Notities Normatieve Ethiek

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 34

2018-2019

Normatieve Ethiek: Notities

Annelies Van Wijnendaele


Prof. dr. Guido Pennings
2018-2019
Les 1: Utilitarisme

1 Introducing Utilitarianism

 Utilitarisme = ethische (controversiële) theorie


 Vele filosofen verwerpen het utilitarisme (terecht of onterecht?).
 Utilitarisme vormt een onderdeel van de consequentialistische theorieën.
o Maar utilitaristen hechten alleen belang aan welzijn en geluk, terwijl andere
conseq. theorieën ook belang hechten aan niet-welzijnsfactoren.
o Maar dus focus op gevolgen!

1.1 Utilitarianism, Law, and Society

 Twee fundamentele ideeën liggen ten grondslag aan het utilitarisme:


o De resultaten van onze handelingen zijn de sleutel tot hun morele evaluatie.
o Deze resultaten moeten vergeleken worden in termen van het geluk of het
ongeluk dat ze veroorzaken.
 Menselijk welzijn of geluk is wat echt telt en het promoten van welzijn is
waar moraliteit over gaat.
 Utilitarisme vertelt ons waarom handelingen juist zijn wanneer ze juist zijn en
waarom ze verkeerd zijn wanneer ze verkeerd zijn.

1.1.1 Morality and the Law


 In welke mate moeten we een relatie zien tussen wetgeving en moraal?
 Wetgeving en moraal zijn twee verschillende dingen.
 De vraag of iets moreel toelaatbaar is, is verschillend van de vraag of iets legaal of
illegaal is.
 Bv. een handeling die moreel juist is, kan illegaal zijn (bv. Joodse familie helpen om
zich te verstoppen voor de Nazi’s).
 Maar: het feit dat iets illegaal is, biedt wel een morele overweging om het niet te
doen  moraliteit en wet beïnvloeden elkaar.
o Sommige filosofen geloven dat de illegaliteit van een handeling ze soms
moreel verkeerd maakt, zelfs als ze anders moreel aanvaardbaar zou zijn
geweest.

1
1.1.2 Ethical Relativism
 Ethisch relativisme = moraliteit is eenvoudigweg een functie van wat een bepaalde
maatschappij geneigd is te geloven. Wat juist is wordt bepaald door wat de cultuur of
de samenleving waarin men opgroeit, zegt dat juist is. Wat juist is in de ene cultuur
kan verkeerd zijn in een andere omdat de enige ethische standaard om een handeling
te beoordelen, het moreel systeem is van de samenleving waarin de handeling zich
voordoet.
 Voor de ethische relativist is er geen absolute ethische standaard onafhankelijk
van culturele context.
 Tegengesteld aan de relativist, geloven sommige mensen dat de morele verschillen
tussen samenlevingen kleiner en minder significant zijn dan ze lijken.
 (Onbevredigende) implicaties van relativisme:
o Ondermijnt morele kritiek op de gebruiken van andere samenlevingen.
 Bv. slavernij in Zuid-Amerika 150 jaar geleden
o Ethische vooruitgang bestaat niet.
o Het is zinloos kritiek te geven op principes of praktijken die binnen de eigen
samenleving aanvaard zijn.
 De morele code zelf kan niet bekritiseerd worden.
 Maar als de samenleving niet de finale scheidsrechter is van goed en fout, wie dan
wel? Utilitarisme biedt een mogelijk antwoord. Door geluk als morele standaard te
nemen, biedt het een objectieve, non-relatieve gids tot juist en fout. Eén die
onafhankelijk is van de particuliere morele code die ons geleerd wordt door de
samenleving waarin we leven.
 Utilitarisme is universeel, niet relativistisch.
 Maar utilitarisme erkent dat de bronnen van menselijk geluk complex zijn en dat ze
variëren tussen culturen, over de tijd en tussen mensen onderling.
 Dus de handelingen die geluk promoten in een bepaalde samenleving kunnen
verschillen van de handelingen die geluk promoten in een andere
samenleving/context.

1.2 Understanding Utilitarianism

Drie filosofen hebben de richting van het utilitarisme bepaald:

 Jeremy Bentham (1748-1832):

2
o Engels filosoof; oprichter of ten minste diegene die als eerste het utilitarisme
systematisch heeft uitgedacht.
o “it is the greatest happiness of the greatest number that is the measure of
right and wrong”
o Utiliteitspincipe: het principe dat elke handeling goed of afkeurt, in
overeenstemming met de neiging die deze heeft om het geluk van diegene die
er belang bij heeft, te doen toe- of afnemen.
o In het bepalen of een gedragslijn goed of fout is, moet men het geluk of
ongeluk
in rekening brengen van iedereen die door de handeling wordt getroffen.
o Bentham verkoos “het grootste geluk principe” boven het “utiliteitsprincipe”.
 John Stuart Mill (1806-1873):
o De meest belangrijke Engelse filosoof van de 19de eeuw.
o Bekwame verdediger van het utilitarisme.
o Associeerde geluk met genot en ongeluk met pijn.
o Grootste geluk principe: handelingen zijn juist in verhouding als ze de neiging
hebben geluk te bevorderen, ze zijn slecht als ze het tegengestelde van geluk
bevorderen.
 Vage definitie: “juist in verhouding” suggereert dat er gradaties van
juistheid kunnen zijn, implicerend dat handelingen A en B beide juist kunnen
zijn en dat A toch ‘juister’ is dan B. Het is ook onduidelijk hoe de frase
“hebben de neiging te bevorderen” van toepassing is op een individuele
handeling.
 Henry Sidgwick:
o Laatste van de grote 19de eeuwse utilitaristen.
o Utilitarisme is de ethische theorie, waarbij het gedrag dat objectief juist is,
onder gelijk welke omstandigheden, deze is die de grootste hoeveelheid geluk
zal produceren in het algemeen. Dus allen wiens geluk erdoor wordt
beïnvloed in rekening brengend.
 Deze uitspraak maakt het duidelijk dat utilitaristen ons instrueren zo te
handelen dat we zoveel mogelijk geluk bewerkstelligen.

1.2.1 The basic Utilitarian Standard


 Sidgwick: basisversie van het utilitarisme.
 “Een daad is juist als en alleen als ze minstens evenveel netto geluk voortbrengt als
gelijk welke andere daad die de persoon had kunnen stellen; anders is ze fout.”

3
 Ter verduidelijking:
o Twee handelingen kunnen evenveel geluk met zich meebrengen. In dat geval
zijn beide handelingen juist.
o Het “netto” geluk van een handeling = geluk dat het produceert – ongeluk dat
het veroorzaakt. We zijn niet enkel geïnteresseerd in de positieve resultaten
van handelingen, maar in hun algemene uitkomst.
o Als een handeling niet juist is, is ze fout.
 Utilitarisme neemt geluk als standaard en gebruikt het om de moraliteit van de
handelingen die we uitvoeren, te beoordelen. We handelen alleen juist wanneer we
zoveel mogelijk geluk voortbrengen als mogelijk is.
 Ook langetermijngevolgen en indirecte repercussies moeten in acht worden
genomen.
 In het beoordelen van handelingen, moeten we niet alleen hun gevolgen voor ons in
rekening brengen, maar ook hun gevolgen voor andere mensen. We moeten het
geluk of ongeluk beschouwen van iedereen die getroffen wordt door onze handelingen
(iedereen gelijk). De gevolgen voor onszelf, goed of slecht, krijgen hetzelfde gewicht
als de gevolgen voor anderen.
 Utilitarisme = iedereen telt voor één en niemand als meer dan één.

1.2.2 Welfarism and Consequentialism


 Utilitarisme heeft twee verschillende filosofische componenten:
o Welzijn:
 Volgens utilitaristen is welzijn het enige intrinsiek goede. Al die
andere zijn maar belangrijk omdat ze een effect hebben op welzijn (=
instrumenteel goed). Bv. roem, eer,... zijn maar belangrijk omdat ze
bijdragen tot welzijn. Het is niet op zichzelf belangrijk.
o Consequentialisme:
 De juistheid of foutheid van een handeling is een functie van zijn
uitkomst.
 Utilitarisme is niet alleen consequentialistisch; het is ook
universalistisch, egalitaristisch en maximaliserend. Drie factoren om
gevolgen te berekenen:
1. Universalistisch: alle personen die gevolgen ondervinden
worden gelijk behandeld.
2. Aggregatief: combineert het geluk of ongeluk van elke
persoon die getroffen wordt door een handeling om de
algemene waarde ervan te bepalen.

4
3. Maximaliserend: je moet streven naar maximalisering van
welzijn.

1.2.3 Four points about Utilitarianism


1. Handelingen kunnen zowel goede als slechte resultaten hebben.
o Meer uitleg, p. 12-13
2. Handelingen beïnvloeden mensen in verschillende mate.
o Morele calculus: je gaat welzijn bekijken in stukken over verschillende perso-
nen om tot een conclusie te komen over je handelen. We gaan verder met die
handeling die resulteert in de grootste netto hoeveelheid geluk.
o Omdat elke handeling sommige mensen sterker zal treffen dan andere, is
utilitarisme niet hetzelfde als de meerderheidsregel.
 Bv. homohuwelijk  gaan we als utilitarist het homohuwelijk
invoeren?
 Welk soort overweging kan ik in rekening brengen als ik dit
doe?
 Enquête bij de bevolking. Hoe gelukkig gaan homo’s en
lesbiennes zijn als ze trouwen?
 Hoeveel mensen gaan er tegen zijn? Hoe ongelukkig worden
die als we homo’s laten trouwen?
 Als we dat optellen, weten we wat we moeten doen.
 Het zou waarschijnlijk het algemeen geluk doen toenemen
als we homo’s toestaan om te trouwen. Dit komt omdat zo’n
beleid slechts een kleine impact zou hebben op het geluk of
ongeluk van de meerderheid, terwijl het de levens van een
klein % mensen sterk zou verbeteren. Zelfs als het bannen van
homoseksuele huwelijken de meeste mensen gelukkig zou
maken, brengt het niet het meeste geluk met zich mee.
 Voor het utilitarisme, is het de totale hoeveelheid geluk en
niet het aantal mensen wiens geluk is toegenomen, dat van
belang is.
3. “Resultaat” wordt op een brede manier geïnterpreteerd.
o Niet handelen wordt ook in rekening gebracht, net als indirecte effecten.
o Utilitaristen hebben twee redenen om te focussen op de uitkomst van een
handeling in brede zin in plaats van op de latere effecten in enge zin:
1. Geluk en ongeluk gaan soms samen met handelingen, in plaats van
dat ze eruit volgen.

5
2. De link tussen wat je doet en wat het resultaat is van wat je doet is
afhankelijk van de gekozen beschrijving van de situatie.
 Eén en dezelfde handeling kan op verschillende manieren
worden beschreven.
4. Onze handelingen kunnen ook een effect hebben op het welzijn van dieren.
o Het utilitarisme neemt ook het welzijn van niet-menselijke dieren in rekening.
o Singer
o Ook dieren moeten in je utilitaristische calculus.
 Hoe ga je dan die berekening maken als we het niet over mensen
hebben?
 Je gaat een redelijke afbakening maken van alternatieven, gevolgen,...

1.2.4 One Common Criticism of Utilitarianism


 We kunnen nooit zeker zijn van alle gevolgen van de dingen die we doen. Nog minder
kunnen we alle toekomstige resultaten kennen van elke mogelijke handeling die we
zouden kunnen verrichten op elk mogelijk moment.
 U: het utilitaristisch doel bestaat eruit om geluk te maximaliseren en de correctheid
van dat doel wordt niet ondermijnd door tekorten in onze kennis omtrent hoe dat doel
het best kan worden bereikt. Geluk is steeds waarnaar moet worden gestreefd.
 Geluk of ongeluk van één persoon vergelijken met een andere persoon is moeilijk en
niet precies.
 U: mensen zijn vertrouwd met geluk en ongeluk. We weten welke handelingen
welzijn bevorderen en welke niet, en deze kennis zal meestal volstaan om onze
handelingen te rechtvaardigen.
 Zelfs als we alle relevante informatie zouden hebben en de noodzakelijke
berekeningen zouden kunnen uitvoeren, zou er nauwelijks tijd zijn om dit te doen
voordat we moeten handelen.
 U: in normale omstandigheden mogen we onze vuistregels toepassen.

1.2.5 Ross’ Commonsense Pluralism


 Ross = non-consequentialistisch moreel filosoof (1877-1971)
 Verwerpt het utilitarisme resoluut.
 Ross’ normatieve theorie is belangrijk omdat ze nauw verwant is aan de ‘gezond
verstand moraal’ van gewone mensen.
 Kritiek:
o Utilitarisme is te eenvoudig en onwaar voor de manier waarop we normaal
denken over moraliteit en over onze morele verplichtingen.

6
o We zien onszelf als zijnde onder verschillende morele verplichtingen die niet
gereduceerd kunnen worden tot de enige verplichting van het maximaliseren
van geluk.
 We hebben bepaalde specifieke morele verplichtingen!
 Op elk gegeven moment, kunnen we meer dan één verplichting hebben en soms
kunnen deze verplichtingen conflicteren. Dwz.: we kunnen een verplichting hebben
om A te doen en een verplichting om B te doen en het is niet mogelijk om beide te
doen. Wat moet ik doen?
o Voor moreel filosofen als Ross is er geen eenduidig antwoord voor alle cases.
o Wat ik zou moeten doen zal afhangen van de omstandigheden en het relatief
belang van de conflicterende verplichtingen. Wat ik moet beslissen is welke
van deze verplichtingen, in de gegeven omstandigheid, belangrijker is.
o Meerdere principes kunnen in een bepaalde context geldig zijn, maar één gaat
de overhand nemen. Je kunt meerdere principes houden, maar één zal de
overhand nemen. Manier om conflict te vermijden!
 Ross gelooft dat al onze morele verplichtingen prima facie zijn. Een prima facie
verplichting is een verplichting die overschreven kan worden door een meer
belangrijke verplichting.
o ≠ Kant!!!  Kant zegt bv. dat je altijd de waarheid moet zeggen, onder alle
omstandigheden en zonder uitzondering. Voor hem, is de waarheid vertellen
een absolute of categorische verplichting, geen prima facie.
 Prima facie verplichtingen: 7 basistypes:
o Trouw
o Herstel
o Dankbaarheid
o Rechtvaardigheid
o Weldoen
o Zelfverbetering
o Geen schade toebrengen aan anderen
 Zelfevident
 Set van basisprincipes waar mensen rekening moeten mee houden om het
ethisch handelen te evalueren.
 Bottom-up: wat is ethiek en hoe kunnen we dat samenvatten? Hij kijkt naar
de samenleving en daar principes uit halen.

7
 Itt het utilitarisme is het ethisch perspectief van Ross pluralistisch in het herkennen
van een variëteit aan verplichtingen. Maar itt Kant worden deze verplichtingen niet
als absoluut en zonder uitzonderingen gezien.
 Een goede manier om de verschillen tussen het utilitarisme en non-
consequentialistische ethische theorieën (zoals Ross en Kant) in beeld te brengen, is
door hun visies te contrasteren in een specifieke casus.

1.3 The Deathbed Promise

 Het utilitarisme wordt voortdurend aangevallen op basis van het feit dat ze tegen-
intuïtieve antwoorden geven.
 Utilitarisme: realistisch, flexibel en empirisch gebaseerd.
o Flexibel: stelen kan soms ‘moreel juist’ zijn, als de situatie het toelaat, en dus
geluksmaximaliserend zijn (sterkte of zwakte van het utilitarisme?).
o Het is achterlijk, zeggen utilitaristen, om de ogen te sluiten voor hoe dingen
werkelijk zijn en om gebruikelijke morele regels te volgen zonder acht te
slaan op de werkelijke effecten van onze handelingen. Critici van het
utilitarisme geloven dat deze flexibiliteit immoreel gedrag toelaat.
 Deathbed promise case:
o P. 24-25
o Voor een utilitarist is het antwoord simpel: geef het geld aan het weeshuis.
o Omwille van verscheidene utilitaristische redenen, is het normaal verkeerd
om een belofte te breken. Degene aan wie je de belofte hebt gedaan, zal
teleurgesteld zijn; hij/zij zal minder geneigd zijn op jou te rekenen in de
toekomst en het incident kan je toekomstige relatie met de persoon schaden.
Maar in dit geval is degene aan wie je de belofte hebt gedaan dood en weet
niemand anders over de belofte. Het geld zelf houden of het geld aan de neef
geven, zou verkeerd zijn omdat het minder geluk met zich meebrengt dan
wanneer je het aan het weeshuis zou hebben geschonken.
 Het enige wat intrinsiek belangrijk is voor utilitaristen is welzijn, niet
de belofte!
 Utilitaristen zijn heel immorele mensen.
o Kant  immoreel om het geld aan het weeshuis te geven.
o Ross  belofte houden; common sense moraliteit.
o Commonsense moraliteit  gewone mensen kunnen de case als een conflict
ervaren; commonsense moraliteit levert geen eenduidig verdict op over wat te
doen met het geld.

8
 Bij het aanpakken van de kennelijke kloof tussen hun theorie en alledaagse
moraliteit, kunnen utilitaristen nog drie verdere punten benadrukken:
1) Een theorie wordt niet weerlegd door aan te tonen dat ze conflicteert met de
gewone morele ideeën van mensen.
2) Utilitaristen kunnen erkennen dat het nuttig is voor mensen om de sterke
gevoelens te hebben die ze hebben over het belang van het houden van
beloftes en het respecteren van de eigendom van anderen.
 Omdat deze gevoelens en de morele richtlijnen en praktijken waarop
ze betrekking hebben in het algemeen de neiging hebben om geluk te
produceren.
3) Utilitaristen kunnen het gerelateerde punt benadrukken dat ‘the deathbed
promise case’ een ongebruikelijke situatie is.
 Want iemand wordt gevraagd om zich voor te stellen dat de factoren
die het breken van beloftes normaal verkeerd zouden maken, niet van
toepassing zijn.
 In de echte wereld zouden ingeval van deze epistemologische
onzekerheden, het houden van de belofte het moreel veiligste zijn
wat een utilitarist kan doen.

1.4 Consequences, Actual and Probable

 Iemand met slechte intenties die per ongeluk goed handelt vs. een utilitarist die per
ongeluk slechte uitkomsten veroorzaakt (p. 27-28).
 Werkelijke vs. verwachte of te voorziene resultaten van een handeling.

 Sommige utilitaristen geloven dat de utilitaristische standaard niet de werkelijke


gevolgen van onze handelingen zou moeten zijn, maar eerder hun verwachte of te
voorziene resultaten op het moment van handelen.
o Dus de ongelukkige utilitarist heeft juist gehandeld en de kwaadaardige heeft
verkeerd gehandeld.
o De juiste handeling is niet de handeling die resulteert in het meeste geluk,
maar de handeling wiens uitkomst – obv. het beschikbare bewijsmateriaal –
het grootste verwachte geluk heeft.
 Het verwachte geluk van een handeling wordt berekend door de positieve of
negatieve waarde van elk van zijn mogelijke uitkomsten te vermenigvuldigen met de
waarschijnlijkheid dat elk van deze uitkomsten zullen gebeuren. Vervolgens worden
die waarden opgeteld.

9
o Stel je bv. voor dat de agent zich beraadt of hij handeling A moet uitvoeren
en dat A drie mogelijke uitkomsten heeft:
 Outcome 1 (0.7 probability): 3 eenheden geluk
 Outcome 2 (0.2 probability): -1 eenheden geluk
 Outcome 3 (0.1 probability): 2 eenheden geluk
Verwachte geluk hand. A: 2.1
o In de keuze wat te doen, moet de agent vervolgens het verwachte geluk van A
vergelijken met het verwachte geluk van de andere handelingen die hij/zij
zou kunnen uitvoeren.
 Bv. handeling B heeft een verwachte waarde van 1. Handeling A is
duidelijk wat de agent zou moeten doen omdat het verwachte geluk
ervan groter is.
 In het berekenen van verwachte geluk, wiens schattingen van geluk en probabiliteit
gebruiken we?
o Moet berekend worden door een redelijk en goed-geïnformeerd agent die zich
baseert op beschikbaar bewijs.
 In praktijk weinig verschil tussen werkelijke-uitkomst utilitaristen en verwachte-
uitkomst utilitaristen.

1.5 Average vs. Total Happiness

 De utilitaristische standaard = zo handelen zodat het totale (verwachte) geluk


wordt gemaximaliseerd.
 Eén mogelijke manier om totale geluk te verhogen = meer mensen maken.
 Blijkbaar zou het utilitarisme de toename van de wereldbevolking moeten bevorderen
totdat de wereld een enorme hoeveelheid mensen huisvest met een zeer laag niveau
van geluk/hoofd van de bevolking = weerzinwekkende conclusie.
 Om de weerzinwekkende conclusie te vermijden alsook de gerelateerde implicatie
dat we een plicht hebben zoveel mogelijk gelukkige kinderen te hebben, hebben
sommige utilitaristen hun theorie gewijzigd.
o Het utilitaristisch doel is niet om totaal geluk te maximaliseren (som van elke
persoon zijn geluk) maar eerder het gemiddeld geluk of geluk per inwoner te
maximaliseren.
o Dit betekent dat een kleine populatie van gelukkige mensen beter is dan een
veel bredere populatie van minder gelukkige mensen.

10
 Helaas impliceert gemiddeld-geluk utilitarisme dat in een wereld van heel
gelukkige mensen, het verkeerd zou zijn om een gemiddeld gelukkig persoon
ter wereld te brengen omdat dit het gemiddeld geluk naar beneden zou halen.
 Gemiddeld-geluk utilitarisme impliceert ook dat het goed zou zijn als
mensen wiens geluk benedengemiddeld is, werden geëlimineerd.
Onaanvaardbaar!
 Totaal geluk toch opnieuw bekijken: is er een weg rond?
1) De vrijheid om voort te planten en gezinsplanning zijn belangrijk voor
individuele autonomie en welzijn.
 Dus als een morele vereiste mensen dan verplicht om zoveel
mogelijk kinderen te produceren, zou dit mensen hun geluk
significant doen afnemen.
2) Als totaal geluk ons doel is, dan moeten we de toekomstige generaties ook in
acht nemen.
 We hebben geen enkele reden om aan te nemen dat de beste strategie
om menselijk geluk op lange termijn te maximaliseren, is door in het
heden zoveel mogelijk mensen te maken.
 Toch zijn de tegenargumenten niet helemaal ontkracht => totaal geluk
visie vermijden.
 Beste oplossing: maximaliseren van geluk van alleen bestaande mensen (mensen
ipv geluk centraal).
o De theorie zou geïnterpreteerd moeten worden als strevend naar het gelukkig
maken van mensen ipv. het maken van gelukkige mensen. Dus iemand heeft
geen positieve verplichting om kinderen te krijgen.
o Het is niet geluk als een onbelichaamde entiteit – totaal of gemiddeld – waar
utilitaristen om geven; het gaat om mensen.
o Utilitaristen willen dat toekomstige mensen zo gelukkig als mogelijk zijn,
maar dit impliceert niet dat utilitaristen zouden moeten proberen om de
kwantiteit van toekomstig wereld geluk naar omhoog te krijgen door het
aantal mensen te verdubbelen.
o Maar als je beslist om een kind te krijgen, heb je de verplichting om leven te
geven aan het gelukkigst mogelijke kind (dus geen kind als je verslaafd bent
aan drugs)????

11
Les 2: Utilitarisme

2 Welfare, Happiness, and the Good

Het leven zou nutteloos lijken als alles wat goed is goed zou zijn enkel omdat het een middel was tot
iets anders. De ketting moet ergens stoppen bij iets dat intrinsiek goed is en voor utilitaristen is dat
welzijn of welvaart. Hoe gaan we welzijn invullen?

2.1 Bentham’s Hedonism

 Bentham identificeerde welzijn impliciet met geluk en zag geluk expliciet als genot
en veiligheid tegen pijn.
 Een stand van zaken is intrinsiek beter dan een andere als en alleen als het meer genot
bevat dan pijn. Dus we gaan welzijn bejegenen ifv. pijn en genot.
 Bentham catalogeerde verschillende soorten genot en pijn en beschreef hun
verschillende bronnen en de factoren die onze ervaring ervan beïnvloeden.
 Hij zag de waarde van een bepaald genot of pijn als een functie van zijn intensiteit,
duur, zekerheid of onzekerheid, en zijn nabijheid of afgelegenheid.

12
 Als we een handeling beoordelen, moeten we de (1) waarschijnlijkheid dat het genot
gevolgd zal worden door een ander genot van dezelfde soort en (2) het aantal mensen
dat erdoor getroffen wordt in achting nemen.

2.1.1 All Pleasures Are Equal


 Bentham: alle vormen van pijn en genot zijn gelijkwaardig.
 Geen enkel genot is intrinsiek beter dan een ander genot. Geen reden om de ene
vorm van genot hoger in te schatten dan de andere.
 Maar complexe activiteiten waarbij we onze talenten moeten ontplooien, brengen ons
meer geluk (cf. schaak spelen vs. kleuren).
 Het genot van het gebruikmaken van onze hogere menselijke vermogens is niet
intrinsiek beter dan eenvoudigere soorten genot of lichamelijke genietingen. Het is
gewoon dat complexe activiteiten die onze geest bezighouden en vereisen dat we onze
talenten uitoefenen, de neiging hebben ons meer plezier te bezorgen (zeker op LT).
 Wat telt voor Bentham is de hoeveelheid genot (intensiteit + duur + ....).
 Voor Bentham maakt het niet uit waar je genot vandaan komt (cf. genot van de
pedofiel vs. pijn van kind dat wordt misbruikt). Genot is genot.
 Alle genot en pijn zijn evenwaardig en je moet de intensiteit ervan berekenen.
 Bentham: elk genot dat een psychopaat zou krijgen door een onschuldig persoon te
martelen, wordt gecompenseerd door de pijn die het slachtoffer zou lijden  maar
Bentham neemt dus wel het genot van de psychopaat in beschouwing itt andere
filosofen.
 Utilitarisme: genot van de martelaar berust op het ongeluk van anderen, dus
utilitarisme mag het genot van de martelaar niet in rekening brengen 
problematische argumentatie!

2.1.2 Animals
 Bentham was de eerste die het genot en de pijn van dieren in rekening heeft
gebracht; pionier dierenrechtenbeweging.
 Hij doet dat omdat hij vertrekt vanuit een puur hedonistische invulling.
 Als je rekening houdt met een baby, moet je dat ook doen met dieren. Als dieren pijn
kunnen ervaren, moeten ze mee in de balans.
 Bentham: we mogen dieren niet doden voor voedsel.
 Peter Singer = die-hard utilitarist

2.2 Mill’s View of Pleasure and Happiness

 Zoals Bentham, pleit Mill voor een brede hedonistische kijk op welzijn.

13
 Maar Mill’s notie van genot verschilt van dat van Bentham op een belangrijk punt.
Mill dacht dat men verschillende soorten genot zowel kwantitatief áls kwalitatief
kon vergelijken en ranken.
 Sommige soorten genot zijn beter dan andere, niet omdat ze meer genot
verschaffen maar omdat ze van een hogere of waardevollere soort zijn.

2.2.1 Quantity and Quality


 Hoe kan men kwaliteit beoordelen en meten en hoe kan het vergeleken worden
met en gebalanceerd tegen kwantiteit?
 Simpele test om te bepalen wanneer één genot kwalitatief superieur is aan een
ander genot.
o Dit door een beroep te doen op de ervaring van degenen die beide hebben
geprobeerd.
o Mill redeneert dat als degenen die even vertrouwd zijn met en evengoed in
staat zijn om twee soorten genot te waarderen, het ene boven het andere
verkiezen ondanks dat ze dezelfde hoeveelheid genot bezitten, dan is het ene
genot kwalitatief superieur aan het andere.
 Als je moet kiezen tussen onwetendheid of wetendheid, ga je kiezen voor
wetendheid?
o Maar waarom zou een varken minder welzijn hebben als een genie?
o Vooroordelen die moeilijk in een puur utilitaristisch model zijn te stoppen.
o Niemand zou de plezieren van een varken inruilen voor die van een mens,
Socrates zou niet ruilen voor een dwaas zijn plezieren enz. Als we ons leven
over het hunne verkiezen is het omdat we nog steeds geloven dat ons leven
meer plezier brengt (kwaliteit). Hun plezier zou ons vervelen.
 Zelfs als een geïnstrueerde maar ontevreden persoon een leven leidt dat
minder aangenaam is dan dat van een tevreden ignoramus, kan zijn/haar leven
in het algemeen misschien beter zijn omdat het anderen ten goede komt.

2.2.2 An Expanded Conception of Happiness


 Hoe gaan we nu welzijn definiëren?
 Eerste definitie: mental state-bewustzijnstoestand
o ‘Ik ben gelukkig’ wil zeggen ‘ik voel mij gelukkig’
 Probleem indien dat je enige definitie is!

2.3 A Problem for Mental-State Accounts of Well-Being

14
 Hedendaagse filosofen refereren naar het klassiek utilitarisme als het aanbieden van
een mental-state account van welzijn omdat het welzijn van een persoon uitsluitend
bestaat in het feit dat de persoon bepaalde ervaringen heeft of zich in bepaalde
mentale toestanden bevindt.
o Iemands welzijn is volledig een functie van de kwaliteit van iemands mentaal
leven.
o Zonder bewustzijn zou het leven geen waarde hebben. Mentaal leven is wat
telt!
o Onze bezittingen, activiteiten en relaties doen er niet toe op zichzelf; waar het
alleen om gaat is hoe ze onze gevoelens en bewustzijn raken, hoe ze worden
ervaren of door ons worden geleefd.
o Een mental-state account vangt het subjectieve of persoonlijke karakter van
welzijn, wat op zijn beurt het belangrijke feit weerspiegelt dat welzijn een
kwestie is van hoe het leven van een individu voor hem/haar gaat.
 Er is geen verschil in waarde tussen (1) genieten van de affectie van iemand die je
liefhebt en waarvan je denkt dat die jou ook liefheeft en (2) genieten van de affectie
van iemand die je bedriegt en waarvan je het niet weet. Toch zouden we de eerste
boven de laatste situatie verkiezen => mensen geven ook om iets anders dan mental-
state. Iets kan een persoon zijn welzijn beïnvloeden zonder zijn mental state te
beïnvloeden. Er is meer aan ons welzijn dan hoe ons leven van binnenuit voelt.
 Nozick: “The pleasure machine”: al wat je wilt komt uit.
o Conclusie utilitarist: we moeten allemaal zo een machine kopen.
o Het probleem is dat er geen link is tussen mentale toestand en werkelijkheid.
o Wensververvulling  hetgeen je wenst, wordt in de werkelijkheid
gerealiseerd.
o Het gaat erom of je wens gerealiseerd wordt in de werkelijkheid.
o Loskoppeling mentale toestand en wensvervulling.
o Alle mensen hebben wensen en als die in vervulling gaan, is ons welzijn
toegenomen.
o Mental state  welzijn/realiteit

2.4 Well-Being as the Satisfaction of Desire

 Het welzijn of geluk van mensen bestaat uit het krijgen van wat ze willen ipv. dat
alles wat ze willen genot of geluk is.
o Wat er uiteindelijk toe doet, is niet dat mensen geluk krijgen maar dat ze de
dingen krijgen die ze verlangen.

15
o Hedendaagse utilitaristen: iets is goed voor een persoon als en alleen als het
zijn wensen vervult. Dus wat goed is voor een persoon is niet een bepaald
soort mentale toestand of ervaring zoals genot, maar eerder het krijgen van
wat men wil.
 Twee andere redenen voor de populariteit van de desire-satisfaction theorie:
1) Theorie gaat anderen niet opleggen wat ze zouden moeten willen en wat goed
is voor hen.
2) Welzijn wordt een minder duister begrip en minder psychologisch. Dit komt
omdat de verlangens van mensen makkelijker te identificeren en vergelijken
lijken dan hun mentale toestanden of genot of pijn.
 Moeilijkheden desire-satisfaction theorie:
1. De wensen van mensen kunnen veranderen.
 Het is niet duidelijk of de desire-satisfaction theorie vroegere wensen
kan negeren eenvoudigweg omdat ze tot het verleden behoren.
 Maar ook: kunnen we iemands huidige wens negeren als we werkelijk
geloven dat die zal weggaan?
 Nog erger: de huidige wensen van mensen zijn soms conflicterend.
2. De wensen van een persoon kunnen gebaseerd zijn op valse
veronderstellingen.
3. Iemands wens kan in vervulling gaan zonder dat die het weet.
 Vb. p. 55  dat je het niet weet, is compleet onbelangrijk.
4. Er is geen garantie dat, wanneer mijn wens in vervulling gaat, ik dat ook
werkelijk leuk zal vinden.
 Vb. p. 55  klopt
5. De desire-satisfaction theorie impliceert dat iemands welzijn er zou op
vooruitgaan als je wensen cultiveert die makkelijk te vervullen zijn.
 Men kan de theorie aanpassen door te stipuleren dat de wensen diegene moeten zijn
die ik alleen zou hebben als ik goed geïnformeerd zou zijn, reflectief, rationeel,....
o Kwaadwillige wensen worden er ook uitgelaten.
o Het verwijderen van wensen die irrationeel, misvormd of gebaseerd zijn op
valse overtuigingen, geeft de theorie een plausibelere kijk op iemands welzijn,
maar het kost de theorie ook iets van zijn oorspronkelijke aantrekkingskracht.
o Misschien proberen kijken naar rationele wensen?

2.5 Objective Theories of Well-Being

16
 Het is een kleine stap van de herziene wensvervullingstheorie die focust op wat een
persoon zou willen onder ideale omstandigheden (rationeel,...), naar een objectieve
theorie van welzijn of objectieve-lijst benadering.
o Wat mensen zouden willen of wat goed voor hen is, ongeacht wat ze eigenlijk
echt willen of denken dat ze willen.
 Opvatting dat het menselijk welzijn een zaak is van iemands leven bestaande uit
bepaalde objectief waardevolle dingen, zoals vriendschap, gezondheid, rationele
activiteit,...
o Niet meer naar de wensen van een persoon kijken, maar naar algemene zaken
die welzijn verhogen.
o Niet zo eenvoudig om te bepalen wat je leven goed maakt!
o Geen consensus in wat die dingen zijn die we moeten nastreven.
 Eén van de manieren waarop je kan bepalen wat goed is voor mensen: visie van de
menselijke natuur (Aristoteles). Twee problemen:
o Geen overeenstemming
o Loskoppeling van de persoon: het gaat zelfs niet over wensen.
 Bovendien is het zo dat rationele, goed geïnformeerde mensen dingen op de lijst
zullen willen omdat deze goed zijn voor hen. Maar het is niet het feit dat ze gewenst
zijn door hen dat ze ook objectief goed zijn.

o Bv: kennis is beter dan onwetendheid, dus een rationele agent zal kennis
willen, maar het is niet zo dat kennis an sich goed is (vb. nutteloze of pijnlijke
kennis).

2.5.1 Beyond Welfare?


 Zijn er andere dingen dan welzijn die intrinsiek waardevol zijn?
o Wat is intrinsiek waardevol? Niets
o Je intrinsiek doel moet niet gerechtvaardigd worden. Zelfevident.
o Dus ook kennis is niet intrinsiek waardevol want hangt samen met welzijn.
 De klemtoon op welvaart staat ook ter discussie  ook andere dingen kunnen
volgens sommigen intrinsiek goed zijn.
 Moore: intrinsieke eigenschappen = niet-relationeel; het verwijst niet naar andere
dingen.

17
o Moore gebruikte de isolatiemethode om die dingen te identificeren die
intrinsieke waarde bezitten en de mate waarin ze het bezitten.
o De methode bestaat eenvoudigweg uit de vraag welke waarde we aan iets
zouden moeten hechten als het volledig op zichzelf zou bestaan.
o Iets is intrinsiek waardevol als en alleen als het bestaan ervan op zichzelf
waardevol zou zijn.
o Bv. natuur is intrinsiek waardevol.
 Respons van de utilitaristen daarop: deze zaken zijn enkel intrinsiek waardevol in
zoverre ze welzijn bevorderen.
 Verder bestaat vanuit utilitaristisch perspectief de functie van moraliteit eruit om onze
levens beter te maken. Zelfs als er andere intrinsieke waarden bestonden dan welzijn,
zouden ze er niet toe doen in morele zin. Noch individueel noch collectief zouden
we reden hebben om die veronderstelde waarden te promoten.

3 Arguing for Utilitarianism

3.1 Bentham and the Principle of Utility

 Utiliteitsprincipe van Bentham: “pijn en genot zijn de enige bronnen van juist en
fout”.
 Bentham geloofde dat in de meeste gevallen mensen hun eigen handelingen en de
handelingen van anderen beoordelen in termen van het geluk dat ze produceren.
o Deze natuurlijke zorg omtrent geluk en ongeluk verhoogt volgens hem de
plausibiliteit van het utilitaristisch principe.
 Bentham: grootste-geluk principe => zelf-evident

 Twee rivaliserende ethische principes:


1) Ascetisme:
 Principe dat handelingen goedkeurt voor zover ze neigen geluk te
doen verminderen.
 Bentham: alle principes die het geluksprincipe verwerpen, volgen een
ascetisch principe.
 Maar je kan de intrinsieke waarde van bepaalde geneugten en zelfs
de intrinsieke waarde van genot zelf ontkennen, zonder te geloven dat
moraliteit het nastreven van pijn vereist
2) Sympathie en antipathie:
 Principe dat bepaalde handelingen goed of afkeurt “alleen maar
omdat een man er het recht toe heeft om ze goed of af te keuren”.

18
 Geen principe volgens hem want verwijst niet naar een externe
overweging.
 Alle niet-utilitaristische normatieve systemen kunnen worden
gereduceerd tot het principe van sympathie en antipathie.
 Cf. vooroordelen, sentiment, mening, lege retoriek, niet-reflectief,
niet-kritisch,...
 Bentham is een morele hervormer.
o Zijn project bestaat er niet uit om gewone morele ideeën uit te leggen en nog
minder om ze te verdedigen.
o Het gaat er slechts om of onze opvattingen over goed en kwaad kunnen
worden gerechtvaardigd. Voor Bentham kan dit louter via een utilitaristische
weg.
o Niet-utilitaristische ethische systemen zijn ofwel vijandig t.a.v. menselijk
genot ofwel dienen ze als voorwendsel voor vooroordelen en ongefundeerde
ethische opvattingen.

3.2 Mill: Proof and Sentiment

 Zoals Bentham kritisch voor niet-utilitaristische principes.


 Utilitarisme kan niet bewezen worden omdat men met “eerste” principes te maken
heeft (≈ Bentham).
 Mill’s bewijs:
o Mensen wensen geluk => geluk is een goed => criterium voor moraliteit.
o Alles wat mensen wensen, wensen ze ofwel als middel tot geluk ofwel als
deel van hun geluk => geluk is het enige wat goed is op zichzelf.
 Het bevorderen van geluk is het enige criterium van moraliteit.
 De utilitaristische standaard is de juiste voor het beoordelen van menselijk gedrag
en daarom is het de juiste basis voor een specifiek morele beoordeling.

3.2.1 The Social Feelings of Mankind


 Welk motief zou er zijn om het utiliteitsprincipe te gehoorzamen of welke
sancties zouden het ondersteunen, mochten we het aannemen als onze ethische
norm?
 Hij beweert dat wat uiteindelijk iedere morele standaard onderschrijft, “de
gewetensvolle gevoelens van de mensheid zijn”.
 De ontwikkeling van de samenleving en de dichtere banden tussen mensen, geven niet
alleen aan elk individu een sterkere persoonlijke interesse in het praktisch

19
raadplegen van het welzijn van anderen, ze leiden hem er ook toe zijn gevoelens
meer en meer te identificeren met hun goed.

3.2.2 Stability and Rational Choice


P. 76-77

3.3 Self-Evidence and the Language of Morality

 Sidgwick vond dat het onmogelijk is om enig eerste principe te bewijzen, omdat
zo’n bewijs premissen zou veronderstellen die fundamenteler zouden zijn dan het
initiële ‘eerste’ principe.
 Sidgwick: het grootste geluksprincipe moet berusten op een fundamentele morele
intuïtie.
 Hij identificeert als zelfevident verscheidene axioma’s die het utilitarisme
onderschrijven.
1 Wat iemand als goed voor zichzelf beoordeelt, beoordeelt hij impliciet ook als
goed voor alle anderen in gelijkaardige omstandigheden (compatibel met,
maar geen bewijs voor utilitarisme omdat niet gespecificeerd wordt welke
regels we zouden moeten volgen).
 Net zoals we een beeld kunnen vormen van wat goed voor ons is in zijn geheel, onze
hele levensloop in achting nemend, kunnen we een notie vormen van wat universeel
goed is door vergelijking van wat goed is voor verschillende individuen. Twee
axioma’s hieruit afgeleid:
2 Het goed van een individu is niet belangrijker dan het goed van iemand anders
3 Als een rationeel wezen ben ik gebonden naar het goede te streven in het
algemeen.
 Uit deze twee fundamentele principes leidt Sidgwick het maxime van
welwillendheid af. Volgens dat maxime is iedereen moreel verplicht om het
goed van enig ander individu evenzeer als het zijne te beschouwen. Op deze
manier claimt Sidgwick te zijn aangekomen bij “het fundamentele principe
van het utilitarisme”.
 Kritiek: andere axioma’s kunnen even zelf-evident zijn, maar niet
consequentialistisch. Utilitarisme wordt niet bewezen.

3.3.1 Moore on Self-Evidence


 De moreel juiste handeling is die met de beste algemene uitkomst (≈ Sidgwick).
 Nagel ontkent dat alle waarden objectief zijn (contra-utilitaristisch).
o Bv. stel je voor dat Kofi excellent piano wil leren spelen.

20
o Voor de utilitarist heeft deze activiteit niet perse een objectieve waarde, maar
de bevrediging of het welzijn dat voortkomt uit het nastreven ervan, wel.
o Welzijn is een objectief goed, waarvan iedereen enige reden heeft om het te
promoten.
o Non-utilitaristen zoals Nagel houden eraan vast dat het bevorderen van
iemands projecten een agent-relatief goed is en niet een objectieve, agent-
neutrale waarde.
 Kagan brengt twee leemten in de redenering van Moore naar voren:
1. Hij gaat ervan uit dat het goede een objectief, agent-neutrale waarde is.
 Het feit dat mensen verschillende wensen hebben en verschillende
projecten nastreven is perfect compatibel met de utilitaristische claim
dat het nastreven van onze individuele wensen en projecten een grote
bron is van menselijk welzijn, wat een objectief goed is.
2. Hij maakt de stap van het feit dat men een betere staat van zaken boven een
slechtere moet verkiezen naar de propositie dat men altijd zo zou moeten
handelen dat men het goede maximaliseert.
 Nauwelijks zelf-evident
 Het bevorderen van welzijn is maar één van de vele fundamentele
plichten.

3.3.2 A Linguistic Argument


 Voor Moore is het zelfevident dat men altijd zo moet handelen dat men het goede
maximaliseert.
 “Moreel juist” = “geluksmaximaliserend”  fout!
 Richard Hare: meer krachtig en meer invloedrijk linguïstisch argument voor het
utilitarisme:
o Wat doen we wanneer we morele oordelen uitspreken?
o Hare beweert dat morele oordelen universele voorschriften zijn en dat morele
taal daarom zelf een utilistische benadering van ethiek inhoudt.
 Deze eigenschappen zijn inherent aan het morele taalgebruik en zitten
dus ook in het utilitarisme.
o Morele oordelen zijn prescriptief omdat ze evaluatief en action guided zijn.
Ze drukken onze voorkeuren uit over de manier dat dingen zouden moeten
zijn.
o Morele oordelen zijn een soort van bevel dat men op een bepaalde manier zou
moeten handelen.
o Hare: morele oordelen moeten universaliseerbaar zijn.

21
 Evenveel gewicht geven aan de wensen van iedereen => we moeten
voorkeursbevrediging maximaliseren.
 De vereiste dat we onze prescripties universaliseren leidt ons tot het
utilitarisme.
 Conclusie: morele oordelen moeten universaliseerbaar zijn, moraliteit vereist
onpartijdigheid en men moet de interesses van allen in rekening brengen. Poging om
weg te geraken van het puur intuïtieve.

3.4 Utilitarianism and Commonsense Morality

 Hoewel Sidgwick zijn utilitarisme baseerde op een fundamentele morele intuïtie,


trachtte hij dit zo rationeel en objectief mogelijk te doen.
 Sidgwick: drie condities waaraan voldaan moet zijn voor een principe als zelf-
evident mag beschouwd worden:
o De termen waarin het beschreven wordt moeten helder en precies zijn.
o Voorzichtige overweging moet subjectieve gevoelens van de baan ruimen.
o De verschillende proposities die aanvaard worden als zelf-evident moeten
wederzijds consistent zijn.
 Volgens Sidgwick voldoen de principes van de gemene moraal niet aan deze
voorwaarden => meestal te algemeen en te vaag.
 Hoe verhoudt het utilitarisme zich tot de gemene moraal? Welke rol kan gemene
moraal spelen bij de theorievorming?
o Handig als je kan aantonen dat je theorie niet te ver afstaat van je gemene
moraal.

3.4.1 Reflective Equilibrium


 Hedendaagse critici van het utilitarisme zijn reflectieve en inzichtelijke denkers die
de morele status quo uitdagen zo vaak als utilitaristen doen.
 Ze doen geen direct en onkritisch beroep op conventionele moraliteit. Integendeel,
de meeste niet-utilitaristische denkers volgen impliciet een ethische methodologie die
het zorgvuldig uitpluizen en afwegen van intuïtieve ethische oordelen over
specifieke cases omvat en higher-level normatieve overtuigingen.
 Doel: een consistent systeem van principes identificeren dat onze particuliere
ethische oordelen en onze algemene normatieve overtuigingen verweeft in een zo
coherent en aantrekkelijk mogelijk pakket.
 Deze methodologie laat ons toe om sommige van onze initiële intuïties aan te passen,
te herzien of te negeren ten einde een “reflectief evenwicht” te smeden dat zoveel
mogelijk van onze belangrijkste overtuigingen omvat.

22
 Dit is een coherentistische benadering tot ethische rechtvaardiging, die het
beschouwt als “een kwestie van de wederzijdse aanmoediging van vele overwegingen
dat alles samen past in één coherent beeld”.
 Kritiek:
o Hare en andere utilitaristen betogen dat het reflectief equilibrium nooit
resultaten kan genereren waarvan je zekerder kan zijn dan van de intuïties
waarmee het begint  utilitaristen geen aanhanger van het coherentiemodel
want in strijd met hun principes.
o Vele niet-utilitaristische morele filosofen stellen daarentegen dat door het
verfijnen en aanpassen van onze gewone morele oordelen ten einde ze in een
coherent en systematisch pakket te weven, dit ons vertrouwen verhoogt in de
ethische overtuigingen die dat equilibrium vormen. Er is geen ander
alternatief dan het starten met onze gevestigde morele overtuigingen.
 Probleem coherentiemodel: circulariteit  je kan coherentie krijgen waardoor er
geen externe factor is.
o Altijd de mogelijkheid dat je een constructie krijgt die heel mooi coherent is,
maar die geen steek houdt.
o Dit model gaat ervan uit dat er zelfcorrectie inzit.
o Ook Kant top-down
o Coherentiemodel houdt geen rekening met gemene moraal????

Fundamentenmodel Coherentiemodel

oordeel Zie notities

regel

principe

theorie

Waarom?  Theorie die het geheel van je systeem uitlegt

3.5 The Case against Deontology

 Critici van de utilitaristisch consequentialistische en maximaliserende oriëntatie


geloven dat op zijn minst sommige morele regels of principes valide zijn,
onafhankelijk van de goedheid of slechtheid van hun resultaten.
 Ze geloven dat het soms verkeerd is om te handelen op een manier die welzijn zou
maximaliseren (deontologische restricties) of dat het soms toegestaan is om te
handelen op een manier die welzijn niet maximaliseert (deontologische permissies).

23
 Tegengesteld aan wat Sidgwick beweert, lijkt commonsense moraliteit significante
nonconsequentalistische of deontologische elementen te bevatten.

3.5.1 Doing versus Allowing, Intending versus Foreseeing


 Utilitaristen geloven dat als de uitkomst hetzelfde is en als alle andere dingen gelijk
zijn, dat het dan moreel irrelevant is of de uitkomst resulteert vanuit handelen of
niet-handelen.
o Maar bijna alle non-consequentialisten geloven dat er soms een significant
moreel verschil kan zijn tussen handelen en niet-handelen, zelfs als de
uitkomst hetzelfde is en alle andere factoren gelijk zijn.
 Utilitaristen geloven ook dat als de uitkomst identiek is, en alle andere dingen zijn
hetzelfde, dat er dan geen moreel significant verschil is tussen een uitkomst die ik
opzettelijk tot stand breng en een uitkomst waarvan ik voorzie dat ze het gevolg
zal zijn van wat ik doe.
o Veel deontologen geloven daarentegen dat er soms een moreel significant
verschil is tussen bedoelen en voorzien.
 Doctrine van het dubbele effect:
o Voorzien vs. intentie
o Wanneer je voorziet dat een handeling negatieve consequenties zal
meebrengen, is het niet toegestaan om ze intentioneel tot stand te brengen.
 Bv. je doodt iemand maar je had niet die intentie  doctrine van het
dubbele effect bekijkt dit gedrag vanuit een ander moreel licht.
 Bv. ik voorzie kinderen te doden, maar had niet die intentie.
o Voor utilitaristen is daarentegen al wat telt in het bepalen of een handeling
juist of fout is, de verwachte uitkomst ervan  je hebt ze gedood!
 Conclusie: deontologen falen!

3.5.2 The Paradox of Deontological Restrictions


 Moraliteit kan ons toelaten een suboptimale handeling te stellen waarvan de
verwachte uitkomst minder goed is dan die van een alternatieve handeling (cf.
deathbed promise).
o De deontoloog ziet het als een belangrijk feit van onze morele levens dat een
handeling soms verkeerd kan zijn, zelfs als zijn uitkomst superieur is aan die
van alternatieve handelingen.

24
 Veronderstel: jouw overtreding van een bepaalde deontologische restrictie (R),
zou resulteren in minder algemene overtredingen van R. Volgens de deontologen
zou het nog steeds verkeerd zijn van jou om R te overtreden.  paradoxaal!
o Regelovertreding die leidt tot minder regelovertreding (bv. embryo’s
vermoorden).
o Deontologische theorieën zullen soms een handeling van een bepaald type
verbieden, zelfs als het uitvoeren ervan zou resulteren in minder handelingen
van het verboden type.
 Irrationeel! Voor deontologen zijn regels het belangrijkste! Respecteren
van de regels is niet het doel, maar een absolute voorwaarde.

3.6 The Appeal of Utilitarianism

Lezen p. 95-101

Les 3: Utilitarisme

25
4 Objections to Utilitarianism

De meest belangrijke en frequent gehoorde bezwaren tegen utilitarisme kunnen gegroepeerd


worden in vier categorieën:
1 Utilitarisme laat immoreel gedrag toe.
2 Het kan geen recht doen aan beloften en andere speciale verplichtingen.
3 Onverschillig tegenover de verdeling van welzijn.
4 Het vereist teveel van morele agenten.

4.1 Utilitarianism Condones Immoral Conduct

 Cf. sterfbedbelofte  utilitarisme conflicteert soms met de bevelen van gewone,


alledaagse moraliteit.
 Utilitarisme zou tot veel meer valsspelen en liegen leiden dan gelijk welke goede
persoon zou toelaten.
 Bv. veronderstel dat het voordeel voor u maximaal zou zijn om je arbeider geen 10
dollar te betalen voor het afrijden van je gras  utilitaristen zullen deze
mogelijkheid betwisten! Er zijn geen realistische omstandigheden ....
1 waarin je enkel de simpele keuze hebt tussen betalen en weigeren om te
betalen
2 waarin het geluk van niet betalen zal opwegen tegen de teleurstelling van de
arbeider, de schade aan je reputatie, de kans dat niemand in de toekomst nog
voor u zal willen werken,....
 Men heeft moeite om te bedenken welk alternatief gebruik van uw geld
genoeg geluk zou produceren om deze schadelijke effecten weg te werken.

4.1.1 The Wrongness of Killing


 Vb. van Brandt van het vermoorden van je ouders om algemeen geluk te
bevorderen.
 Critici van het utilitarisme beweren echter dat de theorie soms niet op bevredigende
wijze kan uitleggen wat er mis is met doden.
 Utilitarisme heeft geen implicaties die de meeste mensen choquerend zouden
vinden en derhalve mag de theorie niet verlaten worden.
 Vb. p. 107  critici argumenteren dat hem vermoorden gek en immoreel zou zijn, en
omdat het utilitarisme het vergoelijkt, moet ze als normatieve theorie verworpen
worden.
o Utilitaristen kunnen op dit argument reageren dat het scenario kennis over de
toekomst veronderstelt waarvan het onwaarschijnlijk is dat men die in de
realiteit zou hebben.

26
o Bovendien is het onwaarschijnlijk dat we kunnen weten dat het doden van de
bedelaar geluk zou maximaliseren.

4.1.2 Lying
 Critici: utilitaristen nemen eerlijkheid minder serieus dan ze zouden moeten.
 Repliek van de utilitaristen: er zijn sterke en overtuigende consequentialistische
redenen om de waarheid te vertellen. Want liegen leidt al te frequent tot ongeluk op
lange termijn.
 In reactie hierop beweren de critici dat utilitaristen om verkeerde redenen tegen
liegen zijn. Utilitaristen zijn tegen liegen omwille van de gevolgen, niet omwille
van de intrinsieke verdorvenheid ervan.
o  Niet-utilitaristen: liegen is niet verkeerd omwille van de resultaten, maar
omdat het uitbuitend is en het respect schaadt dat we verschuldigd zijn aan
anderen.
 Maar utilitaristen vinden het in bepaalde specifieke situaties oké dat je liegt (zie vb.
p. 109).
 Commonsense moraliteit aanziet liegen niet als absoluut of categorisch verkeerd.
o Gemene moraal: liegen is inherent maar niet absoluut verkeerd.
o Utilitarisme: liegen is algemeen genomen verkeerd.
 Sommige moralisten klagen dat alledaagse moraliteit te toegeeflijk is omtrent
liegen.

4.2 Promises and the Particularity of Obligation

 Vanuit een utilitaristisch standpunt is het breken van een belofte niet altijd
verkeerd. Het is slechts verkeerd wanneer de resultaten slecht zijn – slechter dan de
resultaten van het nakomen van de belofte.
 Critici: utilitarisme laat het na om beloftes serieus genoeg te behandelen.
o De theorie misbegrijpt ook wat beloftes zijn en begrijpt niet het
onderscheidend karakter van de verplichting die ze creëren.
 Gewone mensen breken voortdurend beloftes – niet enkel wanneer de plicht om
hun belofte te houden overschreven wordt door een strengere verplichting, maar ook
wanneer ze het geschikt vinden om ze te breken.
 Hoe belangrijk het is om een belofte te houden, hangt af van:
o Welk soort verwachting het heeft gecreëerd.
o Hoeveel moeite andere mensen hebben genomen om er op te vertrouwen.
o In welke mate het breken ervan hen hindert.

27
 Utilitarisme is minstens even stringent omtrent beloftes als alledaagse
moraal.

4.2.1 How We Think about Promises


 Ross: gewone man zal enkel zeggen ‘omdat ik het heb beloofd’ als hem wordt
gevraagd waarom hij zijn belofte houdt.
o Zelfs als deze gewone persoon een utilitarist is, kan hij nog steeds handelen
vanuit gewoonte of op basis van simpele alledaagse regels zonder na te
denken over de totale gevolgen.
o Utilitarisme laat soms toe om beloftes te breken, maar gewone moraal niet
volgens Ross.
 Repliek utilitarisme: niet waar, want anders zou hij geen redenen kunnen geven
waarom hij ze kan breken.
 Rawls: Wat zouden we zeggen als iemand zou antwoorden op de vraag waarom hij
zijn belofte brak: omdat het het beste was in het geheel => in vraag stellen of die
persoon wel weet wat het is om iets te beloven
o Maar Rawls gaat te ver want het excuus dat het breken van de belofte beter
zou zijn in het geheel is, mits goeie ondersteuning, een legitiem antwoord.
 Wat aan de basis ligt van de klachten van schrijvers als Ross en Rawls is dit:
utilitarisme lijkt volledig toekomstgericht te zijn.
o Het vertelt me te doen wat het best is, onafhankelijk van wat ik heb beloofd.
o Als het het meest welzijn zou bevorderen om te doen wat ik heb beloofd, dan
is dat wat ik moet doen (en vice versa).
o Maar dat maakt beloven irrelevant? Utilitaristen kunnen gemakkelijk toestaan
dat wat het beste voor mij is om te doen, afhangt van wat ik in het verleden
heb gedaan.
 Laatste argument van Ross: utilitarisme komt niet overeen met gewone moraal, want
als je een belofte verbroken hebt, heb je nog steeds een verplichting naar degene
aan wie je de belofte hebt gemaakt. Critici van het utilitarisme claimen dat de
theorie niet de spijt vat die we voelen omtrent het breken van onze belofte.
o Je moet uitleggen waarom je de belofte hebt verbroken omdat je het ongeluk
van de ander wilt reduceren (ook al heb je het juiste gedaan door de belofte te
breken).
o Je uitdrukking van spijt toont dat je de interesses van de ander in beschouwing
hebt genomen in het beslissen hoe te handelen.

4.2.2 Special Claims and Duties

28
 Ross: utilitarisme ziet het pluralistisch karakter van de plicht over het hoofd. Ze
faalt om het distinctieve, individuele karakter van onze morele levens te zien,
gevormd zoals ze zijn door speciale verplichtingen jegens particuliere individuen.
 Met andere woorden: Ross: door van ons te verlangen onpartijdig het welzijn van
allen te bevorderen, negeert het utilitarisme de speciale claims en plichten die
behoren tot speciale relaties (waarbij elke man verbonden is met een paar uit het
hele aantal menselijke wezens).
 Je kan de hele ethiek onder 7 plichten steken; specifieke, niet-utilitaristische theorie.
 Door relaties krijg je andere plichten  gaat in tegen het gelijkheidsbeginsel van het
utilitarisme.
o Ross: je hebt de plicht om iets terug te doen voor mensen die voor u gezorgd
hebben.
 Utilitarisme houdt geen rekening met dit soort ‘speciale claims’.

4.3 The Distribution of Welfare

 Utilitarisme zou onverschillig staan tegenover de verdeling van welvaart.


 Theorie richt zich op maximalisering van welzijn, maar het doet er niet toe hoe
welzijn wordt toegewezen.
o Critici argumenteren dat utilitarisme al te gemakkelijk toelaat dat het geluk
van één persoon wordt opgeofferd ten voordele van anderen.
o Utilitaristen houden geen rekening met rechtvaardigheid.

4.3.1 Equality
 Gelijkheid = rechtvaardigheid
o Een rechtvaardige verdeling moet een gelijke verdeling zijn.
 De schijnbare ondergeschiktheid van gelijkheid aan welzijn vinden critici van het
utilitarisme aanstootgevend.
 Als ik een samenleving heb met een adellijke stand met 50 eenheden geluk en
daarnaast een groep arme boeren.
o Kan iemand zoveel meer welzijn hebben dan iemand anders??? Kan iemand
zoveel gelukkiger zijn?
o Kritieken houden geen rekening met het feit dat welzijn/geluk iets anders is
dan rijkdom.
 Utilitarisme: weinig waarschijnlijk!

29
 Als verschillende handelingen evenveel geluk met zich meebrengen, moet een
utilitarist dan niet gaan voor die handeling die welzijn het meest gelijk verdeelt?
o Ik kan dat als utilitarist niet doen want dat is in strijd met gelijkheid.
o Gelijkheid draagt niet bij tot meer welzijn.
o Utilitaristen streven ernaar de belangen van elk onpartijdig te behandelen,
maar wat voor hen van belang is, is hoe mensen welvaren, niet of ze hetzelfde
behandeld worden als anderen.

4.3.2 The Slavery Argument


 Meest populaire versie van het argument dat utilitarisme een onrechtvaardige
verdeling van welvaart vergoelijkt = slavernij-argument.
 Zie p. 122 voor het argument
 Vele mensen geloven dat het slavernij argument het utilitarisme afdoend verwerpt.
 Hare heeft het slavernij argument beslissend weerlegd.
o Zie verhaal p. 122-124

4.3.3 Separateness of Persons


 Omdat het utilitarisme zich bezighoudt met problemen van verdeling enkel in zoverre
ze het nettowelzijn beïnvloeden, zijn de critici van mening dat de theorie
onvermijdelijk tot oneerlijke resultaten leidt.
 Rawls: kernprobleem: utilitarisme negeert de ‘gescheidenheid van personen’.
o Is dit een onherstelbaar defect van het utilitarisme????
o Wat utilitaristen volgens Rawls doen is personen niet als entiteiten
beschouwen.
o Je kan welzijn van één persoon niet compenseren door welzijn bij een ander
persoon te maken.
o Wat je binnen u kan, kan je niet tussen personen.
 Twee vormen van SoP-argument:
1 Metafysisch argument: utilitarisme herkent niet adequaat dat mensen van
elkaar te onderscheiden individuen zijn.
 Gauthier: utilitarisme veronderstelt dat de mensheid een superpersoon
is wiens grootste bevrediging het doel is van morele actie. Dat is niet
waar!
 Mensen zijn niet inwisselbaar voor utilitaristen!
 Ze kunnen de metafysische onderscheidenheid tussen
personen waarderen.

30
 Nagel: utilitarisme behandelt de verlangens, noden,.... van individuen
alsof ze de verlangens,.. zijn van een massa-persoon.
 Argument het gevolg van het optellende karakter van het utilitarisme;
je mag niet aggregatief werken.
 Parfit: persoonlijke identiteit is slechts een zaak van bepaalde relaties
van psychologische verbondenheid vasthoudend tussen verschillende
temporele stadia in een mensenleven. De connectie tussen een
individu in een vroeg stadium en het individu op een later punt in de
tijd is minder sterk dan vaak wordt gedacht (er is niks hetzelfde
tussen begin en einde). Hetzelfde geldt voor de relatie tussen één
persoon en een andere persoon  utilitarisme wordt meer plausibel!
2 Moreel argument: utilitarisme behandelt mensen niet als individuen, elk met
een eigen leven.
 Utilitarisme laat ons toe om sommigen voordeel te bezorgen ten koste
van anderen.
 Je mag geen overdracht maken van welzijn van de ene persoon op de
andere.
 Argument: niemand vindt dat erg!
 Bv. belastingen
 Bv. leraar spendeert meer tijd aan degenen die niet mee zijn
ten koste van de slimme studenten.
 Heel veel uitwisselingen in het leven waardoor de totale
hoeveelheid welzijn groter wordt.
 Als we een groep van 3 mensen of een groep van 30
kunnen redden en we kunnen niet beide redden, dan redden
we de grotere groep. Maar dit betekent niet dat we de
onderscheidenheid van personen negeren.

4.4 Is Utilitarianism Too Demanding

 Utilitarisme vraagt teveel van ons om een aanvaardbare morele theorie te


kunnen zijn.
 Hoge standaard
 Repliek utilitarisme:
1 Onderscheid tussen juist – fout en prijzen – beschuldigen
 Vb. p. 129
2 Het maximaliseren van algemeen welzijn moet niet ons constante en enige
motief zijn.

31
3 In de meeste gevallen doen we er het best aan het geluk te proberen
maximaliseren van de mensen dicht rond ons (veel efficiënter).
 Belangrijke punten, maar komen niet volledig tegemoet aan de kritiek dat het
utilitarisme te veeleisend zou zijn. Belangrijke reden is dat de wereld veranderd is
sinds de grondleggers van het utilitarisme.
 Bovendien kan men de theorie omarmen en tegelijk aanvaarden dat men niet
volledig aan de standaarden kan tegemoetkomen.
 De theorie wordt zodanig aangepast dat je geen superwezen moet veronderstellen
om een utilitarist te kunnen zijn.

32
Les 4: Utilitarisme

4 Objections to Utilitarianism

De meest belangrijke en frequent gehoorde bezwaren tegen utilitarisme kunnen gegroepeerd


worden in vier categorieën:
Utilitarisme laat immoreel gedrag

33

You might also like