Professional Documents
Culture Documents
Begrijpend Lezen - Strategieen
Begrijpend Lezen - Strategieen
Oude methoden voor begrijpend lezen waren zoals bekend niet voorzien van leesinstructie.
We dachten, dat kinderen teksten konden begrijpen door er achteraf vragen over te
beantwoorden. We leerden ze niet wat ze voor tijdens en na het lezen konden doen om een
tekst beter te begrijpen. In de wat nieuwere methoden van begrijpend lezen zijn meestal veel
leesstrategieën opgenomen. Daarbij loopt de aandacht voor leesstrategieën, leesdoelen en
kenmerken van teksten vaak ook nog eens door elkaar. Dat maakt het onderwijs in begrijpend
lezen onoverzichtelijk en voor kinderen minder leerbaar.
Leesgedachten
Goede lezers krijgen allerlei gedachten voor, tijdens en na het lezen. Ze voeren als het ware
een innerlijke dialoog, een innerlijk gesprek met de tekst, wanneer ze lezen. Op deze manier
construeren ze een eigen betekenis bij de tekst. Goede lezers denken ook na over de manier
waarop ze tot die gedachten komen. Ze denken dus na over hun eigen leesaanpak en kunnen
daardoor hun manier van lezen aanpassen. Het begrijpen van een tekst gaat dus veel verder
dan letterlijk begrip van de tekst of het achteraf beantwoorden van inhoudelijke vragen.
Leesstrategieën
Sommige gedachten die goede lezers hebben wanneer ze lezen, noemen we leesstrategieën.
Voorbeelden van leesstrategieën zijn:
• Voorkennis gebruiken
• Voorspellen
• Visualiseren
• Vragen bedenken
Om leesstrategieën te onderscheiden van allerlei andere gedachten die je tijdens het lezen kunt
hebben, hanteren we enkele criteria:
• Leesstrategieën kun je voor, tijdens en na het lezen gebruiken. ‘Samenvatten’ is
bijvoorbeeld vanwege dit criterium geen leesstrategie.
• Een leesstrategie is een hulpmiddel om iets in een tekst beter te begrijpen. Een leesstrategie
is dus geen leesdoel. Het doel van lezen is immers om iets in de tekst beter te begrijpen.
• Tekstkenmerken zoals kopjes, alinea’s, en dergelijke zijn ook geen leesstrategieën.
• Leesstrategieën moeten algemeen toepasbaar zijn bij de meeste tekstsoorten.
• Leesstrategieën moeten ook echt door geoefende lezers, bijvoorbeeld leerkrachten, gebruikt
woorden bij het eigen lezen. Uit ervaring blijkt dat veel lezers eigenlijk niet veel meer
leesstrategieën gebruiken dan de genoemde vier.
Vaak worden ook vele andere zaken leesstrategieën genoemd, zoals bijvoorbeeld de
hoofdgedachte vinden of een samenvatting maken, conclusies trekken of het gebruik maken
van de tekststructuur.
Dat zijn weliswaar belangrijke aandachtspunten bij het lezen, maar het zijn eigenlijk geen
leesstrategieën, volgens de criteria die we hier noemen. We zouden in het onderwijs moeten
werken met zo weinig mogelijk leesstrategieën, omdat ze anders niet leerbaar en hanteerbaar
zijn voor jonge lezers in de basisschoolperiode.
Waneer ik over de buffeljacht in Amerika lees krijg ik heel veel foto’s in mijn hoofd. Ik
zie mijzelf bij het lezen als een indiaan. Ik voel me dan net een indiaan.
Wanneer Amanda leest, komen er allerlei gedachten bij haar op, zoals herinneringen,
vragen, conclusies, belangrijke ideeën, verbeelding, enzovoorts. Niet alles noemen we een
leesstrategie.
De vier v’s.
Leren om Voorkennis te gebruiken kan bij kinderen goed voor het eerst gepresenteerd worden
met bekende en populaire verhalende teksten, omdat daarin vaak herkenbare informatie is te
vinden.
Lezen met voorkennis doe je niet alleen vóór, maar ook tijdens en zelfs na het lezen.
Bij het lezen komen bij Daniel herinneringen op, al zegt hij zelf dat hij ze niet heeft. Daardoor
verbindt hij tóch nieuwe aan eigen informatie.
Terwijl je leest kun je woorden of zinnen aanwijzen, waarbij je beelden krijgt. Dit draagt,
zoals elke leesstrategie, bij aan het begrijpen van de tekst. Je kunt dus woorden of zinnen in
de tekst kiezen en daarbij foto’s of filmpjes maken. Kinderen kunnen dit ook tekenen.
Is de schildpad echt?
Waarom keken de soldaten naar het huis?
Waarom moesten ze zo snel het huis uit?
Waarom mochten ze niks meenemen?
Is het echt gebeurd?
Waarom konden ze nooit meer terug?
De familie was Duits. Waarom moesten ze toch weg uit Duitsland?
Goede lezers stellen zichzelf voor tijdens en na het lezen vragen, waardoor ze de tekst beter
zullen begrijpen. Je kunt je vragen en antwoorden verzamelen, om de tekst beter te begrijpen
en te bedenken wat je nog niet weet of begrijpt.
Leesdoelen
Voor, tijdens en na het lezen moeten kinderen leren om gebruik te maken van leesstrategieën,
zoals voorkennis gebruiken, voorspellen, visualiseren en vragen bedenken, teneinde bepaalde
leesdoelen te bereiken. Met andere woorden, met behulp van leesstrategieën leer je om iets in
de tekst of de gehele tekst beter te begrijpen.
Het begrijpen van iets in de tekst kan van alles zijn en methoden voor begrijpend lezen maken
daarin eigen keuzen. Met andere woorden je kunt lezen met talloze leesdoelen. We noemen
hier echter enkele belangrijke leesdoelen, die in de meeste moderne leesmethoden ook
voorkomen. Het gaat om:
In veel methoden voor begrijpend lezen lopen leesstrategieën en leesdoelen door elkaar. Dat
is niet bevorderlijk voor het begrijpend leren lezen. Het is goed om voor de kinderen een heel
duidelijk onderscheid in de leesles te maken, tussen een leesdoel en een leesstrategie.
Leesdoelen kunnen in de methode bij een tekst worden gegeven, maar kinderen kunnen bij
een tekst ook eigen leesdoelen bedenken. Een recept willen ze bijvoorbeeld lezen om een cake
te bakken.
Denkende lezers onderscheiden tijdens het lezen belangrijke van onbelangrijke informatie.
Als je leest moet je alleen al vanwege de veelheid aan informatie in veel teksten, daartussen
een onderscheid maken. Het belangrijkste in een tekst hangt natuurlijk wél sterk samen met
wat je als lezer zelf belangrijk vindt. Het hangt dus af van je leesdoel. Het is bijvoorbeeld
afhankelijk van datgene wat je wilt onthouden.
Op basis van verzamelde belangrijke informatie kun je er bijvoorbeeld voor kiezen om een
samenvatting te maken, al of niet met behulp van een schema. Aspecten die met het vinden
van de belangrijke informatie of het thema van de tekst samenhangen zijn onder andere:
• Het samenhangend gebruik van de vier leesstrategieën met betrekking tot voorkennis,
voorspellen, visualisering en het lezen met eigen vragen.
• Het gebruik van uiterlijke kenmerken van de tekst (bijvoorbeeld kopjes, subkopjes, alinea’s)
• Het maken van onderscheiden tussen het belangrijke, het interessante en de details en
voorbeelden.
• Een specifieke vraag beantwoorden.
• Het samenvatten en eventueel onthouden van de belangrijke informatie.
Toen we het verhaal over de Titanic lazen werden we erg nieuwsgierig.
Waarom is de Titanic gezonken?
We lazen het verhaal om een antwoord op deze vraag te vinden.
Deze weetjes hielpen ons beter om te begrijpen waarom het schip toch zonk.
De mensen dachten, dat de boot niet kon zinken.. En daarom letten ze niet meer op de
gevaren.
Conclusies trekken
Het gaat bij het concluderen om het combineren van eigen kennis met nieuwe informatie, om
tot eigen ideeën en interpretaties te komen. Het herzien en sorteren van de belangrijke
informatie uit de tekst, kan tot nieuwe inzichten, conclusies en kritiek leiden. Je moet
bijvoorbeeld de informatie aan iemand anders kunnen uitleggen, iets kunnen verbinden met
vorige kennis en de informatie op de een of andere manier kunnen gebruiken. Het gaat onder
andere om:
Kinderen kunnen leren om conclusies te trekken op basis van hun voorkennis en voorspelling.
Daarmee wordt dit lastige leesdoel voor hen bereikbaar.
Tot slot
Niet alle leesgedachten bij een tekst zijn leesstrategieën. Geoefende lezers gebruiken er
misschien maar vier en niet veel meer. Leesstrategieën mogen niet worden verward met
leesdoelen en kenmerken van teksten. Gebruik zo weinig mogelijk leesstrategieën in het
leesonderwijs aan kinderen, zodat ze die makkelijk kunnen leren en ze leesstrategieën ook
daadwerkelijk kunnen gebruiken bij het lezen van bijvoorbeeld zaakvakteksten. Gebruik
leesstrategieën in samenhang.
Paul Filipiak
Literatuur
Strategies That Work; Teaching Comprehension to Enhance Understanding;
Stephanie Harvey; Anne Goudvis; 2000.