereid zijn om in verschillende situaties
openbaar getuigenis te geven, dat ze goede relaties met ande-

HOOFDSTUK 23 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VELDDIENST

ren hebben en bevorderen en dat ze bereid zijn met het lichaam


van ouderlingen samen te werken. Als een ouder is goedgekeurd
om deel te nemen aan openbaar getuigenis, dan mag zijn kind
(gedoopt of niet) hem vergezellen als hij zich voorbeeldig ge-
draagt. Het dienstcomité moet onderscheidingsvermogen gebrui-
ken om te bepalen of een gedoopte minderjarige tiener mag deel-
nemen aan openbaar getuigenis.
12. Als het mogelijk en praktisch is, moet de dienstopziener of ie-
mand anders die door het lichaam van ouderlingen is aangewe-
zen voor elke uitgekozen locatie een rooster opstellen voor door-
deweeks en een voor het weekend. Het heeft voordelen om met
de lectuurstands steeds op dezelfde dagen en dezelfde tijden op
dezelfde plaatsen te staan. Ze zijn dan een vast onderdeel van
het straatbeeld en daardoor makkelijk te herkennen.
13. Praktische opleiding geven: De dienstopziener of iemand anders
die door het lichaam van ouderlingen is aangewezen zal zorgen
voor de eerste opleiding van groepsopzieners, hun assistenten en
verkondigers die uitgekozen zijn om deel te nemen. Deze opleiding
moet aan de hand van Richtlijnen openbaar getuigenis (S-148)
gegeven worden, en iedereen die deelneemt moet een exemplaar
van dit formulier ontvangen. De groepsopziener en zijn assistent
zullen verkondigers begeleiden en helpen, en als er aanvullende
opleiding nodig is, zullen de groepsopziener en de dienstopziener
die geven.
14. Verkondigers moeten jw.org zo veel mogelijk promoten en moe-
ten opgeleid zijn om de mogelijkheden ervan te laten zien. Men-
sen die bijvoorbeeld aarzelen om met ons te praten of lectuur
aan te nemen, zullen misschien eerder geneigd zijn op onze web-
site te kijken. Verkondigers moeten weten hoe ze een geïnteres-
seerde kunnen helpen om op jw.org materiaal in zijn eigen taal
te vinden. Dat geldt ook voor gebarentaalvideo’s, die doven zul-
len aanspreken, en audiobestanden, die interessant zijn voor men-
sen met visuele beperkingen.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 23


VELDDIENST

15. Lectuur uitstallen: Met de plaatselijke omstandigheden en interes-


ses in gedachten, zal de dienstopziener bepalen hoeveel lectuur er
uitgestald zal worden. Gebruik onderscheidingsvermogen, zodat er
geen lectuur verspild wordt. De stand hoort er netjes en represen-
tatief uit te zien. De ervaring heeft geleerd dat een eenvoudige,
aantrekkelijke uitstalling van de lectuur het best werkt. In veel ge-
bieden zou het passend zijn om maar een aantal publicaties uit het
Onderwijspakket uit te stallen die een breed publiek zullen aanspre-
ken. De Voor eeuwig gelukkig!-brochure (niet het boek) moet wor-
den uitgestald als hulpmiddel om Bijbelstudies te beginnen. Tijdens
de jaarlijkse acties voor de Gedachtenisviering en het congres mo-
gen de Iedereen is welkom-posters en de uitnodigingen worden ge-
bruikt. Er mogen tijdschriften en andere lectuur in veelgevraagde
talen beschikbaar gehouden worden. Als er meer lectuur nodig is
dan de hoeveelheid die op jw.org aangevraagd mag worden, moet
er contact worden opgenomen met de afdeling Expeditie. Hoewel
er geen bijbels uitgestald mogen worden, mogen er wel exempla-
ren beschikbaar zijn om aan te bieden aan personen die daarom
vragen of die laten zien dat ze oprecht in de waarheid geïnteres-
seerd zijn. Daarnaast moet een bescheiden hoeveelheid Kom terug
bij Jehovah-brochures beschikbaar zijn (maar niet worden uitge-
stald), voor het geval dat de verkondigers inactieven tegenkomen.
16. Gebruik van elektronische apparaten: Bij gebruik van een kiosk
of lectuurtafel mag er als dat praktisch is een flatscreenmonitor
worden gebruikt die op een draagbaar elektronisch apparaat is
aangesloten. De monitor zou gebruikt kunnen worden om pos-
ters te laten zien die goedgekeurd zijn voor openbaar getuigenis,
om de mogelijkheden van jw.org te laten zien of om een korte vi-
deo af te spelen, zoals De Bijbel onderzoeken — Waarom?
17. Speciaal openbaar getuigenis in grote steden: Als dit specia-
le programma in jullie omgeving is georganiseerd, zal er aanvul-
lende informatie aan de kringopzieners en gemeenten worden ge-
geven zodat iedereen op een ordelijke en georganiseerde manier
kan samenwerken.

HOOFDSTUK 23 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VELDDIENST

UNIVERSITEITEN
18. Over het algemeen is het verstandig om, voordat er op universi-
teiten of andere scholen met volwassen studenten een lectuur-
stand wordt neergezet, contact op te nemen met de directeur,
het schoolhoofd of de decaan. Degenen die zulke bezoeken bren-
gen, moeten er duidelijk voor uitkomen dat ze Jehovah’s Getui-
gen zijn. Bij scholen en organisaties voor doven of blinden is het
vooral nuttig om te laten weten dat Jehovah’s Getuigen publica-
ties beschikbaar stellen die speciaal voor zulke personen bedoeld
zijn. De dienstopziener kan bekwame verkondigers die zijn goed-
gekeurd door het dienstcomité opleiden om universiteiten en an-
dere scholen te bezoeken.

VERZORGINGSHUIZEN
19. Sommige verkondigers hebben met succes oudere personen kun-
nen bereiken doordat ze de manager of activiteitenbegeleider van
een verzorgingshuis hebben benaderd en hebben aangeboden om
tijd te besteden aan bewoners die graag in de Bijbel lezen en over
Bijbelverhalen willen praten. Er kan uitgelegd worden dat vrijwil-
ligers uit de gemeente graag op de Bijbel gebaseerd materiaal
voorlezen, een gratis wekelijkse Bijbelstudie leiden of op de Bijbel
gebaseerde video’s laten zien aan degenen die daar belangstel-
ling voor hebben. Vaak zullen medewerkers, vrijwilligers, familie-
leden van patiënten en andere bezoekers met de studie meedoen.
De dienstopziener kan bekwame verkondigers die zijn goedge-
keurd door het dienstcomité opleiden om zulke bezoeken te bren-
gen.

HAVENGETUIGENIS
20. Dit is een speciale vorm van dienst waarvoor specifieke instruc-
ties van het bijkantoor nodig zijn. Als er in een gemeentege-
bied een grote haven is en de ouderlingen hebben nog geen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 23


VELDDIENST

specifieke richtlijnen van het bijkantoor ontvangen, dan moeten


ze de Dienstafdeling informeren over de naam, locatie en groot-
te van de haven.

PREDIKEN IN GEVANGENISSEN
21. Zie hoofdstuk 28.

PROBLEMEN BIJ DE PREDIKING


22. Personen hebben recht op privacy en ook het recht om iedereen,
ook verkondigers, toegang te weigeren tot hun huis of terrein.
Als een huisbewoner duidelijk maakt dat hij beslist niet meer be-
zocht wil worden door Jehovah’s Getuigen, dan respecteren we
zijn wensen (Matth. 7:12; 10:13). Er moet dan een notitie in het
gebiedje worden gedaan met daarop alleen het adres en de da-
tum van het verzoek zodat verkondigers die het gebied in de toe-
komst bewerken op dat adres niet aanbellen. Het dienstcomité
moet goed overwegen of zij ouderlingen zullen aanwijzen die elke
twee of drie jaar contact opnemen met deze personen om te vra-
gen of zij nog steeds hetzelfde standpunt hebben.
23. Als een beheerder erop staat dat er in (een deel van) een be-
paald woongebouw geen bezoeken meer worden gebracht door
Jehovah’s Getuigen, dan moeten de verkondigers onmiddellijk ver-
trekken. Daarna moeten de ouderlingen contact opnemen met de
Juridische Afdeling. Als een gezagsdrager ons werk beperkingen
probeert op te leggen, dan moeten de ouderlingen contact opne-
men met de Juridische Afdeling. In zulke situaties moeten verkon-
digers altijd beleefd en respectvol reageren (Rom. 12:18; 1 Petr.
3:15).
24. Als er gewelddadig tegenstand wordt geboden, moeten de ou-
derlingen contact opnemen met de Juridische Afdeling. Ouderlin-
gen moeten zich laten leiden door Bijbelse principes en instruc-
ties van het bijkantoor (Matth. 5:44; 10:11-23; Rom. 12:17-21).

HOOFDSTUK 23 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


VELDDIENST

Het kan zijn dat verkondigers heel discreet te werk moeten gaan
tijdens de prediking (Hand. 5:29). De ouderlingen moeten ver-
kondigers helpen onnodige problemen te voorkomen (Spr. 14:15;
17:14).

CONSIDERATIE VOOR PERSONEN


MET ANDERE THEOCRATISCHE TOEWIJZINGEN
25. Sommige broeders en zusters helpen bij theocratische bouwpro-
jecten, werkzaamheden vóór of na kringvergaderingen of congres-
sen, werkzaamheden in congreshallen, hulpverlening, ziekenhuis-
contactcomités of patiëntenbezoekgroepen, of vergaderingen die
in gevangenissen worden gehouden. Andere ondersteunen het
werk op Bethel (als commuter, tijdelijke of externe vrijwilliger of
Bethelconsultant) of dienen als PBA-vertegenwoordiger of onder-
houdstrainer. Personen die goedgekeurd zijn voor deze en ande-
re theocratische toewijzingen zijn misschien beperkt in wat ze in
de velddienst of in de gemeente kunnen doen. Ook als ze niet
pionieren en dus geen urencompensatie krijgen, zou het nuttig
zijn als ze een opmerking op het Velddienstrapport (S-4) zouden
vermelden over de extra theocratische taken die ze die maand
hebben verricht. De secretaris moet hiervan een aantekening ma-
ken in de kolom ‘Opmerkingen’ op het Bericht van gemeentever-
kondiger (S-21). De uren die aan een theocratische toewijzing zijn
besteed mogen niet worden opgeteld bij het maandbericht van
de gemeente dat naar het bijkantoor wordt gestuurd. De kolom
‘Uren’ op het Bericht van gemeenteverkondiger mag alleen het
aantal uren weergeven dat daadwerkelijk in de velddienst is be-
steed. (Voor richtlijnen over hoe de uren voor pioniers moeten
worden bijgehouden die betrokken zijn bij theocratische toewij-
zingen, zie 9:11-13.)
26. De ouderlingen kunnen hun waardering tonen voor verkondigers
die extra theocratische toewijzingen hebben door voor hen in te
vallen als ze weg moeten en door geen kritiek te hebben op hun

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 23


VELDDIENST

verminderde velddienstactiviteit. Zulke consideratie moet ook ge-


toond worden bij het beschouwen van broeders voor een aanbe-
veling als ouderling of dienaar.

HOOFDSTUK 23 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 24

Meertalig veld
Alinea
Pregroepen, groepen en gemeenten oprichten ............................. 3-6
Pregroep .......................................................................................................................... 3
Groep ............................................................................................................................ 4-5
Gemeente ........................................................................................................................ 6
Gebied ................................................................................................................................. 7-8
Vergaderingen ........................................................................................................... 9-19
Pregroep .......................................................................................................................... 9
Groep ........................................................................................................................ 10-11
Locatie ............................................................................................................................ 12
Opnamen en audio- en videoverbinding ...................................... 13-14
Tolken ............................................................................................................................... 15
Vergaderingsbezoek rapporteren ............................................................... 16
Liederen ......................................................................................................................... 17
Avondmaal ................................................................................................................... 18
Vergaderingen tijdens het bezoek van de kringopziener ....... 19
Verkondigers ondersteunen ....................................................................... 20-23
Kringvergaderingen en congressen ............................................................ 24
Informatieborden, jaartekst en uitnodigingen .................................. 25

1. Het is ons doel om iedereen met de Koninkrijksboodschap te be-


reiken en discipelen te maken (1 Tim. 2:3, 4). Daarom is het be-
langrijk dat een lichaam van ouderlingen begrijpt welke regelingen
er zijn voor het helpen van personen die een andere taal spreken
en die ook opvolgt (od hfst. 9 ˚35-44).
2. Als er slechts enkele geïnteresseerden zijn die afhankelijk zijn van
een andere taal en niemand in de gemeente die spreekt, dan kan

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 24


MEERTALIG VELD

een verkondiger die elders in het bijkantoorgebied woont en de


taal wel spreekt de getoonde interesse nagaan, misschien via de
telefoon of door te videobellen. Geïnteresseerden en verkondigers
die de taal van de gemeente niet begrijpen zouden daarnaast toe-
gang mogen krijgen tot opnames van vergaderingen, kringverga-
deringen en congressen in de doeltaal op JW Stream, terwijl ze
omgang blijven houden met de plaatselijke gemeente (od hfst. 9
˚41). Als het mogelijk is dat zij vergaderingen in de doeltaal van
een andere gemeente live kunnen volgen, overleg dan eerst met
de kringopziener voordat zulke regelingen worden getroffen.

PREGROEPEN, GROEPEN
EN GEMEENTEN OPRICHTEN
3. Pregroep: Het doel van een pregroep is om uit te proberen of er
in een anderstalige gemeenschap een aanzienlijke interesse be-
staat om de waarheid te leren kennen. De kringopziener zal erop
toezien dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan voordat
hij een aanbeveling voor het vormen van een pregroep indient bij
de Dienstafdeling:
(1) Een aanzienlijke populatie — op zijn minst wellicht en-
kele duizenden personen — is afhankelijk van de taal en
woont in de nabije omgeving van de Koninkrijkszaal.
Personen binnen deze anderstalige gemeenschap begrij-
pen de taal van een reeds bestaande gemeente
nauwelijks of helemaal niet. Het zou niet nodig moeten
zijn om, vanwege de omvang en locatie(s) van deze ge-
meenschap, grote afstanden af te leggen of vele uren te
besteden aan het zoeken van anderstaligen.
(2) Op zijn minst een paar voorbeeldige plaatselijke verkon-
digers spreken de taal vloeiend en prediken ook al in die
taal. Niemand mag echter onder druk worden gezet om
een bepaald taalveld te ondersteunen, ook al is het zijn
eerste taal (1 Kor. 11:3; Gal. 6:4, 5; w17.05 10 ˚ 10-13).

HOOFDSTUK 24 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


MEERTALIG VELD

(3) Het lichaam van ouderlingen is bereid en in staat om


de leiding te nemen in het organiseren en evalueren van
de prediking in de taal.
4. Groep: Voordat de kringopziener de Dienstafdeling een aanbeve-
ling doet voor het vormen van een groep, moet in aanvulling op
de vereisten voor een pregroep ook aan de volgende vereisten
worden voldaan:
(1) Bijbelstudenten uit het gebied die vorderingen maken
willen graag de vergaderingen bezoeken en hebben ken-
baar gemaakt dat bij voorkeur in de doeltaal te willen
doen.
(2) Meer dan slechts een paar plaatselijke verkondigers
spreken de doeltaal vloeiend of zijn er afhankelijk van en
zijn vastbesloten om de groep te ondersteunen.
(3) Op zijn minst één bekwame ouderling spreekt de doel-
taal vloeiend en is bereid en in staat om wekelijks ten
minste één vergadering te leiden. (Zie 24:10-11.)
(4) Ten minste één wekelijkse vergadering — of een gedeelte
daarvan, bijvoorbeeld een openbare lezing of een
Wachttoren-studie — moet in de doeltaal worden geleid.
Deze vergaderingen worden gehouden ten behoeve van
verkondigers en geïnteresseerden die van de doeltaal af-
hankelijk zijn en niet in de eerste plaats van degenen die
de taal aan het leren zijn. Aangezien het de voorkeur
heeft dat vergaderingen plaatselijk geleid worden, mo-
gen groepen niet geheel afhankelijk zijn van het volgen
van opgenomen programma’s op JW Stream.
5. De groep functioneert niet onafhankelijk maar valt onder het toe-
zicht van het lichaam van ouderlingen. De ouderlingen moeten
evenwichtige raad geven en het initiatief nemen om in de behoef-
ten van de groep te voorzien. Zo zullen ze verkondigers in de groep
opleiden voor extra theocratische verantwoordelijkheden.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 24


MEERTALIG VELD

6. Gemeente: Aangezien een gemeente meer middelen vergt dan


een groep moet de kringopziener nog zorgvuldiger te werk gaan
voordat hij de vorming van een nieuwe gemeente aanbeveelt. Er
moeten bijvoorbeeld voldoende doeltaalsprekers in de omgeving
zijn zodat verkondigers een zinvol aandeel aan de prediking kun-
nen hebben. (Zie Instructies voor het aanbevelen van nieuwe ge-
meenten [S-50].) De aangestelde broeders in een nieuwe gemeen-
te moeten in staat zijn in de benodigde geestelijke zorg te voorzien
en de leiding in de prediking te nemen.

GEBIED
7. In de prediking moeten de instructies uit hoofdstuk 9 van het Geor-
ganiseerd-boek worden opgevolgd. De ouderlingen moeten de ge-
biedsbewerking op zo’n manier organiseren dat de verkondigers
hun kostbare energie, tijd en andere middelen effectief gebruiken.
Verkondigers moeten zich concentreren op gebieden met een hoge
concentratie van personen die de doeltaal spreken (1 Kor. 9:26).
Regelingen voor het bewerken van het gebied moeten in overeen-
stemming zijn met de plaatselijke wetgeving over gegevensbe-
scherming.
8. Een pregroep of groep mag buiten de gebiedsgrenzen van de gast-
gemeente prediken. De dienstopziener van de gastgemeente zal
in dat geval contact opnemen met de dienstopzieners van nabij-
gelegen gemeenten met veel personen in hun gebied die de doel-
taal spreken. Maar de ouderlingen moeten bepalen hoeveel ge-
meenten hij benadert. Goede communicatie tussen de lichamen
van ouderlingen en de betrokken kringopzieners zal ervoor zorgen
dat alle taalgroepen met het goede nieuws worden bereikt.

VERGADERINGEN
9. Pregroep: Pregroepen houden geen wekelijkse vergaderingen. Van
tijd tot tijd moeten er wel testvergaderingen worden gehouden om
te weten te komen of mensen die afhankelijk zijn van de doeltaal

HOOFDSTUK 24 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


MEERTALIG VELD

interesse tonen in het bezoeken van vergaderingen. Houd daarbij


wel in gedachte dat er wellicht ook veel personen aanwezig zul-
len zijn die de taal willen leren. We moeten ons echter niet focus-
sen op hoeveel mensen de doeltaal willen leren, maar op hoeveel
geïnteresseerden die afhankelijk zijn van deze doeltaal de verga-
dering bezoeken. Als maar een paar van zulke mensen uit het ge-
bied testvergaderingen bezoeken, is het niet nodig om een groep
te vormen.
10. Groep: Het lichaam van ouderlingen van de gastgemeente kan be-
palen dat er maandelijks, naast de vergadering (of een gedeelte
daarvan) die de groep al wekelijks houdt, nog meer onderdelen
van vergaderingen gehouden kunnen worden, en hoe vaak. Een
groep zou bijvoorbeeld wekelijks de leven-en-dienenvergadering
kunnen houden en een of twee keer per maand een openbare le-
zing.
11. Een groep moet het vergaderschema aanhouden dat in het Werk-
boek leven-en-dienenvergadering in de doeltaal staat. Als het
werkboek niet in de doeltaal wordt uitgegeven, dan kunnen de
ouderlingen een schema voor de gemeentebijbelstudie aanvra-
gen bij de Dienstafdeling. Het enige onderdeel van de leven-en-
dienenvergadering dat een groep niet zelfstandig mag behartigen
is een specifieke plaatselijke behoefte die door het lichaam van
ouderlingen voor de gastgemeente is gekozen.
12. Locatie: Het heeft de voorkeur dat de vergaderingen van groepen
in een bijzaal worden gehouden, op hetzelfde tijdstip als de ver-
gadering van de gastgemeente. Op deze manier zullen degenen
in de groep voordeel trekken van omgang met de gastgemeente.
Maar als er uitzonderlijke omstandigheden zijn en de ouderlingen
denken dat dit niet mogelijk is, dan kan de vergadering van de
groep op een ander tijdstip gehouden worden, bij voorkeur in de
Koninkrijkszaal. In zulke gevallen moeten alle lichamen van ouder-
lingen die gebruikmaken van de Koninkrijkszaal hun goedkeuring
geven. (Zie 21:33.) Verkondigers in de groep mogen beslissen of
ze de vergadering met de gastgemeente ook bijwonen. Een of twee

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 24


MEERTALIG VELD

ouderlingen van de gastgemeente kunnen periodiek worden toe-


gewezen om zich na afloop van de vergadering bij de groep aan
te sluiten voor omgang en herderlijke zorg. (Voor aanvullende in-
formatie over de rol van het lichaam van ouderlingen in verband
met de activiteiten van groepen, zie 24:5, 20-23.)
13. Opnamen en audio- en videoverbinding: Het heeft de voorkeur
dat gemeentevergaderingen plaatselijk worden gehouden. Maar
als dat nog niet mogelijk is, kan een groep of een kleine of afge-
legen gemeente aan een kringopziener vragen of ze gebruik mo-
gen maken van opnamen van vergaderingen (of delen van ver-
gaderingen) in de doeltaal via JW Stream. (Over het algemeen
worden de vergaderingen die op JW Stream beschikbaar zijn op
maandagavond en zaterdagochtend opgenomen. Als groepen en
kleine of afgelegen gemeenten gebruik willen maken van deze op-
namen, dan moeten ze hun vergaderingen houden op een dag
waarop ze de opnamen van die week kunnen bekijken.) De kring-
opziener bepaalt welke groepen of kleine dan wel afgelegen ge-
meenten in zijn kring zulke opnamen mogen bekijken en in welke
mate. (Zie 24:9-11.) Sommige gemeenten vragen misschien toe-
stemming om af en toe een opname van een openbare lezing
te gebruiken. Een kleine of afgelegen gemeente die toestemming
krijgt om periodiek naar opnamen van vergaderingen te kijken,
moet ernaar streven zo spoedig mogelijk alle vergaderingen zelf-
standig te houden. Hoewel er dus opnamen van vergaderingen ge-
bruikt mogen worden, moeten gebeden plaatselijk worden uitge-
sproken.
14. Als er geen opnamen van vergaderingen beschikbaar zijn op JW
Stream, kan een groep of een kleine of afgelegen gemeente de
kringopziener toestemming vragen om via een verbinding de ver-
gaderingen van een gemeente in de doeltaal te volgen. (Zie 24:
9-11.) De kringopziener zal bepalen welke groepen of kleine dan
wel afgelegen gemeenten binnen zijn kring van deze voorziening
gebruik mogen maken en in welke mate. Met uitzondering van ge-
barentaalgemeenten en -groepen mogen gemeenten die beelden

HOOFDSTUK 24 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


MEERTALIG VELD

van de vergaderingen uitzenden alleen weergeven wat er op het


podium gebeurt. Er mogen geen beelden van het publiek of an-
dere gedeelten van de zaal worden uitgezonden. Het is belangrijk
dat het lichaam van ouderlingen van een gastgemeente goed blijft
communiceren met de groep en met het lichaam van ouderlingen
van de gemeente die de vergaderingen in de doeltaal uitzendt.
15. Tolken: Over het algemeen is simultaan tolken op gemeenteniveau
voor andere talen dan gebarentaal niet aan te bevelen. (Voor richt-
lijnen voor tolken in gebarentaal, zie 20:28-35.) Sommigen die de
taal van de gemeente niet goed beheersen, vinden het nuttig de
vergaderingen zo goed mogelijk in hun moedertaal voor te berei-
den. Anderen waarderen het misschien om hulp te krijgen bij het
opzoeken van Bijbelteksten. Verkondigers die de doeltaal spreken,
kunnen bovendien de hoofdpunten van de vergadering op een an-
der geschikt moment delen. (Zie 24:2.) Als het lichaam van ou-
derlingen het toch nuttig vindt een deel van het programma si-
multaan te tolken, moet dat goed beoordeeld worden. Als het
aantal bekwame tolken beperkt is, is het misschien niet mogelijk
elk deel te tolken. Ruim van tevoren moet worden vastgesteld wel-
ke delen getolkt worden en door wie. Om anderen niet te veel af
te leiden, moet er een bijzaal worden gebruikt. Tolken moeten voor-
beeldige gedoopte verkondigers zijn.
16. Vergaderingsbezoek rapporteren: Het aantal aanwezigen op de
vergaderingen van een groep moet op het Bericht gemeentever-
gaderingsbezoek (S-88) van de gastgemeente worden opgeteld.
Maar er moet ook een apart bericht van de aanwezigen van een
groep worden bijgehouden, zodat de ouderlingen en de kringop-
ziener kunnen bekijken hoe de groep zich ontwikkelt. Als een groep
de vergaderingen van een andere gemeente live volgt, dan wor-
den de aanwezigen niet opgeteld bij het aantal aanwezigen van
de uitzendende gemeente.
17. Liederen: Als in zeldzame gevallen het lied dat in de hoofdzaal
gezongen wordt niet beschikbaar is in de taal van de groep, is het
misschien mogelijk het geluid van de hoofdzaal in de bijzaal uit te

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 24


MEERTALIG VELD

zetten en daar een ander lied te zingen, als het maar niet storend
is voor de aanwezigen in de hoofdzaal.
18. Avondmaal: Als er een bekwame spreker is die de avondmaalsle-
zing in de taal van de pregroep of groep kan houden, mag het li-
chaam van ouderlingen van de gastgemeente daar regelingen voor
treffen. (Voor richtlijnen over het gebruik van opnamen voor het
Avondmaal in het geval er geen bekwame spreker beschikbaar is,
zie 20:10.)
19. Vergaderingen tijdens het bezoek van de kringopziener: Ook
als de kringopziener de gastgemeente bezoekt, mag een groep
zijn eigen vergaderingen houden. De groep moet zich wel bij de
gastgemeente aansluiten als de kringopziener zijn dienstlezingen
en de openbare lezing houdt. Er kan ook worden overwogen de
lezingen simultaan te tolken voor de groep.

VERKONDIGERS ONDERSTEUNEN
20. Een verkondiger die een andere taal wil leren om zijn dienst uit te
breiden verdient een compliment en moet aangemoedigd worden
de kosten te berekenen (Luk. 14:28). Misschien moet hij zich aan-
passen aan een andere cultuur en verder reizen om het predikings-
werk en de vergaderingen in die taal te ondersteunen. Daarom
moeten ouderlingen zulke verkondigers aanmoedigen nazoekwerk
te doen in onze publicaties en hun omstandigheden zorgvuldig en
gebedsvol te overwegen. Gezinshoofden moeten bijvoorbeeld de
behoeften van hun kinderen eerlijk evalueren en zullen het gees-
telijk welzijn van hun kinderen boven hun eigen voorkeuren stel-
len (1 Kor. 10:24; w17.05 8-12; w16.10 13-17). Gesprekken over hoe
een verkondiger een succes kan maken van zijn dienst moeten op-
bouwend en realistisch zijn. Als verkondigers besluiten een ande-
re taal te leren, dan moeten ze een kopie krijgen van Suggesties
voor verkondigers die een andere taal leren (S-394).
21. Het kan een verkondiger heel veel tijd kosten om een nieuwe taal
vloeiend te leren spreken. Velen maken vorderingen door een vol-

HOOFDSTUK 24 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


MEERTALIG VELD

ledig aandeel te hebben aan de prediking en de vergaderingen in


de doeltaal. Moedig verkondigers die een taal leren aan zo snel
mogelijk commentaar te geven op de vergaderingen en zich op te
geven om toewijzingen te behartigen op de leven-en-dienenver-
gadering. De ouderlingen zouden een speciale lees- en schrijfcur-
sus kunnen organiseren (be 285). Zorg ervoor, als dat passend
en praktisch is, dat bekwame verkondigers die de taal goed be-
heersen in de dienst samenwerken met verkondigers die de taal
leren. Ze zullen er veel aan hebben als er duidelijk en correct met
ze wordt gesproken, in eenvoudige woorden. Prijs ze voor hun po-
gingen om de taal beter onder de knie te krijgen.
22. Het lichaam van ouderlingen moet redelijk zijn in wat ze verwach-
ten van de verkondigers die zich inzetten voor de groep. Het zou
bijvoorbeeld vriendelijk zijn om de aangestelde broeders uit de
groep minder aandelen te geven op de vergaderingen van de gast-
gemeente. Inschikkelijkheid en wederzijds begrip zullen alle aan-
gestelde broeders in de gemeente helpen goed met elkaar samen
te werken bij het dragen van verantwoordelijkheid (Gal. 6:2, 5).
23. Ouderlingen moeten vooral alert zijn op de geestelijke behoeften
van verkondigers die de doeltaal leren. Zo’n verkondiger heeft mis-
schien persoonlijke hulp nodig als hij zo veel moeite met de taal
heeft dat zijn geestelijke groei belemmerd wordt. Begint de ver-
kondiger het geestelijke programma in de nieuwe taal te begrij-
pen? Probeert hij korte antwoorden te geven op de vergaderingen?
Houdt hij in de prediking eenvoudige, maar begrijpelijke presen-
taties? En wat het belangrijkste is, blijft hij geestelijk sterk en
draagt hij bij tot de vrede in de gemeente? (Zie 25:7-8.) Zoals be-
schreven in Suggesties voor verkondigers die een andere taal
leren, moeten zulke verkondigers realistisch zijn en zich bewust
blijven van hun geestelijke behoefte (Matth. 5:3). Totdat een ver-
kondiger de nieuwe taal vloeiend beheerst, kan hij het nodig vin-
den om geestelijke programma’s in zijn eigen taal te blijven bijwo-
nen. Na verloop van tijd moeten sommigen misschien bescheiden
concluderen dat ze terug moeten keren naar een gemeente in hun
eigen taal (Micha 6:8).

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 24


MEERTALIG VELD

KRINGVERGADERINGEN EN CONGRESSEN
24. Verkondigers in een groep of pregroep mogen kringvergaderingen
en congressen in de taal van hun groep of pregroep bijwonen, ook
als die in hetzelfde weekend worden gehouden als die van hun
gastgemeente. Als de kringvergadering of het congres van de
gastgemeente in een ander weekend wordt gehouden, kiezen som-
mige verkondigers er misschien voor deze grote vergaderingen in
beide talen bij te wonen, maar zij hoeven zich daartoe niet ver-
plicht te voelen. Vragen over het tolken van kringvergaderingen en
congressen moeten aan de kringopziener worden voorgelegd. Het-
zelfde geldt voor het gebruik van opnamen of audio- en videover-
bindingen in verband met anderstalige kringvergaderingen en con-
gressen. Als een pregroep of groep goedkeuring heeft gekregen
om zo’n opname in de doeltaal te bekijken, dan is het het best om
dat te doen op hetzelfde moment en dezelfde locatie als de gast-
gemeente, bijvoorbeeld in een bijzaal. Als dit niet mogelijk is, dan
zal de pregroep of groep de kringvergadering of het congres sa-
men met de gastgemeente bijwonen en het programma in de doel-
taal op een andere tijd en locatie bekijken via een opname of au-
dio- of videoverbinding.

INFORMATIEBORDEN,
JAARTEKST EN UITNODIGINGEN
25. Er mag een bord ‘Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen’ in de
taal van de groep worden geplaatst als duidelijk is dat de groep
een goede basis heeft en minimaal één wekelijkse vergadering of
deel van een vergadering in de Koninkrijkszaal houdt. Als het mo-
gelijk is, moet ook het vergaderschema van de groep op het bord
met de vergadertijden van de gemeenten worden vermeld. Er kan
ook overwogen worden om de jaartekst in de betreffende taal te
tonen. (Zie 21:38.2.) De gastgemeente mag uitnodigingen voor de
wekelijkse vergadering(en) in de taal van de groep bij het bijkan-
toor aanvragen. De groep mag niet zelf posters of uitnodigingen
maken om de vergaderingen aan te kondigen.

HOOFDSTUK 24 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 25

Herderlijk werk
Alinea
Herderlijke bezoeken ................................................................................................... 3
Opleiden van dienaren ......................................................................................... 4-6
Symptomen van zwakte herkennen ........................................................... 7-8
Effectieve raad geven ................................................................................................ 9
Hulp bij huwelijksproblemen ....................................................................... 10-11
Hulp aan zusters ........................................................................................................... 12
Hulp aan inactieven ........................................................................................... 13-18
Hulp aan slachtoffers van misbruik ............................................................. 19
Uitgesloten of teruggetrokken personen ............................................... 20

1. Ouderlingen volgen het voorbeeld van Jehovah en Jezus na door


‘als een herder te zorgen voor de kudde van God die aan hen is
toevertrouwd’ (1 Petr. 5:2, 3, vtn.). Dit houdt in dat ze de gemeen-
te beschermen zodat geen enkel schaap verloren gaat door nala-
tigheid of door de invloed van Satan, de wereld of afvalligen (Hand.
20:29, 30). Ze moeten ook liefdevolle en oprechte belangstelling
tonen voor de geestelijke, emotionele en fysieke behoeften van an-
deren (Jak. 1:27; 2:15, 16). Het doel van herderlijk werk is iemand
te laten delen in een geloofversterkende geestelijke gave en hem
te prijzen en aan te moedigen (Rom. 1:11, 12). Dit betekent dat
ouderlingen regelmatig met elk gemeentelid contact moeten heb-
ben (Spr. 27:23). Hoewel groepsopzieners regelingen treffen om ie-
dereen in de groep periodiek te bezoeken, is het niet nodig dat
het lichaam van ouderlingen een administratie bijhoudt van de her-
derlijke bezoeken. Ook hoeft het lichaam van ouderlingen niemand
aan te wijzen om toewijzingen te maken voor het doen van herder-
lijk werk. Alle ouderlingen moeten zich persoonlijk verantwoordelijk

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 25


HERDERLIJK WERK

voelen voor het herderlijk werk in de gemeente, of ze nu dienen


als groepsopziener of niet (Ef. 4:15, 16).
2. Een manier waarop ouderlingen herderlijke zorg geven is door goed
voorbereide Bijbelse lezingen. Een andere manier is door vóór en
na de vergadering en tijdens de velddienst positieve en opbouwen-
de gesprekken met verkondigers te hebben. Weer een andere ma-
nier is door het brengen van herderlijke bezoeken. Er kunnen doel-
treffende herderlijke bezoeken gebracht worden bij verkondigers
thuis, in de Koninkrijkszaal of op andere gepaste locaties. Herder-
lijk werk kan ook via de telefoon of per brief worden gedaan (Joh.
21:15-17).

HERDERLIJKE BEZOEKEN
3. Ouderlingen en bekwame dienaren die samen met een ouderling
een herderlijk bezoek brengen, moeten de volgende punten in ge-
dachte houden:
(1) Voorbereiden: Denk na over de behoeften en omstan-
digheden van het gemeentelid of gezin dat je gaat
bezoeken en bid om Jehovah’s leiding. Hoewel het ge-
sprek niet woordelijk moet worden voorbereid is het
passend om vooraf te overdenken welke Bijbelse aan-
moediging of raad het nuttigst zal zijn. Doe nazoekwerk
in de publicaties van de getrouwe slaaf (Matth. 24:45;
Hebr. 12:12, 13). Wees flexibel als de behoeften tijdens
het bezoek toch anders blijken te liggen dan verwacht.
(2) Bepalen wie meegaat: Doorgaans is het het beste als
twee ouderlingen of een ouderling en een bekwame die-
naar samen een bezoek brengen. (Zie 25:12.) Als je
verwacht dat er een vertrouwelijke of ernstige kwestie
ter sprake zal komen, dan moeten twee ouderlingen het
bezoek brengen. Anders kan een ouderling samen met
een bekwame dienaar het bezoek brengen, waarbij de
ouderling de leiding neemt. (Zie 25:4-6.)

HOOFDSTUK 25 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HERDERLIJK WERK

(3) Een afspraak maken: Het is meestal het beste om een


afspraak te maken. Als er een ernstig probleem moet
worden besproken, bepaal dan met onderscheidings-
vermogen of het nodig is de verkondiger daar vóór het
bezoek over te informeren.
(4) Aanmoedigend zijn: Zorg voor een ontspannen en
opbouwende sfeer. Laat zien dat je echt om de verkondi-
ger geeft en wees snel om te luisteren (Jak. 1:19; 5:11).
(5) De Bijbel gebruiken: De Bijbel moet centraal staan
bij het geven van leiding en aanmoediging. Door een
vaardig gebruik van Gods Woord zullen Jehovah’s
gedachten het hart van de verkondiger raken
(Jes. 30:21; Hebr. 4:12).
(6) Duur van het bezoek: Houd je aan de afgesproken
tijd. Als het nodig is, kan er nog een afspraak worden
gemaakt (Pred. 3:1; Matth. 5:37).
(7) Bidden: Noem in je gebed de persoon of het gezin bij
naam en noem eventuele tegenslagen of beproevingen
waar ze mee te maken hebben (Fil. 4:6, 7; Kol. 4:12).
(8) Privacy respecteren en vertrouwelijkheid bewaren:
Bemoei je niet met persoonlijke zaken (1 Thess. 4:11).
Geestelijke herders bevorderen een liefdevolle, hechte
geest in de gemeente door betrouwbare vrienden te zijn
die erom bekendstaan de vertrouwelijkheid te bewaren
(Spr. 10:19; 20:19; 25:9).

OPLEIDEN VAN DIENAREN


4. Timotheüs leerde veel door met Paulus samen te werken (2 Tim.
2:1, 2). Ouderlingen kunnen het voorbeeld van Paulus volgen door
bekwame dienaren mee te nemen naar herderlijke bezoeken als dat
gepast is. Dat geeft zulke dienaren de gelegenheid om met ei-
gen ogen te zien wat er van christelijke opzieners verwacht wordt,

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 25


HERDERLIJK WERK

namelijk dat ze goede onderwijzers zijn, dat ze op God vertrouwen


en dat ze liefdevol en geduldig zijn (1 Tim. 3:1).
5. Voordat een ouderling samen met een dienaar een herderlijk be-
zoek brengt, moet hij met de dienaar bespreken hoe hij het bezoek
wil aanpakken. Hij kan de dienaar van tevoren vragen om een aan-
moedigende gedachte uit de Bijbel te bespreken of een geloofver-
sterkende ervaring die van toepassing is op de verkondiger of het
gezin dat bezocht zal worden. Ook kan hij de dienaar vragen om
het bezoek te besluiten met gebed. Hij moet na afloop samen met
de dienaar het bezoek evalueren en hem de nodige complimenten
en raad geven.
6. Met toestemming van de ouderlingen mag een groepsdienaar sa-
men met een andere dienaar geestelijk opbouwende bezoeken bren-
gen bij de verkondigers in de groep. (Zie 7:1.) Na elk bezoek moet
de groepsdienaar de ouderlingen erover informeren. Als er tijdens
het bezoek een vertrouwelijke of ernstige kwestie ter sprake komt,
dan moet de groepsdienaar de verkondiger er tactvol op wijzen dat
de kwestie het best door de ouderlingen behandeld kan worden.

SYMPTOMEN VAN ZWAKTE HERKENNEN


7. Als een verkondiger geestelijk verzwakt, blijkt dat vaak uit een of
meer van de volgende symptomen: hij is minder enthousiast over
de waarheid; hij verwaarloost zijn dagelijks Bijbellezen, persoonlij-
ke studie en vergaderingsbezoek; hij gaat maandenlang niet in de
velddienst; hij is te veel bezig met ontspanning of materiële din-
gen; of hij heeft kritiek op de ouderlingen en de organisatie.
8. Als herders symptomen van zwakte opmerken, dan zullen ze de
verkondiger aan de hand van de Bijbel laten zien dat het belang-
rijk is om te bidden om heilige geest; om dagelijks de Bijbel te le-
zen; om onze publicaties te bestuderen; om te mediteren over
Bijbelse onderwerpen; om geregeld de vergaderingen, kringverga-
deringen en congressen te bezoeken; om geregeld de velddienst
in te gaan; en om open te staan voor geestelijke hulp van dege-

HOOFDSTUK 25 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HERDERLIJK WERK

nen die de leiding nemen (Ps. 1:1, 2; 77:12; Luk. 11:13; Hand. 20:20,
21; Hebr. 10:23-25; 13:17).

EFFECTIEVE RAAD GEVEN


9. Ouderlingen moeten opmerkzaam zijn zodat ze snel Bijbelse raad
kunnen geven voordat slechte tendensen ingeworteld raken (Spr.
27:5, 6). Door van tevoren gebedsvol na te denken over wat je
gaat zeggen en hoe, zal je raad effectiever worden (Gal. 6:1). De
volgende punten zullen hierbij helpen:
(1) Neem genoeg tijd om te luisteren en de feiten te
verzamelen (Spr. 18:13; Jak. 1:19).
(2) De toon van het gesprek moet hartelijk en liefdevol
zijn. De verkondigers zijn Jehovah’s schapen en
moeten teder behandeld worden (Ps. 100:3). Raad
moet worden voorafgegaan door specifieke, oprechte
complimenten.
(3) Wat ouderlingen zeggen, moeten ze baseren op de Bijbel
en onze publicaties, niet op hun eigen mening.
(4) Bij gevoelige onderwerpen, zoals kleding, uiterlijke
verzorging en entertainment, is het verstandig om de
mening van een andere ouderling te vragen voordat
je raad geeft (Pred. 7:16).

HULP BIJ HUWELIJKSPROBLEMEN


10. Als een broeder of zuster huwelijksproblemen heeft en, met of zon-
der de partner, de ouderlingen om hulp vraagt, dan moeten zij lief-
devol raad geven die gebaseerd is op de Bijbel en onze publica-
ties. Als beide partners Jehovah’s Getuigen zijn, is het doorgaans
het beste als ze allebei aanwezig zijn. Als maar een partner aan-
wezig is, dan zullen de ouderlingen bespreken wat diegene kan
doen om de situatie te verbeteren. Ouderlingen moeten oppassen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 25


HERDERLIJK WERK

dat ze geen kant kiezen omdat ze nooit alles kunnen weten wat
er zich in een huwelijk afspeelt (Spr. 18:13).
11. Als een verkondiger overweegt bij zijn partner weg te gaan, dan
moeten de ouderlingen zijn aandacht vestigen op wat de Bijbel en
onze publicaties hierover zeggen (1 Kor. 7:10, 11; lvs 250-251). Als
hij een echtscheiding overweegt, dan moeten de ouderlingen uit-
leggen dat een echtscheiding op zich geen basis vormt om te her-
trouwen (Matth. 19:9). Ouderlingen mogen niemand tot uiteengaan
of echtscheiding aanmoedigen of dit verbieden. Dit is een persoon-
lijke beslissing en elke christen moet de gevolgen van zijn eigen
beslissing dragen (Gal. 6:7). De ouderlingen zouden wel kunnen be-
sluiten dat de verkondiger vanwege zijn beslissing niet meer voor
speciale voorrechten in aanmerking komt die normaal gesproken
aan voorbeeldige verkondigers worden gegeven. (Zie 2:4; 8:9.)

HULP AAN ZUSTERS


12. Een ouderling of dienaar mag een zuster nooit alleen bezoeken of
haar enige vertrouweling worden als hij geen naaste familie is (Spr.
22:3; Jer. 17:9). Als een zuster langere tijd hulp nodig heeft, dan
moet het lichaam van ouderlingen het zo regelen dat niet steeds
dezelfde twee ouderlingen haar herderlijke zorg geven, als dat mo-
gelijk is. Een ouderling kan met een zuster bij haar thuis, op ver-
gaderingen of in de velddienst spreken, zolang dit in het gezichts-
veld van anderen gebeurt.

HULP AAN INACTIEVEN


13. Jehovah vergeet zijn aanbidders nooit, ook niet als ze afdwalen
van de kudde (Ezech. 34:11). Ouderlingen hebben de verantwoor-
delijkheid om ijverig te zoeken naar schapen die zijn afgedwaald
(Matth. 18:12-14; 1 Thess. 5:14; rj 4-5). Om een broeder of zuster
die inactief is geworden te kunnen helpen is het nodig om gebeds-
vol op Jehovah en de leiding van zijn geest te vertrouwen en de
Bijbel vaardig te gebruiken. Ouderlingen kunnen Bijbelteksten le-

HOOFDSTUK 25 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HERDERLIJK WERK

zen, een artikel bespreken, mooie punten van vergaderingen noe-


men, met hem bidden, enzovoorts (2 Kor. 1:3-7; Jak. 5:13-15). Een
bezoek, een telefoongesprek of een brief kan veel goeds doen (w08
15/11 7-16; rj 12-15; cl 240-249).
14. Om ervoor te zorgen dat er geen inactieven over het hoofd wor-
den gezien, moet het dienstcomité elke inactieve toewijzen aan
een velddienstgroep. Hoewel de namen van inactieve personen op
geen enkele lijst op het mededelingenbord mogen staan, moeten
de groepsopziener en zijn assistent op de hoogte zijn van hun om-
standigheden en contactgegevens.
15. Elk jaar moet er voorafgaand aan de speciale lezing en het Avond-
maal extra moeite worden gedaan om in contact te komen met
alle inactieven in het gemeentegebied. Als een groepsopziener en
zijn assistent hier hulp bij nodig hebben, dan kan het dienstcomi-
té andere ouderlingen en bekwame dienaren vragen om samen te
werken met de groepsopzieners. De broeders die zulke bezoekjes
brengen, moeten hartelijk en aanmoedigend zijn. Ze moeten de in-
actieve verkondiger niet alleen de uitnodiging voor de speciale le-
zing en het Avondmaal geven, maar er ook voor zorgen dat hij de
brochure Kom terug bij Jehovah krijgt. Als de omstandigheden het
toelaten, dan kan er een Bijbelse aanmoediging worden gegeven
die op de persoon is afgestemd. Als een inactieve verkondiger aan-
geeft dat hij geen contact met de gemeente meer wil, moet zijn
wens gerespecteerd worden.
16. Wanneer een inactieve graag weer actief met de gemeente om wil
gaan, kan er een Bijbelstudie worden aangeboden. Als dit aanbod
wordt aangenomen, dan zal het dienstcomité bepalen wie de studie
zal leiden, voor hoelang en welke publicatie er gebruikt zal worden.
17. Als iemand nog niet zo lang inactief is, heeft hij misschien alleen
aanmoediging en praktische hulp van een ervaren verkondiger no-
dig om weer actief te worden. Maar voordat iemand die al lang in-
actief is weer in de velddienst mag, moeten twee ouderlingen met
hem samenkomen om te zien of hij aan de basisvereisten vol-
doet. Dit komt overeen met de procedure voor het goedkeuren van

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 25


HERDERLIJK WERK

nieuwe verkondigers in hoofdstuk 8 van Georganiseerd om Jeho-


vah’s wil te doen.
18. Een inactieve die zich aan ernstig kwaaddoen schuldig heeft ge-
maakt en nu wil terugkeren naar de gemeente denkt misschien dat
hij zal worden uitgesloten als hij de ouderlingen over het kwaad-
doen vertelt. Maar hij zal niet uit de gemeente verwijderd worden
als hij is gestopt met zijn onjuiste gedrag en oprecht berouw heeft
(Jes. 1:18; 55:7; 2 Kor. 7:10, 11; Jak. 5:13-16; w08 15/11 14 ˚12-13;
rj 10-14).

HULP AAN SLACHTOFFERS VAN MISBRUIK


19. Zie 14:12-17.

UITGESLOTEN OF
TERUGGETROKKEN PERSONEN
20. Er is geen officiële regeling om uitgesloten of teruggetrokken per-
sonen elk jaar te bezoeken. In plaats daarvan moeten ouderlingen
met onderscheidingsvermogen bepalen of ze kort contact met zul-
ke personen kunnen hebben, en zo ja, hoe. Als een uitgeslotene
bijvoorbeeld al iets van verandering in zijn gedrag laat zien, dan
zou een ouderling hem de brochure Kom terug bij Jehovah kun-
nen geven en hem eraan kunnen herinneren welke stappen hij kan
zetten om aan zijn herstel te werken (Jes. 1:18; rj 10-14). Zo’n kort
contact zou een ouderling kunnen leggen als hij van huis tot huis
gaat. Of misschien ziet hij tijdens het winkelen een uitgesloten per-
soon die al jaren niet meer bezocht is. Dan kan hij besluiten hem
aan te spreken. Een ouderling mag op elk gepast moment een uit-
geslotene bezoeken of bellen. De coördinator van het lichaam van
ouderlingen moet van zulke contacten op de hoogte worden ge-
bracht. Natuurlijk moet er geen contact worden gelegd met actie-
ve afvalligen, met personen die anderen tot zonde proberen aan
te zetten of met personen die hebben laten weten dat ze niets
meer met de christelijke gemeente te maken willen hebben.

HOOFDSTUK 25 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 26

Rampen en
noodsituaties

Alinea
Wees voorbereid ........................................................................................................ 1-6
Houd contactgegevens bij ................................................................................ 2
Tref regelingen voor personen met speciale behoeften ........... 3
Stel de gemeenteadministratie veilig ....................................................... 4
Neem de regelingen met de ouderlingen door ................................ 5
Jaarlijks aandeel op de doordeweekse vergadering .................... 6
Een ramp in de omgeving ............................................................................... 7-12
Neem contact op met alle verkondigers ............................................... 7
Breng de coördinator op de hoogte ........................................................ 8
Breng de kringopziener op de hoogte .................................................... 9
Wees veiligheidsbewust .................................................................................... 10
Geef herderlijke zorg aan de verkondigers ....................................... 11
Blijf praktische hulp geven ............................................................................. 12
Een ramp in een ander gebied ....................................................................... 13

WEES VOORBEREID
1. Als er voor een ramp wordt gewaarschuwd, dan moeten de ou-
derlingen nagaan of alle verkondigers zich op een veilige plek be-
vinden. Als de tijd het toelaat, moeten ze ook goederen inslaan
en verdelen die misschien nodig zijn. Zelfs als het onwaarschijn-
lijk lijkt dat er in de omgeving een ramp of een noodsituatie zal
plaatsvinden, moeten de volgende stappen worden genomen om
voorbereid te zijn:

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 26


RAMPEN EN NOODSITUATIES

2. Houd contactgegevens bij: De secretaris moet een lijst bijhou-


den met de contactgegevens van alle verkondigers, met inbegrip
van inactieve verkondigers. Op deze lijst moeten ook hun contact-
gegevens in geval van nood en de contactgegevens van de kring-
opziener staan. Zodra de lijst is aangepast, moet de secretaris alle
ouderlingen een kopie geven. Elke ouderling moet ervoor zorgen
dat hij deze gegevens paraat heeft. Houd er rekening mee dat na
een ramp elektronische bestanden misschien niet toegankelijk zijn
als het elektriciteitsnet of internet is uitgevallen.
3. Tref regelingen voor personen met speciale behoeften: Het
dienstcomité moet samen met de groepsopzieners een plan ma-
ken om personen met speciale behoeften, zoals ouderen, te hel-
pen.
4. Stel de gemeenteadministratie veilig: De gemeenteadministra-
tie en het vertrouwelijk archief moeten altijd veilig worden opge-
borgen. Daarnaast moet het dienstcomité een plan maken voor
het beschermen en behouden van deze gegevens in geval van
een dreigende ramp. (Zie 22:10.)
5. Neem de regelingen met de ouderlingen door: Elk jaar moeten
de plaatselijke regelingen tijdens een ouderlingenvergadering wor-
den doorgenomen.
6. Jaarlijks aandeel op de doordeweekse vergadering: Eén keer
per jaar zal er op de doordeweekse vergadering een aandeel zijn
over de voorbereiding op rampen. In dat aandeel is tijd beschik-
baar voor mededelingen van het bijkantoor en van het lichaam
van ouderlingen, als dat nodig is. Als jullie gemeente tijdens de
week van dit aandeel een kringvergadering of congres heeft, dan
moet dit aandeel in een van de weken daarna worden gehouden.

EEN RAMP IN DE OMGEVING


7. Neem contact op met alle verkondigers: Als een gemeente
wordt getroffen door een ramp, dan moeten ouderlingen snel de

HOOFDSTUK 26 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


RAMPEN EN NOODSITUATIES

onmiddellijke behoeften van de verkondigers inventariseren. De


groepsopzieners nemen het voortouw door te achterhalen waar
alle verkondigers en gezinnen uit hun velddienstgroep, met inbe-
grip van inactieven, zich bevinden en wat hun situatie is.
(1) Stel vast wat de onmiddellijke behoeften zijn,
bijvoorbeeld aan medische zorg, voedsel, water,
onderdak, kleding en andere basisbehoeften.
Tref daar ook regelingen voor.
(2) Stel vast wat de situatie van de verkondigers is.
Zijn er personen geëvacueerd, vermist, gewond of
overleden?
(3) Stel vast hoe hun huizen eraan toe zijn. Zijn er nuts-
voorzieningen uitgevallen? Zijn er huizen beschadigd of
verwoest?
8. Breng de coördinator op de hoogte: Groepsopzieners moeten
hun bevindingen zo snel mogelijk (meestal binnen 24 uur) aan de
coördinator van het lichaam van ouderlingen doorgeven, ook als
de informatie onvolledig is of als niemand direct door de ramp
is getroffen. Praat hem dagelijks bij totdat de situatie van alle
verkondigers bekend is.
9. Breng de kringopziener op de hoogte: Zodra deze informatie is
verzameld, moet de coördinator onmiddellijk de kringopziener in-
formeren over eventuele schade en de gezondheid van iedereen
in de gemeente. Hij moet ook aan de kringopziener doorgeven of
de Koninkrijkszaal beschadigd of verwoest is. Praat hem dage-
lijks bij totdat de situatie van alle verkondigers bekend is. Nadat
de kringopziener het verslag van de ouderlingen heeft ontvangen
zal hij onmiddellijk het bijkantoor op de hoogte brengen. Het bij-
kantoor zal bepalen of er behoefte is aan verdere hulpverlening.
10. Wees veiligheidsbewust: Totdat de vrijwilligers zijn aangekomen
die aan de hulpactie zijn toegewezen, zullen degenen in het ge-
troffen gebied en de omgeving daarvan zo goed mogelijk in de

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 26


RAMPEN EN NOODSITUATIES

onmiddellijke behoeften van de broeders en zusters voorzien. Het


is wel heel belangrijk dat iedereen rekening houdt met zijn be-
voegdheden en mogelijkheden. Er kan sprake zijn van gevaarlijke
omstandigheden of van gebouwen die makkelijk kunnen instor-
ten. Niemand moet zijn leven op het spel zetten voor materiële
bezittingen.
11. Geef herderlijke zorg aan de verkondigers: Geef geestelijke en
emotionele steun aan de broeders en zusters en hervat de ge-
meentevergaderingen zo snel mogelijk (od hfst. 17 ˚15-16).
12. Blijf praktische hulp geven: Als de schade heel groot is of als
de hulpverlening weken of maanden zal duren, dan moeten ou-
derlingen op de volgende punten letten:
(1) Ga na welke verkondigers tijdelijk onderdak kunnen
bieden aan degenen die dakloos zijn geworden of aan
bouwvrijwilligers.
(2) Zorg ervoor dat voldoende hulpgoederen onder de
noodlijdende gezinnen worden verdeeld en dat dit op
een eerlijke manier gebeurt (Hand. 6:1).
(3) Ga met de medewerkers van de Plaatselijke Bouwafde-
ling (PBA) mee als zij de verkondigers bezoeken om de
schade op te nemen.
(4) Help de verkondigers uit te zoeken of zij in
aanmerking komen voor overheidssteun. Ga voordat er
een aanvraag wordt ingediend na of ze begrijpen wat er
van ze wordt verwacht als ze deze hulp ontvangen. Dit
zijn persoonlijke beslissingen waar verkondigers over na
moeten denken voordat ze een overeenkomst aangaan.
(5) Ondersteun de PBA, die op basis van de richtlijnen
van het bijkantoor bepaalt welke verkondigers in
aanmerking komen voor hulp bij herstelwerkzaamheden
(od hfst. 12 ˚12-15).

HOOFDSTUK 26 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


RAMPEN EN NOODSITUATIES

EEN RAMP IN EEN ANDER GEBIED


13. Als er een ramp in een ander gebied plaatsvindt, dan kunnen ou-
derlingen de verkondigers aan de volgende punten herinneren:
(1) We moeten onze broeders en zusters in onze gebeden
gedenken (2 Kor. 1:8-11).
(2) Als iemand financiële ondersteuning wil geven, kan hij
een schenking doen aan het wereldwijde werk. Op deze
manier kan de organisatie waar maar ook ter wereld
broeders en zusters helpen.
(3) Hulpgoederen en andere materialen mogen niet naar
het rampgebied worden gestuurd als daar niet specifiek
om gevraagd is door de broeders die de leiding hebben.
Dit zal ervoor zorgen dat de hulpverlening en de verde-
ling van goederen ordelijk verloopt.
(4) Het is niet de bedoeling het bijkantoor te bellen om te
informeren naar de situatie. Daardoor zouden telefoon-
gesprekken uit het rampgebied niet beantwoord kunnen
worden.
(5) Verkondigers mogen alleen naar het getroffen gebied
afreizen om te helpen als ze daarvoor gevraagd zijn
door degenen die de hulpverlening coördineren.
Vrijwilligers moeten zijn goedgekeurd door middel van
een Aanmeldingsformulier vrijwilliger Plaatselijke
Bouwafdeling (DC-50) of een Aanvraag voor
vrijwilligersprogramma (A-19).

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 26


RAMPEN EN NOODSITUATIES

HOOFDSTUK 26 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 27

Trouwerijen
Alinea
Huwelijkslezingen ...................................................................................................... 2-5
Gebruik van de Koninkrijkszaal ......................................................................... 6
Eenzijdige beëindiging van verloving .......................................................... 7

1. Trouwerijen die in overeenstemming met Bijbelse principes wor-


den georganiseerd zijn tot eer van Jehovah. Dit is vooral zo als
een huwelijk in de Koninkrijkszaal wordt voltrokken.

HUWELIJKSLEZINGEN
2. Als het mogelijk is, moet de huwelijkslezing door een ouderling
worden uitgesproken. Het toekomstige echtpaar mag daarvoor
een specifieke ouderling vragen. Anders zal het lichaam van ou-
derlingen een ouderling uitkiezen. In veel landen heeft de over-
heid bedienaren van Jehovah’s Getuigen gemachtigd om huwe-
lijken te voltrekken (w06 15/10 18-23).
3. Een ouderling mag een huwelijkslezing uitspreken voor een broe-
der en zuster of voor twee ongedoopte verkondigers die stappen
zetten richting de doop (1 Kor. 7:39; 2 Kor. 6:14; w04 1/7 30-31).
Voordat hij dit toezegt, moet hij aandacht hebben voor de vol-
gende punten:
(1) Ga na of de toekomstige bruid en bruidegom zowel
Bijbels als wettelijk gezien vrij zijn om te trouwen, en
welke reputatie ze in hun eigen gemeente(n) hebben.
(Zie 2:4.) Kom met het koppel samen en vraag dan
tactvol maar rechtstreeks naar hun gedrag in de
verkeringstijd.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 27


TROUWERIJEN

(2) Als een van beiden eerder getrouwd is geweest, dan


moet diegene de ouderlingen overtuigend bewijs heb-
ben gegeven dat aantoont dat hij of zij Bijbels gezien
vrij is om te hertrouwen (Hebr. 13:4; zie 12:71-76).
De ouderling die de huwelijkslezing uitspreekt, moet dit
nagaan en een kopie van de echtscheidingsakte (of een
dergelijk juridisch document) inzien om te controleren
of de echtscheiding volledig is afgehandeld. Als er vra-
gen zijn over de vrijheid om te hertrouwen, dan moet
het lichaam van ouderlingen de Dienstafdeling schrijven
zodat er vóór de huwelijksdag duidelijkheid is.
(3) Een ouderling die besluit een huwelijkslezing te
houden moet nagaan of hij bevoegd is om in de stad
of omgeving waar de trouwerij plaatsvindt het huwelijk
te voltrekken (Rom. 13:1). De plaatselijke autoriteiten
vereisen misschien dat een geestelijk bedienaar zich
laat registreren en zijn aanstelling als bedienaar laat
zien voordat hij huwelijken kan voltrekken. In sommige
landen is een door het lichaam van ouderlingen onder-
tekende brief waarin zijn aanstelling als ouderling in
de plaatselijke gemeente wordt bevestigd misschien
voldoende. Als dit niet voldoende is, dan moet de ou-
derling nagaan wat er precies van hem wordt verwacht
en zo nodig de Dienstafdeling schriftelijk om advies
vragen. Als de ouderling niet bevoegd is om de geloften
af te nemen, dan kan een andere ouderling die wel
bevoegd is dit direct na de huwelijkslezing doen.
Deze ouderling moet dan de vereiste documenten
completeren.
4. Vooral personen die verloofd zijn, hebben liefdevolle herderlijke
zorg nodig van de ouderlingen. Advies uit de Bijbel kan ze hel-
pen een succes te maken van hun trouwdag en huwelijk. Ze moe-
ten worden aangemoedigd nazoekwerk te doen in de Bijbel en
onze publicaties. Zo’n gebedsvolle studie zal ze helpen eerbaar

HOOFDSTUK 27 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


TROUWERIJEN

te blijven tijdens hun verkering en hun trouwdag zo te organise-


ren dat die tot eer van Jehovah is en ze een rein geweten behou-
den (1 Kor. 10:31, 32). Als ze bijvoorbeeld een huwelijksreceptie
willen geven, wijs ze dan op de meest recente publicaties van de
getrouwe slaaf (w06 15/10 18-31; w00 1/5 19-22; w97 15/4 23-26;
lvs 180-181, 252).
5. De huwelijkslezing is gebaseerd op het schema ‘Een huwelijk dat
God eert’ (S-41). De spreker moet duidelijk maken welke verant-
woordelijkheden getrouwde mannen en vrouwen van God hebben
gekregen en hoe zij die in overeenstemming met de Bijbel kun-
nen dragen. Het is een serieus onderwerp dat liefdevol, hartelijk,
waardig en met gepast respect moet worden besproken. De spre-
ker moet de neiging weerstaan om grappige opmerkingen te ma-
ken met het doel de lachers op zijn hand te krijgen. Dit zou een
gebrek aan respect voor de aanwezigen en voor God verraden.
Sprekers mogen tijdens een huwelijkslezing geen bewegend beeld-
materiaal op schermen vertonen. Als visueel middel mogen ze tij-
dens zo’n lezing wel enkele gepaste stilstaande beelden gebrui-
ken. (Zie 20:20.) Als er voor of na de huwelijkslezing videobeelden
worden gebruikt, dan moeten die van goede smaak getuigen. De
voorgaande instructies over videobeelden zijn ook van toepas-
sing op begrafenislezingen.

GEBRUIK VAN DE KONINKRIJKSZAAL


6. Als een aanstaand echtpaar de Koninkrijkszaal wil gebruiken voor
hun huwelijkslezing, dan moeten zij dit ruim op tijd schriftelijk bij
de ouderlingen aanvragen en daarbij de precieze datum en tijd
vermelden waarop zij de zaal graag willen gebruiken (od hfst. 11
˚10-11). Het dienstcomité moet snel samenkomen in verband met
de volgende punten:
(1) Ga na of de toekomstige bruid en bruidegom
allebei wettelijk en Bijbels gezien vrij zijn om te trouwen
en of ze in hun gemeente(n) een goede reputatie

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 27


TROUWERIJEN

hebben. (Zie 2:4.) Als twee ongedoopte verkondigers


die stappen zetten richting de doop aan deze voor-
waarden voldoen, dan mogen zij toestemming krijgen
de Koninkrijkszaal te gebruiken. Een niet-geregistreerde
buitenlander mag de Koninkrijkszaal voor zijn huwelijks-
lezing gebruiken als hij voldoet aan de voorwaarden
voor een burgerlijk huwelijk en de hierboven omschre-
ven voorwaarden. (Zie 29:3-7.)
(2) Een huwelijksplechtigheid of repetitie hiervoor mag
niet op een tijdstip worden gehouden dat er reguliere
vergaderingen of andere activiteiten in de Koninkrijks-
zaal plaatsvinden. Als de Koninkrijkszaal ook door
andere gemeenten wordt gebruikt, dan moet er bij de
andere dienstcomités worden nagegaan of de zaal
beschikbaar is.
(3) Het dienstcomité beslist of het nodig is om de
gemeente kort mee te delen dat de Koninkrijkszaal voor
een trouwerij zal worden gebruikt.
(4) Het aanstaande echtpaar moet het dienstcomité steeds
bijpraten over hun plannen met betrekking tot het
gebruik van de Koninkrijkszaal. Eventuele versiering van
de zaal of een andere opstelling van de stoelen moet
eerst door het dienstcomité worden goedgekeurd. Er
mag alleen muziek uit Zing met vreugde voor Jehovah
worden gebruikt. Hoewel bruidsmeisjes, bruidsjonkers,
getuigen, enzovoorts niet gedoopt hoeven te zijn,
mogen hiervoor geen personen worden gebruikt die zijn
uitgesloten of van wie bekend is dat hun leefstijl lijn-
recht tegen Bijbelse principes ingaat. Personen die zijn
gevraagd om foto’s of opnames van de trouwdag te
maken mogen niets doen dat afleidt van de lezing of
op een andere manier afdoet aan de waardigheid van
de plechtigheid.

HOOFDSTUK 27 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


TROUWERIJEN

(5) Als bekend wordt dat het stel ernstig kwaad-


doen heeft begaan dat door een rechterlijk comité moet
worden behandeld, dan mogen ze de Koninkrijkszaal
niet gebruiken. Als geen van beiden wordt uitgesloten,
dan moet de ouderling met onderscheidingsvermogen
bepalen of hij op een andere locatie het huwelijk zal
voltrekken of een lezing zal houden.

EENZIJDIGE BE ËINDIGING VAN VERLOVING


7. Doorgaans is het niet nodig dat ouderlingen navraag doen naar
een eenzijdige beëindiging van een verloving, tenzij degene die
de verloving beëindigde als voorbeeldig wordt beschouwd en er
door de andere partij een beschuldiging wordt geuit of als er in
de gemeente onrust is ontstaan die geleid heeft tot een gebrek
aan respect voor degene die de verloving beëindigde (Pred. 5:2;
Matth. 5:37). Bij het beschouwen of de persoon nog als voorbeel-
dig kan worden bezien, moeten de ouderlingen onderscheidings-
vermogen gebruiken. (Zie 2:4.) Waren er geldige redenen voor het
beëindigen van de verloving of neemt de persoon de huwelijks-
belofte licht op? (w99 15/8 30-31) Heeft de gemeente in het al-
gemeen nog respect voor de persoon?

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 27


TROUWERIJEN

HOOFDSTUK 27 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 28

Gevangenissen

Alinea
Contactgemeente ..................................................................................................... 2-4
Correspondentie met het bijkantoor ....................................................... 5-7
Communicatie met
gevangenisfunctionarissen ................................................................................... 8
Verzoeken van en contact met
gedetineerden ................................................................................................................... 9
Prediking ..................................................................................................................... 10-16
Lectuur ................................................................................................................... 10-12
Velddienst rapporteren .............................................................................. 13-14
Doop ................................................................................................................................. 15
Overplaatsing van verkondigers ................................................................ 16
Vergaderingen ........................................................................................................ 17-20
Avondmaal ................................................................................................................... 19
Extra bijeenkomsten ............................................................................................ 20
Gedetineerden en dienstvoorrechten ........................................................ 21
Rechterlijke comités ................................................................................................. 22

1. In het toegewezen gebied van een gemeente liggen misschien een


of meerdere gevangenissen. Hoewel de mogelijkheden om gede-
tineerden te bezoeken vaak beperkt zijn, kunnen verkondigers
misschien wel toestemming van de autoriteiten krijgen om indi-
viduele personen te bezoeken die om geestelijke hulp hebben ge-
vraagd (Matth. 5:3). De richtlijnen in dit hoofdstuk kunnen ook
van toepassing zijn op andere inrichtingen die niet algemeen toe-
gankelijk zijn.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 28


GEVANGENISSEN

CONTACTGEMEENTE
2. Het bijkantoor zal een of meer gemeenten als contactgemeente
aanwijzen. Deze gemeenten geven opvolging aan interesse die
gedetineerden hebben getoond. Ook blijven ze zorg dragen voor
de geestelijke behoeften van gedetineerden die de Bijbel bestu-
deren en Jehovah’s Getuigen worden.
3. Het dienstcomité van de contactgemeente kiest volwassen, ge-
doopte verkondigers uit die geschikt zijn voor deze tak van dienst
(Matth. 10:16). De dienstopziener zal het werk coördineren. Als
het nodig is, mogen bekwame verkondigers uit nabijgelegen ge-
meenten worden ingezet nadat ze door hun dienstcomité zijn
goedgekeurd. Met de goedgekeurde verkondigers moeten toepas-
selijke gedeelten uit dit hoofdstuk mondeling worden gedeeld.
4. Als een gemeente niet langer als contactgemeente kan dienen,
dan moet het dienstcomité dat in een brief aan de Dienstafde-
ling uitleggen. Als de broeders weten dat een andere gemeente
hun rol zou willen overnemen, dan moeten de dienstcomités sa-
men de brief ondertekenen. Het bijkantoor zal schriftelijk laten
weten of de aanbeveling wel of niet is overgenomen.

CORRESPONDENTIE MET HET BIJKANTOOR


5. De secretaris is verantwoordelijk voor de correspondentie met de
Dienstafdeling over het werk in de gevangenissen. Daarbij moe-
ten altijd de volledige naam en adresgegevens van de gevange-
nis worden vermeld. Als het nodig is om over de geestelijke be-
hoeften van een specifieke gedetineerde te schrijven, vermeld dan
zijn naam en identificatienummer, indien bekend.
6. Als de gegevens van een inrichting zijn gewijzigd, moet de Dienst-
afdeling door middel van het formulier Gevangenisinformatie
(S-68) worden ingelicht. Bestaat een inrichting uit meerdere lo-
caties of units, dan moet voor elke locatie een apart formulier
worden ingevuld.

HOOFDSTUK 28 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


GEVANGENISSEN

7. Voor instructies in verband met een gedetineerde die van kin-


dermisbruik is beschuldigd en nu met de gemeente omgaat, zie
14:9, 27.

COMMUNICATIE MET
GEVANGENISFUNCTIONARISSEN
8. Een vriendelijke, vasthoudende benadering is vaak succesvol. Ou-
derlingen moeten afspraken met gedetineerden en functionaris-
sen nakomen en zich houden aan de voorschriften van de inrich-
ting. Als er om een bewijs van aanstelling als geestelijk bedienaar
wordt gevraagd, moeten de ouderlingen een officiële brief sturen
met het briefhoofd van de gemeente. Hierin moet duidelijk staan
dat de persoon een geordineerde bedienaar is in de gemeente.
Ook moet de datum van zijn of haar ordinatie (doop) worden ge-
noemd. De brief moet ondertekend worden door het dienstcomi-
té. Als de inrichting deze brief niet accepteert, kunnen de ouder-
lingen de Dienstafdeling om advies schrijven en een kopie van
het geweigerde verzoek bijvoegen.

VERZOEKEN VAN EN
CONTACT MET GEDETINEERDEN
9. Als de contactgemeente via het bijkantoor een contactverzoek
ontvangt, moet de dienstopziener hier zo snel mogelijk aandacht
voor hebben. Misschien kan hij lectuur verzorgen en bekwame
verkondigers vragen om regelmatig een bezoek te brengen en,
indien mogelijk, een persoonlijke of groepsstudie in de inrichting
te houden. Als persoonlijk contact niet mogelijk is, kan een be-
kwame verkondiger die door het dienstcomité is aangewezen mis-
schien met de gedetineerde corresponderen. Zusters mogen al-
leen met vrouwelijke gedetineerden corresponderen en broeders
met mannelijke. Om de privacy van de verkondiger te bescher-
men mag het adres van de Koninkrijkszaal of een ander gepast
adres als retouradres worden gebruikt in plaats van dat van de

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 28


GEVANGENISSEN

verkondiger. Als retouradres mag niet het bijkantoor worden ge-


noemd.

PREDIKING
10. Lectuur: Het is het best als de gedetineerde zelf een bezoek of
lectuur aanvraagt. Hij kan dit doen bij een verkondiger die is goed-
gekeurd om de inrichting te bezoeken of rechtstreeks bij het bij-
kantoor. Op die manier kan de persoon laten zien dat hij oprecht
geïnteresseerd is en zal het voor de verkondiger makkelijker zijn
om toegang te krijgen tot de inrichting. Als het nodig is, kan de
secretaris van de contactgemeente namens de gedetineerde con-
tact opnemen met de Dienstafdeling. Het kan bijvoorbeeld zijn
dat een inrichting bezoekers niet toestaat om lectuur mee te ne-
men maar wel toestaat dat het bijkantoor lectuur naar de gede-
tineerde stuurt. Uitgesloten gedetineerden kunnen lectuur, met
inbegrip van speciale aanvragen, op verzoek ontvangen. Er mo-
gen ook standaardpublicaties worden achtergelaten voor een bi-
bliotheek in een inrichting.
11. Als verkondigers lectuur bij gedetineerden mogen achterlaten,
dan moet die lectuur in de reguliere aanvraag van de gemeente
worden opgenomen.
12. Afhankelijk van de behoeften van de Bijbelstudent mogen alleen
publicaties uit het Onderwijspakket en publicaties die nodig zijn
voor gemeentevergaderingen worden gegeven. Artikelen op spe-
ciale aanvraag worden normaal gesproken alleen gegeven aan
gedoopte verkondigers, ongedoopte verkondigers en gevorderde
Bijbelstudenten. (Zie 28:10.) In zulke gevallen zullen de ouderlin-
gen in de contactgemeente deze artikelen aanvragen. Er kan een
uitzondering worden gemaakt voor slechtzienden en anderen met
unieke omstandigheden.
13. Velddienst rapporteren: Verkondigers moeten verspreidingen,
getoonde video’s en Bijbelstudies die in de gevangenis worden

HOOFDSTUK 28 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


GEVANGENISSEN

geleid op de gebruikelijke manier rapporteren. Ook als er tijdens


een Bijbelstudie in de gevangenis meerdere personen aanwezig
zijn, wordt er maar één studie per maand gerekend en één na-
bezoek voor elke keer dat de studie geleid wordt. Hoewel de tijd
die besteed wordt aan het leiden van of deelnemen aan verga-
deringen niet als velddienst wordt gerekend, mogen pioniers hier
wel compensatie-uren voor krijgen. (Zie 9:11-13.) Verkondigers die
niet pionieren maar wel deelnemen aan deze tak van dienst zal
consideratie worden betoond. (Zie 23:25-26.)
14. Gedetineerden die gedoopte of ongedoopte verkondiger zijn, zul-
len bij het aantal verkondigers van de contactgemeente worden
opgeteld. Hun velddienstbericht zal bij het gemeentebericht wor-
den opgeteld.
15. Doop: De contactgemeente moet de kringopziener informeren als
iemand in een gevangenis is gedoopt.
16. Overplaatsing van verkondigers: Als een gedetineerde naar
een andere inrichting wordt overgeplaatst, dan moet het Bericht
van gemeenteverkondiger (S-21) met een introductiebrief naar
de contactgemeente van de betreffende inrichting worden ge-
stuurd.

VERGADERINGEN
17. Een contactgemeente mag extra gemeentevergaderingen in de
gevangenis organiseren als er ten minste één gedoopte of onge-
doopte verkondiger regelmatig aanwezig zal zijn. De aanwezigen
moeten dan worden opgeteld bij het aantal aanwezigen op de re-
guliere vergaderingen van de contactgemeente. De manier waar-
op deze vergaderingen worden gehouden moet zo veel mogelijk
overeenkomen met vergaderingen in de Koninkrijkszaal. Uitgeslo-
ten personen moeten op dezelfde manier behandeld worden als
op een vergadering in de Koninkrijkszaal.
18. Alleen bekwame ouderlingen en dienaren mogen vergaderingen

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 28


GEVANGENISSEN

leiden in de gevangenis. Deze broeders zouden uit de contactge-


meente of een buurgemeente kunnen komen. (Zie 28:21.) Als er
geen aangestelde broeders beschikbaar zijn, dan zouden de ge-
detineerden als groep kunnen samenkomen om een opname van
de vergadering te bekijken of om samen het materiaal te bespre-
ken. Als een gedetineerde die van kindermisbruik is beschuldigd
de vergaderingen bezoekt of op een andere manier met een ge-
meente omgaat, zie dan 14:9, 27.
19. Avondmaal: Probeer als het enigszins mogelijk is het zo te rege-
len dat er een avondmaalslezing wordt gehouden door een be-
kwame ouderling of dienaar. Als dit niet mogelijk is, dan kunnen
de gedetineerden misschien een opname van de lezing bekijken
of samen de Bijbelgedeelten Mattheüs 26:17-30, Lukas 22:7-23,
28-30 en 1 Korinthiërs 11:20-31 bespreken (w93 1/2 31). De aan-
wezigen op het Avondmaal moeten worden opgeteld bij het to-
tale aantal aanwezigen van de gemeente.
20. Extra bijeenkomsten: In sommige inrichtingen mag er een of
twee keer per jaar een bijeenkomst worden gehouden waarbij de
gedetineerden langer dan gebruikelijk met elkaar kunnen samen-
komen. Dit zou een goede gelegenheid kunnen zijn om iemand
te dopen, de hoogtepunten van het kring- of congresprogramma
te bespreken, enzovoorts. Tijdens zulke extra bijeenkomsten is
het niet de bedoeling dat gemeenteleden, in het bijzonder die van
het andere geslacht, zich vrij bewegen onder de gedetineerden.
Misschien mogen gedetineerden voor een bepaalde activiteit fa-
milieleden uitnodigen. Maar de ervaring leert dat het het beste
is om geen personen van het andere geslacht uit te nodigen, ook
al zijn ze familie van de gedetineerden. Om ervoor te zorgen dat
er een goed getuigenis wordt gegeven, mogen alleen degenen die
deelnemen aan het programma, vrijwilligers die regelmatig in de
gevangenis prediken en misschien een paar andere verantwoor-
delijke, ervaren personen die in staat zijn om de gedetineerden
aan te moedigen en geestelijk te verzorgen worden uitgenodigd.
Het programma kan bestaan uit aandelen door plaatselijke ou-

HOOFDSTUK 28 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


GEVANGENISSEN

derlingen en ouderlingen uit de kring of een nabijgelegen ge-


meente die een aandeel dat ze op een kring of congres hebben
gehouden opnieuw willen presenteren. De ouderlingen die verant-
woordelijk zijn voor de prediking in de gevangenis moeten goed
in de gaten houden wie er worden uitgenodigd.

GEDETINEERDEN EN DIENSTVOORRECHTEN
21. Hoewel gedetineerden die geestelijk groeien gedoopt zouden kun-
nen worden, komen ze er, zolang ze gevangenzitten, niet voor in
aanmerking als hulppionier, gewone pionier, dienaar of ouderling
te dienen (1 Tim. 3:2, 7, 10; Tit. 1:6, 7). Uiteraard kan een gewo-
ne pionier, dienaar of ouderling die gevangen wordt gezet van-
wege zijn trouw aan Jehovah dit voorrecht behouden. Evenzo kan
een verkondiger die gevangen wordt gezet vanwege zijn trouw
aan Jehovah aangesteld worden als hulppionier of gewone pio-
nier, en aanbevolen worden als dienaar of ouderling, als hij aan
de vereisten voldoet.

RECHTERLIJKE COMITÉS
22. Als een rechterlijk comité probeert samen te komen met een be-
schuldigde die in de gevangenis zit, staan de autoriteiten mis-
schien niet toe dat de drie comitéleden tegelijkertijd bij hem zijn.
Als dat het geval is, mag een rechterlijk comité de zaak niet via
een telefonische vergadering (conferencecall of videobellen) be-
handelen. Probeer te regelen dat twee comitéleden persoonlijk
met hem in een vertrouwelijke setting kunnen praten. Er mogen
geen anderen aanwezig zijn als de beschuldigde wordt verhoord.
Daarna kunnen de twee broeders de kwestie met het derde co-
mitélid bespreken en kan het rechterlijk comité een beslissing
nemen. Twee comitéleden moeten hem van de beslissing op de
hoogte brengen. Als hij wordt uitgesloten, moeten de ouderlin-
gen hem erover informeren dat hij in beroep kan gaan, enzo-
voorts. Als er maar een ouderling tegelijk bij de gedetineerde

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 28


GEVANGENISSEN

wordt toegelaten, moet het comité vooraf bepalen welke vra-


gen ze gaan stellen. Twee comitéleden moeten dan afzonderlijk
met hem praten en hem dezelfde vragen stellen. Daarna moet
het rechterlijk comité samenkomen om een beslissing te nemen.
Neem in ongebruikelijke gevallen contact op met de Dienstafde-
ling.

HOOFDSTUK 28 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


HOOFDSTUK 29

Juridische kwesties
Alinea
Persoonlijk juridisch advies .................................................................................. 2
Niet-geregistreerde buitenlanders ............................................................. 3-7
Sociale activiteiten ....................................................................................................... 8
Ouderlijk gezag ................................................................................................................ 9
Donatieprogramma’s ................................................................................................ 10
Bedrijfsdonaties ................................................................................................... 10.1
Donaties voor vrijwilligerswerk ............................................................... 10.2
Commerciële fondsenwerving .................................................................. 10.3

1. In overeenstemming met Mattheüs 22:21, 37, Romeinen 13:1-7, Fi-


lippenzen 1:7 en 1 Timotheüs 2:1, 2 heeft de gemeente respect voor
de relatieve autoriteit van wereldlijke overheden. Om er zeker van
te zijn dat er in overeenstemming met geldende wetgeving wordt
gehandeld moeten twee ouderlingen, als dit mogelijk is, in de vol-
gende situaties onmiddellijk met de Juridische Afdeling bellen:
(1) De ouderlingen hebben een verzoek of bevel ontvangen,
bijvoorbeeld van een individueel persoon, de overheid,
een advocaat of de media, om vertrouwelijke informatie
te onthullen.
(2) De ouderlingen hebben vernomen van een beschuldiging
van misbruik of mishandeling van kinderen, ouderen of
gehandicapten. (Zie hfst. 14.)
(3) De ouderlingen hebben vernomen dat er in verband met
een gemeentelijke kwestie juridische stappen tegen de
organisatie, de plaatselijke gemeente of een ouderling
zijn genomen of dat daarmee gedreigd wordt.

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 29


JURIDISCHE KWESTIES

(4) Een beheerder staat erop dat er in (een deel van)


een woongebouw geen bezoeken meer worden gebracht
door Jehovah’s Getuigen; een gezagsdrager probeert
ons werk beperkingen op te leggen; of er wordt geweld-
dadig op onze prediking gereageerd. (Zie 23:22-24.)
(5) Een verkondiger is tijdens de velddienst of een andere
theocratische activiteit betrokken geraakt bij een onge-
luk waarbij iemand zwaar lichamelijk gewond is geraakt
of is omgekomen. (Zie 21:30.) Als een ouderling wordt
benaderd door iemand die een verklaring wil, dan moet
hij geen gesprek over het ongeluk of de betrokken
verkondigers aangaan of vragen beantwoorden. Vraag
de beller om zijn naam, telefoonnummer en functie,
en vraag wie hij vertegenwoordigt. Zeg dat de ouder-
lingen eerst juridisch advies zullen inwinnen voordat
ze op vragen ingaan.

PERSOONLIJK JURIDISCH ADVIES


2. Als geestelijke herders mengen ouderlingen zich niet in juridische
kwesties van broeders en zusters (Gal. 6:5). Een broeder mag in
zijn rol als ouderling geen juridisch advies geven of verkondigers
aanmoedigen om de Juridische Afdeling te benaderen voor advies
over persoonlijke kwesties. Als een verkondiger bijvoorbeeld vra-
gen stelt over een contactverbod of een beschermingsbevel, dan
moeten de ouderlingen hem vriendelijk uitleggen dat dit een per-
soonlijke juridische kwestie is waar de gemeente geen rol in speelt.
Ouderlingen moeten ook niet betrokken willen raken bij het nale-
ven van zulke maatregelen.

NIET-GEREGISTREERDE BUITENLANDERS
3. Ouderlingen zijn erg begaan met de geestelijke, emotionele en li-
chamelijke gezondheid van broeders en zusters die uit het buiten-
land komen (Ps. 146:9; 1 Joh. 3:17, 18; w17.05 3-7). Ze moeten

HOOFDSTUK 29 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


JURIDISCHE KWESTIES

iemand die vragen stelt over de vereisten voor een verblijfsver-


gunning aanmoedigen om Bijbelgedeelten als Romeinen 13:1-7, Ti-
tus 3:1 en 1 Petrus 2:13-17 te bestuderen en nazoekwerk te doen
in onze publicaties.
4. Iemand die uit het buitenland komt, wil misschien juridisch advies
inwinnen voor zulke persoonlijke zaken. Het is niet de verantwoor-
delijkheid van ouderlingen onderzoek te doen naar de wetgeving
inzake niet-geregistreerde buitenlanders of op naleving daarvan
toe te zien (Filem. 8-22; w77 511-512).
5. Elke christen is verplicht de wetten van het land waar hij woont
te gehoorzamen en zo ‘de superieure autoriteiten’ de relatieve on-
derworpenheid te geven die hun toekomt (Rom. 13:1). Daarom
komt een niet-geregistreerde buitenlander er niet voor in aanmer-
king als ouderling, dienaar of als gewone of hulppionier aange-
steld te worden voordat hij een verblijfsvergunning heeft of op-
recht moeite doet om die te verkrijgen (1 Tim. 3:7, 10). Hij mag in
de gemeente geen grotere verantwoordelijkheden krijgen. Hoewel
hij mag helpen bij de schoonmaak en bouw van zijn eigen Konink-
rijkszaal en de schoonmaak van zijn congreshal, mag hij niet mee-
helpen met bouw- en onderhoudswerkzaamheden aan andere Ko-
ninkrijkszalen of congreshallen. Hij mag wel commentaar geven op
vergaderingen en toewijzingen voor leerlingen behartigen op de
doordeweekse vergadering. Als hij verder in alle opzichten voor-
beeldig is, kan hij gebruikt worden voor bepaalde extra voorrech-
ten zoals Onesimus tot op zekere hoogte door Paulus werd ge-
bruikt (Kol. 4:7-9; Filem. 13). Hij zou bijvoorbeeld met de microfoon
mogen lopen en mogen helpen bij de lectuur. Ook zou hij gebruik
mogen maken van de Koninkrijkszaal voor een huwelijkslezing als
hij aan de Bijbelse en wettelijke vereisten voor een huwelijk vol-
doet. (Zie 27:6.)
6. Als een niet-geregistreerde buitenlander op een eerlijke manier bij
de juiste overheidsinstelling verblijf aanvraagt of daar toestem-
ming voor krijgt, verandert zijn situatie omdat hij daarmee volle-
diger zijn onderworpenheid aan ‘de superieure autoriteiten’ toont

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 29


JURIDISCHE KWESTIES

(Rom. 13:1). Zodra de verkondiger verblijf heeft aangevraagd,


wordt hij niet meer als illegaal bezien en mag hij voorrechten krij-
gen, ook als de overheid er lang over doet om de aanvraag te ver-
werken. Als hij verder aan de geestelijke vereisten voldoet en niet
op een illegale manier werkt, kan hij dienen als ouderling of die-
naar en in de gewone of hulppioniersdienst staan. Als hij wordt
aanbevolen als ouderling of dienaar, moet de kringopziener vol-
ledig over zijn situatie worden geïnformeerd. (Voor aanvullende
richtlijnen die plaatselijk gelden, zie Addendum bij ‘Zorg als een
herder voor Gods kudde’.)
7. Als de aanvraag voor een verblijfsvergunning van een verkondiger
wordt afgewezen en hij illegaal in het land blijft, kan hij niet lan-
ger dienen als ouderling of dienaar, of in de gewone of hulppio-
niersdienst staan. Een verkondiger die vervalste documenten ge-
bruikt of bewust onnauwkeurige informatie verschaft als hij bij een
overheidsinstantie een status aanvraagt of aanspraak maakt op
bepaalde rechten is oneerlijk. Als de overheid hierachter komt,
kan de persoon gestraft worden voor fraude en kan de reputatie
van de gemeente aangetast worden. In zulke gevallen kan het no-
dig zijn dat de gemeente actie onderneemt. Voordat de ouderlin-
gen dit doen, moeten ze de Dienstafdeling schrijven voor advies.
Maar als iemand op die manier een wettelijke status heeft aange-
vraagd of verkregen voordat hij nauwkeurige kennis van Bijbelse
beginselen heeft opgedaan, dan zullen de ouderlingen er geen
punt van maken (1 Kor. 6:11).

SOCIALE ACTIVITEITEN
8. De gemeente organiseert geen sociale activiteiten en draagt hier
geen verantwoordelijkheid voor. Personen die zulke activiteiten or-
ganiseren, zijn zelf verantwoordelijk voor wat er tijdens zo’n acti-
viteit gebeurt. Ze mogen niet zeggen of suggereren dat ze dit
namens de gemeente doen. Termen als ‘gemeentepicknick’ of ‘ge-
meentefeestje’ mogen niet gebruikt worden (od hfst. 13 ˚19). Uit-
nodigingen mogen daarom niet op het mededelingenbord worden

HOOFDSTUK 29 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


JURIDISCHE KWESTIES

geplaatst en ook mogen er geen mededelingen over sociale acti-


viteiten vanaf het podium worden gedaan.

OUDERLIJK GEZAG
9. Als verkondigers betrokken raken bij een rechtszaak over ouder-
lijk gezag en omgangsregelingen, dan moeten twee ouderlingen
contact opnemen met de Juridische Afdeling als de volgende vra-
gen allemaal bevestigend beantwoord kunnen worden:
(1) Is het duidelijk dat de religieuze overtuigingen van de
verkondiger onder vuur liggen?
(2) Is iemand schriftelijk verzocht voor de rechtbank te
verschijnen?
(3) Gaat het om een geschil tussen de twee biologische
ouders?
(4) Is de andere partij een ongelovige?
(5) Heeft de verkondiger een goede reputatie in de gemeen-
te? (Zie 2:4.)

DONATIEPROGRAMMA’S
10. Sommige programma’s voor donaties aan goede doelen kunnen
voor een christen aanvaardbaar zijn. De volgende programma’s
worden in sommige landen gebruikt. Hier volgen enkele opmer-
kingen daarover:
(1) Bedrijfsdonaties: Bij dit soort programma’s (ook
matching donations genoemd) zegt een bedrijf toe
iemands donatie aan een liefdadigheidsinstelling te
verhogen of te verdubbelen. Het bedrijf doet dan alleen
een aanvullende, vrijwillige donatie. Omdat er geen
actieve deelname van de gemeente is vereist, is het een
persoonlijke beslissing om de gemeente als begunstigde

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE HOOFDSTUK 29


JURIDISCHE KWESTIES

hiervoor op te geven. Verkondigers mogen geen initiatief


nemen om zo’n programma op te zetten maar wel
gebruikmaken van een bestaand programma.
(2) Donaties voor vrijwilligerswerk: Bij dit soort program-
ma’s zegt een sponsor iemand toe een donatie te doen
aan een liefdadigheidsinstelling als die persoon een be-
paald aantal uur vrijwilligerswerk voor die organisatie
heeft gedaan. Verkondigers mogen niet opgeven dat ze
in het kader van zo’n programma ‘vrijwilligerswerk’ doen
voor het bijkantoor of de gemeente, en gemeenten mo-
gen niet deelnemen aan zulke programma’s. Verkondi-
gers verrichten hun dienst niet ten behoeve van de ge-
meente of een organisatie, maar omdat ze gemotiveerd
worden door hun persoonlijke opdracht aan Jehovah en
gehoorzaam willen zijn aan Jezus’ gebod. Dit geldt ook
als de verkondiger zich inzet voor een theocratisch
bouwproject, hulpverlening na een ramp of welke vorm
van dienst dan ook.
(3) Commerciële fondsenwerving: Bij dit soort program-
ma’s zegt een sponsor toe een donatie aan een speci-
fieke liefdadigheidsinstelling te doen gebaseerd op de
zaken die iemand met hem zal doen. Bijvoorbeeld: een
supermarkt kan afspreken om een percentage van ie-
mands besteding te doneren. Vaak moet de liefdadig-
heidsinstelling bij dit soort programma’s actief betrok-
ken zijn door bijvoorbeeld aan te moedigen zaken te
doen met de sponsor. Aangezien de gemeente nooit tot
commerciële activiteiten mag aanmoedigen of om geld
zal vragen, mogen verkondigers het bijkantoor of een
gemeente niet als begunstigde van zo’n programma op-
geven en mogen gemeenten er niet aan deelnemen.

HOOFDSTUK 29 ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


A PPENDIX A

Werkzaamheden aan Koninkrijkszalen


(Voor aanvullende richtlijnen over werkzaamheden aan Koninkrijkszalen, zie hfst. 21.)

Heeft de
Wie
Soort werk- gemeente goed- Wie financiert
Omschrijving coördineert
zaamheden keuring van de het werk?
het werk?
PBA nodig?

Werkzaamheden zoals geplande inspecties; het aan-


passen, onderhouden of schoonmaken van delen van
een bestaand gebouw en/of uitrusting; het controleren
of apparaten en installaties goed functioneren; of het
volgens schema vervangen van onderdelen die aan slij-
Regulier tage onderhevig zijn.
Nee Gemeente Gemeente
onderhoud Voorbeelden: filters van klimaatbeheersingssystemen
vervangen, ventilatieroosters schoonmaken, lampen
vervangen, waterleidingen en afvoeren controleren,
deurbeslag controleren en afstellen, noodverlichting
controleren, motorolie van een grasmaaier vervangen
en schilderwerk bijwerken.

Werkzaamheden die nodig zijn om delen van een be-


staand gebouw, een apparaat of installatie weer in een
goede staat terug te brengen. Het kan gaan om het ver-
vangen van verschillende onderdelen, maar het is geen
vervanging van een compleet systeem, behalve als het Alleen als de
om een eenvoudige vervanging gaat of om kleine items Gemeente of
kosten hoger Gemeente
Reparaties die al zijn afgeschreven. bijkantoor
zijn dan het of PBA
(zie 21:9)
Voorbeelden: reparatie of vervanging van lichtarma- streefsaldo
turen of soortgelijke onderdelen, reparatie van losse
vloertegels of lekkende stortbakken van de toiletten, het
verhelpen van lekkages aan het dak of defecten aan de
warmwaterinstallatie.

Installeren van
Installeren van videoapparatuur, als geen onderdeel van Gemeente
video- Ja Gemeente
grote renovatie of nieuwbouw (zie 21:37) of PBA
apparatuur

Werkzaamheden in verband met het aanpassen van het


ontwerp van het gebouw, het vervangen van afgeschre-
Kleine ven onderdelen of afwerking van het gebouw, het in-
renovaties, stalleren van nieuwe apparatuur.
Bijkantoor Gemeente
verbeteringen Voorbeelden: vervangen of aanbrengen van vloerbe- Ja
(zie 21:22) of PBA
en nieuwe dekking of dakbedekking (shingles, pannen, dakleer);
installaties vervangen of plaatsen van stoelen, banken, klimaatbe-
heersingssystemen, de afwerkingen, hekwerken of be-
strating van parkeerplaatsen.

Werkzaamheden die nodig zijn om een ongeschikt


geacht gebouw om te vormen tot een geschikt gebouw.
Het kan daarbij gaan om het vervangen van meerdere
Grote afgeschreven elementen van het gebouw en de werk-
renovaties, zaamheden die te maken hebben met aanpassing, uit-
verbeteringen breiding of wijziging van de bestemming, het gebruik Ja Bijkantoor PBA
en nieuwe of het ontwerp van het gebouw.
installaties Voorbeelden: de afwerking van het gebouw (groten-
deels) vervangen, de volledige dakconstructie (dak-
spanten) vervangen of het verplaatsen van binnen- of
buitenmuren.

Werkzaamheden in verband met nieuwbouw of een gro-


Nieuwbouw Ja Bijkantoor PBA
te uitbreiding van een bestaand gebouw.
APPENDIX A

APPENDIX A ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


Index
A afgoderij: 12:39.7
aan huis gebonden verkondigers: 20:24, afpersing: 12:31-34
26-27 afval: 12:39
aanbevelingen anderstalige veld: 24
(zie aanstelling) congressen: 24:24
Aanbevelingen voor de aanstelling van gebied: 24:7-8
ouderlingen en dienaren in de bediening informatieborden: 24:25
(S-62): 8:15, 21 jaartekst: 24:25
aanmeldingsformulieren: 22:29-30 kringvergaderingen: 24:24
aansluiten bij andere religie: 18:3.2 pregroepen, groepen en gemeenten
aanstelling oprichten: 24:3-6
ouderlingen en dienaren: 8 uitnodigingen: 24:25
aanbevelingen waarbij voorzichtigheid vergaderingen: 24:9-19
geboden is: 8:6-11 audio- en videoverbinding: 24:13-14
eerder een aanstelling gehad: 8:10; Avondmaal: 24:18
13:8 groep: 24:10-11
eerder terechtgewezen, uitgesloten liederen: 24:17
of teruggetrokken: 8:7 locatie: 24:12
in het verleden overspel opnamen: 24:13-14
gepleegd: 8:8
pregroep: 24:9
uiteengaan of on-Bijbelse
echtscheiding: 8:9 tijdens bezoek kringopziener: 24:19
vele jaren gedoopt maar nu pas tolken: 24:15, 19
aanbevolen: 8:11 (zie ook gebarentaal)
als aangestelde broeder naar jullie vergaderingsbezoek rapporteren:
gemeente komt: 8:13-14 24:16
Bijbelse vereisten: 8:1-5 verkondigers ondersteunen: 24:20-23
gedetineerden: 28:21 antwoordapparaat: 21:35
gemeentearchief: 22:19 Avondmaal: 20:6-12
tijdens bezoek kringopziener: 8:15-20 aanvangstijd: 20:8
tussentijdse: 8:21 andere vergaderingen in week van:
pioniers: 9:1-3; 28:21 20:9
Aanvraag voor de gewone pioniersdienst gebeden: 20:7
(S-205): 9:1-3, 9 gevangenissen: 28:19
Aanvraag voor gebiedswijziging (S-6): groepen en pregroepen: 24:18
23:2 inactieven: 25:15
Addendum bij Herder: inleiding:2 JW Stream: 20:10
administratie spreker: 20:6
(zie correspondentie en gemeentearchief) voorzitter en mededelingen: 20:12

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

B Bijbelse vrijheid om te hertrouwen:


bedrog: 12:24-28 12:71-76
begrafenissen: 2:3.11; 21:19; 27:5 hervatten betrekkingen: 15:14
bekentenis huwelijkslezing: 27:3.1-2, 6.1
aan onschuldige partner: 15:14; 16:10.5 overspelig huwelijk: 12:10-12
kwaaddoen vaststellen: 12:40.1 verkering: 12:17.2
Ben je erop voorbereid het hoofd te bieden blinden: 5:2.4
aan een medische situatie die je geloof bloed
op de proef stelt? (kmi11/90): 11:1 (zie medische kwesties)
Bericht gemeentevergaderingsbezoek boekhouding
(S-88): 22:18 beheercomité: 21:20
Bericht van gemeenteverkondiger (S-21): controle: 3:3.20
22:12-17 juist gebruik gemeentegeld: 10:9
gewone pioniers met zwakke gezondheid: keuze boekhouddienaar: 1:2.7
9:19
resolutie maandelijkse donatie wereldwij-
introductiebrief: 22:5 de werk: 1:2.15
personen met andere theocratische
toezicht: 4:2.8
toewijzingen: 23:25
rechterlijke informatie: 22:21-22 uitgaven
urencompensatie: 9:13-14 gastvrijheid en reiskosten gastsprekers:
20:5
verkondigers die geregeld in tweede
woning verblijven: 8:14; 22:5 goedkeuren: 3:3.20
Bericht van uitsluiting of terugtrekking Koninkrijkszaal: 21:20-22
(S-77): 22:22 kringopziener: 10:6-8
beroep boksen: 12:37
ongedoopte verkondigers: 12:53 borden
ontheffing: 8:39 jaartekst: 21:38.2; 24:25
terugtrekking: 18:6 meertalig veld: 24:25
uitsluiting: 17 vergadertijden: 21:33
beroepscomité is het eens met bouwdienaren, kwaaddoen door: 12:43
rechterlijk comité: 17:9-10 bruidsprijs: 12:34
beroepscomité is het niet eens met
rechterlijk comité: 17:11-15 C
beroepscomité vindt nieuwe gronden congressen: 20:17
voor uitsluiting: 17:8
anderstalige: 24:24
informeren over recht om in beroep
te gaan: 16:26.2 gevangenissen: 28:20
berouw huisvesting: 2:3.5
rechtszitting: 16:6-17 JW Stream: 20:27
zitting herstelcomité: 19:5-8 rol secretaris: 4:2.8
Bethelieten, kwaaddoen door: 12:43 contactgemeente: 21:2-3
beveiliging: 21:26; 22:10 controles: 3:3.20
bewijzen waardoor kwaaddoen kan worden coördinator van het lichaam van
vastgesteld: 12:40-42 ouderlingen: 3
bibliotheek: 21:39-40 aanstelling: 3:1

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


INDEX

verantwoordelijkheden: 3:3 commerciële fondsenwerving: 29:10.3


vereisten: 3:2 donaties voor vrijwilligerswerk: 29:10.2
correspondentie en gemeentearchief: 22 dood door schuld: 12:38
bezoek dienstopziener aan doop
velddienstgroep: 5:2.5 besmettelijke ziekte: 11:16-17
gemeentearchief: 22:10-27 bespreking na één jaar
aanstelling en ontheffing van herinnering: 4:2.7
ouderlingen en dienaren: 22:19 regelen: 3:3.6
Aanvraag voor de gewone doopvragen doornemen: 3:3.3
pioniersdienst (S-205): 9:2 geldigheid: 12:60-62
Bericht gemeentevergaderingsbezoek gevangenissen: 28:15
(S-88): 22:18 secretaris geeft documenten: 11:1
beveiliging: 22:10 doven: 5:2.4
categorieën: 22:11 (zie ook gebarentaal)
kindermisbruik: 14:25 dronkenschap: 12:18-19
rechterlijke en andere vertrouwelijke drugs: 12:15.4
informatie: 22:21-27
velddienstberichten: 22:12-17 E
Verslag over bezoek van kringopziener echtscheiding
aan gemeente (S-303): 22:20 Bijbelse vrijheid om te hertrouwen:
vertrouwelijkheid: 22:10 12:71-76
voorbereiding op ramp: 26:4 huwelijkslezing: 27:3.1-2, 6.1
introductiebrieven: 22:5-8 rechtszitting: 15:14
jw.org-mail: 22:1-4 hulp voor degenen die het overwegen:
online opslagdiensten: 22:28 25:11
rol coördinator en secretaris: 3:3.1 invloed op aanbeveling als ouderling of
rol dienstcomité: 2:3.6-7 dienaar: 8:9; 25:11
uitgesloten of teruggetrokken personen ‘Een huwelijk dat God eert’ (S-41): 27:5
die overlijden: 19:10 Een ruimte huren voor theocratische
uitgesloten of teruggetrokken personen activiteiten (TO-19): 21:4
die verhuizen: 22:9 F
D faillissement: 8:29
diefstal: 12:21 feestdagen: 12:39.1
dienen waar behoefte groter is: 2:3.7 formulieren: 5:2.6
dienstcomité: 2 Aanbevelingen voor de aanstelling
van ouderlingen en dienaren in de
dienaren die als lid optreden: 2:2; 8:15
bediening (S-62): 8:15, 21
verantwoordelijkheden: 2:1, 3
aanstellingsbrief voor pioniers
dienstopziener: 5 (S-202): 9:9
verantwoordelijkheden: 5:2 Aanvraag voor de gewone pioniersdienst
vereisten: 5:1 (S-205): 9:1-3, 9
donatieprogramma’s: 29:10 Aanvraag voor gebiedswijziging (S-6):
bedrijfsdonaties: 29:10.1 23:2

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

Ben je erop voorbereid het hoofd te bie- Richtlijnen voor nieuwe gewone pioniers
den aan een medische situatie die je ge- (S-236): 9:3
loof op de proef stelt? (kmi11/90): 11:1 Risicoanalyse project gemeente (DC-85):
Bericht gemeentevergaderingsbezoek 21:29
(S-88): 22:18 Suggesties voor verkondigers die een
Bericht van gemeenteverkondiger (S-21) andere taal leren (S-394): 24:20
gewone pioniers met zwakke Uitrusting openbaar getuigenis (S-80):
gezondheid: 9:19 23:10
introductiebrief: 22:5 Veilig samenwerken — Veiligheidsnormen
rechterlijke informatie: 22:21-22 voor theocratische bouw en onderhoud
urencompensatie: 9:13-14 (DC-82): 21:28
verkondigers die geregeld in tweede Velddienstrapport (S-4)
woning verblijven: 8:14; 22:5 pioniers: 9:10-17
Bericht van uitsluiting of terugtrekking verkondigers die geregeld in tweede
(S-77): 22:22 woning verblijven: 8:14; 22:5
‘Een huwelijk dat God eert’ (S-41): 27:5 verzamelen: 7:2.9
Een ruimte huren voor theocratische Verslag over bezoek van kringopziener
activiteiten (TO-19): 21:4 aan gemeente (S-303): 1:6.1; 22:20
Gebiedskaart (S-12): 23:2 Verzoek om kamer in bijzondere medi-
Gebiedstoewijzing van gemeente (S-54): sche situatie (hlc-20): 11:10-15
23:2 Wilsverklaring
Gegevens over gebiedstoewijzing (S-13): ouderen: 11:3
23:3 pasgedoopte verkondigers: 11:1
Geheugensteuntjes voor degenen die ziekenhuiscontactcomité: 11:8.4;
openbare lezingen houden (S-141): 20:15
20:1 ziekenhuisopname: 11:4
Gevangenisinformatie (S-68): 28:6
Handleiding melding incident (TO-5i): G
21:30 gebarentaal: 20:28-36
Handleiding risicoanalyse project audio: 20:36
gemeente (DC-85i): 21:29 tolken: 20:28-35
Hoe denk ik over bloedfracties en me- effectief tolken: 20:30-31
dische procedures met betrekking tot liederen: 20:35
mijn eigen bloed? (kmi11/06): 11:1 uiterlijke verzorging: 20:32-34
Hoe ouders hun kinderen kunnen zitgedeelte: 20:28-29
beschermen tegen misbruik van bloed
(S-55): 11:2 visuele hulpmiddelen: 20:20
Identiteitskaart: 11:8.4 gebeden
Informatie Koninkrijkszaal (S-5): 21:33 openbare: 1:2.8
Informatie voor zwangere zusters ouderlingenvergaderingen: 1:1
(S-401): 11:2 gebied
Melding incident (TO-5): 21:30 gebiedstoewijzing gemeente: 23:1-4
Rapport over vergaderingsbezoek (S-3): keuze gebiedsdienaar: 1:2.7
22:18 meertalig veld: 24:7-8
Richtlijnen openbaar getuigenis (S-148): toezicht: 5:2.1
23:13 Gebiedskaart (S-12): 23:2

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


INDEX

Gebiedstoewijzing van gemeente (S-54): velddienst rapporteren: 28:13-14


23:2 rechterlijke comités: 28:22
Gegevens over gebiedstoewijzing (S-13): vergaderingen: 28:17-20
23:3 Avondmaal: 28:19
geluid extra bijeenkomsten: 28:20
bepalen wie ervoor zorgen: 1:2.8 verzoeken van en contact met
toezicht: 3:3.18 gedetineerden: 28:9
video’s in gebarentaal: 20:36 gewelddadigheid: 12:36-37
gemeentearchief gewone pioniers met zwakke gezondheid:
(zie correspondentie en gemeentearchief) 9:18-19
gemeentebijbelstudie ‘goede reputatie’: 2:4
goedkeuren studieleiders en lezers: 1:2.8 gokken: 12:31-33
leiden: 20:19 grove onreinheid, hebzuchtig beoefende
gemeenten samenvoegen: 21:23 onreinheid: 12:14-15
Geheugensteuntjes voor degenen die pornografie: 13:3
openbare lezingen houden (S-141): 20:1 sexting: 14:30
geschiktheid ouderling of dienaar opnieuw
beoordelen: 8:31-33 H
ernstige overtreding begaan die nooit Handleiding melding incident (TO-5i):
behandeld is: 8:25-27 21:30
faillissement: 8:29 Handleiding risicoanalyse project
gezinslid heeft zich schuldig gemaakt aan gemeente (DC-85i): 21:29
ernstig kwaaddoen: 8:22 havengetuigenis: 23:20
hoger onderwijs: 8:30 hebzucht: 12:31-34
ondersteunt huwelijk tussen gedoopte herderlijk werk: 25
Getuige en iemand die niet gedoopt is:
8:24 herderlijke bezoeken: 25:3
pornografie: 13:5-6 huwelijksproblemen: 25:10-11
toestaan dat er thuis seksuele inactieven: 25:13-18
immoraliteit plaatsvindt: 12:69 kindermisbruik: 14:12-17
uitgesloten of teruggetrokken familielid opleiden van dienaren: 25:4-6
komt inwonen: 8:23 personen die verloofd zijn: 27:4
gevangenissen: 28 pornografie: 13:7
communicatie met raad: 25:9
gevangenisfunctionarissen: 28:8 rampen: 26:11
contactgemeente: 28:2-4 symptomen van zwakte herkennen:
correspondentie met bijkantoor: 28:5-7 25:7-8
gedetineerden en dienstvoorrechten: uitgesloten of teruggetrokken personen:
28:21 25:20
kindermisbruik: 14:9, 27 verkondigers die een andere taal leren:
prediking: 28:10-16 24:20-23
bewijs van aanstelling: 28:8 zusters: 25:12
doop: 28:15 herstel in de gemeente: 19
lectuur: 28:10-12 als er niet tot herstel wordt besloten:
overplaatsing verkondigers: 28:16 19:9

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

als er tot herstel wordt besloten: introductiebrieven: 22:5-8


19:10-12 kindermisbruikers: 14:26-27
communicatie tussen comités: 19:13-16 ouderlingen en dienaren: 8:12-14
kindermisbruik: 14:20-21 pioniers: 9:6-7
procedure voor de zitting: 19:5-8
verzoek tot: 19:1-4 J
Hoe denk ik over bloedfracties en medi- jaartekst: 21:38.2; 24:25
sche procedures met betrekking tot mijn juridische kwesties: 29
eigen bloed? (kmi11/06): 11:1 donatieprogramma’s: 29:10
Hoe ouders hun kinderen kunnen bescher- bedrijfsdonaties: 29:10.1
men tegen misbruik van bloed (S-55): commerciële fondsenwerving: 29:10.3
11:2 donaties voor vrijwilligerswerk:
hoger onderwijs: 8:30 29:10.2
huiselijk geweld: 12:36-37 dreiging met juridische stappen:
huwelijk 15:18-20
Bijbelse vrijheid: 12:71-76 huwelijk: 27:2-5
eenzijdige beëindiging van verloving: kindermisbruik: 14:6-10
27:7 gedetineerden: 14:9, 27
hervatten betrekkingen: 15:14 kinderporno: 14:10
huwelijkslezing: 27:3.1-2, 6.1 sexting: 14:3, 10, 30
verkering: 12:17.2 media: 15:19
herderlijke zorg: 25:10-11 niet-geregistreerde buitenlanders: 29:3-7
huwelijk met ongedoopte ondersteunen: ongeluk tijdens theocratische activiteit
8:24 waarbij iemand gewond raakt of
overspelig: 12:10-12 omkomt: 21:30, 32; 29:1.5
introductiebrief: 22:7-8 openbaar getuigenis: 23:7-8
rechterlijke informatie: 22:26-27 ouderlijk gezag: 29:9
persoonlijk juridisch advies: 29:2
I problemen bij de prediking: 23:22-24
Identiteitskaart: 11:8.4 sociale activiteiten: 29:8
inactieven JW Broadcasting: 21:41
Avondmaal en speciale lezing: 25:15 JW Library: 20:21
berouwvolle kwaaddoener: 25:18 JW Stream: 20:25-27
herderlijke zorg: 25:13-18 anderstalige veld: 24:13
kwaaddoen door: 12:44-46 Avondmaal en speciale lezing: 20:10
velddienstberichten: 22:12, 16 JW.ORG
indirecte bewijzen: 12:7-9 aanmeldingsformulieren: 22:29
Informatie Koninkrijkszaal (S-5): 21:33 domeinbeheerders: 3:3.15; 4:2.12
Informatie voor zwangere zusters (S-401): e-mail: 22:1-4
11:2 rollen toewijzen: 2:3.12
internet
Koninkrijkszaal: 21:36, 38.3 K
kringopziener: 10:8 kindermishandeling en kindermisbruik: 14
interreligieuze activiteiten: 12:39.2 aangifte doen: 14:4, 6-10

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


INDEX

archiveren: 14:25 inactieven: 25:14


beschuldigingen onderzoeken: 14:18 sociale activiteiten: 29:8
gemeentelijke aspecten: 14:11 onderhoud en reparaties: 21:8-14; A
herstelcomité: 14:20-21; 19:3 beheercomité: 21:15, 17-18
juridische aspecten: 14:4, 6-10 onderhoudscoördinator: 21:14
gedetineerden: 14:9, 27 onroerend goed: 21:42
kennisgeving door overheidsinstanties: renovaties: 21:22-24; A
14:28 schoonmaak: 21:5-7
kinderporno: 14:3, 10 beheercomité: 21:15, 17
rechterlijk comité: 14:19; 16:11 schoonmaakcoördinator: 21:7
restricties: 14:22-24 schriftelijke overeenkomst: 21:20
seksueel wangedrag waarbij alleen min- uitgaven: 21:20-22; A
derjarigen betrokken zijn: 14:29-30 veiligheid: 21:27-29
sexting: 14:3, 10, 30 onderhoud: 21:8-9, 14, 17
slachtoffers helpen: 14:12-17 schoonmaak: 21:6-7, 17
verhuizing naar andere gemeente: verbeteringen: 21:22; A
14:26-27 vergadertijden: 21:19, 20, 33
vragen bij aanstelling: 8:17 videoapparatuur: 21:37-38; A
Koninkrijksbedieningsschool: 8:13 vochtproblemen: 21:12
Koninkrijkszalen kringopziener
antwoordapparaat: 21:35 aanstellingen
begrafenissen: 2:3.11; 21:19; 27:5 tijdens bezoek: 8:15-20
beheercomité: 21:15-20 tussentijdse: 8:21
maandelijkse bijdrage: 1:2.16 huisvesting en maaltijden: 10:2-5
beveiliging: 21:26 ontheffingen
bibliotheek: 21:39-40 tijdens bezoek: 8:34
borden tussentijdse: 8:35
jaartekst: 21:38.2; 24:25 ouderlingenvergadering tijdens bezoek:
meertalig veld: 24:25 1:4
vergadertijden: 21:33 uitgaven in week van bezoek: 10:6-8
bouw: 21:22-24; A vergaderingen groep tijdens bezoek:
contactgemeente: 21:2-3 24:19
eigendom: 21:3 Verslag over bezoek van kringopziener
gehuurde ruimten: 21:4, 13 aan gemeente (S-303): 1:6.1; 22:20
gemeenten samenvoegen: 21:23 kringvergaderingen: 20:16
huwelijkslezingen: 27:6 gevangenissen: 28:20
incidenten: 21:30-32 huisvesting: 2:3.5
inspecties: 21:25 JW Stream: 20:27
internet: 21:36, 38.3 anderstalige: 24:24
inwijding: 21:43
jaartekst: 21:38.2; 24:25
L
maandprogramma JW Broadcasting: laster: 12:24-28
21:41 lectuur
mededelingenbord: 21:34 gevangenissen: 28:10-12

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

keuze lectuurdienaar: 1:2.7 media: 15:19


openbaar getuigenis: 23:15 medische kwesties: 11
toezicht: 5:2.4 bloedtransfusie accepteren: 18:3.3
uitgeslotenen: 16:26.3 communicatie met medisch personeel:
leven-en-dienenvergadering 11:5
gemeentebijbelstudie doopkandidaten met besmettelijke ziekte:
goedkeuren studieleiders en lezers: 11:16-17
1:2.8 medische zorg in andere omgeving:
leiden: 20:19 11:10-15
leiden: 20:19 ouderen: 11:3
opziener: 1:2.4 ouders en zwangere zusters: 11:2
raadgevers extra klassen: 1:2.5 pasgedoopte verkondigers: 11:1
toegevoegd raadgever: 1:2.5 patiëntenbezoekgroep: 11:6
toewijzingen: 1:2.8; 3:3.17 ziekenhuiscontactcomité: 11:6-9
voorzitters: 1:2.8 plaatselijke behoeften: 20:15
lichaam van ouderlingen ziekenhuisopname: 11:4
ouderlingenvergaderingen: 1:1, 3-11 meertalig veld: 24
streef naar vrede: 1:12-13 (zie anderstalige veld)
verantwoordelijkheden: 1:2 Melding incident (TO-5): 21:30
liederen: 20:21-23 microfoons, lopen met: 1:2.8
gebarentaal: 20:35 moedwillig de onderhoudsplicht niet
groepen: 24:17 nakomen: 12:35
liegen: 12:22-23 moord: 12:38
M N
marihuana: 12:15.4 neutraliteit: 18:3.4
masturbatie: 12:4 niet-beladressen
mededelingen kindermisbruikers: 14:28
Avondmaal: 20:12 op verzoek beheerder: 23:23
goedkeuren: 20:13 op verzoek huisbewoner: 23:22
herstel in de gemeente: 19:12 niet-geregistreerde buitenlanders: 27:6.1;
ongedoopte verkondiger: 12:49, 51, 54 29:3-7
ontheffing noodsituaties
ouderling of dienaar: 8:38 (zie rampen en noodsituaties)
pionier: 9:4
speciale lezing: 20:12 O
terechtwijzing: 16:20-21 obscene taal: 12:15.2, 30
terugtrekking: 18:5 omgang met uitgesloten of teruggetrokken
trouwerij: 27:6.3 personen: 12:17.1
uitsluiting: 16:29-30 onderhoud en reparaties: 21:8-14; A
mededelingenbord: 21:34 beheercomité: 21:15, 17-18
inactieven: 25:14 onderhoudscoördinator: 21:14
sociale activiteiten: 29:8 veiligheid: 21:27-29

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


INDEX

ondersteuning aan behoeftige toestemming en verzekeringsdekking:


verkondigers 23:7-8
huisvesting bij kringvergaderingen en uitrusting: 23:9-10
congressen: 2:3.5 openbare lezing
rol van de ouderlingen: 1:2.20, 6.3 coördinator lezingen
ongedoopte verkondiger keuze: 1:2.7
bespreking met iemand die het wil toezicht: 3:3.18
worden: 3:3.5 speciale lezing
huwelijk: 27:3, 6.1 inactieven: 25:15
kwaaddoen door: 12:47-56 spreker: 1:2.13
verkering: 12:79 sprekers: 20:1-5
Wilsverklaring en Identiteitskaart: 11:8.4 gastvrijheid en reiskosten: 20:5
ongeregelde verkondigers: 7:2.9 symposiums: 20:4
online opslagdiensten: 22:28 toewijzingen: 20:1-2
onreinheid: 12:14-15
vereisten: 20:1
ontheffing
voorzitters
ouderlingen en dienaren: 8
inplannen: 3:3.19
als aangestelde broeder naar andere
keuze: 1:2.8
gemeente gaat: 8:12
beroep: 8:39 opleiding: 1:6.4-5
gemeentearchief: 22:19 groepsopziener: 7:2.8
geschiktheid opnieuw beoordelen: herderlijk werk: 25:4-6
8:31-33 lichaam van ouderlingen: 1:6.4-5
Herder-boek: inleiding:3 openbaar getuigenis: 23:13-14
mededeling: 8:38 opnamen
op eigen verzoek: 8:36 alinea’s: 6:9
pornografie: 13:5-6 Avondmaal: 20:10; 28:19
tijdens bezoek kringopziener: 8:34 gemeentevergaderingen: 20:24.1
tussentijdse: 8:35 kringvergaderingen en congressen:
wegens rechterlijk optreden of 24:24
overlijden: 8:37 rechtszittingen: 16:1
pioniers: 9:4-5, 11-19; 13:5-6 speciale lezing: 20:10
ooggetuigen vergaderingen anderstalige veld:
beroepszitting: 17:6 24:13-14
kwaaddoen vaststellen: 12:40.2 opnieuw aanbevelen ouderling of dienaar:
rechtszitting: 16:2-3 13:8
openbaar getuigenis: 23:5-17 ordeverstoorders: 20:37-38
deelnemers: 23:11-12 ouderlijk gezag: 29:9
elektronische apparaten: 23:16 overlijden
geschikte locaties uitkiezen: 23:5-6 ouderling of dienaar: 8:37
lectuur uitstallen: 23:15 uitgesloten of teruggetrokken persoon:
opleiding: 23:13-14 19:10
speciaal openbaar getuigenis in overspel
grote steden: 23:17 bekentenis aan partner: 15:14; 16:10.5

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

Bijbelse vrijheid om te hertrouwen: podium: 3:3.18


12:71-76 bepalen wie ervoor zorgen: 1:2.8
invloed op aanbeveling als ouderling of toezicht: 3:3.18
dienaar: 8:8 porneia: 12:3-9
overspelig huwelijk: 12:10-12 pornografie: 13
introductiebrief: 22:7-8 bepalen of rechterlijk optreden nodig is:
rechterlijke informatie: 22:26-27 13:2-4
terechtwijzing bekendmaken: 16:20.1 herderlijke zorg: 13:7
kinderporno: 14:3, 10
P opnieuw aanbevelen ouderling of dienaar:
patiëntenbezoekgroepen: 11:6 13:8
pioniers: 9 opnieuw beschouwen van personen met
aanstelling: 9:1-3 een aanstelling: 13:5-6
aanstellingsbrief (S-202): 9:9 pregroep
beschouwing activiteit: 9:15-17 (zie anderstalige veld)
gedetineerden: 28:21 problemen bij de prediking: 23:22-24
ontheffing: 9:4-5 R
Richtlijnen voor nieuwe gewone pioniers
(S-236): 9:3 raad: 25:9
speciale consideratie: 9:14 rampen en noodsituaties: 26
speciale pioniers na een ramp
kwaaddoen door: 12:43 in de omgeving: 26:7-12
velddienstbericht: 22:15 contact opnemen met verkondigers:
26:7
urencompensatie: 9:11-14
coördinator informeren: 26:8
Velddienstrapport (S-4): 9:10
herderlijke zorg: 26:11
vergadering met de ouderlingen in
kringopziener informeren: 26:9
december of januari: 1:2.12
praktische hulp: 26:12
verhuizing naar een andere gemeente:
9:6-7 veiligheid: 26:10
wijziging gegevens: 9:8 in een ander gebied: 26:13
zwakke gezondheid: 9:18-19 voorbereiding: 26:1-6
plaatselijke behoeften: 20:14-15 contactgegevens: 26:2
gemeenteadministratie: 26:4
congressen: 20:17
jaarlijks aandeel op de doordeweekse
kringvergaderingen: 20:16
vergadering: 26:6
Plaatselijke Bouwafdeling
ouderlingen nemen regelingen door:
alarmsysteem: 21:26 26:5
gehuurde ruimten: 21:4 personen met speciale behoeften:
renovaties, verbeteringen, nieuwe installa- 26:3
ties en nieuwbouw: 21:22-24; A Rapport over vergaderingsbezoek (S-3):
inspecties: 21:25 22:18
onderhoud en reparaties: 21:8-14; A rechterlijk comité
onroerend goed van de gemeente: 21:42 archief: 22:21-27
rampen: 26:12 bepalen welke gemeente de kwestie
videoapparatuur: 21:37; A behandelt: 12:63-65

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


INDEX

beroep diefstal: 12:21


(zie beroep) dood door schuld: 12:38
berouw: 16:6-17 dronkenschap: 12:18-19
bewijzen waardoor kwaaddoen kan gewelddadigheid: 12:36-37
worden vastgesteld: 12:40-42 gokken: 12:31-33
bekentenis: 12:40.1 grove onreinheid, hebzuchtig
ooggetuigen: 12:40.2 beoefende onreinheid: 12:14-15
beroepszitting: 17:6 extreme fysieke onreinheid: 12:15.5
rechtszitting: 16:2-3 gebruik of misbruik van tabak, ma-
Bijbelse vrijheid om te hertrouwen: rihuana, medicijnen en illegale of
12:10-12, 71-76 verslavende middelen: 12:15.4
comitéleden en voorzitter uitkiezen: immorele gesprekken via telefoon of
15:1-3 internet: 12:15.2; 14:30
ernstig kwaaddoen van jaren geleden: vluchtig aanraken intieme lichaams-
12:57-59 delen of strelen borsten: 12:15.1
gedetineerden: 28:22 weerzinwekkende porno: 13:3
gedoopte minderjarigen en jonge hebzucht: 12:31-34
volwassenen: 15:15 kindermisbruik: 14:19; 16:2
gehuwden: 15:12-14 laster: 12:24-28
geldigheid doop kwaaddoener: 12:60-62 liegen: 12:22-23
herstel moedwillig de onderhoudsplicht niet
(zie herstel in de gemeente) nakomen: 12:35
inactieven: 25:18 obscene taal: 12:15.2, 30
juridische stappen: 15:18-20 overspelig huwelijk: 12:10-12
kwaaddoen door verkondigers uit pornografie: 13:2-4
verschillende gemeenten: 12:66 schaamteloos gedrag: 12:16-17
media: 15:19 onnodige omgang met uitgesloten
ongedoopte verkondigers: 12:47-56 of teruggetrokken personen:
opnamen: 16:1 12:17.1
overtredingen die door ouderlingen pornografie: 13:4
moeten worden behandeld: 12:2-39 sexting: 14:30
afpersing: 12:34 verkering als men niet vrij is te
afval: 12:39 hertrouwen: 12:17.2
afgoderij: 12:39.7 seksuele immoraliteit (porneia):
feestdagen: 12:39.1 12:3-6
interreligieuze activiteiten: 12:39.2 sterke indirecte bewijzen van seksuele
opzettelijk leringen verspreiden immoraliteit (porneia): 12:7-9
die in strijd zijn met de Bijbelse uitschelden: 12:29
waarheid: 12:39.3 vraatzucht: 12:20
spiritisme: 12:39.6 woede-uitbarstingen: 12:36-37
verdeeldheid veroorzaken, sekten personen die al jaren niet meer met
bevorderen: 12:39.4 gemeente verbonden zijn: 12:44-46
werk: 12:39.5 personen met bepaalde dienst-
bedrog: 12:24-28 voorrechten: 12:43

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

psychische of emotionele problemen: schuld bekennen in ruil voor


16:12 strafvermindering: 12:40.1
restricties secretaris: 4
herstel: 19:11-12, 14 verantwoordelijkheden: 4:2
introductiebrief: 22:7 vereisten: 4:1
terechtwijzing: 16:19, 22 seksuele immoraliteit (porneia)
tekenen: 12:77-80 toestaan dat het thuis plaatsvindt:
terechtwijzing: 16:18-25 12:67-70
terugtrekking vereist rechterlijk optreden: 12:3-9
(zie terugtrekking) sekten: 12:39.4
toestaan dat er thuis seksuele sexting: 12:15.2, 30
immoraliteit plaatsvindt: 12:67-70 minderjarigen: 14:3, 10, 30
uitnodiging: 15:7-11 speciaal openbaar getuigenis in grote
uitsluiting: 16:26-31 steden: 23:17
voorbereiden hart en geest: 15:4-6 speciale lezing
zelfmoord inactieven: 25:15
dreiging met: 15:17 JW Stream: 20:10
poging: 12:81 spreker: 1:2.13
renovaties: 21:22-24; A voorzitter en mededelingen: 20:12
restricties speciale pioniers
door het bijkantoor opgelegde: 14:22-24 kwaaddoen door: 12:43
rechterlijke velddienstbericht: 22:15
herstel: 19:11-12, 14 spiritisme: 12:39.6
introductiebrief: 22:7 Suggesties voor verkondigers die een
terechtwijzing: 16:19, 22 andere taal leren (S-394): 24:20
Risicoanalyse project gemeente (DC-85): symposiums: 20:4
21:29 systemen voor het uitzenden van
roken: 12:15.4 vergaderingen: 20:24

S T
S-202-brief: 9:9 tabak: 12:15.4
schaamteloos gedrag: 12:16-17 tekenen: 12:77-80
onnodige omgang met uitgesloten of terechtwijzing: 16:18-25
teruggetrokken personen: 12:17.1 terugtrekking: 18
pornografie: 13:4 toestaan dat er thuis seksuele immoraliteit
sexting: 14:30 plaatsvindt: 12:67-70
verkering als men niet vrij is te tolken
hertrouwen: 12:17.2 gebarentaal: 20:28-35
schoonmaak: 21:5-7 effectief tolken: 20:30-31
beheercomité: 21:15, 17 liederen: 20:35
schoonmaakcoördinator: 21:7 uiterlijke verzorging: 20:32-34
veiligheid: 21:27-29 zitgedeelte: 20:28-29
schriftelijke overeenkomst: 21:20 simultaan: 24:15, 19

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


INDEX

trouwerijen: 27 veiligheid
bewijs van aanstelling: 27:3.3 Koninkrijkszaal: 21:27-29
Bijbelse vrijheid: 27:3.1-2, 6.1 onderhoud: 21:8-9, 14, 17
eenzijdige beëindiging van verloving: schoonmaak: 21:6-7, 17
27:7 rampen: 26:10
gebruik van Koninkrijkszaal: 27:6 velddienst: 23
huwelijk met ongedoopte ondersteunen: beschouwen activiteit
8:24 consideratie voor personen met
huwelijkslezing: 27:2-5 andere theocratische toewijzingen:
mededelingenbord: 21:34 23:25-26
niet-geregistreerde buitenlanders: 27:6.1 pioniers: 9:14-17
ongedoopte verkondigers: 27:3, 6.1 velddienstgroep: 7:2.6
receptie: 27:4 Bijbelstudie met kind van broeder of
zuster: 2:3.3
U gebiedstoewijzing: 23:1-4
uiteengaan gevangenissen: 28:10-16
hulp voor degenen die het overwegen: doop: 28:15
25:11 lectuur: 28:10-12
invloed op voorrechten: 8:9; 25:11 overplaatsing van verkondigers: 28:16
moedwillig de onderhoudsplicht niet velddienst rapporteren: 28:13-14
nakomen: 12:35 havengetuigenis: 23:20
uitgaven inactieven: 25:17
goedkeuren: 3:3.20 lectuur
Koninkrijkszaal: 21:20-22; A keuze lectuurdienaar: 1:2.7
kringopziener: 10:6-8 toezicht: 5:2.4
uitgesloten of teruggetrokken personen meertalig veld: 24:1-8
aangestelde broeder neemt in huis: 8:23 niet-beladressen
contact door ouderlingen: 25:20 kindermisbruikers: 14:28
gedetineerden: 28:17 op verzoek beheerder: 23:23
maandprogramma op JW Broadcasting: op verzoek huisbewoner: 23:22
21:41 ongeluk waarbij iemand gewond raakt of
omgang met: 12:17.1 omkomt: 29:1.5
overlijden: 19:10 openbaar getuigenis: 23:5-17
verhuis: 22:9 deelnemers: 23:11-12
vervoer naar vergaderingen: 20:39 elektronische apparaten: 23:16
uitschelden: 12:29 geschikte locaties uitkiezen: 23:5-6
uitsluiting: 16:26-31 lectuur uitstallen: 23:15
urencompensatie: 9:11-14 opleiding: 23:12-14
speciaal openbaar getuigenis in grote
V steden: 23:17
valse leringen: 12:39.3 toestemming en verzekeringsdekking:
Veilig samenwerken — Veiligheidsnormen 23:7-8
voor theocratische bouw en onderhoud uitrusting: 23:9-10
(DC-82): 21:28 problemen bij de prediking: 23:22-24

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

universiteiten: 23:18 gebeden: 20:7


velddienstberichten: 22:12-17 gevangenissen: 28:19
gevangenissen: 28:13-14 inactieven: 25:15
pioniers: 9:10-17 JW Stream: 20:10
verkondigers die geregeld in tweede spreker: 20:6
woning verblijven: 8:14; 22:5 voorzitter en mededelingen: 20:12
verzamelen: 7:2.9 beheercomité: 21:16
velddienstbijeenkomsten berichten vergaderingsbezoek: 22:18
leiden gevangenis: 28:17
bepalen wie: 1:2.8
groepen: 24:16
indeling: 5:2.2
broeder inlichten over aanstelling:
velddienstgroepen: 7:2.2 8:17-19
locaties en tijden: 2:3.1 broeder inlichten over ontheffing:
verzorgingshuizen: 23:19 8:34-35
velddienstgroepen systemen voor het uitzenden van
aantal: 1:2.2 vergaderingen: 20:24
activiteit doornemen: 7:2.6 doop
assistent: 7:1 bespreking met kandidaten: 3:3.3
bezoek dienstopziener: 5:2.5 bespreking na één jaar
opziener: 7 herinnering: 4:2.7
verantwoordelijkheden: 7:2 regelen: 3:3.6
vereisten: 7:1
doordeweekse vergadering
verkondigers toewijzen aan: 2:3.1 (leven-en-dienenvergadering)
veldzendelingen: 22:15 gemeentebijbelstudie
verdeeldheid veroorzaken: 12:39.4, 70
goedkeuren studieleiders en lezers:
vergaderingen: 20 1:2.8
anderstalige veld: 24:9-19 leiden: 20:19
audio- en videoverbinding: 24:13-14 jaarlijks aandeel op de doordeweekse
Avondmaal: 24:18 vergadering: 26:6
groep: 24:10-11 mededelingen: 20:13
liederen: 24:17 opziener: 1:2.4
locatie: 24:12 plaatselijke behoeften: 20:14-15
opnamen: 24:13-14
congressen: 20:17
pregroep: 24:9
kringvergaderingen: 20:16
tijdens bezoek kringopziener: 24:19
raadgevers extra klassen: 1:2.5
tolken: 24:15, 19
toegevoegd raadgever: 1:2.5
(zie ook gebarentaal)
toewijzingen: 1:2.8; 3:3.17
vergaderingsbezoek rapporteren:
24:16 voorzitters: 1:2.8
Avondmaal: 20:6-12 gebarentaal: 20:28-36
aanvangstijd: 20:8 geluid van video’s: 20:36
andere vergaderingen in week van: tolken: 20:28-35
20:9 effectief tolken: 20:30-31
anderstalige veld: 24:18 liederen: 20:35

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE


INDEX

uiterlijke verzorging: 20:32-34 beschouwing velddienstactiviteit:


zitgedeelte: 20:28-29 9:15-17
uitzending: 20:24.3 vergadering met de ouderlingen in
visuele hulpmiddelen: 20:20 december of januari: 1:2.12
podium
gebeden: 1:2.8
bepalen wie ervoor zorgen: 1:2.8
geluid
toezicht: 3:3.18
bepalen wie ervoor zorgen: 1:2.8
pornografie: 13:1
toezicht: 3:3.18
velddienstbijeenkomsten
video’s in gebarentaal: 20:36 leiden
gevangenissen: 28:17-20 bepalen wie: 1:2.8
Avondmaal: 28:19 groepsopziener: 7:2.2
extra bijeenkomsten: 28:20 indeling: 5:2.2
JW Library: 20:21 locaties en tijden: 2:3.1
JW Stream: 20:25-27 vergadertijden: 21:19, 20, 33
anderstalige veld: 24:13 vervoer uitgeslotenen: 20:39
Avondmaal en speciale lezing: 20:10 video’s: 20:21
liederen: 20:21-23 bepalen wie ervoor zorgen: 1:2.8
gebarentaal: 20:35 gebarentaal: 20:36
groepen: 24:17 toezicht: 3:3.18
lopen met microfoons: 1:2.8 visuele hulpmiddelen: 20:20
ongedoopte verkondiger weekendvergadering
bespreking met iemand die het wil openbare lezing
worden: 3:3.5 coördinator lezingen
bespreking met ouders van keuze: 1:2.7
minderjarige die betrokken is bij toezicht: 3:3.18
kwaaddoen: 12:55 onvoldoende capaciteit in de
ontheffing op eigen verzoek: 8:36 Koninkrijkszaal: 21:33
opnamen: 20:24.1 speciale lezing
Avondmaal: 20:10; 28:19 inactieven: 25:15
speciale lezing: 20:10 JW Stream: 20:10
ordeverstoorders: 20:37-38 spreker: 1:2.13
voorzitter en mededelingen:
ouderlingenvergaderingen: 1:1, 3-11
20:12
agenda: 1:7
sprekers: 20:1-5
duur: 1:3 gastvrijheid en reiskosten: 20:5
geschiktheid opnieuw beoordelen: symposiums: 20:4
8:31-33 toewijzingen: 20:2-3
hoe vaak: 1:4 vereisten: 20:1
onderwerpen: 1:5-6 voorzitters
regelingen treffen voor: 3:3.4 Avondmaal en speciale lezing:
tijdens de vergadering: 1:8-11 20:12
pioniers inplannen: 3:3.19
aanvraag bespreken: 9:1 keuze: 1:2.8

ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE INDEX


INDEX

Wachttoren-studie visuele hulpmiddelen: 20:20; 27:5


lezers vochtproblemen: 21:12
goedkeuren: 6:9 ‘voorbeeldig’: 2:4
inplannen: 3:3.19 voyeurisme: 14:3
opnamen alinea’s: 6:9 vraatzucht: 12:20
onvoldoende capaciteit in de
Koninkrijkszaal: 21:33 W
studieleider: 6 waarschuwende lezing: 12:77-80
leiden van de studie: 6:2-9 bepalen of het nodig is en spreker
vereisten: 6:1 toewijzen: 1:2.11
zaalwachten ongedoopte verkondiger: 12:50
keuze: 1:2.8 terechtwijzing: 16:23
ordeverstoorders: 20:37-38 toestaan dat er thuis seksuele
toezicht: 3:3.18 immoraliteit plaatsvindt: 12:70
verhuis Wachttoren-studie
gedetineerden: 28:16 lezers
introductiebrieven: 22:5-8
goedkeuren: 6:9
kindermisbruikers: 14:26-27
inplannen: 3:3.19
kwaaddoeners: 12:64; 19:13-16
opnamen alinea’s: 6:9
ouderlingen en dienaren: 8:12-14
studieleider: 6
pioniers: 9:6-7
uitgesloten of teruggetrokken personen: leiden van de studie: 6:2-9
22:9 vereisten: 6:1
verkering werk
als men niet vrij is te hertrouwen: 12:17.2 gokken: 12:32
met ongelovige neutraliteit: 18:3.4
ouderling of dienaar ondersteunt: valse religie: 12:39.5
8:24 Wilsverklaring
tekenen: 12:77-80 ouderen: 11:3
verkrachting: 12:5, 41; 16:2 pasgedoopte verkondigers: 11:1
verloving: 27:4, 7 ziekenhuiscontactcomité: 11:8.4; 20:15
Verslag over bezoek van kringopziener aan ziekenhuisopname: 11:4
gemeente (S-303): 1:6.1; 22:20
woede-uitbarstingen: 12:36-37
Verzoek om kamer in bijzondere medische
situatie (hlc-20): 11:10-15 Z
verzorgingshuizen: 23:19
zaalwachten
video’s: 20:21
keuze: 1:2.8
apparatuur: 21:37-38
ordeverstoorders: 20:37-38
beeldmateriaal tijdens begrafenissen en
huwelijken: 27:5 toezicht: 3:3.18
bepalen wie ervoor zorgen: 1:2.8 zelfmoord
gebarentaal: 20:35-36 dreiging met: 15:17
toezicht: 3:3.18 poging: 12:81
vergaderingen anderstalige veld: ziekenhuiscontactcomités: 11:2, 6-15;
24:13-14 20:15

INDEX ZORG ALS EEN HERDER VOOR GODS KUDDE

You might also like