Differentie

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 8

DIFFERENTIEQUOTIËNT

1. INLEIDING...................................................................................................................................1
2. HET DIFFERENTIEQUOTIËNT...................................................................................................4
3. OEFENINGEN..............................................................................................................................5
4. OPLOSSINGEN...........................................................................................................................7

1. INLEIDING

Van een rechthoekig stuk karton van 20 bij 30 cm knip je aan de vier hoeken gelijke vierkantjes
weg. Je kan de zijkanten nu omhoog plooien. Het resultaat is een rechthoekige doos.

De inhoud van de doos die je verkrijgt, hangt af van de afmetingen die je kiest voor de vierkantjes.

De inhoud van de doos bij de verschillende afmetingen voor de vierkantjes kan je beschrijven met
de volgende functie:

f: y = 4x3 – 100x2 + 600x (x = zijde weggesneden vierkantjes).

Differentiequotiënt / p.1 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso


Je ziet op de grafiek dat het volume van de doos maximaal zal zijn wanneer we vierkantjes met
zijde 4 cm wegknippen.

Links en rechts van 4 cm verandert het volume voortdurend.


Tussen 0 en 4 cm als zijde neemt het volume toe met de lengte.
→ naarmate de zijde groter wordt, wordt ook het volume groter
Tussen 4 en 10 cm als zijde neemt het volume af met de lengte.
→ naarmate de zijde groter wordt, wordt het volume kleiner.

anders gezegd:
met een verandering van de waarden op de x-as (∆x) gaat een verandering van de waarden op de
y-as gepaard (∆y) → het symbool ∆ geeft weer dat het om een verandering gaat.

We kunnen ons nu afvragen of de verandering in beide delen gelijk is. Om zo'n vergelijking
mogelijk te maken, zoeken we de gemiddelde verandering in elk deel. Die gemiddelde verandering
(in een interval) is het differentiequotiënt.

Er zijn twee methodes om het differentiequotiënt te vinden.

Methode 1:
We werken met twee intervallen: [0,4] en [4,10].
We construeren voor [0,4] een rechte a:
– duid op de grafiek het punt met argument 0 aan
– duid op de grafiek het punt met argument 4 aan
– trek een rechte door die 2 punten

Construeer op dezelfde manier een rechte b voor [4,10].

Differentiequotiënt / p.2 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso


We zoeken het voorschrift van beide rechten.
(Zie hoofdstuk eerstegraadsfuncties als je niet meer weet hoe dit moet).

We vinden:
a: y = 264x
b: y = -176x + 1760

De richtingscoëfficiënt van de rechte is het differentiequotiënt in het interval.


Voor [0,4] is het differentiequotiënt 264.
Voor [4,10] is het differentiequotiënt -176.

Om te vergelijken, nemen we de absolute waarde:


264 > 176 → conclusie: in [0,4] is de gemiddelde verandering het grootst

Ook zonder berekeningen, kan je uit de grafiek meteen afleiden dat de gemiddelde verandering in
[0,4] groter is dan in [4,10].

Voor eerstegraadsfuncties geldt:


Hoe steiler de rechte, hoe groter de richtingscoëfficiënt.
DUS: hoe steiler de rechte, hoe groter het differentiequotiënt.

De rechte a is steiler dan de rechte b.


Hieruit volgt dat de richtingscoëfficiënt van a groter is dan die van b.
Hieruit volgt dat het differentiequotiënt in [0,4] groter is dan in [4,10].

Als je niet goed kan zien welke helling het grootst is, kan je de hoek meten:
Hoek tussen a en x-as = 59°
Hoek tussen b en x-as = 39°

Methode 2: formule

Het differentiequotiënt (de gemiddelde verandering) in een interval kan je ook gewoon berekenen.

Berekening voor het interval [0,4]


x1 is de ondergrens van het interval → 0
y1 is f(x1) dus f(0)→ 0
x2 is de bovengrens van het interval → 4
y2 is f(x2) dus f(4)→ 1056

Vul die waarden in in de volgende formule:

y2 – y1 1056 – 0
differentiequotiënt = = = 256
x2 – x 1 4–0

Differentiequotiënt / p.3 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso


Berekening voor het interval [4,10]
x1 is de ondergrens van het interval → 4
y1 is f(x1) dus f(4)→ 1056
x2 is de bovengrens van het interval → 10
y2 is f(x2) dus f(10)→ 0

y2 – y1 0 – 1056
differentiequotiënt = = =−176
x2 – x 1 10 – 4

In het interval [0,4] is de (absolute waarde van) de gemiddelde verandering groter dan in het
interval [4,10].

Verband tussen de twee methodes:


Het differentiequotiënt berekenen met de formule komt neer op het berekenen van de
richtingscoëfficiënt van de rechte door het begin en het einde van het interval.

Je gebruikt methode 1 als je geen functievoorschrift hebt.

2. HET DIFFERENTIEQUOTIËNT

Het differentiequotiënt is een waarde die uitdrukt wat de gemiddelde verandering (van het beeld) is
in een specifiek interval.

Het differentiequotiënt maakt het mogelijk om grafieken nauwkeuriger te interpreteren of (delen


van) grafieken te vergelijken.

Opmerking:
• Bij een tijd-afstand-functie is het differentiequotiënt = de gemiddelde snelheid

3. OEFENINGEN

Oefening 1:
Een wielrenner rijdt een tijdrit van 45 km. Op bepaalde momenten wordt genoteerd welke afstand
is afgelegd.

tijd (minuten) 0 10 18 34 44 60 78 94
afstand (km) 0 8 12 18 22,5 29 37 45

Differentiequotiënt / p.4 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso


De vragen die volgen gaan over de gemiddelde snelheid. Die wordt uitgedrukt in km/h. Zet de tijd
om in uur.

tijd (uur)
afstand (km) 0 8 12 18 22,5 29 37 45

a) Wat is de gemiddelde snelheid van de wielrenner voor de hele rit?

b) Is zijn gemiddelde snelheid tijdens de eerste helft van de rit groter of kleiner dan die in de
tweede helft?

c) Op de grafiek hieronder zijn de resultaten weergeven. Beslis aan de hand van de helling van de
verschillende stukjes in welk deel van de rit de gemiddelde snelheid het grootst en het kleinst was.

Als je het niet goed kan zien:


Trek de x-as door links. Verleng elk stuk tot het de x-as raakt. Meet de hoek tussen de getekende
rechten en de x-as.

d) Bevestig je antwoord bij vraag c door voor elk interval het differentiequotiënt te berekenen.

Oefening 2
Gebruik de grafiek op de volgende bladzijde om het differentiequotiënt te vinden in
a) [1,3]
b) [4,6]

In welk interval is de gemiddelde verandering het kleinst?

Differentiequotiënt / p.5 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso


Oefening 3
Bereken het differentiequotiënt in het gegeven interval.

a) f: y = x3 – 6x2 + 12x [-2,2]

b) f: y = -x3 + 3x [-3,0]

c) f: y = x2 – x + 1 [0,3]

d) f: y = -x2 + x + 2 [-2,1]

1
e) f: y = – [-3,-2]
x–2
1
f) f: y = [-1,-0.5]
x+3

Oefening 4
Een auto begint om exact 18.00h aan een traject van 31 km op een weg waar maximaal 60 km per
uur mag worden gereden. De auto doet exact 30 minuten over dit traject. Heeft de chauffeur zich
de hele tijd aan de snelheidsbeperking gehouden?

Differentiequotiënt / p.6 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso


4. OPLOSSINGEN
Oefening 1
tijd (uur) 0 0,17 0,3 0,57 0,73 1 1,3 1,56
afstand (km) 0 8 12 18 22,5 29 37 45

45 – 0
a) = 28,85 km/ h
1,56 – 0

b) groter
22,5 – 0 45 – 22,5
eerste helft : = 30,82 km /h tweede helft : = 27,10 km / h
0,73 – 0 1,56 – 0,73

c)
Grootst → grootste helling → eerste deel (0 tot 0,17 uur)
Kleinst → zwakste helling → derde deel (0,3 tot 0,57 uur)

d)
[0;0,17] → 47,06
[0,17;0,3] → 30,77
[0,3;0,57] → 22,22
[0,57;0,73] → 28,13
[0,73;1] → 24,07
[1;1,3] → 26,67
[1,3;1,56] → 30,77

Oefening 2
In [1,3] is het differentiequotiënt -2.
In [4,6] is het differentiequotiënt 4.

De gemiddelde verandering is het kleinst in [1,3].

Oefening 3
Bereken het differentiequotiënt in het gegeven interval.

8+ 56 2+ 4
a) =16 d) =2
2+ 2 1+ 2
0 – 18 0,25 – 0,20
b) =−6 e) = 0,05
0+ 3 −2 +3
7–1 0,4 – 0,5
c) =2 f) =−0,2
3–0 0,5

Differentiequotiënt / p.7 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso


Oefening 4
x1 = 0 (het moment van vertrek) → in uur: 0
x2 = 30 (tijd onderweg) → in uur: 0,5
y1 = 0
y2 = 31

31 – 0
differentiequotiënt = =62
0,5 – 0
De gemiddelde snelheid van de auto was 62 km/h. De chauffeur heeft op bepaalde momenten
zeker sneller gereden dan 60 km/h.

Differentiequotiënt / p.8 van 8 / versie 1 Edulogos cvba-vso

You might also like