2011 Wisk B Eind Mulo

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

MINISTERIE VAN ONDERWIJS

EN VOLKSONTWIKKELING
EXAMENBUREAU

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens


TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2011
VAK : WISKUNDE –B
DATUM : DINSDAG 05 JULI 2011
TIJD : 09.45 – 11.25 UUR (MULO-III KANDIDATEN)
: 09.45 – 11.45 UUR (MULO-IV KANDIDATEN)
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

MULO-III KANDIDATEN MAKEN DE ITEMS 1 T/M 30.


MULO-IV KANDIDATEN MAKEN DE ITEMS 1 T/M 36.

INDIEN NIET ANDERS VERMELD, IS ELKE VARIABELE EEN ELEMENT VAN .

1 3
Het gearceerde gebied stelt voor a2p : ap × a =

A ap−1
B ap+1
C ap
U V W
D a2

(a − b + c) (a − b − c) =

A V\U A a2 + b2 + c2
B V\W B a2 − b2 − c2
C W\U
C (a − b)2 − c2
D W\V
D a2 − (b − c)2
2
5
Gegeven het universum U =  −1, 4] en de
verzameling V = 1, 4. p + 4p =
Het complement van V is
A 3p
A −1, 1 B 5p
B −1, 1] C 3 p
C −1, 1  {4}
D 5 p
D −1, 1]  {4}
6 9

De oplossingsverzameling van de vergelijking De oplossingsverzameling van het stelsel

2ax + 3
= −1, a ≠ 0 is
ax + 3 3x + 1 = 2y
is
1 1 1
x − y=−
A  2 3 6

B {0}
A 
 6
C   B {(x,y)   ×  x =  56  y   34 }
 a
 2 C {(x,y)   ×  x = 0  y = 0}
D  
 a 
D {(x,y)   × 3x + 1 = 2y}
7
10
Gegeven de vergelijking in x :
a(x + b) − c = 2(x − c) + b. x2 − 1 = 0 
De oplossingsverzameling is leeg. A (x − 12 ) ( x + 12 ) =0
B (x − 12 ) ( x + 2) =0
Voor a, b en c geldt:
C (x − 1) ( x − 1) =0
A a = 2  b = −c D (x − 1) ( x + 1) =0

B a = 2  b ≠ −c 11

Gegeven de vergelijking
C a ≠ 2  b = −c
x2 + (p2 + 2p + 1) x + q = 0.
D a ≠ 2  b ≠ −c De wortels zijn x1 en x2 , x1  0
en  x1 en x2 = 0.
Voor p en q geldt:
8
A p  1  q0
De oplossingsverzameling van de ongelijkheid B p  1  q0
C p 1  q0
x+2 x+1 D p 1  q0
−  0 is
4 3

A  , 2
B  , 10
C 2,  
D 10,  
12 16

De discriminant van de vergelijking Gegeven de eerstegraadsfuncties f: x  ax + 3


x2  px + q = 0 is gelijk aan 1 en p = q  5. en g: x  px + q.
De grafieken van f en g snijden elkaar lood-
Voor alle mogelijke waarden van q geldt: recht in het punt (1,5).

A q=−8  q = − 12 Voor a en p geldt:


B q=−2  q = − 12
C q=−2  q= 8 A a=−2  p=−2
D q= 2  q = 12 B a=−2  p = 12
C a= 2  p=−2
13 D a= 2  p  12
17
Gegeven − x2  5x   x  2.
Eén van de oplossingen kan zijn Gegeven de functie f: x   43 x + 4
met als bereik [−3, 4.
A 2 6
Het domein van f is
B 2 2
C 2 6 A   1 13 , 8]
D 2 2 B [  1 13 , 8
C 0, 5 14 ]
14
D [0, 5 14 
Van de functie f: x   1 12 x + 6 is het origi-
neel van 0 gelijk aan 18

A 4 De functie f : x  a (x  p)2 + q heeft een


B 4 maximum. De top van de grafiek ligt in het
C 6 eerste kwadrant.
D 9
Voor a, p en q geldt:
15
A a < 0, p<0  q<0
Gegeven de eerstegraadsfunctie B a < 0, p>0  q>0
f: x  (p  1) x  q en q  0. C a > 0, p<0  q<0
D a > 0, p<0  q>0
De grafiek van f is m.
 is de richtingshoek van m en 90°   180°. 19
Voor m en p geldt: De parabool van f: x  ax2 + bx + c snijdt de
lijn y = c in de punten (4,c) en (2p,c).
A m gaat door het 1e, 2e en 4e kwadrant en p  1.
B m gaat door het 1e, 2e en 4e kwadrant en p  1. Voor p en de as van symmetrie geldt:
C m gaat door het 1e, 2e en 3e kwadrant en p  1. A p=−2  x=2
D m gaat door het 1e, 2e en 3e kwadrant en p  1. B p=−2  x=4
C p= 0  x=2
D p= 0  x=4
20 23

De grafiek van de functie f: x  x2  4x Het punt P (2,3) wordt gespiegeld in de lijn
heeft als top (p,q). ℓ : y = ax + b. Het beeldpunt is P (6,9).

Voor p en q geldt: Voor a en b geldt:

A p=−2  q=−4 A a   32  b  12
B p=−2  q 4 B a   23  b = 8 23
C p= 2  q=−4
C p  23  b  3 13
D p= 2  q 4
D p  32  b  0
21
24
Bij een translatie wordt P (a 1, b + 2) afge-
beeld op P (a + 5, b  2).
F
Bij deze translatie is het origineel van het punt
(3,  2) het punt D E C

A (1,  2)
B ( 7,  2)
C (3, 2)
A B
D ( 9,  6)

22
Vierhoek ABCD is een parallellogram,
DF = 12 AD. FB snijdt DC in E.
Het punt P ( a 3 , a) wordt om O (0,0) over Welke bewering is juist.
een hoek  geroteerd.
P is het beeld van P. A F is het beeld van B bij een vermenig-
Verder is 180° <  < 180° en a < 0. vuldiging met centrum E en factor k   13 .
B F is het beeld van B bij een vermenig-
Voor P en  kan gelden: vuldiging met centrum E en factor k = 12 .
C A is het beeld van D bij een vermenig-
A P (0,2a)   = 120° vuldiging met centrum F en factor k = 2.
B P (0,2a)     60° D A is het beeld van D bij een vermenig-
C P (2a,0)    120° vuldiging met centrum F en factor k = 3.
D P (2a,0)     60°
25 26
C
D G C

E D F H F

A B A E B

ABFE is een parallellogram, BF = 8 en


EC = 12. De cirkel raakt het vierkant ABCD in de pun-
C is het snijpunt van het verlengde van AE en ten E,F, G en H. AB = p 2 .
BD.
De oppervlakte van van  ABC = p en de op- De oppervlakte van het gearceerde gebied is
pervlakte van  EDC = m gelijk aan
Voor m en p geldt:
A 2p2  2p2 
9
A m= p
25
4
B 2p2  p2 
B m= 9
p
C m= 3
p C p2  1
2 p2 
5

D m= 6
9
p D p2  1
4
p2 
27 29

C C

D

A B D
A B

BAC = 90°, AD staat loodrecht op BC. In deze driehoek is ABC = .


AB = 2 en oppervlakte  ABC = 6. Tan  is gelijk aan

CD
AD is gelijk aan A 
BD
3
A 20 10
AC
B 1
10 B 
6 AB
3
C 10 10
3 CD
D 5 10 C
BD
28
AC
Gegeven 0° <  < 360° en tan    12 . D
AB
 kan liggen in de kwadranten.
30
A 1 en 3
B 1 en 4 Cos    12 3 .
C 2 en 3
D 2 en 4
Alle mogelijke waarden, die tan 2 kan aan-
nemen zijn

A  3
B  13 3
C  3  3
D  13 3  1
3 3
31 35
Gegeven  ABC met AB = 8, BC = 12, Gegeven A (1,7) en B (2,3).
AC = 6 en CAB = . Op het verlengde van AB ligt C, zo dat
Cos  is gelijk aan AB : BC = 1 : 2.

A  12
11
De kentallen van OC zijn
B  11
24

C 11  5
24 A   i
D 1211 
 1

32  5
B  
  2
De oplossingsverzameling van
x2  4x + 3 ≧ x  1 is
 8
C  
A {x   1 < x < 4}   5

B {x   1 ≦ x ≦ 4}  8
D  
C {x    x < 1  x > 4}   6

D {x    x ≦1  x ≧ 4}
33 36

Gegeven de rij tn = n∙2n . Gegeven:


Verder is t2 = p.
waarnemingsgetallen 6 7 8 9
Voor p en tn geldt: frequentie 1 2 p 4

A p = 8 en tn is een meetkundige rij. De mediaan is q.


B p = 16 en tn is een meetkundige rij. Voor p en q geldt.
C p = 8 en tn is geen meetkundige rij.
A Als p = 2 dan q = 7 12
D p = 16 en tn is geen meetkundige rij.
34 B Als p = 2 dan q = 8 12

C Als p = 3 dan q = 7 12
Gegeven de cirkel C : x2 + y2 = r2 en van de
raaklijn ℓ in (3,4) is de richtingscoëfficiënt D Als p = 3 dan q = 8
gelijk aan q.
Voor r en q geldt:
A r=5  q   34
B r=5  q= 3
4

C r = 25  q   34

D r = 25  q = 3
4

You might also like