Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 13

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven

Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Sanne Jansen Mentor Kiet Engels


Klas H2EH19VB Datum 12-04-2021
Stageschool Het Palet Groep NT2 (onderbouw)
Plaats Hapert Aantal lln 9
Vak- vormingsgebied: Natuur en techniek
Speelwerkthema / onderwerp: Het onderzoeken van bollen en het planten van zaadjes

Persoonlijk leerdoel: Ik ga proberen om de kinderen zelf te laten ontdekken en ze te stimuleren in het hebben van een goede onderzoekhouding, door deze zelf ook
aan te nemen.

Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:


- De kinderen kunnen aan het eind van de les in hun eigen woorden - De kinderen hebben de lesdoelen behaald wanneer ze de doelen mondeling
uitleggen wat een bloembol is en hoe deze uitgroeit. kunnen toelichten. Aan het eind van de activiteit laat ik verschillende kinderen
- De kinderen kunnen aan het eind van de les het verschil tussen aan het woord om uit te leggen wat ze nu precies geleerd hebben.
een zaadje en een bloembol in hun eigen woorden uitleggen.

Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar   leergedrag leerling(en)
5 Introductie/ Ik laat de bloembollen zien. De leerlingen zien de bloembollen. Het is de bedoeling dat Bloembollen
min confrontatie Bij deze stap gaat het om het oproepen van de kinderen gaan vertellen wat ze hierover al weten.
Sommige kinderen zullen hier weinig over weten, maar
reacties. Er zijn vaak wel kinderen die al iets
iedereen weet wat een bloem is wanneer ze er één zien.
weten van bloembollen of van bloemen. Kort gaan we praten over wat we al weten over bloemen.
Zij mogen hierover gaan vertellen.
10 Spontane Ik leg uit dat de kinderen de bloembollen mogen De kinderen mogen aan de slag met het ontleden van een Bloembol, keukenrol,
min verkenning ontleden. Wat ik wil is dat ze de bloembol eerst bloembol. Belangrijk is dat ze verantwoordelijk omgaan met mesjes, vergrootglas.
doormidden gaan snijden. De ene helft leggen het mesje, dat ze oppassen dat ze niet per ongeluk in hun
ze weg, de andere helft mogen ze gebruiken vinger snijden.
(anders heb ik niet genoeg bloembollen voor de De kinderen hebben zelf invloed op het materiaal. Ze mogen
volgende fase). Met deze helft mogen ze proberen wat ze willen en hoeven niet te letten op een
experimenteren en onderzoeken. Ze hebben opdracht.
krijgen geen gerichte opdracht van mij, behalve
dat ze de bol helemaal mogen uitpluizen. Wel
geef ik het gewenste geluidsniveau aan.
Ik loop rond en let op eventuele vragen die
kinderen hebben.
Les: Onderzoek en Ik laat de kinderen hun tafel een beetje De kinderen lezen met mij het werkblad door. Ze kunnen Digibord, Bloembol,
10 resultaten opruimen. Nu ga ik een mini-les geven over eventuele vragen stellen en mogen daarna in tweetallen aan keukenrol, mesjes,
min vastleggen bloembollen. Ik bespreek de werking van de de slag met de andere helft van de bloembol die ze vergrootglas en
bloembol en laat foto’s zien van de binnenkant. gekregen hebben. Ze gaan aan de hand van de opdrachten werkbladen
wer Vervolgens krijgt iedere leerling een werkblad op het werkblad de bloembol onderzoeken.
kbla van mij. Omdat dit een NT2-groep is gaan we
d: eerst samen het werkblad doorlezen zodat ze
10- kinderen de opdrachten goed begrijpen.
15
min

10 Rapportage/ We gaan het werkblad bespreken. Het werkblad De kinderen hebben het werkblad helemaal ingevuld en Werkblad, digibord
min communicatie over komt op het digibord te staan. De kinderen weten nu veel over bloembollen. In de nabespreking gaan
resultaten mogen hun antwoorden geven en we de antwoorden vergelijken en proberen we om samen tot
verantwoorden. Samen proberen we tot het het goede antwoord te komen. De kinderen moeten zelf het
goede antwoord te komen. antwoord opschrijven, maar aangezien dit een natuur en
techniek les is ga ik niet kritisch letten op de spelling en
zinsopbouw.
15 Verbreding of We hebben het werkblad helemaal besproken. De kinderen krijgen een korte uitleg over het verschil tussen Digibord, bloembollen,
min verdieping Dit mogen de kinderen inleveren op het bureau zaadjes en bloembollen (bloembollen hebben alleen water zaadjes, potgrond, bakjes,
van de leerkracht. nodig want ze hebben hun voeding al in zich en zaadjes water.
De kinderen weten nu hoe bloembollen werken. halen de voeding uit de grond). De kinderen mogen dit in de
Nu ga ik klassikaal uitleggen wat het verschil is praktijk gaan ervaren, want ze gaan zelf bloembollen en
tussen een zaadje en een bloembol. zaadjes planten. Iedere leerling krijgt een bloembol of
Daarna mogen de kinderen aan de slag gaan zaadjes en mag deze gaan planten in bakjes. Daarna
met het zelf planten van de bloembollen en met mogen ze de bakjes voor het raam zetten. Wanneer de
de zaadjes. plantjes gaan groeien zullen de kinderen het verschil
duidelijk zien!
Aan het einde van de les komen de kinderen in
de kring zitten. Nu krijgen verschillende
kinderen de beurt om uit te leggen wat ze
geleerd hebben. Dit is het moment waarop ik
kan controleren of de kinderen het lesdoel echt
begrepen hebben. Al blijkt dit natuurlijk deels
ook uit het werkblad wat de kinderen hebben
ingevuld en de gesprekken die ik tijdens de
verschillende fasen met de kinderen voer.
Verantwoording

Beginsituatie
Organisatorisch
Op maandag middag ga ik aan de onderbouw van de NT2-groep deze les geven. Wat belangrijk is tijdens deze ‘vrije les’ is dat ik duidelijke afspraken maak
met de kinderen over het geluidsniveau tijdens de activiteit, het gedrag wat ik van de kinderen wil zien en mogelijke consequenties wanneer de kinderen
zich niet aan de gemaakte afspraken kunnen houden. Mijn mentor heeft eerder aangegeven dat het maken van duidelijke afspraken voor deze groep heel
belangrijk is, zelf heb ik dit ook al ervaren tijdens het geven van lessen aan de groep.
De groep bestaat uit tien kinderen. De kinderen komen uit verschillende landen, Syrië, Polen, Thailand, Spanje en Irak. Sommige kinderen zijn vanaf het
begin van dit schooljaar al in de groep, andere komen pas net instromen. Zo zijn er vorige week vier nieuwe kinderen in de klas. Zij kunnen nog geen
Nederlands, maar drie van de vier kunnen wel goed Engels. Ik kan delen van de les voor hen in het Engels uitleggen.

Vakdidactisch
Het is moeilijk in te schatten op welk niveau de kinderen zitten didactisch gezien. Ik denk dat de kinderen in hun eigen taal allemaal wel de basisonderdelen
van planten gehad hebben. De termen stengel, bladeren en wortel zullen in hun eigen taal wel bekend zijn. Dus voor deze woorden is het alleen nodig dat
de kinderen er het Nederlandse ‘etiket’ op plakken. Verder denk ik dat de kinderen wel wat basiskennis hebben over planten en zaadjes. Dat wanneer je een
zaadje in de grond stopt en er water en licht bij doet, dat er dan een plantje komt. Ik verwacht niet dat de kinderen weten wat bloembollen zijn en hoe deze
werken, of dat ze weten dat zaadjes hun voeding uit de grond halen.

Pedagogisch en betrokkenheid
Ik verwacht dat de kinderen ontzettend veel plezier zullen hebben bij deze les. Ze vinden het namelijk eigenlijk allemaal leuk om te vertellen over
onderwerpen, dingen te onderzoeken en meer over onderwerpen te leren dan ze al wisten. Dit heb ik al bij meerdere activiteiten gezien. We is het heel
relevant hoe ik als leerkracht de stof aanbied aan de kinderen. Op het moment dat ik met veel enthousiasme over het onderwerp vertel, vragen stel aan
kinderen en hen ook aan het woord laat zullen ze zeer betrokken zijn, maar op het moment dat ik een monoloog ga houden zal de aandacht wegvallen.

Lesdoel en kerndoel
Het lesdoel:
- De kinderen kunnen aan het eind van de les in hun eigen woorden uitleggen wat een bloembol is en hoe deze uitgroeit.
- De kinderen kunnen aan het eind van de les het verschil tussen een zaadje en een bloembol in hun eigen woorden uitleggen.
Dit doel sluit aan op kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen
[CITATION Tul20 \l 1043 ]. Dit is de leerlijn rondom dit kerndoel:

Didactiek natuur en techniek

Deze les sluit aan op het Vijf-stappen plan:

1. Er komt iets binnen (introductie/confrontatie)


Bij deze stap gaat het om het oproepen van reacties, het prikkelen van de nieuwsgierigheid van de kinderen, het openen van concepten en het
delen van ervaringen [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Meestal brengt de leerkracht een onderwerp in. Dat heeft het voordeel dat de leerkracht de
planning en organisatie van tevoren kan overdenken. Vaak zijn er kinderen die al iets hebben beleefd met de materialen die de leerkracht aanbiedt.
Maak daar gebruik van door ze over hun ervaringen en ideeën te laten vertellen; dat intensiveert de belangstelling. In ieder geval is het de bedoeling
dat je meer gemeenschappelijke ervaringen creëert en dat er geconcentreerde aandacht ontstaat voor wat er binnenkomt [ CITATION Vaa12 \l
1043 ].

2. Vrije exploratie of aanrommelen (spontane verkenning)


De belangstelling is gewekt. Wanneer kinderen uitnodigende spullen in handen hebben, gaan ze daar vanzelf mee aanrommelen [ CITATION
Vaa12 \l 1043 ]. Deze vaak speelse spontane verkenning kan verschillende functies hebben, maar in deze activiteit:
- Kinderen raken vertrouwd met het onbekende. Wat ben jij en wat kun jij?
- Ze kunnen bekende eigenschappen opnoemen. Oh ja, dit is… en dat dit is …
- De verkenning kan vragen oproepen over nieuwe aspecten.
- Alle kinderen hebben nu gelijkwaardige ervaringen met bloembollen.
Tijdens deze vrije exploratiefase luister je als leerkracht naar wat de kinderen opmerken. Spontane vragen zijn bovendien een belangrijk
uitgangspunt als je wilt aansluiten op hun ontwikkelingsniveau. De taak als leerkracht is vooral gelegenheid geven, belangstelling tonen en vragen
signaleren.
Hoe lang je de vrije exploratie kunt en moet laten duren, hangt af van allerlei factoren [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Als het aanrommelen te lang
gaat duren merk je dat vanzelf, dan wordt het aanrotzooien. Kinderen leren door te doen [ CITATION Vaa12 \l 1043 ].

3. Vraag het de … zelf maar (onderzoek en resultaten vastleggen)


Het verschil met de vorige fase is de doelgerichtheid waarmee de kinderen werken tijdens deze derde stap. Vrije, spontane exploratie gebeurt
associatief [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Hierbij ontstaan vaak vragen die geschikt zijn voor nader onderzoek. Vanaf groep drie kunnen kinderen
zelf onderzoek uitvoeren dat is voor gestructureerd op werkbladen. Hierbij hoort het dat de kinderen de resultaten van het onderzoek vastleggen.
Ik heb ervoor gekozen om voorafgaand aan deze fase ook een korte les te geven over bloembollen. Normaal is dit niet de bedoeling, maar ik ben
van mening dat dit in deze NT-2 groep wel nodig is. De kinderen hebben nog maar heel weinig ervaring met dit onderwerp en ervaren ook nog het
nadeel van de taalbarrière. Ik denk dat het onderwerp te ver van de kinderen af staat en dat het werkblad te moeilijk wordt wanneer ik hier vooraf
geen uitleg over geef.

4. Vertel het elkaar (rapportage/communicatie over resultaat)


als het goed is, levert het onderzoek een antwoord op. Lang niet altijd wordt het werkblad goed ingevuld, dus het samen bekijken van de
verschillende antwoorden is zeker relevant. In een nabespreking kun je de resultaten naast elkaar zetten en samen de oorzaak van de verschillen
opsporen. Wanneer de resultaten elkaar aanvullen kun je de kinderen stimuleren om de ontdekkingen samen te vatten en conclusies te formuleren
[ CITATION Vaa12 \l 1043 ].

5. Toepassing en/of de juf/meester vertelt nog wat (verbreding of verdieping)


Als leerkracht kun je ervoor kiezen om nu de kinderen extra informatie over het onderwerp aan te leren, ze zijn nu immer heel betrokken
[ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Ook kun je ervoor kiezen om de kinderen het geleerde de laten toepassen in een andere context. Het is belangrijk
om het geheel af te sluiten met een verwerkingsvorm, waarbij de kinderen actief bezig zijn de nieuwe ervaringen toe te passen. Dat kan in veel
verschillende vormen [ CITATION Vaa12 \l 1043 ].
Ik heb ervoor gekozen om de kinderen de lesstof in de praktijk te laten ervaren doordat we in de klas zelf bloembollen en zaadjes gaan planten. De
kinderen zullen leren dat de bloembollen geen extra voedingsstof behalve water nodig heeft. Deze zetten we namelijk niet in de potgrond. De
zaadjes doen we wel in de potgrond, de kinderen zien dat zaadjes deze extra voeding wel nodig hebben. Vervolgens maak ik de kinderen
verantwoordelijk voor de zorg van hun eigen bloembollen en zaadjes. Als kinderen verantwoordelijk zijn voor hun eigen tuintje worden ze vaak
beloond door de natuur voor hun inspanningen. Als de daarvan de vruchten plukken raken ze extra geboeid door de ontwikkelingsprocessen in hun
tuintje, zodat hun inzicht meegroeit met de oogst. Ook ervaren de kinderen dat zorg en verantwoordelijkheid voor de natuur zich niet beperkt tot
dieren [ CITATION Vaa12 \l 1043 ].

Ontdekkend leren
In deze les gaan de kinderen ontdekkend leren. Bij deze onderwijsstijl spelen zowel de leerlingen als de leerkracht een fundamentele rol in het
onderwijsleerproces. Ontdekkend leren is een voorbeeld van gedeelde sturing. Waarnemingen, vragen en ideeën spelen een rol in het leerproces
[ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. De stijl is een benadering die de interesse van kinderen serieus neemt en hen aanmoedigt om hun omgeving onderzoekend
tegemoet te treden. Als leerkracht heb je de ruimte om situaties goed voor te bereiden, terwijl er toch ruimte is om flexibel met reacties van kinderen om te
gaan. Voor de leerlingen is het ontdekkend leren een werkwijze waarin hun betrokkenheid meer kans krijgt, die hen stimuleert om na te denken en om
zinvolle vragen door middel van onderzoek te beantwoorden [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Als leerkracht bied je daarbij niet meer hulp dan nodig is,
maar ook niet minder.
Er zijn verschillende soorten van onderzoek doen. Bij deze activiteit is het de manier van het zoeken naar patronen en verbanden [ CITATION Vaa12 \l
1043 ]. De kinderen zien de inhoud van bollen en kunnen de link leggen naar de functie hiervan. Omdat de kinderen ook nog de bollen en de zaden mogen
planten kunnen de kinderen ook nog de onderzoekvorm waarnemen inzetten [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Ze zien de groei van de planten.

De leerkracht
Kinderen die betrokken en met succes onderzoekend leren hebben meestal ook een goede onderzoekhouding. Als leerkracht laat je zelf ook zo’n houding
zien, dit heeft een positief effect op de kinderen [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Een goede onderzoekhouding bestaat uit nieuwsgierigheid, en verder uit
kritische zin, objectiviteit, nauwkeurigheid en zorgvuldigheid, respect voor de kracht van het bewijs, behoedzaamheid bij het trekken van conclusies,
bereidheid met anderen samen te werken en resultaten met anderen te delen of ter discussie te stellen. Om dit allemaal bij kinderen te ontwikkelen,
hebben zij het voorbeeld van de leerkracht hard nodig. De leerkracht moet laten merken dat hij het onderzoek leuk vindt, dat hij de vragen van de kinderen
interessant vindt en probeert om een antwoord te vinden op vragen van kinderen [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Bij een practicum is het belangrijk dat je
de groep kunt overzien. Wanneer het blijkt dat veel groepjes eenzelfde probleem hebben kan het handig zijn om dit klassikaal even op te lossen. Ook moet
je vooraf afspraken maken over het geluidsniveau. Hierdoor hoef je als leerkracht minderen het experimenteren te onderbreken. Dit kan namelijk leiden tot
het storen van de groepjes in hun werk.

Werken met echt materiaal


Bij natuuronderwijs staat het werken met concrete, echte materialen steeds centraal in het leerproces [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Tijdens een
practicum is de gehele groep in het klaslokaal min of meer zelfstandig bezig met het onderzoeken van het materiaal. Dit gebeurt vaak in groepjes. In veel
gevallen worden bij deze werkvorm werkbladen gebruikt om de onderzoekactiviteiten vast te leggen [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Tijdens een goed
practicum zijn de leerlingen geconcentreerd aan het werk. De kinderen zijn bezig met de materialen, tekenen, overleggen en praten over het onderwerp.

Didactiek over onderwijs aan een NT2-groep


Voor alle kinderen is het belangrijk om veel stimulering te krijgen in de taal. Als leerkracht moet je kinderen aansporen tot spreken, zoals bij de activiteit die
ik ga uitvoeren. Wanneer een kind spreekt kun je het feedback geven op wat het kind zegt door te handelen en te spreken, zelf het goede voorbeeld te
geven en soms te corrigeren. In betekenisvolle situaties leren kinderen nieuwe woorden [ CITATION Pau02 \l 1043 ]. Het laten zien van plaatjes en het
voortdurend verwoorden van wat er te zien is vergroot het begrip van de leerlingen [ CITATION Kui05 \l 1043 ]
Bij onderwijs aan NT2 gaat het vooral om de drie D’s: doelen, didactiek en differentiatie. Bij doelen gaat het erom wat de leerdoelen zijn. Wat moeten de
kinderen behalen. Bij deze opdracht is het doel dat de kinderen begrijpen en kunnen uitleggen wat bloembollen zijn en wat het verschil is met zaadjes.
Natuurlijk is dat niet een realistisch doel voor alle kinderen, er zijn er een aantal die net nieuw in de klas zitten. Voor het gaat het vooral om het ervaren en
het experimenteren. Zij zullen waarschijnlijk de Nederlandse uitleg niet geheel begrijpen, maar wel wanneer een oudere leerling deze vertaald naar de
moedertaal van de nieuwe leerling. Natuurlijk is het leren van Nederlands belangrijk, maar dat is niet het hoofddoel van deze les. Wat wel het hoofddoel is,
is leren over bloembollen en zaadjes, in welke taal dan ook.
De didactiek betreft het hoe: als het leerdoel eenmaal is vastgesteld, hoe kan de leerkracht dit dan het beste bereiken? Hierbij is het belangrijk om zelf deel
te nemen aan de les, er moet voldoende interactie zijn in welke taal dan ook. Als een tweede-taalverwerver zich beperkt tot luisteren en niet de kans krijgt
of grijpt om zelf te spreken, zal hij minder snel leren [ CITATION Kui05 \l 1043 ].
De derde D is van differentiatie. Een groot probleem is dat de leerlingen onderling enorm van elkaar kunnen verschillen wat hun Nederlandse
Taalvaardigheid betreft. Het is voor leerkrachten heel moeilijk om goed op het niveauverschil tussen leerlingen in te spelen. Voor weinig taalvaardige
leerlingen kan het belangrijk zijn dat ze simpele vragen te beantwoorden krijgen [ CITATION Kui05 \l 1043 ]. Het makkelijkste zijn de vragen die
uitnodigen tot een non-verbale reactie, zoals bij het plaatje van een bloem. ‘Waar zitten de wortels?’. De leerling kan dan aanwijzen. Eventueel kan de vraag
makkelijker gemaakt worden door twee keuzes te geven, zijn dit of zijn dat de wortels?

Onderwerpen voor NT2-leerlingen moeten niet alleen begrijpelijk zijn, maar ook interessant [ CITATION Kui05 \l 1043 ]. Vertellen over eigen ervaringen
en bevindingen vinden kinderen vaak fijn, dit komt ook terug in deze les.

Evaluatie
Evaluatie Starr-methode [ CITATION Ben19 \l 1043 ]

Situatie-
Ik zou een les natuur en techniek gaan aanbieden. Hiervan was het doel dat de kinderen het verschil tussen zaadjes en bloembollen zouden ontdekken. Bij
de voorbereiding van deze les heb ik het 5-Stappenplan [ CITATION Vaa12 \l 1043 ] gebruikt, wat ook duidelijk is terug te zien in de structuur van de les.
In de klas zaten twaalf kinderen, meer dan ik vooraf bedacht had. Er waren namelijk nieuwe kinderen ingestroomd in de NT2-groep.
Taak-
Mijn persoonlijke leerdoel was: ‘Ik ga proberen om de kinderen zelf te laten ontdekken en ze te stimuleren in het hebben van een goede onderzoekhouding,
door deze zelf ook aan te nemen’. In de theorie had ik opgezocht wat een leerkracht moet doen om de kinderen te stimuleren in hun onderzoekende
houding. Dit komt er vooral op neer dat de leerkracht zelf ook zo’n onderzoekende houding aan moet nemen. Ik moet net als de kinderen actief betrokken
zijn, vragen stellen en kritisch kijken.
Daarnaast was het de bedoeling dat ik de klas zelfstandig zou begeleiden bij deze les. Ik verwachtte dat me dit wel zou lukken, ondanks dat de doelgroep
best lastig is, er is namelijk een grote taalbarrière en er is veel niveauverschil.
Actie-
Ik liet de kinderen in de kringopstelling zitten bij het digibord. Daar heb ik de interesse voor het onderwerp bij de kinderen opgewekt. Spontaan vond ik een
leuk bruggetje. Een leerling vertelde dat tulpen uit bloembollen komen en dat we in Nederland heel veel tulpen hebben. Toen gaf ik aan: ‘Weet je waar wij
Nederlanders de tulpen eigenlijk vandaan hebben gehaald? Uit Turkije, waar Y. (Sinds deze dag nieuw in de klas) vandaan komt!’ Y. knikte heel enthousiast
bij de foto van de tulpen en het woord ‘Turkije’. Immers, hij kan nog geen Nederlands, maar nu was ook hij betrokken bij het onderwerp. Dat vonden de
kinderen heel leuk. Ik merk dat de Arabische kinderen het interessant vinden wanneer ik een onderwerp koppel aan een land in de buurt van hun thuisland.
Hierna volgde de fase waarbij de kinderen zelf mochten gaan onderzoeken zonder gerichte opdracht. Hiervoor had ik tien minuten bedacht. Wat bleek, de
kinderen waren wel twintig minuten ontzettend geïnteresseerd de bloembollen aan het bekijken, onderzoeken en ervaren. Ik heb ervoor gekozen om dit
proces niet te onderbreken, maar te laten voortduren zolang de kinderen gericht bezig waren. Daarna gingen we in de kring de resultaten van wat we
gevonden hadden bespreken en vervolgens had ik een uitleg over de bloembol. Dit duurde ook veel langer dan gepland. De kinderen stelden ontzettend
veel vragen en wilden graag veel horen over het onderwerp. Hierna hadden we nog maar 25 minuten over en het werkblad moest nog gemaakt worden. Ik
heb er toen voor gekozen om de kinderen vijftien minuten aan het werkblad te laten werken en om daarna de les te gaan afsluiten. Deze keuze heb ik
gemaakt omdat ik liever de les in tweeën splits. Op deze manier hebben de kinderen nog de tijd om ook uitgebreid de bloembollen en zaadjes te planten.
Dat doe ik liever dan dat ik het planten in de 10 resterende minuten prop.
Resultaat-
Ik denk dat ik zelf een hele goede onderzoekende houding had. Ik motiveerde de kinderen om met meerdere zintuigen de bloembollen te ervaren, ze
konden naast het kijken en snijden ook ruiken aan de bloembol. Alle kinderen waren heel betrokken, dat was natuurlijk heel fijn om te zien. Dat betekend
dat je iets goed doet als leerkracht. De kinderen vroegen meerdere keren: ‘Juf, kom eens kijken wat ik hier gevonden heb’ of ‘Juf, ik denk dat dit het plantje
is, wat denk jij?’.
Ik denk dat ik er goed aan heb gedaan om de les in tweeën te splitsen. Na het maken van het werkblad hebben we nog samen geëvalueerd. Ik heb de
kinderen laten vertellen over de onderdelen die in de bloembol zitten en waar deze voor dienen. Dit konden de meeste kinderen goed vertellen. De
kinderen weten nu dus wat een bloembol is, het volgende doel is het leren wat een zaadje is. Daarna zullen ze het doel ‘wat is het verschil tussen een zaadje
en een bloembol’ behalen.
Reflectie-
Ik ben erg tevreden over deze les. De kinderen waren enthousiast, betrokken en leergierig. Het lukte me goed om orde te houden, ik heb mijn
verwachtingen duidelijk uitgesproken naar de kinderen toe. Hierdoor wisten de kinderen wat voor gedrag ik wilde zien bij deze les en hoefde ik niet iedere
keer te waarschuwen en kinderen aan te spreken op hun gedrag. Daarom had ik voldoende tijd om echt betrokken te zijn bij het onderzoeken van de
bloembollen, wat ik zelf heel leuk vond.

Feedback
KH Uitleg Datum en Uitvoering Gezien?
Feedback

A1 2.1 Creëert een veilige 12-04 Vanuit een ontspannen houding en benadering in een qua samenstelling complexe groep leerlingen met diverse Ph.Sp
omgeving. achtergronden en milieus (NT2-groep) creëert S. een veilige omgeving. BSC
A3 1.3 Past effectieve leraar 12-04 S. geeft de kinderen de ruimte die nodig is en grijpt op een natuurlijke manier in op momenten waarop dat Ph.Sp
communicatie toe. verlangd wordt. BSC

B3 3.6 Legt leerdoelen uit 12-04 Dit heeft S. grotendeels behaald in deze les. Vanuit een klassikale instructie wordt de kinderen verteld wat er van Ph.Sp
aan kinderen en ze wordt verwacht. Tijdens de uitprobeer- en ontdekfase wordt op een natuurlijke manier gecheckt of er aan de BSC
controleert of deze leerdoelen wordt gewerkt.
begrepen worden.

B3 3.7 Zet methoden 12-04 Het vijf-stappenplan van De Vaan en Marell is als basis gebruikt voor de les. In grote lijnen kon dit plan worden Ph.Sp
effectief in. aangehouden. Er is een door S. zelfgemaakt werkblad gebruikt. Ze heeft tijdens de les steeds de balans gezocht BSC
tussen het aanhouden van een gewenst/vereist taalniveau en een verantwoord didactisch aanbod. Het vereiste
taalniveau heeft ze hierbij regelmatig los moeten laten.

B3 3.10 Houdt rekening met 12-04 Zie B3 3.7 Ph.Sp


verschillen door BSC
variëren in didactiek.

B3 4.3 Richt de omgeving 12-04 Dat is zeker het geval geweest. De bloembollen, mesjes, vergrootglazen en vuilniszakken wekten bij voorbaat al Ph.Sp
uitdagend en veilig in. de interesse van de kinderen. Ook de ppt-presentatie op het digibord zag er aantrekkelijk en overzichtelijk uit en BSC
sprak de kinderen erg aan.
(Het planten van de bollen en zaadjes moest worden uitgesteld vanwege tijdgebrek: dit wordt op een later
moment uitgevoerd).
B4 3.15 Zet de feedbackcyclus 12-04 De klassikale evaluatie kan ook beschouwd worden als een feedbackmoment, hoewel niet alle aspecten die zich Ph.Sp
in als begeleidings hiervoor leenden aan bod zijn gekomen. Andere bespreekpunten waren voor deze doelgroep tijdens dit BSC
instrument (feedup, overlegmoment aan het einde van de les belangrijker.
feedforward en
feedback)

C1 4.7 Differentieert in 12-04 Er is in deze groep geen of nauwelijks sprake van subgroepen. Differentiatie vindt vrijwel voortdurend plaats op Ph.Sp
subgroepen. individueel niveau. BSC
C1 4.9 Maakt ruimte voor
individuele Er wordt voortdurend ruimte gemaakt voor individuele begeleiding; dat is bijna inherent aan het werken met
begeleiding. deze groep kinderen.
Werkblad

You might also like