Professional Documents
Culture Documents
Bestuursrecht Samenvatting
Bestuursrecht Samenvatting
Nederland was een nachtwakersstaat, dat houd in dat de openbare orde altijd al
gehandhaafd werd, De overheid moest als een nachtwaker over de veiligheid van de burger
waken en had vooral taken op het terrein van de openbare orde, veiligheid en defensie.
Sinds de jaren 80 is de overheid geen nachtwaker meer. Nederland word nu een
verzorgingsstaat genoemd. Dat wil zeggen dat de overheid de taak heeft om de burger op
verschillende terreinen een bestaansminimum te bieden als hij daar zelf niet voor kan
zorgen.
Bestuursrecht
Bestuursorgaan
= Voert een deel van de taken van de overheid uit. Zo beslissen bestuursorganen over de
afgifte van vergunningen, over belastingaanslagen en over het toekennen van een uitkering.
Art. 1:1 Awb geeft 2 omschrijvingen van een bestuursorgaan:
1. een orgaan van een rechtspersoon dat krachtens publiekrecht is ingesteld
Een rechtspersoon is een instelling of onderneming die een eigen leven leidt in het recht. Er
zijn 2 soorten rechtspersonen: privaatrechtelijke rechtspersonen en publiekrechtelijke
rechtsperonen. Privaatrechtelijke rechtspersonen worden opgericht door mensen of
organisaties en publiekrechtelijke rechtspersonen niet, die worden namelijk in het leven
geroepen door de wet om een deel van de overheidstaak uit te voeren (vb: gemeente,
provincie en het rijk ook wel ´Openbaar lichaam´ genoemd)
Openbaar lichaam bestaat uit bestuursorganen, dat zijn onderdelen van het openbaar
lichaam. Hiermee bedoelen we de personen of instanties die namens de rechtspersoon
handelen.
Organen:
• Gemeente = burgemeester, het college van B&W en de gemeenteraad.
• Provincie = commissaris van de koning, gedeputeerde staten en provinciale staten
• Rijk = minister en regering
2. een andere persoon of ander college met enig openbaar gezag bekleed
Hierbij gaat het om instellingen of bedrijven die een overheidstaak verrichten en daarvoor
ook wettelijke bevoegdheden hebben. (garage die een apk-keuring doet, CBR etc.) Organen
van publiekrechtelijke rechtspersonen noemen we a-organen en colleges met openbaar
gezag b-organen. Bij a-organen valt alles wat ze doen onder de Awb en voor B-organen geldt
de Awb alleen als e met hun overheidstaak bezig zijn. (bijv. Garagehouder alleen gebonden
aan het bestuursrecht bij een apk-keuring en niet bij het verkopen van de auto)
Geen wettelijke basis omdat bij mandaat geen bevoegdheid wordt overgedragen is er
daarom geen wettelijke grondslag vereist. Sommige gevallen zijn verboden, zo mag de
bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften te maken niet worden
gemandateerd (art. 10: 3 lid 2 Awb).
Hoofdstuk 4
Bestuurshandelingen
Rechtshandelingen
Ze zijn bedoeld een rechtsgevolg te hebben. Dat wil zeggen dat een rechtshandeling tot
doel heeft om nieuwe rechten en plichten te scheppen. Dit is bijvoorbeeld een
koopovereenkomst
Feitelijke handelingen
Ze zijn niet gericht op rechtsgevolg of het scheppen van rechten en plichten. Ze worden
uitgevoerd omdat er een klus moet worden geklaard. Dit is bijvoorbeeld een speeltuin
aanleggen, huisvuil ophalen, gemeentelijk zwembad schoonmaken etc.
Onbedoelde rechtsgevolgen
Feitelijke handelingen hebben niet de bedoeling om rechten en plichten te scheppen,
maar soms doen ze dat onbedoeld wel. Bijvoorbeeld de gemeenteambtenaar die bij het
ouderhoud van het park plotseling met een machine uitzwenkt en daardoor een fietser
raakt, ontstaat er bij het gemeentebestuur de wettelijke plicht om de schade van deze
fietser te vergoeden (art. 6:162 BW)
Rechtshandelingen
Privaatrechtelijke Publiekrechtelijke
Rechtshandelingen Rechtshandelingen
(besluit)
Privaatrechtelijke rechtshandelingen
Speelt zich af in het burgerlijk recht. Zijn gericht op het scheppen van rechten en
plichten in het burgerlijk recht. Bijvoorbeeld koopovereenkomst, huurovereenkomst.
Publiekrechtelijke rechtshandelingen
Deze rechtshandeling kan alleen door bestuursorganen worden verricht. Bedoeling
ervan is dat er rechten en plichten ontstaan in het bestuursrecht. Bijvoorbeeld een
vergunning afgeven, belastingaanslag opleggen en een bestemmingsplan vaststellen. Als
deze rechtshandeling op papier staat is het een besluit.
Het besluit is volgens art. 1:3 AWB een:
• Schriftelijke beslissing
Het moet op papier staan, want het schept rechten en plichten. De inhoud daarvan
moet op papier staan, zodat de burger weet waar hij aan toe is en welke rechten en
plichten hij heeft. Regels van het digitaal verkeer staan in art. 2:13 tm 17 Awb.
• Afkomstig van een bestuursorgaan
Want alleen bestuursorganen hebben de bevoegdheid om een besluit te nemen.
• Publiekrechtelijke rechtshandeling
De inhoud van een besluit bestaat hieruit. Dit wil zeggen uit een handeling van een
bestuursorgaan die is bedoeld om binnen het bestuursrecht rechten en plichten te
scheppen.
Besluiten
Voorbereiding en hoorplicht
• Hoorplicht geldt als het bestuursorgaan van plan is de aanvraag af te wijzen en zijn
afwijzend besluit mede baseer op gegevens die niet door de aanvrager zelf zijn
aangeleverd art. 4:7 en 4:8 Awb
*directe belanghebbende= op wie het besluit zich richt, derde-belanghebbende= op wie het
besluit zich niet richt.
• Een bestuursorgaan moet een direct belanghebbende horen als het bij het nemen
van een belastende beschikking uitgaat van gegevens die de directe belanghebbende
niet zelf heeft aangeleverd.
• Zijn er derden-belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben
tegen het besluit, dan moet het bestuursorgaan ook hen horen als het zijn besluit
baseert op gegevens die niet door de derden-belanghebbenden zelf zijn aangeleverd
art. 4:8 Awb.
• Uitzonderingen hoorplicht in art. 4:11 Awb
• Bij het opleggen van een financiële plicht hoeft een bestuursorgaan de
belanghebbende niet te horen art. 4:12 Awb. (geen hoorplicht voor de
belastingdienst)
Indeling Awb
H1= Inleidende bepalingen
H2= Verkeer tussen burgers en bestuursorganen
H3= algemene regels over besluiten.
H4= regels over bijzondere besluiten.
H5= Handhaving
H6= Algemene regels over bezwaar en beroep
H7= Bijzondere regels over bezwaar en administratief beroep
H8= Bijzondere bepalingen over beroep bij de rechtbank
H9= Klachtbehandeling
H10= Bepalingen over bestuursorganen
H11= Overgangs- en slotbepalingen
Wet openbaarheid van bestuur
• De WOB regelt de openbaarmaking van bepaalde documenten door de overheid.
• Vooral journalisten gebruiken regelmatig de WOB om informatie boven tafel te
krijgen. Ze dienen dan een WOB-verzoek in.
• Een WOB-verzoek kan alleen worden gericht aan een bestuursorgaan.
• Bovendien geldt als eis in de WOB dat alleen informatie kan worden opgevraagd die
ergens is vastgesteld, bijvoorbeeld elektronisch of papier. Je kunt geen WOB-
verzoek indienen voor wat er tijdens een overleg gezegd is, maar je kunt wel via een
WOB-verzoek vragen om bekendmaking van het verslag van dit overleg.
• Voorwaarde voor het inwilligen van een WOB-verzoek is dat de informatie gaat over
een bestuurlijke aangelegenheid. WOB noemt wel een aantal redenen voor een
bestuursorgaan om de gevraagde informatie te weigeren: Dat mag als de veiligheid
van de staat in het geding is, of vanwege het belang van betrekkingen met het
buitenland of het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, of als
de gevraagde informatie te veel de privacy van een of meer personen schendt.
• Bestuursorgaan moet binnen 4 weken reageren op het WOB-verzoek, deze termijn
kan met eenmaal 4 weken worden verlengd, maar het bestuursorgaan moet dit wel
schriftelijk aan de aanvrager laten weten.
• Tegen weigering is bezwaar en beroep mogelijk.
Hoofdstuk 7
Bekendmaking
= Een besluit treedt niet in werking voordat het bekend is gemaakt art. 3:40 Awb.
Bekendmaking wordt gedaan door het toezenden/overhandigen van het besluit, als dat niet
mogelijk is door het grote aantal belanghebbenden; dan kan het ook evt. in de krant art.
3:41 Awb. Gelijk met de bekendmaking of meteen daarna, moet het besluit worden
meegedeeld aan alle burgers/instanties die bij de voorbereiding van het besluit hun mening
hebben gegeven art. 3:43 Awb.
Fase 1: De last
De beslissing om bestuursdwang toe te passen moet op schrift worden
gesteld, zo bepaalt art. 5:24 Awb. Deze beslissing is een beschikking.
Daarnaast geeft art. 5:24 Awb extra voorschriften voor de beschikking over
bestuursdwang. Zo moet het bestuursorgaan aangeven welk wettelijk
voorschrift is overtreden, en het moet precies beschrijven wat de
belanghebbende moet doen om toepassing van bestuursdwang te
voorkomen. Daarbij moet een termijn worden gesteld waarbinnen de
belanghebbende nog de kans krijgt om de overtreding zelf ongedaan te
maken.
Strafrechtelijke handhaving
= Als een bestuursrechtelijke overtreding ook een strafbaar feit is, staat het bestuursorgaan
voor de keus. Het kan de zaak zelf afdoen door een bestuurlijke sanctie op te leggen, of
aangifte doen van een strafbaar feit. In dat geval geeft het bestuursorgaan de zaak uit
handen. Want het bestuursorgaan mag zelf geen strafbare feiten vervolgen of straffen
opleggen. Als het bestuursorgaan aangifte doet van een strafbaar feit, komt de officier van
justitie in beeld.
• Wet op de economische delicten
Deze wet kent een aantal eigen straffen en maatregelen, zoals het stilleggen of het
onder bewind stellen van een bedrijf. In art. 1 en 1a WED worden veel strafbare
feiten uit de verschillende bijzondere wetten aangewezen als economisch delict. Wie
een strafbaar feit pleegt, wordt gezien als economisch delict en bericht op grond van
WED.
Privaatrechtelijke handhaving
= Privaatrechtelijke handhaving van bestuursrechtelijke geboden is meestal niet mogelijk,
zeker niet als een bestuursorgaan een bestuurlijke bevoegdheid heeft die tot hetzelfde
resultaat kan leiden.
Gedogen
= Betekent dat een bestuursorgaan er bewust voor kiest om niet op te treden tegen een
bestuurlijke overtreding. Je moet bij deze bijzondere omstandigheden vooral denken aan
overmachtssituaties en overgangssituaties.
• Overmacht
Hierbij moet je denken aan situaties waarin de overtreder er niets aan kan doen dat
hij de overtreding pleegt
• Overgang
Omdat de vergunning eraan komt, zal het bestuursorgaan kunnen besluiten om het
bedrijf zonder vergunning tijdelijk te gedogen. Is alleen toegestaan bij wijze van
uitzondering en voor een beperkte periode.
• Vormen van gedogen
Een illegale situatie kan stilzwijgend worden gedoogd. Als een bestuursorgaan een
illegale toestand uitdrukkelijk gedoogt, wil dit zeggen dat het echt een besluit neemt
dat de situatie voorlopig wordt toegestaan. Het bestuursorgaan kan dit besluit
mondeling mededelen of bekendmaken in een schriftelijke gedoogverklaring. Deze
gedoogverklaring is een beschikking, dit betekent dat het bestuursorgaan alle
belangen moet afwegen en zijn gedoogbesluit goed moet motiveren.
Belanghebbende kunnen bezwaar maken en zo nodig beroep tegen de
gedoogbeschikking.
Hoofdstuk 10
Een van de kenmerken van de rechtsstaat is dat de onafhankelijke rechter het handelen van
de overheid beoordeelt. Voor het bestuursrecht betekent dit dat een belanghebbende die
het niet eens is met de beschikking, in beroep kan gaan bij de rechter. De mogelijkheden
voor burgers om zich tegen een besluit van een bestuursorgaan te verzetten wordt
rechtsbescherming genoemd. De Awb geeft in hoofdstukken 6, 7 en 8 een uitgebreide
regeling voor de rechtsbescherming tegen besluiten. Voordat een belanghebbende bij de
rechtbank in beroep kan gaan, moet hij een voorprocedure doorlopen. In de meeste
gevallen is de voorprocedure het bezwaarschriftprocedure. Dat wil zeggen dat de
belanghebbende eerst een bezwaarschrift schrijft aan het bestuursorgaan dat het besluit
genomen heeft.
Belanghebbende en besluit
= 2 voorwaarden die gelden voor bezwaar en beroep
Bezwaar en beroep zijn alleen mogelijk tegen besluiten van bestuursorganen.
• Belanghebbende
Art. 1:2 Awb zegt het kort en bondig: belanghebbende is degene wiens belang
rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
• Beschikkingen art. 1:3 lid 2 Awb
Dit zijn besluiten die zich richten op een individuele persoon of een concrete zaak.
Art. 6:13 Awb bepaalt dat de schriftelijke weigering om een besluit te nemen gelijk
wordt gesteld met een beschikking. Er is ook nog een fictieve beschikking. Dit is de
denkbeeldige beschikking voor het geval een bestuursorgaan binnen de gestelde
termijn niet reageert op een aanvraag. Tegen deze beschikkingen staan bezwaar en
beroep OPEN.
▫ Plannen
Een ander type besluit. Alleen plannen die rechten en plichten scheppen,
zoals het bestemmingsplan, zijn besluiten. Tegen deze plannen staan
bezwaar en beroep OPEN.
▫ Algemeen verbindende voorschriften
Dit zijn ook besluiten, art. 8:2 Awb bepaalt dat tegen algemeen verbindende
voorschriften en beleidsregels GEEN bezwaar en beroep mogelijk zijn.
*In art 8:2 t/m 8:6 Awb beschrijft de Awb tegen welke besluiten geen bezwaar en beroep
kunnen worden ingesteld.
Administratief beroep
Kenmerk daarvan is dat de bezwaarmaker met zijn bezwaren naar een ander
bestuursorgaan gaat. Als een bijzondere wet bepaalt dat tegen een besluit van het college
van B&W bijvoorbeeld beroep openstaat bij de gemeente raar of bij gedeputeerde staten, is
er sprake van administratief beroep. Deze procedure lijkt op de bezwaarschriftprocedure en
is geregeld in afdeling 7.3 van de Awb. Hierbij gelden er andere beslistermijnen, en ook de
regels van het horen van belanghebbende wijken enigszins af.
• Bezwaar of administratief beroep
Om te weten welke voorprocedure er moet worden gevold, moet er worden
gekeken in de bijzondere wet. Als de bijzondere wet administratief beroep
voorschrijft, volgt de belanghebbende die weg. Daarna kan hij in beroep bij de
rechtbank. Geeft de bijzondere wet geen regels over de voorprocedure, dan moet de
belanghebbende bezwaarprocedure uit de AWB volgen voordat hij beroep kan
instellen bij de rechtbank.
• Administratief beroep is uitzondering
Deze weg wordt alleen gekozen als er echt een goede reden is om een ander
bestuursorgaan te betrekken bij de bezwaren tegen het besluit.
• Vol beroep
In de bezwaarprocedure en in administratief beroep wordt het besluit volledig
beoordeeld, we spreken in dit geval van ‘vol beroep’. Dat wil zeggen dat het
bestuursorgaan niet alleen kijkt naar de rechtmatigheid van het besluit, maar ook
naar de doelmatigheid daarvan.
Hoofdstuk 11
Regeling van beroep in de Awb
De beroepsprocedure is geregeld in hoofdstuk 8 van het Awb. Bepalingen uit ander
hoofdstukken zijn ook van belang, bijvoorbeeld de algemene bepalingen over bezwaar en
beroep uit hoofdstuk 6.
Beroepsprocedure:
1. Indienen beroepschrift
In dit beroepschrift legt de belanghebbende uit waarom hij het niet eens is met de
beschikking op bezwaar. De beroepstermijn bedraagt 6 weken, te rekenen vanaf de
dag na de datering van de beschikking op bezwaar art. 6:7 en 6:8 Awb. De inhoud
van een beroepschrift -> art. 6:5 Awb; belanghebbende vraagt om vernietiging en
niet om heroverweging.
2. Bevestiging van ontvangst art. 6:14 Awb.
Dit stuurt de rechtbank, zodat de belanghebbende weet dat het is ontvangen.
3. Vooronderzoek
De rechtbank vraagt wederpartij om een schriftelijke reactie op het beroepschrift.
Het vooronderzoek is bedoeld om alle feiten die van belang zijn voor de zitting,
boven water te krijgen.
4. Behandeling ter zitting
Alle betrokkenen krijgen ter zitting de gelegenheid om hun mening over het besluit
en over het beroepschrift tegen dit besluit te geven.
5. Uitspraak
• Kosten beroepsprocedure
Als de rechtbank een beroepschrift ontvangt, krijg de indiener meteen een
acceptgiro waarmee hij de griffierechten kan betalen. Dit zijn de administratiekosten
die de rechtbank in rekening brengt voor de behandeling van het beroep. In
bestuurszaken zijn voor ‘natuurlijke personen’ de basisbedragen voor de
griffierechten 45 euro voor zaken over huurtoeslag en sociale zekerheid, en 167euro
voor de overige zaken. Burgers mogen zelf procederen in het bestuursrecht maar ze
kunnen ook een advocaat inschakelen.
Vereenvoudigde behandeling
Als de uitkomst van de beroepszaak meteen na het lezen van het beroepschrift al duidelijk
is, kan het vooronderzoek snel worden afgesloten en is een zitting niet nodig. De rechtbank
komt dan meteen met zijn uitspraak. Deze vereenvoudigde behandeling is mogelijk volgens
art. 8:54 Awb als:
• De rechter duidelijk onbevoegd is
• Het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is
• Het beroep kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is
Is een belanghebbende het of een bestuursorgaan het niet eens met deze vereenvoudigde
behandeling, dan kan hij ‘verzet doen’ bij de rechtbank art. 8:55 Awb. Als de rechtbank het
verzet gegrond verklaart, wordt het beroep daarna volledig behandeld. Bepaalt de
rechtbank dat het verzet ongegrond is dan blijft de uitspraak na de vereenvoudigde
behandeling overeind.
Bestuurlijke lus art. 8:80a Awb
Als er een vormfout kleeft aan de uitspraak van een bestuursorgaan, moet de rechtbank
formeel het besluit vernietigen. Het bestuursorgaan kan dan na de uitspraak een nieuw
besluit nemen waarin de fout wordt hersteld. De rechter kan bij een vormfout in een besluit
de rechtszaak tijdelijk stopzetten en in een tussenuitspraak het bestuursorgaan in de
gelegenheid te stellen de vormfout te herstellen. Maakt het bestuursorgaan gebruik van die
gelegenheid, dan gaat de procedure weer door als het aangevulde besluit er ligt. De
bestuurlijke lus is bedoeld om onnodig en of langdurig te procederen te voorkomen.
Hoger beroep
I I I
Centrale Raad van College van Beroep Afdeling Bestuursrechtspraak van
Beroep: voor het bedrijfsleven: de Raad van state:
Uitkeringen en sociaal-economische overige beroepszaken
Ambtenaren zaken besluiten
Voorlopige voorziening
Een belanghebbende die een snelle uitspraak nodig heeft, kan om een voorlopige
voorziening vragen aan de voorzieningenrechter van de rechtbank. Hij vraagt de
voorzieningenrechter dan om een tijdelijke uitspraak over de zaak, voor de duur van de
procedure. De tijdelijke uitspraak ofwel voorlopige voorziening vervalt op het moment dat
er een definitief besluit ligt. Een voorlopige voorziening kan alleen worden gevraagd als er
een bezwaar/beroepsprocedure in gang is gezet. Want er moet samenhang zijn tussen de
bodemprocedure en de voorlopige voorziening.
• Procedure afdeling 8.3 van de Awb
Het gaat hetzelfde als bij een beroepsprocedure alleen is het sneller en is er geen
vooronderzoek. Verzoekschrift van belanghebbende om een voorlopige voorziening,
hierin moet duidelijk zijn dat hij spoedeisend belang heeft, dat er tegen hetzelfde
besluit al een beroep/bezwaar zaak bezig is, en om welke maatregel hij verzoekt.
• Competentie
De voorzieningenrechter van het rechterlijk college dat bevoegd is om de zaak in
beroep te behandelen, is ook bevoegd in de procedure voor een voorlopige
voorziening.
*Geen termijn verbonden aan het verzoek van voorlopige voorziening, kan gedurende het
hele proces.
• Kortsluitingsprocedure
Art. 8:86 Awb; als de voorzieningenrechter meent dat hij meteen een beslissing kan
geven in de hoofdzaak omdat er geen vooronderzoek nodig is, mag hij onmiddellijk
uitspraak doen in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter geeft in dat geval geen
voorlopige voorziening maar doet uitspraak in de bodemprocedure. Is speciaal
bedoeld voor eenvoudige beroepszaken.
Bijzondere rechtsgangen
Hiermee bedoelen we een andere rechter dan de bestuursrechter van de rechtbank,
bevoegd is om beroep tegen een besluit te behandelen. Het staat in de bijzondere wet.
• Het ABRvS al rechter in eerste aanleg en enige aanleg
Dat wil zeggen dat beroep tegen een besluit meteen bij de ABRvS moet worden
ingesteld en dat er daarna geen hoger beroep meer mogelijk is.
• De CRvB als rechter in eerste en enige aanleg
• Het CBb voor het bedrijfsleven
Klachtbehandeling
In dit geval protesteert een burger of een bedrijf tegen een gedraging van een
bestuursorgaan. Dit is aan de orde als de burger of het bedrijf vindt dat de overheid hem
niet zorgvuldig behandelt.
• Interne klachtprocedure
Art. 9:12 Awb bepaalt dat eenieder het recht heeft om bij een bestuursorgaan een
klacht in te dienen over de wijze waarop dit bestuursorgaan ten opzichte van hem
heeft gedragen. Het indienen van een klacht gebeurt via een klaagschrift, dit is een
brief aan het bestuursorgaan waarin de klager zijn klacht beschrijft. De klacht moet
vervolgens worden behandeld door een persoon die zelf niets te maken heeft met
de gedraging waarover geklaagd wordt. Dan volgt er een hoorzitting, en dan een
uitspraak van het bestuursorgaan. De bestuursorgaan beoordeeld dan of de klacht
gegrond of ongegrond is. Daarnaast kan het bestuursorgaan in zijn uitspraak
conclusies aan de klacht verbinden. Deze conclusies bestaan meestal uit
maatregelen die moeten voorkomen dat eenzelfde klacht opnieuw zal ontstaan
• Klachtencommissie
Als de bijzondere wet dit verplicht stelt, of als het bestuursorgaan dit zelf zo bepaalt,
kan het bestuursorgaan een speciale klachtencommissie benomen voor de
afhandeling van de klachten art. 9:13 e.v. Awb. De klachtencommissie houdt de hele
procedure aan, maar uiteindelijk is het aan de bestuursorgaan zelf om een definitief
oordeel te geven over de klacht. Als dit oordeel teveel afwijkt van het advies, dan is
het bestuursorgaan verplicht om het advies van de klachtencommissie bij zijn
oordeel toe te voegen.
• Externe klachtbehandeling
Als de klager niet tevreden is over de interne behandeling door het bestuursorgaan,
dan kan hij vervolgens een klacht indienen bij de ombudsmand. Maar art. 9:17 Awb
bepaalt dat externe klachtbehandeling ook mogelijk is door een ombudsman die in
het leven is geroepen door de Provinciewet, de Gemeentewet, de Wet
gemeenschappelijke regelingen of de Waterschapswet. Voorwaarde voor
klachtbehandeling voor de nationale ombudsman is dat de klager de interne
klachtprocedure heeft doorlopen art. 9:20 Awb.
▫ Procedure: Start met een schriftelijk verzoek aan de ombudsman om een
bepaalde gedraging van een bestuursorgaan te onderzoeken. De ombudsman
geeft, na een onderzoek, in zijn oordeel aan of het bestuursorgaan zich
behoorlijk of niet behoorlijk heeft gedragen. De ombudsman kan alleen een
oordeel geven over de ingediende klacht.
▫ Oordeel: Hij gaat in zijn onderzoek onder na of de gedraging;
= In overeenstemming is met het geschreven recht
= redelijk is
= voldoet aan het beginsel van rechtszekerheid
= niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel
= gemotiveerd is
= zorgvuldig is
Na afsluiting van het onderzoek komt de ombudsman met een rapport waarin hij zijn
conclusies gemotiveerd vastlegt. Dit rapport gaat naar het bestuursorgaan waarover
geklaagd is, en naar de klager. Dit rapport is Openbaar. 1x per jaar zend hij een
jaarverslag naar de 1e en 2e kamer. De ombudsman wordt benoemt door de 2e
kamer uit een voordracht van 3 personen. Deze voordracht wordt gedaan door de
vicevoorzitter van de Raad van State en de voorzitters van de Rekenkamer en de
Hoge raad.
• Zaken die ombudsman niet behandelt -> art. 9:22 Awb
Er kan alleen worden geklaagd over gedragingen waartegen geen beroep en bezwaar
mogelijk zijn. En de klacht mag niet gaan over de inhoud van wettelijke regels of over
de inhoud van rechterlijke uitspraken.
Schema rechtsbescherming
1. Bepaal om welk type bestuurshandeling het gaat.
Betreft het een gedraging van een bestuursorgaan, dan kan daarover een klacht
worden ingediend bij het desbetreffende bestuursorgaan/ombudsman. Gaat het
om een feitelijke handeling, dan is bijna altijd de burgerlijke rechter bevoegd om
van de zaak kennis te nemen. Is er sprake van een privaatrechtelijke
rechtshandeling, dan moet de zaak eveneens worden voorgesteld aan de
burgerlijke rechter. Betreft het een publiekrechtelijke rechtshandeling, dan is er
sprake van een besluit.
2. Ga na op welke bijzondere wet of op welke verordening het besluit is
gebaseerd.
Als de bijzondere geen eigen regels geeft over het bezwaar en beroep, dan zijn
de algemene regels van het Awb van toepassing.
3. Stel vast of tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.
Dit kan worden vastgesteld aan de hand van art. 1:3, 6:1, en 8:1 t/m 8:6 Awb.
Bezwaar en beroep is mogelijk tegen; beschikkingen, de schriftelijke weigering
om een besluit te nemen, fictieve beschikkingen, plannen voor zover zij aan te
merken als een besluit.
4. Dien een bezwaarschrift in tegen het bestuursorgaan dat het besluit genomen
heeft.
6. Wordt het beroep afgewezen, stel dan vast bij welk college hoger beroep moet
worden ingesteld.
Art. 37 Wet op de Raad van State en art. 18 Beroepswet kan worden vastgesteld
welk van deze twee colleges het hoger beroep behandelt.
7. Kan een beslissing in bezwaar of beroep niet worden afgewacht, dien dan ook
een verzoek in om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter van
de rechtbank.
De procedure voor een voorlopige voorziening staat in hoofdstuk 8 van de Awb
vanaf art. 8:81 Awb.
Hoofdstuk 12
Wat is ruimtelijke ordening?
Dit is wanneer de overheid zich bemoeit het met verdelen van de ruimte voor verschillende
doeleinden. De manieren waarop de overheid zich bemoeit met het verdelen van de ruimte
en de bevoegdheden die de overheid daarbij heeft, zijn vastgesteld in de Wet Ruimtelijke
ordening (Wro). Belangrijke aspecten voor de ruimtelijke ordening zijn:
1) Groei van de bevolking
2) Samenstelling van de bevolking (in leeftijdsgroepen bijvoorbeeld)
3) Toename van de welvaart, die onder meer onze keuzes voor wonen bepaalt
4) Ontwikkelingen op het gebied van volkshuisvesting (aantal en soort van woningen)
5) Meer aandacht voor milieu en gezondheid
6) Toename van vrije tijd (meer behoefte aan natuurgebieden, recreatie)
7) Toename van de mobiliteit (meer wegen, fietspaden)
8) Aandacht voor de economische situatie (werkgelegenheid, concurrentiekracht)
9) Modern waterbeheer (gevolgen stijging zeespiegel, klimaatverandering)
De gemeentelijke structuurvisie
Art. 2:1 Wro. Elke gemeente is verplicht om een structuurvisie vast te stellen. Binnen de
gemeente is de gemeenteraad bevoegd omdat te doen. Er is eigenlijk geen procedure
voorgeschreven ter vaststelling van de structuurvisie. Gemeenten mogen dat ook weer zelf
bepalen. Uiteraard is het goed de bevolking te betrekken bij de vaststelling van een
structuurvisie. Vaak bestaat er ook de gelegenheid schriftelijk of mondeling te vertellen wat
je ervan vindt. Daarna wordt de structuurvisie in de gemeenteraad behandeld en
vastgesteld. Tegen de beslissing tot vaststelling van de structuurvisie kunnen burgers en
bedrijven niet opkomen bij de rechter. Dat komt omdat de structuurvisie nog te globaal is
en geen bindende regels voor de burger en bedrijven bevat. Dat is anders dan bij het
bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan
Art. 3:1 Wro. Net als bij de structuurvisie zie je ook hier de verplichting voor de gemeente
om een bestemmingsplan vast te stellen. En net als bij de structuurvisie is ook hier de
gemeenteraad het bestuursorgaan van de gemeente dat moet overgaan tot vaststelling van
het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen:
1) Plankaart
Wordt ook wel ‘de verbeelding’ genoemd. Op de plankaart wordt het gebied
weergegeven, meestal op een schaal van 1:1000.
2) Regels
In deze regels is precies opgegeven wat de bestemming inhoudt. Dat wil zeggen dat
er staat waarvoor het perceel gebruikt mag worden en of en op welke manier er op
het perceel gebouwd mag worden voor het doel waarvoor het perceel bestemd is.
3) Toelichting
De gemeenteraad, die het bestemmingsplan vaststelt, geeft daarin weer waarom
een bepaalde bestemming gelegd is. De toelichting is juridisch niet bindend maar
helpt wel bij de uitleg van de plankaart en de planregels
Als er op een perceel niks staat, en iemand wilt er alsnog een woning op bouwen. Dan heeft
die persoon een omgevingsvergunning nodig. In de wet algemene bepalingen
omgevinsgrecht (de Wabo) staat namelijk dat je niet mag bouwen zonder
omgevingsvergunning. De eigenaar van het perceel moet dus een omgevingsvergunning bij
het college van B&W van de gemeente aanvragen. Het college kijkt dan of de bouw van de
woning in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Als aan de voorwaarde van het
bestemmingsplan is voldaan, verleent het college van B&W de omgevingsvergunning en
mag de aanvrager van de vergunning gaan bouwen. Stel dat woning gebouwd is en de
eigenaar besluit de woning te gaan gebruiken als kantoor, dan is dit in strijd met de
bestemming. Het perceel en dus de woning mocht alleen gebruikt worden voor
woondoeleinden. De eigenaar overtreedt de regels. Het college van B&W kan daar dan
handhavend tegen optreden en een einde maken aan het illegale gebruik. De Wabo
verbiedt namelijk het gebruiken van een perceel in strijd met de bestemming.
Schadevergoeding ‘planschade’
Het is wettelijk verplicht dat de gemeente bestemmingsplannen maakt. De gemeente
handelt in het algemeen belang. Maar de vaststelling van een bestemmingsplan kan ook tot
gevolg hebben dat iemand schade lijdt. Op grond van art. 6.1 Wro kent het college van B&W
een tegemoetkoming toe aan iemand die in de vorm van een inkomensderving of
vermindering van de waard van een onroerende zaak schade lijdt. Dat hoeft alleen maar als
de schade een gevolgd is van de vaststelling van een bestemmingsplan, een inpassingsplan
of een provinciale verordening, of in een aantal andere, in de wet genoemde gevallen.
Hoofdstuk 13
De waardering van de omgeving gaat verder dan alleen de ruimtelijke ordening. Het recht
daarvoor is geschreven, noemen we het omgevingsrecht. Opsomming van de belangrijkste
wetten die tot het omgevingsrecht worden gerekend
• Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Deze wet regelt welke vergunningen nodig zijn. De wet geeft ook regels voor de
handhaving van de verleende vergunningen.
• Wet ruimtelijke ordening (Wro)
In deze wet worden regels gegeven over plannen die de overheid maakt op het
gebied van de ruimtelijke ordening.
• Woningwet (wonW)
Geeft regels over de staat van bestaande bouwwerken, over het gebruik daarvan en
over de welstand.
• Onteigeningswet (Ow)
De overheid zal altijd proberen of ze die grond kan aankopen. Als dat niet lukt, kan
de overheid de grond onteigenen. De eigenaar is dan verplicht de grond tegen een
door de rechter vast te stellen prijs te verkopen aan de overheid.
• Wet milieubeheer (WMB)
Deze wet kent bepalingen over algemene onderwerpen op het gebied van de
milieuhygiëne. In deze wet kun je ook bepalingen over afval aantreffen.
• Waterwet
Gaat over het beheer en het gebruik van watersystemen.
• Monumentenwet (Monw)
Geeft bepalingen over bescherming van door het Rijk aangewezen monumenten.
• Tracéwet
Gaat over de planning van onze belangrijkste verbindingen voor autoverkeer,
sportverkeer en verkeer over water.
De omgevingsvergunning
Art. 2.1 Wabo bepaalt dat het verboden is een project uit te voeren zonder
omgevingsvergunning. Een project kan geheel of gedeeltelijk bestaan uit:
• Het bouwen van een bouwwerk
• Het uitvoeren van een werk of werkzaamheid als daar volgens het bestemmingsplan
een vergunning voor nodig is
• Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan
• Het in gebruik nemen van een bouwwerk als daarvoor brandveiligheidseisen gelden
• Het oprichten, veranderen van de werking of in werking hebben van een inrichting
• Het slopen, verplaatsen of wijzigen van een beschermd monument
• Het slopen van een bouwwerk als dat in het bestemmingsplan is bepaald
• Het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht
• Het verrichten van een andere, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen,
activiteit.
Daarnaast kan het ook nog zijn dat de gemeente of de provincie voor bepaalde activiteiten
een omgevingsvergunning eist. Dat moet dan in een gemeentelijke verordening of
provinciale verordening zijn vastgesteld. Deze activiteiten zijn opgesomd in art. 2.2 Wabo:
• Het slopen, verplaatsen of wijzigen van een beschermd gemeentelijk monument
• Het aanleggen van een uitweg
• Het kappen van bomen
• Het aanbrengen van handelsreclame op een gebouw