Professional Documents
Culture Documents
HInT Februari 2011 Website
HInT Februari 2011 Website
|2
Februari 2011
In dit HInT...
6 10 12
Iris en Roy spraken met Bert Aukje las voor jullie de be- Ze kwam onwetend, ze maakte
Roest. Een interview over de schouwing over mogelijk het hier vrienden. Ze ging van ze
dingen die er voor Roest toe meest omstreden proces uit de houden. Susan brengt onze
doen. Tevens nog een paar wereldgeschiedenis: Het Pro- zuidelijke medelanders een
mooie lessen als toetje. ces van Jezus van Nazareth. lofrede!
20 43 50
De ergernis van de een is het
Corine schrok zich deze intro- Carnaval, wat is een jaar zonder
vermaak van de ander. Onder
ductie het apezuur. Onze stu- Carnaval? Wouter dook, zo het
dat motto gingen Aniek en
die zou een sterke docentecul- een historicus betaamt, de
Aukje in discussie. Het onder-
tus kennen. Mythe of waar- geschiedenis van Carnaval in!
werp: Populair taalgebruik.
heid? Corine zocht het uit!
3|
HInT
|4
Februari 2011
Studententijd
Op achttienjarige leeftijd vertrekt Bert Roest richting Groningen om daar geschiedenis te studeren. Inspi-
rerende docenten zetten hem op het spoor van de Middeleeuwen, een periode die hem vooral interes-
seert vanwege het feit dat er nog zoveel te onderzoeken valt. Talloze bronnen, vooral van na 1200, zijn
nog nooit grondig bestudeerd, waardoor diepgravend onderzoek mogelijk is. De tijd waarin hij studeert,
begin jaren tachtig, is ook de periode waarin ‘New Cultural History’ opkomt, een benaderingswijze die
toen bekend werd door onderzoeken van mensen die zich vooral met Middeleeuwen en de Renaissance
bezighielden. Zijn eigen studententijd is extreem serieus, hij studeert niet alleen algemene geschiedenis,
maar daarnaast ook Mediëvistiek. Zijn docenten inspireren hem en hoewel hij van ’s morgens vroeg tot ’s
avonds laat hard aan het werk is, niet alleen aan zijn studie maar ook om geld te verdienen, is zijn stu-
dententijd ook heel leuk. Zo is hij actief betrokken bij een studentenzangkoor en organiseert hij met zijn
medestudenten veel uitstapjes naar musea en tentoonstellingen en wordt er vaak gezamenlijk de archie-
ven ingedoken. Ook gaat hij geregeld op uitwisseling met het koor, wat hem op interessante plekken in
heel Europa brengt. ‘Ik was in Hongarije toen de Muur viel. Dat leverde prachtige discussies op met Oost-
Duitse en Russische zangers!’
Wanneer we hem vragen of het daarom is dat hij zo’n groot voorstander van het wonen op kamers is,
krijgen we een mooie les, ‘Ik vind dat eerste en tweedejaars studenten hier in Nijmegen te veel naar
‘school gaan’ ze volgen colleges, gaan veilig terug naar huis en worstelen zich zo door hun studie heen,
maar studeren is veel meer dan college volgen.’ Het wonen op kamers creëert volgens Roest een weer-
baardere student, iemand die sneller volwassen wordt omdat diegene zijn of haar eigen boontjes leert
doppen. Samen eten en de kleinste dingen waar niet zo snel bij stil wordt gestaan zijn, belangrijke dingen
voor later! ‘Toen ik nog studeerde, lazen we de krant aan tafel in het studentenhuis en spraken we de
politiek door.’ Bert Roest denkt dat er meer kennis te behalen valt tijdens je studie, dan alleen uit de
boeken. ‘Tijdens mijn studie organiseerden we reizen en nodigden we de docenten er ook voor uit, dat
gebeurt nu veel minder en dat is jammer.’ Roest ziet ook wel in dat de tijden veranderd zijn en dat het nu
wat moeilijker is te realiseren dan 30 jaar geleden. ‘Maar de politiek heeft niet goed voor ogen wat het
academisch onderwijs zou kunnen zijn, ze denken te veel aan de korte termijn.’
7|
HInT
Nijmegen
Dat Roest in Nijmegen terecht is gekomen is volgens hem deels toeval. Hij was een tijd actief geraakt
buiten zijn vakgebied, wat te wijten was aan het kleine aanbod aan banen, maar hier kreeg hij de kans
om zich weer bezig te houden met Middeleeuwen. ‘Ik volg dee banenmarkt en heb overal en nergens
gesolliciteerd’. Zo kwam hij hier terecht, het feit dat hij Peter Raedts kende en andersom heeft ook een
rol gespeeld bij het krijgen van een positie in Nijmegen.’Het was wellicht liefde op middelbare leeftijd,
maar het is hier goed toeven. De omgang met collega’s vind ik in Nijmegen erg prettig.’
Het chateau
Naast Middeleeuwen, en zijn grote passie de bedelorden is Roest ook geïnteresseerd in andere aspecten
van de geschiedenis, zoals moderne politieke filosofie, Giambattista Vico als wel de verlichtingsfilosofie
maar ook de Joodse schrijfster en filosofe Hannah Arendt. Naast deze interesses heeft hij ook een aantal
bijzondere hobby’s, zo knutselt hij graag en bouwt hij van allerhande dingen, zoals keukens en badka-
mers. Ook repareert hij graag auto’s en treedt hij af en toe op met een koor of zingt hij als solist. Het
bouwen brengt ons weer op het spoor van zijn zogenaamde ‘chateau’ in Frankrijk, waar de wildste verha-
len over bestaan. Lachend corrigeert hij ons, het is geen cha-
teau maar een ruïne die hij in 2000 gekocht heeft voor de prijs
van een oude auto en die hij met veel plezier opknapt. ‘Het is
behoorlijk groot, bijna zo groot als de Refter denk ik.’ Onder-
tussen is het buitenwerk gebeurd en zitten er nieuwe vloeren
in. Roest gebruikt het opknappen van zijn ruïne als een manier
om fysiek bezig te zijn. Hij heeft er geen uiteindelijk doel mee.
Dat doel ligt namelijk dertig jaar weg en het is nog maar de
vraag of hij het ooit afkrijgt. ‘Je moet de dingen doen om de
intrinsieke waarde van de dingen zelf.’
Wat de komende tien jaar voor hem zullen brengen weet hij
nog niet, zelfs nog niet of die wel in Nijmegen doorgebracht
zullen worden. Roest heeft namelijk een partner en een doch-
tertje die, hoewel ze nu een jaar in Nederland zijn, gewoon in
Toronto wonen. Hoelang het nog vol te houden is om steeds
heen en weer te gaan, weet hij niet. Uiteindelijk zal iemand
moeten verhuizen. Dit betekent desondanks niet dat hij niet
bezig zal blijven met zijn vakgebied, want deze zomer komt zijn boek uit, over de Clarissen, een vrouwe-
lijk kloosterorde die vanaf het begin van de 13e eeuw bestaat. Daarnaast is hij ook nog bezig met een
onderzoeksproject samen met Peter Raedts over missie-ideologieën in de late Middeleeuwen en vroeg-
moderne tijd, waarin hij dus zijn blikveld deels gaat verleggen naar de Nieuwe Wereld, Californië en
Mexico, weg van de ‘harde Middeleeuwen’ en waar hij ook nog een boek over zal moeten schrijven.
Roest zal in ieder geval altijd bezig blijven met bedelorden, al is het maar vanwege het feit dat hij web-
master is van twee websites die als portals fungeren. Hoogleraar wil hij niet één twee drie worden (als
dat al mogelijk zou zijn) omdat hij dan naar meer ingekapseld wordt in zijn mogelijkheden. ‘Hoogleraren
|8
Februari 2011
van tegenwoordig zijn steeds meer manager van een onderzoeksgroep en moeten achter financiering
aan.’
Wat Roest vooral benadrukt in het interview is het belang van de studententijd. Hij heeft in deze tijd veel
goede vrienden gemaakt en wil jullie dan ook het volgende op het hart drukken:
‘Gebruik je studententijd niet als verlenging van je middelbare school, ga het echt exploiteren, de tijd
komt nooit weer om echt als student te leven. Zoveel vrijheid als nu krijg je nooit meer, maak er het
beste van.’
9|
HInT
Voor diegenen die niets of weinig weten van de berechting van Jezus (dat kan natuurlijk), zal ik een kleine
schets geven van hetgeen gebeurde op die donkere dagen in het jaar 33. De naar verluid bebaarde san-
daal gaf een etentje voor zijn twaalf beste vrienden in het Hof van Getsemane, een olijfboomgaard net
buiten Jeruzalem. Wij noemen dit nu het Laatste Avondmaal, maar Jezus wist natuurlijk niet dat dit zijn
laatste maaltijd was. Hij was de zoon van God, niet helderziend. Onder het drankgelach en feestgedruis
kwam Jezus erachter dat zijn beste vriend, Judas, hem had verraden bij de Sanhedrin, de Joodse raad.
Jezus baalde natuurlijk verschrikkelijk, maar ging toch gedwee mee toen de soldaten hem kwamen halen.
Er volgde een hoorzitting voor de Romeinen Herodus en Pilatus. Tot slot moest hij ook zijn levensfilosofie
uiteenzetten voor de Joodse raad. Helaas voor Jezus waren zijn argumenten onvoldoende steekhoudend,
hij werd tot de dood veroordeeld. Als hij de wet had gekend (wat mijn inziens iedere burger van Israel
toch zou moeten kennen) had hij kunnen weten dat de straf bij het opruien van het volk de dood aan het
kruis zou zijn.
Het vonnis werd voltrokken op de berg Golgotha (wat Aramees is voor schedelplaats). Zes uur lang hing
Jezus aan de houten constructie voordat hij eindelijk begreep dat de dood onvermijdelijk was en hij blies
zijn laatste adem uit. Hij werd begraven in het graf van Jozef van Arimathea, dat nog vacant was. Drie
dagen later wilden een paar vrouwen, waaronder Jezus´ liefje en lichtekooi Maria Magdalena, de gestor-
ven Messias alsnog gaan balsemen. Helaas was het lichaam van Jezus spoorloos: het graf was leeg. We-
tende dat een menselijk lichaam niet zo snel vergaat, moest er een andere verklaring worden gezocht:
waar was Jezus? Na de verdwijning van het lichaam is Jezus nog een aantal keren gesignaleerd en naar
verluid heeft hij de weg naar de hemel verkozen, nadat hij zijn discipelen had bevolen zijn blijde bood-
| 10
Februari 2011
schap (melk, kaas en eieren) over de gehele wereld te verspreiden. Hoewel Jezus zijn boodschap heeft
kunnen overbrengen en het christendom wereldgodsdienst nummer één is, wordt de veroordeling van
Jezus nog steeds bestreden.
Het proces tegen Jezus is misschien wel de belangrijkste wortel van het antisemitisme. De moeizame
verhouding tussen het christendom en het jodendom vindt zijn oorsprong in de veroordeling van Jezus.
Vraag hierbij is of Jezus is veroordeeld naar aanleiding van een proces van de Joodse raad of door het
vonnis dat is gewezen door de Romeinse overheid. En wat is de rol geweest van het Sanhedrin?
De bronnen die beschikbaar zijn over het leven van Jezus, bieden weinig soelaas. Ze spreken elkaar vaak
tegen en de onderlinge verhouding is moeilijk te duiden. Daar komt bij dat er weinig bekend is over de
wijze van procederen in de eerste eeuw na Christus. Het enige wat men dan nog kan doen is kijken naar
de tijd waarin Jezus leefde en uiteindelijk doodging. Zoals iedereen heeft geleerd bij Oudheid (dus als je
dit niet weet, heb je Oudheid waarschijnlijk nog steeds niet gehaald en dan weet je nu ook waarom),
heeft de Romein Gnaeus Pompéius in 70 v. Chr. zijn oog laten vallen op Israel in zijn veroveringsoorlogen
in het Middellandse zeegebied. De verovering ging niet zo gemakkelijk als dat hij van te voren had be-
oogd; het land was verdeeld. Judea, een gedeelte van Israel stond onder de supervisie van de Hasmo-
neeëndynastie. Twee broers waren met elkaar in gevecht om de troon en een van hen vroeg om hulp van
de Romeinen. Pompéius kreeg van hem toestemming om Judea binnen te vallen en hier maakte hij dan
ook gretig gebruik van: in 63 voor Christus werd Jeruzalem veroverd. Gabinius, de toenmalige Romeinse
stadhouder van Jeruzalem, voerde een bestuurlijke vernieuwing door: hij verdeelde Judea in vijf distric-
ten met aan het hoofd een aristocratisch college: personen die bewezen hadden dat ze fan waren van
het Romeinse bewind. Het college vernoemde hij naar de uit de Thora bekende raad van oudsten: synho-
dos of sanhedrin. Hoewel ze waren getooid met een sierlijke Joodse naam uit de Thora, stonden zij onder
sterke Romeinse invloed. Zij hadden hun bestaan aan de Romeinen te danken en beoefenden zowel een
bestuurlijke als een rechtsprekende functie. Komt het je al bekend voor? Juist, goed geobserveerd! Ten
tijde van de Tweede Wereldoorlog werd er in bezet Nederland ook een Duits bestuur aangesteld. Indien
de bestuursfunctionarissen niet gehoorzaamden aan de Duitsers werden zij uit hun functie ontheven dan
wel op een andere lucratieve manier uit de weg geruimd. Op deze manier stelden ook de Romeinen het
Sanhedrin in: een raad bestaande uit autochtone bevolking die onder direct gezag van de Romeinen viel.
Als je goed hebt opgelet en niet halverwege dit epos in slaap bent gevallen, was Jezus gehoord door het
Sanhedrin. Een Joodse raad, of toch niet?
Ik had graag een betoog gehouden waarin de onschuld van de Joden in casu werd bewezen. Het enige
wat ontkracht kan worden is dat de wortel van antisemitisme is ontsproten door de hoorzitting van de
Joodse Sanhedrin. Zij werden namelijk aangesteld en beheerst door de Romeinse dictatuur, waardoor er
niet meer kan worden gesproken van een Joodse raad. De Sanhedrin konden geen mensen veroordelen
tot de dood, waardoor zij zich uiteindelijk toch moesten richten tot hun bezetter. Hoewel de Romeinen
Jezus vrijspraken, veroordeelden zij Jezus uit angst voor een Joodse opstand. Deze eis, de dood van Jezus,
vanuit de Joodse bevolking is de wortel van het antisemitisme, niet de hoorzitting van het Sanhedrin.
11 |
HInT
‘Lofrede'
Wie van de lezers herkent het niet? Soms stap je een trein in om een
bepaalde bestemming te bereiken. Deze trein is niet de Veolia boemel naar het zuiden. Het is ook niet?
de dienstregeling van de NS richting Den Bosch of Eindhoven of verder naar het westen in Brabant.
Het is niet de trein die je straks fijn terug naar moeders in het oosten des lands zal brengen. Ook ga je
niet naar een met de trein bereikbare bestemming vlak in de buurt van Nijmegen. Ik hoop nu dat ik onge-
veer alle reisbestemmingen van de NS of Veolia vanuit Nijmegen belicht heb. Op een na. Om op de be-
stemming te komen waar ik op doel, moet je eerst naar het noorden oversteken, de Rijn over, richting
Arnhem. Vanuit de eeuwige bouwput ga je dan naar het westen. Je kunt het vanuit Nijmegen op twee
manieren doen. Bijvoorbeeld door de intercity naar Den Helder of Schiphol te nemen. Maar welke van de
twee je ook kiest om naar die ene bestemming te komen, uit je keuze blijkt dat je naar het westen gaat.
Naar de Randstad. Zodra je eenmaal uit Gelderland bent getrokken en ongeveer net nadat je Utrecht
hebt gepasseerd, begint een ervaring die iedereen van jullie waarschijnlijk weleens heeft meegemaakt. Ik
zie het ongeveer ieder weekend voor mijn eigen ogen gebeuren.
Als je naar het westen gaat, kun je maar beter iemand mee-
nemen om mee te praten. Je zult, wanneer je een tijdje met
je reisgezel aan het praten bent, dan merken dat er mensen
naar je kijken. Net zo lang totdat een of andere brutale aap
dan dwars door je gesprek heengaat en opmerkt: ‘he jij doar,
ben jij een brabo?' Wanneer je dan net wil zeggen dat het
wel zo is ( of niet, je komt uit Limburg of gewoon uit Nijme-
gen, maar ze horen het verschil toch niet) krijg je die vraag
naar je hoofd geslingerd: 'Zeg eens wat'. Dan moet je, je dus
laten horen wat je accent ook moge zijn. Alsof je een nieuwe
aanwinst uit het ra riteitenkabinet bent.
Menige keer heb ik dit al zien gebeuren en elke keer krimpt mijn maag door de plaatsvervangende
schaamte. Weliswaar heeft de Randstedeling van zonet alleen maar gevraagd of je voor hem wilt praten,
| 12
Februari 2011
de volgende stap is dat hij of zij uit het station stapt bij de volgende randstedelijke halte en zegt: 'eg
waor, die brabo's of die limbo's, het zijn allemaal boeren'. Ze zullen zich afvragen wat je toch in gods-
naam komt doen in hun territorium. Daar gaat de goede naam van de Randstad, mocht deze al bestaan.
Ik probeer hem in ieder geval in ere te houden in Nijmegen. Misschien had ik vroeger wel meegedaan
aan dit belachelijk maken van jullie accent, maar nu niet meer. Jullie kunnen me namelijk ook pakken op
mijn accent, maar de belangrijkste boodschap is: ik ben veranderd, lieve mensen, en daarom schrijf ik
ook dit sentimentele stukje.
Sinds de intro van 2008 ben ik een ander mens. Op de eerste dag heb je altijd dat traditionele rondje van
voorstellen bij de Camelot. Ik kwam daar belachelijk laat aanzetten. Ik was smerig en mijn haar stond in
allerlei pieken recht overeind. Ik was weer eens van mijn fiets gevallen van de slaap. Ik was chagrijnig,
want ik merkte dat ik liever op het asfalt wilde blijven liggen dan verder fietsen. Dit bleek helaas een
trend die zich vaker zou herhalen. Ik was net een paar uurtjes eerder uit het vliegtuig uit Amerika geko-
men en nu moest ik opeens gezellig gaan zitten doen bij de intro. Ik had mijn vader nog gesmeekt of ik
alsjeblieft niet hoefde te gaan. Ik kon ook wel mensen leren kennen tijdens de eerste week van colleges
ofzo. Maar ik moest toch gaan. Dus ik kwam daar aanzetten en ik had mijn introgroepje eindelijk gevon-
den. En toen zag ik ze allemaal zitten en zij waren al gezellig aan het praten en ik dacht dat ik maar beter
enige vorm van sociaal geaccepteerd gedrag kon laten zien. Ik kwam ten slotte uit de Randstad en het
was normaal dat ik me moest zien te gedragen in Nijmegen. Why not go for it? Dus ik ging daar bij hen
staan en het floepte er in een keer uit: 'Hoi'. Toen heb ik me net voorgesteld en iedereen een handje
gegeven. Algauw merkte ik dat ik best kon meepraten met iedereen.
Een van de eerste dingen die we bespraken met de groep was de afkomst. Wederom dacht ik dat het
beter was om het maar gewoon te zeggen: 'Ik kom uit Utrecht'. Ik keek ze een beetje afwachtend aan.
Viel dat mee of niet? Ze keken me even aan met een blik van: 'prima meid, wat jij wilt' en toen praatten
ze gewoon verder. Dat was het moment waarop ik verliefd werd op Nijmegen en de mensen om me
heen. Sindsdien heb ik geen stomme dag gekend in Nijmegen en ik zit alweer in mijn derde jaar. Het zijn
de mensen, die 'verrekte boeren, die brabo's en limbo's en woar ze auk vandaon moge kome' die Nijme-
gen Nijmegen maken. Natuurlijk vieren jullie carnaval en zuipen jullie teveel en eten jullie vlaai en stem-
men sommige van jullie provinciegenoten wel PVV, maar hé, wie doet dat niet meer tegenwoordig en
wat maakt het ook uit? Natuurlijk wil ik soms nog steeds een vertaling als ik 'bekant' hoor en waarschijn-
lijk zal ik nooit begrijpen waarom je met het geld wat je uitgeeft bij carnaval niet op vakantie gaat. Toch
ben ik zo blij dat ik hier studeer en alle vooroordelen over iedereen hier kan weerleggen. Jongens, be-
dankt allemaal!
Commissielid worden?
Stuur een mail naar:
excalibur@let.ru.nl
13 |
HInT
De Platenkast van…
Marjet Derks
Door Aniek de Kort
In ‘De platenkast van…’ gaat HInT op zoek naar de muziekliefhebber achter een bekend persoon bin-
nen de opleiding geschiedenis. De keus is dit keer gevallen op Marjet Derks, gespecialiseerd op het
gebied van geschiedenis van het katholicisme. Maar op welk muziekgebied is zij gespecialiseerd?
‘Daarnaast ben ik erg tekstueel ingesteld. Daarom houd ik ook erg van Nederlandstalige liedjes. Zo vind ik
André Hazes helemaal geweldig. Ook Spinvis vind ik heel goed, dat zijn echt gedichten op muziek. Baga-
gedrager, van de gelijknamige CD, vind ik misschien wel het mooiste nummer ooit. Ook het nummer
Ronnie gaat naar huis is heel sterk. Dat gaat over een jongen in een psychiatrische instelling die terug
naar huis mag maar de angst heeft om terug te vallen. Hier wordt een verhaal verteld, een leven in een
liedje. In de auto luister ik vaak naar de radiozender 100% NL in de hoop dat er iets moois op komt. Vaak
is het echter allemaal troep. Jan Smit bijvoorbeeld, naast het feit dat het geen mooie muziek is, is het
Nederlands ook nog eens heel erg lelijk. Het is heel nep, je hebt een CD vol met liedjes maar aan het
einde nog niks. André Hazes daarentegen zit vol met emotie, dat geloof je. Natuurlijk heeft ook hij slech-
te nummers die met een rijmwoordenboek gemaakt zijn, maar het meeste waar hij over zingt heeft hij
zelf meegemaakt en dat merk je.’
| 14
Februari 2011
‘Als ik sport of schoonmaak luister ik natuurlijk naar hele andere muziek, zoals Amy Winehouse of Duitse
muziek als Neue Deutsche Welle. Snelle nummers met een flink tempo. Op zondagavond luister ik ook
graag het programma van Sara Kroos op Radio 2, zij draait heel goede Nederlandse muziek.’
15 |
HInT
Naar alle waarschijnlijkheid bevind ik me aan het einde van mijn studieperiode. Zodoende zijn er mo-
menten dat weemoedigheid zich van mij meester maakt. Dan kijk ik terug op de afgelopen jaren en
dan bekijk ik wat voor momenten doorslaggevend zijn geweest voor de persoon die ik inmiddels ben
geworden. Zo’n moment was er, het zal inmiddels ongeveer een jaar geleden zijn. Ik was bestuurslid,
hoofdredacteur van dit mooie blad en schraapte moed bij elkaar om te beginnen met mijn bachelors-
criptie. Omdat ik al mijn minoren al had gedaan, had ik gedurende die maanden een tamelijk rustige
periode. Maar ik was een vastberaden student die zowel de HInT-jaargang 2009/2010 tot een goed
einde wilde brengen én mijn bachelorscriptie tot een succes wilde maken. Ik herinner het mij nog
goed, buiten was het koud en het sneeuwde lichtjes. De voortekenen waren er, maar rondom februari
sloeg het lot eindelijk toe.
De voortekenen
Met deze geruststellende gedachte eindig ik mijn inleiding waarin broodnodige informatie wordt ver-
strekt om wellicht de hersenspinsels in de komende alinea’s te begrijpen. Ik neem u – als inmiddels min-
der onwetende, en niet afgehaakte lezer – mee naar de laatste dagen van 2020. Ondergetekende is op
| 16
Februari 2011
dat moment bewindsvoerder van de tegen degradatie uit de Bundesliga vechtende vechtmachine van
Jahn Regensburg. Er wordt betonvoetbal ge-
speeld in het Jahnstadion en van finesse en
frivoliteit is weinig sprake op het koude veld in
Oost-Beieren. De grote broer uit München ligt
niet wakker van het ploegje en ook in Nürn-
berg wordt niet slecht geslapen, voorafgaand
aan een uitwedstrijd in het Donaustadje. In die
universiteitsstad, waarin volgens Wikipedia
nog resten te onderscheiden zijn van een door
Marcus Aurelius gebouwd fort, groeit echter
het zelfbewustzijn gestaag. De ster aan de
horizon was Koen Velder, een – overigens ook
al onbestaande – scout bij FC Den Bosch. Een
bod van Regensburg verleidde de goede man ertoe de Brabantse gezelligheid – hij was immers een
echte man van de stad en een Bourgondiër bovendien – te verruilen voor de Bayrische. Daar had de
veertigjarige kerel wel oren naar.
De gebeurtenis
De nieuwbakken scout werd er, kort na de ondertekening van zijn contract en voordat er één halve liter
was genuttigd, al gauw op uitge-
stuurd. Hij ging een blik werpen bij
de gevallen grootmacht Eintracht
Braunschweig, om te bekijken of er
talent rondliep, niet ver vandaan de
plaats waar ooit de Germanen
heldhaftig gestreden hadden tegen
de Romeinen. En precies daar van-
daan kwam hij. Een man, een jon-
gen nog, zeventien jaren oud, die
het eerste levenslicht inderdaad
gezien had aan de rand van het
Teutoburger Woud. Misschien wel
een rechtstreekse afstammeling
van Hermann, of Arminius. De
leiderscapaciteiten had hij in elk
geval. Hij was Andreas Kurt. De
scout kwam als een razende in
Regensburg aan met de mededeling
dat hij een topspeler had gevonden
en niet lang daarna trok de zeven-
tienjarige jongen het rode shirt van
17 |
HInT
Jahn Regensburg aan. Op dat moment veranderde de wereld voor de club, voor mijzelf in de laptop én
voor mijzelf erbuiten. De vechtmachine werd een demonstratieteam van frivool voetbal en daarin speel-
de de Verlosser, weldra aanvoerder, een grote rol. Inmiddels zijn bekers gepakt, landstitels en Champions
Leagues. Er is een Italiaanse spits gekomen die vliegtuigen uit de lucht kan koppen, een Afrikaanse vleu-
gelspeler die sneller is dan Usain Bolt en een irritant ambitieuze kerel uit het zuiden van Beieren, maar
Kurt blijft mijn man.
De gevolgen
Hoezeer u in het verhaal zit – en in de man die, als afstammeling van Arminius en met de hersens van
een student, die zonder vertraging aan het einde van zijn studie zou komen, koos voor het onzekere
leven als voetballer – ik wil u even terugbrengen naar de realiteit en de gevolgen die de donkere decem-
berdag in 2020 met de jongen achter de laptop in februari 2010 had. Hoewel de übergermaan tussen
Çetin Heinrichs en Markus Biliz – ook in Duitsland ging de inburgering gesmeerd – een plekje in het Duit-
se team heeft verworven, de goede man betekende meer voor mij dan hij ooit had kunnen weten, toen
Koen Velder zijn naam op een digitaal briefje schreef.
Inmiddels bespreek ik met hem de missie naar Afghanistan – hij is tegen – en de situatie tussen Israël en
Palestina – hij is voor vrede. Verder is hij tegen honger in de wereld en hoopt hij dat er snel iets komt dat
zorgt voor een echt groene energievoorziening. Bovendien is hij tegen racisme en discriminatie. Andreas
Kurt is een wijs man. Hopelijk zijn we allemaal zo in 2020.
19 |
HInT
Voor
Vaag danwel Hip taalgebruik
Aniek de Kort
Als schrijver van dit stuk, dat geacht wordt toch een enigszins wetenschappelijke achtergrond te heb-
ben, zou ik zeggen dat de oorzaak ligt in het feit dat de ‘anderen’ niet out of the box kunnen of willen
denken. Je moet leren door een andere bril te kijken, je ogen niet te sluiten voor datgene wat buiten
jouw belevingswereld gebeurt en ook te kijken naar een visie van een ander beleidsbeleid. Ik wil ‘de
ander’ niet enkel aftikken op kortzichtigheid, het zou mooi zijn als uiteindelijk alle neuzen dezelfde
kant op zouden staan. Ik heb zoiets van, wel mijn kant, want rechtsom of linksom bekeken, dat is
uiteindelijk wel het streefbeeld. We moeten gewoon, zogezegd, naar elkaar toegroeien. Het zou dan
ook niet ondenkbeeldig zijn wanneer, zogezegd, ‘de ander’ zijn of haar competenties neerwaarts zou
bijstellen. Een stukje pro-actief meedenken zeg maar. De input van ‘de ander’ is op zich niet verkeerd,
ik zou zelfs willen zeggen dat het kwalitatief goed is, maar als we dat transparant bekijken in de uitvoe-
ringspraktijk valt het toch, zeg maar, een stukje tegen. Die sociabiliteit moet gewoon in je kracht zit-
ten, die heb je of die heb je niet, en als je het niet hebt dan moet je dat ook gewoon niet willen. Om de
toegangsoplossing toekomstbestendig te maken wil ik ‘de ander’ zogezegd een pro-actieve impuls
geven – een verwonderpunt danwel verandertraject, gezien ik, hoe je het ook wendt of keert, die
sociabiliteit wel bezit; een innovatiemodel om de competenties van de ander zogezegd te stroomlij-
nen, zeg maar.
Dit model, het FUZZY model, wil er op wijzen dat de doelstelling van in dit geval ‘de ander’ feestelijk,
uitdagend, zuiver en zinnelijk moet zijn, evenals dat de doelstelling een YES-gevoel moet geven. Maar
wanneer ik kijk naar het unique selling point van ‘de ander’, alsmede het denkconcept, zal ik met
voortschrijdend inzicht als managementsamenvatting moeten concluderen dat als eindconcept ‘de
ander’ zogezegd de probleemeigenaar is. Dit moet je niet willen kantelen, het is in principe niet erg, je
moet het gewoon in je maatstafconcurrentie inbedden en de ander zijn ding laten doen. Gewoon,
dicht bij jezelf blijven zogezegd. Dit is echter mijn visie die ik doorcommuniceer naar zowel ‘de ander’
als de lezer. 360 graden feedback is altijd welkom.
| 20
Februari 2011
Tegen
Vaag danwel Hip taalgebruik
Aukje Las
Taal is iets waarin wij ons als mensen onderscheiden van de dieren en waardoor wij automatisch aan
het concept taal veel waarde toekennen. Taal heeft echter geen statisch karakter; de mens blijft im-
mers graag geprikkeld en heeft de neiging om zich te willen onderscheiden van anderen. Een manier
om geprikkeld te blijven en om je te onderscheiden van de ´massa´ is door gebruik te maken van de
zogeheten modewoorden. Deze woorden of zinsneden, waarvan ik straks een aantal voorbeelden zal
geven, ontstaan vaak in Noord-Amerika (fock) of de Randstad (mieters) en waaieren langzaam uit naar
de uithoeken van ons land. Uiteindelijk blijven deze modewoorden lang of juist kort ´hangen´; op den
duur zullen deze woorden uit het taalbeeld verdwijnen. Helaas raken sommige modewoorden maar
niet uit de mode (net zoals skinnyjeans overigens) en worden ze onderdeel van het vocabulaire van
een bepaalde bevolkingsgroep.
Het eerste voorbeeld dat ik wil geven wordt dan ook vaak gebruikt door een bepaalde bevolkings-
groep. Ik zal een korte schets geven: jonge mannen met een skinnyjeans (ja daar zijn ze weer), een
shirt met mannendecolleté in kleuren waarvan een zesjarig meisje kleurenblind wordt, een semi-
baardje en een mystiek kettinkje. Ik denk dat we allemaal wel weten over welk type man ik het heb. Zij
doen uitspraken als: ´Ik doe gewoon mijn eigen ding, weet je´ en kijken daarbij alsof ze net iets hebben
uitgevonden waar de Nobelprijs een logisch vervolg op is. Het typische van dit soort uitspraken is dat
dit type man van elkaar wel begrijpt wat hiermee wordt bedoeld, maar dat de rest van de wereld in dit
soort situaties beleefd een bescheiden glimlach vertoont. Want wat betekent ´je eigen ding doen´ nou
eigenlijk? ´Je eigen ding doen´ is dermate vaag, dat we eigenlijk nooit iets concreets zeggen, wanneer
we dit woord gebruiken. Een soort gemakzucht of angst dus: je kunt niet geconfronteerd worden met
hetgeen je net verteld hebt en stiekem staat het ook wel een beetje stoer.
Een ander woord waaraan onze generatie zich lange tijd ´schuldig´ heeft gemaakt, is het woord ´duh´.
Het liefst uitgesproken als ´duuhuuhh´ of de overtreffende trap ´dubbelduuhh´. Het betekent zoiets als
´natuurlijk, stommerd!´ of in de zelfreflecterende variant ´haha, domme, domme ik´. Ik kan met zeker-
heid stellen dat er niemand is van mijn generatie die niet een van bovengenoemde woorden heeft
gebruikt dan wel misbruikt. Blijkbaar wordt het woord nog steeds grappig gevonden, want het leukste
21 |
HInT
moment in Alles is liefde, is toch wanneer Carice van Houten ´duuuhh´ zegt tegen de Nederlandse kroon-
prins. Het woord ´duh´ wordt bij vrouwen als grappig en charmant ervaren. Kinderen worden ineens wijs,
aandoenlijk en vermakelijk.
Het laatste voorbeeld dat ik wil geven betreft de devaluatie van woorden. Doordat woorden vaak worden
gebruikt wanneer ze helemaal niet van toepassing zijn, klinken ze, wanneer ze worden gebruik als ze wel
van toepassing zijn, minder van toepassing (volg je het nog?). Zoals het woord ´hel´. Je hoort mensen wel
eens zeggen ´die regenbui waar ik net doorheen moest was echt een hel´ of ´die verjaardag waar ik gister
was: een complete hel!´. Blijkbaar bestaat er ook zoiets als een incomplete hel, dat zal dan wel een lauw-
warm badje zijn waar mensen maar tot hun knieën in de modder staan, in plaats van tot hun kruin. De
hel wordt dus gebruikt als een woord van ´iets wat niet zo leuk is´ of wat tegenvalt. Dus wanneer in een
programma als Netwerk wordt gesproken over Afghanistan en wat voor hel zich daar afspeelt, denk ik
meteen: de hel? Afghanistan is echt wel erger dan de hel, hoor!
Nu ik een aantal voorbeelden heb voorgelegd, lijkt het mij duidelijk: populair taalgebruik is heel vermake-
lijk, maar het maakt de Nederlandse taal niet duidelijker of makkelijker om te leren. Taal en communica-
tie zijn mijn inziens belangrijke middelen om nader tot elkaar te komen. Door de taal te verfraaien en op
te leuken, wordt het alleen maar lastiger om elkaar te begrijpen, waardoor de kloven tussen jong en oud,
arm en rijk, Limburgs en Brabants, en autochtoon en allochtoon alleen maar vergroten. Onduidelijk
wordt wat iemand nou eigenlijk bedoelt met hetgeen wordt gezegd en er worden verschillende interpre-
taties en waardes toegekend aan één enkel woord. Het getuigt bovendien van weinig professionaliteit als
je woorden als ´duh´ en ´boeienbal´ aan je vocabulaire gaat toevoegen. Het vervelende is namelijk dat
diegenen die deze modewoorden vaak gebruiken, geen onderscheid kunnen maken tussen gepaste en
ongepaste situaties waarin woorden kunnen worden gebruikt. Gemakkelijker voor iedereen is het dus
wanneer populair taalgebruik zoveel mogelijk wordt vermeden.
| 22
6 dagen lang met de GSV naar het prachtige:
Februari 2011
Boedapest!
Inschrijving 14 Februari
12.30 GSV kamer
50 euro contant bij inschrijving 23 |
Hierna twee termijnen van: 122 euro (1 maart en 1 April)
HInT
Brad toonde mij toen, na een maand York, de essentie van het buitenlandverblijf. Het was niet zozeer het
leren van vreemde Canadese vleermuisdansen, maar, zo zei hij: ‘By now you’re starting to feel you don’t
really have a single, true home anymore. You’re uprooted.’
Een week in York is in alle opzichten anders dan een week in Nijmegen. Mensen zijn hier anders. Ze spre-
ken een raar taaltje dat soms een beetje lijkt op de taal die ik vaak op TV hoorde. Ze zijn hier met dezelf-
de reden als ik: de Middeleeuwen bestuderen. Ze hebben er zelfs een middeleeuws gebouw voor inge-
richt, dat ze King’s Manor noemen. In Nijmegen werden we min of meer weggestopt tussen twee bezem-
kasten in een grijze toren. Dat deed je met mediëvisten, dacht ik toen nog. Dat was normaal.
Hier zwemmen we in de middelen. Het Centre for Medieval Studies heeft alleen al meer dan dertig me-
dewerkers. De handschriften en archieven liggen voor het oprapen en uitstapjes naar Durham, Whitby en
andere bestemmingen zijn er genoeg. Extracurriculaire activiteiten, zoals diverse reading groups, gastcol-
leges, en de Medieval Drama Society, zorgen ervoor dat er vrijwel iedere dag iets extra’s op je program-
| 24
Februari 2011
ma kan staan. In tegenstelling tot in Nijmegen, was hier mijn laatste bezoek aan een bezemkast bedoeld
om mijn zeis te pakken, voor het toneel. In York zijn we cool! York is de Middeleeuwen, en zonder ons
zou er hier nooit wat te beleven zijn – geen middeleeuwse festivals, geen middeleeuwse markten, geen
cultuur, geen sfeer, geen toerisme, enkel de Britse dames die, zwalkend op hoge hakken tussen één van
de driehonderdvijftig Yorkse (middeleeuwse) pubs, de winterse nachten trotseren in minirokjes en diepe
decolletés (maar die heb je overal in Engeland).
Drie maanden in York waren voorbij gevlogen, en nog eens drie maanden lagen voor de boeg, maar eerst
zou ik voor drie weken op en neer naar Nijmegen vliegen. Ik tuurde uit het ronde vliegtuigraampje. Zag ik
daar een vleermuis hangen onder aan het vliegtuigvleugel? Ik knipperde met mijn ogen. Hij was weer
weg. De Canadees-Gotische vleermuis vloog ongetwijfeld verder, gevolgd door mijn gedesoriënteerde,
zwervende ziel, zwalkend tussen twee kustlijnen, verblind door een dik, slagroomachtig wolkendek. Even
was er lichte turbulentie, alsof er twee grote magneten vanuit beide kustlijnen het vliegtuig naar zich toe
trokken. Wat ongemakkelijk keek ik weer naar buiten. Onder de vliegtuigvleugel hing de vleermuis, en hij
staarde me indringend aan alsof hij wilde zeggen: ‘Release the bat!’.
De essentie van een buitenlandverblijf? Ik heb een tweede thuis gevonden, een tweede leventje opge-
bouwd. Eerst had ik van alles één. Nu heb ik van alles twee. Maar het zijn wel twee enen, die samen niet
optellen tot twee. Ze zijn doorgaans onverenigbaar, en dat maakt het goed. Daardoor kun je je uitleven;
je hebt immers altijd nog een reserve. Simpel gezegd: what happens in York, stays in York, en vice versa.
Vandaar dat mijn verslagje hier gedoemd was te ontsporen. Godzijdank!
Het monumentale King’s Manor, waar het Centre for Medieval Studies gesitueerd
is.
25 |
HInT
Hemels Verbond IV
Met een trillende hand opende ze de deur van de GSV kamer. De aanwezigen hadden amper door dat er
iemand binnenkwam, doordat ze zich allemaal om de computer hadden verzameld en luidkeels lachend
besproken wat ze daar aan het bekijken waren. Gelukkig zat Iris in een hoekje te lunchen en kon Marieke,
dankzij het rumoer bij de computer, haar verhaal bij Iris kwijt, zonder dat iemand er verder iets van merk-
te. Die schrok zich natuurlijk een hoedje. ‘Wat een idioot! Waar zou hij mee bezig zijn? We moeten hem
tegenhouden!’ Marieke vertelde ook over de mysterieuze personen die haar keuken ’s nachts bij kaars-
licht bevolkten. ‘Maar, misschien heeft hij daar wel iets mee te maken! Wel spannend trouwens, zo’n
ondergronds gangenstelsel!’ ‘Noem het maar spannend, ik vind het doodeng, zeker omdat Robbie mijn
buurman is,’ zei Marieke Daarop stelde Iris voor dat Marieke sowieso de komende nachten in haar nieu-
we kamer mocht komen overnachten. ‘En in de tussentijd gaan we uitzoeken waar die engerd mee bezig
is, beginnende bij die Russische tekentjes.’ Van achter de computer werd opgekeken door een oudere-
jaars. ‘Daar moet je Van Meurs voor hebben, voor Russische tekentjes. Het schijnt dat die Russisch kan!’
‘Wie?’, vroeg Iris nieuwsgierig. ‘Van Meurs, zoek zijn naam maar op, op de tiende, hij wil je vast wel hel-
pen.’
Marieke zag het plan eigenlijk helemaal niet zitten. Iris was zo impulsief en deed eerst, en dacht daarna
pas na, terwijl Marieke zich eigenlijk zo ver mogelijk van Robbie wilde houden en vooral hoopte dat Daan
zo snel mogelijk terug zou komen. Iris trok haar echter mee de GSV kamer uit. Het ‘hé dames, ruimen
jullie wel jullie lunchspullen op…’ verstomde, terwijl ze de trap op renden, de gang boven het MMS door,
| 26
Februari 2011
richting de liften. ‘Maar wacht, wil je hem dan meenemen naar die deur?’ vroeg Marieke de voor haar uit
lopende Iris. ‘O, daar had ik eigenlijk niet aan gedacht. Dat is misschien link. We moeten er niet al teveel
mensen in betrekken, voor hun eigen bestwil.’ Daarop renden ze terug naar het deurtje en maakte Iris
met haar fonkelnieuwe telefoon een fotootje van de rare, rode tekentjes.’
Een paar minuten later stonden ze voor de deur van een docent die ze
nog nooit gezien hadden. Iris klopte vastberaden aan. ‘Binnen’, werd
geantwoord, en ze maakten de deur open, maar bleven beide in de
deuropening staan. De man, die blijkbaar de door de ouderejaars
aangehaalde Van Meurs was, wenkte hen naar binnen. ‘Waar kan ik
jullie mee helpen?’ ‘Eehm.. nou, we hebben ergens vreemde tekens
gezien, en die leken op Russisch..’, zo begon Iris. ‘Ja’, viel Marieke haar
bij, ‘en we hadden gehoord dat u Russisch kan. Oja, en wij zijn Iris en
Marieke, eerstejaars geschiedenis.’ ‘Nou, laat maar eens zien.’, zei Van
Meurs. Gesterkt door de constructieve opstelling van de man, haalde
Iris haar telefoon tevoorschijn en liet de foto zien. ‘Nou, hierboven
staat iets van “Gods Volk”, en daaronder “Tot hier en niet verder”.
Waar hebben jullie dit vandaan?’ De dames, die deze vraag al ver-
wacht hadden, keken elkaar aan en mompelden iets over een werk-
stuk. Ze bedankten daarop de man en liepen terug naar de lift, om
samen de nieuwe informatie te bespreken.
Na een paar dagen gebeurde het eindelijk. Marieke had samen met Iris een berg lekkere Bami verorberd
en lag languit op Iris’ bank, die ze over een paar uurtjes weer zou kunnen omtoveren tot een bed. Op dat
moment hoorde ze iets trillen. Ze vloog op van de bank en eindelijk, eindelijk, na veel te lang niets meer
gehoord te hebben – ze was zelf ook te trots geweest om iets te laten weten – stond er ‘Daan belt’ op de
display van haar mobieltje. ‘Daan! Eindelijk! Waar heb je uitgehangen de afgelopen tijd?’ – verdomme nu
liet ze nog merken dat ze het leuk vond dat hij belde – nam Marieke de telefoon op. ‘Heej Marieke! Sor-
ry, ik heb even gedoe gehad in de familie, dat vertel ik je later, maar ik wilde je even vertellen dat ik mor-
gen weer naar Nijmegen kom. Heb je zin om af te spreken?’ Mariekes hart maakte een vreugdespronge-
tje, maar ze liet dat niet merken. ‘Geen probleem, zal ik bij je komen eten?’ ‘Half zeven?’
De avond kon voor Marieke niet meer stuk. Hoewel ze haar problemen prima bij Iris kwijt had gekund,
was die toch wat impulsiever en wilde zij meteen alles aanpakken. In haar nieuwsgierigheid en drang
naar avontuur kon ze zichzelf dan nog wel eens voorbij lopen. Daan was anders, die was rustiger en die
zou voor haar een luisterend oor zijn. Wellicht zou hij, omdat hij klaarblijkelijk in zijn vrije tijd onderzoek
deed naar die Russische sekte, haar misschien zelfs kunnen helpen. Met die gedachten ging een donkere
februaridag om en stond ze om half zeven voor de deur van Daans huis. Ze werd warm verwelkomd door
Daan, die voor haar al een maaltijd had klaargemaakt. ‘Ja, inderdaad, het zijn weer aardappeltjes gewor-
den Marieke!’ Marieke kon haar geluk niet op bij het enthousiasme van Daan en tijdens het eten werd de
sfeer steeds beter. Daan raakte zelfs op zijn praatstoel. ‘Het is ellendig gesteld met de wereld. Moslims,
Joden, Christenen en weet ik veel wat, ze ruziën allemaal met elkaar. En dat doen ze al eeuwen en eeu-
27 |
HInT
wen. Wat levert het op? Alleen maar ellende. Aanslagen, onzekerheid, het is aan de orde van de dag. Ik
denk dat het tijd is om daar iets aan te doen, en dan bedoel ik niet de grenzen dichtgooien en hopen dat
alle ellende zover mogelijk weg blijft. Nee, er moet echt iets gebeuren in de wereld! Ze geloven toch
allemaal in dezelfde God!’ Wat was Daan ook een schatje, als hij zich zo over de toestand in de wereld
opwond. ‘Over ellende gesproken, weet je wat ik heb meegemaakt de afgelopen tijd!’ Ze vertelde haar
verhaal en Daan luisterde onbewogen. ‘Nou, ik zou me niet teveel van dat hele gedoe aantrekken. Blijf
vooral uit de buurt van die kerel, Robbie, en vertel het verhaal maar tegen niemand, want het klinkt
allemaal veel te vreemd.’ ‘Maar, ik heb het al tegen Iris verteld en die gaat op onderzoek uit, de avontu-
rier!’ lachte Marieke. Daan lachte niet, maar leek te schrikken. ‘Dus Iris weet van die hele situatie?’ De
sfeer veranderde na het verhaal een beetje. Het was niet meer zo gezellig en Daan werd stiller en stiller.
Toen Marieke, kort voordat ze vertrok, aan Daan vroeg of alles oké was, knikte Daan. ‘Ik maak me ge-
woon zorgen om je, ik wil niet dat er iets met je gebeurt. Daarom moet je uit de buurt van die enge kerel
blijven! En laat je niet door Iris verleiden de zaak op eigen houtje uit te zoeken, dat kan veel te gevaarlijk
zijn!’ Marieke omhelsde Daan, ze wist het zeker. Met deze kerel zou ze het wel een tijdje volhouden. Met
die gedachte fietste ze in het donker terug naar Iris. Daarvoor moest ze wel langs haar eigen kamertje,
waar ze snel voorbij fietste, toen opeens Robbie uit het niets opdook. ‘Help me, alsjeblieft!’ Robbie was
gewond, zijn gezicht zat onder het bloed en zijn broek was overal kapot. Haar hart bonsde in haar keel!
Wat moest ze doen…?
| 28
Februari 2011
29 |
HInT
terse democratieën wordt er echter korte metten gemaakt worden met deze ‘dreiging’. In deze landen
kunnen besluiten – zelfs wanneer deze door een meerderheid ondersteund worden – geblokkeerd wor-
den als zij een belemmering op de individuele vrijheid vormen of niet in samenspraak zijn met bestaande
mensenrechten. Deze zelfregulerende functie van liberale democratieën wordt wel de ‘democratische
paradox’ genoemd omdat het liberalisme – de drang naar individuele vrijheid – een beperking stelt aan
de soevereiniteit van het volk.
Slechts in niet-westerse ‘illiberale democratieën’ bestaat er een reële dreiging van tirannie en onderdruk-
king van minderheden. De ‘democratische paradox’ is hier niet aanwezig waardoor de meerderheid van
het volk één leider kan kiezen die vervolgens kan besluiten om minderheden te vervolgen. Als voorbeeld
van deze ‘tirannie van de meerderheid’ zou ik India willen noemen, waar onder leiding van Hindoeïsti-
sche presidenten gedurende de jaren ’80 en `90 onderdrukking en vervolging van moslims plaatsvond. In
zoverre wil ik me aansluiten bij de farce die Remy constateert: democratie is een marketingterm gewor-
den waarmee bijna ieder land op de wereld zich wil profileren. Hoewel het moeilijk is om een concreet
onderscheid te maken tussen democratische en ondemocratische landen, wil ik hier bepleiten dat de
zelfregulerende functie van liberalistische waarden vanuit een westers perspectief een minimale voor-
waarde moet zijn om van democratische besluitvorming te spreken.
Remy richt zich vervolgens specifiek en naar mijn mening ook terecht op de situatie in Californië ‘waar de
bevolking rechtstreeks de grondwet kan wijzigen (…), zowel de uitvoerende macht als de wetgevende
macht kiest(…), [invloed uitoefent] op de benoeming van de rechterlijke macht (…) en via referenda een
grote vinger in de pap heeft in de totstandkoming van de begroting waardoor er nergens op gekort mag
worden (….). Bovendien is de doodstraf er formeel in gebruik en lijkt de bevolking om de zoveel maanden
weer anders te denken over het homohuwelijk en het gebruik van marihuana, wat weer leidt tot een
continu veranderende grondwet.
Volgens Remy is er geen duidelijkere definitie van het mislukken van een democratie te vinden door de
te grote inmenging van het volk. Klopt! Maar de fout zit naar mijn mening niet in de te grote rol van de
bevolking. Terugverwijzend naar mijn theoretische kader zou ik willen stellen dat de zelfregulerende
invloed van het liberalisme hier onvoldoende functioneert om een beperking te stellen aan de soeverei-
niteit van het volk. Grondwetswijzigingen kunnen hier te gemakkelijk doorgevoerd worden waarvan
minderheden vervolgens weer te gemakkelijk de dupe zijn.
| 30
Februari 2011
Ten tweede noemt Remy de revoluties van 1848 waarin de roep op democratisering weerklonk maar
slechts in Nederland, waar door Thorbecke met geen woord over volkssoevereiniteit of democratie ge-
rept werd, veranderingen richting democratie gestalte kregen. Hieruit komt duidelijk ons verschil in defi-
nitie naar voren: Remy ziet radicale inmenging binnen de politieke besluitvorming als de essentie van
democratie; terwijl ik hier meer de nadruk wil leggen op de rol van liberalisme. Juist doordat Thorbecke
de voorwaarden creëerde voor een meer zelfregulerende liberale vorm van politiek heeft hij inderdaad
de basis gevormd voor ons moderne politieke bestel.
Ten slotte creëert Remy een nogal vertekend beeld van het falen van democratie door het falen van de
Weimarrepublik in Duitsland als bewijsmateriaal aan te voeren dat ‘alle vooruitstrevende democratische
waarden die de Duitsers in 1919 beoogd hadden’ uiteindelijk leidden tot de opkomst van Adolf Hitler.
Allereerst wil ik hierbij opmerken dat de Weimarrepublik niet voortkwam uit ‘vooruitstrevende democra-
tische waarden’ van de Duitsers. Het was eerder een politiek ideaal van de westerse mogendheden dat
min of meer aan de Duitsers opgelegd werd. Hieruit valt ook het uitblijven van echte beslissingen te
verklaren: de democratie werd aan de Duitsers opgelegd, beleid werd constant beïnvloed door het bui-
tenland en Duitsland had door gebrek aan financiële middelen in principe geen keuzemogelijkheden op
politiek gebied. De Weimarrepublik was dus eigenlijk niet meer dan een marionettenregering.
Hopelijk is in dit artikel naar voren gekomen dat ik niet zozeer met de mening van Remy maar zijn onder-
bouwing hiervan oneens ben. Zolang wij de liberale waarden binnen onze democratie koesteren, zal een
grotere inmenging van het volk op het gebied van politiek niet eenvoudig tot tirannie of onderdrukking
van minderheden leiden.
31 |
HInT
Nul
Waarom seksuele voorlichting in de Oudheid een goed idee geweest zou zijn.
Niets was hij. Nada, noppes, niente! Hij had geen belang, geen waarde, geen
nakomelingen – of in ieder geval geen echte. Hij was geen goede man, want hij
bracht zijn vrouw geen kind en zijn familie geen erfgenaam. Ja goed, hij was
wel handig met een hamer, maar verder was hij waardeloos; nul!
De horror vacui - de angst voor de leegte die hij zelf verpersoonlijkte - maakte zich van hem meester; waarom
was hij zo ongelukkig? Hij had een mooie vrouw, een lieve zoon en was succesvol zzp’er. Oké, zijn vrouw was
één keer vreemd gegaan met een of andere Heilige die hij nooit gezien of opgemerkt had (het leek wel een
geest, dacht hij soms), maar dat kon hij haar vergeven en zijn aangenomen zoon mocht zijn zaak dan niet willen
overnemen omdat Hij zich liever verdiepte in allerlei zweverigheden, maar ach, het was zo’n schat van een
jongen en hij vond wel iemand anders voor zijn bedrijf. Eigenlijk had hij niets te klagen! Maar toch bleef de
onzekerheid aan hem vreten. Hij moest en zou een verklaring vinden voor zijn ellendige bestaan.
Hij voelde zich niets, terwijl hij wist dat niets niet bestond. Was het niet zo dat een leeggezogen vat zich onmid-
dellijk weer met lucht vulde, dat op onbedekte grond al snel planten groeiden? Bovendien, hij had nul meege-
maakt, maar omdat de natuurlijke orde geen nul of niets kent werd min één in een fractie van een seconde één.
Hij had het zelf gezien, hij was erbij geweest; exact zes dagen na de geboorte van zijn enige zoon (die eigenlijk
de zoon was van die heilige, onzichtbare man), toen min één in nul moest veranderen, werd min één ineens plus
één. Precies toen, in die nieuwjaarsnacht, besefte hij tegelijk dat zijn prachtige vuurwerk dat het getal ‘0’ uit-
beeldde de prullenmand in kon, maar ook dat ‘0’ helemaal niet bestond; het jaar niet en het niets niet. Maar
hoe kon hij zich dan ‘nul’ voelen?
Zittend in zijn zelf getimmerde fauteuil, zijn leven en het niets overdenkend, sloeg de midlifecrisis toe; hij wist
het niet meer, hij was het kwijt - wat ‘het’ ook mocht zijn. Nog nooit had hij het Sodom en Gomorra betreden
dat de lokale taveerne heette, maar iets lokte hem er naartoe. Opeens zag hij hem, niet de Messias waarover
zijn Zoon altijd brabbelde, maar toch zeker de man die zijn persoonlijke redder zou worden. Loensend hield hij
de bar met zijn gebruikelijke plompheid overeind: dichter/schrijver Consilius Castra, lokaal beter bekend als
‘vieze Remco’. Onze held had wel eens van Castra en zijn van zonde doortrokken werken gehoord, dus hij pro-
beerde ieder contact met de vijftiger te vermijden. Maar tevergeefs: ‘Wacht eens even! Jij bent toch Jo? Van
Marie van om de hoek?’ ‘Ja,’ antwoordde onze (anti-)held die nu ineens een naam heeft, ‘hoezo?’ Een collectief
| 32
Februari 2011
Enigszins verward en timide nam Jo naast vieze Remco plaats en bestelde een karaf van de beste en duurste
Romeinse wijn, die Remco zo snel deze op de bar stond in één teug wist te legen. In zijn toch al fragiele zelfver-
trouwen aangetast en bovendien beroofd van zijn enige troostmiddel, maar te angstig om iets van Remco’s
onbeschofte gedrag te zeggen, wendde hij zich af en verzuchtte: ‘Ik ben niemand. Niets. Nul.’ Vieze Remco
boerde, slaakte een zucht van opluchting en zei alsof hij niets van Jo’s verdriet merkte: ‘Luister Jo, ik weet wat jij
nodig hebt,’ en terwijl zijn loerende blik afgleed naar de veel te jonge kasteleinsdochter - Liesje genaamd - voeg-
de hij er op een ronduit vadsige toon aan toe: ‘een beurt.’
Een in het net gestoken man met een perfect gekapt, doch grijswit kapsel en een doodse uitstraling zetelde zich
ondertussen naast onze held en vrijwel direct verliet Castra - duidelijk geërgerd door de aanwezigheid van de
nieuwe gast - de taveerne. Jo daarentegen was allang blij dat ‘vieze Remco’ weg was en wendde zich voorzichtig
tot de nette man met het perfecte grijswitte kapsel; ‘Meneer, heeft u enig idee wat een beurt is?’ ‘Ah,’ ant-
woordde de man, ‘jij moet droge Jo zijn.’ En voordat onze held zijn verwarring kon uiten, vervolgde hij: ‘een
beurt, jongeman, is een naam die plebs als Consilius geeft aan copulatie, aan het vullen van het niet-zijn met het
zijn.
Dat was het! Hoewel Jo zowel Castra als de perfect geklede oude man niet vertrouwde, zeiden ze wel iets zin-
nigs, in tegenstelling tot die lieve maar zweverige adoptiezoon van hem. Taal was nooit zijn sterkste punt ge-
weest, maar hij kon uit de context wel opmaken wat ‘het zijn’ en ‘het niet-zijn’ betekenden; zijn leegte, zijn
gevoel van niets – ‘het niet-zijn’ in de woorden van de verzorgde grijsaard - moest worden gevuld met het zijn.
En ‘het zijn’ was natuurlijk geluk, daar was hij van overtuigd! Hij moest en zou zijn innerlijke leegte vullen met
geluk. Maar hoe kwam hij aan geluk? Kon hij het kopen? Huren? Verdienen? Maken? Vinden?
Hij zocht zijn geluk in de trots op zijn zoon, hoewel deze niet zijn echte zoon was, en het lukte hem. Zijn zoon
werd echter steeds meer bezig gehouden door zijn zweverige interesses tot Hij, na wat aanvaringen met de wet,
helemaal wegzweefde en Jo verliet voor zijn echte Vader. Ontroostbaar was hij, maar hij zou niet opgeven, hij
zou zijn leegte (het niet-zijn) vullen met geluk (het zijn). Opnieuw zocht hij het geluk, ditmaal bij zijn vrouw en hij
zei tegen haar: ‘Marie, schat, ik denk dat wij samen het niet-zijn moeten vullen met het zijn.’ Geschrokken
wendde zijn vrouw zich af en verliet kort daarop Jo voor de heilige Vader van zijn Zoon die voor Jo altijd een
geest zou blijven. In een uiterste poging zijn geluk te vinden ging onze held op wereldreis, hij zag zelfs een van
de wereldwonderen, maar hij keerde met dezelfde leegte terug naar huis als waarmee hij vertrokken was. Hij
gaf het op!
De rest van Jo’s leven sleepte zich in een tergend tempo voort, totdat de arme man oud en alleen stierf in zijn
zelf getimmerde bed. Niemand zette zijn onderneming voort, niemand kwam naar zijn begrafenis en niemand
bekommerde zich om hem. Nooit had hij het niet-zijn kunnen vullen met het zijn toen zijn leven in een fractie
van een seconde aan hem voorbij flitste; hij had een mooie vrouw gehad en een lieve zoon, hij had de wereld
gezien; het was allemaal voorbij voordat hij er erg in had, maar het geluk was hem voor een korte tijd wel gege-
ven. Deze fractie van een seconde; dát was nul, net als die fractie van een seconde tussen min één en één die hij
al die jaren geleden had meegemaakt. Maar dit korte moment, deze flits, was ook het geluk waar hij naar op
zoek was. Dit was hij, hij wás nul, maar nul is niet niets. Deze realisatie, dit moment van aanvaarding van het
eindige leven, was waar hij zijn hele leven naar op zoek was geweest; dit was geluk! Zo vulde onze (anti-)held, -
het is maar hoe je het bekijkt - zonder ooit volgens de definitie van de doodse grijsaard het niet-zijn met het zijn
gevuld te hebben, zijn eigen niet-zijnde leegte met het gelukkig zijn.
33 |
HInT
ViaVia
Dieuwertje ten Brinke
Door Remy Maessen en Thomas Vries
Solliciteren. Iedere student zal ooit het moment tegenkomen dat de masterscriptie is ingeleverd, de
studie is afgerond en de maatschappij
op hem of haar wacht. Dat punt heeft
de in deze ViaVia centraal staande,
Dieuwertje ten Brinke, op dit moment
bereikt. ‘Ja, er is leven na je studie’, zo
kopt de geschiedenis-alumnivereniging
Dr. Huijbers op haar site. Maar, wat
betekent dit leven na je studie precies
en op welke problemen stuit de pas
afgestudeerde student eigenlijk? Dieu-
wertje, minder dan een jaar geleden
nog gewaardeerd redactielid van dit
blad, spreekt er openhartig over, net
als over haar politieke interesse, over een mislukt avontuur bij het ILS en ‘de perfect bij haar passende’
master Politiek en Parlement.
‘Ik heb geen serieuze werkervaring, dus het is moeilijk ergens tussen te komen. Er zijn er zoveel die meer
ervaring hebben dan ik.’ Dieuwertje geeft daarmee een eerste hindernis voor de pas afgestudeerde stu-
dent die gemotiveerd de arbeidsmarkt binnen probeert te komen. Inmiddels is Dieuwertje een ervaren
sollicitante, zo solliciteerde ze – helaas tevergeefs – als beleidsmedewerker bij GroenLinks en loopt er
momenteel een sollicitatie bij een commercieel adviesbureau in de publieke sector dat onderzoek doet
en beleidsadviezen geeft voor gemeenteraden. Haar voorkeur voor de politieke arena komt uit beide
sollicitaties wel naar duidelijk naar voren. ‘Ik zie mijzelf in het politieke spel vooral aan de zijkant staan,
bij een partijbureau, als beleidsmedewerkster of bij het wetenschappelijk bureau van een fractie in de
Tweede Kamer.’ Daar waar de laatste sollicitatie perfect aansloot bij haar scriptieonderwerp – beleidsas-
pecten rondom het integratiebeleid – daar sloot de eerste sollicitatie aan bij haar stage bij GroenLinks, de
andere bezigheid die de Master Politiek en Parlement haar studenten het tweede gedeelte van het jaar
biedt.
| 34
Februari 2011
Pas gedurende deze stage, die Dieuwertje volgde bij het partijbureau van GroenLinks, besloot ze daad-
werkelijk lid te worden van de politieke partij. ‘Ik wilde ook naar activiteiten, naar het partijcongres enzo.
Zodoende ben ik lid geworden.’ Inmiddels is Dieuwertje actief binnen GroenLinks. ‘Ik ben gevraagd een
Jong Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks op te richten, in navolging van de Wiardi Beckmanstich-
ting van de PvdA. Op het congres van 5 februari gaan we ons presenteren en kijken wat de leden van ons
vinden. Vanaf dat moment kunnen we beginnen met activiteiten, die variëren van excursies tot eventue-
le samenwerking met andere Jong Wetenschappelijke Bureaus.’ Deze connectie is een gevolg van de
stagemogelijkheid die de master de politiek geïnteresseerde historici biedt.
Dat Dieuwertje ten Brinke zo’n politiek geïnteresseerde historica zou gaan worden, dat stond lang niet
altijd al vast. ‘Voordat ik geschiedenis ging studeren, was ik eigenlijk vooral geïnteresseerd in cultuurge-
schiedenis en vooral in de Verlichting.’ Ze merkte echter in haar eerste jaar dat vooral Nieuwste Tijd haar
goed lag en daarna besloot ze haar studie in te richten met – behoudens een uitstapje Multiculturalism –
minoren die beantwoordden aan haar politieke interesse. Zodoende was het geen verrassing meer dat zij
uiteindelijk koos voor de master Politiek en Parlement. ‘Die master paste perfect bij me, en dat brengt
een voordeel en een nadeel met zich mee Juist omdat dit zo goed bij mij paste, was het, zeker omdat het
zo’n investering is een tweede Master te doen, lastig iets anders te vinden.’
Uiteindelijk bleek het avontuur bij het ILS voor haar geen succes en ze was niet de enige de het moeilijk
had met deze master. ‘Zelfs voor de mensen die al hun hele studie zeker weten dat ze leraar willen wor-
den, is het moeilijk echt gemotiveerd te blijven. Er werd bij het eerste college gezegd: zo rond de maan-
den december-januari, krijgen jullie de ergste dip. Zo blijkt het ieder jaar te zijn.’ Dieuwertje besloot in
deze periode te stoppen met de heilloze missie die de master inmiddels voor haar was geworden. Ze
wijst daarvoor een aantal redenen aan. ‘Ik had niet de minor gedaan en was dus niet voorbereid op het
type opdrachten.’ Verder was de onderwijspraktijk niet wat ze ervan verwacht had. ‘Helaas had ik geen
mazzel met mijn SPD [een begeleidende geschiedenisdocent die de stage begeleidt vanuit de middelbare
school] die het nodig achtte mij regelmatig de grond in te stampen en had ik misschien te hoge verwach-
tingen. Als historicus wil je mensen jouw passie voor het vak overbrengen, er is zoveel leuks te doen.’
Helaas was er voor Dieuwertje op de middelbare school weinig mogelijkheid om echt de diepte in te
gaan. ‘Je mag alleen het hoofdstuk uit het boek behandelen, je zet de kinderen aan het werk en dat is
het. Als mensen het leuk vinden om met kinderen te werken, dan is het prima.’ Zo was het helaas niet
voor Dieuwertje. Integendeel: ‘na een paar weken had ik geen zin meer om voor de klas te gaan staan en
dan is het licht aan het einde van de tunnel een beetje weg.’
35 |
HInT
Uit haar mislukte avontuur heeft Dieuwertje echter wel iets geleerd en dat deelt zij graag met de HInT-
zers die de master overwegen. ‘Doe in de bacholorfase de minor, zodat je weet of de manier van werken
van het ILS bij je past en bedenk vooral: het is geen noodoplossing: ik wil nog een jaar studeren maar ik
weet niet precies wat. Als je er zo ingaat, hou je het geen jaar vol.’
Sollicitatietips
En dan de dagelijkse praktijk van Dieuwertje. Solliciteren. Dat het niet makkelijk is, dat bleek uit boven-
staande, maar het kan geen kwaad op een aantal manieren het lot gunstig te beïnvloeden. Dieuwertje
heeft daarover een aantal nuttige tips. ‘Natuurlijk denk ik inmiddels, had ik eerder moeten beginnen met
oriënteren? Had ik een ander bijbaantje moeten kiezen in het eerste jaar? Had ik eerder lid moeten wor-
den van een politieke partij? Ik heb geen spijt van de keuzes die ik gemaakt heb. Toch kunnen mensen
zich het beste beginnen te oriënteren aan het begin van de master. Dan weet je welke richting je op wilt
gaan. Vanaf dat moment ga je meer kijken naar wat de arbeidsmarkt te bieden heeft. Je kunt dan in het
laatste jaar je bijbaantje daarop aanpassen, masterclasses bezoeken, zodat je mensen tegenkomt met
dezelfde interesses, of die al werkzaam zijn in het gebied.’ Netwerken. Het hoge woord is eruit. Daarmee
is Dieuwertje sinds september dit collegejaar bezig, maar dat had naar eigen zeggen best een jaar eerder
gekund.
Even door over het netwerken. ‘Het wordt vaak gezien als vies woord, maar ik denk dat je bij een organi-
satie meer kans maakt, als je ten minste iemand uit het bedrijf kent.’ Een belangrijke tip die Dieuwertje
geeft is: ‘Schaam je niet voor het feit dat je iets zoekt! Blijf de websites checken, mensen aanspreken en
als je een mooie vacature hebt gevonden:
blijf niet wachten op een reactie, maar
blijf bezig!’
En al ambieert ze momenteel een functie aan de zijkant daarvan, wellicht, als Jolande Sap het net als
gerespecteerd voorgangster Halsema acht jaren volhoudt als fractievoorzitter, en er is een opvolgster
nodig… Wellicht gaan we nog een hoop van Dieuwertje ten Brinke horen!
| 36
Februari 2011
Masterlijk
Politiek & Parlement
Door Anouk Keune
In deze alweer derde Masterlijk neem ik een zeer
populaire master onder de loep: de master Poli-
tiek en Parlement. Samen met het Centrum voor
Parlementaire geschiedenis en de opleiding Politi-
cologie, is deze master enkele jaren geleden in
het leven geroepen. Hoewel deze master nog erg
nieuw is, is het toch al een van de oudste masters
aan de Nijmeegse geschiedenisopleiding. Daar-
naast is deze master uniek in Nederland want het
is de master waarbij studenten worden klaarge-
stoomd voor een carrière in de politiek.
Allereerst volgen de studenten, net als alle andere masterstudenten, een onderzoekscollege. Tijdens
deze colleges worden de studenten langs de nieuwe vormen van publieke en parlementaire politiek in
West-Europa tussen 1850 en 1970 geleid. Dit vak, gegeven door Harm Kaal wordt na een half jaar afge-
rond met een referaat en een werkstuk.
Naast dit onderzoekscollege zijn er nog drie andere vakken die de studenten moeten volgen. Hierin
wordt de politiek in Nederland en het buitenland op verschillende manieren bekeken en worden de
studenten verder voorbereid op hun stage in het tweede semester.
De politiek heeft natuurlijk een waanzinnige aantrekkingskracht op studenten. Het lijkt mij dan ook niet
meer dan logisch dat de studenten zich in het eerste half jaar voor tien studiepunten moeten verdiepen
in het krachtenveld van politiek en parlement in het gelijknamige vak. Dit vak wordt, zeker door geschie-
denisstudenten als zeer positief ervaren. Met dit vak kunnen de studenten een historisch tintje geven
aan hun laatste jaar geschiedenis.
Daarnaast worden de studenten voor het eerst geconfronteerd met het staatsrecht, een vak dat zowel
bachelors geschiedenis als politicologie nog niet eerder hebben gevolgd. Voor een paar maanden duiken
de studenten in de huid van hun studiegenoten bij Rechten en leren ze meer over de technische kant van
de Nederlandse politiek.
37 |
HInT
Als laatste vak in de studiegids vinden we ‘Parlementen in vergelijkend politicologisch perspectief’. Dit
vak wordt gegeven door de afdeling politicologie en valt sommige geschiedenisstudenten dan ook wat
zwaar. Het Nederlandse politieke bestel wordt in dit vak vergeleken met de stelsels in bijvoorbeeld in de
Verenigde Staten en Europa. Uiteindelijk vergelijken studenten twee verschillend stelsels met elkaar en
sluiten ze dit vak af met een paper. De stof van politicologie en geschiedenis binnen dit vak is nog niet
helemaal goed op elkaar afgestemd, wat dit vak niet tot de favoriet van de master maakt.
In het tweede half jaar van de master zijn de studenten niet meer in Nijmegen te vinden. De verplichte
stage wordt namelijk voornamelijk in het westen van het land uitgevoerd. De stage is een belangrijk
onderdeel van deze master en ook een reden waarom studenten zich aantrokken voelen tot deze master.
De stagemogelijkheden in het tweede semester lopen zeer uiteen. Zo zijn er studenten die: een stage
lopen bij een politieke partij, onderzoek doen bij het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, meewer-
ken bij de rekenkamer of meelopen bij gemeenten of provincies. Kortom, als student Politiek en Parle-
ment zijn er veel mogelijkheden.
Naast het lopen van stage schrijven de studenten in het tweede semester ook hun masterscriptie, in
ieder geval dat is de bedoeling. Het afgelopen jaar studeerden maar weinig studenten voor september af,
de scripties werden vaak later geschreven dan gepland. Het blijkt dat de stage veel studenten zwaarder
viel dan verwacht waardoor het schrijven van de scriptie werd uitgesteld. Het onderwerp van de scriptie
kan, wanneer je stage je aanspreekt, rollen uit het onderzoek dat je binnen je stage doet. Helaas blijkt dit
voor studenten toch moeilijker dan het lijkt. Er kan natuurlijk ook gekozen worden voor een volledig
ander onderwerp en veel studenten doen dit dan ook.
Politiek en Parlement is een zeer populaire master en zal dit, zeker in politiek interessante tijden zoals nu
ook blijven. Het is een master met een heel duidelijke richting, namelijk de politiek. Het eerste half jaar
staat in teken van veel colleges, papers en werkstukken. De vakken van verschillende disciplines geven de
studenten de mogelijkheid op een nieuwe manier naar de parlementaire geschiedenis te kijken. De stage
is ook een belangrijke reden waarom studenten voor de master kiezen en is niet alleen voor je ontwikke-
ling, maar ook voor je CV een enorme pre. De stage zorgt er in veel gevallen wel voor dat de scriptie op
de achtergrond raakt. Voor studenten die hun studie voor september willen afronden of een educatieve
master willen volgen is het dus flink aanpoten. Desalniettemin is de stage, die veel studenten richting
Den Haag leidt hoewel zwaar ook inspirerend en leerzaam. De contanten die gemaakt worden tijdens de
stage zijn contanten die later kunnen worden aangeschreven bij het zoeken naar een baan, soms met
succes.
Afgestuurde P&P-ers vinden we overal terug. Een eigenaar van een succesvol debatbureau, werknemers
binnen de VVD, FNV of de Explosive Clearance Group, een kandidaat voor de provinciale staten of een
onderzoeker bij het CPG. Allen hebben ze een ding gemeen; een passie voor politiek en natuurlijk de
master die ze heeft gebracht waar ze nu zijn.
| 38
Februari 2011
Sociale Media
Verhaal van een week onthouding
Door Iris Gebben
De eerste dag begon zoals alle eerste dagen van afkicken be-
ginnen, met afkickverschijnselen. Het eerste wat ik doe als ik
wakker word (en het laatste wat ik doe voordat ik ga slapen) is
Twitter checken, iets wat nu dus niet kon. Desondanks lichtte
mijn Blackberry rood op, het teken van een mention. Toen ik
op het bericht zelf drukte viel mijn mond open van verbazing,
zo’n tien mensen hadden mij genoemd in hun tweets, maar ik
was niet in staat erop te antwoorden. Ik besloot mijn dag te
vervolgen alsof er niets veranderd was, maar voelde toch een
gemis. Ik kon niet langer mijn belachelijke overpeinzingen op
het internet gooien en kon niet langer de belachelijke over-
peinzingen van anderen lezen, het was alsof ik terug was in
een tijd zonder internet.
39 |
HInT
was, ik bleef graag op de hoogte van wat het paupergedeelte van Nederland stemde zodat ik hier mijn
mening over kon spuien. Ken je vijand, enzovoorts en ik wist niet wat er aan de hand was met mijn vrien-
den zonder dat zij me dit vertelden. Het kwam er op neer dat mijn verslaving aan nieuws niet gevoed
werd, dus ik moest een andere verslaving aanwakkeren om niet aan Twitter te denken, namelijk winke-
len. Ik geloof dat ik nog nooit zoveel heb gewinkeld in een dag. Maar zoals altijd kwam er een punt waar-
op zelfs winkelen niet meer werkte, het punt dat zoveel vrouwen hopen nooit onder ogen te moeten
komen. De verrassing was dus ook groot toen ik ontdekte dat als je eenmaal over dat punt heen bent en
je erachter komt dat er niks ergs gebeurd is met de wereld, je begint de situatie te accepteren. Het was
immers maar een week.
Na een halve week van geklaag, gezucht en gesteun had ik het punt bereikt waarop ik niet eens meer de
moeite kon nemen om me druk te maken over alles wat ik miste, want ik kwam erachter dat ik juist heel
veel miste door steeds over andere dingen te twitteren. Mijn portie nieuws kreeg ik toch wel en na een
paar dagen misten mijn volgers mij al niet meer. Was dat het dan? Was dat waar ik me zorgen om had
gemaakt?
Commissielid worden?
Stuur een mail naar:
excalibur@let.ru.nl
| 40
Februari 2011
Annotatiedifferentiatie
Hoe annotatie soms pijn kan doen
Door Kim van den Berg en Jesper Geubels
Tot zover is het allemaal nog duidelijk. Het gaat echter mis bij diezelfde hoogleraar, die een aantal eisen
stelt aan de manier van annoteren. Of beter gezegd, er worden algemene regels gegeven die elke docent
zou moeten hanteren. Helaas heeft elke hoogleraar daar een andere visie op. Deze vrije interpretatie van
de regels van de door de geschiedenisstudent gehate de Buck leidt vaak tot teleurstellingen, vaagheden,
en meningsverschillen. Kim en Jesper doken diep in de wonderlijke wereld van het annoteren om deze
‘annotatiedifferentiatie’ voor eens en altijd de kop in te drukken.
En nu zien wij jullie denken, ‘maar ik heb historische praktijk toch in het eerste jaar al gehaald, waarom
valt het HInT mij met dit soort ongein lastig’. Het antwoord daarop is simpeler dan je op het eerste gezicht
zou denken. Een goede annotatie is niet enkel van belang voor de kwaliteit van jouw eigen stukken. Het
scheelt je medestudenten ook een hoop tijd.
Burt, een uitstekend schrijver en een fervent liefhebber van alles wat gebeurde voordat men daadwerke-
lijk na kon denken, moest net zoals alle andere geschiedenisstudenten zijn propedeuse halen. Het vak
‘historische praktijk’ vormde een van de vele hindernissen op zijn weg naar dit felbegeerde document. Als
afsluitende opdracht moest Burt een korte biografie schrijven over het leven van Winston Churchill. Jesper
had de eer om dit werk na te mogen kijken, om dit te voorzien van stevige kritiek. Hij stond echter versteld
van de stilistische hoogstandjes die Burt uitstalde in de door hem geschreven biografie. Daarnaast
klopte de tekst ,wat spelling betreft, als een bus. Het schitterende essay kende
ˡ Oke, hij heet niet echt Burt. Dit is meer om zijn privacy te beschermen.
41 |
HInT
alleen een gigantisch gebrek. Om het ontbreken van degelijke bronnen te verhullen besloot Burt de anno-
tatie volledig achterwege te laten. Dat besluit resulteerde in een onvoldoende voor het desbetreffende
werkstuk.
Het cijfer zorgde ervoor dat Burt de cursus nog maar net wist te halen. Een degelijke annotatie had hem
veel moeite en stress bespaard en had waarschijnlijk een beter cijfer opgeleverd. Een goede annotatie is
dus wel degelijk van belang, en kan zo een extra punt bovenop je cijfer bieden.
In: ?
Het belang van annoteren is voor de meeste van jullie wel duidelijk. Toch blijven werkcollegedocenten het
annotatieprobleem telkens op de agenda plaatsen. Dit omdat de meeste studenten herhaaldelijk fouten
blijven maken in hun notenapparaat. Deze slordigheden vormen de oorzaak voor veel irritaties bij studen-
ten die niet te lui zijn om ‘de blauwe bijbel der annotatie ’ standaard bij zich hebben.
Ondanks het feit dat dit soort werkcolleges uiterst nuttig kunnen zijn voor sommigen die fouten maken bij
het annoteren, vormen deze een doorn in het oog voor diegene die wel een degelijke voetnoot kunnen
schrijven. Vaak leiden deze colleges tot eindeloze discussies die enkel verwarrend werken. We zullen een
simpel voorbeeld noemen. Zo hadden wij tijdens een van de vele werkcolleges een uitvoerige discussie
met de lesgevende docent of het woordje in: thuishoort in het annoteren van een tijdschriftartikel. In het
grootste deel van de readers komt dit woordje in het annotatieapparaat regelmatig terug. Het opvallende
daarin is dat de Buck beschrijft dat dit woord in dit soort annotaties daar helemaal niet in thuis hoort. Na
een uur debatteren, kwam de docent met de oplossing dat het woordje in: enkel gebruikt dient te worden
als men een artikel uit een bundel zou annoteren. Achteraf blijkt dit juist te zijn. Bij het annoteren van een
tijdschriftartikel hoort het woordje in: te ontbreken. Tot zover een uur kostbare collegetijd, dat besteed
werd aan iets dat elke student ook op zou kunnen zoeken.
| 42
Februari 2011
De docentencultus?
Religieuze prikkels onder geschiedenisstudenten
Door Corine van den Eijnden
Het moge duidelijk zijn dat op iedere docent een bepaalde stempel wordt ge-
drukt. De één is een geweldige hoorcollegedocent, de ander bakt er niets van in
de werkcolleges. Over bepaalde docenten wordt echter gepraat alsof ze heilig zijn, sterker nog: sommige
studenten noemen hen ook zo. Dit, voor mij uiterst vreemde, fenomeen kan het beste bestempeld wor-
den als de docentencultus. Je zou het zelfs kunnen vergelijken met de keizercultus uit de Oudheid, waar
de keizer vereerd werd als ware hij een god. Bij onze geschiedenisdocenten lijkt hetzelfde te gebeuren.
Nu vraag ik me af waar deze ietwat overdreven bewondering vandaan komt. Het moge duidelijk zijn dat
veel van de studenten tegenwoordig geen geloof meer aanhangen. Misschien geeft het gebrek hieraan
de hedendaagse geschiedenisstudent de behoefte iets anders te verheerlijken. Dit lijkt me echter niet het
geval. Wat is het dan wel? Een bekend voorbeeld van een hoogleraar die door vele studenten bewonderd
wordt, is er een met een zelfverzekerde uitstraling, trui om zijn schouders gewikkeld en die zijn studen-
ten met ‘u’ aanspreekt. Wanneer er aan zijn volgelingen gevraagd wordt wat er nu precies zo geweldig
aan hem is, kunnen ze alleen maar antwoorden met: ‘omdat hij simpelweg geweldig is.’ Het zijn dus niet
specifieke dingen die een hoogleraar geweldig maken, het is het totaalplaatje. Toch hebben alle bewon-
derde docenten wel bepaalde raakvlakken. Het grootste gedeelte is mannelijk en ze stralen zowel wijs-
heid als gezag uit. Men bewondert hen vaak om hun innemende manier van vertellen en het geven van
interessante en goede hoorcolleges. Ook hebben ze vaak iets waardoor ze op een bepaalde manier bo-
ven de studenten verheven staan. Als laatste is er dan nog het natuurlijke charisma. Dit en nog vele ande-
re kleine dingen, maken een docent bewonderenswaardig.
Dat sommige studenten bepaalde docenten op een voetstuk zetten, wil niet zeggen dat iedere geschie-
denisstudent aanhanger is van de docentencultus. Voor studenten die de mening van hun medestuden-
ten over de vereerde docenten in kwestie niet delen, is het echter wel oppassen geblazen. Want slechts
één verkeerd woord en ze hebben meteen een hele horde ‘gelovige’ studenten achter zich aan die hen
proberen mee te sleuren in de wereld waar bepaalde docenten vereerd worden als waren zij goden.
Het moge duidelijk zijn: de studie geschiedenis heeft een aantal docenten dat zo geweldig wordt gevon-
den dat hun verering in het uiterste geval wat wegheeft van een nieuwe religieuze stroming. Als je het
mij vraagt is dat een van de grootste complimenten die een docent kan krijgen. Toch blijft het natuurlijk
een apart fenomeen als je er tijdens je introductie mee overrompeld wordt.
43 |
HInT
Nu hij daar zo stil zat, onmachtig, geen plan van aanpak, slechts vergezeld van de gesel van het langzaam
de uren tellen en het afwachten, voelde hij zich het meest ellendig. Hij was er de man niet naar stil te
zitten: zijn loopbaan had zich altijd gekenmerkt door een eeuwig bewegen. Te voet, met gedachten en
handelen; Bruno was altijd onderweg geweest. Zo had hij als een van de weinige in zijn ambt de noorde-
lijke landen aangedaan in een grote rondreis om zijn kudde schapen te tellen en bekijken. En wellicht ook
op de vingers te tikken en terug de Rooms-christelijke kooi in te jagen. Want er was in de voorgaande
decennia een wolf losgelaten in het land van de plaatsvervanger van Christus op aarde: een wolf die nog
niet zo heel lang geleden met argusogen een klein lapje grond was toegestaan ergens aan de westelijke
einders van het Frankische grondgebied – weggestopt aan zee, behoedzaam gadegeslagen door de zit-
tende macht – met consequenties van niet voorziene omvang. Want deze hongerige wolf had nu een
vinger gekregen. En dus trok menigeen onwillekeurig zijn hand dicht bij zijn borst.
Deze in ijzer gehulde Noormannen hadden een woeste honger naar land, gekoppeld aan een ziekelijke
broederstrijd om eer en erkenning, rijkdom en bloedvergieten. En aangezien er lang niet genoeg land,
| 44
Februari 2011
maar meer dan genoeg broers, waren, zwierven de telgen van deze wolf al snel uit over de christelijke
wereld. Een van de meest gevreesde van deze telgen kwam veelzeggend genoeg uit een nest van laag
adellijk allooi: ja, het was zelfs niet eens duidelijk over welk dorp de vader van Robert van Hauteville
daadwerkelijk als graaf regeerde in het in voorgaande decennia aan Noorman Rollo geschonken hertog-
dom Normandië. Maar dat deed er niet toe wat betreft historische eminentie, want wat deze vader voor-
al aan de geschiedenis bijdroeg (of: wat hij erop losliet) was een hebberige hydra, met ettelijk broers die
oneindig de kop op leken te steken in de uithoeken van de christelijke wereld. En Robert was daarvan de
meest Normandische: sluw, meedogenloos en zich voor niets te groot of te klein voelend, als het maar
iets opleverde!
Robert nam in navolging van enkele van zijn broers – waarvan sommige het hadden geschopt tot hertog
– de wijk naar de laars van Italië, op zoek naar land, rijkdom en eer. Hij schraapte binnen de kortste tijd
een stukje land voor hemzelf bijeen, volgde zijn broer Willem op als hertog van Apulië en kreeg daarbo-
venop een nieuwe bijnaam: Guiscard – de slimmerik. En het waren de Normandiers zoals Robert Guis-
card die Bruno tegenkwam, toen hij het zuiden van Italië aandeed na zijn tour door het noorden van
Europa te hebben voltooid. En zij in Rome maar denken dat die godslasterende en heidense Saracenen
die tot dan toe het zuiden van Italië onveilig hadden gemaakt woest, barbaars en te vrezen waren: welk
een gruwel waren deze rovers uit eigen christelijke schoot! Ze wierpen zich op christen of moslim gelijk,
roofden de van levenslust, rijkdom en bloeiende bevolking gespeende – slechts de afkalvende monumen-
ten getuigden van een tijd dat deze regio het luxueuze ontsnappingsoord van de dandy’s van een wereld-
rijk was – godvergeten – bijna letterlijk – laars van de Roomse wereld, dit opengereten speelveld van
geopolitiek en religieus belang. En het was hier, dat geopolitiek en religieus belang nauwelijks meer te
onderscheiden waren, toen Bruno onder Michäel’s banier zijn langharige reuzen uit Zwaben met dubbel
zwaard met hulp van hun christelijke neven uit Constantinopel ten strijde liet trekken tegen hun christe-
lijke broeders. Een familiefeestje, zogezegd.
Maar echt vriendelijk werd het nooit: het kopje kleiner maken van deze meest verschrikkende kop van de
Normandische hydra – voor minder deed Bruno het niet – bleek een taak die niet besteed was aan het
door de Kerk gesanctioneerde en aangevoerde leger. Het religieuze zwaard, wereldlijk getrokken door
Bruno, werd bot gehouwen op de dikke nek van Robert Guiscard. Maar onthoofd werd hij niet; integen-
deel. De Normandische troepen dreven een wig tussen de pauselijke strijders en die van de door de
Basileus uit Constantinopel gestuurde, en sloegen als de wanhopige, hongerige wolven die ze waren in
een zelfvervullende profetie de wereldlijke ambities van de geestelijke Bruno neder.
En Bruno restte niets dan het likken van zijn wonden, het duiden van zijn falen en het angstvallig wachten
op hetgeen ging komen: daar gevangen tussen de muren van zijn ineengestorte, door God gegeven,
bouwval van ambitie.
Rober Guiscard hoefde het bouwval niet eens te betreden om de geestelijke uit zijn illusie te halen: de
inwoners van Civitate smeten de geestelijk vader buiten hun poorten, overgeleverd aan de Normandi-
sche wolf. Die ook niet goed wist wat hij aan moest met Bruno. Dat was andere koek dan de arme chris-
telijke, dan wel Saraceense, naamloze schaapjes die daarvoor de toorn van de Normandische landhonger
45 |
HInT
hadden moeten voelen: dit beestje had een naam. En niet zomaar een: dit was paus Leo IX! Fluwelen
handschoenen waren nu gepast – voor zover een Normandiër die überhaupt aan kon trekken –, net als
voorzichtigheid, ‘want Leo paarde de wijsheid van een slang aan de onschuld van een duif’. Maar het
waren potverdikkie wel Normandiers, en die deden nooit iets voor niets, en dus sloten ze de paus negen
maanden op in Benevento, tot de geestesvader – de plichtsgetrouwe historicus in mij gebied nu te zeg-
gen— naar alle waarschijnlijkheid, de in wezen onwettelijke Normandische veroveringen had geaccep-
teerd. Gebroken – lichamelijk, geestelijk en qua ambities –, zo leek, keerde de herder naar de Eeuwige
Stad terug.
| 46
Februari 2011
De trein. Al eeuwen lang vertrouwen mensen, jong en oud op dit vervoersmiddel. De geel met blauwe
verschijning in het landschap is gaan horen bij
wat Nederland is. Het land van weer en wind,
van regen en hoog water, van NS en ProRail.
Iedereen zit wel eens in deze goudgele kracht-
patser, iedereen moet er zo nu en dan op
vertrouwen en iedereen heeft precies daarom
wel een reden om te klagen. Want eerlijk is
eerlijk: treinen rijden niet op tijd, soms zelfs
niet op de rails en als je pech hebt helemaal
niet.
Wie dagelijks de site van de NS in de gaten houdt zal regelmatig verbaasd worden door wat er allemaal
op het spoor kan gebeuren. Ik, een doorgewinterde treinreiziger, denk soms ook dat ik in het ootje wordt
genomen door de “samenwerkende” NS en ProRail. Als reiziger kun je tegenwoordig van van alles last
hebben. Zo zijn er treinen die botsen met viaducten, met lege auto’s of gewoon met elkaar, spelen er zo
nu en dan kinderen op het spoor, zijn er machinisten die hun trein niet kunnen vinden, kan er brand
uitbreken in een relaishuisje, moet je staan door te korte treinen of kom je terecht in hele oude treinen
omdat de nieuwe treinen het niet doen, valt er in de winter sneeuw, zijn er werkzaamheden door de
sneeuw, moet je wachten op last van politie of brandweer, storen de seinen en de wissels regelmatig,
knappen de bovenleidingen spontaan, wordt er tegenwoordig weer koper gepikt, valt de Heinz toren in
Elst bijna om en dan zijn er nog de ‘huis, tuin en keuken’ vertragingen die ontstaan zonder goede reden
of verklaring.
47 |
HInT
echt door naar Nijmegen”, met het daarop volgende omroepbericht “reizigers in de richting van Nijme-
gen dienen om te reizen via Den Bosch”, zaaien verwarring en de omroepberichten over gratis koffie en
thee in de reeds gesloten kiosk vallen na uren vertraging ook in het verkeerde keelgat. Waar komen deze
miscommunicatie en foutjes toch vandaan. De vraag die dan ook telkens aan de NS en ProRail wordt
gesteld is: Jongens, waar gaat
het mis?
Het ene deel, nu nog steeds bekend als de NS, zou verantwoordelijk worden voor het vervoeren van
reizigers en zou onderhevig zijn aan marktwerking. Het tweede bedrijf kennen wij nu als ProRail en zou,
onder leiding van de overheid, verantwoordelijk zijn voor het railnet in Nederland. Deze organisatie heeft
niet het doel voor ogen winst te maken. Deze splitsing resulteerde tevens in de komst van ‘nieuwe’ aan-
bieders als Veolia en Syntus die gebruik kunnen maken van het spoornet van ProRail.
Naast deze ingewikkelde constructie kent het Nederlandse treinverkeer nog een probleem, te weinig
spoor voor te veel inwoners. Vaak roepen de organisaties dat de problemen in Nederland zo groot zijn
door het intensieve gebruik van het spoor, dit speelt in ieder geval mee. Nederland heeft in Europa inder-
daad de koppositie wanneer het aankomt op personen vervoer. In Zweden bijvoorbeeld moeten onge-
veer 9 miljoen inwoners het doen met 13.000 kilometer spoor, op de 28696 vierkante landkilometers in
België rijden de treinen voor 11 miljoen inwoners op ongeveer 3500 kilometers sporen. In Nederland,
een land met een landoppervlakte van 33882 vierkante kilometer liggen deze verhoudingen een stuk
hoger; hier reizen 16,5 miljoen mensen over 2800 km spoor. Dit verklaart de treindichtheid en dus de
grote drukte op de Nederlandse sporen. Het spoornet in Nederland is dus druk, wat als gevolg heeft dat
kleine problemen al snel grote gevolgen hebben. Wanneer dit gebeurt blijken keer op keer de NS en
ProRail niet op de hoogte te zijn van elkaars problemen.
De laatste fout gemaakt door NS is natuurlijk de aankoop van nieuwe treinen die kortsluiten als gevolg
van teveel smeltwater. Een probleem dat in de winter trouwens niet al te veel chaos zou moeten opleve-
ren, bij sneeuw kunnen treinen toch geen gebruik maken van het spoor van ProRail.
| 48
Februari 2011
Zo nu en dan worden beiden door de overheid op het matje geroepen om zich nader te verklaren, zo ook
afgelopen januari. De NS en ProRail gingen door het stof en beloofden de problemen op de lossen. De
treinen van de NS zijn allemaal weer gemaakt en de volgende keer is ook ProRail echt winterklaar.
Misschien is het niet zozeer de vertraging die mensen stoort, maar zijn het de reacties vanuit de instan-
ties hierop. Gratis koffie en thee, goedkopere kaartjes of gratis treinreizen bewijzen slechts het herhaal-
delijk falen van de NS en ProRail en kweken het laatste beetje goodwill voor al het slechts dat nog komen
gaat. Veel liever zou ik wanneer er vertraging is een man van ProRail en een man van de NS willen horen
over de intercom terwijl ze hun welgemeende excuses aanbieden aan mij, de reiziger. Daarna wil ik dat
ze ons persoonlijk een kopje koffie, thee of chocomelk komen aanbieden zodat ik in hun ogen kan zien
dat ze vanaf morgen dezelfde fouten weer zullen begaan. En ach, gelukkig weet je dat je met onze 2800
kilometer aan spoor nooit alleen op je trein staat te wachten.
49 |
HInT
Rijnlanders en Bourgondiërs
Over de geschiedenis van het Nederlandse carnaval
Vorig jaar op 13 november werd mijn vader ’s avonds plotseling opgebeld: een neef van hem was die
avond tot prins carnaval gekozen. Mijn vader regelde meteen
een lift en ging hem feliciteren. Deze prins Ton d’n Twidde was
niet de eerste prins in mijn familie: in 1983 regeerde mijn opa
als Zijne Dorstlustige Hoogheid Ties I over Krulstarteland en
twee jaar geleden was een neefje van me jeugdprins van het
uitgestrekte Pierewaaiersrijk. Daarnaast heeft mijn oma jaren-
lang tongeproat tijdens de Mortelse kletsavonden. Voor mij als
toegewijde geschiedenisstudent reden genoeg om me eens te
gaan verdiepen in de geschiedenis van dit prachtige volksfeest.
Sinds mensenheugenis vinden er grote feesten plaats waarbij het volk spot met de sociale hiërarchie en
zich te buiten gaat aan vet voedsel, alcoholische dranken en andere onbehoorlijke bezigheden. Ongeveer
2600 jaar voor Christus werd er in Mesopotamië elke lente een nieuwjaarsfeest gevierd, waarbij een
veroordeelde misdadiger tot een soort prins carnaval werd gekroond en men hem vervolgens feestelijk
rondreed op een boot op wielen. Daarna werd hij al even feestelijk terechtgesteld. De Romeinen vierden
het Saturnaliënfeest, waarbij men zodanig tekeer ging dat het woord Saturnalia uiteindelijk ook ‘orgie’
ging betekenen. Ook bij de Grieken en Egyptenaren werden dergelijke eet- en zuipfuiven gehouden.
Maskerades, schertskoningen en het omkeren van sociale verhoudingen speelden daarbij vaak een rol.
Ook in de Middeleeuwen werd er vrijwel in heel Europa een vorm van Vastenavond gevierd. De bevol-
king ging zich enkele dagen voor Aswoensdag te buiten aan de voorraden, omdat deze anders toch zou-
den bederven tijdens de vastperiode van veertig dagen die aan Pasen vooraf ging. Bij de verklaring van
het vastenavondfeest lopen heidense en christelijke elementen door elkaar. Volgens de meeste mensen
die onderzoek doen naar oude gebruiken werd het heidense lentefeest door de Kerk met een christelijk
dekentje bedekt: tijdens de vasten moesten de mensen zich veertig dagen lang bezinnen op hun zonden
en denken aan de veertig dagen die Jezus vastend in de woestijn doorbracht.
Er bestaat echter ook een stroming, aangevoerd door de Duitse volkskundige D.R. Moser, die vindt dat de
Kerk het feest zelf instelde om het volk te laten zien hoe het was als de wereld op zijn kop stond en dui-
vels en heidenen de macht overnamen. Het feest had dus een ‘opvoedende’ functie, en moest ervoor
zorgen dat de drempel naar het vasten werd verlaagd. Of het volk zich na enkele dagen onbeperkt eten
en drinken inderdaad op Aswoensdag vol berouw in de kerk meldde, laat ik hier in het midden. Waar-
schijnlijk hadden de meesten vooral spijt van het overmatige drankgebruik door de hoofdpijn en misse-
lijkheid die hier ook tijdens de Middeleeuwen al op volgden.
| 50
Februari 2011
Door de kerkscheuring van de zestiende eeuw werd Nederland boven de rivieren uiteindelijk protestants.
Calvinistische zwartekousenpredikanten verboden het volk om het vastenavondfeest nog langer te vie-
ren. Ook in het zuiden van de Republiek werd deze ‘Roomsche Superstitie’ de kop ingedrukt. Het carna-
valsfeest zoals de zuiderlingen onder u het tegenwoordig vieren, is dan ook een redelijk moderne inven-
ted tradition. Er zijn overeenkomsten tussen het middeleeuwse vastenavondfeest en het carnaval zoals
dat sinds de negentiende eeuw en vooral na de Tweede Wereldoorlog in Nederland opkwam, maar er is
ook veel bij bedacht. In Nederland worden tegenwoordig twee soorten carnaval gevierd: het Rijnlandse
carnaval dat vooral in Limburg en Oost-Brabant populair is, en het Bourgondische carnaval dat de rest
van Brabant en delen van Zeeland op zijn kop zet.
De Rijnlandse versie van het feest is het oudste en vindt zijn oorsprong in het exotische Keulen, in het
Duitse Rijnland. In deze stad zwaaiden sinds het Congres van Wenen de Pruisen de scepter. Keulse literai-
ren verlangden terug naar de middeleeuwse glorie van de stad, en waren tegen de Pruisische overheer-
sing. In 1823 organiseerden zij een optocht naar het voorbeeld van de middeleeuwse intocht van de
keizer. In plaats van de keizer was er een Held Karneval, begeleid door een groep nepmilitairen: de latere
Prins met zijn Raad van Elf. Het feest werd ook meteen gebruikt om het Pruisische militarisme belachelijk
te maken: er werden allerlei onzinnige titels, nutteloze onderscheidingen en rituelen bedacht om de
draak te steken met de Pruisen. De carnavalsgroet is bijvoorbeeld een parodie op het salueren van de
Pruisen. (Voor de noorderlingen onder u: voor de carnavalsgroet beweegt men de rechterhand, eventu-
eel met een sierlijke zwaai, naar de linkerslaap, met de handpalm naar buiten gekeerd. Al dan niet verge-
zeld van een luidkeels ‘Alaaf!’ – Probeert u het vooral!)
De Bourgondische versie van het Nederlandse carnaval vindt zijn oorsprong in de welvarende steden van
het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen in de tijd van de Bourgondische Nederlanden.
Vanwege de grote armoede die in Brabant tot de Tweede Wereldoorlog heerste, zijn de kostuums er
traditioneel wat minder uitbundig: de blauwe boerenkiel met rode zakdoek is vooral bij het Bourgondi-
sche carnaval populair. Ook het veranderen van plaatsnamen doet men vooral in de gebieden waar men
Bourgondisch carnaval viert. Over de verdere geschiedenis van deze carnavalsvariant is weinig te vinden.
Zo zie je maar weer dat het, behalve leuk, ook nog eens historisch verantwoord is om je over te geven
aan het feestgewoel dat begin maart weer van start gaat. Je kunt je inleven in de deelnemers van Ro-
meinse Saturnaliafeesten, middeleeuwse vastenavond-schrans-en-zuippartijen, of de Keulse elite die zich
onderdrukt voelde door de Pruisische over-
heid. Tegelijkertijd houdt je een prachtig voor-
beeld van invented tradition in stand, en maak
je mee hoe belangrijk dergelijke tradities kun-
nen zijn bij het creëren van een imagined
community van Brabanders of Limburgers. Je
mag dit alles ook vergeten en jezelf te buiten
gaan aan drank. Daar is carnaval immers voor
bedoeld.
51 |
HInT
| 52