Pegasus Vreemde Woordenboek by S. Van Praag (1937)

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 168

„PEGASUS"

VREEMDE WOORDENBOEK
SAMENGESTELD DOOR

S. VAN PRAAG

1937

UITGEVERIJ PEGASUS, AMSTERDAM


VOORREDE.

De Nederlandse arbeider heeft bij het lezen van courant, tijdschrift en boek
een dringende behoefte aan een eigen woordentolk, waarin vreemde woorden
worden verklaard, die in deze geschriften voorkomen.
In het bijzonder wordt die behoefte in de laatste jaren gevoeld, nu door de
groei van de politieke belangstelling ook de literatuur zich uitbreidt en een
grotere plaats in het leven van den arbeider gaat innemen.
We willen natuurlijk geen pleidooi voeren voor het overmatig gebruik van
vreemde woorden, ja, we raden iederen spreker en schrijver aan zich nauwkeurig
af te vragen, of datgene, wat hij uitdrukken wil, niet met woorden van de eigen
taal kan geschieden. Maar ook al streeft men er nog zo naar, bij voorkeur Neder­
landse woorden te gebruiken, tal van woorden en uitdrukkingen, van vreemde
oorsprong, hebben nu eenmaal burgerrecht verkregen en men maakt zich belache­
lijk als men dit feit niet erkent.
De taal is steeds een levende grootheid geweest, die groeit en verandert met
de tijden. Iedere periode heeft haar eigen nieuwe vreemde woord en zo ver­
rijkte de overwinning van de arbeidersklasse in de Sowjet Unie ook onze taal met
tal van tot dusver onbekende uitdrukkingen. Wij denken hier aan woorden als
Sowjet, kolchos, sowchos en zovele andere. Aan de andere kant dient de arbeider
ook de woorden te kennen, die vanuit het vijandelijk kamp tegen hem geslingerd
worden; als hem de betekenis van fascisme, Ariër, swastica en dergelijke ver­
borgen blijft, kan hij ook niet naar behoren de strijd tegen zijn klassevijand
voeren.
Het snelle tempo, waarin ons leven zich afspeelt, maakt het begrijpelijk, dat
men voor te lange woorden en woordverbindingen naar afkortingen zoekt. Welnu,
ook deze afkortingen zijn voor hem, die ze voor het eerst hoort, nog duister.
Ze behoren dus in een woordenboek als dit opgenomen te worden.
Het spreekt vanzelf, dat we, gezien de lage prijs van het boek, aan een
bepaald bestek waren gebonden, vandaar dat we geen volledigheid hebben
kunnen nastreven. Het is echter onze vurige wens dat het boek zijn nut moge
afwerpen. Voor critiek en opmerkingen houden we ons ten alle tijde aanbevolen
en we hopen daarvan in een mogelijke tweede druk, profijt te trekken.

DE SAMENSTELLER
DE UITGEVER.

3
A
A°. = anno, (Lat.), in het jaar. getuige, die ten nadele van den beschul­
A.B.C. Staten = Argentinië Brazilië en digde spreekt.
Chili. i conto, (It.) gedeeltelijk te betalen.
A.C.O.P. r= Comité ter behartiging van de i décharge, (Fr.), ter ontlasting; getuige a
algemene Belangen, van het overheids­ décharge, getuige, die ten voordele van
personeel. den beschuldigde spreekt.
A.C.V. = Algemeen Christelijk Vakverbond a fortiori (Lat.) met des te meer reden,
(België). a jour (Fr.), opengewerkt, doorschijnend,
A.D.U. — Algemeen Democratische Unie. a la baisse, (Fr.), (speculeren) op daling,
A.J.C. = Arbeiders Jeugd Centrale. a la bonne heure (Fr.), nu goed dan.
AK.U. — Algemene Kunstzijde Unie. & la carte, (Fr.) volgens de spijskaart,
A.M.V.J. — Algemene Maatschappij voor è la hausse (Fr.), (speculeren) op rijzing.
Jonge Mannen. & 1'improviste, (Fr.) onverwacht, onvoor­
A.N.A.V. — Algemeen Nederlands Arbei­ zien.
ders Verbond. a posteriori, (Lat.), achteraf beschouwd,
A.N.DJB. = Algemene Nederlandse Dia­ a priori, (Lat.), van te voren, niet op erva­
man tbewerkersbond. ring gegrond.
AN.F. (B.) — Algemene Nederlandse & propos (Fr.), van pas, wat ik zeggen
Fascistenbond. wilde.
A.N.F.O. r= Algemene Nederlandse Fas­ a quatre mains (Fr.), muziek voor vier
cistische Omroep. handen.
A.N.R.O. — Algemene Nederlandse Radio abat-jour (Fr.), 1. dakvenster, 2. lampekap,
Omroep. 3. soort dameshoed.
A.N.V. = Algemeen Nederlands Verbond. abattoir, openbaar slachthuis.
A.N.V.V. — Algemene Nederlandse Ver­ abces, o. ettergezwel.
eniging voor Vreemdelingenverkeer. Abderiet, m. inwoner van de oude Griekse
A.N.W.V. — Algemeen Nederlands Werk­ stad Abdera, vermaard wegens onnozel­
lieden Verbond. heid; onnozel mens, sukkel.
A. & O. — Alpha en Omega, eerste en abis (Mal.), leeg, op, klaar, af.
laatste letter van het Griekse alphabet abject, verachtelijk, gemeen.
begin en einde. abnorm, abnormaal, afwijkend van de regel,
A-O. Vaccin — voorbehoedmiddel tegen abolitionist, m. afschaffer van slavernij of
tuberculose. gereglementeerde prostitutie.
A.R. — Anti-Revolutionair. abominabel, afschuwelijk, verfoeilijk,
A.V.O. = Vereniging tot Bevordering van abondant, overvloedig, rijkelijk.
de arbeid voor onvolwaardige arbeids­ aborigines, mv. inboorlingen, oorspronkelijke
krachten. bewoners van een land.
A.V.R.O. = Algemene Vereniging Radio abortus, (Lat.), m. miskraam; abortus crimi-
Omroep.
nalis, afdrijving der vrucht door onbe­
è bon marché, (Fr.) goedkoop.
voegden en zonder noodzaak; abortus
a cape11a (It.), zang zonder begeleiding. procuratio, opzettelijke afdrijving van de
a charge, (Fr.), ten laste; getuige k charge, vrucht; abortus provocatus, kunstmatige

5
afdrijving der vrucht. gadering aannemen.
abracadabra, o. onzin, taal, die niet te be­ acclimatisatie, v. het wennen aan het klimaat
grijpen is. van een vreemd land.
abreviatie, v. abreviatuur, afkorting. accolade, (Fr.) v. 1. omhelzing bij den
abrupt, afgebroken, onsamenhangend, onver­ ridderslag, tegenwoordig bij het uitreiken
wacht, plotseling. van orde-medaille; teken dat als verbin­
abruptie, v. het plotseling afbreken (b.v. van dingshaakje wordt gebruikt.
muziek). abstinentie, v. onthouding, spec. van spijs en
absent, 1. afwezig 2. verstrooid. Abstract denken, het denken, dat het
absentisme, o. voortdurende afwezigheid. strooidheid; afzondering.
Gewoonte der Ierse grondbezitters, .om academie. ,v.. hoogeschool; geleerd of letter-
buiten Ierland gevestigd te zijn. Ook ge­ van het ridderkruis; 2 haakjes ter ver­
bruikt voor kamerleden, die zittingen zel­ binding van woorden of regels; (muziek)
den bijwonen. verbinding van notenbalken.
absolutie, v. kwijtschelding van zonden in accomodatie, v. aanpassing, inschikkelijkheid,
de R.K. Kerk. accompagnateur (Fr.) m. (muziek) bege­
absolutisme, o. onbeperkte alleen heer­ leider.
schappij. accompagneren, vergezellen, begeleiden,
absoluut, volstrekt, onbeperkt. accoord, o. verdrag, vergelijk, overeenstem­
Abstecher (D.) m. uitstapje; uitweiding, ming ook van klanken in de muziek; ac­
abstinent, onthoudzaam. coord gaan, instemmen met.
abstinentie, v. onthouding, spec. van spijs en accordeon, o. harmonica.
drank. accouchement, o. (Fr.) bevalling, verlossing,
abstract, afgetrokken; op zichzelf beschouwd, accountant, m, (Eng.) specialist in het in­
abstract denken, het denken, dat het richten van boekhoudingen.
algemene zoekt. account-day, (Eng.) m. betaaldag,
abstractie, v. afgetrokken denkbeeld; ver­ accrediteren, crediet verschaffen, vertrou­
strooidheid; afzondering. wen doen verkrijgen.
abstraheren, uit iets afleiden. accumulator (Lat.) m. hulpbatterij,
absurd, ongerijmd, onzinnig. accumuleren, opeenhopen.
abundant, overvloedig, rijkelijk. accumulatie theorie, Marxistisch inzicht in
abusief, abusievelijk, bi) vergissing, de maatschappij, dat het kapitaal zich in
academie, v. hogeschool; geleerd of letter­ steeds minder handen ophoopt.
kundig genootschap. accuraat, nauwgezet, stipt.
accent, o. nadruk, op lettergreep of woord, accusatief, vierde naamval, (lijdend voor­
klemtoon; teken op een lettïr; eigenaar­ werp)
dige tongval van vreemde taal. Achilles-hiel, m. kwetsbare plek.
accepteren, aannemen. achromatisch, het licht doorlatend zonder
acces, o. (Fr.) toegang, vergunning, toe­ dat schifting van kleuren wordt veroor­
stemming. zaakt.
accidenteel, toevallig. achromatopsie, o. kleurenblindheid.
accijns, o. verbruiksbelasting. acoustiek, v. klankvoortplanting.
acclamatie, v. duidelijke goedkeuring, toe­ acquest, o. aanwinst, verwerving.
juiching, vgl. bij acclamatie in een ver­ acquisiteur m. klantenwerver van een VU'

6
zekeringsmaatschappij of advertentiebe­ adagissimo, (It.), zeer langzaam (muziek),
drijf. adagium, (Lat.), o. spreekwoord, rechts-
acquit (Fr.) o. 1. kwijting, ontvangbewijs. spreuk.
kwitantie; 2; uitstoot bij het biljarten. adat, (Mal.), inlands gewoonterecht.
acre, (Eng.) v. morgen land. Addison, ziekte van de bijnieren,
acrobaat, m. kunstenmaker, koorddanser, additioneel, toegevoegd, bijgevoegd.
acte, v. bedrijf van toneelspel; bewijsstuk in adept, m. ingewijde in geheime kunst, we­
rechten, stuk door overheid afgegeven, tenschap.
acteur, (Fr.) m. toneelspeler. adequaat, overeenkomstig het doel.
actie, v. handeling; bewijs van aandeel, van adhesie, v. instemming, toetreding, erkenning
inschrijving; in actie, in werking. adieu, (Fr.), vaarwel
actief, werkzaam, bedrijvig. adjectief, 1. bijgevoegd; 2. o. bijvoeglijk
activa, (Lat.) o. mv. geld, vaste panden, naamwoord.
het tegoed, waren van een boedel, adjudant, m. meehelper, toegevoegd officier,
activist, m. propagandist van de daad in de adjunct, toegevoegd ambtgenoot,
Vlaamse beweging in België en voorstan­ administrateur, m. beheerder, bestuurder,
der van een scheiding van een Vlaams N.-I. plantagebeheerder.
en Waals België. admiraliteit, v. zeeraad, oppertoezicht over
activiteit, v. bedrijvigheid. het zeewezen.
actrice (Fr.) v. toneelspeelster. admissie, v. toelating, vergunning.
actualiteit, v. de werkelijkheid, het thans adolescent, m. aankomend jongeling.
bestaande, wat voor het ogenblik belang­ Adonai, (Hebr.), m. Naam voor God ge­
rijk is, vragen van den dag. bruikt, uit eerbied, ter vervanging van
actueel, werkelijk, tegenwoordig, van onmid­ Jehova.
dellijk belang. Adonis, m. zeer schone behaagzieke jon.je
acuut, scherp, hevig; acute ziekte, plotse­ man.
linge, snel verlopende ziekte. adopteren, (als kind) aannemen.
ad absurdum, (Lat.) tot in het ongerijmde, adoratie, v. aanbidding, verering,
ad acta leggen, ter zijde leggen, adres-debatten, o. mv. behandeling van het
ad extremum, (Lat.) ten leste, eindelijk, adres van antwoord op de troonrede,
ad hoe (Lat.) daartoe, tot die zaak; com­ adspirant, m. (ook aspirant), dinger naar
missie ad hoe, commissie, die tot die zaak betrekking, graad.
benoemd is; ad hoe verantwoorden, recht­ adverbium, (Lat.), o. bijwoord.
streeks antwoorden. advies, o. raad, bericht.
ad hominem, (Lat.), op den man af, zonder adviseur, m. raadsman.
omwegen. advocaat-fiscaal, m. vertegenwoordiger van
ad infinitum, (Lat.), tot in het oneindige, het Openbaar Ministerie bij het Hoge
ad interim, (Lat.), voorlopig, tijdelijk, Militaire Gerechtshof.
ad libitum, (Lat.), naar verkiezing, advocaat-generaal, m. plaatsvervangend ver­
ad patres gaan, (Lat.), sterven. tegenwoordiger van het Openbaar Mini­
ad rem, (Lat.), snedig, gevat. sterie bij een gerechtshof.
ad usum, (Lat.), ten gebruike van, volgens Aeolus, (Lat.), m. god der winden.
gebruik. Aeolusharp, windharp, harp waarvan snaren
adagio (Lt,), o.. langzaam, bedaard (muziek). door de wind geluid geven.

7
aeon, m. eeuw, wereldbestuur; aeonen, mv. aggregatie-toestand, m. vast, of vloeibaar of
onmetelijke tijd. gasvormig, één van de drie toestanden
aequator, (Lat.), m. evenaar, evennachtslijn, waarin een stof kan bestaan.
aequilibrist, m. kunstenmaker, die even­ agio, opgeld boven de vaststaande waarde
wichtstoeren doet. van een munt; aandeel. Goudagio: Ge­
aera, v. jaartelling, tijdperk. woonlijk in procenten uitgedrukt. Het
Aëro-Arctic, Vereniging ter bevordering van procent dat goud meer waard is dan pa­
Poolvluchten. pier of zilver.
aërochemie, v. scheikunde, die zic.i bezig agiotage, v. beursspel, windhandel met aan­
houdt met giftgassen. delen, fondsen.
aërogram, o. luchtpostbrief. agitator, (Lat.), m. iemand die in de be­
aëroliet, m. meteoorsteen. weging de mensen oproept daaraan deel
aërometer, m. luchtmeter. te nemen; schudder voor het raffineren
aëronaut, m. luchtreiziger, luchtschipper. van petroleum.
aëroplaan, m. vliegmachine, vliegtuig, agitprop, de personen in de revolutionaire
aesthetica, (Lat.), v. schoonheidsleer, ook beweging, die verantwoordelijk zijn voor
aesthetiek. de agitatie en propaganda.
aetiologie, v. leer van de oorzaken, spec, agitproptroep, arbeiderstoneel in dienst der
van ziekten. propaganda.
affaire, (Fr.), v. zaak, voorval. agnosticus, (Lat.), m. niet-weter; aanhan­
affect, o. gemoedsaandoening, hartstocht. ger van de leer dat de mens het ware
Affenpincher, (D.), kleine ruige hond met wezen van God en de dingen niet kan
spitse ooren. kennen.
affiche, (Fr.), o. aanplakbiljet. Agnus Dei, (Lat.), m. en o. 1. Lam Gods; 2.
affidavit, o. beëedigde verklaring. gedeelte van de mis, waarbij het gebed
affiniteit, v. verwantschap. Agn. Dei wordt gezongen.
affreus, afschuwelijk. agonie, (Fr.), v. doodsstrijd.
affront, o. belediging. agrariër, m. politicus, die vooral bescherming
affuit, v. onderstel van een kanon. van landbouw voorstaat.
after dinner, (Eng.), v. goede sigaar na den argarische bank, boerenleenbank.
maaltijd. argrarische wetten, v. mv. akkerwetten der
afternoon thee, (Eng.), v. namiddagthee. Romeinen, ook tijdens de Franse revolutie
ageren, handelen; tegen iemand ageren, een voorgesteld.
campagne tegen iemand voeren. agrégé, (Fr.), m. iemand, die leraars- of
agence Havas, v. Frans persbureau. hoogleraarsbevoegdheid heeft in Frank­
agenda, (Lat.), v. lijst van te verrichten rijk.
werkzaamheden, zakboekje. agressief, aanvallend, vechtlustig,
agent. m. vertegenwoordiger van een han­ agricultuur, v. akkerbouw, landbouw,
delsonderneming; politiedienaar. agronomist, m. wetenschappelijk gevormd
agenzia Stefani, v. Italiaans nieuwsagent­ landbouwer, ook agronoom.
schap. Aha-Autohilfe, (D.), Duitse organisatie ter
agglomeraat, o. samenhoping, uitwendige hulpverlening bij auto-panne.
aanzetting, ook agglomeratie, v. Ahasverus, m. wandelende Jood.
aggregaat, o. ophoping. aigrette, v. vederbos; veer op hoed.

8
air, (Fr.), o. gelaat, voorkomen, houding; verstandsverbijstering.
zich een air geven, een houding aanne­ alimentatie, v. voeding, verpleging; som die
men; aria, lied. de curator den gefailleerde uitkeert voor
ajer blanda, (Mal.), sodawater. levensonderhoud.
Ako-jongen, m. jongen in dienst van Alge­ alinea, v. nieuwe regel, zinsnede.
mene Kiosk Onderneming. alio-spree, v. soort spuitje voor vloeistof
Aktiengesellschaft, (D.), v. naamloze ven­ tegen de motten.
nootschap. alkoof, v. afgesloten slaapplaats in de ka­
alang-alang, (Mal.), zeer hoog rietgras in mer.
Indonesië. Allah, m. naam van den God der Moham­
alarmeren, wakker schudden, noodsein ge­ medanen.
ven, verontrusten. allee, (Fr.), v. laan tussen twee rijen bomen,
albatros, m. stormvogel (aan keerkringen allegorie, v. zinnebeeldige voorstelling,
en Kaap). allegretto, (It.), enigszins vlug te spelen
albinisme, o. het ontbreken van kleurstof in (muziek).
huid, ogenj en haar bij albino's. allegro, (It.), zo vlug mogelijk te spelen
albino, (Sp.), m. witte neger; mens, die (muziek).
aan albinisme lijdt. Alleluja, loof den Heer.
Albion, Engeland. allergische ziekten, v. mv. ziekten van de
Alcazar, (Sp.), o. Moors lustpaleis, luchtwegen.
alchemie, v. kunst van het goud maken, allez, (Fr.), ga heen, ga je gang, och kom.
steen der wijzen. Alliance Franjaise, v. Vereniging ter bevor­
alcohol, m. gezuiverde wijngeest, dering der Franse taal en letterkunde in
alcoholisme, o. drankmisbruik; ziekelijke toe­ het Buitenland.
stand tengevolge daarvan. alliantie, v. bondgenootschap.
alderman, (Eng.), m. wethouder, schepen; alligator, m. Amerikaanse krokodil.
de overheidspersonen die gezamenlijk den allons, (Fr.), komaan, och kom.
burgemeester van Londen kiezen, allooi, o. gehalte muntspecie, gehalte,
ale, (Eng.), o. ongehopt bier. allopaath, m. voorstander van een genees­
alea jecta est, (Lat.), de teerling is gewor­ methode, met tegenwerkende middelen
pen. bijv. kinine bij koorts, tegenstelling van
Alexandrijnen, mv. m. dichtregels van 12 en homoepathie.
13 lettergrepen, meestal bestaande uit 6 all right, (Eng.), in orde, begrepen,
jambische voeten. all round, (Eng.), sportsman, sporter, die
algebra, v. stelkunde; rekening met letters, vele gebieden van sport beheerst.
die echter geen vaststaande waarde heb­ all's well, (Eng), alles wel.
ben. allure, (Fr.), v. gang, houding, gedrag,
Alhambra, o. Moors paleis te Granada. allusie, v. toespeling.
alias, (Lat.), anders genoemd. alluvium, (Lat.), o. aanslibbing; jongste laag
alibi, (Lat.),, elders; zijn alibi bewijzen, der aardkorst, gevormd tijdens het tegen­
bewijzen dat men op het ogenblik dat een woordige klimaat.
misdrijf gepleegd werd, ergens anders was. all-weather, (Eng.), open auto, die kan wor­
alienatie, v. vervreemding, verkoop, verpan­ den gesloten.
ding, afstand van rechten, eigendommen, alma mater, (Lat.), v. milde voedster, moe-

9
der; universiteit. klas v. onderwijzer.
aloë, v. plantengeslacht, behoort tot de lelie ambulantisme, o. stelsel, waarbij de hoofden
familie, geneeskrachtig sap uit de bladeren van de scholen geen eigen klas hebben,
getrokken. amelioratie, v. verbetering.
alpaca, (Sp.), v. bergschaap (Andes, Zuid- amen, (Gr.), het zij zo.
Amerika); namaak-zilver. amende, (Fr.), v. geldboete; amende horo-
alphabet, o. het a, b, c. rable, eerherstel.
alpha et omega, (Lat.), eerste en laatste amenderen, verbeteren, wijzigen voorstellen
letter van het Griekse alphabet; begin en van wetsontwerp.
einde. amendement, o. verbetering, wijziging voor­
Alpinist, m. beoefenaar van de bergsport, stel van wetsontwerp.
alruinwortel, m. wortel der mandragora, met amenorrhoe, v. ziekelijk uitblijven der men­
een vorm die aan een mensenfiguur her­ struatie.
innert. In de middeleeuwen kende men Americanisme, o. eigenaardige Amerikaanse
er een toverkracht aan toe. zegswijze.
alt, v. tweede zangstem, lage vrouwenstem; Americanisation, (Am.), veramerikanisering,
strijkinstrument tussen viool en cel. amicaal, vriendschappelijk.
alter ego, (Lat), andere, het tweede ik. amice, (Lat.), m. vriend.
alternatief, beurtelings, afwisselend; alterna­ ammoniak, m. vloeibare ammonia,
tieve keuze, gedwongen keus tussen twee ammunitie, v. wapenvoorraad.
dingen. amnestie, v. algemene kwijtschelding van
Alting, v. Wetgevende vergadering op IJs­ straf.
land. amoebe, o. wisseldiertje, eencellig, als para­
altruïsme, o. mensenliefde, onzelfzuchtigheid, siet levende.
aluminium, (Lat.), o. uit aluinaarde ver­ amok, (Mal.), o. ten gevolge van opiummis-
kregen metaal, licht en zilverkleurig, bruik ontstane moordlustige razernij.
amalgama, (Lat.), o. mengsel van metaal en Fig. zinneloos razen.
kwik; mengsel. Amor, (Lat.), m. liefdegod, zoon van Venus.
amanuensis, (Lat.), m. helper in natuur- of amoreel, zonder zedelijk bewustzijn,
scheikundig laboratorium. amorph, vormloos.
amateur, (Fr.), m. liefhebber; in de sport amortisatie, v. het ongeldig verklaren van
tegengestelde van beroepsbeoefenaar, waarde-papieren; rentedelging door regel­
amazone, v. strijdbare vrouw bij de Grieken; matige aflossingen.
paardrijdster. amourette, (Fr.), v. niet ernstig gemeende
ambassade, v. gezantschap, gebouw van het minnarij.
gezantschap. ampel, breedvoerig.
ambassadeur, (Fr.) m. gezant. amper (Ind.), bijna, ternauwernood,
amber, welriekende harsige stof. amphibie, o. tweeslachtig dier, dat op het
ambiëren, streven, dingen (naar een be­ land en in het water leeft.
trekking b.v.). amphitheater, o. halfronde schouwplaats,
ambitie, v. eerzucht, ijver. waar de zitplaatsen schuin oplopen,
ambrosia, (ambrozijn), (Lat.), o. godenspijs, amputeren, een lichaamsdeel afzetten.
ambulance, (Fr.), v. veldhospitaal, Amtorg-Corporation, handelsvertegenwoor­
ambulant, (Fr.), rondtrekkend; zonder eigen diging van de Sovjet-regering in de Ver-

10
enigde Staten van Amerika. de monarchie voor de Franse revolutie.
amulet, v. gelukaanbrengend voorwerp; Ancient Order of Foresters, (Eng.), v. lief-
voorbehoedmiddel (volgens het bijgeloof) dadigheidsloge, gesticht in 1745 te
tegen gevaar' en ziekten. Yorkshire.
amuseren, vermaken. andante, (It.), (muziek) gelijkmatig te spe­
anabaptisme, o. leer der wederdopers, len.
anachoreet, m. kluizenaar. androgyne, mannelijke en vrouwelijke ge­
anachronisme, o. fout in de tijdrekening bij slachtsorganen in zich verenigend,
het opgeven van gebeurtenissen; begrip andromanie, v. mansdolheid der vrouw,
behorend tot een ander geschiedkundig anecdote, (Fr.), v. kleine vertelling van
tijdperk dan het behandelde. aardig historisch voorval.
anaemie v. bloedarmoede. anemie, v. bloedarmoede.
anaesthesie, v. verdoving van pijngevoelens. Aneta, Algemeen Nieuws en Telegraaf
unalecta, (Lat.), o. mv. bloemlezing, ver­ Agenstschap.
zameling van fragmenten. angelus, (Lat.), m. engel; R.K. gebed, ook
analogie, v. overeenkomst. klok die driemaal daags tot het gebed op­
analfabeet, m. iemand die niet lezen noen roept.
schrijven kan. angina, (Lat.), v. keelontsteking; angina
analyse, v. ontleding, oplossing. pectoris, v. hartziekte.
analyst, m. scheikundig ontleder. Anglicaanse kerk. v. bisschoppelijke kerk.
analytisch, ontledend; analytisch onderzoek, anglicisme, (Fr.), o. eigenaardige Engelse
nauwkeurig onderzoek, waarbij alle on­ zegswijze.
derdelen goed werden bestudeerd, anima, (Lat.), v. ziel, geest.
anapaest, m. versvoet van drie lettergrepen, animaal, dierlijk.
klemtoon op de laatste. animalisme, o. dierlijke levensverrichting; het
anarchie, regeringloosheid, grote wanorde, vereren van dieren door natuurvolkeren,
(anarchistische productie; productie zonder animisme, o. geestenverering bij natuurvol­
planmatigheid, zoals die onder het kapita­ keren.
lisme heerst). animo, o. en v. moed, opgewektheid, lust.
anarchisme, o. leer der anarchisten. animositeit, v. vijandigheid.
anarchist, m. voorstander van regeringloos­ annalen, o.mv. geschiedwerken van chrono­
heid en omverwerping van elk gezag In logisch vermelde gebeurtenissen.
de staat. annexatie, v. inlijving van grondgebied,
anarcho-syndicalisme, het op anarchistische annexeren, inlijven, bijvoegen.
denkbeelden berustende syndicalisme (zie annihileren, voor nietig verklaren, vernieti­
aldaar). gen.
anathema, (Gr.), o. vervloeking, banvloek, anno, in het jaar.
kerkban. anno mundi, (Lat.), in het jaar der wereld,
aratomie, v. ontleedkunde; leer van de bouw annonce, (Fr.), v. bericht, aankondiging, ad­
van mens en dier. vertentie.
anciënniteit, v. rang naar het aantal dienst­ annoteren, aan- of optekenen.
jaren. annuïteit, v. jaarlijkse betaling van rente
ancien régime, (Fr.), o. de oude staatsvorm, van een kapitaal, waarvan terzelfder tijd
die door een revolutie vernietigd is, spec. een gedeelte afgelost wordt.

11
anomalie, (Fr.), v. afwijking van de regel, anticlimax, laagtepunt na een hoogtepunt,
anticritiek, v. weerleggend antwoord op be­
ongelmatigheid.
anoniem, naamloos, niet genoemd, zonder oordeling.
antidotum, (Lat.), o. tegengif.
naam.
antiek, oud, ouderwets, uit de stijl van vroe­
anopheles, malariamuskiet.
anorganisch geen organen bezittend, in de gere eeuwen; de Antieken, de Grieken,
scheikunde betrekkend hebbend op verbin­ antifo, tegen fascisme en oorlog,
antimakassar, v. gehaakt kleedje op rug­
dingen zonder koolstof.
Ansichtskarte, (D.), v. prentbriefkaart, leuning van stoel.
antagonisme, o. vijandschap, tegenwerking, antipapistisch, tegen de R.K. kerk gericht,
den Paus vijandig gezind.
bestrijding.
antipathie, v. afkeer of tegenzin.
ante, (Lat.), voor.
antipoden, m. mv. tegenvoeters; fig. bestrij­
antecedent, o. geval van gelijke aard, dat
ders, personen die tegenstelling vormen
voorafgaat; woord of zin, waarop het be­
trekkelijk voornaamwoord slaat, met elkaar.
antipyrine, v. wit, kristallijn poeder, pijnstil­
antediluviaans, van voor den zondvloed;
lend, verlaagt temperatuur.
zeer ouderwets.
antiquiteiten, mv. v. oudheden, antieke voor­
antenne, (Fr.), ontvang- en zenddraad voor
werpen»
radio; voelhoren van insecten.
antirevolutionnair, m. tegenstander van een
anthologie, v. mv. bloemlezing.
omwenteling; lid van een Ned. Prot.
anthraciet, o. zeer goede steenkoolsoort,
Christ. Staatspartij.
glanskool.
antisemiet, m. Jodenhater.
anthropocentrisch, den mens tot middelpunt
antisepsis, v. wondbehandeling.
en uitgangspunt hebbend.
antithese, v. tegenstelling; de antithese,
anthropoide, m. mensaap; mensvormig.
politieke tegenstelling tussen Christen en
anthropologie, v. menskunde.
en Heiden. Leuze waar vooral Dr. A.
anthropometrie, v. het meten van het mense­
Kuyper mee werkte.
lijk lichaam (b.v. bij de politie om mis­
anti-toxinen, v. mv. middelen, die bacteriën-
dadigers te herkennen),
vergiften opheffen.
anthropomorphisme, o. (ant.iropomorphose) anus, (Lat.), m. aarsopening.
toekenning van menselijke eigenschappen aorta, v. grote lichaamslagader.
aan de Godheid. Apachen, m. mv. Noord-Amerikaanse In­
anthropophaag, m. menseneter, dianenstam; straatbandieten. (Parijs),
anthroposophie, v. mystieke leer door Ru- apanage, o. jaarwedde van niet-regerende
dolf Steiner voorgestaan. vorstelijke personen.
anti, (Lat.), tegen. apathie, v. gevoelloosheid, lusteloosheid,
antichambreren, wachten voor men wordt aperfu, (Fr.), o. kort overzicht.
toegelaten. aperitief, o. eetlust opwekkend middel, bit­
Antichrist, m. tegen Christus, bestrijder van tertje voor het eten.
het Christendom. apert, open.
anticipatie, v. het vooruitlopen op iets; ver­ aphasie, v. onmacht zich in woorden uit te
vroeging. drukken.
anticlericaal, gekeerd zijn tegen staatkundige aphorisme, o. korte pittige spreuk.
invloed, vooral van de kerk.
12
aphrodisiacum. (Lat.), o. middel, dat wel­ zondvloed. Komen tijden, komen zorgen,
lust prikkelt. apropos, van zijn — raken, van zijn onder­
Aphrodite, (Gr.) v. naam voor Venus, de werp afraken.
godin der liefde. aqua destillata, (Lat.), gedestilleerd water,
aplomb, o. loodrechte stand; zekerheid, durf aquaduct, m. waterleiding.
bij optreden. aquarel, v. waterverftekening.
Apocalypsis, v. Openbaring van Johannes. aquarium, (Lat.), o. waterbassin voor le­
(laatste boek uit het Nieuwe Testament), vende dieren en planten, ook gebouw,
apocrief geen onvoorwaardelijk geloof ver­ waarin waterdieren worden gehouden,
dienend. arabeske, v. Arabische versiering aan hui­
apodictisch, onweerlegbaar, meesterachtig; zen, meubelen enz., muziekstuk met gril­
apodictisch bewijs, afdoend bewijs. lige motieven.
Apollo, god der zon, dicht- en toonkunst; arak, v. rijstbrandewijn,
ideaal van mannelijk schoon. arbeidersaristocratie, die groepen van ar­
apoplexie (Fr.), v. beroerte. beiders die door hun werkkring meer dan
apostel, m. naam van de eenste volgelingen andere geprofiteerd hebben van verbete­
van Jezus, geloofsbode; verdediger van ringen in de arbeidswetgeving en die
leer of stelsel. daardoor eerder geneigd zijn aan „gelei­
apostrophe, v. teken voor één of meer weg­ delijken vooruitgang" te geloven,
gelaten letters. arbitrage, (Fr.), uitspraak van den scheids­
apotheose, v. vergoding, schitterend slot- rechter; transacties, die het doel hebben,
tafreel. voordeel te trekken uit prijsverschillen
apparaat, o. toestel, de hulpmiddelen van aan de beurs.
een bestuur, regering of partij, arboes, Russische meloen.
appartement, o. vertrek, gedeelte van een Arcadië, het klassieke land van de herders
woning. en herderinnen, waar eenvoud en geluk
appassionato, (It.), (muziek), naam van heersen (Griekenland); herderlijke idylle,
bekende sonate van Beethoven. arceren, met evenwijdige streepjes, open
appel, o. oproep, sein tot verzamelen van vakken invullen.
de soldaten; nominaal appel, afroepen der archaïsme, o. verouderde uitdrukking,
namen. archeologie, v. oudheidkunde.
«ppendance, v. bijgebouw (spec. hotel), archief, o. bewaarplaats of verzameling van
appendicitis, (Lat.), v. ontsteking van het oorkonden, acten enz.
wormvorig aanhangsel van de blinden- archimandriet, m. hoofd van een Gr. Kath.
darm. klooster.
appendix, (Lat.), o. en mv. aanhangsel, toe­ archipel, m. eilandengroep.
voegsel. architectuur, v. bouwstijl, bouwkunst.
appetijt, m. eetlust. arcor, arbeiderscorrespondent.
applaudisseren, toejuichen, in de handen areaal, o. oppervlakte.
klappen. arena, (Lat.), v. strijdperk.
apporte, (Fr.), breng hier. argot, (Fr.), o. groepstaal.
appreciatie, v. waardering. argument, o. bewijsgrond.
approvianderen, van voedsel voorzien, argumentum ad hominem, (Lat.), een weer­
après nous le déluge. (Fr.), na ons de leggend argument, genomen uit de eigen

13
principes van den tegenstander — ex naar boven haalt.
analogia, bewijsgrond ontleend aan de articulatie, v. geleding; de duidelijke af­
overeenkomst van de gevallen. scheiding der verschillende klanken bij
Argusogen rav. o. ogen, waaraan niets ont­ het spreken.
snapt. artillerie, v. geschut, troep, die met het
arfot, arbeider-fotograaf. geschut omgaat.
aria, (It.). lied voor één stem, met begelei­ Artis, naam van den dierentuin te Amster­
ding. dam, afkorting van Natura artis
Ariadne, (draad van), middel om uit nete­ magistra, de natuur is de leermeesteres
lige omstandigheden te geraken. van de kunst.
Ariër, m. Indo-Europeaan, iemand uit een artist, m. kunstenaar.
groep naar hun taal verwante volkeren asbest, o. onbrandbare vezelsteen, steen-
(hiertoe behoren Indiërs, Perzen en of bergvlas.
meeste Europeanen (niet Finnen, Hon­ asceet, m. iemand die zich onthoudt van
garen, Turken, Joden) door de Nazi s het vleselijke en die zich vrijwillig aan
als opperste mensenras beschouwd. een strenge levensregel onderwerpt,
Ariës, (Lat.), m. Ram, (sterrenbeeld), ascenseur, (Fr.), m. lift.
aristocratie, v. heerschappij der adellijken Asen, m. mv. Noorse fabelleer: goden die
of voornamen; bevoorrechte stand, afstammen van Odin.
arithmetica, (Lat.), v. rekenkunde. asepsis, v. behandeling van wond. om in­
armada, (Sp.), leger, krijgsvloot (1588 de fectie te voorkomen.
onoverwinnelijke). Asmodee, Asmodeus, m. vorst der demo­
armee, (Fr.), v. leger. nen, (Boek Tobias); duivel der onkuis­
Arminiaan, Remonstrant, aanhanger van heid.
Arminius kerkelijke groep gedurende 12- aspect, o. aanblik, voorteken.
jarigbestand 1609—1621. asphalt, o. berg- of steenhars.
aroma, (Gr.), o. geur van spijzen en dran­ asphyxie, verstikking.
ken, planten en kruiden. aspirant, dinger naar een betrekking.
arrangeren, rangschikken, in orde brengen, aspiratie, v. inademing; aangeademde uit
arrest, o. verzekerde bewaring, spraak (h); (streven naar hoger),
arrière-pensée, (Fr.), v. bijbedoeling. aspirine, v. tabletje of poeder tegen koorts
arrivé, (Fr.), m. iemand die zich opgewerkt en hoofdpijn.
assemblee, (Fr.), v. vergadering; spec. van
heeft.
arrogant, (Fr.), aanmatigend, de Volkenbond, jaarlijks te Genève.
arrondissement, o. onderafdeling van een assez, (Fr.), genoeg.
departement, schooldistrict, e.d. assidu, (Fr.), vlijtig, volhardend.
arsenaal, o. wapenlmagazijn. assignaat, (Fr.), o. papieren geld, ten tijde
arsjin, v. Lussische el (0.711 M.). van de Franse revolutie.
artek, ;.rbeider-tekenaar. assimilatie, v. gelijkmaking, opneming cn
artel, oude vorm van coöperatie (georgani­ verwerking van voedingsstoffen; gelijk­
seerde samenwerking) in Rusland, maken van opeenvolgende letters, (pho-
arterie, v. slagader. netiek); zich volledig aanpassen.
artesische put, m. geboorde welput, die het assises, mv. v. openlijke rechtszittingen; hof
water uit een ader, die zeer diep ligt, van. assises, Frankrijk. — - - -

14
assisteren, helpen, bijstaan, bergte in N.-W. Afrika.
assistent, m. helper, plantage-employé in atlas, (Gr.), m. verzameling landkaarten;
Ned.-Indië. halswervel; zware zijden stof.
assistent-resident, m. onderresident in Ned.- atmosfeer, v. dampkring; omgeving.
Indië. atomist, m. aanhanger van de atomischo
associatie, v. verbinding, vennootschap, leer.
gedachtenassociatie (gedachte, die door atonaal, benaming van de muziek, die
een andere voorafgaande gedachte wordt iedere betrekking der tonen tot een
opgewekt). grondtoonsoort ontkent.
assurantie, v. verzekering tegen schade. atoom, o. ondeelbaar gedacht lichamelijk
Assyrioloog, m. kenner van Assyrische oud­ bestanddeel der stof, dat echter uit elec-
heden en taal. tronen bestaat.
Astarte, v. godin van de liefde bij de Atropos, (Gr.), v. één der drie schikgodin­
Phoeniciërs. nen, Parcen. Zij moet de levensdraad
asterisk, (Eng.), v. sterretje, verwijzings­ doorsnijden.
teken. attaché, (Fr.), m. aan gezantschap toege­
asthma, (Gr.), o. kortademigheid. voegde leerling-diplomaat.
astrakan, o. gekruld zwart bont van jonge attaque, (Fr.), v. aanval; aanval van
steppenschapen in Astrakan (Rusland), ziekte, beroerte.
astrologie, v. sterrenwichelarij. attent, oplettend; kleine diensten bewijzend,
astronomie, (Fr.), v. sterrenkunde. attentaat, o. inbreuk op de rechten van een
asyl, plaats waar een vluchteling niet ge­ ander; aanranding; moordaanslag die mis­
grepen mag worden; asylrecht, recht voor lukt.
politieke gevangenen om in een bepaald attest, o. (attestatie.v.) getuigschrift.
land te blijven. Atticisme, o. Attisch spraakgebruik.
asymptoot, steeds nader komende, echter Attisch zout, o. fijne scherts, geestigheid,
nooit rakende lijn; iemand die voor de attitude, (Fr.)^ v. houding.
tweede keer op de K.M.A. het studiejaar attorney, (Eng.), m. gemachtigde; procu­
overdoet. reur.
atavisme, (Fr.), o. gelijkenis op vroegere attraperen, betrappen, misleiden.
voorouders; teruggang in ontwikkeling, attribuut, o. onderscheidingsteken (ook
atax, m. taxameter-automobiel. zinnebeeldig); bijvoeglijke bepaling,
atelier, o. werkplaats, spec. van een kunste­ au courant zijn, op de hoogte zijn.
naar. au fond, (Fr.), in het wezen der zaak.
atheïsme, o. godloochning. au revoir, (Fr.), tot weerziens.
athenaeum (Lat.), o. school of inrichting au-sérieux, (Fr.), in ernst
van hoger onderwijs (voorloper van het aubade, (Fr.), v. ochtendhulde met zang.
gymnasium). auctie, v. veiling, openbare verkoping,
Athene, (Gr.), v. godin der wijsheid, auctien bridge, (Eng.), o. soort gewijzigd
at. home, (Eng.), thuis; ontvangdag. bridge.
Atlantis, o. groot eiland dat ± 12000 jaar auctor :deücti, (Lat.),' de bedrijver van
geleden door de Atlantische Oceaan zou een misdaad.
zijn verzwolgen. auctor intellectualis (Lat.), geestelijke va­
Aflas, (Gr.), drager van de wereldbol; ge-. der. ...i'. • . „

15
audiëntie, v. gehoorverlening, rechtszitting, autochtonen, m. mv. oorspr. bewoners van
auditeur, (Fr*), tn. toehoorder; -militair, een land.
openbaar aanklager bij krijgsraad, autocratie, v. absolute heerschappij; staat
auditorium, (Lat.), o. gehoorzaal. door autocraat bestuurd.
Aufklarung. (D.), v. opheldering, geestes- autocritiek, zelfcritiek.
verlichting; geestelijke stroming in de auto da fe, ketterverbranding bij de Inqui­
18e eeuw. sitie.
autodidact(us), m. iemand die zich al zijn
Aufschwung, (D.), m. opleving.
augur, (Lat), o. waarzegging, voorspel­ kennis zelf eigen heeft gemaakt, zonder
ling uit voortekenen. leermeester.
aula, (Lat.), o grote vergaderzaal aan autograaf, v. copiëer-machine; eigenhandig
universiteiten. schrift.
aureool, v. stralenkrans om heiligenhoofd. auto-infectie, v. zelfbesmetting.
automaat, m. machine, die vanzelf schijnt
auriscoop, m. instrument voor ooronder-
te bewegen; mens, die als machine han­
zoek.
Aurora, (Lat.), v. godin van de dageraad; delt.
autoped, m. treeplank op twee wielen met
morgenrood.
lange stuurstang, waarop één persoon
auscultant m. toehoorder, jong rechts­
geleerde, die, ter lezing, rechtszitting zich staande kan voortbewegen,
autopsie, v. lijkschouwing, vergunning,
bijwoont.
auscultatie, o. onderzoek door het gehoor. autorisatie, v. volmacht, vergunning.
Ausdauer, (D.), m. volhardingsvermogen, autoriteit, v. gezaghebbende; gezag, ge­
aus einem Guss, (D.), uit één stuk. stelde macht; getuigenis.
auspiciën, o., mv. voortekens; bescherming, autospirit, v. brandstof voor motoren,
autosuggestie, v. zelf opgedrongen overtui­
toezicht..
Austromarxisme, vorm van Oostenrijks re­ ging.
formisme, dat al vóór de oorlog door avancement, (Fr.), o. bevordering.
Otto Bauer, Max Adler e.a. verdedigd avantage, (Fr.), o. voordeel, winst
avant-garde, (Fr.), v. voorhoede; groep
werd en dat- met zeer linkse, schijnbaar
Marxistische leuzen een opportunistische vooruitstrevende kunstenaars,
practijk verdedigt, hetgeen vooral bleek avant-propos, (Fr.), o. voorrede,
avant-scène, (Fr.), voorgedeelte van het
bij Februari-opstand 1934.
autarkie, v. zelfheerschappij, economische toneel.
Ave-Maria, (Lat.), o. Wees gegroet, Ma­
zelfstandigheid van een land, d.w.z. wat
betreft de belangrijke industriën en le­ ria; klein gebed der R.K.
avenue, (Fr.), v. brede laan met bomen,
vensmiddelen niet afhankelijk zijn van
aviateur, m. vlieger.
buitenland.
axioma, (Gr.), o. grondstelling, waarheid,
auteur, (Fr.), m. schrijver.
die niet bewezen hoeft te worden,
authentiek, echt, geloofwaardig; ambtelijk
mpar dient als grondslag voor verdere
opgemaakt
auto, v. rijtuig met eigen beweegkracht, rekening.
Aya Sophia, heilige wijsheid, naam van
autobiographie, v. eigen levensbeschrijving,
beroemde hoofdkerk te Constantinopel.
autochrome plaat, v. lichtgevoelige plaat
Azteken, m. mv. Mexicaans ras met be-
voor kleurenfotografie.

16
langrijke cultuur, door de Spanjaarden met ontdekten.
moeite onderworpen, toen zij Mexico azuur, hemelsblauw, blauw.

B.
B.A. == Burgerlijk Armbestuur. bagatel, o.mv. nietigheid, kleinigheid.
B.A.N.S. = Bond van Ambtenaren bij de bagno, (It.), badhuis, gevangenis yoor ga­
Nederlandse Spoorwegen. leislaven.
B.B. = Binnenlands Bestuur, Ned.-Indië. baignoire, (Fr.), v. loge in parterre van
B.B.C. = British Broadcasting Corporation, de schouwburg.
Engelse Omroepmaatschappij. baisse, (Fr.), v. daling der prijzen van
B.B.N. = Bond van Bedrijfshouders in Ne­ effecten en koopwaren.
derland. bajert, m. zoveel als chaos.
b.i. = bouwkundig ingenieur. balalaika, v. driehoekig Russisch tokkelin-
B.I.B. = Bank van internationale betalingen. strument, met twee of drie snaren,
B.O.V.A.G. = Bond van Autohandelaren en balans, v. evenwicht; weegschaal; slotreke-
Garageho:uders. ning, afsluiting van handelsboeken.
B.O.W. = Burgerlijke Openbare Werken. •handelbalans, de verhouding van de in- en
B.P.M. = Bataafse Petroleum Maatschappij. uitvoer van een land.
B.T.A. — Bataviaas Telegraaf Agentschap. bal champêtre, (Fr), bal in de open lucht,
B.U.M.A. = Bureau voor Muziek Auteurs­ baldakijn, m. troonhemel.
recht. Balder, m. lichtgod (bij Germanen).
Baal, (Hebr.), heer, god, zonnegod der Balfour-verklaring, v. verklaring, afgelegd
Pheniciërs. op 2 November 1917 door Lord Balfour,
Babel, Babyion, spraakverwarring. in naam der Engelse regering, dat deze
Babelsberg (Neu), Ceotrum der Duitse bereid was een nationaal tehuis voor de
filmindustrie. Joden in Palestina te vestigen.
baboe, (Mal.), Indische kindermeid. balie, v. leuning, hek, rechterlijke macht;
baby, (Eng.), klein kindje. mand.
baccarat, (Fr.), o. hazardspel met kaarten, baljuw, m. drost, schout, landrechter,
bacchanaliën, o.mv. Bacchusfeesten, drink­ ballade, v. verhalend gedicht.
gelagen. ballast, m. waardeloze belasting van vaar­
bacil, m. staaf-vormige bacterie. tuigen; zand- of grindbedekking van de
back, (Eng.), m. achterspeler bij het voet­ spoorbaan; zandvoorraad van ballon, die
balspel. uitgeworpen wordt.
Backfisch, (D.), v. jong meisje. ballet, (Fr.), o. in koor uitgevoerde toneel-
bacon, (Eng.), snel en licht gezouten dans.
varkens. Ballhausplatz, (D.), benaming van het mi­
bacove, v. banaan uit West-Indië. nisterie van Buitenlandse Zaken te Wee-
bacteriën, v.mv. microscopisch kleine or­ nen, naar het plein, waar het gebouw
ganismen, die vaak ziekten verwekken, staat.
baedeker, m. reishandboek uitgegeven door ballistiek, v. leer van de kogelbaan,
Baedeker. ballotage, (Fr.), v. stemming over het aan­
bag, (Eng.), zak, tasje. nemen van nieuwe verenigingsleden.

17
Barnum, m. iemand die goed de kunst ver­
bal masqué, (Fr.), o. gemaskerd bal.
staat reclame te maken, handig impre­
Baltisch, v. aan de Oostzee.
balustrade, v. leuning van rechtopgaande sario.
baroe, (Mal.), nieuw aangekomen, nieuwe­
stijlen.
bamboe, (Mal.), o. hoog Indisch riet. ling.
barograaf, m. toestel, dat zelfaantekenend
bami, (Ind.), v- Chinese spijs, varkens­
de barometerstand op een rol papier
vlees, vermicelli en groenten.
ban, m. heer, oude rijkswaardigheid in aangeeft.
barok, vreemd, wonderlijk, grillig.
Kroatië, Hongarije enz.
barometer, m. weerglas.
banaal, alledaags, plat.
baronet, (Eng.), m. hoogste erfelijke titel
banco, (It.), ffl. bankgeld.
bandjir, (Mal.), m. plotseling, geweldige van de Engelse adel.
barricade, v. straatversperring ter verde­
overstroming in Ned.-Indië.
banier, v. vaandel, standaard, veldteken, diging.
banjo, v. Amerikaans negerinstrument. barrière, slagboom, hek, grensweer.
barrister, (Eng.), m. advocaat, die voor
soort gitaar.
bank-clearing, (Eng.), v. onderlinge verre­ de rechtbank pleit.
Bartholomeusnacht, Parijse bloedbruiloft
kening der vorderingen; alleen de saldi
Aug. 1572; naam ook gebruikt voor ge­
worden door de bankiers in geld uitbe­
welddadig, afrekening van Nazi-regerinj
taald.
met vroegere vrienden (Roehm e.a.)
banket, o. groot gastmaal; gebak.
banknoot, v. bankbiljet. op 30 Juni 1934.
bankroet, o. staking van betalingen wegens bascule, v. weegtoestel, ook wip.
onvermogen om schulden te betalen, baseball, honkbal.
Basedow, ziekte van — ziekte, beschreven
banlieue, (Fr.), grondgebied van een stad,
door Basedow met uitpuilende ogen, ge­
dat erbuiten ligt.
zwollen schildklier, hartkloppingen en
bannaat, o. het onder een ban (zie ban)
versnelde pols.
staand gebied.
basis, (Gr.), grondslag, grondvlakte, voet­
baptist, m. doper, doopsgezinde.
stuk; grondlijn, grondgetal; hoofdbestand­
bar, (Eng.), sluitboom; balie; bierhuis met
deel van een scheikundig praeparaat.
toonbank; dure drinkgelegenheid.
Basjkieren, m.mv. Mohammedaanse stam.
barbaar, m. (bij Grieken en Romeinen)
van Tartaarse oorsprong, in Oost-Rusland.
buitenlanders; woesteling, ruw, wreed
Basken, mv. volksstam op de grens van
mens.
bard, m. priester, zanger, dichter der oude Spanje en Frankrijk.
bas-relief, (Fr.), o. half verheven beeld­
Kelten.
bargoens, o. geheime taal van dieren en houw- of gietwerk.
bassin, (Fr.), o. bekken, kom; dok; havenaf­
landlopers e.d. gedeeltelijk ontleend aan
Joodse en zigeunertaal. deling.
bassist, m. contrabasspeler.
barin, (Russ.), m. heer, landjonker.
bariton, m. stem tussen bas en tenor; de basso, (It.), bas.
man die deze stem heeft; koperen blaas­ basta, (It.), genoeg, halt!
bastaard, m. onecht kind, dier of plant
instrument.
barmaid, (Eng.), v. schenkster in een bar. uit twee soorten ontstaan.

IS
Bastiaan, m. neger-opzichter over de sla­ al in Amerika, die de zielkundige reacties
ven, in Suriname. bestudeert van de mens op zijn omge­
Bastille, (Fr.), v. vroeger strafgevangenis ving.
te Parijs, vernield in 1789. beige, (Fr.), geelgrijs, natuurlijke wolkleur.
Bataaf, m. Batavier; Nederlander; burger beignet, (Fr.), gebak van vruchtenschijfjes
uit de Bataafse Republiek. met meelbeslag.
bataljon, o. troepenafdeling van vier com- beitsen, hout donkerder kleuren met beits,
pagniën ongeveer ter sterkte van 800 bel canto, (It.), schone zang.
man. B(e)landa, (Mal.), m. Hollander, blanke,
bathometer, m. zeedieptemeter. bei-esprit, (Fr.), m. fraaie geest, iemand
bathos, (Gr.), het diepe, verhevene; te­ die op sierlijke wijze spreekt over aller­
genwoordig: lage, platte, kruipende lei onderwerpen.
schrijftaal, dicht- en spreekwijze. bel-étage, m. Ie verdieping van een huis
batik, (Mal.), v. weefsel, waarop door een aan de straat.
wasproces, tekeningen in kleuren zijn aan­ belfort, o. wachttoren met alarmklok van
gebracht. middeleeuwse stad.
batist, o. zeer fijne linnensoort. Belga, (Fr.), Belgisch nieuwsbureau; Bel­
batterij, v. afdeling veldartillerie; geschut- gische munteenheid, (5 Fr.).
schans; rij van onderling verbonden ele­ Belial, m. hellevorst.
menten tot electrische wisselstroom. belladonna, (It.), schone dame; nacht­
Bavaria, o. Beieren —, v. de Beierse Maagd, schade.
bazaar, (Fr.), ook bazar, Oostersche over­ bellefleur, m. soort appel.
dekte markt; warenimagazijn. belles lettres, (Fr.), v.mv. fraaie letteren,
Beata Virgo, (Lat.), Heilige Maagd, belletrie, v. letterkunde.
beatificatie, v. zaligspreking. bellevue, o. schoonzicht.
beati possidentes, (Lat.), de zalig-zijnden. belvédère, (Fr.), schoonzicht, uitzichttoren.
de bezitters. Benedictijn, m. monnik van een in 529 ge­
beau-geste, (Fr.), mooi, edel gebaar, stichte orde.
beau-monde, (Fr.), de deftige stand, Benedictus, (Lat.), o. R.K. gezegend ge­
beau-sexe, (Fr.), m. het schone geslacht, deelte der Mis.
beauté, (Fr.), v. schoonheid, mooie vrouw, benefiet, v. voorstelling ten voordele van
mooi meisje. toneelspeler of ^speelster.
bébé, (Fr.), zuigeling klein kind. Bengaals vuur, o. mengsel van zwavel, sal­
Bedlam,. (Eng.), krankzinnigengesticht te peter enz., dat gekleurde vlam geeft.
Londen. Benjamin, m. jongste zoon.
Bedoeïnen, m.mv. rondzwervende, roofzuch­ benzine, v. brandbare vloeistof, door destil­
tige Arabieren. latie uit ruwe petroleum verkregen,
beef, (Eng.), rundvlees. benzoë, o. Indische reukhars.
Beëlzebub, m. opperduivel; soort aap. benzol, gebruikt in explosiemotoren, ver­
langstaart. kregen door droge destillatie van steen­
Begeisterung, (D.), geestdrift, bezieling, kolen.
begijnen, v.mv. geestelijke zusters, die ge­ Beotiër, m. boer uit Beötië (Griekenl.)
zamenlijk in een hofje leven, worden voor zeer dom gehouden,
behaviorisme, psychologische richting, voor­ Beowulf held van een Angelsaksische hel-

19
dendicht. bidet, (Fr.), m. en o. hit; wasbekken op
Berbers, m. Hamietische stam in Afrika, poten voor vrouw.
berceuse, (Fr.), wiegenliedje. bidon, (Fr.), m. blikken veldfles.
beri-beri, v. besmettelijke Indische ziekte. bien public, (Fr.), m. gemenebest, algemeen
Berlitz-school, v. talenschool, waar dadelijk welzijn.
de te leren taal gesproken wordt. bigamie, v. dubbele echt.
Berner Conventie, v. te Bern gesloten in bigot, (Fr.), domvroom, kwezelachtig.
1886 en in 1908 herziene overeenkomst bijou, o. juweel, kleinood.
ter bescherming van auteursrechten. bilateraal, tweezijdig.
berrie, v. draagbaar. Bildfunk, (D.), radio-fotografie.
bertillonnage, (Fr.), v. volgens de methode Billfy), afkorting van William.
van Bertillon misdadigers meten en foto­ bill, (Eng.), voorstel, ontwerp van een wet;
graferen. bewijs.
bes, door een mol verlaagde si. billet doux, billet d'amour, (Fr.), o. min­
besogne, (Fr.), v. bezigheid; lastig werk. nebriefje.
besprisorni, verwaarloosde kinderen (in billioen, o. duizendmaal duizend millioen.
Sowjet Unie) treurige nalatenschap van bimetallisme, (Fr.), o. dubbele standaard,
oorlog en hongersnood, meer en meer binocle, v. kijkglas voor twee ogen, toneel­
verdwijnend. kijker.
Bessemerstaal, o. uit ruw ijzer vervaar­ biochemie, v. scheikunde der levensver­
digd staal. schijnselen.
bestiaal, beestachtig, dierlijk. biogenetische wet, van Hackel, volgens
best-seller, (Eng.), boek, waarvan er veel welke de ontwikkeling van het individu
verkocht worden. een weerspiegeling is van de ontwikkeling
bêta-stralen, m.mv. radio-actieve stralen, van de soort.
béte, (Fr.), v. beest; domkop; bijv. nmw. biograaf, m. levensbeschrijver.
biologie, v. levensleer, leer der levende we­
dom.
betel, v. oude naam voor sirih, blad van ie zens in de natuur.
betel-piper. biometrie, v. berekening van de gemiddelde
béte noire, (Fr.), zwart beest; het zwarte levensduur.
bioscoop, m. toestel voor het vertonen van
schaap.
Bethel, o. Huis van God. bewegende beelden; theater waar deze
beton, o. soort metselspecie, die zelfs onder vertoond worden.
water steenhard wordt. biplaan, m. tweedekker.
Bey, vorsten titel in Tunis en Tripoli, bis, (Lat), tweemaal, nog eens.
bi — (Lat.), voorvoegsel? dubbel. bisexualiteit, v. het tot twee geslachten be­
bibelot, (Fr.), snuisterij. horen.
bibliograaf, m. boekenkenner. bison, m. Noord-Amerikaanse buffel,
bibliomaan, m. iemand die op zeldzame uit- bisseren, 'bis roepen, doen herhalen,
. gaven verzot is; ijverige boekverzamelaar. bitumen, o. brandbare producten, die in
bibliophiel, m. boekenliefhebber, de bodem voorkomen.
bibliothecaris, m. beheerder van een boekerij, bivak, o. nachtverblijf in de open lucht,
biceps, (Lat.), tweehoofdige bovenarmspier. bizar, zonderling, vreemd.
bicycle, (Eng.), fiets. blague, (Fr.), bluf, opsnijderij.

20
blamage, v. schande, oneer. bobby, (Eng.), m. diender, politie-agent.
blanco, oningevuld, blank, bobbed hair, (Eng.), kort dameshaar.
blanco-endossement, o. endossement, waar­ Boche, (Fr.), m. scheldnaam voor Duitser,
op alleen de naam van den endossant bodega, (Sp.), wijnkelder, wijnhuis,
voorkomt. bodemerij, v. geldlening, met schip als on­
blanco crediet, open crediet op persoonlijk derpand.
vertrouwen gebaseerd, zonder dat crediet- body, (Eng.), o. lichaam.
gever gedekt is. Boeddha, m. Stichter Aziatische godsdienst.
blanca, (Mal), blanke, Hollander. Boeddhisme, o. verering van Boeddha.
blasé, (Fr.), door overmatig genieten beu. Boedi Oetoma, (Jav.), het schone streven,
blasphemie, v. godlastering. vereniging van aristocratische Javanen,
Blauzug, Ueberrasschungszug, (D.), sur- die streven naar zelfstandigheid van Ned.-
prisetrein, die reizigers weekend of paar Indië.
dagen, naar een plaats brengt, die te­ boemerang, m. sikkelvormige houten staaf,
voren niet bekend gemaakt werd. die de Australiërs als werptuig gebruiken,
blazoen, o. wapenschild, veldteken. boerlak, (Russ.), m. Wolgabootsleper.
blesseren, wonden. Bogor, (Soendanees), Buitenzorg.
bleu, blauw, bedeesd. Bohème, (Fr.), v. zorgeloze studenten- en
blinderen, scherf- of bomvrij maken, pant­ artistenwereld, vooral te Parijs.
seren. bojaen, m. adellijke grondbezitter in Slavo­
bloc, (Fr.), o. aaneensluiting van politieke nische landen.
partijen in een parlement, met het doel een bokaal, v. grote drinkbeker.
bepaald programma af te werken, bolero, (Sp.), m. volksdans met castag­
blockhouse, (Eng.), o. blokhuis, huis, ge­ netten; Spaanse ronde hoed; kort, nauw
bouwd uit boomstammen. dameslijfje.
blo(c)ksysteem, o. stelsel, waarbij de spoor­ Bolivar, m. zilveren munteenheid van Vene­
baan in vakken is verdeeld. zuela.
blocnotes v.mv. boekje van witte blaadjes Bolsjewiek, letterlijk lid van de meerderheid,
die langs een geperforeerde rand kunnen vanaf 1903 toen de meerderheid van de
worden afgescheurd. Russische socialisten, onder leiding van
blokkade, blokkering, afsluiting van haven Lenin, zich losmaakte van de reformistische
of kust, met oorlogsschepen. minderheid der mensjewiki.
blondine, (Fr.), blond meisje. Bolsjewisering, het strijdbaar maken van de
blue-stockinfl, (Eng.), blauwkous. partij in bolsjewistische zin.
blunder, (Eng.), fout, domheid. Bolsjewisme, leer en practijk der Bolsjewiki,
boa, v. reuzenslang; lange damesbont, beogend de dictatuur van het proletariaat.
boa-constrictor, (Lat.), mv. grote slang, niet Bolsjewistische zelfkritiek, scherpe zelfkri­
vergiftig. tiek, die de weg aangeeft, om gemaakte
Boanerges, (Gr.), m. zoon van de donder; fouten te herstellen.
bulderende redenaar of predikant. bombarderen, met bommen beschieten,
board, (Eng.), plank, tafel, kast; commissie, bombast, hoogdravende taal.
bestuur. Board of Trade, departement van bona fide, (Lat.), te goeder trouw.
Handel en Nijverheid. Bonapartist, m. voorstander van een rege­
boarding-house, (Eng.), o. kosthuis. ring der Bonapartes in Frankrijk.

21
bonbon, (Fr.), o. suikergoed, snoepgoed, bottine, (Fr.), v. lage schoen.
bon gré, mal gré, (Fr.), willens of onwillens, bouderen, pruilen.
boudoir, (Fr.), o mooi damesvertrekje,
bonheur, (Fr.), o. geluk; buitenkansje,
bouffante, (Fr.), v. lange, dikke halsdoek
bonhomie, (Fr.), v. goedhartigheid,
bonhommes, (Fr.), m. goed en eenvoudig voor een man.
bouillon, (Fr.), m. vleesnat.
mens; sukkel, sul.
boulangerie, (Fr.), v. bakkerij voor fijn
bonjour, (Fr.), daag, goeden dag.
bon marché, (Fr.), goedkoop. brood.
boulevard, (Fr.), m. bolwerk; walweg;
bon mot, (Fr.), o. kwinkslag, geestige zet.
brede straat met bomen.
bonne, (Fr.), v. kindermeisje.
bourgeois, (Fr.), m. burger, die tot de heer­
bonnefooi, goed gelukt, goede trouw,
sende klas en de kapitalistische maat­
bonneterie, v. winkel in gebreide of gewe-
schappij behoort.
ven goederen.
bourgeoisie, kapitalistische klasse.
bonsoir, (Fr.), goeden avond.
bon ton, (Fr.), beschaafde gezelschapstoon. bourtade, (Fr.), v. geestige uitval.
bonus, (Lat.), m. toegift, premie extra uit­ Bovrii, o. extract van rundvlees.
bowl, (Eng.), v. grote kom; drank uit vruch­
kering.
bon-vivant, (Fr.), m. vrolijke Frans, losbol, ten met sterke drank.
box, (Eng.), v. doos; schouwburgloge; af­
bon voyage (Fr.), goede reis!
deling voor 1 paard in een stal.
bonze (Port.), m. Japans en Chinees Boed­
dhapriester; iemand die in een politieke boxcalf, (Eng.), kalfsleer.
boxer, m. soort hond; lid van geheim
partij de lakens uitdeelt en die van do
Chinees verbond, vijandig gezind aan
massa vervreemd is.
Christenen en Europeanen. In 1900 ont­
bookmaker (Eng.), m. makelaar bij wien
stond de boxersopstand.
men wedt op renpaarden.
boy, (Eng.), m. jongen; inlandse huisbe­
boom, (Eng.), m. plotselinge sterke stijging
der prijzen, plotselinge vraag naar een diende.
boycot, (Eng.), m. uitsluiting, tevens wapen
artikel. in klassenstrijd, wanneer de uitsluiting de
bootlegger, (Am.), dranksmokkelaar.
macht van de bourgeoisie in eigen land
Bordeaux, (Fr.), m. wijn uit Bordeaux en
ondergraaft b.v. boycot van besmet werk.
omgeving.
boycot van fascistische winkeliers en wa­
bordeel, o. huis van ontucht.
pentransporten.
bordelaise, (Fr.), v. wijnvat, wijnfles; wijn­
Brabansonne, (Fr.), v. Belgisch Volkslied,
huis.
bracelet, (Fr.), m. armband.
borderel, o. lijst van waarden, van te innen
Braga (Bragi), m. God der dichtkunst.
kwitanties.
(Germanen).
boreaal, Noordelijk.
Brahma, godheid der Hindoes.
Borussia (Lat.), v. verzinnebeelding van
Brahmanen, m.mv. Brahmapriesters.
Pruisen.
Braille-schrift, o. blindenschrift (puntletters).
borzor, (Russ.), m. snel; russische hazewind,
brancard, m. draagbaar om zieken te ver­
boss, (Am.), m. baas, voorman, partijleider
boston, (Eng.), o. soort kaartspel; dans. voeren.
botanicus, (Lat.), m. plantkundige. branche, (Fr.), v. vak, tak, afdeling,
bottelier, m. hofmeester (op schepen). brandans, m. vuurtoren.

22
brandy, (Eng.), v. brandewijn; cognac Ned.- brontosaurus, m. voorwereldlijke donderha-
Indië. gedis.
brani, (Mal.), dapper; durfal; opschepperij, broomkalium, o. verbinding van broom met
brasserie, (Fr.), v. bierbrouwerij, café. kalium.
Brau, (D.), m. bierhuis; brouwsel, bier. brouhaha, (Fr.), o. wild gejuich, woest ge­
braune Haus, das — (D.), hoofdkwartier schreeuw.
van Hitier te München. brouilleren, onenig make, overhoop liggen,
bravissimo! uitmuntend! browning, (Eng.), m. soort pistool.
bravo, (It.), m. goed. o. gehuurd sluipmoor­ Brumaire, (Fr.), v. nevelmaand (23 Oct.—
denaar in Italië. 21 Nov.) de 18 Brumaire 1799 greep van
bravour-aria, v. moeilijke aria, waarmee Nap. I naar de macht die een einde maakte
veel Succes kan worden ingelegd, aan de Fr. revolutie, later door Nap. III
breakfast, (Eng.), o. ontbijt. nageaapt, 't welke gebeurtenis door Marr
bretel, broekdraagband. is beschreven.
Breton, (Fr.), m. inwoner van Bretagne. brunette, (Fr.), v. vrouw met donker haar.
breve, (Lat.), v. vrijbrief; pauselijk schrij­ Brunhilde, v. één der Walkyren, dochter van
ven; kalender der R.K. geestelijken. Koning van Issland (Nibelungenlied).
brevet, o. oorkonde, waarin iemand een brusk (brusque), (Fr.), opvliegend; onver­
gunst, titel e.d. wordt toegestaan; octrooi; hoeds.
getuigschrift. brute, (Fr.), m. beestachtig mens.
breviatuur, v. kort begrip, verkorting, bruto, ruw; gewicht van handelswaar met
bridge, (Eng.), o. kaartspel. verpakking.
brigade, (Fr.), v. legerafdeling; kleine af­ Bücherfunk, (D.), boekbespeking per radio,
deling marechaussee, politie, e.d. ook wel bucolisch, herderlijk.
afdeling met bijzondere prestaties, zo in budget, (Eng.), o. raming, begroting van
de Sowjet-Unie, stootbrigade. uitgaven en ontvangsten; kas.
brigadier, m. aanvoerder van een brigade; buffa, (It.), v. klucht, grap.
korporaalsrang. bufferstaat, in. kleine staat, die tussen twee
brillant, schitterend, voortreffelijk; soort ge­ grote elkander vijandiggezinde landen ligt.
slepen diamant. buffet, o. schenktafel; koffiekamer.
b>io, (It.), v. levendigheid, vuur. Bühnenfieber, (D.), plankenkoorts.
Brittannië, o. Engeland. bul, v. open brief van een Paus; oorkonde
broadcasting, (Eng.), o. omroep. van een academische senaat.
brocaat, v. zijden stof met goud of zilver bulletin, o. dagbericht, legerbericht.
doorwerkt. bunkeren, kolen aan boord nemen.
broche, v. doekspeld. bureau, o. schrijftafel, kantoor.
brochure, (Fr.), v. vlugschrift. bureaucraat, m. heerszuchtig ambtenaar,
broeder Jonathan, m. personificatie van bureaucratie, overdreven gewicht hechten in
Noord-Amerika, voorgesteld als lange ma­ organisatie aan het voorbereidend kantoor-
gere persoon. toorwerk; doden van levensgeest,
bromium, o. vergiftige chemische grondstof, bureaulist, m. iemand die, aan een' station
uit zeewater getrokken, roodbruin en of schouwburg, kaartjes verkoopt,
slechte geur. bureau-ministre, (Fr.), o. schrijftafel met
bronchitis v. ontsteking der luchtpijptakken. knie-opening.

23
burlesk, koddig, kluchtig. bij de Byzantijnen.
burschikos, (D.), studentikoos. Byzantijnen, m.mv. inwoners van Byzantium
business, (Eng.), v. zaak, zaken. of Constantinopel; geschiedschrijvers van
buste, v. borstbeeld; vrouwenborst. het Oost-Romeinse Rijk (5—15e eeuw);
butler, (Eng.), m. chef-huisknecht. munten van Byzantljnsche Rijk; slaafse
Byzantinisme, o. slaafse vormelijkheid als hovelingen, vleiers.

C. (zie ook K»)


C, als Romeins getal 100. der Joden; geheimleer.
Ca. _ circa, (Lat.), ongeveer. cabine, (Fr.), v. hut, kajuit.
C, a d. — c'est a dire, (Fr.), dat wil zeggen, cabinet d'affaires, (Fr.), o. zakencabinet.
dat is. cable, (Eng.), v. kabel, telegram; telegra­
C.A.O. = Collectieve Arbeids-Overeen- fische betaling.
komst cacaoboter, v. gezuiverd vet uit cacaobonen,
C.A.M.B.O. = Comité van actie, uit de cachemir, o. zeer fijne en zachte wol, van
Bond van Marineschepelingen. de Kashmirgeit.
C.Ci.R. = Comité Consultatif Internatio­ cachot, o. duistere kerker, gevangenis,
nal des Communications Radio-électriques, cacographie, v. een stuk, vol taal- en stijl­
Internationaal raadgevend Comité voor fouten.
Draadloze verbindingen. cacophonie, v. wanklank.
C.D.U. = Christelijk Democratische Unie. cactus, v. (Lat.), tropische plant, met dikke,
cf of conf. = confer, conferatus (Lat.), men harde, stekelige bladeren.
vergelijke. cadans, v. (ook cadence, cadenza) ryth-
C.G.T.(U.) = Confédération générale du mische maat in dansen, zingen; kunstige
travail (Unitaire), algemeen arbeidersver- inlassing in concertstuk.
bond (naar eenheid strevend). cadaver, o. lijk, dood lichaam.
C.H. = Christelijk Historisch. cadet, (Fr.), m. leerling van een militaire
c.i. = civiel-ingenieur. school; jongere zoon; leerling; lid van een
C.I.C.L = Commission Internationale de vooruitstrevende partij in het Czaristische
Coöpération Intellectuelle, Internationale Rusland: de Constitutioneel-Democraten.
Commissie voor Intellectuele Samenwer­ caduc, (Fr.), bouwvallig, vervallen; broos.
king. Caecilia, v. martelares (3e eeuw), patrones
C.I.E. = Confédération Internationale des der kerkmuziek.
Etudiants, Studentenwereldbond. caesarisme, o. op geweld berustende alleen­
CJ.M.V. = Christelijke Jongemannen Ver- heerschappij.
eniging. caesaropapie, v. gezagsuitoefening van den
C.P.N. = Communistische Partij Nederland. wereldlijken vorst in kerkelijke aangele­
c.s. = Cum suis, (Lat.), met de zijnen. genheden.
cabaal, o. geheim verbond, samenspanning, café chantant, (Fr.), o. groot café waar men
geheime, sluwe tegenwerking. muziek en zang kan horen.
cabaret, (Fr.), o. herberg, kroeg; artistiek café complet, (Fr.), m. koffie met alles wat
café-chantant. er bij hoort.
cabbala, v. mondeling overgeleverde leer cafeïne, v. vergiftig bestanddeel van de

24
koffie. canaille, (Fr.), v. gespuis, kreng.
Cagliostro, m. berucht kwakzalver uit 18de canapé, (Fr.), v. rustbank.
eeuw. canard, (Fr.), m. eend; fopperij; vals kran­
cahier, o. schrift. tenbericht.
Sa ira, (Fr.), woorden van een bekende cancan, (Fr.), m. uitgelaten dans.
volksmelodie, die in de Franse Revolutie cancer, (Lat.), m. kreeft (sterrenbeeld);
gezongen werd; dat zal gaan! kanker.
Caïssa, godin van het schaakspel. canderen, konfijten in suiker.
caisse, (Fr.), v. kas. candidaat, m. hij, die naar een post dingt,
cake, (Eng.), v. koek, spec. Engels gebak, zich aan een examen onderwerpt; titel als
cake-walk, (Eng.), m. Amerikaanse neger- resultaat van een examen.
, dans, met als prijs een cake. cannibaal, m. menseneter; wreed mens.
calcium, (Lat.), o. kalkmetaal. canoe, (Eng.), m. roeibootje.
calculatie v. berekening. canon, (Lat.), regel, wet; jaarlijks bedrag bij
calèche, v. Kales, licht, open rijtuig, met be­ erfpacht te betalen; gebeden.
weegbare kap. canoniek, volgens kerkelijke wetten,
Caledonië, oude naam voor Schotland, canonisatie, v. R.K. heiligverklaring in Italië,
calembour, (Fr.), m. geestige woordspeling, Canossa, o. oud kasteel, waar koning Hen­
calligraaf, m. schoonschrijver. drik IV zich in 1077 aan Paus Gregorius
calmeren, doen bedaren, stillen. VII onderwierp. Wij gaan niet meer naar
calorie, v. warmte-eenheid, hoeveelheid Canossa: Wij onderwerpen ons niet meer.
warmte, nodig om 1 gram water 1° Celsius cantate, v. plechtig zanggedicht.
te verwarmen. canticum, canticorum, (Lat.), o. Hooglied
calorilère, (Fr.), v. grote kachel, toestel, dat van Salomo.
door buizen de warmte verder leidt. cantilene, v. zangerig gedeelte van lied.
Calvinisme, Leer van Calvijn democrati­ cantine, (Fr.), v. kist met keukengerij; ver­
scher dan leer van Luther. kooplokaal van verversingen, in kazerne of
camaraderie, (Fr.), v. kameraadschappelijk­ werkplaats.
heid. cantor, (Lat.), m. zanger, voorzanger,
camarilla, (Sp.), v. geheime raad van een canvas, (Eng.), o. ruw linnen voor het her­
vorst; hofkliek. stel van fietsbanden.
cambio, (It.), o. wisselbrief. cauoutchouc, (Fr.), o. uitgedroogd melksap
camee, (Fr.), v. in relief gesneden edelge­ uit tropische bomen.
steente. capabel, bekwaam, geschikt.
camelots du Roy, Koningsgezinde partij in capaciteit, v. inhoudsgrootte; productiever­
Frankrijk, nauw samenwerkend met fascis­ mogen; geschiktheid.
ten. capillaire buis, v. haarbuis.
capitulatie, v. verdrag tussen belegeraars
camera, (Lat.), v. kamer, fototoestel,
en belegerden van een plaats, betreffende
camouflage, (Fr.), v. het onzichtbaar maken
de overgave.
van geschut door toedekking met bladeren capriccio, (It.), grillig gecomponeerd muziek­
en takken. stuk.
campagne, (Fr.), v. buitengoed; werkseizoen; capricornus, (Lat.), m. steenbok (sterren­
veldtocht. beeld).

25
capsule, v. hulsel, metalen dopje: gelatine earogne, v. feeks, kreng.
bolletje met geneesmiddel gevuld. carré, (Fr.), o. vierkant.
captain, (Eng.), m. kapitein, aanvoerder, carreau, (Fr.), o. ruit, ruiten (speelkaart).
voetbalclub. carrefour, (Fr.), m. kruispunt van wegen,
captatie, v. het najagen van een oogmerk viersprong.
door sluwe middelen. carrière, (Fr.), v. loopbaan, levensloop,
captie, v. tegenstribbeling. carroussel, o. ringrijden.
Capucijner, m. Franciskaner monnik met carte, (Fr.), v. kaart, spijskaart in restaurant,
scherpe orderegel. carte blanche, (Fr.), v. papier, waar alleen
caput, (Lat.), o. hoofd. een handtekening op geschreven is; onbe­
carambole, biljartspel met één rode en twee perkte volmacht.
witte ballen. carthographie, (Fr.), v. kunst om landkaar­
caramel, (Fr.), v. ulevel van bruine suiker, ten te tekenen.
kandij. carton, (Fr.), o. modelblad. modeltekening;
carbol, ontsmettingsstof uit teer. bijkaartje (in atlas).
carbon, m. zwarte diamant. cascade, (Fr.), v. waterval.
carbonpapier, o. gekleurd afdrukpapier voor cash, (Eng.), baar geld; reken- en pasmunt
schrijfmachine-doorslagen. in China en Engels-Indië.
carburateur, m. vergasser; onderdeel van een casino, (It.). o. societeit, clubgebouw.
ontploffingsmotor. caxsh, (It.), v. kas.
carcasse (karkas), v. geraamte. Cassandra, v. ongeiuksprofetes naar wie nie­
cardiograaf, m. instrument ter registrering mand luistert.
van de hartslag. cassatie, v. vernietiging van een vonnis; het
carenzdagen, dagen waarop arbeiders en wegjagen Uit de dienst.
ambtenaren bij de spoorwegen, geen loon cassette, v. geldkistje.
ontvangen, wanneer zij zich ziek melden, castagnet, v. handklepper (bij Sp. dansen
care of N., (Eng.), per adres den heer N. gebruikt).
caresse, (Fr.), v. liefkozing. Castor en Pollux, tweelingbroeders, onaf­
cargadoor, m scheepsbevrachter. scheidelijke vrienden.
cariatide, v. vrouwenfiguur als pilaster of castorolie, v. wonderolie, purgeermiddel,
schone zuil. castraat, ontmande, gesnedene.
caricaturist, m. tekenaar van spotbeelden, casu, (Lat.), toevallig, bij geval; in casu, in
carillon, (Fr.), o. klokkenspel in toren; orgel­ (dit) geval.
register; orkestinstrument. casueel, toevallig, bij gelegenheid, onzeker,
Carlist, m. aanhanger van Don Carlos in casuïst, m. godgeleerde, die zich met de be­
Spanje, 1833—1840 en 1872—1876. slissing van gewetensvragen bezig houdt,
carmagnole, (Fr.), v. revolutionnair Frans door iedere regel aan een bepaald geval
lied en dans 1790; volbloed Jakobijn. te toetsen.
Carmeliet, m. monnik. casus, (Lat.), m. voorval, geval; toeval;
carnaval, o. Zondag, Maandag en Dinsdag naamval, casus belli, reden tot oorlog,
vóór de 40-daagse vasten, met vreugde, in cataclysme, (Fr.), o. hevige beroering, grote
vermommingen gevierd. ramp. gehele ommekeer.
carnet, (Fr.), zakboekje, aantekenboekje catacomben, v.mv. onderaardse gewelfde be­
carnivoren, o.mv. vleesetende dieren graafplaatsen.

20
catafalk, R.K. met rouwkleden gesierde stel­ stad.
ling, waarop lijkkist rust. cel, eenkamerige kluizenaarswoning, gevan­
catalepsie, toestand van algemene verstar­ genishok, holte in honingraat; omsloten
ring. ruimte in organisatie; de grondslag van de
catalogus, m. lijst of opsomming van voor­ partijorganisatie van de communistische
werpen bij tentoonstelling of bibliotheek, partij (bedrijfscel, straatcel).
catapult, v. oorlogswerktuig voor zware ste­ celebreren, vieren, feestelijk gedenken: opdra­
nen; schiettuig voor jongens. gen van een Mis in de R.K. kerk.
cataract, v. waterval; grauwe staar (oog), celebriteit, v. vermaardheid; kerkelijke plech­
catarrh, v. ontsteking van een slijmvlies, tigheid.
catastrophe, v. grote ramp. celibaat, o. ongehuwde staat.
catch as catch can, (Eng.), worstelpartij. cellist, iemand die violoncel speelt.
waarbij alle grepen zijn toegelaten, cello, violoncel.
catechisatie, v. godsdienstonderwijs. celluloid, o. mengsel van kamfer, pyroxiline
categorie, v. algemeen begrip, waaronder en alcohol.
andere begrippen kunnen worden onder­ cellulose, v. celstof, waaruit de wanden van
gebracht. plantaardige cellen in hoofdzaak zijn op­
categorisch, onvoorwaardelijk, stellig, gebouwd.
catheder, m. spreekgestoelte, cement, metselspecie, die in water en lucht
catheder-socialist, m. academische richting in hard wordt.
19e eeuw, die oplossing sociale vraagstuk censeren, beoordelen, oordeelkundig onder­
zonder klassenstrijd trachtte te brengen, zoeken.
cauchemar, (Fr.), nachtmerrie. censor, (Lat.), m. regeringspers. die te publi­
causa, (Lat.), v. oorzaak, grond; rechtszaak, ceren geschriften onderzoekt, ook brieven,
causa efficiens, dadelijke oorzaak; causa census, (Lat.), m. cijns, belasting; schatting
finalis, eindoorzaak. naar inkomen; volkstelling.
causaal, oorzakelijk. censuskiesrecht, regeling waarbij kiesrecht
causaliteit, v. oorzakelijkheid. afhankelijk is van bezit.
cause célèbre, (Fr,), v. beroemd rechtsge­ censuur, toezicht door heersende klasse op
ding. geschreven en gesproken woord.
causerie, (Fr.), v. gezellig praatje; voor­ centaiuus, m. monster, half mens, half paard,
dracht in de vorm van een praatje. centenaar, 100 K.G.
cautie, v. borgtocht, onderpand. centime, (Fr.), m. munt in Frankrijk, België,
cavalerie, v. ruiterij. Luxemburg en Zwitserland (1/100 fr.).
cavalier, m. ruiter, begeleider van dame. centraal, in het middelpunt liggend; Centraal-
cayenne-peper, sterke kruiderij. Amerika, Midden-Amerika.
cederen, afstaan, afstand doen van. Centralen de, Duitsland, Oostenrijk, Honga­
cedel, ceel, v. briefje, lijst, bewijsstuk (van rije, Bulgarije, Turkije, van 1914—1918 in
overlijden b.v.); huurcontract. de wereldoorlog.
ceder, m. soort naaldboom. centrifugaal, middelpuntvliedend.
cegetist, aanhanger van het algemeen ar- centripetaal, middelpuntzoekend.
beidsverbond in Frankrijk. (C.G.T.) centrum, (Lat.), o. middelpunt, in Duitsland-,
ceintuur, v. gordel. voormalige Duits Katholieke Staatspartij;
ceintuurbaan, v spoorlijn of tramlijn om een gematigde partij.

27
ceramiek, v. pottenbakkerskunst, plateelbak­ charlatan, (Fr.), m. kwakzalver.
kerij. charleston, v. Amerikaanse dans.
cerberus, (Lat.), m. driekoppige hond, bewa­ Charlemagne, (Fr.), m. Karei de Grote,
ker van de hel. charmant, (Fr.), innemend, bekoorlijk,
eerde, (Fr.), m. kring, club, societeit. chartaal, o. munten en papiergeld, als wettig
cerebraal, v. op de hersenen betrekking heb­ betaalmiddel aangewezen.
bend. Charta magna, (Lat.), v. oorsprong van de
ceremonie, v. plechtigheid. Engelse Grondwet (1215).
Ceres, (Lat.), v. godin van de landbouw; Chartered Company, (Eng.), v. maatschap­
pij, die voorrechten bij de regering heeft,
planeet
certificaat, o. getuigschrift, schrifelijke ver­ charteren, schriftelijk huren van een schip
klaring. door bemiddeling van een makelaar,
Cesarenwitsch, m. vermoedelijke troonopvol­ chartisme, beweging, ontstaan in 1832 onder
ger van den Russischen Tsaar vóór 1917. de Engelse arbeiders, toen de Reform
Ceskoslovenska Letecka Spolecuost, Bill het kiesrecht onthield.
Tsjechoslowaakse Luchtvaartmaatschappij, chartreuse, (Fr.), v. Kartuizerklooster (bij
c'est-a-dire, (Fr.), dat wil zeggen. Grenoble); likeur daar vervaardigd.
reter is paribus, (Lat.), onder overigens ge­ Charwoche, (D.). de week voor Pasen,
lijke omstandigheden. waarin Charfreitag (Goede Vrijdag) valt
chairman, (Eng.), m. voorzitter. (ook Karwoche).
chalet, (Fr.), o. alpenhut, landhuisje in charybdis, (Lat.), m. gevaarlijke draaikolk
Zwitserse stijl. tussen Calabrië en Sicilië.
chamber-cloak, m. wijde huisrok, chassis, (Fr.), o. raam, inschuif raampje aan
champignon, (Fr.), m. eetbare paddenstoel, fotografietoestel, onderstel van een auto.
change, v. ruil, 't wisselen van vreemd geld. chateaubriant, (Fr.), m. dubbel dik geroos­
changeren, veranderen, ruilen. terd biefstukje.
chansonnier, (Fr.), m. dichter-zanger. chaussée, (Fr.), v. straatweg, boslaan.
chantage, (Fr.), geldafpersing door bedrei­ chauvinisme, (Fr.), o. overdreven vader­
landsliefde; alles wat het vaderland voort­
ging.
chanteur, (Fr.) m. zanger; geldafperser, brengt als het beste te beschouwen.
check, (Eng.), v. op vertoon betaalbare
chanteuse, (Fr.), v. zangeres
chaos, m. warboel. schriftelijke aanwijzing op een bank, kas­
chapeau bas, blootshoofd; onderdanig, sierbriefje.
chapelle ardente, (Fr.), v. kamer, waarin lijk cheer, (Eng.), hoezee-geroep.
chef, (Fr.), m. hoofd, overste, baas, leider,
tentoongesteld is.
chapiter, (Fr.), o. hoofdstuk; onderwerp van directeur.
chemicaliën, v.mv. scheikundig bereide stof­
een gesprek.
charade, (Fr.), v. lettergreep-raadsel. fen of voortbrengselen.
chargé d'affaires, (Fr.), m. zaakgelastigde, chemie, v. scheikunde.
charitas, verpersoonlijking der liefdadigheid, chequers, (Eng.), ambtswoning, buiten de
charité, (Fr.), v. mildheid, liefdadigheid; zie­ stad, van den eersten minister van Enge­
kenhuis. land.
charivari, (Fr.), spotternij, titel van een cher, (Fr.), lief, waard; mon cher, mijn
beroemd Frans geïllustreerd spotblad. waarde.

28
cherchez la femme, (Fr.), zoek de vrouw bed genezen.
(als de onbekende oorzaak). Christmas-cake, Kerstgebak.
cherub(ijn), m. hemelgeest, van de 2e rang. chromatisch, gekleurd; in halve tonen op­
chester, (Eng.), Engelse kaas. gaand of dalend (muziek).
chevalier, (Fr.), m. ridder. chronique scandaleuse, (Fr.), v. schandaal­
cheviot, v. en o. kamgaren. geschiedenis; kletspraatjes over schandaal­
chez soi, (Fr.), tehuis. tjes.
chic, (Fr.), smaakvol; zwier. chronische ziekte, v. slepende ziekte,
chicaneren, uitvluchten gebruiken; het iemand chronologie, tijdleer, tijdrekenkunde,
lastig maken. chronometer, m. tijdmeter.
chiffonnière, (Fr.), v. hoge latafel. chroom, o. grijs metaalelement.
chiffre, (Fr.), cijfer; schriftteken; geheim cij­ chrysant (hemum), m. herfstsierplant.
ferschrift. Chrysostomos, m. de welsprekende.
chilisalpeter, natron salpeter uit Chili, soort Church of England, Episcopale (Staats)kerk
kunstmest. in Engeland.
chimarera, (Gr.), chimère (Fr.), v. hersen­ chut, stil! zwijg!
schim; droombeeld. chylus, (Lat.), m. melksap ter opname in het
chimpansé, m. mensaap uit Afrika, bloed (chijl).
chinoiserie, (Fr.), Chinees sieraad; klein­ cichorei, v. surrogaat voor koffie.
geestig gedoe. Cid, m. heer, opperhoofd; Spaanse krijgsheld
chirologie, v. vingertaai. in de 11e eeuw.
chiromantie, waarzeggerij uit handlijnen, cider, m. appelwijn.
chirurg, m. geneesheer, die opereert. ci-devant, (Fr.), eertijds, voorheen; lid van
chloor, scheikundig element, bestanddeel van adellijke of vorstelijke familie van vóór
zoutzuur en van de meeste gifgassen. 1789.
Chloris, (Gr.), v. godin van de plantengroei, ci-gït, (Fr.), hier rust.
chloroform, v. chloorverbinding ter verdo­ cilinder, m. rol; hoge zijden hoed.
ving. cilinderbureau, schrijftafel met halfronde af-
choc, (Fr.), m. schok, verlammende zenuw­ schuifklep.
schok. cipier, m. gevangenisbewaarder.
cholera asiatica, v. Aziatische besmettelijke circa, (Lat.), ongeveer.
braakloop. circe, (Gr.), verleidster.
choleriek, galzuchtig, driftig (ook chole­ circulaire, (Fr.), v. rondschrijven,
risch). circulatiebank, v. bank, die bankbiljetten mag
chömage, (Fr.), werkloosheid. uitgeven.
choreographie, v. beschrijving van dansbe­ circumcisie, v. besnijdenis bij Joden en Mo­
wegingen; balletkunst. hammedanen.
Chouan, (Fr.), m. aanhanger van de Bour­ circus, (Lat.), m. en o. ronde renbaar
bons, in het Westen van Frankrijk tijdens schouwplaats.
de Revolutie in 1789. cis, v. c-kruis of verhoogde c (muziek),
chrestomathie, (Fr.), v. bloemlezing, spec. cisterne, v. regenput, waterbak.
van prozaschrijvers. citaat, o. aangehaalde plaats uit geschrift,
Christian Science, (Eng.), v. leer, volgens citadel, v. burcht, stadsvesting.
welke zieken door eigen wilskracht en ge­ citas, taxi-onderneming in Amsterdam.

29
cité ouvrière, (Fr.), v. blok arbeiderswonin­ clericalen, m.mv. aanhangers der geestelijk­
gen. heid in de politiek.
citeren, aanhalen van een plaats in geschrift, cliché, (Fr.), o. drukvorm, fotografisch ne­
citer, v. snareninstrument van de oude Grie­ gatief.
ken. clicheren, afgieten, afkloppen.
cito, (Lat.), met spoed. ^ cliënt, (Fr.), hij, die hulp van een advo­
citoyen, (Fr.), m. burger (citoyenne, caat aanneemt; klant.
burgeres). climax, (Lat.), m. opklimmende reeks, stij­
City, (Eng.), v. binnenstad, waar de zaken ging.
gevestigd zijn. clinicus, (Lat.), m. geneesheer, die kliniek
city bag, handreistas. leidt.
civiel, burgerlijk (tegenover militair), be­ Clio, (Gr.), muze der geschiedenis.
leefd; goedkoop. closet, (Eng.), o. kabinet, bestekamer,
civilist, m. kenner van het burgerlijk recht, close-up, (Eng.), o. filmopname, waarbij een
civiliseren, beschaven. detail (b.v. gezicht) van dichtbij wordt
civisme, o. burgerzin, burgerdeugd. opgenomen.
Ciwa, één der hoofdgoden van de Hindoe­ clou, (Fr.), glanspunt.
godsdienst. clown, (Eng.), m. hansworst, grappenmaker,
claim, (Eng.), m. aanspraak, eis; bewijs van club, (Eng.), v. besloten gezelschap; socie-
aandeel in de winst; bewijs van aandeel teit.
aan stuk grond, bestemd voor mijnontgin- clysma, (Gr.), o. darmspoeling; lavement,
nig. spuit.
clair voyance, (Fr.), v. helderziendheid. coaching, (Eng.), oefenen voor examen of
clan, (Sch.), stam, geslacht; kliek, wedstrijd.
clandestien, heimelijk. coalitie, v. verbond tegen gemeenschappelij-
claqueur, (Fr.), m. gehuurd toejuicher in ken vijand.
schouwburg. coalitie van Weimar, in Duitsland, het Ver­
classicisme, o. navolging van de stijl der bond van Centrum, Democraten en
classieken in kunst en letteren. sociaal-democraten.
classiek, classisch, tot model dienend, voor­ cocagne, (Fr.), v. (pays de c.) luilekkerland,
treffelijk. cocaïne, (Fr.), v. verdovend genotmiddel,
classificatie, v. rangschikking in klassen, cocarde, v. strik, lint, roos of band voor
clausule, v. toevoegsel bij contract, bepaling; hoed of muts als partij- of nationaal teken,
zinsnede, zin. cockney, (Eng.), m. Londenaar uit de volks­
claviatuur, v. toetsenbord. klasse en zijn dialect.
claviger, (Lat.), portier. cocktail, (Eng.), Amerikaanse drank.
claxon, m. autotoeter. cocon, pop van nachtvlinder; weefsel,
clean shaved, (Eng), glad geschoren, cocotte, (Fr.), v. snol.
clearing, (Eng.), afrekening, likwidatie, ver­ cocu, (Fr.), m. horendrager, bedrogen echt­
effening van vorderingen. genoot.
clementie, welwillendheid. code, (Fr.), m. wetboek; lijst van overeenge­
clerezy, bisschoppelijk, Oud-Katholieke gees­ komen woorden, met behulp waarvan men
telijkheid. in een kort telegram veel kan seinen.
clericaal, geestelijk, kerkelijk, priesterlijk. códe-civïelf burgerlijk wetboek.

30
code Napoléon, het door Napoleon I ge­ Collége de France, hogeschool te Parijs,
brachte burgerlijk wetboek (in Nederland college, collegium, (Lat.), o. gezelschap van
gegolden tot 1838). ambtgenoten; les van een professor,
code pénal, wetboek van strafrecht, collegiaal, ambtsbroederlijk.
code-telegram, o. telegram in codewoorden, colli, (It.), o. kist, vat, baal, stuk ter verzen­
coeducatie, v. gemeenschappelijke opvoeding ding.
van jongens en meisjes samen, Collie, (Eng.), m. Schotse herdershond,
coëfficiënt, m. medewerkende factor', getal collier, (Fr.), m. halsketen, halssnoer,
waarmee men algebraïsch getal vermenig­ collisie, v. botsing; nood.
vuldigt. colonne, (Fr.), v. zuil, pilaar, kolom; troe­
coeur, (Fr.), hart; harten (speelkaart), penopstelling.
coëxistentie, v. tegelijk aanwezig zijn. Colorado-kever, m. In N.-Amerika; aardap­
coffeïne, v. giftstof in koffie. pelkever.
cognossement, o. zeevrachtbrief. coloratuur, v. loopjes van solozang.
cohabitatie, v. echtelijke samenwoning, colorist, m. schilder die uitmunt door schone
cohaerentie, samenhang, kracht die bijeen­ kleuren.
houdt. colosseum, (Lat.), o. groot theater te Rome.
cohaesie, onderlinge samenhang. colportage, (Fr.), v. het rondventen, spec.
coifferen, kappen; vleien. met boeken en kranten.
coiffeur, (Fr.), m. kapper. colporteur, m. rondventer (vlugschriften,
coin du feu, (Fr.), m. huisjasje. kranten).
coïncidentie, v. samenloop van omstandig­ colportrice, v. ronaventster.
heden. columbarium, (Lat.), o. duivenhok; gewelfde
coïtus, (Lat.), m. geslachtsgemeenschap, bij­ ruimte met nissen.
slaap. combattant, m. strijder, militair die deel moet
cokes, mv. steenkolen, waaraan gas is ont­ nemen aan gevecht.
trokken. combinatie, verbinding van personen, zaken
colbert, m. kort herenjasje. of begrippen.
coleriek .driftig, opvliegend. combination, (Eng.), hemdbroek.
coliseum, (Lat.), o. prachtige gebouwen voor combine, landbouwmachine, die tegelijk maait
openbaar vermaak in grote steden, en dorst.
collationneren, afschrift met origineel verge­ comble, (Fr.), o. overmaat, toppunt.
lijken. comédie, (Fr.), v. blijspel.
collecte, v. inzameling van giften, belastin­ comestibles, (Fr.), v.mv. fijne eetwaren,
gen enz. comfort, (Eng.), o. gemak, behaaglijkheid,
collectief, samenvattend, verzamelend, ge­ comicus m. komiek, blijspeldichter.
meenschappelijk. Comintern, Kominteren.
collectief (een), verband van personen, dat comité, (Fr.), o. verzameling, beraadslagende
gemeenschappelijk een arbeid verricht, personen, die een bepaalde actie willen
collectivisme, (Fr.), o. socialistisch stelsel, doorvoeren.
waarbij de productiemiddelen aan de ge­ en petit comité, met weinigen, onder ons.
meenschap zullen behoren. commandant, m. aanvoerder.
collega, (Lat.), m. ambtgenoot. commanditaire vennoot, m. stille geldschieter,
collége, (Fr.), m. gymnasium in Frankrijk. commanditaire vennootschap, v. veniïoot-

31
schap met geldschietende en werkende samenwerking met de boeren en. staats­
eigendom van alle productiemiddelen.
deelnemers.
commc ci commc ca» (Fr.)» zo zo, tamelijk, (grond, gebouwen, machines).
:ommunis opinio, (Lat.), v. de algemene op­
comme il laut, (Fr.), zoals het behoort, in
vatting.
orde.
:ommunist, m. aanhanger van het commu­
commensaal, m. kostganger.
commentaar, o. verklaring uitleg. nisme.
communistisch, volgens de beginselen van het
commeree, (Fr.), m. handel; soort kaartspel,
commercieel, handels — in de handel, communisme.
communiqué, o. officiele mededeling aan
commies, m. ambtenaar bi] posterijen of mini­
couranten.
sterie.
communiteit, v. gemeenschappelijk bezit,
commissariaat, o. ambt en bureau van com­
commutatie, v. verwisseling.
missaris.
commutator, m. stroomwisselaar; omschake-
commissaris, m. volmachthebbende; lid van
college van toezicht van handelsonderne­ laar.
compact, vast, dicht, inelkaar.
ming.
compact, o. overeenkomst, vergelijk,
commissaris der koningin, hoofd van het
compagnie, v. gezelschap, vereniging; afde­
bestuur van een provincie.
commissie, v. last, taak; boodschap, bestel­ ling soldaten.
compagnon, m. gezel, medewerker; handels­
ling; personen, die een bepaalde taak ge­
meenschappelijk uitvoeren, genoot.
comparant, m. de verschijnende partij in
commis-voyageur, (Fr.), m. handelsreiziger,
commitent, m. lastgever, volmachtgever, rechten.
comparatief, vergelijkende trap.
commode, (Fr.), v. latafel.
compartiment, (Fr.), o. spoorwegcoupé,
common law, (Eng.), gewoonterecht,
compatriot, m. landgenoot.
commonplace, (Eng.), gemeenplaats,
compendium, (Lat.), leerboek, leiddraad,
commons, (Eng.), mv. afgevaardigden v. h.
compensatie, o. vereffening, vergoeding,
Lagerhuis; gewone aandelen.
compère, (Fr.), m. peetoom.
commun, (Fr), (al)gemeen, alledaags, ordi­
competentie, v. bevoegdheid, recht van spre­
nair.
communaal, plaatselijk. ken.
competitie, v. mededinging in wedstrijd, om
communard (Fr.), m. medestrijder van de
een prijs te behalen.
Parijse Commune in 1871.
compilatie, v. verzamelwerk, bijeengebracht
commune, (Parijse), revolutionaire gemeen­
uit verschillende schrijvers.
teraad van Parijs, die in 1871 het bestuur
complement, (Fr.), o. aanvulsel.
over de stad in handen hadden,
complet, (Fr.), o. een geheel costuum.
communiant (communicant) m. lid van de
complex, ingewikkeld; gezamenlijke massa,
R.K. Kerk, die tot de H. Communie is toe­
compliment, (Fr.), o. beleefdheidsbetuiging,
gelaten.
communi consensu, (Lat.), met aller instem­ plichtpleging.
componeren, samenstellen, toondichten.
ming.
componist, toondichter.
communisme, o. het volledig in practijk ge­
compote, v. ingemaakte vruchten,
brachte socialisme, waarvan de eerste
compound, (Eng.), samengesteld.
stap is de dictatuur van het proletariaat in

32
compres, vast, dicht inelkaar; wondomslag. concursus, (Lat.), m. samenloop.
compromis, o. minnelijke schikking, conditie, v. voorwaarde; toestand, dienstbe­
compromitteren, in opspraak brengen, aan trekking.
gevaar blootstellen. conditio sine qua non, (Lat.), onvermijde­
comptabiliteit, v. boekhouding. lijke voorwaarde.
comptant, (kontant), baar (geld). conditionalis, (Lat.), m. voorwaardelijke
compte, (Fr.), v. rekening; rekenschap, wijs.
comptoir, (Fr.), o. kantoor, werkkamer, condoleren, deelneming betuigen bij een ver­
con amore, met liefde. lies.
concentratie, v. vereniging in één punt; ver­ condor, m. reuzengier,
dichting van een vloeistof; vereniging van conducteur, (Fr.), m. geleider, beambte op
het gezag in handen van één of meer per­ tram, trein, boot enz.
sonen. conduite, (Fr.), v. gedrag, leiding.
concentratie-kamp, massagevangenis van po­ confectie, v. vervaardiging, vooral van kleren
litieke gevangenen. in fabrieken.
concept, ruwe schets, ontwerp. confederatie, v. statenbond, tegenover het
concern, veelomvattende onderneming, buitenland samen handelend, in het bin­
concert, o. openbare muziekuitvoering, nenland echter ieder zelfstandig.
concertino, klein concert voor solo-instru- confer, conferatur, (Lat.), men vergelijke,
ment met begeleiding. confereren, beraadslagen, vergelijken,
concessie, v. verlof, vergunning. conferentie, v. beraadslaging, bespreking,
concierge, (Fr.), m. huisbewaarder, confessie, belijdenis (inzake geloofsbelijde­
conciliant, (Fr.), verzoenend. nis).
concilie, o. R.K. Kerkvergadering, confetti, (It.), m.mv. gekleurde papiersnip­
concipieren, ontwerpen; zwanger worden, pers, gebruikt bij feesten.
conclave, o. afgesloten vertrek waar kardi­ confident, in. vertrouweling.
nalen een nieuwen Paus kiezen, configuratie, v. gesteldheid.
concluderen, besluiten, een gevolgtrekking confirmatie, v. bevestiging; opneming in Pro­
maken. testantse kerk.
concordaat, o. verdrag, spec. van wereldlijke confiscatie, v. verbeurdverklaring, in beslag­
.regeringspersonen met den Paus. neming.
concordia res parvae crescunt, discordia confiseur, m. suiker- of banketbakker,
maximae dilabuntur (Lat.), door eendracht confituren, v.mv. met suiker ingemaakte
worden kleine dingen groot, door twee­ vruchten.
dracht vallen grote dingen uiteen, conflict, strijd, botsing.
concours, (Fr.), o. samenloop, mededinging, conform, overeenkomstig met.
vergelijkend examen; wedstrijd. conformateur, (Fr.), m. instrument om maat
concreet, werkelijk bestaand; concreet getal, en vorm van een hoofd te bepalen,
benoemd getal. conformist, (Eng.), m. aanhanger der bis­
concretiseren, zich als werkelijkheid voor­ schoppelijke kerk in Engeland,
stellen. confronteren, vergelijken, getuigen tegenover
concubinaat, o. buitenechtelijke samenwo­ elkaar stellen.
ning van man en vrouw. Confucius, m. Chinees godsdiensthervormer,
concurrentie, mededinging, wedijver. ± 500 v. Chr.

33
confusie, v. verwarring, verlegenheid. consignatie, v. toezending van koopwaren tot
confuus, verlegen, verward. verkoop voor rekening van den zender,
congé, ontslag, afscheid, vrijaf. consigne, (Fr.), o. wachtwoord, parool; aan­
congeniaal geestverwant. tekenboek voor vracht- en geleibrieven;
congestie, v. overmatige ophoping van het consilieren, beraadslagen.
bloed naar het hoofd. consilium, (Lat.), o. beraadslaging.
conglomeraat, samenhoping. consistorie, o. kerkeraad; vergadering van
congregatie, v. geestelijke orde. kardinalen.
congres, o. bijeenkomst tot gemeenschappe­ console, (Fr.), v. wand- spiegeltafeltje; uit­
lijke beraadslaging. bouwsel, als steun.
congrueren, overeenkomen; gelijk en gelijk' consolideren, vast en duurzaam maken,
consols, o.mv. consolidated stocks, geconso­
vormig zijn.
conjectuur, v. gissing, veronderstelling, lideerde schulden of fondsen.
conjugatie, v. vervoeging van werkwoorden, consonant, m. medeklinker.
conjunctie, v. verbinding, voegwoord, consorten, m.mv. deelnemers, soortgenoten,
conjunctivitis, v. ontsteking van het oogbind- consortium, (Lat.), o. vereniging van ban­
kiers. tot gezamenlijke uitvoering van fi­
vlies.
conjunctuur, de gezamenlijke invloeden, die nanciële onderneming.
het economisch leven beheersen; hoog­ conspiratie, v. samenzwering.
conjunctuur, tijd dat er goede zaken wor­ constabel, m. artillerist bij de marine: poli­
den gedaan. tiedienaar in Engeland.
connexie, v. samenhang, invloedrijke be­ constant, bestendig.
constateren, vaststellen (na waarneming),
trekkingen.
conquistador, (Sp.), m. Spaanse veroveraar constellatie, v. sterrenbeeld; onderlinge stand
der sterren en hun vermeende invloed op
in Amerika.
conscientie, v. geweten, bewustzijn, het mensenlot; politieke verhouding van
consciëntieus, nauwgezet. het ogenblik.
conscriptie, v. loting voor de militaire dienst, consternatie, v. ontsteltenis, verslagenheid,
consent, o. vergunning. constipatie, v. verstopping.
consequent, uit het voorgaande volgend; constituante, (Fr.), v. wetgevende vergade­
zichzelf gelijkblijvend, overeenstemming ring, belast met het ontwerpen van de
met iemands beginselen. grondwet.
conservatief, behoudend (b.v. in politiek), constitutie, v. staatsregeling, grondwet; vast­
conservatisme, o. behoudzucht. stelling.
conservatoire, (Fr.), o. hogere muziekschool, constitutioneel, grondwettelijk.
conserveren, bewaren, inmaken inleggen, constructeur, (Fr.), m. bouwmeester, ont­
zich conserveren, zijn gezondheid in acht werper of maker van werktuigen,
constructie, v. samenstelling, bouw; woord­
nemen.
conserven, o. mv. verduurzaamde levens­ schikking.
consul, (Lat.), m. gevolmachtigde, die in
middelen.
considerans, (Lat.), v. beweegreden, die leidt het buitenland roet de behartiging van de
handelsbelangen van zijn land belast is.
tot wet enz.
consideratie, v. overweging; hoogachting; consulent, m. deskundig raadgever,
aanzien, consul-generaal, m. hoofdconsul.

M
consult, o. beraadslaging; raadpleging van contrei, (Fr. contrée) v. landstreek,
dokter of advocaat. contremarque, (Fr), o. tegenteken; contra­
consultatiebureau o. bureau ter raadpleging, merk.
consumatie, v. (consumptie) verbruik, contre-ordre, (Fr.), v. tegenbevel.
consumptie, verbruik van levensbehoeften; contribueren, bijdragen.
vertering in café. contributie, v. bijdrage.
contact, o. aanraking, samenkomst van 2 controle, (Fr.), v. toezicht, opzicht.
lichamen. controleur, (Fr.), m. opzichter, ambtenaar,
contant, in baar geld. met het toezicht belast.
contemplatie, v. beschouwing, bespiegeling, controverse, v. geleerde strijd.
contemporair, gelijktijdig. convenantie, conventie, overeenkomst; ge­
content, tevreden. pastheid.
continent, o. vasteland. convenieren, overeenkomen, passen.
continentaal, vastelands. convent, o. samenkomst, vergadering (spec.
continentaal stelsel, o. afsluiting v. h. vaste­ van monniken); klooster.
land voor de Engelse handel door Napo­ conventie, v. overeenkomst, vedrag, eis.
leon I. conventioneel, wat op gewoonte berust; ge­
contingent, o. verschuldigd aandeel of bij­ bruikelijk.
drage. convergeren, toenaderend, naar één punt sa­
continu, voortdurend. menlopen. (lichtstralen, lijnen enz.); steeds
conto, o. (H.), rekening. kleiner worden (termen oneindige reeks),
contour, (Fr.), m. omtrek. conversatie, v. gesprek; omgang tussen
contra, (Lat.), tegen. goede kennissen.
contra-appèl. o. buitengewoon appèl, conversie, v. omstempeling van munten;
contrabas, v. grote basviool. verandering van staatsschuldrente.
contract, o. verdrag, overeenkomst, convex, bolrond, gewelfd.
contradictio in adjecto, (Lat.), tegenspraak convocatie, v. bijeenroeping (van vergade­
in het bijgevoegde, b.v. vierkante cirkel, ring).
contra-enquête, v. tegenverhoor. convoceren, bijeenroepen.
contrafuga, v. dubbelfuga met twee hoofd­ coöperatie, v. samenwerking; vereniging van
motieven. personen ter bevordering van de gemeen­
contramine, v. tegenmijn; tegenlist. schappelijke materiële belangen,
contraprestatie, v. tegenverplichting. coöperatief, op samenwerking gegrond,
contrapunt, o. noot tegen noot (in de mu­ coöptatie, v. verkiezing van nieuwe leden
ziek). door de reeds gekozen leden,
contra-revolutie, v. tegenomwenteling, om­ cepartnership, (Eng.), o. deelhebberschap
verwerping; van de nieuwe toestand een in industriele onderneming van de werk­
herstel van de oude. lieden en ambtenaren.
contrast, o. tegenstelling. copie, v. afschrift.
contrat-social, (Fr.), o. maatschappelijk ver­ copieboek, o. handelsboek met afschriften,
drag (tussen vorst en volk) volgens Rous- copula, (Lat.), v. band; koppelwoord; kop­
seau oorsprong van staat. peling der orgelklavieren.
contre-coeur, a — (Fr.), ongaarne, met te­ copyright, (Eng.), o. kopierecht.
genzin. coquet, (Fr.), behaagziek.

35
coram populo, (Lat.), in het openbaar, corruptie, omkoperij.
cordaat, kloek, flink, vastberaden. corsaar, (corsaire), (Fr.), m. zeerover; ka­
Cordelier, (Fr.), m. Franciskaner monnik, perkapitein; kaperschip.
Cordeliers, politieke club in de Fr. Revo­ corset, (Fr.), o. keurslijf.
lutie met aan het hoofd, Marat, Danton, Corsikaan, m. inwoner van Corsika.
Camille Desmoulins. corso, (It.), v. koers, lopende prijs van het
cordiaal, hartelijk, hartsterkend. geld; rij- en wandellaan; renbaan.
cordon, (Fr.), o. ring. cortège, (Fr.), o. geleide; stoet, optocht.
cornea, (Lat.), v. hoornvlies v. h. oog. Cortes, m. mv. volksvertegenwoordiging in
corned beef, (Eng.), Amerikaans vlees in Spanje, Portugal en Mexico.
corvee, (F.), v. herendienst; karwei,
blik.
corner, (Eng.), m. hoeks; combinatie van coryphée, (Fr.), m. en v. kooraanvoerder
handelaren, die door monopolie de prijzen bij de Ouden; iemand die sterk uitmunt,
cosmetiek, v. verfraaiïngskunst; schoon­
opdrijven.
corner ball, (Eng.), m. hoekbal (bij voetbal­ heidsmiddel.
spel). cosmisch, de wereld betreffend.
corona, (Lat.)> v. krans, kroon; licht dat bij cosmogonie, v. leer der wereldschepping,
totale zonsverduistering de maan omgeeft, cosmographie, v. wereldbeschrijving,
corporatie v. gilde, broederschap, cosmopoliet, m. wereldburger.
corporatieve Staat, staatsgezag, gegrond op cosmos, (Gr.), m. orde; het heelal,
corporaties, waarin ook ondernemers ver­ costumeren, in een costuum steken; kleden
tegenwoordigd zijn en waarin dan hun be­ in de dracht van een bepaald tijdvak,
langen overheersen (beginsel der fascis­ coterie, kleine groep, elkaar steunende per­
ten). sonen.
corps, (Fr.), o. lichaam; vereniging van vele coulant, vlot.
personen onder één hoofd; legerafdeling, coulisse, v. verplaatsbare schermen op het
corpulent, gezet, dik, zwaarlijvig. toneel.
corpers, (Lat.), o. lichaam; het geheel; ge­ couloir, m. wandelgang.
coup, m. slag, stoot; coup d état, staats­
zelschap; druklettersoort; romp van strijk­
greep; coup de théatre. toneelkunstgreep,
instrument.
correct, zuiver, zonder fouten. coupe, v. snit van kleren.
coupé, m. afdeling in spoorwegrijtuig,
correctie, v. verbetering; tuchtiging,
corrector, (Lat.), m. verbeteraar van druk­ coupeur, m. kleermaker.
couplet, o. gedeelte van een lied.
proeven.
correlaat, o. wisselbegrip (groot en klein); coupon, m. rentebewijs.
coupure, v. schrapping uit een stuk.
wederzijds betrekkelijk begrip,
corresponderen, in verbinding staan, brief- cour, hof.
cour maken, het hof maken.
nen).
courant, lopend, courante schulden, lopende
wisseling houden; aansluiten (van trei-
corridor, gang, smal grondgebied, dat staat, schulden.
die afgesloten van de zee is, daarheen toe­ courant, m. nieuwsblad.
gang verleent (Poolse corridor), court d argent, slecht bij kas.
corrigeren, verbeteren; afstraffen. couste, stil.
couvade, v. zede heersend bij sommige vol
cormpt, bedorven, zedeloos, omkoopbaar.

36
keren, dat man ook in kraambed gaat 2 skeletten werden gevonden uit het dllu-
liggen. vische tijdperk.
couvert, o. briefomslag. croquet, (Eng.), o. hoepel-, bal- en slag-
cowboy, m. veedrijver in Westen van hamerspel.
Amerika. croquetje, o. rolvormig pasteitje,
crapule, o. liederlijk volk. cross-country, (Eng.), m. hinderniswedloop,
cream, room. croup, v. besmettelijke ontsteking v. h.
creatie, v. schepping. strottenhoofd.
crèche, voerbak, kinderbewaarplaats. croupe, (Fr.), v. kruis v. h. paard.
crediet, vertrouwen in handel geschonken, croupier, (Fr.), m. beambte van de speel­
credit, tegoed in iemands boekhouding, bank.
crediteur, m. schuldeiser. cru, (Fr.), rauw, ruw, grof, onkies,
credo, ik geloof. crucifix, o. kruisbeeld.
crematie, v. lijkverbranding. crux, (Lat.), v. kruis.
crematorium, o. plaats waar lijken verbrand kubisme, o. richting in de schilderkunst,
worden. cui bono? (Lat.), tot wiens nut?
crème, room, het allerbeste. cuique suum, (Lat.), ieder het zijne.
Creool, m. afstammeling van Europeanen in cuisinier, (Fr.), m. kok.
de tropen. culinair, wat tot de kookkunst behoort.
creperen, dood gaan. Cullinan, (Eng.), m. zeer grote diamant door
crescendo, steeds sterker wordend. Transvaal aan de Engelse kroon geschon­
cretins, mensen, die aan schildklier lijden en ken.
die daardoor misvormd lichaam krijgen, culminatie, v. grootste hoogte.
cri, m. roep (Fr.), cri du coeur, innige ver­ culpa, (Lat.), v. schuld; mea culpa, (door)
zuchting. mijn schuld.
cricket, (Eng.), o. slagbalspel. culte, (Fr.), v. eredienst, verering,
crimen, (Lat.), o. misdaad. cultivator, grondbewerkingsmachine, met
crimen laesae malestatis, majesteitsschennis, dezelfde functie als egge.
crimineel, misdadig, lijfstraffelijk. cultus, (Lat.), m. eredienst.
crisis, v. keerpunt in een ziekte; bedenkelijke cultuur, v. veldbouw; beschaving, verede­
toestand; economische crisis, wanorde in ling van de geest.
economisch leven. cultuur-bolsjewisme, verwildering in de
criterium, (Lat.), o. toets, maatstaf, cultuur door reactionairen aan bolsje-
criticaster, m. onbeduidend recensent, wiki toegedicht.
criticus, (Lat.), m. recensent, kunstbeoorde­ cultuurtistorisch, betrekking hebbend op de
laar. beschavingsgeschiedenis.
critiek, v. beoordeling. cum, (Lat.), met.
critiek, (critisch) de crisis betreffend; kunst- cum grano salis, met verstand, oordeel,
rechterlijk. cum laude, met lof.
croesus, (Lat.), m. zeer rijk man. cum libello in angello, met een boekje in
croix, (Fr.), m. kruis. een hoekje.
Croix de feu, Franse Fascistische organi­ cum suis, met de zijnen.
satie. cumuleren, ophopen (v. ambten b.v.).
Cro-Magnon, (Fr.), gehucht, waar in 1868 Cunard-Iine, Engelse stoombootmaatschap-

37
pi] te Liverpool. storm.
Cupido, m. Amor; minnegod. cyclostyle, m. machine die een groot aan­
Curafao, m. likeur uit oranjeschillen, tal exemplaren van eenzelfde schrijven
curatele, v. bevoogding. afdrukt.
curator, m. toezichthouder op iemand, die cyclus, m. kring; tijdkring, verloop van be­
zijn eigen zaken niet kan beheren, paald aantal jaren, waarna zich het zelfde
curatorium, voogdijschap; gezamenlijke cu­ weer voordoet; reeks afzonderlijke stuk­
ratoren. ken (gedichten, sagen enz.), die één ge­
curie, (Roomse) hof van den Paus, alle heel vormen.
pauselijk armbtenaren. cynicus, m. onverschillig, ongevoelig mens.
curieus, zeldzaam, merkwaardig. cypres, v. altijd groene naaldboom in Zuid-
currency, (Eng.), v. omloopmiddel, spe­ Europa.
ciaal papieren geld. cyrillische letters, v. mv. grondtypen van
curriculum vitae, (Lat.), o. levensloop, het Russische letterschrift.
cursief, schuins, lopend. czar (Czaar), m. keizer, titel van de voor­
cursorisch, achtereen, doorlopend. malige Russische keizers, van den Bul-
cursus, (Lat.), m. loop; leergang, lessen­ gaarsen koning.
reeks. czardas, m. Hongaarse volksdans,
curve, o. kromme lijn. czarewitsch, m. zoon van den voormaligen
Curzon-lijn, v. in 1919 afgebakende Oost­ Russischen keizer, grootvorst, troonop­
grens van Polen. volger.
customs, (Eng.), douane. czarewna, v. dochter van den voormaligen
custos, (Lat.), m. opzichter, bewaker, Russischen keizer, grootvorstin.
koster; steekwoord. czarina, v. titel der vroegere keizerinnen
cyclisch, tot een cyclus behorend, op een van Rusland; van de koningin van Bul­
circelomtrek liggend. garije.
cyclist, wielrijder. Czech, m. Noord-Slaaf, speciaal in
cycloon, m. in kringen draaiende wervel­ Bohemen.

D.
D, als Romeins getalmerk 500; afkorting Daedalus, m. bouwer van een doolhof op
Don. Kreta.
D.A.Z. = Deutsche Allgemeine Zeitung. daemon, m. geest, kwelgeest.
D.L.H. = Deutsche Luft Hansa, Duitse daguerrotype v. kunst om lichtbeelden op
luchtvaartmaatschappij. metalen platen over te brengen.
D.R.P. ang. = (D.), Deutsches Reichs- Daily News, (Eng.), o. dagelijks nieuws,
patent angemeldet (ingeschreven), krant.
dactylologie, v. vingerspraak. daïmio, m. adellijk grootgrondbezitter, vorst
dactylus, versvoet, uit een lange en een in Japan.
korte syllabus bestaande. Dajak(ker), m. inboorling van Borneo.
dadaïsme, o. moderne kunstrichting, geba­ dalai-lama, geestelijk opperhoofd in Thibet.
seerd op kindergestamel, opgekomen in Dalcrozelessen, lessen in lichaamsontwikke­
1917. ling volgens Dalcroze.

38
Dalton-stelsel, o. onderwijsstelsel, voor het doden niets dan goeds.
eerst toegepast in Dalton (Amerika), dat de jure, (Lat.), van rechtswege,
op zelfwerkzaamheid der leerlingen be­ de profundis, (Lat.), uit de diepten; één
rust. der 7 boetepsalmen, die met die woorden
daltonisme, o. kleurenblindheid. begint.
damast, o. stof, die met sierfiguren door­ debacle, (Fr.), v. ondergang.
weven is. déballotage, (Fr.), v. afwijzing bij stem­
Damocles (zwaard van), altijd dreigend ming.
gevaar. débat, o. twistgesprek; openbare gedachten-
Damon en Phytias, twee boezemvrienden. wisseling.
Danaïden, (vat der) vullen, een vergeefse debatingclub, (Eng.), v. genootschap tot
zware arbeid verrichten. oefening in het debatteren.
dancing, m. het dansen; dansgelegenheid, debent, m. schuldenaar.
dandy, (Eng.), m. fatje. debet, (Lat.), hij is schuldig; schuld; linker­
Danebrog, v. Deense vlag. zijde grootboek.
danse macabre, (Fr.), v. dodendans, debiteren, verkopen; verspreiden.
danseur, m. danser. débouché, (Fr.), o. uitweg uit nauwe pas;
Dansk Samfund i Holland, Deens Genoot­ afzetgebied.
schap in Holland. debutant, m. beginner, nieuweling.
Daphne, (Gr.), v. door Apollo beminde debuut, o. aanvang; eerste optreden in het
nymph, die in een laurlierboom veran­ openbaar.
derde. decade, v. tijdperk v. 10 dagen (Fr. repu­
Darbisten, m. mv. secte die het 1000-jarig blikeinse kalender); tiental.
rijk verwacht. decadent, in verval; achteruitgaand; kunste­
Darwinisme, o. leer van Darwin, dat de naar die verslapt, overbeschaafd is.
verschillende soorten der levende wezens decaloog, in de tien geboden.
zich trapsgewijs ontwikkeld hebben uit decameron(e), v. verhalen van gebeurte­
eencellige kiemen, door aanpassing aan nissen, die zich in 10 dagen afspelen,
de omgeving. spec. verzameling van 100 verhalen van
data, (Lat.), o. mv. dagtekeningen; gege­ Boccaccio.
vens. Decabristen, m. mv. Russische opstandelin­
datief, m. gegeven. gen van het jaar 1875, (officieren, hof­
dato, heden. adel, ambtenaren).
datum, (Lat.), m. dagtekening. decennium, (Lat.), o. tiental jaren.
Daventry, centraal zendstation voor draad­ decent, gepast, eerbaar, fatsoenlijk,
loze telegrafie in Engeland. decentralisatie, v. opheffing van de centra­
daviaan, m. veiligheidslamp voor mijnwer­ lisatie; zelfstandigheid van onderafdelin­
kers. gen (v. politiek lichaam e.d.).
dear, (Eng.), dierbaar, liefste; Dear Sir, deceptie, v. teleurstelling, ontgoocheling,
waarde heer. décharge, (Fr.), v. ontlading; vrijspreking
de facto, (Lat.), werkelijk, feitelijk, van schuld; ontheffing.
de gustibus non est disputandum, (Lat), dechargeren, afladen, lossen, afvuren,
over de smaak valt niet te twisten, decideren, beslissen, uitspraak doen.
de mortius nil nisi bene, (Fr.), van de decimaal, tiendelig.

39
decimaalteken, punt of komma, in een getal deïsme, o. geloof aan het bestaan v. c.
met tiendelige breuk. God, zonder erkenning der openbaring,
decimeter, m. een tiende meter. déjeuner, (Fr.), o. ontbijt; déjeuné a la
decisie, v. beslissing, besluit. fourchette, warm ontbijt.
declamatie, v. mondelinge voordracht, delegaat of gedelegeerde, m. afgevaardigde,
declaratie, v. verklaring, opgave, aangifte delegatie, v. afvaardiging, de afgevaardig­
van koopwaren aan tolkantoor. den, die volmacht ontvangen om voor
déclassé, (Fr.), m. aan lager wal geraakte, anderen op te treden.
declinatie, v. afwijking, spec. van magneet­ delicaat, teder, fijn, kies, ook netelig,
naald. delicatesse, v. tederheid, kiesheid; lekkernij,
decorateur, m. versierder, sierkunstenaar, delice, geneugte, wellust: uitgezochte lek­
decorum, (Lat.), o. fatsoen; het vormelijke kernij.
in de beschaafde omgang. delict, o. strafbaar feit.
decreet, o. besluit, rechts- of raadsbesluit; delirium, (Lat.), o. waanzin.
verordening. delirium tremens, waanzin tengevolge van
decrescendo, (It.). afnemend, van de sterke overmatig alcoholgebruik.
tot de zachte toon overgaand. deloyaal, oneerlijk, trouweloos.
dédain, (Fr.), o. minachting. delta, (Gr.), v. Griekse D, eiland(en), ge­
dedicatie, v. opdracht (van boek of ge­ legen aan riviermond, die met enige armen
dicht). in zee loopt.
deductie, v. aftrekking, aftrek van een som, demagogie, v. het streven, om de massa aan
afleiding, methode in de philosophie om zijn zijde te krijgen, door op haar harts­
van abstracte ideeën tot de werkelijkheid tochten te werken of door misleidende
te komen. voorstellingen.
défaite» (Fr.), v. nederlaag. demagogisch, volksleidend; volksverleidend,
défaitisme, (Fr.), o. streven naar vrede, tot démasqué, (Fr.), o. het afdoen van een
elke prijs, ook ten koste van de neder­ masker.
laag. dementi, (Fr.), o. logenstraffing.
defect, onvolledig, onvoltallig; beschadigd; dementia praecox, (Lat.), v. vroegtijdige
gebrek. dementie.
defensie, o. verdediging; tegenweer. dementia senilis, (Lat.), v. kindsheid.
deficit, o. tekort, nadelig slot. demi, (Fr.), half.
défilé, (Fr.), o. het voorbijtrekken der troe­ demi-mondaine, v. lichte vrouw, die
pen. schijnbaar tot de goed gesitueerden be­
definiëren, omschrijven, nauwkeurig bepa­ hoort.
len. demi-saison, m. zomeroverjas.
definitief, afdoend, uiteindelijk. demissie, afdanking ontslag.
deflatie, v. vermindering van het circule­ demobilisatie, v. het terugbrengen van leger
rende papieren geld. en vloot op vredessterkte.
defloratie, v. ontmaagding; verkrachting, democraat, m. aanhanger van volksregering,
degeneratie, v. ontaarding. democratie, regerings- of bestuursvorm,
dégout, (Fr.), m. walging; afkeer, waarin de zeggenschap der massa tot zijn
degradatie, v. ontneming, verlaging van recht komt; burgelijke democratie, rege­
rang. ringsvorm, waarin zeggingschap der massa

40
alleen in zoverre tot uiting komt, als boortegrond is vervreemd.
vereisbaar is met het instandhouden van derailleren, ontsporen.
de kapitalistische uitbuiting; proletarische Derby, (Eng.), m. kaasbollptje, Engelse
democratie, regeringsvorm, waarbij de hoedensoort; Derby-race, jaarlijkse wed­
macht is aan het proletariaat. ren te Epsom.
demografie, v. statistische volksbeschrijving, derma, (Gr.), o. huid.
demoiselle, (Fr.), v. juffrouw. dermatologie, v. huidziekteleer.
demon, m. boze geest, duivel. deroute, (Fr.), v. wanordelijke vlucht, ne­
demonstratie, v. betoog (ing). derlaag; plotselinge onregelmatige daling
demonteren, uit elkaar halen (machines) van de koers.
onttakelen. derrière, (Fr.), o. achterste.
demoralisatie, v. zedenbederf; morele ont­ Derrtra, v. Duits-Russische Handelsmaat­
moediging. schappij.
demos, (Gr.), m. het volk. derwisch, m. Mohammedaanse bedelmonnik,
dentaal-letters, m. mv. tandletters. desavoueren, loochenen, niet erkennen,
dentist, m. tandarts. descendentie, v. afstamming, nakomeling-
denunciatie, v. verklikkerij, kennisgeving, descriptief, beschrijvend.
deo gratias, (Lat.), God zij dank! Deo Ju- deserteren, weglopen uit het leger, naar den
vante, met Gods hulp. Deo Volente, met vijand overlopen.
Gods wil. desespereren, wanhopen.
departement, o. ambts- of werkkring; naam déshabillé, (Fr.), o. ochtendgewaad,
van de verschillende afdelingen, die ver­ desillusie, v. ontgoocheling.
deeld zijn onder de ministers. desinfecteren, ontsmetten.
dépêche, (Fr.), v. telegram, spoedbood- desjatin, (Russ.), 109,25 are.
schap. desolaat, verlaten, woest.
dépendance, (Fr.), v. bijgebouw van een desorganisatie, v. ontbinding, ontreddering,
hotel of pension. desorienteren, het spoor bijster raken,
dépit, (Fr.), o. spijt, wrevel. desoxydatie, ontzuring, onttrekking van
deplaceren, verplaatsen, misplaatsen. zuurstof.
deponeren, neerleggen, in bewaring geven, desperaat, radeloos, vertwijfeld.
deportatie, v. verbanning naar een straf­ desperado, (Sp.), m. wanhopige waaghals,
kolonie. despoot, m. dwingeland.
deposito, o. bewaargeving tegen rente; stor­ des Pudels Kern, (D.), (in Faust, Goethe),
ting. de zaak waarom het gaat.
depót, o. in bewaring gegeven goed; be­ dessa, v. dorp op Java.
waarplaats. dessein, (Fr.), o. voornemen, ontwerp,
depreciatie, v. waardevermindering, gering­ schets,
schatting. dessert, o. nagerecht.
depressie, v. lage druk, verslapping, daling dessin, (Fr.), o. tekening, schets.
van de barometerstand. dessous, (Fr.), onderste, onder; damesonder­
deputaat, m. afgevaardigde. goed.
deputatie, v. afvaardiging; de gezamenlijke dessus, (Fr.), bovenste; opschrift.
afgevaardigden. destroyer, (Eng.), torpedojager.
déraciné, (Fr.), m. mens die van zijn ge­ destructief, vernielend, verwoestend, afbre-

41
kend. bestaande in een voortdurende beweging
detachement, o. troep soldaten, ziet, de dingen in hun samenhang be­
detail, o. bijzonderheid. schouwt en de ontwikkeling ziet in de
detailhandel, kleinhandel. vorm van zich in een hogere eenheid op­
detective, (Eng.), m. speurder; agent van lossende tegenstellingen.
geheime politie. dialectisch materialisme, o. dialectische we­
determinatie, v. bepaling, beschikking, be­ reldbeschouwing, die de stoffelijke wereld
sluit. tot uitgangspunt neemt en de geestelijke
determinisme, o. leer van de onvrije wil verschijnselen als daarvan afhankelijk be­
van den mens, die niet anders kan han­ schouwt. Deze leer is door Marx en En­
delen, dan hij doet; economisch determi­ gels ontwikkeld.
nisme, leer dat het handelen van de mens dialoog, tweespraak.
bepaald wordt door economische omstan­ diameter, m. doorsnede.
digheden; aldus wordt het historisch diametraal, lijnrecht tegenover elkaar
materialisme door sommige burgelijke ge­ staande.
leerden aangeduid. diaphaan, doorschijnend.
Deus, (Lat.), m. God. diapositief, o. glazenplaten met fotografisch
deus ex machine, God uit de toneel­ negatief.
machine, d.w.z. onverwachte verschij­ diaspora, (Gr.), v. verstrooiing; het ver­
ning van een persoon, die een goede strooid wonen der Joden tussen de vol­
wending geeft aan een zaak. keren.
dcuteronomium, o. tweede wetgeving; het dicta, (Lat.), o. mv. aanhalingen uit ge­
vijfde boek Mozes'. schriften.
developperen, ontwikkelen, ontvouwen, dictaat, o. een stuk. dat wordt voorgelezen.
deviatie, v. afwijking, afdwaling. ter naschrijving
devies, o. zinspreuk: wissel, betaalbaar in dictaphoon, m. dicteermachine.
buitenlands geld. dictator (Lat.), m. opperste regeringsper­
devoot, vroom, godvruchtig. soon in het oude Rome. alleen in buiten­
dey, m. vroegere titel van Algiers vorst, gewone omstandigheden door de Senaat
diabetes, m. suikerziekte. benoemd; onbeperkt gezaghebber in
diabolo, o. spel, waarbij voorwerp tussen staatsgevaar.
een koord omhoog geslingerd en weer op­ dictatuur, heerschappij van een groep of
gevangen wordt. klasse, die ontrechting van de over­
diacones, v. protestantse pleegzuster, heersten medebrengt; dictatuur van het
diaconie, v. kerkelijk armbestuur. proletariaat, overgangstijdperk, waarin het
diadeem, m. kroon, koninklijke voorhoofds- proletariaat aan de uitbuitende klassen
band, haartooisel. zijn wil oplegt tot deze groepen zijn op­
diadochen, m. mv. opvolgers van Alexander gelost.
den Groten. dictatoriaal, gebiedend, eigenmachtig,
diagnose, bepaling van een ziekte, dictatuur, v. regering, waardigheid v. e.
diagonaal, v. hoekpuntslijn; dwars. dictator.
diagram, o. schets, ontwerp, lijntekening, dictie, o. het neerschrijven van een voor­
dialect, o. tongval. gelezen stuk.
dialectiek, v. wereldbeschouwing, die al het dictionnaire, (Fr.), m. woordenboek.

42
didactiek, v. onderwijskunst. dinar, m. Servisch geldstuk.
dieet, o. eetregel; voorgeschreven ziekenkost. Dinarisch ras, krachtig gebouwd mensen­
die-hard, (Eng.), m. lid van uiterste rechter­ soort, in de Dinarische Alpen.
vleugel van conservatieve partij. Dinaso's, de Diets-Nationale Solidaristen,
dies, (Lat.), m. dag; dies ater, ongeluksdag; die de Hitleriaanse-fascistische methode
dies irae, dag des toorns (R.K.). willen toepassen op Vlaanderen en die
Dieselmotor, (naar Rudolf Diesel, 1858— ook in ons land propaganda maken,
1913) krachtmachine met vloeibare, dingo, m. inheemse Australische hond.
moeilijk verdampbare brandstoffen ge­ dinosauriër, m. voorwereldlijke reuzenhage­
dreven. dis.
Dieseltrein, trein met Dieselmotoren. diocese, v. bisdom.
Dieu et mon Droit, (Fr.), God en mijn Dionysus, Bacchus.
Recht (staat op het Engelse wapen), diphtong, v. tweeklank (b.v. ui).
differeren, verschillen; uitstellen, diploma, o. getuigschrift, oorkonde,
differentiaal, v. veranderlijke grootheid, met diplomaat, m. politieke onderhandelaar,
oneindig kleine toename. diplomatie, wetenschap der staatkunde, het
difficulteit, v. moeilijkheid. regelen der betrekkingen tussen de staten,
difform, misvormd, mismaakt. met grote omzichtigheid te werk gaan.
diffusie, v. volkomen vermenging van ver­ direct, onmiddellijk, rechtstreeks; directe be­
schillende vloeistoffen of gassen, lastingen, belastingen op grond van de
digereren, verteren van voedsel; verkroppen, inkomsten.
slikken. directie, v. bestuur, beheer; richting; ambts­
digesta, o. m.v. verzameling van beroemde gebied.
uitspraken van Romeinse rechtsgeleerden, directoire, (Fr.), o. staatsbestuur, spec. in
digger, (Eng.), m. goudzoeker, spec. in Frankrijk 1795—1799.
Australië. dirigeable, (Fr.), m. bestuurbaar luchtschip,
digitaal, de vinger of tenen betreffend. dirigent, m. leider, aanvoerder spec. van
digitalis, v. vingerhoedskruid. orkest.
dignitaris, (Lat.), m. bezitter van ereambt disagio, (It.), o. nadelig verschil tussen no­
of geestelijke waardigheid. minale en werkelijke waarde.
Digoel, naam van concentratiekamp voor discipel, m. leerling; apostel.
revolutionaire Indonesiërs op Nieuw disciplinair, tucht betreffend.
Guinea, genoemd naar de rivier de discipline, (Fr.), v. tucht, het onderwerpen
Digoel. van persoonlijke neigingen aan maatrege­
digressie, v. afwijking, uitweiding, buiten­ len, die noodzakelijk zijn in het belang
sporigheid. van een groep; partijdiscipline onverwaar-
dilemna, o. keus tussen twee moeilijke din­ delijke onderwerping aan partijbesluiten,
gen, netelige positie. noodzakelijke voorwaarde om de klassen­
dilettant, m. iemand, die de kunst uit lief­ strijd te kunnen voeren.
hebberij beoefent. disconteren, een wissel vóór de vervaldag
diligent, naarstig, vlijtig, ijverig. verkopen tegen baar geld.
diminuendo, (It.), langzaam verminderend, disconto, o. aftrek van rente.
afnemend. discordantie, v. wanklank, twist.
dimorph, in twee vormen voorkomend. discours, (Fr.), o. gesprek, rede.

43
discrediet, o. kwade roep. dito, hetzelfde, evenzeer.
discreet, bescheiden, teer, kies. diva, (Lat.), v. goddelijke; beroemde zan­
discursief, redenerend. geres.
discussie, v. gedachtenwisseling over het divan, m. Turkse staatsraad; lage sofa.
voor en tegen van iets. divers, onderscheiden, verschillend,
diseur, m. voordrager, diseuse, voordraag­ divertissement, (Fr.), o. ontspanning, klein
ster. ballet.
disharmonie, v. onenigheid, twist. divette, (Fr.), v. operette-zangeres.
disjecta membra, (Lat.), o. mv. verspreide divide et imperea, (Lat.), verdeel en heers,
overblijfselen. dividend, o. evenredig winstaandeel.
dispache, v. averijregeling, Divina Commedia, (It.), v. Goddelijke Co-
dispacheur, m. strandrechter, scheidsrechter medie, een beroemd gedicht van Dante
van zeeschade. divisie, v. deling, afdeling legerafdeling,
disparaat, ongelijksoortig, tegenstrijdig, divorce, (Fr.), m. echtscheiding.
dispensatie, v. ontheffing, vrijstelling van dixi, (Lat.), ik heb gezegd.
een verplichting. djeroek, (Mal.), v. zoete of zure oranje­
disponeren, beschikken, regelen. appel.
dispositie, v. schikking, aanleg, gemoeds­ djinn, (Arab.), m. goede of kwade geest,
stemming. die van gedaante kan veranderen,
disproportie, v. onevenredigheid, wanver­ djongos, (Mal.), m. huisbediende in Indië,
houding. jongen.
disputabel, betwistbaar. Dnjeprcstoi, grote dam in de rivier de
disputeren, redetwisten, in het openbaar een Dnjepr, gereed gekomen in 1932 als deel
twistgesprek houden. van het vijfjarenplan.
disqualificator, het betwisten van de hoe­ do, eerste toon in de octaaf do, re.
danigheid. Doberman pincher, (Eng.), m. soort En­
dissectie, ontleding van een lichaam, lijk­ gelse hond.
opening. doceren, onderwijzen, leren.
dissensie. v. onenigheid. dociel, leerzaam, vatbaar, gedwee.
dissenters, (Eng), andersdenkenden; die niet doctor, (Lat.), m. hoogste academische
tot de Episcoplae kerk behoren in Enge­ graad; geneesheer (dokter).
land. doctoraal, doctors —; laatste academische
dissertatie, academisch proefschrift, examen.
dissonant, wanklinkend; wanklank. doctoraal, o. graad van doctor.
distantie, v. afstand. doctrine, v. leer, wetenschap.
distinct, onderscheiden; duidelijk te verstaan, doctrinair, hardnekkig vasthoudend aan een
distinctie, v. fijne beschaafdheid. leer.
distributie, v. verdeling en toewijzing, documentaire film, film, die belangrijke fei­
distributie-bureau, kantoor voor verdeling en ten, zeden, gewoonten, industrieën weer­
toewijzing van b.v. levensmiddelen, geeft.
district, o. rechtsgebied, kiesgebied, depar­ Doechaboren, godsdienstige secte van Rus­
tementsafdeling. sische oorsprong in W.-Canada, die wei­
dithyrambe, v. vers, lied ter ere van geren kleren te dragen.
Bacchus. doema, (Russ.), v. volksvertegenwoordiging
in het tsaristisch Rusland (1906—1916). historische tijd.
dog, (Eng.), m. hond. dimensie, v. afmeting van het lichaam.
doge, m. hertog, vroeger het hoofd der re­ (Lengte, breedte en dikte).
gering te Venetië en Genua. don, (Sp.), m. heer, titel.
dogma, (Lat.), o. leerstelling, geloofsartikel, dona, (Sp.), v. titel voor vrouwen.
dogmaticus, m. iemand die vast gelooft aan donateur, (Fr.), begunstiger.
dogma. Don Juan, vrouwenverleider.
dokter djawa, m. inlandse geneeskundige in Don Quichote, (Sp.), m. dolend ridder; on-
Indië. practische idealist.
dolce far niente, (It.), o. het zalig niets doorgefourneerd, op en top.
doen. dormitorium, (Lat.), o. slaapzaal.
doleren, zijn bezwaren inbrengen; zich aan­ Dornier, vliegschip, genoemd naar Duits in­
sluiten bij de dolerenden. genieur Dornier.
dolerenden, m. mv. bepaalde groep Pro­ Dornröschen, (D.), o. de schone slaapster in
testanten. het bos.
dolfijn, m. walvisachtig zoogdier, dos a dos, (Fr.), rug aan rug; Indisch rij­
dolichocephaal, langschedelig. tuigje.
dollar, (Eng.), Amerikaans muntstuk (zil­ dosis, hoeveelheid.
ver). dossier, o. verzameling documenten.
dolmen, v. hunnebed. dotatie, v. begiftiging, schenking, bruidschat,
Dolmetsch, (D.), m. tolk. douane, (Fr.), v. tol, tolwacht, tolkantoor,
dolomiet, o. soort kalksteen. doublé, (Fr.), dubbel; doublé entente, twee­
dom, m. heer, titel in Portugal. ërlei betekenis.
dom (Kerk), m. kerk met koepeldak; doublé, o. koper met dun laagje goud of
bischopskerk; toren. zilver belegd.
domein, o. erf-, kroongoed. doublure, (Fr.), v. voering, opnaaisel; plaats­
domesticatie, o. van wildedieren, huisdieren vervanger van een toneelspeler.
maken. douceur, (Fr.), v. zachtheid, geschenk, fooi.
domicilie, o. woonplaats, wettelijke verblijf­ douche, (Fr.), v. stortbad.
plaats. do ut des, (Lat.), ik geef, opdat gij geven
dominant, heersend. zult.
dominante, v. grote kwint, hoofdtoon in down, (Eng.), neerslachtig; platzak.
koraalmuziek. Downing Street, (Eng), waar het Engelse
Domine, (Lat.), Heer. ministerie van Buitenlandse Zaken is ge­
dominee, m. predikant. vestigd; ook Ministerie van Buitenlandse
domineren, heersen; domino spelen. Zaken.
Dominicaan, m. lid van de H. Dominicus- doyen, (Fr.), m. deken, 'oudste.
orde. draconisch, overdreven streng (naar Draco,
dominion, (Eng.), o. heerschappij, land, ge­ Atheens wetgever der 7e eeuw v. Chr.).
bied; Engelse Kolonie met zelfbestuur. • dragoman, m. Turkse tolk.
domino, m. vermommingscostuum; domino­ dragonnade, (Fr.), bekering door militair
spel. geweld;
diluvium, (Lat.), o. overstroming, zond­ drainage, (Fr.), v. drooglegging van land,
vloed; grond die aangeslibd is, in voor­ door middel van onderaardse buizen.

45
drama, (Gr.), o. toneelspel, treurspel, om schepen aan vast te leggen.
draperie, (Fr.), v. plooiïng van gewaden, Dulcinea, v. beminde (van Don Quischote).
drastisch, hevig, ingrijpend. dum-dum, (Eng.), m. kogel met holle spits,
Dravida, mv. donkergekleurde oerbevolking dummy, (Eng.), m. blinde (bij kaartspel);
van Voor-Indië. model.
drawback, (Eng.), m. teruggave van betaalde dumping, het overstromen van een buiten­
rechten; nadeel. landse markt met goederen, die men be­
drawing-room, (Eng.), v. gezelschapskamer, neden de kostprijs verkoopt om concurren­
dreadnought, (Eng.), zeer groot oorlogsschip. tie uit te schakelen.
(betekent eigenlijk „geen vrees-kenner' ). duo, dubbelstuk; duo-sit, zitplaats voor 2
dressuur, africhting, drilling. personen of voor de 2e persoon,
drill, o. Russisch linnen. duo-decimaal (systeem), twaalftallig (stel­
drogman, m. Turkse tolk. sel).
droit, (Fr.), o. recht, belasting. duodecimo, o. boekformaat van 1/12 vel.
drólerie, (Fr.), v. snaakse streek. dupe, (Fr.), m. en v. slachtoffer, bedrogene,
Droschiki, (Russ.), v. klein open rijtuig, duplex-papier, papier voor kaften, dat uit
drost, m. baljuw, schout; rentmeester. twee lagen bestaat
Druïde, m. Keltisch priester. duplex-stelsel, gelijktijdige overseining van 2
D-trein, m. trein met doorlopende gang. telegrammen op dezelfde draad, in dezelfde
dualis, o. tweevoud. richting.
dualisme, o. leer, dat er twee tegenoverge­ duplicaat, dubbel afschrift, tweede exemplaar
stelde beginselen zijn: geest en stof, li­ dur, (D.), grote terts.
chaam en ziel, tegenovergestelde van mo­ dvornik, (Russ.), m. portier, huisknecht.
nisme. dynamica, (Lat.), v. leer der krachten.
dubieus, twijfelachtig, onzeker. dynamiet, o. ontplofbare stof.
duce, (It.), aanvoerder, legerhoofd; il Duce, dynamo, m. machine, die electrische stroom
de aanvoerder der fascisten, Mussolini. opwekt.
duel, o. tweegevecht. dynastie, v. vorstenhuis.
duet, o. dubbelzang, muziekstuk voor 2 per­ dyne, o. krachtseenheid; kracht die een snel­
sonen. heid geeft van 1 cm. per seconde, bij in­
dukaat, m. goudmunt. werking op 1 gram, gedurende 1 seconde,
dukdalven, m.mv. schoorpalen in het water, dysenterie, v. besmettelijke buikloop,
dyspepsie, v. moeilijke spijsvertering.

E.
E. = eminentie, excellentie. E.R. — Economische Raad.
e.a. — en anderen. etc. = enzovoort.
e.d. = en dergelijke (n). Exc. = Excellentie.
ed. = editio, uitgave. earl, (Eng.), m. adelaar gouden munt (10
E.H.B.O. = Eerste Hulp bij Ongelukken. Dollar) in N.-Amerika.
E.M. = Edelmogende; vroeger: titel van de eau des Carmes, karmelietenwater.
Generale Staten. eau de Cologne, Keuls reukwater.
e.o. = ex officio (Lat.), ambtshalve, Eben Haëzer, (Hebr.), m. steen der hulpe.

ie
ebro, v. een voertuig in Ned.-Indië. effeminetie, v. verwijfdheid.
ecarteren, verwijderen; verstrooien. effendi, m. Turkse rechtsgeleerde.
ecce, (Lat.), zie! ecce homo, o. beeld van den efficiency, (Eng.), doelmatigheid; nuttig
Christus met doornen gekroond. effect.
ecclesia, (Gr.), v. de Kerk; ecclesia militans, effigies, (Lat.), v. beeltenis.
de strijdende kerk. egaal, gelijk; onverschillig.
échec, (Fr.), o. schaak; tegenslag. egalisator, m. gelijkmaker.
echo, v. weerklank, galm. égard, (Fr.), m. aanzien, achting, ontzag.
éclatant, schitterend; opzienbarend, églantine, (Fr.), v. wilde roos, eglantier.
eclecticisme, o. wijsbegeerte uit tal van ver­ ego, (Lat.), ik.
schillende stelsels samengesteld. egocentrisch, het eigen ik middelpunt maken
eclips, v. verduistering (van zon en maan), van alle aandoeningen, denken en hande­
ecliptica, v. zonneweg. len.
école, (Fr.), v. school; école militaire, mili­ egoïsme, o. zelfzucht, eigenbaat.
taire academie. egoïst, m. zelfzuchtig persoon.
economie, v. huishoudkunde: staatshuishoud­ Egyptoloog, m. kenner of bestuurder van
kunde, wetenschap die zich bezig houdt Egyptische oudheden.
met de voorwaarden van voortbrenging en eh bien!, (Fr.), welaan! welnu!
verdeling. Eifeltoren, hoge metalen toren te Parijs,
economische ondergrond, de economische eigentümlich, (D.), eigenaardig.
verhoudingen als grondslag voor staat­ einheitlich, (D.), één geheel vormend.
kundig en geestelijk leven. Einjahriger, (D.), m. in het voormalig
economisch principe, grondstelling voor som­ Duitse leger: soldaat die zijn dienstplicht
mige scholen in de economie opgesteld, in één jaar volbrengen mocht.
volgens hetwelk men naar maximale pres­ ejaculatie, v. uitspuiting; zaadlozing.
tatie met minimale inspanning streeft, ejectie, v. gewelddadige verwijdering.
e contrario, (It.), integendeel. Ekki, o. Excecutief (uitvoerend) Komitee der
eczema, eczeem o. huiduitslag, dauwworm. Kommunistische Internationale.
Edda, v. heldendicht van de oude Scandina­ elan, (Fr.), o. zet, aanloop, geestdrift,
vische volken van Germaanse afkomst. elasticiteit, v. rekbaarheid.
Eddyisme, o. genezing door gebed volgens electie, v. keus, verkiezing.
de leer van Mary Baker Eddy. electricien, m. vakkundig werkman in het
Edeleer, lid van de Raad van Indië. electrisch bedrijf.
Edelvaluta, v. geld, dat in een economische electriciteit, v. natuurkracht, die langs schei­
crisis niet of weinig in waarde is gedaald. kundige weg, of door wrijving kan wor­
Edelweiss, (D.), o. witte bloem in de ber­ den opgewekt.
gen; soort Pullman-trein. electrificeren, geschikt maken door electrische
Eden, o. paradijs, lusthof. drijfkracht.
editie, v. uitgave, druk (van een boek), electriseren, electriciteit opwekken of mede­
effecten, goederen, schuldbrieven. delen.
effectief, werkelijk, wezenlijk. electro-chemie, v. leer van de samenwerking
effectus civilis, (Lat.), wettelijke bevoegd­ van chemische en electrische verschijnse­
heid, verbonden aan universitaire diplo­ len.
ma's, electrocutie, ter doodbrenging met electrici-

47
telt. elocutie, v. uitspraak, wijze van spreken,
electrodynamica, v. leer van de werking der éloquent, (Fr.), welsprekend, bespraakt.
electrische stromen op elkaar, Elysée, (Fr.), o. paleis van den president
electro-magneet, m. weekijzer, omwonden van de Franse Republiek.
met geïsoleerd metaaldraad, Elysium, (Lat.), o. Elysese velden, o.mv.
electro-metallurgie, v. proces der metaalwin­ land van de zaligen, paradijs
ning uit ertsen. Elzeviers, mv. beroemde Hollandse boek­
electron, o. electrisch atoom; een legering van drukkers; ook klassieke drukwerken door
magnesium. hen uitgegeven in de - 6e en 17e eeuw.
electrotechnicus, m. beoefenaar der electro- email, o. smeltglas, glazuur.
techniek; electricien. emanatie, v. onzichtbare uitstroming.
electrotherapie, v. behandeling van zieken emancipatie, v. ontheffing van beperking;
met electriciteit. vrijmaking.
élégance, (Fr.), v. sierlijkheid. emballage, v. verpakking.
elegie, o. klaaglied. embargo, o. tijdelijk beslag op schepen,
element, o. enkelvoudige stof, vuur, water, embarras, (Fr.), o. verbijstering.
lucht,, aarde, de elementen van de we­ embleem, o. zinnebeeld.
tenschap, de eerste gronden; glazen vat embonpoint, (Fr.), o. zwaarlijvigheid,
waarin electriciteit wordt ontwikkeld; embryo, o. dier- of mensenkiem; wordende
sfeer; plaats waar een mens zich thuis mensen vrucht.
voelt. emeritaat, o. ambtsrust van predikant,
elementair, grondstoffelijk; de eerste grond­ emigrant, m. landverhuizer, die uit een land
beginselen betreffende. trekt.
elevator, m. hijstoestel. cmigré, (Fr.), m. uitgewekene.
élève, (Fr.), v. en m. leerling(e). emigreren, uitwijken uit het vaderland,
elfen, mv., kleine geesten uit sprookjes en emir, m. Arabisch vorst.
fabels. emissie, v. uitgifte van nieuwe aandelen
Eli Eli, lama sabachtani, (Hebr.), mijn God. enz.
mijn God, waarom hebt gij mij verlaten, emolumenten, o.mv. bijverdiensten.
(één van de woorden door Jezus aan emotie, v. gemoedsaandoening.
het kruis gesproken). empereur, (Fr.), m. keizer.
Elim, o. rustoord. empire, (Fr.), o. keizerrijk; style empire,
eliminatie, v. uitdrijving, uitschakeling; modestijl onder Napoleon I; the British
doorschrapping. Empire, het Britse wereldrijk.
elite, (Fr.), v. groep uitgelezenen. emphase, (Fr.), v. nadruk; ophef.
elixer, o. aftreksel; maagbitter. Empire Day, 24 Mei in Engeland,
eijen, (Hong.), hoera; heil. empiricus, m. hij, die zijn kennis proef-
ellips, v. langwerpig rond; weglating van ondervinderlijk verkrijgt.
zinsdeel empirische wetenschappen, wetenschappen
Elmusvuur (Sint-), o. electrisch verschijn­ die berusten op ervaring.
sel, vlammetje aan hoge, spitse voor­ employé, (Fr.), m. beambte, kantoorbe­
werpen. diende.
Eloah, m. de sterke, de Heer. Hebreeuwse emporium, (Lat.), o. handelsstad; markt,
naam voor God. en, (Fr.), in; en avant, voorwaarts.

48
en bagatelle, als een kleinigheid. zegt, die beter verzwegen moesten wor­
en bloc, in zijn geheel. den.
en depót, in bewaring. enfin, (Fr.), ten slotte.
en déshabillé, in huisgewaad. English spoken, (Eng.), men spreekt Engels.
en détail, in bijzonderheden. enigma, o. raadsel.
en face, van voren, vlak tegenover, Enka, Eerste Nederlandse Kunstzijde As­
en familie, in de kring van het huis­ sociatie.
gezin. enorm, ontzettend, verbazend.
en général, in 't algemeen. enquête, (Fr.), onderzoek, schriftelijke
en gros, in het groot. rondvraag.
en masse, in menigte. ensceneren, in scène brengen.
en passant terloops. enseigne, v. en m. uithangbord; vaandrig,
en petit comité, in besloten kring, ensemble, (Fr.), tezamen, het gezamenlijke,
en privé, particulier. troep.
en profil, van terzijde gezien. entameren, aansnijden.
en tout cas, in ieder geval. entente, (Fr.), v. zin, betekenis, verstand­
en vogue, in de mode. houding; entente in wereldoorlog, verbond
encadreren, omlijsten. Engeland, Frankrijk en Rusland, later ook
encanailleren (zich), zich verlagen door met Italië; entente cordiale, goede verstand­
minderwaardige mensen om te gaan. houding.
enclave, v. stuk land, dat ingesloten wordt de kleine entente, defensief verbond tussen
door vreemd gebied. 1sjecho-Slowakije, Joego-Slavië, Roeme­
encore! (Fr.), nog eens, bis! nië en Polen.
encouragement, o. aanmoediging. enthousiasme, o. geestdrift.
encyclica, (Lat.), encycliek, rondgaand entiteit, het wezen van iets, besloten een­
schrijven; R.K. omzendbrief. heid.
encyclopedie, v. algemeen woordenboek, entomologie, v. insectenkunde.
encyclopedisten m.mv. bewerken van de entomophylie, v. bestuiving door insecten,
grote Franse encyclopedie in de 18e eeuw entourage, (Fr.), v. omgeving.
(o.a. Diderot, en d'Alembest). en-tout-cas, (Fr), m. paraplu, die tegelijker­
endocrine klieren, v.mv. klieren met inwen­ tijd dienst doet als parasol.
dige afscheiding. entr acte, (Fr.), pauze tussen de bedrij­
endogamie, v. inteelt, trouwen alleen van ven.
stamgenoten. entrain, (Fr.), m. vaart, gang.
endosseren, opschrift op wissel, aan de ach­ entree, v. ingang.
terzijde, met het doel hem over te dragen entrefilet, (Fr.), m. kort artikel in dagblad,
aan een ander. entremets, (Fr.), o. tussengerecht.
Endymiron, (Fr.), m. zoon van Zeus en entre nous, (Fr.), onder ons.
Calyce. entrepöt, (Fr.), o. pakhuis.
energiek, v. leer van het behoud van het entresol, (Fr.), m. tussenverdieping.
arbeidsvermogen. entrez! (Fr.), binnen!
energie, werkkracht, arbeidsvermogen. entropie, v. verlies van arbeidsvermogen bij
enfant chéri, (Fr.), lieveling. arbeid, die door warmte verricht wordt,
enfant terrible, (Fr.), o. kind. dat dingen enunciatie, v. vermelding; uitspraak, voor-

49
dracht. in 1633, voor de Inquisitie të Rome, toen
enveloppe, briefomslag. hij de leer van Copernicus moest afzwe­
envers, (Fr.), o. keerzijde. ren.
eoceen, o. oudste onderdeel van het ter­ equiliber, o. evenwicht.
tiaire tijdperk. equilibrist, m. koorddanser.
eo ipso, (Lat.), vanzelf. équipe, (Fr.), v. ploeg, elftal.
eoliet, o. ruw bewerkte vuursteen, door équivoque, (Fr.), dubbelzinnig, verdacht;
voorhistorische mens als wapen gebruikt, dubbelzinnigheid.
epaulette, (Fr.), v. schouderbedekking, erectie, v. oprichting, bouw, overeind staan,
ephemeer, ééndaags; kortstondig. eremiet, m. kluizenaar.
ephoren, m.mv. Spartaanse overheidsperso­ erets, (Hebr.), land; Erets Israël, Palestina.
nen. ergo, (Lat.), dus, derhalve.
épicier, (Fr.), m. kruidenier. erica, v. heidekruid.
epicuristisch, volgens de leer van Epicurus, Erinyen, v.mv. wraakgodinnen.
die als hoogste doel geestelijk en lichame­ Eris, (Gr.), v. twistgodin.
lijk genot stelde. eristiek twistkunst.
epicus, (Lat.), m. schrijver van epische ge­ Erker, (D.), m. uitbouw aan huis.
dichten. Erlkönig, (D.), m. elfenkoning, beroemd lied
epidemie, v. plotseling uitbrekende besmet­ van Schubert.
telijke ziekte, die een groot gedeelte van ermitage, kluizenaarsverblijf; beroemde Rus­
een volk aantast. sische schilderijenverzameling te Lenin­
epidermis, (Gr.), v. opperhuid. grad.
epigonen, m.mv. volgelingen, nakomelingen, Eroïca, v. symphonie van Beethoven (3e).
iemand, die zonder originele gedachten Eros, (Gr.), Amor, God van de liefde.
voortbouwt op wat anderen geleverd erosie, afknaging, wegvreting van gesteente,
hebben. eroticum, (Lat.), o. middel dat geslachtsdrift
epigraaf, v. opschrift. opwekt.
epigram, o. bijschrift, puntdicht. erotisch, zinnelijk.
epilepsie, v. vallende ziekte. erotomanie, ziekelijke geslachtsliefde.
epiloog, m. slotrede. errare humanum est, (Lat.), het dwalen is
Epiphania, v. Driekoningenfeest. menselijk,
episcopaal, bisschoppelijk. erratum, (Lat.), o. zetfout, fout.
episcopalen, m.mv. aanhangers bisschoppe­ Ersatz, (D.), m. vervangingsmiddel.
lijke kerk in Engeland. érudit, (Fr.), geleerde.
episcopische, verduisterend. eruptie, v. uitbarsting*
episode, v. ingevoegd verhaal; kort tijdvak erythemameter, toestel, waarmee de vatbaar­
in de geschiedenis. heid van de huid voor het verbranden
epistel, m. brief. door de zon kan worden vastgelegd,
epitheet, o. bijvoegelijk woord. es, v. e-mol.
épopée, (Fr.), o. heldendicht. escader, vlootafdeling.
époque, (Fr.), v. tijdstip, escapade, v. zedelijke misstap.
epos, (Gr.), o. heldendicht. eschatologie, v. godsdienstig leerstuk over de
e pur si muóve, (It.), en toch beweegt de laatste dingen, van wat gebeurt als de
aarde! woorden toegeschreven aas Galileï wereld ten einde loopt.

SO
escorte, (Fr.), o. beschermend geleide. door Lod. XIV misschien uitgesproken).
Esculaap, m. God van de geneeskunde: Etats Généraux, Algemene Staten,
geneesheer. étatisme, v. te ver doorgedreven staatsbe­
eskader, o. smaldeel. moeiing.
eskadron, o. afdeling van 150 ruiters, et cetera, (Lat.), en zo voorts.
esoterisch, alleen bestemd voor ingewijden, ether, m. vloeistof van sterke reuk en smaak;
espagnole, (Fr.), v. Spaanse dans; Spaanse stof, die naar men aannam, de hemel­
vrouw. ruimte vult.
Esperanto, o. wereldtaal, samengesteld door ethiek, v. zedekunde.
Dr. Zamenhoff (1881). ethnographie, v. volkenbeschrijving,
esplanade, v. groot veld voor grote gebou­ ethnologie, v. volkenkunde.
wen. étiquette (Fr.), v. voorgeschreven omgangs­
esprit, (Fr.), m. geest. vormen.
esprit de 1'escalier, geestige zet die te laat Eton college, (Eng.), jongenskostschool te
komt Windsor.
esquire, (Eng.), m. schulddrager; titel: Wel. Eton-pakje, o. Jongenspak, op Eton college
Ed. Geb. Heer. (Esq achter de naam), gedragen.
essai, (Fr.), o. essay, (Eng.), proef, opstel, être, (Fr.), zijn, een —, een onmogelijk per­
essaieur, (Fr.), m. keurmeester voor goud en soon.
zilver. et tu Brute! (Lat.), ook gij Brutusl (woor­
Esse!ërs, buiten de Joodse kerk staande den door Caesar even voor zijn dood ge-
vromen, in 2e eeuw v. Chr. die commu­ gesproken, zijt ook gij mij afgevallen),
nistisch getint waren. etymologie, v. woordafleiding.
essence, v. de kracht, het geestrijke uit vruch­ eubiotiek, v. gezondheidsleer.
ten, kruiden enz. Eucharistie, v. R.K. lichaam en bloed van
essentieel, wezenlijk, volstrekt noodzakelijk, Jezus Christus, in de gedaante van brood
estafette, (Fr.), rijdende postbode, koerier, en wijn.
bij loop- of zwemwedstrijd ploegen van Eucharistisch Congres, o. R.K. samenkomst
deelnemers. ter huldiging van Jezus Christus,
estaminet, (Belg., Fr.), o. herberg, bierhuis, euclidische meetkunde, meetkunde die met
estampe, Fr.), v. kopergravure, kunstprent, drie demensies werkt.
estate, (Eng.), m. plantage in Indië. eudaemonistne, o. gelukzaligheidsleer.
est modus in rebus, (Lat.), alles heeft zijn eugenetiek, leer der rasverbetering.
maat. Eumeniden, vm. wraakgodinnen.
établissement, (Fr.), o. vestiging, instelling. eunuch, m. ontmande, vrouwenopziener in
nederzetting. harem.
étage, (Fr.), v. verdieping van een huis. euphemisme, o. verzachtende uitdrukking,
étagère, (Fr.), v. plankjes om sieraden op euphonie, (Fr.), v. welluidendheid.
te plaatsen. Eurasion, (Eng.), m. halfbloed.
étalage, (Fr.), v. uitstalling. eureka, (Gr.), ik heb het gevonden, (woor­
étalon, (Fr.), m. dekhengst. den door Archimedes gesproken).
étappe, v. stapelplaats, dagmars. Eustachiaanse buis, verbindingsbuis tussen
état, (Fr.), m. staat, lijst, overzicht. trommelholte en keel.
1'Etat c'est moi, de staat ben ik (woorden Euterpe, (Gr.), v. muse van de lyrische

51
dichtkunst. exegeet, m. bijbelverklaarder.
evacuatie, v. ontruiming. exempel, o. voorbeeld.
evangelie, o. het Nieuwe Testament; onbe­ exemplaar o. afdruk; elk van een aantal
twijfelbare waarheid. gelijksoortige voorwerpen.
evenement, o. gewichtig voorval. exerceren, oefenen.
eventueel, mogelijk. exhibitie, v. tentoonstelling.
evident, (Fr.), klaarblijkelijk. exil, (Fr.), verbanning(splaats).
evolutie, v. trapsgewijze ontwikkeling, existeren, bestaan; kunnen leven.
ewiva! (It.), leve! exit, (Lat.), hij treedt af (v. h. toneel).
ex, (Lat.), uit; ex animo, van harte; Exodus, (Lat.), m. uittocht; 2e boek Mozes .
ex cathedra, van de Kansel; exorbitant, overdreven; buitensporig,
ex lege, buiten de wet, vogelvrij; exorcisme, o. bezwering van duivels,
ex libris, uit de boeken, behorende aan; exoterisch, voor oningewijden.
kleine tekening; expansie, v. uitzetting.
ex officio, ambtshalve; expansief, uitzetbaar; mededeelzaam,
ex oriente, lux, uit het oosten komt het expansiepolitiek, v. staatkunde die streeft
licht; naar gebiedsuitbreiding.
ex tempore, voor de vuist. expatriëren, het vaderland verlaten,
exact, stipt, nauwkeurig; expeditie, v. afzending van goederen of
exacte, wetenschappen, wis- en natuurkunde, waren; krijgsonderneming; gerechtelijke
exaltatie, v. geestvervoering, overspanning, uitvaardiging.
examen, o. onderzoek, ondervraging. experiment, o. proefneming, proef,
exarch, voormalig stadhouder van de Ro- experimentum crucis, (Lat.), beslissende
magna en Ben.-Italië, ook Gr. = Kath. proef; godsoordeel.
Aartsbisschop. expert, (Fr.), m. deskundige.
excellent, uitmuntend. expiratie, v. uitademing, afsterven; verval­
excellentie, v. voortreffelijkheid; titel van tijd, einde.
ministers. explicatie, v. verklaring.
excentriek, buitenissig, zonderling. exploderen, ontploffen.
exceptie, v. uitzondering. exploit, o. daad, heldendaad; deurwaarders-
exces, o. buitensporigheid, overdaad; ge­ acte.
welddadigheid. exploitatie, v. ontginning, bebouwing; partij
exchange, (Eng.), v. wissel; Beurs van trekken (van iemands onwetendheid),
koophandel. exploratie, v. onderzoek van een tertrein);
exclamatie, v. uitroep (ing). opsporingswerkzaamheden.
exclave, v. deel v. h. rijk, door vreemd ge­ explosie, v. ontploffing, knal.
bied omsloten. exponeren, blootstellen; uiteenzetten,
exclusief, uitsluitend, niet inbegrepen, exponent, m. aanwijzen.
excursie, v. uitstapje. export, m. en o. uitvoer; het uitzetten over
excusez, (Fr.), neem me niet kwalijk, de grens.
exposé, (Fr.), o. kort overzicht.
excuus, verontschuldiging; uitvlucht
exposeren, tentoonstellen; blootleggen,
executie, v. uitvoering, voltrekking, v. e.
expres, uitdrukkelijk; met opzet
vonnis; gerechtelijke verkoop van boe­
expres, m. doorgaande sneltrein.
del wegens iemands schuld.

52
expresse, m. spoedbestelling. eigen land leven op vreemd gebied, (b.v.
expressie, v. uitdrukking. gezanten).
expressionisme, o. kunstrichting, die streeft extra, Lat.), buiten; bizonder.
naar de uiting der gevoelens door de in­ extract, o. uittreksel (kruiden, boeken),
druk die innerlijk bij den kunstenaar ge­ extraneus, (Lat.), m. vreemdeling; iemand,
wekt wordt. die zonder leerling der school te zijn, toch
expulsie, v. gewelddadige uitdrijving, het eind-examen aflegt
exquis, (Fr.), uitgelezen, fijn. extraordinair, buitengewoon.
extase, (Fr.), v. geestesvervoering, extravagant, buitensporig.
exterieur, uiterlijk; buitenlands; — o. het extréme, (Fr.), o. het uiterste, hoogste; les
uiterlijke; het buitenland. extrêmes se touchent, de uitersten raken
externaat, o. dagschool; het niet in een in­ elkaar.
richting wonen. extremist, m. tot het uiterste gaande aan­
exterritorialiteit, v. naar wetten van het hanger van richting in kunst of politiek.

F. (zie ook ph.)


f. = fac. (Lat.), maak; fiat (Lat.), het fabricage, v. vervaardiging.
geschiede! fabuleus, fabelachtig; ongelofelijk.
f of fee. = fecit (Lat.), hij heeft het ge­ lagade, (Fr.), v. voorgevel.
maakt. face, (Fr.), v. gezicht; vóórzijde.
f = fellow; in Engeland lid, b.v. F.R.S. facette, (Fr.), v. geslepen vlak van edel­
— Fellow (of the) Royal Society = lid stenen.
v. h. Koninkl. Genootschap. facile princeps, (Lat.), m. iemand die eerste
f of fem. = femininum, (Lat.), vrouwelijk, plaats inneemt, ver boven vakgenoten
f of fl. — florin, gulden. uitsteekt.
f of fol. of fo. = Folio, blad. faciliteit, v. gemak; tegenmoetkomende in­
FJ.F.A. = Fédération Internationale de schikkelijkheid.
Football Association, Wereldbond voor fagonneren, fatsoeneren.
Voetbal. facsimilé, o. afdruk of nabootsing van een
FJ.N.A. = Fédération Internationale Nau- tekening of geschrift.
tique, Wereldbond voor Watersport facta, o. mv. (Lat.), feiten, daden.
FJ.T.C.A. = Fédération Internationale des factie, v. aanhang, kliek, politieke partij,
Transports Commerciaux par Automobile, factisch, feitelijk, werkelijk.
Wereldbond van Autotransportbedrijven. factor, (Lat.), m. vermenigvuldigen of ver­
F.O.S.P. = Federatie van Verenigingen van menigvuldigtal, mede-ooreaak, inwerken­
Schrijvers in Sovjet-Rusland. de kracht.
fr. = franc (s) of franco. factory, v. nederzetting v. e. handelsonder­
Fabian Society, (Eng.), socialistische ver­ neming.
eniging, gesticht door Bernard Shaw e.a. factotum, o. iemand, die alles moet doen-
(1888), die met vermijding van revolutie, factum, (Lat.), o. feit, daad.
hun einddoel trachten te bereiken; pro­ factuur, v. bouw; rekening, lijst afgeleverde
paganda vooral onder de bezittende waren met prijzen.
klasse. facultatief, vrij, naar goedvinden.

53
faculteit, v. natuurgave; geschiktheid; afde­ Testament ontleend.
ling van hoofdwetenschappen aan Hoge­ farm, (Eng.), v. pachthoeve.
school; gezamenlijke hoogleraren aan de farniente, (It.), niets doen (zie dolce).
afdeling. farthing, (Eng.), m. penny.
faecaliën, v. mv. uitwerpselen, ontlasting- Far West, (Eng.), v. het verre Westen (v.
stoffen. N.-Amerika).
fagot, m. houten blaasinstrument. fasces mo, (Lat.), stavenbundel met uit­
faïence, (Fr.), v. Italiaans aardewerk, stekende bijl in het midden; zinnebeeld
failliet, faillissement, o. onvermogen om te lijfstraffelijke rechtspleging bij de Romei­
betalen, ten gevolge waarvan men van nen; zinnebeeld der fascisten.
het beheer der zaken ontheven is; failliet­ Fasching, (D.), m. carnaval.
verklaring. fascinatie, v. verblinding, betovering,
fair, (Eng.), fatsoenlijk eerlijk. fascisme, o. beweging, die openlijke dicta­
fait, (Fr.), o. voorval, feit; fait accompli, tuur van het groot-kapitaal voorstaat,
voldongen feit. steunend op bepaalde nationalistische
fakir, m. arme; in Voor-Indië, kluizenaar, stromingen (Italië, Duitsland) laatste uit­
die boete doet en zichzelf tuchtigt, weg van het kapitalisme dat niet in staat
faliekant, mis, geheel verkeerd. is de burgelijk democratie te handhaven
fallacieus, bedriegelijk. tegenover de groeiende macht van het
falset, o. kopstem. proletariaat. Wijze van optreden, die zon­
Falstaffj (Eng.), m. grootsprekende, uit der te aarzelen de verworven rechten en
stukken van Shakespeare; bonvivant, vol vrijheden van een volk vernietigt in het
humor. (Shakespeare). belang van het groot-kapitaal.
Fama, (Lat.), v. godin v. d. roem; faam. fashion, (Eng.), v. mode; de beau-monde.
fameus, vermaard. fata, (Lat.), o. mv., lotswisselingen.
familiariseren, (zich) zich gemeenzaam ma­ fataal, noodlottig, heilloos.
ken. fatalisme, o. geloof aan onvermijdelijk nood­
fanulus, (Lat.), m. dienaar, handlanger van lot.
een geleerde. fata morgana, v. luchtspiegeling meestal in
Fanarioten, m. mv. Griekse, meestal rijke, de woestijn, gezichtsbedrog.
families te Konstantinopel. faubourg, (Fr.), m. voorstad.
fanaticus, (Lat.), m. dweper. fauna, (Lat.), v. de dieren v e. land.
fancy, (Eng.), v. inbeelding, luim, inval, faute, (Fr.), v. fout, gebrek; faute dargent,
fancy-fair, v. liefdadigheidsbazar. uit gebrek aan geld; — de mieux, bij
fancy-prijs, m. buitensporige prijs, gebrek aan beter.
fantaseren, zijn verbeelding de vrije loop faux, fausse, (Fr.), vals, onwaar; fausse-
laten; onder het vertellen erbij verzinnen; couche, miskraam.
ijlen; zijn gevoel geïmproviseerd in mu­ faux-pas, misstap (fig.),
ziek vertolken. favoriet, gunsteling; paard waarop het
fantasmagoris, toverbeeld. meest gewed wordt.
fantoom, o. spook. febris, (Lat.), v. koorts.
farce, (Fr.), klucht; vulsel voor spijzen, febris typhoïde, typheuse koorts.
farceur, (Fr.), m. grappenmaker. fecit, (fee. off.), heeft het gemaakt,
Fariseër, m. schijnheilige, aan Nieuw fecunderen, bevruchten.

54
federalisme, bondsbestuurlijk stelsel, fez,v. rode wollen muts, 1826—1925 in
federatie, bondgenootschap, statenbond, Turkije als militaire dracht gedragen,
vakgroepafdeling b.v. de federatie van fiasco, (It.). o. fles; mislukking.
Bouwvakarbeiders van het N.A.S. fiat, (Lat.), het geschiede!; fiat justitia et
feeërie, (Fr.), v. toverij, toverballet. pereat mundus, de gerechtigheid moet haar
feldyrau, (D.), veldgrijs; Feldgrauer, Duitse loop hebben, al zou de wereld erbij ver­
soldaat (1914—1918). gaan.
Feldwebel, (D.), m. sergeant-majoor. fiber, v. vezel; stof voor koffers.
Pelicitas, (Lat.), v. godin der gelukzalig­ fichu, (Fr.), o. omslagdoekje.
heid. fictief, verzonnen, denkbeeldig.
felis domesticus, v. huiskat. fideel, getrouw.
felix meritis, (Lat.), gelukkig door ver­ fiducie, v. vertrouwen.
diensten. Fifth Avenue, (Eng.), v. één der voor­
fellah, m. landbouwende eigenaar. naamste straten in New-York.
fellow, (Eng.), m. gezel, makker, lid. figaro, (It.), m. kapper; koppelaar; hoofd­
feminisme, o. vrouwenbeweging. persoon uit opera van Mozart.
femme de chambre, (Fr.), v. kamermeisje. figurant, m. persoon, die stomme rol ver­
Fenian, m. lid geheim genootschap, dat Ier­ vult.
land vrij van Engeland wilde maken, figuratie, v. vorming; voorstelling in beeld.
feodaal, leenrechtelijk feodalisme het maat­ figuurlijk, zinnebeeldig.
schappelijk stelsel aan het kapitalisme file, (Fr.), v. rij wachtende mensen.
voorafgaande, waarin de adel de macht filet, (Fr.), v. netweefsei.
in handen had. filiaal, o. bijhandelshuis.
ferment, o. giststof. filigraan, o. werk van goud- of zilverdraad.
ferry, (Eng.), v. veerboot. Filister, (D.), m. Filistijn; niet-student,
fertiel, vruchtbaar; winstgevend. kleinburgerlijk persoon.
fervent, (Fr.), ijverig. fille, (Fr.), v. meisje.
festijn, o. feest, gastmaal. film, (Eng.), v. eigenlijk; vlies, fotografisch
festival, (Fr.), o. muziekfeest. negatief; strook opnamen, die in bioscoop
fête, (Fr.), v. feest; fête de nuit, avond­ afgedraaid wordt.
feest met verlichting. filmdiva, v. beroemde filmspeelster,
fêteren, feestelijk vieren. filomeel, v. nachtegaal.
fetisch, talisman, Marx beschrijft in het filter doorzijgtoestel.
Kapitaal hoe de mens het voorwerp finaal, slot; geheel en al.
niet meer als gebruiksgoed, maar als ruil­ finaliteit, v. eindigheid, beginsel, volgens
object, als waar vereert en spreekt dan hetwelk alles met een doel is geschapen,
van het fetischisme van de waar. finance, (Fr.), v. de financiën; la haute
feudaal, leenrechtelijk. Finance, grote bankiers; invloedrijke geld­
feu, (Fr.), m. vuur; feu sacré, heilig vuur mannen.
geestdrift. fin de siècle, (Fr.), einde van de (19e)
feuille, (Fr.), v, blad. eeuw.
feuilleton, (Fr.), o. vervolgroman in dag­ fine fleur, (Fr.), v. bloem, keur v. e. be­
blad; afdeling aan novellen, romans enz. volking.
gewijd. finesse, (Fr.), v. sluwheid; fijne bijzonder-

55
held. Flora, (Lat.), v. bloemgodin; inheemse plan­
finish, (Eng.), eindpunt. ten in een land.
firma, v. handelsnaam, handtekening v. e. Floréal, (Fr.), m. 8e Frans-republikeinse
handelshuis. maand (20 Apr.—20 Mei).
firmament, o. uitspansel. floreren, bloeien, in welstand zijn.
first rate, (Eng.), eerste rangs. flottant, drijvend.
fis, v. kruis (muziek); staatskas. flottille, v. kleine vloot.
fiscaal, wat den fiscus betreft. fluctuatie, dobbering; schommeling.
fit, (Eng.), klaar (voor de wedstrijd). fluïde, (Fr.), vloeibaar; vloeistof; magne­
fitter, (Eng.), m. werkman die gaspijpen tische uitstraling.
aanpast. flux de bouche, (Fr.), m. woordenvloed
fittings, (Eng.), mv. afgewerkte onderdelen (eigenlijk speekselvloed).
van auto's, rijwielen enz. focus, (Lat.), m. brandpunt.
five-o'clock tea, (Eng.), v. thee vóór het foedraal, o. schede, koker.
middagmaal. Foehn, (D.), sterke zoele zuidenwind in
fix, (Fr.), vast, blijvend. Zwitserland; haardroogtoestel.
fjord, v. smalle inham in rotsachtige kust foetus, (Lat.), m. onvoldragen vrucht,
(Noorwegen). foezel, (D.) v. slechte jenever.
flacon, (Fr.), m. flesje met glazen stop. foi, (Fr.), v. geloof, trouw; de bonne foi,
flagellant, persoon, die zich voor begane te goeder trouw.
zonden zelf geselt. Fokker, v. vliegmachine, door Fokker ont­
flageolettonen, m. mv. hoge fluittonen op worpen.
strijkinstrument folketing, o. volkskamer, Deense 2e Kamer,
flagrant, (Fr.), brandend, onloochenbaar, folklore, (Eng.), v. kennis van legenden,
flagrante delicto, in flagranti delicto, (Lat.), liederen, spreekwoorden, zeden, gebruiken
en flagrant délit (Fr.), op heterdaad, en geloofsbegrippen v.e. volk.
flair, (Fr.), m. scherpe reuk; fijne neus. fond, o. achtergrond.
flambard, (Fr.), m. slappe vilten hoed met fondant, (Fr.), m. zachte, smeltende bon­
brede rand. bon.
Flamingant, m. aanhanger der Vlaamse be­ fonds, o. beschikbare gelden, kapitaal; uit-
weging in België. keringskas.
flaneren, rondslenteren. foot, (Eng.), voet; Eng. voet =r 1ls ijard
flanel, o. lichte wollen stof. = 0,305 M.
flankeren, van terzijde dekken. foot-ball, (Eng.), o. voetbalspel.
flat, (Eng.), verdieping: étagewoning, force, (Fr.), v. kracht; force majeure, over­
flatteren, vleien. macht.
flecteren, verbuigen of vervoegen (werkw.). forced labour, (Eng.), dwangarbeid.
flegma, o. slijm; fluim; lauwheid, natuurlijke Foreign Office, (Eng.), o. ministerie v. bui­
onaandoenlijkheid. tenlandse zaken.
fletcheren, langdurig en langzaam kauwen forens, m. iemand die zijn werkkring heeft
(volgens Dr. Fletcher). buiten de gemeente, waar hij woont,
fleur, (Fr.), v. bloem, bloei. forensis, (Lat.), m. vreemde, buitenlander,
flexie, flexuur, v. buiging. spec. die grond bezit in het land.
flirtation, (Eng.), v. speelse verliefdheid. forensisch, gerechtelijk.

56
formalisme, (Fr.), v. richting die de vorm fractie, v. breking; breuk; deel; zich afzon­
zoekt en de inhoud over het hoofd ziet; derend deel v. e. politieke partij, dat zich
vormendienst. van de partij afscheid!
formatie, v. vorming. fractura, fractuur, v. breuk, beenbreuk,
formeel, naar de vorm; uitdrukkelijk, fragiel, breekbaar, broos.
formidabel, vreselijk, geducht. fragment, (Fr.), o. brokstuk.
formule, v. zegswijze, voorgeschreven voor fraise, (Fr.), aardbeienkleur.
bijzondere gevallen; rekenvoorschrift; frak, v. herenrok.
vaste algebraïsche regel. framboesia, v. zich door framboosvormige
formulier, o. regel door het gebruik in ge­ zweren openbarende syphilisachtige ziekte,
voerd; woordelijk voorschrift. frame, (Eng.), o. fietsraam.
forte, (It.), sterk te spelen. franc, m. zilvermunt in België, Frankrijk en
fortificatie, v. vestingwerk. Zwitserland.
fortissimo, (It.), zeer sterk. Fran^aise, v. Franse vrouw, dans.
Fortuna, (Lat.), v. geluksgodin. franchement, (Fr.), vrijmoedig.
forum, (Lat.), o. markt, plein; gerechtshof, Franciscanen m.mv. minderbroeders, Mino­
forward, (Eng.), m. voorwaartsspeler (voet­ rieten (orde van Fransiscus van Assisië,
bal). gesticht 13e eeuw).
fossiel, versteende, voorwereldlijk overblijf­ franc-magon, (Fr.), v. vrijmetselaar.
selen, die opgedolven worden uit de franco, vrachtvrij, portvrij.
grond. Francophiel, m. vriend van de Fransen,
fouilleren, iemand aan den lijve onderzoe­ franctireur, (Fr.), m. vrijwilliger in de oor­
ken, op smokkelwaar. log, die niet onder militair commando
foulard, (Fr.), m. zijden doekje. staat.
foul play, (Eng.), o. oneerlijk spel. frank, vrij, ongedwongen.
fountain-pen, (Eng.), v. vulpenhouder, frankeren, vrachtvrij maken, door middel
fourageren, voeder of levensmiddelen halen. van het aanhechten van postzegels.
Fourierisme, (Fr.), o. socialistisch stelsel Franskiljon, m. Fransgezinde (vooral van
van Charles Fourier, (begin 19e eeuw), Belgen).
die de mensen in phalansterès of kolo­ frappant, (Fr.), treffend.
niën van 400 families, die elk een een­ Franscati, o. naam v. e. Italiaans stadje;
heid vormen, wilde indelen; bij Fourier zomerverblijf.
beginsel der samenwerking op den voor­ frater, m. kloosterbroeder.
grond gesteld. fraude, (Fr.), v. bedrog, sluikhandel.
fourneren, voorzien, leveren; inleggen (met free! kick, (Eng.), m. vrije schop bij het
fijn hout). voetbalspel.
foutief, niet juist, onnauwkeurig. free-trade, (Eng.), vrijhandel.
fox-terrier, (Eng.), m. kleine gladharige freewheel, (Eng.), o. vrijwiel.
hond. fregat, o. licht snelzeilend oorlogsschip,
fox-trot, (Eng.), m. stapdans. fregnent, veelvuldig; druk bezocht.
foyer, (Fr.), m. haard; brandpunt; koffie­ frère, (Fr.), m. broeder.
kamer in de schouwburg, fresco, (It.), vrolijk, levendig (muziek);
fra, ordebroeder; Fra Diavolo, bekend ro­ muurschildering op verse kalk.
verhoofdman, bekende opera. Freya, Godin der geslachtelijke liefde en

57
vruchtbaarheid (bij de Germanen), Spanje.
fricandeau, (Fr.), m. gelardeerd en ge­ fuga, (It.). v. veelstemmig muziekstuk.
smoord kalfsvlees. functie, v. ambtsverrichting; werkkring.
friction, (Fr.), v. inwrijving met haarwater, functionaris, m. bekleden van een ambt.
frigidaire, electrische koelkast. fundament, o. grondslag.
Frimaire, (Fr.), m. rijpmaand, 3e maand fundamenteel, wezenlijk.
Frans-republikeinse kalender (21 Nov.— funèbre, (Fr.), tot de begrafenis behorend;
20 Dec.). treurig somber,
Frisco, (Amerik), San Francisco. funest, verderfelijk.
friseren, het haar krullen, kappen. fungeren dienst doen; optreden als.
frivole, (Fr.), wuft. fungus, (Lat.), m. paddenstoel.
Fröbelschool, o. school voor voorbereidend Funkbeamten, marconist.
lager onderwijs. Funkpaedagogische Beratungen, (D.). pae-
fronde, (Fr.), v. slinger; politieke, partij dagogische lezingen per i-adio.
(Frondeurs) in de 17e eeuw, in Frankrijk, fureur, (Fr.), v. woede, razernij.
front, o. voorhoofd; voorzijde, voorgevel; Furie, v. één van de drie wraakgodinnen,
gevechtslijn. furore maken, grote bijval verwerven.
frontispice, (Fr.), o. voorzijde, voorgevel: furor tentonicus, (Lat.), Duitse waanzinnige
titelblad. woede.
frontpartij, Belgische staatkundige partij, die furunculus, (Lat.), in. steenpuist.
streeft naar zelfbestuur voor Vlaanderen, fuselier, m. gewoon soldaat, spec. in Ned.-
frou-frou, (Fr.), soort biscuit. Indië. (Jan Fuselier).
Fructidor, (Fr.), m. vruchtmaand, 12e fusilleren, doodschieten, (als krijgsstraf),
maand van de Frans-republikeinse kalen­ futiel, nietig, armzalig.
der (18 Aug—16 Sept.). futurisme, (Fr.), o. nieuwe richting schil­
frugaal, sober, matig. derkunst, licht- en toonkunst, door Mari-
fuchsia, v. sierbloem. netti, (It.), in 1908 gebaand.
fueros, (Sp.), v. mv. vrijheden en voorrech­ futurum, (Lat), o. toekomst; toekomende
ten van (vooral Baskische) provincies in tijd (spraakkundig).

G.
G. — gram. ders wordt geroeid.
G.E.B. — Gemeentelijk Electriciteits Be­ galerij, o. overdekte plaats; veranda (N -
drijf. Indië). mijngang; kunstzaal; balcon in
G.G. = Gouverneur-Geneiaal. schouwburg.
gage, v. onderpand; dienstloon. galjoen, o. Spaans oorlogs- en koopvaardij­
gala, o. groot feest. schip.
galant, ridderlijk, hoffelijk; minnaar, vrijer; Gallicaanse Kerk, v. zekere partij in de
smaakvol; galante ziekte v. geslachts­ R.K. Kerk in Frankrijk, die onafhankelijk­
ziekte door besmetting. heid van Rome nastreefde.
Galathea, v. beeldschone zeenymph; beeld­ galon, (Fr.), o. goud- of zilverboordsel,
schoon meisje. galopperen, in galop rijden, lopen, dansen,
galei, breed roeischip, dat door dwangarbei­ galvanometer, m. instrument om de sterkte
van een galvanische stroom te meten, op aan te merken.
gamba, gambe, knieviool. geaffecteerd, gekunsteld gemaakt,
gambiet, v. bepaalde soort schaakpartij. geagregeerde, m. toegevoegd ambtenaar,
Gambrinus, mythisch vorst, uitvinder v. h. geallieerden, m. mv. bondgenoten; in de
bier. wereldoorlog van 1914: Frankrijk, Enge­
game, (Eng.), v. spel. land, België, Servië, aanvankelijk Rus­
gamelan, m. Javaans orkest van allerlei in­ land en later Italië.
strumenten. geanimeerd, opgewekt, druk.
gamin, (Fr.), m. straatjongen, kwajongen, geavanceerd, vooruitgeschoven, gevorderd,
gamma, (Gr.), v. g in het Griekse alphabet; bevorderd; politiek vooruitstrevend.
toonladder. Gebenedijde, v. gezegende (Maria),
gammastralen, radio-actieve stralen. gebenscht, (Jiddisch), gezegend.
gang, (Am.), misdadigersbende, troep, geblaseerd, door overmatig en zonder moeite
gangliën, o. mv. peesknopen. verkregen genot, ongevoelig geworden
gangreen, o. koudvuur, versterf. voor verdere aandoeningen.
gangster, (Am.), bendelid. geborneerd, begrensd, beperkt; bekrompen
gannef, (Hebr.), m. dief. van verstand.
garage, v. stalling voor automobielen, gecoiffeerd, vereerd, gevleid.
garanderen, waarborgen. gecommiteerd, aangewezen, belast,
garfon, (Fr.), m. knaap, jongmens; kelner, gecompliceerd, ingewikkeld.
garde, (Fr.), v. en m. wachter, geconsolideerden, v. mv. fondsen of schul­
garde-champétre, veldwachter. den, voor welker rentebedrag zekere
garde-robbe, (Fr.), v. kleerkast, kleerkamer. staatsinkomsten zijn aangewezen,
of bewaarplaats. gedegenereerd, ontaard, een stervende klasse
gardez-vous! (Fr.), wees top uw hoede! vertegenwoordigend.
garneren, van het nodige voorzien; stofferen, gedelegeerde, m. afgevaardigde.
garnituur, o. belegsel, versiering. gedelegeerd commissaris, commissaris v. e.
garnizoen, (Fr.), o. krijgsbezetting v. e. stad; N.V. in het bijzonder door de gezamen­
militaire standplaats. lijke commissarissen, belast met het toe­
gasoline, v. petroleumproduct, voor verlich­ zicht op de directie.
ting. gedeputeerde, m. afgevaardigde, lid v. h.
gastrilogie, v. buiksprekerij. dagelijks bestuur v. e. provincie,
gastronomie, v. verfijnde kookkunst. gedesillusioneerd, ontgoocheld.
gauche, (Fr.), links, onbeholpen; v. linker­ gedetacheerd, losgemaakt.
zijde in de politiek. gedetailleerd, omstandig, in bijzonderheden,
gaudeamus, (igitur)! (Lat.), laten we (dus) gedetermineerd, bepaald; vastberaden,
vrolijk zijn. Studentenlied. gedistilleerd, o. sterke dranken,
gavotte, (Fr.), v. ouderwetse Franse dans­ gedistingeerd, zich onderscheidend, voor­
muziek. naam.
gazette, (Fr.), v. krant, nieuwsblad. geëmancipeerd, vrijgelaten, vrijverklaard,
gazeus, koolzuurhoudend. gefingeerd, niet werkelijk voorhanden,
gazon, (Fr.), o. grasperk. geforceerd, gedwongen, gewild, niet natuur­
Gea, (Gr.), v. aarde; godin van de aarde. lijk.
geacheveerd, voltooid; er valt niets meer Gehenna, o. hel.

»
gein, (Hebr.), pret, plezier. eer.
Geiser, m. natuurlijk spuitende bron. gentry, (Eng.), kleine adel.
geiser, m. badkachel. genus, (Lat.), o. geslacht; soort,
geisha, v. Japanse beroepsdanseres. glocentrisch, met de aarde als middelpunt,
gelatine, v. geleistof uit beenderen getrok­ geodesie, v. landmeter en waterpassen,
ken, vislijm. geoguosie, v. kennis v. d. samenstelling v. d.
gemarineerd, ingemaakt in pekelsaus. vaste aardkorst.
gemütlich, (D.), gezellig, goedhartig. geograaf, m. aardrijkskundige.
gênant, (Fr.), belemmerend, kinderlijk, geographische of Duitse mijl, 7407.5 M.
gendarme, (Fr.), m. politiesoldaat. geologie, v. leer van de wording, vorm
genealogie, v. geslachtrekenkunde, stam­ en bouw van de aarde.
boom. geometrie, v. vlakke meetkunde.
generen, dwang aandoen, hinderen. geophysicer, v. leer v. d. physische ver­
geneer je niet, ga je gang maar. schijnselen in het binnenste v. d. aarde,
genen, dragers der eigenschappen in de cel­ geopolitiek, wetenschap, die geographische
kern. omstandigheden van de staat onderzoekt,
generaal, algemeen. om het gewonnen inzicht bij het politieke
generaal-agent, hoofdagent. handelen toe te passen.
generaal-conto, hoofdberekening. georganiseerd, doelmatig ingericht, verbon­
generale stal, de hogere bevelvoering van den door een aangenomen standpunt, zo­
een leger. dat het voeren van een gemeenschappelij­
Generalbass, (D.), v. baspartij, die door den ke strijd mogelijk wordt, georganiseerde
speler zelf moet worden uitgewerkt, strijd tegenstelling tot anarchistische of
generaliteit, v. algemeenheid. persoonlijke strijd.
generatie, geslacht (svoortplanting). Georgica, v. landelijk gedicht; boeken over
genereren, voortbrengen; storend werken op de landbouw.
antennen van naburige toestellen. Georgiër, m. persoon v. e. stam uit Georgië,
genese, (Gr.), v. ontstaan, wording. gepeoe, voormalige staatspolitie in de
Genesis, le boek Mozes'. Sowjet-Unie, die zowel de vijanden van
genetica, o. mv. wat betrekking heeft op de socialistische staat onschadelijk moest
erfelijkheids- en afstammingsleer. maken als moest meewerken om deze vij­
geniaal, vernuftig, vol genie. anden zo mogelijk voor het socialisme te
genie,. (Fr.) o. vindingrijke, scheppende winnen.
geest. geproportionneerd, evenredig naar.
genie, v. militaire ingenieurskunst. gequalificeerd, bevoegd.
genitalia, (Lat.), o. mv. geslachtsdelen, gequalificeerde arbeidskrachten, werkkrach­
genitief, m. 2e naamval. ten tot gecompliceerde arbeid in staat,
genius, (Lat.), m. schutsengel. geraffineerd, doortrapt, verfijnd.
genre, (Fr.), o. soort, geslacht, trant. gérant, (Fr.), m. zaakvoerder, beheerder van
gens, (Lat.), v. vereniging van patricische hotel of café.
families bij de Romeinen. Gereformeerde, m. lid der gereformeerde
gentilhomme, (Fr.), m. edelman. kerk, die zich in 1886 van hervormde kerk
gentle kint, (Eng.), m. zachte wenk. afscheidde.
genteleman, (Eng.), echte heer, man van gerenommeerd, vermaard, met goede naam.

60
gereserveerd, voorbehouden, bezet, zich op girl, (Eng.), meisje.
een afstand houden. giro, o. omloop, geldsomloop; het overdra­
Germaans, van oud-Duitse oorsprong. gen van een wissel op een ander,
Germanisme, o. Duitse zegswijze, in strijd giro-bank, v. overschrijvingsbank.
met de geest van onze taal. Girondijn, m. aanhanger van de gematigde
Germinal, (Fr.), m. kiemmaand (21 Mrt.— republikeinse partij in de Franse revolutie
21 April) de 7e maand v. d. Frans-repu- van 1789.
blik. kalender, beroemd boek van Zola. gis, v. g. kruis.
geroutineerd, geoefend, bedreven. gitaar, v. tokkelinstrument.
gerozilver, o. metaalmengsel, dat op zilver glacé, (Fr.), v. ijs.
gelijkt. glacéhandschoenen, glacés, geglansd leren­
ges, v. g mol. handschoenen.
Geschaft, (D.), o. handelszaak. glaciaal, tot de ijstijd behorende.
gesitueerd, gelegen, toestand, waarin men glacière, (Fr.), v. ijskelder; ijsemmer.
zich bevindt. gladiator, (Lat.), m. zwaardvechter,
gesorteerd, in soorten bijeengevoegd, glazuur, o. verglaassel; glasstofbedekking.
gestapo, Geheime Staatspolitie, spionnage- Gleichschaltung, (D.), v. feitelijk gelijk­
dienst van de Duitse Nazi-regering, schakeling, het streven der Nazi's om alles
geste, (Fr.), v. gebaar. en allen dienstbaar te maken aan hun
gesticulatie, v. gebarenspel. doeleinden.
gestileerd, in stijl gebracht. gletscher, m. reusachtig ijsveld, dat lang­
getroubleerd, niet goed bij het hoofd. zaam van een bergrug afschuift.
geus, m. bedelaar: scheldnaam van Prote­ glissando, (It.), glijdend, zacht.
stanten en van alle vijanden van Spanje, globaal, ruw geschat.
in de 80-jarige oorlog. globe-trobber, (Eng.), m. wereldreiziger,
Gewerbebund, (D.), Duits-Oostenrijkse gloria, (Lat.), v. roem, heerlijkheid; gloria
middenstandsbond. in exelsis Deo, ere zij God in den hoge.
ghetto, o. jodenwijk. glorieus, roemrijk.
Ghurka, m. inlands soldaat in het Brits- glorificatie, v. verheerlijking.
Indische leger. glossarium, (Lat.), o. verklarende woorden­
gidur, m. ongelovige (niet-Mohammedaan lijst.
bij de Turken vooral). glosse, v. duister woord; kanttekening,
gibbon, m. Indische mensaap. glüchauf, (D.), mijnwerkersgroet.
gigant, reus. glucose, v. zetmeel —, druivensuiker.
gilette, o. veiligheidsscheermes. glycerine, v. zoete olieachtige vloeistof,
gingerbeer, (Eng.), o. gemberbier. gneis, o. geslaagd gesteente, glimmer en
giovani fasciste, fascistische organisatie in kwarts.
Italië, voor meisjes van 18—22 jaar": gnomen, m. mv. aardbeesten.
Giovani Italiane, fascistsiche organisatie gnosis, (Gr.), v. diepere mystieke kennis
in Italië voor meisjes van 13—18 jaar. v. d. Christelijke Leer.
gipsy, (Eng.), heiden, zigeuner, heks, ook; go ahead, (Eng.), voorwaarts.
brunette. goal, (Eng.), v. doelpunt (bij voetbal),
gireren, een wissel aan een ander overdra­ gobelin, (Fr.), o. wandtapijt.
gen. goochem, pienter, slim.

61
God save the King, (Queen.) (Eng.), God H. Avondmaal zou hebben bediend en
behoede den Koning (Koningin); het En­ waarin het bloed van den stervenden
gelse volkslied. Christus zou zijn opgevangen.
goedang, (Mal.), m. magazijn; provisieka­ gracelijk, bevallig.
mer. gradnale, o. R.K. onderdeel van de mis;
goelasch, m. Hongaars vleesgerecht piet boek met misgezangen.
Spaanse peper. gradueel, trapsgewijze, graad. —
goeroe, (Mal.), m. leraar in de Moslemse graecus, (Lat.), m. wetenschappelijk be-
wet; leraar. studeerder van het Grieks.
goesli, (Russ.), v. liggende harp. grammaire, v. spraakkunst.
Gog en Magog, (Hebr.), vervaarlijke vijand. grammophoon, m. toestel tot vastleggen en
Goï (mv. gojim), AHebr.), niet-Jood. ten gehore brengen van muziek.
golem, (Hebr.), klomp; dom mens; mense­ granaat, m. gering rood edelgesteente:
lijke figuur in de kabbalistische literatuur. vrucht v. d. granaatboom; projectiel,
Golgotha, gerechtsplaats bij Jeruzalem, waar grande, (Sp.), m. hoogadellijke in Spanje,
Jezus aan het kruis werd geslagen. grandeur film, stereoscopische film.
Goliath, m. reus die tegen David vocht. grandioos, groots.
Gomarianen, tegenstanders van de Contra­ grand merci, (Fr.), zeer bedankt,
remonstranten, in de 17e eeuw. grand-priax, (Fr.), m. grote prijs; voorjaars­
gondel, v. vaartuig in Venetië. wedrennen te Parijs.
gong, v. metaalbekken, waarop met stok graniet, o. korrelsteen.
wordt geslagen. grape-fruit, (Eng.), pompelmoes.
gonorrhoe, v. druiper. graphiek, v. schrijf-, teken-, schilderkunst,
good-bye, (Eng.), goedendag. graphiet, o. koolstof; potlooderts.
good will, (Eng.), zaak met klandisie. graphisch, beschrijvend, tekenend, door fi­
Good will Day, (Eng.), 18 Mei gedenkdag guren voorgesteld.
der opening van de Haagse Vredesconfe­ graphologie, het bestuderen van het mense­
rentie. lijk karakter uit het handschrift.
Gordiaanse knoop, m. onontwarbare knoop. gratias, (tibi ago)! (Lat.), (ik zegt u) dank!
zeer ingewikkelde zaak. ik dank u!
Gorgonen, v. mv. 3 vrouwelijke monsters, gratie, o. genade; gunst; bevalligheid.
gorilla, m. grootste Afrikaanse mensaap, de Drie Gratiën, de 3 bevalligheden,
gospadin, (Russ.), Heer. gratificatie, gift, toelage.
Gotisch, oudduits; Gotische stijl, ontstaan gratis, kosteloos.
in N.-Frankrijk (12e eeuw) en toen ver­ gravamen, o. bezwaar.
breid in andere landen. grave, gravemente, (It.). ernstig, plechtig,
gourmand, (Fr.), m. gulzigaard, smulpaap, graveel, o. blaassteen.
gotit, (Fr.), m. smaak. gravida, (Lat.), v. zwangere vrouw,
gouvernante, (Fr.), v. huisonderwijzeres, graviteren, neiging tot overhelling vertonen,
gouvernement, (Fr.), o. regering; bureaux gravure, (Fr.), v. afdruk van een gegra­
van provinciaal bestuur. veerde plaat.
Gouverneur-Generaal, m. algemeen land­ greenwich-tijd, m. tijd van Greenwich, 20
voogd in Ned.-Indië. minuten later dan de Amsterdamse tijd.
graal, m. schotel waarin Jezus zich bij het Gregoriaanse kalender, m. almanak, volgens

62
de onder den Paus Gregorius ingevoerde grosso mode, ongeveer.
tijdrekening. grotesk, wonderlijk, bespottelijk.
Gregoriaans jaar, o. jaar, vastgesteld door grossier, m. groothandelaar.
Gregorius XIII. gruyère, (Fr.), m. Zwitserse kaas.
grein, o. medicijngewicht, 0.65 gram. guano, v. vogelnest op eilanden, spec. Peru.
grenadier, m. handgranaat-werper; infanterie- guerilla, (Sp.), v. ongeregelde bendenoor-
soldaat. log.
grenadine, v. drank uit granaatappelsap, guichet, (Fr.), m. loket.
griep, besmettelijke aandoening, influenza, guide, (Fr.), m. gids, wegwijzer.
griffie, v. bureau van een griffier. guildh''1, (Eng.), raadhuis in Londen,
griffier, m. secretaris van een gerechtshof, guillotine, (Fr.), v. valbijl, onthoofding v
grill-room, (Eng.), restaurant. werktuig.
grimassen, grijnzen, fratsen. guinea, (Eng.), v. denkbeeldige goudmunt.
grimeren, (zich), (zich) een kop maken guirlande, (Fr.), bloemslinger.
voor een rol. gummi, o. slijmhars, gom.
grober Unfug, (D.). ernstige inbreuk op Je Gurkensalat, m. en v. komkommerslade.
openbare orde. gutturaal, tot de keel behorende
Grobian, (D.), m. vlegel. Gyges, (ring van) middel om zich ontzicht-
groeperen, in een groep bijeen plaatsen. baar te maken.
Groesiers, volksstam in Kaukasië. gymnasiaal, van het gymnasium,
grog, (Eng.), m. drank van water, rum en gymnasiast, m. leerling van een gymnasium,
suiker. gymnasium, o. Latijnse school, die opleidt
groom, (Eng.), livreiknecht. voor de Universiteit.
Groot-Kophta, de legendarische stichter v. d. gymnast, m. beoefenaar van de gymnastiek,
Egyptische vrijmetselarij. gynaecologie, v. leer der vrouwenziekten,
Groot-Kophta, de legendarische stichter v. d. gyromantie, v. waarzeggerij uit getrokken
Groschen, (D.), m. voormalige Duitse munt. cirkels.

H,
H.C. = honoris causa (Lat.), eershalve. H.J. — Hitlerjugend, (D.).
H.D.O. —- Hilversumse Draadloze Omroep. H.K.I. z= Hollandse Kunstzijde Industrie te
h.e. = hoe est, (Lat.), dat is. Breda.
H.G, = hectogram, H.L. — Hectoliter.
H.G.S. = Hervormd Gereformeerde Staats­ h.1. = hoe loco, (Lat.), op deze plaats.
partij. H.M. = Hare Majesteit.
H.H. = Hare Hoogheid. H.O.A.L. = Holland—Oost-Azië lijn.
HH. MM. Hunne Majesteiten. H.O.L.F.U. = Hollandse Film-universiteit,
H.I.R.O. = Humanitaire en Idealistische H.P. = horse power, (Eng.), paardekracht.
Radio-omioep, uitgaande van de Vereni­ H.S. = Heilige Schrift; handschrift
gingen tot Dierenbescherming, opvoeding, H.V.A. = Handelsvereniging Amsterdam
vredesactie, theosofie, vegetarisme, rechten (suikerconcern).
der vrouw, geheelonthouding, ziekenver­ habent sua fata libelli, (Lat.), de boeken
pleging, staatspensionering e.a. hebben hun lotgevallen.

63
habiel, bekwaam, vaardig. hands off, (Eng.), laat af!
habiteren, bewonen. hands up, (Eng.), handen omhoog.
habitué, (Fr.), m. vaste klant, stamgast, Hansa, Hanze, v. handelsverbond van de
habitus, (Lat.), m. uiterlijk, gedrag, kleding, steden, in de middeleeuwen.
hachee, (Fr.), v. fijngemaakt vlees met hansom, tweewielig huurrijtuig, met den
uien. koetsier achterop.
Hades, (Gr.), m. god der onderwereld; on­ Hapag, (D.), Hamburg-Amerika-Packet-
derwereld. Aktien Gesellschaft, Hamburg-Amerika
hadji, (Mal.), m. Mohammedaan, die naar Lijn.
Mekka is geweest. hara-kiri, (Jap.), m. zelfmoord door het
haemoroïden, v.mv. aambeien. opensnijden van buik, alleen aan adel­
Haff, (D.), o. ingesloten deel van de zee, lijken toegestaan.
aan riviermond gelegen. harem, m. vrouwenverblijf bij de Mohamme­
Hakatisten, (H.K.T.), Deutsche Ostmarken- danen.
verein, vereniging ter versterking v. h. hari-besar, (Mal.), betaaldag.
Duitse element in Polen, door de Polen harkal, (Hindoestan), rouwdag in Brits-
zo genoemd. Indië.
Hakenkreuz, (D.), o. haakkruis. symbool Harlequinade, v. klucht waarin harlekijn de
der nationalistische, antisemietische partij hoofdrol speelt.
in Duitsland. harmonica, v. welluidendheidsieer: muziek­
halcyon, (Lat.), m. ijsvogel. instrument, met blaasbalg.
halcyonisch, gelukkig, rustig (na welbesteed harmonicatrein, m. trein met ineenlopende
leven). rijtuigen, met zijgangen.
halfback, (Eng.), m. middenspeler bij voet­ harmonie, v. samenklank, overeenstemming,
goede verstandhouding; bepaald soort mu­
bal.
hallcast, (Eng.), m. kleurling. ziekgezelschap.
half-time, (Eng.), rust bij spel. harmoniëren, goed met elkaar overweg kun­
Hallelujah! Looft den Heer! nen, samenstemmen.
Hallstatter periode, v. de voorhistorische harmonium, o. soort kamerorgel.
ijzertijd in middel-Europa en de Alpen, harpij, v. heks, helleveeg.
hallucinatie, v. zinsbegoocheling, geestesver- harpist, m. harpbespeler.
harpoen, m. werpspies voor de walvis­
schijning.
halma, o. een soort spel. vangst.
halo, v. lichtkring om zon of maan. hartal, (Br. Ind.), staking, algemene rust­
halter, m. hefgewicht. dag.
halveren, middendoor delen. hasjisch, o. bedwelmend middel uit Indische
Hamieten, ras waartoe een aantal Afrikaan­ hennep.
se volkeren behoren. Hausfrauenfunk, (D.), radiopraatje voor de
hamster, (D.), m. knaagdier, dat in onder­ huisvrouw.
aardse gangen grote graanvoorraden bij el­ hausse, rijzing der fondsen.
kaar sleept. hautain, (Fr.), hoogmoedig, uit de hoogte,
hamsteraar, m. voorraad inslaande persoon, hauteur, (Fr.), v. hoogte, hoogheid, voor­
handicap, m. wedren met voorgift. naamheid.
handicappen, achteruitzetten, dwarsbomen. haverij, v. zeeschade.

64
Havas, telegrafisch nieuwsbureau te Parijs, heloten, Spartaanse slaven.
hazard, o. toeval, kans, waagstuk. Helvetië, Zwitserland.
heavy weight, (Eng.), m. bokser van zwaar hemi-, half.
hearj (Eng.), bravo! hemisfeer, v. halfrond van aarde of hemel,
gewicht. heptachord, o. toonafstand van 7 trappen.
Hebe. (Gr.), godin van de jeugd; schenkster Heracliet, m. iemand die het leven van de
der goden. droefgeestige kant bekijkt.
Hebraïca, (Lat.), mv. Hebreeuwse geschrif­ heraldiek, v. wapenkunde.
ten. heraut, wapenbode, uitroeper.
Hecate, (Gr.), v. tovergodin der onder­ herbarium, o. verzameling van gedroogde
wereld. planten.
hecatombe, v. offerande van 100 dieren, herbivoren, planten etende dieren, planten-
hectare, v. tienduizend vierkante meter, eters.
hectisch, teringachtig. Hercules, m. oud-Griekse held; zeer sterke
hectograaf, m. toestel om geschriften te ver­ man.
menigvuldigen. hereditair, erfelijk.
hedonisme, o. levensphilosophie, volgens heremiet, m. kluizenaar.
welke genet het hoogste goed is. heres, (Lat.), m. erfgenaam.
hedschra, aanvang van de Mohammedaanse heresie, ketterij.
jaartelling. (622 n. Chr.). Hermandad, v. broederschap; de heilige
hegemonie, v. opperheerschappij, overwicht, Hermandad, inquisitiegerecht in Spanje;
leiding. tegenwoordig schertsend; de politie,
heibel, (Hebr.), m. drukte, herrie. hermaphrodiet, m. tweeslachtig wezen;
heiduk, m. lichtgewapend infanterist in bloem met meeldraad en stamper,
Hongarije. hermelijn, o. grote wezel.
Heimat, (D.), v. vaderland. hermeneutiek, v. (bijbel) uitlegkunde.
heimwee, o. ziekelijk verlangen naar huis, Hermes, (Gr.), m. god van de handel, Mer-
of geboorteland. curius.
Heimwehr, (D.), burgerwacht in Oostenrijk. hermetisch luchtdicht.
Helicon, (Gr.), m. Muzenberg, woonplaats Hernhutter, m. Moravische broeder. Pro-
van de zanggodinnen. testantische secte, die in Zeist haar cen­
hélicoptère, (Fr.), v. loodrecht opstijgende trum in Nederland heeft.
draadschroefvliegmachine. heroën, mv. m. halfgoden.
heliocentrisch, met de zon als middelpunt, heroïek, heldhaftig.
heliograaf, v. werktuig om de zon te foto­ heiostratisch, verlangen om van zich te doen
graferen. spreken.
heliogravure, v. vermenigvuldiging van pla­ Hertha, v. godin der aarde.
ten door lichtdruk. hervorragend, (D.), uitstekend.
Helios, (Gr.), m. de zonnegod. Hesperiden, v. mv. fabelachtige meisjes, die
heliotherapie, v. zonnekuur. gouden appelen in hun tuin hadden.
heliotroop, welriekende paarse bloem, Hesperië, o. het westelijk land, Spanje en
helium, (Lat.), o. zeer ijl gas. Italië.
Hellas, het oude Griekenland. Hesperus, avondster, avond; het westen,
heller, v. voormalige Oostenrijkse munt. hetaera, v. oud-Griekse publieke vrouw.

65
hetaerie. politieke bond van de nieuw-Grie- tie bepaald wördt door materiele produc­
ken tegen de Turken. tieverhoudingen.
heterodox, ketters, niet volgens de leer. historiograaf, m. geschiedschrijver.
heterogeen, ongelijksoortig. histrion, m. toneelspeler.
heteronomie, v. onderworpen zijn aan van hobby (Eng.), stokpaardje.
buitenaf opgelegde wetten. hobo, v. houten blaasinstrument.
hetman, m. aanvoerder van kozakkenbende. hoe anno, (Lat.), in dit jaar.
Hetze, (D.). v. hardnekkige vervolging, Hochkonjunktur, (D.), v. grote bloei in han­
heuristiek, v. uitvindingskunst. del en nijverheid.
hexagoon, m. zeshoek. hockey, (Eng.), o. spel, met slaghout en
hexameter, zesvoetig vers. bal, in de openlucht te spelen.
hexode, radiolamp met 6 electroden. hocus pocus, v. goochelarij.
hiaat, (Lat.), o. gaping, gebrek aan samen­ Holda, v. godin van het huwelijk bij de oude
hang. Germanen.
Hibernia, (Lat.), o. Ierland. holding company, (Eng.), maatschappij die
hidalgo, m. adellijke van lagere rang in controle op de handelingen der onder­
Spanje. nemingen houdt.
hiërarchie, v. priesterheerschappij, Holfu, Hollandse Filmuniversiteit.
hiëroglyphen, beeldschrift van de oude holiday, (Eng.), feestdag, vrije dag.
Egyptenaren. home, (Eng.), o. huis, woning.
high, (Eng.), hoog; High Church, Angli­ Homerisch, als van Homerus; Homerisch ge­
caanse staatskerk; high life, de grote, lach, o. daverend gelach; een Homerische
voorname wereld. strijd m., een grootse strijd, als beschreven
hilariteit, v. vrolijkheid, gelach. door Homerus.
Hindoe, m. bewoner van Engels Indië, aan­ Home Rule, (Eng.), zelfbestuur voor Ierland,
hanger van de Hindoegodsdienst. homespun, (Eng.), in huis geweven stof.
hint, (Eng.), m. wenk. homiletiek, v. predikkunst.
Hinterland, (D.), o. achterland van een hommage, (Fr.), v, huldebetuiging.
kuststreek. homme d'alfaires, (Fr.), m. zaakwaarnemer,
hippique, (Fr.), met paarden in betrekking homme d'esprit, (Fr.), m. geestig man.
staande. homoeopaath, m. voorstander van de homoe-
hippodroom, o. renbaan; paardenspel, opathie, geneeswijze, die middelen die ge­
hippopotamus, (Lat.), m. nijlpaard. zonde mensen een bepaalde kwaal doet
Hispania, (Lat.), Spanje. krijgen, juist tegen diezelfde kwaal voor­
Histadroeth, (Hebr.), v. Zionistische arbei­ schrijft.
dersfederatie in Palestina. homogeen, gelijksoortig.
histoire bataille, (Fr.), v. geschiedschrijving homo homini lupus, (Lat.), de ene mens ,s
die slechts de oorlogen beschouwt, een wolf voor den anderen.
histologie, (Fr.), v. kennis van de bouw der Homo Javathropus Soloensis, mensentype,
weefsels van planten en dieren. levend voor ongeveer 100.000 jaar, waar­
historie, v. geschiedenis. van skelet op Java gevonden,
historisch materialisme, o. leer door Marx en homologeren, bekrachtigen.
Engels verkondigd volgens welke het po­ homoniemen, gelijkluidende woorden, van
litiek en geestelijk leven in laatste instan­ verschillende betekenis, b.v. anker (van

66
schepen), anker (wijn). zongen ter ere van Horst Wessel.
homo novus, (Lat.), ra. nieuw man, pas hortus, m. tuin; hortus botanicus, kruidtuin,
bevorderde. hosannah !, help toch !
homophonie, v. samenklank, waarbij één hospes, (Lat.), m. gast; gastheer; waard,
stem de hoofdmelodie heeft. hospita, v. waardin, kamerverhuurster,
homosexueel, verliefd op het eigen geslacht hospitant, m. iemand die als gast wordt op­
kunnen zijn. genomen; bijwoner van een les.
homo sum, humani nihil a me alienum puto, hospitium, (Lat.), o. herberg; klein klooster
(Lat.), ik ben een mens, niets menselijks ter herberging van doortrekkenden; zie­
is mij vreemd. kenhuis.
homunculus, (Lat.), m. mensje, langs schei­ hostiliteit, v. vijandigheid.
kundige weg verkregen mens, (Faust). hotel, (Fr.), m. groot herenhuis; groot loge­
honeymoon, (Eng.), wittebroodsweken, ment; hotel de ville, stadhuis.
honneur, (Fr.), v. eer; honneur aux dames, houri, v. eeuwig jonge en schone maagd in
dames gaan voor; de honneurs waar­ Mohammeds paradijs.
nemen: gasten de eer bewijzen. House of Commons, (Eng.), Lagerhuis.
honni soit qui mal y pense, schande over House of Lords, (Eng.), Hogerhuis,
hem, die er kwaad van denkt (devies van houwitser, m. kort kanon.
de Engelse orde van de Kousenband), Hromada, Wit-Russische boerenorganisatie
honorabel, eervol, deftig. in Polen.
honorair, titel van een ambt hebben, doch huano, v. vogelmest.
geen bezoldiging. Hugenoten, Protestanten in Frankrijk,
honorarium, (Lat.), o. ereloon, bezoldiging, humanisme, o. wetenschappelijke richting v.
honoris causa, (Lat.), terwllle van de eer. de Renaissance, volgens welke de studie
honved, m. Hongaarse landweerman. van de classieken de basis van alle be­
hora, (Lat.), v. uur; hora est, het uur is ver­ schaving moet zijn.
streken, het is tijd; hora ruït, de tijd ver­ humaan, menselijk, menslievend.
vliegt. humanitair, in het belang van de mensheid,
Horecaf, bond van werkgevers in het hotel-, humbug, (Eng.), bluf; boerenbedrog,
restaurant- en cafébedrijf. humeur, (Fr.), o. gemoedsstemming, luim.
Horen, tijdgodinnen. humiditeit, v. vochtigheid, nattigheid,
horizon(t), m. gezichtseinder. humiliatie, v. vernedering.
horizontaal, waterpas. humor, m. vocht, sap; luim; luim met ernst
hormonen, stoffen, die inwendig door klie­ gemengd.
ren worden afgescheiden en een of andere humoreske, v. luimig geschreven vertelling
functie van een orgaan kunnen prikkelen of muziekstuk.
of remmen. humorist, m. luimig schertsend schrijver,
horoscoop, m. uuraanwijzer; lotvoorspeller, humus, (Lat.), m. mestaarde,
voorspelling. hunger-marchers, (Am.), Amerikaanse oud­
horribel, afschuwelijk. strijders die gezamenlijk naar Washington
hors concours, (Fr.), buiten mededinging, trokken, om de aandacht te vestigen op
hors d'oeuvre, (Fr.), v. bijwerk; Eoude voor­ hun slechte toestand.
gerechten. Hurrapatriot, (D.), m. persoon, die zijn
Horst Wessellied, lied van de nazi's, ge­ vaderlandsliefde slechts door uiterlijkheden

67
aan de dag legt. hyper-, (Gr.), over-, overdreven,
Hussiet, m. aanhanger van den Boheemsen hyperbolisch, overdreven.
godsdienstleraar Johannes Huss, die in Hyperboreen, volkeren van de koude lucht­
1415 als ketter werd verbrand. streek, van het Noorden; zonderling.
hyacint, m. geelrode edelsteen; bekend bol­ Hyperion, m. één der Titanen, vader van
gewas met sterk riekende bloemen, de zon, de maan en het morgenrood,
hybridisch, van tweeërlei afkomst. hypermodern, overdreven modern.
Hyde Park, (Eng.), o. groot wandelpark Hypnos, (Gr.), o. god van de slaap,
te Londen. hypnose, v. kunstmatig door de wil van een
hydra, (Gr.), v. veelhoofdig monster, ander opgewekte slaap.
hydraat, o. verbinding van een zuur met hypnotisme, o. leer of kennis van de ver­
water. anderingen van de werkzaamheid van her­
hydraulica, v. leer van de beweging en druk senen en zenuwen, verwekt door hypno­
van de vloeistoffen. tische middelen.
hydrographie, v. beschrijving van wateren, hypochonder, m. zwaarmoedig (mens),
naar lengte, breedte enz. hypocriet, m. huichelaar, schijnheilige,
hydrophobie, v. watervrees, hondsdolheid, hypotenusa, v. schuine zijde van een recht­
hydroplaan, m. watervliegtuig, hoekige driehoek.
hydrotherapie, v. watergeneeskunde. hypotheek, v. gerechtelijk beschreven onder­
Hygea, (Gr.), v. godin van de gezondheid. pand, pandbrief.
dier, bekend als gravenschender hypothese, v. aangenomen veronderstelling,
Hygea, (Gr.), godin van de gezondheid, hypothetisch, aangenomen, ondersteld,
hygiene, v. gezondheidsleer. hysterie, v. zenuwziekte met geslachtelijke
Hymen, m. huwelijksgod; huwelijk. overprikkeling.
hymen, o. maagdevlies. hysteron-proteron, (Gr.), o. verwisseling
hymne, v. lofzang, feestlied. van begrippen, het laatste eerst nemen.

I.A.H. = Internationale Arbeidershulp. University Women, Intern. Verbond van


I.A.T.A. = International Air Trafic Associ- Vrouwen met Academische Opleiding.
ation, intern, ver. voor luchtverkeer. I.K.P. = Indisch Katholieke Partij.
ib., ibid. = ibidem, (Lat.), op dezelfde I.L.P. = Independent Labour Party, (Eng.)
plaats. onafhankelijke arbeiderspartij.
I.C.V. ±z Internationaal Christelijk Vakver­ I.O.O.F. = Independent Order of Odd
bond. Fellows.
id. = idem, (Lat.), hetzelfde, dezelfde. I.O.C. = Internationaal Olympisch Comité.
i.e. — id est (Lat.), dat is. I.R.H. =: Internationale Rode Hulp.
I.E.V. == Indo-Europees Verbond. I.S.F.C.M. = International Society for
I.E.V.O. = Indo-Europese Vrouwen Orga­ Contemporary Music, Intern. Ver. voor
nisatie; doel; het bevorderen van de sa­ hedendaagse Muziek.
menwerking tussen Europese vrouwen in I.S.S.A. = International Student Service,
Indië. Intern. Ver. tot ondersteuning v. studen­
LF.U.W. = International Federation of ten.

68
I.S.S.A. = Illustrissimus Senatus Studioso- hals gedragen, die naam en familiebetrek­
rum Amstelodamensium, senaat van het king vermeldt, dienende om gewonden en
Amsterdams Studentencorps. gesneuvelden te herkennen.
I.T.F. = Internationale Transportarbeiders ideologie, v. begripsleer.
Federatie. ideoloog, hij die zich bezig houdt met ge­
I.V.R.O. = Israëlietische Vereniging Radio dachten, die zich onafhankelijk slechts aan
Omroep. eigen wetten onderworpen zouden ontwik­
I.V.V. =r Internationaal Verbond van Vak­ kelen.
verenigingen. id est, (Lat.), dat is.
I.V.V.C. = Internationaal Verbond voor idioom, o. tongval, taaleigen.
Vrijzinnig Christendom en Geloofsvrijheid. idioot, zwak-, stompzinnig; domkop; dwaas,
Iberië, v. Spanje en Portugal. idioticon, (Gr.), v. woordenboek van een
ibidem, (Lat.), aldaar, ter zelfder plaatse, tongval van een streek.
ibis, m. Nijlreiger, door Egyptenaren als idiotisme, o. stompzinnigheid.
godheid vereerd. Ido, o. nieuwste wereldtaal, verbeterd Espe­
Icarus, m. eerste vlieger; zinnebeeld van ranto.
jeugdige overmoed. idole, (Fr.), m. afgodsbeeld.
ice cream soda, (Eng.), roomijs met spuit­ idus, (Lat.), in de Romeinse kalender de
water. 15e van de maanden; Maart, Mei en Juli,
ichtyologie, v. kennis der vissen, October, bij de andere maanden de 13e.
iconoclasme, o. systematische vernietiging idylle, v. landelijk gedicht; bekoorlijk ta­
van voorwerpen v. verering. fereel.
iconographie, v. beeldbeschrijving. igitur, (Lat.), dus, derhalve.
ideaal, o. modelbeeld; droombeeld; als vol­ ignobel, onedel, slecht, gemeen, laag.
maakt gedacht; voorstelling van iets in ignorant, onwetende, onkundige.
de toestand van volmaaktheid. Iliade, v. heldendicht van Homerus.
idealisme, o. wijsgerig stelsel; het streven illegaal, onwettig, wederrechtelijk.
naar het ideale. illegaal, organisatie-apparaat in tijden van
idealisme, o. wijsgerige school, die de idee hevigen druk, onmisbaar middel om doel­
een werkelijkheid toekent, terwijl de bui­ einden te verwerken die in meer normale
tenwereld slechts product van het tijden langs legale (wettelijke) weg bereikt
menselijk denkvermogen is. moeten worden, iedere legale mogelijkheid
idealist, m. aanhanger van het idealisme; moet in deze meer normale tijden steeds
iemand die steeds streeft naar het ideale, worden benut.
idee, v. en o. voorstelling, begrip; gedachte, illegitiem, onwettelijk.
denkbeeld, inval. illicite, (Fr.), ongeoorloofd.
ideëel, denkbeeldig. illico, (Lat.), dadelijk, op staande voet
idem, (Lat.), hetzelfde, dezelfde. illoyaal, ontrouw, oneerlijk.
identiek, volkomen gelijk. illumineren, feestelijk verlichten; versieren
identificatie, v. vaststelling van de persoon­ met gekleurde tekeningen.
lijkheid, op grond van bewijzen, illusie, v. begoocheling, zinsbedrog, hersen­
identiteitsbewijs, o. bewijs, dat men de per­ schim.
soon is, waarvoor men zich uitgeeft, illustratie, v. opheldering; glans, roem.
identiteitsplaatje, plaatje, aan koord om de imaginair, denkbeeldig, vermeend.

69
imam, m. geestelijk hoofd van een moskee, kunnen worden; motieven die men niet
imbeciel, stompzinnig, onnozel; stommeling, onder woorden kan brengen.
imitatie, v. navolging; imitation, (Eng.) en imponeren, opleggen; eerbied inboezemen,
(Fr.). impopulair, bij het volk niet bemind.
immaculata concepüo, Onbevlekte Ontvan­ import, m. invoer.
genis van Maria. important, (Fr.) gewichtig.
immanent, inwonend, innerlijk bijblijvend. imposant indrukwekkend.
Immanuel, God met ons. impotent, onvermogend, onmachtig,
immaterieel, onstoffelijk, onlichamelijk, gees­ impotentie, onvermogen; mannelijk onver­
telijk. mogen.
immatriculatie, v. inschrijving. impressario, (It.), m. ondernemer, spec.
immediaat, onmiddellijk. van concerten etc.
immens, onmetelijk. impressie, v. indruk.
immensurabel, onmeetbaar. impressionisme, o. richting in de schilder­
immigrant, landverhuizer, met betrekking tot kunst, waarbij men er naar streeft, de in­
het land, waar hij zich vestigt. druk zo zuiver mogelijk weer te geven,
immigratie, vestiging in een land. improductief, onvruchtbaar.
immoreel, onzedelijk. impromptu, o. onvoorbereid gezongen lied,
immuun, vrij van belasting; niet vatbaar, voordracht.
impasse, (Fr.), doodlopende straat, slop; improvisatie, v. onvoorbereid gehouden
netelige toestand, waaruit men zich niel rede; voordracht van een compositie, op
weet te redden. het ogenblik, waarop deze ontstaat,
imperatief, gebiedend, dwingend; gebiedende impulsief, opwekkend; gehoor gevend aan
wijs van de werkwoorden. de eerste opwelling.
imperator, m. oppergebieder, keizer, in abstracto, op zichzelf beschouwd,
imperfect, onvolkomen, gebrekkig, in bonis, goed bij kas.
imperfectum, (Lat.), o. onvoltooid verleden in casu, in geval.
tijd der werkwoorden. in cauda venenum, in de staart zit het
imperialisme, o. keizerschap, onbeperkte vergif.
heerschappij; sedert het midden van de in concreto, in een bepaald geval.
vorige eeuw de drang naar een sterk, in dubio, in twijfel, twijfelachtig geval.
groter aandeel in de wereldheerschappij. in duplo, in tweevoud.
Men spreekt dan ook van het tijdvak van in extenso, in zijn geheel.
het imperialisme. in extremis (momentis), op sterven, in de
imperialist, m. aanhanger van het keizer­ laatste levensogenblikken.
schap; aanhanger van de uitbreiding van in infinitum, tot in het oneindige,
het rijk. in margine, in de kantlijn.
imperium, (Lat.), o. opperheerschappij, in medias res, in het midden van de zaak,
machtig rijk. met de deur in huis vallend,
impersonalia, (Lat.), onpersoonlijke werk­ in memoriam, ter nagedachtenis.
woorden. in natura, in natuurlijke toestand, naakt,
impertinent, brutaal. in nomine, in naam van; in nomine Dei, in
implicatie, v. verwikkeling. naam van God.
impondorabilien, dingen, die niet gewogen in nuce, in het kort samengevat.

70
in optima forma, in de puntjes, daad.
in parenthesi, tussen haakjes. incubator, m. kunstmatig broedsysteem.
in petto, (It.), in voorraad. incunabelen, m. mv. eerste beginselen, spec.
in pleno, in volledige vergadering, de eerste boeken, gedrukt in de eerste tijd
in propria persona, in eigen persoon. van de boeddrukkunst.
in spe, in de verwachting, toekomst. indecent, onbetamelijk, oneerbaar.
in statu nascendi, in staat van wording, inde ira, (Lat.), vandaar die toorn,
in statu quo, in dezelfde toestand, als het indelicaat, onkies.
tot nu toe was. indemniteits-bill, (Eng.), wet, die een eigen­
in triplo, in drievoudig afschrift. machtige daad van een minister goedkeurt,
in vino veritas, de waarheid ligt in de wijn, independent, onafhankelijk.
dronken mensen zeggen de waarheid, Independent Order of Odd Fellows, (Eng.),
inactief, werkeloos, in rust. naam van een philantropische vereniging
inaugurale rede, v. intree-rede van een hoog­ in Engeland en N.-Amerika, verder over
leraar. de hele wereld verspreid.
Inca. m. titel der oude koningen en prinsen independenten, Engelse Protestantse secte.
van Peru. indeterminisme, o. leer van de onbeperkte
incapabel, onbekwaam. wilsvrijheid.
incassatie, v. het incasseren van geld. index, (Lat.), m. wijsvinger; register, in­
incasso, o. het innen van baar geld. houdsopgave; lijst van verboden boeken
inch, (Eng.), m. duimbreedte. in de R.K. kerk.
incident, o. voorval, bijkomende gebeurte­ indexcijfers, cijfers die de prijs van een ar­
nis. tikel aangeven; stelt men b.v. de prijs van
inclinatie, v. helling, neiging, liefde, een aantal artikten op een bepaalde da­
inclinatiecompas, o. compas, dat de hoek tum op 100, dan zijn de indexcijfers voor
aanwijst, die een magneetnaald maakt met de tijd die daarop volgd de getallen die
het vlak van de horizon. aangeven hoeveel de prijzen stegen of
inclusief, insluitend, medegerekend. daalden ten opzichte van die 100.
incognito, (It.), onbekend, onder een India Rubber, (Eng.), v. gom-elastiek.
vreemde naam; onbekendheid. indicateur, m. instrument, dat stroomspan­
Income-tax, (Eng.), belasting op het inko­ ning aangeeft; spoorboekje.
men. indicatief (indicativus), m. aantonende wijs
incomparabel, onvergelijkelijk, van de werkwoorden.
incompatibfliteit, v. onverenigbaarheid, indifferent, onverschillig.
incompetent, onbevoegd. indigestie, v. gestoorde spijsvertering.
incompleet, onvoltallig, onvolkomen, indigo, v. blauwe kleurstof.
incongruent, niet gelijk en gelijkvormig; on­ indirect, niet rechtstreeks.
gepast. indiscreet, onbescheiden, loslippig.
inconsequent, zich zelf tegensprekend, individu, o. ondeelbaar geheel; kerel, vent.
inconstitutioneel, tegen de grondwet, individualisme, o. stelsel, dat in de zelfstan­
incorporatie, v. inlijving, opname in een digheid van 't individu het hoogste ideaal
genootschap. ziet en daardoor de belangen van de ge­
incorrect, onjuist, niet behoorlijk, meenschap op de tweede plaats zet.
ïncrimineteren, beschuldigen van een mis­ Indo, m. halfbloed, met Europese vader en

71
inlandse moeder. inflexie, v. buiging van lichtstralen.
Indo-Germanen gemeenschappelijke naam influenza, v. griep.
voor een aantal Europese en West-Azia­ informatie, v. onderzoek, inlichtingen.
tische volkeren. infra, (Lat.) .onder, beneden.
indolent, lusteloos. infra dignitatem, (Lat.), beneden iemands
Indoloog, m. kenner van Indië; student in waardigheid.
de Indische vakken. infusie, v. in- of opgieting.
Indonesië, v. naam van het Oost-Indische infusie-diertjes, afgietseldiertjes.
eilandenrijk, dat koloniaal bezit van Ne­ ingenieur, m. afgestudeerde aan de tech­
derland is. nische hogeschool.
Indonesia merdeka, voor een onafhankelijk ingenieus, vernuftig, vindingrijk.
Indonesië. ingénu, (Fr.), natuurlijk, onbevangen,
inductief, langs de weg van het onderzoek, ingestie, v. inbrenging van voedsel in het
inductiestroorn, m. electrische stroom, opge­ lichaam.
wekt uit een geleiding. ingrediënt, o. bestanddeel.
industrie, m. nijverheid, bedrijf. inhaerent, aanklevend.
industriël, m. fabrikant. inhalatie, v. inademing, inzuiging.
industrieschool, v. nijverheidsschool. inhumaan, onmenselijk, wreed.
inert, traag. initiaal, aanvangsletter.
infaam, eerloos, schandelijk. initiatief, o. eerste stoot, stap. voorstel,
infant, m. infante, v. prins, prinses uit het injectie, v. inspuiting.
koninklijk huis van Spanje en Portugal, innocent, onschuldig.
infanterist, m. soldaat van de infanterie, inopportuun, ongelegen, op een ongeschikt
infantilisme, o. toestand waarin er een over­ ogenblik komend.
eenkomst is tussen geestesvermogens van inquisitie, v. geloofsonderzoek; kettergericht
volwassenen en kinderen. in Spanje.
infecteren, besmetten. insceneren, in scène zetten, toneeluitvoering
inferi, (Lat.), m. mv. de goden van de on­ voorbereiden.
derwereld; de schimmen van de afgestor­ inscriptie, v. inschrijving; opschrift.
venen. insider, (Eng.), m. ingewijde, iemand die
inferieur, lager, ondergeschikt. goed op de hoogte is.
infernaal, hels, duivels. insigne, (Fr.), m. onderscheidingsteken,
infertiel, onvruchtbaar. insinuatie, v. bedekte zijdelingse verdacht­
infideliteit, v. ontrouw; ongeloof. making.
infilator, m. werktuig om een draad, zonder insolent, onbeschaamd.
de handen te gebruiken, in een naald te insolvent, onmachtig om te betalen,
steken, bij operaties. inspecteren, nagaan.
infiltratie, v. inzuiging, intrekking van een inspecteur, m. controlerend opziener,
vloeistof. inspiratie, v. inademing; bezieling, ingeving,
infinitief, infinitivus, m. (Lat.), onbepaalde inspireren, ingeven, inblazen, aanvuren,
wijs van de werkwoorden. installateur, m. iemand die electrische ge­
inflatie, v. overmatige vermeerdering van leidingen aanlegt.
het niet door goud gedekte papiergeld, instantie, v. dringend verzoek; in eerste
waardoor het geld in waarde daalt. instantie, gezaghebbend lichaam bij de

72
eerste of lagere rechtbank. geloofsbelijdenissen onderling..
instigatie, aansporing. intercontinentaal, tussen vastlanden plaats
instinct, o. natuurdrift, ingeboren neiging, hebbende.
instituteur, (Fr.), m. hoofd van een insti­ interdict, o. rechterlijk verbod; pauselijke
tuut. kerkban.
instructie, v. onderwijs; dienstvoorschrift; interessant, belangwekkend.
onderzoek van een zaak voor de behan­ interest, m. rente van een kapitaal,
deling bij den rechter. interferentie, v. inmenging, tussenkomst; we­
instrueren, onderwijzen, voorschriften geven, derzijdse werking van lichtstralen op el­
instrument, o. werktuig; speeltuig, kaar.
instrumentatie, v. arrangeren van muziek interieur, o. het inwendige; huiselijke kring;
voor bepaalde instrumenten. binnenhuisje.
insubordinatie, v. weerspannigheid, verzet, interim, (Lat.), tussentijd.
insulair, de eilanden betreffende. interjectie, v. tussenwerpsel.
Insulinde, v. eilandenwereld, naam van de intermediair, o. bemiddeling, tussenkomst,
Indische Archipel door Multatuli gegeven; intermezzo, (It.), o. tussenspel, incident,
naam van een Indisch nationalistische intern, innerlijk; inwonend.
partij. internaat, o. kostschool.
insuline, v. middel tegen suikerziekte. internationaal, tussen de volkeren onderling.
intact, ongeschonden. Internationale, v. vereniging van arbeiders
integraal, volledig, geheel; Nederlandse uit de verschillende landen ten einde ge­
staatsschuldbrief. zamenlijk klassenstrijd te voeren. De eerste,
integriteit, v. onomkoopbaarheid. door Karl Marx gestichte, Internationale
intellect, o. verstand. vindt haar voortzetting in de Tweede,
intellectualisme, o. verstandelijkheid; leer dat die echter gedurende de wereldoorlog haar
alle kennis afgeleid is uit de zuivere rede. plicht verzaakte. In 1916 werd de com­
intellectueel, verstandelijk, schrander; intel­ munistische Internationale opgericht, die
lectuele valsheid; het vals opgeven van thans te Moskou zetelt.
een inhoud. internationalisatie, v. het internationaal ma­
intelligent, bevattelijk, schrander. ken.
Intendance, (Fr.), v. beheer over de ver­ internationalisme, o. belangengemeenschap
zorging van de troepen. tussen de volkeren.
intendant, m. officier, die belast is met de interneren, een verblijfplaats aanwijzen aan
verzorging van de troepen. vreemdelingen.
intensief, krachtig, sterk, levendig. internist, m. geneesheer, die zich speciaal
intentie, v. oogmerk. bezig houdt met de ziekten van de in­
intentionalisme, o. mening, dat het doel de wendige organen.
middelen heiligt. internuntius, m. gezant van den Paus.
inter, (Lat.), tussen, onder. interparlementair, tussen de parlementen be­
inter alia, inter alias res, onder anderen, staande.
inter nos, onder ons. Interparlementaire Unie, bond, gesticht in
intercommunaal, tussen de gemeenten onder­ 1888 door Passy, die streeft naar ont­
ling (b.v. bij telefoneren), wikkeling van democratische denkbeel­
interconfessioneel, tussen de verschillende den, en internationale vredesarbeid.

7J
interpellatie, v. verzoek om opheldering, lo! (Lat.), hoezee; Io vivat, hoezee hij leve!
buiten de agenda, van een volksvertegen­ begin van bekend studentenlied.
woordiger. ion, m. electrisch geladen atoom.
interpolatie, v. inlassing van woorden of Iraniër, m. bewoner van Iran.
zinnen. Irene, v. vreedzame; godin van de vrede.
interpreteren, uitleggen, vertolken, iris, v. regenboog; regenboogvlies van het
interpunctie, v. plaatsing van lees- en oogvlies.
schrijftekens. iris, v. regenboog; regenboogvlies van het
interregnum, (Lat.), o. tussenregering. oog; lis.
interrumperen, tijdelijk afbreken; in de rede iritis, v. ontsteking van het regenboogvlies,
vallen. ironie, v. bedekte spot, waarbij men het
interval, o. tussenruimte; afstand van een tegenovergestelde zegt van dat wat wordt
toon tot een andere (muziek), bedoeld.
intervenieren, tussenbeide komen. irrationeel, v. in strijd met de rede.
intervieuw, (Eng.), o. persgesprek, vraagge­ irredenta, (It.), onverlost; Italia irredefita,
sprek. onverlost Italië (Triëst, Trente, Tessino,
intiem, vertrouwelijk, innig. Malta, Nizza, Corsica), streken, die vol­
intolerant, onverdraagzaam. gens de chauvinisten bij Italië behoren,
intonatie, v. toonaangeving. irrelevant, niet ter zake dienende.
intoxicatie, v. vergiftiging, zinsbedwelming. irrigateur, irrigator, m. spuit met glazen
intra, (Lat.), binnen, inwendig. bak en slang, om lichaamsholten uit te
intransitief, o. overgankelijk werkwoord. spoelen.
intrigant, kuipend irruptie, v. inval, overval.
intrinsiek, tot het wezen behorende, ischias, v. heupjicht.
introducé, (Fr.), m. iemand wien, in een Isis, v. Oud-Egyptische godin van de
besloten gezelschap, toegang verschaft vruchtbare natuur.
wordt. Islam in. de Mohammedaanse godsdienst.
introitus, (Lat.), m. inleiding van R.K. mis. Isle de France, (eiland van Frankrijk) oude
introspectie, v. zelfbeschouwing. provincie, waarvan Parijs de hoofdstad
intuïtie, v. het vermogen om door het gevoel was.
iets te begrijpen. isobaren, lijnen van gelijke jaarlijkse lucht­
inundatie, v. overstroming, het onder water druk.
zetten. isochimenen, lijnen van gelijke gemiddelde
invalide, onbruikbaar; m. gebrekkig soldaat, jaarlijkse winterkoude.
invasie, v. vijandelijke inval. isolatie, v. afzondering.
invectief, v. scheldwoord. isolator, m. niet-geleider van electriciteit
inventaris, m. lijst van een voorraad, boe­ isolement, o. afzondering.
delbeschrijving. Iwan, (Russ.), m. Johannes.
inventie, v. uitvinding, verzinsel. izba, (Russ.), v. kamer met haard, boeren­
inversie, v. het verplaatsen der woorden in huis, hut.
een zin. izvestja, (Russ.), mv. nieuws, krant,
invitatie, v. uitnodiging. izvoschtchik, (Russ.), rijtuig.

74
J.
J.C. •= Jezus Christus. de legende het eerst ontsproten, bij Je­
jr. = junior, (Lat.), de jongere. richo, waar Maria haar voet had neer­
J.V.A. = Jongeren Vredes Actie. gezet.
J.V.F. = Jongeren Vredes Federatie. jeu, (Fr.), m. spel; jeu d'esprit, geestigheid.
Jack, Union —, Britse vlag. jeune fille, (Fr.), v. jong meisje.
Jacobijn, m. lid van een club tijdens de jeune premier, (Fr.), m. toneelspeler, die de
Franse revolutie van 1789, die haar ver­ rol van den jongen minnaar vervult,
gaderingen hield in een Jacobijnenklooster; jioe-jitsoe, o. Japanse worstelkunst.
zeer revolutionaire; Dominicaan. Jezus; schijnheilige, huichelaar.
Jacquerie, (Fr.), v. boerenopstand tegen de Jiddisch, Joods-Duits, vermengd met Pools,
edelen in Frankrijk, 1358. Hebreeuws en andere talen.
jacquet, o. pandjesjasje; korte damesman­ Jingoïsme, o. overdreven nationaliteitsge­
teltje. voel, Engels chauvinisme.
jacta est alea, (Lat.), de teerling is gewor­ jinriksha, (Jap.), v. open klein tweewielig
pen. rijtuigje.
jajem, (Hebr.), m. jenever. jioe-jitsoe, o. Japanse worstelkunst,
jalousie de metier, v. beroepsnijd, brood­ job, (Eng.), baantje.
nijd. Jobsbode, m. ongeluksbode.
jalouzie v. ijverzucht, naijver. Jobsgeduld, o. groot geduld.
jalouzieën, zonneblinden. Jockey, m. renpaardberijder.
jam, (Eng.), v. vruchtengelei. jodium, o. een metalloïde uit as en zeewier,
jambus, (Lat.), versvoet van een korte en jodoform, ontsmettende stof, uit jodium.
een lange lettergreep. John Buil, (Eng.), m. bijnaam van het En­
Jansenisten, Roomsen van de Oude of Bis­ gelse volk.
schoppelijke Clerezie. Joint Peace Council, (Eng.), Verenigde
Janus, m. Romeinse godheid met twee ge­ Vredesraad, anti-militaristische wereld­
zichten; Janus-politiek, v. onoprechte, organisatie.
weifelende staatkunde. joint-stock company, (Eng.), maatschappij
japonoloog, m. beoefenaar van de Japanse op aandelen.
taal. jomtof, (Hebr.), Bijbelse feestdag.
Jap(py), (Eng.), m. Japanner. jongleren, een aantal voorwerpen achter­
jargon, (Fr.), o. koeterwaals. elkaar snel omhooggooien en dan weer
jarretelle, (Fr.), v. kous-, sokophouder. zeer behendig opvangen.
Jazz, (Eng.), Amerikaanse, snelle dans; jazz­ jota, (Gr.), v. Griekse i; geen jota, niets,
band, (Eng.), kleine muziekkapel, met niet het minste.
exentrieke instrumenten, die de nieuwe joum-kippoer, (Hebr.) grote verzoendag,
dansen speelt. jour, m. dag; ontvangdag; jour fixe, vetste
Jehova, m. de eeuwige God der Joden, ontvangdag.
je maintiendrai, (Fr.), ik zal handhaven journaal, o. dagboek, dagblad.
(devies van het Nederlandse wapen). Journal du Conseil, orgaan van de Inter­
Jeremiade, klaaglied. nationale Raad voor het onderzoek der
Jericho, roos van —, woestijnplant, volgens zee,

7%
journalisme, o. het dagbladwezen, de wereld jure publico, (Lat.), volgens publiekrecht
der periodieke pers. juridiek, juridisch, rechtsgeleerd, rechtskun­
joviaal opgeruimd, gul. dig, rechtelijk.
joyeuse entrée, (Fr.), v. blijde inkomst; jurisconsultus, (Lat.), m. rechtsgeleerde,
aanvaarding van de regering. jurisdictie, v. rechtspraak, rechtsmacht
jubilaris, m. jubelfeestvierder. jurisprudentie, v. rechtsgeleerdheid.
jucht (leer), o. Russisch rood leer, met Jury, (Eng.), v. rechtbank van gezworenen;
berketeer ingewreven en sterk riekend. commissie van beoordeling.
Judaïsme, o. Jodendom. jus, v. vleesnat, saus; vruchtensap,
Judas, m. verrader; Judashaar, o. rood, ros­ jus, (Lat.), o. recht.
sig haar. jus belli et pacis, recht van oorlog en vrede.
judicieel, gerechtelijk. jus civile, burgerlijk recht.
judicium, (Lat.), o. gerecht, rechtspleging. jus criminale, strafrecht.
Jugendfunk, (D.), m. radiopraatje voor de jus gentium, volkenrecht.
jeugd. jus privatum, burgerlijk recht.
Juggernaut afgodsbeeld te Puri in Voor- jus promovendi, promotierecht.
Indië jus publicum, publiek recht, staatsrecht.
jujubes, v. hoesttabletten van gom en zuiker. jus talionis, recht van wedervergelding, van
Juliaanse kalender, m. door Julius Gaesar weerwraak.
verbeterde tijdrekening, later door Gre­ jusgu'auboutisten, partij in Frankrijk, die
goriaanse vervangen. ondanks alle nederlagen de grote oorlog
jumper, (Eng.), m. gebreide of gehaakte tot het einde toe wilde volhouden,
bloeze. justement, juist, nauwkeurig, billijk,
junctie, v. samenvoeging, vereniging. juste-milieu, (Fr.), o. het juiste midden;
junior, (Lat.), de jongere. spotnaam voor gematigde politieke partij.
Juno, v. Jupiters zuster en gemalin; fiere Justo tempore, (Lat.), te rechter tijd.
schoonheid. justificatie, v. rechtvaardiging.
junta, (Sp.), v. staatsraad in Spanje en Justitia, (Lat.), v. godin van de gerechtig­
Portugal; volkscomité. heid.
jupe, (Fr.), v. onderrok. justitie v. gerechtigheid; recht, rechtbank,
Jupiter, (Lat.), m. oppergod, dondergod, gerechtshof, rechtspleging.
jura, (Lat.), v. rechtswetenschap. jute, v. vezelplant, waarvan de vezel ge­
jure, (Fr.), m. lid van een jury, gezwo­ bruikt wordt voor het vervaardigen van
rene. stoffen en vooral zakken.
jure et facto, (Lat.), rechtens en feitelijk. j'y suis, j'y reste, (Fr.), ik ben er, ik
blijf er.

K.
KJD.B. = Katholiek Democratische Bond. K.M. = Koninkl., Keizerlijke Majesteit.
K.F.C. — Kath. Film Centrale. K.M.A. = Koninklijke Militaire Academie.
K.K.K. = Ku Klux Klan, Amerikaanse Fas­ K.N.A.C. = Kon. Nederl. Automobiel Club.
cistische organisatie K.N.A.G. = Kon. Ned. Aardrijkskundig
K.LM. — Kon. Luchtvaart Maatschappij. Genootschap.

76
K.N.A.U. i Kon. Ned. Athletlek Bond. kali, (Mal.), v. rivier, water, haven,
K.N.I.L.M. = Kon. Ned.-Indische Lucht­ kaliber, o. bepaalde maat; gehalte.
vaart Maatschappij. kalief, m. sultan, als stadhouder van Mo­
K.N.L.C. = Kon. Ned. Landbouw Comité. hammed.
K N.V.B. = Kon. Ned. Voetbalbond. kalle, (Hebr.), v. bruid, meisje.
K.P.D. = Kommunistische Partei Deutsch- Kalmukken, volksstam, die aan de Wolga­
land. mond woont.
K.P.M. = Kon. Pakketvaart Maatschappij. kameleon, o. langtonglge hagedis, die ver­
K.R.O. = Kath. Radio Omroep. schillende kleuren kan aannemen,
K.v.K. = Kamer van Koophandel. kameleontisch, veranderlijk, met alle win­
K.V.R.O. = Kath. Vlaamse Radio Omroep. den meewaaiend.
K.W. = kilowattuur. kamelot, m. stof van kemel- of geitenhaar,
kaballa, (Hebr.), v. de overlevering van de kamperen, legeren, in tenten of barakken
profeten; mystieke Joodse leer. legeren.
Kabilen, volksstam in N.-Afrika. kampioen, m. kampvechter, strijder; over­
kabinet, o. vertrekje, werkkamer; de geza­ winnaar in een of andere tak van sport.
menlijke ministers; verzameling van na­ Kanaan, o. het beloofde land, Palestina,
tuur- of kunstvoorwerpen; bestekamer, kanalisatie, v. aanleg van kanalen.
kabinetskwestie, v. probleem, waarvan het kanefas, o. voeringlinnen.
al of niet aanblijven van een kabinet af­ kangoeroe, m. buideldier in Australië.
hangt. Kanonenfutter, (D.), kanonnen vlees.
kabinetsstuk, o. iets zeldzaams in zijn soort; kansel, m. spreekgestoelte.
stuk uit kunstverzameling. kaselarij, v. gerechtskamer; het bureau van
kabouter, leerling-padvindster, 8—12 jaar, een gezelschap, consulaat, enz.
dwerg. Kantianisme, o. wijsbegeerte van Kant.
kadaster, o. schattingsregister; openbaar re­ (Duits wijsgeer 1724—1804).
gister van onroerende goederen. kanton, o. afdeling van arrondissement of
kader, o. raam, lijst; officieren, onderoffi­ district.
cieren en korporaals van een militair kanunnik, m. geestelijke, die deel uitmaakt
korps. van het kapittel.
Kadet, m. aanhanger van een liberale partij kapel, v. klein kerkje; de leden van een
in Rusland, voor de wereldoorlog. muziekcorps.
kadi, m. rechter bij de Mohammedanen. kapitaal, voornaam, voortreffelijk.
Kaffers, negerstam in Zuid-Afrika. kapitaal, o. hoofdgeld; geldsom; grond- of
kaftan, m. lange en wijde Turkse overrok; hoofdvermogen; bezit, dat volgens de
erekleed. Marxistische analyse gebruikt wordt om
Kaiva Kuku, geheim genootschap in Brits meerwaarde te maken. Kapitaal-magnaten
Nieuw-Guinea. groep van grote kapitalisten,
Kaiser, (D.), m. voormalige keizer van kapitaalvlucht, v. belegging van kapitaal in
Duitsland. buitenlandse waarden, om belasting te
kajapoet-olie, v. geneeskrachtige, etherische ontduiken of een dalende valuta te ont­
olie. gaan.
kales, lichte open wagen. kapitalisatie, kapitalisering, v. kapitaalvor­
kali, v. zoutkruid; potas. ming; berekening van het kapitaal naar

77
de rente. kartets, v. met kogels gevulde bus, dié reeds
kapitalisme, o. maatschappelijk stelsel, waar­ in de loop van het kanon uitschiet.
bij de productiemiddelen het eigendom karton, o. bordpapier.
zijn van particuliere personen of ven­ karthoteek, v. verzameling kaarten.
nootschappen, die bezitloze loonarbeiders kassian, (Mal.), uitroep van medelijden,
in dienst hebben, uit welke zij de meer­ kassian-stelsel, o. systeem om uit medelij­
waarde weten te trekken. den, in Ned.-Indië, ook minder geschikte
kapitalist, m. over veel kapitaal beschik­ ambtenaren in dienst te houden.
kende persoon. kaste, v. volksafdeling, erfelijke stand of
kapiteel, v. bovengedeelte van een zuil. stam, vooral in Voor-Indië en Egypte,
kapitein-luitenant, m. overste bij de marine. kastengeest, m. verlangen om zich angst­
kapitein ter zee, m. kolonel bij de marine, vallig binnen de besloten kring van zijn
kapitool, o. citadel in het oude Rome; parle­ stand te houden.
mentsgebouw te Washington. kastrol, v. komvormige koperen braadpan,
kapittel, o. hoofdstuk; geestelijken van een katalyse, v. verschijnsel, dat een stof een
domkerk. scheikundig proces beïnvloedt, zonder
kapittelen, iemand de les lezen. van samenstelling te veranderen.
kapitulatie, v. overgave. katheder, m. leerstoel van een hoogleraar;
kapok, v. soort boomwol uit Indië. katheder-socialisten, voorstanders van ge­
kapot, gebroken, uitgeput, verslagen, deeltelijke verwezenlijking van socialis­
kapotjas, v. soldatenoverjas. tische eisen zonder klassestrijd.
Karaat o. proefgewicht van goud. kathedraal, v. domkerk.
karabijn, v. geweer met korte loop. katheten, rechthoekszijden van een rechthoe­
karakter, o. lettersoort; geaardheid; goede kige driehoek.
naam; kenmerkende eigenaardigheden van Katholicisme, o. het Katholieke geloof, de
iets of iemand. Katholieke leer.
karavaan, v. handelsoptocht van kamelen katholiek, tot de Roomse kerk behorend,
met hun drijvers in een woestijn. katjang, (Mal.), v. peul, boon; scheldnaam
karbouw m. Javaanse buffel. voor Indische jongen in Holland; katjang-
kardinaal, m. R.K. kerkvorst. goreng, geroosterde olienootjes.
kardinaal, wat de hoofdzaak uitmaakt, voor­ katorga, (Russ;), dwangarbeid in de Sibe­
naam. rische mijnen.
Karfreitag, (D.), m. Goede Vrijdag. Katowifard, lid van een vereniging van
karma, (Sanskrit) som van daden en ge­ radioluisteraars, gesticht te Kattowice, met
dachten van de mens, tijdens zijn aards het devies: vrede en vriendschap en het
bestaan, van invloed op de wijze waarop doel de luisteraars der gehele wereld tot
de mens zal worden herboren. elkaar te brengen.
karmozijn, purperrood. Katzenjammer, (D.), m. katterigheid.
karonje, v. kreng, feeks. kauri, m. schelpmunt (bij negers b.v.).
karos, v. koets, staatsiewagen. kauscher, (Hebr.), rein, zuiver, ritueel: pluis.
kartel, o. vergelijk tot uitlevering; vereniging in de haak.
van handelaren, die door gezamenlijk op­ kaviaar, v. gezouten steurkuit.
treden trachten een monopolistische posi­ Kawitaal, v. Oud-Javaanse taal.
tie op de markt te verkrijgen. kazak, m. mantel, lang vrouwenjak.

78
kazemat, v. bomvrij gewelf onder de ves­ kino, m. bioscoop.
tingwallen. kiosk, v. gebouwtje waar kranten, bloemen,
keeper, (Eng.), m. doelverdediger bi] voet dranken enz. worden verkocht; soort mu­
bal of cricket. ziektent.
Kellog-pact, (Eng.), o. verdrag, tot stand Kirgiezen, Mohammedaanse volksstam in
gekomen, op initiatief van den Amerikaan W.-Siberië.
Kellog, waarbij de verschillende staten klabak, m. politie-agent.
zich verplichten te trachten onderlinge ge­ klamboe, (Mal.), v. gazen muskietennet,
schillen, niet door oorlog, doch door klandizie, v. beklanting.
vreedzame middelen te beslechten. klapper, (Mal.), m. kokosnoot.
Kelten, vroegere bewoners v. West-Europa, klarinetist, m. klarinetblazer.
kelvinator, m. electrische koelkast. klassiaan, m. gestrafte soldaat van de tucht-
Kemalist, m. aanhanger van Kemal. den pre­ klasse.
sident van de Turkse republiek, klassikaal, volgens klassen, verdeeld in
kemenade, v. verwarmd vertrek in een Ger­ klassen.
maanse woning. Klatsch, (D.), m. geklets, praatjes.
kennel, (Eng.), m. hondehok; stel honden, klavier, o. piano.
kepi, militaire pet. kleptomaan, m. iemand met ziekelijke steel­
Keren Hajesod, (Hebr.), o. Opbouwfonds zucht.
voor Palestina. klewang, (Jav. Mal.), m. breed, kort houw-
khaki, o. stofkleur; geelbruine stof voor uni­ zwaard der Atjehers.
form- en jachtkleding. kliek, v. zeer gesloten groepje van soortge­
khan, m. Tartarenvorst. noten.
Khedive m. titel van vooxmalige onder­ klimatologie, v. klimaatleer.
koning van Egypte. kliniek, v. ziekenhuis ter behandeling en v.
kick, (Eng.), schop, trap. onderzoek, waar de patiënten tevens voor
kick-off, (Eng.), m. aftrap. het geneeskundig onderwijs gebruikt wor­
kilo(gram), o. 2 Nederlandse ponden, 1000 den.
gram. klisteer, v. lavement.
kilogrammeter, m. eenheid van arbeidsver­ Hovenier, m. schutter.
mogen, arbeid om 1 K.G. 1 meter op te knaak, m. rijksdaalder.
heffen. Kneipe, (D.), v. kroeg, bierhuis.
kilometer, m. 1000 meter, 1 Ned. mijl. Kneippkuur, v. koudwaterkuur (volgens
kilowatt, v. 1000 watt = 1.36 paardekracht. pastoor Kneipp).
kimono, (Jap.), v. lang Japans gewaad. knickerbocker, (Eng.), m. afstammeling v.
Kinabu, Centr. Commissie tot uitzending v. de oude Hollanders in New-York; wijde
Nederl. kinderen naar buiten. kniebroek.
Kinderharten, (D.), m. kinderbewaarplaats, knight, (Eng.), m. ridder.
fröbelschool. knock-out, beslissende laatste slag bij het
kineast, m. filmspelleider, maker van films, boksen.
kinematograaf, v. bioscoop. knoet, (Russ.), m. zweep of karwarts.
kinetiek, v. bewegingsleer. Kobold, (D.), m. berggeest, aardmannetje.
kinine, v. korstwerend middel, uit kina­ Kodak, (Eng.) m., bekend merk fototoestel,
bast. koedoe, m. soort gestreepte antiloop.

79
koefnoea, (Hebr.). kost nleti; koefnoener, kolos, m. reuzengevaarte, reuzenbeeld,
m., iemand met een vrijblljet. kombuis, v. scheepskeuken.
koelak, (Russ.), rijke boer met eigen grond­ komedie, v. blijspel, schouwburg, geveinsd
bezit. doen.
koelatsjertwo, (Russ), klasse der Koela­ komeet, v. staartster.
ken. komiek, grappig, lachwekkend.
koelie, m. inlandse lastdrager of dagloner Komintern, derde communistische Interna­
in Oost-Indië. tionale.
Koco min tang, Chinese nationale partij, komische Alte, (D.), v. toneelspeelster der
koeomintsjoen, v. het z.g. nationale Chinese grappige oudevrouwenrollen.
leger. komitadzji, leden van een soort vrijbuiters­
Koerden, Aziatisch herdersvolk in Koer- bende uit de laatste Balkanoorlogen,
distan. komma, v. leesteken.
koerier, m. renbode (te paard); persoon, kommies, m. ambtenaar bij de belastingen,
door de regering aangesteld, die staats­ die tegen ontduiken moet waken.
stukken naar het buitenland brengt. kompas, o. windroos.
koers, in procenten van de oorspronkelijke kommiesbrood, o. soldatenbrood.
waarde uitgedrukte muntprijs, waartegen kompenie, (Mal.), Ned.-Indische regering
effecten worden verhandeld; richting v. e. (vroeger de Compagnie).
schip. komplot, v. samenspanning.
koeterwaals, o. slecht verstaanbare taal, kompres, o. omslag, verbandstof om ontsto­
kromtaal. ken lichaamsdelen.
kohier, o. aanslagregister van de belasting, Komsomol, Kommoenititsjeskoi sojoes molo-
kokkie, (mal.), v. en m. keukenmeid, kok. dych, (Russ.), Communistisch verbond v.
Kol Nidree, (Aramees), gebed, waarmee de Jongeren.
Grote Verzoendag begint Komsomolets, lid van het Komsomol.
kolchosy, (Russ.), collectief staatsboeren- kongsi, (Chin.), v. geheim Chinees Ver­
bedrijf op aan de Sovjetstaat behorende bond in Indië; handelsvennootschap;
grond. •kliek.
koliek, o. en v. darm- of buikkramp. konstabel, m. artillerist bij de marine,
kolom, v. zuil, pilaar. konterfeiten, afbeelden, schilderen.
kolonel, m. hoofdofficier, aanvoerder van Konversations-lexicon, (D.), o. verklarend
regiment. woordenboek, encyclopedie.
koloniaal, m. soldaat bij de koloniale troe­ konvooi, o. begeleiding door gewapende
pen; de koloniën betreffend. macht.
kolonie, v. overzeese bezitting; gezamenlijke komenij, v. kruidenierswinkel.
landgenoten in een vreemde stad; va- koor, rondedans, veelstemmig gezang; plaats
cantiebuitenverblijf voor stadskinderen, voor zangers in een kerk.
kolonisatie, v. het nederzetten v. e. kolonie, kopeke, v. Russische bronzen munt, hon­
kolonist m. planter, industrieel in de kolo­ derdste roebel.
niën. kopij, v. handschrift, afschrift.
koloriet, o. kleurenmenging, kleurenharmonle. Kopten, afstammelingen der Oude Egypte-
kolorist, m. bekwaam kleurmenger, kleur- naren.
schakeerder. koraal, o. kerkelijk gezang; koraalstof.

80
Koran, m. Heilig Boek der Mohammedanen, kroon, v. rekenmunt in verschillende landen,
kornet, m. vaandrig; neepjesmuts. krypton, o. zeer ijl gas in de dampkring,
kornis, v. lijstwerk. krystallose, v. gemakkelijk oplosbare ver­
korporaal, m. laagste met rang beklede binding van sacharine met natrium,
militair. kubiek, dobbelsteenvormig.
korps, o. vereniging van vele personen on­ Ku-Klux-Klan, (Am.), v. geheim fascistisch
der één hoofd; legerafdeling. getint genootschap, dat streeft naar blij­
Kosewort, (D.), o. vleinaam. vende overheersing der blanken, vooral in
kraal, v. dorp of gehucht van Hottentotten Amerika.
en negers. Kultur, (D.). v. de Duitse beschaving door
Krach, (D.). m. hevige crisis in zaken, aan anti-Duitsers ook ironisch gebruikt voor
de beurs. alles wat barbaars en onmenselijk is.
krakowiak, Poolse nationale dans. Kulturgeschichte, (D.), v. geschiedenis van
kramat, (Mal.), heilig graf in Ned.-Indië. de beschaving.
Krasnaya Ploshad, (Russ.), het Rode Plein Kulturkampf, (D.), m. De strijd tussen R.K.
(te Moskou). Kerk en staat in Duitsland, 1872—1880.
krater, vulkaantrechter. kummel, m. met komijn gekruide likeur,
kraton, (Jav.), m. paleis van sultan of kuras, o. pantser.
vorst. Kurhaus, (D.) o. voornaamste gebouw van
krediet, o. geloof, vertrouwen in iemands een badplaats, ontspanningsgelegenheid.
betaalvermogen. Kursaal, (D.), m. zaal in Kurhaus, waar de
krek, juist, precies. badgasten bijeen komen.
Kremlin, o. vesting; vormalig keizerlijk pa­ Kurzarbeiter, (D.), m. arbeider, die slechts
leis te Moskou, thans zetel v. d. Sowjet- enige dagen per week werkt, wegens ge­
regering. brek aan werk.
Kretenzen, inboorlingen van Kreta. kwadraat, o. vierkant; product van met zich­
Kreutzer, (D.), m. Oostenrijkse kopermunt, zelf vermenigvuldigd getal.
kris, (Jav.), v. gebogen, soms gegolfde kwaker, m. aanhanger van een secte de
dolk. „Vrienden" of „Quakers".
kristal, o. doorschijnend lichaam uit het kwartier, o. vierde gedeelte van een uur; af-
mineraalrijk; soort glas. lossingstijd van de wacht; herberging van
kritiek, hachelijk, zorgelijk. soldaten; stadswijk.
kroepoek, (Jav.), in olie gebakken karbou­ kwarts, o. zuiver kiezel, rots- of bergkristal,
wenbinnenhuid. kwas, een Russische volksdrank.
Kromo, (Jav.), bijnaam voor Javaan, vooral kwestie, v. vraag, geschil.
Javaans soldaat. kwibus, m. zot, kwast, gekke vent.
kroniek, v. geschiedverhaal. kynologie, v. kennis der hondenrassen.
Kronos, (Gr.), m. god van de tijd, Saturnus. Kyrie Eleison, (Gr.), o. Heer, erbarm U;
krontjong, (Mal.), v. soort Indische guitaar. eerste der vaste gezangen van de Mis
R.K.

81
L.
L. = als Romeins getal 50. aan de Adriatische Zee.
L. of lvr. = Livre, pond. laissez faire, laissez passer, (Fr.), laat maar
l.c. = loco citato, (Lat.), te aangehaalder waaien politiek, 'het oude liberale stand­
plaatse. punt, dat zich tegen alle inmenging van
L.I.B.R.A.D.O. = Liberale Radio Omroep de staat in het economisch leven kant.
(voor Vlaams België). laiterie, (Fr.), v. melkerij, melkinrichting.
L.O. = lager onderwijs; lichamelijke op­ melkhuis.
voeding. lake, (Eng.), meer.
L.P. = Labour Partij, (Eng.), Arbeiders­ lama, (llama), Peruaans kameelschaap.
partij. Lamaïsme, o. vorm van Boeddhisme, die
L.S.C. = Leids Studenten Corps voornamelijk in Thibet voorkomt,
L.U.C.I. Les Universités Cinégraphiques lambrizering, v. paneelwerk, houten beschot
Internationales, leerorganisatie van leer- als gedeeltelijke muurbekleding.
en ontwikkelingsfilms. lamentatie, v. gejammer, klaaglied.
lab, o. afkorting van laboratorium. lampet, o. kan of waterkruik bij de waskom,
label, (Eng.), etiket; adreskaartje, dat aan lampion, v. papieren lantaren.
goederen kan worden gehangen. lancaster o. bepaald soort gordijnstof.
labiel, onvast. Lancaster-school, v. school waar de leer­
laborant, m. scheikundige, die in een labo­ lingen elkaar onderwijs geven.
ratorium werkt. lanceren, werpen, slingeren, afschieten,
laboratorium, o. schei- en natuurkundige landauer, (D.), m. rijtuig met vier wielen
werkplaats. en kap.
labour, (Eng.), werk, arbeid, arbeidskracht, landlady (Eng.), v. kostjuffrouw, hospita,
labourpartij, (Eng.), arbeiderspartij in En­ landlord, (Eng.), m. landheer, grondeige­
geland met socialistische programma, naar.
labyrint, o. doolhof; verwarde zaak; een Landsting, o. Deense Eerste Kamer.
inwendig deel van het oor. landtax, (Eng.), grondbelasting.
laconiek, pittig, kort en bondig, Laodicier, m. lauw, onverschillig mens in ge­
lacto-vegetarier, m. iemand, die geen voedsel loofszaken.
gebruikt van dode dieren, maar wel melk lapidair-schrift, o. in steen geschreven let­
en eieren. ters.
lacune, v. leemte, gaping; ontbrekende lapidair-stijl, m. de stijl van gedenktekenen
plaats. en grafschriften, korte stijl met veel in­
lady, (Eng.), v. dame. houd.
lady-killer, (Eng.), m. don Juan, lieveling Lappo-beweging, v. Beweging, begonnen in
der vrouwen. Lappo (Finland) in 1930, tegen het com­
laederen, beschadigen, benadelen. munisme gericht.
Lager, (D.), o. lager bier; magazijn, depót, lapsus, (Lat.), v. val, fout.
lago, (It.), o. meer. lapsus linguae, het verspreken, spreek­
lagting o. wetgevend lichaam van Noor­ fout.
wegen. larderen, met spekreepjes opvullen,
lagune, (It.), v. ondiep strandmeer, vooral larghetto, (It.), enigszins breed.

82
largo, (It.). langzaam. Lebemann, (D.), m. iemand, die goed van
lariefarie, o. klets, onzin. het leven geniet, boemelaar.
larve, v. insect vóór zijn ontwikkeling. lector, (Lat.), m. voorlezer; hulphoogleraar,
larynx, ra. strottenhoofd. lectrice, (Fr.), v. vrouw, die voorleest,
Laskaren, Indische matrozen, soldaten van legaal, wettig.
den keizer van Ceylon. legaat m. schenking bij uiterste wil; titel van
Lassalleaan, m. aanhanger van Lassalle. Rooms gevolmachtigde.
lasso, v. werpstrik, om wilde paarden te legaliseren, wettigen.
vangen. legatie, v. gezantschap.
last not least, (Eng.), het laatst maar niet legéren, nalaten, vermaken; samensmelten
het minst. van metalen.
latent, verborgen, sluimerend. legende, v. overlevering, muntomschrift; be­
Lateraan, o. paleis van den Paus te Rome. schrijving van heiligenleven.
zetel van de R.K. regering. leges, (Lat.), wetten.
latifundium, (Lat.), o. groot-grondbezit. legio, (Lat.), legioen; grote menigte.
latinist, m. kenner van de Latijnse taal. legioen, o. Romeinse legerafdeling.
latrine, (Fr.), v. privaat, bestekamer op légion étrangère, (Fr.), v. vreemdelingen­
het veld. legioen.
Latter-day Saints, (Eng.), de Mormonen; legitiem, wettig, wettelijk.
Heiligen der laatste dagen. legitimatie, v. wettiging, verklaring, dat iets
Latvija, Letland. echt is.
laudanum, o. slaapwekkend middel. legitimist, m. aanhanger van het principe,
laureaat, m. bekroond dichter. dat de vorstelijke waardigheid een erfelijk
lava, v. gloeiende stoffen uit een vulkaan, recht is, onafhankelijk van de volkswil,
die zeer hard worden bij afkoeling, lei, Roemeense rekenmunt.
lavabo, v. wastafel. Leistung (D,), v. prestatie.
lavatorium, o. wasbekken. Leitmotiv, (D.), o. leidende gedachte; weer­
lavatory, (Eng.), v. toilet, W.C. kerend motief in muziekstuk vooral in
laveren, zigzagswijze tegen de wind op­ muziek van Wagner.
zeilen. lemma, o. hulpstelling- of leer; devies.
lavement, o. darminspuiting. Lemurie, o. in zee verdronken werelddeel,
lavendel, o. welriekend gewas, waaruit men waar van Madagaskar o. a. een over­
lavendelwater maakt. blijfsel zou zijn.
lawine, v. sneeuwstorting van een berg. lendemain, (Fr.), m. de volgende dag.
lawn-tennis, (Eng.), soort balspel op een Leninisme, o. het Leninisme is volgens de
vlak veld. definitie van Stalin het Marxisme van het
lazaret, o. ziekenhuis. tijdperk van het imperialisme en de pro­
lazuur, hemelsblauw. letarische revolutie.
leader, (Eng.), m. leider, vooral van een Leninist, m. aanhanger van Lenin.
politieke partij. Lento, (It.), langzaam.
teading article, (Eng.), o. hoofdartikel in Leo, (Lat.), m. leeuw, sterrenbeeld,
dagblad. leonisch contract, (Lat.), o. overeenkomst,
league, (Eng.), Engelse mijl (1609 M.), waarbij één partij alle voordelen en de
zeemijl, (1855 M.). andere slechts de nadelen heeft.

83
lepra, v. melaatsheid. gelijkheid en broederschap, (leus in de
leproos, melaats. Franse revolutie aangeheven).
les affaires sont les affaires, (Fr.), zaken libertijn, m. lichtmis.
zijn nu eenmaal zaken. liberty, (Eng.), vrijheid.
Lesbische liefde, v. geslachtelijke aantrek­ liberum arbitrium, (Lat.), o. vrije wil.
king van vrouwen onderling. libido, m. lust, begeerte; libido sexualis, ge­
les extrêmes se touchent, (Fr.), de uitersten slachtsdrift.
raken elkaar. libre, (Fr.), vrij; libre-penseur, vrijdenker,
letaal, dodelijk. libretto, (It.), opera- of operette-tekst.
lethargie, v. slaapzucht, onverschilligheid. licent, m. vergunning.
Lethe, (Gr.), v. de rivier der vergetelheid. licet, (Lat.), het is geoorloofd.
Letten, bevolking van Letland. lichen, m. korstmos, huiduitslag,
Icttre, (Fr.), v. brief, letter; lettre d'affaires, liebenswürdig, (D.), beminnelijk.
koopmansbrief, zakenbrief. Liebesgabe, (D.), v. gift in kleren, levens­
leucaemie, v. witbloedigheid: ziekte van het middelen enz. aan soldaten of noodlijden­
bloed. den.
leucoplast, o. witte hechtpleister. Liernurstelsel, o. stelsel van Liernur voor
leucorrhoe, (Gr.), v. witte vloed. het afvoeren van faecaliën.
Levant, m. het Oosten, Morgenland. lieue, v. Franse mijl, 4444 M. lieue mari-
levée, (Fr.), v. heffing; levée en masse, time, Franse zeemijl, 5556 M.
volkswapening. list, (Eng.), hijskamertje.
leviathan, m. monsterachtig waterdier. Lignes Farman, Franse Luchtvaartmaat­
Leviet, m. lid van de stam Levi. schappij te Parijs.
leviraat, o. huwelijk van een persoon met ligue, (Fr.), v. verbond.
de kinderloze weduwe van zijn broer. likwidateur, m. likwidatorendom, o. stroming
Levificus, m. 3e boek Mozes'. in de Russische arbeidersbeweging, die dc
lex, (Lat.), v. wet. illegale sociaal-democratische partij wilde
lexicograaf, m. woordenboekschrijver. opheffen, door Lenin bestreden. In uit-
lexicon, o. woordenboek. gebreiden zin: hij, die terugwijkend voor
li, o. Chinese afstandsmaat, 422 M. moeilijkheden, revolutionaire bewegingen
liaison, (Fr.), v. ongeoorloofde liefdesver­ of organisaties wil opheffen.
bintenis. Liliput, o. fabelachtig land uit Gullivers
lianen, slingerplanten. Reizen van Swift, waarvan de bewoners,
libel, o. klaagschrift, smeekschrift. de Liliputters, zo groot zijn als een vinger
libel v. waterjuffer. limbus, (Lat.), m. zoom, rand, strook,
liberalisme, o. de leer, vooral in de 19e limerick, (Eng.), m. versje, waarvan regel
eeuw door het groot-kapitaal verkondigd, 1, 2, 5 en ook 3 en 4 onderling rijmen,
waarbij een minimum van staatsinmenging limiet, v. grens.
bij een maximum van vrijheid voor de limited, (Eng.), beperkt; limited liability
kapitalisten werd opgeëist. company, naamloze vennootschap,
liberaliteit, v. vrije, ruime opvatting in den­ limousine, (Fr.), v. gesloten auto met gla­
ken en handelen. zen zijwanden.
Libertas, (Lat.), godin der vrijheid. linea, (Lat.), v. lijn; linea recta, in rechte
liberté, égalité, fraternité, (Fr.), vrijheid, lijn, rechtstreeks.

84
lineair, lijnvormig. stemming van de bewoners van een ge­
lingerie, (Fr.), v. linnengoed; zaak waar meente over de wenselijkheid van alco­
linnengoed wordt verkocht. holverkoop.
linguïst, m. taalkundige. locanda, (Lat.), v. te huur staande kamer,
liniaal, v. latje, dienende om rechte lijnen lock-out, (Eng.), o. uitsluiting door de werk­
te trekken. gevers.
linie, v. streep, lijn; evenaar; troepen, die in loco, op de plaats; plaatsvervangend.
slagorde staan; geslachtslijn. loco citato, op de aangehaalde plaats,
linieschip, o. groot oorlogsschip. loco-burgemeester, waarnemend burge­
linietroepen, geregelde troepen. meester.
linoleum, o. waterdicht zeildoek, voor vloer­ locomobiel, van plaats kunnende verande­
bedekking, waarop lijnolie en fijngemaakte ren; verplaatsbare stoommachine.
kurk is aangebracht. locus, (Lat.), plaats; locus communis,
linotype, (Eng), v. zetmachine. (Lat.), gemeenplaats.
liquet, (Lat.), het blijkt. loetafoon, toestel tot het weergeven van
liquide, vloeibaar, helder, ook beschikkend klankfilms, zo genoemd naar den uitvin­
over voldoende geldmiddelen om dade­ der Loet C. Barnstijn.
lijk aan zijn verplichtingen te kunnen vol­ loyarithme, v. de exponent van de macht,
doen. waartoe een zeker getal moet worden ver­
lira, (It.), lire, Italiaanse munt. heven, om het eerste getal tot uitkomst
lita, Litause munteenheid. te krijgen.
litanie, v. R.K. smeekgebed; gezang, logé(e), iemand, die ten huize van een an­
literatuur, v. letterkundige producten van der, tijdelijk, vertoeft.
een volk; letterkunde. loggia, (It.), v. overdekte galerij, langs een
lithochromie, v. steendruk in kleuren, bovenverdieping.
lithograaf, m. steendrukker. logica, (Lat.), v. denkleer.
lits jumeaux, (Fr.), twee bij elkaar horende logos, (Gr.), m. woord, rede.
ledikanten. Loki, m. boze god der duisternis bij de oude
liturgie, v. kerkgebruik. Noorse volken.
livre, (Fr.), o. rekenmunt; livre sterling, lombard, (lommerd), m. bank van lening.
pond sterling. Lombard Street, (Eng), Londense effecten­
livrei, v. dienstkleding. beurs.
Lloyd, (Eng.), m. zeevaartmaatschappij; lombok, (Mal.), v. Spaanse peper,
zeeverzekeringsmaatschappij; Lloyd's list, longitude, v. geografische lengte.
particuliere classificatie van zeeschepen, long passing, (Eng.), op een bepaalde
die van grote betekenis is voor te be­ wijze, met grote trappen, door de ver­
talen premie bij zeeverzekering. dediging trachten heen te breken, bij het
lobby, (Eng.), v. wandelgang van het par­ voetbalspel.
lement. lord, (Eng.), m. hoge Engelse adellijke ti­
locaal, plaatselijk. tel; lord-chancellor voorzitter' van het
locaalspoorweg, buurtspoorweg. Hooggerechtshof en het Hogerhuis, Lord-
localiseren, plaatselijk maken, beperken bin­ major, titel van den Londensen burge­
nen bepaalde grenzen. meester, bovendien van de burgemeesters
local option, (Eng.), plaatselijke keuze, van 14 andere steden in Engeland.

SS
Lorelei, hoge rots aan de Rijn; gedicht van lumineus, lichtend.
Heinrich Heine. luna, (Lat.), v. de maan.
lorette, (Fr.), v. snolletje. Lunapark, o. tuin, waarin soort kermis
lorgnet, o. knijpbril, toneelkijker. wordt gehouden.
lorrie, v. werkwagentje op spoorbaan. lunarium, o. toestel, dat de beweging van
löss, v. Limburgse klei. de maan om de aarde voorstelt.
lottospel, kienspel. lunatiek, maanziek.
lotus, m. Aziatische en Egyptische water­ lunch, (Eng.), twaalfuurtje.
lelie. lune de miel, (Fr.), v. wittebroodsweken,
louche, (Fr.), scheel; verdacht. lunette, (Fr.), v. oogglas.
loudspeaker, (Eng.), m. luidspreker. 1'union fait la force, (Fr.), eendracht maakt
louis d'or, m. Franse goudmunt van 20 macht.
frank. lupanarium, o. bordeel.
lounge, (Eng.), v. overdekte hotelhal. lupine, (Fr.), v. gele vlinderbloemige plant,
loupe, v. vergrootglas. lupus, (Lat.), m. wolf; huidziekte.
Louvre, (Fr.), o. museum te Parijs, vroeger Lusitania, (Lat.), Portugal; grote passagiers­
koninklijk Paleis. boot, die in de wereldoorlog, door een
love, (Eng.), liefde. duikboot in de grond werd geboord.
Lovelace, m. verleider, Don Juan. luster, m. glans; kroonkandelaar; stof voor
lowland, (Eng.), laagland; de Lowlands; herenjas.
het lage gedeelte van Schotland. lustrum, (Lat.), tijdsduur van 5 jaren.
loyaal, eerlijk, open. Lutèce, Lutetia, Parijs.
lucide, (Fr.), helder. Lutheraan, m. aanhanger van de leer van
Lucifer, m. vorst van de duisternis, Luther.
lucratief, winstgevend. lux, (Lat.), lucht; lux in tenebris, licht in
Lucretia, (Lat.), v. kuise vrouw, die zich de duisternis.
doorstak, toen ze onteerd was. luxe, (Fr.), v. weelde.
Iuctor et emergo, (Lat.), ik worstel en kom Luxus-Umsatzsteuer, (D.), belasting op het
boven, devies van het wapen van Zee­ verkopen van weelde-artikelen.
land. lycée, (Fr.), v. staatsgymnasium in Frank­
Lucullisch, weelderig. rijk.
Luddisten, eerst verschijnsel van opstandig­ lyceum, (Lat.), o. school met H.B.S. en
heid van arbeiders tegen voortschrijdend Gymnasium-opleiding.
kapitalisme, zich uitend in het vernielen lymphe, v. weefselvocht.
van machines. Dit verschijnsel naar Ludd lynchen, ter dood brengen zonder gerechte­
genoemd, treedt vooral in Engeland in het lijk onderzoek, (vooral in Amerika op
begin van de 19e eeuw op. negers toegepast).
luës, syphilis. lynx, m. los, verscheurend dier, dat zeer
luguber, somber. scherp ziet.
lumbago, v. spit. lyra, (Gr.), v. lier.
lumen mundi, (Lat.), licht van de wereld; lyriek, v. leer der dichtkunst.
wordt gezegd van iemand met veel ver­ lysol, v. ontsmettingsmiddel.
stand.

86
M.
M. Romeins getal 100. Maecenas, (Lat), m. beschermer van kunst
masc. = masculinum, (Lat.), mannelijk. en wetenschap.
MJD. = Medicinae Doctor, (Lat.), doctor maestoso, (It.), plechtig, verheven.
in de medicijnen. maestro, (It.), m. meester, componist, ka­
M.d.s. = misce detur signetur, (Lat.), re­ pelmeester.
ceptaanwijzing; meng, stel, neem. maffia, (It.), v. geheim genootschap op
Messrs. = messieurs, Mijne Heren. Sicilië, dat zich door het vermoorden van
Mgr. = Monseigneur. de burgers wreekt op de landswetten,
M.G.M. = Metro Goldwyn Mayer, film­ waartegen zij zich verzetten.
maatschappij in Hollywood. ma foi! (Fr.), mijn eer! waarachtig!
Mlle = mademoiselle, mejuffrouw. magazine, (Eng.), magazijn; tijdschrift.
MM. = Messieurs, mijne heren. Magdalena, boetvaardige zondares.
Mme - Madame, mevrouw. Magdaleniën, laatste tijdperk van de ren-
M.O. Middelbaar Onderwijs. diertijd.
M.P. Member of Parliament, (Eng.), lid maggi, v. verduurzaamde soep, groente enz.
van het Parlement. in tabletvorm.
Mr. = Monsieur, (Fr.), Mis ter, (Eng)., magie, v. toverkunst.
mijnheer; meester in de rechten. magisch, betoverend.
MTS. = Mistress, (Eng.), mevrouw. magister, (Lat.), m. meester; magister artium
MS (mv. MMS) = manuscript. liberalium (M.A.L.) meester der vrije
M.T.S. = Middelbaar Technische School. kunsten.
M.U.L.O. = Meer Uitgebreid Lager On­ magistraat, m. overheidspersoon, overheid,
derwijs. spec. van een stad.
M.U.Z. = Maatschappij tot uitvoering van magnaat, m. rijksgrote in Hongarije en
Zuiderzeewerken. Polen.
macaroni, (It.), v. volksspijs in Italië, meel­ magneet, m. magnetisch stuk ijzer of staal,
pijpen. dat ijzerhoudende lichamen aantrekt,
macchiavellisme, o. staatsleer van Macchia- magnesium, o. zilverwit metaal, geeft bij ver­
velli; sluwe staatkunde, waarbij het doel branding sterk licht.
de middelen heiligt. magnetiseren, magnetisch maken; magne­
machine, (Fr.), v. werktuig, toestel; tische kracht bij de mensen opwekken en
1'Homme machine, werk van La Mettrie, daardoor zieken genezen; bezielen,
die beweert, dat de mens ook een machine magnifiek, prachtig.
is. Magog, naam van een geheimzinnig volk in
machinatie, v. iets sluws bedenken. het Noorden.
ma(On, (Fr.), m. metselaar; vrijmetselaar. magot, (Fr.), m. staartloze aap.
macrocosmos, (Gr.), m. het heelal. Magyaren, Hongaren.
Madame, (Fr.), v. mevrouw. Mahabharata, nationaal epos der Indiërs
made in Germany, (Eng.), vervaardigd in mahatma, m. (Sanskrit) grote geest; denk­
Duitsland. beeldig persoon met astrale invloed in de
Mademoiselle, mejuffrouw. theosophie; bijnaam van Ghandi.
Madonna, (It.), de heilige Maagd, Maria. Mahdi, m. profeet, die door de Muzelman-

87
nen wordt verwacht. Malthusianisme, o. leer van Malthus, dat de
Mali-jong, (Chin.), Chinees spel met 144 geslachtelijke zelfbeheersing het volk moet
stenen of kaarten. behoeden voor een te sterke aanwas;
Mahlzeit, (D.), eet smakelijk! streven om geboorten te beperken en te
mahoniehout, o. zeer hard hout van de regelen.
mahagonieboom in Zuid-Amerika en de Nieuw Malthusianisme, richting die kinder­
West-Indische eilanden. tal niet dooi geslachtelijke zelfbeheersing,
maiden speech, (Eng.), v. de eerste rede, maar door voorbehoedmiddelen wil beper­
vooral in het parlement. ken.
mail, (Eng.), v. valies; rijdende post, brie­ maltraiteren, mishandelen.
venmaal, overzeese brievenpost. malversatie, v. knoeierij in geldelijk beheer.
Mailand, (D.), Milaan. Mammeluk, m. lijfwachter van den Egyp-
maintenee, v. meisje, dat door een heer on­ tischen Sultan, slaaf die Christen ouders
derhouden wordt. had, doch Mohammedaans werd opge­
maire, (Fr,), m. Franse burgemeester, voed; afvallige.
mairie, (Fr.), v. ambt van burgemeester, mammon, m. geldgod.
raadhuis. mammouth, in. voorwereldlijke reuzenoli-
maïs, v. Turkse tarwe. fant.
maïtre, (Fr.), m. meester, heer, baas. manager, (Eng.), m. bestuurder, leider van
maïtresse, (Fr.), v. meesteres, vrouw des toneel- en sportgezelschappen.
huizes; minnares. manchester, (Eng.), katoenen fluweel.
maïzena, v. maïsmeel. Manchesterschool of -partij, v. vrijhandels­
majestueus, koninklijk, statig. partij.
majeur, (Fr.), grote terts toonladder, manchetten, verlengstukken van mouwen,
majoor, m. hoofdofficier. manco, o. gebrek, tekort.
Majoor-Chinees, m. eerste hoofd van de mandaat, o. bevel, last; politieke opdracht
Chinezen van een bepaalde plaats, aan vertegenwoordiger, afgevaardigde,
major, (Lat.), grotere, oudste van twee mandaat, o. gebied, dat in beheer wordt
broeders, senior. gegeven aan grote mogendheid.
majoraat, O. voorrecht, dat de oudste van mandarijn, m. hoge Chinese staatsbeambte,
een familie heeft. mandiën baden, door zich met water te
majoriteit, v. meerderheid; meerderjarigheid, begieten, zoals b.v. in Indië.
malaga, m. zoete Spaanse wijn. mandoer, (Mal.), m. inlandse ploegbaas
malaise, (Fr.), v. onbehaaglijkheid; slapte over koelies.
in de handel. mandoline, (Fr.), tokkelinstrument.
mal-a-propos, (Fr.), ongelegen, te onpas, mandril, (Sp.), soort baviaan.
malaria, (It.), koorts met tussenpozen, ver­ manége, (Fr.), v. rijschool.
oorzaakt door een bloedparasiet, die door mangga, (Mal.), v. Indische vrucht met
een bepaald soort muskiet, de anopheles, sappig oranje vlees.
wordt overgebracht. mania, (Gr.), v. verstandsverbijstering op
malcontent, ontevreden. een bepaald punt.
malentendu, (Fr.), o. misverstand. manicure, v. iemand die zich met het ver­
malheur, (Fr.), o. ongeluk. zorgen van handen belast; werktuigjes
Maltezer, m. bewoner van Malta. voor de verzorging der handen.

SS
manie, v. overdreven neiging. tussen het middeleeuwse handwerk en de
manifest, blijkbaar; openlijk; verklaring over moderne industrie.
(staats) aangelegenheden. manuscript, o. handschrift.
manifestatie, v. bekendmaking; openbare be­ Maori, m. oorspronkelijke inboorling van
toging om te protesteren of adhaesi te Nieuw-Zeeland.
betuigen. mappe, (Fr.), v omslag van karton; soort
manilla, v. soort sigaar. brieventas.
mail in the street, het publiek, in het alge­ maquette, (Fr.), v. gebouw, of beeldhouw­
meen. werk in verkleind model
manipulatie, v. toepassing van bepaalde Maraan, m. scheldnaam voor de Spanjaar­
handgrepen; handelwijze. den tijdens de 80-jarige oorlog.
mankement, o. gebrek, fout. Marathonloop, wedloop over 40.2 K.M. op
manna, o. brood dat uit de hemel valt, de openbare weg, vooral bij Olympische
de Israëlieten leefden er van in de woe­ Spelen gelopen.
stijn. marchanderen, handel drijven.
mannequin, (Fr.), in. ledepop; meisje of marche funèbre, (Fr.), v. treurmars.
vrouw, die de nieuwste modes dragen, Marconi-telegrafie, v. draadloze telegrafie,
om ze te laten zien. marechaussee, v. militaire rijkspolitie.
Mannheimerstelsel, stelsel, waarbij de leer­ mare clausum, (Lat.), gesloten zee.
lingen op school, verdeeld worden in maremmen, ongezonde en moerassige Ita­
groepen naar aanleg. liaanse kuststreken.
manoeuvre, (Fr.), v. handeling; veldoefe- margarine, v. kunstboter uit vetsoorten.
ning; sluwe streek. marge, (Fr.), v. rand van boek enz.
Mansion-House, (Eng.), ambtelijke woning marginale aantekening, aantekening in de
van den Londensen lord-mayor. kantlijn
man spricht Deutsch, (D.), men spreekt mariage (Fr.), m. huwelijk; manage ie
Duits. raison, huwelijk uit berekening.
mansarde, (Fr.), v. zolderkamertje. Marianne (Fr.), Frankrijk.
mantille, (Fr.), v. damesmanteltje. marinade, (Fr.), gekruide pekelsaus.
mantri, (Mal.), m. inlandse opzichter of marine, v. zeemacht; zeedienst.
politie. marionetten, poppen, die bewogen worden
Mantsjoekwo, vroeger Mantsjoerije, sinds aan draden; poppenspel.
1932 quasi zelfstandige staat, doch in maritiem, betrekking hebbend op de zee.
werkelijkheid onder Japanse heerschappij mark, v. merkteken; grens(gebied); Duitse
staande. munt.
manufacturen, linnen, zijden of wollen markant, tekenend, kenmerkend.
stoffen. marketent (s) ter, v. man of vrouw, die de
inanufacturier, m. vervaardiger of verkoper soldaten verversingen verkoopt.
van manufacturen. markeur, teller bij biljartspel.
manufactuur, v. atelier waar manufacturen markies, markiezin, titel van adellijke rang in
vervaardigd worden; productiestelsel, Frankrijk en Engeland.
waarbij een aantal arbeiders in een werk­ marmelade, v. gesuikerd vruchtensap,
plaats van een werknemer werken, zon­ marokijn, fijn geiteleer.
der moderne machines; overgangsvorm maron, m. bosneger in Suriname.

39
marqueren, merken, stempelen. Metafo, middel tegen mond- en klauwzeer,
marquise, (Fr.), v. markiezin; soort pa­ uitgevonden door van den Berg, een Ne­
rasol ter wering van de zon. derlander.
Mars, (Lat.), m. god van de oorlog; de mata hari (Mal.), zon, oog van de dag.
oorlog; planeet van die naam. match, (Eng.), v. wedstrijd.
marsland, o. moerassig, laag land. matelot, (Fr.), m. matrozenhoed.
marsroute, v. weg, waarlangs de tocht mater, (Lat.), v. moeder; moeder-overste
in een klooster; mater dolorosa, smart­
gaat.
Marseillaise, (Fr.), v. Frans volkslied. volle moeder, Maria; mater familias, huis­
Marsyas, (Gr.), m. sater. moeder.
martiaal, krijgshaftig. materiaal, o. ruwe grondstof.
Marxisme, o. het stelsel der opvatting en materialisatie, het verstoffelijken van geest
leerstelling van Karl Marx (1818—1883): volgens de spiritisten.
het moderne materialisme en het moderne materialisme, o. wereldbeschouwing, die van
wetenschappelijk socialisme als de theorie de materie (het stoffelijke) uitgaat en het
en het program van de arbeidersbeweging geestelijke daarvan afhankelijk beschouwt,
in alle beschaafde landen' (Lenin). materialist, m. aanhanger van het materia­
Marxist, m. aanhanger van de leer van lisme.
materia medica, (Lat.), v. geneesmiddelen-
Marx.
Maryland, (Eng.), o. tabaksoort uit Mary- leer.
land (N.-Amerika). materie, v. grondstof; onderwerp om over
mas, (Java), m. adellijke titel op Java. te spreken, te schrijven.
mascotte, (Fr.), v. voorwerp dat veronder­ materieel, lichamelijk.
stelt wordt geluk aan te brengen, mathematicus, (Lat.), m. wiskunstenaar.
masculini generis, (Lat.), van het manne­ Mathesis Scientiarum Genetrix, (Lat.), wis­
kunde is de stammoeder der wetenschap­
lijk geslacht.
maskeren, een masker voordoen; verbergen, pen, naam van een Leids genootschap,
masochist, m. man, die zich uit wellust matinee, (Fr.), v. morgen, voormiddag,
door een vrouw laat pijnigen. ochtendvoorstelling, middagvoorstelling;
massa, v. menigte; het geheel. ochtendjapon.
massaal, een geheel vormend, in massa, matineus, vroeg opgestaan.
massacre, (Fr.), v. gruwelmoord, bloedbad, matriarchaat, o. stelsel, waarbij de moeder
massage, (Fr.), v. kneden der lichaams­ stamhoudster is, komt voor bij vele na­
spieren. tuurvolkeren.
matrijs, v. koperen vorm, door het inslaan
massief, sterk. vast.
master, (Eng.), m. meester; baas-kapitein van een stempel ontstaan.
matrone, (Lat.), v. Romeinse dame, vrouw
van koopvaardijschip.
mastiff, (Eng.), m. bulhond. op jaren.
mastodon, m. voorwereldlijke reuzenolifant. maturiteit, v. rijpheid.
masturpatie, masturbatie, zelfbevlekking, matze, (Hebr.), v. Paasbrood.
masurka, mazurka, Poolse dans. matuschka, (Russ.), moedertje.
maszregeln, (13.), drillen, de wet voor­ Mauser, m. snelvuurgeweer.
schrijven. mausoleum, (Lat.), o. praalgraf.
matador, (Sp.), m. stierendoder in Spanje. mauvais sujet, (Fr.), m. losbol.

90
mauve, (Fr.), lichtpaars. aanhanger van de minderheid. De men-
maxim, (Eng.), v. mitrailleur, die snel af­ sjewiki vormden namelijk op het congres
vuurt. van 1903 een minderheid tegenover de
maximaal, een maximum uitmakende, bolsjewiki, de aanhangers van de meer­
maxime, (Fr.), v. grondstelling, grondregel, derheid.
mayonnaise, (Fr.), v. saus van ei met olie meeting, (Eng.), v. openbare vergadering,
en azijn. mega, (Gr.), voorvoegsel, dat groot bete­
mayor, (Eng.), m. burgemeester. kent.
mazzel, (Hebr.), buitenkansje, winst, geluk, megafoon, m. geluidversterker.
mbret, m. titel van den Albanesen vorst, Megera, v. boosaardige furie.
mechanica, v. werktuigkunde, bewegingsleer melancholicus, m. zwaarmoedig mens.
als toegepaste wiskunde. Melanesië, v. het eilandenrijk der zwarten,
mechanicus, (Lat.), m. werktuigkundige, de West-Australische eilanden.
mechaniek v. inrichting der machines, mélange, (Fr.), v. mengsel.
mechanisme, o. inwendige samenstelling van melati, (Jav.), Indische jasmijn.
een werktuig. melioratie, v. verbetering.
mechanisch materialisme, leer dat de wereld melodie, v. zangwijs.
uit stoffelijke deeltjes in beweging bestaat, melodrama, o. toneelspel, begeleid door mu­
mechanotherapie, v. geneeswijze door heil­ ziek, bij tussenpozen; tegenwoordig: senti­
gymnastiek, massage etc. menteel drama.
medaille, v. gedenk- of erepenning. melos, (Gr.), v. gezang, lied.
medaillon, (Fr.), m. grote gedenkpenning; Melpomene, (Gr.), v. Muze van het treur­
sieraad, dat soms opengeklapt kan wor­ spel.
den en aan kettinkje kan worden gedra­ membraan, o. vlies.
gen. memento, (Lat.), gedenk! memento mori,
mediair, middelste. gedenk dat ge sterven moet.
medicament, o. geneesmiddel. mémoires, (Fr.), gedenkschriften, herinne­
medicina forensis, (Lat.), gerechtelijke ge­ ringen.
neeskunde. memorabilia, (Lat.), gedenkwaardige din­
medicus, (Lat.), m. geneesheer. gen.
mediis tranquillis in undis, (Lat.), rustig memorandum, o. gedenkboek; nota.
te midden der golven. memoriaal, o. herinneringsgeschrift; één van
medio, in het midden. de drie grootboeken.
meditatie, v. overpeinzing, bespiegeling, memorie, v. geheugen; gedenkschrift; schrif­
medium, (Lat.), o. middel; persoon die be­ telijke verklaring van de redenen, die leid­
weert als bemiddelaar tussen geest van den tot een wetsvoorstel.
afgestorvenen en mensen te zijn. ménage, (Fr.), v. huishouding; zuinigheid;
médoc, (Fr.), m. rode lBordeauxwijn. soldatenkeuken; ménage a trois, man,
medulla, (Lat.), o. merg. vrouw en huisvriend.
Medusahoofd, o. hoofd van Medusa, schrik­ ménagère, (Fr.), v. huismoeder, huishoud­
beeld. ster.
mensjewik, (Russ.), m. aanhanger van de menagerie, v. diergaarde.
rechtervleugel der vroegere Russische Mendelisme, o. theorie der overerfelijkheid,
sociaal-democratische partij. Betekent gevonden door Mendel, 1822—1884.

91
menestreel, m. minstreel, 'begeleider der trou­ messagerie, (Fr.), v. bevrachtingskantoor;
badours. messageries maritimes, scheepvaartmaat­
mene mene, tekel upharsin, gewogen en te schappij.
licht bevonden. Messalina, v. schaamteloze viouw.
menhir, m. voorhistorische grote zuil. Messe, (D.), v. jaarbeurs.
menie, v. loodvermiljoen. Messias, m. gezalfde, Verlosser.
meningitis, v. hersenvliesontsteking. messieurs, (Fr.), mijne heren.
Menist, m. doopsgezinde. messing, o. geel koper.
mens sana in corpore sano, (Lat.), een ge­ mesties, m. afstammeling van een blanke en
zonde ziel in een gezond lichaam, een Indiaanse kleurling.
menstruatie, v. maandstonde. metacritiek, v. beoordeling van een beoor­
mensuur, v. maat; tweegevecht van Duitse deling.
studenten. metalliek, metaalachtig.
mentaliteit, v. geestesgesteldheid, wijze van metallieken, staatsschuldbrieven, die alleen
voelen en denken. in metaal af te lossen zijn.
menthol, v. pepermuntkamfer. metallurgie, v. bereiding van metalen uit
mentor, (Gr.), m. raadgever en leidsman, ertsen.
menu, (Fr.), o. spijslijst. metamorphose, v. gedaanteverwisseling,
menuet, (Fr.), v. langzame oud-Franse metaphoor, v. gelijkenis, vergelijkend beeld,
dans. metaphorisch, in beeldspraak.
Mephisto(pheles), m. de boze vijand, de metaphysiek, v. leer van het bovenzinnelijke,
duivel, hoofdpersoon in Goette's Faust. metastasis, (Gr.), v. verplaatsing van een
mer a boire, (Fr.), een werk, waar niet ziektestof van het ene gedeelte van het
doorheen te komen is. lichaam naar een ander.
mercantiel betreffende de handel, doortrok­ metempsychose, v. zielsverhuizing.
ken van handelsgeest. meteoor, m. luchtverschijnsel.
mercantilisme, economisch stelsel van de 17e meteorograaf, baro-thermo- hydrograaf, een
en 18e eeuw, dat het hele economische instrument, dat aerologische en vliegtech­
leven door de staat geleid wil zien. nische metingen zelf registreert,
Mercurius, (Lat.), m. Mercuur, god van de meteorologie, v. weerkunde.
handel der dieven en bode der goden, methode, v. werkwijze; leerwijze.
mère, (Fr.), v. moeder, kloosterzuster, Methodisten, Secte van Evangelische Chris­
meretrix, (Lat.), v. publieke vrouw, tenen in Engeland.
meridiaan, m. middagcirkel. Methusalem, m. persoon uit de Bijbel, die
merinos, (Sp,), schapen met fijne wol. 969 jaar oud zou zijn geworden, vandaar
mérite, (Fr.), v. verdienste; de mérites van zeer oude man.
een zaak, de waarde, het gewicht, de metriek, v. versmatenleer.
voordelen ervan. metriek, metrisch, wat behoort tot de meter;
mesjoege, (Hebr.), gek. metriekstelsel het tiendelig meetstelsel met
mesmerisme, o. dierlijk magnetisme, de meter als grondslag.
mesquinerie, (Fr.), v. kleingeestigheid, be­ metro, afkorting van metropolitain, onder­
krompenheid. grondspoorweg.
mess, (Eng.), gemeenschappelijke (officiers) metropolitaan, m. aartsbisschop, die bis­
tafel. schoppen bestuurt.

92
metropool, v. moederstad; hoofdstad; we­ mille, (Fr.), duizend.
reldstad. millennium, (Lat.), o. duizend jaar; dui­
metrum, (Lat.), versmaat; maat. zendjarig rijk.
Mettray, o. landbouw-strafkolonie voor ver­ milliade, v. reeks van duizend jaren,
waarloosde jongens. milliard, (Fr.), o. duizend millioen.
mezzosopraan, v. halfsopraan. Millikanstralen, stralen, die door 2 M. dik
mezguita, (Sp.), Moorse moskee. lood gaan.
imasme, o. schadelijke uitwasemingen, die millimeter, m. duizendste meter.
zich in de lucht verspreiden. milimetenen, zeer kort knippen.
mica, o. glimmer. Milo, eiland van de Griekse achipel; Venus
microbalans, v. balans om voorwerpen van van Milo, beroemd beeld, in het Louvre
1/1000 gram en minder te wegen, te Parijs, dat te Milo werd gevonden,
microbiologie, v. levensleer der kleinste or­ milord, m. aanspreektitel van Engelse adel­
ganismen. lijke.
microcosmos, (Gr.), de wereld in het klein; mime, (Gr.), v. bij de Grieken en Romeinen
de mens. klucht, die slechts door gebarenspel werd
micron, o. een duizendste milimeter. weergegeven.
Mieronesië, v. kleine eilandjes, die onder­ mimicry, v. eigenschap bij verschillende die­
deel van Polynesië vormen. ren, om kleur en vorm van de omgeving
microphoon, m. toestel dat het waarnemen aan te nemen.
van zeer zwakke geluiden; geluidsver­ mimiek, v. gebarenspel.
sterker. mimosa, v. soord acacia met kleine gele
microscoop, m. instrument met sterke len­ bloemetjes.
zen, waarmee men kan waarnemen, wat minaret, v. moskee-toren.
men met het blote oog niet ziet. mine, (Fr.), v. gezicht (uitdrukking); mijn.
Midas, m. rijke domkop. mineraal, o. delfstof, erts; delfstoffelijk, erts­
Middel Europese tijd, m. tijd van de 15de houdend.
meridaan oostelijk van Greenwich, 40 mineralogie, v. delfstofkunde.
minuten verschil (later) met Amsterdam, Minerva, (Lat.), v. godin der wijsheid,
midinette, (Fr.), v, Parijs naaistertje, mineur, (Fr.), m. mijnwerker; in kleine terts­
mignon, (Fr.), m. lieveling. toonladder; in mineur, droef gestemd,
migraine, (Fr.), v. schele hoofdpijn, miniatuur, v. gekleurde sierletter; kleine ge­
migratie, v. volksverhuizing. kleurde tekening of portret.
mijter, m. bisschopsmuts. miniem, zeer klein; laag.
Mikado, m. titel van den Japansen keizer, minimum, (Lat.), o. kleinste hoeveelheid
mikmak, m. moeilijkheid; onenigheid, van iets; laagste prijs.
milicien, (Fr.), m. loteling of soldaat bij de minister, (Lat.), m. dienaar; hoogste staats­
militie. ambtenaar.
milieu, (Fr.), o. midden; omgeving waarin ministerie, v. ambt; staatsbeheer; departe­
men leeft. ment van het bestuur onder een minister;
militairisme, het op de voorgrond stellen der openbaar ministerie, (O.M.), openbare
militaire doeleinden. eiser bij een rechtbank.
militant, strijdvaardig; socialist van de daad. minjan, (Hebr.), vereniging van tien kerke-
milizia, (It.), fascistische weermacht. lijk-meerderjarigen.

93
minor, jongere. Frankrijk.
Minos, m. koning van Kreta. Mistress, Mrs., (Eng.), mevrouw.
Minotaurus, m. monster, dat zich met men­ Mithra, m. god van de zon en het licht bij
senvlees voedde. de oude Perzen.
minutieus, tot in zeer kleine bizonderheden. mitigatie, v. verzachting, leniging,
minuut, zestigste deel van een uur. van een mitrailleur, m. machinegeweer.
graad; orgineel van een acte. Mitropa, v. Middel-Europese slaap- en
mioceen, op één na de jongste tertiaire for­ restauratie-wagenmaatschappij.
matie. mixed, (Eng.), gemengd; mixed pickles, in­
mir, (Russ.), vroegere Russische dorpsge­ gemaakte groenten, gemengd zuur.
meenschap met gemeenschappelijk grond­ mixtum compositum, (Lat.), o. mengsel,
eigendom. mixtuur, v. mengsel.
mirabile dictu, (Lat.), wonderlijk om te ver­ Mizrach, (Hebr.), Oosten.
tellen. Mizrachi, vereniging van wetsgetrouwe
miraculeus, wonderbaarlijk. orthodoxe Zionisten.
miradsch, m. Mohammeds hemelvaart, of de Mnemosyne, (Gr.), v. godin der herinnering.
herdenkingsdag daarvan. moeder van de Muzen.
mirage, (Fr.), m. luchtspiegeling. mnemotechniek, mnemoniek, herinnerings­
mirakel, o. wonder. kunst.
mir nichts dir nichts, (D.), zo maar, zonder mobiel, bewegelijk.
verlegenheid. mobile perpetuum, (Lat.), onophoudelijk, tot
Mis, voorgeschreven gebeden en plechtig­ in de eeuwigheid, bewegend uurwerk,
heden in de R.K. Kerk. mobilisatie, v. het mobiliseren, in voor de
misanthroop, m. mensenhater. oorlog uitgeruste staat brengen.
mise, (Fr.), v. inzet bij loterij of spel; mise mobiliteit, bewegelijkheid.
en scène, inrichting van het toneel voor modaal, volgens een wijze.
een voorstelling. modeleren, boetseren.
miserabel, ellendig, jammerlijk. moderaat, gematigd.
misère, (Fr.), v. ellende grote armoede, moderados, (Sp.), gematigde politieke partij
miskrediet, o. slechte naam, verminderd ver­ in Spanje.
trouwen. modern, nieuwerwets; de moderne talen,
misogyn, vrouwenhater. Frans, Duits en Engels.
miss, (Eng.), mejuffrouw. modernisme, o. nieuwe godsdienstleer-rich­
missa solemnis, (Lat.), plechtige R.K. mis. ting, veroordeeld door den Paus.
(beroemd muziekwerk van Beethoven), modest, zedig, bescheiden.
missie, v. opdracht, last; zending ter be­ modificatie, v. wijziging.
kering van niet-gelovigen of andersden­ modiste, (Fr.), v. maakster en verkoopster
kenden. van dameshoeden.
missing link, v. de overgangsvorm die ge­ modulatie, v. stemovergang naar andere
zocht wordt tussen mens en aap. toonaard.
missionaris, m. zendeling. modus, (Lat.), m. wijze, manier; modus vi-
missive, v. zendbrief. vendi, voorlopige schikking.
mistletoe, (Eng.), v. marentak. moejik, (Russ.), m. boer.
mistral, koude Noordwestenwind in Zuid- moeloed, feestdag, verjaardag van Moham-

91
med. met dualisme (tweeheidsleer).
moesson, heersende wind gedurende één der moniteur, (Fr.), m. vermaner; officieel Bel­
twee jaargetijden in Ned.-Indië. gisch dagblad.
Mogol, m. titel der vroegere Mongoolse monitor, (Lat.), m. vermaner; soort pantser­
heersers van Hindostan. schip voor de verdediging van de kust.
mohel, (Hebr.), m. kerkelijk besnijder. monkey, (Eng.), m. aap.
Mohicanen, uitgestorven Indianenstam; de mono-, een.
laatste der Mohicanen, de laatste van zijn monocle, (Fr.), v. kijkglas voor één oog.
geslacht. monogamie, (Fr.), v. huwelijk met één
mokka, geurige Arabische koffie. vrouw.
Mokum, m. (Hebr.); stad. monogenie, v. leer dat de mens zich van
mol, m. verlagingsteken in de muziek, één plaats van de aarde uit heeft ont­
moleculen, kleinste deeltjes, waarin een stof wikkeld.
verdeeld kan worden. monoloog, alleenspraak.
molest, schade door moedwil. monomanie, v. soort waanzinnigheid, die
molestatie, v. overlast door handtastelijkhe­ zich aan één enkel voorwerp houdt,
den. monometallisme o. stelsel met één metaal als
molières, (Fr.), lage veterschoenen. standaardmunt.
molo, dam, havenhoofd. monoplaan, m. ééndekker.
Moloch, m. afgod der Moabieten en Am­ monopolie, v. recht om bepaald bedrijf in
monieten. een bepaalde staat alleen te drijven,
molto, sterk, zeer (muziek). monorail-spoorweg, m. spoorweg met slechts
molton, o. zachte dikke wollen stof. één rails.
moment, o. ogenblik; hoofdomstandigheid, monotheïsme, geloof aan één God.
moment-opname, v. foto, waarvoor de ge­ monotoon, eentonig.
voelige plaat slechts een ogenblik wordt Monroe-leer, v. stelsel, dat iedere Europese
belicht. invloed in Amerika moet worden geweerd.
monarch m. allenheersend vorst. Monseigneur, (Fr.), m. doorluchtig heer,
monarchie, v. regeringsvorm, waarbij de op­ titel van hoge geestelijken.
permacht aan een erfelijk vorst is opge­ monsieur, (Fr.), m. mijnheer.
dragen. monstrueus, monsterachtig.
onbeperkte monarchie, wanneer de mo­ montage, (Fr.), v. het inelkaar zetten van
narch de wetgevende, rechterlijke en uit­ machines.
voerende macht bezit; beperkte (constitu­ montagnard, (Fr.), m. bergbewoner; lid der
tionele monarchie), de monarch deelt de revolutionaire Bergpartij, in de Franse
oppermacht met de volksvertegenwoordi­ nationale conventie 1792.
ging. montagnes russes, (Fr.), rutschbaan.
mondain, (Fr.), werelds. Mont-Blanc, (Fr.), wite berg; hoogste Al­
mon Dieu! mijn god, goede hemel! pentop.
monetair, betrekking hebbende op de mun­ monteren stijgen, bemannen, van het nodige
ten. voorzien; optuigen; voorbereiden van een
money, (Eng.), o. geld. toneelstuk; machine in elkaar zetten; rang­
monisme, o. eenheidsleer, die alles tot één schikken fotografiëen.
enkel beginsel terug brengt; tegenstelling Montessorischool, v. school volgens het

95
stelsel van de Italiaanse Dr. Maria Mon- tijnse tekst.
tessorie, waar alle kinderen zich vrij naar motie, v. uitspraak van een vergadering, die
hun aanleg kunnen ontwikkelen, geen bindend besluit is.
monument, o. gedenkteken. motief, reden, beweeggrond; grondmelodie
monumentaal, groots. van kunstwerk.
moraal, zedenleer. motor, m. beweger, machine die doet be­
moral insanity, (Eng.), morele krankzinnig­ wegen.
heid, het ontbreken van morele denk­ motto, (It.), o- zinspreuk.
beelden. mousseren, schuimen van dranken,
moratorium, o. wettelijk uitstel van uitbe­ mousseline, (Fr.), v. fijn dun neteldoek,
taling van schulden. mozaïek, o. ingelegd werk, van verschillende
morbiditeit, v. ziekelijke toestand; ziekte- kleuren.
cijfer. Mozaïsme, o. Joodse godsdienst.
moreel, o. zedelijkheidsgevoel, gediscipli­ much ado about nothing, (Eng.), veel ge­
neerd gevoel van zelfvertrouwen. schreeuw om weinig wol.
more majorem, (Lat.), naar het gebruik der mulat (tin), kleurling (e) uit negers en blan­
voorvaderen. ken geboren.
mores, (Lat.), zeden, gebruiken. multiform, veelvormig.
moré, (Hebr.), leraar, rabbijn, soort docto­ multimillionair, m. personen die vele malen
rale titel. millionair is.
morganatisch huwelijk, o. huwelijk van mulpiplaan, m. veeldekker.
vorstelijk persoon met niet-vorstelijke. multiplicatie, v. vermenigvuldiging.
Morgue, (Fr.), v. tentoonstelling van onbe­ mummie, v. gebalsemd en gedroogd lijk der
kende lijken, te Parijs. oude Egyptenaren.
morituri te saluant, (Lat.), zij die sterven, Mundaneum, (Lat.), o. wereldpaleis, stich­
groeten u! woorden door Romeinse gla­ ting van de Unie van Internationale ver­
diatoren uitgesproken, als ze langs de eniging, waarin zich een intern, museum,
loge van den Keizer trokken. een intern, universiteit en bibliotheek
Mormonen, godsdienstige secte in Amerika, zullen bevinden.
gesticht door Smith, leden mogen meer mundus vult decipi, (Lat.), de wereld wil
dan één vrouw hebben. bedrogen worden.
Morpheus, god van de slaap. municipaal, de gemeenteregeling betreffend,
morphine, v. opiumzuur. pijnstillend slaap­ munitiedepot, o. opslagplaats van schiet­
middel. voorraad.
morphologie, v. vormleer. muscus, m. sterk riekende stof, afgescheiden
Morseschrift, o. telegrafisch schrift, door het muscusdier.
mortaliteit, v. sterfelijkheid, sterftecijfer, museum, (Lat.), o. Muzentempel; gebouw,
mortier, o. grote vijzel; kort kanon, waarin kunstwerken worden ten toon ge­
mos, (Lat.), m. gebruik, zede. steld.
Moscovisch gebak, o. luchtig eiergebak. musicoloog, m. schrijver over muziek.
moskee, Mohammedaans bedehuis. musis sacrum, (Lat.), aan de Muzen ge­
Moskoviet, m. bewoner van Moskou. wijd.
Moslim, m. aanhanger van Mohammed, musketier, m. voetsoldaat, gewapend met
motet, koit eenstemmig kerkgezang, met La­ musket.

96
mutatie, v. verandering; overplaatsing van myriameter, m. 10.000 Meter.
ambtenaren. myrrhe, v. bitter geneeskrachtig gomhars
mutator, (Lat.), m. toestel om electrlsche van Oosters struikgewas.
stroom van richting te doen veranderen. mysterie, v. verborgenheid; geheimleer;
Muzelman, m. gelovige Mohammedaan. middeleeuws kerkelijk toneelstuk.
Muzen, zanggodinnen; schone kunsten en mystiek, duister, verborgen, geheimzinnig;
wetenschappen. leer der verborgen, bovennatuurlijke
muzikaal, aanleg hebbende voor de muziek; krachten.
welklinkend. mystificatie, v. handige manier om voor de
myoop, bijziende. gek te houden.
myriade, tienduizendtal, ontelbare menigte. mythe, v. sage, volksoverlevering,
mythologie, v. fabelleer.

N.
N.A.K. = Nederl. Algemene Keuringsdienst. Maatschappij.
N.A.S. = Nationaal Arbeids Secretariaat. NJ.V. = Ned. Instituut voor Volksdans en
N.A.O. Nederlandse Artisten Organisa­ Volksmuziek.
tie. N.I.V.A. = Ned. Instituut voor Architecten.
N B . = nota bene, (Lat.), let wel; Noorder­ N.I.V.B. Ned. Ind. Vrijzinnigen Bond,
breedte. N.J.H.C. — Ned. Jeugd Herberg Centrale.
N.B.G. Ned. Bijbelgenootschap. N.J.V. = Ned. Jongelings Verbond; Natio­
N.C.A. = Ned. Christelijke Arbeiderspartij. naal Jongeren Verbond.
N.C.G.O.V. = Nationale Christen Geheel N.K.B. = Ned. Korfbalbond.
Onthouders Vereniging. N.M.O.F. Nooit Meer Oorlog Federatie.
N.C.R.V. = Ned. Christ. Radio Vereni­ N.N. ^ nomen nescio, (Lat.), ik weet de
ging. naam niet.
N.D.O. = Ned. Draadloze Omroep. No. — numero, nummer.
N.E.F.R.O. = Ned. Fascistische Radio N.O.G. Ned. Onderwijzers Genootschap.
Omroep. N.O.R.A.G. Norddeutsche Rundfunk
N.E.P. = Nieuwe Economische Politiek Aktien Gesellschaft N.V. Noord-duitse
(Sovjet Rusland). Radio Omroepmaatschappij.
n.f. = ni fallor (Lat.), indien ik mij niet N.O.T. Ned. Overzee Trustmaatschappij.
vergis. De maatschappij aan welke in de wereld­
N.H.M. Nederlandse Handel Maat­ oorlog de controle op de overzeese han­
schappij. del was opgedragen.
N.I.L.O. = Nederl. Instituut voor Lichame­ N.O.V. Ned. Omroep Vereniging.
lijke Ontwikkeling. N.P.B. Ned. Protestanten Bond.
N.I.O.G. = Ned. Ind. Onderwijzers Ge­ N.P.V. Ned. Padvinders Vereniging.
nootschap. N.R.V. = Ned. Reisvereeniging.
N.I.P.A. = Ned. Ind. Pers Agentschap, N.S.B.O. Nationaal Socialistische Be­
N.I.R. Nationaal Instituut voor Radio drijfscellen Organisatie.
Omroep. N.S.B. Nationaal Socialistische Bewe-
N.I.R.O.M. = Ned. Ind, Radio Omroep g'ng-

97
N.SJD.A.P. National Sozialistische Deut­ nasaal, door de neus gesproken (letter);
sche Arbeiter Partei. nasaal geluid, neusgeluid.
N.S.F. = Ned. Seintoestellen Fabriek. nassi, (Mal.), v. gekookte rijst; nassi goreng,
N.S.N.A.P. Nationaal Socialistische Ned. gebakken rijst, vlees, eieren en Spaanse
Arbeiders Partij. peper.
N.S.P.C.C. National Society for Preven­ nataliteit, v. geboortecijfer.
tion of Cruelty to Children, Nation. Ver. natie, v. volk, inwoners van een land, met
tot bestrijding van Kindermishandeling. gemeenschappelijke taal en oorsprong,
N.S.V. Ned. Syndicalistisch Vakver- nationaal, vaderlands-.
• bond. nationaliseren, nationaal maken, in natie
N.S.P. Nationaal Socialistische Partij. opnemen.
N.T.B. Ned. Trekkers Bond. nationalisme, o. het streven om het eigen
Nto. netto, zuiver. volk in alles de voorrang te geven,
N.U.B. Ned. Uitgevers Bond. nativiteit, v. geboorte-uur.
N.V.A.T.O, Naaml. Venn. Algem. Natten, nationalistische Zuid-Afrikaanse
Transport Onderneming. partij.
N.V.C.J.C. Nation. Vrijzinnig Christe­ natura, (Lat.), v. natuur; in natura, in na­
lijk Jongeren Comité. tuurlijke toestand, naakt.
N.V.V. -- Ned. Verbond van Vakvereni­ naturalisatie, v. het verkrijgen van een an­
gingen. dere nationaliteit.
N.V.V.R. Ned. Ver. voor Radiotele- naturalisme, o. natuurgodsdienst; in de kunst
grafie. richting die de werkelijkheid getrouw na­
N.Y.K. lijn = Nippon Yusen Kaisha lijn, bootst.
stoomvaartlijn van Rotterdam en Antwer­ natural, selection, (Eng.), natuurkeuze vol­
pen naar China en Japan. gens Darwin.
N.Z.B. Nederlandse Zwembond; Neder­ nausea, (Lat.), v. zeeziekte.
landse Zionisten 'Bond. nautiek, scheepvaartkunst.
nabob, m. bevelvoerder in Oost-Indië; zeer navigatie, v. scheepvaart; acte van naviga­
rijk man. tie, (Eng.), v. scheepvaartwet, in 1651
nagaika, (Russ.), soort knoet. uitgevaardigd door Cromwell.
naïef, ongekunsteld. navrant, (Fr.), hartverscheurend.
nanking, o. Chinese geelachtige katoenen navy, (Eng.), v. vloot.
stof. Nazare(n)er, m. man van Nazareth, Jezus
naphta, v. vloeibare, brandbare witte aard­ Christus.
olie. Nazi's, Afkorting van National Sozialisten.
Napoleontisch, van Napoleon. De Duitse vorm van het fascisme, dat
Narcissus, (Lat.), m. schone jongeling, die met een bijzondere onmedogenheid de
verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld, cultuur verwoest en de arbeidersbewe­
narcose, v. kunstmatige bedwelming, ging tracht te doden.
narodniki, (volksmannen), revolutionairen Neanderthal, (D.), o. dal met grot bij Mett-
in het Rusland van 1870—1880, die onder mann, Düsseldorf, waar in 1856 de eerste
de boeren werkten, gingen later over in fossiele resten van voorhistorische men­
de sociaal-revolutionairen. sen werden gevonden.
narwal, (Deens), soort rob. nécessaire, (Fr.), noodzakelijk; reisétui mei

98
toiletbenodigdheden. Rome.
nee plus ultra, (Lat.), het hoogst bereik­ nerveus, zenuwachtig.
bare. nervus, (Lat.), m. zenuw; nervus rerum, de
necrologie, v. korte levensgeschiedenis van ziel van alles, het geld.
een overledene. Nestor, m. wijze grijsaard uit de Homeri­
nectar, (Gr.), m. godendrank. sche gedichten.
Nederland-Express, m. speciale trein Den netto, zuiver (zuiver gewicht zonder ver­
Haag—Genua voor de passagiers van de pakking) .
Mij. Nederland. neurasthenie, v. zenuwzwakte en ziekelijke
Neerlandicus, m. student in de Nederlandse overgevoeligheid.
letteren; leraar Nederlands. neuropathie, v. zenuwziekte.
negatie, v. ontkenning. neutraal, onzijdig.
negatief, ontkennend; kleiner dan nul; om­ neutrum, (Lat.), onzijdig geslacht, woord.
gekeerd beeld op glas of film, waarvan New-Foundlander, (Eng.), m. grote lang­
foto's afgedrukt worden. harige hond van New-Foundland.
negeren, ontkennen, doen alsof men iemand nexus, (Lat.), m. samenhang.
niet kent. Nibelungenlied, (D.), o. oud-Duits helden­
négligé, (Fr.), o. huiskleren. dicht.
negorij, v. kleine plaats, die zeer afgelegen nicotine, v. vergiftige stof uit tabak,
is, vooral in Ned.-Indië. nigger-song, (Eng.), Amerikaans neger­
negotie, v. koopmanschap; goederen, waren liedje.
van kleinen koopman. nihil, (Lat.), niets; nihil humania me alienum
negus, m. keizer van Abessinië. puto, niets menselijks acht ik mij vreemd;
Nemesis, (Gr.), v. godin van de wrekende nihil obstat, er staat niets in de weg.
gerechtigheid. nihilisme, o. anarchistisch revolutionaire
nemo, (Lat.), niemand. beweging in het Tsaristisch Rusland,
neo, (Gr.), nieuw. nikker, m. duivel; beul.
neologisme, o. nieuw gevormd of gebruikt nil, (Lat.), niets; nil novum sub sole,
woord. (Lat.), niets nieuws onder de zon.
neomalthusianisme, o. leer om het kinder­ nimbus, (Lat.), stralenkrans om het hoofd
tal te beperken door voorbehoedmiddelen, van een heilige; regenwolk.
neon, gas dat in geringe mate in de lucht nimf, v. halve godin.
voorkomt. n'importe, (Fr.), het doet er niet toe.
neonlamp, v. soort electrische lamp. Nimrod, m. jager.
nepotisme, o. bevoordeling van bloedver­ Nippon, Japan.
wanten en vriendjes. Nippon Hoso Kyokao, Japanse Radio Om­
neptunist, m. aanhanger van het neptunisme, roep.
de mening dat de aarde door de werking Nirom, Ned. Ind. Radio Omroep Mij.
van het water haar tegenwoordige ge­ Nirwana, (Sanskrit), o. uitwaaiïng; bij de
daante heeft. Boeddhisten, het zalig opgaan in de on­
Neptunus, (Lat.), god van de zee; pla­ eindigheid.
neet. nitroglycerine, v. zeer ontplofbare vloeistof,
Nereus, (Lat.), m. ondergod van de zee. nitschewo, (Russ.), het is niets.
Nero, m. wrede dwingeland; keizer van niveau, (Fr.), m. waterpas; peil.

99
njonja, (Mal.), v. dame, mevrouw; njonja normaal, regelmatig, gewoon; normale
besar, de vrouw van den Gouverneur- werkdag, m. wettelijk vastgestelde dage­
Generaal. lijkse werktijd.
Nobelprijs, m. prijs van 200.000 Zweedse Nomen, schikgodinnen.
kronen, waarvan er jaarlijks vijf worden nosographie, v. ziektebeschrijving.
uitgereikt, voor geneeskunde, bevorde­ nostalgie, (Fr.), v. heimwee.
ring van de vrede, natuurkunde, schei­ nota, (Lat.), v. teken, rekening; nota van
kunde en letterkunde. iets nemen, op iets letten, met iets reke­
noblesse, (Fr.), v. adeldom; noblesse oblige. ning houden.
adel legt verplichtingen op. notabelen, voornaamste burgers van een
nobody, (Eng.), niemand. plaats.
nocturne, (Fr.), v. nachtserenade. nota bene, let wel!
Noël, (Fr.), m. Kerstfeest; kerstlied; kerst­ notarieel, door een notaris opgemaakt,
geschenk. notie v. begrip, voorstelling.
nolens volens, (Lat.), willens of onwillens, notitie, v. aantekening; geen notitie van iets
non, (Fr.), m. naam; nom de plume, schrij­ nemen, zich niets aantrekken van iets.
versnaam. Notre-Dame, (Fr.), v. Onze Lieve Vrouw;
nomaden, rondzwervende (herders)volken. kathedraal te Parijs.
nomenclatuur, v. naamlijst. notulen, aantekeningen, die verslag vor­
nomen, (Lat.), m. naam; nomen est omen, men van vergadering.
de naam is een voorteken. nous verrons, (Fr.), we zullen zien.
nominaal, de naam betreffend; in naam, nouveautés, nieuwe modeartikelen.
doch niet werkelijk. nova, (Lat.), nieuwigheden.
nominatie v. benoeming. novelle, v. nieuwigheid; klein verhaal.
nominatief, volgens de namen; eerste naam­ Novial, internationale hulptaal.
val. novice, m. en v. nieuweling, vooral in
non-actief, niet in werkelijke dienst, klooster.
nonchalance, v. achteloosheid, novus homo, (Lat.), een nieuwe man, die
non-combattant, m. niet-vechtend soldaat, peis naam begint te krijgen.
voor hospitaal of trein. nuance, (Fr.), v. schakering.
noncoöperation, (Eng.), v. weigering tot nulliteit, v. nietigheid; onbeduidende per­
samenwerking met de koloniale regering, soonlijkheid.
systeem der nationalistische partij in En­ numerair, naar het getal; numeraire waarde,
gels Indië. v. getalwarde.
non-interventie, v. het onzijdig blijven, niet numerus clausus, m. regeling volgens welke
tussenbeide komen. slechts een bepaald getal of percentage
nonsens, m. onzin. van een bepaalde groep aan de hoge­
non troppo, (It.), niet te zeer. school kan studeren.
nonvaleur, (Fr.), m. oninbare post; persoon nuncius, (Lat.), m. gezant van den Paus.
die niets waard is. numismatiek, v. muntkunde, penningkunde,
nonna, (Mal.), kleurlinge; juffrouw, meisje, nutritief, voedzaam.
noriet, o. zwart koolstofpoeder bij maag­ nymphomanie, v. ziekelijk, vrouwelijk ver­
aandoeningen gebruikt. langen naar den man.
norm, v. stelregel, richtsnoer.

100
O.

o.a. = onder anderen. obstructie, v. verstopping, hardlijvigheid;


O.A.D.G. = omnia ad Dei gloriam, (Lat.), politieke systematische tegenwerking van
alles ter ere God. minderheid in een parlement, om het
O.F.M. = Ordo Fratrum minorum, (Lat.), werk te vertragen of te belemmeren,
Franciscanerorde. ocarino, v. stenen of metalen Italiaanse
OJ. = Oost-Indië. fluit.
O.I.C. = Oost-Indische Compagnie. occasion, (Fr.), v. gelegenheidskoopje.
o.l. = op last. Ocddent, o.i het Westen.
o.l.v. = onder leiding van. occult, verborgen, geheime.
O.L.V.E.H. = Onderlinge Levensverzeke­ occupatie, v. bezetting; het in bezit nemen
ring van Eigen Hulp. van gebieden.
O.M. = Openbaar Ministerie, oceaan, m. wereldzee.
o.m. = onder meer. Oceanië, eilanden die bij Australië behoren.
O.P. = Ordo predicatorum, (Lat.), orde Oceanus, (Lat.), god der zee.
der Dominicanen. Ochlocraat, m. volksmenner, volksaanvoer­
Op., opus, werk van kunstenaar (vooral der.
in muziek gebruikt). Ochrana Narodna, (Servisch), v. Natio­
O.T. = Oude Testament. nale Bescherming.
% = per cent, ten honderd. Ochranka, (Russ.), geheime politieke poli­
O.W. = oorlogswinst. tie onder het Tsaristisch bewind.
oase, v. vruchtbare plek, met water, mid­ octaaf, o. omvang van 8 tonen.
den in een woestijn. octavo, boekformaat van 16 blz. per vel.
obelisk, spits, zuil, gedenknaald. Octobristen, gematigd constitutionele partij
ober (kellner), (D.), m. eerste kellner. in Rusland, onder het Tsaristisch be­
Oberon, m. elfenkoning. wind.
object, o. voorwerp. octrooi, o. uitsluitend recht tot het drijven
objectief, zakelijk, onbevooroordeeld, buiten van handel.
ons bestaande, tegenstelling van subjec­ oculair, het oog betreffend.
tief. odd fellows, (Eng.), philantropisch genoot­
obligaat, o. hoofdstem in veelstemmig mu­ schap tot onderlinge hulp.
ziekstuk. ode, v. lofzang; lofgedicht
obligatie, v. verplichting; verbintenis; odeon, (Gr.), o. muziektempel.
verbintenis; schuldbekentenis. odeur, (Fr.), v. geur, reuk; reukwater,
obsceen, schuin, gemeen. odieus, hatelijk, schandelijk.
obscurantisme, o. verduisteringszucht; stre­ Odin, opperste God van de Scandinaviërs
ven om een volk onwetend te houden, in de Vikingtijd.
observatie, v. waarneming; naleving van odium, (Lat.), haat, vijandschap.
wetten of regels; inachtneming, odol, o. ontsmettend tandwater.
observatorium, o. station ter waarneming Odyssee, beroemd heldendicht van Home­
van natuurverschijnselen. rus.
obstakel, o. hinderpaal, belemmering, oecumenisch, de gehele aarde betreffend,
obstetricus, m. verloskundige. oedarnik, m. stootbrigadier, de beste werker

101
in een gesocialiseerd bedrijf. aux fines herbes, eierpannekoeken met
Oedipus, m. doodde zijn vader en huwde fijngemaakte kruiden.
zijn moeder, stak zich daarna uit wan­ omen, (Lat.), o. voorteken.
hoop de ogen uit. omineus, onheilspellend.
oekase, bevelschrift van den voormaligen omnia, (Lat.), alles; omnia vincit amor
Russischen Tsaar. (labor), liefde (arbeid) overwint alles,
Oekraine, v. gebied ten Noorden van de omnipotent, almachtig.
Zwarte Zee, deel uitmakend van de Unie omnium consensu, (Lat.), met aller toe­
van Socialistische Sovjet-Republieken, stemming.
oeuvre, (Fr.), o. werk, gezamenlijke wer­ omnivoren, alleseters (zowel vlees- als
ken van kunstenaar; oeuvres complètes, plantaardig voedsel).
de volledige werken. onanie, v. zelfbevlekking.
offensief, aanvallend. on dit, (Fr.), men zegt; gerucht, praatje,
offerte, v. aanbieding. ondulatie, v. golving.
office, o. handelskantoor, bureau. one step, (Eng.), éénstapdans,
officier van justitie, v. openbaar aankla­ ongefundeerd, ongegrond.
ger van een arrondissementsrechtbank, on parle Francais, (Fr.), er wordt Frans
officieel, ambtelijk, van de regering uit­ gesproken.
gaande. on-side, (Eng.), speler achter de voetbal,
officieus, half-officieel, een mededeling van tegenover het doel van de tegenpartij,
de kant der regering, doch zonder dat onus, (Lat.), last.
deze er zich voor verantwoordelijk stelt, opera, v. muziekdrama.
off-side, (Eng.), speler tussen de voetbal opera omnia, (Lat.), volledig werken,
en het doel van de tegenpartij. operatie, v. onderneming; medische bewer­
Okhrana, (Serv.), v. geheime politie, king, verricht door chirurg.
old, (Eng.), oud; old Jack, de Britse vlag. operette, (Fr.), kleine opera.
oleographie, v. namaakschilderij, gedrukte opthalmologie, v. oogheelkunde.
plaat. opinie, v. mening.
oligarchie, v. regering van weinigen. opinion publiqe, (Fr.), openbare mening,
olim, (Lat.), eertijds. opium, o. sap van slaapbollen, sterk ver­
Olympiade, v. tijdsruimte van 4 jaren bij dovend middel.
de Grieken; internationale sportwedstrij­ opiumregie, v. staatsbeheer van de opium­
den, die om de 4 jaren in een andere verkoop.
stad worden gehouden. opponent, m. bestrijder in twistgesprek,
Olympische Spelen, plechtige openbare debat, iemand die tegenspreekt,
volksspelen in het oude Griekenland, die, opportunisme, o. politiek, die alleen reke­
evenals tegenwoordig weer, om de 4 ning houdt met het ogenblik. Dit soort
jaren werden gehouden. politiek offert daarom al te vaak het grote
Olympus, (Lat.), m. woonplaats van de doel op voor vermeende successen van
hemelgoden, berg in Thessalië. het ogenblik.
omega, (Gr.), laatste letter (o) van het opposant, m. tegenstander, weerstrever.
Griekse alphabet. oppositie, v. tegenstand; tegenpartij,
omelet, v. eierpannekoek; omelette aux con- oppressie, v. onderdrukking, beklemming,
fitures, eierpannekoek met jam; omelette opsonotherapie, v. behandelen van infec-

102
tieziekten door inspuiting van dode bac­ organische samenhang van kapitaal.
teriën, van het soort, die de ziekte ver­ Marx' benaming voor de verhouding van
oorzaken. het kapitaal, dat in de productiemidde­
optant, ra. iemand die heeft moeten kiezen len is gestoken, tot het kapitaal, dat voor
tot welke nationaliteit hij wilde behoren loonbetaling dient.
in de daartoe, na de grote oorlog, aan­ orgasme, o. sterke bloedsaandrang, vooral
gewezen gebieden. naar de geslachtsdelen; sterke aandrift,
opticien, (Fr.), m. brillemaker. orgie, v. nachtelijk drinkgelag.
optiek, v. gezichtskunde. Oriënt, het Oosten, het Morgenland,
optimisme, o. streven om alles van de oriëntalist, m. kenner van Oosterse talen,
de goede zijde te zien (tegenstelling van oriënteren, (zich), zich op de hoogte stel­
pessimisme). len van ligging, toestand en omgeving,
ora et labora, (Lat.), bid en werk. originaliteit, v. oorspronkelijkheid.
orakel, o. godspraak. origineel, oorspronkelijk, zonderling.
orang, (Mal.), m. man, kerel. Orion, m. schitterend sterrebeeld.
orangisten, aanhangers van het Huis Oranje, orkestreren, muziek bewerken voor orkest.
orang-oetan, (Mal.), bosmens, grote mens­ Orleanist, m. aanhanger van het Huis van
aap. Orleans.
orang-pendek, (Mal.), klein of kort mens, ormuzd, m. het goede beginsel in de leer
mensaap op Sumatra. van Zoroaster.
oranjerie, broeikas van uitheemse planten, ornament, o. sieraad.
oratio, (Lat.), rede; oratio pro domo, een ornithologie, v. vogelkunde.
pleidooi voor zijn aangelegenheden, Orpheus, (Lat.), m. Griekse lierspeler en
oratorio, (It.), oratorium, o. soort bedehuis; zanger.
dramatisch toonwerk, voor zang geschre­ orthodox, streng gelovig, rechtzinnig; een
ven. leer in haar volle omvang aanvaarden,
oratorisch, als een redenaar, met redenaars­ orthographie, v. spelling.
talent. orthologie, v. kunst om zich goed uit te
orchestrion, o. muziekinstrument dat kunst­ drukken.
matig orkest nabootst. orthopaedie, v. mechanische behandeling van
orchidee v. tropische plantenfamilie, met vergroeiingen en verkrommingen,
veelkleurige bloemen. os, (Lat.), o. mond, been.
ordinair, gewoon, alledaags. o sancta simplicitas, o, heilige onschuld!
ordinarius, (Lat.), m. bezoldigd hoogleraar, oscillatie, v. schommeling.
ordonnans, oppasser. Osaf, (D.), m. Oberster Sturm Abteilung.s
ordre, (Fr.), v. bevel, order; orde. Führer, commandant van Nazi-stormaf-
öre, v. Scandinavische kopermunt. deling.
orgaan, o. zintuig, stem, vertolken van me­ Osiris, zonnegod der Egyptenaren.
ningen van een bepaald lichaam, b.v. een Oslo, overeenkomst van Oslo, waarbij de
krant van een bepaalde richting, Scandinavische landen en Nederland zich
organiek, van organen voorzien. wederzijds verplichtten de tolmuren niet
organisatie, v. inrichting die rekent op sa­ hoger op te trekken.
menwerking van de delen onderling, osmose, v. het doordringen van vloeistoffen
organisme, o. stelsel van samenhang. door poreuze wanden en hun vermenging

103
daarna. Ouchy, verdrag van Ouchy, internationale
Osmaanse Rijk, o. het Turkse keizerrijk, overeenkomst tot verwijdering van eco­
osramlampen, soort electrische lampen, nomische belemmeringen.
ostensief, pralend. outcast,. (Eng.), m. uitgestoten persoon,
osteologie, v. leer van de beenderen. outillage, v. uitrusting.
Ostjaken, in Noord-West Siberië wonende outlaw, (Eng.), m. iemand, die vogelvrij
volksstam. is verklaard.
ostracisme, o. schervengericht, waardoor in outsider, m. buitenstaander, oningewijde,
Athene de te machtige burgers voor 19 ouverture, (Fr.), v. opening, begin, (voor­
jaar verbannen werden. al van muziekstuk).
Osvia, (Ind.), opleidingsschool voor in­ ovaal, langwerpig rond.
landse ambtenaren. ovarium, (Lat.), eierstok.
o tempora, o mores, (Lat.), o. tijden, o. ovatie, v. openlijke huidebetoging.
zeden! Oversea League, vereniging, gesticht door
Othello, m. ijverzuchtig echtgenoot. Sir Wrench, met het doel de Engelsen,
otium, (Lat.), o. lege tijd. overal in de wereld aan het moederland
ottomane, v. Turks rustbed. te binden.
Ottomanse Porte, v. voormalig Turks hof oxyderen, met zuurstof verbinden.
van den sultan. ozon, o. gecondenseerde zuurstof.

P.
p., pag., bladzijde. Katholieke Indische Partij,
p.c., par couvert, onder omslag (op adres­ p.p.p. = pianissimo, (It.), zeer zacht.
sen); pour condoléance, met rouwbeklag. P.P.P.K.J. = Permoefakalan Perhimpoenan
P.D. = Pro Deo, kosteloos, gratis (vooral Politiek Kebangsaan Indonesia, Federa­
bij advocatenhulp). tie van Indonesische Nationaal Politieke
p.e. = par exemple, bijvoorbeeld. Verenigingen.
P.E.N., (Eng.), = internationale club van P.R.I. = Perserikatan Rajat Indonesia,
dichters, novellenschrijvers en roman­ Indische Volkspartij, die streeft naar do­
schrijvers. minion status, langs parlementaire weg.
pi. = pour féliciter, met gelukwensen, p.s., post scriptum, (Lat.), naschrift; pond
p.g. = Protestantse godsdienst; partijgenoot. sterling.
P.I. =perhimpenan Indonesia, Indonesische P.S.L = Partij Sarekat Islam.
Vereniging. P.T.T. = Post Telegraaf Telefoon.
P.K.H. = Perserikatan Kommunist Hindia, paal, m. afstandsmaat in Ned.-Indië.
Communistische Vereniging Indië. pacha, m. hoog Turks ambtenaar,
p.m. = pro mille (fr.) per duizend; piae pacificatie, vredestichting.
memoria, zaliger nagedachtenis. pacifisme, o. beweging, die de vrede voor­
P.N.I. = Persaikatan Nasional Indonesia, staat.
Nationaal-Indonesische Vereniging, Pacifist, m. voorstander van de vrede; vaak
p.p. = piu piano, (It.), zachter. zijn dit edele, goed-willende mensen, die
P.O.R. = Plicht, Orde en Recht. echter niet altijd genoegzame werkelijk­
P.P.K. = Perhimpoenan Politiek Katholiek, heidszin bezitten.

104
Pacific-Railway, (Eng.), grote Amerikaan­ palliatief, o. verzachtingsmiddel voor het
se Spoorweg, tussen de kusten van de ogenblik.
Stille en Atlantische Oceaan. palpabel, tastbaar.
pacteren, bij een pact (overeenkomst) be­ pamflet, o. vlugschrift.
palen. pan, voorvoegsel: alles.
pacte leonin, (Fr.), leeuwenovereenkomst, Pan, (Gr.), m. Griekse herders- en veldgod,
voorwaarde, waarbij één der vennoten panacee, (Fr.), v. middel tegen alle kwalen,
alle voordelen geniet. panama, fijne stroohoed.
pactum, (Lat.), o. overeenkomst, verdrag, Panamerikanisme. Het streven om de staten
padi, (Mal.) v. rijst in de aar, die nog op van Noord- en Zuid-Amerika onder lei­
het veld staat. ding van de Verenigde Staten te brengen,
paedagogiek, v. opvoedkunde. pancreas, o. vleesklier.
paederast, m. knapenschender. pandecten, alles omvattende boeken; sa­
paediatrie, v. leer der kinderziekten, menvatting van het Romeinse recht,
paedologie, v. wetenschappelijke kinderstu­ pandemonium, o. algemene tempel der de­
die. monen en halfgoden.
paganist, m. heiden, ongelovige. pandoeren, soort kaartspel.
page, (Fr.), m. edelknaap; bladzijde. Pan dora, (Gr.), v. schoon meisje, dat een
pagina, (Lat.), v. bladzijde. doos met alle rampen bi] zich had; uit
pagode, v. afgodstempel. Chinees poppetje nieuwsgierigheid opende zij de doos en
met beweegbaar hoofd. allerlei rampen verspreidden zich over de
pain de luxe, (Fr.), fijn brood. wereld, behalve de hoop, die achterbleef
pair, m. gelijke, iemand van gelijke rang; (fabelleer).
Hogerhuislid. panegyricus, m. plechtige lofrede.
pait, (Mal.), bitter(tje). Pan-Europa-beweging, beweging, die teil
paladijn, m. ridder bij Karei den Groten; doel heeft economische en staatkundige
vandaar onvermoeid verdediger door alles aaneensluiting in Europa, initiatief van
heen van een persoon of beginsel, graaf Coudenhove-Calergi.
palaeographie, v. kennis van de handschrif­ pangenesis, v. leer, volgens welke elk orga­
ten der Ouden. nisme zijn oorsprong heeft in een enkele
palaeologie, v. kennis der oudheid, cel.
palaezoölogie, v. kennis der fossiele dieren, pangermanisme, o. het streven naar de ver­
palankijn, m. Oostindische draagstoel. eniging van alle Duitsers.
Palestina, o. het heilige land, het beloofde panharmonicon, o. muziekinstrument, dat
land; Kanaan. vele 'blaasinstrumenten verenigt.
palet, v. verfbordje met gat voor de duim, paniek, v. plotselinge en algemene beroering
mannen van het palet betekent kunst­ teweegbrengende schrik.
schilders. panislamisme, o. streven naar de vereni­
paletot, (Fr.), m. winterjas. ging van alle Islambelijders.
palfrenier, m. koetsier in livrei, stalknecht. panne, (Fr.), v. onderweg een deffect aan
Pall, o. heilige Boeddhistische taal. een auto krijgen.
palingenesie, v. wedergeboorte. panopticum, o. verzameling wassen beelden
palissade, v. schanspaal, paalheining. van bekende personen.
Pallas Athene, (Gr.), v. Minerva. panorama, o. rondlopend schilderij met

105
echte voorgrond; vergezicht. parallelogram, o. vierzijdig, vlakke figuur
panslavisme, o. streven van alle Slavische met evenwijdige en twee aan twee gelijke
volksstammen om zich politiek meer te tegenovergestelde zijden.
verenigen. paralyse, v. verlamming, beroerte,
pantalon, (Fr.), m. lange broek. paranimf, m. bruidsjonker; speelgenoot; be­
panta rhei, (Gr.), alles stroomt, geleider van een doctorandus bij zijn
pantheïsme, o. stelsel, dat God vereenzel­ promotie.
vigt met de natuur. paranoia, (Gr.), v. vorm van krankzinnig­
pantheon, (Gr.), o. tempel gewijd aan alle heid met bepaalde waandenkbeelden,
goden. paraphrase, (Fr.), v. verklarende omschrij­
pantomime, v. gebarenspel. ving.
papaal, pauselijk. parapluie, (Fr.), paraplu.
Papageno, priester in „Die Zauberflöte", parapsychologie, v. psychologie van de
opera van Mozart; papagenofluit, her­ occulte verschijnselen.
dersfluit. parasiet, m. klaploper; woekerplant of
papaver, v. slaapbol, klaproos. -diertje; mens die op een ander teert,
paperassen, papieren, rommel van een parasol, (Fr.), v. zonnescherm.
schrijftafel. parate executie, v. onmiddellijke voltrek­
papier, (Fr.), m. papier-maché, hard pa­ king van een vonnis.
pier voor dozen. pardessus, (Fr.), m. lichte overjas.
papillot, (Fr.), v. krulpapiertje. pardon, (Fr.), o. vergiffenis, kwijtschelding
papisme, o. pausdom. van straf; neem me niet kwalijk,
Papoea, m. bewoner van Nieuw-Guinea. pareren, afweren, (aanval met wapen); ver­
Pappenheimer, (D.), m. Hij kent zijn Pap­ sieren.
penheimers, hij kent zijn mensen, parenthesis, (Gr.), inlassing.
paprika, v. Hongaarse rode peper, pares, (Lat.), gelijken, gelijkgezinden, vin
papyrus, (Gr., Lat.), m. oud-Egyptisch be­ gelijke stand.
schreven papier. par excellence, (Fr.), bij uitnemendheid,
par, (Lat.), gelijk. par expresse, (Fr.), door een ijlbode,
paraaf, v. handmerk. parfum, (Fr.), o. aangename reuk; reuk­
paraat, gereed, bereid. werk.
parabel, v. gelijkenis. par hasard, (Fr.), toevallig.
parabool, v. kegelsnede, gevormd door een pari, gelijk, van gelijke waarde.
vlak, evenwijdig aan een raakvlak van paria, m. en v. Hindoe van de laagste
de kegel. klasse in Indië; verschoppeling,
parachute, (Fr.), m. valscherm. paris-appel, v. twistappel.
parade, (Fr.), v. vertoning, wapenschouw, Parisienne, (Fr.), v. vrouw uit Parijs,
paradigma, voorbeeld. pariteit, v. gelijkheid; rechtsgelijkheid; ge­
paradox, v. schijnbare tegenstrijdigheid, lijkheid in koers.
paraffine, v. witte wasachtige vetstof, parkeren, een auto tijdelijk plaatsen op een
paragraaf, v. afdeling in een geschrift (§). terrein, dat daarvoor bestemd is.
paralipomena, (Gr.), v. bijvoegsel tot een parket, o. afgezonderde ruimte in gerechts­
werk. zalen; bureau van het Openbaar Mini­
parallel, evenwijdig. sterie; zitplaatsen achter de stalles in een

106
schouwburg; ingelegde houten vloer; in rijk is geworden.
een moeilijk parket, in een moeilijke situ­ pascha, Israëlietische Pasen.
atie. paskwil, o. schotschrift; iets zots.
parlement, o. wetgevend lichaam, volksver­ paspoort, o. vrijgeleidebrief.
tegenwoordiging. passaat (wind), m. twee winden, die tus­
parlementair, behorend tot de volksverte­ sen de keerkringen, afwisselend, naar ge­
genwoordiging; uitgedrukt volgens de lang van het jaargetijde, waaien.
vormen; onschendbaar onderhandelaar, ia passabal, dragelijk.
de oorlog, uitgerust met de witte, parle­ passage, v. plaats, gedeelte van geschrift,
mentaire vlag. muziekstuk enz.; doorvaart.
parlementair stelsel — verantwoordelijk­ doortocht; met glas overdekt soort straat,
heid van de regering tegenover het met winkels.
parlement. passant, (Fr.), m. doorreizende; voorbijgan­
Parnas(sus), (Lat.), m. berg der Muzen, ger.
parochie, v. kerkelijke gemeente. passé, (Fr.), voorbij.
parodie, v. kluchtige nabootsing van een passe-partout, (Fr.), m. loper; kaart die
ernstig stuk, dat zodoende bespot wordt, tot alle voorstellingen vrije toegang geeft,
parole d'honneur, (Fr.), woord van eer. passer, (Mal.), m. markt; passer malem,
parool, o. woord, erewoord; wachtwoord, avondjaarmarkt.
leus. passez-moi le mot, (Fr.), neem mij het
Parseval, m. bestuurbaar luchtschip van woord niet kwalijk.
het slappe stelsel. passie, v. hartstocht, hartstochtelijke lief­
parten, streken, poetsen, kuren. hebberij; lijden, vooral het lijden van
parterre, v. gelijkvloers gedeelte van een Jezus; passiepreek, lijdenspreek; passie­
schouwburg; gelijkvloerse verdieping van week, lijdensweek, voor Pasen.
een huis. passief, lijdend, lijdelijk; passieve schulde,
participatie, v. deelneming, het aandeel heb­ ~~ schuld, die men moet betalen; passieve
ben in de winst. tegenstand, m. lijdelijk verzet.
participium, (Lat.), o. deelwoord, passim, (Lat.), overal.
particularisme, o. het stellen van eigen be­ passus, (Lat.), m. schrede; voorval; plaats
lang boven algemeen belang. in een boek.
partie, (Fr.), v. partij; deel; partie remise, pasta, o. deeg, vaste zalf.
onbeslist spel. pastel, o. kleurstift, droge verfstift; teke­
partieel, gedeeltelijk. ning in pastel uitgevoerd.
parti-pris, (Fr.), m. vooroordeel, vooringe­ pasteuriseren, koken ter vernietiging van
nomenheid. gistingskiemen.
partisaan, lid van een ongeregelde troep pastille, (Fr.), v. soort flik, uit suikergoed
gewapenden, vooral in de burgeroorlog, of chocolade.
partituur, v. alle partijen van een compo­ pastoraal, herderlijk, landelijk; behorende
sitie. tot de pastorie.
partner, (Eng.), deelhebber. pastorie, v. woning van een geestelijke,
partout, (Fr.), overal. pat, bepaalde stand van het schaakspel,
partus, (Lat.), m. geboorte, bevalling. pate, (Fr.), v. pastei.
parvenu, (Fr.), m. iemand, die van arm patent, o. open brief; acte van aanstelling;

107
vrijbrief met voorrechten voor uitvinder, afdeling soldaten.
patent, naar behoren, betrouwbaar. pauke, v. keteltrom.
pater, (Lat.), m. vader; pater familias, huis­ pauperisme, o. armwezen; blijvende alge­
vader. mene armoede.
paternoster, o. het Onze Vader; rozenkrans, pause, pauze, v. rust.
pathephoon, v. soort gramofoon met weer­ paviljoen, (Fr.), o. tentdek; zijgebouw, bij­
gever. vleugel; zomerhuisje.
pathetisch, hartroerend. pax, (Lat.), v. vrede; pax intrantibus, vrede
pathogeen, ziekmakend, schadelijk voor de zij met de binnentredenden! pax vo-
gezondheid. biscum, vrede zij met u!
pathologisch, behorend tot de ziekteleer, paying guest, (Eng.), m. betalend logé.
pathos, (Gr.), o. gezwollenheid. paysagiste, m. landschapsschilder.
patience, (Fr.), v. geduld; geduldspel met peccavi, (Lat.), ik heb gezondigd.
kaarten. Pech, (D.), o. ongeluk, tegenslag.
patiënt fe), zieke die door arts wordt be­ pecunia, (Lat.), v. geld; pecunia nervus
handeld. belli, geld is de zenuw van de oorlog,
patih, (Jav.), m. hoofd van een regent­ pecunia non olet, geld stinkt niet.
schapsafdeling, plaatsvervanger van den pedaal, voetregister; treden aan harp of
vorst. piano; fietstrapper.
patisserie, (Fr.), v. pasteigebak; banket. pedant, verwaand, schoolmeesterachtig,
patois, (Fr.), o. landspraak. pedel, m. bode van hogeschool en recht­
patres, (Lat.), m. vaders, kerkvaders; bank.
naam voor de oud-Romeinse senatoren, pedestal, o. voetstuk.
patriarch, m. stamvader, familiehoofd, pedicure, (Fr.), voetverzorg(st)er.
patriarchaat, o. stamvaderschap; stelsel peer, (Eng.), gelijke; edelman, lord; lid van
waarbij de vader de macht over de fa­ hoge Engelse adel.
milie in handen heeft. Pegasus, m. dichterros, fabelachtig gevleu­
patriciër, m. adellijk burger; aanzienlijke geld paard; zijn Pegasus bestijgen, gedich­
van oude familie. ten maken.
patrijs, v. stempel voor de matrijs, peignoir, (Fr.), m. ochtendjapon.
patrijspoort, klein rond raampje in scheeps- peine, (Fr.), v. moeite, nood, straf,
hut. peinture, (Fr.), v. het schilderen.
Patrimonium, (Lat.), o. vaderlijk erfgoed; peis, v. vrede.
naam van de Christelijke Vakvereniging Pelagiaan, m. aanhanger van Pelagius, (5e
in Nederland. eeuw) die de erfzonde loochende en be­
patriotisme, o. vaderlandsliefde. weerde, dat de mens uit eigen kracht za­
patristiek, v. kennis van de leer der kerk­ lig kan worden.
vaders. Pelasgen, volksstam in het oude Grieken­
patronaat, o. beschermheerschap; R.K. ver­ land.
eniging ter bescherming van jongens en pêle-mêle, (Fr.), doorelkaar, verward,
meisjes. pélerine, (Fr.), v. pelgrimskleed, schouder­
patroon, m. beschermer, schutsheer; be­ manteltje.
schermheilige; meester, heer. pelgrimage, v. bedevaart.
patrouille, v. wachtronde, loopwacht, kleine pelikaan, m. kropgans.

108
Peleponesisch, van de Peleponesus, het te­ perceel, o. pand.
genwoordige Morea (Z.-Griekenl.). percent, o. ten honderd.
Peloton, (Fr.), m. afdeling voetvolk, percentage, o. gedeelte van een geheel.
penaliteit, v. strafwetgeving, straf. perceptie, v. ontvangst, voorstelling met
penaten, huisgoden van de Romeinen, bewustzijn.
pence, (Eng.), Engels geldstuk. perdu, (Fr.), verloren.
pendant, o. tegenhanger, tegenstuk. peregrinatie, v. omzwerving in een vreemd
pendule, (Fr.), v. slinger; slingeruurwerk. land.
Penelope, v. de vrouw van Ulysse, be­ Père-Lachaise, kerkhof te Parijs,
roemd om haar trouw. perenakan, (Mal.), kind van een inlandse
pénétration pacifique, (Fr.), v. vredelie­ moeder.
vende binnendringing. père noble, m. vaderrol.
pengö, (Hong.), Hongaarse munteenheid, perfect, volkomen (in orde).
penibel, moeilijk. perfectum, (Lat.), o. volmaakt verleden
penis, (Lat.), m. mannelijke roede. tijd.
penitent, m. boeteling. perfide, (Fr.), trouweloos, verraderlijk,
penny, Engelse penning. perforeren, doorboren, gaatjes in papier
penny wise and pound foolish, (Eng.), slaan, om het afscheuren gemakkelijk te
zuinig in kleinigheden en verkwistend in maken.
grote zaken. periculeus, gevaarlijk, hachelijk.
pension, (Fr.), o. jaargeld; pensioen; kost­ perihelium, o. dichtste stand van planeet of
huis. komeet bij de zon.
pensionaris, m. raadgevend advocaat bij perikel, o. gevaar.
de stedelijke regeringen onder de repu­ periode, v. tijdvak.
bliek der Verenigde Nederlanden; raad­ periodiciteit, v. geregelde terugkeer na be­
pensionaris, m. opperste staatsdienaar paalde tijdruimte.
van de algemene staten; hoofd van de peripateticus, m. aanhanger van Aristote-
Bataafse Republiek. Ies' leer; liefhebber van wandelen,
pensum, (Lat.), o. opgelegde taak. peripheer, zich aan de buitenzijde van het
pentagram, o. vijfhoek in één trek getekend. lichaam bevindende.
Pentateuch, m. de vijf boeken Mozes. periscoop, m. toestel om in duikboten bo­
penurie, v. groot gebrek, nijpende behoefte, ven het wateroppervlak te kunnen zien.
pepsine, v. ferment in het maagsap. perjurium, (Lat.), o. meineed.
pepton, o. eiwitstoffen veranderd door de perkament, dun schrijfleer, trommelvellen,
vertering; licht verteerbaar eiwit, perkara, (Mal.), v. geschil, rechtszaak,
per, (Lat.), door, wegens, voor, bij, uit. permanent, blijvend.
per aspera ad astra, (Lat.), langs on­ permanent waving, (Eng.), het aanbren­
gebaande wegen naar de sterren, door gen van haargolf, die enige maanden
moeilijkheden tot resultaat. houdt.
per fas et nefas, (Lat.), door recht en permissie, v. verlof, vergunning.
onrecht. permutatie, v. verwisseling, verplaatsing,
per pedes (apostolorum), (Lat.), te voet. pernicieus, schadelijk, verderfelijk.
per saldo, als tegoed; ten slotte. peroratie, v. slotrede.
per se, (Lat.), met alle geweld, vanzelf. perpendiculair, loodrecht.

109
perpetueren, altijd doen voortgaan, phaenologie, v. leer van de anorganische
perpetuum mobile, (Lat.), o. toestel dat invloeden op het planten- en dierenrijk.
eeuwigdurend in beweging is. Phaëton, (Gr.), m. zoon van een zonne­
perplex, verlegen, onthutst. god, bekend door zijn val; sterrebeeld;
perron, (Fr.), o. stoep, bordes. keerkringsvogel.
Perseiden, groep vallende sterren, in de phalanstère, v. groep van samenwerkenden,
richting van het sterrenbeeld Perseus. zoals die door den Fransen socialist
persianer, o. fijnste Astrakanbont, van Fournier werd beschreven.
lammerruggen. phalanx, v. gesloten krijgsbende der Ouden;
persiflage, (Fr.), v. fijne bespotting, keurbende.
persisteren, volharden, aandringen. phallos (phallus), mannelijke roede, zinne­
persona, (Lat.), v. persoon; persona grata, beeld van teelkracht der natuur.
bemind persoon, die gaarne gezien is. Pharao, m. Oud-Egyptische koning,
personage, v. persoon, aanzienlijk persoon, pharizeër, m. schijnheilige.
personalia, (Lat.), persoonlijkheden; mede­ pharmaceut, m. apotheker.
delingen betreffende personen in een pharmacopoea, wettelijke vastgestelde
krant. artsenijbereiding; handboek voor apothe­
personeel, persoonlijk; personen waaruit een kers.
bureau bestaat. pharos, pharus, m. vuurtoren.
personificatie, v. voorstelling van een zaak pharynx, v. keel.
als persoon. phase, (Fr.), v. schijngestalte van de maan;
perspectief, o. vergezicht; doorgezicht, ontwikkelingstrap.
persuaderen, overreden, overtuigen, Phebus, (Phoebus), zonnegod.
pertinent, stellig. phenix, (phoenix), m. fabelachtige vogel
Perubalsem, m. verzachtend middel tegen met schitterende veren, die na een leven
hoest. van 500 jaar zich liet verbranden, maar
Peruviaans, van Peru. weer oprees uit de as, verjongd; iets zeld­
pervers, (Fr.), verdorven, tegennatuurlijk, zaams.
pes, (Lat.), m. voet. phenomeen, o. verschijnsel; bizondere ge­
pesach, (Hebr.), Paasfeest. beurtenis; bizonder mens.
peseta, v. Spaanse munteenheid. philantroop, m. mensenvriend.
pessimisme, o. van alles de donkere zijde philatelie, v. het verzamelen van postzegels,
zien, tegenovergestelde van optimisme, philharmonisch, de toonkunst beminnend.
petit, (Fr.), klein. Philhellenen, vrienden van de Grieken,
petit-four, (Fr.), m. klein gebakje. philippica, (Lat.), v. krachtige rede ter
petitie, v. verzoekschrift. bestraffing.
petitionnement, verzoekschrift, dat door philippine, v. dubbele amandel; wedden­
zeer velen getekend is. schap, aan het gezamelijk eten daarvan,
petitio principii, (Lat.), het aanvoeren van verbonden.
iets als bewijs, dat juist bewezen moet Philister, (D.), m. Philistijn; platburgerlijk
worden. mens; niet-student.
peu a peu, (Fr.), langzamerhand, philologie, v. liefde voor taalstudie,
peut-être, (Fr.), misschien. philosoof, m. wijsgeer.
Pfennig, (D.), m. Duitse munt. philosophaster, m. schijnwijsgeer.

110
phiool, v. buikvormige glazen fles. de op 1 gestelde middellijn.
phobie, v. lijden aan aanvallen van angst, pia fraus, (Lat.), vroom bedrog; een leugen
b.v. pleinvrees, angst voor een bepaald om bestwil.
dier enz. pia vota, (Lat.), vrome wensen,
Phohi, Philips Omroep Holland-Indië. pianissimo, (It.), zeer zacht.
phonetisch, de klank betreffend. piano, (It.), zacht te spelen.
phonograaf, m. toestel, dat geluiden op­ piaster, m. rekenmunt van verschillende
neemt en later weer weergeeft. landen.
phonola, v. machinaal te bespelen piano, picador, (Sp.), m. lansvechter bij stieren­
phosphaten, phosphorzure zouten, gevecht.
phosphoresceren, in het duister vanzelf piccalili, (Eng.), zuurtjes, fijngesneden
licht geven. groenten met mosterdsaus.
phosphorus, (Gr.), m. morgenster; in het piccolo, (It.), m. klein; dreumes, kleine
duister lichtgevende stof. bediende.
photo, v. portret, kiekje. Pickelhaube, (D.), v. Duitse punthelm;
photograaf, m. maker van photo's. Duits soldaat.
photographie, v. kunst om lichtbeelden pickles, (Eng.), in azijn ingemaakte toe­
voort te brengen op metalen platen, spijzen.
phototherapie, v. toepassing van de wer­ picnic, (Eng.), m. uitstapje, waarbij de
king van de scheikundige stralen van het eetwaren in de open lucht genuttigd wor­
licht in de geneeskunde. den.
phrase, (Fr.), v. spreekwijze; hol gepraat, pictura, (Lat.), schilderkunst.
phrasering, v. muzikale interpunctie, pictures, the — (Eng.), de bioscoop.
phraseur, (Fr.), m. praatjesmaker; mooi­ pidgin English, (Eng.), verbasterd Engels,
prater. zoals dit in Oost-Azië wordt gesproken,
phtisis, v. tering. pièce, (Fr.), stuk; pièce de résistance,
phylloxera, v. druifluis. hoofdschotel, voornaamste gedeelte.
physica, (Lat.), v. natuurwetenschap, pied a terre, (Fr.), o. optrekje, verblijf,
physical culture, (Eng.), v. veredeling van waar men slechts voor korte tijd komt.
de lichaamsvormen door middel van piedestal, (Fr.), o. voetstuk voor zuil,
gymnastiek, massage enz. standbeeld.
physical research, (Eng.), natuurweten­ pier, (Eng.), v. havenhoofd, dat op pijlers
schappelijk onderzoek. rust.
physiocratisch systeem, o. stelsel, volgens pierrot, (Fr.), m. onnozele, altijd voor de
welke de landbouw de belangrijkste gek gehouden hansworst; pierrotkostuum.
factor is in de volkswelvaart, Piéta (It.), v. afbeelding van Maria met
physiognomie, v. kunst om iemands ka­ het lijk van Jezus in haar armen.
rakter te leren kennen uit zijn gezichts­ Pieterspenning, m. R.K. offerbijdrage voor
uitdrukking. den Paus.
physiologie, v. leer van de natuurlijke ge­ pigment, o. kleurstof in het dierlijk weefsel.
steldheid der natuurlijke lichamen, pikant, stekend, prikkelend.
phytogeen, ontstaan uit planten. pikeur, m. jager te paard; paardenafrichter;
pi, (Gr.), het getal IL == 3.1415826 vrouwenjager.
de omtrek van een cirkel, uitgedrukt in piko(e)l, o. handelsgewicht op Java.

UI
piloot, m. vliegtuigbestuurder. plaisant, (Fr.), vermakelijk, grappig.
pinacotheek, v. verzameling schilderijen, plait-il? (Fr.), wat belieft u?
pince-nez, (Fr.), m. knijpbril. plakaat, o. aangeplakte aankondiging; be­
pincet, o. kleine tang, voor geneeskundig velschrift.
gebruik. plan, o. vlak; ontwerp; platte grond.
pincher, m. (Eng.), soort Eng. hond met plan de campagne, (Fr.), o. veldtochtplan.
scherp gebit. planeet, v. hemelbol, die het licht van de
pindanootje, o. apennootje. zon ontvangt.
ping-pong, (Eng.), o. tafeltennis. planetarium o. werktuig dat loop der pla­
pinguïn, v. vetgans uit de poolstreken; dui­ neten om de zon voorstelt.
ker. plano, vlak, in plano, niet gevouwen,
pinxit, (Lat.), hij heeft geschilderd. plantage, v. plantsoen; terrein met tabak;
pion, m. schijf op het dambord, boer of rijst, suiker enz. beplant in O.- en W.»
loper in het schaakspel. Indië.
pioniers, (Eng.), baanbrekers; eerste kolo­ planton, m. als wachtpost dienst doende
nisten in het verre Westen van Amerika; soldaat.
lid der communistische kinderorganisatie, Planwirtschaft, (D.), v. economisch stelsel,
pionier, m. geniesoldaat; baanbreker. waarin de productie, volgens een plan,
piqué, (Fr.), v. heimelijke haat: piek, spies; geregeld wordt.
schoppen (kaartspel). plaquette, (Fr.), v. kleine metalen gedenk­
piraat, m. zeerover. plaat.
piramide, v. spitszuil. plasma, o. beeldwerk; vloeibaar, voedend
pirouetteren, draaisprong maken; zich op bestanddeel van het bloed.
één hiel geheel omdraaien. plastiek, v. boetseerkunst; het herstellen van
pisang, (Mal.), v. banaan. lichaamsdelen door middel van operatie,
Pisces, (Lat.), v. de Vissen (sterrenbeeld), plat, (Fr.), v, schotel, plat du jour, dag­
pissoir, (Fr.), o. waterplaats. schotel.
pistool, o. gouden munt in verschillende plateau, (Fr.), o. hoogvlakte; theeblad,
landen; vuurwapen. platform, o. plat huisdak; terras; trambal-
pithecanthropus erectus, (Lat.), m. voor­ con; beginselprogramma bij de Engelse
wereldlijke aap, gevonden door Holland­ verkiezingen; grondslag, waarvan een
sen geleerde Dubois op Java, die heel bepaald beginsel uitgaat.
dicht hij den mens stond. platitude, v. platheid; triviale opvatting,
pittoresk, schilderachtig. platonisch, wat de leer van Plato betreft;
pin, (lt.), meer; piu adagio, wat lang­ Platonische liefde, v. van het zinnelijke
zamer: piu forte, wat sterker. ontdane liefde.
Pius vereniging, v. in 1848 opgericht, om Platonische republiek, v. volkomen
te waken voor het gezag van de Kerk. staatsinrichting, naar Plato's ontwerp,
pjatiletka, vijfjarenplan in de Sowjet-Unie. plausibel, aannemelijk, geloofwaardig.
plafond, o. zoldering; hoogste punt, dat play, (Eng.), o. spel.
vliegtuig, bij normale atmosferische toe­ plebejer, m. burger, in het oude Rome; man
stand kan bereiken. uit het volk; proleet.
plagiaat, o. letterdieverij. plebisciet, o. volksstemming.
plaid, (Eng.), v. reisdeken. plebs, de verachte menigte.

112
Plejaden, het zevengesternte. derwereld.
pleidooi, o. verdedigingsrede. plutocratie, v. geldheerschappij.
plein-pouvoir, (Fr.), volmacht. Plutus, (Lat.), m. god van het geld, de
Pleistoceen, diliuvium. rijkdom.
pleite, (Hebr. peleito) vlucht; pleite zijn, pluviometer, m. regenmeter.
failliet zijn. pneumatiek, v. luchtbewegingsleer,
plenair, voltallig. pneumatisch, tot de luchtbewegingsleer be­
plenipotentiaris,, (Lat.), m. gevolmachtigd horend; het ademen betreffend;
minister of gezant. pneumatische band, m. luchtband:
pleonasme, o. woordenovervloed; het bij­ pneumatische machine, v. luchtpomp.
een plaatsen van woorden die dezelfde Poale Zion, v. de socialistische arbeiders­
betekenis hebben, b.v. een jonge jonge­ groep in de Zionistische beweging.
ling. poco, (It.), weinig; poco allegro, een wei­
pleura, v. borstvlies. nig vrolijk; poco piano een weinig zacht,
pleuris, pleuritis, v. borstvliesontsteking, podagra, (Gr.), o. voetjicht, pootje,
pleyela, v. toestel, dat men op een piano podesta, m. machthebber; landvoogd,
kan plaatsen, om kunstmatig muziek podium, (Lat.), o. voetstuk, verhoging om
voort te brengen. op te staan.
plioceen, o. nieuwe tertiaire aardvorming, poëet, m. dichter.
plisseren, fijn plooien. poena, (Lat.), v. straf, boete.
plomberen; met lood stempelen; het vullen poenale sanctie, v. in Ned.-Indië. strafsanc­
van holle kiezen. tie, waarbij wanneer inlandse arbeiders
plorabière, (Fr.), v. ijs met geconfijte vruch­ contractbreuk plegen, zij gestraft kunnen
ten. worden (zelfs lichamelijk).
pluche, o. wollen fuweel. poepoetan, massa-opoffering, op Bali en
plumeau, (Fr.), m. vederdek; veren stof­ Lombok, van vrouwen en vorsten, wan­
fer. neer de vorst zich geen raad meer weet.
plumpudding, (Eng.), v. pudding met ro­ perdah, (Br.-Ind.), sluier, door de vrou­
zijnen. wen voor het gezicht gedragen.
plurale tantum, (Lat.), woord waarvan al­ poerim, (Hebr.), v. Joods feest; drukte,
leen het meervoud bestaat, b.v. de poesta, v. Hongaarse steppe.
kosten. poeta laureatus, (Lat.), m. gelauwerd dich­
pluralis, (Lat.), meervoud; pluralis majeta- ter, hofdichter, (vooral in Engeland),
tis, meervoudsvorm, door vorsten ge­ poetaster, m. rijmelaar, slechte dichter,
bruikt; Wij Wilhelmina, enz. poëzie, v. dichtkunst; dichterlijkheid,
pluriformiteit, v. veelvormigheid. pogrom, (Russ.), o. verwoesting, piunde-
plus, (Lat.), meer; plus minus, min of ring; Jodenvervolging, die georganiseerd
meer, ongeveer. is.
plusquamperfectum, (Lat.), o. meer dan poids, (Fr.), o. gewicht; zedelijk overwicht,
volkomen verleden tijd. poilu, (Fr.), m. Frans soldaat.
plus royaliste que le roi, (Fr.), konings­ point, (Fr.), m. punt; steek; point d'hon-
gezinder dan de koning; overdreven ijve­ neur, punt van eer; point d'orgue, rust­
rig. punt (muziek).
Pluto, (Lat.), m. hellegod, god van de on­ point du tout, (Fr.), in het geheel niet.

113
pointe, (Fr.), v. geestige zet. polyhistor, m. veelweter.
poker, (Eng.), o. soort Amerikaans kaart­ Polyhymnia, (Lat.), v. muze van het gods­
spel. dienstig gezang en de welsprekendheid.
polair, de pool betreffend, tegenovergesteld. Polynesie, o. het rijk der vele eilanden, in
Polak, m. Pool. de Stille Oceaan, bij Australië behorend,
polarisatie, v. wijziging in de eigenschap­ polyphonie, v. veelstemmigheid, waarbij elk
pen der lichtstralen; proces bij electro- der stemmen gelijkwaardig is aan de an­
lyse. deren en niet tot begeleiding dient,
polemiseren, wetenschappelijk twisten; polytheïsme, o. veelgodendom.
pennestrijd voeren. pomerans, v. oranje-appel.
poliep, v. veelvoet, straaldier; gesteeld ge­ pommade, v. haarzalf.
zwel. pommes (de terre) frites, (Fr.), rauw in
polikliniek, v. inrichting aan ziekenhuis, stukjes gesneden, gebakken aardappelen,
tot behandeling op spreekuur, dikwijls pomologie, v. leer der vruchten.
tevens opleidingsinstituut voor a.s. ge­ Pomona, (Lat.), v. godin der vruchten en
neesheren. der tuinen.
polis, v. verzekerings- of assurantie-bewijs, pompeus, statig; pralerig.
politicus, (Lat.), v. staatkundige, staats­ ponctueel, stipt.
man; politiek mens. ponderabel, weegbaar, wat geschat kan
politiek, v. staatkunde. worden (een invloed, voor- of nadeel),
politoer, o. glans; glansmiddel, pond sterling, o. Eng. muntwaarde,
polytonaliteitmuziek, gecomponeerd vol­ poneren, stellen.
gens het beginsel, waarin enige melodiëen ponem, (Hebr.), gezicht.
in verschillende toonaarden naast elkaar poney, (Eng.), m. hit.
optreden. ponjaard, m. korte dolk.
polka, bekende dans. Ponsonby-affaire, v. actie om jongemensen
pollutie, v. bevlekking; onwillekeurige vanaf 16 jaar aan te sporen, om elke
nachtelijke zaadvloeiïng. regering die oorlog voert, de dienst te
polo, o. soort balspel. weigeren, de stichter is Ponsonby een
polonaise, (Fr.), v. Poolse wandeldans; Engelse oud-minister.
schuimtaart. pontianak, (Ind.), bosspook, dat het vooral
polyandrie, v. veelmannerij; het bezitten van op kinderen en zwangere vrouwen heeft
veel meeldraden. gemunt.
ponton, (Fr.), vlak ijzeren schuitje voor pool, v. aspunt van de aardbol, hemelbol;
schipbrug; drijvende aanlegplaats, punt of plaats die de zetel van tegen­
polychromatisch, samengesteld uit verschil­ overgestelde krachten of eigenschappen
lende spectrale kleuren. zijn; uiteinden van een magneet.
polygamie, v. veelwijverij, veelmannerij. pool, (Eng.), vereniging van handelaren,
polygenisme, o. leer dat de mens zich van die ernaar streven de prijzen op te drijven,
meer dan één plaats in de wereld uit in Amerika.
heeft ontwikkeld. pope, m. priester van de Griekse kerk in
polyglotte, v. persoon die veel talen kent. Rusland.
polygraaf, m. veelschrijver; toestel om populair, volks-; volksmatig; bij het volt
een aantal tekeningen te krijgen. bemind.

114
poriën, openingen, zweetgaatjes, in licha­ brievenbus in een postkantoor,
men en planten. postcheque, v. cheque, die de postdienst
Porkopolis, varkensstad, Chicago, centrum uitbetaalt.
van de varkenshandel. post-restante, (Fr.), op het postkantoor blij­
pornographie, v. onzedelijk geschrijf. vende (om te worden gehaald),
port, o. porto; m. portwijn. posterieur, jonger, volgend, later.
portaal, o. hoofdingang van kerk of groot posteriori, zie a posteriori.
gebouw, afgesloten ruimte; ruimte tussen postillon, (Fr.), m. postknecht, postrijder;
gang en deur. postillon d'amour, liefdebode.
portabel, draagbaar. postulaat, o. zonder bewijs aangenomen stel­
Porte, de, v. voormalig Turks hof. ling.
porte brisée, v. (Fr.), gebroken deur, dub- postuur, o. gestalte, lichaamsbouw.
belopenslaande deur. potage, v. soep.
portee, (Fr.), v. draagwijdte; bereik, doel. potator, (Lat.), m. drinker, zuiplap,
portefeuille, v. brieventas. pot-au-feu, (Fr.), vlees met bouillon en
portie, v. deel, aandeel, hoeveelheid spijs, groenten.
portière, (Fr.), v. portierster; gordijn voor pot de chambre, (Fr.), kamerpot.
deuren of ramen. potent, vermogend, machtig.
porto, (It.), o. brievengeld; draagloon; potentaat, m. machthebber.
porto franco, portvrij, vrij van frankeer- potentiaal, voorhanden, doch nog niet wer­
kosten. kend; v. kracht.
portuur, o. tegenpartij, die vrijwel gelijk­ potentie, v. macht.
waardig Is. potpourri, o. gemengde spijs, mengelmoes;
pose, v. aangenomen houding, aanstellerij, muziek van allerlei brokstukken.
posé, (Fr.), gezet, geposeerd. poudre, (Fr.), v. poeder, poudre de riz,
Poseidon, (Gr.), m. opperste zeegod, rijstpoeder, blanketsel.
poseur, m. aansteller. poularde, (Fr.), v. vetgemest hoen.
positie, v. stelling, ligging; toestand; maat­ poulet, v. soepvlees van de kalfsborst; be­
schappelijke plaats stand; zwangerschap, reide kip.
positief, vastgesteld; gewis. pound, (Eng.), pond.
positivisme, o. wijsgerig stelsel van pour, (Fr.), voor, om; pour féliciter om
Auguste Comte (Fr.), dat het weten zich geluk te wensen; pour passer le temps,
beperkt tot dat wat men met de zintuigen tot tijdverdrijf.
kan waarnemen. pourboire,, (Fr.), o. fooi.
possessief, betreffende het bezit, pourparler, (Fr.), o. onderhoud, bespre­
possibilisme, o. socialistische leer, die slechts king.
het „mogelijke" wil bereiken. pousseren stoten, voorthelpen, bevorderen,
post, (Lat.), na, later dan; practicus, m. iemand die ervaren is in de
post Christum (natum), na (de geboorte) uitoefening van zijn vak.
van Christus. practijk, v. vakoefening; toepassing van de
postdateren, een. latere datum invullen, theorie.
post festum, (Lat), na het feest, te laat. pradjoerit, (Lat.), m. Indandse politiesol-
post scriptum, (P.S.) naschrift. daat in Ned.-Indië.
postbox, (Eng.), v. postbus, verhuurde prado, m. lusthof; wandelweg; grote dier-

115

j
gaarde en schilderijenverzameling te deel krijgen.
Madrid. prefix (um), voorvoegsel.
prae, voor, vooruit, ook pre. preformatie, v. voorafgevormdheid der plan­
pragmatiek, pragmatisch, algemeen leer­ ten en dieren in de geslachtscellen,
zaam, leerrijke oplossing gevend; pragma­ pregnant, rijk aan gedachten.
tische geschiedschrijving, leerrijke ge­ prehistorisch, voorhistorisch, voorwereldlijk,
schiedschrijving, waarbij de feiten in hun prelaat, m. kerkvorst, pauselijk hofgees-
•werkelijke, politieke samenhang, worden telijke.
beschreven. preliminair, voorafgaand, inleidend.
prairie, (Fr.), v. weide, binnenland van prelude, (Fr.), vóórspel.
Noord-Amerika, boomloos en met welig prematuur, voortijdig, ontijdig, vroegrijp,
gras. premie, v. toelage, buitengewoon loon, ver­
prakkezeren, nadenken, piekeren. zekeringsgeld; bijwinst.
praktijk, v. vakuitoefening. premie affaire, v. soort speculatie,
Prater, o. wandelpark te Weenen. premier (Fr.), eerst, de eerste, eerste mi­
Prawda, officieel orgaan der communistische nister.
partij in Rusland, (woord betekent ,,Waar­ première, (Fr.), v. eerste voorstelling van
heid"). een toneelstuk.
preadvies, o. voorlopige raad. preparaat, o. bereide artsenij.
prealabel, voorlopig, voorafgaand. prepareren, voorbereiden, klaarmaken,
prebende, v. prove, jaarlijks inkomen van prepositie, v. het voorop plaatsen, voor­
een geestelijke stichting. zetsel.
precair, hachelijk, zorgwekkend. Preraphaelisme, o. Engelse schilders 19e
precedent, v. vroegere beslissing; vooraf­ eeuw, die voorgangers van de schilder
gaand geval, dat tot richtsnoer dient voor Raphael tot voorbeeld kozen.
een volgend. Presbyterianen, Protestanten in Engeland,
precept, v. voorschrift. die geen bisschop erkennen.
preciosa, (Lat.), kostbaarheden. prescriptie, v. voorschrift; verlies van een
preciseren, nauwkeurig zeggen, opgeven, recht door verjaring.
nader omschrijven. presens, (Lat.), tegenwoordige tijd.
predestinatie, v. voorbeschikking. present, o. geschenk, aanwezig.
predlcaat, o. datgene wat er van iets ge­ presentabel, toonbaar.
zegd wordt. presentie, v. tegenwoordigheid.
predispositie, v. aanleg, voorbeschikking, presentiegeld, o. honorarium voor het bij­
preëxisteren, vroeger, vooraf bestaan, wonen van een vergadering.
prefect, stadhouder, landvoogd, hoofd van preses, (Lat.), m. voorzitter.
Frans departement. presidium, o. voorzitterschap.
preferabel, verkieselijk. presideren, voorzitten.
preferent, bevoorrecht; preferent aandeel, pressant, (Fr.), drukkend, knellend,
o. aandeel waaraan zekere voordelen presse-papier, (Fr.), o. voorwerp om op
zijn toegekend. papieren te zetten, om ze vast te houden,
preferente schulden, schulden, die bij een pressie, v. drukking, drang, geldelijke
faillissement eerst volledig worden uit­ dwang.
betaald, vóór de andere schulden hun prestatie, v. kwijting, betaling van schuld:

116
het volbrengen van iets van belang, prisma, o. driezijdig geslepen glas.
prestige, o. zedelijk overwicht. privaat, niet openbaar, ambteloos', beste
prestissimo, (It.), zeer snel. kamer.
presto, haastig. privaat-docent, m. leerkracht, die slechts
pretenderen, voorgeven, aanspraak maken privaat-lessen geeft; onbezoldigd leraar
op iets. aan universiteit.
pretendent, m. dinger naar kroon, naar een privatissimum, (Lat.), o. les aan een be­
meisje e.d. perkt aantal studenten, gegeven door een
pretentie, v. aanspraak, aanmatiging. hoogleraar, die dit echter onverplicht
pretext, o. voorwendsel. doet.
prevalent, de voorrang hebbend. privé, (Fr.), W.C.; privé-kantoor, niet voor
preventief, voorkomend, verhoedend, voor­ het publiek toegankelijk; privé-leven,
lopig. niet-ambtelijk leven.
Priesnitzverband, o. verband van natte doe­ privilege, o. voorrecht.
ken, bedekt met waterdichte stof. Privy Council, (Eng.), geheime raad van
prima, voornaamste, beste, eerste; prima den koning.
donna, v. eerste zangeres of toneelspeel­ Prix, (Fr.), m. prijs; prix de Rome, beurs
ster. toegekend aan kunstenaars, na een prijs­
prima vista, op zicht (wissels), a prima kamp, waarmee ze te Rome kunnen stu­
vista, van het blad (muziek spelen), deren.
primaat, m. eerste aartsbisschop van een prix d'excellence, prijs van uitnemend­
rijk. heid. prix fixe, vaste prijs.
primair, eerste, beginnend, grond-. pro. (Lat), voor, tot;
primeur, (Fr.), v. eersteling eerste voor­ pro Deo, (Lat.), om Godswil, kosteloos
jaarsgroente. (vooral bij advocaten)
primitief, allereerst, oudste zeer ruw, een­ pro et contra, (Lat.), voor en tegen.
voudig en nog gebrekkig. pro forma, (Lat.), voor de vorm.
primula veris, (Lat.), v. sleutelbloem. pro justitia, (Lat.), om der wille van de
primus, eerste; primus inter pares de eerste gerechtigheid.
onder zijns gelijken. pro juventute, (Lat.), voor de jeugd,
princeps, (Lat.), m. eerste, aanvoerder, pro patria, (Lat.), voor het vaderland,
vorst. pro secundo, (Lat.), ten tweede,
principaal, m. hoofdpersoon, heer, meester, pro senectute, (Lat.), voor de ouderdom,
werkgever, baas, hoofdzaak; principale probaat, afdoende, beproefd.
crediteur, m. eerste of voornaamste probatum est, (Lat.), het is beproefd ge­
schuldeiser. bleken.
principe, (Fr.), o. grondslag grondbegrip, proberen, beproeven, trachten.
principieel, in beginsel. Probiermamsell, (D.), v. pasjuffrouw,
printed by (Eng.), gedrukt door probleem, o. vraagstuk, niet opgeloste zaak.
Prinzipienreiterei, (D.), v. doordraverij, procédé, (Gr.), o. handelwijze, bereidings-
prior, eerste, kloostervoogd. wijze.
prioriteit, v. het ouder zijn; de voorrang procederen, te werk gaan, een proces voe­
bezitten. ren.
prise, (Fr.), vangst buit, snuifje. procent, ten honderd.

117
proces, o. voorgang, ontwikkelingsgang, progressief, voortgaand, gelijkmatig opklim­
rechtsgeding. mend.
processie, v., kerkelijke ommegang. prohibitie, v. verbod.
proces verbaal, o. bekeuring; schriftelijke prohibitionist, m. voorstander van verbods­
vastlegging van een gebeurtenis, bepalingen; aanhanger van de bestrijding
proclamatie, v. afkondiging. van de verkoop van alcoholische dranken
procreatie, v. voortteling, verwekking van in Amerika.
kinderen. projecteren, ontwerpen, in projectie bren­
procuratie, v. volmacht om uit naam van gen.
anderen te handelen. projectie, v. worp, schets van schijnbare
procureur, m. zaakvoerder; pleitbezorger; ligging en gedaante van een voorwerp,
procureur-generaal, hoofd van het par­ vooral bij landkaarten.
ket. projectiel, o. voorwerp om te werpen, bom,
produceren, voortbrengen, opleveren, granaat.
producent, m. voortbrenger, projet de loi, (Fr.), o. wetsontwerp,
productieverhoudingen, de omstandigheden, prolegomena, voorafgaande opmerkingen,
waaronder mensen en klassen in een be­ proleet, m. proletariër, vaak in verachtelijke
paalde maatschappij tegenover elkaar zin gebruikt
staan. proletariaat, o. de klasse der proletariërs,
productief, voortbrengend, vruchtbaar, proletariër, m. arme burger in het oude
profaan, oningewijd, werelds. Rome die alleen door zijn kinderen (pro-
professeur, (Fr.), m. leraar, hoogleraar, les is kroost) betekenis voor de staat
professie, v. belijdenis beroep. had; mens, die geen productiemiddelen
professional, (Eng.), m. iemand die de sport bezit en die moet leven van zijn arbeids­
als beroep beoefent. kracht, die hij aan de kapitalisten ver­
professoraat, o. hoogleraarsambt. koopt.
profetie, v. voorspelling. proletariseren, tot proletariër maken,
profiel, o. tekening van terzijde, half gezicht prologos, (Gr.), m. inleiding.
in doorsnede. prolongatie, v. termijnverlenging, geldver-
profijt, o. voordeel. strekking tegen rente, met effecten ais
Profintern, Rode Vakverenigings-internatio- onderpand, tegen bepaalde voorwaarden,
nale. promenade, v. wandeling, wandelweg,
profiteren, voordeel trekken van. promenadedek, o. wandeldek.
progenituur, v. kroost. promesse, v. belofte, orderbriefje.
prognose, v. voorstelling omtrent het ver­ Prometheus (Gr.), m. mythisch persoon,
loop van een ziekte. die de mensen het vuur teruggebracht
program(ma), o., werklijst, lijst van genoe­ heeft, dat Zeus van hen had weggeno­
gens, gehouden op feest, lijst van muziek­ men.
stukken, die gespeeld worden enz.; syste­ promiscuïteit, v. aanstotelijke vermenging
matische opstelling van eisen door een der sexen.
partij gesteld. promotie, v. bevordering tot hogere rang,
programmamuziek, v. muziek, die een tekst bevordering tot doctor.
volgt of deze illustreert. promotiewedstrijd, m. bevorderingswedstrijd,
progressie, v, voortgang. promotor, m. bevorderaar, hoogleraar, die

118
student voordraagt tot bevordering van van eigen land, door middel van invoer­
doctor. rechten.
prompt, stipt, snel. protectoraat, o. beschermheerschap; gebied
pronomen, (Lat.), o. voornaamwoord, dat door een ander land beheerd wordt
prononceren, uitspreken, beslissen, sterk en geen buitenlandse vertegenwoordiging
naar voren doen komen. heeft.
pronunciamento, opstandsverklaring van protégé, (Fr.), m. beschermeling.
officieren, vooral in Spanje en Zuid- protest, o. tegenspraak; verzet.
Amerika. Protestanten, Luthersen, die in 1529 tegen
proof, (Eng.), v. proef, bestand tegen, de R.K. besluiten protesteerden te Spiers,
propaedeutisch, voorbereidend. later de hervormden.
propaganda, v. verbreiding van leerstellin­ protesteren, verzet aantekenen tegen; open­
gen, propaganda maken, ijveren voor de lijk in verzet komen tegen.
verbreiding van een mening, leden wer­ Proteus, m. zeegod, die vele gedaanten kon
ven. aannemen.
propagandist, m. persoon, die propaganda protocol, o. gerechtelijke acte; schriftelijke
maakt. vastlegging van uitspraken van onder­
propeller, (Eng.), m. schroef van een stoom­ vraagde personen; uitvoerig verslag van
schip, vliegtuig. vergadering.
prophylaxe, v. voorbehoeding. protoplasma, o. levende celstof.
proponent, m. voorsteller, candidaat bij de prototype, o. oermodel.
Protestanten. protozoën, eencellige oerdiertjes.
proportioneel, evenredig, naar verhouding, Protz, (D.), m. bluffer.
propositie, v. voorstel. prove, v. lijfrente.
prorector, m. plaatsvervangend rector, Provengaal, m. bewoner van Zuid-Frank-
proscenium, (Lat.), o. toneel (bij de Ro­ rijk, de Provence.
meinen), gedeelte van het toneel voor het proverbium, (Lat.), o. spreekwoord,
gordijn. proviand, v. mondvoorraad.
proscriptie, v. vogelvrijverklaring. provinciaal, uit de provincie, gewestelijk;
prosector, m. ontleder, assistent van den Provinciale Staten, bestuurscollege, dat
ontleedkundigen professor. in elke provincie gewestelijk wordt ge­
proseliet, m. nieuw-bekeerde. kozen, kiescollege voor de Eerste Ka­
prosit! (Lat.), op uw gezondheid! mer.
prosodie, (Fr.), v. leer van de tijd- en provincialisme, o. woord, dat alleen in be­
toonmeting in de muziek. paalde provincie gebruikt wordt; klein­
prospect, o. aanblik, vergezicht. steeds gedoe.
prospectus, o. voorlopige aankondiging van provisor, (Lat.), m. opziener.
werken, met opgave van prijs, provisorisch, voorlopig.
prosperiteit, v. voorspoed. provocateur, m. uitlokkend, uitlokkende
prostituee, v. publieke vrouw. persoon.
protagonist, m. voorvechter. provocatie, v. uitdaging, uittarting; door
protectie, v. bescherming. uitdaging verleiden tot een strafbare
protectionisme, o. stelsel van bescherming daad.
van de handel, nijverheid en landbouw provoost, m proost; strafverblijf voor de

119
soldaten. puddelen, ijzer tot smeedijzer verwerken,
proximaal, het dichtst gelegen bij het aan- pudding, (Eng.), m. meelspijs van allerlei
hechtingspunt. bestanddelen.
proza, o. niet dichterlijke stijl, alledaagsheid, pudeur, (Fr.), v. kuisheid, schaamtegevoel,
nuchterheid. pugilaat, o. vuistgevecht, bokspartij.
prozaïsch, in proza; alledaags, nuchter, pulchri studio, (Lat.), ter beoefening van het
prude, (Fr.), preuts, nuffig. schone.
prudens, (Lat.), voorzichtig bedachtzaam, Pullman-car, (Eng.), salon-spoorwegrijtuig,
prud'homme, (Fr.), m. rechtschapen man, pull-over, (Eng.), soort wollen gebreide
scheidsman in Franse fabrieken, ter min­ bloeze.
nelijke schikking bij geschillen tussen pulsatie, v. polsslag, hartslag.
werkgevers en werknemers. pulsimeter, m. instrument om snelheid van de
prurigo, v. sterk jeukende huidziekte, polsslag te bepalen.
pruritus, m. huidjeuking zonder uitslag, punaise, (Fr.), v. wandluis; hechtstift.
psalm, m. plechtige zang ter ere God. punctum, (Lat.), o. stip, punt, afdeling van
pseudo, vals, onecht, nagemaakt, een geschrift, het is nu genoeg,
pseudoniem, schuilnaam. punctualiteit, v. nauwkeurigheid.
psittacisme, o. zekere vaardigheid in het punctuatie, v. puntzetting.
gebruik van woorden, die men zelf niet pupil, pleegkind, oogappel.
begrijpt; papegaaiachtig praten. puree, (Fr.), v. brij van erwten enz.
psyche, v. ziel, gevoels- en denkwijze; ge­ purgatorium, o. vagevuur.
liefde van Amor; grote staande toiletspie­ purgeren, reinigen, afvoeren van ontlasting,
gel. zuiveren.
psychiater, m. zenuwarts. Purim(feest) o. Hamansfeest der Joden,
psychisch, de ziel betreffend. purisme, o. taalzuivering.
psychoanalyse, v. zielsontleding. volgens Puriteinen, strenge Calvinisten, (voorname­
Freud; onderzoek naar de invloeden van lijk in Engeland).
het onderbewuste leven op de geestesge­ pur-sang, (Fr.), volbloed, rasecht,
steldheid van mensen. pus, (Lat.), o. etter.
psychologie, v. zielkunde. pusta, v. Hongaarse steppe.
psychopaath, m. zielszieke. putrefactie, v. verrotting.
psychotherapie, v. behandeling van ziels­ Putsch, (D.), onverwachte aanslag, gewa­
zieken. pende opstand van een kleine groep,
puberteit, v. geslachtsrijpheid. puur, zuiver.
pubes, (Lat.), v. schaamstreek. puzzle, (Eng.), m. behendigheidsspel; raad­
publicatie, openbare aankondiging, uitgave sel.
van blad of boek. pygmee, m. dwerg.
publicist, m. kenner van het staatsrecht; pyjama, nachtgewaad, uit broek en jasje be­
schrijver over polittieke vragen; redac­ staande.
teur. Pylades, (Gr.), m. trouw vriend, die zich
pucelle, (Fr.), v. maagd, la Pucelle, Jeanne opoffert.
d'Arc. pyramide, v. lichaam begrensd door platte,
pud, (Russ.), gewicht van 40 Russ. pond in één punt uitlopende vlakken,
= 16.381 K.G. pyrologie, v. leer van het vuur.

120
pyromanie, v. ziekelijke neiging tot brand­ Phytagorische stelling, v. het vierkant van
stichting. de schuine zijde van een rechthoekige
pyrometer, m. werktuig tot meting van zeer driehoek is gelijk aan de som van de vier­
hoge temperaturen; pyroscoop. kanten op de rechthoekszijden.
pyrosis, v. zuur, branding in de maag. Pythia, v. waarzegster, profetes, priesteres
pyrrhonisch, twijfelzuchtig. van Apollo.
Phyrrus-overwinning, v. schijnoverwinning. python, m. fabelachtige drank niet vergiftige
reuzenslang.

Q.
Q.E.D. quod erat demonstrandum. quant a moi, (Fr.), wat mij betreft,
(Lat.), hetgeen te bewijzen was. quantitatief, volgens de hoeveelheid,
q.1. = quantum libet, (Lat.), zoveel als quantiteit, v. hoeveelheid, aantal.
men belieft. quantité négligeable, (Fr.), iets of iemand,
q.q. = qualitate qua, (Lat.), in kwaliteit die buiten beschouwing kan blijven,
van. quantum, (Lat.), o. hoeveelheid, maat be­
Q.S.T. algemeen oproepteken voor drag, aandeel.
draadloze telegrafie voor schepen, quarantaine, (Fr.), v. ligtijd van 40 dagen
qua, (Lat.), als; in hoedanigheid van. van schepen en personen, die uit plaatsen
quadraat, o. vierkant tweede macht van een komen, waar besmettelijke ziekten
getal. heersten; inrichting daarvoor.
quadratuur, v. van de cirkel, verandering quartet, o. muziek voor 4 personen.
van de cirkel in een vierkant van gelijke quarto, ten vierde, zeker formaat van pa­
grootte, iets onmogelijks dus. pier.
quadrille, (Fr.), v. dans met tegenover- quasi, (Lat.), als het ware, schijnbaar,
elkaar staande paren. quatre-mains, (Fr.), v. pianostuk voor vier
quaestie, v. vraag, strijdpunt, twist, pijn­ handen.
bank. queen, (Eng.), v. koningin.
quaestor, (Lat.), m. penningmeester. Queens Bench, oppergerechtshof te Londen,
Quai d'Orsay, kade te Parijs, waar het querulant, m. zich verongelijkt achtende kla­
Ministerie van Buitenlandse Zaken is ge­ ger, iemand die grieven zoekt.
vestigd. queue, (Fr.), v. staart, biljartstok; queue
Quakers, (Eng.), kwakers, zekere Pro­ maken, in een lange rij staan om ergens
testantse secte (vooral in Amerika), toegang te verkrijgen.
qualificatie, v. toekenning van een eigen­ qui, (Lat. en Fr.), wie.
schap, bevoegdheid. qui s'excuse, s'accuse, (Fr.), wie zich ver­
qualificeren, eigenschappen toekennen, be­ ontschuldigt, beschuldigt zich.
noemen, betitelen, bevoegd maken, quick, (Eng.), levendig, vlug.
qualitatie qua, (q.q), (Lat.), in zijn hoe­ quid? (Lat.), wat? quid novi? wat voor
danigheid van. nieuw is er?
qualitatief, naar het gehalte. quietisme, o. volkomen berusting van het
qualiteit, v. deugdelijkheid, titel, rang, hoe­ gemoed in God; godsdienstige secte in de
danigheid. 17e eeuw.

121
quinine, v. koortsstillend raiddel uit kina. licet Jovi, non licet bovi, wat Jupiter
quint, v. 5e toon van de grondtoon; E-snaar past, past den os niet
op de viool. quorum, (Lat.), wettelijk vereist aantal le­
quintessens, v. het beste, wezenlijkste, de den van een college, dat aanwezig moet
ziel van iets. zijn om besluiten te kunnen nemen.
Quirinaal, o. paleis van den Italiaansen ko­ quos ego, (Lat.), wacht, ik zal ze.
ning te Rome. quota, (Lat.), evenredig aandeel.
quitantie, v. kwijtbrief, kwijting. quot capita, tot sensus, (Lat.), zoveel hoof­
quitte, (Fr.), vrij, vereffend. den, zoveel zinnen.
qui-vive? (Fr.), wie daar? op zijn qui-vive quoteren, nummeren, tekenen; van volgnum­
zijn op zijn hoede zijn. mers voorzien.
quod, (Lat.), wat, quod erat demonstran- quotiënt, o. uitkomst van een deling,
dum, wat bewezen moest worden; quod quo vadis? (Lat.), waarheen gaat gij?

R.

R. = op recepten, recipe, (Lat.), neem. arbeidersfaculteit.


R.A.I. = Nederl. Vereniging Rijwiel- en rabulist, m. rechtsverdraaier, advocaat van
Automobiel Industrie. slechte zaken.
R.C. = Rooms Catholiek. race, (Eng.), v. wedren.
R.C.B. = Radio Catholique Beige, Katho­ rachitis, v. Engelse ziekte.
lieke Radio-omroep voor Waals België. racket, (Eng.), o. slagnet voor tennisspel;
R.E.S.E.F. Radio Emission Socialiste en raket.
Flandre, Socialistische Radio Omroep radéren, wegkrabben; etsen.
voor Vlaams België. raden, m. titel van Javaanse prinsen,
R.G. = rijksgrens, rijksgrond. radiator, m. toestel tot verhoging van het
R.H.B.S. Rijks Hogere Burgerschool. uitstralingsvermogen van de buizen der
R.I. = Rotary International (zie Rotary). centrale verwarming.
R.I.P. = requiescat in pace, (Lat.), hij ruste radicaal, grondig, (feitelijk van de wortel
in vrede. af), tot het uiterste gaande.
R.K. Rooms Katholiek. radicalisatie, v. het steeds meer opschuiven
R.K.V. Rooms Katholieke Volkspartij. naar links.
Rn. r= Raden, (Jav.), radio-activiteit, v. het vermogen stralen te
R.S.F.S.R. Russisch Socialistische Fede­ kunnen uitzenden die inwerken op elec-
ratieve Sovjet Republiek. trische plaat en gassen electrisch geleidend
r.s.v.p. réponse s'il vous plaït, (Fr.), maken.
verzoeke antwoord. radio-televisie, v. televisie door middel van
R.v.A = Raad van Arbeid. de radio.
R.V.B. = Rijksverzekeringsbank. radiotherapie, v. geneeswijze door middel
R.V.U. = Radio Volks Universiteit. van x-stralen (Röntgen-stralen).
rabat, o. korting op de vastgestelde prijs; radium, o. element, ontdekt door Curie, dat
bef voor geestelijken of rechters. radio-actieve stralen uitzendt en door de
rabbi, (Hebr.), m. rabbijn, Joods leraar. voorwerpen heen licht verspreidt.
Rabfak, Rabotsjieje Fakoeltjety, (Russ.), radjah, (Sanskr.), m. inlands vorst bij de

122
Hindoe's. vogel, een zogen, „witte raaf".
raffinade, v. geraffineerde, gezuiverde sui­ ras, m. vorst, stadhouder in Abessinië.
ker. raseren, scheren; met de grond gelijk ma­
raffinement, (Fr.), o. overdreven verfijning, ken.
overbeschaving; sluwheid, spitsvondig­ raskolnik, (Russ.), m. ketter.
heid, doortraptheid. rata, v. evenredige bijdrage of aandeel van
raffraichisseur, (Fr.), m. spuitinstrument, ieder apart.
om reukwater te doen sproeien. ratificatie, v. ambtelijke bekrachtiging; oor­
rage, (Fr.), v. woede; verzotheid op iets. konde van bekrachtiging.
ragout, (Fr.), m. kleingeneden vlees of vis ratiné, (Fr.), o. wollen gekrulde stof.
met gekruide saus. ratio, (Lat.), v. rede, oorzaak.
ragtime, (Eng.), v. tijdmaat of danswijs met rationalisatie, v. het volgens een vast plan
gesyncopeerde muziek. opvoeren van productiviteit en intensiviteit
raid, (Eng.), m. strooptocht; plotselinge in- van de arbeid in een bedrijf.
valstocht in vijandelijk land. rationalisme, o. wijsgerige richting die rede
Raiffeisenbank, v. onderlinge boerenleen­ als enige richtsnoer erkent, vooral in het
bank. Frankrijk van de He eeuw sterk ver­
railleren, schertsen, beetnemen. tegenwoordigd.
raison, (Fr.), v. rede, verstand, raison, ravijn, o. bergkloof, holle weg.
d'être, reden van bestaan; raison d'état, rayon, (Fr.), o. straal; afdeling in een wa­
reden van staatsbelang. renhuis; verstingsbereik.
raket, v. vuurpijl met knallading; slagnet razzia, v. strooptocht van Franse troepen
voor tennisspel. in Noord-Afrika; drijfjacht en inhechte­
raketauto, v. auto voortgedreven door ont­ nisneming van vele personen tegelijk, door
ploffing van vuurpijlen. de politie.
rallieren, weer verenigen. reaal, zakelijk, werkelijk.
Ramayana, nationaal epos der Indiërs, de reactie, v. terugwerking door een actie in het
geschiedenis van Rama. leven geroepen; het opzettelijk tegengaan
rampe, (Fr.), v. leuning; voetlicht van het van de vooruitgang in het staatsleven,
toneel. het terugvoeren tot een oudere, minder
ramschen, (Jidd.), partij goederen voor heel goede, toestand.
weinig geld verkopen of inkopen. reading-room, (Eng.), v. leeszaal.
rancune, (Fr.), v. wrok, haat. ready, (Eng.), gereed; soort vloerveegma-
Randglosse, (D.), v. kanttekening. chine, rolbezem.
rangeren, schikken, in orde brengen, reageerbuisje, o. cylindrisch glazen buisje,
rantsoen, o. losgeld; hoeveelheid voedsel, dat van onderen gesloten is, voor het
die dagelijks beschikbaar is. gebruik van scheikundige proeven,
rapiditeit, v. snelheid. reageren, tegenwerken, terugwerking uitoefe­
rappel, (Fr.), o. terugroeping(ssein); her­ nen; op iets ingaan.
innering. realiseren, verwezenlijken; te gelde maken
Rappen, (D.), m. Zwitserse centime, van effecten enz.
rapport, o. bericht, verslag; wederzijds ver­ reallife-film, (Eng.), film waarbij het prin­
band; overeenkomst. cipe der stereoscopie wordt toegepast,
rara avis (in terris), (Lat.), een zeldzame (zie grandeur-film).

123
Realpolitik (D.), v. politiek, die op de reclassering, v. het opnieuw indelen in klas­
voordelen uit is, zonder idealen te hebben. sen; maatschappelijk herstel (na gevan­
Realschule, (D.), v. Duitse school, onge­ genisstraf b.v.).
veer gelijk aan de HJB.S. recognitie, v. gerechtelijke erkenning van
rebbe, (Hebr.), m. wijsgeer, huisleraar. persoon, zaak of geschrift.
rebél, m. oproerling. recognitiegelden, gelden, die de erfpachter
rebus, m. beeldraadsel. aan den grondeigenaar betaalt en waar­
recalcitrant, weerspannend, tegenstrevend, mee hij diens eigendomsrecht erkent,
recapitulatie, v. korte herhaling van de recognosceren, voor echt erkennen; op ver­
hoofdinhoud. kenning uitgaan; onderzoeken,
receiver, (Eng.), m. ontvanger. recommanderen, aanbevelen.
recenseren, beoordelen; onderzoeken. reconstructie, v. vernieuwde samenstelling;
recent, uit de laatste tijd, onlangs gebeurd, wederopbouw.
recepis, o. ontvangbewijs. reconvalescent(e), m. en v. herstellende,
recept, o. artsenijvoorschrift door een dokter record, o. archiefstuk; het hoogste, wat er
gegeven; voorschrift ter bereiding van in de sport te bereiken is.
spijzen. recours, (Fr.), o. teruggang; toevlucht; recht
receptie/ v. ontvangst van gelukwensen, van schadeverhaal.
b.v. bij een verloving. recreatie, v. ontspanning.
reces, o. schriftelijk verdrag; nog verschul­ recruteren, troepen werven; personen wer­
digde som; op reces gaan, het uiteen gaan ven voor bepaalde betrekking.
van parlement voor een bepaalde tijd. recruut, m. soldatennieuweling.
recette, (Fr.), v. inkomst van gelden voor recta-wissel, m. onoverdraagbare wissel,
een concert b.v.; ambt van ontvanger, rector, m. bestuurder, hoofdleraar aan een
recherche, v. onderzoek, opsporing; politie, gymnasium of lyceum, priester in een ge­
die zich bezig houdt met het opsporen, sticht.
rechercheur, (Fr.), m. politiebeambte belast refu, (Fr.), o. schriftelijke ontvangbewijs,
met speurdienst; in Indië douanebeambte, reculeren, wijken, teruggaan.
recidive, v. het weer terugkomen van een reculer pour mieux sauter, (Fr.), achteruit­
ziekte; het opnieuw bedrijven van een gaan om des te beter te kunnen springen,
misdaad; herhaling. redacteur, m. opsteller van de inhoud van
recipieren, in een gezelschap opnemen; be­ een dagblad, tijdschrift enz.
zoekers ontvangen. redactie, v. het opstellen van dagbladen,
reciprociteit, v. wederkerigheid. tijdschriften enz., de daarmee belaste per­
recital, (Eng.), m. voordracht, concert van sonen.
één enkele persoon. redactioneel, tot de redactie behorende, er­
recitatie, v. voordracht van gedicht of proza, van uitgaande.
recitatief, o. op zangtoon gesproken verha­ redigeren, opstellen van berichten, bevelen
lend gedeelte van oratorium of opera, lende aankondiging.
reclamatie, v. terugvordering; indiening van enz.
bezwaren. redingote, (Fr.), v. geklede jas.
reclame, v. openlijke aanprijzing, aanbeve- redivivus, (Lat.), herleefd, uit de dood op­
reclameren, terugeisen, aanspraak maken op gestaan.
iets; zijn bezwaren indienen. Red Star, (Eng.), v. Belgische stoomvaarï-

134
lijn tussen Antwerpen en Philadelphia. refractie, v. straalbreking.
reduceren, herleiden, terugvoeren; vermin­ refrein, o. verzen, die aan het einde van
deren. een couplet worden herhaald.
reductie, v. terugvoering, herstel tot vorige refugié, (Fr.), m. uitgewekene, vluchteling
vorm; herleiding in de rekenkunde; kor­ om het geloof, vooral onder Lodewijk
tingspercentage op vastgestelde prijs, XIV.
reductiegetallen, vaste omrekeningskoersen refus, (Fr.), o. weigering, weigerend ant­
voor effecten, genoteerd in buitenlandse woord; afwijzing van huwelijksaanzoek,
munt. regaal, o. orgelregister, dat de mensenstem
reductio ad absurdum, (Lat.), v. herleiding nabootst; boekenplank; soort grote druk­
tot het ongerijmde. letter; gastmaal.
reduplicatie v. verdubbeling, regard, (Fr.), m. blik, aanblik, achting; re-
reëel, werkelijk, feitelijk, zakelijk. gard slaan, letten op.
refactie, v. korting voor beschadigde waren, regeneratie, v. wedervoortbrenging; gene­
referaat, o. verslag, bericht. zing, herstel; wedergeboorte; hernieuwd
referendaris, m. ambtenaar die verslag doet zedelijk leven.
van de inhoud van acten bij een rechts­ regent, m. rijksbestuurder; gestichtsbestuur­
college. der; diamant in vorstelijke kroon.
referendum, o. volksstemming. Regentenbond, m. nationale vereniging van
referent, m. verslaggever; inleider van een Indische regenten.
onderwerp bij een vergadering; verslag­ regie, (Fr.), v. spelleiding op het toneel;
gevende aankondiger van nieuw versche­ beheer van bepaalde staatsmonopoliën,
nen werken. régime, (Fr.), o. leefregel; regeringsstelsel;
reflectant, m. iemand die zich als gegadigde ancien régime, oude regeringstoestand,
heeft gemeld, vooral naar aanleiding van vooral van de Bourbons voor de Fr.
een advertentie. Revolutie.
reflector, m. weerkaatser, straalkaatser. regiment, o. bewind, bestuur; troepenafde­
reflex, v. onwillekeurige overbrenging van ling, die uit enige bataljons bestaat.
prikkels van één zenuw op een andere; regio, (Lat.), région, (Fr.), landstreek,
terugkaatsing. register, o, alphabetische bladwijzer; acten-
reflexbeweging, v. onwillekeurige beweging, boek, gerechtsboek; orgelschuif.
die op een bepaalde prikkel volgt. registered, (Eng.), aangetekend (van brie­
reform, v. omvorming. ven).
reformisme, de leer, die pl.m. 1900 in de registratie, v. het inschrijven van acten in
rechtervleugel der sociaal-democratie op­ wettelijk register.
kwam (vooral door Bernstein verdedigd), reglement, o. verordening, richtsnoer.
volgens welke het heersend kapitalistisch regres, o. teruggang, verhaal.
stelsel door hervormingen zodanig kon regresrecht, o. recht van den houder van
worden gewijzigd, dat de overgang naar een wissel tegen vroegere houders en
socialisme zonder revolutie mogelijk is. trekker, in geval de wissel niet wordt
reformist, m. aanhanger van die leer. betaald.
reform-kleding, v. dameskleding naar de regressief, teruggaand, terugwerkend,
natuurlijke eisen van de lichaamsbouw, regulariteit, v. regelmatigheid.
zonder corset. regulateur, regulator, m. regelaar; werktuig

125
ter verkrijging van regelmatige lucht­ ning, betaling van de verzendkosten van
stroom bij blaasinrichtingen; zeer regel­ een pakje bij de ontvangst daarvan,
matig lopende hangklok. remedie, v. middel, geneesmiddel,
regulier, regelmatig, geregeld. reminiscentie, v. herinnering; plaatsen die
rehabilitatie, v. eerherstel; in vorige staat. aan een of ander geschrift doen denken,
Reichsmark, (D.), v. Duitse rekeningseen­ remise, (Fr.), v. uitstel; kwijtschelding van
heid, 100 pfennige. schuld; koetshuis, wagenhuis, loods; kamp,
Reichswehr, (D.), v. vrijwillige weermacht die onbeslist gebleven is, b.v. bij het
der Duitse Republiek, gevormd door schaken.
Reichsheer(leger) en Reichsmarine. remitteren, terugzenden; weer ter hand stel­
reïncarnatie, v. weer tot vleeswording; te­ len; iets kwijtschelden.
rugkeer van een geest in een ander Remonstranten, godsdienstpartij van de ge­
lichaam na de dood. reformeerde kerk, in Holland de Armi-
reine du bal, (Fr.), v. balkoningin, mooiste nianen geheten.
meisje van 'het bal. remonte, (Fr.), v. remontepaarden, aanvul­
reine<claude, (Fr.), v. groene pruim, lingspaarden voor het leger.
reinette, (Fr.), v. koningsappel, renet, remonteren, opmaken, in orde brengen; de
relaas, o. bericht, verslag, verhaal. delen weer tot een geheel verenigen; het
relache, (Fr.), v. uitspanning, rust; het niet aanvullen van de paarden van een regi­
doorgaan van een toneelvoorstelling op ment.
een bepaalde dag. remplasant, (Fr.), m. plaatsvervanger voor
relais, (Fr.), o. wisselplaats, station, pleis­ de militaire dienst.
terplaats; stroomsluiter in electrische ge­ renaissance, v. wedergeboorte; herleving
leidingen. van kunsten en wetenschappen in de 15e
relatie, v. betrekking, verhouding, gemeen­ en 16e eeuw, vooral in Italië.
schap, omgang. Renard-trein, m. trein, getrokken door auto­
relatief, betrekkelijk, met betrekking tot. mobiel voor gewone wegen, volgens het
relativiteitstheorie, v. theorie van Einstein, stelsel van den Fransen kolonel Renard.
volgens welke de verschijnselen der be­ rendabel, rentegevend, de moeite lonend,
weging zich anders voordoen naar gelang winstgevend.
de beschouwer zich op een ander stand­ renderen, opbrengen, winst afwerpen,
punt plaatst. rendez-vous, (Fr.), o. afgesproken bijeen­
relevant, ter zake dienend. komst.
releveren, duidelijk(er) doen uitkomen; af­ rendez-vous-huis, o. huis waaraan personen
hankelijk zijn van iemand; behoren tot van verschillende sexe gelegenheid wordt
rechtsgebied, heerlijkheid; leenroerig zijn. gegeven elkaar te ontmoeten.
reliëf, o. verheven beeldwerk; glans, roem. renegaat, m. afvallige van geloof.
religie, v. geloof, godsdienst; geloofsstelsel, renommee, (Fr.), v. faam, naam, vermaard­
godsvrucht. heid.
reliquie, v. als heilig beschouwd overblijf­ renommist, (D.), m. vechtersbaas, opsnijder.
sel, beenderen, kleren e.d. van heiligen, Reno-ring, ring gedragen door Amerikaanse
remarquabel, opmerkelijk. gescheiden vrouwen, aan de derde vinger
remboe, (Mal.), v. wildernis. links, genoemd naar de stad Reno in
rembours (ement), o. terugbetaling, verreke­ Nevada, omdat daar zoveel ecfitscheidin-

126
gen worden uitgesproken. houden van ambtelijke ontvangdagen enz
renovatie, v. hernieuwing, herstelling; repressie, v. onderdrukking, beteugeling,
tweede aanmaning bij achterstallige belas­ réprimande, (Fr.), v. terechtwijzing, ver­
ting. wijt.
rentabiliteit, v. rentegevendheid. reproche, (Fr.), v. verwijt, berisping, blaam,
renuraereren, terugbetalen, gebeurd geld reproductie, v. wedervoortbrenging; naboot­
weer uitgeven; natellen. sing, copie; herstelling van beschadigde
renunciatie, v. opzegging van een zaak; af' dierlijke lichaamsdelen.
stand doen; het afzien van proces enz. reptielen, kruipende dieren.
renvoyeren, ontslaan, terugzenden, verwij­ republiek, v. gemenebest, waar het bestuur
zen. niet in handen is van een erfelijk vorst,
reorganisatie, v. nieuwe inrichting; hernieu­ doch in die van een gekozen president,
wing. request, o. verzoekschrift.
reorganisator, m. iemand die reorganiseert requestrant, m. indiener van verzoekschrift;
(zaak, dienst). eiser.
reparatie, v. herstelling; vergoeding, requiem, (Lat.), o. zielmis, muziek en zang
repatriatie, v. terugkeer naar het vader­ daarbij.
land. requiescat in pace, (Lat.), hij (zij) ruste
répertoire, (Fr.), o. zaakregister; gezamen­ in vrede!
lijke toneelstukken, die gezelschap kan requireren, verzoeken, vorderen in rech­
opvoeren; gezamenlijke muziekstukken, ten.
die musicus kan uitvoeren. requisiet, o. vereiste, noodzakelijke eigen­
repeteren, herhalen; overleren; instuderen, schap; benodigd voorwerp voor toneel­
repeteergeweer, o. snelvuurgeweer, waar­ voorstelling.
mee, na een lading, meerdere schoten ge­ res, (Lat.), v. zaak, ding, vermogen; res
lost worden. publica, algemeen belang, de openbare
repetent, m. herhaler; terugkerende cijfers zaak.
van een repeterende breuk. rescript, o. antwoord op schriftelijk ver­
repetitor, m. iemand, die met de studenten zoek; pauselijke beschikking als antwoord
de colleges repeteert, ter voorbereiding op theologische vraag.
van een examen; leider van kooroefe­ rescriptie, v. schriftelijke last tot inning of
ningen. uitbetaling van een som.
repliceren, antwoorden, ertegen inbrengen, reservaat, o. voorbehoud, het bedongene.
repliek, v. tegenantwoord. reserve, (Fr.), v. voorbehoud, beding, nood­
reportage, (Fr.), v. het berichtgeven aan voorraad; manschappen voor het leger,
kranten. die als aanvulling in voorraad zijn ge­
reporter, (Eng.), m. verslaggever. houden.
repos, (Fr.), m. rust. reserve-armee, woorden door Marx in het
représailles, (Fr.), weerwraak; wrekende Kapitaal gebruikt (armee is leger) voor
tegenmaatregelen. groeiend getal werklozen, die de lonen
representant, (Fr.), m. vertegenwoordiger, drukken.
representatief, vertegenwoordigend, met reservist, m. dienstplichtige, die tot de re­
goede manieren en goed voorkomen, serve behoort.
representatiegelden, vergoeding voor het reservoir, (Fr.), o. bak, vergaarbak, be-

127
waarplaats. restitutio in integrum, (Lat.), herstel in vo­
resident, m. vertegenwoordiger van een rige staat; volledig herstel.
vorst; hoofd van een residentie in Ned.- restrictie, v. beperking, inkrimping, voor­
Indië, belast met burgerlijk bestuur, het behoud.
geldelijk beheer en het politiegezag. resultaat, o. uitslag, gevolg.
residentie, v. hofstad, gewone verblijfplaats resultante, v. kracht, die hetzelfde zou kun­
van vorst; gebied dat onder resident nen uitwerken als twee samengestelde
staat. krachten.
resignatie, v. neerlegging van ambt; berus­ résumé, (Fr.), o. korte samenvatting, korte
ting; het zich schikken in zijn lot. inhoud, beknopt overzicht.
resisteren, weerstand bieden. rétablissement, o. herstelling.
resolutie, v. besluit, beslissing, doortastend­ retard, (Fr.), o. vertraging, achterlijkheid,
heid; oplossing in vloeistof. reticule, v. klein werkzakje voor vrouwen,
resoluut, vastberaden, doortastend; gul. retina, oognetvlies.
résonance, (Fr.), v. resonantie, het weer­ retinascoop, toestel om aan oog van iemand
klinken, naklank; meetrillen van lucht in die wordt ondervraagd, waar te nemen of
nabijzijnde ruimte. hij de waarheid spreekt.
resorberen, weer opslorpen. retirade, v. aftocht, terugtocht; toevlucht­
respect, o. ontzag, achting, eerbied: op­ soord); W.C.; verschansing.
zicht. retort, v. kolffles, kromhalzige glazen fles.
respectabel achtenswaardig, aanzienlijk, retour, (Fr.), v. terugkeer, terugreis; terug­
respectief, respectievelijk, ieder voor zich, zending van geld of goederen,
onderscheidenlijk. retourneren, terugkeren; terugzenden,
respijt-dagen, uitsteldagen, toegestaan na de retraite, v. terugtocht; aftocht; R.K. tijdelijke
vervaldag van een wissel. afzondering om zich aan godsdienstige
respirator, m. instrument tot bevordering overpeinzing over te geven; pensioen,
van gestoorde ademhaling. retributie, v. teruggave; vergoeding, gelde­
responderen, antwoorden op vragen van lijke beloning.
professor op het responsiecollege, retrospectief, terugziend.
ressentiment, (Fr.), o. wrok, gevoeligheid; reünie, v. hereniging; gezellige bijeenkomst.
pijnlijke herinnering, die overblijft van ge­ Reuter, Engels nieuwsagentschap.
beurtenis. revanche, (Fr.), v. wraak, genoegdoening:
ressort, (Fr.), o. veer, drijfveer; gezagsge- tweede spel om verlies in eerste te her­
bied; district; vak. stellen.
ressorteren, onder de bevoegdheid vallen réveil, (Fr.), m. opwekking; geestelijke her­
van. leving.
restant, o. overschot, achterstallig gedeelte réveillon, (Fr.), m. nachtmaaltijd (vooral
van schuld. op Kerstnacht of op Oudejaarsavond),
restaurant, o. eethuis. revelatie, v. ontdekking; openbaring,
restauratie, v. herstelling, verbetering; her­ revenant, (Fr.), m. spook.
stel van koninklijk huis op een troon; revenons a nos moutons, (Fr.), laten wij
eethuis. tot ons onderwerp terugkomen.
restitueren, herstellen, teruggeven, vergoe­ réverbère, (Fr.), v. straatlantaren; gepo­
den, terugbetalen. lijste holle spiegel.

128
révérence, (Fr.), v. diepe kniebuiging voor welsprekendheid.
dames. rhetorisch, redekunstig.
reverend, (Eng.), m. eerwaarde, titel van rheumatiek, v. pijnlijke aandoening van het
een lageren geestelijke in de Engelse kerk. celweefsel der spierbundels.
reverentie, v. eerbetuiging, eerbiedig ontzag; rhinitis, v. neusontsteking.
buiging. rhinoceros, m. neushoorn.
revers, ra. keerzijde van munten; jasopslag; rhinoscopie, v. neusonderzoek met spiegels,
schriftelijke tegenbelofte. rhododendron, (Gr.), m. alpenroos,
review, (Eng.), v. maandblad, tijdschrift, rhonzbus, (Lat.), m. ruit, gelijkzijdige scheve
revisie, v. herziening; tweede drukproef, vierhoek.
revisionisme, o. naam die aanvankelijk voor Rhönrad, (D.), o. nieuw sporttoestel, met
reformisme werd gebruikt (zie aldaar); holle stalen hoepels, dat in beweging ge­
revisionisme betekent letterlijk, het' her­ bracht wordt doordat de sportbeoefenaar
zien, hier dus het herzien van de de staven die de hoepels verbinden, als
Marxistische leerstellingen. steun voor voeten en handen gebruikt en
revisor, m. onderzoeker, naziener, contro­ het zwaartepunt verlegt.
lerende ambtenaar in het oude Rusland, rhythme, o. naar bepaalde maat geregelde
revival, (Eng.), o. plotselinge religieuse beweging.
herleving. riant, (Fr.), lachen, vrolijk.
revoir, (Fr.), m. wederzien; au revoir, tot ricinus-olie, v. wonderolie.
weerziens. rideau, (Fr.), o. gordijn; kleine aarden wal,
revolteren, in opstand brengen, komen, waarachter belegerden zich verbergen,
revolutie, v. omwenteling; staatsomwente­ ridendo dicere verum, (Lat.), lachende de
ling. waarheid zeggen.
revolutionair, omwentelingsgezinde. ridicule, (Fr.), belachelijk.
revolver, m. pistool met vijf of zes lading­ rien du tout, (Fr.), in het geheel niet.
kamers. Riffkybalen, Berbers, die het Riff (in het
revue, (Fr.), v. wapenschouw, toneelstuk, Noorden van Marokko) bewonen.
waarin de gebeurtenissen van de das, right or wrong, my country, (Eng.), recht
worden bezongen, soms ook bespot; titel of onrecht, het gaat om mijn vaderland,
van tijdschriften. rigide, (Fr.), stijf, hard; streng, onverbidde­
rex, (Lat.), m. koning. lijk.
rez-dc-chaussée, (Fr.), m. gelijkvloerse ver­ rigoreux, (Fr.), uiterst streng.
dieping. Rigsbank, v. Deense rijksbank.
rhabdomantie, v. wichelroedelopen; opspo­ rinforzando, (It.), versterkt.
ring van verborgen dingen met staven, ring, (Eng.), m. vereniging van handelaren
rachitis, v. Engelse ziekte. die elkaar willen bevoordelen.
rhapsodie, v. mengelmoes van brokstukken: rio, (Sp.), m. rivier.
muziekstuk van vrije stukken, waarin riposteren, een terugstoot toebrengen bij het
volksmelodiëen van een bepaald volk ver­ schermen; snel en treffend antwoorden,
werkt zijn. risee, (Fr.), v. mikpunt van spot.
Rheingold, m. Pullmantrein, Hoek v. Hol­ risico, o. gevaar; waagstuk.
land-—Keulen—Bazel—Luzern. risorgimento, (It.), m. herbloei; periode van
rhetor, (Gr.), m. redenaar, leraar in de wederopleving in Italië, begonnen in 1848

129
en gericht op de vereniging van alle romance, (Fr.), v. lied, inhoudende avon­
Italianen in één staat. tuur.
risqueren, wagen, gevaar lopen; op het spel romancier, (Fr.), m. romanschrijver,
zetten. romanesk, romanachtig, avontuurlijk; zie­
risura teneatis, amici, (Lat.), houdt uw kelijk dweperig.
lachen in, vrienden. romantiek, v. kunstrichting aan het eind 18e
ritus, (Lat.), m. overgeleverd gebruik, kerk­ en begin 19e eeuw, die streefde naar
gebruiken bij de eredienst. grootse indrukwekkendheid, en het ge­
rival, rivaal, m. mededinger, medeminnaar, voel en de verbeelding op de voorgrond
riviera, (It.), v. oever- of kustland; de Ri- stelde. Deze richting ging gepaard met
viera, kustland langs de Middellandse zee. verheerlijking van de Middeleeuwen,
roastbeef. (Eng.), o. geroosterd rundvlees. romantisch, in de geest van de romantiek;
Robaver, Rotterdamse Bankvereniging. weinig rekening houdend met de werke­
robber, m. twee gewonnen van drie partijen lijkheid.
whist. ronde, v. rondedans; rondgaande wacht,
robe, (Fr.), japon, tabberd van rechtsge­ rondeau, (Fr.), o. rondezang, muziekstuk
leerde. met refrein.
robes et confections, dameskleren naar Röntgenoloog, m. geneesheer die speciaal
maat. werkt met Röntgen-stralen.
robijn, m. harde edelsteen. Röntgen-stalen, electrische stralen, die door
Robinsonade, v. avontuurlijk verhaal in de ondoorschijnende stoffen dringen.
trant van Robinson Crusoë. room, (Eng.), v. kamer.
robot, v. leen- of herendienst in Beieren, ropie, v. Oost-Indische gouden of zilveren
Bohemen, Silezië en Oostenrijk. munt
robuust, sterk, krachtig, gespierd. roquefort, (Fr.), m. soort schapenkaas,
rococo, (Fr.), m. sierlijke stijl uit het mid­ rosarium, (Lat.), o. rozenkrans, rozentuin,
den der 18e eeuw. rosette, (Fr.), v. rozet, roosvormig sieraad;
rodelbaan, v. hellende weg voor sleden. bepaald soort diamant; ordeteken,
Rodominto, Japanse arbeiders- en boeren­ rossinant, m. paard van Don Quichote;
partij. knol.
roebel, m. Russische munt. Rotary (-club), (Amerik.), v. philantro-
roeman, (Mal.), v. huis. pische vereniging van personenen, die
roi, (Fr.), m. koning; roi soleil, zonne­ allen een verschillend beroep uitoefenen,
koning, Lodewijk XIV. rotatie, v. ronddraaiïng, beweging om as;
rokade, v. onderlinge verwisseling van dagelijkse beweging der aarde.
plaats van kasteel en koning in het rotatiepers, v. drukpers, waarbij cylindrische
schaakspel. stereotypplaten op de drukrollen worden
Roma aeterna, het eeuwige Rome. vastgeschroefd.
Romaans, van het oud-Romeins afstam­ roteren, ronddraaien.
mend; Romaanse talen, Italiaanse, Spaan­ roti, (Fr.), m. gebraad.
se, Portugese, Franse, Roemeense talen rotonde,, v. rond gebouw.
enz.; Romaanse stijl, bouwstijl van ker­ rotorschip, o. een in 1924 door Flettner
ken vooral, ronde bogen en vensters en uitgevonden schip, dat door twee cylin-
zware muren. ders in beweging wordt gehouden.

130
rot(t)an, (Sp.), o. riet, rotting. Rubicon, m. oude naam van een rivier op
rotten boroughs, (Eng.), vervallen mark- de grens van Italië en Gallië; de Rubicon
vlekken, waarin het kiesrecht in handen overtrekken, een stap doen waarvan men
van enkele grondbezitters was. niet meer terug kan.
Rotterdam Lloyd Rapide, expresstrein Mar- rubriek, v. afdeling, klas, soort; opschrift,
seille—Den Haag. op aansluiting van ruche, (Fr.), v. dichtgeplooid, rechtopstaand
mailschepen te Marseille. belegsel.
roué, (Fr.), m. aristocraat, die aan la­ rücksichtslos, (D.), niets ontziende,
ger wal is geraakt. rudimenta, (Lat.), rudimenten, eerste gron­
rouge, (Fr.), v. middel om wangen en lip­ den of beginselen; onontwikkelde
pen rood te maken; rood. lichaamsdelen.
roulade, (Fr.), v. opgerold vlees. rugby, (Eng.), o. voetbal, waarbij ook met
rouleren, omlopen, gangbaar zijn. de handen wordt gewerkt.
rousj-hasjono, (Hebr.), Nieuwjaarsdag, ruïne, v. ondergang; verwoesting; puin­
route, (Fr.), v. weg, rijweg, straatweg; hoop, bouwval.
koers. Rule Britannia, (Eng.), Engels volkslied,
routine, (Fr.), v. bedrevenheid door erva­ dat aanvangt met de woorden: Beheers
ring; sleur. Britannië.
rowdy (Eng.), m. ruwe kerel. rumba, nieuwe Negerdans.
royaal, gul. run, (Eng.), m. grote toeloop van mensen,
Royal Society, (Eng.), koninklijk genoot­ vooral naar de banken.
schap of academie. Rundfunk, (D.), m. draadloze omroep,
royalty, (Eng.), v. koningschap; aandeel, ruptuur, v. breuk, scheui4; vriendschaps­
dat door uitgever aan schrijver of com­ breuk.
ponist wordt betaald, voor ieder verkocht ruraal, landelijk, boers.
exemplaar. rush, (Eng.), plotselinge snelle toevloed van
royement, o. schrapping als lid. personen naar een plaats; voorzet, ren
rozet, v. roosvormig sieraad. bij het voetbalspel.
rubber, (Eng.), v. gom-elastiek; harssoort russophiel, Russenvriend.
afkomstig van tropische bomen. rusticiteit, v. landelijkheid, boersheid.
rubbish, (Eng.), o. waardeloze nonsens. Rutschbaan, (D.), v. trambaantje, dat, met
steile helling, op en neer rijdt op kermis.

s.
S. of St. of Set. — Sint, Sainct, Sanct, hei­ S.A.C.E.M. = Société des Auditeurs, Com-
lige. positeurs et Editeurs de Musique, ver­
S,A. Sturmabteilung (D.), stormafdeling eniging van uitvoerende kunstenaars,
bij de nazi's. componisten en uitgevers van muziek.
S.A. Société Anonyme, (Fr.), Naam­ S.A.I. = Socialistische Arbeiders Interna­
loze vennootschap. tionale.
S.A.B.E.N.A. Société Anonyme Beige S.A.R.O.V. Socialistische Arbeiders
de Navigation Aérienne, N.V. Belgische Radio Omroep voor Vlaanderen.
Luchtvaartmaatschappij. S.A.V. — Surinaams Arbeiders Verbond.

131
S.A.W.O. = Surinaamse Algemene Wer­ gevonden suikersurrogaat, ten gebruike
kers Organisatie. voor suikerzieken.
S.D.A.P.-er, m. = lid der Sociaal Demo­ sacerdotaal, priesterlijk.
cratische Arbeiders Partij. sacrament, o. genademiddel, in de Prot. kerk
S.D.G. = soli deo gloria, (Lat.), alleen aan twee, in de R.K. zeven.
God de eer. sadist, wellustmoordenaar.
S.G.P. = Staatkundig Gereformeerde Partij. sado, licht Indisch rijtuigje, waarin men
S.H. = Sarekat Hindia, vereniging tot het rug aan rug (dos a dos) zit.
nastreven van een spoedige nationale salvis tranquillus in ondis, veilig te midden
zelfstandigheid van Indië. van de baren.
SJ. = Sarekat Islam. safe deposit, veilige bewaarplaats, om ef­
sing. = singularis, (Lat.), enkelvoud. fecten en kostbaarheden te bewaren.
S.J. = Societas Jesu, (Lat.), van de orde safety first, voorzichtigheid boven al.
der Jezuïten. saffier, blauwe edelsteen.
S.K.K. = Socialistische Kunstenaars Kring. sage, v. overlevering, legende.
S.O.S. = save our souls, (Eng.), „redt sagittarius, m. Schutter in de Dierenriem.
onze zielen"; sein, waarmee een schip, Sahara, v. zandwoestijn.
dat in nood verkeert, per radio, hulp saillant, vooruitstekend; in het ooglopend.
vraagt. saison, (Fr.), o. jaargetijde; tijd van het
S.P.R. = Society for Psychical Research, jaar waarop badplaatsen bezocht worden;
(Eng.), vereniging voor zielkundig on­ speeltijd van schouwburgen enz.
derzoek. sake, saki, v. alcoholhoudende Japanse rijst­
S.S.R. = Societas Studiosorum Reformato- wijn.
rum, (Lat.), Unie van Gereformeerde salaam, salam, o. vrede; vredewens, Ooster­
Studenten aan Openbare Universiteiten. se groet; salam aleikum, vrede zij met U.
s*s«t.t. = salvis titulis, (Lat), met voorbe. salamander, m. soort tweeslachtig dier; soort
houd der titels (op adressen). kachel.
s.t. = salvo titulo, (Lat.), met voorbehoud salami, v. Italiaanse cervelaatworst.
van de titel. salarieren, bezoldigen.
S.T.O.VJ.A. = School tot Opleiding van saldo, o. rekeningsoverschot
Inlandse Artsen. Salische wet, v. oudste verzameling van
s.v. = salva venia, (Lat.), met verlof ge­ Duitse wetten, uit de 5e eeuw.
zegd. salmiak, salmoniak, v. sal-amoniacum, vluch­
S.V.A = Studenten Vredes Actie. tig loogzout, zoutzure ammoniak.
s.v.p. = s'il vous plaït, (Fr.), als het u Salomonisch, wijs en oordeelkundig als
belieft. Salomon.
sabbat, m. rustdag, bij de Joden Zaterdag, salon, (Fr.), m. zaal, gezelschapszaal; jaar­
sabel, o. bont van de Siberische sabelmarter, lijkse schilderijententoonstelling te Parijs;
sabel, v. soort zwaard. salon de coiffure, (Fr.), m. kapperswin­
sabotage, (Fr.), v. heimelijk bederven van kel.
goederen, om den eigenaar schade te be­ salon de refusés, (Fr.), m. jaarlijkse ten­
rokkenen; heimelijk trachten werk in de toonstelling van schilderijen, die voor
war te sturen. de salon geweigerd werden,
saccharine, v. door Fahlberg in 1878 uit­ saltimbanque, (Fr.), m. kunstenmaker, pot-

132
senmaker. sangfroid, (Fr.), o. koelbloedigheid,
salto, (It.), m. sprong; salto mortale, dood- sanguinisch, volbloedig van temperament;
sprong, halsbrekende sprong, waarbij de levendig.
springer omduikelt zonder de grond te Sanhedrin, (Hebr.), o. raadsvergadering,
raken. die vroeger te Jeruzalem uit 72 leden be­
salueren, groeten. stond.
saluut, gegroet; groet door het lossen van sans, (Fr.), zonder; sans gêne, vrij en on­
kanonschoten. gedwongen; sans peur et sans reproche,
salvation-army, (Eng.), v. leger des heils. zonder vrees of blaam.
salve, (Lat.), wees gegroet sansculotte, (Fr.), m. eigenlijk zonder kuit­
salversaan, o. arsenicumpreparaat, middel broek, voormalig aanhanger van de ultra-
tegen syphilis. democratische regering van Frankrijk.
salvo, gelijktijdig afvuren van een aantal Sanskrit, o. oude taal der Hindoes,
kanonnen. sans-souci, (Fr.), o. zonder zorg; naam van
Sam, (Eng.), m. Samuël; Uncle Sam, bij­ lustslot te Potsdam.
naam voor Noord-Amerika. santé, (Fr.), v. gezondheid; gevangenis te
sambal(an), (Mal.), Indische toespijs. Parijs.
Samojeden, volksstam van de Noordkust Santos, v. beste soort Braziliaanse koffie,
van Azië en Oostelijk Europa. genoemd naar uitvoerhaven.
samos, m. Griekse zoete wijn van Samos. sappeur, (Fr.), m. loopgravenmaker,
samowar, (Russ.), v. kleine koperen thee­ sarabande, v. soort menuet, voorname
ketel. Spaanse dans.
sampan, (Mal.), v. sloep. sarcasme, o. bijtende spot, vinnig gezegde,
samurai, (Jap.), oude krijgsadel. sarcophaag, v. doodkistvormig grafteken,
sanatogeen, o. bloedsterkend, eiwithoudend sardine, (Fr.), v. kleine soort zilverharing,
patentmiddel. sardonische lach, m. schampere spotlach.
sanatorium, (Lat.), o. inrichting voor zieken Sarekat Islam, m. vereniging van Moham­
en herstellenden. medanen, ter bevordering van de belan­
sancta simplicitas, (Lat.), v. heilige een­ gen der Islamietische inlanders van Ned.-
voud. Indië, gesticht in 1912.
sanctie, v. wettelijke bevestiging; dwang­ Sarekat Rajat, m. de Rode S.I., massa­
middel. organisatie onder leiding van de Com­
sanctioneren, zijn goedkeuring aan iets munistische partij.
hechten. saro(e)ng, (Mal.), v. gebatikte lap, kle­
sanctus, (Lat.), heilig; gedeelte van de R.K. dingstuk voor mannen en vrouwen m
Mis. Ned.-Indië.
sandaal, v. bindzool, Oosters schoeisel, satanisch, duivels.
sandwich, (Eng.), m. twee op elkaar ge­ satelliet, m. bijplaneet; wachter; persoon,
legde dunne sneedjes brood met plakje die als ondergeschikte iemand steeds volgt,
vis of vlees ertussen. satijn, o. atlaszijden stof.
sandwichman, (Eng.), m. persoon, die voor satinet, o. halfzijden stof.
en achter bekleed is met reclameborden, satisfactie, v. genoegdoening, schadeloos­
saneren, de gezondheidstoestand verbete­ stelling.
ren. satsoenma, (Jap.), o. hard, rijk pottebakkers•

133
werk uit Japan. scenario, o. indeling van tonelen van ont­
satureren, verzadigen. worpen stuk; ontwerp voor film.
Saturnalia, (Lat.), Saturnusfeesten, bras­ scène, (Fr.), v. toneel; tafereel; pijnlijk
partijen van alle standen in het oude voorval.
Rome. scepsis, v. scepticisme o. twijfelleer, twijfel­
Saturnus, (Lat.), m. god van de tijd; pla­ zucht.
neet met ringen. schaakmat, overwonnen bij het schaakspel.
satyr, sater, m. veldgod met bokspoten; Schablone, (D.), v. model, staal.
oude wellusteling. Schablonenmassig, (D.), iets, wat in de
Satz, (D.), m. gedeelte van muziekstuk, sleur verricht wordt, zonder eigen ideëen.
satyre, v. hekeldicht. Schachfunk, (D.), m. schaakles per radio.
sauce, (Fr.), v. saus. Schadenfreude, (D.), v. leedvermaak,
saucisse, v. saucisson, m. saucijs, kleine schalmei, v. herdersfluit.
braadworst. schandaleus, schandelijk.
sauveren, redden, behouden. Scharfmacher, (D.), m. iemand die anderen
sauve-garde, (Fr.), v. vrijwaring. tot scherp optreden ophitst.
savanne, v. grote grasvlakte of bosweide scharlaken, o. vuurrode kleur, vuurrode
in Noord-Amerika. stof.
savant, (Fr.), m. geleerde. scheik, sheik, sjeik, m. oudste hoofd van
savante, (Fr.), v. geleerde vrouw, blauw­ Arabische stam.
kous. schema, (Gr.), o. gestalte, beeld; schets,
savoir-vivre, (Fr.), o. wellevendheid- schepter m. koningsstaf.
(skunst). scherzo, (It.), schertsend, luimig muziek­
savoureren, langzaam genieten, met smaak stuk.
verorberen. Schewoeoth, (Hebr.), weken; Wekenfeest
Savoyard, (Fr.), m. Savoyer, inboorling van der Joden, Pinksteren.
Savoye; kleine schoorsteenveger. schibah, (Hebr.), treurweek.
sawah, (Mal.), v. kunstmatig bevloeid rijst­ Schieber, (D.), m. smokkelaar, opkoper, die
veld. van crisisomstandigheden profiteert.
saxophone, v. door Sax uitgevonden koperen Schiefer, (D.), o. leisteen.
blaasinstrument. Schienen-Zeppelin, (D.), Zeppelin op rails,
scabiës, (Lat.), v. schurft in vorm aan Zeppelin herinnerende spoor­
scabreus, ruw, hobbeling, schuin. wagen, waarmee zeer grote snelheden
scala, v. ladder, toonladder; gradenschaal, worden bereikt.
scalperen, huid met haar van het hoofd Schiffahrtfunk, (D.), m. draadloze berichten
trekken zoals de Indianen in N.-Amerika voor scheepvaart.
doen. schisma, scheuring, (vooral in de kerk),
scanderen, een vers volgens het rythme af­ schizophrenie, v. geestesziekte, waarbij de
meten. natuurlijke samenhang tussen de gedachte
Scandinavië, o. Denemarken, Noorwegen en en voorstellingen verbroken is.
Zweden. Schlager, (D.), m. successtuk.
scarf, (Eng.), v. smalle, fijne wollen bonte Schlaraffenland, (D.), o. luilekkerland,
das. schlemiel, (Joods) m. arme stakker.
scarlatine, v. roodvonk. Schlendrian, (D.), m. sleur.

134
Schmieren, (D.), v. rondreizende troep to voor doctoraal examen opgegeven,
neelspelers van mindere rang. scrofuleus, klierachtig.
schminken, (D.), blanketten. scrupuleus, angstvallig, te nauwgezet,
schneidig, (D.), kranig, flink. sculptuur, v. beeldhouwkunst; beeldhouw­
Schola Cantorum, zangersschool, naam van werk.
Zangvereniging. Scylla, v. gevaarlijke klip bij Messina, te­
scholastiek, v. schoolse wijsheid; wijsgerige genover de draaikolk Charybdis; van
richting in de Middeleeuwen; Jezuïeten­ Scylla in Charybdis vervallen, van de
leerling; scholastisch, schools, de scho­ regen in de drop komen.
lastiek betreffend. séance, (Fr.), v. zitting, lezing, spiritistische
Schundliteratur, (D.), v. prulromans, schun­ bijeenkomst.
nige lectuur. season, (Eng.), v. jaargetijde, drukste tijd
Schupo, (D.), m. Duitse Rijkspolitie in de uitgaande Londense wereld.
(Schutzpolizei). secans, (Lat.), v. snijlijn.
Schwadronneur, (D.), m. snoever. secessionisten, afgescheidenen, voorstanders
Schwamm d'r über, (D.), de spons erover, van slavernij in Zuidelijke staten van
nu uit, afgelopen. Amerika in de oorlog van 1861; aanhan­
schwarmerisch, (D.), dwepend. gers van moderne richting in Duitsland,
Schwarzarbeiter, (D.), m. persoon, die on­ secluderen, uitsluiten.
bevoegd is en tegen minimum-loon werkt. second, (Fr.), m. tweede; getuige bij duel;
Schwarzhörer, (D.), m. clandestiene radio­ opperstuurman.
luisteraar. secondair, tweede plaats innemend,
Schwerindustrie, (D.), v. metaalindustrie. secondant, m. helper, duelgetuige; hulponder­
Schwerenöter, (D.), m. schalk, guit. wijzer aan kostschool.
scilicet, (Lat.), namelijk, te weten. second-hand, (Eng.), tweedehands.
sclerose, v. verkalking. secreet, o. geheim; privaat.
scorbut, m. scheurbuik. secret de Polichinelle, (Fr.), o. publiek ge­
score, (Eng.), v. twintigtal; inkeping; aan­ heim.
tal behaalde punten. secretariaat, o. ambt of kantoor van secre­
Scorpius, (Lat.), m. schorpioen, sterren­ taris.
beeld. secretarie, v. schrijfkamer, kantoor van
Scotland Yard, (Eng.), hoofdkwartier der secretaris.
Londense politie. secretaris, m. geheimschrijver, schrijver;
scout, (Eng.), m. padvinder. secretaris-generaal, algemeen secretaris,
scouts jamboree, (Eng.), padvinderswereld- hoogste ambtenaar aan ministerie,
kamp. sectaris, een secte-vormer.
scriba, (Lat.), m. schrijver, secretaris, secte, een zich angstvallig van anderen af­
scribent, m. schrijver; samensteller van een sluitende groep.
werk, (dikwijls in verachtelijke zin ge­ sectie, v. lijkopening; chirurgische snede,
bruikt) . sector, m. gedeelte van cirkel, tussen twee
scrips, (Eng.), certificaten van niet-volge­ stralen en een boog.
storte aandelen; bewijzen van nog niet seculariseren, wereldlijk maken van geeste­
uitbetaalde rente. lijke goederen.
scriptie, v. verhandeling over onderwerp, seculum, (Lat.), eeuw; in secula seculorum,

135
(Lat.), tot in alle eeuwigheid. semi, half.
secundair, in de tweede plaats, onderge­ semi-arts, m. student, die eerste artsexamen
schikt. heeft gedaan.
secundo, (Lat.), ten tweede; tweede partij Semieten, afstammelingen van semietische
van vierhandig pianospel. volkerengroep, o.a. Joden, Arabieren,
secuur, zeker van zijn zaak; vertrouwd, seminarie, seminarium, o. kweekschool,
sedan, gesloten auto, met ingesloten chauf­ vooral voor geestelijke voorgangers bij
feursplaats, zonder ruit tussen voor- en de R.K. Kerk en bij de Joden.
achterzitplaatsen. Semietische talen, talen van de Oosterse
sediment, o. neerslag, bezinksel. volkeren, die van Sem afstammen.
Seehandlung, (D.), v. Pruisische staatsbank, semper, (Lat.), altijd, immer; semper aliquid
segment, o. gedeelte van cirkel tussen koor­ haeret, er blijft altijd wat hangen (van
de en boog. kletspraatjes b.v.).
se habla espanol, (Sp.), hier wordt Spaans semper crescendo, altijd groeiend.
gesproken. semper idem, altijd dezelfde.
Sehnsucht, (D.), v. vurig verlangen. semper virens, altijd groen.
seid, (Arab.), m. gebieder, vorst. sen, m. Japanse munt.
seider, (Hebr.), avond van het Paasfeest, senaat, m. raad der Ouden; stadsraad; be­
seigneur, (Fr.), m. heer. stuur van hogeschool; bestuur van stu­
seismograaf, m. instrument voor het meten dentencorps.
van aardbevingen. senateur, senator, m. raadslid; lid van de
Sejm, het Pools Parlement. Eerste Kamer, lid van de senaat.
sejourneren, vertoeven. seniel, gelijk een grijsaard; afgeleefd.
sekreet, o. bestekamer. senior, m. oudere, oudste.
sekse, o. geslacht, kunne. seniorenconvent, o. raad van de oudsten;
Sekt, (D.), m. Duitse champagne. raad van leiders, partijhoofden.
select, (Eng.), uitgelezen. sensatie, v. zinnelijke gewaarwording; in­
selectie, teeltkeus. druk; opzien.
Selene, (Gr.), v. maangodin, maan. sensibel, voelbaar; gevoelig; lichtgeraakt
self-feeder, (Eng.), v. toestel tot automa­ sensualisme, o. zinnelijkheid; zinnelijk aan­
tisch kolen bijvullen. schouwingsvermogen; leer die als enige
self-government, (Eng.), o. zelfregering, kenbron de zinnelijke waarnemingen aan­
self-help, (Eng.), eigen hulp. neemt.
self-made man, (Eng.), m. iemand die zich sensueel, zinnelijk, wellustig.
er zelf bovenop heeft gewerkt. sensus communis, (Lat.), gewoon mensen­
seller, best seller, (Eng.), een boek dat zeer verstand.
veel wordt verkocht. sentiment, o. gevoel, gewaarwording,
semantiek, v. leer der betekenis van de separaat, afgezonderd.
woorden. seperatisme, o. het streven om zich af te
semaphoor, v. seinlicht op paal aan de kust; scheiden.
seinpaal van de spoorwegen. separator, m. afscheider, werktuig om vloei­
sembah, (Mal.), m. eerbiedige Oosterse bare stoffen van de vaste af te scheiden,
groet. sephardim, Spaans-Portugese Joden.
semester, o. halfjaar. sepia, v. inktvis; zwartbruine verf.

136
septanguiair, zevenhoekig. sesam, toverwoord; sesam open u!
septennaat, zevenjarig tijdperk. sessie, v. zitting.
septet, septuor, o. muziekstuk voor zeven setter, (Eng.), m. patrijshond.
personen. settlement, (Eng.), o. nederzetting, vesti­
septime, v. zevende toon van de grondtoon ging, kolonie.
af. Sèvres, (Fr.), o. fijn porcelein uit Sèvres
Septuaginta, (Lat.), v. zeventig, Griekse bij Parijs.
vertaling van het Oude Testament door sex appeal, sexuele aantrekkingskracht,
een zeventigtal geleerde Joden, 200 v. sextant, v. astronomisch hoekmeetinstru-
Chr. ment.
sequens, (Lat.), v. het volgende; R.K. soort sexte, v. zesde toon van toonladder,
lofzang. sexueel, geslachtelijk.
sequester, v. volgorde, reeks. Sezession, (D.), v. afscheiding; moderne
sequitur, (Lat.), daaruit volgt. Duitse kunstrichting.
serafijn), m. vuurengel; hemelgeest. sfeer, v. bolrond lichaam; hemel- of wereld­
serail, o. paleis van Turksen sultan; harem, bol; gezichtskring; arbeidsveld; maat­
serbet, o. ijskoud vruchtensap. schappelijke kring.
sereen, helder, klaar. sfinx, v. fabelachtige schepping, leeuwin
serenade, (Fr.), v. avond- of nachtmuziek, met hoofd en borst van vrouw; symbool
voor het huis gebracht van dengene ter van wijsheid en raadselachtigheid,
ere wien men speelt. shabby, (Eng.), kaal.
seria, (Lat.), v. ernstige dingen. shakehands, (Eng.), de hand drukken.
sericultuur, v. zijdeteelt. Shakers, (Eng.), sidderaars, een Kwaker-
serie, series, (Lat.), v. reeks, rij; getallen­ secte. (vooral in Amerika).
reeks; series lectionum, lijst colleges van shampooing, (Eng.), het wassen van het
Universiteit hoofdhaar.
serieus, ernstig. shantung, dunne zijde-achtige stof.
sermoen, o. rede, preek; vervelende lezing, share, (Eng), v. aandeel, actie.
serotherapie, v. ziektebehandeling met shawl, (Eng.), v. sjaal.
serum. shelter, (Eng.), v. kampeertent; schuil­
serpent, o. slang; helleveeg. plaats.
serpentine, v. slangelijn; opgerold gekleurd sheriff, (Eng.), m. landrechter.
papierstrookje, dat zich slangachtig ont­ sherry, m. Xereswijn.
rolt, wanneer het wordt uitgegooid, ge­ shilling, (Eng.), m. zilveren Engelse munt.
bruikt bij feesten. shimmy, (Eng.), v. nieuwerwetse dans, die
serre, v. glashuis, broeikas; kamergedeelte, alweer niet meer zoveel gedanst wordt,
door glas ingesloten. shingled hair, (Eng.), o. kortgeknipt haar
serum, (Lat.), o. waterige organische stof; voor vrouwen, zoals de mannen 't dragen,
inentstof tegen besmettelijke ziekten enz. shocking, (Eng.), aanstotelijk.
serveren, opdienen. shopping, (Eng.), winkelen.
service, (Fr.), v. dienst; bediening; tafel­ shorthand, (Eng.), o. stenografie,
gerei. show-room, (Eng.), v. toonkamer.
serviel, slaafs. shrapnel, (Eng.), v. granaat-kartets.
servituut, o. dienstbaarheid, dwang. Shylock, (Eng.), m. wrede woekeraar (naar

137
de persoon Shylock van Shakespeare). satiriek weekblad te München.
Siamese tweeling, v. tweeling, Chang en simplistisch, eenzijdig; alles uit één beginsel
Eng, in Siam geboren, die door een weef- verklarend. Geneigd om voor alle ver­
selstreng aan elkaar waren verbonden, schijnselen een eenvoudige verklaring te
sibylle, v. tovenares, waarzegster, geven.
sic, (Lat.), aldus, let wel. simulatie, v. nabootsing, veinzing van ziekte
sic transit gloria mundi, (Lat.), zo vergaat enz.
de roem van de wereld. simultaan, gemeenschappelijk, gelijktijdig,
sideraal, siderisch, de sterren betreffende, (simultaanspelen, één speler tegen velen),
siërra, (Sp.), v. bergketen. sinanthropus. m. Peking-mens, voor-histo­
siësta, (It.), v. middagslaapje. rische mens, waarvan schedel is gevonden
sight-seeing, (Eng.), o. het aflopen of af­ in 1929 te Tsjoe-kou-tien.
rijden van bezienswaardigheden. sine, (Lat.), zonder; sine dubio, zonder
signaal, o. teken, sein, leuze, parool, twijfel; sine ira et studio, onpartijdig, on­
signalement, o. persoonsbeschrijving (bij op­ bevooroordeeld.
sporing door de politie). sinecure, v. ambt zonder bezigheden.
signatuur, v. merking, ondertekening, volg- Singalees, m. bewoner van Ceylon.
teken of -letter. Sing-Sing, v. grote model-gevangenis in de
significa, v. betekenisleer. staat New-York.
signor, (It.), m. heer, gebieder. singularis, (Lat.), m. enkelvoud.
signora, (It.), v. vrouw, mevrouw. s.'ngulier, zonderling.
Sikhs, Volk uit N.W. Brits-Indië. sinister, onheilspellend; onguur; ramp, onheii.
shikker, (Hebr.), dronken. sinjo, (Mal.), m. jongeheer; halfbloed.
silentium, (Lat.), o. stilzwijgend; stil. Sinn Feiner, m. aanhanger van de Sinn Fein
silhouette, (Fr.), v. schaduwbeeld. (wij zelf) beweging; voorstander der
silcose, v. mijnwerkerstering. Ierse onafhankelijkheid.
silk, (Eng.), zijde. sinoloog, m. kenner der' Chinese taal, zeden
silo, m. onderaardse bewaarplaats voor gra­ en gebruiken.
nen in Spanje; graankelder. sint, m. heilige.
siluur, o. één der oudste aardvormen met sintoisme, o. Japanse staatsgodsdienst.
veel overblijfselen van vissen. sinus, (Lat.), m. loodlijn van het ene uit­
Silvester-avond, m. Oudejaarsavond, einde van een cirkelboog, neergelaten op
s'il vous plait, (Fr.), als het u belieft. de straal, die door het andere uiteinde
Simavi, medische steun aan inheemsen; ver­ gaat.
eniging met dat doel in O.- en W.-Indië. si paria Italiano, (It.), hier wordt Italiaans
simile, (Lat.), op gelijke wijze. gesproken.
Simonisme St., o. socialistisch stelsel van siphon, (Fr.), m. zuigbuis, hevel, spuitwater-
den graaf de St. Simon (begin 19e eeuw), fles.
met hoofdstelling: Ieder volgens zijn Sir, (Eng.), m. heer, mijnheer; titel van
krachten, aan ieder volgens zijn be­ baronets.
hoeften. Sire, m. titel van keizer en koning.
simple comme bonjour, doodeenvoudig, sirene, v. zeenimf, bekoorlijke verleidster;
simplex, (Lat.), o. het eenvoudige. controle-toestel; misthoorn.
Simplicissimus, m. de onnozelste van allen; sirih, (Mal.), v. Indische plant, waarvan de

13S
bladeren als pruim gekauwd worden. slöjdschool, v. school voor bepaald soort
Sirius, (Lat.), m. hondsster. handenarbeid.
sirocco, (It.), m. droge, hete Z.O. wind in slum, (Eng.), armenwijk.
Italië. smaragd, o. groene edelsteen.
Sisyphuswerk, o. moeilijk, vergeefs werk. smoking, v. herenjasje, zonder panden,
situatie, v. ligging, toestand. smoking not allowed, (Eng.), verboden te
si vis pacem, para bellum, (Lat.), zo gij roken.
vrede wenst, bereidt u dan voor op oorlog, snapshot, (Eng.), o. momentopname.
sixpence, (Eng.), v. halve shilling. sneer, (Eng.), m. honend gelach.
sjaal, v. omslagdoek. snob, (Eng), m. aanstellerige poen.
sjabbesgoi, (Hebr.), v. persoon die voor de sobranje, v. huis van afgevaardigden in
Joden op Zaterdag het werk doet. Bulgarije.
sjalom, (Hebr.), vrede, begroeting. sociaal, maatschappelijk.
sjamaan, m. toverpriester en dokter bij sociaal-chauvinisme, socialisme in woorden,
Samojeden en andere Siberische volkeren, chauvinisme in daden. Benaming, die tij­
sjammes, m. koster der Joodse kerk. dens de wereld-oorlog is ontstaan,
sjechieta, (Hebr.), v. slachten volgens de sociaal-democratie, v. de arbeidersbeweging,
Joodse ritus. die zich om de tweede internationale
sjeik, m. Arabisch opperhoofd. groepeert. In vele landen nog beheer.it
sjekel, m. sikkel; jaarlijkse contributie der door reformistische opvattingen, bracht
Zionisten. de s.-d. in een aantal landen, (met name
sjikse, v. Christen vrouw. Frankrijk en Spanje) door een eenheids­
sjiwwe zitten, (Hebr.), een dode betreuren, front met de aanhangers van de Derde
door 7 dagen op de grond te gaan zitten, Internationale aan te gaan, krachtig aan
sjochet, (Hebr.), m. slager, me? diploma van het fascisme weerstand te bieden,
opperrabbinaat. sociaal-revolutionairen, partij onder het
sjoelbak, m. Fries spel met schijven. Tsarisme op het eind 19e en begin 20e
skaat, o. zeker Duits kaartspel. eeuw, die de betekenis van de leiding
skelet, o. geraamte. der arbeidersklasse onderschatte en in
sketch, (Eng.), v. schets. individuele terreur geloofde.
ski, v. lange sneeuwschoen, sneeuwschaats. Socialisme, o. staatkundig-economische leer,
skoepstjina, v. Zuid-Slavische volksverte­ die het particulier bezit van de grond en de
genwoordiging. productiemiddelen bestrijdt en deze in
sky-scraper, (Eng.), m. wolkenkrabber in handen van de gemeenschap wil brengen,
Amerika. societas, (Lat.), v. vennootschap; gezelschap,
slam, m. alle slagen bij bridgespel. société anonyme, (Fr.), v. naamloze ven­
Slamatan, (Mal.), v. godsdienstige maaltijd nootschap.
bij belangrijke gelegenheden. society, (Eng.), de deftige gezelschapskrin­
slang, (En.), o. beroeps- of groepstaal. gen, toonaangevende wereld.
Slaven, volkengroep: Tschechen, Russen, Socinianen, aanhangers van Socinus, die de
Serviërs, Polen, Bulgaren enz. godheid van Jezus ontkende.
sleeping-car, (Eng.), v. slaapwagen. socioloog, m. beoefenaar van de sociologie,
slip of the pen, (Eng.), v. schrijffout. de leer van de wetten der samenleving.
sloegi, m. Arabische windhond. Socratisch, van Socrates.

139
sodomie, (Fr.), v. tegennatuurlijke mannen- sonoor, (wel) klinkend.
ontucht. sophisme, o. drogreden.
so easy, (Eng.), v. knijpbril. sopraan, v. hoogste vrouwenstem.
Soefi-kerk, v. kerk voor allen. sorbet, o. Turkse koeldrank.
soerah, (Ar.), v. hoofdstuk van de Koran, Sorbonne, v. Parijse Hogeschool.
soesah, (Mal.), v. last, moeite. sordino, (It.), v. sourdine, demper,
Soesoehoenan, (Jav.), m. vorst sultan, keizer, soroptimisten-club, v. internationale vereni­
sofa, v. Turkse rustbank. ging van vrouwen van verschillend be­
Sofnarkom, (Russ.), raad van volkscommis­ roep, ter bevordering van de betekenis
sarissen. der beroepskeuze der vrouw en ter aan­
soiree, (Fr.), v. avond (partij). kweking van goede internationale ver­
soit, (Fr.), het zij zo. standhouding.
soja, v. Japanse bonensoort. sorteren, uitzoeken, schiften.
sokol, m. Slavische turnvereniging met na­ sortie, v. uitgang; damesavondmantel zon­
tionalistische bijbedoelingen. der mouwen.
Sol, (Lat.), m. de zon. soterologie, v. heilandsleer.
soldatesk, op ruwe soldatenmanier. sotnia, (Russ.), v. afdeling Kozakken,
solderen, met gesmolten metaal aaneenhechten sou, (Fr.), m. stuiver.
soldij, v. soldatenloon. soubrette, (Fr), v. zangeres van vrolijke
solecisme, o. grove taalfout. rollen.
solfège, v. zangoefening op vocalen. souffleren, blazen, influisteren, rol voorzeg­
solidair, saamhorig. gen op het toneel.
solide, dicht, vast; duurzaam, stevig, be­ sound-film, (Eng.), geluidsfilm.
trouwbaar. soupé, v. avondeten.
solist, m. solozanger solospeler. souple, (Fr.), buigzaam, soepel.
sollicitant, m. dinger naar een post. souplesse, (Fr.), v. lenigheid, buigzaamheid,
solo, alleen. sous-bras, (Fr.), m. oksellapje tegen door­
solutie, v. oplossing. zweten.
solvent, in staat om te betalen. sous-chef, (Fr.), m. onder-chef.
somatisch, op het lichaam betrekking heb­ soutane, (Fr.), v. R.K. overkleed voor
bend. priester.
somma, v. bedrag. souteneur, (Fr.), m. minnaar van een pu­
sommatie, v. dagvaarding, opeising, gerech­ blieke vrouw, die op haar kosten leeft,
telijke aanmaning. souterrain, o. onderaardse verdieping in
somnambule, (Fr.), v. helderziende in mag­ huis.
netische slaap; slaapwandelaarster. souvenir, (Fr.), o. herinnering(sgeschenk).
sonate, (Fr.), v. uit vier delen bestaand mu­ souverein, oppermachtig, onbeperkt,
ziekstuk. sovereign, m. Engelse gouden munt.
sonatine, v. kleine sonate. Sownarkom, (Russ.), sovjet der volkscom­
sonderen, peilen. missarissen.
sonnet, o. klinkdicht, meestal in jambische Sowchozy, (Russ.), staatsbouwlandbedrijven
verzen, van 14 regels, met streng voor­ van grote omvang.
geschreven rijm van bepaalde regels on­ sowjet, (Russ.), m. bestuursraad van arbei­
derling. ders, boeren en soldaten.

HO
so wie so, (D.), toch al. spinet, o. ouderwets klavier.
spaghetti, (It)., dunne macaroni. Spinozisme, o. leer van Spinoza, dat God
spahi, m. Turks ruiter. en de natuur één zijn.
Spanjool, m. Spanjaard. spionnage, v. verspieden.
Spartaans, van Sparta; hard als in Sparta. spiraal, v. schroefvormige draad.
Spartacist, (D.), m. volgelingen Spartacus- spirit, (Eng.), o. geest, vuur.
bond, d.z. Duitse revolutionairen, die spiritisme, o. leer der spiritisten, die menen
tijdens en kort na de oorlog onder leiding met de geesten van afgestorvenen gemeen­
van Liebknecht en Rosa Luxemburg de schap te hebben.
revolutionaire beginselen trouw bleven, spiritualiën, geestelijke aangelegenheden;
spasme, o. kramp. sterke dranken.
spatie, v. ruimte, tussenruimte. spiritualisme, o. wijsgerig stelsel, dat alles
speaker, (Eng.), m. spreker, redenaar, voor­ tot de geest terugbrengt.
zitter Lagerhuis. spleen, zwaarmoedigheid.
specerij, v. kruiderij. splendid isolation, (Eng.), schitterende af­
speciaal, bizonder; nauwkeurig. zondering, steunen op eigen kracht.
specialist, m. iemand die van bepaald vak split, (Ind.), o. klein half glas whiskey.
speciale studie maakte; geneesheer die spontaan, vanzelf opwellend, zonder invloed
bepaald onderdeel der geneeskunde uit­ van buitenaf.
oefent, b.v. zenuwarts. sporadisch, verstrooid, hier en daar.
specificatie, v. uitgewerkte opgave. sport, (Eng.), v. uitspanning door lichaams­
specimen, (Lat.), o. proef, staaltje. oefening.
spectacle, (Fr.), o. schouwspel; spectacle sprint, (Eng.), m. wedloop op korte 3f-
coupé, voorstelling van gedeelten van standsbaan.
opera's. spurt, (Eng.), v. plotseling inspanning aan
spectraal-analyse, onderzoek naar grond­ eindwedstrijd om tegenstander voor te
stoffen van brandende lichamen, ook he­ komen.
mellichamen, door middel van het prisma­ square, (Eng.), v. groot vierkant stadsplein.
kleurenbeeld. Stabat Mater, o. R.K. kerkgezang.
spectrum, (Lat.), o. spookverschijning; kleu­ stabiel, bestendig, onwankelbaar.
renbeeld van het ontlede licht. staccato, (It.), afgestoten, kort.
speculant, m. beursspeler. stadie, v. stadion, (Gr.), o. maat van 600
speculatief, op vermoedelijke winst bere­ voet bi; de Grieken; loop of renbaan;
kend; bespiegelend. sportterrein met tribunes er omheen,
speculeren, overdenken, bespiegelen; kopen staduim, (Lat), o. trap van ontwikkeling.
en verkopen aan de beurs, met het doel Stagiriet, m. Aritstoteles.
grote winst te maken. stagneren, bederven, stilstaan, verrotten.
speech, (Eng.), v. redevoering. Stahlhelm, (D.), m. Bond van oud-Front-
spenderen, besteden, uitgeven. ƒ soldaten in Duitsland.
sperma, v. mannelijk zaad. stake, (Eng.), m. inzet bij de wedrennen,
spes, (Lat.), v. hoop; spes patriae, de hoop stalles d'orchestre, (Fr.), zitplaatsen vlak
van het vaderland, de jeugd. achter de orkestruimte.
spesen, onkosten. Stamboel, Turkse naam voor Constantinopel.
spiccato, (It.), met springende strijkstok. stance, (Fr.), v. vers, couplet.

141
stand, (Eng.), m. uitstalling van fabriek, steward, (Eng.), m. huishofmeester,
vereniging enz. op tentoonstelling, sthetoscoop, m. hoorbuis voor onderzoek v.
standaard, ra. ijkmaat; richtsnoer; vaandel. borstholte.
Standchen, (D.), o. serenade. stigma, (Gr.), o. punt, teken, litteken;
stanitza, (Russ.), v. kudde; kozakkendorp. wondteken aan het lichaam van Jezus,
star, (Eng.), v. ster; filmgrootheid. stileren, stijlvol inkleden.
stars and stripes, (Eng.), sterren en strepen, stilist, m. iemand, die zijn gedachten in goede
vlag der Ver. Staten van N.-Amerika, stijl weet uit te drukken.
start, (Eng.), m. punt waar paarden afrijden, stimulans, (Lat.), o. opwekkend, prikkelend
statica, v. evenwichtsleer. middel; aansporing.
statief, o. voetstuk (voor fototoestel b.v.). stipendium, (Lat.), o. beurs voor onbemid­
stationnair, stilstaand, blijvend. delde studenten.
statistiek, v. verzameling van in cijfers uit­ stoa, zuilenzaal in Athene, waar de wijsgeer
gedrukte gegevens over bepaalde toestan­ Zeno zijn lessen gaf; vandaar dat diens
den en gebeurtenissen. wijsbegeerte Stoïcisme wordt genoemd,
status, (Lat.), m. staat, toestand. stock, (Eng.), m. fondskapitaal; voorraad,
statuut, o. verordening; statuten, bindende stoffage, v. stoffering, v. toerusting; aankle­
grondregels voor de leden van genoot­ ding (huiskamer).
schap, vereniging enz. Stoïcisme, o. oud-Griekse wijsbegeerte, die
steamer, (Eng.), m. stoomboot. leert, dat de mens boven tijdelijke be­
steel, (Eng.), m. staal. geerten, naar gemoedsrust moet streven,
steeple-chase, (Eng.), v. wedren met hin­ stoppage, (Eng.), v. onzichtbaar stoppen,
dernissen. door inweven van draden van dezelfde
Stefani, v. Italiaans persagentschap. stof.
Stelldichein, (D.), o. plaats van samenkomst store, v. zonneblind.
van geliefden. storting, o. Noorse volksvertegenwoordiging,
stencil, (Eng.), o. geprepareerd waspapier, stout, (Eng.), o. donkerbruin bier.
met behulp waarvan men vele schrijf­ Stovia, v. school voor inlandse artsen te
machine-afdrukken kan maken, Batavia.
stenographie, v. kortschrift. stradivarius, m. zeer goede viool door Stra­
stenotypiste, v. machineschrijfster, die ook divarius (1644—1737) gebouwd.
kortschrift gebruikt. strait, (Eng.), v. straat, zee-engte.
Stentor, m. heraut bij de Grieken voor de Straits (Settlements), Engelse neder­
Troje; iemand met zware stem. zetting aan de straat van Malakka.
step, (Eng.), m. Amerikaanse dans. Strapatzen. (D.), vermoeienissen, zwaar werk
steppe, v. woeste grasvlakte in Rusland, strateeg, m. krijgskundige.
stereoscoop, m. optisch werktuig, dat vlakke strategie, in de krijgskunde de kunst om een
beelden met reliëf vertoont. oorlog of veldtocht te winnen. In de poli­
stereotiep, vast, onveranderlijk terugkerend, tiek, de kunst, zijn uiteindelijk doel te
steriel, onvruchtbaar. bereiken.
steriliseren, door verwarming van ziekte­ stratosfeer, v. gedeelte dampkring dat hoger
kiemen ontdoen; kiemvrij maken. ligt dan 10 K.M.
sterling, (Eng.), wettelijke Engelse voet- Streber, (D.), m. iemand die door allerlei
munt, van 20 shilling. middelen tracht vooruit te komen.

142
street, (Eng.), v. straat. subjunctief, m. aanvoegende wijs van werk­
Streik, (D.), m. strike (Eng.), werkstaking. woord (b.v. het zij zo).
Streikbrecher, (D.), m. onderkruiper. subliem, verheven.
stricto jure (Lat.), naar streng recht, sublimaat, o. uitwendig ontsmettingsmiddel,
stricto sensu, (Lat.), strikt genomen. sublimeren, vervluchtigen; zuiveren van
strike, (Eng.), v. werkstaking. vloeistoffen.
stringent, nadrukkelijk, afdoend. submicroscopisch, slechts waar te nemen
strong man, (Eng.), m. krachtige persoon­ door ultramicroscoop.
lijkheid. subordinatie, v. ondergeschiktheid,
strophe, (Gr.), v. versafdeling. subscribent, m. ondertekenaar.
structuur, v. bouw, samenstelling. subscriptie, v. ondertekening.
struggle for life, (Eng.), strijd om het be- subsidiair, hulp verlenend; zo nodig te ver­
staan. vangen door.
struma, o. vergroting schildklier, opgezette subsidie, v. en o. bijdrage, toelage, gelde­
krop. lijke steun.
Struwelpeter, (D.), m. Piet de smeerpoes, substantie, v. zelfstandigheid, stof; hoofd­
strychnine, v. sterk vergif. bestanddeel.
studentikoos, studentachtig. substantieel, wezenlijk, zelfstandig,
studie, v. wetenschappelijk leren; oefenings­ substantief, o. zelfstandig naamwoord,
stuk van schilder. substitutie, v. plaatsvervanging.
studio, (It.), m. werkkamer van kunstenaar substraat, o. onderlaag, voedingsbodem,
of cineast. subtiel, fijn, teer.
stupide, (Fr.), dom; stompzinnig. subtropisch, halftropisch, grens hete en ge­
Sturm und Drangperiode, (D.), v. over­ matigde luchtstreek.
gangstijdperk in de kunst, het leven (de succes, o. goede afloop, goede uitslag; suc-
puberteit b.v.) enz., gekenmerkt door veel cès d'estime, (Fr.), o. bijval, slechts ver­
strijd en worstelingen. kregen door achting voor den schrijver;
stuwadoor, m. scheepsbevrachter. matige bijval.
Styx, m. hellerivier. successie, v. (erf)opvolging.
suaviter in modo, fortiter in re, (Lat.), successief, allengs, langzamerhand; opvol­
zacht in de wijze, maar krachtig in de gend.
zaak. suède, (Fr.), o. Zweeds leer.
sub, (Lat.), onder, bij, sub rosa, onder de sufficit, (Lat.), het is genoeg.
roos, in het geheim; sub voce, onder het suffix, o. achtervoegsel.
genoemde woord (in een woordenboek), suffocatie, v. verstikking.
subaltern, ondergeschikt. suffragette, (Eng.), v. voorstandster van
subamendement, o. onderamendement op een vrouwenkiesrecht.
amendement. suggereren, bij iemand voorstelling opwek­
subcommissie, v. hulpcommissie. ken door geestelijke beïnvloeding,
subiet, plotseling. suggestie, v. door geestelijke beïnvloeding
subject, o. onderwerp; grondwoord van 'n zin opgewekte voorstelling.
subjectief, onderwerpelijk; alleen op „ik" suicidum, (Lat.), o. zelfmoord.
betrekking hebbend; tegenstelling met ob­ sui generis, (Lat.), van zijn soort.
jectief. Suisse, (Fr.), m. Zwitser; kerkknecht.

143
suite, v. gevolg, begeleiding; vervolg; op­ plank door de branding naar het strand
eenvolgende kamers. laten voeren.
sujet, (Fr.), o. onderwerp; onderdaan; vent, surnumerair, m. ambtelijke graad.
individu. surplus, o. overschot.
sukade, v. klein gesneden gekonfijte pom­ surprise, v. verrassing.
poen. surrealisme, o. nieuwe kunstrichting, berus­
sulfaat, o. zwavelzuur zout. tend op zuiver psychisch automatisme,
Sultan, m. Oosters keizer. surrogaat, o. vervangingsmiddel.
Sultane, v. bevoorrechte gemalin v. Sultan. surséance, v. opschorting van betaling, door
Sumatraan, m. bewoner van Sumatra; plot­ de rechtbank toegestaan.
selinge stormvlaag met bliksem in zee sursum corda, (Lat.), de harten omhoog,
tussen Sumatra en Malakka. surveillance, (Fr.), v. toezicht, bewaking,
summa, v. som, getal; summa summarum, suspect, (Fr.), verdacht.
gezamenlijk bedrag. suspenderen, verschuiven, opschorten.
summair, samengevat. sutti, v. Hindoe-weduwe, die zich op de
summus, -a, -m, (Lat.), hoogste; summa cum brandstapel gelijk met haar overleden
laude, met hoogste lof. echtgenoot laat verbranden.
Sunday, (Eng.), m. Zondag. sutra, v. heilig boek der Hindoes.
super, (Lat.), over, zeer. suum cuigue, (Lat.), elk het zijne.
superbe, (Fr.), voortreffelijk, svelte, (Fr.), slank.
super-dreadnought, (Eng.), m. grootst mo­ Swaraj, (Hind.), van eigen land, beweging
dern slagschip. der inheemsen in Engels-Indië, die naar
superi, (Lat.), goden der bovenwereld, zelfbestuur streeft.
superieur, hoger, machtiger; voortreffelijk; Swastika, v. hakenkruis uit de Indische fa­
m. meerdere, hogere in rang. belleer; oud geluksteken. Teken door de
superioriteit, v. meerderheid; voortreffelijk­ Nazi's voor hun beweaina als symbool
heid. gebruikt.
superlatief, v. overtreffend? trap. sweater, (Eng.), m. dikke gebreide trui;
supernaturalist, m. aanhanger van de leer, patroon die te maken kledingstukken als
dat God, op wonderbaarlijke wijze de huiswerk tegen hongerloon te verwerken
natuurkrachten beheerst. geeft.
superstitie, v. bijgeloof. sweating-systeem, (Eng.), tegen hongerloon
supper, (Eng.), o. avondeten. arbeiders van huisvlijt uitbuiten,
suppleren, aanvullen; bijbetalen. sweepstakes, (Eng.), wedren om prijs, be­
supplement, o. aanvulling; aanhangsel, staande uit inleggelden van deelnemers,
suppoost, m. oppasser, dienaar van het ge­ sweetheart, (Eng.), v. liefje, geliefde,
recht. sybariet, m. aan zingenot verslaafde wekeling,
suppositie, v. onderstelling. sycophant, m. verklikker.
suppressie, v. onderdrukking; afschaffing. syllabe, v. lettergreep.
supra, (Lat.), boven. syllabus, m. overzicht hoofdpunten van te
suprematie, v. oppermacht, oppertoezicht houden lezing; syllabus errorum, R. K.
(vooral Paus over bisschoppen), pauselijk rondschrijven, 1864, met lijst van
surchargeren, overladen. gevaarlijke leringen, in 1907 gevolgd door
surfriding, (Am.), watersport, zich op een nieuwe.

144
syllogisme, o. sluitrede. syncretisme, o. samengroeiing, samenvlech­
symbiose, v. samenleving van twee dieren, ting van gedachten zonder innerlijke een­
twee planten of dier en plant, wanneer heid.
voor beide individuen dit samen-leven syndicaat, o. ambt van syndicus; vereniging
nodig is. ter behartiging van gemeenschappelijke
symboliek, v. leer van de zinnebeelden, belangen; bankiersvereniging; in Frank­
symbolisme, o. Franse dichtersschool, die de rijk vooral vakvereniging.
kunstuiting zoekt in zinnebeeldige voor­ syndicalisme, o. beweging zich baserend op
stellingen. de vakverenigingen, die de Marxistische
symbool, o. zinnebeeld. leer verwerpt, de noodzakelijkheid van de
symmetrie, v. evenmaat, evenredigheid van revolutionaire politieke strijd ontkent
de delen tot het geheel. veelal onder anarchistische leiding,
sympathetisch, medegevoelend, zielsverwant, syndicalisten, leden van vakverenigingen,
sympathie, v. medegevoel; gevoelsovereen- vooral in Frankrijk.
stemming. synode, v. (hervormde) kerkvergadering,
symphonie, v. welluidende samenklank; synoniem, gelijkbetekenend.
groot veelstemmig muziekstuk voor ver­ synopsis, v. overzicht van een wetenschap,
schillende instrumenten. synoptici, eerste evangelisten van het
symposium, (Lat.), o. drinkgelag, Nieuwe Testament.
symptomatisch, als een symptoom, aanwij­ syntaxis, (Lat.), v. leer samenstelling en
zing; bijkomstig optredend. verbinding der volzinnen.
synagoge, v. Joods bedehuis. synthese, v. samenstelling, samenvatting,
synchronisch stelsel, o. stelsel van verkeers­ synthetisch samenstellend.
regeling, waarbij op alle kruispunten het syphilis, v. venerische ziekte.
hoofdverkeer gelijktijdig wordt gestopt, Syrjenen, volksstam van Mongooische oor­
synchronisme, o. samenvatting van gebeur­ sprong, wonende langs de N.-O.-kust van
tenissen. Rusland.
syncope, v. eigenaardige accentverplaatsing systeem, o. stelsel.
in muziek. systematisch, stelselmatig.

T.
t.a.p. ter aangehaalde plaatse, TH. Sftud.) theologiae studiosus, (Lat.),
t. a t. = tout a toi, (Fr.), geheel de uwe. m. student in de godgeleerdheid,
t. a v. - tout a vous, (Fr.), geheel de uwe. tom — tomus, boekdeel.
T.B.T.A. Toelak-Bahla Tawil Oemoer, T.S.F. Télégraphie sans fil, (Fr.), draad­
(Mal.), het voorkomen van ongelukken loze telegrafie.
in het lange leven, tegen het communisme t.s.v.p. tournez s.v.p., (Fr.), onderaan
gerichte vereniging. bladzijde omdraaien a.u.b.
T.H. = Technische Hogeschool. t.t. = totus tuus, (Lat.), geheel de uwe.
Th.C. = theologiae candidatus, (Lat.), m. T.U.C. = Trade-Unions Congress, (Eng.),
candidaat in de godgeleerdheid. congres van vakverenigingen.
Th. Dr. theologiae doctor, (Lat.), m tabbaard, m. lang staatsiekleed, mantel.
doctor in de godgeleerdheid. tabel, v. staat, overzichtstafel.

H5
tabé, (Mal.), Indische groet, welkom,vaarwel, talio, (Lat.), v. wedervergelding.
tabernakel, m. tent, loofhut bij de Joden; talisman, m. gelukaanbrengend voorwerp,
R.K. sacrementshuisje. talkie, (Eng.), v. spreekfilm.
(abes, v. uittering. Talmud, m. veizameling godgeleerde ver­
table d'hóte, v. (Fr.), open tafel in een hotel, handelingen van de Joden.
tableau, (Fr.), schilderij, tafereel; tableau; tamarinde, v. Oostindische zuurdadelboom
verdere beschrijving overbodig; tableau de met laxerende peulvruchten.
la troupe, lijst van de toneelspelers van tamboereren, trommelen.
een troep. tambourin, (Fr.), m. borduurraam.
tablet, o. plank; plakje. tandem, (Lat.), eindelijk; tandem fit surculus
taboe, heilig, onaantastbaar, gewijd aan arbor, de stek wordt eens een boom.
hogere machten, verboden, vooral als tandstickor, (Zw.), m. Zweedse lucifers,
onderwerp van gesprek. tangens, (Lat.), v. raaklijn aan cirkel of
tabouret, v. stoeltje zonder leuning. kromme lijn.
tabula rasa, (Lat.), v. onbeschreven blad. Tango, v. Argentijnse dans.
tacet, (Lat.), hij zwijgt. tank, (Eng.), m. grote ronde bak voor het
tache de beauté, (Fr.), v. schoonheidsvlek. verzamelen van petroleum; verplaatsbaar
tact, m. gevoel, tastzin, regelmatige (dans)- pantserfort.
beweging; zuiver oordeel, goede smaak tankschip, o. schip met tanks, voor vervoer
om te onderscheiden wat er in bepaalde van petroleum.
omstandigheden moet plaats vinden, Tantalus, (Lat.), m. koning uit de oudheid,
tactiek, v. overleg in wijze waarop men te die in de onderwereld, tot aan de kin in
werk gaat; in de krijgskunde de kunst, om het bronwater stond, terwijl boven zijn
een gevecht te winnen. In de politiek, de neus heerlijke vruchten hingen, die echter
toepassing van de strategie (zie aldaar) terugweken, wanneer hij er van eten wilde;
in de bijzondere en wisselende situaties. iemand die in de onmiddellijke nabijheid
De tactiek kan en moet zich dus wijzigen het door hem verlangde toch niet kan
in verband met de voorwaarden van de bereiken.
strijd, zonder ooit met het uiteindelijk doel tantième, (Fr.), o. aandeel in de winst.
in tegenspraak te komen. Bij opportunisten tant niieux. (Fr.), des te beter.
wordt de tactiek echter een doel op zich tant pis, (Fr.), des te erger.
zelf zonder principiële grondslag. Tanzfunk, (D.), m. dansmuziek per radio.
taël, v. Chinese zilveren munt. tapestry, (Eng.), o. geweven behangsel.
tafereel, o. voorstelling, beschrijving, schil­ tapioca, v. cassavemeel.
dering. tapisserie, (Fr.), v. behangsel; bekleding.
taifoen, (Chin.), m. wervelstorm in de In­ tapir, m. hoefdier met grote slurf.
dische Oceaan. taptoe, o. soldatensignaal om zich naar het
taille, v. lichaamsgestalte, vorm bovenlijf, nachtkwartier te begeven.
tailleur, (Fr.), m. kleermaker; damesjapon, tarantella, v. Siciliaanse volksdans.
talent, o. bepaald gewicht aan geld bij de tardo, (It.), langzaam.
oude Grieken en Joden; natuurlijke be­ tarief, o. prijsopgave.
gaafdheid. tarra, (It.), v. wat van het brutogewicht
tali-api, (Mal.), v. vuurtouw, lont om si­ voor verpakking wordt afgetrokken.
garen aan te steken. Tartaren, (eigenlijk beter Tataren), Mon-

146
goolse stam; in Rusland gevestigde Tur­ muziek werd gecomponeerd; onderschrift
ken; bewoners van Noordelijkst China. voor tekening of plaat.
Tartuffe, (Fr.), m. schijnheilige, huichelaar, telefonist (e), beambte van de telefoon.
(naar een persoon uit een stuk van die Telefunken, Duitse maatschappij tot het ver­
naam van Molière). vaardigen van toestellen van draadloze
Taube, (D.), v. duif, Duits oorlogsvlieg­ telegrafie en telefonie.
tuig uit de eerste jaren van de wereld­ telegrafist(e), ambtenaar van de telegraaf,
oorlog. teleologie, v. philosophische leer, dat de ge­
Taurus, (Lat.), m. stier, (sterrenbeeld), beurtenissen in de natuur en in het heelal
tautologie, v. onnodige herhaling van iets op een doel zijn gericht.
dat reeds gezegd is. telepathie, v. werking van de ene geest op
taverne, (Fr.), v. herberg, kroeg. de andere, zonder zintuigelijke gemeen­
taxameter, m. toestel aan taxi's ter bepaling schap.
van de vrachtprijs. telescoop, m. verrekijker.
taxateur, m. schatter. televisie, v. draadloze overbrenging van le­
taxatie, v. waarde-prijsbepaling; schatting, vende beelden.
taxi-auto, v. huurtaxi met taxameter. tellurisch, aards, tot de aarde behorend.
Taylorisme, o. stelsel dat streeft naar het Tempelier, m. ridder van voormalige geeste­
zo hoog mogelijk opvoeren van het nuttige lijke orde.
effect van de arbeid, zonder rekening te temperament, o. natuurlijke gemoedsgesteld­
houden met de levende arbeidskracht. heid.
Tche-ka buitengewone commissie ingesteld temperatuur, v. warmte- of koudegraad.
tijdens de Russische revolutie ter bestrij­ tempo, (It.), o. tijd(maat).
ding van de contra-revolutionaire elemen­ temporair, (Fr.), tijdelijk, voorlopig.
ten, in 1922 opgeheven. tempora mutantur, nos et mutamur in illis,
tea, (Eng.), v. thee. (Lat.), de tijden veranderen en wij in hen.
tearoom, (Eng.), v. theelokaal. tempus, (Lat.), m. tijd; tempus fugit, de tijd
technicus, m. werktuigkundige. snelt voorbij.
techniek, v. vakkennis; werktuigelijke be­ tenaciteit, v. vasthoudendheid; taaiheid van
drevenheid; kunstwoordenleer. metalen.
technocratie, v. Amerikaanse economische tendentieus, met bepaalde strekking,
leer, die het arbeidsvermogen der natie tendenz-roman, m. roman met bepaalde
als dekking voor het papiergeld wil nemen strekking.
in plaats van het goud. tender, (Eng.), m. voertuig aan locomotief
technoloog, m. beoefenaar van de techno­ voor de steenkolen en het water.
logie. tennis, o. Engels slagbalspel.
Teckel, (D.), m. dashond. tenor, (It.), m. hoogste mannenstem,
teddy-beer, m. pluche kinderbeer. tentamen, o. voorexamen.
Te Deum laudamus, (Lat.), U, o God! lo­ tentatie, v. beproeving, verzoeking.
ven wij, aanhef R.K. gezang. tenue, v. houding; militaire kleding,
teetotaler, (Eng.), m. geheelonthouder. ter, (Lat.), driemaal.
teint, o. kleur, tint. term, m. bewoording, uitdrukking.
tekst, m. samenhangende woorden van een termiet, m, witte tropische mier.
geschrift; bijbelplaats; woorden, waarop termijn, m. tijdruimte, dag. waarop iets be-

147
taald moet worden. Thaler, (D.), m. Duitse zilveren munt.
terminologie, v. vaktaal. Thalia, v. muze van het blijspel.
terminus, (Lat.), m. termijn. Thanatos, (Gr.), m. god van de dood.
Terpsichore, (Gr.), v. muze van koorzang thanksgiving-day, (Eng.), m. dankdag, na­
en reidans. tionale herinneringsdag aan de bevochten
terra, (Lat.), v. aarde, land; terra cotta, onafhankelijkheid in de Ver. St. v. N.­
pottebakkerswerk; terra incognita, onbe­ Amerika.
kend land. that is the question, (Eng.), dat is de vraag,
terrarium, o. glazen kast overdekt met ijzer­ thaumaturg, m. wonderdoener.
gaas voor insecten enz. theater, o. toneel.
terras, o. voorgrond, plat op een huis. theatraal, onecht van gevoelens, toneel­
terreur, (Fr.) v. schrik; schrikbewind, achtig.
terrier, (Eng.), m. aan de dog verwante thé dansant, (Fr.), o. danspartij met thee.
hondensoort. theïsme, o. geloof aan het bestaan van een
territoriaal, land of grondgebied betreffend; persoonlijk God.
territoriaal leger, o. landweer. thema, (Gr.), o. hoofdstelling; onderwerp,
terroriseren, door schrikaanjaging en geweld the man in the street, (Eng.), Jan Alleman,
heersen. het grote publiek.
terrorist, m. aanhanger van schrikbewind, Themis, (Gr.), v. godin van het recht en
tertiair, de derde plaats innemende. de gerechtigheid.
tertiaire formatie, de tijd, die aan het dilu- theocratie, v. godsheerschappij (vroeger bij
vium voorafging. het Joodse volk).
tertio, (Lat.), ten derde. theodice, v. rechtvaardiging van de godde­
tertius gaudens, (Lat.), de derde verheugt lijke voorzienigheid ondanks al het kwade
zich (wanneer er twee vechten). in de wereld.
terts, v. derde toon van grondtoon af; grote theologie, v. godgeleerdheid.
terts, terts die 4 halve tonen bevat; ver­ theorema, o. leerstelling.
grote terts bevat 5 halve tonen; verkleinde theoreticus, m. kenner van de gronden van
terts, bevat 2 halve tonen. een vak.
terzet(to), o. driegezang. theorie, v. samenvatting van wetenschap­
test, (Eng.), v. proef. pelijke stellingen, die uit een bepaald be­
testament, o. uiterste wil; geheel van grepen ginsel voortkomen.
uit de Bijbel (Oude- en Nieuwe Testa­ theosophie, v. godwijsheid, leer op pantheïs­
ment). tische grondslag, samenvatting van alle
testéren, getuigen; testament maken. mystiek in de verschillende godsdiensten,
testificeren, v. door getuigen bewijzen. therapeut, m. behandelend geneeskundige,
testikel, teelbal. therapie, v. geneeswijze.
tetanus, m. kiem; stijfkramp. there is something rotten in the state, (Eng.),
tête, (Fr.), v. hoofd; tête a tête, gesprek er is iets niet in orde in de staat,
onder vier ogen. the right man in the right place, (Eng.), de
tetraëder, o. regelmatig viervlak. rechte man op de rechte plaats.
Teutonen, Oud-Germaanse volksstam, Thermidor, (Fr.), warmtemaand, 11e maand
van de Fr.-republ.kalender. (22 Juli—
textueel, woordelijk.
textuur, v. weefsel. 22 Aug.).

MS
therrao-dynamica, v. bewegingsleer der stortvloed van woorden.
warmte. tirailleren, wissels heen en weer trekken
thermogeen, warmtegevend. om zo aan geld te komen; in verspreide
thermosfles, v. fles met luchtledig om dran­ gevechtsorde oprukken.
ken koel of warm te houden. tiran, m. dwingeland; gewelddadig heerser.
thesaurie, v. schatmeesterskantoor. Titanen, mythologisch godengeslacht dat
these, (Gr.), v. stelling. vergeefs de hemel bestormde.
Thetis, (Gr.), v. een der zeegodinnen, titel, m. opschrift, benaming.
thing, o. Noorse volks- of gerechtsvergade­ Tlvoli, o. pleziertuin.
ring. tjek, (Ind.), m. Chinees.
Thomist, m. aanhanger van de wijsbegeerte toast, (Eng.), m. dronk op de gezondheid;
van Thomas Aquinas. • geroosterd sneetje brood.
Thor, m. oud-Noorse dondergod. to be or not to be, (Eng.), zijn of niet zijn
thora, v. Joodse wetrol. (woorden van Shakespeare's Hamlet),
thorax, m. borst (kas). toccata, toccatina, (It.), v. zeer bewegelijk
thriller, (Eng.), m. spannend detectieve-ver- muziekstuk voor piano of orgel.
haal of film. toekang, (Mal.), m. ambachtsman, baas.
thrombose, v. bloedvatverstopping. toendra, v. met mos begroeide vlakte in het
tiara, (Lat.), v. drievoudige pauselijke kroon, Noorden van Rusland en Siberië,
ticket, (Eng.), o. (toegangs)kaartje, toetoepje, (Ind.), o. sluitjasje, tot bovenaan
tiërcering, v. vermindering op een derde, het dicht.
betalen van niet meer dan een derde op toewan, m. heer, meester, gebieder; toewan
staatsschuldbrieven. besar, de gouverneur-generaal,
tiers-etat, (Fr.), m. derde stand (burgers tof, (Hebr.), goed, degelijk, flink.
en boeren) in Frankrijk. toga, v. ambtsdracht voor rechters en pre­
tiffin, (Eng.Ind.), v. tweede ontbijt. dikanten.
tilbury, v. (Eng.), licht rijtuig met twee wie­ tohu-bohu, (Hebr.), o. warboel, chaos.
len en een paard. toilet, o. kapsel; kaptafel; opschik; W.C.
time is money, (Eng.), tijd is geld. met wasgelegenheid.
timekeeper, (Eng.), m. tijdopnemer bij een Tokayer, m. goede soort Hongaarse wijn.
wedstrijd. tokkè, (Mal.), v. gecko, Indische wand-
Times, (Eng.), tijden, naam van groot En­ hagedis.
gels dagblad. toko, (Mal.), v. Indisch warenhuis.
timide (Fr.), verlegen, bedeesd, schuchter, tolerant, verdraagzaam.
tinctuur, v. kleuring, verving. tomaat, v. besvrucht van de familie der
ting, o. Noorse volksvergadering, nachtschaden.
tingeltangel, m. café-chantant van slechte tomahawk, m. Noord-Amerikaanse Indianen-
soort. strijdbijl.
tinka, (Mal.), v. gril, kuur. tombe, (Fr.), v. grafzerk, praalgraf,
tip. (Eng.), v. wenk van iemand die op de tombola, v. zeker loterijspel, zonder nieten.
hoogte is. Tommy (Atkins), (Eng.), m. bijnaam voor
tipsy, (Eng.), aangeschoten. den Engelsen soldaat.
tirade, v. uitgebreid stuk uit roman, toneel­ Tom Pouce, im. klein Duimpje; soort ge­
stuk enz. dat over één onderwerp, gaat; bakje.

149
tonaliteit, v. toongehalte; toonstelsel; toon- touring-club, (Eng.), v. reisvereniging.
kleur van schilderij. tourisme, o. het maken van ontspannings-
tondeuse, (Fr.), v. haarknipmachine; scha- reizen.
penknipmachine. tournée, (Fr.), v. inspectiereis; rondreis van
Tonfilm, (D.), geluidsfilm. kunstenaar.
Tomneister, m. Tonmixer, (D.), persoon die tourniquet. (Fr.), o. draaikruis aan ingang,
de radiomuziek, die wordt uitgezonden, tournooi, o. steekspel, ridderspel.
controleert. tout, (Fr.), alles; tout a vous, geheel de uwe.
tonsuur, v. R.K. de geschoren kruin der tout comme chez nous, juist zoals bij ons.
priesters. tout savoir, c'est tout pardonner, alles we­
topaas, m. halfedelsteen. ten is alles vergeven.
topic of the day, (Eng.), de gesprekken van tower, (Eng.), m. toren; De Tower, oud
de dag. kasteel in Londen.
topograaf, m. plaatsbeschrijver. toxicologie, v. leer van de vergiften.
topsy-turvy, (Eng.), ondersteboven. Toynbee-vereniging, v. Toynbee-werk, o.
toque, (Fr.), v. kleine ronde damesmuts. burgerlijk streven, om intellectuelen te be­
toreador, torero, (Sp.), m. stierenvechter. wegen hun kennis aan de minder ontwik­
Torgprom, Comité voor handel en industrie kelden op bevattelijke wijze mee te
in Sowjet-Rusland. delen. In Nederland is „Ons Huis", een
tormenteren, kwellen, folteren. instelling op toynbee-grondslag.
tornado, v. wervelstorm, orkaan (vooral in tracé, (Fr.), o. tekening, schets.
de keerkringslanden). trachoom, o. besmettelijke oogziekte,
torpederen, met een torpedo in de grond tractaat, o. verdrag, overeenkomst.
boren. tractor, m. trekker, straatlocomotief, trek-
torpedo, v. weg te schieten watermijn; grote motor, speciaal in het landbouwbedrijf,
open auto met kap, die opgezet kan worden trade-mark, (Eng.), o. handelsmerk,
tors(e) of torso, v. romp. trade-union, v. vakvereniging.
tortuur, v. foltering, pijnbank. traditie, v. overlevering; overgeleverde ge­
Tory, (Eng.), m. behoudsman; naam van woonte.
Engelse conservatieven. traductie, v. overlevering aan het gerecht,
totaal, geheel, ten volle. trafiek, v. handel; koopmansbedrijf.
totalisator, m. toestel om hoeveelheden tragedie, v. treurspel.
machinaal op te tellen. tragiek, v. leer van het treurspel; het droe­
totaliteit, v. geheel, gezamenlijkheid. vige van de dingen.
totem, o. dier of voorwerp waaraan de train, (Fr.), m. trein; gevolg; legertros,
Noord-Amerikaanse Indianen magische traineren, slepen, op de lange baan schuiven,
kracht toekennen, zodat zij het vereren, trainen (Eng.), oefenen voor sportwedstrijden
totok, (Ind.), m. volbloed Europeaan in Traité multilatéral, contre la guerre, (Fr.),
Indië. m. veelzijdig verdrag tegen de oorlog
touchant, (Fr.), roerend, aandoenlijk, (Kellogpact).
touché, (Fr.), toegebrachte degenstoot. traject, o. overtocht; afstand; afgelegde weg.
tour, (Fr.), m. uitstapje; beurt; rondgang; traktement, o. bezoldiging.
valse haarvlecht; tour a tour, beurtelings; trance, v. droomtoestand, bij spiritistische
tour de force, gewaagde daad. mediums.

1*0
trans, (Lat.), aan gene zijde, over. traqueren, drijven, drijf- of klopjacht houden.
transactie, v. vereffening, minnelijke schik­ Trastevere, o. gedeelte van Rome, aan de
king; handelsovereenkomst. rechter Tiber-over.
transalpijns, aan gene zijden der Alpen, trauma, (Gr.), v. verwonding, wond.
transcendent, bovenzinnelijk. traves'j, verkleed als iemand van de andere
transcriptie, v. overschrijving, muziek over­ sekse; o. verklede rol of kostuum daar­
zetten voor andere instrumenten, voor.
transfereren, overbrengen, verplaatsen, op traviata, (It.), v. verleide, gevallen vrouw,
een ander overbrengen (bezitting), trawant, m. begeleider, lijfwacht; bijplaneet,
transformator, m. werktuig om spanning van maan.
electrische stroom te veranderen, trawler, (Eng.), m. viskotter, treiler.
transfusie, v. overgieting, overtappen van treasury, (Eng.), v. schatkist, de geldmid­
bloed van het ene levende lichaam in het delen van een land.
andere. tremolo, (It.), bevend; triller op één noot.
transigeren, schipperen; een vergelijk treffen tremor, (Lat.), m. beving van angst.
met gedeeltelijk prijsgeven van zijn be­ trève, (Fr.), v. wapenstilstand.
ginsel. trezorie, v. schatkamer.
transito, (It.), o. doorvoer van goederen, triade, v. drietal, drieheid.
translateur, (Fr.), m. vertaler. trial, (Eng.), poging, onderzoek, gerechte­
transmissie v. overzending, overdracht, lijk verhoor.
transmutatie, v. verandering. Trianon, o. paviljoen, alleenstaand gebouw
transparant, doorschijnend; o. lijnenblad om in park, (vooral bekend dat te Versailles).
onder ander papier te leggen, om recht triarchie, v. drieheerschappij, driemanschap,
te schrijven. trias politica, (Lat.), de theorie over de
transpireren uitwasemen door de huid, zwe­ scheiding tussen de wetgevende, uitvoe­
ten. rende en rechterlijke macht; opgesteld door
transponeren, een muziekstuk in een andere Fransen denker Montesquieu.
toonsoort overzetten. tribade, v. vrouw die tegennatuurlijke on­
transport, o. vervoer; vrachtgeld; over­ tucht pleegt.
dracht van 'n post op 'n andere rekening, tribunaal, rechterstoel, gerechtshof, recht­
transcriptie, v. overschrijving; het overbren­ bank.
gen van een pianostuk b.v. voor viool, tribune, v. spreekgestoelte; verheven plaats
transsubstantiatie, v. overgang van de ene voor het volk in vergaderzalen; galerij
zelfstandigheid in de andere; volgens R.X. in de kerk.
kerk verandering van brood en wijn in tribuut, o. opbrengst, belasting, cijns,
het lichaam en bloed van Christus bij het trichine, v. haarworm, kleine made in vlees
Avondmaal. van zoogdieren, vooral van varkens,
trapezium, o. vierhoek met twee evenwij­ trick, (Eng.), m. slag in het kaartspel; poets,
dige en twee niet evenwijdige zijden; truc.
zweefrek, trapeze. tricolor, driekleurig; m. driekleurige amarant,
trapper, (Eng.), m. vallenzetter, Noord- tricot, (Fr.), o. gebreid goed.
Amerikaanse wild- en pelsjager. trictrac, o. bakspel.
Trappist, m. zeer strenge geestelijke orde, triënnium, (Lat.), o. tijdvak van 3 jaar
in Z.-Frankrijk, genoemd naar La Trappe. trieur, (Fr.), m. machine tot het reinigen

151
van graan, uitzoeken van aardappelen enz. de huizen, enz.
trigonometrie, v. driehoeksmeetkunde, Trotzkisme, de tegen de communistische in­
trillioen, millioen maal billioen. ternationale gerichte politiek van Leo
trilogie, v. driezang, drie boeken, gedichten, Trotzki; na definitieve nederlaag in de
toneelstukken, die samen een groter geheel politieke strijd, afgedaald tot contra­
vormen. revolutionaire richting, die met Duits
triniteit, v. Drieëenheid. fascisme samenwerkt.
trio, (It.), o. muziekstuk voor drie per­ troubadour, (Fr.), m. middeleeuwse Zuid-
sonen; klaverblad, drietal. Franse minnezanger.
triole, v. drie verbonden noten, ter waarde trouvaille, (Fr.), v. vondst.
van twee van het gelijke teken. truc, (Fr.), m. kunstgreep, list.
trip, (Eng.), v. uitstapje. truckstelsel, o. ruilstelsel, waardoor arbei­
triple-alliantie, v. drievoudig verbond, voor ders het loon in waren krijgen.
de wereldoorlog, (tussen Duitsland, truïsme, o. gemeenplaats.
Oostenrijk en Italië). trust, (Eng.), v. combinatie van kooplieden
triple-entente, v. drievoudige overeenkomst of fabrikanten, die een monopolie instellen
om gezamenlijk op te treden, tussen door vereniging van hun bedrijven tot
Frankrijk, Engeland en Rusland, een geheel. In de Sowjet-Unie verenigde
triplexglas, o. zeer sterk glas, uit drie lagen staatsondernemingen in een bepaalde pro-
met celluloid ertussen. ductietak.
triste, (Fr.), treurig, bedroefd. trustee, (Eng.), m. gevolmachtigde, vertrou­
Triton, (Gr.), m. zoon en begeleider van wenspersoon.
Neptunus. tsaar, (Russ.), m. keizer, voormalige alleen­
triumf, m. overwinning, zege. heerser van Rusland.
triumvir, (Lat.), m. drieman. tsarisme, o. regeringsstelsel, zoals vroeger
triviaal, alledaags, plat, gemeen. in Rusland onder de tsaren, die opper­
Trocadéro, o. tentoonstellingspaleis te Parijs, machtig waren.
troïka, (Russ.), v. wagen of slede met drie tsjardas, m. Hongaarse dans.
paarden. tsjerwonets, (Russ.), v. munteenheid,
Trojaanse, het — paard binnenhalen, zelf tse-tse, v. Afrikaanse vlieg, waarvan de
zijn vijand binnenhalen. steek bij vee dodelijke ziekte, bij den
trolley-systeem, o. stelsel van geleiding van mens slaapziekte ten gevolge heeft,
electrische trams langs bovengrondse tsjinovnik, (Russ.), m. ambtenaar.
stroomkabel, met contact door draaiend tuba, (Lat.), v. buis; trompet.
wieltje. Tubantia, o. Twente.
trombone, v. schuiftrompet. tube, v. buis; verfbuisje, kokertje van op­
tropen, zonnekeerpunten; keerkringen; de vouwbaar metaal voor crème.
hete luchtstreek. tuberculose, v. besmettelijke ziekte, die alle
Tropenkoller, (D.), m. tropenkolder; waan­ organen, doch vooral de longen kan weg­
zin, die Europeanen bevangt na een lang­ vreten.
durig verblijf in de Tropen. Tuilerieën, paleis en openbare tuinen te
tros, m. hoop, menigte; zware bagage van Parijs.
een leger. tulband, m. Turks hoofddeksel, gebak van
trottoir, (Fr.), o. verhoogd voetpad langs die vorm.

152
tumbler, (Eng.), m. glas zonder voet. Tut-Anch-Amen, m. Egyptische koning, He
tumor, (Lat.), m. gezwel. eeuw voor Chr. wiens vrijwel ongeschon­
tumult, o. opschudding, alarm, oproer, den graf in 1922 bij Luxor werd ontdekt,
turbine, v. het arbeidsvermogen van bewe­ tuteur, (Fr.), m. tutor, (Lat.), voogd,
gingsmachine, waarin de levende kracht tutoyeren, met jij en jou aanspreken.
van een vloeistof van stoom of gas tutti, (It.), o. spel van allen tegelijk; tutti
wordt gebruikt om een draaiende bewe­ quanti, en alle anderen.
ging te verkrijgen. tweed, (Eng.), o. diagonaal geribde laken-
Turcos, Algerijns-Franse infanterie, bestaand stof uit wol van meer dan één kleur,
uit Moren, in Turkse dracht. two-step, (Eng.), v. Amerikaanse dans.
Turkmenen, Mohammedaanse stam, langs type, v. gegoten drukletter; m. voorbeeld;
Kaspische zee en in Oeral. afdruk; beeld.
turkoois, m. blauwgroene edelsteen; tand­ type-writer, (Eng.), m. schiijfmachine.
steen. typhoon, m. orkaan in de Zuid-Chinese zee.
turnen, het verrichten van lichaamsoefenin­ typhus, m. besmettelijke buikziekte met ver­
gen. doving en zenuwkoorts.
Tusche, (D.), v. Oostindische inkt. typisch, kenmerkerd, eigenaardig.
(uschinskitone, v. verbeterd toestel om spre­ typograaf, m. boekdrukker.
kende films te vertonen, gemaakt door Tzigane, m. zigeuner; muzikant als zigeuner
Tuschinski, bioscoopexploitant te Amster­ gekleed.
dam en Philips te Eindhoven.

u.
U --- Untergrundbahn. chantant.
U.C.I. = Union Cycliste Internationale, Uebermensch, (D.), m. oppermens, buiten-
Wereldbond, van fietsrenners. gewooon begaafd mens.
U.J.D. = utriusque juris doctor, doctor der Ufa, v. Universum Film Aktiengesellschaft,
beide rechten. voornaamste Duitse filmonderneming,
UX.O. = Uitgebreid Lager Onderwijs. ukase, bevel, decreet van den voormaligen
uit. = ultimo, op de laatste dag van de Russischen keizer.
maand. ulaan, (Pools), m. lancier van de verken-
u.s. = ut supra, (Lat.), als boven. ningsdienst.
U.S.A. = United States of America, (Eng.), Ulk, (D.), m. grap, pret, naam van Duits
Verenigde Staten van Amerika. humoristisch blad.
U.S.C. = Utrechts Studentencorps. ulster, (Eng.) m. wijde, dikke, lange winterjas
U.S.S.R. = Unie van Socialistische Sowjet- ultimatum, o. laatste verklaring; laatste eic,
Republieken. welks afwijzing tot oorlog leidt.
U.S.S.R. = Ukranische Socialistische ultra, (Lat.), aan gene zijde, over; verder;
Sowjet-Republiek. verregaand, overdreven.
überhaupt, (D.), over het algemeen, toch ultramontaan, aan gene zijde van de ber­
eigenlijk. gen, de Alpen; overeenkomstig de geest
U-boot, v. Duitse onderzeeboot van het pausdom, dat te Rome gevestigd is.
Ueberbrettl, (D.), o. Duits modem café- ultraviolette stralen, onzichtbare stralen met

153
up to date, (Eng.), ultramodern; op de
scheikundige werking.
Umlaut (D.), m. klankwijziging der klinkers, hoogte tot op het laatste ogenblik.
unaniem, eenstemmig, eensgezind. Urania, (Lat.), v. de hemelse muze van de
unbedingt, (D.), onvoorwaardelijk, vol­ sterrenkunde
uraniër, m. persoon met liefde voor eigen
strekt.
Uncle Sam, (Eng.), personificatie van N.­ geslacht.
Uranus, (Lat.), m. oudste der goden; pla­
Amerika.
underground railway, (Eng.), onderaardse neet.
spoorweg. urbaan, beschaafd, welgemanierd.
undulatie, v. golving. urgent, dringend, zonder uitstel noodzakelijk.
unfair, (Eng.), niet eerlijk. Urheber, (D.), m. eerste ontwerper, oor­
unheimisch, (D.), akelig, somber, griezelig, spronkelijke aanstichter.
unicum, (Lat.), o. enig in zijn soort. Urias, brief, m. een brief, die voor den
unie, v. vereniging; eendracht. overbrenger verderfelijk is.
uniek, enig in zijn soort. urine, v. mensenwater.
uniform, v. eenvormig, gelijkvormige dienst­ urinoir, (Fr.), o. waterplaats.
usage, usance, (Fr.), v. usantie, gebruik, ge­
kleding.
Union Jack, vlag van Groot Brittanië. woonte.
unitas, v. eensgezindheid. usufructus, (Lat.), m. vruchtgebruik,
United States, Verenigde Staten van Noord- usurpatie, v. onrechtmatige beslaglegging op,
Amerika. of toeëigening van.
universeel, het geheel betreffend. uterini, (Lat.), m. kinderen van één moe­
universiteit v. hogeschool. der en verschillende vaders.
universum, o. heelal. uterus, (Lat.), m. baarmoeder.
unskilled labourer, (Eng.), m. ongeschoolde utilitarisme, o. leer dat algemeen nut enige
arbeidskracht; los werkman. richtsnoer is van zedeleer.
Untergrondbahn, (D.), v. ondergrondse ut, (Lat.), zoals.
Utopia, o. toekomstbeeld, dat niet voor ver­
spoorbaan.
unverfroren, (O.). brutaalweg, onbe­ wezenlijking vatbaar is (naar de 16e
eeuwse roman van Thomas Morus
schaamd.
upper ten thousand, (upper ten), (Eng.), „Utopia").
de tienduizend die tezamen de hoogste utopisch socialisme, o. stelsel dat gelooft het
standen vormen in Engeland; de zeer socialisme te kunnen brengen, doordat de
bezittende klasse vrijwillig afstand van
vermogenden.
ups and downs, (Eng.), voor- en tegen­ haar bevoorrechte positie doet.
utopist, m. iemand die zich bezighoudt met
spoed; wederwaardigheden.
onuitvoerbare plannen.

154
V*
V, Romeins getal - vijf. ter Koopvaardij.
V.A.E.V.O. = Vereniging tot bevordering V.T.H. =» Vereniging voor Taalkundig
van het aesthetisch element in het onder­ Handelsonderwijs.
wijs. V.U. = Vrije Universiteit.
V.A.N.K. Vereniging van Ambachts- en V.V.A.O. - Vereniging van Vrouwen met
Nijverheidskunst. Academische Opleiding.
V.A.R.A. Vereniging van Arbeiders V.V.N. = Verbond van Nationalisten.
Radio Amateurs. V.V.O. - Verbond van Verenigingen van
V.B. Vrijheidsbond (Liberale Staats­ Overheidsdienaren (in Oost-Indië).
partij). V.V.S.L. = Vereniging van Vrouwelijke
V.B.B.R. Vereniging ter behartiging van Studenten te Leiden.
de belangen van de Radiohandel. va! (Fr.), kom op!
V.C. vi coactus, (Lat.), door geweld ge­ vacantie, v. rusttijd, verlof.
dwongen. vacature, v. het open zijn van een post.
V.C.J.B. Vrijzinnig Christelijke Jeugd vaccinatie, v. koepokinenting.
Centrale. vademecum, o. handboekje, leidraad,
V.C.S.B. Vrijzinnig Christ. Studenten vae victis! wee de overwonnenen!
Bond. vagebonderen, omzwerven, als landloper
V.D. = volente Deo, (Lat.), zo God wil; ronddolen.
Vaz Dias, telegraafagentschap. vagina, (Lat.), v. moederschede.
V.D.B. Vrijzinnig Democratische Bond. vale, (Lat.), vaarwel.
V.D.J.O. Vrijzinnig Democratische Jon­ valeur, (Fr.), v. waarde; geldigheid,
geren Organisatie. valide, gezond; deugdelijk.
V.H.O. Voorbereidend Hoger Onderwijs. valorisatie, v. kunstmatige opstapeling van
vid of v. vide en videatur, (Lat.), zie; een kuituurproduct door degenen, die
men zie: daar winst uit willen slaan, om tegen
VXN. Vereniging Indië Nederland. hogere prijzen te kunnen verkopen,
V.I.S.P. Verenigde Indische Suikerpro­ valse, (Fr.), v. wals.
ducten. valuta, v. geldwaarde; muntvoet; wissel­
V.J.K.B. Vrijzinnige Jeugdkerken Bond. waarde van het geld.
V.L.R.A. = Vereniging van Liberale Radio vampier, m. bloedzuigend spook; Ameri­
Amateurs. kaanse vleermuis.
V.J.K.B. Vrijzinnige Jeugdkerken Bond. Vandalen, Germaanse volksstam, die in 455
V.M. (in almanak) = volle maan. alle kunstwerken te Rome vernielde.
V.N.H. Verbond van Nationaal Herstel. vanille, v. tropisch gewas, waarvan de ge­
V.N.V. Vlaams Nationaal Verbond. droogde stokjes gebruikt worden voor het
vol volumen, boekdeel. bereiden van spijzen.
V.O.O.F. - Vereniging van Onderwijs- en vanitas vanitatum, (Lat.), ijdelheid der
Ontwikkelingsfilms. ijdelheden, (woorden van het bijbelboek
V.O.V. Vrijwillige Ouderdomsverze- „De Prediker").
kering. vaporisator, m. verdampingswerktuig; toilet­
V.P.R.O. = Vereniging van Protestantse flesje om reukwater te spuiten.
Radio Omroep. varia, (Lat.), mengelwerk, allerlei.
V.R.K. Vereniging van Radiotelegrafisten variabel, veranderlijk.

155
variant, v. afwijkende leeswijze van een veranda, v. open voorgalerij langs huis; uit­
tekst. gebouwd deel, voor of achter huis.
variété-theater, o. schouwburg, waar elk verba, (Lat.), woorden; werkwoorden,
nummer iets anders brengt. verbaal, woordelijk.
Varsovienne, (Fr.), v. Poolse nationale dans. verbaliseren, bekeuren, proces verbaal op­
vaseline, v. soort zalf. maken.
Vaticaan, o. pauselijk paleis en hof te verdict, o. uitspraak, beslissing van ge­
Rome. zworenen.
vaudeville, (Fr.), v. zangklucht. Verdinaso, Verbond van Diets-Nationale
vazal, m. leenman; afhankelijk zijnde per­ Solidaristen, (Anti-semietische fascistische
soon. partij in België en Nederland),
Veda's, oude gewijde boeken van de Hin­ vergalopperen (zich), zich overijlen,
does, in het Sanskrit. verificateur, m. echtheidsonderzoeker.
vegetariër, m. iemand die uitsluitend plant­ verisme, (Fr.), o. naturalisme, realisme, dat
aardig voedsel eet. tot het uiterste wordt gedreven.
vegeteren, groeien; een plantenleven leiden, veritas, (Lat), v. waarheid.
een kwijnend bestaan leiden. Verlag, (D.), m. uitgave; uitgeverszaak,
vehikel, o. voertuig, vervoermiddel, vermaledijen, vervloeken, verwensen,
velocipède, (Fr.), v. rijwiel. vermicelli, (It.), draadvormige meelknoedels,
velocitas, (Lat.), v. vlugheid. vermiljoen, o. hoogrode kleurstof.
velours, (Fr.), o. fluweel. vermouth, m. Italiaanse wijn.
vena, (Lat.), v. bloedader. verrückt, (D.), gek, krankzinnig.
Vendémiaire, (Fr.), m. wijnmaand, le vers, o. regel van een gedicht; gedicht.
maand van Fr.-republ. kalender (22 Sept. versie v. wending; vorm van verhaal; ver­
—21 October). taling.
vendetta, (It.), v. bloedwraak, vooral op vertebra, (Lat.), v. wervel.
Corsika verticaal, loodrecht; v. loodlijn.
venduhuis, o. verkoophuis. vertigo, v. duizeling, duizeligheid.
venenum. (Lat.), o. vergift. verve, (Fr.), v. dichtvuur; geestdrift,
venerabel, eerbiedwaardig, vererenswaar- versper, v. R.K. namiddagsgodsdienst.
Vesta, (Lat.), v. godin van het vuur en de
dig, achtbaar.
venerisch, besmet met geslachtsziekte. huiselijke haard, van de zedigheid en
venia, (Lat.), v. verlof; venia docendi, ver­ kuisheid; planeet.
vestiaire, v. kleedkamer, bewaarplaats voor
lof om onderwijs te geven.
Veni Creator Spiritus, (Lat.), kom Schep­ kleren.
per, H. Geest; gezang R.K. kerk. vestibule, v. voorhuis, voorzaal.
veni vidi vici, (Lat.), ik kwam, ik zag, veteraan, m. oud soldaat; oud gediende; be­
proefde kunstenaar, vakman, geleerde enz.
ik overwon.
veterinaire hogeschool, v. veeartsenijhoge-
ventilatie, v. luchtverversing.
Ventóse, (Fr.), m. windmaand, 6e maand school.
Fr. republ.kalender (19 Febr.—20 Mrt.). veto, (Lat.), o. verbod; verwerpingsrecht
ventre a terre, (Fr.), in vliegende vaart, van vorst; veto ik verbied.
vi, (Lat.), met kracht, krachtens; vi coactus,
ventrilloquentie, v. buikspreekkunst.
Venus, Godin van de schoonhaid. door geweld gedwongen.

156
via, (Lat.), v. weg, middel; (reis) over. visa, (Lat.), o. tekenen voor gezien; ge­
viaduct, o. boogbrug over weg. tuigenis iets te hebben gezien.
vibratie, v. trilling van stem, snaren enz. vis-a-vis, (Fr.), m. iemand die aan tafel
vice, (Lat.), in plaats; vice-admiraal, m. on­ over een ander is geplaatst.
dervlootvoogd; vice-consul, tweede con­ Vihhoe, m. god der Indiërs.
sul; vice-president, tweede president. visie, v. het zien, aanschouwing.
vice versa, (Lat.), heen en terug, omge­ visioen, o. droombeeld, hersenschim.
keerd. visitatie, v. onderzoek; huiszoeking; tuchti­
vicieus, gebrekkig, verkeerd, verdorven; ging.
vicieuse cirkel bij redenering, cikelredene- visueel, zichtbaar.
ring waarbij men datgene wat te bewijzen visum, (Lat.), o. ondertekening ten bewijze
was als bewezen aanneemt. van echtheid van een stuk.
Victoria, (Lat.), m. godin dar overwinning; vita, (Lat.), v. leven; vita brevis, ars longa,
Victoria regia, waterlelie met zeer grote het leven is kort, de kunst is lang.
bladeren. vitaliteit, levenskracht.
victualiën, mondvoorraad; levensmiddelen, vitaminen, voor het leven onontbeerlijke
videlicet, (Lat.), zoals men kan zien; na­ voedingstoffen van ingewikkelde samen­
melijk. stelling pas in de laatste jaren ontdekt, tot
vidi, (Lat.), ik heb gezien. nu toe zijn 4—5 groepen bekend, elk voor
vif, (Fr.), levendig, vlug. verschillende levensverrichtingen nood­
vigilant, waakzaam, bij de hand; m. spion, zakelijk.
toeziener. vitaphone, v. film, waarin een soort gramo-
vigilante, v. gesloten huurrijtuig. foonplaat, gelijktijdig loopt.
vignet, o. druksieraadje in boeken, vitium, (Lat.), o. gebrek; fout; ondeugd; vi-
vigoureus, krachtig. tium originis, gebrek reeds bij de oor­
viking, m. zeeheld, zeekoning der Noor­ sprong.
mannen. vitrine, (Fr.), v. glazen uitstalkast.
vilain, (Fr.), laag, gemeen. vitriool, o. zwavelzuur in verbinding met
ville lumière, v. lichtstad; Parijs. metaalkalk.
ville morte, (Fr.), v. dode, vervallen stad. vivat, (Lat.), hij leve!
Vincentius-Vereniging, v. R.K. weldadig­ viveur, (Fr.), m. fuiver.
heidsvereniging. vivisectie, v. opereren op levende dieren
violent, hevig geweldig. voor wetenschappelijke doeleinden.
violet, paars; o. paarse kleur; viooltje, vizier, v. helmklep; richttoestel aan hand­
violoncel, v. kleine basviool. vuurwapen.
virago, v. manwijf. vizier, m. staatsraad of minister van den
virginiteit, v. maagdelijkheid. voormaligen sultan van Turkije.
Virgo, (Lat.), v. Maagd; sterrenbeeld, vocaal, v. klinker; wat met de stem ge­
viriel, mannelijk, flink. schiedt, vocale muziek — zangmuziek,
virtuoos, m. meester in de kunst, vooral in vocabulaire, (Fr.), o. woordenschat, woor­
de muziek. denlijst.
virus, (Lat.), m. vergif, smetstof, vocativus, (Lat.), m. vocatief, naamval van
vis, (Lat.), v. kracht, macht; vis comica, de de aangesproken persoon.
kracht van het komische. voce, (It.), v. stem.

1S7
vogue, (Fr.), v. gebruik, zwang; aanzien, Vorführdame, (D.), v. mannequin.
voici, (Fr.), ziehier. vota, (Lat.), stemmen; kiesstemmen,
voila, (Fr.), ziedaar. voteren, stemmen, bij stemming aannemen,
Volapuk, wereldtaal, verdrongen door Es­ votum, (Lat.), o. gelofte, uitgesproken wens.
peranto. vox, (Lat.), v. stem; vox populi, vox Dei,
volente, Deo, (Lat.), als God wil. de stem van het volk (openbare mening)
volière, v. grote vogelkooi. is de stam van God.
volontair, m. vrijwilliger; iemand die zonder Vulcaan, V'ulcanus, (Lat.), m. god van het
salaris werkt (in laboratorium, magazijn of vuur en de metaalbewerkers.
op kantoor). vulgair, plat, alledaags gewoon.
volume, (Lat.), o. boekdeel; rol, pak, bundel; vulgata, (Lat.), v. wat algemeen bekend
inhoud, omvang. is; de gewone Latijnse bijbelververklaring,
voluntarist, wijsgerige richting, die de wils- gebruikt in de R.K. kerk.
functies als de voornaamste erkent bo­ vulgus, (Lat.), o. het volk, de grote massa,
ven de intellectuele. vulkaan, m. vuurspuwende berg.
vomitief, o. braakmiddel. vulva, (Lat.), v. schaamspleet.

w.
W. — West, ook wel eens wissel. de oorlog in de Noorse fabelleer.
W.B. Wereldbibliotheek. Wall-street, (Eng.), centrum van New-
W.C.S.F. Worlds Student Christian Yorkse geldhandel, de beurs aldaar.
Federation, Wereldbond van Christelijke Walpurgisnacht, m. nacht vóór 1 Mei, feest-
Studentenverenigingen. nacht van de heksen op de Bloksberg.
W.l.Z.O. = Womens International Zionist Wandalen, vandalen.
Organisation, Wereldbond van Zionis­ Wandervogel, (D.), m. trekker.
tische Vrouwenverenigingen. water-closet, (Eng.), o. privaat met door­
W.L.S.R. World League for Sexual Re- spoeling.
formation, Wereldbond voor sexuele her­ waterproof, waterdicht; m. waterdichte re­
vorming. genjas.
W.T.B. Wolff's Telegraaf Bureau. watt, (Eng.), m. electrische arbeidseenheid.
W.Y.M.C.A. Worlds Young Men Chris­ wedana, m. Javaans districtshoofd.
tian Association (Eng.), Wereldbond van wedro, Russische inhoudmaat, 12,29 L.
Christelijke Jongemannen Verenigingen. week-end, o. weekeinde van Zaterdagmiddag
W.C. - watercloset, (Eng.), privaat met tot Maandagmorgen,.
waterspoeling. Weihnachten, (D.), Kerstmis.
Waals, wallons, o. taal van de Walen, de Weltschmerz, (D.), m. onbestemde droef­
Frans sprekende bewoners van België. geestigheid.
Wacht am Rhein, (D.), v. wacht aan de werst, v. Russische mijl.
Rijn, Duits volkslied. what you call, (Eng.), wat men noemt,
wagon-lit, (Fr.), m. slaaprijtuig van de whig, (Eng.), m. vooruitstrevende, volks­
spoorwegen. gezinde. (ongeveer overeenkomende, met
wajang, (Jav.), poppenspel. vroegere liberale partij in Nederland),
Walhalla, o. paradijs voor de gevallenen uit whiskey, (Eng.), v. korenbrandewijn.

158
White Hall, (Eng.), v. straat van de mi­ volksstammen.
nisteriegebouwen te Londen. Wodka, wodki, v. Russische brandewijn.
White Star Line, (Eng.), v. stoombootdienst Woiwode, (Serv.), m. vorst, hertog, stad­
Antwerpen—New-York. houder in Polen, Moldavië en Walachije.
wholesale, (Eng.), groothandel. Wolanda, (Mal.), Holland.
Wiener Melange, v. sterke koffie met veel Wolff, telegrafisch nieuwsbureau te Berlijn.
slagroom en suiker. Woodbrookers, mensen, die een theologisch
Wiener Schnitzel, (D.), m. kalfslapjes ge­ centrum hebben in Woodbrooke, in En­
braden met citroen en geraspte beschuit, geland, en zomercursussen houden, op
wisent, m. Europese bizon. godsdienstig-humanistische basis,
Witz, (D.), m. geestigheid; mop. would-be, (Eng.), zogenaamd.
Wladi, (Russ.), m. heer, beheerser. wunderbar, (D.), wonderbaarlijk, zeer
Wodan, m. oppergod van de Germaanse mooi.

x.
X, als Romeins getal 10. dat weinig voorkomt in de dampkring.
x in de wiskunde onbekende grootheid. Xeres, m. sherry halfzoete Spaanse morgen­
Xantippe, v. lastige vrouw van Socrates: wijn.
helleveeg. xylografie, v. het drukken met houten letters
xeniën, geschenken voor gasten, bij de Grie­ op platen.
ken: punt- of hekeldichten. xylofoon, v. slaginstrument met 2 hamers,
xenon. (Gr.), o. chemisch onwerkzaam gas, van hout.

Y.
Y, in de wiskunde onbekende grootheid. yellow-press, (Eng.), gele pers, chauvinis­
yacht, (Eng.), o. snelzeilend scheepje. tische sensatiepers.
Yale sleutel, m. platte sleutel voor veilig­ yen m. Japanse munteenheid.
heidsslot. yeoman, (Eng.), m. grootpachter, landeige­
yam(swortel), m. broodwortel, voedingsmid­ naar, die niet van adel is.
del van Indië. yoghurt, v. zuur, licht verteerbaar melkge-
Yankee, (Eng.), m. spotnaam voor Noord- recht.
Amerikaan. yog, (Hindostani). m. Indische asceet, die
yard, (Eng.), m. Engelse el, zijnde 0.91438 door zelfkastijding en overpeinzing zijn
Meter. zinnelijke begeerten wil overwinnen,
yaws, o. soort syphilis in Afrika en West- yoshiwara, (Jap.), v. bordeelbuurt.
Indië. ypsilon, v. Griekse y.

z.
Z. = Zuid. heid (bisschopstitel).
z.b.b.hh. zijn bezigheden buitenshuis Z. Em, - Zijn Eminentie (kardinalentitel),
hebbende. z.g. zogenaamd; zaliger gedachtenis,
Z.D.H. Zijn Doorluchtige Hoogwaardig­ z.h. Zijn Heiligheid (de Paus).

159
de oorlog weer bij elkaar kwamen,
z.h.s. zonder hoofdelijke stemming.
zincografie, v. kunst om beelden op zink te
z.i. zijns inziens
etsen, of te graveren.
Z.K.H. Zijn koninklijke Hoogheid.
Zion, m. berg met Davids burg te Jeruza­
Z.M. Zijn Majesteit.
lem.
z.o.z. = zie ommezijde.
Zionisme, o. moderne Joodse nationale be­
zambo, (Sp.), m. afstammeling van neger en
weging om een zelfstandige joodse Staat
Indiaanse, in Amerika.
in Palestina te stichten.
Zebaoth, m. de hemelse heirscharen.
zodiak, m. dierenriem, de gordel met de 12
zebra, (Port.), m. Kaapse ezel. hemeltekens, die de zon schijnbaar jaar­
zeloot, m. overdreven geloofsijveraar,
lijks doorloopt.
zemstwo, v. Russische Provinciale Staten
zone, hemelstreek, gebied.
Zend, o. taal verwant met Sanskrit. zoölogie, v. dierenleer, natuurbeschrijving
Zend-Avesta, v. godsdienstboek der oude
der dieren.
Perzen. Zoroaster, m. Stichter van Perzische gods
zenith, o. schedelpunt; toppunt; bovenpoot
dienstleer. (600 v. Chr.). ook Zarathustn
van de henielhorizon.
genoemd.
zephyr, m. koele, zachte westenwind. zouaaf, m. Frans soldaat in Turkse dracht
Zeppelin, (D.), v. bestuurbaar luchtschip.
pauselijk soldaat onder Pius IX.
Zeus, (Gr.), m. Griekse oppergod, Jupiter.
zuurzak, v. grote Indische veelhokkig
ziemlich, (D.), tamelijk. vrucht waarvan het uitgeperste sap, me
zigeuners, naam voor rondzwervend volk. suiker en sterke drank wordt gedronker
zigzag, m. z-vormig, heen- en weergaande.
Zwarte Front, (het), o. de oppositionel
Zimmerwald, plaatsje in Zwitserland, waar
nationaal-socialistische groep, geleid doe
tijdens de wereldoorlog (1915), voor het
Otto Strasser.
eerst, de socialistische tegenstanders van

160

You might also like