Professional Documents
Culture Documents
Differentie
Differentie
Differentie
1. INLEIDING...................................................................................................................................1
2. HET DIFFERENTIEQUOTIËNT...................................................................................................4
3. OEFENINGEN..............................................................................................................................5
4. OPLOSSINGEN...........................................................................................................................7
1. INLEIDING
Van een rechthoekig stuk karton van 20 bij 30 cm knip je aan de vier hoeken gelijke vierkantjes
weg. Je kan de zijkanten nu omhoog plooien. Het resultaat is een rechthoekige doos.
De inhoud van de doos die je verkrijgt, hangt af van de afmetingen die je kiest voor de vierkantjes.
De inhoud van de doos bij de verschillende afmetingen voor de vierkantjes kan je beschrijven met
de volgende functie:
anders gezegd:
met een verandering van de waarden op de x-as (∆x) gaat een verandering van de waarden op de
y-as gepaard (∆y) → het symbool ∆ geeft weer dat het om een verandering gaat.
We kunnen ons nu afvragen of de verandering in beide delen gelijk is. Om zo'n vergelijking
mogelijk te maken, zoeken we de gemiddelde verandering in elk deel. Die gemiddelde verandering
(in een interval) is het differentiequotiënt.
Methode 1:
We werken met twee intervallen: [0,4] en [4,10].
We construeren voor [0,4] een rechte a:
– duid op de grafiek het punt met argument 0 aan
– duid op de grafiek het punt met argument 4 aan
– trek een rechte door die 2 punten
We vinden:
a: y = 264x
b: y = -176x + 1760
Ook zonder berekeningen, kan je uit de grafiek meteen afleiden dat de gemiddelde verandering in
[0,4] groter is dan in [4,10].
Als je niet goed kan zien welke helling het grootst is, kan je de hoek meten:
Hoek tussen a en x-as = 59°
Hoek tussen b en x-as = 39°
Methode 2: formule
Het differentiequotiënt (de gemiddelde verandering) in een interval kan je ook gewoon berekenen.
y2 – y1 1056 – 0
differentiequotiënt = = = 256
x2 – x 1 4–0
y2 – y1 0 – 1056
differentiequotiënt = = =−176
x2 – x 1 10 – 4
In het interval [0,4] is de (absolute waarde van) de gemiddelde verandering groter dan in het
interval [4,10].
2. HET DIFFERENTIEQUOTIËNT
Het differentiequotiënt is een waarde die uitdrukt wat de gemiddelde verandering (van het beeld) is
in een specifiek interval.
Opmerking:
• Bij een tijd-afstand-functie is het differentiequotiënt = de gemiddelde snelheid
3. OEFENINGEN
Oefening 1:
Een wielrenner rijdt een tijdrit van 45 km. Op bepaalde momenten wordt genoteerd welke afstand
is afgelegd.
tijd (minuten) 0 10 18 34 44 60 78 94
afstand (km) 0 8 12 18 22,5 29 37 45
tijd (uur)
afstand (km) 0 8 12 18 22,5 29 37 45
b) Is zijn gemiddelde snelheid tijdens de eerste helft van de rit groter of kleiner dan die in de
tweede helft?
c) Op de grafiek hieronder zijn de resultaten weergeven. Beslis aan de hand van de helling van de
verschillende stukjes in welk deel van de rit de gemiddelde snelheid het grootst en het kleinst was.
d) Bevestig je antwoord bij vraag c door voor elk interval het differentiequotiënt te berekenen.
Oefening 2
Gebruik de grafiek op de volgende bladzijde om het differentiequotiënt te vinden in
a) [1,3]
b) [4,6]
b) f: y = -x3 + 3x [-3,0]
c) f: y = x2 – x + 1 [0,3]
d) f: y = -x2 + x + 2 [-2,1]
1
e) f: y = – [-3,-2]
x–2
1
f) f: y = [-1,-0.5]
x+3
Oefening 4
Een auto begint om exact 18.00h aan een traject van 31 km op een weg waar maximaal 60 km per
uur mag worden gereden. De auto doet exact 30 minuten over dit traject. Heeft de chauffeur zich
de hele tijd aan de snelheidsbeperking gehouden?
45 – 0
a) = 28,85 km/ h
1,56 – 0
b) groter
22,5 – 0 45 – 22,5
eerste helft : = 30,82 km /h tweede helft : = 27,10 km / h
0,73 – 0 1,56 – 0,73
c)
Grootst → grootste helling → eerste deel (0 tot 0,17 uur)
Kleinst → zwakste helling → derde deel (0,3 tot 0,57 uur)
d)
[0;0,17] → 47,06
[0,17;0,3] → 30,77
[0,3;0,57] → 22,22
[0,57;0,73] → 28,13
[0,73;1] → 24,07
[1;1,3] → 26,67
[1,3;1,56] → 30,77
Oefening 2
In [1,3] is het differentiequotiënt -2.
In [4,6] is het differentiequotiënt 4.
Oefening 3
Bereken het differentiequotiënt in het gegeven interval.
8+ 56 2+ 4
a) =16 d) =2
2+ 2 1+ 2
0 – 18 0,25 – 0,20
b) =−6 e) = 0,05
0+ 3 −2 +3
7–1 0,4 – 0,5
c) =2 f) =−0,2
3–0 0,5
31 – 0
differentiequotiënt = =62
0,5 – 0
De gemiddelde snelheid van de auto was 62 km/h. De chauffeur heeft op bepaalde momenten
zeker sneller gereden dan 60 km/h.