Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 55

THEMA 9 - NAAR DE FILM

NAAR DE FILM

In dit verhaal hoor je:


Esra, Kaya, Essie, Tess en Marek.

De vrienden staan bij de deur van restaurant Het Plein.


Het is druk, er zijn veel klanten. Esra komt naar hen toe.

Esra: Wat gaan jullie doen?


Kaya: We gaan naar de film.
Esra: Naar welke film? Tess: Geintje.
Essie: Naar 'The Hunger Games'. Weet je nog, die film van de vorige
Esra: Ha! Die is mooi. keer?
Kaya: Je hebt hem gezien? Essie: Over die vrienden?
Esra: Ja. De acteurs waren heel goed. Tess: Ja. Kun je je die jongen
Ik vond het een interessant herinneren?
verhaal. Marek: De jongen die een zanger speelde?
Essie: Waar gaat het over? Tess: Ja, die.
Esra: Het gaat over ... Hij speelt ook in deze film.
Kaya: Hé, wacht! Essie: Hij is leuk.
Ik wil het niet weten. Tess: Hij gaat op het einde dood, helaas.
Tess: Ik heb het boek gelezen. Kaya: Tessi
Marek: Dus jij kent het verhaal ook al? Je bent niet grappig!
Tess: Ja. Maar ik ben nieuwsgierig naar
de film.
Het einde is heel verdrietig.
Het loopt niet goed af.
Kaya: Nee, niet zeggen!
Essie: Gaat de held dood?
Kaya: Nee! Sssst!
Tess: Ik maak een grapje.
Essie: Je hebt het boek niet gelezen?
Tess: Jawel.
Maar het loopt goed af.
Kaya: Tess!
Jij mag niet mee.
BELANGRIJKE ZINNEN
vragen en vertellen waar iets over gaat vragen of iemand zich iets herinnert
Waar gaat het over? Het gaat over ... Weet je nog welke film we zagen?
Kun je je die jongen herinneren?

BELANGRIJKE WOORDEN
de acteur (acteurs) aflopen Het loopt (niet) goed af.
de actrice (actrices) = eindigen (het eindigt)
acteren (ik acteer, jij acteert) zich herinneren (ik herinner me, jij herinnert Je
de bioscoop (bioscopen) = de cinema kennen (ik ken het verhaal, jij kent het verhaal)
(cinema's) spelen (ik speel, jij speelt)
het einde (einden/eindes) in een film/toneelstuk spelen
= de afloop het begin weten (ik weet, jij weet)
de film (films)
de
de
de
de
held (helden)
heldin (heldinnen)
zanger (zangers)
zangeres (zangeressen)
• helaas = jammer genoeg
interessant
verdrietig
vorig(e)
zingen (ik zing, jij zingt) de vorige keer

1 Heb je het begrepen?


ja nee
1 Gaan de vrienden naar de film? 0 0
2 Heeft Esra de film al gezien? 0 0
3 Heeft Tess de film al gezien7 0 0
4 Kent Tess het verhaal? 0 0
5 Heeft Kaya het boek gelezen? 0 0
6 Is de titel van de film The Hunger Games'7 0 0

2 Woordspin: het boek

Bekijk de woordspin. Welke woorden lez.e"'-


horen ook bij 'het boek'? het f af ier
Schrijf ze erbij.
rchrijve,.,

1 de tife/

de pag,,.,tA

het h(Jofdrtu.k. )
,r

221
3 Vul in

de film - het boek - einde - nieuwsgierig - gaan - acteurs - over - loopt - weten- verhaal

1 Wat jullie doen 1

2 We gaan naar

3 De waren heel goed.

4 Ik vond het een interessant

5 Waar gaat het ?

6 Ik wil het niet

7 Ik heb gelezen.

8 Maar ik ben naar de film.

9 Het is heel verdrietig.

10 Het niet goed af.

4 Vul in

uit - auteur - de schrijver - bladzijde - over - titel - verhaal - lees

1 Heeft __________ van dit boek nog andere boeken geschreven?

2 Ik vind het een spannend _________ _

3 Welk boek __________ jij nu?

4 Wat jammer dat mijn boek __________ is.

5 De __________ van dit boek is 'Plein 16'.

6 Hoofdstuk vier begint op __________ tweeënzeventig.

7 Een ander woord voor schrijver is _________ _

8 Waar gaat dit boek __________ ?

5 Wat weet je over dit boek?

1 Wat is de titel van dit boek?

2 Wie zijn de schrijvers van dit boek?

3 Hoeveel bladzijden heeft dit boek?

4 Hoeveel hoofdstukken heeft dit boek?

5 Wat is de titel van het verhaal op bladzijde 194?

222
UITSPRAAK 30
De acteurs zijn heel goed.

[hl
8: 1
6 Luisteren

Luister naar de woorden. Klinken ze als heel


[hl of als goed [y]? Zet een kruisje.

heel
heel goed

[y]
1 0 0
goed
2 0 0
3 0 0
4 0 0
5 0 0
7 Spreek het uit 6 0 0
hout - goud
7 0 0
hek - gek
8 0 0
haat - gaat
9 0 0
heen - geen
10 0 0
haar - gaar
heel - geel
hou - gauw
beheren - begeren
ha - ga
had - gat
hoor - goor

UITSPRAAK 31 8 Luisteren

De acteur speelt dat hij doodgaat. Luister naar de woorden. Klinken ze als [0]
acteur, of als dood [o] ? Zet een kruisje.
[0]


acteur acteur dood
1 0 0
[ol 2 0 0
dood 3 0 0
4 0 0
5 0 0
9 Spreek het uit 6 0 0
7 0 0
keus - koos 8 0 0
keuken - koken 9 0 0
reus - roos 10 0 0
reuk - rook
leuk - look
reuzen - rozen
scheut - schoot
leus - loos
peuk - pook

223
10 Puzzel

van links naar rechts van boven naar beneden


3 Daar ga je heen om een film te zien. 1 Dit kun je iemand vertellen.
4 Hij zingt. 2 Hij speelt in een toneelstuk.
5 Daar spelen acteurs in. 3 Dat kun je lezen.

UITSPRAAK 32 11 Luisteren
Van links naar rechts.
Luister naar de woorden. Klinken ze als
links [l] of als rechts [r]? Zet een kruisje .
[l)


links
links rechts

[r)
1 0 0
rechts
2 0 0
3 0 0
4 0 0
5 0 0
12 Spreek het uit 6 0 0
lomp - romp
7 0 0
plaat - praat
8 0 0
welk - werk
9 0 0
adel - ader
10 0 0
lust - rust
klas - kras
gevel - gever
wielen - wieren
klad - krat
lam - ram
}l
zich herinneren TAALRIEDEL 26
A B
Ik herinner me de film.
Wat lees jij daar? Ik lees een boek.
Jij herinnert je de film.
Het is zo dik. Ik lees heel graag
U herinnert zich de film.
Ik kijk graag films. Op detv?
Hij herinnert zich de film.
Of ik ga uit. Ik wil wel mee.
Zij herinnert zich de film.
Kun je vandaag? Ik denk het wel.
Wij herinneren ons de film
Om halfvier? Dat is een date!
Jullie herinneren je de film.
Zij herinneren zich de film.

(Kijk ook op pagina 53)

13 Naar een film kijken

Herinner jij je welke film je het laatst hebt gezien?


Wat was de titel?

Wie was de held?

Heb je de film gezien in de bioscoop, op de televisie, op je telefoon, tablet of computer?

Met wie heb je de film gezien?

Waar ging de film over?

14 Acteur en actrice

Een acteur of actrice speelt in een film, een televisieserie of in een toneelstuk.
Ken je de naam van een beroemde acteur of actrice? Zoek dit op:

de naam:

de leeftijd: _________________

de nationaliteit: ________________
_

_
•'
•..
1 -:_'~

twee films, series of toneelstukken waarin hij of zij heeft gespeeld:

225
BELANGRIJKE WOORDEN
de acteur (acteurs) Als je beroemd bent dan weten veel mensen
de actrice (actrices) wie je bent. en word je door veel mensen
de film (films) bewonderd.
de (televisie)serie ((televisie)series)


het toneelstuk (de toneelstukken)

GAJE MEE?
Gaje mee? Gaje mee?
Gaje mee? Gaje mee?
Naar de bioscoop met mij? Naar de bioscoop met mij?
Er is een film die ik wil zien Er is een film die ik wil zien
En die begint om half tien En die begint om halftien
Het is een heel enge film Het is een film vol romantiek
Met vechten en veel bloed Met vrijen en gezoen
Maar als jij naast mij in het donker zit En als jij naast mij in het donker zit
Dan is het goed Kunnen wij dat ook doen
Dus gaje mee? Dus gaje mee?
Gaje mee?
Ik heb de kaartjes in mijn zak
Ik wil niet alleen gaan Een voor jou en een voor mij
Ik wil samen met jou in de rij staan Dus we hoeven buiten niet meer in de rij
Voor de popcorn en de cola Als we nu gaan zijn we op tijd
Samen lachen om een grap Dan kiezen wij een goede plek
Ik wil vragen fluisteren Niet te ver weg en ook niet te dichtbij
Als ik de plot weer eens niet snap Ook niet te dichtbij
En jij zit straks naast mij
Ik heb de kaartjes in mijn zak
Een voor jou en een voor mij
Dus we hoeven buiten niet meer in de rij
Als we nu gaan zijn we op tijd
Dan kiezen wij een goede plek
Niet te ver weg en ook niet te dichtbij
Dus gaje mee?

226
BELANGRIJKE WOORDEN
het donker = het duister kiezen (ik kies, jij kiest)
de popcorn vrijen (ik vrij, jij vrijt)
de romantiek vechten (ik vecht, jij vecht)
romantisch zoenen (ik zoen, jij zoent)
de zak (de zakken) = kussen (ik kus, jij kust)
de jaszak het gezoen
de broekzak

naast naar de film gaan


ver weg dichtbij = naar de bioscoop gaan
= naar de cinema gaan (B)

15 Vul in

het donker - film - vechten - begint - goed - bioscoop - enge

1 Ga je mee naar de met mij?

2 Er is een die ik wil zien

3 En die om halftien

4 Het is een heel film

5 Met en veel bloed

6 Maar als jij naast mij in zit

7 Dan is het

16 Woordspin: de film

Welke woorden kun je bedenken die ook bij 'de film' horen? Zet ze erbij.

de ().Cf eu.r
de ().cfrice

de bioçcot,p

--de held

de he/di11

de te/eviS'ie
de tifel

227
17 Regels in de bioscoop

Voordat de film begint, krijg je vaak de regels te zien.


Kun je samen bedenken hoe je de regels in het Nederlands zegt?

2 3

18 Vul in: de of het

1 ____ kaartje 5 ____ acteur

2 ____ film 6 ____ plot

3 ____ verhaal 7 ____ boek

4 ____ held 8 ____ popcorn

19 Wat is fout?

Sommige woorden zijn anders dan in het liedje. Welke? Zet er een streep onder. en zet het
goede woord erachter.

1 Ga je mee?

2 Naar het bioscoop met mij?

3 Er is een film die ik wil kijken

4 En die begint om halfnegen

5 Het is een film vol romantiek

6 Met vechten en gezoen

7 En als jij voor mij in het donker zit

8 Kunnen jullie dat ook doen

9 Dus ga je mee?

228
TAALRIEDEL 27
A B
Ga je mee naar de film? Ik heb zin in een film!
Welke film wil je zien? Graag een film met geweld.
Nee, daar hou ik niet van. Dan een film met gezoen.
Met gezoen? Ben je gek! Of een spannende film?
Dat is goed. Ga je mee? Ik kan over een uur.

20 Toneelspelen

Dit doe je met een partner. Bedenk samen naar wat voor film jullie zogenaamd kijken:
- een heel enge film;
- een romantische film;
- een grappige film;
- of een spannende film

Ga naast elkaar voor de klas zitten. Kunnen de anderen aan jullie gezichten zien naar wat voor
film jullie kijken?

21 Pictogrammen

Je ziet soms een of meer van deze tekeningetjes aan het begin van een film of
televisieprogramma. Ze geven aan dat wat je gaat zien, misschien niet voor iedereen geschikt is.
Wat betekenen de pictogrammen? Kies uit:

a geweld: In deze film zit veel geweld.


b angst: Van deze film kun je bang worden.
c seks: In deze film zit seks.
d discriminatie: In deze film wordt gediscrimineerd.
e zestien jaar: Om deze film te zien moet je zestien jaar of ouder zijn.
f twaalf jaar: Om deze film te zien moet je twaalf jaar of ouder zijn.
g drugs- en/of alcoholmisbruik : In deze film gebruiken mensen drugs of alcohol.
h grof taalgebruik: In deze film wordt grove taal gebruikt.
Deze film is voor mensen van alle leeftijden.

229
UITGAAN
In dit verhaal hoor je:
Tess, Kaya, Szymon, Marek, Fientje

Tess en Kaya lopen naar een feest in de buurt.
Tess heeft nieuwe schoenen die een beetje pijn doen.
Kaya heeft veel gel in zijn haar.

Tess: Is het nog lang stappen? Tess: Om twaalf uur.


Kaya: We zijn er bijna. Mijn moeder blijft wakker als ik
Tess: Mijn voeten ... uitga.
Kaya: Daar is het. Ze maakt zich zorgen.
Tess: Wat een herrie. Kaya: Ik hoef pas om één uur
Kaya: Herrie? thuis te zijn.
Het is juist geweldige muziek. Marek: Ik geef je straks een lift,
Ken je dit nummer niet? Tess.
Tess: Nee. Tess: Ben je met de fiets?
Zijn dat Marek en Szymon? Marek: Ja.
Kaya: Hé Marek! Kaya: En ik dan?
Tess: HoiSzymon. Marek: Er past maar één
Szymon: Hallo. persoon achterop, Kaya.
Tess: Waarom staan jullie hier buiten? Kaya: Maar als jullie straks weggaan,
Marek: Szymon wil niet meer ben ik alleen.
dansen. Tess: Alleen?
En zijn vriendinnetje Er zijn zo veel mensen.
wel. Kaya: Maar ik ken bijna niemand.
Szymon: Ik ben ... eh, ... verstopt? Tess: Dan moet je mensen leren
Kaya: Je hebt je verstopt. kennen.
Tess: Eh, ze heeft je gevonden, Kijk, dat is een leuk meisje.
Szymon. Ze lacht naar je.
Ze komt je al halen, Kaya: Echt?
kijk. Tess: Ga kennismaken.
Fientje: Daar ben je! Marek: Kom op.
Gaje mee? Kaya: Oké.
Szymon: Ja, goed. Tess: Kijk, daar gaat hij.
Dag, tot zo. Marek: Held.
Marek: We zien je zo. Kom op, laten we gaan dansen.
Komt Essie ook? Tess: Echt? Maar mijn voeten ...
Tess: Ze mag niet van haar ouders.
Marek: Jammer.
Kaya: Hoe laat moet jij thuis zijn?

230
BELANGRIJKE WOORDEN
de herrie = het lawaai
de muziek
het nummer (de nummers)
= het liedje (liedjes)
dansen (ik dans, jij danst)
(zich) verstoppen (ik verstop (me),
jij verstopt (je))
kennismaken (ik maak kennis, jij maakt


de persoon (personen) kennis)
iemand leren kennen (ik leer hem kennen, jij
stappen = lopen (B) leert hem kennen)
We stappen naar het station. iemand kennen (ik ken hem, jij kent hem)
stappen = uitgaan (NU uitgaan (ik ga uit, jij gaat uit)
Vanavond gaan we stappen. stappen (ik stap, jij stapt)

22 Heb je het begrepen?


ja nee
1 Gaan Tess en Kaya naar een feest? 0 0
2 Vindt Tess de muziek mooi? 0 0
3 Zien ze Marek en Essie bij het feest? 0 0
4 Wil de vriendin van Szymon dansen? 0 0
5 Wil Szymon dansen? 0 0
6 Krijgt Kaya een lift van Marek? 0 0
7 Mag Essie naar het feest? 0 0
8 Moet Tess om één uur thuis ziJn? 0 0

23 Vul in

alleen - lift - de fiets - uur - moet - wakker - hoef - persoon

1 Hoe laat __________


- jij thuis zijn?

2 Om twaalf --
3 MiJn moeder blijft __________ als ik uitga.

4 Ik __________
-- pas om één uur thuis te zijn.

5 Ik geef je straks een __________ . Tess.

6 Ben je met ___________ ?

7 Er past maar één __________ achterop, Kaya.

8 Maar als jullie straks weggaan, ben ik _________ _

231
24 Wie zegt het?
Tess Kaya Marek Szymon
1 Wat een herrie. 0 0 0 0
2 Het is juist geweldige muziek. 0 0 0 0
3 Waarom staan jullie buiten? 0 0 0 0
4 Szymon wil niet meer dansen. 0 0 0 0
5 Ik ben ... eh, ... verstopt? 0 0 0 0
6 Ik hoef pas om één uur thuis te zijn. 0 0 0 0
7 Ik geef je straks een lift, Tess. 0 0 0 0

25 Kennismaken

Kaya gaat kennismaken met een meisje. Wat kan hij tegen haar zeggen?

26 Volg het voorbeeld

kennismaken

1 ik+ Ella

2 hij + de buurman

3 U + mijn vrienden

4 wij + de leraar

leren kennen

s Kaya + het meisje K(),.yo.


leert het rne,rielce11"'e11.
K()..ya.
leert h4Ar ke1111e11..
6 jullie+ de jongens

7 jij + ik

232
27 Maak een goede zin

Bijvoorbeeld:
zich verstoppen + de kast + mijn broer

1 Mi/11brtler verrtflpf zich IAChferde klA~t.


of: M,j11brtler verrtflpf zich ;,,, de ka.~t.

zich verstoppen + ik+ de tuin

zich verstoppen + jullie + de bank

zich verstoppen+ de kinderen+ het gordijn

zich verstoppen + jij + de tafel

UITSPRAAK 33 28 Luisteren
Wij staan hier want Szymon wil niet
Luister naar de woorden. Klinken ze als
meer dansen.
meer [er] of als hier [ir]? Zet een kruisje.

[er]
meer

[irl
hier
• 1
2
3
meer
0
0
0
hier
0
0
0
4 0 0
5 0 0
6 0 0
29 Spreek het uit 0
7 0
beer - bier
8 0 0
heer - hier
9 0 0
keren - kieren
10 0 0
meer - mier
deren - dieren
speer - spier
veren - vieren
kleren - klieren
zweren - zwieren
DE BAND
In dit verhaal hoor je:
Marek, Essie, Servaas, Kaya en Tess.

Marek en Essie zitten aan een tafeltje in
restaurant Het Plein. Ze kijken naar een
groepje mensen. Die praten met Servaas.

Essie: Zijn dat de muzikanten?


Marek: Ik denk het.
Essie: Hoe laat gaan ze optreden?
Marek: Om acht uur, geloof ik.
Essie: En waar gaan ze spelen?
Marek: Daar, in de hoek. Marek: Ja.
Ze bouwen straks een podium. Kaya: De gitarist is heel goed.
Szymon helpt mee. En de drummer ook.
Essie: Servaas? Ik pak iets te drinken.
Servaas: Ja, Essie? Willen jullie ook wat?
Essie: Kunnen wij helpen met het Essie: Ja, graag.
podium? Hé, Tess.
Servaas: Hoe bedoel je? Tess: Hoi!
Wil je het podium bouwen? Marek: Kom jij vanavond ook kijken?
Essie: Ja. Ik ben heel handig met Tess: Kijken? Naar?
gereedschap. Marek: Naar de show?
Servaas: Dat is goed. We beginnen over Dat is een band.
een uur. Essie: Ze treden vanavond op in het
En jij, Marek? restaurant.
Marek: Ik heb al een afspraak. Tess: Wat voor muziek is het?
Servaas: Oké. Marek: Rockmuziek, geloof ik.
Ik ga weer even naar de Kaya, wat voor soort band is het?
muzikanten. Kaya: Een rockband.
Essie: Heb jij een afspraak? Tess: Hmmm ...
Marek: Nee. Maar ik ben heel onhandig. Ik hou meer van rap.
Ik kan niks met een hamer. Kaya: Kom toch kijken.
Kaya: Hey! Essie: Ja, gezellig.
Is dat de band? Tess: Vooruit dan maar.
Ik kom wel.

234
BELANGRIJKE ZINNEN
vragen wat iemand bedoelt iemand overhalen
Wat bedoel je? = iemand overtuigen iets te doen
Hoe bedoel je? Kom toch!
Wat wil je zeggen? Alsjeblieft!
Toe (nou)! (NL)

Wat voor (soort) ...


Wat voor muziek spelen ze?
Wat voor soort band is het?
je laten overhalen
Vooruit (dan maar)
Oké dan .

BELANGRIJKE WOORDEN
de band bouwen (ik bouw. jij bouwt)
de drummer (drummers) optreden (ik treed op, jij treedt op)
het drumstel (drumstellen) het optreden (optredens)
drummen (ik drum, jij drumt) spelen (ik speel, jij speelt)
het gereedschap
de gitarist (gitaristen)
de gitaar (gitaren)
gitaar spelen (ik speel gitaar, jij speelt
gitaar)
de groep (groepen)
de hamer (hamers)
de hoek (hoeken)
het podium (podiums/podia)
de show (shows)
de/het soort (soorten)
T T T 1 TI
handig onhandig museum - museums/musea
podium - podiums/podia •

30 Heb je het begrepen?


ja nee
1 Zitten Marek en Essie aan de grote tafel? 0 0
2 Komt er een band optreden in restaurant Het Plein? 0 0
3 Vindt Kaya de drummer van de band slecht7 0 0
4 Heeft Marek een afspraak? 0 0
5 Is Marek handig met gereedschap? 0 0
6 Houdt Tess van rapmuziek? 0 0
7 Speelt de band salsamuziek? 0 0
8 Komt Tess naar de show? 0 0

235
31 Vul in

a Hmmm ... ik hou meer van rap. d Wil je het podium bouwen?
b Ja. Ik ben heel handig met gereedschap. e Kom jij vanavond naar de show kijken?
c Heb jij een afspraak? f Nee. Maar ik ben heel onhandig.

32 Kies 7 woorden

spelen - bouwen - een instrument - gereedschap - beginnen - een museum - een podium -
optreden - een gitarist - een groep - een film - een museum

1 Dit gebruik je als je iets bouwt.

2 Daar sta je op als je optreedt.

3 Mensen bij elkaar.

4 Starten.

5 Een show opvoeren.

6 Daar maak je muziek mee.

7 Daar kun je kunst bekijken.

236
33 Vul in

bouwen - waar - gereedschap - optreden - de hoek - geloof

1 Hoe laat gaan ze ___________ ?

2 Om acht uur, __________ ik.

3 En, __________ gaan ze spelen?

4 Daar, in

5 Ze __________ straks een podium.

6 Ik ben heel handig met

34 Kies het goede antwoord

1 Hoe laat treedt de band op? 4 Wat gaat Kaya halen?


0 a Om acht uur 0 a Iets te eten.
Ü b Om halfacht. Ü b Iets te drinken.
0 c Om negen uur. 0 c Zijn vader.

2 Waar komt het podium? 5 Van wat voor muziek houdt Tess?
0 a Op het terras. 0 a Van rapmuziek.
Ü b In de hoek. 0 b Van rockmuziek.
0 c In het theater. 0 c Van r&b.

3 Wie helpen met het podium?


0 a Tess en Essie.
0 b Marek en Essie.
0 c Szymon en Essie.

35 Woordspin: het gereedschap

Kun je samen meer soorten gereedschap bedenken?


Schrijf op in je moedertaal. I deS'f'i.Jk.er
Vraag hulp als je het
Nederlandse woord niet kent.
de h.a.rner

de za.a.g

237
36 Woordspin: de band

Denk aan bands die je kent. Welke instrumenten horen daarbij? Welke woorden kun je samen
bedenken om in de woordspin te zetten?

de gdl)../)..r
de g,'fa.ris-f

de druh-1:m,er
de publiek.
het dru~rtel

TAALRIEDEL 28
A B
Ik hou van muziek. Van welk soort muziek?
Ik hou veel van pop. Ik hou meer van rock.
Mijn broer houdt van rap. Dat vind ik ook mooi.
Maak jij zelf muziek? Ik drum in een band.
Treed jij weleens op? We hebben veel shows.

238
37 Wereldinstrumenten riA
Deze instrumenten worden gebruikt om traditionele muziek mee te maken.
Welke foto hoort erbij?

1 de ud= de oud Syrië


\ ...
...
2 de udu Nigeria
3 de sitar India a
4 de bouzouki Griekenland
,!'
5 de baglama Turkije
6 de castagnetten Spanje
7 de suka Polen

l)
e

38 Puzzel

De namen van de muziekinstrumenten staan door elkaar. Zet de letters in de goede volgorde.

1 MELRUTDS 11 15 17
1 1 1 1 1
2
2 DU

4
3 GAARIT

4 TUUZOIBO 13
1
8 6
5 KASU 1

Oplossing:
Daar ga je naartoe als je een instrument wilt leren spelen.

1 2 3 4 5 6 7 5 8
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

239
39 Interview

Vraag aan vijf klasgenoten of ziJ een instrument spelen of hebben gespeeld. Vraag ze ook welk
instrument dat is of was. Schrijf de antwoorden van iedereen op het bord. Welke instrumenten
zie je? Schrijf ze hier op.

Speel jij een instrument?


Heb je een instrument gespeeld?
Welk instrument speel je?
Welk instrument heb je gespeeld?

instrumenten:

HET MUSEUM

Kunst wordt gemaakt door kunstenaars. In een museum vind je beeldende kunst: kunst waar je
naar kunt kijken.
Voorbeelden van beeldende kunst:

een schilderij een foto een beeld

de kunst
het museum (musea/museums)
de kunstenaar (kunstenaars)
de kunstenares (kunstenaressen)
het schilderij (schilderijen)
de foto (foto's)
het beeld (de beelden)

240
40 Wat zie je?

Bekijk de foto goed. Wat zie je? Schrijf op.


Bijvoorbeeld:

€r h.tAv..9_t
.•.
€r tftACJ.t.•.

MEERKUNST

Dans en muziek zijn ook vormen van kunst. Mensen kunnen samen muziek maken in een band,
maar ook in een orkest. Om een orkest of een dansgroep te zien, ga je naar het theater.

een orkestuitvoering een dansvoorstelling


= een concert

241
het theater (theaters) klassiek
het orkest (orkesten) modern


de dirigent (dirigeren)
de danser (dansers)
de danseres (danseressen)
het concert (concerten)
het podium (podium/podia)

Een gedicht

Hieronder zie je twee gedichten. Soms rijmt een gedicht, maar dat hoeft niet. Als twee woorden
hetzelfde klinken dan rijmen ze. Bijvoorbeeld fiets en niets of broodje en blootje. Iemand die
gedichten schrijft, noem je een dichter of een dichteres.

het gedicht (gedichten) dichten (ik dicht, jij dicht)


de dichter (dichters) rijmen (ik rijm, jij rijmt)
de dichteres (dichteressen) klinken (hij klinkt raar, zij klinkt raar)
missen (er mist iets)
de snaar (snaren)
vals

GEDICHT 1: VALS
Ik speel op mijn gitaar
Die mist vandaag een snaar
Ik wil een liedje spelen
Maar
De klanken klinken raar
Eén snaar maar
Eén mister
En niks klinkt er
Goed
Zoals altijd alles vals lijkt
Als ik jou eens missen moet

41 Welke woorden rijmen?

Zet de woorden uit het gedicht die rijmen eronder.

gitaar goed vals

242
42 Beantwoord de vragen

1 Hoeveel snaren heeft de gitaar uit dit gedicht?

2 Er mist een snaar. Maar mist er nog iets?

3 Zoek het woord 'vals' op in het woordenboek. Welke betekenis hoort bij dit gedicht. denk je?

4 Is dit een vrolijk of een verdrietig gedicht?

GEDICHT 2: DE DIKKE EN DE DUNNE


Er was een dunne dame
Die had een dikke hond
Die hond die liep te waggelen
Met z'n dikke
billen
Dat is toch niet gezond!

Dat komt, zo zei de dame


Doordat hij te veel vreet
Koekjes, snoepjes, chocola
Vandaar die dikke
billen l
Mijn hond moet op dieet!

Kijk nu eens naar de dame,


Met haar dunne hond
Zij eet nu al zijn snoepjes op
Vandaar haar dikke
billen

Is dat niet om te gillen?


Zo'n kont?

243
BELANGRIJKE WOORDEN
het dieet (diëten)
op dieet gaan/moeten
een dieet volgen
gillen (ik gil, jij gilt)
vreten (ik vreet, jij vreet)
-•
waggelen (ik waggel, jij waggelt)
de kont (konten) = de billen

dun het is om te gillen =


vandaar het is ontzettend grappig

De hond liep te waggelen .


Hij loopt te zingen.
Wij lopen te fluiten. •
43 Beantwoord de vragen 44 Trek een lijn: welke woorden rijmen?

1 Wie is er eerst dik? 1 kont koek

2 dieet snoep

2 Wie is er daarna dik? 3 gillen hond

4 stoep vandaar

3 Hoe komt het dat de hond te dik is? 5 gitaar billen

6 hoek vreet

4 Hoe komt het dat de dame te dik is?

45 Puzzel

De letters staan door elkaar. Weet jij welke woorden er staan?

2
1 Dit woord rijmt op fabriek. MEUKIZ

2 Dit woord rijmt op boek. HEOK

3 Dit woord rijmt op kamer. HAEMR

3
4 Dit woord rijmt op trouwen. NEWOBU

4 5
5 Dit woord rijmt op snappen. PANSEPT

1
6 Dit woord rijmt op raken. NAEKM

Oplossing: 11 12 13 14 15
1

244
THEMA 10 - IK VIND JE LIEF


LIEFDESVERDRIET
In dit verhaal hoor je:
Tess, Essie, Kaya en Marek.

De vrienden zitten op het terras van Het Plein.


Ze kijken naar een koppeltje op een bankje. Ze zoenen.

Kaya: Moet je dat koppeltje zien. Essie: Ze zat daar met die ander te
Die zijn vast verliefd. kussen .

-
••
Marek: Ze zijn al een halfuur aan het Een vriend van een vriend van
zoenen. een vriend van Szymon heeft het
Zo kun je toch niet ademhalen? gezien.
Tess: Heb je het gehoord? En hij heeft het aan Szymon
Kaya: Wat? verteld.
Tess: Van Szymon? Kaya: Hoe is het nu met Szymon?
Marek: Niet roddelen, Tess. Tess: Ik heb gehoord dat hij
Tess: Ik roddel nooit. liefdesverdriet heeft.
Ik vertel gewoon graag iets door. Essie: Zijn hart is gebroken.
Kaya: Tess praat graag over andere Tess: Hij huilt de hele dag.
mensen. Marek: Nee!
Marek: Haha. Dat lijkt me sterk.
Tess: Szymon Tess: Echt waar.
heeft toch Hij wil nooit meer verkering.
verkering? Marek: Ik geloof er niks van.
Kaya: Ja, met eh ... Ik heb hem gisteren gezien.
Hoe heet ze En hij was vrolijk.
ook alweer? Essie: Ja, dat lijkt zo.
Marek: Fientje. Hij lijkt vrolijk.
Kaya: Ja. Maar vanbinnen is hij kapot!
Tess: Wel, het is Marek: Wel ja!
uit. Tess: We hebben hem een berichtje
Kaya: Waarom is gestuurd.
het uit? Essie: We hebben hem gevraagd om
Essie: Omdat Fientje verliefd is op een langs te komen.
andere jongen. Tess: We willen hem opvrolijken.
Ze is betrapt in de bioscoop. (pling)
Kaya: In de bioscoop? Wacht, ik krijg een berichtje terug.

245
Essie: Wat? Tess: Met Dina.
Tess:
Essie:
Hij komt niet.
Waarom niet?
Essie:
Tess:
Dina?
Zijn nieuwe vriendin " -""' ""'-
Tess: Hij gaat naar de film. Kaya en Marek: Hahahahaha!
Essie: Naar de film? Met wie?
Met Fientje?

BELANGRIJKE WOORDEN
het hart (de harten) gebroken
het koppel (koppels) nooit meer
= het stel (stellen) (NL) somber
het koppeltje vanbinnen = aan de binnenkant
het stelletje vanbuiten = aan de buitenkant
het liefdesverdriet verdrietig vrolijk
verliefd
• de vriend (vrienden) de liefde
• de vriendin (vriendinnen)

ademhalen (ik haal adem, jij haalt adem) = ademen (ik adem, jij ademt)
betrappen (ik betrap hem, jij betrapt hem)
huilen (ik huil, jij huilt) = wenen (ik ween, jij weent) (B)
langskomen (ik kom langs, jij komt langs)
lijken (ik lijk vrolijk, jij lijkt vrolijk)
opvrolijken (ik vrolijk hem op, jij vrolijkt hem op)
roddelen (ik roddel, jij roddelt)
de roddel (de roddels)

BELANGRIJKE ZINNEN
aansporen ergens naar te kijken zeggen dat je iets niet gelooft
Moet je (...) zien! Ik geloof het niet.
Kijk eens naar ...! Ik geloof er niets van.
Dat lijkt me sterk.
Wat een onzin.
Wat een zever. (B)


praten over verkering
verkering hebben Tim en Assia hebben verkering.
Ik heb verkering met Amai.
Het is aan.
Zij gaan met elkaar.
Het is uit.
Zij heeft het uitgemaakt.

246
1 Heb je het begrepen?

Tess roddelt over Szymon. Wat je nog wat ze verteld heeft?


ja nee
1 Heeft Szymon geen verkering meer? 0 0
2 Heeft Fientje het uitgemaakt? 0 0
3 Zat Fientje met een jongen te kussen in de bioscoop 7
0 0
4 Heeft Tess dat gezien? 0 0
5 Is Szymon nu erg verdrietig? 0 0
6 Hebben Tess en Marek hem een berichtje gestuurd? 0 0
7 Komt Szymon langs? 0 0
8 Gaat Szymon naar de bioscoop met Fientje? 0 0

2 Vul in

zoen - kussende - gebroken - verdrietige - verliefde

1 Twee __________ kippen.

2 Een dikke _________ .

3 Een __________ hond.

4 Een __________ hart.

5 Twee _________ _

247
3 Vul in

geloof - uit - verkering - ademhalen - zoenen - vrolijk

1 Ze zijn al een halfuur aan het _________ _

2 Zo kun je toch niet __________ ?

3 Szymon had toch __________ ?

4 Nou. het is _________ _

5 Ik __________ er niks van.

6 Gisteren was h1J_________ _

4 Vul in

kapot - vrolijk - hart - liefdesverdriet - sterk - verkering - lijkt

Kaya: Hoe is het nu met Szymon?

1 Tess: Ik heb gehoord dat hij heeft.

2 Essie: Zijn is gebroken.

3 Dat lijkt me

Tess: Echt waar!

4 Hij wil nooit meer

Marek: Ik heb hem gisteren gezien.

5 En hij was

6 Essie: Ja, dat zo.

Hij lijkt vrolijk.

7 Maar vanbinnen is hij

248

UITSPRAAK 34 5 Luisteren
Tess en Dina. 1
Luister naar de woorden. Klinken ze als
Tess [tl of als Dina [dl ? Zet een kruisje.
!tl
Tess
Tess Dina

[dl
1 0 0
Dina
2 0 0
3 0 0
4 0 0
5 0 0
6 Spreekhetuit~ ·>+&~ 6 0 0
toen - doen
7 0 0
tas - das
8 0 0
tof - dof
9 0 0
top - dop
10 0 0
tik - dik
tam - dam Een d aan het eind van een woord klinkt
toe - doe
als een t:
touw - dauw
bed zet
trek - drek
kater - kader
Een b aan het eind van een woord klinkt
als een p:
heb nep

TAALRIEDEL 29
A B

Hij is verliefd. Weet je op wie?
Ik denk op Fee. Op Fee Lopes?
Ze is erg mooi. Ze heeft een vriend.
Heeft ze een vriend? Hij heet Mesut.
Mesut Derijks? Ik denk het wel.
Ben jij verliefd? Ik heb geen tijd.
Geen tijd voor liefde? Geen tijd voor drama.

7 Volg het voorbeeld

1 Hij is er kapot van. Ik. keb qekoorclda.f h,ï er ka.pofvtt~ iç.


2 Zijn hart is gebroken. Ik. keb g_ekoorcl
da.f
3 Hij huilt de hele dag.

4 Hij heeft een nieuwe vriendin.

5 Hij is vrolijk.

249
8 Volg het voorbeeld

1 We hebben hem gevraagd (om) te kohle"1..


IIÀ."lqr (langskomen)

2 We vragen haar (om) te be!/e"1.. (bellen)

3 Ik heb hem gevraagd om een liedje (zingen)

4 Ze heeft hem gevraagd (komen)

5 Ik vraag mijn broer (opschieten)

6 De juf heeft me gevraagd om dit boek (lezen)

UITSPRAAK 35
Ik vraag hem om te bellen.

[bi
-•
bellen

[v)
vraag

9 Luisteren

Luister naar de woorden. Klinken ze als boor - voor


bellen [b] of als vraag [v] ? Zet een kruisje. been - veen
bink - vink
bellen vraag buur - vuur
1 0 0 boeg - voeg
2 0 0 baas - vaas
3 0 0 boer - voer
4 0 0 bent - vent
5 0 0 bod - vod
6 0 0 blok - vlok
7 0 0
8 0 0
9 0 0
10 0 0
C

250
11 Puzzel

1 Ontdekken dat iemand iets doet wat niet mag.


RAPENTEBP ~, --r-11-2
~113---.-1-11
--.-1---,1------r-l
-----,--13 --,1
-r-1

2 Dat doe je soms als je heel verdrietig bent.

HIELUN EJ
3 Iemand blij maken.

KOLENRUVPO []
4 Vervelende dingen over iemand zeggen die daar niets van weet.

DENDEOLR
Ll []10

5 Zoenen.

KENUSS
rJ
Oplossing:

l1 l2 13 1 F 14 1s 16 17 1s 19 110 l 11 l 2 112 113

Als je heel verdrietig bent omdat de verkering uit is, dan heb je ____________ _

EMOTIES

Er zijn vier belangrijke emoties. Bijna alle gevoelens die je kunt hebben, passen bij een of meer
van deze emoties:

de vreugde blij
de boosheid boos
het verdriet verdrietig
de angst bang

mm
- -
251
12 Woordspinnen: emoties

Bekijk de woordspinnen bij elke emotie goed. Welke woorden ken je? Welke woorden nog niet?
Kun je nog meer worden bedenken?
ver/iecd
r1 bl,j

vrolijk.

gelukkig

-
-- -
teleurgeS'fe/d
verdrietig

deprefS'ie( 011zeker

13 Zet op de goede plek

Zet de woorden bij het juiste gezicht.

1 bang
2 verliefd
3 de angst
4 lachen
5 schrikken
aQOO
6
7
8
verdrietig
chagrijnig
boos
-
9 woedend
10 blij
11 somber
12 huilen

cQOO
252
14 Vul in: boos, blij, bang of verdrietig

0
1 Hij lijkt boos, maar hij is _________ _
0

0
0

2 Ze lijkt _________ _, maar ze is _________ _

3 Ze lijkt __________ , maar ze is _________ _

4 Hij lijkt ________ _, maar hij is ________ _

De verliefdheid 15 Jouw moedertaal


Verliefd zijn is niet altijd leuk. Zelfs niet
als je gaat met iemand op wie je verliefd
bent.

Leuke dingen aan verliefd zijn:


zoenen, praten, vrolijk zijn, vriendschap,
je veilig voelen, lachen

Kun je nog meer bedenken?

Moeilijke dingen aan verliefd zijn:


ruziemaken, jaloezie, onzekerheid

Kun je nog meer dingen verzinnen die


0 Hoe zeg je: 'Ik hou van jou' in jouw
moedertaal?

niet zo leuk zijn aan verliefd zijn?

253
YASSIN
In dit verhaal hoor je: •--------,

Tess, Essie, Marek en Kaya

De vrienden zitten aan de grote tafel in restaurant Het Plein. Essie kijkt een beetje verdrietig.

Tess: Wat is er? Essie: Maar vanavond wordt het gezellig.


Essie: Ik maak me zorgen om mijn Hij eet bij ons thuis.
vriend Yassin. Mijn moeder heeft hem
Tess: Hij komt ook uit Syrië, toch? uitgenodigd.
Essie: Ja, net als ik. Ze maak jouw lievelingseten, Tess.
Maar ik ben hier met mijn familie. Tess: Roz bhaleeb? En batersh?
Hij is alleen gevlucht. Essie: Ja.
Zijn familie is nog in Syrië. Yassin is er ook dol op.
Marek: Echt waar? Marek: Hé ...
Kaya: Wat vreselijk. Kan hij voetballen?
Essie: Het is moeilijk voor hem hier. Essie: Ja, hij voetbalt graag.
Tess: Ja, dat kan ik me voorstellen. Marek: Vraag hem of hij morgen met ons
Essie: Hij mist zijn familie. meedoet.
Hij mist zijn geboorteland. Essie: Bedankt, Marek.
Marek: Mis jij Syrië ook? Dat is superlief.
Essie: Ja, natuurlijk
Maar voor Yassin is het moeilijker.
Hij weet niet of hij hier mag
blijven wonen.
En teruggaan kan ook niet.
Kaya: Heeft hij contact met zijn familie?
Essie: Ja, gelukkig wel.
Ze bellen elkaar.
Op school vragen ze hem:
Wat wil je gaan doen?
Wat voor werk?
Maar hij wil geen plannen maken.
Hij wil bij zijn familie zijn.
Daarom kan hij hier niet wennen,
denk ik.
Kaya: Wat moeilijk, zeg.

BELANGRIJKE ZINNEN
uitdrukken dat je iets begrijpt
Ik begrijp het.
Begrijpelijk.
Dat kan ik me voorstellen.

254

BELANGRIJKE WOORDEN
het contact (contacten) blijven (ik blijf, jij blijft)
het geboorteland (geboortelanden) kunnen (ik kan, jij kunt/kan)
het plan (plannen) teruggaan (ik ga terug, jij gaat terug)
plannen maken = plannen (ik plan, jij uitnodigen (ik nodig hem uit, jij nodigt
plant) hem uit)
vluchten (ik vlucht, jij vlucht)
super de vluchteling
superlief wennen (ik wen, jij went)
wennen (aan) (ik wen (aan) iets, jij went (aan)
iets)
zich zorgen maken (ik maak me zorgen,
jij maakt je zorgen)
zorgen hebben
bezorgd zijn

16 Heb je het begrepen?


ja nee
1 Maakt Essie zich zorgen? 0 0
2 Is Yassin de vriendin van Essie? 0 0
3 Komt Yassin uit Turkije? 0 0
4 Woont hij in Syrië? 0 0
5 Is Yassin gevlucht met zijn familie? 0 0
6 Mist hij zijn vaderland? 0 0
7 Mist Essie Syrië? 0 0
8 Heeft Yassin contact met zijn familie? 0 0

17 Vul in

moeilijk - mist - zorgen - familie - teruggaan - mag - gevlucht - voorstellen

1 Ik maak me __________ om mijn vriend Yassin.

2 Hij is alleen

3 Zijn __________ is nog in Syrië.

4 Het is __________ voor hem hier.

5 Ja, dat kan ik me

6 Hij __________ zijn geboorteland.

7 Hij weet niet of hij hier __________ blijven wonen.

8 En __________ kan ook niet.

255
18 Hoe gaat het?

Essie tekent graag. Als ze bezorgd is, over familie of een vriend, dan maakt ze een tekening. Ze
geeft aan hoe verdrietig of hoe bezorgd ze is. Op welke dag heeft Essie de meeste zorgen?

10 10

0 dinsdag 0 0 vrijdag 0

Hieronder is ze niet bezorgd. Welke emotie heeft ze hier?

10

Was jij deze week boos of verdrietig? Ben je deze week ook blij (geweest)?
Kun je dat hieronder aangeven? Hoe blij was je op je beste dag?

10 10

0 0

256
19 Wat hoort bij wie?

Welke zin hoort bij Essie, en welke bij Yassin?


Let op: sommige zinnen horen bij allebei!

1 Ik ben een meisje.


2 Ik kom uit Syrië.
3 Ik ben hier zonder mijn familie.
4 Ik kan hier niet wennen.
5 Ik wil geen plannen maken.
6 Ik mis mijn geboorteland.
7 Ik maak me zorgen.

20 Puzzel

Kun je de woorden vinden? Weet je ook wat ze betekenen? Vraag naar de betekenis, als je die
niet kent. De woorden kunnen ook diagonaal staan, en van rechts naar links.

ANGSTIG
BANG
@ 1
D
T
D
V
D
N
N
U
V
E
Z
D
A
O
O
R
V
M
Z
E
N
T
D
F
D
K
P
O
0
B
BOOS
ENG R U D E Y K O R D H Z E V U Y
(DE)GRAP O K N E D L K L G N E I S L M
(DE/HET) HEIMWEE O J G B I E E I E E C L W H Q
HUILEN S N I J F H O T R L N R Z E P
LACHEN
OMHELZEN T T K L C P H W M H C E M E G
SCHELDEN
SCHRIKKEN
TROOSTEN
fj)
,C ,C
E
N
J
N
V
L
G
R
X
S
I
V
B
E
H
C
N
U
S
D
I
O
E
L
O
N
E
B
U
N
C
X
A
V
S
X
L
A
C
W
M
I
N
A
B
VECHTEN •
VERDRIETIG M H O P V K O V S X X V H E S
VERLIEFD M L A S A Q A I L P R L E H F
(DE) VREES ~· M R Q M G H N V H E G A N O Y
VRIENDEN
WOEDEND G I T E I R D R E V C F C U B
(DE) ZORGEN G I T S G N A S D I P P V L Y

257
het plan (plannen)
plannen maken

=pla_n_n_e_n_(-ik-p-la_n_._jiJ~·p_l-an_t_)
__ ~--~
N A..~
21 Plannen maken

Je kunt plannen maken voor iets dat al snel zal gebeuren. Je kunt bijvoorbeeld plannen maken
voor wat je 's avonds gaat doen, of in het weekend.
Maar je kunt ook plannen maken voor de toekomst. Wil je een opleiding gaan doen na school?
Wat voor werk wil je gaan doen?

Wat is jouw plan voor vanavond?

Wat is jouw plan voor het weekend?

Heb je al een plan voor de toekomst?

HIEREN DAAR
Het voelt alsof ik daar nog ben Hier en daar
Terwijl ik hier echt sta Hier en daar
En ook nu ik wat mensen ken voelt
niks bekend Laatst riep ik buiten iemand na
Mijn hoofd is hier Omdat hij leek op een vriend
Maar mijn hart is daar Soms mis je mensen zo
Dat je hun gezichten ziet
Ik mis de gekste dingen
Het kraken van de trap Het voelt alsof ik daar nog ben
Onze buurman die niet kon zingen Terwijl ik hier echt sta
En de geur van onze straat als het En ook nu ik wat mensen ken
geregend had Voelt niks bekend
Laatst riep ik buiten iemand na Mijn hoofd is hier maar mijn hart is daar
Omdat hij leek op een vriend
Soms mis je mensen zo Hier en daar
Dat je hun gezichten ziet Hier en daar en nergens
Hier en daar en nergens
Het voelt alsof ik daar nog ben En nergens helemaal
Terwijl ik hier echt sta
En ook nu ik wat mensen ken
Voelt niks bekend
Mijn hoofd is hier
Maar mijn hart is daar

258
BELANGRIJKE WOORDEN
het ding (dingen)
de geur (geuren)
het kraken
= het gekraak
alsof
bekend
echt
onbekend

Ik sta hier echt.



kraken (het kraakt) Het is echt waar.
gek= raar
nergens overat / ergens

lijken op (ik lijk op Bas,jij lijkt op Bas)


missen (ik mis oma, jij mist oma)
iemand naroepen (ik roep hem na, jij roept hem na)

22 Vul in

iemand - mis - hart - ziet - teek - daar - ken - hier - bekend - hoofd

1 Laatst riep ik buiten ___________ na

2 Omdat hij ___________ opeen vriend

4
Soms ___________

Dat je hun gezichten


je mensen zo
••
,,,,..,,,,,,,.

5 Het voelt alsof ik __________ nog ben

6 Terwijl ik __________ echt sta

7 En ook nu ik wat mensen

8 Voelt niks

9 Mijn ___________ is hier maar mijn ___________ is daar

23 Zet in de goede volgorde

Als je de zinnen in de goede volgorde zet, vormen de letters een woord.

N Mijn hoofd is hier


B Het voelt alsof ik daar nog ben
K En ook nu ik wat mensen ken
E Terwijl ik hier echt sta
D Maar mijn hart is daar
E Voelt niks bekend

Het woord:

1 2 3 4 5 6
1 1 1 1 1 1 1

259
24 Kies: bekend of onbekend

1 Ik ga naar een nieuwe school.

2 Ik ga naar het huis van mijn beste vriend.

3 Ik ben verhuisd naar een ander huis.

4 Ik spreek de taal nog niet.

5 Ik zie een popster op tv.

6 Ik ken mijn buurt nu heel goed .


UITSPRAAK 36
De geur van de straat.
Het kraken van de trap.

[y]
geur

[kJ
kraken

25 Luisteren 26 Spreek het uit

Luister naar de woorden. Klinken ze als gras - kras


geur [y] of als kraken [k]? Zet een kruisje. gat - kat
graan - kraan
geur kraken goeds - koets
1 0 0 geel - keel
2 0 0 glad - klad
3 0 0 dagen - daken
4 0 0 wegen - weken
5 0 0 stegen - steken
6 0 0
7 0 0
8 0 0
9 0 0
10 0 0
27 Heimwee hebben

Dit liedje gaat over heimwee.


Dit staat in het woordenboek bij 'heimwee':

een ziekelijk verlangen naar huis

Als je naar iets verlangt, dan wil je het graag doen, of je wilt er graag zijn.
Als je ziekelijk naar huis verlangt, dan wil je zo graag thuis zijn, dat je er (een beetje) ziek van
wordt.

- Heb jij weleens heimwee (gehad)? ja O nee 0


- Voelde je dat in je lijf? ja O nee 0
- Wat voelde je dan? ________________________ _

28 Woordspin: de heimwee

Deze woorden passen bij 'heimwee'. Kun je nog meer woorden bedenken?

rnis-r;en
verla.nge"'-

thu.iç

bu.ik.fi_jri

het verdriet

de herin1-1erinq ao llt)

29 Mijn hoofd is hier, maar mijn hart is daar.

Wat wordt daarmee bedoeld, denk je?


Zijn jouw hoofd en je hart weleens op verschillende plekken? Wanneer?

261
30 Vul in. Volg de voorbeelden.

kraken
De trap kraakt.

1 Ik hoor het krak.eh van de trap.

2 Ik hoor het '1._ek.rMlk


van de trap.

3 Ik hoor de trap k.r~ken

huilen
Jouw zus huilt.

4 Wij horen het huile11 van je zus.

5 Wij horen het '1._ehvilvan je zus.

6 Wij horen je zus hu.ileh

zoemen
De bij zoemt.

7 Wij horen van de bij.

8 Wij horen van de bij.

9 Wij horen de bij

lachen
De baby lacht.

10 Hij hoort van de baby.

11 Hij hoort van de baby.

12 Hij hoort de baby

31 Vul in

daar - blij - huilen - niemand - nergens

1 hier

2 ergens

3 iemand

4 verdrietig

5 lachen

262

RUZIE
In dit verhaal hoor je:
Tess, Essie, Kaya en Marek.

Tess en Essie zitten op het terras van restaurant


Het Plein. De zon schijnt. Kaya is binnen om wat
te drinken te halen.

Essie: Ik denk dat Marek niet komt. Marek: Hey!


Tess: Waarom niet? Essie: We zijn blij om je te zien.
Essie: Omdat ze ruzie hebben, weet je We waren bang dat je niet zou
wel. komen.
Tess: Wat? Marek: Waarom zou ik niet komen?
Ik weet van niks. Tess: Omdat jullie ruzie hebben.
Met wie heeft hij ruzie? Kaya: Tess, bemoei je er niet mee.
Essie: Met Kaya. Marek: Wie heeft ruzie?
Tess: Waarover? Tess: Kaya en jij.
Essie: Ik weet het niet. Marek: Nee, hoor. Of wel, Kaya?
Tess: Hé, Kaya. Kaya: We hebben geen ruzie.
Heb jij ruzie met Marek? Ik was boos. Maar nu niet meer.
Kaya: Eh, ... Marek: 0 ja. Dat geheim ...
Het gaat je niks aan, Tess. Tess: Welk geheim?
Tess: Natuurlijk wel! Marek: Szymon heeft me een geheim
Als jullie ruzie hebben, dan verteld.
hebben wij daar ook last van. Ik heb beloofd om het niet door te
Essie: Ja, het is voor ons ook vervelend. vertellen.
We zouden met z'n vieren En Kaya zat gisteren zo te zeuren.
naar de markt gaan. Ik had een slechte bui. Sorry.
Tess: Om wafels te ete Maar je kunt het toch aan mij
Essie: Maar dat kan vertellen?
Ik kan heel goed geheimen
nu niet omdat
jullie ruzie bewaren. (~,.
.._.._
hebben. Marek: Nee, natuurlijk niet. ,-.,.,
Tess: Daar heb je Marek. Szymon vertrouwt me.
Marek! Tess: Mag ik het weten, Marek?
Essie: Tess! Jij vertelt altijd alles door.
Marek: Niemand mag het weten.
Tess: Bah.
Kaya: Zie je, nu ben jij boos.
Tess: Ja, geheimen zijn vervelend ...
Kaya: ... als je ze niet mag weten ...

\
263
BELANGRIJKE ZINNEN
zeggen dat iemand zich ergens niet mee zeggen dat je een goede/slechte bui hebt
moet bemoeien Ik ben in een goede/slechte* bui.
Bemoei je er niet mee! Ik heb een goed/slecht* humeur.
Het gaat je niks aan. Ik ben in een goed/slecht humeur.
Daar heb je niets mee te maken. Ik ben goedgezind/slechtgezind.
Het zijn jouw zaken niet. *
Blijf erbuiten! het humeur+ goed/slecht """ """
een goed humeur ...._,,,

• een slecht humeur


de bui + goed/slecht
een goede bui
een slechte bui
_, .....

zeggen dat je ergens niets over weet iemand ergens aan herinneren
Ik weet er niets over. Hij heeft ruzie, weet je wel.
Ik weet er niks van(af). Dat is Essie,je weet wel.
Ik weet van niks. De vriendin van Tess.
Ik heb geen idee.

zitten te/ aan het ... zijn


Kaya zit te zeuren Kaya is aan het zeuren
Kaya zat te zeuren. Kaya was aan het zeuren.
Zij zitten te lachen. Zij zijn aan het lachen.

Wat? Wat zeg je? Marek komt niet.


Waarom? Waarom komt Marek niet? Omdat hij ruzie heeft.
Met wie? Met wie heeft hij ruzie? Met Kaya.
Waarover? Waarover hebben ze ruzie? Over een geheim.
Welk? Welk geheim? Een geheim van Marek.

BELANGRIJKE WOORDEN
de bui (buien) de ruzie (ruzies)
het geheim (geheimen) ruzie hebben (ik heb ruzie, jij hebt ruzie)
een geheim bewaren ruziemaken (ik maak ruzie, jij maakt
een geheim delen ruzie)
het humeur het goedmaken (ik maak het goed,
jij maakt het goed)
(nu) niet meer nog steeds

beloven (ik beloof, jij belooft)


zich ergens mee bemoeien (ik bemoei me ergens mee, jij bemoeit je ergens mee)
doorvertellen (ik vertel iets door, jij vertelt iets door)
last hebben van iets (ik heb last van iets, jij hebt last van iets)
vertrouwen (ik vertrouw hem, jij vertrouwt hem)

264
32 Heb je het begrepen?
ja nee
1 Zitten Tess en Essie in het restaurant? 0 0
2 Is het goed weer7 0 0
3 Wachten ze op Marek? 0 0
4 Hebben Marek en Kaya ruzie7 0 0
5 Denkt Essie dat ze ruzie hebben? 0 0
6 Is Kaya nog steeds boos op Marek? 0 0
7 Zijn Essie en Tess blij om Marek te zien? 0 0
8 Heeft Szymon een geheim verteld aan Marek7 0 0
9 Wil Marek het geheim doorvertellen? 0 0
10 Wil Essie het geheim weten? 0 0

33 Wie is het?

1 Wie zitten er buiten7

2 Wie is er drinken aan het halen?

3 Wie was er boos op Marek?

4 Wie vertelde er een geheim aan Marek7

5 Wie vertrouwt Marek?

6 Wie willen het geheim weten?

34 Vul in

last - vieren - blij - bang - ruzie - vervelend

1 Als jullie ruzie hebben, dan hebben wij daar ook __________ van.

2 Ja, het is voor ons ook __________ .

3 We zouden met z'n __________ naar de markt gaan.

4 Maar dat kan nu niet omdat jullie __________ hebben.

5 We zijn __________ om je te zien. -


6 We waren __________ dat je niet zou komen.
..
., -,

265
35 Zich ergens mee bemoeien: volg het voorbeeld

1 Ik+ mijn oma Ik 1tteh1.et,,,,,_;i"'-


be'ht.tJei ()hta..
2 mijn oma+ opa Mijn be1ttoeitzich hi.et ()é._a.
oh-t.A
3 wij + het feest Wij 011r 1ttethet feeff
be'ht.tJeieh
4 jullie + de ruzie Jullie

5 Jan en An + de buren Jan en An

6 jij+ de les Jij

7 Jij en ik + nergens Jij en ik

36 Volg het voorbeeld

1 Met wie ga je naar Het Plein1 __ M_e_t


___ Dagmar.

2 Waarover gaat de film7 _______ een bootreis.

3 Waarom ga je naar huis? _______ ik huiswerk heb.

4 Met wie gaat hij naar de film? _______ Sigrid en Mohammed.

5 Waarover lees jij? _______ twee vrienden.

6 Waarom huil je? _______ ik verdrietig ben.

37 Vul in

Wie - Met wie - Waarover - Waarom - Welk - Wat

Je mag een woord meer dan één keer gebruiken.

1 zegje? Ik ga naar het centrum.

2 ga je winkelen? Met mijn opa en oma.


3 hebben ze ruzie? Over een geheim.

4 is dat? Dat is Merel.

5 ben je boos? Hij doet heel stom.

6 heb je gekocht? Een nieuwe broek.

7 ? Mijn oude broek was te klein.

8 zijn je beste vrienden? Bader en Becca.

266
TAALRIEDEL 30
A B
Wat kijk je kwaad. Ik ben heel boos.
Zeg op, op wie? Op iedereen.
Op iedereen? Dat hoor je goed.
Dus ook op mij? Dus ook op jou.
Maar ik doe niks! Dat weet ik wel.
Wat is er dan? Ik weet het niet.
Een slechte bui? Ik denk het, ja.

Het geheim

Als er iets is wat niemand mag weten, dan is dat een geheim.
Een geheim van een ander mag je niet doorvertellen.
Als je een geheim aan niemand vertelt, dan bewaar je het.
Als je jouw geheim aan een vriend vertelt, dan deel je het geheim.
Je neemt je vriend dan in vertrouwen.

38 Vul in

delen - neemt - in vertrouwen - bewaar - geheim - doorverteld - geheimen - doorvertellen

1 Ik __________ het geheim van mijn vriend heel goed.

2 Ik wil graag mijn geheim met je _________ _

3 Ik ben boos, want hij heeft mijn geheim __________ .

4 Hij __________ zijn broer altijd _________ _

5 Ik heb niet graag __________ voor mijn ouders.

6 Ik kan het niet __________ , want het is geheim.

7 Het is niet gemakkelijk om een __________ te bewaren.

)
267
39 Woordspin: het geheim

Welke woorden kunnen erbij? Deze vragen kunnen je helpen:


Heb je zelf weleens een geheim bewaard? Wat deed je? Hoe voelde dat?
Heb je weleens een geheim gehad7 Hoe was dat? Wat deed je?
Heeft iemand weleens een geheim van jou doorverteld? Hoe voelde dat? Wat gebeurde er?
- Wat kun je doen met een geheim dat te groot is voor jou? Praat er samen over.

clo(}rverte/leri

40 Geheimschrift

Deze zin staat in geheimschrift. Wil je weten wat er staat? Kijk dan naar de oplossing hieronder.

V_jV

A C J K L
• • •
0 E F N •0

• • •
G H I p Q R

268
IK ZIT IN DE ZON
Ik ben met m'n vrienden Ik kijk in de spiegel
Iedereen is hier Of je het ziet
Iedereen lacht Dat mijn mond lacht
Iedereen die heeft plezier Maar mijn ogen niet
Zo staan ze om me heen Het voelt alsof ik lieg
Ik doe net alsof
Allemaal samen Totdat ik ontplof
Ik ben alleen
En jij zegt:
We zijn buiten
De zon op m'n gezicht Ga je mee, naar een feest?
Vogeltjes fluiten We dansen samen
0, ik doe m'n ogen dicht Als twee gekken door de kamer en, o
Waarom voel ik me zo? Ik weet het zeker, dan voel je je beter
Waarom ben ik niet blij? We dansen samen als twee gekken door de
Wat is er mis met mij? kamer

En jij zegt: Maar ik denk:

Ga je mee, naar een feest? Ik zit in de zon, en ik voel het niet


We dansen samen Ik zit in de zon, en ik voel het niet
Als twee gekken door de kamer en, o Ik zit in de zon, en ik voel het niet
Ik weet het zeker, dan voel je je beter
We dansen samen als twee gekken door Ik zit in de zon, en ik voel het niet
de kamer Ik zit in de zon, en ik voel het niet
Ik zit in de zon, en ik voel het niet
Maar ik denk:

Ik zit in de zon, en ik voel het niet


Ik zit in de zon, en ik voel het niet
Ik zit in de zon, en ik voel het niet

BELANGRIJKE ZINNEN
iets ergens mee vergelijken: als
We dansen als twee gekken.
Je huilt als een baby.
Hij is zo rood als een biet.

269
BELANGRIJKE WOORDEN
het plezier
plezier hebben
plezier maken
zeker
alleen
allemaal
samen

We staan allemaal buiten.



Er zitten allemaal vliegjes in mijn cola.
iedereen niemand

zo goed - beter - het best •


Waarom voel ik me zo?
Waarom doe je zo?
Ik voel me zo raar.

(net) doen alsof (ik doe (net) alsof, jij doet (net) alsof
liegen (ik lieg, jij liegt)
ontploffen (ik ontplof, jij ontploft)

41 Doen alsof: volg het voorbeeld

........

vrolijk boos bang verdietig

maar hij is _______ _

2 Tess doet net alsof ze ________ is,

maar ze is _______ _

--
3 Kaya en Essie doen net alsof ze --------1

270
42 Maak de tekening af 43 Doen!

Zij doet net alsof ze boos is, Loop als een oude man.
maar ze is verdrietig. Zit op de grond als een bang hondje.
Lach als een blije baby.

Doe net alsof je héél boos bent.


Doe net alsof je bang bent.
Doe net alsof je heel erg blij bent.
Doe net alsof je verschrikkelijk verdr•et g
bent.

44 En jij?

iedereen doet weleens alsof. Wanneer doe


jij alsof?
Hoe voel je je dan echt, en wat denken
mensen dat je voelt?

l J
WAT ZIJN JOUW PLANNEN?

Mijn plannen 7 Voor de Mijn plannen? Ik ga zo Ik moet in de


vakantie? Ik ga mijn boodschappen doen kledingwinkel werken.
ouders helpen in het voor mijn oma. 0, je Maar ik ga ook leuke
restaurant. En ik mag bedoelt plannen voor dingen doen: naar het
weer mee kamperen de vakantie? Hmm ... Ik zwembad met m'n
met Marek. Weet je nog denk dat ik Essie, Kaya vrienden, en naar de
dat ik een meisje heb en Marek wel veel zal bioscoop.
leren kennen op het zien.
feestje? Ze heet Tamara.
Ik heb morgen met haar
afgesproken.

271
Ik ben van plan om En wat zijn jouw plannen?
met mijn neef Szymon
naar Polen te gaan. We
willen familie opzoeken.
En ik ga misschien
kamperen met Kaya.
Wist je dat Szymon nu
in de keuken werkt van
Het Plein? Ik ga ook
werk zoeken, om wat
geld te verdienen. Ik wil
sparen voor een nieuwe
computer.

Zet 'm Dag!


Tot ziens! op!
Een fijne
Veel vakantie!
succes!

272 )
)
Plein 16 is een motiverend woordenschatpakket voor anderstalige tieners van 12 tot 16 jaar
dat aansluit bij de leefwereld van hedendaagse jongeren. De focus ligt op woordenschat-
verwerving en mondelinge communicatie.

De verhalen en dialogen besteden aandacht aan diversiteit en taalvariatie. Ze zijn inge-


sproken door zowel Nederlandse als Vlaamse acteurs. De liedjes werden ingezongen door
Kim Koelewijn (NL) en Eva De Roovere (B).

Plein 16 kan gebruikt worden naast elke reguliere leergang Nederlands als tweede taal, op
scholen binnen en buiten het Nederlandse taalgebied.

• Met leuke liedjes, dialogen en taalriedels


• Gevarieerde oefeningen, puzzels en luisteropdrachten
• Extra oefeningen op de website
• Inclusief docentenhandleiding met didactische tips
taal:
Plein 16 kwam tot stand met steun van de Taalunie. unie

You might also like