Professional Documents
Culture Documents
De Arnhemse Villamoord, Minus Gewraakte Hoofdstuk
De Arnhemse Villamoord, Minus Gewraakte Hoofdstuk
De Arnhemse Villamoord, Minus Gewraakte Hoofdstuk
Han Israëls
Annemarie Pagano Mirani
Nienke Scholten
Willeke Spierenburg
Erwin Wiering
© 2014 Han Israëls, Annemarie Pagano Mirani, Nienke Scholten, Willeke Spierenburg &
Erwin Wiering | Boom Lemma uitgevers
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toege-
staan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp,
www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloem-
lezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet) kan men zich wenden
tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus
3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any
other means without written permission from the publisher.
ISBN 978-94-6236-351-9
ISBN (ebook) 978-94-6094-9449
NUR 741, 824
www.boomlemma.nl
2. HET MISDRIJF 11
Technisch onderzoek 13
Getuigen 13
Elisa: compositietekening en herkenningen 17
Algemeen over het misdrijf 18
3. AANHOUDINGEN 21
Nevzat, Hasan, Huseyin, Ömer en Herman 22
Kemal 23
Nevzat aangehouden 26
Herman aangehouden 27
Şevket aangehouden 31
4. ÖMER BEKENT 35
Het begin van de tweede dag 38
De tweede dag – ’s avonds laat 39
De eerste fase – tot de bekentenis 40
Verhoorstrategie 50
Druk 54
De tweede fase – de eerste bekentenis 62
Een ware of een valse bekentenis? 112
Het opmaken van het proces-verbaal 118
Daderkennis? 121
Zaterdag 10 april 1999 126
De latere bekennende verklaringen van Ömer 135
7. DE RECHTBANK 191
Onderzoek door de rechter-commissaris 191
De zittingen van de rechtbank 193
Het requisitoir 197
De pleidooien 199
Het vonnis 201
kon weten. Op de opnames van de verhoren is te zien hoe dit kon gebeuren:
door hem steeds maar weer te laten gokken, door hem via suggesties in
de goede richting te sturen, en een enkele keer ook door gewoon voorzeg-
gen. Dankzij de opnames van deze verhoren valt meer te zeggen over valse
bekentenissen dan ooit eerder mogelijk is geweest.
Maar nu eerst even over het misdrijf zelf. Onze kennis daarover berust bijna
uitsluitend op wat daarover is verteld door een vrouw die ook bij het mis-
drijf aanwezig was en die de schietpartij op miraculeuze wijze heeft over-
leefd. De 33-jarige Elisa kwam die fatale avond nietsvermoedend aan bij de
villa in Arnhem om een jas op te halen die vermaakt was door de vrouw des
huizes, Geke. Geke was een vriendin van Elisa’s ouders. Toen er na aanbel-
len niet werd opengedaan, liep zij achterom. In de villa trof zij Geke aan,
met achter haar een man met een pistool. Geke zei dat de man geld wilde.
De man beval de twee vrouwen om naar de slaapkamer te lopen en op bed
te gaan liggen. Liggend op bed hoorde Elisa twee knallen. Ze voelde dat ze
geraakt was. Ze bleef doodstil liggen. Ze hoorde wat geloop. Toen ze na
enkele minuten niets meer hoorde, belde ze achtereenvolgens haar vriend,
haar broer en de politie. De politie was snel ter plaatse.
Elisa had, zo schrijft de politie, een schampschot aan het hoofd. Geke was
dood. De villa was zo te zien niet doorzocht. Er was weinig meegenomen.
Naast twee kogels en twee hulzen waren er geen technische sporen van
enig belang. Onderzoek naar getuigen in de buurt leverde zo goed als niets
op. Behalve het verhaal van Elisa was er dus bijna niets. Aan Elisa zijn foto’s
van plaatselijke criminelen getoond. Ook van de later veroordeelde ver-
dachten. Zij heeft nooit iemand herkend. Er is met haar hulp een compo-
sitietekening van de dader gemaakt. De compositietekening is getoond in
het televisieprogramma Opsporing Verzocht en dat was het begin van de
zoektocht naar de dader. In het volgende hoofdstuk, over het misdrijf, zal
dit alles uitvoeriger worden besproken.
Elisa vertelde dat ze één dader had gezien. Ook in de rest van dit misdrijf is
er niets dat wijst in de richting van meer dan één dader. Toch zijn er voor
dit misdrijf negen mannen veroordeeld. Volgens de politie zouden ze zelfs
met zijn elven naar de villa zijn gereden. Vijf van hen zouden naar binnen
zijn gegaan. Verderop in dit boek zal blijken hoe het de ontspoorde logica
van de verdachtenverhoren was die de politie dwong tot dit onwaarschijn-
lijke scenario.
De aanzet tot dit boek is geleverd door een van de onherroepelijk veroor-
deelde verdachten: de ten tijde van de moord 33-jarige Nevzat. Hij meldde
zich enkele jaren geleden bij het project Gerede Twijfel van de juridische
faculteit in Maastricht. In dit project worden strafzaken onderzocht van
onherroepelijk veroordeelden die zeggen dat zij onschuldig zijn. Zonder
Nevzat zou dit boek niet zijn geschreven. Dit boek had ook niet geschreven
kunnen worden zonder de medewerking van het Openbaar Ministerie, dat
de banden van de verhoren beschikbaar heeft gesteld. Wij zijn het Open-
baar Ministerie daar zeer erkentelijk voor. Maar wij bedanken vooral de
advocaat van Nevzat, mr. Paul Acda, die het Openbaar Ministerie hiertoe
heeft weten te bewegen.
De zaak is in Gerede Twijfel onderzocht door een groep van acht studenten:
Chera Boukhris, Bonnie Kamstra, Annemarie Pagano Mirani, Lara van Roon,
Nienke Scholten, Willeke Spierenburg, Moniek Weerts en Erwin Wiering.
Zij zijn begeleid door Gwenny Zeles en Han Israëls. Na afloop zijn Annema-
rie Pagano Mirani, Nienke Scholten, Willeke Spierenburg en Erwin Wiering
op eigen kracht doorgegaan. Zij hebben een eerste versie van de complete
tekst geschreven. Han Israëls heeft op basis daarvan de uiteindelijke versie
geschreven.
Wij gebruikten voor ons onderzoek het dossier op basis waarvan de rechter
heeft veroordeeld. Wij konden ook beschikken over 160 videobanden met
verdachtenverhoren. Bovendien hebben we dankbaar gebruikgemaakt van
een scriptie over deze zaak, geschreven door Hakan Külcü.1
De meeste citaten in dit boek zijn afkomstig uit het dossier, de videoban-
den van de verhoren en de processen-verbaal van zittingen van de recht-
bank en het gerechtshof. Ter wille van de leesbaarheid zijn bij deze citaten
geen bronvermeldingen geplaatst. Wie de precieze vindplaats wil weten,
moet even een mailtje sturen naar Han.Israels@MaastrichtUniversity.nl.
De tekst is in bescheiden mate geanonimiseerd. Achternamen zijn wegge-
laten. Achternamen in citaten zijn weggelaten zonder dat elke keer aan te
geven met ‘(…)’. Voornamen van de hoofdpersonen, die nog steeds gemak-
kelijk te vinden zijn in de publiciteit over deze zaak, zijn gehandhaafd. Alle
andere voornamen zijn veranderd.
Voor commentaar op een eerdere versie van deze tekst bedanken wij Hans
Crombag, Peter van Koppen, Annet Mooij, Joof Schöpping, Gwenny Zeles en
iemand wiens naam wij om ons moverende redenen niet vermelden.
11
wilde. Hij zei tegen Elisa: ‘Loop je ook eventjes mee.’ Hij dirigeerde de beide
vrouwen naar de slaapkamer. Hij zei: ‘Gaan jullie op het bed liggen.’ De man
sprak rustig. Elisa en Geke gingen op het bed liggen met de gezichten naar
elkaar toe. Ze omklemden elkaar. Elisa hoorde twee knallen. Ze voelde dat
ze geraakt was en ze voelde de kracht uit de armen van Geke wegvloeien.
Ze bleef doodstil liggen.
Ze hoorde zachtjes het geluid van de televisie, die al die tijd had aange-
staan. Ze hoorde minstens twee keer het geluid van iemand die een trap
op- en afliep. Toen ze langere tijd nog alleen maar de televisie hoorde, pak-
te ze de telefoon die naast het bed stond. Ze belde eerst haar vriend, toen
haar broer en ten slotte de politie. (De politie was toen al gebeld door die
broer.) De politie hield haar aan de lijn totdat snel daarna collega’s in de
villa arriveerden.
Geke was dood. Elisa had zo te zien hooguit een schampschot aan het
hoofd. Er bleken een paar betaalpasjes en wat geld te zijn verdwenen. Ook
ontbrak de gouden slavenarmband die Geke om haar pols droeg. Verder
was er niets gestolen. De villa was zo te zien niet doorzocht. Een gemak-
kelijk vindbare hoeveelheid contant geld in een kast in de slaapkamer was
niet meegenomen. Er waren geen sporen van braak. De spinnenwebben
rond een ongebruikte kluis in de kelder waren onberoerd. Behalve twee
kogels en twee hulzen zijn er geen relevante materiële sporen gevonden.
Onderzoek naar mensen in de buurt die iets gezien hadden, heeft weinig
opgeleverd. Bijna alles wat we weten over het misdrijf berust op wat Elisa
daarover verteld heeft. Zij is dan ook herhaaldelijk, langdurig en op ver-
schillende manieren verhoord.
Elisa heeft direct diezelfde avond al nauwkeurig verteld wat er gebeurd
was. Ze is later nog verschillende malen uitvoerig verhoord. Daarbij is wei-
nig nieuws naar boven gekomen. Ze zei in een van de latere verhoren dat
ze bij nader inzien dacht dat de man ook wel een Molukker geweest zou
kunnen zijn. Want hij had ‘iets beschaafds over zich’. De man had een ‘rond
accent’. Zijn Nederlands was goed. Hij zag er niet uit als iemand die aan de
drugs is.
Er is geprobeerd om op allerlei manieren nog extra informatie uit Elisa
te krijgen. Zij is zelfs onder hypnose verhoord. Dat is onverstandig, want
hypnose kan weliswaar leiden tot nieuwe herinneringen, maar die herin-
neringen kloppen lang niet altijd.2 Het hypnoseverhoor van Elisa leverde
overigens geen nieuwe informatie op.
12
Technisch onderzoek
Er zijn, zoals gezegd, twee kogels en twee hulzen gevonden. De kogels zijn
van het kaliber 7.65 millimeter. Elisa heeft een beschrijving gegeven van
het pistool dat de dader in zijn hand had: zwart, met een ongeveer 15 centi-
meter lange, dunne loop. Behalve deze informatie over het wapen is er aan
technisch bewijs over dit misdrijf niets dat van belang is gebleken. Er zijn
een paar vingerafdrukken gevonden. Deze vingersporen zijn vergeleken
met de vingerafdrukken van allerlei mensen, ook met die van de later ver-
oordeelde verdachten, allemaal zonder succes. Het staat overigens geens-
zins vast dat die vingersporen iets met het misdrijf te maken hebben. Er is
op een brief in de villa iets van bloed gevonden. Ook onderzoek naar dat
bloed heeft niets opgeleverd en ook bij dat bloed weten we niet of het iets
met het misdrijf te maken heeft.
Zo ongeveer het enige wat technisch vaststaat over het misdrijf is dat er
geschoten is met een pistool van het kaliber 7.65 millimeter. De belangrijk-
ste verdachte die uiteindelijk zou gaan bekennen, was een man met veel
verstand van wapens. Hij vertelt in zijn bekentenissen gedetailleerd over
het 9-millimeterpistool waarmee is geschoten. Als de politie tijdens een
verhoor suggereert dat er nog een tweede wapen gebruikt moet zijn, ver-
telt hij over een ander 9-millimeterpistool.
Getuigen
13
14
15
eg
oelsew
Cattep
Apeldoornseweg
We
villa
Braamweg
g L a n gs
Cattepoelseweg
He tH
az
en
gri
etje
Heeft deze waarneming iets te maken met het misdrijf? De man moet
dit gezien hebben kort vóór tien over zeven. De blauwe Volkswagen Golf
zou pas ongeveer een half uur later de oprit van de villa zijn ingereden. De
belangrijkste verdachte die is gaan bekennen, bezat echter een oude zilver-
grijze Mercedes 190, en de politie dacht dat dit misschien de oudere auto
uit deze getuigenverklaring zou kunnen zijn.
Bij andere dingen die gezien zijn is het nog meer de vraag of ze iets te
maken hebben met het misdrijf. Zo zag iemand op de avond van de moord
kort vóór half acht op de Apeldoornseweg in het gras net voor de oprit
van de villa een donkerbruine of donkerrode Volkswagen Golf staan. Het
nummerbord begon volgens deze getuige met de letters NZ. Uiteindelijk
zal het de politie lukken om de belangrijkste verdachte te laten zeggen dat
het nummerbord van de Volkswagen Golf waarmee de daders naar de villa
waren gereden, begon met de letters NZ of NL. Opnieuw: meer hierover
verderop in dit boek.
Er zijn veel meer mensen die verklaren dat zij iets gezien hebben. Het heeft
geen zin om die andere verklaringen te bespreken, want ze spelen in de rest
van deze strafzaak geen rol meer en er zijn ook geen goede redenen om te
denken dat ze iets met het misdrijf te maken hebben.
De belangrijkste getuige is en blijft natuurlijk Elisa. Zij heeft niet alleen
haar verhaal verteld en foto’s van plaatselijke criminelen bekeken. Ook op
andere manieren is geprobeerd om haar te gebruiken als bron van infor-
matie over het misdrijf.
16
Nog weer veel later, meer dan een halfjaar na het misdrijf, toen het poli-
tieonderzoek min of meer was afgerond, is onderzocht of Elisa alsnog
de dader zou kunnen herkennen. Haar zijn op 28 mei 1999 twaalf foto’s
getoond. Daarbij zat ook een foto van de verdachte die volgens de politie
door Elisa gezien zou zijn: de 29-jarige Turk Kemal. Zij herkende niemand.
Een paar weken later, op 21 juni 1999, kreeg zij een map te zien met 28 foto’s.
Daarbij zat opnieuw een foto van Kemal. Zij herkende opnieuw niemand.
Deze laatste fotoconfrontatie is natuurlijk niet goed uitgevoerd. Elisa zou
immers die tweede keer de foto van Kemal kunnen herkennen, niet omdat
17
ze deze man gezien had tijdens het misdrijf, maar omdat ze zijn foto een
paar weken eerder had gezien.
Volgens het scenario van de politie was de man die door Elisa gezien was,
Kemal, niet de man die geschoten had. De schutter zou de Duitse Turk
Adnan zijn geweest. Hoe de politie is gekomen tot dit uiterst onwaarschijn-
lijke scenario – alles in de verklaring van Elisa lijkt er immers op te wijzen
dat de man die zij gezien heeft ook de man is die geschoten heeft – zullen
we verderop in dit boek zien. De politie betwijfelde overigens terecht dat
deze Adnan de man was die door Elisa was gezien. Volgens Elisa praatte de
dader correct Nederlands, zij het met een buitenlands accent. De Duitse
Turk Adnan praat geen woord Nederlands.
Desondanks is toch gekeken of Elisa deze Adnan wellicht zou herkennen.
Op 2 juni 1999 kreeg zij in Duitsland zeven mannen te zien. Een van hen
was Adnan. Ze herkende niemand. Een eventuele herkenning werd echter
bemoeilijkt doordat de dader volgens Elisa een snor had, terwijl Adnan
zijn snor een paar dagen voor de herkenningsconfrontatie had afgescho-
ren. Elisa kreeg daarom zeven mannen zonder snor te zien. Om dit snor-
probleem te verhelpen kreeg zij een paar weken later, op 21 juni 1999,
twaalf foto’s te zien. Op een van die foto’s stond Adnan, nu met snor. Ze
herkende opnieuw niemand. Ook hier is dus weer dezelfde fout gemaakt
als eerder met Kemal. Indien Elisa de foto van Adnan wél had herkend, zou
de vraag zijn gerezen of ze hem herkende van het misdrijf dan wel van de
herkenningsconfrontatie van enkele weken eerder. Gelukkig hebben deze
fouten geen gevolgen gehad. Elisa herkende immers niemand. Terug nu
naar het misdrijf zelf.
18
een leven gewijd aan het helpen van anderen. Ondanks grondig onderzoek
is er niets gevonden dat erop zou kunnen wijzen dat er iemand was die
Geke dood wilde hebben.
Bijna alles wat er bekend is over het misdrijf hangt op de verklaringen
van het overlevende slachtoffer Elisa. Hoe betrouwbaar is haar verhaal?
Ook naar haar achtergrond is veel onderzoek gedaan. Zo harmonieus en
onproblematisch als Geke is Elisa niet. Ze heeft geen baan. Ze woont bij
haar moeder, voor wie ze zorgt. Die moeder was eerder opgenomen in een
psychiatrisch ziekenhuis. Ze heeft een broer die in het verleden drugs heeft
gebruikt. Maar er zitten in haar persoonlijke achtergrond nauwelijks ele-
menten die twijfel wekken over de vraag of haar verhaal klopt. Er valt in het
dossier eigenlijk niets te vinden dat erop wijst dat Elisa iets te maken zou
hebben met het organiseren van deze moord. Bovendien leek zij zelf levens-
gevaarlijk gewond te zijn. De verwonding aan haar hoofd was volgens het
politiedossier ‘vermoedelijk’ veroorzaakt ‘door een kogel, welke tussen de
hoofdhuid en de schedel is doorgegaan’. Zij is herhaaldelijk en uitvoerig
verhoord. Zij heeft steeds in grote lijnen hetzelfde verhaal verteld. Er lijkt
geen reden om te twijfelen aan de juistheid van wat zij vertelde over wat er
gebeurd was. De politie is er altijd van uitgegaan dat haar verhaal in grote
lijnen klopt. Ook wij zullen daar vooralsnog van uitgaan.
Over de dader valt nog iets te bedenken. Hij moet aanvankelijk gedacht
hebben dat hij de twee vrouwen had doodgeschoten. We mogen aanne-
men dat hem later het bericht heeft bereikt dat een van de twee vrouwen
de schietpartij had overleefd. Dat bericht moet voor hem een schok zijn
geweest, want het betekende dat er een getuige was die kon vertellen hoe
hij eruitzag. Deze schok die de dader later moet hebben ervaren, zal ver-
derop in dit boek nog meer dan eens ter sprake komen.
19
Het duurt meer dan een half jaar voordat er iemand wordt opgepakt voor
de Arnhemse villamoord. Op 8 maart 1999 wordt de eerste verdachte aan-
gehouden: de 33-jarige Turk Nevzat. In de weken daarna worden anderen
uit de omgeving van deze Nevzat aangehouden – voornamelijk Turken,
maar ook twee Nederlanders. Hoe komen deze verdachten in beeld? Wat is
de reden om hen aan te houden?
De zoektocht naar de dader verloopt aanvankelijk langs verschillende
wegen. De tekening van de dader, die gemaakt is op aanwijzingen van het
overlevende slachtoffer Elisa, wordt enkele weken na de moord vertoond in
het televisieprogramma Opsporing Verzocht. De politie looft 25.000 gulden
uit voor de tip die leidt tot het vinden van de dader. Vooral de compositie-
tekening leidt tot vele tips. Allerlei mensen menen deze man te herken-
nen. Er worden in dit verband enkele tientallen verschillende personen
genoemd. De meest genoemde persoon, Tarik, wordt enige tijd gevolgd.
Later in het onderzoek speelt deze man echter geen rol meer. De politie
luistert de telefoons af van criminelen in Arnhem en Nijmegen. Dat levert
weinig op. Er komen enkele tips binnen via de RCID, de Regionale Criminele
Inlichtingendienst, een dienst van de politie die tegenwoordig de CIE heet,
de Criminele Inlichtingen Eenheid. Deze afgeschermde afdeling van de poli-
tie onderhoudt contacten met informanten die anoniem moeten blijven.
21
Tips vanuit de RCID hebben overigens niet geleid tot directe verbindingen
tussen de moord en de mannen die uiteindelijk hiervoor zijn veroordeeld.
Al enkele dagen na de moord moet de RCID ene Marie hebben benaderd.
Marie is een jonge vrouw die cocaïne gebruikt en werkt als callgirl. Er
komen veel mannen bij haar over de vloer. Ook enkele van de uiteindelijk
veroordeelde verdachten zijn wel eens bij haar thuis geweest. De twee
Nederlandse verdachten hebben zelfs enige tijd bij haar in huis gewoond.
Waarom de RCID al zo snel na de moord contact opneemt met deze Marie
en wat er toen is besproken, weten we niet. Het zal nog maanden duren
voordat de gewone politie haar benadert. Op dat moment is de politie al
volop bezig met nader onderzoek naar de uiteindelijk in maart 1999 aan-
gehouden Nevzat.
Al omstreeks begin november 1998 moeten Nevzat en enkele van zijn
kompanen in beeld zijn geweest bij de politie, want op 6 november 1998
worden vingerafdrukken die gevonden zijn in de villa vergeleken met de
vingerafdrukken van zeven personen, en vijf van die zeven personen zijn
mannen die later voor deze moord veroordeeld zullen worden: naast de
al genoemde Nevzat zijn dat drie andere Turken: de 45-jarige Hasan, de
39-jarige Ozgur en de 29-jarige Ömer, en een Nederlander, de 30-jarige
Herman. De gevonden vingerafdrukken blijken niet van hen te zijn. Waar-
om deze vijf mannen al in november 1998 in het vizier van de politie zijn
voor deze moord is volstrekt onduidelijk. Hun namen komen hier in begin
november 1998 volkomen uit de lucht vallen. Later zullen ook nog vinger-
afdrukken van anderen vergeleken worden met de in de villa aangetroffen
vingersporen. Ook dan zonder succes.
Wie zijn de vijf mannen die al begin november bij de eerste vergelijkingen
met de vingersporen zitten? Nevzat heeft een lang strafblad met geweld-
pleging, overvallen en handel in heroïne. Hij berooft vooral andere hande-
laren. Hasan, ook wel ‘kale Hasan’ genoemd, bevindt zich eigenlijk altijd in
het gezelschap van Nevzat, zozeer dat hij door de zojuist genoemde callgirl
Marie wel wordt aangeduid als ‘Nevzats handtasje’. Ozgur, die altijd wordt
aangeduid als Huseyin en die in de rest van deze tekst ook zo genoemd
zal worden, komt in de zomer van 1998 vanuit Turkije naar Nederland. Het
verhaal gaat dat hij gestuurd is om te onderzoeken wat er gebeurd is rond
een grote partij drugs van Nevzat die kort daarvoor is verdwenen. Heeft
22
Nevzat de opbrengst daarvan misschien in eigen zak gestopt? Het zal eind
1998 komen tot heftige conflicten tussen Nevzat en Huseyin, zo heftig dat
Nevzat aangifte doet bij de politie. Niet alleen Huseyin maar ook Ömer is in
de zomer van 1998 terechtgekomen in de kringen van Nevzat en de zijnen.
Ömer is kort daarvoor verlaten door zijn vrouw. Zijn vrouw heeft hun zoon-
tje meegenomen. Ömer kan deze situatie niet aan, belandt in de ziektewet
en gaat dan Turkse cafés bezoeken. Het is in zo’n café dat hij in contact
komt met Nevzat en de zijnen. Hij fungeert enkele maanden als Nevzats
chauffeur. Hij heeft nog een leaseauto van zijn vroegere werk, een zilver-
grijze Mercedes, die in het vervolg van dit verhaal belangrijk zal worden.
Nevzat kan niet zelf rijden: zijn rijbewijs is door de politie ingenomen. Her-
man ten slotte is een laagopgeleide Nederlandse man met een strafblad
voor inbraken en geweldpleging. Hij is aan lager wal geraakt nadat zijn
vrouw hem heeft verlaten. Hij drinkt en gebruikt cocaïne. Hij leeft enige
tijd op straat. Hij woont ook een poosje bij Marie. Hij fungeert vóór Ömer
enige tijd als chauffeur van Nevzat. Aan die rol als chauffeur komt een eind
in de zomer van 1998, als hij na een ruzie ernstig door Nevzat wordt mis-
handeld. Tot zover een schets van de eerste vijf van de negen mannen die
uiteindelijk voor deze moord veroordeeld zullen worden. Een overzicht van
wie wie is, is te vinden in de bijlage op p. 249.
Begin november 1998 zijn deze vijf mannen dus al bij de politie in beeld in
verband met de Arnhemse villamoord. Dat het hier gaat om een gezelschap
van betrekkelijk zware criminelen staat buiten kijf. Waarom de politie dan
al denkt dat zij iets te maken zouden kunnen hebben met deze moord is
onduidelijk. Eind 1998 is de politie inmiddels druk bezig met informatie
inwinnen bij allerlei personen over criminele activiteiten van Nevzat en de
zijnen, maar uit het dossier blijkt nog steeds niet waarom de politie dan
blijkbaar al vermoedt dat deze groep iets te maken heeft met nu juist deze
moord. De eerste keer dat er in het dossier iets te vinden valt dat volgens
de politie wel eens een concrete verbinding zou kunnen zijn tussen deze
moord en de groep rond Nevzat, dateert van 21 januari 1999. Om dat te
begrijpen moet nog iets meer verteld worden over Nevzat en de zijnen.
Kemal
De kern van het los-vaste criminele gezelschap waar het hier om gaat
bestaat tot de herfst van 1998 uit twee personen: Nevzat en de 28-jarige
Kemal. Zij zijn al vele jaren hecht bevriend. Kemal heeft zelfs enige tijd bij
23
Nevzat in huis gewoond. In de herfst van 1998 krijgen zij een ernstig con-
flict. Kemal, die veel cocaïne gebruikt, meent op een pornofilm te zien hoe
zijn vrouw wordt verkracht door Nevzat en zijn kompanen. De gezichten
op de film zijn vervangen door gezichten van anderen. Dit hardnekkige
waanidee van Kemal leidt tot het einde van zijn huwelijk. Hij probeert aan
een pistool te komen om Nevzat te vermoorden. Er vinden weliswaar meer
gewelddadige conflicten plaats binnen deze groep, maar geen conflict is zo
heftig en langdurig als dat tussen enerzijds Kemal en anderzijds Nevzat en
de rest van dit gezelschap.
De eerste keer dat het de politie lukt om informatie over Nevzat te krijgen
waarvan zij denkt dat het gaat om de Arnhemse villamoord, is op 21 januari
1999. Na gesprekken met anderen uit het Arnhemse en Nijmeegse hard-
drugsmilieu komt de politie via via uit bij Kemal. Die zit op dat moment
in de gevangenis. Kemal blijkt een uitstekende bron van informatie te zijn.
Enerzijds heeft hij jarenlang nauw samengewerkt met Nevzat en de zijnen
en weet hij dus veel, en anderzijds heeft hij er vanwege zijn huidige con-
flict met deze groep geen problemen mee om de politie over hun criminele
activiteiten te informeren. Eén verhaal van Kemal doet de politie denken
aan de Arnhemse villamoord, en dat verhaal zal leidend worden voor de
rest van het politieonderzoek.
Kemal vertelt hoe ze ooit, vele maanden geleden, met zijn vieren in de auto
zaten: hij, Nevzat, Hasan en Ömer. Ömer reed. Nevzat vertelde over een
groot huis in Arnhem. Daar woonde een oude man met veel geld. Hij had
een kluis onder het bad. De vrouw zou met een wapen in gijzeling geno-
men moeten worden. Kemal zegt dat hij niet weet om welk huis het in dit
verhaal van Nevzat ging.
De politie raakt er steeds meer van overtuigd dat dit verhaal van Kemal
gaat over de villa op de Apeldoornseweg waar op 2 september 1998 de
moord is gepleegd. Er zitten inderdaad parallellen tussen dit verhaal van
Kemal over wat Nevzat gezegd zou hebben in de auto, en de villa op de
Apeldoornseweg. Ook die villa is een (vrij) groot huis. Daar woont inder-
daad een ouder echtpaar. En tijdens de overval van 2 september 1998 is de
vrouw bedreigd met een wapen. Er zijn echter ook verschillen. De bewoners
van de villa bewaarden thuis geen grote hoeveelheden contant geld. En ze
bewaarden hun geld zeker niet in een kluis onder het bad.
De politie probeert een verklaring te vinden voor die eigenaardige kluis
onder het bad. Zij ondervraagt de hoofdbewoner van een nabij gelegen vil-
la: een man in de vijftig die geregeld grotere hoeveelheden contant geld in
24
huis heeft. Hij verklaart dat zijn huis geen kluis in de badkamer heeft. Blijk-
baar vroeg de politie zich af of de overvallers zich op 2 september 1998 niet
vergist hadden in het huis en eigenlijk dit buurhuis met die rijke hoofd-
bewoner hadden willen overvallen. Dit onderzoekje levert weliswaar niets
op, maar toch blijft de politie bij het idee dat het plan dat Nevzat volgens
Kemal in de auto verteld heeft, gaat over de Arnhemse villamoord.
De politie doet nog meer onderzoek naar het plan dat Nevzat volgens
Kemal in de auto verteld heeft. Zij ondervraagt hierover degenen die bij
deze gelegenheid volgens Kemal ook in de auto zaten. Nevzat ontkent dat
hij ooit zoiets gezegd heeft. Hij zegt dat hij nooit met anderen over derge-
lijke plannen praat. Dat laatste is, zo mogen we aannemen, gelogen. De
anderen, Ömer en Hasan, bevestigen dat Nevzat wel degelijk ooit zoiets
gezegd heeft. Later zegt Kemal dat ook Huseyin bij die gelegenheid in de
auto moet hebben gezeten, en ook Huseyin bevestigt in grote lijnen dit
verhaal en vooral het eigenaardige detail van een kluis onder het bad. Ze
benadrukken echter ook allemaal dat ze niet weten op welk huis in Arnhem
het plan van Nevzat betrekking had. De overtuiging van de politie dat Nev-
zats plan gaat over de villa waar de moord is gepleegd, valt eigenlijk alleen
te begrijpen omdat de politie dan blijkbaar al denkt te weten dat Nevzat
iets met deze moord te maken heeft.
Kemal zegt een paar dagen later nog iets waarbij de verhoorders hun oren
spitsen. Kemal vertelt over zijn conflicten met Nevzat en hoe hij bij iemand
in Amsterdam een 7.65 millimeterpistool wilde kopen om Nevzat te ver-
moorden. Nevzat kwam daar achter en probeerde ervoor te zorgen dat
hem een besmet wapen geleverd zou worden, dat wil zeggen een wapen
waarmee al eens eerder een misdrijf was gepleegd. De lezer herinnert zich
dat de moord op de Apeldoornseweg gepleegd is met een pistool van dit-
zelfde, overigens heel gebruikelijke, kaliber.
Op 8 februari 1999 hoort de politie voor het eerst Marie. Zij zegt niets van
belang, behalve dat zij ooit de man van de compositietekening gezien
heeft in het gezelschap van Nevzat en Hasan. Zij is daarmee de zoveelste
die denkt dat zij die man ergens gezien heeft. Eerder zijn er al vele anderen
geweest die meenden de meest uiteenlopende personen in die composi-
tietekening te herkennen.
Op 11 februari 1999 verhoort de politie ene Dave. De 29-jarige Dave is van
gemengd Nederlands-Surinaamse afkomst. Hij heeft enige tijd in huis
gewoond bij Herman. Hij heeft ook samengewoond met Marie. Dave wordt
hier in de tekst zo nadrukkelijk geïntroduceerd omdat uiteindelijk ook hij
25
zal behoren tot de negen verdachten die voor deze moord veroordeeld
zullen worden. De politie heeft al eerder met hem gepraat. Toen ging het
vooral over criminele activiteiten van Nevzat en de zijnen. Nu, op 11 febru-
ari 1999, verklaart Dave dat hij in de nabijheid van Nevzat nooit iemand
heeft gezien die lijkt op de compositietekening. De politie is dus blijkbaar
actief op zoek naar verbindingen tussen Nevzat en deze moord. Een kleine
maand later, op 8 maart 1999, wordt Nevzat dan ten slotte aangehouden.
Nevzat aangehouden
Nevzat ontkent dat hij iets te maken heeft met de Arnhemse villamoord. Al
vrij snel stopt hij met verklaren, maar in zijn eerste verhoor als verdachte
zegt hij interessante dingen. Om dat uit te leggen moet een nieuwe per-
soon worden geïntroduceerd: de 32-jarige Şevket. Şevket (spreek uit: Sjef-
ket) is een oudere broer van Kemal (de man van de pornofilm). Ook hij hoort
bij de min of meer vaste kern rond Nevzat en Kemal. In de hiërarchie staat
hij lager dan zijn jongere broer. Hij treedt vaak op als chauffeur voor Nev-
zat. Het zijn vooral Herman en Ömer die Nevzat rijden, maar ook Şevket
doet dit regelmatig. Het zullen uiteindelijk Ömer en Şevket zijn die zullen
bekennen dat zij als chauffeur de daders naar de villa op de Apeldoornse-
weg hebben gereden.
Nevzat zegt in zijn eerste verhoor als verdachte dat hij Şevket en Hasan
ooit tegen elkaar heeft horen zeggen dat zij denken dat Huseyin of één of
twee jongens uit Amsterdam iets met de moord te maken hebben. Waar-
om zegt Nevzat dit? Afgezien van deze opmerking van Nevzat is er geen
enkele reden om te denken dat Şevket of Hasan ooit iets dergelijks over
Huseyin heeft gezegd. Nevzat heeft op dit moment hooglopende conflic-
ten met Huseyin. Probeert Nevzat op deze manier Huseyin bij de politie
zwart te maken?
Nevzat tekent hier overigens bij aan dat hij zelf denkt dat Kemal er iets
mee te maken heeft. Waarom hij dit denkt blijft onduidelijk. Hij weet mis-
schien dat hij is aangehouden vooral als gevolg van het verhaal van Kemal
dat hij (Nevzat) ooit in de auto gepraat zou hebben over een plan waarvan
de politie denkt dat het gaat over de villa op de Apeldoornseweg. En Nev-
zat weet in elk geval dat Kemal heeft rondgelopen met plannen om hem
te vermoorden. Probeert Nevzat in dit eerste verdachtenverhoor zijn twee
aartsvijanden te belasteren?
26
Twee dagen later zegt Nevzat nog twee interessante dingen. De verhoor-
ders wijzen hem erop dat Kemal heeft verklaard over een 7.65-millimeter-
pistool dat hij bij iemand in Amsterdam wilde kopen. En dat Nevzat ervoor
gezorgd zou hebben dat hem een besmet wapen zou worden geleverd.
Nevzat antwoordt dat hij niets naders afweet van dit door Hamza gele-
verde pistool – en daarmee is voor het eerst de naam gevallen van Hamza,
een Turk die in Amsterdam een café bezit en daarnaast handelt in versnij-
dingsmiddelen. En desnoods kan men bij hem dus ook een pistool kopen.
De 29-jarige Hamza zal uiteindelijk de negende verdachte worden die voor
de Arnhemse villamoord veroordeeld wordt.
De politie wijst Nevzat erop dat Marie heeft verklaard dat zij de man van
de compositietekening gezien heeft in zijn gezelschap. Nevzat zegt dat hij
wel eens bij Marie is geweest samen met Hasan en ‘Adlan’, aldus het pro-
ces-verbaal. De naam van Hasan kennen we inmiddels (‘kale Hasan’, Nev-
zats handtasje). Met Adlan is ongetwijfeld de 30-jarige Duitse Turk Adnan
bedoeld. Adnan is een crimineel contact van vooral Hasan en Kemal. Hij
zal later in Duitsland worden aangehouden voor de Arnhemse villamoord.
Het onderzoek door de Duitse politie zal na enige tijd wegens gebrek aan
bewijs worden gestopt, maar in de ogen van de Nederlandse politie en
ook van de rechtbank is Adnan de ergste van allemaal: Adnan zou in de
Arnhemse villamoord de schutter zijn geweest. Hier, in een van de eerste
verhoren van Nevzat, wordt de naam van Adnan voor het eerst genoemd.
In latere verhoren zegt Nevzat niets interessants meer. Hij ontkent eenvou-
digweg. Hij stopt al vrij snel met verklaren. Voor de rest van het onderzoek
in deze zaak is hij niet meer van belang. Belangrijker is de tweede verdachte
die spoedig na hem wordt aangehouden: Herman.
Herman aangehouden
27
28
hij zelf heeft deelgenomen aan dit ernstige misdrijf, waarbij zelfs een dode
was gevallen, dan zou die specifieke avond hem ongetwijfeld wel zijn bij-
gebleven.
In een volgend verhoor vertelt Herman dat er die bewuste avond ook nog
een vierde, hem onbekende man was binnengekomen. De politie toont
Herman een foto van de man wiens naam in verband met de compositie-
tekening het vaakst was genoemd: Tarik. Na enige aarzeling weet Herman
zeker dat dit de onbekende vierde man was. De verhoorders maken er geen
geheim van dat ze de indruk hebben dat Herman nu eenvoudigweg aan
het fantaseren is geslagen.
Op een ander punt fantaseert Herman zeker niet. Hij blijkt de omgeving
van de villa goed te kennen. Hij had daar in de groenvoorziening gewerkt.
Hij had wel eens een pakje afgegeven bij een vlakbij gelegen huis. Bij dat
huis stond een bewakingscamera. Wat hij vertelt over de ligging van dat
huis bewijst dat hij die omgeving inderdaad goed kent: hij beschrijft het
buurhuis van de villa waar de moord was gepleegd. Herman zegt dat hij
wel eens in de auto samen met Nevzat, Şevket en Hasan langs dat huis was
gereden en Nevzat had geattendeerd op de bewakingscamera.
Herman zegt dat hij bij de opmerking over ‘niets te halen’ direct aan de
Apeldoornseweg had gedacht, omdat hij vrij kort daarvoor samen met
Nevzat, Şevket en Hasan over die straat had gereden, waarbij ze het huis
met de bewakingscamera nader hadden bekeken op mogelijkheden voor
een inbraak. De verhoorders menen dat dit nauwelijks kan verklaren waar-
om Herman bij die opmerking direct aan de Apeldoornseweg had moeten
denken, want Herman cum suis bekeken ongetwijfeld wel vaker panden op
mogelijkheden tot inbraak. Waarom had hij die bewuste avond dan toch
direct aan de Apeldoornseweg gedacht?
Op deze vraag zijn slechts twee antwoorden mogelijk, aldus de verhoor-
ders. Mogelijkheid één: er was die avond meer gezegd dan alleen maar ‘in
dat huis was niets te halen’, of mogelijkheid twee: Herman had zelf meege-
daan aan de overval. Herman ontkent het tweede en probeert tevergeefs
zich te herinneren dat er meer was gezegd. Er is natuurlijk nog een derde
mogelijkheid: misschien heeft Şevket inderdaad wel eens zo’n opmerking
gemaakt en verbindt Herman die opmerking met de bewuste avond en
met de Apeldoornseweg in de hoop dat hij daarmee de politie tevreden
kan stellen, zodat het onderzoek niet langer op hem gericht zal zijn. Als dit
is wat Herman gedaan en gehoopt heeft, dan was die hoop tevergeefs. De
verhoorders menen nu dat hij niet het achterste van zijn tong laat zien,
29
en houden er duidelijk rekening mee dat hij misschien ook wel zelf aan de
overval heeft deelgenomen. Ze hechten weinig geloof aan het verhaal van
Herman over de vierde aanwezige man en ze zullen ongetwijfeld ook hun
twijfels hebben gehad over de rest van zijn verhalen.
Ze zetten Herman onder druk door te betogen dat hij weliswaar het volste
recht heeft om niet alles te vertellen, maar dat hij dan wel het risico loopt
om veroordeeld te worden op mogelijk valse verklaringen over hem van
anderen. En dat het enige wapen daartegen is dat hij de waarheid vertelt
en de politie ervan weet te overtuigen dat dit de waarheid is, want alleen
dan kan de eventuele leugenachtigheid van verklaringen tegen hem wor-
den aangetoond. Als we aannemen dat Herman echt van niets wist, moet
dit drukmiddel hem angst hebben aangejaagd, en zou het kunnen verkla-
ren waarom hij een belastend verhaal over anderen was gaan vertellen.
Temeer omdat het best mogelijk is dat Şevket wel degelijk eens iets gezegd
heeft over een huis waar niets te halen was. In de kringen van mensen als
Herman, Nevzat en Şevket werd ongetwijfeld wel vaker over dat soort din-
gen gepraat.
Dit drukmiddel wijst er ook op dat de politie rekening houdt met de moge-
lijkheid van valse verklaringen van de mensen die bij dit alles betrokken
zijn. En dat geldt ook voor de verklaringen van Herman. Als Herman bij-
voorbeeld bevestigt dat de man op de getoonde foto (Tarik) de onbekende
vierde man was, denken ze dat hij dat ter plekke verzint. Maar dat betekent
nog niet dat de politie denkt dat alles gelogen is. De politie houdt serieus
rekening met de mogelijkheid dat er waarheid schuilt in de bewering van
Herman dat Şevket in verband met de Apeldoornseweg heeft gezegd dat er
in dat huis niets te halen was.
Herman zegt dan nog iets wat interessant is. Hij zegt dat hij voor het eerst
over de moord op de Apeldoornseweg gehoord heeft van Marie. Marie had
hem verteld dat er twee vrouwen waren gedood. Later hoorde hij dat een
van de twee het had overleefd. Hij lijkt niet te beseffen dat hij hiermee
misschien iets belangrijks onthult. De foutieve informatie over niet één
maar twee dode vrouwen kan, als het niet een vergissing of een misver-
stand is, slechts één bron hebben: de door Elisa beschreven schutter. Alleen
deze man zal aanvankelijk gedacht hebben dat er twee vrouwen gedood
waren. Alle anderen – politie, ambulance, pers – hebben direct gehoord dat
er slechts één vrouw was doodgeschoten. En dat moet betekenen dat deze
informatie wel eens, direct of indirect, afkomstig zou kunnen zijn van de
schutter.
30
Marie wordt dan ook direct de volgende dag gehoord door de rechter-
commissaris. Zij ontkent dat zij dit gezegd heeft. Toch moet deze opmer-
king van Herman serieus worden genomen. Want het lijkt onwaarschijnlijk
dat hij dit detail van aanvankelijk twee doden eenvoudigweg heeft verzon-
nen. En er is nog iets wat in die richting wijst. Een bekende van Herman
vertelt de politie dat ook hij aanvankelijk dacht dat er bij de moord op de
Apeldoornseweg twee doden waren gevallen. Misschien zocht de politie
dus wel degelijk in de juiste kringen: ergens in de omgeving van Herman
en/of Marie lagen mogelijk contacten met de dader. (Of daders, maar op
grond van het verhaal van Elisa is er voorlopig geen reden om aan te nemen
dat er sprake is geweest van meer dan één dader.) Meer dan speculatie is
dit overigens niet. Het misverstand over aanvankelijk twee doden kan ook
op allerlei andere manieren zijn ontstaan.
De opmerking van Herman over de twee gedode vrouwen heeft uiteinde-
lijk geen verdere gevolgen. Zijn opmerking dat Şevket in verband met de
Apeldoornseweg gezegd zou hebben dat er in dat huis niets te halen was,
heeft wél grote gevolgen. Het leidt ertoe dat als volgende verdachte Şevket
wordt aangehouden. En Şevket vertelt vervolgens verhalen die tot weer een
volgende aanhouding en daarna tot een bekentenis leiden.
Şevket aangehouden
31
32
Nevzat dit wél gezegd had. Nevzat had niet gezegd wie er geschoten had.
De verhoorders, die inmiddels gemerkt moeten hebben dat Şevket stapje
voor stapje steeds meer verklaart, nemen daar geen genoegen mee en
benadrukken dat Nevzat dit ongetwijfeld wél gezegd heeft. Daarop wijst
Şevket met een resoluut gebaar op de naam van Adnan: Nevzat had gezegd
dat Adnan de schutter was geweest.
Het heeft allemaal een flink aantal uitputtende verhoren geduurd, maar
uiteindelijk ligt er nu een verhaal van Şevket dat hij uit de mond van Nev-
zat zegt te hebben gehoord. Volgens dat verhaal is de overval op de Apel-
doornseweg gepleegd door Nevzat, Huseyin, Adnan, Ömer en Hasan. Nev-
zat, Huseyin en Adnan waren naar binnen gegaan. Adnan had geschoten.
Deze samenvatting van wat Şevket allemaal verklaart, doet geen recht aan
de manier waarop deze verhoren verlopen zijn. Voordat het uiteindelijke
verhaal eruit is, is Şevket meer dan veertig uur verhoord. Op de opnames
zijn de verhoorders duidelijk te verstaan. Zij benadrukken steeds dat Şevket
meer weet dan hij vertelt. En als Şevket dan iets meer vertelt, benadrukken
de verhoorders dat het raar is dat hij daar nu pas mee komt en dat hij onge-
twijfeld nog meer weet. Şevket benadrukt voortdurend dat hij onschuldig
is en dat hij niets weet, en vertelt vervolgens steeds weer iets meer dan
hij eerder verteld heeft. Zijn Nederlands is nauwelijks verstaanbaar. Later
wordt hij verhoord met een tolk erbij. De tolk heeft moeite om zich ver-
staanbaar te maken boven de woordenstroom van een verontwaardigde
Şevket. Een samenvatting kan aan de rommeligheid van deze verhoren per
definitie geen recht doen.
Is het waar wat Şevket allemaal vertelt? Er zit in de verhalen van Şevket
niets dat controleerbaar is. De politie benadrukt steeds dat Şevket er zo
lang over doet voordat hij stapje voor stapje uiteindelijk uitkomt bij het
verhaal over vijf daders. Als dat verhaal klopt, dan moet hij eerder steeds
gelogen hebben toen hij benadrukte dat hij niet meer wist dan hij al ver-
teld had. De politie is daarom geneigd te denken dat Şevket waarschijnlijk
nog steeds niet alles verteld heeft wat hij weet, en dat hij misschien ook
wel zelf bij de overval betrokken is geweest. De vraag is natuurlijk of alle
stapjes van Şevket die uiteindelijk leiden tot een verhaal over vijf daders,
ook het gevolg zouden kunnen zijn van een poging om de eindeloos door-
vragende politie tevreden te stellen met steeds een klein beetje nieuwe
informatie. Als dit het geval is, heeft Şevket zijn doel niet bereikt. Het steeds
vertellen van iets nieuws maakt de verhoorders extra vasthoudend. Şevket
33
34
35
al snel dat Nevzat en de zijnen dingen deden die het daglicht niet konden
verdragen, maar hij bleef enige tijd met hen omgaan omdat hij verder hele-
maal alleen was. De contacten waren nauw. Zo heeft een van de naaste
figuren bij Nevzat, (‘kale’) Hasan, enige tijd bij hem in huis gewoond. De
contacten met deze groep Turken duurden tot 9 oktober 1998. (Dat is dus
ruim een maand na de Arnhemse villamoord.) Op die dag werd zijn auto
aangehouden door de politie. Bij Nevzat, die bij hem in de auto zat, werd
toen een pistool gevonden. Dat was voor het eerst dat Ömer officieel in
aanraking kwam met de politie, en dit voorval was voor hem de reden om
de contacten met Nevzat en de zijnen te verbreken. Sindsdien zou hij niets
meer te maken hebben gehad met Nevzat en zijn groep.
Ömer ontkent dat hij iets afweet van het misdrijf op de Apeldoornseweg.
Hij zegt dat hij ook niet weet wanneer dat delict heeft plaatsgevonden en
zelfs niet waar de Apeldoornseweg ligt. Het verhoor komt dan uitvoerig
op de datum van het misdrijf: 2 september 1998. De politie slaagt erin om
Ömer zich die specifieke dag te laten herinneren. Want de dag erna, op
3 september, heeft Ömer aangifte gedaan van iets wat de vorige dag was
gebeurd. Hij had op 2 september een klapband gekregen. Volgens hem was
de band onklaar gemaakt. Hij vermoedde dat de nieuwe vriend van zijn
vrouw dit gedaan had en hij deed daarvan de volgende dag aangifte bij
de politie.
Met behulp van de aangifte van 3 september kan Ömer zich herinneren
wat er de dag vóór 3 september was gebeurd. Dat betreft een betrekkelijk
ingewikkeld verhaal over een klapband en vervolgens tanken. Dat verhaal
zal verderop uitvoerig worden besproken.
Ömer zegt dat hij zich herinnert hoe hij na die klapband en dat tanken later
die middag naar café Ada in Nijmegen is gegaan, waar ook Nevzat en de
anderen waren, en hoe ze de hele avond in dat café zijn gebleven. Ömer
toont zich zeer opgelucht. Hem is verteld dat het misdrijf op 2 september
1998 heeft plaatsgevonden en aanvankelijk wist Ömer niet wat hij op die
dag gedaan had. Maar nu weet hij het weer dankzij de verhoorders, die
hem de aangifte van de dag erna hebben getoond. Dankzij de verhoorders
weet hij nu dus dat hij en ook Nevzat en zijn groep dit delict niet gepleegd
kunnen hebben, aldus Ömer.
Tot zover het eerste verhoor van bijna zes uur. Het tweede verhoor is die-
zelfde avond. Opnieuw een zeer lang verhoor, van meer dan vijf uur.
In dit tweede verhoor vertelt Ömer over Nevzat en de zijnen. Over con-
flicten tussen Nevzat en Herman. Over hoe Nevzat Herman ooit bedreigd
36
Verhoorder Ben spreekt Ömer steeds aan met zijn tweede voornaam ‘Cem’.
En met het meervoud ‘ze’ in ‘waarom doen ze dat dan?’ bedoelt hij waarom
die anderen verklaringen tegen Ömer afleggen. De verhoorders laten Ömer
dus in de waan dat er gelijkluidende verklaringen van meerdere mensen
tegen hem liggen.
Tolk: Ze weten dat ik mijzelf niet kan verdedigen (…) ze weten dat als
ze met zijn drieën zulke dingen verklaren, dan kom ik in de positie
van een schuldige, ik kan nooit het tegendeel aantonen of bewijzen.
Verhoorder Ben: Maar die mensen zeggen dat u er ook bij bent ge-
weest. (…) Waarom zouden die mensen dat zeggen?
Verhoorder Ben vraagt Ömer of hij niet moe begint te worden, en inderdaad
beginnen er in het verhoor misverstanden te ontstaan die waarschijnlijk
het gevolg zijn van vermoeidheid, ook bij de verhoorders. Ömer benadrukt
echter dat hij niet moe is. Want hij is onschuldig. Veel later, na het voor-
lezen van het proces-verbaal, constateert Ömer nog dat de anderen moe
37
zijn, maar hij niet. En dat is het eind van de eerste dag waarop Ömer is
aangehouden.
De tweede dag, 9 april 1999, wordt Ömer drie keer verhoord: een eerste ver-
hoor van een kleine twee uur rond het middaguur, een tweede verhoor van
ruim een uur aan het begin van de avond, en direct daarop aansluitend
een derde verhoor dat duurt van half negen ’s avonds tot ver na midder-
nacht. In dit derde en laatste verhoor bekent Ömer dat hij heeft meege-
daan aan de overval op de Apeldoornseweg. Dat laatste verhoor is daar-
mee het belangrijkste verhoor in deze hele strafzaak en behoeft daarom
uitvoerige aparte bespreking. Maar eerst moeten we kijken naar de twee
verhoren die aan die bekentenis voorafgaan.
In het eerste verhoor van Ömer op 9 april 1999 gaat het aanvankelijk over
zijn achtergrond. Over het gebied bij de Zwarte Zee waar hij vandaan
komt. En waar wapens worden gemaakt, en iedereen ook verstand heeft
van wapens. Het is een ontspannen verhoor, waarin geprobeerd wordt om
Ömer op zijn gemak te stellen.
Die middag wordt Ömer voorgeleid bij de rechter-commissaris. Zijn advo-
caat leest hem bij die gelegenheid stukjes voor uit de verhoren van Şevket.
’s Avonds worden de verhoren voortgezet. Aan Ömer is die middag voor-
gelezen wat Şevket vertelde: dat hij van Nevzat had gehoord dat ook Ömer
had meegedaan aan de overval op de Apeldoornseweg. Verhoorder Ben
benadrukt dat Şevket dit alles ‘persoonlijk’ van Nevzat gehoord heeft.
Ömer zegt bij monde van de tolk:
Tolk: Nevzat liegt en Şevket liegt ook. [Ömer praat Turks met de tolk]
Nevzat heeft aan Şevket niet de waarheid verteld.
Ömer beseft in zijn onnozelheid dus blijkbaar niet dat helemaal niet
bekend is of Nevzat dit daadwerkelijk gezegd heeft; bekend is alleen dat
Şevket zegt dat Nevzat dit gezegd heeft.
Op het eind van het verhoor wordt in alle vriendelijkheid de basis gelegd
voor iets waarvan de verhoorders weten dat ze het tegen Ömer zullen gaan
gebruiken:
38
En daarmee heeft de verhoorder Ömer waar hij hem wil hebben: bij een
onwaarheid. Want de politie heeft uit andere bron informatie over het
tanken van Ömer. Ömer beschikte nog vanuit zijn vroegere werk over
een zogeheten travelcard, een pasje waarmee hij kon tanken. De politie
beschikte inmiddels over een uitdraai van wat er in het verleden met dat
pasje was getankt, en daaruit bleek dat er met dat pasje op 2 september
1998 maar liefst drie keer getankt was. Ömer tankte blijkens die kaart heel
vaak kleine hoeveelheden. Maar dat werd pas tegen hem uitgespeeld tij-
dens het direct hierop volgende verhoor. Dat was van meet af aan een hard
verhoor, waarin Ömer voor het eerst zou bekennen.
Deze avond bekent Ömer. Hij bekent dat hij bij het misdrijf betrokken is
geweest. Hij had zijn kompanen op de avond van 2 september 1998 met
zijn auto naar de Apeldoornseweg gebracht en hij had hen na het mis-
drijf weer teruggebracht. Deze bekentenis is het keerpunt in het politie-
onderzoek en behoeft daarom uitvoerige bespreking. Het verhoor waarin
deze bekentenis is verkregen, bestaat uit drie delen. Het begint met een
periode van ongeveer anderhalf uur waarin Ömer nadrukkelijk ontkent,
tot het moment waarop hij toegeeft dat hij heeft deelgenomen aan het
misdrijf. Daarna volgt een periode van ongeveer een uur waarin hij vertelt
over de gebeurtenissen tijdens en rond het misdrijf. En het laatste deel van
het verhoor bestaat uit een periode van ongeveer twee uur waarin aan
de hand van chronologisch geordende vragen en antwoorden een proces-
verbaal wordt opgesteld. Het proces-verbaal volgt vrij nauwkeurig wat
Ömer in deze derde fase antwoordt. Het proces-verbaal behoeft nauwkeu-
rige bespreking, maar belangrijker nog zijn de eerste en de tweede fase:
wat er gedaan wordt om Ömer tot een bekentenis te brengen, en wat hij
39
vervolgens in eerste instantie vertelt over wat er tijdens en rond het mis-
drijf is gebeurd.
Dit vijfde verdachtenverhoor van Ömer is van meet af aan anders van
toon dan de eerdere verhoren. Het is een confronterend verhoor, waarin
Ömer onder forse druk wordt gezet. In eerdere verhoren werd Ömer vooral
gevraagd om te vertellen wat hij wist. In het vijfde verhoor wordt bena-
drukt dat hij in de eerdere verhoren zou hebben gelogen over wat hij
gedaan heeft op 2 september 1998, de dag van het misdrijf. En dat dit erop
lijkt te wijzen dat hij, zoals anderen zeggen, wel degelijk heeft meegedaan
met het misdrijf.
De verhoorders vertellen Ömer dat ze op twee punten zijn verhalen over
2 september 1998 hebben gecontroleerd en dat hij op beide punten blijkt
te liegen. De politie had Ömer tijdens het eerste verhoor op 8 april de aan-
gifte laten zien die hij op 3 september 1998 had gedaan over het kapot snij-
den van een band van zijn auto de dag ervoor. Ömer had verteld dat hij zich
herinnerde wat er die dag gebeurd was: hij was samen met Hasan onder-
weg van Nijmegen naar Arnhem en had een klapband gekregen. Hij had
de band niet kunnen vervangen omdat de krik kapot was. Hij had Kemal
gebeld, die hem te hulp was gekomen met het busje van zijn vader. Vervol-
gens waren ze samen naar een benzinepomp in Arnhem gereden, waar ze
getankt hadden voor 123 gulden. Ömer had geprobeerd te betalen met de
travelcard die hij van zijn werkgever had gekregen voor betalingen bij tank-
stations. De travelcard functioneerde toen echter niet, en Kemal en Ömer
hadden geen geld bij zich. Kemal was geld gaan halen. Ömer was bij het
tankstation blijven wachten. Geruime tijd later was Kemal teruggekomen
met een biljet van honderd gulden – te weinig om het hele bedrag te kun-
nen betalen. Ömer had toen zijn mobiele telefoon als onderpand achterge-
laten. Ongeveer een maand later had hij de resterende 23 gulden betaald
en zijn mobiele telefoon teruggekregen, aldus het verhaal dat Ömer aan de
politie had verteld.
De politie controleerde dit verhaal op twee manieren. Er werd navraag
gedaan bij de pompbediende, en er werd een uitdraai opgevraagd van
de betalingen die gedaan waren met de travelcard – het tankpasje – van
Ömer.
40
De pompbediende kon zich ruim een half jaar later het voorval nog goed
herinneren. Hij kon zich ook herinneren dat het op 2 september 1998
geweest moest zijn – het was op zijn trouwdag gebeurd. In zijn adminis-
tratie kon hij de geweigerde betaling met de travelcard terugvinden. Het
was naar alle waarschijnlijkheid rond vijf uur ’s middags gebeurd. Het ging
om een bedrag van 125 gulden. Hij herinnerde zich hoe een man met een
Mercedes (dat moet dus Ömer geweest zijn) en een man met een wit busje
(Kemal) niet hadden kunnen betalen. De man van het busje was vervolgens
met een biljet van honderd gulden gekomen. Dat had hij geweigerd, omdat
het te weinig was. De man van de Mercedes had toen zijn mobiele telefoon
achtergelaten en had een dag of drie, vier later het hele bedrag gebracht
en zijn telefoon teruggekregen. Aldus het verhaal van de pompbediende.
Dit verhaal van de pompbediende correspondeert op allerlei punten met
het verhaal van Ömer: de hoogte van het bedrag (123 respectievelijk 125 gul-
den), de travelcard die weigerde, Kemal die honderd gulden had gebracht,
Ömer die zijn mobiele telefoon had achtergelaten als onderpand en weer
had teruggekregen toen hij later alsnog betaalde.
Er zitten ook verschillen tussen het verhaal van de pompbediende en het
verhaal van Ömer. Ömer meende dat er tussen het tanken en het terug-
krijgen van zijn telefoon ongeveer een maand verstreken was, de pompbe-
diende meende dat het ging om een periode van een dag of drie, vier. Ömer
meende dat de pompbediende de honderd gulden van Kemal geaccepteerd
had en dat hij later de resterende 23 gulden was komen brengen. De pomp-
bediende zei dat hij de honderd gulden geweigerd had en dat Ömer later in
één keer het gehele bedrag van 125 gulden had gebracht. Het valt niet na te
gaan wie zich dit correct herinnerde: de pompbediende had na de betaling
door Ömer het bonnetje verscheurd.
In het verhoor wordt Ömer al vrij snel door verhoorder Ben met deze infor-
matie geconfronteerd. Ömer wordt door verhoorder Ben steeds aange-
sproken met zijn tweede voornaam Cem.
Verhoorder Ben: Als u die telefoon weer ophaalt, bij het benzine-
station, maand later? Hé!
[Ömer praat Turks tegen de tolk]
Verhoorder Ben: Nee, je hebt mij best verstaan. Maand later?
Tolk: Ik weet het niet meer exact, maar, misschien een maand, mis-
schien een halve maand later? Ik weet het niet exact meer, maar
het is ongeveer een maand later. Ik schat dat het een maand later
41
gebeurd is dat ik hem een maand later opgehaald heb. Het is zo lang
geleden. Ik herinner het me niet zo goed meer.
Verhoorder Ben: Oh, u herinnert het zich nu opeens niet zo goed
meer?
Tolk: Ik weet het niet meer zeker, misschien was het een maand, an-
derhalve maand, of twee weken later.
[Er wordt geklopt. Verhoorder Ben loopt naar buiten en komt weer
binnen en zegt tegen de tolk]: Er is telefoon.
[De tolk verlaat de kamer]
Verhoorder Ben: Een maand later, hè? Een maand? Hoeveel dagen
heeft een maand?
Ömer: Dertig dagen. Ja sorry hoor, neem mij niet kwalijk, maar…
Verhoorder Ben: 2 september, maand later, 2 oktober.
Ömer: Ja.
Verhoorder Ben: Oké, laten het 28 dagen zijn, oké, laten het drie
weken zijn, ik geef u twijfel, twee weken, mag u van mij hebben,
huppakee, handen erover [Ben klapt in zijn handen]. Weet je wie ik
vanmiddag gesproken heb?
Ömer: Weet ik niet.
Verhoorder Ben: Ja? De pompbediende die uw telefoon ingenomen
heeft.
Ömer: Ja?
Verhoorder Ben: Ja. Wat zou die gezegd hebben?
Ömer: Ik weet niet.
Verhoorder Ben: Want die heeft ook nog een notitie ervan gemaakt.
Want die moest zijn geld hebben. Die heeft nog contact opgenomen
met uw Rovinet Projectbureau [de werkgever van wie Ömer de tra-
velcard had gekregen]. Wat zou die dan gezegd hebben?
Ömer: Ja, mijn kaart die geblokkeerd was.
Verhoorder Ben: Nee, wat zou die gezegd hebben? Een maand? Een
maand?
Ömer: Hoe bedoelt u?
Verhoorder Ben: Cem, luister nou eens even goed naar mij, luister
nou eens even goed naar mij, ik heb er een hekel aan als jij tegen
anderen zegt dat ze liegen, hè, en dan moet je niet zelf hier zitten
te liegen.
Ömer: Nee, dat is goed.
Verhoorder Ben: Want ik ben nog niet klaar hoor, ik ben nog niet
klaar met mijn betoog.
42
Verhoorder Ben: En dan zeg je ook nog eens een keer dat je die tele-
foon een maand later hebt opgehaald. Dat is ook onzin. Dat is ook
onzin. Die man zegt: drie, vier dagen.
Ömer: Ik wil graag u helpen maar eh…
Verhoorder Ben: Nee, nee, jij wilt mij helemaal niet helpen, jij wilt
jezelf helpen nu! Naar de kloten! Wil jij zeggen dat ik zit te liegen?
Verhoorder Ben: Legt u maar eens uit waarom dat u zegt dat u een
maand geleden die telefoon op bent gaan halen. En dat dat een
maand heeft geduurd. Waarom zegt u dat?
Ömer: Dat weet ik niet. Ik heb geen geld bij me. Ik heb geen geld.
Verhoorder Ben: Waarom zegt die man dat u drie, vier dagen daarna
al kon betalen?
Ömer: Eh, momentje. Oh ja, ik heb iemand, geld lenen, 125 gulden
of 150 gulden, daarna, ik heb die tankstation geweest, eh, vijf of zes
eh…
Verhoorder Ben: Niet liegen, hè?
Ömer: Nee, nee, ik liegen niet. En dan ik betaalde om die rekening
honderdtwintig of honderdvijfentwintig gulden, ik kreeg mijn tele-
foon terug, dat klopt wel.
Verhoorder Ben: Ja. Dus geen vijfentwintig.
Ömer: Nee, u heeft gelijk, nee, nee.
Verhoorder Ben: Die meneer heeft gelijk, hè?
Ömer: Nee, nee.
Verhoorder Ben: Want die meneer heeft geen reden om te liegen.
Ömer: Nee, klopt, weet je wat?
Verhoorder Ben: Want die meneer kon het namelijk nog heel goed
onthouden.
43
Waarschijnlijk had de pompbediende dus gelijk en had Ömer bij het terug-
krijgen van zijn telefoon inderdaad het hele bedrag in één keer betaald.
Ömer wordt met deze informatie beschuldigd van liegen, terwijl de ver-
schillen tussen de verhalen van Ömer en van de pompbediende in werke-
lijkheid op geen enkele wijze een aanwijzing vormen dat Ömer liegt. Hij
vergist zich hooguit op enkele ondergeschikte punten – niet verwonderlijk
bij een gebeurtenis die inmiddels meer dan een half jaar terug ligt. Er is
geen reden om te denken dat deze verschillen – een maand dan wel enkele
dagen later, de honderd gulden van Kemal die wel of niet geaccepteerd zou
zijn – verband houden met een poging van Ömer om de verhoorders op
het verkeerde been te zetten inzake zijn betrokkenheid bij het misdrijf. De
vraag of Ömer heeft deelgenomen aan het misdrijf rond half acht, acht uur
’s avonds staat los van de vraag hoeveel dagen later Ömer weer zijn tele-
foon heeft opgehaald. En staat ook los van de vraag of de pompbediende
de honderd gulden van Kemal wel of niet heeft geaccepteerd.
De politie controleert het verhaal van Ömer over het tanken op 2 septem-
ber ook nog op een andere manier. De politie verkrijgt een uitdraai van de
betalingen die gedaan zijn met zijn tankpasje, de travelcard. De betaling
van de bewuste 125 gulden is daarop niet te vinden – uiteraard niet, de
travelcard werkte toen immers niet, zoals ook de pompbediende vertelde.
Maar op de uitdraai is wel te vinden dat de kaart op drie andere momenten
die dag wél functioneerde: ’s morgens heel vroeg (dus eigenlijk heel laat in
de nacht van 1 op 2 september 1998), om elf uur ’s morgens en om tien voor
negen ’s avonds. Ömer lijkt dus op 2 september 1998 nog minstens drie
andere keren te hebben getankt.
In het vorige verhoor hadden de verhoorders Ömer al nadrukkelijk gevraagd
of hij op 2 september 1998 vaker had getankt. Ömer antwoordde toen: ‘Ik
denk het niet’, waarop verhoorder Ben vroeg: ‘Wat is het nu: ja of nee?’,
waarop Ömer zei: ‘Nee.’ Een paar dagen eerder had zijn travelcard het nog
wel gedaan, hij had zijn tank toen helemaal volgegooid, zo zei Ömer zich te
44
herinneren, en een paar dagen later, op 2 september 1998, was zijn kaart
geweigerd. En hij antwoordde bevestigend op de vraag of hij 2 september
verder niet had getankt, en voegde daaraan toe dat dit ook niet kon omdat
zijn kaart immers geblokkeerd was.
Uit de uitdraai van de betalingen met de travelcard bleek dus dat de mede-
delingen van Ömer hierover niet klopten. Het was niet zo dat hij die dag
verder niet had getankt. Zo had hij die avond om tien voor negen voor zes-
tien gulden elf liter getankt. En het was ook niet zo dat zijn travelcard die
hele dag geblokkeerd was: bij drie andere gelegenheden deed de kaart het
wel. In het vorige verhoor waren deze mededelingen van Ömer zonder ver-
der commentaar genoteerd; nu wordt hij geconfronteerd met het feit dat
wat hij eerder gezegd had niet klopt. Het gaat dan nog steeds over de tra-
velcard die geweigerd was bij het tanken op 2 september. Ömer zegt daar-
over in zijn moeizame Nederlands:
En iets later:
Ömer: Mijn kaartje echt blokkeerd was, doet het niet mijn kaartje.
Verhoorder Ben: Je kaartje doet het voortreffelijk. Doet het goed,
jouw kaartje.
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Doet het prima, jouw kaartje.
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Oh nee?
Ömer: Ja. Omdat eh…
45
Ömer: Ja, ik praat echt serieus, Mijn kaartje was echt blokkeerd.
Verhoorder Ben: Ja, moet ik nu dan gewoon stoppen met jouw ver-
klaring op te nemen? Dat kan toch niet? Ik vraag aan jou aan het
begin van het gesprek: Niet liegen, Cem. Niet doen.
Ömer: Nee, ik serieus.
Verhoorder Ben: Nee, wat doe jij? Jij zegt dat anderen liegen.
‘Je liegt over 2 september. Dat is voor mij voldoende. Dat is voor mij
voldoende. Dat is voor mij gewoon een klein testje voor mij geweest.
46
Voor jou. Je liegt. Je liegt, je liegt, je liegt, en waarom lieg je? Mis-
schien wel omdat jij wel de moordenaar bent.’
En:
Verhoorder Ben: Iemand kan zich vergissen. Ook goed. Maar niet
op die manier. Want als ik de hele dag van jou, de hele dag van jou
doorloop, en ik begin, mijn eerste verhoor, en daarna de volgende
verhoren, door en door en door, dan wordt het één grote chaos. Gis-
teravond, ik snapte er helemaal geen hol meer van. Helemaal niks.
Waarom? Je zat maar te malen en te malen en te malen. Ja? Oké, je
kunt je best hebben gedaan. Misschien ook niet. Maar ik heb het
vermoeden, hè…
Ömer: Sorry, neem me niet kwalijk, (…) ik weten iets van deze zaak, ik
wil graag vertellen, maar ik weet helemaal niks van.
Verhoorder Ben: Ja, je weet iets van de zaak, maar je wilt het niet
vertellen.
En:
En:
Verhoorder Ben: Ik heb die man gesproken van die pomp, die heb
jouw telefoon gehad, die kan het zich exact herinneren! Exact! Wie
erbij was. Hij herkende je zelfs. Maar die man die moet zijn geld, hè?
47
Die moet ervan eten. Dat is zijn brood. Die man liegt daar niet over,
die heeft ook geen reden om te liegen.
Ömer: Die man liegt niet over.
Verhoorder Ben: Nee, nee, die man liegt niet over. Maar jij wel. Jij kan
wel erover liegen.
En:
Verhoorder Ben: In een moordzaak, zit jij gewoon te liegen. Zit jij
gewoon te liegen. Nee, erger nog, erger nog: ‘Nee, Şevket, dat is een
leugenaar! Nee, Nevzat, dat is een leugenaar.’ Dat benadruk je zelfs
nog een keer. ‘Kemal en Nevzat, dat zijn de leugenaars. Nee, zet dat
erin, Ben, zet dat er even extra bij in! Dat zijn de leugenaars!’ En
weet je wie hier de leugenaar is? Vriend Cem! Ja? Schei nou toch uit,
man! Ik kan beter naar huis gaan! Ik zit hier in mijn vrije weekend,
om jou een goed verhaal op papier te zetten. Nee, wat krijg ik, de
eerste de beetje telefoontje naar de benzinestation zie ik gewoon
dat je gelogen hebt. Ik bel met de tanktravelcard – onzinverhaal!
En dan begint verhoorder Ben weer te benadrukken dat er tegen Ömer ver-
klaard is door Şevket en Nevzat (wat niet waar is):
48
En iets later:
Verhoorder Ben: Als die twee jongens dat zo verteld hebben, dan is
dat de waarheid. Dan klopt dat. Want dat vertel je niet zomaar. Dat
vertel je niet zomaar.
49
Verhoorstrategie
50
51
mogelijke overdrijving van dien, kan misschien soms met meer zekerheid
worden afgeleid wat er daadwerkelijk gebeurd is.
In zaken met meerdere verdachten die allemaal hun mond houden of ont-
kennen kan dit een goede strategie zijn. Althans: als de juiste verdachten
zijn aangehouden. Als de verkeerde verdachten zijn aangehouden, kan
deze strategie gevaarlijk zijn. De politie kan een onschuldige verdachte
onder druk zetten om, als hij niet wil bekennen, op zijn minst belastend te
verklaren over anderen. Dat kan leiden tot de aanhouding van een nieuwe
verdachte, die onder druk kan worden gezet met deze eerste belastende
verklaring. En als die nieuwe verdachte elke betrokkenheid ontkent, kan hij
niet alleen gewezen worden op de belastende verklaring die er tegen hem
ligt, maar tevens op het risico dat ook anderen kunnen gaan verklaren en
hem dan wel eens een zwaardere rol zouden kunnen toebedelen dan hij
verdient. Een onschuldige verdachte die hoort dat er belastend over hem is
verklaard, beseft dat er leugenachtig over hem verklaard wordt en beseft
dus ook dat de beschuldigingen wel eens nog ernstiger kunnen worden.
Want de ernst van de beschuldigingen in deze zaak kan variëren. Er bestaan
immers meerdere rollen en daarmee meerdere gradaties van mogelijke
betrokkenheid voor de daders. Het zwaarste misdrijf is natuurlijk gepleegd
door de schutter. Misschien zijn er naast de schutter ook anderen in de
villa geweest. En ten slotte zijn er misschien nog mensen die alleen buiten
gewacht hebben.
De verdachte kan er daarom op worden gewezen dat hij er voordeel bij
zou kunnen hebben om te bekennen dat hij buiten gewacht heeft. Want
anders loopt hij het risico dat anderen zeggen dat hij binnen is geweest en
misschien zelfs wel dat hij geschoten heeft. Aldus kan een verdachte tot de
overtuiging komen dat het voordelig is om een minder ernstige betrokken-
heid bij het misdrijf toe te geven. Op die manier verkleint hij de kans dat
hij veroordeeld wordt voor iets wat nog ernstiger is. Dit voordeel van het
bekennen van een beperkte betrokkenheid geldt zowel voor een schuldige
als voor een onschuldige verdachte. Het is deze strategie die in de zaak van
de Apeldoornseweg is gebruikt tegenover Ömer, en het zou wel eens deze
strategie geweest kunnen zijn die hem ertoe heeft bewogen om te beken-
nen.
Hiermee is – nogmaals – niets gezegd over schuld of onschuld. Deze strate-
gie werkt zowel bij schuldige als bij onschuldige verdachten. In het verhoor
52
waarin Ömer voor het eerst bekent verloopt het toepassen van deze stra-
tegie als volgt:
Verhoorder Ben: Je maakt het jezelf moeilijk, hoor. Wij gaan door.
Wij gaan door. En hou jij je mond maar dicht, maar wij gaan door. En
de anderen gaan ook door. Over jou.
Verhoorder Henk: Ja.
Verhoorder Ben: Snap je een beetje wat ik bedoel?
Verhoorder Ben: Pas nou op, pas nou op, dat anderen dingen over
jou gaan vertellen. Die niet waar zijn bijvoorbeeld. Pas daar nou
eens voor op.
53
Druk
Ömer: Ben, ik zeg nog één keer, ik weet helemaal niks deze zaak. Echt
serieus.
Verhoorder Ben: Gelul! Echt gelul! We hebben het nu over [Ben geeft
een klap op de tafel] 2 september hebben we het nu over, ja? We
hebben je even rust gegeven, ik wilde eigenlijk hier helemaal niet
meer zijn, ik wilde hier eigenlijk helemaal niet meer komen, mijn
baas zegt: ga maar naar huis, laat maar naar de kloten lopen, ja,
en toch ben ik hier weer gaan zitten. Ja, hier. En toch zit ik mij op te
naaien, mijn jongen. [Verhoorder Ben ziet er inderdaad zeer opge-
wonden uit] En waarom? Ik weet gewoon, jij bent daar 2 september
geweest. Şevket zegt: jij bent daar 2 september geweest, die dag. Jij
hebt daar gestaan. Jij moest toch op de uitkijk gaan staan? Jij hebt
op de uitkijk gestaan!
Ömer: Nee, ik ben daar…
Verhoorder Ben: Şevket zegt: jij hebt op de uitkijk gestaan! Ja?
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Şevket zegt: hij was erbij! Hij was daar!
Ömer: Nee, ik ben niet daar…
Verhoorder Ben: Jij bent daar geweest! Op 2 september ben jij daar
geweest!
Ömer: Nee, ik ben daar niet geweest.
Verhoorder Ben: Dat wordt gezegd, dat wordt gezegd door anderen!
Ömer: Nee, ik ben daar niet geweest!
Verhoorder Ben: Ja, misschien moest je wel daar doen, maar je bent
er geweest. Şevket jij 2 september daar geweest! En dan moet je niet
met een lulverhaal komen dat je 2 september beetje rond hebt lig-
gen fladderen met je autootje, onzin! 2 september hebben we het
over! En jij weet waarom dat wij 2 september belangrijk vinden. Of
niet soms? Dat weet jij! Omdat jij weet dat jij daar geweest bent!
54
Daarom! Şevket zegt dat! [Nevzat] zegt dat! Jij! Bent! Er! Bij! Jij staat
op de uitkijk, wordt er gezegd. Heb je toch zelf kunnen horen bij de
rechter vanmorgen, of niet? Heb je toch zelf kunnen lezen! Klopt
dat? Klopt dat?
Ömer: Ja, maar…
Verhoorder Ben: Heb jij gelezen?
Ömer: Ja, ik heb wel gelezen, maar…
Verhoorder Ben: Dan ben je er toch geweest?
Ömer: Nee, ik ben daar niet geweest!
Verhoorder Ben: Natuurlijk ben je daar geweest!
Verhoorder Henk: Apeldoornseweg.
Verhoorder Ben: Aan de Apeldoornseweg! Je bent bij dat huis ge-
weest waar die mevrouw vermoord is! [Ben staat over Ömer heen
gebogen. Hij slaat op tafel. De microfoon slaat over op het geluids-
niveau van Ben] Of niet?
Ömer: Nee. Ik ben de Apeldoornseweg die tijd ik heb er niet geweest.
Verhoorder Ben: Bewijs dan maar eens wat je 2 september hebt
gedaan. Bewijs dat maar eens, kun je niet, want je hebt er een lul-
verhaal op af. En dat betekent voor mij, ja, voor mij betekent dat dat
jij daar geweest bent. En niet alleen dat, ook door anderen wordt dat
gezegd. Het staat zelfs op papier, het staat in een proces-verbaal. Ja.
Wil je het nog een keer lezen? Nee hè, je hebt het vanmiddag nog
gelezen, da’s schrikken! Goh!
Verhoorder Henk: Apeldoornseweg, Apeldoornseweg.
Verhoorder Ben: Daar ben jij geweest, op 2 september!
Ömer: Echt serieus, ik ben…
Verhoorder Ben: Jij hebt in de auto gezeten, zitten wachten! Ja? De
rol die jij zogenaamd niet wil doen. ‘Nee, ikke niet, dat lijkt me niks,
nee’, maar je hebt het wel gedaan! Flauwekul! Je hebt het wel ge-
daan, en misschien zelfs, hè, heb je die foto wel eens gezien, heb je
die foto wel eens gezien van die vent die het gedaan heeft? [Ben be-
doelt natuurlijk de compositietekening] Ja? Die baard. Hoe lang heb
jij je baard al? Misschien ben jij wel degene die de moordenaar is. Je
bent daar toch ook geweest!
Ömer: Nee! Ik ben daar niet geweest!
Verhoorder Ben: Misschien ben jij wel de schutter, misschien ben jij
wel de moordenaar!
Ömer: Nee!
55
Verhoorder Ben: Waarom niet? Bewijs dat maar eens! Bewijs dat
maar eens!
Ömer: Omdat ik ben daar niet geweest.
Verhoorder Ben: Omdat jij buiten hebt staan wachten.
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Dat wou je toch zeggen? Of niet? Je wou toch zeg-
gen dat je buiten hebt staan wachten? Ben jij de moordenaar?!
Ömer: Nee!
Verhoorder Ben: Ben jij de moordenaar?
Ömer: Nee!
Verhoorder Ben: Wat ben je dan wel? Je bent toch de moordenaar
of niet?
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Nou, haal die baard er maar eens af, je lijkt er toch
perfect op, of niet? Moet ik dat nou op papier gaan zetten? Kom nou
toch gauw! Er wordt toch gewoon gezegd dat je op 2 september daar
was. Bewijs maar dat je er niet was. Het is aan jou betreft te bewij-
zen dat jij op dat moment er niet was. Nou, ik geef het je te doen!
Ik geef het je te doen! Ik denk niet dat je het redt. Want je kunt niet
zeggen wat je 2 september was! Ja, een lulverhaal leg je erover af!
Hè? Ik weet zelfs dat je op 2 september een paar keer getankt hebt.
Ja, je hebt een paar keer getankt op 2 september. Ik weet ook waar
je getankt hebt op 2 september, ik weet wanneer je getankt hebt op
2 september. Nou, het kan allemaal. Het klopt exact. En ik kan die
anderen dus niet op een leugen betrappen, maar jou wel. Raar hè?
Ömer: Ja Ben, ik weet helemaal niks, ik wil…
Verhoorder Ben: Jij bent daar geweest, en jij kunt mij wel helpen,
je moet jezelf eens een keertje helpen, jongeman! En nu even niet
roken, daar heb ik nu even geen zin in! Je moet nou even naar mij
luisteren. Ja? Jij moet mij maar vertellen: wat heb jij op 2 september
gedaan? Je hebt in de auto gezeten, je hebt gewoon lekker gewacht,
of niet?
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Oh, je bent naar binnen geweest?
Ömer: Nee, daardoor…
Verhoorder Ben: Je hebt die vrouw doodgeschoten?
Ömer: Nee, ik ben helemaal daar in die buurt nog nooit geweest!
Verhoorder Ben: Oh nee?
56
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Tuurlijk wel. Je was toch ook een van de chauffeurs,
of niet?
Ömer: Ja kan wel [onverstaanbaar door elkaar geschreeuw van ver-
hoorder Ben en Ömer] maar ik ben in die buurt helemaal nog nooit
geweest.
Verhoorder Ben: Je bent toch de chauffeur? Dat zegt Şevket toch ook?
Adnan? Of hoe heet die vent?
Ömer: Ja, als ik was chauffeur is, ik wil…
Verhoorder Ben: Nevzat.
Ömer: Ik ben niet berbiemoetoverelkaar [fonetisch].
Verhoorder Ben: Pardon?
Ömer: Ik ben niet berbiemoetoverelkaar [zelfde onverstaanbare for-
mulering – mede moeilijk te verstaan omdat men met grote hef-
tigheid tegen elkaar op schreeuwt]. Ik weet helemaal niet van die
Apeldoornseweg!
Verhoorder Ben: [onverstaanbaar geschreeuw] achter iemand aan-
rijden man, onzin! Jij bent op 2 september – het kan haast waar jij 2
september was. Waar was jij dan 2 september? Kun je niet. Of wil je
niet. Want je was daar.
Ömer: Nee, ik was niet daar.
Verhoorder Ben: Nee, nee, je was wel daar.
Ömer: Nee, ik was niet daar geweest. Ben, anders, ik wil jou…
Verhoorder Henk: Apeldoornseweg, Apeldoornseweg, denk er maar
eens goed over na. Apeldoornseweg.
Ömer: Dat weet ik niet waar is Apeldoornseweg.
Verhoorder Henk: Dat hoeft toch ook niet, je hoeft toch ook niet te
weten waar die is? Je rijdt toch gewoon hup…
Verhoorder Ben: Moet je luisteren, hij is gewoon op 2 september
daar geweest.
Verhoorder Henk: Ja.
Verhoorder Ben: Hij weet, hij haalt een of ander onzinverhaal, ik
denk eerst tegen hem, hij begint met een goed verhaal, hij vertelt
mij precies exact wat er gebeurd is. Nee, wat krijgen we? Een flut-
verhaal!! Een flutverhaal!!
Verhoorder Henk: Ja, je liegt tegen ons over de tweede september.
Dus: je moet daar geweest zijn.
57
Verhoorder Ben: Wij zeggen tegen elkaar: liegt ie? Nee. 2 september.
Die dag? Ja? Ben jij daar geweest. Şevket zegt het. Hij zegt ook pre-
cies wat je daar gedaan hebt. Nevzat, huppakee, allemaal zeggen ze
het. Kemal vragen aan jou van, ben jij op de uitkijk staan? Hoeh, nee,
[onverstaanbaar]. Jij hebt wel op de uitkijk gestaan, man!
Ömer: Nee, ik ben niet…
Verhoorder Ben: Moeten anderen, moeten anderen dan dingen
gaan zeggen over jou dan?
Verhoorder Henk: Wat dan?
Ömer: Ja.
Verhoorder Ben: Naar binnen?
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Oh, je bent naar binnen gegaan?
Ömer: Nee. Ik ben daar nooit geweest!
Verhoorder Ben: Je bent gewoon naar binnen, nou, nou begin je
daar helemaal te twijfelen, hoor! Je bent naar binnen gegaan!
Ömer: Nee, ik ben, ik weet helemaal niks van deze zaak!
Verhoorder Ben: Ben jij een moordenaar dan?
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Waarom niet? Bewijs het eens dan? Bewijs het eens
aan mij dan? Of moet ik het aan jou bewijzen soms? Ja, moet ik naar
de rechter toe gaan? Nou? Wat denk je?
Ömer: Ben, ik weet helemaal niks van deze zaak!
Verhoorder Ben: Bewijs nou eens, wat deed jij 2 september? Was jij
daar?
Ömer: Nee.
Verhoorder Ben: Jij was daar.
Ömer: Nee, Ben.
Verhoorder Ben: Jawel, jij was daar. 2 september, woensdag 2 sep-
tember, ben jij daar geweest. Jij weet exact wat daar gebeurd is. Ja?
Maar jouw rol, jouw rol is misschien maar heel klein geweest, hè?
Misschien ben jij wel niet de moordenaar, ja? Misschien ben jij wel
helemaal niet de moordenaar! Is het dan niet belangrijk dat jij mij
precies vertelt wat er gebeurd is, als jij niet de moordenaar bent?
Want wie krijgt de zwaarste straf? Wie krijgt de zwaarste straf?
Cem, wie krijgt de zwaarste straf?
Verhoorder Henk: Ja, geef dan antwoord!
Verhoorder Ben: Kom.
58
59
Verhoorder Ben: Jij! Bent! Er! Bij! Geweest! Jij bent erbij geweest, jon-
gen!
Verhoorder Henk: Staat op papier.
Verhoorder Ben: Wordt verklaring over afgel… 2 september was jij
daar. Jij was daar. En ik wil dat je mij aankijkt, jongen!
Ömer: Ja, Ben.
Verhoorder Ben: Ja!
Ömer: Als niet die twee jongens zo vertellen.
Verhoorder Henk: Jij moet denken…
Verhoorder Ben: Wat dan? Wat dan als die twee jongens dat zo ver-
teld hebben, dan is dat de waarheid. Dan klopt dat. Want dat vertel
je niet zomaar. Dat vertel je niet zomaar.
Verhoorder Henk: Jij moet zeggen wat je op de Apeldoornseweg ge-
daan hebt.
Verhoorder Ben: Welke taak had jij? Nu! Hoe paste jij in het plan?
Welke taak had jij?
Verhoorder Henk: Wat moest jij doen? Wat moest jij doen? Wat
moest jij doen?
Ömer: Adam [fonetisch], ik weet niet.
Verhoorder Ben: Wat moest jij doen? Nee, vertel nu, dat is toch een
hele gewone Hollandse vraag, niet?
Verhoorder Henk: Je zit maar te denken, te denken, je moet praten!
Verhoorder Ben: Je moet niet denken, je moet zeggen! Ja? Zeggen!
Verhoorder Henk: Wat moest je doen dan, daar? Wat moest je doen
van hun? Wat moest je doen?
Verhoorder Ben: Zeg nou wat je… vertel het maar!
Verhoorder Henk: Wat moest je doen van hun?
Verhoorder Ben: Praat nou!
Ömer: [mompelt iets onverstaanbaars]
Verhoorder Ben: Nee, nee, nee.
Verhoorder Henk: Praat nou.
Verhoorder Ben: Nu praten!
Verhoorder Henk: Wat moest je doen van hun? Wat moest jij doen
dan?
Verhoorder Ben: Je begon mij aankijken, je moet mij aankijken.
Want dan weet ik dat jij niet liegt. Jij moet mij gewoon de waarheid
vertellen, Cem.
60
Ömer: Ben, ik vertel jou waarheid, ik ben daar niet geweest, ik pra-
ten eerlijk!
Verhoorder Ben: Jij moet mij vertellen wat je op 2 september. Ande-
ren zeggen dat je daar geweest bent. 2 september. Woensdagavond.
Op 2 september. Ja? En niet, jij zat niet in café Ada. Die anderen zaten
niet op 2 september in café Ada. Dat weet jij, dat weet ik, dan weten
hun. En hun verklaren ook daarover. Nee, de enige die daar niet over
verklaart, is Cem. Cem. Ömer Cem zit hier te liegen! Over een moord!
En waarom? Omdat Ömer Cem ook de moordenaar nou is!
Verhoorder Henk: Nou begint ie weer te denken! Je moet praten, je
moet praten!
Ömer: Ja, ik ben onschuldig.
Verhoorder Ben: Nee, je bent niet onschuldig! Je bent misschien wel
een klein beetje schuldig. Misschien. Maar dat moet jij mij vertel-
len. En anders vind ik jou schuldig! Dan denk ik dat jij schuld hebt.
Begrijp jij dat? Cem, kijk mij aan, begrijp jij dat?
Ömer: Ja, dat begrijp ik wel, Ben.
Verhoorder Ben: Ja? Maar ik heb het idee dat jij niet helemaal goed
begrijpt wat hier aan de hand is. D’r liggen twee verklaringen tegen
jou, jongen. En anders dan zie je het maar uit, dan zoek je het maar
uit, en laat anderen maar over jou verklaren over 2 september, ja?
Daar gaat het nu even over, laat anderen maar over jou verklaren,
en houd jij je mond maar dicht! Maar dan krijg jij een probleem,
vriend! Want dadelijk zeggen ze dat jij…
Verhoorder Henk: Binnen bent geweest.
Verhoorder Ben: Juist!
Verhoorder Henk: Op de Apeldoornseweg. En dan moet jij nu zeggen
wat jij daar gedaan hebt. Wat jij moest doen van hun. Wat moest jij
doen van hun? Ja? Zeg dan eens wat jij moest doen!
Verhoorder Ben: Wat was jouw taak? Wat, wat heb jij alleen maar
gedaan? Was het de bedoeling…
Ömer: Hun weten alleen ik ben chauffeur dus, ik ben daar die Apel-
doornseweg, eh, achterlaten.
Verhoorder Ben: Heb je hun daar achtergelaten?
Ömer: Ja, daar hebben blijven staan.
Verhoorder Ben: Ja.
Ömer: Hun zeggen over half uurs of drie kwartier terugkomen.
Verhoorder Ben: Ja.
61
Nu heeft Ömer dus bekend dat hij heeft meegedaan aan het misdrijf.
Daarmee is de tweede fase van dit verhoor begonnen, de fase waarin Ömer
bekent en vertelt wat er tijdens en rond het misdrijf is gebeurd.
De eerste fase van dit verhoor heeft ruim twee uur geduurd. Het proces-
verbaal van deze eerste fase beslaat minder dan één pagina en gaat uit-
sluitend over de travelcard van Ömer. Uit het proces-verbaal blijkt op geen
enkele wijze dat er druk is uitgeoefend.
Het feit dat Ömer nu heeft bekend onder grote druk en onder bedreiging
dat hij anders wel eens op valse verklaringen van anderen veroordeeld zou
kunnen worden voor meer dan hij gedaan heeft, zegt nog niets over de
vraag of deze bekentenis waar of vals is. Deze verhoorstrategieën vergro-
ten immers zowel bij schuldigen als bij onschuldigen de kans op een beken-
tenis. De vraag of de bekentenis waar is, moet beantwoord worden door te
kijken naar daderkennis – door te kijken of de verdachte in staat is om cor-
recte details te vertellen over wat er tijdens en rond het misdrijf is gebeurd.
Een onschuldige zal immers meestal niet in staat zijn om te vertellen wat
er gebeurd is om de eenvoudige reden dat hij er niet bij is geweest.5
Gelukkig beseffen de verhoorders dat dit bekennen van Ömer pas het
begin is en dat het van essentieel belang is dat Ömer nu zo gedetailleerd
mogelijk gaat vertellen wat er tijdens en rond het misdrijf is gebeurd. Is
Ömer in staat om dit te vertellen? Daarover gaat het in de tweede fase van
dit verhoor.
Wat zegt Ömer in de tweede fase van het verhoor, dat wil zeggen nadat
hij heeft toegegeven dat hij bij het misdrijf betrokken is geweest tot het
moment waarop begonnen wordt met het opmaken van het proces-
62
verbaal? Wat hij zegt staat allemaal op band. Er valt dus precies te zien
wat spontaan uit Ömers mond komt en wat eventueel wordt aangedragen
door de verhoorders. Ongeveer een uur lang proberen de verhoorders het
verhaal wat er op de avond van 2 september 1998 is gebeurd uit Ömer te
trekken. Van dit uur wordt niets opgeschreven. Na ongeveer een uur beslui-
ten de verhoorders dat ze nu genoeg hebben gehoord om over te gaan tot
het opstellen van een proces-verbaal. Tijdens het opschrijven van dat pro-
ces-verbaal lopen de verhoorders met Ömer min of meer chronologisch de
gebeurtenissen door en ontstaat een min of meer coherent en eenduidig
verhaal. De eenduidigheid in deze derde fase van het verhoor is veel groter
dan tijdens de daaraan voorafgaande fase, als Ömer voor het eerst vertelt
wat er is gebeurd en hij herhaaldelijk door de verhoorders wordt gecorri-
geerd en als gevolg daarvan meestal zijn verhaal bijstelt.
Hier volgt integraal hoe het verhoor verloopt direct nadat Ömer heeft toe-
gegeven dat hij zijn kompanen op de Apeldoornseweg heeft afgezet. De
citaten worden geregeld onderbroken om samen te vatten wat Ömer nu
precies verklaard heeft. De navolgende brokjes citaat sluiten echter steeds
naadloos op elkaar aan:
Ömer zegt dat hij na het afzetten van zijn kompanen nog even naar de
Spijkerstraat is geweest. (De Spijkerstraat was toen de Arnhemse hoeren-
buurt.) Verhoorder Henk gelooft niet dat dit klopt – wie buiten wacht bij
een overval gaat niet in de tussentijd nog even terug naar de stad.
Ömer zegt dat hij zijn kompanen gebracht heeft met ‘Mercedes’, dat wil
zeggen met zijn eigen auto.
63
Ömer kan of wil niet zeggen waar hij Nevzat en Kemal heeft afgezet, behal-
ve dan uiteindelijk dat het bij een groot huis was.
64
Ömer zegt dat het ging om een villa met aan de voorkant een tuin. In wer-
kelijkheid ligt het huis vrij dicht bij de weg in een bosachtig terrein (zie
afbeelding 3 op p. 130). Door dat terrein loopt een oprijlaan. Achter de villa
ligt een grote tuin.
Ömer kan of wil weer niet zeggen hoe de plek eruitzag waar hij de anderen
afzette. En als Ömer zegt dat hij buiten wachtte, wordt dit door verhoorder
Henk benadrukt omdat het immers in strijd is met de eerdere door Henk
niet geloofde mededeling van Ömer dat hij in de tussentijd naar de Spij-
kerstraat was geweest.
65
Ömer: Ja.
Verhoorder Ben: En toen?
Verhoorder Henk: Kom nou!
Ömer: Ja, wat gebeurde, wat gebeurde weet ik niet, dan, zo als ze
dan naar buiten komen…
Verhoorder Ben: En toen?
Ömer: Dan, ik rijd die mijn auto weg.
Verhoorder Ben: En wat zeggen ze dan?
Ömer: Hun hebben niks gezegd.
Verhoorder Ben: En wat zeggen ze dan? Kom nou, wat zeggen ze
dan?
Verhoorder Henk: Natuurlijk wel!
Verhoorder Ben: Wat zeggen ze dan?
Verhoorder Henk: Nou, kom op, praten! Dat duurt allemaal veel te
lang bij jou.
Verhoorder Ben: Wat zeggen ze dan? In de auto? Ik hoor niks!
Verhoorder Henk: Nou, ffssjjt, kom! Praten! Je moet praten!
Verhoorder Ben: Dat is beter!
Verhoorder Henk: Je zit veel te lang na te denken!
Verhoorder Ben: Beter voor jou!
Verhoorder Henk: Want dan zit je weer wat anders aan na te den-
ken, je moet…
Ömer: Want die moet daar iemand schieten of zoiets, geloof ik, zo-
wat.
Ömer kan of wil niets zeggen over de periode waarin hij gewacht heeft. Hij
zegt dat de anderen uiteindelijk weer terugkwamen en dat hij toen weer is
weggereden. Desgevraagd verklaart hij dat ze in de auto niets gezegd heb-
ben. Dat geloven de verhoorders niet, en dan zegt Ömer na enige tijd dat er
iets gezegd is over schieten.
66
De verhoorders willen weten wie er geschoten heeft. Ömer zegt dat hij het
niet weet. Als de verhoorders dat antwoord niet accepteren, zegt hij dat hij
gelooft dat Kemal heeft geschoten. Als de verhoorders ook dat antwoord
niet accepteren – zij denken immers dat Adnan de schutter is geweest –
zegt Ömer eenduidig dat Kemal heeft geschoten.
67
Ömer zegt dat Kemal zelf zei dat hij geschoten had, maar wat Kemal dan
precies gezegd had, kan Ömer aanvankelijk niet bedenken, en als hij dan
wél iets bedenkt, is wat hij zegt onbegrijpelijk.
Nu lijkt Ömer dus te verklaren dat er in de auto was gezegd dat hij niemand
iets mocht vertellen.
Op de logische vervolgvraag wat hij niet mocht vertellen heeft Ömer geen
antwoord.
68
Met ‘lange millimeter’ bedoelt Ömer iets wat hij in een eerder verhoor al
eens heeft uitgelegd: je hebt 9-millimeterpistolen met lange en met korte
patronen. Ömer zegt dat hij denkt dat zijn kompanen een pistool hadden
omdat Nevzat altijd een pistool bij zich had. Vervolgens zegt hij dat hij dit
wapen toen ook zelf gezien heeft: een bruin 9-millimeterpistool. In de Arn-
hemse villamoord is echter geschoten met een 7.65-millimeterpistool. En
volgens Elisa was dat pistool zwart. Ömer geeft dus het ‘verkeerde’ ant-
woord, en dus menen de verhoorders dat er blijkbaar meer dan één wapen
was.
Verhoorder Henk: Ja, en nog meer, nog meer, want er waren nog
meer wapens. D’r waren er nog meer, en dat weet jij wel!
Ömer: Nee, dat dat weet ik niet, alleen, die Nevzat eh had eh…
Verhoorder Ben: Wie was er bij?
Ömer: Had eh die pistool was. Dat weet ik alleen. Die Nevzat.
Verhoorder Ben: Heb je het pistool, heb je op die avond het pistool
gezien?
Ömer: Ja, ik heb gezien.
Verhoorder Ben: Had ie het bij zich?
Ömer: Ja.
Verhoorder Ben: Wie?
Ömer: Die Nevzat.
Ömer zegt dus dat Nevzat het pistool had. Maar eerder zei Ömer dat er was
geschoten door Kemal.
69
Ömer zegt dus dat hij denkt dat Nevzat het pistool in de auto vóór het
misdrijf aan Kemal heeft gegeven en zegt vervolgens dat hij dit zelf gezien
heeft.
De verhoorders vragen wie er behalve Nevzat en Kemal nog meer bij was.
Zij denken immers te weten dat in elk geval ook Adnan erbij was. Die was
volgens Şevket immers de schutter geweest. Maar ze kunnen deze ver-
meende daderkennis niet eenvoudigweg voorzeggen. En zolang Ömer niet
de ‘goede’ naam van Adnan noemt, blijven ze vragen wie er nog meer bij
was.
Nu heeft Ömer dus al vijf daders genoemd: hijzelf, Nevzat, Kemal, Şevket
en Hasan.
70
Ömer heeft al eerder gezegd dat hij de anderen vervoerd heeft in zijn eigen
Mercedes. Verhoorder Ben vraagt waar ‘die andere auto’ is gebleven, want
de verhoorders denken immers te weten dat de dader of daders gekomen
zijn in een blauwe Volkswagen Golf. Bovendien wordt het in de Mercedes
wel wat vol: Ömer heeft nu vijf daders genoemd en daar moet volgens de
verhoorders ook nog Adnan bij.
Ömer: Eh, Hasan wachtte die buiten en die buiten bekijken. Iemand
wel of niet komen.
Verhoorder Ben: En Şevket?
Ömer: Eh, Şevket, Hasan, eh, Şevket, Kemal en Nevzat naar binnen
gaan.
Verhoorder Ben: Şevket, Kemal en Nevzat naar binnen.
Ömer: Ja.
Verhoorder Ben: Weet je dat zeker?
Ömer: Ja.
71
Op de vraag waar de daders naar binnen zijn gegaan, spreekt Ömer een
vermoeden uit.
Ömer zegt opnieuw dat hij tijdens het wachten ook nog even naar de Spij-
kerstraat is gereden. De verhoorders zeggen dat dit onzin is.
72
Ömer zegt opnieuw dat ze met zijn Mercedes waren gekomen. De verhoor-
ders geloven dit niet; zij geloven immers in de blauwe Volkswagen Golf die
door een getuige is gezien.
Verhoorder Ben: Hoe wist je dan dat je terug moest komen dan?
Verhoorder Henk: Hee!
Verhoorder Ben: Niet denken, jij moet praten!
Verhoorder Henk: Nee, nee, nee, nee, nee.
Verhoorder Ben: Gewoon de waarheid zeggen.
Verhoorder Henk: Nee, als jij zit te denken, dan ga jij zitten liegen, jij
moet gelijk praten, jij. Jij, ja, je moet gewoon praten, je moet zeggen
wat er gebeurd is die avond. Nu! Praten, blijven praten, niet denken.
Want als jij denkt, dan ga je zitten liegen. Dan ga je zitten liegen.
Ömer: Nee, nee, wacht nou even, ik denk heel even…
Verhoorder Henk: Nee, nee, nee, nee.
Ömer: Ja, wacht nou even.
Verhoorder Henk: Nee, nee, nee, nee, nee [Ömer praat er onver-
staanbaar doorheen].
Verhoorder Ben: Wat dan? Wat dan? Wat dan?
Ömer: Ik denk heel andere dingen.
73
Verhoorder Ben: Hoe kom je bij Herman dan? Was die er ook bij dan?
Hé, denk nou eens even na, je weet toch wel wat er aan de hand is?
Verhoorder Henk: Je hebt nu wel twee auto’s, maar nu zit je te liegen
over die Ford Scorpio.
Verhoorder Henk: Nu praat je al over twee auto’s.
Voordat Ömer optrad als chauffeur voor Nevzat had meestal Herman deze
rol gehad, en nu noemt Ömer dus de auto van Herman, een Ford Scorpio,
als mogelijke tweede auto. De verhoorders geloven er nog steeds niets van,
want het is nog steeds niet een blauwe Volkswagen Golf.
Verhoorder Ben: Ben jij nou de schutter? Volgens mij ben jij ook naar
binnen geweest, of niet?
Verhoorder Henk: Ja, ja.
Ömer: Nee, ik ben niet binnen geweest.
Verhoorder Ben: Nou dan, vertel dan gewoon de waarheid!
Verhoorder Henk: Ik denk…
Ömer: Ja, ik eh…
Verhoorder Henk: Ik denk van wel. Dat je binnen bent geweest.
Verhoorder Ben: Ik denk het wel.
Verhoorder Henk: Ja, ja, ja, ja, ja.
74
Eerder had Ömer gezegd dat ook Şevket naar binnen was gegaan. Nu zou
Şevket dus buiten gewacht hebben.
Ömer: En dan buiten wachten de eh wie komen wie niet komen die
controleren de politie, ik had…
Verhoorder Ben: Wat controleren de politie? Wat bedoel je daar nou
mee dan?
[Onderzoeksleider Ad komt binnen met een glaasje water]
Ömer: Dank u wel.
Ad: Alsjeblieft.
Verhoorder Henk [tegen Ad]: Hij praat niet snel genoeg. Hij moet
sneller praten.
Ad: Hij liegt nog.
Verhoorder Henk: Ja hij liegt.
Verhoorder Ben: Ik wil even wat drinken, hoor. [Ben loopt uit beeld]
Ad: Vertel nou gewoon de waarheid, volledig, Cem! Dit heeft geen
zin! Volledig de waarheid! Niet erom heen draaien! Alsjeblieft! Het
gaat om jouw leven ook, hè? Ja?
Verhoorder Henk: Je liegt.
Ad: Draai er nou niet omheen! Zeg nou met welke auto je was en wie
erbij waren! Ja?
Ömer: Ik heb altijd Mercedes gehad!
Ad: Was je met jouw auto?
Ömer: Dat is leaseauto voor mij.
Ad: Wat voor leaseauto?
Ömer: Die Mercedes!
Ad: Dat kan mij niets schelen! Was je daar met die Mercedes? Wat
voor auto’s waren daar bij?
Ömer: Ik rijden altijd Mercedes. Ik rijden niet andere auto’s!
75
Ad: Toen jij terugkwam, waar ben je toen naar toe gereden? Als je er
niet gebleven bent. Je zegt: je bent weggereden. Je bent teruggeko-
men. Hoe ben je toen gereden? Geef nou eens antwoord!
Verhoorder Henk: Nou, denk toch eens na, man! Zit toch niet…
Ad: Ben je op dezelfde plek gaan staan? Ben je doorgereden? Ben je,
weet ik veel wat, hebben ze je gebeld, wat kan het mij schelen! Hoe
vaak ben je er toen gestaan?
Ömer: Gewoon, ik wachten voor, eh…
Verhoorder Henk: Je kunt toch niet in een kwartier naar het Spijker-,
eh, naar het Spijkerstraat? Dat kan toch niet? Dan zit je te liegen.
Je bent op de Apeldoornseweg geweest, je hebt hun daar afgezet,
je zegt: dat duurde een kwartier, toen ben ik naar de Spijkerstraat
geweest en weer terug, dat kan niet, dat lieg je! Dat lieg je!
Verhoorder Ben [weer teruggekeerd]: Is niet waar.
Verhoorder Henk: Dat bestaat niet!
De verhoorders herhalen dat Ömer liegt als hij zegt dat hij tijdens het
wachten nog naar de Spijkerstraat is geweest.
76
er een getuige is geweest die een auto de oprit op heeft zien rijden. Ömer
antwoordt ook dat hij niet binnen is geweest. In de vorige fase van dit ver-
hoor benadrukten de verhoorders immers steeds dat wie binnen is geweest
meer straf krijgt dan wie buiten gewacht heeft.
Ad: Ja.
Ömer: Daar eh mijn auto eh bevoor honderd meter eh geparkeerd.
Ad: Ja.
Ömer: Die Hasan en Şevket, die uitkijken.
Ad: Ja.
Ömer: Die Kemal en Nevzat naar binnen gaan.
Ad: Ja. En toen? Toen je ze weer op ging halen, waar moest je toen
naar toe?
Ömer: Hun zo hard rennen naar de auto komen.
Ad: Waarnaar? Hard rennen naar de auto die op de Apeldoornseweg
stond, of stond ie al weer ergens anders inmiddels? Was je ergens
naartoe gereden?
Ömer: Ja, naar voor voor eh honderd meter voor de huis.
Ad: Ben je naar de woning toegereden?
Ömer: Nee, ik heb eerst eh…
Ad: Ben je er, eh, is er een oprit bij die woning?
77
Ömer gaat niet mee met de nadrukkelijke suggestie om te zeggen dat hij
de oprit is opgereden – hij accepteert dus niet steeds alles wat hem min
of meer wordt voorgezegd. En Ad herhaalt dan de bedreiging uit de vorige
fase van het verhoor: als niet bewezen kan worden dat Ömer buiten heeft
gewacht, is hij misschien wel zelf de schutter geweest.
Ömer heeft eerder gezegd dat ze met zijn Mercedes naar de Apeldoornse-
weg zijn gereden. Hij doet de verhoorders nu zelf een nieuwe suggestie
aan de hand.
Ömer: Hoe weten dat die auto ik rijd? Misschien Şevket rijdt die auto!
Ad: Kan best. Daarom vraag ik het aan jou. Want jij pakt ze weer op.
Ja? Hoeveel auto’s waren er dan bij betrokken? Hoeveel auto’s? Vijf,
zes, twee, drie? Dat weet je toch?
Verhoorder Henk: Nou, praat dan! Je zit maar weer te denken, maar
als je denkt dan zit je te liegen. Hoeveel auto’s?
Ad: Hoeveel auto’s hè? En welke auto’s? Dat weet je! Je bent niet ge-
loofwaardig zo! Hoeveel auto’s, Cem?
Ömer: Twee auto’s, denk ik.
Ad: Twee? ‘Denk ik’? Of meer?
Ömer: Twee auto’s.
Ömer begrijpt dat alleen de Mercedes dus verkeerd is. De verhoorders wil-
len blijkbaar meer dan één auto horen en dus oppert hij dat er twee auto’s
waren.
78
Ömer noemt nog steeds niet de goede auto, en dus moeten er volgens de
verhoorders nog meer auto’s zijn geweest.
Nu heeft Ömer dus nog een auto genoemd: een witte Mitsubishi van
Kemal. Alweer geen blauwe Volkswagen Golf.
79
Ad: Nee, geen Ford Scorpio blauw. Wat dan? Blauw is goed. Ik zal
je helpen. Maar nou nog het merk. Want dat weet je gewoon! Dat
weet je.
Ömer: De bus.
Ad: Dat zie je toch? Je ziet toch wat er daar naar binnen rijdt? Of
niet? Je ziet toch wie ernaar toe rijdt?
Verhoorder Henk: Zit ie nog te liegen.
Ad: Waarom zit je nou te liegen, man? Ik begrijp er niks van, hoor.
Ömer: Nee, ik weet niet, maar eh…
Verhoorder Henk: De bus.
Ömer: Ja, die bus, van eh…
Vermoedelijk bedoelt Ömer met ‘de bus’ de witte bestelbus van de vader
van Kemal en Şevket. Ömer lijkt immers eenvoudigweg alle auto’s te noe-
men die in de omgeving van Nevzat en Kemal werden gebruikt. De lezer
herinnert zich dat, toen Ömer op 2 september 1998 de klapband had, Kemal
hem te hulp kwam met het busje van zijn vader. Maar dit is opnieuw niet
wat de verhoorders willen horen.
Ad: Luister eens, je hebt, je hebt al twee dagen hier zitten beweren
dat je niet liegt. Je hebt al twee dagen zitten beweren dat je nog
nooit op de Apeldoornseweg bent geweest. Ja?
Verhoorder Henk: Hij zit de hele tijd te liegen.
Ad: Je zit al twee dagen hier. En nou moeten we jou geloven? Als je
nou zover bent dat je toegeeft dat je op de Apeldoornseweg bent
80
Ömer wordt dus verteld dat er twee mogelijkheden zijn: óf hij heeft bui-
ten gewacht, en dan krijgt hij pakweg twee jaar, óf hij is de moordenaar,
en dan krijgt hij misschien wel twintig jaar. Ömer moet dus helpen bewij-
zen dat hij buiten gewacht heeft, en niet steeds liegen over de juiste auto.
Want als hij blijft liegen, zal Ad zijn baard er aftrekken zodat hij lijkt op de
compositietekening en zeggen dat hij de moordenaar is. Qua verhoortech-
niek betoont onderzoeksleider Ad zich opnieuw nog primitiever dan zijn
ondergeschikten Ben en Henk.
81
Ad zegt voordat hij wegloopt dat hij nog iemand mist. Hij bedoelt natuur-
lijk Adnan, die door Şevket genoemd was als de schutter.
Verhoorder Henk: Nou, welke auto reed Kemal? Welke auto reed Ke-
mal daar? Apeldoornseweg. Met welke auto reed hij daar rond? Met
welke auto? Zit je weer zo lang te denken! Met welke auto? Want dat
weet jij heel goed! Dat weet jij heel goed!
[Ben komt weer terug]
Verhoorder Ben: Cem, hebben muurfout gedaan [fonetisch].
Ömer: Maar Ben, ik rijd altijd Mercedes.
82
Letterlijk voorzeggen, zoals Ad deed met de kleur blauw, doen zij echter
niet:
Weer fout. Nu wordt het moeilijker voor Ömer. Met de namen van Nevzat,
Kemal, Hasan, Şevket en Huseyin heeft Ömer iedereen uit de groep rond
Nevzat genoemd. Hoe kan Ömer nu nog bedenken welke naam de verhoor-
ders blijkbaar willen horen? Hij vindt daarvoor dan echter een ingenieuze
oplossing:
Verhoorder Ben: Ja. Wie nog meer? Cem, ik weet het al.
Verhoorder Henk: Zeg het dan.
Verhoorder Ben: Zeg het maar. Je weet het. Cem, jongen. Kom, je
bent maar een klein mannetje, kom.
Verhoorder Henk: Nou?
Ömer: Eh, Huseyin, en eh…
[Paar seconden stilte]
Verhoorder Ben: Vertel het me maar.
Ömer: Nog, eh, ik heb die foto gezien [Ömer wijst op de tafel]. Die
kale jongen, weet je wel.
Op de opname van het verhoor is te zien dat er geen foto op tafel ligt. In
eerdere verhoren heeft Ömer echter diverse malen een map moeten inkij-
ken met daarin foto’s van enkele mogelijke verdachten in deze zaak en
moest hij zeggen of hij iemand herkende. In die map heeft Ömer blijkbaar
nog een foto gezien, en foto’s van mensen in die map hebben kennelijk iets
met deze zaak te maken.
83
84
Ömer geeft het evident foutieve antwoord dat hij gelooft dat er geschoten
is toen er een oude man en een oude vrouw binnenkwamen. Hoe komt
Ömer daarbij? Misschien omdat in eerdere verhoren iets was gevraagd over
wat Nevzat ooit in de auto zou hebben gezegd: een oude man die thuis veel
geld bewaarde in een kluis onder het bad, waarbij de vrouw in gijzeling zou
worden genomen? Omdat Ömer het verkeerde antwoord geeft, benadrukt
verhoorder Ben direct dat Ömer het misschien wel niet zeker weet.
Ömer had gezegd: een oude man en een oude vrouw, en dat is weliswaar
onzin, maar het klopt wel met de informatie van de politie dat er twee
mensen beschoten waren en dat laat verhoorder Ben hier Ömer dus zeg-
gen. Maar dan neemt het verhoor een verrassende wending, want Ömer
blijkt iets heel anders te bedoelen:
85
zegt Ömer nu. Zo dadelijk zal blijken dat Ömer met die Hollandse jongen de
‘kale jongen’ bedoelt van wie hij eerder een foto op tafel heeft zien liggen.
Nu heeft Ömer dus gezegd dat de Hollandse jongen ook heeft geschoten,
maar als verhoorder Ben opnieuw vraagt wie er geschoten heeft, keert
Ömer weer terug naar zijn aanvankelijke antwoord: Kemal.
Refereert Ömer hier aan iets wat hij wellicht bij de rechter-commissaris
heeft gehoord, namelijk dat Şevket volgens Herman gezegd zou hebben
dat er in dat grote huis niets te halen was?
86
Hier begint Ömer met een nieuw thema, dat vervolgens steeds zal terug-
keren: benadrukken dat hij niet wist wat zijn kompanen bij dat huis gingen
doen. Even op bezoek gaan, hadden ze gezegd. Blijkbaar begint Ömer weer
een beetje bij zijn positieven te komen en probeert hij te redden wat er nog
te redden valt. Maar dit is niet wat de verhoorders nu interesseert.
Ömer heeft zojuist gezegd dat er niets was meegenomen. Als verhoorder
Ben dan vraagt of er niets was meegenomen, begrijpt Ömer dat dit ant-
woord blijkbaar verkeerd was en zegt hij dat hij denkt dat er juwelen zijn
meegenomen. Wat voor juwelen weet hij niet. (In werkelijkheid is de gou-
den slavenarmband van Geke verdwenen.) En er is geld meegenomen, zegt
hij. Het bedrag blijft vaag: misschien tien twintig duizend gulden.
87
Ömer zegt dat hij gehoord heeft dat er twee of drie keer werd geschoten.
Dat klopt behoorlijk goed: er moet in werkelijkheid twee keer zijn gescho-
ten. Verhoorder Ben keert weer terug naar de blauwe Volkswagen Golf:
Verhoorder Ben: Maar als je met zoveel mensen bent, welke auto’s
waren erbij dan?
Ömer: Eh, Mercedes.
Verhoorder Ben: Ja.
Ömer: Eh, die Peugeot Pé [fonetisch], ik heb het nooit vragen waar
wij gaan, weet je wel.
Verhoorder Ben: Ja.
Ömer: Hun hebben gezegd, wij gaan ergens…
Ömer wil opnieuw benadrukken dat hij niet wist dat zijn kompanen op de
Apeldoornseweg iets crimineels wilden gaan doen.
Verhoorder Ben: Maar was er nog een andere auto bij dan?
Ömer: Dat weet ik niet wat andere auto, want ik hebben nou verge-
ten. Wij zijn die auto’s naar…
Verhoorder Ben: Hoeveel?
Ömer: Eh, drie auto’s.
Verhoorder Ben: Oh, drie auto’s.
Ömer: Ja, wij hebben drie auto’s, maar ik weet niet precies eh eh
welke auto’s.
88
Verhoorder Ben: Ja? Denk eens goed na wat voor auto dat is geweest.
Ömer: Wat eh?
Verhoorder Ben: Welke auto zou dat kunnen zijn dan. Denk eens
goed na. Is belangrijk.
Ömer: Eh, als, goed, is, eh, kan weeweeweeboetbezin [fonetisch].
Verhoorder Ben: Hoe?
Ömer: Weeweewee [fonetisch].
Verhoorder Ben: Blauwe BMW?
Ömer: Ja, blauwe BMW denk ik.
De eerder door Ömer genoemde auto’s waren weliswaar fout, maar dat
was begrijpelijk. Hij noemde gewoon alle auto’s die gebruikt werden door
Nevzat en Kemal. Nu noemt hij iets onverstaanbaars waarvan verhoorder
Ben een blauwe BMW maakt, en dat bevestigt Ömer. In de kringen rond
Ömer, Nevzat en Kemal werd voor zover bekend geen BMW gebruikt.
Verhoorder Henk is inmiddels teruggekeerd met de map waarin zich de
foto zou moeten bevinden van de ‘kale jongen’ die er volgens Ömer ook
bij geweest was. Ömer gaat bladeren in de map. Verhoorder Ben weet op
dit moment blijkbaar al dat Ömer met de ‘kale jongen’ die er ook bij was
dezelfde persoon bedoelt als met de ‘Hollandse jongen’ die ook geschoten
heeft:
89
Met de ‘kale jongen’ en de ‘Hollandse jongen’ bedoelt Ömer dus Dave, die
hij wel eens bij Kemal thuis heeft gezien. Dave kwam al eerder ter sprake.
Uiteindelijk zal ook hij voor de Arnhemse villamoord veroordeeld worden.
Hij was vóór deze moordzaak blijkbaar al in beeld, gezien het feit dat zijn
foto in deze map zat. De politie had hem al gehoord als getuige over crimi-
nele activiteiten van vooral Nevzat. Hij heeft eerder in huis gewoond bij
Herman. Hij heeft ook een poosje bij Marie gewoond.
Ömer: Die [Dave], hij en die Kemal. Nevzat, samen de plannen ge-
daan.
Verhoorder Ben: Hij en Kemal samen de plannen gedaan?
90
Ömer: Ja, hun hebben die eh dan eh hun hebben gezegd, ik weet he-
lemaal niks, wij gaan even bezoeken, dan eh wij hebben twee of drie
auto, weet ik niet precies, weet je wel, te lang geleden, wij hebben
daar geweest en eh hij, Kemal, Hasan, eh, en Nevzat…
Verhoorder Ben: Ja.
Ömer: Eh, naar binnen waren.
Verhoorder Ben: Ja.
Ömer: Hun gaan naar binnen, Deze doet schot. [Ömer wijst de com-
positietekening aan]
Verhoorder Henk: Ja. Dat moet je niet zeggen.
Ömer: Ja.
Ömer herhaalt dat hij van niks wist en dat de anderen alleen gezegd had-
den dat ze even ergens een bezoek gingen afleggen. Ömer vervaagt het
aantal auto’s nu tot twee of drie. Hij wijst ook de schutter aan – de man van
de compositietekening. Dat helpt de politie uiteraard niet verder.
91
Tot dusver had Ömer gezegd dat Hasan buiten gewacht had. Nu heeft
Hasan dus niet buiten gewacht.
92
Ömer: Ja.
Ad: En Huseyin?
Ömer: Huseyin wachtete buiten. Bij mij.
Ad: Huseyin was bij jou.
Ömer: Ja. Hij wachtte die buiten.
Ad: Buiten. Ömer buiten.
Ömer: Ik zit gewoon in de auto!
Ad: Şevket, waar was die?
Ömer: Şevket ook buiten wachten.
Ad: Ook buiten.
Ömer: Ja.
Ad: Buiten.
Ad: Eh, vergeet je er nog één, of niet?
Ömer: Eh, dat is zo lang, misschien kan vergeten.
Ad: Nee, dat vergeet je niet.
Ömer: Wat uh?
Ad: Dit vergeet je niet. Dit vergeet je niet. Je weet heel goed wie erbij
waren. Ik vraag alleen…
Ömer: Ja.
Ad: Of je nog iemand vergeet.
93
Ömer: Kan best. Ik kan vergeten wat. Maar wie? Dat is een goeie
vraag, hè?
[Ömer bladert in de fotobladen]
Verhoorder Ben: Aan de achterkant staat alleen de namen.
Verhoorder Henk: Alleen de namen.
Ömer: Alleen de namen.
Verhoorder Ben: En hij moet er niet bij.
Verhoorder Henk: Nee, nee, klopt.
[Verhoorder Ben schuift vel naar verhoorder Henk, die het vel weg-
legt]
Ömer: U vragen alleen wie binnen geweest, hè?
Verhoorder Ben: Nee, wie er allemaal bij zijn…
Ad: Wie er allemaal bij zijn geweest.
Verhoorder Ben: Bij de hele, bij die avond.
Ömer: Geldt mijn foto ook.
Ad: Hè?
Ömer: Mijn foto ook.
Ad: Ja, ja, ja.
Verhoorder Ben: Jij zit hier. [Ömer lacht]
Ad: Nee, ik bedoel nog wat anders. [Tegen verhoorder Ben en ver-
hoorder Henk:] Jullie snappen wel wat ik bedoel? [Ad staat op]
Verhoorder Ben [tegen Ad]: Ja, ja. [Tegen Ömer:] Hé, kan het zijn dat
je iemand vergeten bent die…
Ömer: Kan best ik heb vergeten.
Verhoorder Henk: Nou, denk even goed na dan.
Verhoorder Ben: Misschien dat ie wel in die map zit.
Ad: Kijk eens even.
Verhoorder Ben: Kijk eens even. Kijk, loop die map even door.
Ad: Ja. Gaan we profilet doen [fonetisch].
[Ad en Ben lopen de kamer uit. Ömer bladert]
Verhoorder Henk: Eén bladzijde.
94
Hasan die eerder buiten wachtte, is nu dus ook mee naar binnen gegaan.
95
Eerder had Ömer al in het wilde weg allerlei auto’s genoemd. Maar zijn de
namen die hij noemt van de personen die hebben meegedaan minder wil-
lekeurig? Dit inzicht begint nu blijkbaar ook een beetje door te dringen tot
verhoorder Ben.
96
Verhoorder Henk: Ja! Dat weet je zeker. Hij wees hem gelijk aan, de
foto.
Verhoorder Ben: Ja. Danyal.
Ömer: Eh, mag ik u nog even kijken, die foto?
Verhoorder Ben: Die man uit eh…
Ömer: Perché [fonetisch]?
Verhoorder Ben: Hè?
Ömer: Wat zegt u?
Verhoorder Ben: Uit Nijmegen.
Ömer: Ja, uit Nijmegen.
Verhoorder Henk: Nou, kijk nog maar even rustig naar ze.
Nu is Danyal dus weer niet binnen geweest. En heeft hij misschien met
deze hele overval niets meer te maken. Ömer bladert weer in de map. De
tolk komt nu na twee uur afwezigheid weer binnen, met een blad met kof-
fie. Hij was eerder weggestuurd, zogenaamd omdat er telefoon voor hem
was. Later, tijdens de behandeling bij het hof, zullen de verhoorders verkla-
ren dat het tijdelijk wegsturen van de tolk opzet was. Men wilde meer druk
op Ömer kunnen zetten, en een tolk werkt onvermijdelijk als een soort buf-
fer tussen verhoorders en verdachte.
Ömer geeft verhoorder Henk een vel met drie foto’s erop.
97
Tot dusver heeft Ömer steeds gezegd dat Kemal geschoten had. De ver-
hoorders hebben steeds weer opnieuw gevraagd wie er geschoten heeft,
en nu begint Ömer te begrijpen dat ‘Kemal’ dus misschien niet het goede
antwoord was.
Er wordt op de tafel een rij van vier foto’s aan de kant van verhoorder Henk
gelegd.
Ook het fotoblad van Adnan wordt bij de rij aan de kant van verhoorder
Henk gelegd.
Verhoorder Ben schuift het fotoblad van Kemal naar de rij van degenen die
naar binnen zijn gegaan.
98
De verdeling is nu dus: Nevzat, Kemal, Hasan, Dave en Adnan zijn naar bin-
nen gegaan; Şevket, Huseyin en Ömer zelf hebben buiten gewacht.
99
Herman? Die naam is nog helemaal niet genoemd bij de mogelijke deel-
nemers aan de overval. Herman staat wel hoog op de lijst met verdach-
ten in deze zaak, zo hoog dat hij na Nevzat als tweede is aangehouden. En
zijn auto, de blauwe Ford Scorpio, is even door Ömer genoemd als tweede
auto bij de overval. Maar verhoorder Ben noemt hier de naam van Herman
omdat hij de foto van Dave blijkbaar per abuis aanziet voor een foto van
Herman. De vermoeidheid is inmiddels zo groot dat deze fout door geen
van de aanwezigen wordt opgemerkt.
Na verhoorder Ben die zich afvroeg of Ömer niet gewoon allerlei namen
aan het verzinnen was, begint nu ook Ad blijk te geven van een begin van
gezond verstand: met zijn vijven of zessen naar binnen gaan is natuurlijk
vreemd. Waarom met zovelen? Het antwoord is natuurlijk simpel: Ömer
moest steeds nieuwe namen noemen omdat hij steeds niet de ‘goede’
naam van Adnan noemde, en nu hij eindelijk de foto van Adnan heeft aan-
gewezen is het aantal genoemde personen inmiddels al opgelopen tot acht
of negen: drie die buiten wachtten en vijf of zes die naar binnen waren
gegaan.
Ömer: Hè?
Ad: Veel. Zijn ze ook de woning ín gegaan?
Ömer: Ja, in gegaan.
Ad: Gewoon allemaal de woning ín? Naar binnen.
Ömer begrijpt dat de verhoorders vinden dat hij te veel mensen naar bin-
nen heeft laten gaan en probeert dit nu direct wat te relativeren:
Ömer: Ja, dat is zo, weet je wel. Hij [Hasan] en hij [Nevzat] buiten de
deur wachten.
Ad: Ja.
Ömer: En hij, hij en hij [Kemal, Adnan en Dave] naar binnen gaan.
Verhoorder Ben: Ja, ja, ja, ja.
Ömer: Ik heb gehoord, hij [Ömer wijst vermoedelijk de foto van Dave
aan] is echt professionele diefstallig.
Ad: Hm hm.
Ömer: Hij gaat heel goed inbraken doen.
100
Ad: Ja?
Ömer: Maar ik weet niet, want ik weet niet precies wat dat die daar
nou de niet in de mijn kop, weet je wel.
Dit is een goede vraag van verhoorder Ben. Ömer vermeldt een ‘poortje’.
Verhoorder Ben maakt daar direct een ‘poort’ van. Heeft de villa een poort?
De villa heeft een groot hek. Als Ömer dit hek zou kunnen beschrijven, zou
dat misschien duiden op daderkennis.
Ömer praat nu in het Turks met de tolk. Tegelijkertijd lopen Ad en verhoor-
der Ben een beetje uit beeld, waarbij Ad vraagt: ‘Wie had er nu geschoten?’
Tolk: Is het misschien beter voor hem om het op papier te zetten, hoe
die auto’s stonden of zo?
Verhoorder Ben: Ja. Ja. Eh, wie is nou de schutter?
Verhoorder Ben wijst op de foto’s van degenen die naar binnen zouden zijn
gegaan.
Ömer: Hij [Ömer wijst het vel met de foto van Adnan aan].
Ad: Waarom zei je dan eerst: hij [Kemal]?
Ömer: Eh, hij en hij alle twee gestolen.6
Ad: Ja.
101
Ömer: Eh, ik dacht eh hij ook geschoten maar denk alle twee die
schot.
Nu heeft Ömer dus begrepen dat Adnan het ‘goede’ antwoord op de vraag
naar de schutter was, maar als Ad hierover een kritische vraag stelt, is hij
ook direct bereid om zijn antwoord weer bij te stellen: zowel Adnan als
Kemal heeft geschoten.
Eerder heeft Ömer gezegd dat toen zijn kompanen na de overval weer
in zijn auto stapten, er niets gezegd was. Even later heeft hij gezegd dat
Kemal in de auto had gezegd dat hij (Kemal) geschoten had. Nu zou er dus
in de auto zijn gezegd dat Adnan en Kemal geschoten hadden.
102
Eerder had Ömer gezegd dat hij een bruin pistool gezien had. Elisa had mel-
ding gemaakt van een zwart pistool, en nu dus ook Ömer een zwart pistool
noemt, gaat verhoorder Ben hierop door:
103
Ömer beweegt zijn handen heen en weer met een tussenruimte die vari-
eert tussen de 20 en 30 centimeter, zodat menig formaat pistool daar wel
binnen past.
Met ‘zo’ bedoelt verhoorder Henk dat Ömer weer zijn handen zodanig heen
en weer beweegt dat zo’n beetje elk groot of klein pistool daar wel binnen
past.
Iedereen praat door elkaar. Ad en Ben lopen het beeld uit. Ömer gaat teke-
nen.
104
Je zou verwachten dat deze tekening van Ömer, gemaakt om het verhoor
te verduidelijken, als bijlage bij het proces-verbaal van het verhoor wordt
gevoegd. Bij het proces-verbaal van dit verhoor zit echter geen bijlage.
Ömer: Mijn auto stond hier. Andere auto gaat naar binnen met de
poort.
Tolk [tegen verhoorder Ben]: Dit is de weg.
Verhoorder Ben: Ja.
Tolk: Dit is de stoep.
105
106
107
Als Ömer inderdaad buiten in de auto gewacht heeft, kan hij door de
begroeiing de eigenlijke tuin bij de villa niet gezien hebben, zo merkt ver-
hoorder Henk terecht op. En als Ömer zegt dat de overval tegen midder-
nacht heeft plaatsgevonden, benadrukt verhoorder Ben direct dat Ömer
niet moet gokken. In werkelijkheid vond de overval plaats vóór acht uur
’s avonds. Toen was het nog licht. Het motregende toen een klein beetje, en
het klopt dus min of meer als Ömer zegt dat het regende. Op de opname is
te zien dat verhoorder Henk nu uit beeld loopt.
In een vorig verhoor had Ömer verteld over het tanken op 2 september 1998
na de lekke band, en hoe hij toen niet had kunnen betalen, en hij had ook
108
gezegd dat dit de enige keer was dat hij die dag had getankt. Dit laatste
was in het begin van dit verhoor tegen hem gebruikt, want de verhoorders
wisten van de administratie van het tankpasje van Ömer dat er die dag
met dat pasje drie keer getankt was. Steeds kleine hoeveelheden. De laat-
ste keer elf liter ’s avonds om tien voor negen. Deze tankbeurt valt natuur-
lijk niet zo gemakkelijk te rijmen met de overval: waarom zou je met een
nog bijna volle tank minder dan een uur na een dramatisch verlopen over-
val gaan tanken? Hoe dan ook: nu zijn dus die frequente tankbeurten ver-
klaard. Ömer rijdt graag met een volle tank. In een later verhoor zal hij nog
uitleggen dat hij denkt dat je met een volle tank zuiniger rijdt.
Ömer weet natuurlijk niet meer of hij die avond rond tien voor negen nog
getankt heeft, maar bevestigt wat verhoorder Ben hem vertelt, zoals hij
op de meeste punten probeert te zeggen wat hij denkt dat de verhoorders
graag willen horen.
109
Verhoorder Ben: Hoe, hoe weet… Is er daarna nog gezegd door ande-
ren wie er geschoten, wie er binnen zijn geweest? Is er nog met jou
over gepraat, wat er binnen is gebeurd?
[Turks]
Tolk: Er is niet meer over gesproken. Dat is zo gebleet [fonetisch].
Het is natuurlijk heel onwaarschijnlijk dat er, als Ömer inderdaad aan deze
zo rampzalig uit de hand gelopen overval zou hebben deelgenomen, later
niet over gepraat zou zijn. Zij zouden dan bijvoorbeeld al vrij snel gehoord
moeten hebben dat een van de twee vrouwen de schietpartij had over-
leefd. Het lijkt uitgesloten dat daarover dan niet gepraat zou zijn. Maar als
Ömer zou zeggen dat er wél over gepraat was, zou hij vervolgens met het
probleem zitten dat hij zou moeten verzinnen wat er dan precies gezegd
was.
110
Hasan zou dus volgens Ömer direct na de overval gezegd hebben dat er een
vrouw was doodgeschoten. Dat kan natuurlijk niet. Direct na de overval
moet(en) de dader(s) gedacht hebben dat er niet één maar twee vrouwen
waren doodgeschoten.
Tolk: Ja. Ze waren allemaal wel gechoqueerd. Er werd niet zoveel ge-
sproken.
Verhoorder Ben: Hoeveel mensen zijn doodgeschoten?
[Turks]
Tolk: Een oude dame is doodgeschoten.
[Turks]
Tolk: Ik heb het niet gezien.
Verhoorder Ben: Waar heb je dat gehoord?
[Turks]
Tolk: Dat heb ik gehoord toen Hasan, Nevzat en Kemal zaten te pra-
ten erover.
Verhoorder Ben: Wanneer?
[Turks]
Tolk: Drie, vier dagen later nadat het gebeurd is.
111
Zojuist had Ömer nog gezegd dat hij direct na de overval in het huis van
Kemal had gehoord over het doodschieten. Als hem ditzelfde opnieuw
wordt gevraagd, en hij dus denkt dat zijn eerdere antwoord blijkbaar ver-
keerd was – en inderdaad: als Ömer echt iets met het misdrijf te maken
heeft, kan hij nooit direct na de overval hebben gehoord dat er één vrouw
was doodgeschoten –, zegt hij dat hij dit pas een paar dagen later heeft
gehoord.
In de periode van ongeveer een uur direct nadat hij gezegd heeft dat hij
erbij is geweest, heeft Ömer allerlei dingen gezegd. Valt er op grond hier-
van iets te zeggen over de vraag of deze bekentenis waar of vals is? Gekeken
moet worden hoe goed de opmerkingen van Ömer passen in enerzijds het
scenario dat hij de waarheid vertelt, dat wil zeggen dat hij inderdaad als
chauffeur betrokken is geweest bij het misdrijf, en anderzijds het scenario
dat hij niets met dit misdrijf te maken heeft en er dus uit eigen ervaring
niets over weet, en dat hij alleen maar bekent omdat hij de druk van het
verhoor niet langer aankan en/of omdat hij bang is om anders veroordeeld
te worden op basis van valse verklaringen van anderen voor een rol die wel
eens meer zou kunnen zijn dan alleen optreden als chauffeur.
Wat heeft Ömer zoal verteld?
112
113
Ömer zegt aanvankelijk dat hij, nadat zijn kompanen naar de villa waren
gelopen, nog even heen en weer was gereden naar de Spijkerstraat – naar
de hoerenbuurt in het centrum van Arnhem. Als de verhoorders dit niet
geloven, trekt hij dit min of meer in en zegt hij dat hij al die tijd in de auto
is blijven wachten. In latere verhoren zal hij gaan vertellen dat hij ook nog
heeft rondgelopen. De eerste aanzet daartoe wordt al gegeven in dit ver-
hoor als Ömer het heeft over een grasveld bij de villa en verhoorder Henk
zegt dat je dit zittend in de auto niet kunt zien vanwege het struikgewas.
Kortom, je krijgt de indruk dat Ömer zijn verhaal verandert onder aan-
drang van de verhoorders. Dat past prima bij een valse bekentenis. Het past
minder goed bij een ware bekentenis.
Ömer geeft niet toe aan de suggestie dat hij met zijn auto de inrit van de
villa is opgereden. Dat past niet zo goed in beide scenario’s. Als Ömer de
waarheid vertelt, zou je verwachten dat hij vertelt over de blauwe Volks-
wagen Golf die volgens een getuige rond de tijd van het misdrijf de inrit is
opgereden. Dat doet hij echter niet. Als Ömer een valse bekentenis aflegt,
zou je verwachten dat hij meegaat met wat de verhoorders hem suggere-
ren. Ook dat gebeurt hier niet. Als Ömer echter onschuldig is, geldt dat hij
vooral bekent om zijn eigen rol te minimaliseren, en daar past bij dat hij zo
veel mogelijk afstand wil houden tot de plaats waar de moord is gepleegd
en dat past goed bij zijn weigering om toe te geven dat hij de inrit was
opgereden.
Ömer zegt nog veel meer over de auto of auto’s. Hij zegt er zoveel over omdat
de verhoorders er steeds naar vragen. Zij denken immers te weten met wat
voor soort auto de overval is gepleegd. Ömer zegt dat hij heeft gereden
met zijn eigen zilvergrijze Mercedes. Hij bezwijkt niet voor de aanzienlijke
druk dat hij hierover liegt. Om toch tot de gewenste blauwe Volkswagen
Golf te komen laten de verhoorders Ömer een tweede auto noemen. Ömer
noemt dan achtereenvolgens alle auto’s die in de kringen rond Nevzat en
Kemal in gebruik waren. Onderzoeksleider Ad zegt in zijn wanhoop over de
‘verkeerde’ antwoorden van Ömer op een bepaald moment eenvoudigweg
voor dat de gezochte auto blauw is. Als Ömer ten slotte het raden naar de
goede auto staakt, zegt hij dat hij zich alleen de kleur herinnert: blauw.
Dit alles past prima binnen het scenario van een valse bekentenis. Het valt
moeilijk te rijmen met het idee van een ware bekentenis. De blauwe Volks-
wagen Golf valt hoe dan ook moeilijk te rijmen met het idee dat de overval
gepleegd is door mannen uit de groep rond Nevzat en Kemal, want in die
114
kringen was rond de tijd van het misdrijf geen blauwe Volkswagen Golf in
gebruik.
Ömer vertelt wie aan de overval hebben deelgenomen. Hij zegt aanvanke-
lijk dat de overval is gepleegd door Nevzat en Kemal. De verhoorders willen
vooral de naam van Adnan horen. Adnan zou immers volgens Şevket de
schutter zijn geweest. Ömer gaat dus meer namen noemen. Hij noemt ach-
tereenvolgens de namen van iedereen die hij in de zomer van 1998 nage-
noeg dagelijks samen met Nevzat en Kemal in het café heeft zien zitten:
Şevket, Hasan en Huseyin. Als dit voor de verhoorders blijkbaar nog steeds
niet genoeg is, en het lijstje van directe kompanen dus eenvoudigweg is
uitgeput, herinnert Ömer zich een foto in de politiemap van iemand die hij
wel eens bij Kemal heeft gezien. Deze Dave wordt dan ook toegevoegd aan
de lijst van deelnemers. Ook de foto van ene Danyal zit in deze map en ook
hij wordt toegevoegd. En vervolgens weer weggehaald. En ten slotte wijst
Ömer in de map de ‘goede’ foto aan: de foto van Adnan. Nu hebben de ver-
hoorders de naam die ze willen horen en stopt het vragen naar nog meer
daders. Dit noemen van steeds meer daders past uiteraard prima binnen
het scenario van een valse bekentenis. Het past slecht binnen het scenario
van een ware bekentenis, vooral omdat het misdrijf op zichzelf beschouwd
lijkt te wijzen op slechts één dader. En omdat het hoe dan ook onwaar-
schijnlijk lijkt dat een eenvoudige overval op een villa gepleegd zou worden
door acht man, van wie er maar liefst vijf naar binnen gaan.
Ömer zegt veel over de vraag wie er heeft geschoten. Hij zegt aanvanke-
lijk steeds dat het Kemal was. De verhoorders menen te weten dat Adnan
had geschoten en vragen dus steeds opnieuw wie de schutter was. Op den
duur begrijpt Ömer blijkbaar dat hij dus het verkeerde antwoord heeft
gegeven en zegt hij dat niet alleen Kemal maar ook Dave heeft geschoten.
Als hij merkt dat ook dit antwoord niet geaccepteerd wordt, keert hij terug
naar Kemal. Als de verhoorders blijven vragen, wijst hij ten slotte de foto
van Adnan aan. Als onderzoeksleider Ad vraagt waarom hij eerst steeds
Kemal noemde, past Ömer zich direct aan en zegt dat zowel Adnan als
Kemal heeft geschoten. Dit wisselen van namen past goed binnen het idee
van een valse bekentenis. Het valt binnen het perspectief van een ware
bekentenis moeilijk te begrijpen waarom Ömer steeds de verkeerde naam
zou noemen.
Ömer laat zich herhaaldelijk uit over het gebruikte wapen. Hij heeft veel
verstand van wapens, en de verhoorders vragen ernaar omdat bekend is dat
er geschoten is met een 7.65-millimeterpistool, dat volgens het overlevende
115
116
van een ware bekentenis moeten we aannemen dat Ömer zich ruim een
half jaar later de tijd verkeerd herinnert. Dat lijkt vreemd, want op 2 sep-
tember, de datum van het misdrijf, is het om acht uur ’s avonds nog licht.
Binnen een valse bekentenis valt dit geheel verkeerde tijdstip uiteraard
goed te begrijpen.
Ömer zegt dat het regende tijdens de overval. Dat klopt min of meer: het
motregende toen heel licht. Dit detail is hem zo te zien niet voorgezegd.
Het past uiteraard goed binnen het scenario van een ware bekentenis. Bin-
nen het idee van een valse bekentenis moet het een gok zijn geweest. Het
noemen van de regen is een stuk waarschijnlijker binnen het perspectief
van een ware bekentenis dan binnen het perspectief van een valse beken-
tenis.
Ömer vertelt wat er na het misdrijf is gezegd. Eerst zegt hij dat er direct na
afloop in de auto niets is gezegd. Als de verhoorders dat niet geloven, zegt
hij dat er iets over schieten is gezegd. En dat Kemal heeft geschoten. Later
zegt hij dat hij toen heeft gehoord dat Kemal en Adnan hebben gescho-
ten. En dat hij direct na afloop in het huis van Kemal heeft gehoord dat er
een oude vrouw was doodgeschoten. Binnen het perspectief van een ware
bekentenis valt moeilijk te begrijpen waarom Ömer zijn verhaal bijstelt.
Nog moeilijker te begrijpen valt de opmerking over de oude vrouw die was
doodgeschoten: op dat moment moet(en) de dader(s) nog gedacht hebben
dat er twee vrouwen waren doodgeschoten, en het moet vervolgens voor
de dader(s) een schok zijn geweest toen hij of zij later hoorde(n) dat een
van de vrouwen het had overleefd. Binnen het perspectief van een valse
bekentenis valt dit alles uiteraard probleemloos te begrijpen.
Ömer zegt herhaaldelijk dat hij geen idee had wat zijn kompanen op de
Apeldoornseweg wilden gaan doen. Het is duidelijk waarom hij dit zegt:
om zo onschuldig mogelijk te lijken en om aldus zo weinig mogelijk straf te
krijgen. Dit past zowel binnen het scenario van een ware als van een valse
bekentenis.
Zowel voor de politie als voor de schrijvers van dit boek is de eerste beken-
tenis van Ömer het beslissende moment in het onderzoek naar dit misdrijf.
Tot het moment van de bekentenis van Ömer had de politie goede rede-
nen om te vermoeden dat de daders van de moord wel eens in de krin-
gen van Nevzat en Kemal gezocht moesten worden. Zodra Ömer bekent, is
voor de politie in principe de zaak rond. De verdachte heeft bekend en dus
heeft hij het gedaan, zo denkt de politie vanaf dit moment. Het feit dat de
117
Ongeveer een uur nadat Ömer voor het eerst heeft toegegeven dat hij bij
het delict betrokken is geweest, besluiten de verhoorders dat hij nu genoeg
heeft verteld om te beginnen met het opmaken van het proces-verbaal.
Ze benadrukken dat er natuurlijk nog vele verhoren zullen volgen, waarin
Ömer de gelegenheid zal krijgen om gedetailleerder te verklaren, maar dat
men nu al de eerste versie van Ömers verhaal wil vastleggen. Het is immers
al laat en er moet worden toegewerkt naar een afronding van de verhoren
voor deze dag.
Verhoorder Henk gaat dan typen en verhoorder Ben stelt vragen aan Ömer.
Verhoorder Ben stelt de vragen zo veel mogelijk in chronologische volgorde:
hij vraagt naar de gebeurtenissen vóór, tijdens en na het misdrijf. Het pro-
ces-verbaal volgt in de meeste gevallen vrij precies wat Ömer antwoordt
op de vragen van verhoorder Ben. Op een enkel punt wijkt het proces-ver-
baal af.
Een belangrijke afwijking zit aan het begin van de derde en laatste fase
van het verhoor. Verhoorder Ben begint met het vertrek van Ömer en de
anderen vanuit café Ada in Nijmegen naar het huis van Kemal in Arnhem.
118
Dat is dus nog voordat men vanuit het huis van Kemal zal vertrekken naar
de Apeldoornseweg.
Hoe laat zijn Ömer cum suis op 2 september 1998 vertrokken vanuit Nij-
megen naar het huis van Kemal? Ömer oppert dat dit rond kwart voor tien
’s avonds geweest moet zijn. Dat kan natuurlijk niet: het misdrijf vond
die avond immers vóór acht uur plaats. Verhoorder Ben wijst Ömer erop
dat hij die avond om tien voor negen nog getankt heeft. Ömer antwoordt
dat hij vanuit café Ada is gaan tanken en toen weer terug naar het café is
gegaan. Verhoorder Ben zegt dat dit niet kan, dat hij Ömer wil helpen en
dat hij denkt dat het vertrek vanuit Nijmegen naar Arnhem al veel eerder is
geweest. Ömer oppert dan aarzelend dat ze misschien al om half negen uit
Nijmegen zijn vertrokken. Dat is natuurlijk nog steeds te laat, en verhoor-
der Ben beëindigt dit stukje verhoor dan met de mededeling dat Ömer nu
begint te gokken en dat hij het dus blijkbaar niet meer weet. In het proces-
verbaal komt alleen maar te staan dat Ömer niet meer weet hoe laat ze uit
Nijmegen zijn vertrokken.
In de rest van het proces-verbaal is echter wél redelijk adequaat opgeschre-
ven wat Ömer antwoordt, ook als hij antwoorden geeft die niet sporen met
wat de verhoorders weten of denken te weten over het misdrijf. Zo wordt
Ömer gevraagd hoe laat men vanuit het huis van Kemal is vertrokken naar
de Apeldoornseweg. Als Ömer antwoordt dat dit rond half elf of half twaalf
’s avonds geweest is, dan wordt dit antwoord, dat natuurlijk niet te rijmen
valt met de tijd van het misdrijf, toch zo opgeschreven als Ömer het gezegd
heeft.
Wie hebben er deelgenomen aan het misdrijf? Tijdens de voorafgaande
fase van het verhoor had Ömer aanvankelijk gezegd dat Kemal en Nevzat
het gedaan hadden, en daarna waren er geleidelijk steeds meer namen bij
gekomen. Eerst Şevket. Toen Hasan. Toen Huseyin. Toen Dave. Toen Danyal,
die echter ook al snel weer was afgevoerd. Toen Adnan, en daarna was niet
verder doorgevraagd naar nog meer mogelijke mededaders. In deze derde
en laatste fase van het verhoor is er geen sprake meer van zulke veran-
deringen in de personele samenstelling: aan het misdrijf is deelgenomen
door Ömer zelf, Nevzat, Kemal, Şevket, Hasan, Huseyin, Dave en Adnan. Dat
is wat Ömer zegt en dat staat dan ook zo in het proces-verbaal.
Wie zijn er naar binnen gegaan? In de vorige fase was sprake van grote
variatie in de namen die Ömer in dit verband noemde. In deze derde fase
geeft hij eenduidig antwoord. Het ging om Kemal, Nevzat, Hasan, Dave
119
120
Daderkennis?
121
Tolk: Hij heeft het gezien vanuit zijn binnenspiegel dat een vrouw
hier binnen liep.
Verhoorder Ben: Liep?
[Turks]
Tolk: En zij kwam met een auto.
Verhoorder Ben: Ja. [onverstaanbaar] binnen gezet.
[Turks]
Verhoorder Ben: Weet je de kleur van die auto nog?
[Turks]
Tolk: Ik stond daar vrij ver van het huis.
Verhoorder Ben: Toen jij zat te wachten in jouw auto.
[Turks]
Tolk: Ik zat in mijn auto. Ik ben nooit buiten geweest.
Verhoorder Ben: Jij zat te wachten in jouw auto, van welke kant komt
die auto dan?
[Turks]
Tolk: Uit Arnhem.
Verhoorder Ben: Weet je zeker?
Ömer: Ik ben zeker, ja. Dus ik kwam die kant op. Richting die kant op
omdat ik weet.
Verhoorder Ben: Maar hij komt hier langs rijden dan bij jou?
Ömer: Wat zegt u?
Verhoorder Ben: Komt ie hier langsrijden?
Ömer: Nee, nee, nee.
[Turks]
Tolk: Zoals ik het gezien heb vanuit mijn binnenspiegel.
Verhoorder Ben: Ja.
Tolk: Kwam de auto hier vandaan.
Verhoorder Ben: Ja.
Tolk: En meteen rechtsom gekeerd.
Verhoorder Ben: Ja.
Tolk: En…
Verhoorder Ben: Oké.
Tolk: De oprit opgegaan.
Verhoorder Ben: En hoe kon u zien dat het een vrouw was?
[Turks]
Tolk: Dat was duidelijk, dat het een dame was.
Verhoorder Ben: Ja, waar zag u dat aan dan?
122
[Turks]
Tolk: Hij kon het wel zien vanuit de auto dat ze hier liep.
Verhoorder Ben: Ja, kunt u dat zien? Van waar uit?
[Turks]
Verhoorder Ben: Waar liep zij heen dan?
[Turks]
Tolk: Zij heeft de auto hier geparkeerd.
[Turks]
Tolk: Wat ik mij kan herinneren omdat…
[Turks]
Verhoorder Ben: Dus jullie zijn allemaal om het huis heen gegaan?
[Turks]
[Iedereen praat nagenoeg onverstaanbaar door elkaar heen]
Verhoorder Ben [tegen verhoorder Henk]: Ja, nee, hij heeft gezien
vanuit zijn auto.
Verhoorder Henk: Ja.
Verhoorder Ben: Dat een vrouw met een auto de oprit in reed.
Verhoorder Henk: Ja, dat heb ik.
Verhoorder Ben: Ja, die auto daar parkeerde, en dat die vrouw uit-
stapt, en dat ie als het ware deze kant dus eh rechts om de woning
heen loopt. Vanuit hem gezien rechts om de woning.
[Turks]
Tolk: Met haar eigen sleutel deed zij de deur open.
[Turks]
Tolk: Dat is wat ik mij kan herinneren.
Verhoorder Ben [tegen verhoorder Henk]: Dat heeft ie niet gezien.
Verhoorder Henk [tegen verhoorder Ben]: Jawel.
Verhoorder Ben: En daaruit concludeert u dat de vrouw thuis was
gekomen.
[Turks]
Tolk: Ja.
Verhoorder Ben: Oké. Maar toen waren hunnie daar al, hè?
[Turks]
Tolk: Toen waren ze al binnen, ja.
[Turks]
Tolk: Of beter gezegd, niemand was nog niet eruit gekomen.
Verhoorder Ben: Ze waren nog niet bij je auto terug.
[Turks]
123
Verhoorder Ben: Duurt het dan nog lang voor het eh…
[Turks]
Tolk: Ja, ongeveer 15 à 20 minuten hebben we daar gewacht.
[Turks]
Tolk: Ik weet het niet zeker, maar zoiets was het wel.
Verhoorder Ben: Maar we komen daar nog wel op terug. Goed, ehm,
had men handschoenen aan?
Dit is een passage die nadere aandacht verdient. Het lijkt hier te gaan om
Elisa, die met haar auto aankwam bij de villa en naar binnen ging toen het
misdrijf in volle gang was. Hoe wist Ömer dat er tijdens het misdrijf een
vrouw bij de villa was gekomen en naar binnen was gegaan? Was hierover
in alle publiciteit over de moord op de Apeldoornseweg misschien ooit iets
geschreven of gezegd? Ömer heeft voordat hij begon te bekennen altijd
gezegd dat hij zo goed als niets over het misdrijf wist. Niets wijst erop dat
hij aan materiaal uit het strafdossier meer heeft mogen zien dan (bij de
rechter-commissaris) stukken uit de verklaring van Şevket. De wetenschap
dat er tijdens het misdrijf een vrouw aankwam bij de villa, lijkt op het eer-
ste gezicht dus daderkennis.
Dat is opmerkelijk. Want tot dit moment had Ömer nog geen blijk gegeven
van daderkennis. Hij had zelfs dingen verklaard die beslist onjuist waren.
Opmerkelijk aan deze passage is niet alleen dat het om daderkennis lijkt
te gaan – zo mogelijk nog opmerkelijker is iets anders. De passage begint
met verhoorder Ben, die zegt: ‘En je zei straks ook: er was iemand thuis
gekomen, wat was dat voor verhaal?’ Ömer zou dus eerder iets gezegd heb-
ben over iemand die thuis was gekomen? Maar heeft Ömer zoiets gezegd?
Ömer kan dit onmogelijk hebben gezegd voordat hij begon te bekennen,
want toen zei hij steeds dat hij niets met het misdrijf te maken had en
dat hij zelfs niet wist waar de Apeldoornseweg lag. En vanaf het moment
waarop hij begon met bekennen is alles opgenomen, en op die opname is
te zien dat Ömer nergens iets zegt over iemand die thuis is gekomen. Er zit
weliswaar een gat in de opname omdat de band vol is en er dan een nieu-
we band wordt gestart. Maar volgens de etiketten op deze videobanden,
waarop ook de tijden genoteerd staan, zouden beide banden naadloos op
elkaar aansluiten en er zijn aanwijzingen dat de op de video’s vermelde tij-
den goed kloppen. Noch aan het eind van de aflopende band, noch aan het
begin van de volgende band gaat het verhoor over thema’s die zelfs maar
124
in de buurt komen van de vraag of er tijdens het misdrijf iemand thuis was
gekomen.
Hoe valt dan toch te verklaren dat verhoorder Ben zegt dat Ömer het er
eerder over heeft gehad dat er iemand thuis was gekomen? Verzint Ben
dit? Boze opzet lijkt onwaarschijnlijk. Het gaat hier immers om verhoorders
die voortdurend, hoe onbeholpen ook, hun best doen om geen daderkennis
weg te geven.7 Is het een vergissing? Maar hoe kan men zich op een zo
belangrijk punt van daderkennis vergissen inzake de vraag of de verdachte
dit al wel of nog niet heeft genoemd?
De enig denkbare verklaring lijkt de volgende. Ömer had eerder gezegd dat
er geschoten was toen er een oude man en een oude vrouw waren binnen-
gekomen. Onzin natuurlijk. Er speelt geen enkele ‘oude man’ een rol in deze
zaak. En er was niet geschoten toen er iemand binnenkwam.
De verhoorders hoopten ongetwijfeld dat Ömer iets zou zeggen over de
aankomst van Elisa bij de villa. En Ömer had inderdaad iets gezegd over
de aankomst van mensen tijdens het misdrijf (een oude man en een oude
vrouw) en daarvan maakte verhoorder Ben nu dat Ömer iets gezegd had
over dat er iemand thuis was gekomen. Ömer bevestigt dan dat er een
vrouw was komen aanlopen. Dat lopen klopt natuurlijk niet. Elisa was
immers komen aanrijden met de auto. Maar ‘een vrouw’ klopt wel. Zegt
Ömer ‘een vrouw’ vanwege het door hem ooit van Nevzat gehoorde plan
over een huis met een oude man waarbij de vrouw in gijzeling genomen
zou worden, en omdat dit erop wijst dat dus verwacht werd dat er een
vrouw thuis zou zijn of thuis zou komen? Hoe dan ook, Ömer heeft het over
aan komen lopen, en als de verhoorder sceptisch reageert op dat woord
‘lopen’ corrigeert Ömer het direct tot aankomen met de auto. De richting
van waaruit de vrouw met de auto komt aanrijden (uit de richting van Arn-
hem) klopt niet met de richting van waaruit Elisa in werkelijkheid is komen
aanrijden.
De vrouw die was komen aanrijden, opende met een sleutel een deur en
ging daar naar binnen, aldus Ömer. Dat klopt natuurlijk ook niet. Elisa heeft
naar eigen zeggen eerst beneden aan de voorkant van het huis aangebeld
en is, toen er niet werd opengedaan, achterom via de buitentrap naar de
eerste verdieping gelopen, waar ze de deur gewoon zonder sleutel open-
deed. Er zitten dus rare dingen in dit verhaal van Ömer over de vrouw die
aankwam – verderop zal deze kwestie nog herhaaldelijk ter sprake komen.
125
Weggelaten is hier dus dat Ömer zegt dat hij gezien had dat de vrouw met
een sleutel een deur opende en daar naar binnen was gegaan.
Ömer praat op een bepaald moment even met de tolk in het Turks, en ver-
hoorder Henk vraagt dan aan de tolk wat Ömer zojuist zei. De tolk ant-
woordt: ‘Er is een beetje te veel druk op mij uitgeoefend, zegt hij. Toen
ik weg was.’ Als de tolk dit zegt, zit Ömer er lachend bij. Kort daarna zegt
Ömer dat hij niet bang is voor de politie: ‘Politie zijn echt aardige mensen’,
en hij zwaait dan nog even lachend naar de camera.
Helemaal aan het eind van het verhoor, als het proces-verbaal uitgeprint,
voorgelezen, opnieuw uitgeprint en ondertekend is, en als Ömer al weg is,
komen de verhoorders Ben en Henk nog even terug de verhoorkamer bin-
nen. Lachend. Ze schudden elkaar de hand. Verhoorder Henk zegt:
‘Ik zeg tegen [Ad], ik zet er een beetje druk op, dan drukt ie zijn eigen
wel tiebo [fonetisch]. Hij had geen kans meer om te denken, hè?’
En terwijl ze het beeld uit lopen, is nog net te horen hoe verhoorder Ben
zegt: ‘Die vieze vuile…’ en dan noemt hij de naam van de echtgenoot van
slachtoffer Geke. Deze laatste opmerking is onbegrijpelijk. Wat heeft ver-
hoorder Ben tegen de weduwnaar van het slachtoffer?
Het verhoor waarin Ömer voor het eerst bekent, eindigt op vrijdag 9 april
na middernacht. De volgende dag, zaterdag 10 april, wordt ’s middags weer
begonnen met verhoren. Het eerste verhoor van die dag duurt ongeveer
een uur. Verhoorder Ben zegt tegen Ömer dat het de vorige dag ‘een zwaar
126
verhoor’ was geweest en dat hij moet zeggen als hij te moe is. In dat laat-
ste verhoor van de vorige dag was de bekentenis er, aldus verhoorder Ben,
‘in ruwe vorm’ uitgekomen; de bedoeling van de komende verhoren was
om de verklaring van Ömer verder ‘bij te schaven’. Dit eerste verhoor van
zaterdag 10 april gaat over wat Ömer in de weken vóór 2 september zoal
gehoord had van Nevzat en kompanen over plannen voor inbraken. Om
welk huis of welke huizen het daarbij precies ging, weet Ömer niet. Eén
keer hadden ze willen inbreken in een woning in Den Bosch; die inbraak
was niet doorgegaan. Bij de plannen voor inbraken was ook herhaaldelijk
de naam van Herman gevallen. Herman was goed in het uitschakelen van
alarmsystemen, aldus Ömer. Of het bij al deze plannen voor inbraken ook
gegaan was om het plan dat uiteindelijk geleid had tot het delict op de
Apeldoornseweg, weet Ömer niet.
’s Avonds wordt Ömer opnieuw verhoord. In dat verhoor wordt geprobeerd
om de eerste bekentenis, door verhoorder Ben getypeerd als ‘een ruwe dia-
mant’, verder bij te slijpen.
Ömer vertelt hoe hij de dag vóór 2 september 1998 samen met Şevket en
Hasan was teruggekeerd uit Duitsland. Ze hadden daar geprobeerd geld
te halen waarop Hasan en Kemal recht hadden – geld dat te maken had
met handel in verdovende middelen. In de nacht van 1 op 2 september had
Ömer nog in Duitsland getankt, zo bleek uit de afschriften van zijn travel-
card. Ömer vertelt dat je met een volle tank zuiniger rijdt – dit moet dus de
verklaring zijn voor het feit dat hij zo vaak tankt. Zo had Ömer bijvoorbeeld,
zoals we al zagen, op 2 september 1998 maar liefst drie keer met zijn travel-
card getankt. Het gesprek komt weer op de lekke band van Ömer op 2 sep-
tember, hoe hij toen werd geholpen door Kemal en hoe vervolgens het bus-
je van de vader van Kemal werd bijgetankt, waarbij de travelcard van Ömer
weigerde. Verhoorder Ben oppert dat men na het tanken naar café Ada in
Nijmegen is gegaan. Ömer denkt dat dat klopt: dat ze toen aan het eind
van die middag naar café Ada zijn gegaan. En dat ze vanuit café Ada weer
zijn vertrokken om een uur of 9. Verhoorder Ben zegt direct dat dat niet kan
‘want wij weten wanneer die vrouw doodgeschoten is’, en deze opmerking
van Ömer wordt dan ook niet opgeschreven in het proces-verbaal.
Vanuit café Ada ging men volgens Ömer naar het huis van Kemal. Hoe
laat vertrok men vanuit dat huis naar de Apeldoornseweg? In de eerdere
verhoren had Ömer steeds gezegd dat het delict tegen middernacht was
gepleegd. Hij had gezegd dat het toen donker was. Nu vroeg verhoorder
Ben of het, toen ze bij Kemal vertrokken, donker was of niet. Het antwoord
127
van Ömer kwam er nu op neer dat het toen schemerig was geweest. Er
wordt weer gevraagd naar de auto’s. Ömer zegt dat, behalve zijn Mercedes,
de andere auto de Peugeot was. Of misschien een Opel Senator. En dan
zegt hij dat er niet twee maar drie auto’s waren. De derde auto was een
– fonetisch – Forto Zeventig. Verhoorder Ben zegt dat Kemal in die tijd een
Volkswagen had. De verhoorders willen natuurlijk nog steeds een blauwe
Volkswagen Golf uit Ömer krijgen, maar ook nu lukt dat weer niet.
Toen men vanuit het huis van Kemal met twee of drie auto’s naar de Apel-
doornseweg reed, ging men volgens Ömer eerst even tanken. Verhoorder
Ben vraagt Ömer of hij toen zelf ook nog getankt heeft. Ömer antwoordt
dat dit niet zo was omdat hij immers kort daarvóór nog getankt had –
Ömer kent immers de uitdraai van zijn travelcard, waarop vermeld staat
dat hij om 20.50 uur had getankt – en Ömer zit nog steeds op het spoor
van een misdrijf dat veel later die avond was gepleegd. Verhoorder Ben
antwoordt direct dat dit niet kan; hij weet immers dat het misdrijf niet
na maar vóór 20.50 uur is gepleegd. Ben zegt dat hij nog wel een keer zal
uitleggen waarom dit niet kan.
Ömer zegt dat ze, voordat ze naar de plaats delict zijn gereden, eerst nog
even naar de Spijkerstraat zijn geweest om vrouwen te kijken en dat men
van daaruit richting Apeldoorn was gereden. De Spijkerstraat ligt op
ruim twee kilometer afstand van de villa op de Apeldoornseweg. De Apel-
doornseweg is een lange weg, met flauwe bochten. Ömer zegt dat ze daar-
na zo’n twee- of drieduizend meter gereden moeten hebben. Verhoorder
Ben vraagt Ömer of hij zich nog herinnert hoe die weg liep. Ömer zegt dat
hij zich een ‘scherpe bocht’ herinnert. Er zit in de Apeldoornseweg geen
scherpe bocht, en deze opmerking van Ömer wordt dan ook niet opgeno-
men in het proces-verbaal. Ömer zegt dat er links aan die weg een pizzeria
ligt. Verhoorder Henk corrigeert dit tot een patatkraam en het is dan ook
een patatkraam die vervolgens vermeld staat in het proces-verbaal.
En dan is het verhoor aangekomen bij het moment waarop de auto’s stop-
pen bij het huis op de Apeldoornseweg. Ömer zegt bij monde van de tolk
dat het ‘een heel mooi huis’ was. En: ‘Het is een eh een huis? Of is het een
eh leefcentrum, asielzoekerscentrum? Of een bejaardentehuis?’ In wer-
kelijkheid is het huis in kwestie een witte villa met een beneden- en een
bovenverdieping. Geen uitzonderlijk groot huis en zeker niet een asiel-
zoekerscentrum of een bejaardentehuis. Verhoorder Ben schenkt hier dan
ook geen aandacht aan en het wordt uiteraard ook niet vermeld in het
proces-verbaal.
128
Ömer vertelt hoe hij zijn auto iets verderop langs de weg parkeerde, hoe
Şevket de oprit inreed en hoe iedereen uit de auto van Şevket stapte, waar-
op verhoorder Ben zegt dat Ömer dit vanuit zijn auto verderop langs de
weg onmogelijk heeft kunnen zien. Iets later zegt verhoorder Ben dat Ömer
ongetwijfeld iets anders gezien heeft, namelijk dat Şevket de oprit inreed
en dat hij er even later weer uitreed en dat toen alleen Şevket nog in de
auto zat. Ömer spreekt dat niet tegen.
Dan begint verhoorder Ben weer over de vrouw die Ömer had zien aanko-
men toen de anderen al binnen waren. Ben vraagt Ömer of hij die vrouw
inderdaad ook heeft zien lopen. Dat kan Ömer zich nu niet goed meer her-
inneren. Ben: ‘Maar je zei dat die vrouw zelfs om het huis heen gelopen
heeft.’ Welnu, Elisa heeft verteld hoe ze, nadat ze eerst tevergeefs had aan-
gebeld bij de voordeur, om het huis heen was gelopen. Ömer had de vorige
dag gezegd dat hij de vrouw rechts om het huis had zien lopen. Nu zegt
Ömer (in de woorden van de tolk): ‘Ik kan niet zeggen dat het een vrouw
was, maar iemand heeft daar wel gelopen.’ Deze opmerking is natuurlijk,
bezien vanuit de verhoorders, een achteruitgang. De vorige keer had Ömer
correct gezegd dat het een vrouw was; nu weet hij dat blijkbaar niet meer.
En dat Ömer dit nu niet meer weet, wordt – heel goed! – ook opgeschreven
in het proces-verbaal. Verhoorder Ben probeert dit op onbeholpen wijze
correct op te vangen:
‘Je ziet dat een vreemde auto de inrit inrijdt. En zie je dan direct
daarna die vrouw lopen dan? Of persoon?’
En dan weet Ömer dus wat het goede antwoord is en corrigeert hij het tot
(in de woorden van de tolk): ‘Ik kan mij wel herinneren dat er een dame
liep.’ Iets later vraagt Ben: ‘Waaruit concludeer je dat het een vrouw was?’
Dat weet Ömer niet precies meer, maar zij had – in de woorden van de tolk
– ‘wel een rokje aan’. In werkelijkheid droeg Elisa op 2 september een broek.
Verhoorder Ben vertelt dat hij die middag naar de plaats delict is geweest.
Ömer had de vorige avond gezegd dat hij zijn Mercedes ongeveer honderd
meter voorbij het huis geparkeerd had en vervolgens vanuit de auto gezien
had hoe er een vrouw was aan komen rijden, uitgestapt was en naar het
huis was gelopen. Verhoorder Ben zegt dat dit niet waar kan zijn. Vanuit die
plek kun je, zittend in de auto, niet het huis zien omdat er begroeiing tus-
sen staat. Hij vraagt Ömer of hij tijdens het wachten toch niet uit de auto is
geweest. Aanvankelijk blijft Ömer bij zijn eerdere bewering dat hij de auto
129
niet heeft verlaten, maar al vrij snel geeft hij toe dat hij wel degelijk uit de
auto is geweest. Verhoorder Ben vraagt hem wat hij toen gezien heeft. Of
hij zich nog iets kan herinneren van het huis. Bijvoorbeeld de kleur.
130
Het bijzondere van het huis is in werkelijkheid dat het nu juist wél een plat
dak heeft (zie afbeelding 3). Deze opmerking van Ömer over het niet-platte
dak ontbreekt natuurlijk in het proces-verbaal. Verhoorder Ben vraagt
Ömer van welke kant de auto met de vrouw kwam aanrijden. De vorige dag
had Ömer fout geantwoord: uit de richting van Arnhem; nu weet Ömer
niet meer van welke kant zij kwam.
Dan snijdt verhoorder Ben een volgend probleem aan. Ömer zegt dat hij
de vrouw naar binnen heeft zien gaan, en hij kan ook aangeven waar de
deur zat waardoor zij naar binnen is gegaan, maar, zo zegt verhoorder Ben,
dat kan niet: ‘Hier is namelijk geen deur.’ Dat Elisa naar eigen zeggen aan-
vankelijk heeft staan wachten bij de voordeur, is iets wat verder nergens
ter sprake komt; verhoorder Ben gaat het hier uitsluitend om de manier
waarop Elisa uiteindelijk het huis is binnengegaan: via de buitentrap aan
de achterkant naar de eerste verdieping. Als verhoorder Ben de vraag stelt
hoe de vrouw naar binnen is gegaan, gaat Ömer hard zitten nadenken. Hij
wijst dan iets aan op een schets die niet bij het proces-verbaal is gevoegd.
Nu is Ömer dus voorgezegd dat de vrouw aan de achterzijde van het huis
naar binnen is gegaan. Verhoorder Ben probeert Ömer zich te laten herin-
neren hoe het pad eruitzag waar hij stond nadat hij uit de auto was gestapt
en van waaraf hij zicht had op het huis.
Tolk: Je kan daar lopen, het kan ook wel fietspad zijn.
Verhoorder Ben: Het is niet een weg. Met auto’s. Kun je daar met de
auto heen?
Tolk: Als je wilt kun je daar ook wel met de auto doorheen rijden.
131
Verhoorder Ben: Zij kan alleen hier het huis in komen, en dat weet ik,
op een wat vreemde manier.
Ömer: Vreemde manier?
Verhoorder Ben: Ja, wel door een deur natuurlijk, maar hier is een
deur ergens. Alleen, hoe kom je bij die deur? Denk eens goed na. Hoe
is die vrouw bij die deur gekomen?
Ömer: Dat is goeie vraag hè? [Ömer lacht hardop] Goeie puzzel.
Verhoorder Ben: Ja, dat is een hele mooie puzzel, denk nou eens, ga
jezelf nou eens even, ga nou eens bij dat hek staan, je ziet die vrouw,
die gaat aan de achterkant naar dat huis, die komt bij de achterkant
van dat huis, en dan gaat ze naar binnen. En waar is dan die deur?
Waar is die deur?
Ömer: Als goed herinneren, met trap naar beneden, of zoiets, maar,
dat doen ik gokken, maar … dat is een goeie puzzel, weet je wel.
Verhoorder Ben: Je zegt: trap. Trap zeg je.
[Ömer zegt iets in het Turks]
Tolk: Hij gaat ietsje naar beneden, doe je de deur open, ga je naar
binnen.
Verhoorder Ben: Dat gok je.
Ömer: Dat is gok maar…
Verhoorder Ben: Maar er is iets, jij weet dat er iets bijzonders mee is,
of niet? Kun je je herinneren hè?
Ömer: Ja, iets bijzonderheden daar, heel goed nadenken, weet je wel.
Verhoorder Ben: Denk eens na.
Ömer: Ik niet opletten daar.
Verhoorder Ben: Jawel, je hebt wel opgelet, je hebt die vrouw komt
daar aan, dan let je wel op.
Ömer: [6 seconden stilte] Ik kan het mij niet herinneren.
Verhoorder Ben: Je zei net trap, trap zei je. Probeer je eens een trap
voor de geest te halen.
[18 seconden stilte]
132
Ömer: Geloof ja, als eh twee kanten soort deur, weet je wel, de vrouw
naar boven lopen, dan ik heb niet gezien maar rechtse of linkse kant
één deur, dan daar naar binnen. U heb gelijk.
Verhoorder Ben: Dus, de achterdeur van de woning…
Ömer: Ja. Gele plaat, beetje…
Verhoorder Ben: Beetje vreemd.
Ömer: Beetje vreemd ja.
Verhoorder Ben: Omhoog.
Ömer: Heel slim gedaan daar.
Verhoorder Ben: Nou, of het slim gedaan is, maar zo is nu eenmaal
die constructie van het huis. Dat is namelijk de achterdeur.
Ömer: Ja.
Verhoorder Ben: Is met de trap omhoog. Exact.
Ömer: Ja. U hebt gelijk.
‘U vraagt mij waar de deur was, waar de vrouw naar binnen ging. Ik
zag dat de vrouw een trap opliep en het huis binnen ging.’
Dat Ömer min of meer werd voorgezegd dat het moest gaan om een deur
die hoger of lager was, en dat hij vervolgens kwam aanzetten met een trap
naar beneden, wordt niet opgeschreven. Dat er aan twee kanten een deur
was, en dat het iets geels was, wordt ook allemaal niet opgeschreven. En zo
wordt de verklaring van Ömer dus steeds verder bijgeschaafd. Verhoorder
Ben zegt het zo:
‘Je moet dus niet zeggen: ik zit in de auto en ik zie die vrouw lopen
– dat kan niet. Gisteren was het verhaal nog een ruwe diamant, dat
moeten we nu nog bijschaven.’
En vrij kort hierna wordt dit verhoor beëindigd met het uitprinten, doorle-
zen, corrigeren en opnieuw uitprinten van het proces-verbaal.
Ömer heeft nu twee bekennende verklaringen afgelegd: in het laatste ver-
hoor van 9 april en in het tweede verhoor van 10 april. In beide gevallen zijn
bijna alle niet-kloppende uitspraken van Ömer eenvoudigweg weggelaten
133
134
Ömer ‘al had bekend, het had dus geen zin meer om zijn verdere verhoren
op te nemen’.
Vanaf 11 april 1999 worden de verhoren van Ömer niet meer opgenomen
en beschikken we dus alleen over processen-verbaal van zijn verhoren. Die
processen-verbaal leren hoe het lukt om Ömer geleidelijk aan steeds meer
te laten zeggen wat de verhoorders graag willen horen. Er valt echter bij
gebrek aan opnames niets meer te zeggen over de wijze waarop deze ver-
klaringen tot stand zijn gekomen. De meest redelijke aanname lijkt dat de
werkwijze van de politie in deze latere verhoren vergelijkbaar is geweest
met de eerdere verhoren die wél zijn opgenomen, en dat betekent dat
Ömer via gokken en sturend verhoren is toegepraat naar de door de ver-
hoorders gewenste antwoorden. Het is redelijk om aan te nemen dat de
geloofwaardigheid van deze latere verklaringen van Ömer gelijk is aan die
van de eerdere verklaringen die we wél konden onderzoeken, en dat zou
betekenen dat ook deze latere verklaringen van Ömer alleen iets zeggen
over het vermogen van de politie om een verdachte die van niets weet, toch
in hoge mate de juiste dingen te laten verklaren. Omdat de geloofwaardig-
heid van deze verklaringen niet beoordeeld kan worden, zal de inhoud van
deze latere bekennende verklaringen slechts betrekkelijk beknopt bespro-
ken worden.
Op 11 april 1999 lukt het de politie voor het eerst om Ömer eenduidig de
naam van de schutter te laten noemen die ze willen horen: Adnan. Het
lukt de politie in dit verhoor ook voor het eerst om Ömer af te brengen van
het verkeerde tijdstip van de overval: niet, zoals hij tot nu toe gezegd had,
tegen middernacht, maar veel eerder. Al vóór 20.50 uur, toen er – zo weet de
politie – met het pasje van Ömer was getankt.
In een volgend verhoor diezelfde avond zegt Ömer dat hij later nooit meer
met zijn kompanen over het misdrijf heeft gepraat – onwaarschijnlijk
natuurlijk als zij echt dit zo vreselijk uit de hand gelopen misdrijf zouden
hebben gepleegd, maar begrijpelijk als hij van niets weet, want indien hij
zou zeggen dat er later nog wel over gepraat was, zou hij uiteraard het pro-
bleem krijgen dat hij precies zou moeten vertellen wat er allemaal bespro-
ken was. Hij verklaart nu ook dat Nevzat al direct na het misdrijf in de auto
heeft gezegd dat Adnan geschoten had. En hij verklaart dat Nevzat hem
135
toen bedreigd heeft en dat hij daarom zo lang tegenover de politie heeft
ontkend.
Op 12 april 1999 verandert Ömer weer zijn verhaal over wat hij tijdens het
misdrijf had gedaan terwijl hij buiten met de auto wachtte. Aanvankelijk
had hij gezegd dat hij toen even heen en weer was gereden naar de Spij-
kerstraat. Toen de verhoorders dat niet geloofden, had hij gezegd dat hij al
die tijd in de auto had zitten wachten. Toen hij zei dat hij een grasveld had
gezien en de verhoorders antwoordden dat hij dit zittend in de auto nooit
had kunnen zien, zei hij dat hij ook nog even de auto uit was geweest, en
nu, op 12 april, zegt hij dat hij tijdens het wachten ook nog zijn auto ver-
plaatst heeft. Hij was het nabijgelegen viaduct over gereden (zie afbeel-
ding 1 op p. 16) en hij had zijn auto geparkeerd op een zijweg. Deze wijziging
in het verhaal lijkt goed te passen bij de eerder besproken getuige (zie p. 15),
die op 2 september 1998 kort vóór 19.10 uur iets voorbij het viaduct op de
parallelweg een oude zilvergrijze auto met open kofferbak had zien staan.
Proberen de verhoorders Ömer hier naartoe te praten? En Ömer vertelt nog
iets nieuws. Hij zegt dat hij tijdens het wachten een paar knallen hoorde en
toen wilde wegrijden, maar Huseyin had toen zijn hand op zijn schouder
gelegd en gezegd dat ze samen waren gekomen en ook samen weer zou-
den vertrekken.
Op 13 april 1999 blijkt het de verhoorders te lukken om Ömer de ‘juiste’ auto
te laten noemen waarin Şevket naar de Apeldoornseweg was gereden: ‘Ik
kan het mij nu weer goed herinneren. Dat was een donkerblauwe Volks-
wagen Golf.’ Ömer zegt dat hij deze auto behalve bij het misdrijf verder
nooit heeft gezien. Hij zegt dat hij indertijd van een ‘goede vriend’ heeft
gehoord dat Nevzat, Hasan en Huseyin hem wilden vermoorden omdat hij
te veel wist over het misdrijf op de Apeldoornseweg. Wie die vriend was,
staat niet vermeld.
Op 15 april 1999 lukt het de verhoorders om Ömer te laten toegeven dat hij
op 2 september 1998 wist dat er die avond zou worden ingebroken. Ömer
vertelt nog iets nieuws. De bedoeling was om op zoek te gaan naar een
brandkast. Het vervoeren van een zware brandkast was de reden geweest
waarom ze met zovelen waren geweest.
Op 16 april 1999 vertelt Ömer dat er nog een derde auto bij het misdrijf
betrokken was geweest: een wit Volkswagenbusje van Hamza. (De naam
van Hamza is al genoemd in het vorige hoofdstuk: een Amsterdamse Turk
bij wie Nevzat wel eens een pistool heeft gekocht. Ömer heeft in de herfst
van 1998 een poosje bij Hamza in huis gewoond.) In dat busje zaten ook
136
twee vrienden van Hamza. Je vraagt je af waar dit busje vandaan komt.
De vorige dag hadden de verhoorders een antwoord gevonden op de vraag
waarom er zoveel mensen hadden deelgenomen aan het misdrijf: om een
zware brandkast te kunnen tillen. Maar hoe moest die brandkast dan ver-
voerd worden? De auto’s van Ömer en Şevket zaten immers volgens het
politiescenario al vol. Voor dat transport was nog een extra auto nodig,
liefst een busje, en Ömer wist dat Hamza over zo’n busje kon beschikken.
Op 21 april verklaart Ömer dat hij tijdens het wachten bij het misdrijf door
Huseyin is bedreigd met een pistool. Hij heeft ook gezien hoe Adnan direct
na het misdrijf een groot zwart pistool met een 15 à 16 centimeter lange
loop aan Nevzat gaf.
Op 28 april 1999 vertelt Ömer weer allerlei nieuwe interessante dingen.
Kemal had gezegd dat tijdens het doorzoeken van het huis een vrouw naar
beneden was gelopen. Adnan had de vrouw bedreigd met een pistool. (Dat
zou dus betekenen dat de dader die door Elisa gezien was, Adnan zou zijn
geweest. Volgens Elisa praatte de dader correct Nederlands. De Duitse Turk
Adnan praat geen woord Nederlands.) Kemal had gezegd dat Adnan, nadat
hij de vrouw had doodgeschoten, een armband van haar had afgenomen.
Ömer zegt dat hij aanvankelijk had gedacht dat er maar één vrouw was
neergeschoten; pas achteraf, in het huis van Kemal, hoorde hij dat er nog
een vrouw was neergeschoten. (Vreemd! Zoals eerder gezegd: de dader
over wie Elisa vertelde moet natuurlijk aanvankelijk hebben gedacht dat
er twee vrouwen waren doodgeschoten en moet pas later uit de publiciteit
hebben vernomen dat één vrouw het overleefd had.) Adnan had direct na
het misdrijf in de auto bloed op zijn jas dat nog vochtig was. Aldus het
proces-verbaal van dit eerste verhoor van Ömer op woensdagochtend 28
april 1998.
’s Middags wordt Ömer weer verhoord. Volgens het proces-verbaal zou dit
verhoor zijn opgenomen. Bij de videobanden ontbreekt echter een opname
van dit verhoor. Volgens het proces-verbaal maakt Ömer een schets van het
huis op de Apeldoornseweg die als bijlage bij het proces-verbaal is gevoegd.
In het dossier zit bij dit proces-verbaal echter geen bijlage. Wat verklaart
Ömer volgens het proces-verbaal? Direct na afloop van het misdrijf, in de
auto, belde Nevzat Hamza en zei dat Adnan twee vrouwen had doodge-
schoten. (In het vorige verhoor had Ömer nog gezegd dat hij in de auto
dacht dat er slechts één vrouw was neergeschoten en dat hij pas in het
huis van Kemal hoorde dat het om twee vrouwen ging. Die rare opmerking
is in dit verhoor dus gecorrigeerd.) Direct na afloop, in het huis van Kemal,
137
werd Dave bedreigd door Nevzat en Kemal. Hasan en Nevzat zeiden later
dat Adnan op de bovenverdieping gezocht had naar de brandkast. (Het huis
heeft geen bovenverdieping. De hoogste verdieping is de woonverdieping.
Daaronder zit een verdieping met een garage en slaapkamers. In de kelder
bevindt zich een ongebruikte kluis.) Op de dag na het misdrijf (3 september
1998) zag Ömer de blauwe Volkswagen Golf voor de deur van Kemal staan.
Het nummerbord begon met NZ of NL. Aldus Ömer in dit tweede verhoor
op 28 april 1999. Het nummerbord correspondeert opvallend goed met een
getuige die zegt dat hij op de avond van 2 september 1998 een rode of brui-
ne Volkswagen Golf in de buurt van de villa in het gras naast de weg heeft
zien staan. Het kenteken van die auto begon met NZ, zo dacht die getuige.
Dit lijkt op het eerste gezicht te passen in beide scenario’s: het schuldige
scenario dat het hele verhaal van Ömer klopt, want dit stukje nummerbord
klopt, en het scenario dat de politie erin slaagt om Ömer de weinige din-
gen die ze denken te weten aan te praten. Vanwege het ontbreken van een
opname zullen we nooit weten hoe Ömer tot dit nummerbord is gekomen.
Maar twee weken eerder, op 13 april 1999, meer dan een half jaar na dato,
wist Ömer het nummerbord nog niet, en het is natuurlijk uiterst onwaar-
schijnlijk dat zo’n herinnering vervolgens twee weken later zonder hulp
van de verhoorders toch spontaan weer terugkeert.
Drie weken later, op 18 mei 1999, gaat Ömer met zijn twee verhoorders
Ben en Henk naar de Apeldoornseweg, naar de plekken waar hij naar eigen
zeggen op 2 september 1998 geweest is. In een uitvoerig proces-verbaal
beschrijven de verbalisanten wat Ömer tijdens dit uitstapje allemaal ver-
telt. Op aanwijzing van Ömer rijden ze de route van 2 september 1998 na
vanuit het huis van Kemal naar de Apeldoornseweg. Niet alleen de Volks-
wagen Golf maar ook het busje van Hamza is tijdens die rit op 2 september
herhaaldelijk gezien door Ömer, zo zegt hij. Vooral over het wachten tijdens
het misdrijf op de Apeldoornseweg vertelt Ömer vervolgens allerlei nieuwe
dingen.
Toen Ömer stopte op de Apeldoornseweg, vroeg Huseyin hoe laat het was.
Het was toen half acht. (De lezer herinnert zich dat Ömer aanvankelijk zijn
bekentenissen was begonnen met het verhaal dat het misdrijf pas tegen
middernacht had plaatsgevonden.)
Tijdens het wachten stapte Ömer op een gegeven moment uit, deed de
kofferbak open om te kijken naar de autoband die eerder die dag vernield
was en deed de kofferbak weer dicht. (De lezer herinnert zich de getuige
138
die zei hoe hij op 2 september 1998 kort na 19.00 uur een oude grijze auto
had gezien met een kofferbak die open stond.)
Ömer liep naar het viaduct in de buurt van de villa. Hij zag dat er naast het
viaduct koepels stonden. Hij liep een van die koepels in. Aldus vertelt Ömer
op 18 mei 1999 tijdens deze reconstructie bij de plaats delict over wat hij op
2 september 1998 gedaan heeft.
Over die koepels maken de twee verbalisanten Ben en Henk vervolgens nog
een apart proces-verbaal, waarin zij schrijven dat Ömer tijdens deze recon-
structie een koepel inliep en zag dat er op het plafond een schildering zat
(zie afbeeldingen 4 en 5). De verbalisanten schrijven dat zij niet wisten dat
er op het plafond van die koepel een schildering zat. Zo dadelijk zullen we
zien waarom de verbalisanten dit detail belangrijk genoeg vonden voor het
opstellen van een apart proces-verbaal.
139
De dag na dit bezoek aan de plaats delict, op 19 mei 1999, wordt Ömer weer
verhoord. Het verhoor is weer niet opgenomen. De nu volgende beschrij-
ving is daarom wederom alleen gebaseerd op het proces-verbaal. Ömer
vertelt dat hij zich nu, na het bezoek van gisteren aan de Apeldoornseweg,
allerlei dingen beter kan herinneren.
Een paar dagen vóór 2 september 1998 reed hij samen met Nevzat, Kemal,
Hasan, Huseyin en Herman naar het huis op de Apeldoornseweg. De ande-
ren hebben het huis toen van nabij bekeken. Nevzat, Kemal, Herman en
Hasan hebben vervolgens de planning voor de overval gemaakt. Op 2 sep-
tember, direct vóór het misdrijf, was ook Herman in de woning van Kemal.
Hij reed mee in het busje van Hamza. Op de Apeldoornseweg stopte het
busje van Hamza achter de Volkswagen Golf, ongeveer vijf meter voor de
inrit. Ömer parkeerde zijn auto op een weg die aan de overkant van het via-
duct ligt: de Weg Langs Het Hazegrietje. Hij zag dat ook de Volkswagen Golf
daar geparkeerd stond. Direct na het misdrijf, in het huis van Kemal, was
Nevzat boos op Herman: door verkeerde informatie van Herman waren er
twee vrouwen (twee vrouwen – nu geeft Ömer dus wél het gewenste ant-
woord) doodgeschoten. Aldus het proces-verbaal van dit verhoor.
140
141
ten had. Deze voor de hand liggende gedachte levert echter een groot pro-
bleem op. De politie denkt te weten dat Adnan degene is die geschoten
heeft. De dader praatte volgens Elisa echter correct Nederlands en de Duit-
se Turk Adnan spreekt überhaupt geen Nederlands. Is deze opmerking van
Ömer dat het Kemal was die met ‘de oude vrouw’ had gepraat, een begin
van een poging om dit probleem op te lossen?
Ömer zegt in dit verhoor ook nog dat hij in een gesprek tussen Kemal,
Hasan en Nevzat heeft horen zeggen dat Kemal tegen de oude vrouw had
gezegd dat ze op bed moest gaan liggen. Opnieuw zou je willen weten hoe
deze opmerking van Ömer tot stand is gekomen. Wist Ömer dat Geke lig-
gend op bed was doodgeschoten? Als hij dit wist van de dader of daders,
waarom zegt hij dan niet dat niet alleen ‘de oude vrouw’ maar ook een jon-
gere vrouw op bed moest gaan liggen? En als hem dit is voorgezegd door
de verhoorders, moet dezelfde vraag gesteld worden: waarom hebben ze
hem niet goed voorgezegd? Opnieuw geldt dat we, omdat al deze verhoren
niet zijn opgenomen, nooit zullen weten hoe deze opmerking tot stand is
gekomen.
Op 4 juni 1999 wordt Ömer weer verhoord. Ömer herkent de foto van ene
Berkay: dat is iemand die hij samen met Hamza op 2 september in het busje
zag stappen. Hij herkent ook de foto van een neef van Hamza die een wit
Volkswagenbusje heeft.
Ömer zegt dat op 2 september 1998 direct na het misdrijf in het huis van
Kemal een pistool werd schoongemaakt door Nevzat. Het kaliber van dat
pistool was 9 millimeter. Hij zegt bovendien, in verband met zijn klaarblij-
kelijke zekerheid over het kaliber, dat ook de kogels zijn schoongemaakt.9
Het noteren van dit foutieve kaliber van 9 millimeter in het proces-verbaal
pleit voor de politie, want de verhoorders hadden ongetwijfeld liever iets
anders gehoord.
Op 22 juni 1999 wordt Ömer nog eens verhoord. Ömer zegt dat het busje
een bus was met ramen, een personenbus. Geen wonder overigens dat
Ömer dit weet: hij verklaart over het busje van de neef van Hamza, en dat
is een busje dat hij kent.
Tot zover de verklaringen van Ömer in het politieonderzoek. Althans: in
het Nederlandse politieonderzoek. Want daarnaast loopt er in Duitsland
een politieonderzoek naar Adnan. Adnan heeft de Duitse nationaliteit en
Duitsland levert geen eigen onderdanen uit. In het kader van het onder-
zoek naar Adnan wordt ook Ömer gehoord door de Duitse politie, en wel
op 19 augustus 1999. Het verhaal dat hij dan vertelt, is in grote lijnen gelijk
142
143
De andere verdachten
Op 11 april 1999, twee dagen nadat Ömer is begonnen met bekennen, wor-
den Kemal, Hasan, Huseyin en Dave aangehouden. Nevzat en Herman
zaten al vast. Op 19 april 1999 wordt in Duitsland Adnan aangehouden.
Adnan heeft de Duitse nationaliteit. Duitsland levert geen eigen onder-
danen uit. De Duitse justitie start een eigen onderzoek tegen Adnan, dat
echter al vrij snel weer wordt gestaakt bij gebrek aan bewijs. Een paar
weken later, op 17 mei 1999, wordt de Amsterdamse Turk Hamza aange-
houden, en ten slotte wordt op 14 juni 1999 Berkay, een vriend van Hamza,
aangehouden. Berkay wordt echter ook al vrij snel weer vrijgelaten. Al deze
verdachten worden uiteraard verhoord. Zij ontkennen allemaal dat zij iets
met het misdrijf te maken hebben of dat zij er iets van af weten.
Over deze verdachten kunnen we kort zijn. Ze zeggen volgens de proces-
sen-verbaal niets dat kan bijdragen aan de vraag wie dit misdrijf heeft
gepleegd.
Een enkele keer wekken de processen-verbaal de indruk dat daarin wél iets
staat dat van belang is, bijvoorbeeld als de verhoorders op 14 april 1999
tegen Huseyin zeggen ‘dat Nevzat heeft verklaard dat hij [Huseyin] binnen
in de woning is geweest’. Dat is onzin. Nevzat heeft nooit iets dergelijks
145
verklaard. Bedoeld zal ongetwijfeld zijn dat Şevket of Ömer heeft verklaard
dat Nevzat dit gezegd heeft.
Op 16 april 1999 zegt Kemal dat zijn broer Hasan (te onderscheiden van
de verdachte ‘kale’ Hasan) het misdrijf heeft gepleegd. Dat is echter niet
meer dan een losse flodder. Op 28 april 1999 wordt Adnan voorgehouden
dat Hamza gezegd heeft dat hij (Adnan) op 2 september 1998 heeft mee-
gedaan. Opmerkelijk, want Hamza was toen nog niet verhoord, en toen hij
wél werd verhoord, ontkende hij dat hij iets afwist van de gebeurtenissen
van 2 september 1998.
Op 27 mei 1999 verklaart Herman dat hij eerder had gezegd dat Nevzat en
Huseyin hem ooit gevraagd hadden naar informatie over een pand op de
hoek van de Apeldoornseweg en de Braamweg. Dat trekt hij nu terug: dat
was gelogen. Dat had hij alleen maar gezegd ‘om van het gezeur af te zijn’.
Hij zegt volgens het proces-verbaal dat hij meer dingen heeft gezegd die
niet helemaal juist waren. Je zou willen weten welke dingen dat waren.
Door hem is immers de hele zaak aan het rollen gekomen, en dan vooral
door zijn opmerking dat hij Şevket had horen zeggen ‘dat er in dat huis
niets te halen was’ en dat dit wel eens op 2 september 1998 geweest zou
kunnen zijn. Je zou willen weten wat hij nu precies terugtrekt. Maar daar
zullen we nooit achter komen, want dit verhoor is niet opgenomen omdat
er, aldus het proces-verbaal, geen ruimte beschikbaar was met opname-
apparatuur.
Tot zover de andere verdachten, die allemaal ontkennen en niets van belang
zeggen. Maar nu Şevket, die enkele dagen nadat Ömer was gaan bekennen
toegeeft dat ook hij heeft meegedaan met het misdrijf. Zijn bekennende
verklaringen zijn uiteraard wél van belang.
Op 13 april 1999 legt Şevket voor het eerst een bekennende verklaring af. Hij
was voor het laatst zes dagen eerder verhoord, drie dagen voor de eerste
bekentenis van Ömer. Nu, op 13 april, bekent hij, net als Ömer, dat hij de
anderen met de auto naar de villa op de Apeldoornseweg heeft gebracht.
Hij zegt, net als Ömer, dat hij geen idee had dat zijn kompanen daar iets cri-
mineels wilden gaan doen. Hij kwam de avond van 2 september 1998 niets-
vermoedend aanlopen bij het huis van zijn broer Kemal en kreeg toen auto-
sleutels in zijn handen gedrukt. Dat waren sleutels van ‘een donkerkleurige
VW Golf’, zo verklaart hij volgens het desbetreffende proces-verbaal.
146
De vraag is natuurlijk hoe deze bekentenis van Şevket tot stand is geko-
men. Heeft hij dit min of meer spontaan verteld of is hij net als Ömer onder
grote druk gezet en vervolgens gestuurd om hem te bewegen tot verklarin-
gen die de verhoorders graag wilden horen? Het antwoord luidt dat we dit
nooit zullen weten. Dit verhoor, dat volgens het proces-verbaal meer dan
acht uur heeft geduurd, is niet opgenomen. In deze zelfde periode zijn de
verhoren met de andere verdachten, die allemaal ontkennen, wél opgeno-
men.
Şevket verklaart dat hij naar de Apeldoornseweg is gereden samen met
Kemal, Nevzat, Hasan, Huseyin, Ömer en Dave. Kemal en Dave zaten bij
hem in de auto. Hij reed een oprit op. Kemal en Dave stapten uit. Toen ze
later terugkwamen, riep Kemal dat Adnan ‘een vrouw’ had doodgeschoten.
Net als eerder in verklaringen van Ömer valt ook hier bij Şevket moeilijk te
begrijpen waarom hij zegt dat er direct na het misdrijf gepraat werd over
het doodschieten van één vrouw: dat past noch in het schuldige scenario
(de door Elisa geziene dader moet immers aanvankelijk gedacht hebben
dat hij twee vrouwen had doodgeschoten), noch in het verhaal dat de ver-
hoorders graag wilden horen als ze althans een beetje nagedacht zouden
hebben.
De volgende dag, 14 april 1999, wordt Şevket weer verhoord, en weer is
dit verhoor niet opgenomen. De verhoorders hebben inmiddels blijkbaar
beseft dat Şevket de vorige dag iets verklaard heeft dat niet kan kloppen.
Volgens het proces-verbaal verklaart Şevket nu dat Kemal direct na het
misdrijf tegen hem had gezegd dat ‘Adnan een (1) vrouw had doodgescho-
ten. Ik heb Kemal niet horen zeggen dat het hier ging om meerdere vrou-
wen.’ Het lukt de verhoorders dus blijkbaar niet om Şevket te bewegen tot
een ‘juiste’ verklaring op dit punt. Şevket zegt dat hij tijdens het wachten
op de Apeldoornseweg ook de auto van Ömer heeft gezien, maar dat hij
niet heeft gezien of de kofferbak van die auto geopend is. Dat laatste heb-
ben de verhoorders dus blijkbaar gevraagd, en ze hebben dat ongetwijfeld
gevraagd omdat er immers een getuige was die op de avond van het mis-
drijf een oude grijze auto met open kofferbak had gezien. De verhoorders
proberen Şevket ook te laten zeggen dat hij geweten moet hebben dat men
wilde gaan inbreken, maar op dat punt geeft Şevket niet toe.
Het zal nog meer dan een week duren voordat er voor het eerst weer een
verhoor van Şevket wordt opgenomen. Pas dan zal het mogelijk zijn om iets
te zeggen over de geloofwaardigheid van zijn bekentenissen.
147
Na 14 april 1999 wordt Şevket ruim een week niet verhoord. Op 22 april
1999 is er dan eindelijk weer een verhoor dat wél wordt opgenomen. Voor
het eerst sinds hij bekend heeft dat hij heeft meegedaan, kunnen we dus
zien hoe die verklaringen tot stand komen. Deze eerste opname is echter
wat betreft het controleren van zijn bekentenissen een teleurstelling, want
in dit verhoor ontkent Şevket. Hij zegt dat hij op 2 september 1998 niet op
de Apeldoornseweg is geweest. Hij wordt flink onder druk gezet, maar blijft
stug volhouden dat hij niets weet van de overval op de Apeldoornseweg.
Hij zegt dat hij eerder bekend heeft omdat de verhoorders hem verteld
hadden dat hij op die manier zijn broer Kemal zou kunnen helpen. Het was
aanvankelijk immers niet helemaal duidelijk wie er geschoten had: Kemal
of Adnan. En bovendien waren er mensen die zeiden dat Kemal leek op
de compositietekening van de dader. Şevket verklaarde vervolgens in zijn
bekentenis dat Kemal in de auto direct na de overval tegen hem gezegd
had dat Adnan de schutter was geweest, en dat zou dus betekenen dat niet
Kemal degene was die had geschoten. Şevket wil echter bij nader inzien
niet veroordeeld worden voor iets wat hij niet gedaan heeft. Hij had alles
verzonnen, zo zegt hij in dit eerste verhoor van 22 april 1999.
De verhoorders antwoorden hierop dat Şevket zijn eerdere bekentenissen
natuurlijk mag intrekken, maar dat de rechter deze leugen zal doorzien en
hem daarvoor wellicht extra hard zal straffen, zodat hij niet bijvoorbeeld
twee jaar maar tien jaar krijgt. Bovendien zeggen de verhoorders tegen
Şevket dat zijn bekentenissen hem in de rol plaatsen van iemand die buiten
wacht in de auto, en als hij die bekentenissen intrekt staat niet meer vast
dat hij buiten heeft gewacht, maar is het dus ook mogelijk dat hij binnen
is geweest. En wie binnen is geweest, wordt natuurlijk zwaarder gestraft
dan wie alleen buiten heeft gewacht. Bovendien moeten zijn bekentenis-
sen wel waar zijn, zo zeggen de verhoorders, omdat hij dingen vertelt die
alleen de dader kan weten en omdat zijn bekentenissen precies kloppen
met het verhaal van Ömer (bijvoorbeeld over wie in welke auto zat) en met
wat allerlei getuigen gezien hebben (merk, type en kleur van de auto van
Şevket, het oprijden van de inrit).
De belangrijkste verhoormethode die gebruikt was om Ömer tot een
bekentenis te brengen – beken nu maar en vertel precies wat er gebeurd
is, want anders gaan anderen bekennen die hun eigen rol zullen baga-
telliseren en jou wellicht meer in de schoenen zullen schuiven dan je in
148
149
Later diezelfde middag vindt een verhoor van Şevket plaats waarvan geen
proces-verbaal wordt opgemaakt. Er bestaat wel een opname van. Het ver-
hoor duurt 70 minuten. Het wordt eerst afgenomen door verhoorder Vic-
tor, maar al na een paar minuten overgenomen door Ad, de leider van het
politieonderzoek.
Ad probeert Şevket ertoe te bewegen om te stoppen met ontkennen en
gewoon weer toe te geven dat hij wel degelijk bij het misdrijf betrokken is
geweest. Ook hij houdt Şevket voor dat als hij zijn bekentenissen intrekt,
niet meer vaststaat dat hij in de auto heeft gezeten en het dus ook moge-
lijk is dat hij binnen is geweest. Şevket blijft ontkennen en zegt dat hij niets
weet, zelfs niet of Adnan geschoten heeft. (En dat lijkt dus te betekenen
dat hij nu ook ontkent dat Nevzat hem verteld had dat Adnan de schutter
was geweest.) Ad zegt dat de politie al vóór de bekentenissen van Şevket
wist dat het ging om een blauwe Volkswagen Golf, want dat had Ömer al
verteld. (Dat is niet zo. De lezer herinnert zich dat het de verhoorders aan-
vankelijk met geen mogelijkheid lukte om Ömer een blauwe Volkswagen
Golf te laten noemen.) En dan gebeurt er in het verhoor iets opmerkelijks.
Şevket zegt, bij monde van de tolk, en met weglating van alles in het Turks:
Tolk: Misschien was ik er wel bij, maar ik kan het mij niet herinneren.
Verhoorder Ad: Şevket! Onzin! Daar gaat het niet om! Je was erbij!
‘Misschien was ik er wel bij’? Je was er gewoon bij! Wees dan eerlijk!
Tolk: Ik ontken het niet, het kan best wel, maar ik wist niet…
Verhoorder Ad: Wat is het nou? Was je er nou bij of niet?
Tolk: Ik weet niet meer, als ik erbij was, dan had ik het wel gezegd.
De ontkenning van Şevket wordt hier dus minder stellig. Ad grijpt weer
terug naar de mededeling dat als Şevket zijn bekentenis intrekt, het dus
niet langer vaststaat dat hij alleen maar buiten gewacht heeft:
‘Zat jij wel in de auto? Ben jij niet mee naar binnen geweest?’
‘Maak het niet zo moeilijk voor jezelf! Herstel die verklaring! Je moet
het zelf weten, maar je maakt problemen voor jezelf. Nu kunnen
wij bewijzen dat jij chauffeur van de auto was. Als jij gaat wijzigen,
kunnen wij wel eens wat anders gaan bewijzen, Şevket. En waar
150
gaat het om? Om de waarheid. Als jij alleen maar chauffeur bent
geweest, krijg jij een andere straf dan degene die geschoten heeft
en een andere straf dan degene die binnen is geweest. En nu heb
je eerst gezegd dat je er bij was, nu ga je dat veranderen, en nou
krijg je een probleem. Want er hoeft er nog maar één te zeggen dat
Şevket ook binnen was, dan heb je een probleem. Snap je dat? Drie
jaar, vijf jaar, tien jaar, vijftien jaar, snap je het? Het gaat alleen om
de waarheid, en niet om gekronkel.’
Dit leidt tot een heftige Turkse monoloog van Şevket die door de tolk als
volgt wordt samengevat:
‘Ik zal dan wel accepteren dat ik daarbij geweest ben, maar ik weet
niets van hun planning.’
Nu is Şevket dus weer terug bij zijn eerdere bekentenissen. In die eerde-
re bekentenissen heeft hij verteld dat hij gefungeerd had als chauffeur,
maar heeft hij ook steeds benadrukt dat hij niet wist wat men op de Apel-
doornseweg wilde gaan doen. De politie daarentegen denkt dat Şevket wel
degelijk bij de planning van de overval betrokken is geweest. Şevket zegt nu
overigens niet dat hij er dus indertijd wel degelijk bij is geweest; hij zegt, in
de formulering van de tolk, dat hij zal accepteren dat hij erbij is geweest. Ad
probeert dit punt direct duidelijker te krijgen. Hij heeft het over de verkla-
ring ‘in Velp’ – het was op het politiebureau in Velp dat Şevket zijn eerdere
bekennende verklaringen had afgelegd:
Deze opmerking leidt weer tot een Turkse monoloog van Şevket, die door
de tolk als volgt vertaald wordt:
‘Stel nu voor dat ik wel toegeef dat ik erbij geweest ben, ik accepteer
mijn verklaring van Velp nog, en als de anderen nou zeggen: Şevket
was er niet, wat gaat er dan gebeuren?’
Ad antwoordt dat dit niet van belang is en dat Şevket de waarheid moet
zeggen en dat, als hij er niet bij geweest is, hij niet moet zeggen dat hij
151
er wél bij geweest is, en als hij er wél geweest is, moet hij dat wél zeggen.
Şevket komt, bij monde van zijn tolk, weer terug bij het vorige punt:
‘Hij [Şevket] zit nog steeds met het idee van: als die anderen nou
zeggen, Şevket was er niet bij, wat gebeurt er dan?’
En Ad antwoordt:
‘Ik weet niets van hun plannen, zegt ie, maar ik kan wel bij hen in de
auto gezeten hebben.’
En Ad antwoordt:
‘Ik kan mij ook niet herinneren dat ze daar een inbraak gepleegd
hebben. Ik heb gewoon verteld wat ik van anderen gehoord heb.’
En als Ad dan tegen Şevket zegt dat hij op het politiebureau in Velp heeft
verteld hoe Kemal en Dave na de overval weer bij hem in de auto waren
gestapt, antwoordt Şevket bij monde van de tolk:
‘Nou, hij [Şevket] blijft er nog steeds bij dat hij er niet bij was, maar
het is nog steeds voor mij [de tolk] ook wel vrij duidelijk dat hij, of hij
er wel bij geweest is, of hij wel in de auto gezeten heeft, of Kemal en
Dave terugkwamen van het huis en in de auto gingen zitten, maar
hij is er zelf nog niet uit, dat is mijn idee. Hij moet zelf even tot be-
152
zinning komen en zelf even over nadenken wat hij gaat vertellen,
denk ik.’
En een paar minuten later zegt de tolk na enig heen en weer gepraat met
Şevket:
Ad zegt:
‘Nog geen minuut geleden zei je tegen mij dat het verhaal van Velp
waar was. Nu zeg je dat je niets meer weet.’
Daarna verloopt, nog steeds met weglating van al het Turks, het verhoor
tussen Şevket (bij monde van zijn tolk) en Ad als volgt:
Tolk: Ik zeg gewoon dat het mogelijk is, ik kan het mij niet herinne-
ren. Ik weet niet wat hun planning was, maar eh…
Verhoorder Ad: Daar gaat het niet om. Jij weet of je daar was, ja of
nee. Simpel! Niet: misschien! Ja of nee!
Tolk: Dan zeg ik nee.
Verhoorder Ad: Onzin!
Tolk: Jullie geloven mij nooit. Wat ik zeg geloven jullie nooit.
Verhoorder Ad: Onzin. Daar gaat het niet om. Ik wil jou geloven als jij
zegt dat jij daar was. Waarom? Omdat jij dan alleen maar chauffeur
was. Ja? Ik wil ook wel wat anders geloven.
Tolk: Dan komt ie weer op hetzelfde punt terug van: Stel je voor dat
ik zeg: Oké, ik was de chauffeur, als die anderen dan vertellen: Nou,
oké, hij was geen chauffeur daar, wat gebeurt er dan?
En iets later:
Tolk: Wat ik in Velp daarover verteld heb kan best een leugen zijn.
Het was een leugen.
Verhoorder Ad: Wat zeg je?
Tolk: Ik zeg alleen maar dat ik het verzonnen heb.
Verhoorder Ad: Dus nou is het weer verzonnen?
Tolk: Ik heb het alleen maar over de verklaring in Velp.
153
Nu ontkent Şevket dus weer. Ad zegt dat Şevket op 2 september 1998 gezien
heeft wie er in de villa zijn geweest. Şevket antwoordt dat hij het niet
gezien heeft, maar:
Nevzat had toen slechts gepraat over één auto, aldus Şevket. Ad oppert dat
Şevket nu ontkent uit angst voor straf. En dan vraagt Ad, vanuit het niets:
‘Waar moest de brandkast naar toe?’ In het vorige verhoor was Şevket al
verteld dat er inmiddels ook een busje, met drie mensen uit Amsterdam,
bij het misdrijf is gekomen; nu wordt hem dus verteld dat er een brandkast
vervoerd moest worden. Şevket zegt dat hij niets van brandkasten af weet.
Ad vraagt wat er nu wel of niet waar is. Şevket zegt, bij monde van de tolk:
Şevket zegt dus nu dat zijn ontkenning gelogen was en dat zijn eerdere
bekentenissen in Velp wel degelijk klopten. Vervolgens stelt Ad voor om nu
eerst te gaan eten.
154
‘Is het weer waar?’ Met deze licht-ironische zin van verhoorder Victor begint
de opname van het derde verhoor van Şevket op 22 april 1999. In het eerste
verhoor had Şevket gezegd dat alles wat hij eerder, op het politiebureau
in Velp, had bekend, niet waar was. In het tweede verhoor van diezelfde
dag was onderzoeksleider Ad erin geslaagd om Şevket alle kanten op te
laten gaan: ontkennen, bekennen en allerlei variaties daar tussenin. Op
een moment van bekennen was dit tweede verhoor gestopt, en verhoor-
der Victor sluit daar in het begin van dit derde verhoor dus direct weer op
aan met zijn vraag: ‘Is het weer waar?’ Het antwoord van Şevket luidt, bij
monde van de tolk:
‘Hij zegt alleen maar dat wat ie toen [in zijn eerdere bekennende
verklaringen op het politiebureau in Velp] verteld heeft is allemaal
waarheid en verder heeft ie daaraan niets toe te voegen. (…) Hij zegt
nu: ik heb niets te vertellen, het is nu alleen maar dat het hier op pa-
pier gezet wordt dat het allemaal waar is en dat hij dat ondertekent.’
Verhoorder Victor legt zich daar uiteraard niet bij neer. Hij wil weten waar-
om Şevket eerst bekende en vervolgens weer ontkende.
Tolk: Hij weet ook niet meer wat wel waar is en wat niet meer waar
is.
Tolk: Ik weet verder niets, zegt ie, ik weet niet wat ze gedaan hebben,
waarom moet ik dan weer terugkomen?
En:
Tolk: Wat kan een onschuldig persoon nog meer vertellen? (…) Ik heb
alles al verteld. Ik weet verder geen details. (…) Zoals ik het toen ver-
teld heb [op het politiebureau in Velp] is het wel waarheid.
155
Verhoorder Victor zegt dat getuigen iemand op de oprit hebben zien staan
of lopen. We mogen aannemen dat de verhoorder hier doelt op Elisa. Şevket
zegt dat hij verder niemand gezien heeft. Victor: ‘Heb jij later die auto daar
nog in zien rijden?’ Şevket zegt dat hij geen andere auto gezien heeft. Ver-
hoorder Victor zegt dat Şevket dit gezien moet hebben als hij inderdaad
op de aangegeven plek in de auto heeft zitten wachten. Şevket zegt dat
hij er genoeg van heeft en dat ze het mogen opschrijven en dat hij dan
zijn handtekening eronder zal zetten, maar verhoorder Victor legt zich daar
uiteraard opnieuw niet bij neer. Şevket zegt dan dat hij de auto misschien
wel gezien heeft, maar dat hij niet weet wat voor auto het was. Verhoorder
Victor zegt opnieuw dat hij het hele verhaal wil. Wat was de kleur van de
auto: licht of donker?
Tolk: Waarschijnlijk donkere kleur. Het was ook donker dus je kon het
ook niet zo goed zien.
Verhoorder Victor zegt dat Şevket dit gezien moet hebben. En als hij deze
auto niet gezien heeft, dan heeft hij misschien zelf ook niet in de auto zit-
ten wachten? Want anders… Verhoorder Victor maakt de zin niet af, maar
156
ook Şevket weet hoe deze gedachte verder gaat: als hij niet heeft gewacht
in de auto, is hij misschien wel mee naar binnen gegaan. Şevket antwoordt:
Tolk: Ik weet het niet, ik heb hoofdpijn (…) Ik hoop dat ik de ochtend
niet haal en dan zullen jullie ook wel blij zijn. (…) Ik ga echt zelfmoord
plegen.
Verhoorder Victor zegt dat hij weet wat Şevket kan weten als hij inder-
daad in de auto heeft zitten wachten, en dan zegt Şevket bij monde van de
tolk: ‘De auto is wel binnengereden maar ik kan mij niet herinneren welke
kleur.’ Is verhoorder Victor nu op zoek naar de auto van Elisa of naar het
minibusje? Dat is onduidelijk. Şevket zal deze onduidelijkheid vermoedelijk
ontgaan zijn: het lijkt alsof hij maar wat zegt en alsof hij geen idee heeft
waarover het gaat.
Het valt verhoorder Victor op dat Şevket wel erg veel praat in termen van
‘waarschijnlijk’.
Verhoorder Victor: Als jij ‘waarschijnlijk’ zegt, dan is het meestal zo,
of niet?
Tolk: Ja.
Verhoorder Victor zegt dat getuigen op een gegeven moment iemand bij
het huis hebben zien lopen. Şevket oppert dat dit misschien bij de oprit van
het huis is geweest, en dat is inderdaad wat verhoorder Victor hem zojuist
al verteld heeft.
Şevket zegt dat hij niet wil overnachten op het politiebureau. Hij wil, als
het ook maar enigszins mogelijk is, teruggebracht worden naar de gevan-
genis. Verhoorder Victor zegt dat het nu te laat is om nog te worden terug-
gebracht en dat het zijn eigen schuld is dat het allemaal zo lang duurt. Hij
begint dan opnieuw over de derde auto bij het misdrijf: het busje.
Verhoorder Victor: We weten van wie het busje is, we weten ook
hoeveel mensen erin zitten.
157
Wie zat of zaten er in het busje? En wat moest er uit de woning gehaald
worden? Dat laatste is diezelfde middag ook al genoemd, zo probeert ver-
hoorder Victor Şevket te helpen. Şevket zegt dat hij het verhaal over het
busje nu voor het eerst hoort. Verhoorder Victor vraagt waarom Hamza
erbij was, en daarmee is aan Şevket dus verteld wie er blijkbaar in het
busje zat: Hamza. Verhoorder Victor vraagt hoeveel mensen Hamza bij
zich had. Şevket antwoordt dat het wel twee personen geweest kunnen
zijn. ‘Waarschijnlijk’. Misschien, zo oppert Şevket, ging het om een vriend
van Hamza. Şevket ontkent dat hij Hamza tijdens de avond van de overval
gezien heeft. Şevket zegt dat als Hamza voor dit soort klusjes komt, er ook
altijd een dikke jongen bij is. Verhoorder Victor vervolgt: ‘Uit het huis moest
iets heel zwaars gehaald worden.’ Şevket moet dan zeggen wat voor heel
zwaar iets er uit het huis gehaald moest worden dat vervolgens blijkbaar
met het busje vervoerd moest worden. Je zou denken dat het antwoord op
die vraag, geheel ongeacht de schuld of onschuld van Şevket, eenvoudig
is. Als het plan inderdaad was om een brandkast buit te maken en Şevket
is erbij geweest, dan moet hij hierover gehoord hebben. Maar ook als zijn
bekentenis van A tot Z verzonnen is, is het niet zo moeilijk om te beden-
ken dat verhoorder Victor het woord ‘brandkast’ wil horen, en het is des
te gemakkelijker omdat in het vorige verhoor onderzoeksleider Ad hem
al verteld had dat er een brandkast vervoerd moest worden. Maar Şevket
weet van niets of doet alsof hij van niets weet en antwoordt dat de overval
gepleegd was om ‘mal’ (verdovende middelen) buit te maken, en die ‘mal’
zou verstopt zijn onder de grond. En als het ging om ‘mal’, dan is het best
mogelijk dat Hamza erbij geweest is, zegt Şevket. Dan zegt de tweede ver-
hoorder, Herman:
‘Waarom noem je zijn naam dan? Wij vragen: Wat weet jij over een
witte auto? En dan zeg jij: Je zult Hamza wel bedoelen.’
158
Verhoorder Victor antwoordt dat als Şevket bereid is om het hele verhaal
te vertellen, hij (Victor) wel wil bellen om te proberen hem diezelfde avond
nog terug naar de gevangenis te brengen.
Şevket zegt dat als er iets groots meegenomen moest worden, de eerder-
genoemde verdachten daar inderdaad wel geweest moeten zijn, waarop
verhoorder Victor tegenwerpt dat Şevket niet moet gaan verzinnen:
‘Ja maar, Şevket, nu ga je een verhaal máken. Luister. Het enige dat
jij wil, is dat iedereen weet dat jij niet aan de voorbereiding hebt
meegedaan.’
159
hebben dat Hamza bij de overval aanwezig was. ‘Şevket, je weet het!’ Dan
zegt Şevket bij monde van de tolk:
De verhoorders vragen aan Şevket om te vertellen wat hij nog niet verteld
heeft, en dan ontspint zich (met weglating van alles in het Turks) de vol-
gende dialoog:
160
Tolk: Ik heb iets gezien dat op een busje leek, maar ik weet niet meer
welke kleur het was.
Şevket zegt dan dat hij gezien heeft hoe op de parkeerplaats ook de dikkerd
naar het busje van Hamza liep en hij vraagt verhoorder Victor opnieuw
of hij wil gaan bellen over het transport terug naar de gevangenis. Ver-
hoorder Victor loopt het beeld uit, blijkbaar om te gaan bellen. Een paar
minuten later is hij terug en zegt dat er misschien nog een mogelijkheid is
om Şevket terug te brengen, maar dat hij dan nu wel ‘alles’ moet vertellen.
Dan vraagt verhoorder Victor opnieuw: ‘Wat moest er nou uit die woning
gehaald worden?’ Şevket blijft er bij dat Nevzat over ‘mal’ had gepraat en
dan zegt verhoorder Victor terecht dat zijn baas, onderzoeksleider Ad, die
middag al aan Şevket had verteld dat het ging om een brandkast. Maar
Şevket begint weer over ‘mal’ dat in het huis zou liggen. Tweede verhoorder
Herman vraagt dan of de ‘mal’ dus niet begraven lag, zoals Şevket immers
zojuist verteld had, maar dat begraven betrof een heel ander verhaal, zo
zegt Şevket nu.
Verhoorder Victor vraagt Şevket waar de brandkast naar toe moest, en
wijst hem erop dat hij eerder in het verhoor per abuis de naam van Her-
man had genoemd. Dus, zegt Victor tegen Şevket, die brandkast moest
naar Herman.
Şevket zegt dat ze hem inderdaad later verteld hadden dat het de bedoe-
ling was om de brandkast naar Herman te brengen. Verhoorder Victor
komt dan terug op iets dat Herman weken geleden in een verdachtenver-
hoor verteld heeft en dat indertijd de voornaamste reden was om Şevket
aan te houden. Volgens Herman had Şevket in de woning van callgirl Marie
op de avond van de overval gezegd dat er in ‘dat leegstaande huis’ niets te
halen was. En dus proberen de verhoorders Şevket nu te laten zeggen dat
hij na de overval naar het huis van Marie is gegaan en dat Herman daar ook
was. Şevket zegt dan bij monde van de tolk:
Verhoorder Victor zegt dat dit een rare uitspraak is en vraagt Şevket nog-
maals of hij die avond bij Marie is geweest. Şevket antwoordt dat hij dat
161
niet weet en direct daarna zegt hij dat hij daar niet geweest is. Maar, zegt
verhoorder Victor, iemand moet toen toch tegen Herman gezegd hebben
dat er, anders dan gepland, geen brandkast was buitgemaakt? Şevket zegt
dat hij wel bij Marie geweest kan zijn, maar dat hij niet de door Herman
genoemde uitspraak heeft gedaan dat er in dat huis niets te halen was.
Vervolgens zegt Şevket dat hij dit niet gezegd heeft, maar dat ze daar
gewoon stonden te praten en daaruit trekt verhoorder Victor de conclusie
dat Şevket die avond dus wel degelijk in de woning van Marie is geweest,
en wel samen met Hasan en Nevzat. Waarom waren ze daar toen? Şevket
zegt dat niet te weten. De verhoorders vragen Şevket wat Herman met een
eventuele brandkast zou moeten doen. Welnu, een eenvoudiger vraag is
moeilijk denkbaar, maar Şevket zegt dat hij geen idee heeft. Hij lijkt ook
niet te begrijpen wat een brandkast is. Verhoorder Victor vraagt spottend
of het misschien de bedoeling was dat Herman tegen de brandkast aan zou
gaan pissen. En dan zegt Şevket ten slotte dat Herman zou proberen om
hem te openen en dat leidt tot een grote grimas van wanhoop en opluch-
ting in de richting van de camera door verhoorder Victor, waarschijnlijk
bestemd voor onderzoeksleider Ad, die – zo mogen we aannemen – elders
met het verhoor zit mee te kijken.
Şevket zegt dat hij pas achteraf van Nevzat gehoord heeft dat het plan was
om een eventuele brandkast naar Herman te brengen en dat hij Herman
op de avond van de overval niet gezien heeft. Verhoorder Victor zegt dat
Herman toch waarschijnlijk in het busje van Hamza heeft gezeten, waarop
Şevket zegt dat hij heeft gezien hoe Herman die avond uit het huis van
Kemal kwam en naar het busje liep. Als verhoorder Victor vraagt welke
mensen er in het busje zaten, antwoordt Şevket: Herman, Hamza en de dik-
kerd. Dan vraagt verhoorder Victor weer wat er uit het huis gehaald moest
worden en antwoordt Şevket weer ‘mal’ (verdovende middelen). Waarop
verhoorder Victor spottend vraagt of daar nu echt twaalf man voor nodig
zijn. Şevket zegt: ‘mal’ en ‘para’ (geld).
Onderzoeksleider Ad komt dan bij het verhoor zitten en vraagt Şevket of
ze hem nog eens uit de gevangenis mogen halen voor een extra verhoor,
waarop Şevket antwoordt dat hij alles al verteld heeft.
162
Tolk: Als later blijkt dat hij onschuldig is, dan kun je zijn hand kussen,
dus dat komt nog wel, zegt ie.
Verhoorder Victor: Hij vindt nog steeds dat hij zelf onschuldig is!
Wat gebeurt er nu precies in dit verhoor? Şevket wil niet verklaren. Hij wil
slechts bevestigen dat zijn eerdere verklaringen op het politiebureau in
Velp klopten. Daarin had hij een minimale betrokkenheid bij het misdrijf
bekend. Hij had gefungeerd als chauffeur, maar wist niet dat het plan was
om een overval te gaan plegen. Hij weet verder niets, hij wil slechts een
proces-verbaal ondertekenen waarin staat dat wat hij in Velp verklaard
had waar is.
De verhoorders leggen zich hier niet bij neer. Zij willen van Şevket het hele
verhaal horen over wat er gebeurd is. Bovendien geloven zij niet dat Şevket
zo onschuldig is als hij zich voordoet. Zij denken dat Şevket wel degelijk wist
wat de plannen waren. Neem bijvoorbeeld het verhaal van Şevket dat hij
op de avond van 2 september 1998 nietsvermoedend naar het huis van zijn
broer Kemal was gelopen, daar de anderen zag lopen en toen de autosleu-
tels in zijn hand gedrukt kreeg van de nooit eerder en later ook nooit meer
geziene blauwe Volkswagen Golf, en dat hij toen met Dave en Kemal ging
rijden – dat klinkt als een onwaarschijnlijk verhaal. Veel waarschijnlijker is,
zo denkt de politie, dat Şevket die avond niet zomaar naar het huis van zijn
broer kwam.
Het verhoor verloopt vervolgens steeds volgens hetzelfde patroon. Şevket
zegt dat hij niet meer weet dan hij al verteld heeft. De verhoorders hou-
den hem iets voor waarvan zij denken te weten dat het tijdens en rond de
overval gebeurd is. Şevket antwoordt dat hij dit niet weet of dit niet gezien
heeft of hier niet bij is geweest. De verhoorders dringen even aan en Şevket
zegt dat hij dit misschien toch wel gezien heeft of hier misschien toch wel
bij geweest is, en enige verdere aandrang leidt er dan in de meeste gevallen
ten slotte toe dat Şevket antwoordt dat hij dit inderdaad gezien heeft en
dat hij daar wel degelijk geweest is.
Şevket geeft niet alles toe. Zodra toegeven impliceert dat hij meer was
dan een onwetende toeschouwer, ontkent hij alles. Maar zodra het gaat
om kwesties die niet impliceren dat hij wist wat de plannen waren, geeft
Şevket na aanvankelijke ontkenning steeds alles toe. Als de verhoorders
vragen naar de kleur van het busje en opperen ‘oranje met paarse stip-
pen’, antwoordt Şevket: waarschijnlijk. En als Şevket steeds meer haast
krijgt om het verhoor te beëindigen, opdat hij toch alsjeblieft niet hoeft
163
164
Het proces-verbaal van dit opgenomen verhoor doet in veel opzichten recht
aan wat er tijdens dit verhoor is gebeurd. Ook uit het proces-verbaal blijkt
dat Şevket eigenlijk niet wil verklaren en alleen maar zijn eerdere bekente-
nis wil bevestigen. Uit dit proces-verbaal blijkt tevens dat Şevket veel van
wat de verhoorders hem voorhouden in eerste instantie ontkent en dan
later toch bevestigt. Eerst ‘ik kan mij dat niet herinneren’ en iets verder-
op ‘dat ik toch wel een auto, die de oprit opreed, heb gezien’. Eerst ‘ik heb
hem [Hamza] de hele avond niet gezien’ en iets verderop ‘ik zag Hamza’ die
avond lopen. Eerst ‘ik zag hem [Herman] pas toen we in het huis van Marie
waren’ en iets verderop ‘ik heb gezien dat Herman in het busje stapte’ –
terwijl het in het busje stappen in het verhaal voorafgaat aan het bezoek
aan Marie.
Er zijn ook dingen die niet in het proces-verbaal staan. Zo staat niet in het
proces-verbaal dat de verhoorders zeggen dat zij vermoeden dat Şevket
verzwijgt dat hij wel degelijk weet had van de criminele plannen. Het ont-
breken hiervan maakt het proces-verbaal minder begrijpelijk; dit politie-
scenario zou immers misschien begrijpelijk kunnen maken waarom Şevket
zo tegenstribbelend verklaart.
In het proces-verbaal staat natuurlijk ook niet dat Şevket op de vraag of het
busje wellicht oranje met paarse stippen was, antwoordt: ‘waarschijnlijk
wel’, en ook niet dat de verhoorders op een gegeven moment ook zelf den-
ken dat Şevket een verhaal zit te ‘maken’, dat wil zeggen zit te verzinnen.
In het proces-verbaal zit op de laatste pagina ruim een halve pagina van
mededelingen die niet gezegd zijn in dit verhoor en die ook niet gezegd zijn
in de opnames van de twee eerdere verhoren van diezelfde dag. Şevket zegt
daar volgens dit proces-verbaal onder andere dat er op de blauwe Volks-
wagen Golf volgens hem gele (en dus Nederlandse) nummerborden zaten.
Op de video-opname van het verhoor is te zien hoe deze passage al op het
computerscherm stond voordat het verhoor begon. Behalve de twee gever-
baliseerde verhoren en het derde niet-geverbaliseerde maar wel opgeno-
men verhoor moet er dus minstens nog een vierde verhoor geweest zijn
waarvan de verbalisering stilzwijgend is opgenomen in dit laatste proces-
verbaal. Vreemd!
Op 3 mei 1999, na een pauze van meer dan een week, wordt Şevket weer
verhoord. Tijdens zijn vorige verhoor, op 22 april, was al gezegd dat er nog
165
een verhoor zou volgen om te proberen hem meer in één keer te laten ver-
klaren, in de vorm van een lopend verhaal en minder gefragmenteerd dan
in de eerdere verhoren.
Het verhoor van 3 mei 1999 duurt ruim drie uur. Ook dit verhoor is weer
opgenomen. Şevket klaagt over pijn in zijn hoofd, in zijn hersenen, in zijn
oren. Een constante pijn uit de achterkant van zijn hoofd die uiteindelijk
naar zijn ogen toegaat. Al een maand lang. ’s Nachts is het erger. Een dezer
dagen was hij flauwgevallen, er was toen een arts bij gekomen.
Şevket begint het eigenlijke verhoor met te zeggen dat hij niets met de
overval te maken heeft.
Şevket houdt deze ontkenning een uur lang vol. Hij zegt dat hij alles heeft
verzonnen. Hij heeft bekend om zijn broer te helpen en omdat hij hoopte
dat daardoor de beperkingen10 zouden worden opgeheven en om van de
pijn in zijn hoofd af te komen. De verhoorders zeggen, net zoals ze deden
bij eerdere ontkenningen van Şevket, dat dan dus niet meer duidelijk is of
hij eigenlijk wel steeds in de auto is blijven zitten, terwijl inmiddels vast-
staat dat hij wel degelijk op de Apeldoornseweg is geweest. Şevket zegt bij
monde van de tolk:
‘Ik kan geen kant op. Dit is een klein kamertje. En dan wordt er over
mensenrechten gesproken, maar ik kan er verder niks aan doen. Als
u mij een straf wilt opleggen, dan doet u dat maar.’
Tolk: Wanneer zullen ze mij geloven? Moet ik dan wel zeggen dat ik
zelf geschoten heb? Zullen ze mij dan wél geloven?
Şevket zegt dat hij rond de periode van 2 september 1998 elke avond thuis is
geweest. Een buurvrouw die toen bij hen in huis woonde, zou dat kunnen
bevestigen. Misschien kan zij zich de datum nog herinneren. De verhoor-
ders vragen zich terecht af of die vrouw zich zoiets zoveel maanden later
nog precies zal kunnen herinneren, en dan zegt de tweede verhoorder,
Yvonne:
166
‘Het gemene is dat je haar nou bijna verplicht om te gaan liegen om-
dat zij anders jou moet afvallen. Je brengt haar in een heel moeilijk
parket, een onschuldige vrouw die nergens iets mee te maken heeft
en die ga jij dit soort dingen laten verklaren. Want je weet dat het
niet zo is.’
Tolk: Waarom zou ik dat niet doen? Hij liegt ook over mij. Hij heeft
ook dingen verteld die ik nooit gezegd heb. Ik ben door zijn leugens
opgepakt.
Maar was het nu wel of niet een leugen toen Şevket de naam van Herman
noemde? Şevket zegt dat hij op 2 september 1998 bij het busje van Hamza
wel iemand gezien heeft, maar dat hij niet weet of het Herman was. Hij
weet zelfs niet of degene die hij toen gezien heeft een Nederlander of een
Turk was.
Daarna beginnen de verhoorders weer over iets wat hen al langer bezig-
houdt. Zij denken dat Şevket minder onschuldig is dan hij in zijn bekennen-
de verklaringen doet voorkomen. Zij geloven niet dat Şevket op de avond
van 2 september 1998 nietsvermoedend kwam aanlopen, autosleutels in
zijn handen geduwd kreeg en vervolgens naar een adres reed zonder het
flauwste benul van wat er op dat adres gedaan zou worden. Zij denken dat
167
ook Şevket direct vóór het misdrijf bij Kemal in de woning is geweest en
dus wist wat de plannen waren. Zij zeggen tegen Şevket dat het verhaal
nu bijna rond is, behalve op dit punt van zijn aanwezigheid in de woning
van Kemal, en dat pas als het verhaal rond is, gekeken kan worden of de
beperkingen kunnen worden opgeheven. (Want Şevket zit nu al veertig
dagen in volstrekte afzondering en lijdt daar erg onder.) Şevket antwoordt
dat de verhoorders hem toch niet geloven, dat ze hem ook niet geloven als
hij begint te liegen en dat hij niet weet wat hij moet doen. En omdat hij
dingen over de anderen vertelt, vertellen de anderen ook dingen over hem,
‘en zo gaan we steeds door’, aldus Şevket.
De verhoorders vragen Şevket wat hij dacht dat er zou gebeuren toen
men op 2 september 1998 met de auto’s vertrok. Heeft Kemal toen toch
niet gezegd dat ze gingen inbreken? Şevket blijft er bij dat zijn broer alleen
maar zei: Kom, we gaan op stap. Şevket zegt:
Tolk: Volgens mij hebben jullie gewoon geen schuldige mensen kun-
nen vinden, en door middel van dit soort praatjes proberen jullie mij
gewoon te beschuldigen van iets wat ik niet gedaan heb.
Şevket zegt dat hij dacht dat ze naar een feest of zo gingen, want inbreken
doe je immers niet met zoveel mensen tegelijk. Daarin geven de verhoor-
ders hem gelijk. Ook zij vonden dat gek. Maar, zeggen zij, het klinkt even-
zeer onlogisch dat hij niet wist wat men die avond wilde gaan doen. En dan
zegt Şevket:
Tolk: Oké, zegt ie, ik wist het niet, ik weet nergens van, ook niet van
een inbraak, ik weet nergens van, maar ik zeg gewoon dat ik het wel
wist.
Şevket zegt dus dat hij bereid is om iets te bekennen wat niet waar is. De
verhoorders gaan daar niet direct op in en blijven aanhouden, totdat Şevket
een paar minuten later zegt (hier en ook verderop is nog steeds geciteerd
met weglating van alles in het Turks):
168
Tolk: Jullie geloven mij toch niet. Dan zeg ik gewoon dat hij [Kemal]
wel gezegd heeft dat het voor een inbraak was.
Verhoorder Yvonne: Maar is het ook zo dan?
Tolk: Nee, zoiets heeft hij niet gezegd, zoiets heb ik niet gehoord.
Verhoorder Yvonne: Dat verzin je nu weer net?
Tolk: Omdat jullie mij niet geloven, heb ik het verzonnen.
Verhoorder Yvonne benadrukt dat zij de waarheid wil, dat zij niet uit is op
een zo zwaar mogelijke straf en dat Şevket, als hij de waarheid vertelt, mis-
schien ook minder last zal hebben van zijn hoofd. Een paar minuten later
zegt Şevket dan toch gewoon dat Kemal hem al vóór het vertrek verteld had
dat ze gingen inbreken. Vervolgens zegt Şevket:
Tolk: Ik heb ze niet daarheen gebracht, zegt ie. Ze zijn door iemand
anders daarheen [naar de Apeldoornseweg] gebracht.
Tolk: Nou, hij [Şevket] stond bij hem [Kemal] voor de deur, hij zag
zoveel mensen en toen heeft Kemal aan hem gevraagd, nou, wij
gaan een inbraak plegen, je moet ons even daar naartoe brengen,
hij zegt: nou, bij een inbraak ga ik niet mee, ik ga jullie niet daarheen
brengen, en, zegt ie, toen ben ik wel weggegaan, en ze zijn zelf met
zijn allen daar naartoe gegaan. En later heeft ie gehoord dat daar
iemand doodgeschoten was, toen dacht ie meteen, oh, dat komt ze-
ker door hun.
Dit is dus weer een geheel nieuw scenario. Şevket ontkent dat hij zelf iets
met het misdrijf te maken heeft, maar zegt nu dat hij de anderen wel dege-
lijk vanuit het huis van Kemal heeft zien wegrijden met de bedoeling om
een inbraak te gaan plegen en dat hij later tot de conclusie is gekomen dat
het deze inbraak was waarbij iemand was doodgeschoten. Verhoorder
Herman adviseert zijn vrouwelijke collega achter de computer om dit alles
toch ook maar gewoon op te schrijven, maar dan zegt Şevket:
Tolk: Verander het niet. Hij zegt: verander het niet. Laat het maar
gewoon zo staan. Ik ben er wel geweest.
169
En direct daarna:
Direct na deze ontkenning gaat Şevket weer gewoon door met het geven
van antwoorden op vragen die ervan uitgaan dat hij wel degelijk heeft
meegedaan, bijvoorbeeld op de vraag waar precies op 2 september 1998
de auto’s op de Apeldoornseweg geparkeerd stonden. Kort daarna hapert
het verhoor opnieuw als Şevket moet vertellen hoe hij de inrit op de Apel-
doornseweg was opgereden. Nu zegt Şevket namelijk dat hij niets weet van
een inrit en dat hij de auto op de weg gekeerd heeft. De verhoorders wijzen
Şevket erop dat een getuige hen de inrit op heeft zien rijden11 en dat Şevket
eerder gedetailleerd verklaard heeft over het keren van de auto op die inrit.
Şevket antwoordt dat hij last heeft van zijn hoofd en niet eens weet waar
het huis in kwestie staat:
Tolk: Het lijkt er nu op dat ik ergens nooit geweest ben, en het lijkt
erop dat ik er wél geweest ben.
Verhoorder Yvonne: Dat heb je zelf gezegd, dat je er geweest bent.
Dat is niet door anderen verteld, dat heb je zelf verteld, dat is het
erge juist.
Tolk: Dat heb ik wel gedaan om mijn broer te kunnen redden.
Verhoorder Yvonne: Nee, het gaat niet over je broer. Jij verklaart iets,
en dan trek je die keutel weer in. En op dingen die helemaal niet
belangrijk zijn.
Tolk: Dit is alles wat ik aan jullie wil vertellen, en meer heb ik niet.
170
Tolk: Toen zij terugkwamen naar de auto zei Kemal tegen hem
[Şevket]: Nou, kom, broer, wij gaan. Rijd maar, wij gaan (…) Kemal
zei: Adnan heeft vrouw doodgeschoten.
Verhoorder Herman: Eén vrouw?
(…)
Tolk: Hij weet het niet meer precies wat hij gezegd heeft: vrouwen
of vrouw.
De verhoorders vragen Şevket of hij er bezwaar tegen heeft dat een onder-
zoeker van het ministerie opnames van zijn verhoren bekijkt. (Het gaat
hier om R.J. Bokhorst, een van de auteurs van het in 2004 verschenen
boek Rechercheportret, waarin de Arnhemse villamoord herhaaldelijk figu-
reert.)12 Şevket geeft geen toestemming en zegt dat die onderzoeker maar
met hem zelf moet komen praten, maar als de verhoorders even aandrin-
gen geeft Şevket toch maar toe.
En dan beginnen de verhoorders weer over een ander punt dat zij nog
steeds onlogisch vinden in het verhaal van Şevket: zijn mededeling dat er
onder de betrokkenen later bijna nooit meer over deze overval gepraat is.
Şevket blijft er bij dat dit inderdaad klopt.
Verhoorder Yvonne: Als je niet wil tekenen, het maakt mij geen zak
uit hoor.
Tolk: Hij wil wel ondertekenen.
(…)
Tolk: Ik zal wel aantonen, zegt ie, dat ik niet met die mensen samen
was. Als ik straf opgelegd krijg, dan ga ik eraan werken.
Verhoorder Herman: Hij draait nou weer terug?
171
Tolk [vertaalt hier niet wat Şevket zegt maar zegt zelf]: Nee, nee, dat
is even een toevoeging die…
Verhoorder Herman: Nee, maar bedoelt ie nu weer dat ie er niet bij
was?
Verhoorder Yvonne: Teken eerst deze maar eens en dan eh, het schiet
allemaal niet op zo.
Tolk: Hoe is het nou als ik mijn straf opgelegd krijg, als de rechts-
zaak afgelopen is, dan worden de beperkingen opgeheven en dan
kan ie gewoon makkelijk contact hebben met de buitenwereld, dat
ie daarna kan aantonen dat ie onschuldig was. Nu niet.
Verhoorder Yvonne: Onschuldig ben je toch niet, Şevket, dat weet je.
172
van Şevket, zijn aanvankelijke ontkenning, hoe hij vervolgens zegt dat zijn
bekennende verklaring van 22 april 1999 wel degelijk klopt, maar dat het
inderdaad klopt dat hij niet weet of hij Herman bij het busje van Hamza
heeft zien lopen, de scepsis van de verhoorders over de mededeling van
Şevket dat hij niet in de woning van Kemal is geweest en niet wist wat
de plannen waren, hoe Şevket vervolgens zegt dat Kemal hem wél vooraf
gezegd heeft dat men wilde gaan inbreken, dat hij, anders dan hij eerder
had verklaard, op de Apeldoornseweg niet de inrit was opgereden, hoe
Kemal direct na afloop gezegd had dat Adnan een vrouw had doodgescho-
ten, hoe hij niet meer weet of Kemal nu gezegd had ‘vrouw’ of ‘vrouwen’
en dat er merkwaardig genoeg achteraf nooit gepraat is over het probleem
dat één vrouw het overleefd had en er dus een getuige was.
Er zijn ook dingen die niet in het proces-verbaal staan. Niet vermeld wordt
bijvoorbeeld dat Şevket aanbiedt om te verklaren dat Kemal hem wél over
de plannen had verteld, hoewel Kemal dit in werkelijkheid niet had verteld,
en hoe de vrouwelijke verhoorder dan terecht opmerkt dat hij dit dus ver-
zint, of hoe Şevket min of meer bevestigt dat hij leugens over Herman ver-
telt omdat Herman immers ook leugens over hem vertelt. Ook het geheel
nieuwe scenario, dat Şevket niet gereden heeft maar dat hij de anderen
wel naar de inbraak heeft zien vertrekken, staat niet in het proces-verbaal,
ongetwijfeld vooral omdat Şevket direct zei dat ze dit maar niet moesten
opschrijven. Ook de verzuchting van de mannelijke verhoorder, ‘Als we echt
al die onzin van jou op gaan typen wordt het echt helemaal een zootje’,
is uiteraard niet opgeschreven, evenmin als de verzekering van Şevket
aan het eind van het verhoor dat hij, als de beperkingen zijn opgeheven,
zal bewijzen dat hij onschuldig is. Het proces-verbaal geeft de indruk dat
Şevket het verhoor begint met ontkennen en later steeds bekent. Toch blijkt
ook uit dit proces-verbaal dat het hier gaat om verklaringen die bepaald
niet zonder meer geloofwaardig zijn.
De volgende dag, op 4 mei 1999, wordt Şevket weer verhoord. Dat is voorlo-
pig het laatste verhoor van hem dat is opgenomen. Pas in september volgt
nog een allerlaatste opgenomen verhoor. In het verhoor van 4 mei begint
Şevket opnieuw met ontkennen. De verhoorders verwachten dat blijkbaar
al, want het eigenlijke verhoor begint als volgt – weer met weglating van
alles wat in het Turks wordt gezegd:
173
Ruim twintig minuten lang houdt Şevket het vol om te ontkennen. De ver-
hoorders zeggen dat hij nu al voor de derde keer het ‘geintje’ uithaalt dat
hij weer begint met ontkennen. Elke keer verklaart hij weer iets anders.
Hij lijkt wel helderziende, omdat hij in zijn bekentenissen dingen verteld
heeft die je alleen kunt weten als je erbij bent geweest (de verhoorders
geven geen voorbeelden). Hij is ontzettend dom en moet wel ontzettende
last van zijn hoofd hebben. Hij is blijkbaar heel bang. Hij zal met al zijn
leugens bij de raadkamer een slechte indruk maken. Aldus de verhoorders,
die zich overigens verder netjes gedragen, niet hun stem verheffen, hem
niet fysiek in een hoek drukken, maar tegelijkertijd van hun ergernis geen
geheim maken. Vervolgens gaat de tolk zitten voorlezen uit Şevkets beken-
nende verklaring van de vorige dag, en dan zegt Şevket iets dat door de tolk
vertaald wordt met: ‘Meer weet hij niet.’ Nu sluit Şevket zich dus blijkbaar
weer aan bij zijn bekennende verklaring van de vorige dag. De verhoorders
vragen hem welk verhaal er nu klopt, want ‘die onzin hebben we nu genoeg
gehoord’.
Vervolgens proberen de verhoorders om het verhaal over 2 september 1998
strikt chronologisch van Şevket te horen te krijgen. Stapje voor stapje lopen
ze de gebeurtenissen door. Elk antwoord moet uit Şevket getrokken wor-
174
den. Was hij niet al vóór de overval in het huis van Kemal geweest? Wie
stonden er toen bij het huis? Vergeet hij niet nog iemand te noemen? (En
dan noemt Şevket ook de naam van Adnan.) Naar welke auto liep Şevket?
Waarschijnlijk naar een Golf. De kleur weet hij niet meer. Hoe zagen de
autosleutels eruit? Wie zat waar in de auto? Enzovoort.
Şevket vertelt dat bij aankomst op de Apeldoornseweg de auto van Ömer
er al stond. Die auto was leeg. Kemal zei hem dat hij moest stoppen bij de
stoplichten. De verhoorders vragen of hij misschien niet meer weet waar
hij moest stoppen, bij de stoplichten of op de inrit, en dan zegt Şevket dat
hij dat inderdaad niet meer weet.
Na het misdrijf reden ze naar het huis van Kemal, zo vertelt Şevket. Vervol-
gens liep hij terug naar huis. Onderweg naar zijn huis werd hij opgepikt
door Nevzat en Hasan. Ze gingen toen met zijn drieën naar het huis van
Marie. Dave was daar ook. Nee, niet Dave, maar Herman. De verhoorders
willen het verhoor vervolgens brengen op wat Şevket toen volgens Her-
man gezegd had, namelijk dat er in dat grote huis niets te halen was, maar
Şevket weet direct al waar ze naar toe willen:
Ze zijn vrij kort bij Marie gebleven. Daarna heeft Şevket eerst Hasan en
vervolgens Nevzat naar huis gebracht.
Heeft Şevket terwijl hij op 2 september naar eigen zeggen gedurende zo’n
20 à 25 minuten in de auto zat te wachten, echt niets of niemand gezien?
Nee. Hij moet toch een auto het erf op hebben zien rijden? (De verhoorders
bedoelen natuurlijk de auto van Elisa.) Dat heeft Şevket inderdaad gezien,
maar hij heeft niet gezien van welke kant de auto kwam aanrijden en hij
weet ook geen merk of kleur. De verhoorders vragen spottend of hij soms al
die tijd onder het dashboardkastje heeft gelegen. Ze zeggen dat hij gezien
moet hebben dat er mensen uit de andere auto (de Mercedes) stapten, en
dat heeft Şevket dan inderdaad gezien. Vier mensen stapten uit, alleen
Ömer bleef achter. De verhoorders vragen waarom hij dat nu pas vertelt.
En hoe weet hij dat Ömer in de auto bleef zitten? Omdat Ömer uitstapte
en gebaren naar hem maakte toen er een auto de oprit opreed. De verhoor-
ders zeggen dat ze weten dat er in de andere auto (de Mercedes) niet één
maar twee mensen zaten. De verhoorders zeggen dat ze van iemand die er
ook bij was weten dat er in de woning van Marie naast Nevzat, Hasan en
175
Herman nog iemand was, namelijk Adnan. Şevket zegt dat hij het zich niet
kan herinneren.
Daarna vragen de verhoorders uitvoerig naar de Turk uit Amsterdam, Ham-
za. Şevket zegt dat Hamza zich bezighoudt met wapens en ‘mal’ (verdoven-
de middelen). Hij ontkent dat hij ooit bij Hamza thuis is geweest. (Dat is niet
waar en de verhoorders weten dat.) Şevket zegt dat hij geen verklaringen
van andere verdachten gelezen heeft. Hij heeft alleen dingen gehoord van
de politie. En dan komen de verhoorders met een meer algemene kwestie:
Şevket ontkent dat hij ooit iets te maken heeft gehad met inbraken. Hij
is weliswaar een keer door de politie aangehouden met anderen in zijn
auto die toen net terugkwamen van een inbraak, maar hijzelf had met die
inbraak niets te maken. Een andere geplande inbraak waarbij hij betrokken
was en waarvan de politie weet heeft, was volgens Şevket niet doorgegaan
omdat hij dat niet gewild had. Want hij had toen gedacht dat dit slecht was
voor de ook aanwezige Herman en Dave. De verhoorders zijn – begrijpe-
lijk – sceptisch over het waarheidsgehalte van dit alles:
‘Ja, het klinkt niet echt logisch, maar goed, het zal wel, het is jouw
verklaring.’
En ze zeggen dat ze hem misschien nog wel eens zullen moeten verhoren.
Şevket heeft daar geen zin in en zegt dat hij geen verklaringen meer zal
afleggen. En:
176
Op 7 juni 1999 wordt Şevket weer verhoord. Van dit verhoor bestaat geen
opname. In het proces-verbaal staat dat Şevket een foto van Berkay te zien
krijgt met de vraag of dat de man was die samen met Hamza in het bus-
je reed. Şevket antwoordt dat hij niets weet van een wit busje en dat hij
hoe dan ook niets weet. En dat niet Adnan de schutter is, maar een van
de andere verdachten. De verbalisanten schrijven dat Şevket in dit verhoor
‘een chaotische indruk [maakte], door waarheden wederom te ontkennen
en later in het verhoor weer als waar te betitelen’.
Op 14 juni 1999 wordt Berkay aangehouden als verdachte. Hij wordt ervan
verdacht dat hij in het witte busje samen met Hamza naar de Apeldoornse-
weg is gereden. Hij wordt deze en volgende dagen herhaaldelijk en lang-
durig verhoord. Dat levert niets op. Hij ontkent elke betrokkenheid bij het
misdrijf. Hij kent Hamza. Hij weet ook van het witte busje van de neef van
Hamza. Hij werkte in de periode van 2 september 1998. Er wordt een noti-
tie van zijn werkgever gevonden waaruit blijkt dat Berkay die dag gewerkt
heeft. Tot 17.00 uur.
Op 17 juni 1999 wordt de eigenaar van het witte busje gehoord: de neef van
Hamza. Hij gebruikt dat busje elke dag in Amsterdam om werknemers naar
en van hun werk te brengen. Hij is dan normaliter om 7 uur ’s avonds thuis.
177
Hij sluit uit dat Hamza of Berkay het busje op 2 september 1998 geleend
hebben. Berkay zit in het dossier als de laatste van de tien verdachten, maar
zal ten slotte toch niet voor de rechter gebracht worden – de officier van
justitie meende uiteindelijk dat de verdenking tegen hem te mager was.
Rond deze periode stopt het politieonderzoek. Blijkbaar menen politie en
justitie dat de bekentenissen van Ömer, in combinatie met het feit dat
Şevket wel degelijk – hoe verward ook – meer dan eens heeft toegegeven
dat hij aan het misdrijf heeft meegedaan, voldoende moeten zijn om de
zaak voor de rechter te brengen. Over de rechtsgang, eerst bij de recht-
bank en daarna, in hoger beroep, bij het gerechtshof, gaan de nu volgende
hoofdstukken.
Maar eerst moet nog kort een verhoor van Şevket worden besproken dat
is afgenomen na afsluiting van het Nederlandse politieonderzoek. Want
in Duitsland loopt dan nog het onderzoek tegen Adnan, en in dat kader
worden ook Ömer en Şevket verhoord. Op 18 augustus 1999 wordt Şevket
verhoord door de Duitse politie. Hij ontkent: hij zegt dat hij niet aan het
misdrijf heeft meegedaan. De details die hij over het misdrijf had verteld,
waren hem aangereikt door de Nederlandse politie, zo zegt hij. Nevzat had
hem over het misdrijf verteld. Nevzat had toen niet verteld dat Adnan had
geschoten. Şevket heeft nu tegenover de Duitse politie een nieuw verhaal
over wie er geschoten zou hebben. Nevzat zou hem verteld hebben dat het
Huseyin en Nevzat zelf waren die hadden geschoten, zo vertelt Şevket nu.
Het zal niet voor het laatst zijn dat Şevket opnieuw zijn verhaal over de
Arnhemse villamoord grondig wijzigt. De Duitse justitie staakt haar onder-
zoek naar de Arnhemse villamoord vrij snel wegens gebrek aan bewijs.
178
179
180
181
182
183
Kemal een eigenaardig detail: het vele geld in dat huis werd bewaard in een
kluis onder het bad. De villa op de Apeldoornseweg had geen kluis onder
het bad. (En de dader bleek niet te hebben geprobeerd iets te doen met de
ongebruikte kluis in de kelder.) De politie heeft geprobeerd deze anomalie
op te lossen door aan te nemen dat de daders zich in het huis hadden ver-
gist. Misschien was het de bedoeling geweest om een nabij gelegen huis
te overvallen, want daar woonde een man die vaak veel contant geld in
huis had. Dit huis bleek echter geen kluis te hebben, en de man zei dat hij
zijn geld niet in de badkamer bewaarde. In het stamproces-verbaal wordt
correct vermeld dat Kemal vertelde over het plan van Nevzat inzake een
huis met een kluis onder het bad. Als echter wordt uitgelegd waarom dit
plan waarschijnlijk betrekking heeft op de Apeldoornseweg, wordt de kluis
onder het bad eenvoudigweg niet vermeld.
Hoe wordt de verbinding gelegd tussen enerzijds dit verhaal van Kemal
over het plan van Nevzat in de auto en anderzijds de overval op de Apel-
doornseweg? Kemal zelf kan die verbinding niet gelegd hebben, want hij
heeft altijd ontkend dat hij iets wist over dit misdrijf. In het stamproces-
verbaal wordt echter voor het eerst gewezen op bewijs voor een verbinding
tussen enerzijds Nevzat en anderzijds de overval op de Apeldoornseweg in
de vorm van iets wat Kemal gezegd zou hebben. In het stamproces-verbaal
staat:
Wie dit leest, denkt dat Kemal heeft verklaard dat het plan om de villa
op de Apeldoornseweg te overvallen van tevoren besproken was en dat
Nevzat gezegd had dat er een tipgever was geweest. Kemal lijkt dus wel
degelijk een verbinding te leggen tussen de overval op de Apeldoornseweg
en wat Nevzat in de auto had gezegd. Hoe kan dat? In werkelijkheid heeft
Kemal namelijk altijd gezegd dat hij niet wist over welk huis het plan van
Nevzat ging. Analyse van deze kwestie is belangrijk, omdat hier voor het
eerst in het stamproces-verbaal bewijs lijkt te worden geleverd voor een
verbinding tussen Nevzat en het misdrijf, en dat dit bewijs bovendien niet
afkomstig is uit bekentenissen van Ömer of Şevket, maar afkomstig is van
een heel andere verdachte: Kemal.
184
Er is het volgende gebeurd. Kemal wil de politie graag helpen bij het oplos-
sen van het misdrijf. Hij heeft zelf immers niets met het misdrijf te maken,
zo benadrukt hij steeds, en hij zou er geen enkel bezwaar tegen hebben als
Nevzat voor langere tijd achter de tralies verdween. Nevzat had immers,
zo meent hij, zijn vrouw verkracht. Hij vertelt de politie over het plan dat
Nevzat ooit besprak in de auto om een groot huis te overvallen. Later hoort
hij van zijn verhoorders dat onderzoek inmiddels heeft uitgewezen dat dit
plan betrekking had op de Apeldoornseweg. Kemal neemt dan op gezag
van zijn verhoorders aan dat dit plan van Nevzat dus ging over de Apel-
doornseweg. Hij benadrukt met klem dat hij dit niet zelf wist, maar dat
hij dit gehoord heeft van de politie. Dit staat ook correct vermeld in het
proces-verbaal van dit verhoor, waar Kemal zegt:
Kemal zegt hier dus dat Nevzat een tip had gekregen voor dat huis, en dat
nu – zo hoort hij van de verhoorders – blijkt dat het daarbij ging om de
Apeldoornseweg. Dit wordt op ongelukkige wijze als volgt samengevat in
het proces-verbaal:
Nu lijkt het dus alsof Kemal heeft verklaard dat wat Nevzat in de auto had
gezegd, betrekking had op de Apeldoornseweg, en dat is uitdrukkelijk niet
wat hij verklaard heeft. Hij heeft immers steeds gezegd dat hij niet wist dat
185
Hier wordt voor het eerst in het stamproces-verbaal het daderschap van
Adnan genoemd. Wie deze passage leest, denkt dat er dus blijkbaar vijf
mensen zijn die hem als dader hebben genoemd. Dat is niet zo. Ook bij het
daderschap van Adnan gaat het, zoals steeds, om iets wat alleen Ömer en
Şevket hebben gezegd.
De passage in het oorspronkelijke proces-verbaal, waarnaar ook correct
wordt verwezen, is minder misleidend. Daar staat dat Adnan verklaart:
‘Ik ken vier of vijf van deze mensen (…) Hasan, Nevzat, Kemal, Şevket
en Hasan. Ik weet niet, waarom die mensen mij als de dader aan-
wijzen. Als dit een verklaring van één van die vijf mensen is, zou ik
mij het volgende voor kunnen stellen: Ik heb vaak bij iemand in huis
overnacht. Ze hebben meer dan eens meegemaakt dat ik ’s nachts,
in mijn slaap, steeds schreeuwde, en een paar van deze mensen heb-
ben ook mijn gehandicaptenpasje gezien. Zij dachten dat ik gek was.
Misschien hebben ze mij daarom aangewezen.’
186
Die laatste zin zal bedoeld zijn om te onderstrepen dat deze verdachten
wel degelijk bij die woning op de Apeldoornseweg waren geweest – hoe
konden zij immers anders weten hoe het er daar uitzag. En dan vervolgt
de tekst met:
‘Omtrent de villa herinnerde [Ömer] zich dat het huis naar gelang de
bouw, in de jaren 50 was gebouwd.’
187
Bij het opmaken van het proces-verbaal heeft Ömer inderdaad gezegd dat
het huis vermoedelijk in de jaren vijftig was gebouwd, en dat klopt. Andere
door Ömer genoemde kenmerken van het overvallen huis staan niet ver-
meld. Niet vermeld is bijvoorbeeld dat Ömer zei dat het huis een puntdak
had (de villa heeft in werkelijkheid een plat dak), laat staan dat Ömer zelfs
opperde dat het overvallen huis misschien een bejaardentehuis of een
asielzoekerscentrum was. Dit is overigens niet een vertekening die pas
opduikt in het stamproces-verbaal. Ook in de achterliggende processen-
verbaal waren het puntdak en de mogelijkheid van een bejaardentehuis of
asielzoekerscentrum immers al verdwenen.
Hetzelfde geldt voor de passage in het stamproces-verbaal over hoe Elisa
de villa binnenging:
We hebben eerder gezien dat ook in het proces-verbaal van dit verhoor al
onzichtbaar was geworden op welke wijze Ömer door de verhoorders tot
zijn uitspraak over het oplopen van die trap was gebracht, terwijl op de
band te zien is dat Ömer in werkelijkheid niet het flauwste benul heeft hoe
en waar de vrouw naar binnen is gegaan. Maar wie de passage in het stam-
proces-verbaal leest, moet wel concluderen dat in elk geval deze verdachte
beschikte over daderkennis.
Het is niet zo dat in dit stamproces-verbaal alle niet-kloppende verklarin-
gen worden weggelaten. Soms duiken er wel degelijk verklaringen op waar-
van de lezer kan bedenken dat ze niet kunnen kloppen. Neem bijvoorbeeld
de rit in de auto direct na het misdrijf. Toen hoorde Şevket dat zijn broer
Kemal kwaad zei: ‘De pooier, Adnan, heeft een vrouw doodgeschoten, dat
hoerenkind.’ Het werd al eerder besproken: als het misdrijf inderdaad door
deze verdachten is gepleegd, dan kan Kemal dit direct na het misdrijf nooit
zo gezegd hebben, want op dat moment moeten de daders nog gedacht
hebben dat er niet één maar twee vrouwen waren doodgeschoten.
Of neem de verklaringen van Ömer over het misdrijf. Hij wachtte buiten.
Hij hoorde schoten. Ömer zegt dat hij die schoten hoorde terwijl hij buiten
in de auto zat te wachten. Tien regels verderop zegt hij dat hij de schoten
hoorde terwijl hij over het viaduct liep en dat hij toen direct in paniek terug
rende naar de auto. Dergelijke tegenstrijdigheden zullen de lezer van het
188
189
191
192
heeft hij verklaard dat hij er niets mee te maken heeft. De politie heeft
een versie gemaakt waarin Şevket bekent dat hij heeft deelgenomen aan
het misdrijf. Het voorlezen van deze versie aan Şevket mislukt, want Şevket
zegt dat hij niet heeft deelgenomen aan het misdrijf. Ook in eerdere ver-
horen had Şevket vaak ontkend, maar toen lukte het de verhoorders bijna
altijd om hem met de nodige aandrang te bewegen om toch weer te gaan
bekennen. Zulke aandrang wordt in dit verhoor niet uitgeoefend, en Şevket
blijft ontkennen.
Şevket zegt in dit verhoor dat een van de overvallers nog vrij rondloopt,
namelijk de persoon van de compositietekening. Hij zegt ook wat hij een
kleine maand eerder al tegen de Duitse politie heeft gezegd: dat hij van
Nevzat heeft gehoord dat niet Adnan heeft geschoten, maar dat er twee
schutters waren: eerst heeft Huseyin geschoten en daarna Nevzat zelf.
Huseyin had de later doodgeschoten vrouw aangesproken, zo zegt Şevket.
De verhoorders vragen terecht hoe dat nu mogelijk is. Huseyin spreekt
namelijk geen woord Nederlands. De verhoorders merken terecht op dat
het zo langzamerhand heel moeilijk wordt om Şevket nog te geloven.
Op 28 september 1999 begint de rechter-commissaris met zijn verho-
ren. Marie, de callgirl bij wie Herman en Dave een poosje in huis hebben
gewoond, zegt dat het de politie was die haar verteld had dat de avond
waarop ooit Nevzat, Şevket en Hasan bij haar waren geweest (en waarop
Şevket volgens Herman gezegd zou hebben dat er in dat vrijstaande huis
niets te halen was), de avond van 2 september 1998 was geweest.
Op 5 oktober 1999 wordt Şevket gehoord bij de rechter-commissaris. Ook
hier zegt Şevket weer, net als op 15 september 1999 bij de politie, dat hij
van Nevzat had gehoord dat het Huseyin was die in de villa met de oude
vrouw had gepraat. Nogmaals: Huseyin spreekt geen woord Nederlands;
de dader sprak volgens Elisa correct Nederlands. Tot zover het onderzoek
door de rechter-commissaris.
193
Herman vertelt op dezelfde zitting dat Şevket inderdaad, zoals hij ook
eerder verklaard heeft, ooit iets gezegd heeft over een huis waar niets te
halen was, maar dat hij niet weet of dat was op 2 september 1998. In de
discussie over wat Herman verklaart, wordt aan de officier van justitie
gevraagd waarom de latere bekennende verklaringen van Ömer niet zijn
opgenomen. Zij antwoordt volgens het proces-verbaal van dit verhoor van
Herman dat Ömer ‘al had bekend, het had dus geen zin meer om zijn ver-
dere verhoren op te nemen’.
Ook Kemal is op deze datum bij de rechtbank gehoord. In de zaal zit dan
ook Elisa. Zij ziet dan voor het eerst in levenden lijve de man die volgens
de politie haar belager geweest zou kunnen zijn. Herkent zij hem? Zij zegt
volgens het hierover opgemaakte proces-verbaal:
‘Als ik Kemal nu tijdens de zitting hoor praten (…) heb ik een gevoel
van herkenning. Ik krijg dan de gedachte dat Kemal degene is ge-
weest, die in mijn bijzijn op 2 september 1998, in perceel Apeldoorn-
seweg 232 te Arnhem, heeft gesproken. Ook heb ik het gevoel dat als
ik naar Kemal kijk, hij mogelijk degene is geweest die ik die dag in
de woning heb gezien. Hij moet dan de man geweest zijn, die Geke
onder schot hield, toen ik de woning binnen kwam.’
194
Er is in deze dagen veel gedoe rond een alibi waarmee Nevzat komt aan-
zetten. Twee zwagers van Nevzat zeggen onder ede op de zitting dat ze
hem op de avond van 2 september 1998 thuis hebben gezien. De officier
van justitie laat deze getuigen onmiddellijk aanhouden wegens meineed.
Terecht, zo blijkt al snel. In het direct hierop volgende onderzoek verklaren
beide getuigen uiteindelijk dat ze zijn aangezet door de vrouw van Nevzat
om valse verklaringen af te leggen.
Op 13 oktober 1999 is er een schouw. De rechtbank gaat samen met een aan-
tal advocaten en verdachten naar de plaats delict. Op de oprit voor de villa
staat precies het soort auto waarnaar de politie steeds op zoek is geweest:
een blauwe Volkswagen Golf. Dat zal zo dadelijk van belang worden.
Op 18 oktober 1999 vraagt de advocaat van Şevket om een onderzoek naar
de verstandelijke vermogens van zijn cliënt. Dit verzoek wordt gehono-
reerd. Het hieruit resulterende onderzoeksrapport zit niet bij de stukken
die wij bezitten. Wij kennen slechts enkele citaten uit dit rapport. De offi-
cier van justitie citeert dat Şevket ‘een intellectueel zwak begaafde man’
is. Advocaat Hamer citeert dat Şevket ‘sterk beïnvloedbaar’ is, en: ‘op de
intelligentietest functioneert betrokkene op zwakbegaafd niveau’. Geheu-
genproblemen heeft hij overigens volgens dit rapport niet.
Op de zitting van 25 oktober 1999 merkt een van de advocaten op dat hij
tijdens de schouw van twaalf dagen eerder op het terrein voor de villa
een blauwe Volkswagen Golf heeft zien staan. De officier van justitie ant-
woordt dat dit de auto is van een schoonzus van de doodgeschoten Geke
en dat deze auto is uitgerechercheerd. De advocaten zeggen dat hierover in
het dossier niets te vinden is, en de officier antwoordt dat alleen onderzoek
dat iets oplevert wordt vastgelegd in een proces-verbaal.
Er gebeurt nog iets opmerkelijks op de zitting van 25 oktober 1999. Ömer
zegt volgens het desbetreffende proces-verbaal:
Welnu, dit is iets nieuws, dat volkomen uit de lucht komt vallen. Ömer
heeft sinds april 1999 steeds bekend dat hij als chauffeur heeft deelge-
nomen aan het misdrijf. Het misdrijf moet op 2 september 1998 ’s avonds
kort vóór 8 uur zijn geëindigd. Volgens het verhaal van Ömer zijn de daders
daarna naar het huis van Kemal gereden. Vaststaat dat er die dag met
195
De vraag is natuurlijk wat in dergelijke verhoren ‘de kern’ is. Voor de poli-
tie zal de kern bestaan uit de verklaringen waartoe men de bekennende
verdachten uiteindelijk weet te brengen. Voor wie echter vermoedt dat
deze verdachten niets met het misdrijf te maken hebben, zal de kern vooral
bestaan uit de wijze waarop de verhoorders erin slagen om de zo te zien
volstrekt onwetende verdachten te laten verklaren over dingen waar ze
niets van af weten. Bij zulke verschillende visies op wat de kern is, rest maar
één oplossing: het maken van transcripties. De rechtbank wijst dit verzoek
echter af omdat de advocaat er te laat mee komt. En na deze schermutse-
lingen houdt de officier van justitie haar requisitoir.
196
Het requisitoir
De officier van justitie blijkt in haar requisitoir te kiezen voor het scenario
dat Kemal de persoon is die door Elisa is gezien en dat Adnan de schutter
is geweest. Zij verwijst naar een late verklaring van Ömer waarin Ömer
zegt dat hij van Kemal en Nevzat heeft gehoord dat het Kemal was die met
‘de oude vrouw’ had gepraat. En Kemal lijkt op de compositietekening en
praat ‘goed en netjes Nederlands’, aldus het requisitoir. Kemal kan zich
inderdaad redelijk redden in het Nederlands. ‘Goed en netjes Nederlands’
praat hij echter, getuige de opnames van de verhoren, zeker niet. En zijn
manier van praten lijkt in elk geval niet op het correcte Nederlands met
een accent dat Elisa op de gedachte had gebracht dat de dader misschien
een Molukker was. De keuze voor het scenario van Kemal die door Elisa
is gezien, terwijl Adnan degene is die geschoten heeft, is begrijpelijk. De
officier kan moeilijk zeggen dat het Adnan was die met de vrouwen had
gepraat. Adnan praat immers geen Nederlands, zoals zij ook zelf zegt. De
officier gaat niet in op de vraag hoe men zich nu precies moet voorstellen
dat Kemal, nadat hij de vrouwen naar het bed gedirigeerd had, vervolgens
is vervangen door Adnan, die geschoten heeft. Denkt zij dat Kemal heel stil-
letjes de kamer uit is geslopen en dat net zo onhoorbaar Adnan naar bin-
nen is gelopen, zonder dat Elisa dit heeft gemerkt? Het meest concrete dat
zij hierover zegt is:
‘[Kemal] is degene geweest die heeft gezegd dat zij [de twee
vrouwen] op bed moesten gaan liggen, waarna zij vlak daarna zijn
neergeschoten. Het kan toch bijna niet anders dan dat hij – ervan
uitgaande dat het daadwerkelijk Adnan is geweest die heeft gescho-
ten – gezien moet hebben wat Adnan heeft gedaan en in staat moet
zijn geweest om dit tegen te houden.’
Het verhaal van Elisa impliceert uiteraard dat de dader die zij gezien heeft
ook de schutter moet zijn geweest. Maar het is de logica van dit ontspoorde
politieonderzoek die de officier dwingt tot dit ongeloofwaardige scenario
van twee verschillende personen. De politie heeft zich laten verleiden tot
een scenario waarin Adnan de schutter zou zijn, maar tegelijkertijd kan hij
niet de dader zijn die door Elisa is gezien.
De officier bespreekt enkele getuigenverklaringen die passen bij haar
scenario. Ze vermeldt met geen woord de getuigenverklaring die voor-
197
198
De pleidooien
De advocaat van Ömer zegt in zijn pleidooi dat er geen twijfel over moge-
lijk is dat Ömer heeft meegedaan met het misdrijf. Dat is opmerkelijk. In
1999 leefde blijkbaar nog nauwelijks het besef dat bekentenissen vals kun-
nen zijn. De Schiedammer parkmoord was nog geen rechterlijke dwaling
gebleken (die moord was toen zelfs nog niet gepleegd), en ook de Puttense
moordzaak zou pas in 2002 worden herzien. De advocaat betoogt echter
dat wat Ömer gedaan heeft, geen medeplegen was maar slechts mede-
plichtigheid, en dat was niet ten laste gelegd. Hij vraagt daarom om vrij-
spraak.
199
Gerard Hamer, de advocaat van Hamza, houdt een gedegen pleidooi dat op
schrift, nog afgezien van de bijlagen, 82 pagina’s telt. Over de bekentenis-
sen van Ömer zegt hij:
‘Wie zegt u en mij niet dat die [Ömer] een fantast is. (…) Misschien
heeft [Ömer] wel informatie gehoord van anderen die het delict be-
gaan hadden.’
Hij omschrijft Ömer als ‘een getuige die zoveel weet over dit delict’. En
Ömer zou in de praktijk van Hamer
Zelfs Hamer heeft dus niet gezien dat de verklaringen van Ömer niet zozeer
het product zijn van fantasie, of misschien van informatie van de echte
daders, maar dat zij vooral het product zijn van de manier waarop hij ver-
hoord is.
De advocaat van Dave benadrukt dat de verklaringen van Şevket onbe-
trouwbaar zijn, en ook de verklaringen van Ömer, ‘zij het in mindere mate’.
Bij zijn pleitnotities zitten bijlagen waarin gewezen wordt op tegenstrij-
digheden in de verklaringen van Şevket en Ömer. Daarin wordt uitsluitend
gebruikgemaakt van de processen-verbaal. De ondeugdelijkheid van deze
verhoren blijkt echter pas echt uit de opnames. Van die opnames is hier
geen gebruik gemaakt.
Drie dagen later, op 17 december 1999, vindt de laatste zitting van de recht-
bank plaats. De advocaat van Nevzat zegt in zijn pleidooi over Ömer:
‘Op grond van zijn bekentenis kan in ieder geval worden aangeno-
men dat hij als dader betrokken is geweest bij de inbraak van 2 sep-
tember 1998.’
Maar, zo oppert deze advocaat, misschien heeft Ömer het misdrijf wel in
zijn eentje gepleegd. Meent deze advocaat dit serieus? Het Nederlands van
Ömer is nog slechter dan dat van Kemal. Het is onmogelijk dat Ömer iets
zou zeggen dat door Elisa gekarakteriseerd zou worden als correct Neder-
lands.
200
‘Is het mogelijk, dat [Ömer], omdat hij alles zo goed blijkt te weten
samen met iemand anders uit de groep ter plaatse is geweest en dat
er voor het overige niemand aan de inbraak heeft deelgenomen?’
Ook deze advocaat beseft dus blijkbaar niet dat alles wat Ömer ‘zo goed
blijkt te weten’ afkomstig kan zijn van de verhoorders.
Samenvattend: geen van de advocaten trekt fundamenteel de bekentenis-
sen van Ömer in twijfel. Alleen Hamer oppert dat het misschien fantasieën
waren. Dat Ömer bijna helemaal gevoerd en gestuurd is door de verhoor-
ders, is blijkbaar door niemand opgemerkt. Niemand vraagt aandacht voor
de wijze waarop Ömer gestuurd is naar zijn verklaring dat Elisa de trap
omhoog opliep. Niemand vraagt aandacht voor het feit dat Ömer er aan-
vankelijk met geen mogelijkheid in slaagde om de juiste auto te noemen.
Niemand vraagt aandacht voor het moment waarop aan Şevket gevraagd
wordt of de kleur van het busje misschien oranje met paarse stippen was,
waarop Şevket, zoals zo vaak, antwoordt: waarschijnlijk. Het is goed dat
de verdachtenverhoren zijn opgenomen, maar als ze vervolgens niet goed
worden bekeken, hebben die opnames weinig zin.
Het vonnis
Bij het vonnis horen bewijsmiddelen. Dat is een lijst met passages uit pro-
cessen-verbaal die volgens de rechtbank bewijzen dat de verdachte gedaan
201
heeft waarvoor hij wordt veroordeeld. Die lijst met bewijsmiddelen wordt
alleen opgesteld als de verdachte in hoger beroep gaat. Alle verdachten
behalve Ömer gaan in hoger beroep. De bewijsmiddelen bij het vonnis van
Nevzat worden uitgewerkt op 17 april 2000. De getuigenverklaring over
de blauwe Volkswagen Golf die rond de tijd van het misdrijf de oprit zou
zijn opgereden en die in het requisitoir niet was vermeld, staat wel bij de
bewijsmiddelen (nr. 5). Ook het proces-verbaal waarin Elisa verklaart dat ze
bij het zien en horen van Kemal in de rechtszaal een ‘gevoel van herkenning’
had, wordt geciteerd (nr. 11). Ook de rechtbank gaat er dus van uit dat Kemal
de dader is die door Elisa is gezien. Er wordt vooral veel geciteerd uit de
verklaringen van Ömer, bijvoorbeeld hoe hij de vrouw de trap op zag lopen
(nr. 16). Er wordt merkwaardig genoeg ook geciteerd uit een verklaring van
Ömer die zegt dat Kemal gezegd had dat Adnan de vrouw bedreigd had
(nr. 25). Dit is merkwaardig omdat de rechtbank immers aanneemt dat het
niet Adnan maar Kemal was die Elisa had bedreigd; zie bewijsmiddel 11. In
bewijsmiddel 25 wordt ook Ömer geciteerd, die zei dat hij direct na afloop
van het misdrijf had gehoord: ‘Kemal verweet Adnan dat hij de vrouw had
neergeschoten.’ Welnu, zoals al vaker betoogd: dat kan onmogelijk waar
zijn. Als deze verdachten inderdaad dit misdrijf gepleegd zouden hebben,
zouden zij immers op dat moment nog steeds gedacht hebben dat er niet
één vrouw maar twee vrouwen waren neergeschoten. In de bewijsmidde-
len wordt zelfs geciteerd uit de verklaring waarin Nevzat zegt dat hij Şevket
en Hasan op geheimzinnige toon had horen zeggen dat Huseyin iets met
de moord te maken had en dat hij zelf gehoord had dat Kemal ermee te
maken had (nr. 35). Het laatste bewijsmiddel (nr. 50) geeft een citaat uit een
verklaring van Dave, die zegt dat hij op 2 september 1998 Kemal, Huseyin,
Nevzat, Şevket en Hasan en vermoedelijk ook Ömer en Hamza bij elkaar
heeft gezien. Dat dit volgens de verklaring van Dave niets met het misdrijf
te maken heeft, maar dat Dave zei al deze personen samen gezien te heb-
ben voor de deur van ene Mehmet, is in de bewijsmiddelen weggelaten,
zodat je denkt dat dit gaat over het misdrijf. Ook weggelaten is dat Dave
eerder zei dat hij niet weet of deze samenkomst plaatsvond op 2 september
1998, ‘omdat ik van dag tot dag leef’. Dave leefde in die tijd naar eigen zeg-
gen in een permanente roes van drugs en alcohol.
En daarmee is de procesgang bij de rechtbank ten einde. Alle verdachten
behalve Ömer gaan in hoger beroep. Bij het gerechtshof wordt de zaak
grondiger behandeld dan bij de rechtbank, zo zullen we zien in het volgen-
de hoofdstuk.
202
203
We hebben immers gezien dat Ömer dit bij eerdere gelegenheden bijna
steeds verkeerd zei.
De volgende dag, op 30 mei 2000, wordt het verhoor van Ömer voortgezet.
Hij vertelt dat toen hij met zijn kompanen op 2 september 1998 aankwam
bij de villa, het begon te schemeren: ‘Ik heb bij de politie ook verklaard dat
het donker begon te worden.’ De lezer zal zich herinneren hoe Ömer in wer-
kelijkheid in zijn eerste bekennende verklaringen bij de politie zei dat het
misdrijf tegen middernacht was gepleegd (en toen was het uiteraard al
volkomen donker).
Op deze zittingsdag wordt ook de ex-vrouw van Ömer gehoord. Zij zegt
over haar ex-man: ‘Als het hem uitkomt gaat hij liegen.’
Op 8 juni 2000 verschijnt een rapport van de rechtspsycholoog dr. Eric Ras-
sin over de betrouwbaarheid van de verklaringen van Ömer en Şevket. Dit
rapport is geschreven in opdracht van de advocaten van Herman, Hamza
en Dave. Eerder hadden de advocaten het hof al gevraagd om een deskun-
dige een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren. Dat verzoek was afgewe-
zen.
Rassin beperkt zich in zijn rapport tot een analyse van de processen-verbaal
van de verhoren van Ömer en Şevket bij de politie en de rechtbank. Hij con-
stateert dat hun verklaringen niet betrouwbaar zijn in de technische bete-
kenis waarin psychologen dit woord gebruiken. (Psychologen gebruiken
de term ‘betrouwbaar’ voor wat in gewoon Nederlands ‘consistent’ wordt
genoemd.) De vraag is natuurlijk of Ömer en Şevket wellicht, zoals de poli-
tie zal aannemen, hun verklaringen hebben bijgesteld omdat ze geleide-
lijk aan steeds meer de waarheid zijn gaan vertellen. Rassin bespreekt de
mogelijkheid dat de bekennende verklaringen daarentegen het gevolg zijn
van suggestieve verhoren en van ‘vergaande herformuleringen’ van de uit-
spraken in de processen-verbaal. Rassin meent dat dit wel eens ‘deels’ het
geval zou kunnen zijn.
Het is onwaarschijnlijk, aldus Rassin, dat de verdachten ten tijde van de
verhoren, meer dan een half jaar na dato, zich alles nog zo precies kunnen
herinneren als blijkt uit de processen-verbaal. En zij zullen er met elkaar en
met anderen over gepraat hebben, en ook dat beïnvloedt het geheugen.
Het is ook ongeloofwaardig dat de verdachten zich in latere verhoren steeds
meer details gaan herinneren. En als Şevket zegt dat zijn broer Kemal direct
204
na het misdrijf gezegd heeft dat Adnan ‘een vrouw’ heeft doodgeschoten,
dan moet dit welhaast het resultaat zijn van latere informatie. Een ander
voorbeeld is Şevket die zegt dat hij Herman verdenkt van deelname aan
het misdrijf, omdat hij gehoord heeft dat Herman hem (Şevket) verdenkt.
Rassin oppert dat al deze dingen erop wijzen dat later gegeven informatie
‘onbewust deel is gaan uitmaken van de herinneringen en verklaringen
van de verdachten’. Maar misschien, zo oppert Rassin, hebben de verdach-
ten ook wel gewoon uit vermoeidheid bekend, eenvoudigweg om van de
uitputtende verhoren af te zijn.
Zou er meer aan de hand kunnen zijn dan alleen maar geheugenproble-
men? Heeft de politie geprobeerd om het bewijs rond te krijgen en daarom
verklaringen en processen-verbaal bijgestuurd? Rassin ziet aanwijzingen
in die richting. In het proces-verbaal van zijn eerste bekentenis zegt Ömer
dat het misdrijf ergens rond 11 uur ’s avonds begon (in werkelijkheid begon
het vóór 8 uur ’s avonds, toen het nog licht was). Elisa spreekt steeds van
één dader, terwijl er in het scenario waarop is veroordeeld sprake moet zijn
geweest van een stuk of tien daders. De advocaten, zo schrijft Rassin, wij-
zen op allerlei tegenstrijdigheden in de verklaringen van Ömer en Şevket.
Om te weten of hier sprake is geweest ‘van suggestieve, indringende ver-
horen en/of van onjuiste weergaven in de processen-verbaal’ zou je trans-
cripties van de verhoren moeten hebben. Die zijn er echter niet, aldus nog
steeds het rapport van Rassin. Je zou ook de videobanden kunnen bekijken,
maar dat is ‘zeer arbeidsintensief’ en kan
‘als uiterste resultaat niet meer (…) opleveren dan dat er inderdaad
aanwijzingen zijn voor de hypothese dat in de verschillende verho-
ren suggestieve vragen werden gesteld en/of dat de in het dossier
opgenomen processen-verbaal niet altijd overeenkomen met het-
geen voorviel tijdens de verhoren’.
Deze passage wijst er eens te meer op dat Rassin niet zelf de banden heeft
bekeken. Wie de banden wél bekijkt, ziet dat er heel wat meer aan de
hand is dan ‘aanwijzingen voor de hypothese’ dat er suggestieve vragen
zijn gesteld. Op de banden is te zien hoe Şevket in zijn verklaringen alle
kanten opgaat, en hoe Ömer gestuurd wordt naar verklaringen over zaken
waarvan hij zonder hulp van de verhoorders geen flauw benul heeft. Ras-
sin heeft blijkbaar niet beseft hoezeer deze strafzaak, hoe gruwelijk ook,
voor een rechtspsycholoog een goudmijn is, en hoe belangrijk een meer
205
gedegen rapport over deze zaak wellicht had kunnen zijn. Rassin heeft ove-
rigens wel gelijk als hij schrijft dat analyse van de banden erg veel werk
is. Zo’n analyse kost maanden. Normaliter kan een getuige-deskundige
onmogelijk zoveel tijd vrijmaken voor één rapport. In de rechtsgang heeft
het rapport van Rassin nauwelijks nog een rol gespeeld.
Op 13 juni 2000 is er weer een zitting van het hof. Op deze zitting wor-
den op verzoek van de verdediging videobanden van verhoren van Şevket
en Ömer afgespeeld. Van Şevket worden veertien fragmenten getoond, in
totaal zo’n tweeënhalf uur. Het langste fragment komt uit het niet gever-
baliseerde verhoor door onderzoeksleider Ad van 22 april 1999, waarin Ad
erin slaagt om Şevket, die aanvankelijk ontkent, weer aan het bekennen
te krijgen. Via allerlei tussenstapjes: Şevket zegt dat hij er misschien wel
bij is geweest maar dat hij het zich niet meer herinnert, hij zegt dat hij
zal ‘accepteren’ dat hij erbij is geweest, hij vraagt wat er gebeurt als hij
nu bekent maar anderen vervolgens zeggen dat hij er niets mee te maken
heeft, hij zegt dat hij alleen maar vertelt wat hij van anderen gehoord
heeft, dat zijn eerdere bekentenissen kloppen, dat hij er niet bij is geweest,
dat hij zich niets meer kan herinneren, dat zijn eerdere bekentenissen ver-
zonnen waren, en ten slotte dat zijn eerdere bekentenissen wél kloppen
maar dat zijn kennis beperkt is tot wat hij eerder al verteld heeft. Kortom,
een verhoor dat fraai illustreert dat Şevket met de wijze waarop onder-
zoeksleider Ad verhoort, gebracht kan worden tot de meest uiteenlopende
verklaringen, van ontkennen via allerlei tussenvormen tot bekennen.
Ook van Ömer worden stukken van verhoren getoond. Het gaat steeds om
het verhoor van 9 april 1999, waarin Ömer voor het eerst bekent. Getoond
wordt een klein uur vanaf het moment waarop hij begint te bekennen. Te
zien is hoe Ömer allerlei auto’s noemt die aan het misdrijf zouden hebben
deelgenomen, maar er steeds niet in slaagt om het soort auto te noemen
dat de verhoorders willen horen: een blauwe Volkswagen Golf. Te zien is
hoe, als Ömer een blauwe Ford Scorpio oppert, onderzoeksleider Ad rea-
geert met ‘ik zal je helpen, blauw is goed’, en hoe Ömer verderop zegt dat
hij zich niet meer kan herinneren wat voor soort auto het was maar dat
hij de kleur nog wel weet: blauw. Te zien is hoe Ömer begint met te zeg-
gen dat het misdrijf gepleegd is door Nevzat en Kemal, hoe de verhoorders,
die van Şevket hebben gehoord dat Adnan de schutter zou zijn geweest,
206
aandringen dat het niet alleen Nevzat en Kemal zijn geweest, en hoe Ömer
vervolgens de ene na de andere naam noemt, totdat hij ten slotte met
behulp van een boek met foto’s eindelijk de foto van Adnan aanwijst, maar
dan is het totale aantal door Ömer genoemde daders inmiddels al opgelo-
pen tot acht, voor een misdrijf waarbij het overlevende slachtoffer slechts
één dader heeft gezien en er ook voor het overige niets wijst in de richting
van meer dan één dader.
Kortom, de getoonde fragmenten uit de verhoren van Şevket en Ömer zijn
uitstekend gekozen. Tijdens het vertonen van verhoren van Şevket wordt
zijn broer Kemal erg boos. Hij begint te vechten. Ook Huseyin raakt in die
vechtpartij betrokken. Beide verdachten worden de zaal uitgezet. En:
Aldus Ömer volgens het proces-verbaal van de zitting van 13 juni 2000. En
inderdaad: hij gokte niet naar de waarheid, hij besefte ongetwijfeld heel
goed dat hij zat te liegen.
207
Dat is onzin. Een auto van dit merk is nooit genoemd voordat Ömer met
zijn Mercedes in beeld kwam.
Op 20 juni 2000 is er weer een zitting. De belangrijkste verhoorder van
Ömer, Ben, vertelt dat hij in de verhoren, toen Ömer nog ontkende, druk
moest opbouwen ‘omdat [Ömer] in het begin van de verhoren loog’. Ook
hij bevestigt dat in het eerste verhoor waarin Ömer bekende om tactische
redenen de tolk was weggehaald. Ben zegt ook:
208
‘Toen de foto van Adnan erbij gehaald werd zijn we gestopt; we had-
den toen een beeld van de samenstelling van de groep.’
Dat klopt: Ben stopte tijdens de eerste bekentenis met het vragen naar nog
meer namen van daders toen Ömer ten slotte, na allerlei andere namen
genoemd te hebben, de ‘goede’ foto aanwees, de foto van Adnan.
Op 23 juni 2000 is er weer een zitting. Kemal wordt gehoord. Hij zegt:
En even verderop:
‘De kluis waar het kennelijk om ging was ingebouwd; die moest er
dus uitgehakt worden. De kluis was ongeveer 50 bij 80 cm.’
Hoe komt verhoorder Ben hier nu bij? Zijn dit de maten van de kluis in de
kelder van de villa? Tijdens het politieonderzoek was er het idee dat het in
dit misdrijf ging om een brandkast, en dat idee was vooral het gevolg van
het feit dat Ömer zoveel daders had genoemd. De enige verklaring voor
zoveel daders leek te zijn dat er blijkbaar iets heel zwaars vervoerd moest
worden: een brandkast. En waarom meent Ben nu opeens dat er een kluis
‘uitgehakt’ moest worden? Omdat de kluis op de Apeldoornseweg inge-
bouwd is? Vaststaat echter dat de echte dader, wie dat ook geweest moge
zijn, geen belangstelling had voor de kluis: de spinnenwebben rond deze
209
(lege) kluis waren onberoerd. Er is geen enkele aanwijzing dat het misdrijf
iets met deze kluis te maken had.
Begin augustus 2000 verhangt Dave zich in zijn cel. Hij laat een brief na
‘waarin hij aangeeft dat hij onschuldig is en er niet meer tegen kon’ (brief
Smits, advocaat van Hasan, van 7 december 2006). Er bestaat een proces-
verbaal over het overlijden van Dave. Het Openbaar Ministerie heeft dat
proces-verbaal niet aan de verdediging gegeven omdat men dat ‘eigenlijk
niet kies’ vond. Het hof sluit zich hierbij aan. Wij kennen dit proces-verbaal
niet. Het zou de moeite waard zijn om meer te weten over de zelfmoord
van Dave. De advocaat-generaal – bij de rechtbank heet de vertegenwoor-
diger van het Openbaar Ministerie officier van justitie; bij het gerechtshof
heet deze zelfde functionaris advocaat-generaal – zegt hierover nog:
‘Enkele dagen voor zijn overlijden heeft [Dave] een brief geschreven
aan ene De Vries.’
Zo dadelijk zal blijken dat dit niet zomaar ‘ene’ De Vries is, maar de bekende
misdaadverslaggever Peter R. de Vries. Later zal ook Nevzat contact zoeken
met Peter R. de Vries en diens misdaadprogramma, dat in deze tijd al volop
bezig is met een lange serie televisie-uitzendingen over de valse bekente-
nissen in de Puttense moordzaak.
210
een verklaring van horen zeggen. Desondanks is het natuurlijk van groot
belang om dit nader uit te zoeken.
Verhoorder Ben bezoekt Ömer in de gevangenis. Hij krijgt van Ömer een
door Jeroen ondertekende handgeschreven tekst waarin staat dat Herman
tegen hem (Jeroen) gezegd had dat hij (Herman) Kemal had geholpen met
de planning, dat hij de inbraak had gepleegd samen met Turken en nog een
Hollandse jongen, dat het niet de bedoeling was geweest om iemand dood
te maken, dat Kemal binnen mensen bedreigd had en dat ze vanwege een
brandkast een bus hadden meegenomen.
Eigenaardig aan deze verklaring is dat de naam van de ondertekenaar
(Jeroen) geschreven is in een ander handschrift dan de eigenlijke tekst.
Bovendien valt op dat de tekst geschreven is door iemand die zelfs voor een
bajesklant het Nederlands wel heel erg matig beheerst. Deze ‘Jeroen’ schrijft
bijvoorbeeld: ‘Wij hebben planing allen inbraak’, terwijl zoiets bedoeld is
als: ‘Wij hadden alleen een inbraak gepland.’ Ben voegt de handgeschreven
verklaring van deze Jeroen bij een proces-verbaal waarin hij bericht hoe hij
hierover door Ömer is benaderd. Hij vermeldt in dit proces-verbaal ook dat
Ömer tegen hem gezegd heeft dat deze Jeroen de verklaring niet zelf heeft
gelezen. Dat is merkwaardig! Een door Jeroen ondertekende verklaring die
door deze zelfde Jeroen niet is gelezen?
De waarheid komt al vrij snel aan het licht wanneer deze Jeroen wordt
opgeroepen door het hof. Jeroen zegt dat hij deze verklaring nog nooit heeft
gezien. Het is waar dat hij in de gevangenis Herman is tegengekomen. Hij
heeft vaak met Herman gepraat over de overval op de Apeldoornseweg.
Herman heeft hem echter altijd bezworen dat hij daar niets mee te maken
had. Herman en Dave hadden contact gezocht met Peter R. de Vries, aldus
nog steeds Jeroen, en zo weten we dankzij de verklaring van deze Jeroen
wie de eerdergenoemde ‘ene De Vries’ is met wie Dave kort voor zijn zelf-
moord contact had gezocht. Jeroen was in de gevangenis niet alleen Dave
en Herman tegengekomen; hij was later ook Ömer tegengekomen en had
toen ook met Ömer gepraat over Herman. Ömer had hem gevraagd om
zijn naam te zetten op een blanco vel papier. Dat was nodig, zo zou Ömer
hem gezegd hebben, voor een machtiging om 50 cent af te schrijven van
zijn rekening voor de gedetineerdenpot.
Als dit verhaal van Jeroen klopt, dan zou Ömer dus eigenhandig een van
A tot Z gelogen verklaring hebben geschreven op een vel papier waarop
al de naam van Jeroen stond. De naam van Jeroen staat een beetje over
de eigenlijke verklaring heen. Of beter gezegd, als het verhaal van Jeroen
211
waar is, staat de naam van Jeroen onder een stukje van de eigenlijke ver-
klaring. Is de handtekening over de tekst heen geschreven of is de tekst
over de handtekening heen geschreven? Deze vraag wordt voorgelegd aan
schriftdeskundigen van het NFI, het Nederlands Forensisch Instituut.13 Het
NFI komt tot de conclusie dat waarschijnlijk de tekst over de handtekening
heen is gezet. Dat geeft dus steun aan de verklaring van Jeroen dat Ömer
geprobeerd heeft hem erin te luizen.
Ömer wordt op 7 november 2000 door het hof gehoord over deze kwes-
tie. Hij geeft toe dat hij inderdaad Jeroen een blanco vel papier heeft laten
tekenen en dat hij vervolgens buiten medeweten van Jeroen de verklaring
over Herman heeft opgeschreven. De advocaat-generaal probeert later in
zijn requisitoir deze ontluistering van zijn kroongetuige nog enigszins te
temperen door erop te wijzen dat ook de verklaring van Jeroen niet erg
betrouwbaar lijkt. Hoe waarschijnlijk is het immers dat een doorgewinter-
de crimineel als deze Jeroen zo dom zou zijn om zijn naam te zetten op een
blanco vel papier van een medegedetineerde, zogenaamd voor een mach-
tiging om 50 cent van zijn rekening af te schrijven, terwijl hij in werkelijk-
heid al een permanente machtiging had afgegeven om elke maand 50 cent
van zijn rekening te laten afschrijven? Dat klinkt inderdaad raar. Toch doet
de eventuele onbetrouwbaarheid van Jeroen niets af aan wat Ömer hier
gedaan heeft. Wat heeft Ömer nu eigenlijk precies geprobeerd te doen?
Ömer knutselt onder valse voorwendsels een nieuwe valse bekentenis in
elkaar. Hij kent een medegevangene, die op zijn beurt weer Herman kent.
Hij zorgt ervoor dat de naam van die medegevangene terechtkomt onder
een door Ömer zelf opgestelde verklaring waarin iets staat waarvan Ömer
weet dat het niet waar is: dat ook Herman heeft toegegeven dat hij had
meegedaan met het misdrijf.
Dit gedrag van Ömer gaat een stuk verder dan zijn eerdere valse bekente-
nissen. Waarom doet hij dit? Zijn eerdere valse bekentenissen zijn te begrij-
pen als een poging om zijn eigen straf zo gering mogelijk te houden. Maar
zijn eigen rechtsgang is nu beëindigd. Waarom wil hij nu alsnog nieuw vals
bewijs tegen zijn kompanen produceren?
Het antwoord op deze vraag weten we niet. Gek is Ömer niet. Hij heeft wel-
iswaar het buskruit niet uitgevonden, maar een zwakzinnige of geestelijk
gestoorde indruk maakt hij ook niet. Wordt hij misschien bedreigd door de
echte dader, die er alle belang bij heeft dat de verkeerde verdachten veroor-
deeld worden? Voor dit scenario ontbreekt elke aanwijzing. Hoopt hij met
deze verklaring van Jeroen aanspraak te kunnen maken op de beloning die
212
kort na het misdrijf was uitgeloofd door het Openbaar Ministerie? Ömer
zelf zegt dat hij de politie gevraagd heeft of hij in ruil voor deze verklaring
zijn zoontje zou mogen zien. Eén ding is zeker: de gang van zaken rond deze
verklaring van Jeroen bewijst dat Ömer er niet voor terugschrikt om vals
bewijs tegen zijn kompanen te produceren. Maar hoe kan men vertrou-
wen op bekentenissen van iemand die blijkbaar bereid is om vals bewijs te
produceren? Toch zullen ook in hoger beroep de verdachten veroordeeld
worden, en opnieuw zal de veroordeling eigenlijk alleen maar berusten op
de bekentenissen van Ömer.
Latere zittingen
Op de zitting van 31 oktober 2000 wordt niet alleen Jeroen gehoord. Ook
politiemensen worden gehoord, onder wie Henk, de verhoorder die samen
met Ben de meeste verhoren met Ömer heeft gedaan. Henk wijst erop dat
wat Ömer vertelde over de beschilderde koepeltjes bewijst dat hij daar echt
geweest is:
Het klopt natuurlijk wat Henk hier zegt: Ömer heeft daar daadwerkelijk
gelopen, en wel tijdens de reconstructie op 18 mei 1999. Maar Henk denkt
blijkbaar in zijn naïviteit dat daarmee ook de juistheid is bewezen van de
daaropvolgende opmerking van Ömer dat hij zo’n beschilderd koepeltje
ook had gezien tijdens het wachten bij het misdrijf op 2 september 1998.
Op 7 november 2000 is er weer een zitting. Op deze zitting vertelt Ömer
dat hij de verklaring van Jeroen over Herman in werkelijkheid zelf in elkaar
heeft gezet. Ook Herman wordt gehoord. Hij zegt dat hij denkt dat Ömer
het misdrijf in zijn eentje heeft gepleegd. (Dit is natuurlijk onmogelijk.
Elisa verklaart dat de dader correct Nederlands sprak. Het Nederlands van
Ömer is heel moeizaam.)
Er worden ook weer politiemensen gehoord, onder wie de man die samen
met Ad de leiding had van het politieteam. Deze man zegt opmerkelijke
dingen.
213
Het requisitoir
Niet alleen het hof heeft veel tijd en aandacht besteed aan de zaak, ook het
Openbaar Ministerie heeft zijn best gedaan. Het requisitoir van de advo-
caat-generaal maakt een serieuze en doorwrochte indruk. In een uitvoerig
betoog van 25 pagina’s bespreekt hij zorgvuldig het bewijs. Voor zover het
gaat om de rechtmatigheid van het verkregen bewijs – is het pressieverbod
niet overtreden, zijn de verdachten wel tijdig officieel aangemerkt als ver-
dachten? – blijft zijn betoog hier onbesproken. Hoe belangrijk deze thema’s
ook zijn, het gaat in dit boek uitsluitend om de feitelijke vraag of de ver-
dachten wel of niet iets met dit misdrijf te maken hebben.
214
Het bewijs berust vooral – daar is iedereen het over eens – op de beken-
nende verklaringen van Ömer. De advocaat-generaal geeft verschillende
argumenten waarom die verklaringen betrouwbaar zijn. Hij begint met de
bespreking van het motief. Waarom is Ömer gaan bekennen? Misschien
uit gewetenswroeging, maar misschien ook alleen maar in de hoop dat hij
dan minder straf zou krijgen. (Maar ook – zo zou je kunnen tegenwerpen –
als de bekentenissen vals zijn, zouden ze afgelegd kunnen zijn in de hoop
op minder straf.) Een volgend argument voor de geloofwaardigheid van
de bekentenissen van Ömer is volgens de advocaat-generaal gelegen in
de consistentie van zijn verklaringen. Geheel consistent zijn die verklarin-
gen natuurlijk niet, aldus de advocaat-generaal, maar dat valt ook niet te
verwachten bij iemand die zo vaak verhoord wordt. En soms is Ömer ook
door de verhoorders geholpen bij het terughalen van zijn herinneringen
aan een gebeurtenis die, toen hij verhoord werd, inmiddels al meer dan
een half jaar terug lag. Maar daar is volgens de advocaat-generaal geen
bezwaar tegen:
‘Dat een getuige bij stukjes en beetjes zich dingen weet te herinne-
ren, daartoe op geoorloofde wijze ondersteund, zoals in casu, door
de opsporingsambtenaren, [daar] kan geen bezwaar tegen bestaan.
Dan mag een witte auto een blauwe auto worden, indien de politie
hem die mogelijkheid voorhoudt.’
215
216
Op welke wijze uit het gedrag ter zitting zou blijken dat Ömer verklaarde
over wat hij echt had meegemaakt, legt de advocaat-generaal helaas niet
uit.
Hij gaat wel dieper in op gedrag van Ömer dat, zo zou je denken, definitief
zijn onbetrouwbaarheid bewijst: de zogenaamde bekentenis van Herman
tegenover Jeroen, die in werkelijkheid een door Ömer gemaakte vervalsing
bleek te zijn. Wat zegt de advocaat-generaal daarover?
217
Jeroen een handtekening zou zetten op een blanco vel papier? En aldus lijkt
de advocaat-generaal te betogen dat we niet weten wat er nu wel of niet
waar is van deze zogenaamd door Jeroen ondertekende verklaring, terwijl
in werkelijkheid uit deze verklaring met zekerheid blijkt dat Ömer tijdens
de behandeling in hoger beroep actief vals bewijs tegen zijn kompanen in
elkaar probeerde te zetten.
Het bewijs steunt weliswaar voornamelijk op de bekentenissen van Ömer,
maar daarnaast zijn er ook de bekentenissen van Şevket. Die zijn minder
belangrijk, omdat Şevket in zijn verklaringen allerlei kanten opgaat, nu
eens bekent en dan weer ontkent en uiteindelijk steeds ontkent. Waarom
kunnen delen uit bekennende verklaringen dan toch gebruikt worden voor
het bewijs? De advocaat-generaal zegt er het volgende over:
218
verdachten hebben gedaan wat hen ten laste is gelegd. Ze hebben allemaal
meegedaan aan het misdrijf op de Apeldoornseweg. Hij eist voor Nevzat
en Kemal twaalf jaar gevangenisstraf, voor Hasan en Huseyin tien jaar, en
voor Herman, Hamza en Şevket vijf jaar.
Het pleidooi
219
220
Het arrest
Op 12 december 2000 doet het hof uitspraak. Alle verdachten worden ver-
oordeeld. Het hof volgt bijna steeds de eis van het Openbaar Ministerie.
Nevzat en Kemal krijgen twaalf jaar. Hasan krijgt tien jaar. Huseyin krijgt
niet tien jaar, zoals het Openbaar Ministerie geëist had, maar vijf jaar.
(Hij zou immers, anders dan Nevzat, Kemal en Hasan, niet in de villa zijn
geweest.) Ook Herman, Hamza en Şevket krijgen vijf jaar. In dit lijstje ont-
breken uiteraard de namen van Ömer, Dave en Adnan: Ömer omdat hij
niet in beroep was gegaan tegen zijn veroordeling door de rechtbank, Dave
omdat hij niet meer in leven was, en Adnan omdat Duitsland geen eigen
onderdanen uitlevert.
Het arrest is vrij uitvoerig gemotiveerd. De belangrijkste vraag is natuur-
lijk: zijn de verklaringen van Ömer en Şevket voldoende betrouwbaar? Het
hof meent van wel. Wat Ömer en Şevket verklaren over een blauwe Volks-
wagen Golf, vindt steun in de getuige die verklaard had dat hij ten tijde
van het misdrijf een blauwe Volkswagen Golf de oprit van de villa had zien
221
inrijden. Het arrest vermeldt uiteraard niet dat Ömer allerminst uit eigen
beweging een blauwe Volkswagen Golf had genoemd. (Hoe Şevket geko-
men of gebracht is tot het noemen van zo’n soort auto, weten we eenvou-
digweg niet.) Het hof noemt in het arrest nog enkele vergelijkbare voor-
beelden die zouden pleiten voor de betrouwbaarheid van de verklaringen
van Ömer en Şevket. Het arrest noemt zelfs de plafondschilderingen:
‘Het hof stelt verder vast dat [Ömer] een beschrijving geeft van de
plafondschilderingen van de koepels aan het viaduct over de Cat-
tepoelseweg. Deze informatie van de situatie ter plaatse is niet al-
gemeen bekend en staaft op een ander onderdeel de verklaringen
van [Ömer].’
En dat andere onderdeel van Ömers verklaringen is dat hij gezegd had dat
hij ten tijde van het misdrijf over dat viaduct was gelopen. Dat Ömer pas
over die plafondschilderingen begon te verklaren nadat hij ze gezien had
tijdens de reconstructie, en dat deze beschrijving dus niets bewijst over
het misdrijf, heeft blijkbaar zelfs het hof niet beseft.
Net als de advocaat-generaal in zijn requisitoir laat ook het hof helemaal
in het midden wie nu de dader was die door Elisa was gezien en ook wie
er geschoten had. Je zou denken dat dit een en dezelfde persoon geweest
moet zijn, maar zelfs dat wordt door de gekozen formulering nadrukkelijk
opengelaten:
222
223
Het initiatief tot het schrijven van dit boek is afkomstig van Nevzat. Hij
heeft zich gemeld bij het project Gerede Twijfel van de juridische faculteit
te Maastricht. Wij hebben gebruikgemaakt van zijn dossier. In zijn dossier
zit ook informatie over de andere verdachten in de Arnhemse villamoord.
Naarmate de behandeling van deze zaak verder vordert, neemt de informa-
tie over de andere verdachten echter af. Bij de behandeling in hoger beroep
beschikten wij al niet meer over de pleidooien van de advocaten van de
andere verdachten. Bij wat er gebeurt na de behandeling in hoger beroep
beperkt onze informatie zich bijna uitsluitend tot de gebeurtenissen rond
Nevzat.
Na de veroordeling in hoger beroep is Nevzat in cassatie gegaan bij de Hoge
Raad. Deze cassatie is voor dit boek van minder belang. In cassatie gaat het
niet meer om de feiten, maar vooral om de vraag of het recht juist is toe-
gepast. De feiten zoals die zijn vastgesteld door het gerechtshof kunnen
dan niet meer ter discussie worden gesteld, en in dit boek gaat het om de
feiten, om de vraag of de veroordeelden wel of niet iets met de Arnhemse
villamoord te maken hebben gehad.
Toch zit er in het cassatieverzoek voor Nevzat van 31 mei 2001 een inte-
ressant punt. Cassatieadvocaat Gerard Spong wijst op verhoormethoden
waardoor het pressieverbod is geschonden. Zo zei verhoorder Ad tegen
Ömer dat als hij niet de waarheid vertelde, zijn baard er af zou worden
225
226
‘Je brief van december 2000 heb ik in goede orde ontvangen. Helaas
is je brief te summier om te beoordelen of je zaak interessant kan
zijn voor mijn programma. Misschien kun je mij schriftelijk meer in-
formatie verschaffen omtrent jouw zaak. Aan de hand daarvan zal
ik besluiten of ik iets voor je kan doen.’
Van verder contact tussen Nevzat en Peter R. de Vries is ons niets bekend. In
2004 meldt Nevzat zich bij het project Gerede Twijfel in Maastricht. Daar-
na duurt het nog jaren voordat wij kunnen beschikken over het gehele dos-
sier en nog meer jaren voordat wij ook de banden van de verhoren kunnen
bekijken.
227
249
251
252