Professional Documents
Culture Documents
Activiteit Winterslaap
Activiteit Winterslaap
Jonge Kind
2. Jonge kinderen ontwikkelen zich holistisch. Tegelijkertijd vindt ontwikkeling plaats op alle gebieden.
3. Zij hebben een betekenisvolle omgeving nodig die hen uitnodigt om de wereld te ontdekken.
4. Jonge kinderen leren vanuit concrete ervaringen met inzet van alle zintuigen.
Ik begin met het voorlezen van het Ik wil dat de kinderen tijdens het verhaal
verhaal. Daarbij zorg ik dat ik voldoende bezig zijn met de volgende vier
vragen stel: taalfuncties:
- Controlevragen - Rapporteren (voornamelijk groep 1)
- Reproductievragen - Beschrijven (groep 1-2)
- Oplossingsgerichte vragen - Redeneren (groep 1-2)
- Meningsvragen - Projecteren (voornamelijk groep 2)
- Diagnostische vragen
Deze vragen en deze taalfuncties staan verder toegelicht bij de verantwoording van deze
les. Hier staan ook voorbeeld vragen bij.
Tijdens het voorlezen besteed ik extra tijd aan de begrippen winter en herfst. In de
beginsituatie ben ik ervan uit gegaan dat alle kinderen weten wat deze begrippen inhouden.
Toch lijkt het me nuttig om hier nog eens op terug te komen.
Slot 2 min
Het boek is nu uit. Ik vraag aan alle kinderen of ze op de eigen stoel willen gaan zitten.
Ik ga de volgende vragen stellen:
- Evaluatievragen
Voorbeelden hiervan staan in de verantwoording van deze les.
Effectieve feedback
Ik let erop dat ik de kinderen ga complimenteren op de luister/actieve houding. Feedback
die ik kan geven is:
- Wat heb jij goed opgelet!
- Jij luistert goed naar het verhaal, dat kan ik wel horen!
Onderbouwing van de speel-leeractiviteit en de inrichting van de leeromgeving vanuit
vakdidactiek en leerinhoud (bijvoorbeeld koppeling kennisbasis; vakconcept(en); leer of
ontwikkelingslijnen)
Kerndoel
Het lesdoel: ‘Aan het einde van de les kunnen de kinderen
in eigen woorden uitleggen wat een winterslaap is.’
De kinderen behalen dit lesdoel wanneer ze kunnen
uitleggen wat egel allemaal nodig heeft om in winterslaap te
gaan. Namelijk, veel eten en een fijn, warm huisje. Als egel
gaat in winterslaap is, slaapt hij de hele winter en eet hij
niet. Dat heeft hij in de herfst al gedaan. Als het lente
wordt, dan zal de egel weer wakker worden.
Bij dit lesdoel past Kerndoel 40: De leerlingen leren in de
eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren
onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren
in hun leefomgeving [ CITATION Tul20 \l 1043 ].
Bij dit kerndoel past de leerlijn zoals hiernaast. Om het
begrip winterslaap te kunnen begrijpen moeten de kinderen
eerst weten wat de seizoenen winter en herfst inhouden
(Inhoudslijnen Tule.Slo, 2020). In de beginsituatie ben ik
ervan uit gegaan dat alle kinderen deze seizoenen kennen.
Voor de zekerheid besteed ik hier tijdens het voorlezen nog
extra tijd aan.
Betekenis
De les sluit aan bij het thema herfst. Thematische
onderwerpen boeien kinderen en ze zijn hier graag langere
tijd mee bezig[ CITATION Bro16 \l 1043 ]. Over deze
onderwerpen willen kinderen praten, spelen en schrijven,
ze willen er dingen over maken en ze willen aspecten verder
onderzoeken. Het combineren van oefeningen (bijvoorbeeld
leren over winterslaap) met een thema is betekenisvol voor
kinderen omdat ze zich in twee dingen tegelijk ontwikkelen,
holistisch [ CITATION Bro16 \l 1043 ]. Het thema herfst
voldoet aan de drie normen, actualiteit, sociaal-cultureel in
de directe leefomgeving en in de grote wereld [ CITATION
Jan08 \l 1043 ]: De kinderen vinden overal in de natuur
nootjes, het is interessant voor de kinderen omdat ze er
veel mee te maken hebben in hun directe leefomgeving.
Ook in de grote wereld is het interessant, de herfst is overal
in de wereld. In Nederland ziet de herfst er uit zoals we die
kennen, maar in andere landen is de herfst weer anders.
Didactisch handelen natuur en techniek
Winterslaap of winterrust?
Egels en eekhoorns brengen de winter voornamelijk slapend door. Egels houden een echte
winterslaap. Dit is een hele diepe slaap waarbij de lichaamsprocessen tot een minimum
worden beperkt [ CITATION Ker01 \l 1043 ].
Voordat dieren in winterslaap gaan, eten ze in de herfst eerst een tijd lang meer dan ze
verbruiken om zo vetreserves op te bouwen. Ze zoeken vervolgens een veilige plek op, waar
ze een nest maken van bladeren en mos. Het nest, hun vetlaag en een opgerolde houding
zorgen er samen voor dat ze tijdens hun winterslaap zo weinig mogelijk energie in de vorm
van warmte verliezen. Hierdoor hebben ze in de winter (bijna geen) voedsel nodig.
Eekhoorns houden eerder een winterrust, waarbij ze zo nu en dan wel wakker worden
[ CITATION Ker01 \l 1043 ]. Deze slaap is dus wat minder diep. Ze slapen veel in een nest van
takjes en bladeren. Wanneer ze wakker worden gaan ze op zoek naar hun verstopte
wintervoorraden.
Ontdekkend leren
Ontdekkend leren bevindt zich tussen twee uitersten: overdragend leren en spontaan
ontdekkend leren. Hier zijn ook de begrippen open en gesloten van toepassing. In open
leersituaties hebben de leerlingen veel invloed op wat er in de les gaat gebeuren, in gesloten
minder [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Ik ben van mening dat deze activiteit past bij de leerstijl
ontdekkend leren, maar dat er ook onderdelen van overdragend leren in zitten. De
leerkracht heeft namelijk het onderwerp van de activiteit gekozen, dit is typerend bij
overdragend leren [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Bij deze didactiek hebben de kinderen
geen/weinig inbreng om zelf na te denken over het onderwerp. Echter, bij deze activiteit
hebben de kinderen dit wel. Kinderen krijgen de kans om eigen ervaringen en kennis te
delen. Uiteindelijk zijn de kinderen zelf er achter gekomen wat winterslaap inhoud. Als
leerkracht bied ik bij deze activiteit niet méér hulp dan nodig is, wat weer past bij
ontdekkend leren [ CITATION Vaa12 \l 1043 ].
Natuurbeleving en verhalen
Verhalend ontwerpen is een didactische structuur waarbij het verhaal de kinderen als het
ware meeneemt: het motiveert, structureert het leren en het stimuleert de beleving
[ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Tijdens deze activiteit lees ik het verhaal ‘Waar blijft de herfst?’
(Miltenburg, 2016) voor. Het is de bedoeling dat de kinderen zich helemaal in het verhaal
kunnen plaatsen, dit wordt versterkt door het interactief voorlezen. Daardoor zijn kinderen
actiever bezig met het verhaal. Bij verhalend ontwerpen is het de bedoeling dat kinderen de
band met natuur herbeleven [ CITATION Vaa12 \l 1043 ]. Het verhaal moet realistisch zijn, de
kinderen moeten zich kunnen inleven in de hoofdpersoon. Daarnaast moet de natuur een
belangrijke rol spelen. Bij een bezoek aan het bos zullen kinderen bepaalde dingen
herkennen vanuit het verhaal. Daarnaast past het prentenboek ook goed bij de manier
waarop kinderen de natuur beleven: vanuit hun eigen, kinderlijke perspectief [ CITATION
Vaa12 \l 1043 ].
Didactisch handelen taal
Interactief voorlezen is anders dan traditioneel voorlezen. Bij traditioneel voorlezen luisteren
de kinderen naar een verhaal, ervaren ze de structuur ervan en stellen ze zich er iets bij voor
[ CITATION Pau02 \l 1043 ]. Bij interactief voorlezen is het aandeel van de kinderen veel groter.
De leerkracht praat met de kinderen over het verhaal. De kinderen kunnen vertellen wat ze
zien op een plaatje en ze voorspellen wat er gaat gebeuren. Als leerkracht kun je ook vragen
wat de kinderen zelf zouden doen in een bepaalde situatie. Hiervoor gebruik je vragen om
de taalfuncties te stimuleren. Veel taalfuncties gebruiken kinderen spontaan. Meer
complexe functies die moeten worden geoefend zijn:
Rapporteren Vertellen wat de kinderen zien, zonder hier een mening aan te koppelen.
Vragen die je kunt stellen zijn:
- Wat is dit?
- Wat zie je op de plaat?
- Wat gebeurde er toen?
Beschrijven Iets beschrijven gaat verder dan alleen rapporteren. Je geeft ook andere
eigenschappen over datgene aan. Vragen die je kunt stellen zijn:
- Wat weet je van een egel?
- Wat weet je van de herfst?
Redeneren Je verwoord waarom je iets doet of hoe iets mogelijk is. Je gaat bijvoorbeeld
oorzaak en gevolg benoemen. Vragen die je kunt stellen zijn:
- Wat gebeurt er als egel niet in winterslaap gaat?
- Wat is er met konijn aan de hand?
- Waarom doet hij dat denk je?
Projecteren Proberen om zich in te leven in de ander. Vragen die je kunt stellen zijn:
- Waarom rent konijn?
- Waarom is konijn verdrietig? [ CITATION Pau02 \l 1043 ]
Feedback
Op de inhoud, wat er is gezegd, kun je feedback geven. Het is belangrijk dat de leraar
probeert de essentie te begrijpen en daar inhoudelijk op reageert. Op de vorm kun je
feedback geven door de modelen, je gaat in op het vertelde, maar op een zodanige manier
dat hij de gecorrigeerde vorm meeneemt in het antwoord [ CITATION Pau02 \l 1043 ].
Bij deze activiteit staat de rekentaal centraal, en wordt het dus ook lastiger voor leerlingen
die achterlopen in de begripsvorming van taal. Het is belangrijk om bovenstaande theorie te
onthouden, omdat die voor deze activiteit noodzakelijk is om te gebruiken [ CITATION wij19 \l
1043 ].
Tweetaligheid
In mijn stageklas zit één leerling die twee talen leert, Engels en Nederlands. Normaal
gesproken kan de woordenschat zich in beide talen even snel ontwikkelen [ CITATION Pau02 \l
1043 ], maar bij deze leerling is dit niet zo. Gemiddeld gezien kent een kleuter die twee talen
leert 1300 (receptieve woordenschat) Nederlandse woorden en gebruikt hij er 1100
(productieve woordenschat). Ik verwacht dat deze leerling uit mijn klas een lagere
woordenschat heeft, omdat zij thuis geen Nederlands spreken. Zij leert dus enkel op school
Nederlands. Wil deze leerling op een gewenst niveau Nederlands spreken, dan wordt er van
leerkrachten verwacht dat zij dezelfde verwachtingen aan deze kinderen stellen als aan
leeftijdsgenoten. Kinderen hebben deze uitdaging nodig [ CITATION Pau02 \l 1043 ]. Als ik de
leerling in een niveau groep op het gebied van tweede taal ontwikkeling plaats, dan schat ik
haar in op half-gevorderd niveau. Ze kan Nederlands spreken, kan een aantal woorden
achter elkaar plaatsen en vormt zo korte, maar niet volledige zinnetjes. Ze kan zichzelf
redelijk verstaanbaar maken [ CITATION Pau02 \l 1043 ].
Persoonlijke leerdoelen
- De kinderen actief betrekken bij het verhaal.
In de didactische verantwoording N&T bespreek je niet de didactiek maar de inhoudelijke zaken. Dat
klopt ook met je bronvermelding. Waarom gebruik je ons handboek niet: didactiek van
natuuronderwijs, van Vaan en Marell? Ik mis bv werken met concreet materiaal, waarnemen,
experimenteren etc.
De 7 stappenplan van onderzoekend – en/of ontwerpend leren geven een duidelijke structuur om je
les N&T vorm te geven, gebruik die dan ook.
Na deze feedback ontvangen te hebben, heb ik nog enkele punten aangepast in deze kleur.
Bibliografie
Brouwers, H. (2016). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Janssen-Vos, F. (2008). Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw. Assen: Van
Gorcum.
Kersbergen, C., & Haarhuis, A. (2001). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Uitgeverij
Coutinho.
Paus, H., Bacchini, S., Dekkers, R., Hofstede, D., Markesteijn, C., Meijer, H., & Pullens, T.
(2002). Portaal. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Tule.Slo. (2020). Kerndoelen. Opgehaald van Tule.Slo.nl: https://tule.slo.nl/
Inhoudslijnen po. (z.d.). https://tule.slo.nl/inhoudslijnen. Geraadpleegd op 10 juni 2020, van
https://tule.slo.nl/inhoudslijnen/index.html
Miltenburg, S. (2016). Waar blijft de herfst? (Vol. 2016). Clavis B.V.B.A., Uitgeverij.
Vaan, & Marell. (2012). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Uitgeverij Coutinho.